T
,, ,Q.. .. .*<
-
'
I%
Werkdocument 1985 - 176 ~6
~ i j k ~ d i e voor ~ s t de IJ~~elmeefpOlders.
van W. Boxsem W.G. Baarveld
Smedinghuis. LelYStad
.
.
B18Llrj I t ' E E 6 R I J ~ S ~ , C : : ;VOOR ~~
oe
USSELMCEHPOLDERS
datum: september 1985
Een windmolen draait daar waar de wind waait Een haalbaarheidsstudie naar het gebruik van windenergie voor de R.W.Z.I. "Water~arr~~Sel" op het bedrijvenpark De Vaart.
INHOUD 1.
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
2.
INLEIDING
3.
PROBLEEMSTELLING
4.
4.4.
VERKENNING EN ONDERZOEK R.W.Z.I. "Watercarrousel": energievoorziening en energieverbruik Alternatieven voor energievoorziening Gebruik van windenergie Globale energie opbrengst Technologische mogelijkheden Planologische aspecten Financiele gevolgen Onderzoeksaspecten Keuze uit alternatieven
5.
INFORMATIEBRONNEN
4.1.
-.
4.2. 4.3. 4.3.1. 4.3.2. 4.3.3. 4.3.4. 4.3.5.
-
r '1 8 3 5 3
7111 --...antenzijn ale regel eerste versies van te schrijven rapporten (uittypen geschreven tekst) en daardoor uitsluitend bestemd voor intern gebruik. De verantwoordelijkheid voor de tekst berust bij de auteur.
1. SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBCVELINGEN
..
. . - . . . De rioolwaterzui~erin~sinstallatie van Almere - de R. W.Z. I. "Watercarrousel" - op het bedrijvenpark De Vaart zal eind 1985 zijn uitgebreid toteen maximale zuiveringscapaciteitvan 8 0 . 0 0 0 i n w o n e r e q u i ~ e n t e n . Deze installatie vergt veel energie, voornamelijk elektriciteit. In een haalbaarheidsstudie is nagegaan of gebruik van windenergie besparingen ksn opleveren op de totale energiekosten. In principe zijn de mogelijkheden voor gebruik van windenergie zeker aanwezig. Door de relatief hoge gemiddelde jaarlijks windsnelheid (ca. 6,2 m/sec) is het energie-aanbod groot, zeker wanneer in aanmerking wordt genomen dat de R.W.Z.I. relatief gunstig is gesitueerd. In de uitgevoerde studie is aandacht besteed aan: * de globale energie-opbrengst. Deze loopt uiteen van'ca. 100.000 kwh/ jaar tot 900.000 kWh/jaar, afhankelijk van het aantal windturbines, de wiekdiameteren de ashoogte. * de technologische mogelijkheden. Uit een marktverkenning, gecombineerd met een onderzoek naar de relatie windvermogen-generatorvermogen, blijkt dat op de R.W.Z.I. de volgende windturbines potentieel in aanmerking kunnen komen: 4 Lagerweij turbines met wiekdiameter van 15 m 3 Polenko turbines met wiekdiameter van 18 m 2 Bouma turbines met wiekdiameter van 2G m 2 Polymarin turbines met wiekdiameter van 21 m. De Polymarinturbine is een verticale asturbine; de overige turbines zijn horizontale asturbines. De in aanmerking komende ashoogtes bedragen 24 m of 30 m. * planologische aspecten. Problemen met betrekking tot inpassing van windturbines zijn vanuit planologisch gezichtspunt nauwelijks te verwachten. Binnen het bestemmingsplan De Vaart I kunnen windturbines worden opgericht. Geluid en vogelhinder zijn van ondergeschikte betekenis, terwijl problemen met betrekking tot straalverbindingen enradiozenders zich evenmin zullen voordoen. Vanuit landschappelijk oogpunt bezien, zullen de wilgen aan de zuidwestkant moeten worden omgevormd tot knotwllgen in verband met een optimale benutting van de windenergie. * financiele gevolgen. Voor een achttal varianten is uitgerekend wat de kostprijs van windenergie zal zijn. Het betreft hier de vier windturbines, die genoemd zijn bij de technologische mogelijkheden voor een ashoogte van 24 m en voor een ashoogte van 30 m. In de basisberekening (tabellen 4.4 en 4.5) is uitgegaan van een levensduur van 20 jaar en ken rentevoet van 7.5%. Aangenomen is dat op de investeringen een non-profit subsidie wordt gegeven van 30% (horizontale asturbines) dan we1 40% (verticale asturbines). Voor de onderhoudskosten/verzekering is een percentage verondersteld van respectievelijk 3% (horizontale asturbines) en 2,5% (verticale asturbines).
De berekende kwh-prijzen (incl. B.T.W.) zijn voor: Lagerweij 24 m 10,68 ct/kWh 30 m 10,63 ct/kWh Polenko 24 m 19,60 ct/kWh 30 m 18,60 ct/kWh Bouma 24 m 21,16 ct/kWh 30 m 20,09 ct/kWh Polymarin 24 m 17,36 ct/kWh,:, , 30 m 16,66 ct/kWh-
Media 1985 leverde de P.G.E.M.
elektriciteit tegen de volgende tarie-
ven (incl. B.T.W.): dagstroom 20,40 ct/kWh overige dagstroom 16,04 ct/kWh nachtstroom 13,80 ct/kWh Uit de gevoeligheidsanalyses blijkt dat de kwh-prijzen nogal kunnen varieren, afhankelijk van de gehanteerde uitgangspunten. Ten opzichte van de basisberekening levert: a. een 5 jaar kortere levensduur een stijging van 1,3-2,O ct/kWh een lOjaar kortere levensduur een stijging van 4.1-6,l ct/kw b. een rentevoet van 5% 1,3-2,l ct/kwh een daling van een rentevoet van 10% een stijging van 1,3-2,l ct/kwh c. 10% meer subsidie 1.2-2.0 ct/kWh een daling van d. 0,5% minder onderhoud/verz. een daling van 0.5-1.4 ct/kwh De berekening van de interne rentevoet leert dat op den lange duur alle windturbines vanuit financieel oogpunt bezien, rendabel zullen zijn. Hierbij is we1 aangenornen dat de prijzen zullen stijgen met 2% oer iaar. Van de onderzochte windturbines leveren alleen de horizontale asturbines van Lagerweij op dit moment een besparing op van f 16.273 tot f 18.532 per jaar, afhankelijk van de ashoogte. Alle overige turbines leveren geen besparing op, met uitzondering van de verticale asturbines van Polymarin, mits de rentevoet 5% is, in plaats van 7.5%. (tabel 4.6). De algehele conclusie is, dat vanuit financieel/economisch gezichtspunt bezien de voorkeur uit zou moeten gaan naar de horizontale asturbines van Lagerweij . onderzoeksaspecten. Uit discussies met onder meer het Projekt Beheersburo Energie Onderzoek te Utrecht en het Ministerie van Economische Zaken, blijkt dat gezocht wordt naar een goede locatie voor een demonstratie project van verticale asturbines. Indien grote waarde wordt toegekend aan het onderzoeksaspect, dan verdient het aanbeveling de R.w.z.I. "Watercarrousel" aan te melden als mogelijk demonstratieproject voor verticale asturbines. Het bijkomend voordeel is dat het meetprogramma betaald zou kunnen worden uit onderzoeksgelden in het kader van het Nationaal Ontwikkelingsprogramma Windenergie en dat nog een extra beroep kan worden gedaan op subsidiemogelijkheden bij de E.G. Een ander voordeel is dat aanvullend onderzoek gedaan kan worden naar vogelhinder. Naar aanleiding van de uitgevoerde haalbaarheidsstudie Windenergie voor de R.W.Z.I. "Watercarrousel" wordt geadviseerd: 1. over te gaan tot het gebruik van windenergie door het oprichten van BBn of meer windturbines. In een aanvullend advies zal worden aangegeven aan welk aantal en welk type de voorkeur wordt gegeven. De keuze hangt onder meer af van een exacte energie opbrengst berekening en de waarde, die wordt toegekend aan de onderzoeksaspecten. 2. het E.C.N.te Petten een exacte energie opbrengst berekening te laten uitvoeren voor de locatie Almere-De Vaart.
Jaa~piddddewimd~ndhudi ~met\ ps ~ o v l d cOP l o wta hoogte ~ O V C M o p temiul, bmhd aau de habd vau nutja~~vms over & piode 1951 - 1380
,
.
2. INLEIDING
De rioolwaterzuiveringsinstallatie van Almere - R.W.Z.I. "Watercarrousel" - zal eind 1985 worden uitgebreid tot een maxiinum capacitelt van 80.000 inwonerequivalenten. Het huidige systeem zal, ook na deze ~itbreidin~, erg veel energie verbruiken voor de zuurstofinbreng. Naar aanleiding van een verzoek van de directeur Stedebouw en Openbare Werken is een onderzoek uitgevoerd naar het mogelijke gebruik van windenergie. .. In principe zijn de mogelijkheden voor het gebruik van windenergie groot. Het gebied van Almere-De Vaart behoort tot de windrijkste streken van Nederland (figuur 2.1) en kent hierdoor relatief grote energieopbrengsten. Een tweede bijkomend positief punt is dat de situering van de rioolwaterzuiveringsinstallatie zodanig is, dat een vrijwel onbelemrnerde aanstrorning van wind rnogelijk is. In deze haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden voor toepassing van windenergie is aandacht besteed aan: energie-opbrengsten, technologische rnogelijkheden, planologische aspecten, financiele gevolgen en onderzoeksaspecten. Na een korte beschrijving van de probleernstelling en de huidige stand van zaken met de energievoorziening op de R.W.Z.I. "Watercarrousel" worden de hiervoor genoemde punten nader uitgewerkt. Detailinforrnatie is te vinden in de bijlagen en bij de informatiebronnen.
figuur 3.1
ALMERE
.
overzicht
stedelijk gebied
3. PROBLEEMSTELLING
De R.W.Z.I. "Watercarrousel" op het bedrijventerrein De Vaart in Almere (figuur 3.1) verbruikt een grote hoeveelheid elektrische energie. Deze energiebehoefte wordt gedekt door de P.G.E.M. via het openbare elektriciteitsnet. De kosten zijn hoog en zullen de kornende jaren hoger worden door de verdere ontwikkeling van Almere. Nu de R.W.Z.I. "Watercarrousel" zal worden uitgebreid en bij verdere uitbreiding in de toekomst het te kiezen zuiveringssysteem in belangrijke mate afhankelijk zal zijn van het energieverbruik, is dan ook de vraag gesteld: "Wat zijn de mogelijkheden voor de toepassing van windenergie en welke investerings- en exploitatiekosten zijn hiermee gemoeid?" In deze haalbaarheidsstudie is nagegaan onder welke randvoorwaarden windenergie toegepast zou kunnen worden en welke financiele gevolgen hier aan zijn verbonden.
4. VERKENNING EN ONDERZOEK
4.1. R.W.Z.I. "Watercarrousel": energievoorziening en energieverbruik De R.W.Z.I. "Watercarrousel" ligt aan de Vlotbrugweg op het bedrijvenpark "De Vaartg8in Almere (figuur 3.1). Het afvalwater van alle woningen en bedrijven in geheel Almere wordt via de riolering, gemalen en persleidingen. naar de R.W.Z.I. aangevoerd en daar gezuiverd. Deze zuivering is gebaseerd op een biologische zuivering, waarbij het afvalwater wordt gereinigd door middel van geforceerde afbraak van organische stoffen met behulp van bacterien en zuurstof. Na reiniging wordt het gezuiverde afvalwater (effluent genaamd) geloosd op de Lage Vaart. Het water van deze vaart wordt uitgemalen op het Markermeer. De R.W.Z.I. is in 1980 in gebruik genomen en kan met maximaal 40.000 inwonerequivalenten worden belast. Omdat de installatie in 1984/85 vrijwel volledig'belast is wordt deze eind 1985 uitgebreid tot een capaciteit van 80.000 inwonerequivalenten. Het zuiveringsproces (situatie eind 1985) verloopt als volgt (figuur 4.1): Het te zuiveren afvalwater wordt aangevoerd via persleidingen (I), die uitkomen in de verdeeltoren (2). Om vast te stellen hoe de belasting van de installatie verloopt, worden op deze plaats regelmatig monsters genomen, die in het laboratorium van de R.1J.P. te Lelystad worden onderzocht. In de verdeeltoren wordt het afvalwater verdeeld over de beluchtingscircuits ( 3 ) . In dit onderdeel van de zuiveringsinstallatie vindt het belangrijkste deel van het zuiveringsproces plaats, namelijk het biologische afbreken van de afvalstoffen. Deze afbraak gebeurt door een groot aantal'bacterien, die in kleine bruine vlokken samen leven. Deze vlokken noemt men we1 actief slib. De bacterien gebruiken de in het water aanwezige afvalstoffen als voedsel. Voor een goede afbraak is veel zuurstof nodig. De zuurstof wordt'inhet beluchtingscircuit gebracht door middel van oppervlaktebeluchters. Door de werking van de beluchters treedt een sterke contactwerking op tussen het water en de lucht, waardoor zuurstof kan worden opgenomen. Het mengsel van afvalwater en actief slib wordt daarna in de bezinktank (4) gebracht, waarin de slibvlokken bezinken en het biologische gezuiverde water afgevoerd wordt. Het bezinksel wordt.door middel van een:voortdurend ronddraaiende slibruimer geleidelijk naar het verdiepte gedeelte in het midden van de tank gevoerd. Om voldoende actieve bacterien in het beluchtingscircuit te behouden, wordt een groot deel van het slib (retourslib) uit de nabezinktank via een slibretourgemaal (5) in het beluchtingscircuit teruggevoerd. Het overtollige slib (surplusslib) wordt met behulp van het surplusslibgemaal naar een indiktank ( 7 ) gepompt. nog verdere afname van het Hier wordt het slib verder 0ntwaterd:Een watergehalte vindt plaats in slibbufferputten ( 8 ) . Doordat het slib gedurende ruim 20 dagen in het beluchtingscircuit verblijft, zijn praktische alle rotbare stoffen hieruit verwijderd. Het slib kan dan ook zonder stankbezwaren worden afgevoerd. Het wordt vaak gebruikt als meststof in de landbouw of voor grondverbetering. Het gezuiverde water wordt door een meetgoot (6)geleidom de afgevoerde hoeveelheid water te registreren. Ook wordt iedere week een monster van het effluent genomen om de restvervuiling ervan te kunnen bepalen; dit laatste vindt plaats in het laboratorium van de R.1J.P. te Lelystad. Het gehele proces wordt gestuurd vanuit het bedrijfsgebouw(9).
PROCESSCHEMA
R.W.Z. I.
" Watercarrousel
"
figuur L.1
Voor een beschrijving van de technische gegevens en het geynstalleerde elektrische vermogen, wordt verwezen naar bijlage 1. Technische gegevens en elektrisch vermogen van R.W.Z.I. "Watercarrousel". De energiebehoefte van de R.W.Z.I. wordt gedekt door het openbare net. t De P.G.E.M. levert de stroom en de G.A.M.O.G. het.aardgas. ~ e totale stroomverbruik in 1983 en 1984 is meer dan 1 miljoen kwh geweest. Een eerste indruk leveren de figuren 4.2 en 4.3. Voor een gedetailleerd beeld, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar stroomsoort en maand, wordt verwezen naar bijlage 2. Stroomverbruik R.W.Z.I. "Watercarrousel". Uit de daar gepresenteerde tabellen blijkt, dat het gemiddeld stroomverbruik varieert van 75.000 kwh - 110.000 kwh per maand (capaciteit thans 40.000). Hiervan is 2 7 , s dagstroorn, 40% overige dagstroom en 32,s nachtstroom. Naast dit stroomgebruik moet nog het aardgas genoemd worden. Het-totale verbruik in 1984 bedroeg 12.000 m3. Aangezien windenergie echter in de eerste plaats wordt gebruikt voor stroomopwekking, is dit aardgasverbruik verder niet geanalyseerd. 4.2. Alternatieven voor energievoorziening De alternatieven voor de energievoorziening op de R.W.Z.I. "Watercarrousel" richten zich vooral op de stroomvoorziening. Hierbij gaat het om twee mogelijkheden: a. Handhaven van de huidige situatie, d.w.2. de benodigde stroom laten leveren door de P.G.E.M. via het openbare elektriciteitsnet. b. Wijzigen van de huidige situatie, d.z.w. een deel van de benodigde stroom zelf opwekken met behulp van een of meer windturbines. De energievoorziening voor verwarmingsdoeleinden, welke eigenlijk deel uitmaakt van de totale energievoorziening, is buiten beschouwing gebleven, hoewel een nadere analyse zeker gewenst is. De indruk bestaat dat door het invoeren van dubbele beglazing en isolatie een aanzienlijke energiebesparing nog mogelijk is. Het handhaven van de huidige situatie ten aanzien van de stroomlevering zal er toe leiden dat het stroomverbruik zal toenemen van 1.2 miljoen kwh in 1985 tot 2,O miljoen kwh in 1990. Dit betekent dat de stroomkosten zullen oplopen van f 170.000 in 1985 tot ca. f 285.000 in 1990. Door eigen opwekking met behulp van windenergie is het wellicht mogelijk deze stroomkosten te verlagen. De investeringen in windenergie zijn echter pas zinvol, indien de kwh-prijs van windenergie lager is, dan de kwh-prijs, die aan de P.G.E.M. betaald moet worden. Een ander goed criterium is de interne rentevoet. Indien deze binnen een redelijke termijn groter dan 0% is, is investeren in windenergie verantwoord. 4.3. Gebruik van windenergie 4.3.1. Globale energie opbrengst ......................... De energie opbrengst van windenergie is afhankelijk van de ashoogte, de gemiddelde windsnelheid en de wiekdiameter. Daarnaast spelen omzettingsverliezen een rol. Voor de globale bepaling van de energie opbrengst is gebruik gemaakt van de volgende formule:
Fi y 4 :2 S troomverkr~ti k 1983 van RWZI "Watercarro~tse 1"
kwh
>,
I
FEB hPR QNill verkrui k
kWll
JUN hUG
OKT DEC
Fig 4.3 Stroo~uerbruik1984 van RWZI "Watercarrousel " I
waarin: = de energie opbrengst in kWh/jaar E A = het aantal windturbines = correctiefactor i.v.m. terreinruwheid afh. van ashoogte H Cr Co = correctiefactor i.v.m. obstakelhoogte
-
V D
= gemiddelde windsnelheid in m/s op 10 m hoogte = wiekdiameter in m.
Voor de R.W.Z.I. 'vWatercarrousel"komen de volgende ashoogten in aanmerking: 24 m en 30 m. Uit de publikatie "Winst uit Wind" valt af te leiden, dat Cr=1,125 voor Hz24 en Cr=1,170 voor H=30. De waarde voor Co is vastgesteld op 0,95.
De gemiddelde windsnelheid in Almere-De Vaart varieert van 5,5 - 6,2 m/s (zie figuur 2.1). Mede naar aanleiding van discussies met medewerkers van het ECN te Petten over de locatie van de R.W.Z.I. "Watercarrousel" in Almere-De Vaart is besloten in de verdere berekeningen de bovengrens van 6,2 m/s aan te houden. Voor wlekaiameters varlerena van 15 m tot 21 m en asnoogte van 24 m of 30 m, is nu de energie opbrengst berekend (tabel 4.1). De opgevoerde wiekdiameters zijn afgeleid van de potentieel in aanmerking komende windturbines (zie paragraaf 4.3.2). Het gaat hierbij om 3 horizontaleasturbines en 1 verticale-asturbine. Tabel 4.1. Energie opbrengsten van windturbines in kWh/jaar, afhankelijk van aantal, ashoogte en wiekdiameter
Type windturbine Wiekdiameter Ashoogte Aantal 1
2 3 4
15 rn 24 m 102.775 205.550 308.325 411.100
'
Horizontale as turbines 18 m 24 m 30 n 30 m
115.605 231.215 346.820 462.430
147.995 295.990 433.985 591.980
'166.475 332.950 499.425 655.900
20 m 24 m
30 n
182.710 365.420 548.130 730.840
205.525 411.050 ,616,575 822.095
Verticale as turbine 21 n 24 m 30 m 201.440 402.875 605.315 805.755
226.590 453.180 679.770. 906.360
4.3.2. Technologische mogelijkheden
-Algemeen -------
Om de behoefte aan elektrische energie aan te vullen met windenergie, moeten twee criteria worden beoordeeld. a. Windvermogen van de wind b. Ge'installeerd generator vermogen van de windturbine. Hoe hoger het generatorvermogen wordt t.0.v. het windvermogen, hoe meer energie kan worden opgewekt bij hogere windsnelheden. De windturbine wordt dan echter ook duurder. Wordt de windturbine niet in een windrijke streek'geplaatst, dan zal het extra ge'installeerde generatorvermogen een lager rendement opleveren. Het windvermogen varieert globaal van 0.25 - 0,60kw/m2 wiekoppervlak. Voor de locatie Almere-De Vaart is het windaanbod gunstig (6,2 m/sec op 1 0 m hoogte.gemiddeld per jaar), maar een vermogen van 0,60kw/mz moet als te hoog worden beschouwd. Bij 6,O m/sec windsnelheid is het windvermogen 0.25 kw/m2 en bij 12 m/sec windsnelheid 2,00 kw/mz wiekoppervlak. De keuze voor de locatie Almere voor 0,30kw generatorvermogen per m2 wiekoppervlak lijkt de meest gunstige door: a. lagere investeringskosten b. hogere benuttingsgraad van het generatorvermogen. Elektrisch vermogen van de zuiveringsinstallatie ................................................ In tabel 4.2 zijn het geinstalleerde vermogen en het continue afgenomen vermogen van de R.W.Z.I. "Watercarrousel" weergegeven. Tabel 4.2. Elektrisch vermogen R.W.Z.I. "Watercarrousel" vermogen in kw
vermogen in kw
1990 Te installeren windvermogen en generatorvermogen ................................................ Voor een zo efficient mogelijke benutting van de windenergie, moet het generatorverrnogen zo laag mogelijk worden gehouden, ca. 0,30kw per m2 wiekoppervlak. Hogere vermogens tot 0,60kw per m2 wiekoppervlak worden toegepast in zeer windrijke streken of voor een beveiliging van het generator toerental. De voorkeur rnoe? daarom uitgaan naar een toerenregeling in het wiekenmechanisme. Marktverkenning --------------Potentiele in aanmerking komende windturbines kunnen worden geleverd door Lagerweij, Polenko, Bouma en Polymarin. Polymarin verkeert nog in het ontwikkelingsstadium. Dit fabrikaat werkt met een verticale as. De eerste drie hebben alle een horizontale as. Polenko en Bouma passen drie bladen toe, hebben een vaste spoel en zijn beveiligd met kleppen in de tips van de wieken. Het toerental van Polymarin, Polenko en Bouma wordt door een overbemeten generator con-
stant gehouden. Lagerweij past als enige een tweebladige rotor toe, heeft spoelverstelling op de wieken en controleert de toerentallen door zo we1 spoelverstelling als met de generator. Tabel 4.3. Technische gegevens van potentiele windturbines Wiekdiameter
Merk
Lagerweij
I
II Polenko Bouma Polymarin
18 20
15 15 18 20 21
Aantal bladen
2 2 3 3 2
Wiekoppervlak Generator m2 vermogen kw 176 176 254 314 346
50 75 72 89 98
De molens zijn te leveren met ashoogtes van 24 en 30 m. Dertig meter masten zijn duurder, maar de energie opbrengst op die hoogte is groter. Afstemming van de geproduceerde en af te nemen vermogens ........................................................ Globaal gezien moet het geproduceerde vermogen (generator vermogen) niet groter zijn dan het continue afgenomen vermogen. Voor 1986 is dat ca. 200 kw en voor 1990 loopt dit op tot ca. 350 kw. Het aanvankelijke windgenerator vermogen moet dan ook niet boven de 200 kw komen. Om een goed rendement van de windmolen te hebben, zou niet meer dan 0,3 kw per m2 wiekoppervlak geznstalleerd moeten worden. Aan deze eis voldoen alle molens behalve de Lagerweij molen met een . 75 kw generator. '
Duurzaamheid -----------De huidige windmolens zijn zo ver ontwikkeld, dat ze, behoudens tussentijdse revisies, 15 B 20 jaar mee gaan. Het jaarlijkse onderhoud kan worden ondergebracht in een zgn. service-contract. Technische keuze ---------------Technisch valt de keuze op Lagerweij met 50 kw generator. .De voordelen: - toerenregeling d.m.v. spoelverstelling en generatorbelasting (lagere tandwielbelasting). - hoogtoerige windmolen, waardoor slechts een tweetraps tandwielkast wordt gebruikt (minder verliezen) - Door slechts 0,3IXw per m2 wiekoppervlak wordthet optimaal vermogen bij relatieve lage windsnelheid bereikt, waardoor het aantal produktieve uren hoger ligt dan bij molens met een hoge'r geynstalleerd vermogen met m2 wiekoppervlak. - ervaren molenbouwer.
.
aspecten 4.3.3. ~ianolo~ische In de eerste plaats is het van belang te weten wat er in het bestemmingsplan staat.0nder art. 5 punt 2 van het bestemmingsplan De Vaart I staat
vermeld: "Burgemeesters en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in dit plan voor het bouwen van windturbines, mits daarvan . - de hoogte, gemeten tot aan de wiekas niet meer bedraagt dan 35 m; - de afstand, gemeten tot enige erfafscheiding niet meer bedraagt dan 3,5 x de diameter van de wieken'; - de afstand tot aan enige windturbine niet meer bedraagt dan 7 x de diameter van de wieken." Concreet betekent dit dat de plaatsingsmogelijkheden van windturbines afhangen van de gekozen wiekdiameters en dat de juiste situering een onderwerp van overleg dient te zijn tussen de R.1J.P. en de Dienst publieke Werken van de gemeente Almere. In bijlage 3 is aangegeven binnen welke grenzen volgens het thans geldende bestemmingsplan windturbines opgericht zouden kunnen worden. Problemen met straalverbindingen en/of radiozenders zijn niet te verwachten. Door de P.T.T. wordt als voorwaarde voor het plaatsen van windturbines gesteld, dat een straalverbindingspad van minimaal 100 m moet worden vrijgehouden en dat windturbines niet geplaatst mogen worden binnen een gebied met een straal van 5 km rondom een radiozender. De enige straalverbinding, die van belang kan zijn, is de verbinding van Lelystad via Almere-Haven na&r Hollandse Rading. Deze verbinding loopt 3,5 km ten zuid-oosten van de R.W.Z.I. "Watercarrousel". De in Flevoland gesitueerde radiozenders liggen op meer dan 10 km afstand van de R.W.Z.I. en spelen dus geen enkele rol. Verstoring van t.v.-ontvangst is onder bepaalde omstandigheden mogelijk, maar op het De Vaart zullen vermoedelijk geen problemen optreden. bedrijvenpark De radio-controledienst van de P.T.T. heeft onlangs een practische handleiding samengesteld, waarmee kan worden vastgesteld binnen welke zone de kans op storingen minimaal zal zijn (Aitink, 1985). ~a~vlie~routes van vliegtuigen spelen geen enkele rol, aangezien de R.W. Z I. "~atercarrousel", niet binnen een aanvliegroute ligt.
.
beluidhinder speelt slechts een ondergeschikte rol, aangezien de windturbines op een industrieterrein komen. Vogelninder zal vermoedell~kwe1 optreden, maar de verwachting is dat dit binnen aanvaardbare grenzen zal zijn. In een onlangs verschenen studie van HetR.1.N.i~vastgesteld, dat vogels in het algemeen bij goed zicht om windturbines heen vliegen. Overigens bevindt het onderzoek naar vogelhinder zich nog in een aanloopfase. Bij het op te richten windpark vandeS.E.P. in Friesland zal daarom met name naar het aspect vogelhinder onderzoek worden verricht. Windturbines hebben invloed op het landschapsbeeld. Op het industrieterrein De Vaart zal deze invloed gering zijn, maar het is we1 gewenst dat de aangebrachte beplanting op het terrein van de R.W.Z.I. "Watercarrousel" wordt aangepast. Voorgesteld wordt de dubbele rij wilgen aan de zuid-west kant van het terrein om te vormen tot knotwilgen. Op deze wijze is een optimale benutting van windenergie mogeluk.
4.3.4. Financiele gevolgen De financiele gevolgen kunnen op drie manieren worden onderzocht. a. Berekenen van kwh prijs van windenergie en deze vergelijken met huidige aankobpkosten van stroom. b. Berekenen van interne rentevoet. c. Berekenen van besparingen op de stroomkosten bij toepassing van windenergie. De uitkomsten van de berekeningen hangen af van de gehanteerde uitgangspunten. Voor een viertal windturbines met een ashoogte van resp. 24 en 30 m zijn deze berekeningen uitgevoerd. Concreet gaat het dus om acht varianten. voor alle varianten is uitgegaan van een levensduur van 20 jaar. In eveneens uitgevoerde gevoeligheidsanalyses is ook een levensduur van 10 resp. 15 jaar meegenomen. Voor de horizontaleaswindturbines kan worden gerekend op een non-profit subsidie van 30% op de investeringskosten. Voor de verticaleasturbine kan dit oplopen tot 40%, omdat het in dit geval gaat om een nieuwe windturbine met een extra technisch en financieel risiko. In de uitgevoerde gevoeligheidsanalyses zijn ook subsidiepercentages van 0% en 50% doorgerekend. Aangenomen wordt dat de benutting van de windturbines op 90% kan worden gesteld en dat maximaal 5% van deze energie moet worden teruggeleverd aan het openbare net. Deze aannames zijn gebaseerd op de ervaringen met windenergie bij een soortgelijke rioolwaterzuiveringsinstallatie in Goedereede. , , , Voor de berekening van de kwh prijs vanwindenergie is dezelfde rekenmethodiek toegepast,die de N.E.O.M. heeft gebruikt voorde berekening van de kwh prijs van windenergie voor het geval Goedereede. De berekeningsresultaten'zijn samengevat in de tabel 4.4. it de berekehing blijkt hat he-horiiontale-asturbines v&n.'Ligeiweij i n staat zijn windenergie te produceren :tegen concurrerende stroomkosten. We1 is het zo, dat een grote ashoogte leidt tot lagere stroomkrjsten. De gevoeligheidsanalyse (bijlage 4) leert dat de stroomkosten worden beinvloed door de gehanteerde levensduur en rentevoet. Een levensduur van 15 jaar, in plaats van 20 jaar, leidt bij voorbeeld tdt stroomkosten, die 1,3 - 2,O ct/kWh hoger liggen. Aan de andere kant leidt een rentevoet van 5%, in plaats van 7,5%, tot stroomkosten die 1,5 - 2 , Z ct/kWh lager liggen. Wanneer de subsidie 10% lager wordt, zullen de stroomkosten stijgen met 1,2 - 2,at/kWh. Omgekeerd dalen de stroomkosten met dit bedrag wanneer de subsidie 10% hoger wordt. Onderhoudskosten/verzekeringskosten zijn eveneens erg belangrijk. In de eerste berekeningen is uitgegaan van een percentage van 3% voor de horizontale-asturbines en 2,5% voor de verticaleGsturbine. Uit praktijkervaringen tot nu toe, dichter bij de 1% dan bij de 2% ligt. Uit blijkt dat dit ~ercenta~e de gdvoeligheidsanalyse blijkt dat een verlaging van de onderhoudskosten/verzekeringskosten met 0,5% leidt tot stroomkosten, die 0,5 l,O&/kWh lager liken. Voor de berekening van de internerentevoet is uitgegaan van de richtlijnen, die voortvloeien uit de technologische mogelijkheden van de windtubbines. Dit houdt concreet in, datde berekeningen zijn uitgevoerd
~
~-
~~
~
l.lil~ll~ll.llil~irlt
LAGERWEY
.
?;lHLlol'll.:l~YIEN I N Cil.o/I:WII i . l i , , r l n , e r qie
$
LAGEHWEY
POLENKO
POLEWD
--
BDIJElh
UOIJMfl r n L Y M h h . l ~POLYPIRIN
INCL 8 T W l
0. 1068
0.1063
U. LL)&<, 0.1860
0.2116
0 . ~ ~ ~ 0 v0.1736
0. lbbb
voor 4 Lagerweij turbines, 3 Polenko turbines, 2 Bouma turbines en 2 Polymarin turbines. Het totaal geinstalleerd generatorvermogen schommelt rond de 200 kw. Bij de berekeningen is verondersteld, dat er een prijsstijging optreedt van 2% Per jaar, terwijl voor de bepaling van de cashflow een discontovoet is gebruikt van 5%. Voor de financiele opbrengsten is uitgegaan van de volgende kwhprijzen (incl. B.T.W.): voor dagstroom . 16.04 ct voor nachtstroom 13.86 ct voor teruglevering 10,17 ct. De prijs voor dagstroom komt overeen met het goedkope dagstroomtarief. Bij de toepassing van windenergie zal namelijk in de eerste plaats bespaard worden op stroomkosten, die opgebouwd zijn uit het goedkope dagstroomtarief en het nachtstroomtarief. In het aansluitingscontract tussen R.1J.P. en P.G.E.M. is namelijk een clausule opgenomen dat voor de berekening van stroomkosten moet worden uitgegaan van de gemeten maximum belasting en dat bij die berekening het dure dagstroomtarief (20,40 ct/kwh) in rekening moet worden gebracht. Het komt er op neer, dat van het totale jaarlijkse energieverbruik minstens 17.280 kwh wordt doorberekend tegen dit dure dagstroomtarief en dat dit in ieder geval betaald moet worden. De berekeningsresultaten zijn samengevat in figuur 4.5. Voor bcrekeningen van de besparingen op de totale energiekosten is gebruik gemaakt van hetzelfde rekenprogramma, dat is ontwikkeld ter bepaling van de kwh prijzen voor windenergie. Uitgangspunt voor de berekeningen vormden de windturbine aantallen, die bij de techno1ogisc:le mogelijkheden zijn beschreven. (Voor een voorbeeld berekening wordt verwezen naar bijlage 5 ) . De energie opbrengsten zijn aan de lage kant ingeschat, doordat bij de berekening is aangenomen dat de energie besparingen in de eerste plaats zullen optreden in het goedkope dagstroomgebied en het nachtstroomgebied. In de praktijk kan dit wellicht gunstiger uitvallen. De berekeningsresultaten zijn samengevat in tabel 4.5. Tabe1'4.5. Besparingen op energiekosten in gldljaar onder verschillende omstandigheden voor een vierfa1 vindtu~binee Windturbine WiekdzameteP Ashoonte -
30 m 4
Aantal
Levensduur
Rente
10 j a a r
5% 7.5%
+7.161 t8.372 12.472' 13.143 -2.473 -2.370
10%
I
20 jaer
5% 7.5% 10%
4
I
+21.447 116.273 t10.659
t24.299 r18.532 112.271
Uit de berekeningen blijkt dat alleen de Lagerweij turbines op dit ogenblik een besparing op de energiekosten zullen opleveren, uitgezonderd het geval dat een levensduur van 10 jaar wordt verondersteld en een rentevoet van 10%. De verticale-asturbine van Polymarin levert ook een, zij het zeer bescheiden, besparing op de kosten op, aannernende dat een levensduur van 20 jaar reeel is en een rentevoet van 5% gehanteerd mag worden. De algehele conclusie uit de financiele berekeningen en de uitgevoerde gevoeligheidsanalyses is, dat op langere termijn gezien, alle windturbines een interne rentevoet zullen opleveren van >7,5%, maar dat alleen de Lagerweij turbines op dit moment energie kunnen produceren tegen kostprijzen, die lager zijn dan de huidige stroomkosten. Het enige andere geval dat ook thans een besparing op de energiekosten oplevert is de verticale-asturbine van Polymarin, mits de levensduur 20 jaar bedraagt en de rentevoet niet hoger is dan 5%. 4.3.5. Onderzoeksaspecten Sinds 1976 loopt er in Nederland een Nationaal Onderzoeksprogramma Windenergie. In 1981 is dit omgezet in een Nationaal Ontwikkelingsprogramma Windenergie. In dit programma wordt geld uitgetrokken voor basisonderzoek enstudies, toegepast onderzoek, ontwikkelingsprojecten, proefprojecten en technische eneconomische demonstratieprojecten. De eerste fase van het ontwikkelingsprograrnma (lopend van 1981 tot 1984) heeft vooral betrekking op de ontwikkeling van beschikbare prototypes van kleine en grote windturbines en op de uitvoering van een aantal proefprojecten in het kader van de gedecentraliseerde toepassing van windenergie. In f'ase 2 (lopend van 1984 - 1987) ligt de nadruk op de commerciele introductie van kleine windturbines en op ontwerp, 'bouw en beproeving van een windcentrale. Laatstgenoemd aspect vergt een relatief grote financiele inspanning. Fase 3 (lopend van 1987 - 1990) heeft betrekking op de geleidelijke commercialisatie van de grotere windturbines. Het thans lopende ontwikkelingsprogramma omvat de volgende deelprojecten: 1 - ontwerp, bouw en beproeving van grote horizontale-aswindturbines; 2 - ontwerp, bouw en beproeving van grote verticdeeswindturbines; 3 - ontwerp, bouw en beproeving van kleine windturbines; 4 - ontwikkeling van conversiesystemen; 5 - windaanbod en -structuur; 6 - ontwikkeling windcentrales voor elektriciteitsproduktie; 7 - decentrale toepassingen; 8 - innovatieve systemen; 9 - windenergie en opslag; 10 - plaatsing windturbines buitengaats; 11 - internationale activiteiten. De organisatie van het ontwikkelingsprogramma berust sinds 1 april 1984 bij het Projektbeheersburo Energie Onderzoek te Utrecht. Uit de tot nu toe uitgevoerde analyses voor dc R.W.Z.I. "Watercarrousel" komt naar voren dat op technische en financieel/economische gronden de voorkeur uit zoumoeten gaan naar de oprichting van een viertal horizon-
tale-aswindturbines van Lagerweij. Er bestaat echter B6n geval, waarbij onder bepaalde omstandigheden eveneens een besparing op de energiekosten mogelijk is. Dit betreft de verticale-asturbine van Polymarin. Het is bekend, dat in de loop van 1985 door Polymarin een prototype zal worden gebouwd en dat de fabrikant op zoek is naar geschikte locaties om een of meer turbines op te richten in het kader van een demonstratieproject. Dit wordt gesteund door de N.E.O.M. en E.Z., die hiertoe een extra financisle bijdrage willen leveren. Daarnaast bestaan er wellicht mogelijkheden extra subsidies te verkrijgen in het kader van de E.G.-regeling "Financiele Steun voor demonstratieprojecten op energiegebied". Bovendien zal dan in het kader van het N.O.W. door het P.E.O. een aantal metingen worden verricht. Een aanvullend onderzoeksaspect zou kunnen zijn een onderzoek naar vogelhinder. Wanneer aan de onderzoeksaspecten met betrekking tot windenergie grote waarde wordt toegekend, is het wellicht het overwegen waard om over te gaan tot de oprichting van een tweetal verticale-windturbines van Polymarin. Los van deze overweging, zullen bij het besluit windenergie toe te passen gedurende vijf jaar metingen moeten worden verricht naar gemiddelde wir-.dsnelheid en geproduceerde energie. Een gedetailleerd meetprogramma zal worden opgesteld in een aanvullend advies. 4.4. Keuze uit alternatieven
Handhaven van de huidige situatie, wat betreft de energievoorziening op de R.W.Z.I. "Watercarrousel" leidt er toe, dat de totale energiekosten de komende jaren sterk zullen toenemen. Het wijzigen van de huidige situatie, wat betreft energievoorziening op de R.W.Z.I. "Watercarrousel", d.w.2. deels zelf stroom opwekken door het toepassen van windenergie, zal leiden tot een besparing op de energiekosten van ca. f 15.000 per jaar. Hoe groot de besparing uiteindelijk wordt, hangt af van het aantal windturbines dat zal worden opgericht. Ook het type windturbine speelt een rol: wordt het een horizontale-asturbine of een verticale asturbine. Het uitgevoerde haalbaarheidsonderzoek wijst in de richting van horizontale-asturbines.(tabel 4.6).
Geadviseerd wordt, over te gaan tot het gebruik van windenergie op de R.W.Z.I. "Watercarrousel" in Almere-De Vaart door het oprichten van 66n of meer windturbines. In een aanvullend advies zal worden aangegeven aan welke type de voorkeur wordt gegeven en welk aantal exact geplaatst zal moeten worden. De uiteindelijke keuze wordt mede beEnvloed door een exacte energieopbrengst berekening en de waarde, die wordt toegekend aan deelname aan het Nationale Ontwikkelingsprogramma Windenergie. Geadviseerd wordt het E.C.N. te Petten een exacte energie opbrengst berekening te laten uitvoeren voor de locatie Almere-De Vaart. In het aanvullend advies, dat begin september zal worden uitgebracht, zal ook een programma van eisen worden geformuleerd voor metingen, die minstens vijf jaar zullen moeten plaatsvinden aan en rondom de op te richten windturbines.
5. INFORMATIE BRONNEN
J.W. Aitink, Radiostoring door windmolen reflecties P.T.T. Radiocontrole Dienst Groningen, februari 1985. Lex Arkestijn, Arie Bleijenberg en Johan van Dalen, Wind en Ruimte Publikatiereeks Civiele Planologie nr. 2. T.H. Delft, Vakgroep Civiele Planologie, 1981. Begeleidingscommissie Onderzoek Vogelhinder, Vogelhinder door Windturbines Centrum voorEnergiebesparing Delft, oktober 1981. Centrum voor Energiebesparing, Informatie rn.b.t. gebruik en toepassing vanwindenergie (dhr Boon') Delft, maart 1985. Antoine Curvers en Frans van Hulle, Producenten van windturbines en onderdelen BUR0 Voorlichting E.C.N. Petten, april 1983. Peter van Eck en Peter Koekebakker, Windturbines en ruimtelijke ordening Planologische memorandum 1983-11 T.H. Delft, Vakgroep Civiele Planologie, 1983. Gemeente Almere, Informatie m.b.t. bestemmingsplan De Vaart I (dhr Kruijs) Almere, maart/april 1985. Herman Hoogeveen en Jan Paul van Soest, Winst uit wind? Buro Energie Onderzoek Projekten. Petten, 1983. Ben Jansen, R.W.Z.I. "Watercarrousel", Almere. ~nformatiem.b. t werking en energievoorziening. Alrnere-De Vaart, maart 1985.
.
A. Lubsen, Energievoorziening voor R.1.-Oost H20(15) 1982, no. 8, pag. 186-189. N.E.O.M., Informatie m.b.t. subsidie demonstratieprojecten energiebesparing ( dhr van Venrooij) Sittard, maart 1985. P.E.O. (Projektburo Energie Onderzoek), Informatie rn.b.t. windenergie onderzoek (dhr. Hack) Utrecht, maart 1985. P.G.E.M. Informatie m.b.t. elektrische installatie op R.W.Z.I. "Watercarrousel" en stroomtarieven (dhr. van Engeland) Almere, april 1985.
R.W.Z.I. Goedereede, Informatie m.b.t. werking en energievoorziening ( d e heren Klepper en Reijnierse). S.T.O.R.A., Windenergie op rioolwaterzuiveringsinrichtingen 1. Mechanische toepassingen, Rijswijk, 1984.
F. van Venrooij, Windturbinesprojekt Afvalwaterzuiveringsinstallatie, Goedereede. N.E.O.M., Sittard, 15 juli 1982. J.E. Winkelman, Vogelhinder door middelgrote windturbines, R.I.N., A m h e m , 1984.
Bijlage 1. Technische gegevens en geinstalleerd vermogen R.W.Z.I. "Watercarrousel"
I. R.W.Z.I. "Watercarrousel" ............................ :
Type Capaciteit Hydraulische capaciteit ~eluchtingscircuits
zeer laag belaste actiefslib-installatie
: 40.000 i.e. (le fase); 80.000 i.e. (2e fase) : 630 m3 /uur (le fase)
le fase: 1 circuit met inhoud: 10.000 m3 diepte: 3 m opp. : 3.3.33 m2 : 2 puntbeluchters met variabele dompeldiepte; cap. 60-120 kg/uur
:
Zuurstofinbreng (le fase)
:
Zuurstofmeting (le fase) Nabezinktank
1 zuurstofmeter met recorder
: min. verblijftijd: 2 uur : 1.520 m2 oppervlakte
diameter 44 m kantdiepte 2m inhoud : 3.040 m3 : cap. : 560 m3 /uur (laag toeren) 1 .I20 m3 /uur (hoog toeren) : oppervlakte: 181 m2 diepte .. 3 m inhoud : 543 m3 : capaciteit : 65 m3 /uur
Slibretourgemaal Slibindikker
.
Surplusslibpomp (aantal : 2) Vuilwaterpompen (aantal : 2)
:
capaciteit : 105 m3 /uur
11. Rioolgemalen ------------
Rioolgemaal Almere-Haven
2 pompen, elk met een capaciteit van 375 m3/uur : 2 pompen, elk met een capaciteit van 540 m3 /uur ( laag toeren) , 1.080 m3 /uur (hoog toeren) : 2 pompen, elk met een capaciteit van 105 m3 /uur (laag toeren), 250 m3 /uur (hoog toeren) : 2 pompen, elk met een capaciteit van 315 m3/uur (laag toeren), 570 m3 /uur (hoog toeren) :
Rioolgemaal Almere-Stad Rioolgemaal De Vaart Rioolgemaal Almere-Buiten
111. Motorenlijst -----------Nr.
Plaats
MI M2 M3 M4
beluchtingscircuit beluchtingscircuit beluchtingscircuit beluchtingscircuit beluchtingscircuit
'
Benaming
Verm. in kw
puntbeluchter verstelmotor puntbeluchter verstelmotor
75 1.1. 75 1.1
totaal
152.2
nr.
plaats
benaming
verm. in kw
M5 M6
slibretourgemaal nabezinktank
11
M7
slibindikker
M8 M9
surplusslibgemaal surplusslibgemaal
slibretourvijzel aandrijving brug nabezinktank aandrijving brug slibindikker surplusslibpornp surplusslibpomp
surplusslibgernaal
totaal
6
vuilwatergemaal vuilwatergemaal
vuilwaterpomp vuilwaterpomp
3 3
vuilwatergemaal
totaal
6
M12 M13 MI4 M15
terreinwaterput bedrijfsgebouw bedrijfsgebouw bedrijfsgebouw
M16 M17 M18
bedrijfsgebouw bedrijfsgebouw bedrijfsgebouw
terreinwaterpornp 8 drukverhogingsinstall. 1.5 dakventilator 15 toilet en douche-ventilator 0.5 luchtverwarmer 1.5 ventilator lab. 0.5 circulator pomp C.V.
bedrijfsgebouw
totaal
M10 MI1
R.W.Z.I.
totaal
0.75 0.5 3 3
19.0 205.45 kw
Medio 1985 volgt een uitbreiding met 2 puntbeluchters, waardoor het totaal vermogen zal toenemen tot 357.20 kw.
Bijlage 2 Stroomverbruik en stroomkosten over 1983 en 1984 van R.W.Z.I. "Watercarrousel".
1 STHOOMVEHBKUIK EN STROOMKOSTEN 1983 RWZI"WATEHCARR0USEL"
TAHEL 1.1 MAAND JAN FEB MHT APK ME I JUN JUL ALlG SEP OET NOV DEC
Stroomverbr~til: in kwh
DAGSTHOOM 26 11:)O 25380 26100 25380 23580 24480 24840 26 100 25380 26100 26640 25740
OVEHIGE STHOOM 33264 24804 24941 25294 37375 31212 34157 48320 3~127 42934 29 174 44273
--
NACHT STHOOM
TOTA AL
27907 23501 22399 25092 29254 26438 28764 36720 28274 32191 27173 33782
8727 1 73685 73440 75766 90209 82130 8776 1 111140 8678 1 101225 82987 103795
341495
1056190
.............................................. 1983
305820
408875
TABEL 1.2 Kosten in gld ( e x c l RTW)
............................................................................ MAAND JAN FEE HKT APR ME I JUN JUL AUG SEF OET NOV DEC
---1983
VASTE VERG
MAXIMUM HELAS
DAG STROOM
OVEHIGE STHOOM
NACHT STROOM
BRAND STOF
SUB TOTAAL
TAREL 1.3 E o s t e n i n g l d
-MAAND
SUB TOTAAL
(incl BTW)
-----------BTW
TOTAAL
JAN FEH MRT APH ME I JUN JUL AUG SEP OET NOV DEC
TABEL 1.4
MAAND
Gem s t r o o m p r i j z e n PGEM i n 1983 i n gld/kwh(excl BTW)
DAGSTROOM
OVERIGE STROOM
NACHT STHOOM
.................................... JAN FEE MRT APR ME I JU N JUL AUG SEP OKT NOV DEC
0.1691 0.1652 0. 1686 0.1598 0.1760 0.1843 0.1773 0,171 1 0.1686 0. 1690 0.1631 0.1702
0.1318 0.1279 0.1313 Cl. 1225 0.1387 0.1470 0. 1400 0. 13.38 0. 1313 0.1317 0.1258 0. 1329
0.1131 0.1092 0.1126 0.1038 0.1200 0.1283 0.1213 0.1151 0.1126 0.1130 0.1071 0.1142
1983
0. 1702
0.1329
0.1142
....................................
T A B E L 2.1 S t r o o m v e r b r u i k i n k w h
MAAND
DAGSTROOM
OVERIGE STROOM
NACHT STROOM
2607 1 23472 29988 44143 34567 43085 44921 42480 47131 37130 38 189 47743
241 13 21910 26 194 33660 30478 34639 36353 34394 36842 30845 33393 38066
74664 68422 80662 103183 92045 105264 108814 104774 1 1 1873 94615 99122 1 13709
458920
380887
1 157147
TOTAAL
.............................................. JAN FEH MRT APH ME1 JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC
24480 2rS040 24480 25380 27000 27540 27540' 27900 27900 26640 27540 27900
.............................................. 1984
317340
T A R E L 2.2 K a a t e n i n gld
MAAND
(excl BTW)
VASTE VERG
MAXIMUM BELAS
DAG STROOM
OVERIGE STROOM
NACHT STROOM
BRAND STOF
SUB TOTAAL
JAN FEB MRT APR ME I JUN JU L AUG SEP OKT NOV DEC
100.20 100.20 100.20 100.20 100.20 100.20 100.20 100.20 100.20 100.20 100.20 100.20
1455.20 1369.60 1455.20 1508.70 1605.00 1637.10 1637.10 1658.50 1658.50 1583.60 1637.10 1658.50
1872.72 1762.56 1872.72 1941.57 2065.50 2106.81 2106.81 2134.35 2134.35 2037.96 2106.81 2134.35
1021.98 920.10 1175.53 1730.41 1355.03 1688.93 1760.90 1665.22 1847.54 1455.50 1497.01 1871.53
494.32 449.16 536.98 690.03 624.80 710.10 745.24 705.08 755.26 632.32 684.56 780.35
6324.04 5959.56 6307.77 8605.46 7814.62 8536.91 8778.03 9298.69 10964.67 8373.43 8279.66 11020.68
11268.46 10561.17 11448.40 14576.37 13565.15 14780.05 15128.28 15562.04 17460.52 14183.01 14305.34 17565.60
1984
1202.40
18864.10
24276.51
17989.66
............................................................................
............................................................................
7808.18 100263.51 170404.37
:
!,.s:s;.:'? .:, '.,, . . i..
'TABEL 2.3 ~ o s t e ni n g l d ( i n c l BTW)
NAAND
JAN
FEE( MRT AF'R ME I JUN JLJL AUG SEF' DKT NOV DEC
SUH TOTAAL
BTW
TOTAAL
11268.46 10561.17 11448.40 14576.37 15565.15 14780.05 15128.28 1.~.s62.04 cc
2141.01 2006.62 2175.20 2769.51 2577.38 2808.2 1 2874.3'7 2956.79
13409.47 12567.80 13623.59 17345.88 16142.52 17588.26 18002.65 18518.82
17460.52 14183.01 14305.34 17565.60
3317.50 2694.77 2718.01 3337.46
20778.02 16877.78 17023.35 20903.07
.'
.................................... 1984
1'7i:)41:14.37
32376.83 20278 1.20
TABEL 2.4 Gem s t r o o m p r i j z e n PGEM i n 1984 i n gld/kwh ( e c c l BTW)
-----. -.-- .----------------------------MAAND
DAGSTROOM
JAN FEB MRT APR ME I JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC
0.1612 0.1636 0.1547 0.1599 0.1614 0. 1576 0.1572 0.1653 0. 1745 0. 1650 0. 1600 0. 1734
1984
0.1628
'
OVERIGE STROOM
NACHT STROOM
0.1239 0.1263 0.1174 0.1226 0.1241 0.1203 0.1199 0.1280 0.1372 0.1277 0.1227 0.1361
0. 1052 0.1076 0.0987 0.1039 0.1054 0.1016 0.1012 0.1093 0.1185 0.1090 0. 1040 0.1174
.
.................................... 0. 1255
0.1068
Bijlage 4 ~inaGdiglkberekeningen windenergie R.W.Z. I. "Watercarrousel" . .
1. Berekeningen ter bepaling van de interne rentevoet,
2. Resultaten van uitgevoerde gevoeligheidsanalyses.
.
F:I I\I;~I'ICI EL..E BEF?EKEbI.:l. NG 'IDOR 1.AGERWEYMOL.ENS I.~.!i ~.,i::rii. arrtet:.er- . 15 m , ashoogte 24 m,aantal 4 stulrs F:'r-i . j - / I.::o!i?en&t-j. .jgi,ng 2 7 . per jaar , d i scontovoet 5 %
1. II t::ost.en ,opbrerigsten en NCW i n g l d b : : ( y ; iE:l,l
i. n v e s t
211:)501:1 i3 Ci (:I
B I>
o 0 i : , 1): 1): 1):
I:)
0 1): ):I
(:I I:)
11) <:I
0
onderh
-
8.31:)0 8466 8635 8808 8984 9 1, 64. 9347 c?:"j::;4
9725 99 :I.9 11:) 11€3 1, JL.I.~ ' 10526 10757 10952 1.1171 11.35'4 1 1.622 11854 1207.2 1?T7':. .-, C'
1. 12 :T~nterner e n t e v o e t PEKC ....-..- -- -----( : I ~ 1 :1 :!11 :0 0.00oo 0. O(j00 !:I. 01:lCO '
.
. .0000
l:l~:l~:l
)1: I : ,
3.2777 h . 1417 8. 2.762 9 9150 1 11. 1F , i 4 1?: 1&I ;y:: .[ "'*. 9:"' >. . 1">.. 1 3 . :";6:32 14.ri761 14.4958 tl.4. 84 1. 6 1.5.1283 1.5. 367.3 15.5675 15. 73tlC?
. . .
.
verz 4 150 4";&.>a "' 4318 4404 4492 4582 4674 4'767
4862 4960 C dud9 - C 51615 5263 5368 5476 5585 569.7 50 1. 1. 5927 6O46 6167
CJPUKENGSTEN totaal - -- -. -- .- ---., 302950 57,735 58482 12699 59652 12953 1.3212 60845 62062 1.9476 63303 13746 14021 64569 14-301 65860 1.4587 67 178 1. 4879 6852 1 15176 6989 1 1. 5480 7 1289 15790 727 15 16lO5 74 169 756"'.I.> 1.6428 16'756 77166 1709 1 78709 174:3'3 8U2R:3 17'782 8 1889 83527 181.77 1. 8501) 05 197
--
tntaal
-- - --- --
NCW
i-li?: I ~ ~ R F E ~ ; : TF NG . I J VOI:lK L-AGEKWEYt'lOl E.W . : : J,!.'; m,cshongte 30 m , a a ~ - ~ t a4l st.1.8.k~ i : , r i,rf;!i::c:jr;i.er:cCi . i q i n q 2 % p e r . j a a r , d ~ . s c o r ~ t o v a e5 t "/.
i
i
!. !.l#.ili!C: : : :
;
1' :II\IAI\IC I E1.E BEREI.::EMI NG OOOR FOLENEOMOL-ENS. I s J i e k c l i a n ~ e t e r 18 ni,ashoogte 24 m,aant.al 3 s t u k s P r i . ,js/i::oskensti..iqina 2 % p e r jaar- , d i . s c o n t o \ / o e t 5 %
"THHE:I.. 1.31 K o s t e n , o p b r e n g s t e n en NCW KOS'I'EN JHAH .- .. .
- .. .-
onderh
verz
.
:I9E35 lV)OC:,
IVH'? I.9E3EI 15'89 15'9 (1) I. 99 1. 19'3.2 1yc?:?; 1Y1?4 1.995 1.99t) 1997 L 9 98 ., 1. YC7'? .,!.: 21:)0r:) 111 2001 .?r:)1:)2
20Ci3
.. ~<-)(:)4
,?
@I
invest
z[;)i.)::;
549500 0 (:I
0 (1) 0 i:)
O 0 i:i
13 (2 0
0 r j 12
O 0 (1) )1:
i:)
15700 16014 16334 166h 1 ih'794 1'7334 1.7601 18Sj3.1. 18395 18763 19138 1952I. 1991 1 203 10 -7 L(.) 7 16 2 1 130 21553 21.984 22422; 2'5.37,~~ 23:329
De H/C--verhouding is:
0.9561
7850 8007 8167 83:3O 8497 8667 0840 9017 9198 938 1 9569 9760 9956 10155 10358 11:1565 10776 ,10992 11212 I,1436 1. 1665
in
gld
OFBHENGSTEN totaal
--------
573050 2402 1 24501 249'7 1 25491 2600 1 2652 1 27052 27593 28144 28707 2928 1 29867 30464 31074 91.695 32329 32976 33635 34308 34994
NCW
totaal
61922 63161 64424 657 1.2 67027 681367 69734 7 1129 72552 74003 75483 76992 78"" ac.2 80103 81705 83339 85006 86706 88440 90209 920 13
--514076 -479665 -446237 -4 13764 -38221 8 -351,574 -32 1,806 --292888 .-264196 --237507 -,210998 - 185246 -160229 - 135928 -i.12321 .-a9388 -671 10 -45469 -24447 -4025 15014
i3EFIEb::E:I'I J, FIG V(1OR F'OLENV:OIVIOL.EMS 31:) m,aantal 3 s t u k s F'r-.i js/l.::osl-i5nst.i j q i n y 2 7. p e r j a a r , d i s c o n t o v a e t 5 7. 1 . I. I.li.~bii~1.ii:I..1:
I 4 i (??kdii:tmeter-18 n),ashoogte
1.41 K o s t e n . o p b r e n g s t e n en NCW in g l d k'L1!3 TICN OPRHENGSTEN i nve~it onderh verz totaal totaal 613200 25704 262 18 26742 27277 27823 28.379 28947 29526 301 16 .>0719 ,.-.- 1a;.? -. 7 3 1960 32591 7T.lC .->ALJ~ 339 16 34594 ,;. -., .*5.~86 35992 36712 37446
-.
..,,..
698:;s 71252 72677 74 130 75613 7'7 125 78.568 8024 1 8 1846 83483 85 153 86856 88592; '90365 92172 940 15 95896 978 1.4 99770 101765 1i.,3801
NCW
-546672 -506524 -467524 -429637 -392834 . . ..-.a ~ r - ' 70t3 1 -:'"-PC JLL..>dI -2886 12 -255838 -224000 19.3071 - 16J..)-'C177 .ri.. -1"a.>841) -105488 -77946 -511.90 -.25 199 49 24376 48402 71548
-
I"I:NANC XEILE REFIEI:.:EI\II NG VOOH ROUMAMQLENS I J ie l : : d i a m r t e r 20 m,ashoogte 24 m , a a n t a l 2 s t u k s P I - j , . j s / k o s ~ t . t ? n s t i j g i n g2 % p e r j a a r , d i s c o r i t o v o e t 5 % 1.5:l Cinsten,npbrengsten en NCW i n g l d I.::US'IEN OPRRENGSTII'I i. r ~ v e s t onderh verz totaal totaal
-
---
486500 i:l
,I:
0
O 0 1):'
1:)
0 I:) 1):
0 !:I
0 0
CI I:)
(:I
0
I. 391:)C.r 14178 14462 14751 ..11.)46 1, C'" ..~..>47 15654 1.596'7 16286 16612 16944 17203 17629 17781. 1834 1 1. A'708 :L 9082 iC?463 1985.3
-
(I:
,4
i:)
. 7
,L -
O
L 1.) d . <.J
. r.u655
'rAEEL. 1.52 I n t e r n e r e n t e \ / o e t F'ERC ..IAHR
-
- .--.
:I 985 1906 1.987 I '?El0 1989 lVL?O 1991 1.992 199.3 1994 1995 1996 199'7 I. 998 1999 20C)O 2I:)o 1 2(:)0 2 2003 2r:104 21)l:)5
6950 7089 723 1 '7375 7523 7673 7827 '7983 8143 8306 8472 864 1 8814 899 1 9170 9354 954 1 9'732: 9926 10125 10327
507350 2 126'7 21692 22126 22569
-7 .&.>(.)LO q-
23480 23950 24429 249 18 254 16 25924 26443 26972 2751 1 2006 1 28623 29 195 29779 30375 30982
NCW
51:1965 51984 53024 54084 c ad166 c 56269 57395 58543 597 13 60908 62126 63.368 64636 65928 67247 68592 69964 7 1.363 727YO 74246 75731
-..458812 -431915 --405787 -380405 -355749 T '4.> 179'7' ... -.>1.18529 -285926 -26:3969 -242659 .-m ,~1918 -20 1790 -182237 -163242 -1 44790 -- 126865 109453 -92538 -76106 -60 143 --4463'7 ?
-
~.
F.'LWANC;IELE HEKEKENING VOOK BOUMAMOLENS Wj.ekdiamet:er- 20 nl,ashoagte 30 m,aantal 2 s t u k s I Z > r i . i c , / l < o % l - a n s t i j g i n2 q % per jaar,discontovaet 5 %
TABEL I . . b l Kosten,opbrengsten en NCW i n g l d JAHK t:::OSTEN OPBRENGS'T'EN invest c~nder-h ver'z totaal totaal. 1'7R:S I~;Hb
19El7 :I. OUR 1989
:I.940 :L r?'t? 1. 1992 1C?93 1. 90 4 1, 9'?!3 19Yb 1997 199f3 1979 22 <:11:10 2l)O1. 20C12 :TO03 2004
2005
"".' 1C.IY ? 1') ^L I; .. ):I
O (:I I:(
0 0 (:I
13
0 (I:
0 0 13 I:&
0
0 0 0
O ):I
NCW
------------
1490h 15198 3, c.~..ri.l.r. x : . ' *, 1.5812 1h 1.28 1. 645 1. 1.6780 1'7115 17458 % 781:)'7 18163 18526 10897 19275 1. 96bO 21:1t:153 20455 20864 21.281 2 1706 22141
'TAREL 1.62 I n t e r n e r e n t e v o e t JRAK PERC
Ue BIC-verhouding is:
0.9354
'7450 7599 7.'75 1 7906 8064 8225 8:390 8558 8729 8903 9082 9263 9448 9637 9830 10027 10227 10432 10640 10853 11070
543850 22797 23553 Ad718 24192 246'76 25 1.70 25673 26187 267 11:) 2724,s 27789 28345 289 12 29490 30080 90682 5 12195 :319Zl 32560 3321 1 P
..
57494 58644 59816 6101.3 6223.3 63470 64747 66042 A7363 687 10 '7CJl:)84 71486 7291.6 74374 75862 77379 78926 80505 8213.5 83757 85433
.-,489094 -457614 -427054 ..-:3979'7 L -368469 -.340435 -313203 -286748 -261049 -2:3t,U85 -.21.1834 --180275 -145390 -143159 - 12 1563 -11:)b!j84 -8020.1 -60407 -.4.1. 1 75 ...*-j? ~ ~ 4 9 3 -434.1 C
F 1NHNl:'IEI ..E HEREKEN I N G VOOR POLYMAR INMOLENS Wi.el::diameter 21 m,ashoogte 24 m , a a n t a l 2 s t u k s [:'~...i,j s / C : o s t e n s t i j g i n g 2 % p e r j a a r , d i s c o n t o v o e t 5 % 1.. '71. Kosteri , o p b r e n g s t e n en NCW i n gld I~:OSI EN OPBRENGSTEN irlvest ondqrh verz . .totaal totaal
NCW
---------
4470131:) C) 1):
O 1):
1):
0 ij
0 ):I
0 0 0
O O 0 1 ):
0 13
0 1 ):
'
11175 11399 11626 11859 1.2096 12:ij38 l""'85 ~ r l 12837 13lj93 13:355 1.3622 1.3895 14173 14456 14745 15Ci40 15.34 1 15648 1596 1 16280 16605
.
'TAHEL 1. 72 I n t e r n e r r n t e v u e t PERC J A&FI
.- ... -. .... ........ --.. .-.:I.985 1'786 1987 1988 1989 1.990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2(300 200 1 2cs02 2003 2004 2005
0. UO0O 0. nooo 1:). OOOO 0.C)000 C) 01,l:)l:) 0. 13C)013 0.05)00 1): 0000 0. UI:)l:)0 0.01:)00 1:). 3352 1.6901 2.8053 3.7330 4.51 18 5.1710 5.7331 h 2 1.58 6.6318 6. 99.30 7 c\u8i) "
. .
.
.
De H/C;-verhouding
is:
1.0774
7450 7599 7751 7906 8064 8225 8390 8558 8729 8903 9082 9263 9448 9637 9831:) 1.0027 10227 10432 10640 10853 11070
.
465625 18998 19.377 19765 20160 20564 20975 2 1394 21822 22259 22704 23158 23621 24093 24575 25067 25568 26079 26601 27133 27676
56189 57312 58459 59628 60820 62037 63278 64543 65834 67151 68494 69864 71261 72686 74140 75623 77135 78678 8025 1 81856 83493
-4121 12 - : ~ 7 ~ 2 1 -345298 -313316 -282247 -252066 -222748 -- 194267 --I66600 -139723 -113615 -88252 -63614 -3968l:J -16430 6156 28097 494 11. 701 16 90229 109768
F 'I I\IAt\IC I E:I ..E 1EREI;:'ENIMG VOOH POL..YWARI NMOLENS W i e k d i a m e t e r 2 1 m,ashoogte 30 m , a a n t a l 2 s t u k s P r i i s / k o s t e n s t i j g i n g 2 % per jaar,discontovoet 5 %
TAWEL. 1.81. K o s t e n , o p b r e n g s t e n en NCW in g l d EOSTEN OPHRENGSTEN JAAR invest onderh verz totaal totaal
NCW
........................
48300(:)
0 i:)
0 I1
(3 1'3
0 0
0 0 0
0
O 0 C)
0 I:)
(1) 1.82
.
12075 12317 12563 12814 13070 13332 13598 13870 14148 1443 1 14719 15014 15314 15620 15933 16251 165'76 16908 17246 17591 17943
Interne rentevoet PERC
De H/C-verhoudi ng i s :
1.1249
8050 821 1 8375 8543 8714 8888 9066 9247 9432 962(3' 9813 10009 10209 10414 1'0622 10834 11.C151 11272 11497 1 1727 11962
503 125 20528 20938 2 1357 2 1784 22220 22664 231 17 23580 24051. 24532 3c
- -,-
L.IL)LA
25523 26034 26555 27086 27627 28180 28743 29318 29905
63387 64655 65948 67267 68612 69984 '7 1384 '72811 74268 75753 77268 78813 80390 81998 89637 85310 870 16 88757 90532 c32343 94189
-442757 -403663 -365687 --328795 -292957 -'=~ . ~ 8 1 4 4 .-.224325 -191472 - 159558 128556 -98440 -69 184 -4(3'764 -.13156 13663 39716 65025 89610 1 13494 136694 1.59232
-
2. Gevoeligheidsanalyses Met * is de basisberekening aangegeven 2.1. Varierende rentevoet en varierende levensduur Kosten van windenergie in ct/kWh (incl. B.T.W.)
Windturbine Diameter in m Ashoogte in m Levensduur Rentevoet
Lagerweij 15 24 30
Polenko 18 24 30
Bouma 20 24 30
Polymarin 21 24 30
10 jaar
530% 7,5% 10.0%
13,28 14,61 16,02
13.20 14.57 15,91
24.15 26,49 28,96
22,92 25,15 27.49
26,07 28.59 31,25
24,75 27,14 29,67
21,43 23.52 25.73
20,57 22,58 24,70
15 jaar
5.0% 7.5% 10.0%
10.54 11,94 13.44
10,48 11.87 13.36
19,34 21,80 24.43
18,36 20,96 23,19
20,58 23.53 26.37
19.03 22.34 25.04
17,13 19,32 21.68
16.44 18.55 20.81
*20 jaar
5.0% 7.5% 10,W:
-
9,21 9,17 17,Ol 16,15 18.38 17,45 15,04 14.44 "10,68 *10,63 *19,60 -18.60 *21,16 *20,09 *17,36 *:6,66 22.40 21,26 24.19 - 22,96 19.86 12,28 12.21 19.07
2.2. Varierende subsidiebijdrage Kosten van windenergie in ct/kWh (incl. B.T.W.)
-
-
Lagerweij 15 24 30
Windturbine Diameter in m Ashoogte in m Subsidie
0% 10% 20% 30% 40% 50%
1
Polenko 18 24 30
Bouma 20 24 30
Polymarin 21 24 30
27.72 25,69 24.38 26,32 25,83 24,79 14.35 14.06 23.66 22,45 25,52 24.24 23.71 22.76 13,OO 12.92 21,63 20.53 22-17 21.59 23.35 11,84 11.77 20.72 X10.68 *10,63 *19,60 *18,60 *21,16 *20,09 19,47 18,68 16,67 18,98 18,02 *17,36 '16.60 9.53 9,48 17.57 15.54 14.74 16.79 15,94 15.24 14,62 8,37 8.34
2.3. Varierend percentage voor onderhoudskosten/verzekering Kosten windenergie in ct/kWh (incl. B.T.W.) Windturbine Wiekdiameter in m
Lagerweij 15 24 30
Polenko 18 24 30
Bouma 20 24
3U
Polymarin 21 24 30
Ter vergelijking kan worden vermeld dat de huidige aankoopkosten via de P.G.E.M. de volgende zijn: dure dagstroom goedkope dagstroom nachtstroom
20,40 ct/kWh 16.04 ct/kWh 13,86 ct/kWh
E:fIJI...AGE 5
...-. --... .- . --
-
.....................
................
l~l:~. p~lfi'1'l,ll.4!&3I PIES ....................................
.-
-.
BOIJMA Pl3L.YMAH I N
LAGEHWEY
PDLENEO
V e r z e k e r - i ri(~/crnder.hocrii
7 10 9 2749
17978 7497
2.3902 YC?9 4
l'otaal
C?85R
25475
33898
3 0 8 14
4068
-5421
4
140 2 182.181:)
......z 5 ~'-7
3
I
,
-
1E Ib1 I.:WII/JAAH
E:i. qeliqt?tir~ri. E::
tlapi t a a l s l a s t e r ~+)
--
21889 89:E
u ) b i . j 7.5% trent:e en een loopti.j d v a n 2 0 j a a r
EIECiPARINlliEN II\I GI.. l ) / J A A H ......
.-
.
iincl. b t w )
R c s p a r i ilq p e r w i n r l t u r b i ne Anrital, ~rriridtrrr.b:i.nes 'Tcrl?(l,e b e s p a r i n g
-.
1&273
-16262
2 --7f:)z~