Johannes à Lasco:
Een hervormer uit Polen Een beschrijving van zijn leven voor de jeugd
INLEIDING Wel eens van de "slachter der kerk" gehoord? Vast niet! Deze naam hebben roomse bisschoppen aan dominee Johannes à Lasco gegeven. Daarmee willen ze zeggen dat ds. À Lasco hun roomse kerk afbreekt. Dat doet hij natuurlijk niet met hamers en bijlen, maar met Gods Woord. De Heere heeft hem daar veel gaven voor gegeven. Hij heeft die gaven gebruikt voor Gods kerk in veel plaatsen en landen. Het meeste heeft hij betekend voor Nederland en Polen. Het is wel jammer dat hij een wat moeilijke naam heeft: Johannes à Lasco. Dat komt door de Latijnse taal. In de tijd van Johannes vinden mensen het geleerd om hun naam te veranderen in het Latijn. Zijn naam is oorspronkelijk Jan Laski. Deze naam zullen we maar gebruiken. JEUGD EN OPLEIDING TOT PRIESTER Jan Laski is geboren in Polen in het jaar 1499. Hij is vernoemd naar zijn geboortestad Lask waar het kasteel van zijn ouders staat. Je moet niet denken dat de stad Lask nu zo groot is. Het is namelijk nog niet zo heel lang geleden dat Duitse handelaren, die het in Polen goed naar hun zin hebben, steden hebben gesticht. Eén daarvan is Lask. Zijn ouders behoren tot de Poolse adel. In die tijd, het begin van de zestiende eeuw, is Polen één van de grootste landen van Europa. Van de Oostzee tot de Zwarte Zee vormt dit land net een lange drempel tussen Rusland in het Oosten en West-Europa. In dat grote land leidt hij eerst een onbezorgd leven. Zijn ouders zijn rijk en een oom van hem is aartsbisschop van Gnesen en tegelijk hoofd van de roomse kerk in Polen. Deze oom heeft invloed op zijn ouders. Al vroeg merken zijn ouders dat hij een goed verstand heeft. Zijn oom geeft de raad om Jan op te leiden tot priester. Zijn ouders gunnen hem een goede opleiding. Jan gaat studeren onder toezicht van zijn oom. In de Zuid-Poolse stad Krakau, waar zijn oom woont, krijgt hij onderwijs in Latijn, wijsbegeerte, wiskunde en rekenkunde. Als blijkt dat hij zover gevorderd is dat hij naar de universiteit kan, neemt zijn oom hem mee op reis naar Rome. Zijn oom moet daar een concilie van de roomse kerk bijwonen. In 1515 gaat hij daarom in Italië 1
studeren aan de wereldberoemde universiteit van Bologna en vervolgens in 1518 aan de universiteit van Padua. Dit is ook een Italiaanse stad, niet ver van de bekende stad Venetië gelegen. In 1519 keert hij terug naar Polen. Hij krijgt dan van zijn oom verscheidene baantjes toegeschoven. Zijn oom, die ook Johannes heet, ziet in hem zijn opvolger als aartsbisschop. In 1521 helpt hij hem aan een priesterplaats. Jan wordt priester in de roomse kerk van Gnesen. Ook wordt hij één van de geheimschrijvers van de koning. Geheimschrijvers zijn mensen die belangrijke brieven voor de koning schrijven. OP REIS Toch heeft hij het in Polen niet naar zijn zin. De Poolse geestelijken van de roomse kerk maken onderling veel ruzie. Zij maken elkaar zwart, schrijven spotverzen tegen elkaar en zij deinzen niet voor omkoperij terug. Ook te Krakau, waar Jan meestal vertoeft, heerst zo'n sfeer. Jan kan dit moeilijk verdragen. Mede daarom gaat hij in 1523 op reis naar West-Europa. In feite is zijn reis een soort studiereis. Eigenlijk niet zo verwonderlijk, want al is Polen nog zo groot, het is een achtergebleven gebied, zonder universiteit. Jan komt in Frankrijk, Zwitserland, Italië, Duitsland en in het huidige België. In deze landen heeft hij geleerde mannen ontmoet. Deze mannen vormen de gedachten van Jan Laski. Al is hij nog rooms, hij gaat de gebreken van de kerk zien. Vooral in Zwitserland wordt hij gevormd. Hij ontmoet in Zürich de Reformator Zwingli. Met hem spreekt Jan Laski over de Hervorming. Daar ontmoet hij ook een andere Hervormer. Hij vestigt zich vervolgens een tijdlang in de Zwitserse stad Bazel, waar hij in hetzelfde huis woont als Erasmus, de beroemde Nederlander. Erasmus heeft de dwalingen van de roomse kerk wel gezien en er kritiek op gehad, maar hij heeft de roomse kerk nooit verlaten. Jan Laski is het met Erasmus eens dat je maar beter niet voor je mening uit kunt komen, omdat het gevaarlijk is. Het is het standpunt van bange mensen die tot elke prijs vrede willen. Erasmus heeft zijn mening tot aan zijn dood volgehouden, maar dat lukt Jan niet. Onthoudt het maar, als het een werk van God is, dan kun je het wel verborgen willen houden, maar het lukt niet! Dat moet Jan leren. Jan koopt in 1525 van Erasmus een groot deel van zijn bibliotheek onder voorwaarde dat Erasmus tot aan zijn dood (1536) de boeken mag blijven gebruiken. Door het lezen van de geschriften van Erasmus gaat Jan vooral ook Gods Woord onderzoeken. Het is goed om te weten dat Jan Laski uiteindelijk de weg van de Zwitserse Reformatie wil volgen. Dus niet geheel de lijn van Luther, maar vooral die van Calvijn. Inmiddels is het einde van zijn studiereis in zicht gekomen. Op 5 oktober 1525 aanvaart hij de terugreis naar Polen waar hij in april 1526 aankomt. POGINGEN TOT REFORMATIE Jan kent inmiddels veel fouten van de roomse kerk. Hij weet de geschiedenis van de Reformatoren, maar hij meent dat hij de fouten in de roomse kerk van lieverlee kan veranderen. Dat lukt niet. Het is een gelukkige mislukking, maar Jan geeft het zo snel niet op. Het valt hem niet mee om de roomse mensen bij te brengen dat de Protestanten geen ketters zijn. De roomse 2
Polen hebben bijvoorbeeld de gewoonte om in die tijd het volk op te hitsen de begrafenissen van Protestanten te verstoren. Herhaaldelijk doen ze dat. Eens is zo'n ruwe verstoring de aanleiding tot een gevecht. De Protestanten verdedigen zich tegen hun aanvallers en doden er twee. Daardoor worden de roomsen woedend en zij besluiten de ouderling van de gemeente aan te pakken. Zijn huis wordt geplunderd en hijzelf, onschuldig, ter dood veroordeeld. De monniken die het volk hebben opgehitst, wrijven zich in de handen. Dan komen enige edelen naar voren en zorgen dat het vonnis niet wordt uitgevoerd. Het betekent wel dat de rijke ouderling een behoorlijke som geld moet betalen voor iets wat hij niet gedaan heeft. Dit is nog maar één voorbeeld van de moeilijkheden en tegenwerkingen die hij ondervindt bij zijn pogingen om de roomse kerk in Polen naar Protestants voorbeeld te reformeren. De adel is in Polen voornamelijk voor de Reformatie, maar de roomse geestelijken hebben de boeren en een groot deel van de burgers op hun hand. Jan Laski merkt dat hij het gewone volk niet bereikt en dat hij alleen staat tegenover zijn collega's. De band met zijn kerk, de roomse kerk, wordt hierdoor losser. En intussen blijft hij maar studeren. In 1536 wordt hij nog benoemd tot aartsdiaken van Warschau. Dit betekent dat hij de bisschop van Warschau in alles bijstaat en zonodig vervangt. Zijn oom, die dan al vijfjaar gestorven is, had kort vóór zijn dood dit ambt nog voor hem kunnen regelen. Nu is hij belangrijker. Hij doet een laatste poging om zijn kerk te reformeren. Wat een teleurstelling, niemand werkt mee! Hij bedoelt het zo goed, maar het mislukt. De andere geestelijken noemen hem een scheurmaker. Jan merkt dat het inderdaad op een scheuring uit gaat lopen. Dat wil hij niet. Hij wil de eenheid bewaren. Daarom gaat hij in 1537 naar de koning. In de toenmalige Poolse hoofdstad Krakau vertelt hij het de koning eerlijk: “Ik kan niet langer bisschop blijven, want er zijn veel fouten in de kerk. Al mijn pogingen om de kerk te reformeren mislukken, daarom leg ik mijn ambt neer”. Jan weet dat hij nu moet vertrekken uit Polen en dat hij hierdoor zijn riant inkomen verliest. Jan is bedroefd, maar hij hoopt later terug te komen in zijn vaderland. Wanneer de kansen voor de Reformatie gunstiger zijn, wil hij er bij zijn. Zal dat gebeuren? Dat zal dan een wonder zijn! HET ZWERVEN BEGINT Jan gaat naar Duitsland, naar het land waarin Maarten Luther in 1517 door Gods kracht een begin gemaakt heeft met de Reformatie. Eerst woont hij in Frankfurt aan de Main, maar algauw reist hij door naar Leuven, gelegen in het huidige België. In de jaren 1539-1540 verblijft hij daar. Jan weet in deze tijd nog niet goed te kiezen tussen rome en de Reformatie. Hij wordt heen en weer geschud. Hij verkeert in een crisis. Het valt hem moeilijk dat de manier van optreden van Erasmus niet helpt om de kerk van dwalingen te zuiveren. Het is wel het veiligste om tot elke prijs vrede te willen behouden, maar het kan niet. Je moet je geweten geweld aandoen of het komt tot een breuk. Dat laatste wil Jan niet en daarom is hij zwerver geworden: ‘Gij weet o, God, hoe 'k zwerven moet op aard’. Het zal in zijn leven verdieping hebben gegeven. We merken het uit de uitkomst. Jan is vastgelopen met zijn eigen pogingen tot reformatie. Dan gaat God reformeren en Jan inleiden in de breuk die hij in het paradijs geslagen heeft. Als God de schuld gaat openleggen en als 3
Rechter volmaakte gehoorzaamheid eist, moet Jan omkomen. Het dodelijkst tijdsgewricht wordt door Jan ingeleefd, afgesneden van voor Gods ogen, God recht en gerechtigheid toe te moeten schrijven en niets meer in te brengen. 'Dan wordt verloren gaan, door God niet toegestaan'. Jan moet bukken en mag bukken, omdat er Eén dieper heeft willen bukken dan dat de Kerk gezondigd heeft. Dan gaat de hemel voor Jan open en mag hij Hem aanschouwen: de Koning in Zijn schoonheid en een ver gelegen land. Hij mag Hem leren kennen in de gangen van Zijn vernedering en in de gangen van Zijn verhoging. Bij de aanvang is dat al zo groot, maar dat er meer kennis in Gods wegen wordt opgedaan in een weg van voortdurende afbraak, ligt voor Jan nog even bedekt. Gods kinderen hebben hier geen vaderland, maar zoeken het vaderland hierboven. De weg die Jan moet gaan, is een diepe weg, want God wil hem gaan gebruiken voor een groot doel. Hij zal van onberekenbare invloed voor de Reformatie zijn. Als God werkt, wie zal het dan keren? De kloof tussen hem en de roomse kerk wordt steeds groter. Dat blijkt duidelijk uit het feit dat hij nu trouwt met een Gereformeerde vrouw, Barbara geheten. Zijn vrouw komt uit Leuven. EMDEN Vanwege vervolgingen vluchten zij in 1540 uit Leuven weg naar Emden, een stad in het Duitse Oost-Friesland, waar zich veel Nederlanders bevinden die vanwege hun geloof gevlucht zijn. Dan komt het zover dat Jan definitief breekt met rome, de kerk van de antichrist. Hij wenst nu niet anders meer te weten dan Jezus Christus en Dien gekruisigd. In 1542 wordt hij in Emden predikant. De beschermvrouw van dit gebied, gravin Anna, steunt de zaak van de Reformatie. Zij geeft hem een voorname taak. En bij een voorname taak hoort een voorname naam. Hij wordt benoemd tot superintendent van alle Oost-Friese kerken. Dat betekent dat hij de taak heeft om alles in de kerk te regelen. Hij wordt dus een beetje hoofd van de kerkelijke organisatie. Het lot van de Nederlandse vluchtelingen trekt hij zich heel erg aan. Jan is ook een vluchteling, net als zij. Hij maakt van Emden een toevluchtsoord voor vluchtelingen omwille van het geloof. Boven een stadspoort heeft men ingegraveerd: “Heere, bewaar de herberg Uwer gemeente”. Boven de oostdeur van de grote kerk is te lezen: “Gods Kerk vervolgd en verdreven, heeft God hier troost gegeven”. Men noemt de stad al snel: het “Genève van het Noorden”. De mensen vinden dat het lijkt op de stad van Johannes Calvijn. Dat klopt, want Jan is een man van orde. Het leven wordt naar Gods Wet ingericht en hij is ook streng voor de predikanten. Terecht zegt hij dat ze voorbeelden moeten zijn voor anderen. Er wordt veel gepreekt in de stad. De Heere heeft Jan veel gaven gegeven die hij nu mag benutten voor Gods Kerk. Zijn kleine Oost-Friese catechismus heeft hij ons nagelaten, die nog vóór de Heidelbergse catechismus is verschenen. Ook heeft Jan nagedacht over de diaconie. Zoals wij het doen in onze kerken, gaat het op de wijze zoals Jan Laski het georganiseerd heeft. In de roomse kerk gaat dit heel anders. Heel veel dingen die wij nu gewoon vinden in onze kerken, hebben wij aan Jan Laski te danken. Hij is een bijzonder goede kerkorganisator geweest. Het is voor hem een goede tijd, daar in Emden, al betekent het veel en hard werken. Maar ook aan deze periode komt een einde, want hier is het land der ruste niet. Jan moet weer verder. 4
NAAR LONDEN In 1549 moet Jan weg uit Emden. Onder druk van de keizer vraagt gravin Anna hem om te vertrekken. Hoe komt dat? Er is oorlog geweest in Duitsland tussen de roomse en Protestantse vorsten. Helaas hebben de Protestantse vorsten de strijd met de roomsen verloren. De keizer wil de eenheid in de godsdienst herstellen. Hij eist van de Protestanten onder andere dat ze de paus weer erkennen, de roomse leer van het avondmaal aanvaarden en de voorbidding van de heiligen niet langer verachten. Jan kan dit niet. Hij ziet dat hij Gode meer gehoorzaam moet zijn dan de mensen. Daarom wil de keizer hem niet langer in Oost-Friesland dulden. Maar waar moet Jan nu heen? Hij blijft voorlopig nog in Duitsland. Hij zal de weg niet geweten hebben. Dat betekent wachten op Gods tijd. De Heere schenkt uitkomst. De Engelse koning Hendrik VIII sterft. Deze koning heeft het midden gehouden tussen rome en Reformatie. Nu hij er niet meer is, geeft zijn jonge Hervormingsgezinde zoon Edward VI alle ruimte aan hen die vanwege de felle vervolgingen uit de Nederlanden moeten vluchten. Deze mensen hebben leiding en raad nodig, daarom denken ze aan Jan Laski. Hij krijgt een uitnodiging om naar Londen te komen. Hij zal daar ook de taak krijgen om advies te geven aan belangrijke mensen in de Engelse kerk. Hij besluit te gaan. In mei 1550 maakt hij de oversteek naar Engeland. Jan Laski wordt door de Hollandse vluchtelingen in Londen met open armen ontvangen. Ook wordt hij raadsman van de koning. Koning Edward geeft blijken van een oprechte geloofskeuze. Calvijn is in Genève hierover zo blij dat hij een Bijbelcommentaar aan de jonge koning opdraagt. De jonge koning heeft voor de Hollandse vluchtelingen de Augustijner kerk ontruimd, waar de predikanten in het Nederlands mogen preken. Behalve predikant wordt Jan Laski in Londen ook weer superintendent, net als in Emden. Als superintendent houdt hij zich vooral bezig met de organisatie van de kerk. Veel heeft hij ook in dit opzicht voor de vluchtelingenkerk betekend. Hij heeft gezorgd voor een kerkorde en voor de liturgie. De orde van dienst heeft hij geregeld. Dus hij heeft antwoord gegeven op de volgende vragen: Hoe begint de kerkdienst? Wie mogen er belijdenis des geloofs doen? Hoe moet de doop bediend worden? Wanneer gaan we zingen in de kerk? Enzovoorts. Hij krijgt er een vriend: Jan Utenhove, die verdreven is uit de Zuidelijke Nederlanden. Samen zullen ze verder optrekken. Utenhove maakt een psalmberijming in het Nederlands, zodat de mensen kunnen zingen tijdens de kerkdiensten. En samen werken ze aan een Bijbelvertaling in het Nederlands. Het vertaalwerk is vooral het werk van Jan Utenhove, maar de kanttekeningen in die oude Bijbel zijn van de hand van Jan Laski. Deze Bijbel is pas in 1559 klaar en wordt in Emden gedrukt, een jaar voor Jans sterven. Maar dan gebeurt er iets verdrietigs. Onverwacht sterft de jonge koning Edward. Hij is nog maar zestien jaar oud. Voor de koning is het sterven erven geworden; voor hem is het niet erg, maar er gaat een schok door Engeland en heel Europa. Heel veel mensen zijn bedroefd, ook Jan en de Reformator Calvijn. Wat moet er nu van Engeland worden, denken ze? De roomsen zijn verheugd, nu lijken de kansen te keren. Wat houdt de Heere toch diepe wegen met Zijn volk! Wat veel mensen gevreesd hebben, gebeurt. In 1553 beklimt Edwards zuster Maria de troon. Zij is een vijandin van God en Zijn volk. Zij moet niets hebben van de leer van Gods Woord. Zij is fel rooms. Al snel laat ze de eerste 5
ketters grijpen en doden. Haar strijden heeft haar een lelijke bijnaam bezorgd: “de bloedige koningin”. Wat een verschil met haar broer koning Edward! Nu wordt het veel te gevaarlijk in Londen voor Jan en de Nederlandse vluchtelingen. Waar moeten ze naar toe? De vervolgingen in de Nederlanden worden eerder erger dan minder. Daar kunnen ze dus niet heen. Wat nu? WEER ZWERVEN Dan gaan ze op reis. Ze hebben twee boten uit Denemarken kunnen vinden. Jan Laski gaat met honderdvijfenzeventig mensen aan boord van deze twee schepen. Het is niet de gehele gemeente, want een deel wil niet mee. Wat gaat er op dat moment door Jan heen. Alles heeft hij gedaan om het goede voor de gemeente te zoeken en de eenheid te bewaren, maar het lukt niet en hij moet weg. De schepen zetten koers naar Denemarken. Het wordt een bootreis met veel wedervaardigheden. Jan verwacht een gastvrij ontvangst en daar heeft hij goede reden voor: Denemarken heeft gekozen voor de Reformatie van Maarten Luther. Maar wat gebeurt er wanneer de schepen aanleggen in een Deense haven? Daar komt de boodschapper van de koning aan. Hij geeft zijn harde boodschap door: “In de naam van de koning, maak dat je wegkomt. Wij willen geen scheurmakers. Jullie mogen hier niet komen”. Het is net alsof er een zwaard door Jan heen gaat. Scheurmakers? De koning moet eens weten, hoeveel verdriet het Jan doet. Hij heeft het toch ook niet kunnen helpen? Nu is hij wéér een zwerver. Maar opnieuw vindt hij nu een toevluchtsoord in Emden. In december 1553 komt hij daar aan. En na veel omzwervingen vinden ook veel van zijn gemeenteleden hier rust. Zij worden er gastvrij ontvangen. Jan wordt hier voor korte tijd opnieuw superintendent. De hovelingen daar vinden Jan echter niet buigzaam genoeg. Zij willen dat Melanchthon het bestuur van de Oost-Friese kerken van Jan overneemt. Dit plan mislukt, maar onder druk van buitenlandse vorsten bewilligt gravin Anna opnieuw in zijn ontslag. Jan vertrekt daarom in april 1555 naar Frankfurt aan de Main, waar ook veel vluchtelingen zijn. Daar is hij nog een paar jaar predikant geweest, samen met ds. Petrus Datheen. In een brief aan Jan noemt Calvijn deze predikant “onze uitnemende broeder”. In Frankfurt ontmoet Jan voor het eerst ook Calvijn zelf, aan wie hij zich zo hartelijk verbonden gevoelt. In deze stad ondervindt Jan veel tegenwerking van de Lutheranen. Wat hebben ze Jan Laski daar een smaadheid aangedaan! Dat komt omdat Jan vasthoudt aan de leer van Gods Woord. De Lutheranen houden vooral vast aan een aantal dwalingen van Luther. Daarin gaan ze te ver. Eigenlijk vereren ze Maarten Luther teveel. Ze kunnen het niet hebben dat Jan hun uit Gods Woord vertelt waarin ze dwalen. Ze maken hem het leven zuur. Wat een wonder, in Jans hart komt geen wraak, geen opstand, maar hij mag Zijn Meester volgen in een weg van onrecht en lijden. Zijn leven is getekend door moeite en verdriet. Zijn eerste vrouw is dan al gestorven en zijn werk wordt keer op keer afgebroken. Het zal in zijn hart geweest zijn: ‘Wees dan mijn hulp; houd U niet ver van mij; mij prangt de nood, benauwdheid is nabij’ (Ps. 22:6).
6
TERUG IN POLEN De Heere heeft zijn geroep gehoord. Nu gaat de grootste taak beginnen voor Jan Laski. Nu het niet meer kan, gaat God werken. Hij neigt de harten der koningen als waterbeken. Wie anders is het Die een weifelende roomse koning in Polen de zaak van de Hervorming boven aan de agenda laat zetten? Jan Laski wordt in 1556 door de synode van de Poolse Gereformeerde kerk met klem gevraagd om naar Polen terug te keren. Een brief van Jan aan de Poolse koning Sigismund II valt in goede aarde. Hij wil Jan weliswaar niet vragen om naar Polen te komen, maar hij wil het hem ook niet verbieden. Deze koning is rooms en de drie Hervormingsgezinde kerken in zijn land bevallen de koning niet. Dat is te begrijpen, maar in plaats van vervolging wil de koning iets anders. De koning wil één reformatorische kerk in zijn land. Om dat te bereiken heeft hij Jan Laski nodig. “Koning, u doet het verkeerd”, zeggen de bisschoppen, “U moet die ketters uitroeien”. Het antwoord van de koning luidt: “Ik wil regeren over schapen en bokken”. Daar kunnen ze het mee doen. Als het Jan lukt om deze drie kerken in één kerk te krijgen, dan belooft de koning om de zaak van de Hervorming te steunen en door te zetten. Jan grijpt deze toegestoken hand aan. Samen met zijn tweede vrouw en vriend Jan Utenhove keert hij eindelijk na twintig jaar zwerven weer terug naar zijn vaderland. Wat schrikken de roomse bisschoppen. “De slachter van de kerk is terug”, zo zeggen zij. Ze zijn bang voor hem en laten hem aardig met rust. EEN HAAST ONMOGELIJKE OPDRACHT Het is een haast onmogelijke opdracht die Jan krijgt. Hij moet de drie Protestantse kerken bijeen brengen. Deze kerken zijn de Lutherse kerk, de Gereformeerde kerk en de Boheemse Broeders. Aan Jans werk zijn veel problemen verbonden. Er is bijvoorbeeld een taalprobleem, omdat de Lutheranen Duits spreken en de twee andere kerken een Slavische taal. Polen is groot en bestaat uit verscheidene volken en talen. Een volgend probleem is het verschil in cultuur en stand. De steden die vooral Luthers zijn, hebben een Duitse uitstraling en zijn westers. Dat komt omdat deze door Duitse handelaars zijn gesticht. In de steden spelen de standen nauwelijks een rol. Ze liggen vooral in West- en Noord-Polen. Er is een grote kloof met de rest van Polen. De adel heeft in de rest van Polen landgoederen. Deze adel hangt voor een groot deel de leer van Calvijn aan en gaat nog uit van de drie standen. Zij behoren tot de eerste stand en hun onderdanen zijn boeren die automatisch hun heer volgen. In deze gebieden leeft men nog midden in de Middeleeuwen. De Boheemse Broeders hebben weinig of niets, omdat ze verdreven zijn en op de landerijen van Poolse Calvinisten bescherming hebben gevonden. Ze behoren tot de derde stand. Hoe krijgt Jan de Lutherse kerk bij de Gereformeerde kerk die de leer van Calvijn volgt? Mocht het lukken, dan is Jan er nog niet, want er is nog een derde kerk en dat is de oudste. Deze kerk gaat terug tot diep in de vijftiende eeuw. Het zijn volgelingen van Johannes Hus. Hus is door de roomsen verbrand. Na veel strijd zijn zijn volgelingen in Polen beland. Zij zijn op zichzelf gebleven. Hun kerk heet de Boheemse Broeders. Het is niet alleen de koning die het werk van Jan Laski steunt. Veel edelen zijn al jaren de Hervorming toegedaan en hebben allang de nieuwe leer in hun gebieden beschermd en bevorderd. 7
Verschillende edelen schrijven brieven met Calvijn. Deze Reformator heeft grote verwachtingen van Polen. De kansen zijn ook zeer gunstig voor de Reformatie. Als dat grote land in zijn geheel toch eens tot de Reformatie zou overgaan! Ook enige roomse geestelijken zijn in het verborgen al een poos voorstanders van de Hervorming. Een andere groep is gematigd. Een van de hoogste personen in Polen is een kardinaal en tevens de biechtvader van de koning. Hij heeft dus veel invloed op de koning. Ook hij heeft briefcontact met Calvijn. In het geheim heeft hij veel goeds gedaan. Nu de koning de zaak van de Reformatie belooft te steunen en Jan Laski teruggekeerd is, komt deze kardinaal openbaar en gaat met hem samenwerken. Het einde van rome lijkt nabij, maar pas op: het is de mens die wikt, maar God beschikt, want er komt tegenwerking. Eerst voorzichtig, maar steeds heviger van de kant van de Lutheranen. MET GODS HULP In het grote Polen preekt Jan Laski overal. Hij werkt koortsachtig om de Reformatie te bevorderen. In de stad Wilna (nu Vilnius, hoofdstad van Litouwen) spreekt hij met de machtige baron Christoffel Radziwill, de zwager van de Poolse koning. Deze heer is rooms, maar hij wordt door Jan op andere gedachten gebracht. Wanneer Radziwill ook nog eens het bedrog van zijn kerk ontdekt, wordt hij een vurige voorstander van de leer van de Hervorming*). Jan Laski vertaalt de Bijbel in het Pools en baron Radziwill steunt het werk en zorgt voor de verspreiding. Ondertussen heeft Jan de Boheemse Broeders en de Gereformeerde kerk al snel bij elkaar gekregen. De overeenkomsten tussen beide zijn veel groter dan de verschillen, zonder afbreuk te doen aan de Waarheid. De Lutheranen zijn echter zeer lastig. Zij zitten vol met haat tegen Jan Laski en noemen de Boheemse Broeders ketters. Het is een bewijs van hun onkunde. Maar het geld heeft de Lutherse handelaren in de steden wel machtig gemaakt. Zij reageren: ‘Wat denken die Gereformeerde edelen wel? Zullen die het voor het zeggen hebben?’ Dan blijkt dat Jan geen wraakgevoelens heeft over wat de Lutheranen hem in Frankfurt hebben aangedaan; hij is verdrietig, maar geeft het niet op. Snappen de Lutheranen dan niet dat van een unie van de Protestantse kerken in Polen het slagen van de Reformatie afhangt? De roomse geestelijken hebben inmiddels gehoord hoe effectief de Lutheranen in Frankfurt Jan hebben bestreden. Op dezelfde wijze gaan ze hem nu ook tegenwerken. Deze spanningen eisen zijn tol, het vraagt veel van zijn gezondheid, maar hij krijgt de kracht om door te gaan. Dan komt er een punt dat er nog twee hindernissen te nemen zijn. De Lutheranen houden hardnekkig vast aan hun afwijkende avondmaalsvisie (consubstantiatieleer) en ze willen hun belijdenis (Augsburgse Confessie) niet opgeven. Zonder afbreuk aan de Waarheid van Gods Woord te doen kan Jan hier niet mee instemmen. Omdat de zaak van zoveel belang is, vraagt Jan de Lutherse universiteit in de Duitse stad Wittenberg om raad. De professoren te Wittenberg, van wie er enkelen Luther nog gekend hebben, begrijpen veel beter dan de Polen het grote belang van eenheid in het werk der Reformatie. Door hun tussenkomst geven de Poolse Lutheranen toe en het ongelooflijke lijkt dichtbij: eenheid binnen de Protestantse kerken en een Reformatorische staatskerk in Polen. Maar midden in het grote werk sterft Jan Laski in 1560, 8
hij is dan zestig jaar oud. Op een portret zie je het lijden als het ware op zijn gezicht getekend. Hij ziet er oud uit. De onverzettelijke trekken zijn ook te zien. BESLUIT Na Jans dood worden er toch voorbereidingen voor een verdrag gemaakt. In 1570 komt de overeenkomst of consensus van Sendomir tot stand. De kansen van de Reformatie zijn nu uitstekend. Maar... de koning zal toch wel woord houden? We verwachten het tenminste wel! Nee, de koning aarzelt nu. Hij neemt geen besluit en dan sterft hij in 1572. Gelukkig heeft Jan Laski dit niet meer mee behoeven te maken! Hier stoppen we met de geschiedenis van Polen. Het vervolg is bloedig en gruwelijk. Kort en bondig komt het neer op de ondergang van het werk van de Reformatie, maar ook op de ondergang van het bloeiende Poolse rijk. Een lange tijd is Polen zelfs van de kaart verdwenen en verdeeld geweest onder Duitsland, Oostenrijk en Rusland. Het werk van Jan Laski is niet te overschatten. Het is ongelooflijk wat hij betekend heeft voor Gods Kerk, in het bijzonder in Nederland en in Polen. In Polen lijkt hij geheel vergeten. De leus die lange tijd in Polen heeft geklonken, luidt: “Een rechtgeaarde Pool kan niet evangelisch (=reformatorisch) zijn!” Op dit moment is het land vrijwel geheel rooms en zijn er vrijwel geen goede geschriften te verkrijgen. Zelfs een complete Poolse Bijbel in een betrouwbare vertaling is er niet, al wordt er wel aan gewerkt (een betrouwbaar Pools Nieuwe Testament is reeds bij de TBS en de GBS verkrijgbaar). Maar ook in Nederland wordt er weinig of geen aandacht geschonken aan Jan Laski, aan wie wij zoveel te danken hebben. Helaas heeft hij een slechte naam gekregen door het werk van dr. Abraham Kuyper. Het is Kuypers gedachte geweest dat Jan Laski de doop en de wedergeboorte bijna hetzelfde vond. Dat is niet waar! Alsof de doop de zonden vergeeft en de bekering werkt, dat kan niet, dat is onbijbels! Het is erg jammer dat Kuyper voor deze dwaling Jan Laski de schuld gaf. Laten we toch letten op al het goede dat Jan Laski middellijk heeft gewerkt. Van zijn nagedachtenis is niet veel meer over. In de Gereformeerde kerk te Warschau, nu de hoofdstad van Polen, heeft vóór de Tweede Wereldoorlog een gedenkplaat van Jan Laski gehangen. Deze tekst was erop aangebracht: “Ter gedachtenis aan Jan Laski, de grote Hervormer, een man, die in de Heilige Schriften geleerd was, de geestelijke vader van de Poolse Evangelisch-Gereformeerde kerk, geboren 1499, gestorven te Pinczow 1560. Hebreeën 13:7” Met deze tekst willen we dan ook besluiten: ‘Gedenkt uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandel’ (Hebr. 13:7). *)
Wil je meer weten over baron Radziwill, lees dan het boek van P. de Zeeuw, De kolenbrander van Radziwill, Utrecht, 1985.
Dit verhaal is met toestemming en in ongewijzigde vorm overgenomen voor plaatsing op deze website van het blad ‘In het Spoor’, een uitgave van de Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde beginselen, jaargang 31, nummer 4, oktober 2007, bladzijde 155-161. Het verhaal is geschreven door drs. L.D.A. Hartevelt.
9