Een houding- en bewegingsprogramma voor ouderen met depressieve klachten in de psychiatrie
Hedwig Hendriks, Tabea Behrends
Afstudeerproject fysiotherapie, HAN Nijmegen In samenwerking met GGZ Noord-Midden Limburg te Venray, 2006/2007
Inhoudsopgave
Pag.
Inleiding........................................................................................................................3 Criteria voor selectie doelgroep……………………………………………………………5 Specifieke criteria.........................................................................................................6 Hoe bouw je een sessie op?......................................................................................13 Agenda.......................................................................................................................14 Literatuurlijst...............................................................................................................15 De oefeningen……………………………………………………………………………...16 Warming-up en cooling-down…………………………………………………………….17 Hoofdfase: Mobiliteit………………………………………………………………………….….18 Kracht………………………………………………………………………………..44 Coördinatie …………………………………………………………………………56 Spellen………………………………………………………………………………………70
2
Inleiding Dit is een houding- en bewegingsprogramma bedoeld voor ouderen met depressieve klachten die wonen op een afdeling binnen de chronische psychiatrie. Ouderen met depressieve klachten kunnen dezelfde symptomen vertonen als bij een depressieve stoornis, alleen komen deze niet in hetzelfde aantal en dezelfde mate voor zoals beschreven volgens de strenge criteria van “DSM-IV”. Uit een onderzoek naar depressieve klachten in verzorgingstehuizen is gebleken dat 13% van de bewoners depressieve klachten vertoont (Eisses, 2005). Het percentage depressieve klachten in de ouderenpsychiatrie ligt echter veel hoger. Onderzoek van Roth in 1955 stelde vast, dat ongeveer 50% van de bewoners binnen de ouderenpsychiatrie met depressieve klachten te kampen heeft (Godderis, 1985). Anno 2007 kan ervan uitgegaan worden dat dit percentage niet aanzienlijk is veranderd. Naast de uit de leeftijd resulterende degeneratieve veranderingen van het lichaam hebben ook depressieve klachten een zichtbare invloed op de houding. Door verlies aan energie en interesse in de omgeving keren mensen met depressieve klachten vaak in zichzelf, ze reageren niet meer op prikkels van buitenaf en ontwikkelen een passieve levenstijl (Culberg, 1995). Dit heeft vaak ook invloed op de houding, deze verandert van een actieve, opgerichte houding in een passieve houding. Lichamelijke veranderingen die veel gezien worden bij ouderen met langdurige depressieve klachten zijn: • versterkte thoracale kyfose • protractie-depressie stand van de schouders, • flexie van de cervicale wervelkolom (blik naar de grond gericht), bij opkijken hyperextensie van de cervicale wervelkolom Deze veranderde houding kan meerdere negatieve gevolgen hebben: • pijnklachten nek, schouder, rug • verhoogd valrisico door verplaatsen van het zwaartepunt • moeilijkheden ADL door verlies van kracht en mobiliteit • verminderde werking van organen door beperkte ruimte, b.v. belemmering van de ademhaling Regelmatige lichamelijke activiteit heeft zowel curatief als preventief een positieve invloed op de gezondheid. Door lichamelijke activiteit neemt de spiermassa toe en de leeftijdsgebonden spierafbraak wordt tegen gegaan. Ook wordt de kans op vallen en botbreuken kleiner en de lichaamshouding verbetert. Het risico op ziekten zoals diabetes en hart- en vaatziekten, osteoporose en bepaalde vormen van kanker wordt gereduceerd (De Kerk en Waarts, 2001). Daarnaast heeft lichamelijke activiteit een positieve invloed op de hart- en longfunctie en zorgt voor een goede nachtrust (Stel, 2005).Het positief beïnvloeden van de lichaamsfuncties heeft als gevolg het beter en langer zelfstandig kunnen functioneren van de oudere mens (Noten, 2001). Bewegen heeft ook positieve gevolgen voor de psyche. Voorbeelden hiervan zijn: een verbeterde stemming, meer zelfwaardering, beter cognitief functioneren en beter met stress om kunnen gaan (Stel, 2005). De deelname aan een bewegingsprogramma heeft daarom een aantoonbaar gunstig effect op depressieve symptomen. 3
Doel van dit programma op lange termijn is het verbeteren van de uit de aandoening en leeftijd resulterende lichaamshouding van ouderen met depressieve klachten in de chronische psychiatrie en hiermee het tot stand brengen van een beter functioneren in hun dagelijks leven. Hiernaast kan het programma ter reductie en preventie van lichamelijke en psychische klachten dienen en het valrisico verminderen. Naast de boven genoemde doelen zal ook de verpleging meer tijd over houden doordat de cliënten minder begeleiding en verzorging nodig hebben. Ook de fysiotherapie kan zo economischer werken, er is minder individuele therapie nodig. Dit is een bewegingsprogramma speciaal opgesteld voor ouderen met depressieve klachten in de chronische psychiatrie. Daarom hebben we voorafgaand aan de oefeningen een uitgebreide criterialijst opgesteld. Hierin staan criteria met uitleg waar aan voldaan moet worden om het programma op de juiste manier uit te kunnen voeren. Deze criteria moeten zorgvuldig doorgenomen worden door de lesgever voordat met het programma gestart kan worden. Naast de criterialijst en de oefeningen is in de bijlage een voorbeeldsessie, een leeg sessie-format en een agenda te vinden.
Veel plezier en succes!
4
Criterialijst voor de selectie van de doelgroep Cliëntcriteria De cliënt : o heeft langer dan een maand depressieve klachten hebben; o heeft toestemming gegeven mee te doen aan het programma; o kan zelfstandig zitten, rolstoel en loophulpmiddelen zijn toegestaan; o heeft geen storend gedrag dat het groepsproces verstoort; o is fysiek en psychisch in staat óf door verbale instructie óf door het voordoen van de therapeut de oefening uit te voeren Belemmerende factoren kunnen zijn: mag niet door bijwerkingen van medicatie zodanig beïnvloed zijn (denk aan duizeligheid en sufheid) dat het meedoen aan het programma gevaarlijk voor de cliënt is. moet een zodanige conditie hebben dat minstens twee keer per week een half uur bewegen mogelijk is. mag zich niet in een exacerbatie van depressieve klachten bevinden; o heeft toestemming van de case-manager of EVV’er voor deelname aan het programma (juridische toestemming en inschatting van gezondheidstoestand en constitutie van de deelnemers) Groepscriteria o Een groep bestaat uit vier tot zes cliënten. Er is gekozen voor een minimum van vier cliënten omdat beneden dit aantal het programma niet meer rendabel is. Het maximum van zes cliënten komt voort uit het idee dat individuele begeleiding mogelijk moet zijn. Met twee therapeuten zou dit in een grotere groep niet meer gewaarborgd kunnen worden. Het is niet de bedoeling dat het programma door een vaste groep wordt uitgevoerd, het programma heeft echter een doorstromend karakter. Daarom kunnen er cliënten tussentijds instromen en afvallen. Door het programma een doorstromend karakter te geven wordt voorkomen dat het programma halverwege moet stoppen vanwege een tekort aan cliënten. o Om te voorkomen dat het programma door fluctuatie niet meer rendabel is, is het handig in eerste instantie acht cliënten te selecteren.
5
Criteria voor het houding –en bewegingsprogramma voor ouderen met depressieve klachten Fysiotherapeutisch 1. Elke sessie is verdeeld in 4 fases: een warming-up(10 min.), een hoofdfase (10 min.), een spel(10 min.) en een afsluiting in de vorm van een cooling-down (5 min.). Alle vier de fases zijn even belangrijk, zowel het zorgvuldig opwarmen, als het werken aan de houding tijdens de hoofdfase, als een plezierige afsluiting in de vorm van een spel als een cooling-down zorgen voor een evenwichtig opgebouwde sessie. 2. De sessie moet beginnen met een warming-up van 10 minuten. Volgens de literatuur moet de les altijd beginnen met een warming-up, hierdoor worden de spieren beter doorbloedt met als gevolg een grotere arbeidsbereidheid van de spieren. Tijdens de warming-up is ervoor gekozen alle spiergroepen te bewegen. Dit omdat de cliënten in hun dagelijks leven nauwelijks bewegen en het daarom goed is om bewust te worden van het hele lichaam. De warming-up is altijd zonder materialen, omdat het gemakkelijk uit te voeren moet zijn en snel te doorlopen (Hoof, et al., 1990). Als de warming-up herkend wordt kan muziek gebruikt gaan worden om het leuker te maken. Naast het doorlopen van alle grote gewrichten en spiergroepen gaan de cliënten psychomotorische oefeningen doen. Het is aangetoond dat het goed is om bij ouderen hun hersenen te stimuleren en het zorgt natuurlijk voor lachwekkende situaties, dit is belangrijk vanwege de positieve interactie. Hierbij is het niet het belangrijkste dat de oefening juist wordt uitgevoerd, het gaat echter erom dat de cliënten nadenken. Als de cliënten elkaar beter hebben leren kennen gaan de deelnemers contact leggen met elkaar, bijvoorbeeld iemand legt zijn linker hand op de rechter knie van zijn rechter buurvrouw. 3. In de hoofdfase moeten de drie componenten kracht, mobiliteit en coördinatie voorkomen. In de klapper met oefeningen zijn de oefeningen ingedeeld naar fysiotherapeutisch doel. Dus voor de sessie kan je de oefeningen op kracht, coördinatie en mobiliteit uitzoeken. Bij iedere oefeningen staan een aantal variaties beschreven. Een oefening kan dan ook voor meerdere componenten gebruikt worden. Ze zijn alleen ingedeeld naar hoofdcomponent. 4. Na de hoofdfase volgt een spel. Het doel van het spel is de sessie leuk te maken. Volgens de literatuur is het bevorderlijk voor de motivatie van de cliënt om met iets leuks af te sluiten, omdat wat als laatst wordt gedaan het langst in het geheugen blijft hangen (Beyschlag, 1989). 5. Elke sessie eindigt met een cooling-down van 5 minuten. Na het afsluitende spel volgt de cooling-down. Deze zorgt ervoor dat de cliënten na het afsluitende spel weer langzaam tot rust komen en geleidelijk afkoelen. In deze cooling-down worden ademhalingsoefeningen en ontspanningsoefeningen gedaan. 6
6. De sessie bevat oefeningen die doelgericht, dus ter verbetering van de houding zijn. Om een verbetering van de houding tot stand te brengen moet zowel aan de mobiliteit als aan de kracht en coördinatie gewerkt worden. Tevens geldt dat oefeningen ter verbetering van de houding exacter in zit uitgevoerd kunnen worden dan in stand (Beyschlag, 1989). 7. Systematische opbouw van de sessie. De sessie moet een samenhangend geheel zijn. Het is belangrijk de oefeningen zo op elkaar afstemmen dat er niet te veel van opstelling en positie veranderd hoeft te worden. Dit zou anders te veel tijd kosten en de cliënten afleiden (Hoof et al, 1990). 8. In de sessie is er bij zoveel mogelijk oefeningen een koppeling met de ADLsituatie gemaakt. Als leeractiviteiten relevant zijn voor het dagelijks leven worden de oefeningen beter opgenomen en uitgevoerd. Dit betekent voor ons de oefeningen vertalen naar ADL handelingen. Bijvoorbeeld de armen boven het hoofd bewegen vertalen naar iets uit de kast pakken. Vooral bij deze doelgroep is gebleken dat teruggrijpen op handelingen van vroeger zoals kersen plukken en de was ophangen een positief effect heeft op de uitvoering van de oefening. Voordat de cliënten in de psychiatrie zijn belandt, hebben ze wel vaak in de maatschappij geparticipeerd (Hoof et al, 1990). 9. Doe als therapeut zelf mee aan de trainingssessies om te fungeren als model voor het gewenste gedrag van de cliënt. Het programma moet met z´n tweeën worden geven, zodat één iemand de oefening constant voordoet en uitlegt en de ander indien nodig helpt (Hoof et al, 1990). Bij voorkeur moet minstens één van de twee lesgevende een fysiotherapeut zijn. Ouderen 10. De oefeningen moeten afwisselend zijn in de mate van inspanning, dat wil zeggen dat inspannende oefeningen worden afgewisseld met minder inspannende oefeningen. Dit wordt bewerkstelligd door variaties in de oefening te verwerken. Je begint met een makkelijke oefening en voert deze rustig uit, dan maak je deze oefening moeilijker, bij de volgende oefening begin je weer simpel (Hoof et al, 1990). 11. Geen pauze tijdens de sessie. De sessie duurt een half uur, onderbrekingen in deze korte tijd leiden bij ouderen en zeker bij deze doelgroep vaak af (Hoof et al, 1990). 12. In de sessie moet een terugkerende oefening zitten. Omdat ouderen een minder goed geheugen hebben dan jongere mensen is het fijn als ze een vaste oefening hebben dat ze kennen en dus gemakkelijk kunnen uitvoeren. Ook brengt een vaste oefening structuur aan in de sessie en hebben de cliënten daardoor zekerheid. De warming-up en de cooling-down zijn iedere week hetzelfde, alle spiergroepen worden doorlopen, de cliënten zullen dit na verloop van tijd gaan herkennen (R.Beyschlag, 1989). 7
13. De lesgever moet goed zichtbaar en verstaanbaar zijn voor alle deelnemers. De cliënten die slecht zien of horen worden in de kring dicht bij de lesgever geplaatst (Hoof et al, 1990). 14. Individuele verschillen accepteren en voorkomen dat iemand in de groep “afgaat”. Niet alleen de lesgever moet accepteren en inspelen op de verschillende niveaus van de deelnemers, maar heeft ook de taak, dit duidelijk te maken aan de andere deelnemers. Als er dan toch iemand bijvoorbeeld wordt uitgelachen is het de taak van de lesgever om in te grijpen (Hoof et al, 1990). Specifieke doelgroep 15. Frequentie van uitvoeren van het programma is twee keer per week. Het programma wordt twee keer per week uitgevoerd. Dit is nogal weinig, maar als het vaker in de week zou plaats vinden, zouden er überhaupt minder mensen aan beginnen. Het blijkt dat mobiliteit, kracht en coördinatie verbetering alleen tot stand komt als er minstens twee keer per week wordt geoefend (Pelt et al, 2004, McArdle,1996). Bovendien blijkt uit de literatuur dat: “ mensen die tenminste iets aan lichamelijke beweging deden, bleken niet meer psychische klachten te hebben dan mensen die zich aan de officiële richtlijn hielden van minstens vijf dagen in de week een half uur matig intensief bewegen” (Stel, 2005, p. 33). Dat betekent, dat twee keer per week trainen al voldoende is om de psychische klachten positief te beïnvloeden. 16. Oefeningen met jezelf en met de groep. De sessie is verdeeld in twee delen, het zijn “oefeningen met jezelf“ en “spellen met anderen“. Het is bewezen, dat mensen met depressieve klachten lijden aan interesseverlies in zichzelf, maar ook aan interesseverlies in hun omgeving (Heeren, 2001). Door bewust beide probleemgebieden te verwerken in het programma wordt geprobeerd zowel het negatieve zelfbeeld van de cliënt te verbeteren, als ook de sociale moeilijkheden positief te beïnvloeden. 17. Elke oefening wordt met veel herhalingen uitgevoerd. Dit criterium geldt zowel voor ouderen als voor de specifieke doelgroep. Zij zullen moeite hebben met het begrijpen van de oefening. Daarnaast zijn symptomen van depressieve klachten concentratieverlies en vertraagde informatieverwerking. Hierdoor lijkt het alsof de cliënten lijden aan geheugenverlies, terwijl dit niet het geval hoeft te zijn. Door veel herhaling zal de oefening uiteindelijk door iedereen begrepen worden. Communicatie 18. Spreek wanneer maar mogelijk waardering en lof uit. Personen met depressieve klachten zitten vaak vast in een irrationeel gedachtenpatroon. Zij zien zichzelf als waardeloos en interpreteren alles op een negatieve manier. Een fysiotherapeut kan dit gedachtepatroon niet zo maar 8
veranderen, maar kan wel proberen de negatieve gedachten te ontkrachten en de positieve dingen te benadrukken. Waardoor hopelijk het zelfbeeld iets verbeterd (Stel, 2005). 19. Wees optimistisch over de mogelijkheden tot veranderen. Door de cliënten er in de lessen op te wijzen dat veranderingen in houding mogelijk zijn wordt geprobeerd hen bewust te maken van hun eigen capaciteiten. Er moet wel uitgekeken worden dat niets beloofd wordt (Stel, 2005). 20. Stel open vragen en luister empathisch. Dit criterium geldt voor het hele programma. Het is belangrijk de cliënt te stimuleren om te praten en om zichzelf open te stellen. Hierbij is het voor de lesgevende belangrijk geduldig te luisteren, het is niet bezwaarlijk als de sessie hiervoor even stil ligt (Stel, 2005). 21. Stel je op als partner en erken dat het normaal is gemengde gevoelens te hebben. Door je op te stellen als partner krijg je mogelijk een betere band met de cliënten dan als je boven de groep staat, maar indien nodig moet je ook directief kunnen zijn. Als de cliënt alleen als partner beschouwd wordt, zal hij eerder “nee” durven zeggen en zal de grens om niet mee te doen dus lager liggen. Door je begrijpend op te stellen zal de cliënt minder snel de neiging hebben in de afweer te gaan als hij bijvoorbeeld een keer niet mee wil doen (Stel, 2005). 22. Vermijdt het aandragen van argumenten. Een voorbeeld: Een cliënte heeft een keer meegedaan met het programma en na de sessie geeft ze aan, dat ze de volgende keer niet meer mee wil doen omdat het te inspannend was en omdat ze zich niet op haar gemak voelde. Een slechte reactie daarop is: “Je moet meedoen, want het is heel goed voor jezelf en je houding.” Beter zou zijn: “We snappen, dat het veel inspanning kost en dat u nu moe bent. We vinden het al heel knap, dat u in ieder geval bent gekomen om het uit te proberen. We snappen ook, dat het niet makkelijk is om zo aan iets nieuws te beginnen met allemaal onbekende mensen, maar we hopen dat u er toch nog over na gaat denken. Vindt u het goed als we volgende week voor de sessie even langs komen om het daar nog een keer over te hebben?” Hiermee willen we bereiken dat iemand uit zichzelf tot inzicht komt (Stel, 2005). 23. Uitleg doelen niet noodzakelijk. Uitleg geven over doelen van de oefening heeft voor deze doelgroep geen meerwaarde behalve als het gevraagd wordt door een cliënt. Door het gebrek aan ziekte-inzicht zal deze informatie hen in tegenstelling tot vele andere groepen die wel enige mate van ziekte-inzicht hebben, niet extra stimuleren om nog beter hun best te doen. Daarnaast heeft het niet uitleggen van het doel van de oefening aan de cliënt een positieve invloed. Door niet uit te leggen waarvoor de oefening bedoeld is (verbeteren van de houding), wordt vermeden, dat de cliënt bij voorbaat zegt het niet te kunnen. Voorbeeld: als je iemand vraagt om recht op te gaan zitten, zal degene vaak zeggen, dat die het niet kan. Maar door de oefening eerst te laten uitvoeren, met bijvoorbeeld
9
de instructie: “strek de armen omhoog” kunnen we ze achteraf daarop wijzen, dat ze op dat moment wel een opgerichte houding hadden (Stel, 2005). 24. Geef geen negatieve feedback, maar wees directief en adviseer spaarzaam. In de sessie is het niet erg als de oefening niet perfect wordt uitgevoerd. Dus niet iedere kleine fout zal gecorrigeerd hoeven te worden. Door negatieve feedback te geven zal de negatieve gedachtegang die voortkomt uit de depressieve klachten versterkt worden. Hierdoor kan de cliënt zijn motivatie verliezen. Als iemand storend wordt in de groep zal de lesgever directief moeten optreden (Stel, 2005). Motivatie 25. De sessie moet oefeningen bevatten die als niet onplezierig ervaren worden. Ouderen met depressieve klachten zijn vaak erg angstig en zien het als een enorme stap om aan iets nieuws te beginnen. Vaak zien ze ook niet in waarom ze aan iets mee moeten doen, ze willen liever de hele dag in de stoel zitten. Om deze reden zijn ze snel geneigd te stoppen met het programma als het niet bevalt. Wij verwachten niet dat iedereen het programma plezierig zal gaan vinden, maar redenen voor hen om door te gaan kunnen zijn: als iemand een succeservaring heeft, contacten legt met andere bewoners, gelachen heeft of beseft dat het goed voor hem is. Dit wordt bereikt door makkelijke oefeningen in het programma te verwerken, oefeningen met anderen te doen en leuke spelletjes aan te bieden. Aan het aantal cliënten dat de volgende keer weer mee komt is te zien of ze de sessie als niet onplezierig hebben ervaren. 26. Elke sessie wordt afgesloten met het drinken van een glas water. Na de inspanning is het belangrijk voldoende te drinken vooral voor oude mensen. Ook is hierbij tijd om bij te komen en nog wat te praten. 27. De sessie moet bestaan uit een variatie van oefeningen. Om de cliënten gemotiveerd te houden moet ervoor gezorgd worden dat de sessie niet saai wordt. Om teleurstellingen vanwege lichamelijke beperkingen te voorkomen moet de keuze van de oefeningen zo afgestemd zijn dat er voor iedereen een succeservaring te behalen is (Stel, 2005). 28. Help de cliënt gedragsmatige zelfcontrolestrategieën toe te passen om de trouw aan het programma en de zelfredzaamheid te bevorderen. De afspraken op een papier agenderen en deze samen met de cliënt op de kamer ophangen, zodat de cliënt elke keer zelf kan kijken wanneer hij weer naar het programma kan, dit helpt zelfcontrole te bevorderen. Eens in de zoveel tijd kan de lesgevende de agenda aanpassen en ter beloning een sticker geven, iets tekenen of iets schrijven (Stel, 2005). 29. De cliënt krijgt individuele begeleiding van de lesgevers. Individuele aandacht, maar ook ondersteuning vanuit de groep, kan er toe bijdragen dat de cliënten trouw blijven aan het programma (Stel, 2005).
10
Randvoorwaarden 30. Voorbereiding Het hoofd van de instelling en afdeling moet van het nut van een houding- en bewegingsprogramma voor de doelgroep overtuigd worden en er vervolgens toestemming voor geven. Ook de verpleging en case-managers moeten goed geïnformeerd worden over het programma, de doelen en het nut moeten ook voor hen duidelijk zijn. Daarnaast moet hun enthousiasme gewekt worden, zodat ze bereid zijn mee te werken aan de realisatie van het programma. De start van het programma en de lestijden moeten vroegtijdig bekend zijn bij de verpleging en in hun computer vastgelegt worden om misverstanden te voorkomen.. Om ervoor te zorgen dat er genoeg deelnemers voor het programma zijn is het verstandig dat vroegtijdig (bijvoorbeeld 4 weken van tevoren) begonnen wordt met het benaderen van de deelnemers. Deze hebben tijd nodig om te wennen aan het idee om aan iets nieuws te beginnen. Daarbij is het ook belangrijk om vaker langs te gaan bij de mogelijke deelnemers om het vertrouwen te winnen en alvast een band op te bouwen. Ook de verpleging kan hierbij een belangrijke rol spelen, zij kennen de deelnemers beter, daarom kunnen ze een positieve invloed uitoefenen op de motivatie van de deelnemers. 31. Ruimte Er moet een ruimte ter beschikking staan waar zes tot acht mensen in een kring kunnen zitten en deze voldoende ruimte hebben om vrij te bewegen. De ruimte moet voldoende verlicht zijn. Indien mogelijk geen storende factoren zoals geluid van de gang of toeschouwers van buitenaf. 32. Materiaal o De meeste oefeningen vinden in zit plaats, er moeten dus voldoende stoelen voor de deelnemers en de lesgevende ter beschikking staan. De stoelen moeten een rugleuning en geen armleuningen hebben, krukken zijn voor de doelgroep te gevaarlijk vanwege de balans en stoelen met armleuningen belemmeren de uitvoering van de oefeningen. o Voor de oefeningen geldt, dat het afhankelijk is van welke oefening je gaat uitvoeren, hoeveel materiaal je nodig hebt. Dit staat telkens in de beschrijving van de oefening aangegeven. Ballen (zacht - hard, klein - groot) Kegels Ballonen Zakjes Emmer Grote gymbal Lichte gewichten Hoepels Stokken Bellenblaas Stiften Laken o Voor de agenda: stickers
11
33. Veiligheid Om de veiligheid te waarborgen zorg ervoor dat je altijd met zijn tweeën bent, een mobiele telefoon bij de hand hebt en er dichtbij, snel hulp te halen is. Verder is het belangrijk om de deelnemers altijd goed in de gaten te houden om te voorkomen dat ze zich zelf bezeren. Geef daarbij tips, om de uitvoering van de oefeningen veiliger te maken, b.v. het vastpakken van het zitvlak van de stoel.
12
Hoe bouw je een sessie op? Warming-up (10 min.): De warming-up is op pagina 2 van “De oefeningen” beschreven, deze zal iedere sessie hetzelfde zijn. Hoofdfase (10 min.): Zoek drie oefeningen uit, waarvan één uit deel 1: Mobiliteit, één uit deel 2: Kracht en één uit deel 3: Coördinatie. Spel (5 min.): Kies hiervoor uit deel 4 van “De oefeningen” een spel. Cooling-down (5 min): De cooling-down is op pagina 2 van “De oefeningen” beschreven, deze zal net als de warming-up iedere sessie hetzelfde zijn. Ten slotte: Aanbieden van een glas water.
Als voorbereiding op iedere sessie kunnen uit de klapper de pagina’s gehaald worden met de geselecteerde oefeningen. Zorg ook, dat je het voor de oefeningen benodigde materiaal bij de hand hebt.
13
Agenda bewegingsprogramma fysiotherapie! Naam deelnemer: Afdeling: Doelen:
Sessie
Datum
Tijd
Aanwezig
1 2 3 4 5 6 7 8
14
Literatuurlijst Beyschlag, R. (1989). Altengymnastik und keine Spiele (3e Auflage). Stuttgart/New York: Gustav Fischer Verlag. Bijl, R. V. et al. (1998). Prevalence of psychiatric disorder in the general population: results of The Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study (NEMESIS). Geraadpleegd op 7 april 2007 via http://www.trimbos.nl Boetes, B. et al. (1995). Spel & sport: Leerboek voor sociaal-pedagogisch werk, sociaal-cultureel werk en activiteitenbegeleding (6e herziende druk). Baarn: Uitgeverij Intro. Bosscher, R.J. (1991). Runningtherapie bij depressie een experiment: Bewegen & Hulpverlenen. Geraadpleegd op 7 april 2007 via http://www.pmtinfosite.nl/gastaut/01031bur.htm Cullberg, J. (1995). Moderne psychiatrie (6e herziende druk). Ambo/Baarn: Uitgeverij Westland nv, Schoten. Duijvestijn, T. (1990). Bewegen als je ouder wordt, Nijkerk: Uitgeverij Intro. Godderis, J. (1986) Gerontopsychiatrie: enkele psychiatrische aandoeningen bij bejaarden en hun therapeutische aanpak (1e druk). Leuven: Acco. Heeren, T.J. van et al. (2001). Handboek ouderenpsychiatrie (2e druk). Leusden: de Tijdstroom. Hoof, J. van. et al. (1990). Gymnastiek voor 60-plussers, Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum. McArdle. W.D. e.a. (1996) excerse physiology- energy, nutrition and human performance. Philadelphia: Lea & Feibiger. Noten, K. (2001) Fitness voor senioren. Utrecht: A.W. Bruna Uitgevers B.V. Pelt, A. e.a. (2003-2004). Moduele O&S 102: de handelde mens 1. Nijmegen. Postiloff Fisher, P. (1999). Bewegen en meer. Baarn: Uitgeverij Intro. Stel, J. van de. (2005). Pillen, praten en bewegen: Nut van fysieke activiteiten voor de geestelijke gezondheidszorg ( 1e druk). Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP.
15
Oefeningen
16
Warming-up (10 min.): Alle deelnemers en de lesgevende zitten in een kring, tijdens de warming-up gaan we allen spiergroepen kort doorlopen. We beginnen bij de voeten en eindigen bij het hoofd: • • • • • • • • • •
beweeg beide voeten van tenen naar hakkenstand; strek je rechter been, strek je linkerbeen en dan allebei tegelijk; stamp met beide voeten op de grond; til je rechter been op, til je linkerbeen op, doe dit afwisselend; maak de rug bol (vouw jezelf in elkaar, met de armen naar beneden), maak de rug hol (strek jezelf op, met de armen gestrekt boven het hoofd); draai met de schouders ( is dit te dit moeilijk, dan kunnen de ellebogen cirkels in de lucht draaien, zie oefening 5); vouw de handen in elkaar en draai met de polsen (is dit te moeilijk, maak dan alleen plantair- en dorsaalflexie in de polsen; klap in de handen (variatie: klap een ritme); kijk over je rechter- en linker schouder; kijk omhoog en naar beneden.
De psychomotorische oefeningen kunnen af en toe in de sessie verwerkt worden, hierin kan afhankelijk van het niveau van de groep een keuze gemaakt worden. Alle oefeningen kunnen ook met ogen dicht uitgevoerd worden Een selectie uit de volgende oefeningen kan gemaakt worden: • • • • • •
met de duim alle vingertoppen aanraken; met de wijsvinger naar de neus; met de rechter wijsvinger naar het linker oor en andersom; met de linker hand naar de linker knie van de rechter buurman; met je rechter hand naar je linker voet/knie/schouder; wijsvingers naar elkaar toe bewegen.
Cooling-down (5 min.): Om de cliënten rustig te laten worden na het intensieve spel doen we een aantal ontspannende oefeningen en proberen we te letten op de ademhaling De volgende oefeningen kunnen gedaan worden: • • • • • •
adem rustig in - 2 sec. wachten - en adem uit, neem hiervoor de tijd; maak de rug bol (vouw jezelf in elkaar, met de armen naar beneden), maak de rug hol (strek jezelf op, met de armen gestrekt boven het hoofd); draai met de schouders ( is dit te dit moeilijk, dan kunnen de ellebogen cirkels in de lucht draaien, zie oefening 5); kijk over je rechter- en linker schouder; kijk omhoog en naar beneden; adem rustig in - 2 sec. wachten - en adem uit, neem hiervoor de tijd.
17
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
1
Type
Met jezelf
Regio
Cervicale wervelkolom
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, armen langs het lichaam
Uitvoering
Kijk rechts naar beneden en houdt 10 tellen vast, via het midden, links naar beneden en houdt 10 tellen vast
Variatie
In stand, met handen beweging ondersteunen voor grotere bewegingsuitslag
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Beweeg tot net onder de pijngrens
18
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
2
Type
Met jezelf
Regio
Cervicale wervelkolom
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit
Uitvoering
Kijk rechts omhoog en houdt 10 tellen, vervolgens naar links omhoog en houdt 10 tellen vast
Variatie
In stand, met handen beweging ondersteunen voor grotere bewegingsuitslag
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Beweeg tot net onder de pijngrens, kans op duizeligheid
19
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
3
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom, schoudergordel
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
In zit, leg je rechterhand in je nek , waarbij de elleboog naar opzij wijst. Strek je linkerarm in de lucht-10 tellen vasthouden
Uitvoering
Wissel je armen om
Variatie
Een voorwerp in de handen, wat richting plafond gericht wordt.
Materiaal
Stoel, een voorwerp bijvoorbeeld een kegel of zakje.
Aandachtspunten
Blijf vooruit kijken en maak jezelf zo lang mogelijk
20
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
4
Type
Met jezelf
Regio
Thoracale wervelkolom
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit met beide handen in de nek en de ellebogen naar de zijkant en 10 tellen vasthouden, kin iets ingetrokken
Uitvoering
Beweeg je ellebogen naar voren en begin dan opnieuw
Variatie
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
21
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
5
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom, schoudergordel
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, handen op de schouders, ellebogen geheven
Uitvoering
Draai rondjes met de ellebogen
Variatie
Rondjes vooruit en achteruit
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: jas aantrekken
22
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
6
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom, schoudergordel
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, armen omhoog langs het hoofd
Uitvoering
Maak je armen afwisselend langer en 10 tellen vasthouden
Variatie
Naar de handen kijken, een arm omhoog, de andere langs het lichaam
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: iets uit de kast pakken
23
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
7
Type
Met jezelf
Regio
Thoracale wervelkolom
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Zittend op een stoel, kijk naar het plafond
Uitvoering
Buig je rug over de rugleuning, houdt 10 tellen vast en ga weer terug
Variatie
De armen over de rugleuning laten hangen, de armen bij je houden
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Zorg dat je hoofd niet naar achter gaat hangen, let op met duizeligheid
24
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
8
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding armen langs het lichaam
Uitvoering
Beweeg je rechterarm richting de grond en houdt 10 tellen vast, beweeg dan je linkerarm richting de grond
Variatie
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Blijf rechtop zitten, koppeling ADL: iets van de grond oppakken
25
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
9
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, beide handen in de nek, ellebogen zijwaarts
Uitvoering
Beweeg je linkerelleboog naar beneden en houdt 10 tellen vast, wissel daarna van arm
Variatie
Til hierbij de gelijknamige bil op
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Valgevaar
26
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
10
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom, schoudergordel
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, armen omhoog met de handen in elkaar
Uitvoering
Beweeg beide armen naar rechts door je rug te buigen, daarna de andere kant
Variatie
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: Goedemorgen, lekker uitrekken
27
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
11
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, stok in beide handen achter de rug, duimen naar binnen wijzend
Uitvoering
Stok langs het lichaam omhoog bewegen, ellebogen buigen
Variatie
Armen gestrekt naar achteren omhoog bewegen
Materiaal
Stoel, stok
Aandachtspunten
Koppeling ADL: broek omhoog trekken
28
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
12
Type
Met jezelf
Regio
Schoudergordel
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, stok in het midden vast met beide handen, armen gestrekt voor het lichaam
Uitvoering
Armen voor het lichaam omhoog bewegen tot onder het kin
Variatie
Rondjes draaien met de stok voor het lichaam
Materiaal
Stoel, stok
Aandachtspunten
Koppeling ADL: op ouderwetse manier de was doen
29
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
13
Type
Met jezelf
Regio
Schoudergordel
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, armen hangen langs het lichaam
Uitvoering
Schouderbladen naar elkaar toe bewegen
Variatie
In de eindpositie 5 tellen vasthouden
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: uitrekken->goede morgen!
30
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
14
Type
Met jezelf
Regio
Schoudergordel
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, bal in twee handen boven het hoofd houden, recht vooruit blijven kijken
Uitvoering
Bal achter het hoofd brengen en weer omhoog bewegen
Variatie
Lichte of zware bal
Materiaal
Bal
Aandachtspunten
Koppeling ADL: haren kammen
31
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
15
Type
Met jezelf
Regio
Schoudergordel
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, handen voor het lichaam in elkaar vouwen
Uitvoering
Armen gestrekt omhoog bewegen
Variatie
Ogen volgen de vuisten, of blik blijft vooruit gericht, armen via de zijkanten terug bewegen, boven het hoofd klappen in de handen
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: wakker worden
32
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
16
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, armen boven het hoofd
Uitvoering
Een hand pakt de pols van de andere arm en trekt deze naar boven
Variatie
Links en rechts
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: wakker worden, iets van boven uit de kast pakken
33
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
17
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Zit voor op een stoel met rugleuning, opgerichte houding
Uitvoering
Afwisselend met de elleboog rechts en links de rugleuning aantikken, de armen bij de romp houden
Variatie
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
34
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
18
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
In zit, benen staan iets uit elkaar stevig op de grond, ellebogen gebogen, zodat de handen op de schouders liggen
Uitvoering
De rechter elleboog op de linker knie bewegen en andersom. Hierbij mag ook de knie omhoog bewogen worden. Na elke beweging weer helemaal oprichten
Variatie
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Moeilijk vanwege psychomotorische component
35
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
19
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Zit voor op een stoel, opgerichte houding, armen boven het hoofd
Uitvoering
Je doet, alsof je een touw van ver boven naar je toe wilt trekken, daarbij blijven beide billen op de stoel.
Variatie
Afwisselend komt een bil los van het zitvlak
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: iets hoog boven je uit de kast pakken, was ophangen, appels plukken
36
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
20
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit met de hoepel in beide handen, met gestrekte armen voor het lichaam
Uitvoering
Draai met de hoepel rondjes in de lucht
Variatie
Rondjes linksom en rechtsom, bewegen met de hoepel alsof je aan het sturen bent, achtjes maken, kleine hoepel gebruiken
Materiaal
Stoel, hoepel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: vrachtwagen besturen, vraag waar de deelnemers naartoe willen rijden
37
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
21
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
In zit met in elke hand een kegel
Uitvoering
Zwaai de kegels voorwaarts omhoog en strek daarbij helemaal uit en zwaai rustig terug
Variatie
Afwisselend de kegels omhoog
Materiaal
2 kegels
Aandachtspunten
Koppeling ADL: de muur witten Let op, dat de deelnemers niet te dicht op elkaar zitten vanwege gevaarlijke situaties met kegels
38
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
22
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding Uitvoering
Opgerichte houding in zit met de kegel in de rechterhand Geef de kegel over de rechterschouder over in de linkerhand die van linksonder komt. Daarna met links over de linker schouder in de rechter hand.
Variatie
Met stok maakt het makkelijker
Materiaal
Kegel of stok
Aandachtspunten
Koppeling ADL: rug wassen Moeilijke oefening
39
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
23
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
In zit met de hoepel vast in 2 handen
Uitvoering
Beweeg de hoepel over je hoofd tot je middel en weer terug
Variatie
Vanaf je middel de billen optillen en de hoepel tot aan de voeten laten zakken en weer terug.
Materiaal
Hoepel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: aankleden
40
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
24
Type
Met z´n tweeën
Regio
Bovenste extremiteit
Doel Uitgangshouding
Mobiliteit Zit tegenover elkaar voor op de stoel, de handen houden elkaar kruislings vast
Uitvoering
Afwisselend rechter en linker armen voor -en achterwaarts bewegen (zagen)
Variatie
Met of zonder rotatie in de wervelkolom, als je verder uit elkaar zit kan je ook een touw in beide handen houden en dan voor- en achterwaarts bewegen.
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
Koppeling ADL: zagen
41
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
25
Type
Met z´n tweeën
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Twee stoelen met hun rechter kant tegen elkaar aan, twee personen zitten met de ruggen tegen elkaar aan op de stoelen
Uitvoering
Armen boven het hoofd, handen houden elkaar vast, als mogelijk kleine voor- en achterwaartse bewegingen maken met de rompen
Variatie
Bewegen naar opzij met elkaar
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
Koppeling ADL: goede morgen
42
Deel 1: Mobiliteit
Nummer
26
Type
Met z´n allen
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Mobiliteit
Uitgangshouding
Alle deelnemers zitten in een kring, alle stoelen staan in één richting
Uitvoering
Een bal wordt van de één naar de ander gegeven, achterwaarts over het hoofd naar degene die achter je zit
Variatie
Voorwaarts of zijwaarts de bal doorgeven
Materiaal
Bal, stoelen
Aandachtspunten
Koppeling ADL: trui uittrekken
43
Deel 2: Kracht
Nummer
27
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom, armen
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit met de armen zijwaarts geheven, 1 hand met de handpalm naar boven, andere hand met de handpalm naar beneden
Uitvoering
Draai de handpalm open aan 1 hand en aan de andere hand dicht. Kijk naar de hand die je open draait. Wissel dit om
Variatie
Doe ditzelfde met iets in de handen bijvoorbeeld 2 kegels
Materiaal
Stoel, kegels
Aandachtspunten
Draai de handpalmen zover dat rek voelbaar is
44
Deel 2: Kracht
Nummer
28
Type
Met jezelf
Regio
Thoracale wervelkolom, schoudergordel
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, beide handen achter de rug in elkaar gevouwen
Uitvoering
Beweeg de borst naar voren, kijk vooruit, houdt 10 tellen vast en beweeg de borst terug
Variatie
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
45
Deel 2: Kracht
Nummer
29
Type
Met jezelf
Regio
Schoudergordel
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, armen langs het lichaam
Uitvoering
Beweeg de armen zijwaarts omhoog tot boven het hoofd en terug
Variatie
Langzame beweging, in stappen en met gewichten
Materiaal
Stoel, gewichten
Aandachtspunten
46
Deel 2: Kracht
Nummer
30
Type
Met jezelf
Regio
Schoudergordel
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, armen in 90° abductie
Uitvoering
Ronddraaien van de armen
Variatie
Kleine en grote cirkels maken, voor- en achterwaarts, zakjes of gewichten in de handen
Materiaal
Stoel, gewichten
Aandachtspunten
47
Deel 2: Kracht
Nummer
31
Type
Met jezelf
Regio
Schoudergordel
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, bal in een hand met gestrekte arm
Uitvoering
Bal omhoog gooien en weer vangen. Is dit te moeilijk doe het met twee handen.
Variatie
Kleine of grote, zware of lichte bal, rechter en linker arm, hoog of laag gooien
Materiaal
Stoel, bal
Aandachtspunten
48
Deel 2: Kracht
Nummer
32
Type
Met jezelf
Regio
Schoudergordel
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, arm gestrekt langs het lichaam met zakje in de hand
Uitvoering
Gestrekte arm omhoog bewegen, zo ver mogelijk
Variatie
Veel of weinig gewicht, handpalm naar boven of naar beneden, rechts en links. Beweging stoppen in bepaalde stand en 5 tellen vasthouden
Materiaal
Stoel, gewichten
Aandachtspunten
Koppeling ADL: groeten, of taxi aanhouden met handtas in de hand
49
Deel 2: Kracht
Nummer
33
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, één arm gestrekt in 90° abductie, duim omhoog
Uitvoering
Arm langzaam naar achteren bewegen, romp draait niet mee, recht vooruit blijven kijken
Variatie
Met of zonder gewichten, in bepaalde stand stoppen en 5 tellen vasthouden, rechter of linker arm
Materiaal
Gewichten
Aandachtspunten
Koppeling ADL: bril achter je op het kastje leggen
50
Deel 2: Kracht
Nummer
34
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Zit voor op de stoel, opgerichte houding, houdt de stok aan de uiteinden boven je hoofd horizontaal vast
Uitvoering
Langzaam voor je lichaam grote cirkels draaien met de stok
Variatie
Met stok, voor -en achterwaarts draaien of zijwaarts, stok in het midden pakken met beide handen, dan draaien zoals een helikopter
Materiaal
Stoel, stok
Aandachtspunten
Koppeling ADL: ramen zemen,
51
Deel 2: Kracht
Nummer
35
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom, armen
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Zit voor op een stoel, romp voorover gebogen, armen hangen los tussen de benen
Uitvoering
Langzaam de armen gestrekt naar voren bewegen en samen met de romp omhoog bewegen zo hoog mogelijk en weer langzaam terug
Variatie
In bepaalde houdingen even stoppen, 5 tellen vasthouden
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: opstaan uit een stoel
52
Deel 2: Kracht
Nummer
36
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom, armen
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, armen gestrekt langs het lichaam, handpalmen naar boven
Uitvoering
Armen bewegen langzaam omhoog tot boven het hoofd en langzaam terug
Variatie
Handpalmen naar beneden, in bepaalde stand even stoppen, 5 tellen vasthouden
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Koppeling ADL: de wasmand dragen
53
Deel 2: Kracht
Nummer
37
Type
Met z´n tweeën
Regio
Armen
Doel
Kracht
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, tegenover elkaar
Uitvoering
Persoon A strekt een arm naar voren, persoon B draait zijn tegenovergestelde arm om de arm van persoon A heen
Variatie
Met twee armen, alle 4 de armen draaien
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
Koppeling ADL: ramen lappen
54
Deel 2: Kracht
Nummer
38
Type
Met z´n tweeën
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Kracht
Uitgangshouding
In zit voor op de stoel, tegenover elkaar, zo ver uit elkaar dat de gestrekte armen elkaar goed kunnen raken
Uitvoering
De armen draaien grote cirkels in dezelfde richting
Variatie
Draaien in tegengestelde richtingen, één iemand of allebei de personen doen de ogen dicht
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
55
Deel 3: Coördinatie
Nummer
39
Type
Met jezelf
Regio
Wervelkolom
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
Zit voor op een stoel, voeten iets uit elkaar, opgerichte houding, armen langs het lichaam, kin iets ingetrokken
Uitvoering
Cirkels draaien met de romp.
Variatie
Is dit te moeilijk voor- en achterwaarts of naar links en rechts bewegen. In bepaalde houdingen even stoppen, tot 5 tellen en dan weer verder. Grote en kleine cirkels draaien, rechts- en linksom, in een acht draaien
Materiaal
Stoel
Aandachtspunten
Valgevaar!
56
Deel 3: Coördinatie
Nummer
40
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, met de bal tussen de handen hoog boven het hoofd
Uitvoering
Buig langzaam met de bal naar voren en leg de bal op de grond
Variatie
Rol nu een acht rondom de benen, en kom langzaam omhoog, in bepaalde stand stoppen en 5 tellen vasthouden
Materiaal
Bal
Aandachtspunten
De variatie is moeilijk. Koppeling ADL: een voorwerp van de grond pakken
57
Deel 3: Coördinatie
Nummer
41
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit
Uitvoering
Gooi de bal en vang hem op
Variatie
Klap 1 keer in je handen terwijl de bal in de lucht is, uitbreiden naar bijvoorbeeld 4 keer, bal zo hoog mogelijk gooien, bal zo laag mogelijk gooien en toch klappen
Materiaal
Bal, stoel
Aandachtspunten
58
Deel 3: Coördinatie
Nummer
42
Type
Met jezelf
Regio
Armen
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
In zit, houdt de stok aan de onderkant vast met de rechterhand
Uitvoering
Laat de stok los en probeer deze zo hoog mogelijk weer vast te pakken met de rechterhand
Variatie
Rechter- en linker arm
Materiaal
Stok
Aandachtspunten
Let op veiligheid
59
Deel 3: Coördinatie
Nummer
43
Type
Met jezelf
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
In zit met in iedere hand een kegel
Uitvoering
Tik met de kegels tegen elkaar, zo laag mogelijk bij de grond, op heuphoogte, achter de kuiten, bovenbeen optillen en daar onderdoor aantikken, op hoofdhoogte, zo hoog mogelijk.
Variatie
Doe het andersom dus begin hoog en eindig laag
Materiaal
Stoel, 2 kegels
Aandachtspunten
Koppeling ADL: de heg knippen met een heggenschaar
60
Deel 3: Coördinatie
Nummer
44
Type
Met jezelf
Regio
Hele lichaam
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
In zit met de kegel in je rechterhand
Uitvoering
Geef de kegel afwisselend onder het rechter en linkerbeen door.
Variatie
Maak rondjes om allebei de benen
Materiaal
Kegel of knots
Aandachtspunten
Moeilijk
61
Deel 3: Coördinatie
Nummer
45
Type
Met z´n tweeën
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
In zit voor op de stoel, tegenover elkaar, zo ver uit elkaar dat de gestrekte armen elkaar aanraken
Uitvoering
Afwisselend de romp voor- en achterwaarts bewegen, als persoon A naar voren gaat, gaat persoon B automatisch naar achteren, één iemand of allebei ogen dicht
Variatie
Met een stok in de handen, die allebei de personen vasthouden
Materiaal
Stok
Aandachtspunten
Langzame uitvoering, niet loslaten!
62
Deel 3: Coördinatie
Nummer
46
Type
Met z´n tweeën
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
In zit voor op de stoel, tegenover elkaar, zo ver uit elkaar dat de gestrekte armen elkaar aanraken
Uitvoering
Beide buigen de romp naar opzij, twee armen gaan naar beneden, twee naar boven, één iemand of allebei ogen dicht
Variatie
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
Koppeling ADL: dansen
63
Deel 3: Coördinatie
Nummer
47
Type
Met z´n tweeën
Regio
Romp
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
Twee stoelen met hun rechter kant tegen elkaar aan, twee mensen zitten met de ruggen en hoofden tegen elkaar aan op de stoelen
Uitvoering
De ruggen bewegen voorzichtig voor- en achterwaarts, maar zonder dat het contact verloren gaat
Variatie
Stoppen in bepaalde houdingen, een been of arm in de lucht, één iemand of allebei ogen dicht
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
64
Deel 3: Coördinatie
Nummer
48
Type
Met z´n tweeën
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
In zit, 2 personen tegenover elkaar met de handen tegen elkaar aan.
Uitvoering
1 persoon beweegt met zijn handen en armen en de ander moet volgen. Daarna wisselen ze om
Variatie
Gaat dit goed, ga 10 cm verder van elkaar zitten en houdt de handen nu op 5 cm van elkaar. 1 persoon voert de bewegingen uit en de ander moet proberen te volgen, één iemand of allebei ogen dicht
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
Alle bewegingen zijn goed als ze maar langzaam worden uitgevoerd
65
Deel 3: Coördinatie
Nummer
49
Type
Met elkaar
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
In zit
Uitvoering
1 persoon neemt een houding aan, de rest van de groep neemt dezelfde houding aan, daarna is de volgende aan de beurt
Variatie
De oefening een thema geven, zoals: dieren, beroepen, sport, handelingen van vroeger
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
Houdt rekening met niveauverschillen en dat de deelnemers mogelijk geen houding willen of durven te verzinnen
66
Deel 3: Coördinatie
Nummer
50
Type
Met z´n tweeën
Regio
Romp
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
2 personen tegenover elkaar, bal in de handen van beide personen
Uitvoering
Tegelijk omhoog of naar opzij bewegen van de bal
Variatie
1 of 2 personen hebben de ogen dicht, in bepaalde stand stoppen en 5 tellen vasthouden
Materiaal
Bal
Aandachtspunten
67
Deel 3: Coördinatie
Nummer
51
Type
Met z´n tweeën
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
In zit voor op de stoel, tegenover elkaar, zo ver uit elkaar, dat de gestrekte armen elkaar goed kunnen raken
Uitvoering
De armen zwaaien naar rechts en links, in dezelfde richting of kruislings
Variatie
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
Koppeling ADL: dansen
68
Deel 3: Coördinatie
Nummer
52
Type
Met z´n tweeën
Regio
Armen
Doel
Coördinatie
Uitgangshouding
2 personen zitten tegenover elkaar in opgerichte houding, armen uitgestrekt naar voren
Uitvoering
Handen van personen tegen elkaar, dan langzaam omhoog bewegen
Variatie
Handen net niet tegen elkaar, bal tussen de handen, rondjes draaien
Materiaal
Stoelen, bal
Aandachtspunten
69
Deel 4: Spellen
Nummer
53
Type
Met elkaar
Regio
Hele lichaam, voornamelijk bovenste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
Groep in een cirkel in zit
Uitvoering
Iedereen in de groep heeft het laken met beide handen vast. Op het laken ligt een balletje en het is de bedoeling dat de groep probeert het balletje bij iemand eraf te rollen, diegene moet dat weer zien te voorkomen. Het balletje mag niet aangeraakt worden.
Variatie
Meerdere balletjes, ballen zo hoog mogelijk gooien
Materiaal
Een laken, zachte balletjes, stoelen
Aandachtspunten
Mooie kleuren voor het laken en het balletje prikkelen de zintuigen Koppeling ADL: bed opschudden
70
Deel 4: Spellen
Nummer
54
Type
Met elkaar
Regio
Hele lichaam, voornamelijk bovenste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
In zit
Uitvoering
De groep zit in een cirkel en probeert de ballon in de lucht te houden.
Variatie
Ga de cirkel rond met de ballon en sla niemand over, maar 1 keer aanraken, meerdere ballonen, op commando andere richting
Materiaal
Ballon, stoelen
Aandachtspunten
Zorg dat iedereen ongeveer evenveel aan de beurt komt
71
Deel 4: Spellen
Nummer
55
Type
Met z´n tweeën
Regio
Armen
Doel
Spel
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, tegenover elkaar
Uitvoering
Op verschillende wijze, afwisselend in de handen van je partner klappen
Variatie
Materiaal
Stoelen
Aandachtspunten
Niet bij reumatoïde artritis!
72
Deel 4: Spellen
Nummer
56
Type
Met elkaar
Regio
Hele lichaam
Doel
Spel
Uitgangshouding
De groep zit in een cirkel
Uitvoering
Een persoon blaast bellen en de groep moet proberen de bellen te laten knappen.
Variatie
Dit kan bijvoorbeeld alleen met de armen of de benen, alleen met rechts of links De bellen omhoog laten vliegen door te bewegen
Materiaal
Bellenblaas, stoelen
Aandachtspunten
Als iemand niet kan blazen doet de groepsleider dit. Alleen geschikt bij een groep met een laag niveau
73
Deel 4: Spellen
Nummer
57
Type
Met elkaar
Regio
Onderste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, in een cirkel
Uitvoering
De bal overschoppen naar elkaar
Variatie
Alleen met links, alleen met rechts, proberen tussen de stoelen door te krijgen…goal!
Materiaal
Stoelen en bal
Aandachtspunten
Let op veiligheid, voor veiliger gevoel kunnen de personen zich vasthouden aan het zitvlak van de stoelen
74
Deel 4: Spellen
Nummer
58
Type
Met elkaar
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit
Uitvoering
Geef iedereen een ballon en een stift en laat ze hun eigen naam op de ballon schrijven. Pak nu drie ballonnen en sla deze over. Als de ballon bij degene komt van wie hij is, gaat die ballon eruit en komt er een nieuwe naam in. Doe alle ballonnen tegelijk in de kring, als er een ballon op de grond komt of uit de cirkel gaat is hij weg. Doorgaan totdat alle ballonnen uit de kring zijn
Variatie
Materiaal
Ballonnen, stiften, stoelen
Aandachtspunten
Let op dat iedereen de kans krijgt de ballonnen te raken
75
Deel 4: Spellen
Nummer
59
Type
Met elkaar
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, de deelnemers zitten in een rij en ieder heeft 2 zakjes in de hand
Uitvoering
De lesgevende lopen/rollen/kruipen afwisselend langs de rij op een afstand van ongeveer 3 meter en de deelnemers moeten proberen het zakje naar de lesgevende te gooien
Variatie
Met zachte ballen, een deelnemer is het slachtoffer
Materiaal
Stoelen, zakjes
Aandachtspunten
76
Deel 4: Spellen
Nummer
60
Type
Met elkaar
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, een emmer staat in het midden van de kring, iedereen heeft een zakje in zijn handen
Uitvoering
De deelnemers moeten proberen het zakje in de emmer te gooien met 2 handen
Variatie
Kleinere emmer, emmer op een verhoging, grotere afstand tot emmer, met 1 hand
Materiaal
Zakjes, emmer, stoelen
Aandachtspunten
77
Deel 4: Spellen
Nummer
61
Type
Met elkaar
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, in een kring, deelnemers hebben ieder een bal in de handen, in het midden staat een voorwerp
Uitvoering
De deelnemers moeten proberen het voorwerp om te gooien
Variatie
Kan met een kegel, knots, kan ook in wedstrijd vorm met 2 partijen
Materiaal
Kegel, stoelen, ballen
Aandachtspunten
78
Deel 4: Spellen
Nummer
62
Type
Met z´n allen
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
De deelnemers zitten in een kring
Uitvoering
Grote gym-bal wordt in de kring willekeurig van de één naar de andere gestuit
Variatie
Namen roepen waar je naar toe stuit, of je eigen naam als je de bal ontvangt. Dit kan ook met namen van dieren, personen of plaatsnamen
Materiaal
Gym-bal
Aandachtspunten
79
Deel 4: Spellen
Nummer
63
Type
Met elkaar
Regio
Bovenste extremiteit
Doel
Spel
Uitgangshouding
Opgerichte houding in zit, in een kring, 1 iemand heeft een bal
Uitvoering
De deelnemers gooien de bal willekeurig naar een persoon uit de kring
Variatie
Met alleen de linker hand of rechter hand, de naam roepen naar wie je toe gooit of van jezelf als je hem ontvangt. Dit kan ook met namen van dieren, personen of plaatsnamen. In plaats van gooien stuiteren, de cirkel rond en niemand overslaan met de bal Bal, stoelen
Materiaal
Aandachtspunten
Niet te hard gooien en zorg dat iedereen aan de beurt komt
80