b en dv oo rp sy ch ee n
‘Vit am ine 6
en betekent le ven en we rkt er stimul
: gro ’ G
n. i re
Groen tegen deblues Een wandeling in de natuur verbetert het humeur en het concentratievermogen. Mensen die in de buurt van een park wonen, hebben minder last van welvaartsziekten als verhoogde bloeddruk en leven langer. Uit alle onderzoeken blijkt dat de ‘zachte prikkels’ van de natuur ons goed doen – zelfs Door Klaus Wilhelm virtuele landschappen hebben een positief effect.
E
en hersenscanner is normaliter niet de ideale plaats om tot bezinning te komen. De buis waar de proefpersonen in liggen is te nauw, en in het laboratorium heerst een kille, zakelijke sfeer. Dus als onderzoekers erachter willen komen wat kenmerkend is voor de mentale toestand van innerlijke rust, moeten ze de proefpersonen in de fMRI-scanner eerst in staat stellen zich te ontspannen. De beleving van de natuur geldt al sinds jaar en dag als een van de meest geschikte hulpmiddelen om dat te bereiken. Om te testen of dat inderdaad klopt, heeft een team van Britse en Duitse wetenschappers proefpersonen in een hersenscanner twee filmpjes laten bekijken. Op het ene was een idyllisch strand te zien, op het andere een drukke snelweg. De filmpjes werden begeleid door hetzelfde luide geruis: een mix van geluidsopnamen van de branding van de zee en van voorbijrazende auto’s.
De hersenscan liet grote verschillen in de hersenactiviteit zien. Als de twaalf proefpersonen naar het natuurlijke decor keken, nam de activiteit in de auditieve cortex, het gehoorcentrum van het brein, duidelijk toe, evenals in de mediale prefrontale cortex en de cortex cingularis posterior. De laatstgenoemde twee hersengebieden zijn onder andere altijd actief wanneer mensen hun geestesoog naar binnen richten en zich op zichzelf concentreren. Blijkbaar stelde het gefilmde strand de proefpersonen in staat, ondanks de ongunstige omstandigheden in de oncomfortabele buis van de scanner, een staat van bezinning te bereiken. ‘Als mensen naar betonnen gebouwen of een autoweg kijken, treedt die mentale toestand vrijwel nooit op’, zegt neurowetenschapper Simon Eickhoff van het Forschungszentrum Jülich, een van de grootste interdisciplinaire onderzoekscentra in Europa. In dat geval doet de 7
Het ene groen is het andere niet Een waterval heeft een stimulerend effect, een bos is rustgevend. Zo luidt de conclusie van een onderzoek dat een team van Oostenrijkse onderzoekers in 2010 heeft gepubliceerd. Het interdisciplinaire team, onder leiding van een arts en een landschapsarchitect, liet veertien proefpersonen meerdere malen tien minuten verpozen in een bos, in een rotslandschap en bij een waterval, en registreerde daarbij een aantal fysiologische reacties. Daarbij hielden ze rekening met fysische condities als temperatuur en luchtdruk. Bij de waterval was de hartslag van de proefpersonen gemiddeld zes slagen per minuut hoger dan in het bos. Bovendien constateerden de onderzoekers in het bos ook de sterkste vegetatieve ontspanning, gemeten aan de respiratoire sinusaritmie, een variatie in de hartslag die samenhangt met de ademhaling. De fysiologische reacties op het rotslandschap lagen telkens ergens tussen die op het bos en op de waterval. Om te ontspannen, moeten we dus een bos opzoeken – maar wat voor bos? Een wandeling door een keurig onderhouden bos is bevorderlijker voor ons geestelijk welzijn dan een vergelijkbare tocht door verwilderde natuur, zo blijkt uit een eveneens in 2010 gepubliceerde studie van het Zwitserse Onderzoeksinstituut voor Bos, Sneeuw en Landschap. De onderzoeksters Dörte Martens en Nicole Bauer vermoeden dat de wandelaar in gecultiveerd groen minder prikkels te verwerken krijgt. (Bronnen: Psychophysiologische Effekte atmosphärischer Qualitäten der Landschaft. E. Frohmann e.a. in Schweizerische Zeitschrift für Forstwesen 161, 2010; pp. 97-103. Wald als Ressource für psychisches Wohlbefinden. Verslag van een experiment van D. Martens en N. Bauer in Schweizerische Zeitschrift für Forstwesen 161, 2010; pp. 90-96)
gelijktijdige toename van de activiteit in de hersengebieden die een mentale perspectiefwisseling teweegbrengen zich niet voor en ervaren de proefpersonen het begeleidende geruis simpelweg als lawaai. Volgens de Britse onderzoeksleider Peter Woodruff van de Universiteit van Sheffield kunnen hersenscans helpen om vast te stellen hoe parken en plantsoenen eruit moeten zien om het geestelijk evenwicht van stadsbewoners zoveel mogelijk te bevorderen. Want daarmee kunnen we in het laboratorium testen welk effect zulke plaatsen hebben op de gemoedstoestand van een mens. De bevindingen van het elfkoppige onderzoeksteam onder leiding van Woodruff kunnen misschien een verschijnsel verklaren dat de beheerders van Amerikaanse natuurparken na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 opmerkten: in de dagen na de aanslagen gingen de bezoekersaantallen met sprongen omhoog. De mensen gingen wandelen om na te denken over wat er gebeurd was, zo meldden de boswachters. ‘Deze bevindingen zijn geheel in lijn met de biofilie-hypothese’, zegt de eveneens bij het onderzoek betrokken neurowetenschapper Michael Hunter. Volgens deze theorie van de gerenommeerde bioloog Edward Wilson ervaart Homo sapiens een instinctieve verbondenheid 8
met alle andere levende wezens en heeft hij de natuurbeleving nodig om gezond en gelukkig te kunnen zijn. Uitgaande van de biofilie-hypothese onderzoekt een toenemend aantal wetenschappers het effect van de natuurlijke omgeving op onze geestelijke en lichamelijke gezondheid. Wanneer en waarom doet een verblijf in de vrije natuur ons goed? Is voor de mens de zintuiglijke ervaring van bos en weide even onontbeerlijk als zijn sociale contacten? ‘Het beleven van de natuur verbetert in alle opzichten onze gezondheid’, zegt Jolanda Maas van het onderzoeksinstituut voor
gezondheid en zorg van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Deze sociologe heeft samen met een aantal collega’s de medische gegevens van een representatieve steekproef van zo’n 350.000 Nederlanders geanalyseerd. De onderzoekers zetten de data uit de archieven van 195 huisartsen uit op een geografisch raster, bestaande uit vierkanten van 25 bij 25 meter. Zo konden ze nagaan hoeveel groen er in een straal van drie kilometer rondom elk huishouden voorhanden was. Een oppervlak gold als ‘groen’ wanneer het voor meer dan vijftig procent met planten en bomen begroeid was.
Samengevat Groen is gezond
1. Contact met de natuur is goed voor ons geestelijk en lichamelijk welbevinden en verbetert het concentratievermogen.
2. Hoe groener de woonomgeving, hoe minder last mensen hebben van welvaartsziekten en psychische kwalen als angsten en depressies.
3. Ook een virtueel natuurlandschap heeft een positief effect, maar
kan de heilzame werking van een verblijf in de echte natuur toch niet volledig vervangen.
Hoe groener, hoe gezonder In 2009 werden de resultaten van het onderzoek gepubliceerd. De conclusie luidde: hoe groener de omgeving, hoe minder last de inwoners hebben van hart- en vaatziekten, longaandoeningen, diabetes, depressies en angststoornissen. Eén procent minder groen bleek hetzelfde effect op de gezondheid te hebben als een jaar ouder worden. Bij kinderen en mensen met een laag inkomen was het effect zelfs nog sterker – vermoedelijk omdat zij gemiddeld een groter deel van hun tijd in de directe omgeving van hun huis doorbrengen. Maar wat betekent dat precies? Je kunt op grond van statistische correlaties niet tot een causaal verband besluiten. Het is bijvoorbeeld ook denkbaar dat alleen al de betere luchtkwaliteit in een groene omgeving een positief effect heeft op de gezondheid. Bovendien is het mogelijk dat mensen in verschillende woongebieden zich op andere punten van elkaar onderscheiden die van invloed zijn op de lichamelijke conditie – zoals het aantal sociale contacten of hoeveel ze aan sport doen. Die laatste mogelijkheid konden de onderzoekers in vervolgstudies uitsluiten: bewoners van het platteland bleken niet meer aan sport te doen dan stedelingen, eerder minder. Dat is misschien te verkla-
Universiteit van Tokio heeft in 2002 het percentage groen in de diverse stadswijken van Tokio geïnventariseerd aan de hand van gegevens uit het jaar 1992. Voorts ondervroeg hij ruim 3.000 mensen die waren geboren in 1903, 1908, 1913 of 1918 over hun leefomgeving. Vijf jaar later waren ongeveer 900 van de ondervraagden overleden. Het bleek dat onder de overledenen bovengemiddeld veel mensen waren die in een gebied woonden waar maar weinig gelegenheid was voor een wandeling in een park of plantsoen – en die correlatie bleef bestaan wanneer de onderzoekers alleen personen van dezelfde leeftijd, hetzelfde geslacht, dezelfde gezinssituatie en dezelfde sociaaleconomische status met elkaar vergeleken. Het effect was dus niet alleen te verklaren uit het feit dat betonwoestenijen vaker worden bewoond door mensen die als gevolg van andere (bijvoorbeeld armoedegerelateerde) leefomstandigheden sowieso al jonger sterven. Zulke gevolgen van sociale ongelijkheid kunnen zelfs voor een deel ongedaan gemaakt worden door een groene omgeving, zoals geograaf Richard Mitchell en gezondheidswetenschapper Frank Popham van de Universiteit van St. Andrews hebben berekend. Zij deelden een aantal Britse staatsburgers die nog niet de pensi-
Na de aanslagen van 11 september gingen de bezoekersaantallen van Amerikaanse natuurparken met sprongen omhoog ren uit het feit dat men op het platteland ook voor kleine boodschappen al snel een auto nodig heeft, terwijl men in de stad veel dingen te voet kan afhandelen. Sociale contacten speelden in elk geval wel een rol. Hoe minder groen er in de omgeving was, hoe eenzamer de bewoners zich naar eigen zeggen voelden. Maas denkt dat dit feit althans voor een deel verantwoordelijk is voor het verband tussen natuur en gezondheid. Maar aangezien een groene omgeving vooral gepaard gaat met minder psychische problemen als angsten en depressies, is het heilzame effect volgens haar vooral een gevolg van het feit dat de natuurervaring stress vermindert. Onderzoeken in Engeland en Japan bevestigen verder dat zelfs de levensverwachting stijgt als er groen in de buurt is. Een groep gezondheidswetenschappers onder leiding van Takehito Takano van de
oengerechtigde leeftijd hadden bereikt in groepen in op grond van hun leeftijd en de hoeveelheid groen in hun woonomgeving. Vervolgens keken ze hoeveel van hen overleden in de periode 2001-2005. Onder degenen die de meeste bomen en planten om zich heen hadden was de correlatie tussen inkomen en overlijden het zwakst. Met andere woorden: als er veel natuur in de buurt is, heeft armoede een minder negatief effect op de levensverwachting! De onderzoekers pleiten ervoor dat gemeentebesturen bij de stadsplanning rekening houden met die bevindingen en zorgen voor voldoende openbare groenvoorzieningen.
Testwandeling door de botanische tuin In de hoop een oorzakelijk verband te ontdekken tussen groen en gezondheid hebben onderzoekers tal van experimenten
Kleine bodembewoner zorgt voor een beter humeur Mycobacterium vaccae, een onopvallende bacterie die in de grond leeft, blijkt bij proefdieren het leervermogen te stimuleren en hun angstsymptomen te verlichten. In 2007 ontdekten onderzoekers van de Universiteit van Bristol dat, wanneer ze deze bacterie injecteerden in de hersenen van muizen, hij daar de groei van cellen stimuleerde die de neurotransmitter serotonine produceren. Dat is dezelfde signaalstof waar ook antidepressiva hun werking aan ontlenen. Bij een tweede experiment, in 2010, bleek dat muizen die werden gevoerd met brood waar de bacterie in was verwerkt, twee keer zo snel de weg uit een doolhof konden vinden als soortgenoten die gewoon brood hadden genuttigd. Er zijn aanwijzingen dat die bevindingen ook op de mens van toepassing zijn: bij kankerpatiënten bleken de bacteriën eveneens de stemming te verbeteren. (Bronnen: Identification of an Immune-Responsive Mesolimbocortical System: Potential Role in Regulation of Emotional Behavior. C.A. Lowry in Neuroscience 146, 2007; pp. 756-772. Bijdrage van Dorothy Matthews en Susan Jenks op de 110de algemene vergadering van het Amerikaanse Genootschap voor Microbiologie. San Diego 2010.)
Woordverklaring Omgevingspsychologie
(ook wel milieupsychologie of ecologische psychologie genoemd) is een jong onderzoeksgebied binnen de toegepaste psychologie. De beoefenaars van de nieuwe discipline onderzoeken welke effecten de omgeving heeft op de beleving en het gedrag van de mens, hoe de mens zijn leefomgeving vormgeeft en welke psychologische gevolgen dat op zijn beurt heeft.
9
Zin in natuur?
In de wintermaanden – wanneer het aantal seizoensafhankelijke depressies piekt – is ongeveer een kwart van de Duitsers minder dan een keer per week een half uur in de natuur te vinden. Dat was de uitkomst van een enquête die het instituut voor marktonderzoek YouGov onlangs in opdracht van het Duitse psychologietijdschrift Gehirn & Geist heeft uitgevoerd (zie grafiek). Toch gaat nog altijd een op de vijf Duitsers zelfs als het vriest minstens een half uur per dag in de natuur wandelen. In de zomer zien de cijfers er anders uit: dan brengt ongeveer de helft van de Duitsers dagelijks langere tijd door in bos, park of veld. Hoe vaak bent u in de winter- resp. zomermaanden minstens een half uur in de natuur, bijvoorbeeld in een tuin, een park of een bos? (Representatieve steekproef van 1098 personen. De som van de percentages kan iets hoger of lager dan 100 uitkomen, als gevolg van afrondingen.)
minder dan eenmaal per week
24 %
2%
een- à tweemaal per week
Winter
7%
16 % 19 %
dagelijks
Zomer
Zachte prikkels bevorderen het herstel
18 % 20 %
drie- à viermaal per week vijf- à zesmaal per week
32 %
11 %
50 %
Percentage van de ondervraagden
Waar bent u dan in de winter resp. zomer het vaakst te vinden?
35 %
Veld, bos of weiland
16 %
Park of andere openbare groenvoorziening, bijvoorbeeld een botanische tuin of een begraafplaats
23 % 17 % 19 %
Particuliere tuin
5%
Een met groen beplant sportcomplex, bijvoorbeeld een openluchtzwembad of een golfbaan
3% 7%
Overige plaatsen waar bomen en planten te vinden zijn © Gehirn&Geist
42 %
Aan het water, bijvoorbeeld bij een meer of de zee
13 %
15 % 6% Percentage van de ondervraagden
10
uitgevoerd naar de werking van ‘vitamine G’. In 2008 heeft een team van psychologen onder leiding van Stephen Kaplan van de Universiteit van Michigan ongeveer veertig proefpersonen een wandeling van een uur laten maken – ofwel in het drukke stadscentrum, ofwel in de botanische tuin. Met behulp van gps-apparatuur controleerden de onderzoekers of de deelnemers zich aan de afgesproken route hielden. Voor en na de wandeling namen ze de proefpersonen verschillende psychologische tests af. En inderdaad bleek dat degenen die tussen het groen hadden gewandeld bij terugkomst niet alleen een beter humeur hadden, maar zich ook aanzienlijk beter konden concentreren. Bij een geheugentest wisten ze zich gemiddeld 1,5 woord meer te herinneren dan voor de wandeling, terwijl degenen die door het stadscentrum hadden geflaneerd slechts 0,5 woord meer scoorden. De weersomstandigheden speelden daarbij geen rol, zoals de onderzoekers konden vaststellen door het experiment in verschillende jaargetijden te herhalen.
Kaplan ziet hierin een bevestiging van zijn attention restoration theory. Die theorie maakt onderscheid tussen twee vormen van aandacht. Enerzijds is er de bewuste, gerichte aandacht, die we gebruiken om al dan niet moeilijke taken uit te voeren, bijvoorbeeld wanneer we tijdens ons werk worden afgeleid of een lastige beslissing moeten nemen. ‘Dat vergt inspanning en is dus vermoeiend’, legt de psycholoog uit. Anderzijds is er de onbewuste aandacht, die geen enkele moeite kost. Die vorm van aandacht is bijvoorbeeld in het spel wanneer we ergens zo door gefascineerd zijn dat we ons er bijna niet van kunnen losrukken. Wie de batterijen van zijn bewuste aandacht wil opladen, moet ofwel een dutje doen, ofwel een tijdje door bos en veld dwalen, aldus Kaplan. Want daar zijn allerlei ‘zachte prikkels’ te vinden, zoals het ritselen van de bladeren of het gekwinkeleer van de vogels, die ons brein in staat stellen weer op krachten te komen. Als een mens daarentegen wordt overspoeld met prikkels, bijvoorbeeld door verkeerslawaai of knipperende neonverlichting, wordt hij moe: de prefrontale cortex – het controlecentrum van de aandacht – raakt overbelast en de zelfbeheersing neemt af. Overbelasting kan ook de weg vrijmaken voor agressief gedrag, zo stelden in 2001 psychologe Frances Kuo en landschapsarchitect William Sullivan van de Universiteit van Illinois. Zij ondervroegen 145 bewoonsters van een armoedig
wooncomplex in Chicago over de kwaliteit van de relatie met hun partner. De vrouwen die vanuit hun ramen uitkeken op de troosteloze stedelijke omgeving, gedroegen zich naar eigen zeggen in conflicten agressiever dan seksegenoten die uitzicht hadden op een stukje natuur. Overigens kunnen we daar niet uit opmaken wat oorzaak is en wat gevolg: het is ook denkbaar dat vredelievende vrouwen er bij het uitkiezen van een woning op letten dat ze door het raam een paar bomen kunnen zien. Dat de aanwezigheid van natuur de concentratie verbetert, hebben Kuo en een collega ook aangetoond bij hyperactieve kinderen. De onderzoeksters lieten 17 schoolkinderen met ADHD (attention deficit hyperactivity disorder) twintig minuten door een park wandelen. Daarna werd de aandachtsboog van de zeven- tot twaalfjarigen gemeten met een gestandaardiseerde test. De aandachtsspanne bleek door zo’n wandelingetje net zoveel
natuur tegenwoordig vaak alleen nog van televisiedocumentaires – bijvoorbeeld over een safari in Afrika.
Virtuele vegetatie kan echt groen niet vervangen In 2008 heeft een onderzoeksteam onder leiding van psycholoog Peter Kahn van de Universiteit van Washington in een reeks experimenten het effect van echte en gesimuleerde natuur direct met elkaar vergeleken. Sommige proefpersonen hadden vanaf hun zitplaats vrij uitzicht op een park, andere zagen hetzelfde park op een reusachtig plasmascherm. Een derde groep keek tegen een kale wand aan. Alle deelnemers moesten onder hoge tijdsdruk een aantal kantoortaken uitvoeren, zodat ze gestresst raakten. Vervolgens keken de onderzoekers hoe snel hun hartslag zich weer normaliseerde. Zoals verwacht, herstelde de hartslag van degenen die door een raam naar buiten konden kijken zich het snelst. Maar tussen de degenen
Wie de batterijen van zijn bewuste aandacht wil opladen, moet een dutje doen of een tijdje door bos en veld dwalen toe te nemen als bij een behandeling met het ADHD-medicijn ritalin (rilatine in België, red.). Een wandeling door een keurige woonwijk leverde daarentegen geen voordeel op. De onderzoeksters stellen in hun in 2009 gepubliceerde studie voor de gangbare ADHD-therapieën aan te vullen met spelen in de natuur. Een speeltuin in het bos zou bijvoorbeeld de symptomen kunnen verminderen. Deze hypothese is overigens nog niet in gecontroleerde wetenschappelijke studies bevestigd. Terwijl kinderen vroeger veel tijd in de buitenlucht doorbrachten, kennen ze de
die tegenover een beeldscherm of een muur zaten ontdekten de onderzoekers geen verschil. Bij een vergelijkbaar experiment bleek de gesimuleerde natuur wel een positiever effect te hebben dan de kale wand. In dat geval deden de onderzoekers echter geen fysiologische metingen, maar vroegen de proefpersonen naar hun psychisch welbevinden en testten hun mentale prestatievermogen. Voor zover we er nu iets over kunnen zeggen, werkt virtuele natuur beter dan helemaal geen natuur, zegt Kah. Als we met technologische middelen proberen een surrogaat-natuur te creëren,
brengt dat volgens Kahn een fundamenteel risico met zich mee dat hij aanduidt als environmental amnesia, oftewel ‘geheugenverlies met betrekking tot onze omgeving’. Zo schatten mensen die al jarenlang in Los Angeles wonen de schadelijke gevolgen van de luchtvervuiling voor de gezondheid als minder ernstig in dan mensen die kortgeleden naar de stad zijn gekomen. En zo gaat het met de natuurbeleving als geheel, aldus Kahn. Elke volgende generatie ontwikkelt haar eigen maatstaven voor wat een ‘normale’ hoeveelheid natuur is – en daarbij komt de lat steeds lager te liggen. Hoe meer de oorspronkelijke natuurbelevenis wordt vervangen door ‘virtuele natuur’, hoe meer die verbleekt in het collectieve geheugen. Maar als we daaraan wennen, moeten we daar wellicht een prijs voor betalen in de vorm van een slechtere psychische gezondheid. pb
De auteur Klaus Wilhelm woont en werkt als wetenschapsjournalist in Berlijn. Hij heeft biologie gestudeerd.
Meer over dit onderwerp The State of Tranquillity: Subjective Perception is Shaped by Contextual Modulation of Auditory Connectivity. M.D. Hunter e.a. in Neuroimage 53, 2010; pp. 611-618. The Human Relation With Nature and Technological Nature. P.H. Kahn e.a. in Current Directions in Psychological Science 18, 2009; pp. 37-42. Children with Attention Deficits Concentrate Better after Walk in the Park. A.F. Taylor en F.E. Kuo in Journal of Attention Disorders 12, 2009; pp. 402-409. Morbidity is Related to a Green Living Environment. J. Maas e.a. in Journal of Epidemiology and Community Health 63, 2009; pp. 967-973. Effect of Exposure to Natural Environment on Health Inequalities: An Observational Population Study. R. Mitchell en F. Popham in The Lancet 372, 2008; pp. 1655-1660. Urban Residential Environments and Senior Citizens’ Longevity in Megacity Areas. T. Takano e.a. in Journal of Epidemiological Community Health 56, 2002; pp. 913-918.
11