Kim de ezel Ooh, hallo iedereen, ik was even aan het spelen met mijn zusje. Ik ben Kim de ezel. Samen met mijn zus Sam woon ik op een hele mooie boerderij. We staan nu in de wei, maar als het regent kunnen we schuilen in de stal. Ik ben het bruine ezeltje. Kan je me zien? Dat kleine ezeltje is mijn broertje. Hij is nog een veulen. Zo heet het jong van een ezel. Mijn mama is een merrie en mijn papa is een hengst. Ik loop heel graag in de wei. Met mijn vier poten kan ik heel snel lopen. Zeg, hebben jullie een staart? Ik wel, daarmee sla ik de vliegen van mijn rug. Met onze oren kunnen we ook veel doen: naar voor en naar achter draaien, platleggen, spitsen,… Kunnen jullie dat ook? Wij hebben ook een muil en een neus. Weet je welk geluid wij maken? Wij balken. Ia, Ia. Ik eet graag gras, hooi en af en toe een appeltje. Wat eten jullie graag? Ik ga weer verder spelen. Daag!!!
Een ezel stoot zic h geen twee keer aan dezelfde steen.
Laat de kinderen proberen ob eer eens te b ewegen. r P om het geluid van een ezel jullie oren na te doen. Wie durft dit doen? Is dat een leuk geluid? im de ezel. K n e b ik , g a D Ik ben bruin. n? Kan je me zie n een staar t. e n te o p 4 b Ik he n en 2 ogen. re o 2 k o o b Ik he graag. p o lo n e l e e p Ik s n in de wei. a ta s ik n e m Sa ras. Daar eet ik g en stal. Ik heb ook e ooi en voer. h ik jg ri k l ta In de s en appel. e g a ra g k o o Ik eet kker. Dat is heel le ag? Wat eet jij gra
Moe de gans Gak, gak, gak, Wat doe jij hier? Ik houd er niet van dat je hier bent. Ik sta op wacht. Mijn vriendinnen en ik wonen hier op de boerderij. Weet je waarom? Voor onze zachte veertjes. Die worden geplukt en die stopt met dan in kussens of donsdekens. Ik ben een mama-gans. Een papa-gans is een ganzerik. Wij ganzen leggen eieren en uit die eieren komen kuikens. Wij waggelen rond in de wei, want wij kunnen niet zo goed stappen. Dat komt door onze poten. Tussen onze tenen zitten zwemvliezen. Zo kunnen wij goed en vlug zwemmen. Vliegen kunnen wij ook heel goed. Onze wilde neven en nichten zie je in de herfst overvliegen. Je kan ze herkennen omdat ze in een grote V vliegen.
Een gans blaast w el, maar ze bijt niet. ( Je moet niet bang zijn voor iemand die schre euwt.)
n e k k a g et d? h s n e e l r a o o t h f e e g e Wie h en gans ec ht luid? van e een leuk ge Is dat
Wa ggel rond als een gans. Gak gak gak. Moe gans stapt
door de wei. Ze gaat naar ha ar nest. Daar legt ze een ei. Ze heeft er al 6. Ze houdt die nu warm. Dat duurt heel la ng. Wat is dat nu? Krak, krak, krak , piep piep piep. Daar zijn 6 klein e kui-kens.
Sil de geit Wie heeft er thuis geitjes? Hebb en ze dezelfde kleur? Kan je die ook melken?
Meeh, ik ben Sil de geit. Ik kom even kijken wat jullie doen. Mijn nichtjes en ik wonen op een boerderij. Daar melkt de boer ons. Met de melk maakt hij geitenkaas. Hebben jullie poten? Wij hebben er vier. En oren? Wij hebben er twee. Daar kunnen we leuk mee wapperen. Met onze neus ruiken we heel goed. Hebben jullie een baard? Wij wel, onder onze bek Proef een s geitenk kan een sikje hangen. Dat wil niet zeggen dat je aas. Wie vind een papa-geit ziet. Want ook een mama-geit t dit lekk er en wie n heeft een sik. Een bok is een papa-geit. iet? Een lammetje heeft geen sik. Zeg, welk geluid maken jullie? Wij mekkeren. Kunnen jullie mekkeren? Oei, ik moet gaan eten. Boer Tom heeft net voeder klaargelegd. Straks krijgen we ook nog hooi. Tot de volgende keer? Daag!!! en eens r e d n i k e ewegen. td
Vo
et de m t i u r o
geit.
Laa ren te b o n u h n e prober kt dit? Bij wie lu en dit? e egen? Kan ieder g iets anders bew o Wie kan n , je wenkbrauw,… s Bv. je neu
Hallo, ik ben Sil de geit. Zie je me staan? Ik woon op een boer-de-rij. Ik geef melk aan de boer. Boer Tom zorgt voor mij. Hij geeft mij elk e dag eten en w ater. Eet jij graag gra s? Ik wel. Ik eet gras, hoo i en voer. Dat krijg ik in de stal. Ik heb vier poten en een kle ine staart. Ik heb ook klein e ogen en grote oren. Oei, boer Tom roept. Hij wil mij melke n. Tot ziens.
Bas de hond Woef, ik ben Bas de hond. Ik bewaak de boerderij van boer Tom. Ik kijk en luister of ik mensen zie of hoor. Als er iemand op het erf komt, dan blaf ik luid. Zo hoort boer Tom wanneer er iemand is en kan hij vlug komen kijken. Als er niemand is, slaap lig ik een beetje in de zon. Ik ben een reu. Dat is een papa-hond. Onze buren hebben een teefje, dat is een mama-hond. Ik heb gezien dat ze sinds gisteren kleine pups heeft. Wat hoor ik daar? Een auto. Ik moet vlug gaan blaffen. Tot de volgende keer.
Het hond en actie in d spel, leuke e Max de h klas. o de kippe nd bewaakt n Maar de van de boer. vo de kippe ssen willen n Hoe je h pakken. et spelen v spel kan ind op de we je bsite.
n j i z e o m Zo s een hond. al
Is een hond thuis dezelfde ls die op de boerderij? Laat de kinderen een vergelijking maken. Bewaakt die ook het huis? Heeft hij ook zoveel plaats om te lopen? Gaat een boederijhond ook wandelen aan de leiband met de boer?
Zijn er kinderen die bang zijn van een hond? Waarom zijn ze bang?
Woef. Ik ben Bas. oer-de-rij. b e d r o o v Ik zorg heel goed. ik r te is lu g a Elke d an blaf ik. d r o o h ts ie Als ik t er f, Kom jij op he r je toe. a a n ik p o lo dan at je er bent. d m o T r e o b Dan weet Tom. Daar is boer m mee. Ik ga met he Woef.
Kitje kat
Speel he thuis een uis r e t t poezen f e e h sp Wie De kinde tten th derij? a k e d ren krijge el. jn i n allema een staa poes? Z ls die op de boer a r l t . D it Miauw, ik ben Kitje de kat. gelijking zijn de r e elfde a v z muizen. e n d e e ren Eé t de kinde n ze thuis ook Kan je me zien? Ik heb een beetje melk op mijn poes. De n kind is de a a L p n. Drinke s, slapen ze in e mogelijk oes moet zoveel k a m hoofd. Dat vind ik niet erg, hoor. Straks ga ik st an kalfje e muizen,…? v af te pak aartjes proberen k l e m ken van z mij toch wassen. Niet met water, brrr, daar de muizen. n, pakken o z e d D e houd ik niet van. Ik lik mijn vacht schoon staart kw muis die zijn ijt aan de k is, gaat met mijn tong. ant zitten . Ik woon op de hooizolder. Daar kan ik gezellig met mijn zusjes en mijn mama spelen. Als het donker is, lopen er ook muizen. Samen met mama ga ik dan op jacht. We eten graag muizen. Kit de kat wo ont in de sta l. Boer Tom vindt het heel goed dat we muizen Ze slaapt in het hooi. pakken. Want die eten van het voer voor de dieren. Als het dag is, slapen we veel. Het liefst van al lig in Kit loopt graa g rond. ik het zonnetje. Daar is het lekker warm. Samen met Dat doet ze in de nacht. mijn mama liggen we dan in een bolletje te spinnen. Dan zoekt ze Mijn mama is een grote kat of kattin. Mijn papa de een muis. kater woont niet bij ons. Mijn zussen en ik zijn nog Die eet ze op . kittens, kleine poezen. Ze drinkt ook Aha, daar is boer Tom met nog wat melk. graag melk. Daar ga ik vlug van smullen. Da
an Maak een maquette v een varkensstal met il, legoblokken, Playmob karton,…
Zo vals
z
een s l a n e ing
kat.
t mag van bo er Tom. Het is mooi w eer. Kit ligt in de zon. Ze slaapt. Ss st.
Karo de kip Tok tok, ik ben Karo de kip. Mijn vriendinnen en ik leggen elke dag eieren voor boer Tom. Die kan hij dan verkopen. Boer Tom houdt ons voor de eitjes. Andere boeren houden kippen voor het vlees. Wij hebben geen haan en ook geen kuikens. Enkel kippen. We pikken graag graantjes. Boer Tom zorgt ervoor dat we genoeg eten krijgen zodat we veel eitjes kunnen leggen. Maïs vinden wij ook lekker. Goh, wat kakelen mijn vriendinnen weer luid. Ik was net mijn pluimen aan het poetsen met mijn bek. We hebben ook een kam. Geen kam om haar mee te kammen. We hebben twee kleine vleugels, maar we kunnen er niet ver mee vliegen. Hebben jullie poten? Wij hebben er twee. Oei, ik moet vlug een eitje gaan leggen. Tot de volgende keer.
Wie heeft er thuis kippen? et Zijn ze ook m zoveel? Leggen ze ook ei? elke dag een Welke kleur hebben jullie kippen? Hebben jullie een haan?
Met de kippen op
stok gaan
n Karo kip. e b ik , k to k o T n ei. Ik leg net ee e dag. Dat doe ik elk pt die dan. o o rk e v m o T Boer kippen. l e e v t e m n ij We z l eitjes. e e v m o T r e o Zo heeft b n klein. Mijn ogen zij je niet. Mijn oren zie en een kam. n re e v b e h Ik ar, hoor. a h je r o o v t ie Die kam is n poten. Ik heb ook 2 2? Heb jij er ook Eitjes k leuren: neem e en doe en potj er een e water kleurst Laat di of in (z t een u ie verd urtje k er). scheut o k e n je azijn . Doe e r b een ij. Dit g de eier eeft mo en nog o i e 1 re kleu 0 minu vuurtje ren. La ten me . Ziezo, e at k o k j e e n h Als kle op een ebt gek urstof l l a e ag urde ei gebruik eren. (blauw je rode ), kerri bieten epoede (rood), goud), r (geel) schil v rode ko , sterke a n ol sinaasa k spinazi o f fie (bru ppel of e (groe i n/ wortel n),… (oranje ),
Fok het schaap Béééh, ik ben hier ook. Ik ben Fok de ram. Samen met mijn ooien, de mama-schapen, en de lammetjes, dat zijn onze kindjes, lopen wij in de wei. Wij geven melk, wol en vlees. Met onze wol maken jullie kleren. Heeft iemand van jullie een wollen trui aan? Als het lente wordt, scheert boer Tom onze warme wollen jas af. Anders hebben we het veel te warm in de zomer. Gras, hooi en voer is wat wij eten. Maar een keukenrestje lusten wij ook wel. We hebben vier dunne pootjes en een klein staartje. En net als jullie twee oren, twee ogen, een neus en een bek. Aha, boer Tom is daar met ons eten. Mmmm, smakelijk.
Maakt e geluid a en schaap het zelfde ls een g e i t ? blaat. W ie kan e Een schaap ens blat als een en s c h a a mekker p en als e en en geit ?
Het zwarte
(iemand die
sc h
altijd de sc huaap ld krijgt)
eel wol. v ft e e h p a a Fok het sch n jas. Het is net ee ? Wat is dat nu er Tom. Daar komt bo bij. Hij heeft iets doet het. , m e o z m e o Z valt neer. k o F n a v l o Al de w Fok. Dag jas van
Roosje big Knor knor, dag allemaal. Ik ben Roosje. Samen met mijn broertjes en zusjes woon ik in de stal. Mijn mama de zeug woont daar ook. Maar papa de beer niet. Neen, het is geen beer zoals die in het bos. Het is een varkensbeer. Weet je wat ik graag doe? Knorren. En ik snuffel ook graag rond met mijn grote neus. Het is net een stopcontact. Met mijn fijne pootjes loop ik ons hok rond. Ik moet veel snuffelen, want met mijn kleine oogjes zie ik niet zo goed. Met mijn grote oren kan ik wel goed horen. Weet je wat wij biggen ook graag doen? Spelen met elkaar. We bijten wel eens in elkaars staartje. Spelen jullie ook graag?
M aak een lek met varkkeners gerec htje vlees.
Welk varkensvlees kennen jullie? Worst, koteletjes, varkenshaasje, gehaktballetjes…
ben ik? ie w , ra ra a R n hok, Ik woon in ee n zus-sen. ij m n e a m a met m ruiken. Ik kan goed zie ik niet s e -j g o o n ij Maar met m zo goed. ap flap flap. fl n e o d ie d Mijn oren en krul. e it z t r a ta s n En in mij meel. Ik lust graag ik ben? ie w l a je t e e W oosje big. R n e b ik r, o Knor kn
rren
las kno k e l e h Met de ken. r a v n e als e
Saartje Spin Hoi iedereen. Mijn naam is Saartje spin. Ik woon ook op de boerderij. Ergens tussen de struiken dicht bij de stal. Daar maak ik mijn web. In de stal zitten veel vliegen en die komen dan in mijn web terecht. Dan maak ik er een bolletje van en eet die op. Met mijn acht poten kan ik vlug lopen in mijn web. En met mijn acht kleine ogen kan ik ook goed zien. Ik houd niet zo van bezoek. Ik woon liever alleen. Dus laat me nu maar met rust.
pin. Ik ben een s . Saar de spin poten. Ik heb wel 8 n. En ook 8 oge web. Ik maak een n vlieg. e e t m o k b e In mijn w . Die eet ik op r één. Ha, daar is e el vlug. Die pak ik he
Vinden de kinderen k? spinnen leu l Waarom we niet? of waarom
. n i p s n e e s l Zo nijdig a
Ga op zoek naar een spinnenweb. Blaas er een beetje b loem op. Neem een zwart blad en druk dit voorzichtig tegen he t web. Spuit er wat haarlak op. Ziezo, je hebt je eigen spinn enweb.
Vladje de vlieg Heb je Vladje de vlieg gezien? Hij zoeft hier net voorbij. Met zijn snelle vleugels vliegt hij op, neer, heen en weer. Maar opgepast voor dat web. Hij gaat op zoek naar een lekkere hap. Een beetje melk hier, een stukje mest daar, een rotte appel of een heerlijke taart. Hij lust het allemaal. Met zijn zes pootjes proeft hij eerst. Is het lekker? Dan is het voor hem een feest. Maar Vladje is niet alleen. Gustaaf, Martha, Juul en Jeanne zijn er ook. Zij schuiven bij aan het banket.
dstrijd. e w f e o r p ddoekt Houd een n i l b e g n indere Laat de k oeven. r p n e g n i ed proeven allerhand e z t a w n raden pel,…). p a Ze moete , l e t r o itroen, w (suiker, c
Zoem zoem, eg. ik ben een vli g rond. Ik vlieg graa lekkere hap. n e e r a a n k Ik zoe 6 pootjes. n ij m t e m f e Ik pro Het is lekker. elk, Een beetje m est. een stukje m le-maal. Ik lust het alniet, En lust ik het eer weg. w ik g e li v n a d
Geen vlieg kw
aad doen.
eren Vinden de kind vliegen leuk? Waarom wel t? of waarom nie
Briek de boerenzwaluw Heb je Briek de boerenzwaluw al gezien? Hij heeft het heel erg druk. Toen hij in de lente aankwam, moest hij een nestje maken. Zijn vrouwtje Miet moest eitjes leggen. Hij zocht een mooi plaatsje onder het platfond van de stal. Nu zijn er vier kleine zwaluwtjes. Die hebben natuurlijk heel veel honger. De hele dag vliegen Briek en Miet op en af met vliegen, muggen, spinnen en kevers. Binnenkort vliegen de jongen uit. Als de herfst er aankomt, vliegt heel de familie terug naar Afrika. Daar is het lekker warm.
nderen i k e d t e en m Maak sam m-ei. a r g n a t n t ee innen z vogels me r e v n e ke nam Kan je leu gels? voor je vo
Wiet wiet wie t. Wat is het dru k
.
4 bek-jes om te vul-len. Briek vliegt o p en af. Met een vlieg of met een s pin. Kas, Jop, Pa m en Mat Die heb-ben hong-er. Briek vliegt o p en af. Met een keve r of een mug . De hele dag maar door.
Belle het trekpaard Dag kindjes allemaal. Mijn naam is Belle. Ik ben al heel erg oud. Ik woon hier al van toen boer Tom nog klein was. Toen moest ik met zijn papa werken op het land. Dat kan ik goed, want ik ben heel erg sterk. Ik heb zware, stevige benen, waar je beter niet achter staat. Ik durf wel eens te trappen als je dicht bij mijn achterwerk staat. Maar toen kwam er een tractor en hadden ze mij niet meer nodig. Maar ik mag blijven en soms gaan boer Tom en ik samen op stap. Met een kar of met een zadel. Toen ik nog een veulen was en papa de hengst en mama de merrie hier nog waren, speelde ik met boer Tom. Hij kroop op mijn rug en hield mijn manen vast. Dan hinnikte ik luid. Zo reden we door de wei.
Dit is Belle. paard. Een heel oud meer. Ze werkt niet p hup hup. Niet meer hu ek trek. tr k e tr r e e m Niet
. Nu rust ze uit s, wat hooi ra g t a w t e e Ze
Maak met de rdjes. deren stokpaa
kin
loo
Dan kan je een uden. pwedstrijd ho
Zo sterk zijn a
ls een paard.
en wat voer. doen wat ze u n g a m e ll Be et. het liefste do strelen op r a a h g a m e J oet. haar lieve sn n als ee d n o r e Stap e halv e w t t me ard paard het pa t a a L oten. kokosn roevig d , n e p k stap . vrolij tappen s s o o n, b oot stappe kokosn r e d n en zo en. Kinder estapp e m k o o kunnen
Kaatje koe Beuh, loeit Kaatje koe. Mijn uier staat gespannen. Het is tijd dat boer Tom me melkt. Ik heb geen zin meer in gras. En wat ik at, is al herkauwd. Straks wil ik maïs, bieten, hooi en wat lekkere vitamientjes. Verdorie, daar heb je weer die lastige vlieg. Gelukkig kan ik ernaar slaan met mijn staart. Handig hoor, zo een vliegenmepper. Oei, daar komt Gust de stier. Die maak je beter niet kwaad. Onze kalfjes lopen niet bij ons in de wei. Zij hebben hun hutjes apart. Wij zijn melkkoeien, maar er zijn ook vleeskoeien. Die kweken de boeren voor het vlees. Zij zijn veel gespierder dan wij. Aha, daar komt boer Tom. Hij doet de poort van de weide open. Al mijn vriendinnen en ik stappen naar de stal. Nog een beetje wachten en het is mijn beurt. Weet je wat boer Tom met mijn melk doet? Hij maakt er kaas, yoghurt en ijsjes van. Het is mijn beurt. Tot ziens!
oe k k l e m n e e oe. k s Vergelijk e e l v n e met e
Laat de ki nderen zov eel mogelijk p roducten o pnoemen die van de koe gemaak t zijn (melkprodu cten, maar ook vlees). El k kind kan een lege verpakking meebrengen . Bespreek m et de kind eren wat ze lekker vinden en wat niet. Kijk goed of de prod ucten effectief van melk g emaakt zijn (soja drinks en dergelijk bevatten g een melk).
aatje koe. K t e o d , e o b Boe e stal. Ze wil naar d Kaatje koe. m o T r e o b t lk Daar me og geen tijd. n is t e h r a a M at gras. w g o n t e e e Z ooi en voer. Straks is er h p haar rug. o g e li v n e e Er zit haar staar t. Ze slaat met Tom. Daar is boer r de wei. Hij komt naa r de stal. a a n t p ta s e Kaatje ko
Mia muis Mia muis kruipt voorzichtig uit haar hol. Met haar spitse neus snuffelt ze in het rond. Ruikt ze daar graan? Daar wil ze naar op zoek. Heel vlug trippelt ze naar de stal. Ze moet oppassen voor al die poezen. Daar is het graan, haar kleine oogjes blinken. Haar lange staart steekt ze van plezier in de lucht. Mmmm, wat is dit lekker.
Zo stil zijn als een muis.
Doe een geur Welke geuren wedstrijd. de kinderen? herkennen En prei, kool, aarkele ideetjes: Zorg er wel v dbei, ui… oor goed kan ruikdat je ze en. Vinden de kinderen muizen le uk? Waarom w el en waarom niet?
s al een r e t f e d Wie he s geha i u h n i in het n e muizen z i u eens m of al ezien? n muis e e e echt g i d iemand heeft? r e i d Is er s i s als hu de mui e i of rat d n ien ka en. Missch ebreng e m s n ee of rat
Piep piep, is. doet Mia mu
n en meel. a ra g t k e o z Ze Dat is lekker. langs een g lu v t m li k e Roets, z buis.
oos met heel d e d is r a a D veel lekkers. het goed. t k a a m s t a w Mmm, mijn snoet. d n ro l e e m t Al da Kit de kat. Help, daar is eg. Dag. Ik ben vlug w
Ko konijn Snuffel snuffel, wat ruik ik toch? Ah, het is een lekkere wortel. Met mijn scherpe tandjes kan ik er heel goed op knabbelen. Maar pas op, ik kan er ook goed mee bijten. Ik heb ook lange oren en een heel zacht vel. Wij springen rond op onze poten. Die vooraan zijn kort, die achteraan zijn langer. Onze neus heeft ook snorharen, daarmee voelen en snuffelen we in het rond. Mijn familie heeft wel heel rare namen. Een papa heet een rammelaar en een mama een voedster. Onze kleintjes hebben de raarste naam. Een jong konijn is een lamprei. Ik eet nu wat verder. Dag dag.
Doe een hind met konijneenrnisparcours sprong.
Ik ben Ko konijn . Ik huppel en ik s pri
ng.
Ik heb lange ore n. Ik heb een klein e neu
s.
Ik eet graag hoo i en gras en voe r. Ik heb ook een heel zacht vel. Mijn voorste pote n zijn kort. Mijn achterste p oten zijn lang. Zo maak ik grote sprongen in het rond.
e e m n j i on k e n e d e k g e n e e r r p B es b n e en e s a l t k n o e o d naar het konijn. W manier delen vanhuis op dezelfde ij? konijn t ls op de boerder elfde? z a t e h n j i kon t e h t e E