Habi_deel_omslag van Meijeren
24-1-2007
15:33
Pagina 1
Vernieuwend Ruimtegebruik
Economische initiatieven in stadswijken Een verkennend onderzoek
ir. André Ouwehand drs. Mariska van Meijeren
Economische initiatieven in stadswijken
> Inhoud Onderzoeksinstituut OTB heeft een verkennende studie uitgevoerd naar de stimulatie van de economie op wijkniveau. Het doel van het onderzoek was om op basis van interviews met sleutelpersonen en reeds verricht onderzoek op dit terrein te komen tot een beschrijving en duiding van de verschillende initiatieven die gevat moeten worden onder en van belang zijn voor de economische ontwikkeling in stadswijken. In het onderzoek zijn meer dan 25 projecten beschreven die tot doel hadden of hebben om de economie op wijkniveau te stimuleren.
> Colofon Dit onderzoek kwam tot stand in het kader van het onderzoeksprogramma Corpovenista, waarin wordt samengewerkt door tien grote woningcorporaties (de Alliantie, de Key, HaagWonen, het Oosten, Stadswonen, Staedion, Vestia, Woonbron, de Woonplaats en Ymere), Aedes (de vereniging van woningcorporaties), Onderzoeksinstituut OTB, Technische Universiteit Delft en onderzoeksgroepen van de Universiteiten van Utrecht en Amsterdam (zie: www.corpovenista.nl). Corpovenista is onderdeel van het wetenschappelijk programma binnen het Habiforum-kennisontwikkelingsprogramma ’Vernieuwend Ruimtegebruik’. Dit rapport is digitaal verkrijgbaar via www.corpovenista.nl Deze publicatie vindt tevens plaats in het kader van het onderzoeksspeerpunt Sustainable Urban Areas van de Technische Universiteit Delft
> Habiforum Dit is een publicatie van Habiforum in het kader van het programma Vernieuwend Ruimtegebruik. Habiforum is een kennisnetwerk dat ruim 2.000 experts verbindt, die samen nieuwe vormen van duurzaam ruimtegebruik ontwikkelen én in de praktijk brengen. Het programma omvat praktijkprojecten (proeftuinen) en wetenschappelijk onderzoek. Het wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster en de universiteiten van Delft, Rotterdam, Amsterdam (VU en UvA), Utrecht en Wageningen. Door deze samenwerking ontstaat er synergie tussen wetenschap, praktijk en beleid. Habiforum wordt gefinancierd vanuit Bsik, het kenniseconomieprogramma van de Rijksoverheid, en uit bijdragen van publieke en private partijen. Zie ook: www.habiforum.nl
3
Economische initiatieven in stadswijken
Een verkennend onderzoek
Ir. André Ouwehand en drs. Mariska van Meijeren
Gouda, december 2006 Dit is een uitgave van Habiforum in het kader van het programma Vernieuwend Ruimtegebruik. Habiforum Büchnerweg 1, 2803 GR Gouda Postbus 420, 2800 AK Gouda Telefoon (0182) 540 655 Fax (0182) 540 656 Email:
[email protected] Auteursinformatie Ir. André Ouwehand en drs. Mariska van Meijeren zijn werkzaam bij: Onderzoeksinstituut OTB Sectie Stedelijke Vernieuwing en Wonen Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Postbus 5030, 2600 GA Delft Telefoon (015) 278 30 05 Fax (015) 278 44 22 Email:
[email protected],
[email protected] Foto’s: Mariska van Meijeren, m.u.v. blz. 29: André Ouwehand ©Copyright 2006 by Onderzoeksinstituut OTB No part of this report may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the copyrightholder. 5
Economische initiatieven in stadswijken
Inhoudsopgave Voorwoord
9
Deel A 1
2
3
4
5
6
Inleiding
11
1.1 Context en relevantie onderzoek
11
1.2 Doelstelling onderzoek
11
1.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen
11
1.4 Werkwijze en onderzoeksopzet
12
1.5 Opbouw van de rapportage
12
Wat is ‘wijkeconomie’?
13
2.1 Inleiding
13
2.2 Twee aangrijpingspunten
13
2.3 Definitie wijkeconomie
14
Projecten in Nederland
15
3.1 Inleiding
15
3.2 Indeling projecten
15
3.3 Gebiedsgerichte fysieke maatregelen
17
3.4 Gebiedsgerichte niet-fysieke maatregelen
18
3.5 Persoonsgerichte fysieke maatregelen
19
3.6 Persoonsgerichte niet-fysieke maatregelen
21
3.7 Initiatiefnemers
22
Enkele noties over wijkeconomie
23
4.1 Inleiding
23
4.2 Wat is een wijk?
23
4.3 Wijk en economie
23
4.4 Stedelijke transformatie en wijkeconomie
25
4.4.1 De stad, functiemenging en functiescheiding
25
4.4.2 Stadsvernieuwing en buurteconomie
26
4.4.3 Stedelijke vernieuwing: de transformatie van naoorlogse wijken
28
4.5 Economische effecten van mobiliteit, schaalvergroting en segregatie
28
4.6 Het stimuleren van economische ontwikkeling
30
4.6.1 Het vergroten van de competitiviteit
30
4.6.2 Grotestedenbeleid: denken in pijlers
30
4.6.3 De effecten van het grotestedenbeleid
31
4.6.4 Distributieplanologisch onderzoek als beleidsinstrument
31
4.7 Schaalniveau: de relevantie van wijkeconomie
32
Analyse, conclusies en vragen
35
5.1 Van projecten naar bevindingen
35
5.2 Bevindingen
35
5.3 Conclusies
37
5.4 Vragen voor verder onderzoek
39
Samenvatting
41
6.1 Inleiding
41
6.2 Het begrip wijkeconomie
41
6.3 Soorten projecten
41
6.4 Initiatiefnemers
43
7
Economische initiatieven in stadswijken
6.5 Conclusies en relevantie
43
6.6 Verdere vragen voor onderzoek
44
Deel B Projectbeschrijvingen gebiedsgericht fysiek
46
1.1
Herintroductie kleine bedrijfspanden Indische Buurt
47
1.2
Winkelcentrum Waterlandplein
49
1.3
Winkelcentrum Vinkenhof
52
1.4
Herbestemming Energiehuis
54
1.5
Integrale Aanpak Vleeshouwersstraat
57
1.6
Kunstgracht Almere Haven
59
1.7
Opkopen vastgoed Javastraat
61
1.8
Neighbourhood Corporation Enschede
63
1.9
WOM Rotterdam
66
1.10 Nieuwe Mark
69
1.11 Museum in Bedrijf
72
Projectbeschrijvingen gebiedsgericht niet-fysiek
74
2.1
Buurtpromotie Indische Buurt
75
2.2
Bedrijfsstimuleringsregeling Zeeburg
77
Projectbeschrijvingen persoonsgericht fysiek
79
3.1
Leven in Roombeek
80
3.2
Vrouw en Vaart
82
Projectbeschrijvingen persoonsgericht niet-fysiek
84
4.1
Campus Nieuw West
85
4.2
Een eigen huis, maak er werk van!
88
4.3
Eigen Wijsheid
91
4.4
Ymere-Baarsjesbeurs
93
4.5
Leer-werkproject Vestia
95
4.6
Kamers met Kansen
97
Projectbeschrijvingen mix persoons- en gebiedsgericht
99
5.1
Foyer Colijnstraat
100
5.2
Aanpak ‘Kapelplein’
102
5.3
ABCD Delfshaven
105
5.4
Straat van 1000 culturen
108
5.5
Woonwerkgebouw Grote Pyr
111
5.6
Wijk in Bedrijf Westflank
114
Literatuur Bijlage A
117 Geïnterviewde personen
120
8
Economische initiatieven in stadswijken
Voorwoord “Binnen de stedelijke vernieuwing is veel aandacht voor integratie, leefbaarheid en sociale samenhang. Maar het echte probleem in de oude stadswijken is volgens velen de onmogelijkheid of beperking van sociaal-economische stijging van de bewoners”. Dit is een notitie uit het verslag van de Corpovenista-conferentie die op 7 juni 2006 heeft plaatsgevonden. Veel eerder is door de Stuurgroep Corpovenista de wens uitgesproken om in het onderzoeksprogramma in te gaan op de economische ontwikkeling in herstructureringswijken. In hoeverre kunnen we leren van reeds aangepakte (grotendeels vooroorlogse) wijken? Wat zijn lessen voor lopende en toekomstige herstructurering? Hoe kun je de locale economie stimuleren? Bij herstructurering van naoorlogse wijken komen we een wijd spectrum aan vragen tegen. Bij economische ontwikkeling kan zowel gedacht worden aan de aanwezigheid van economische activiteiten (bedrijven, voorzieningen, startende ondernemers) als aan werkeloosheid en de wijze waarop arbeidsparticipatie bevorderd kan worden. Dan komen we meer op het terrein van arbeidsmarktkwalificatie, arbeidsmarktbemiddeling, startende ondernemers, wijkontwikkelingsmaatschappijen etc. Ook is de relatie tussen vastgoedontwikkeling en economische ontwikkeling relevant: ontwikkeling van winkelvoorzieningen, maar ook het realiseren van broedplaatsen en inspelen op het ontstaan van de creatieve industrie. Dit rapport geeft geenszins een antwoord op al deze vragen. Het is een inventariserend onderzoek naar diverse projecten gericht op de stimulatie van de economie op wijkniveau en de spanningsvelden die ontstaan wanneer wordt gepoogd de economie op dit schaalniveau te organiseren. Ook gaat dit onderzoek in op een aantal noties die rondom dit thema bestaan. Een groot aantal mensen is bereid geweest om uitgebreide informatie aan ons te verstrekken, bijvoorbeeld over de diverse projecten die in dit rapport zijn opgenomen. Onze dank voor hun medewerking is groot. Dat geldt ook voor de leden van de begeleidingscommissie van dit onderzoek: Joke Bults (De Woonplaats), Annius Hoornstra (Haag Wonen), Han Leurink (de Alliantie), Rob Harmsen en Esther Juurlink (KEI), Richard Sitton (Woonbron) en Harry Platte (Ymere), hartelijk dank voor jullie adviezen, aanvullingen en commentaar. André Ouwehand en Mariska van Meijeren Delft, december 2006
9
Economische initiatieven in stadswijken
Deel A
10
Economische initiatieven in stadswijken
1 Inleiding 1.1 Context en relevantie onderzoek De focus op de economie is in de stedelijke vernieuwing tot voor kort relatief gering gebleven. Op dit moment groeit de aandacht voor de economische ontwikkeling van herstructureringswijken echter sterk. Dat blijkt uit recente initiatieven van onder andere de provincie Zuid Holland en KEI, het Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing en het advies van de VROM-raad ‘Stad en stijging’. Na discussies over, onderzoek naar en aanpak van de wijk, waarbij steeds de vraag ‘Wat is er fout aan de wijk?’ centraal stond, is nu veel meer de vraag in beeld hoe bewoners rondkomen en kunnen vooruitkomen in de stadswijken. Die vraag houdt niet alleen onderzoekers, maar ook de woningcorporaties die het onderzoeksprogramma Corpovenista mede financieren bezig. Zij zijn van mening dat een positieve economische ontwikkeling van groot belang is voor het welslagen van de vernieuwing in naoorlogse wijken. De economie in het algemeen en dus ook op wijkniveau, laat zich echter niet gemakkelijk sturen. Ze is onvoorspelbaar en complex en dat is waarschijnlijk een belangrijke reden voor het feit dat de economie in de stedelijke vernieuwing tot voor enige jaren een wat ondergeschoven kindje is gebleven. Een wijk fysiek aanpakken levert binnen enkele jaren zichtbaar resultaat op, het effect van beleid gericht op de stimulatie van de economie in een wijk is van tevoren lastig te voorspellen en kan van wijk tot wijk ook weer anders uitpakken. Daarnaast is het niet geheel duidelijk wie verantwoordelijk is voor de economische pijler in de stedelijke vernieuwing. Zijn het de corporaties die bedrijfsruimten bouwen? Is het de overheid? Dit onderzoek laat zien welke initiatieven er genomen worden en welke partijen in Nederland betrokken zijn bij economische projecten die op wijkniveau worden vormgegeven.
1.2 Doelstelling onderzoek Met dit beknopte inventariserende onderzoek wordt beoogd inzicht te geven in wat voor soort initiatieven in Nederlandse stadswijken plaatsvinden om de economie op wijkniveau een impuls te geven, wie de trekkers van deze initiatieven zijn en welke facetten met de term wijkeconomie samenhangen. Tevens wordt aangegeven waar behoefte is aan nader onderzoek om de spelers in het veld van de stedelijke vernieuwing in de toekomst meer grip te kunnen geven wanneer zij een wijk een economische impuls trachten te geven.
1.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe kan het begrip wijkeconomie worden omschreven, waar zijn de projecten in Nederland op gericht, door wie worden ze uitgevoerd, zijn ze relevant om de economie op wijkniveau te stimuleren en welke vragen liggen nog open? De vraagstelling mondt uit in de volgende onderzoeksvragen: 1.
Wat is wijkeconomie?
2.
Wat voor soort projecten kent Nederland om de economie op wijkniveau te stimuleren?
3.
Wie zijn verantwoordelijk voor wat voor soort economische initiatieven?
4.
Welke meer algemene inzichten komen er uit de literatuur naar voren over de mogelijkheden om wijkeconomie te stimuleren en in hoeverre sluiten de verschillende soorten geïnventariseerde projecten daarbij aan?
5.
Welke verdere vragen kunnen op basis van dit verkennende onderzoek geformuleerd worden? 11
Economische initiatieven in stadswijken
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is zowel informatie vanuit de praktijk gebruikt alsook een beknopte theoretische verkenning uitgevoerd. De praktijkgerichte verkenning heeft zich toegespitst op zowel de verschillende soorten projecten die er zijn om de economie op wijkniveau te stimuleren als op de onderzoeksinitiatieven die er in Nederland gaande zijn. De opgedane kennis is gekoppeld aan inzichten vanuit de wetenschap die zich onder meer richten op het nut van de stimulatie van de economie, de wijk als geografische eenheid en de effecten van een wijk op haar bewoners.
1.4 Werkwijze en onderzoeksopzet Om een antwoord te kunnen geven op de diverse onderzoeksvragen binnen de beperkt beschikbare tijd, is gekozen voor een aanpak waarbij vooral gebruik is gemaakt van reeds verricht onderzoek en de kennis die aanwezig is bij sleutelpersonen. Ook is besloten om vanaf het begin samen te werken met KEI, omdat zij wijkeconomie als aandachtspunt op hun werkprogramma voor 2006 hebben staan. Informatie van projecten die zij reeds verzameld hadden, hebben wij gebruikt en zij zullen op hun beurt de door ons gemaakte projectbeschrijvingen weer gebruiken. We zijn begonnen met een eerste verzameling van documenten via het web en de bibliotheek en hebben een aantal gesprekken met goed ingevoerde sleutelpersonen gevoerd (zie bijlage A). Vervolgens is een referentiekader voor dit onderzoek ontwikkeld in de vorm van een indeling van de verschillende initiatieven en een format voor projectbeschrijvingen. Na bespreking van deze voorstellen met de begeleidingscommissie zijn ze bijgesteld en zijn door middel van documentanalyse en aanvullende interviews (telefonisch en face to face) de projectbeschrijvingen gemaakt. Op basis van de resultaten van de interviews en de projectbeschrijvingen zijn vervolgens de overige delen van het rapport opgesteld en na een tweede bespreking met de begeleidingscommissie is het nogmaals aangepast.
1.5 Opbouw van de rapportage In deze rapportage geven we in hoofdstuk 2 een definitie van het begrip wijkeconomie zoals we die in dit onderzoek hebben gehanteerd en beantwoorden we daarmee de eerste onderzoeksvraag. In hoofdstuk 3 komen de diverse projecten die in Nederland op het gebied van de wijkeconomie voorkomen in beeld. Er is niet gestreefd naar volledigheid, wel naar een goede dekking. Het hoofdstuk geeft als eerste een kader voor de indeling van de projecten. Vervolgens wordt per cluster een korte karakterisering gegeven en wordt de vraag beantwoord welke partijen betrokken zijn. Zo worden onderzoeksvragen 2 en 3 beantwoord. Voor een beschrijving van de afzonderlijke projecten verwijzen we u naar deel B van deze rapportage, waar 27 projecten de revue passeren. In hoofdstuk 4 gaan we nader in op een aantal verschillende noties die samenhangen met het stimuleren van economische ontwikkeling op wijkniveau. In hoofdstuk 5 geven we een korte analyse van de geïnventariseerde projecten op basis van meer algemene inzichten, formuleren we conclusies en geven vragen voor verder onderzoek. Daarmee beantwoorden we vraag 4 en 5. In hoofdstuk 6 volgt een samenvatting en conclusies.
12
Economische initiatieven in stadswijken
2 Wat is ‘wijkeconomie’? 2.1 Inleiding Het renoveren van winkelpanden in herstructureringswijken, het ondersteunen van startende ondernemers, het organiseren van stageplekken voor jongeren tot en met het helpen van werklozen om aan het werk te komen en hen de kans te bieden hun eigen woning te kopen. Het zijn allemaal voorbeelden van het stimuleren van wijkeconomie die in dit rapport aan de orde komen. Een deel van die projecten is nieuw, maar het denken over wijkeconomie is niet nieuw. Dat vindt al jaren plaats, nu eens wat actiever, dan weer minder in het centrum van de belangstelling staande. Met name in de jaren tachtig stond de wijk- of buurteconomie sterk in de belangstelling, al had het begrip toen een geheel andere betekenis dan heden ten dage. Als in die tijd over wijkeconomie werd gesproken, dan werd gedacht aan een wijk als zelfstandige economische eenheid. Een plek waar bewoners zelf werk creëerden, afgestemd op de behoeften van de buurt (zie ook hoofdstuk 4). Op dit moment groeit de aandacht voor wijkeconomie wederom sterk. Nu spreekt men eerder over wijkeconomie als het gaat om initiatieven die zich qua schaalniveau tot de wijk beperken.
2.2 Twee aangrijpingspunten Als we het grote palet aan initiatieven bekijken dat in Nederland alleen al bestaat en onder de term wijkeconomie worden geschaard, dan blijkt dat de diverse projecten globaal onder twee noemers vallen: projecten die gericht zijn op het behoud en/of de komst van bedrijven naar een wijk en initiatieven die tot doel hebben om het rondkomen en vooruitkomen van de bewoners in een wijk te verbeteren. Projecten zijn dus of gebiedsgericht, ofwel persoonsgericht. In enkele gevallen streeft men met een project in ongeveer gelijke mate zowel gebiedsgerichte als persoonsgerichte doelen na. Bij gebiedsgerichte projecten is de wijk het geografische domein waarbinnen men bedrijvigheid wil stimuleren of behouden. De redenen om die bedrijvigheid in een wijk te willen hebben of houden kunnen verschillend van karakter zijn. Bij het realiseren van woon/werkwoningen gaat het expliciet om het bieden van mogelijkheden aan bewoners om een eigen onderneming te kunnen starten. Bij andere projecten wordt het creëren van werkgelegenheid wel als één van de motieven genoemd. Dominanter is dan soms echter het motief om een bepaald voorzieningenniveau in een wijk te creëren. Dit voorzieningenniveau kan bijdragen aan een prettiger leefklimaat in een wijk, wat met name de bewoners ten goede komt. Is een project persoonsgericht, dan kan de wijk worden beschouwd als een verzameling bewoners die meer dan gemiddeld ondersteuning behoeven om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten of te verbeteren. Dat kan via projecten die gericht zijn op scholing, maar ook door het realiseren van projecten die voorwaardenscheppend zijn. Denk aan multifunctionele centra waarin bibliotheek en ontmoetingsruimten samengaan met ruimten voor scholing. De wijk kan in dit verband ook worden beschouwd als een ruimte die door een specifieke inrichting bijdraagt aan de ontwikkeling van haar bewoners en zo een bijdrage levert aan de economische mobiliteit van de inwoners. Veel hangt natuurlijk af van de inzet van de individuen zelf. Hoe prettige en veilige looproutes door een wijk bijdragen aan de economische ontwikkeling van mensen, is wellicht wat moeilijk te zien, maar gaat uit van het belang van de vergroting van onderling contact tussen mensen. In hoofdstuk 3, waarin projecten op dit vlak worden beschreven, wordt hier nader op ingegaan.
13
Economische initiatieven in stadswijken
2.3 Definitie wijkeconomie De definitie van het begrip wijkeconomie is geen vaststaande definitie. Net zoals al het beleid is ook het beleid om de economie op wijkniveau te stimuleren - en daarmee samenhangend de definitie die voor wijkeconomie wordt gehanteerd gevoelig voor de op dat moment aanwezige maatschappelijke context. Nu heeft het begrip een andere inhoud dan in de jaren tachtig van de vorige eeuw, maar ook op dit moment bedoelen onderzoekers en beleidsmakers lang niet altijd hetzelfde als er over wijkeconomie wordt gesproken. Dit schept soms verwarring. In dit onderzoek is het van belang beide aangrijpingspunten (gebieds- of persoonsgericht) die er zijn om economische initiatieven op het niveau van de wijk in te steken herkenbaar te maken. Het spreekt dan ook voor zich dat in de definitie die wij hanteren van het begrip wijkeconomie, deze twee richtingen ook tot uitdrukking komen. Wijkeconomie omvat in dit onderzoek dan ook alle initiatieven die tot doel hebben om de economische positie van bewoners in een specifiek benoemde wijk te versterken of om economische functies in een specifieke wijk te realiseren dan wel te stimuleren.
14
Economische initiatieven in stadswijken
3 Projecten in Nederland 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het soort projecten dat in Nederland voorkomt om de economie op wijkniveau te stimuleren. De projecten kunnen worden gezien als voorbeelden van de diverse soorten initiatieven die er bestaan om de economie op wijkniveau een impuls te geven. De indeling van de projecten correspondeert met de twee mogelijkheden om dit type projecten in te steken (gebiedsgericht danwel persoonsgericht). Daarnaast zijn ze uitgesplitst naar maatregelen. Waarom voor deze constructie is gekozen, komt uitgebreid in paragraaf 3.2 aan bod. Zoals reeds is aangegeven is gestreefd naar een zo compleet mogelijk beeld van alle soorten projecten. Het is echter niet de bedoeling geweest om een totaalbeeld van alle projecten in Nederland op papier te zetten. Voor meer voorbeelden verwijzen we onder andere naar Ouwehand & Van Meijeren (2006). In deel B van deze rapportage is een uitgebreide beschrijving van de projecten opgenomen die in dit hoofdstuk als voorbeelden van een bepaald type project de revue passeren. Zo wordt een goed beeld verkregen van de mogelijkheden die er zijn om wijkeconomische projecten op te zetten. Waar mogelijk zijn in de projectomschrijvingen ook de valkuilen, succesfactoren en overige lessen opgenomen.
3.2
Indeling projecten
Om een goed en vooral bruikbaar overzicht van de verschillende soorten projecten te krijgen, is het van belang om tot een indeling te komen waarin de verschillende typen projecten overzichtelijk zijn geordend. In het vorige hoofdstuk is al het onderscheid gemaakt tussen persoonsgerichte en gebiedsgerichte projecten. Een nader onderscheid is echter vereist om een helder overzicht van alle soorten projecten te verkrijgen. In dit onderzoek is gekozen voor een verdere uitsplitsing van de projecten naar maatregelen en niet naar doelen. Daarvoor zijn twee redenen. In ons onderzoek zijn wij bij de projecten verschillende doelen tegengekomen, variërend van het willen ondersteunen van bewoners bij hun persoonlijke ontwikkeling of het verkrijgen van een baan, het verbeteren van het vestigingsklimaat voor bedrijven, het willen bereiken van functiemenging in de wijk om de attractiviteit of de veiligheid te vergroten, tot het verbeteren van het financiële rendement van bedrijfsmatig vastgoed. Vaak dienen projecten gelijktijdig verschillende doelen. De belangrijkste reden om voor een indeling naar maatregelen te kiezen is echter dat het voor beleidsmakers (gemeenten, corporaties e.d.) zo gemakkelijk is om te zien wat ze concreet kunnen doen als ze de economie op wijkniveau willen stimuleren. De maatregelen zijn in dit rapport uitgesplitst in fysieke en niet-fysieke maatregelen. Schematisch gezien kan de indeling als volgt worden weergegeven:
Fysieke maatregelen
Fysieke maatregelen
Gebiedsgerichte projecten
Projecten persoonsgericht
Niet-fysieke maatregelen
Niet-fysieke maatregelen
15
Economische initiatieven in stadswijken
Voorts dient nog te worden opgemerkt dat de gehanteerde indeling gezien moet worden als een hulpmiddel om de diverse soorten projecten te ordenen. Projecten zijn echter ook bij deze indeling niet altijd op één positie in te delen. Sommige projecten worden bijvoorbeeld zowel fysiek als niet-fysiek ingestoken. Als dit het geval is, is dit altijd in de projectbeschrijvingen (zie deel B van dit rapport) vermeld. In onderstaande tabel zijn de verschillende typen projecten opgenomen die we zijn tegengekomen en die tot doel hebben om de economie op wijkniveau een impuls te geven. Indeling projecten wijkeconomie
Gebiedsgerichte maatregelen Fysieke maatregelen
Niet fysieke maatregelen
- Bouw en renovatie winkelpanden
- Advies startende en gevestigde
- Realisatie woon/werk units - (Tijdelijke) herbestemming van panden - Aanleg glasvezelnet (Fiber to the home) - Realisatie kleinschalige bedrijfsruimten
ondernemers - Stimuleringsregelingen (bijvoorbeeld huurgewenning) - Beleid voor bedrijfsbeëindiging - Imagoverbetering via voorlichting
- Aanleg waterpartijen - Bouw multifunctioneel centrum - Opkopen vastgoed (om overlastgevende functies tegen te gaan) - Broedplaatsen
Persoonsgerichte maatregelen Fysieke maatregelen
Niet fysieke maatregelen
- Bouw multifunctioneel centrum
- Stageplekken jongeren
- Aanleg/verbetering looproutes, park,
- Begeleiding (startende) ondernemers
speeltuin, waterpartij (gericht op versterken contacten bewoners en gebruikers van een wijk) - Broedplaatsen
- Persoonlijk ontwikkelingstraject gericht op toetreding arbeidsmarkt - ABCD- traject (economische, culturele en sociale ontwikkeling) - Stimuleringsregelingen (bijv. huis voordeliger kopen, beurs)
Niet alleen zijn sommige projecten zowel fysiek als niet-fysiek ingestoken. Zoals ook in bovenstaande indeling zichtbaar is, zijn enkele van de gevonden projecten zowel persoons- als gebiedsgericht. Zo is het creëren of faciliteren van ‘broedplaatsen’ zowel een gebiedsgerichte als persoonsgerichte maatregel (zie tabel). Een broedplaats wordt namelijk vaak gecreëerd of gefaciliteerd om de levendigheid en bedrijvigheid in een wijk te stimuleren. Maar ook is het een maatregel om mensen die een bepaalde manier van leven nastreven de ruimte te geven om hun leven op de door hen gewenste manier in te vullen en zich verder te ontplooien. In dit rapport is broedplaats De Grote Pyr in Den Haag als voorbeeld zowel bij de gebiedsgerichte als persoonsgerichte maatregelen opgenomen. In deel B van dit rapport, waar de geselecteerde praktijkvoorbeelden uitgebreid worden beschreven, zijn de projecten die zowel gebieds- als persoonsgericht zijn in de categorie ‘mix’ opgenomen.
16
Economische initiatieven in stadswijken
3.3 Gebiedsgerichte fysieke maatregelen Gebiedsgerichte fysieke maatregelen zijn maatregelen die in de eerste plaats genomen worden om de bedrijvigheid in een bepaald gebied te versterken en dus niet of in mindere mate gericht zijn op de economische emancipatie van bewoners in een bepaalde wijk. In onderstaande tabel zijn de verschillende maatregelen die in de categorie ‘gebiedsgericht fysiek’ vallen nogmaals weergegeven. In de rechterkolom zijn de geselecteerde voorbeeldprojecten (zie voor een uitgebreide projectbeschrijving deel B van dit rapport) weergegeven. Het zijn projecten die gericht zijn op het veranderen van de openbare ruimte, die leiden tot een wijziging in de openbare ruimte of tot een wijziging van functies in een gebied.
Soort maatregel
Project uit de praktijk
Bouw en renovatie winkelpanden
- Winkelcentrum Waterlandplein (Amsterdam) - Winkelcentrum Vinkenhof (Groningen)
Realisatie woon/werk units
- Herintroductie woon/winkelpanden
(tijdelijke) Herbestemming van panden
- Herbestemming Energiehuis (Dordrecht)
Indische Buurt (Amsterdam) - Kunstgracht Almere Haven (Almere) Aanleg glasvezelnet (Fiber to the home)
- Leven in Roombeek (Enschede)*
Realisatie kleinschalige bedrijfsruimten
- Energiehuis (Dordrecht)
Aanleg waterpartijen
- Nieuwe Mark (Breda)
Realisatie multifunctioneel centrum of
- Museum in Bedrijf (Tilburg)
trekker in de wijk Opkopen (en herbestemmen) vastgoed
- Integrale aanpak Vleeshouwersstraat (Dordrecht) - Neighbourhood Corporation Enschede (Enschede) - Opkopen vastgoed Javastraat (Amsterdam) - Aanpak ‘Kapelplein’ (Rotterdam)** - Witte de Withstraat (Rotterdam)
Broedplaatsen
- Grote Pyr (Den Haag) **
*Dit project bouwt voort op de aanleg van een glasvezelnetwerk, het is ingedeeld onder ‘persoonsgerichte niet-fysieke maatregelen’ ** Project is zowel sterk persoons- als gebiedsgericht ingestoken en daarom in deel B opgenomen onder ‘Mix’.
Uit het overzicht blijkt dat er veel verschillende mogelijkheden zijn en worden benut om de economie op wijkniveau gebiedsgericht en met fysieke maatregelen te stimuleren. De bouw of renovatie van één of meerdere winkelpanden - al dan niet gesitueerd in een winkelcentrum - is een maatregel die veelvuldig wordt genomen. De andere maatregelen worden in mindere mate toegepast, maar ook hiervan kunnen vrij eenvoudig voorbeelden uit de Nederlandse praktijk worden gegeven. Vaak wordt overgegaan tot de bouw of renovatie van een winkelcentrum om een bepaald voorzieningenniveau in een wijk in stand te houden. Niet zelden wordt met renovatie of nieuwbouw ook getracht de leefbaarheid in een bepaald gebied te vergroten. Dit is ook het geval bij de in dit rapport opgenomen projecten ‘Winkelcentrum Waterlandplein’ en ‘Winkelcentrum Vinkenhof’. Met de overige maatregelen wordt eveneens vaak getracht om de leefbaarheid in een wijk te vergroten. Het opkopen en herbestemmen van vastgoed is daar een goed voorbeeld van en staat erg in de belangstelling. Met name de transformatie van de Rotterdamse 17
Economische initiatieven in stadswijken
Witte de Withstraat van een plek met veel overlastgevende functies naar een levendige en hippe locatie met veel galeries en restaurants, heeft de aandacht getrokken (zie deel B voor de projectbeschrijving). Voor de aanpak van de Witte de Withstraat is destijds een aparte organisatie opgericht, een zogenaamde Wijk Ontwikkelings Maatschappij (WOM). Een dergelijke constructie heeft in Nederland tot een aantal soortgelijke initiatieven geleid. Eén daarvan, de Neighbourhood Corporation Enschede, (zie eveneens deel B) laat zien dat een WOM heel nuttig kan zijn, maar in dit geval ook de voortgang van een proces kan vertragen. Naast het op peil houden van het voorzieningenniveau en het vergroten van de leefbaarheid in een bepaald gebied, zijn de maatregelen soms ook gericht op het creëren van werkgelegenheid in de wijk of zijn de initiatieven faciliterend voor de uitvoering van persoongerichte economische projecten. Zo is broedplaats de Grote Pyr, een woonwerkcomplex voor de ex-krakers van De Blauwe Aanslag in Den Haag, gericht op het vergroten van de bedrijvigheid en leefbaarheid in de wijk. Qua fysiek object is de Grote Pyr faciliterend voor de bewoners en bedrijven die in het complex gehuisvest zijn.
3.4 Gebiedsgerichte niet-fysieke maatregelen Onder gebiedsgerichte niet-fysieke maatregelen worden ingrepen of initiatieven verstaan om de bedrijvigheid in een bepaald gebied te versterken zonder fysieke ingreep. Soort maatregel
Project uit de praktijk
Advies startende en gevestigde
- Wijk in Bedrijf Westflank (Utrecht) *
ondernemers Stimuleringsregeling
- Bedrijfsstimuleringsregeling Zeeburg (Amsterdam)
Beleid voor bedrijfsbeëindiging
- Geen specifiek project opgenomen, komt impliciet terug in ‘Bedrijfsstimulering Zeeburg’ en ‘Neighbourhood Corporation Enschede’
Imagoverbetering via activiteiten en voorlichting
- Buurtpromotie Indische Buurt (Amsterdam) - Straat van 1000 culturen (Amsterdam)*
* Project is zowel sterk persoons- als gebiedsgericht ingestoken en daarom in deel B opgenomen onder ‘Mix’.
De lijst is niet heel erg lang, maar bevat wel een maatregel die in Nederland veel genomen wordt, namelijk het bieden van ondersteuning aan ondernemers. Het geven van steun aan ondernemers is niet alleen georganiseerd op het schaalniveau van de wijk. Een Kamer van Koophandel heeft een regionale functie, een ondernemershuis vaak een stedelijk bereik. In Nederland zijn er echter ook steunpunten die zich richten op een bepaald gebied in een stad. Een voorbeeld is het Utrechtse Wijk in Bedrijf Westflank (zie Deel B voor de projectbeschrijving), een samensmelting van enkele initiatieven op wijkniveau aan de westzijde van het Utrechtse stadscentrum. Het geven van advies aan ondernemers is natuurlijk in de eerste plaats een persoonsgericht initiatief. Op het moment dat een dergelijk project op wijkniveau wordt ingestoken, is het in veel gevallen echter ook bedoeld om de bedrijvigheid en leefbaarheid in een specifiek gebied te versterken, waardoor een project nadrukkelijk ook een gebiedsgerichte functie heeft. Een stimuleringsregeling of eventueel beleid voor bedrijfsbeëindiging heeft praktisch altijd een gebiedsgerichte functie. Een stimuleringsregeling kan meerdere doelen 18
Economische initiatieven in stadswijken
In de Haagse Grote Pyr is onder meer een kindermuseum gevestigd.
dienen. Ze kan gericht zijn op het behoud van ondernemers in een bepaald gebied of de aantrekkelijkheid van een wijk voor starters vergroten. Is dit het geval, dan bestaat de stimuleringsregeling meestal uit financiële ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van een ingroeihuur. Een stimuleringsregeling kan echter ook gericht zijn op het uiterlijk van de bedrijfspanden of het vergroten van de leefbaarheid of veiligheid in een wijk. De in dit rapport opgenomen Bedrijfsstimuleringsregeling Zeeburg dient al deze doelen. Ondernemers kunnen met een tegemoetkoming van de gemeente hun winkelpand renoveren of camera’s en rolluiken aanschaffen om diefstal tegen te gaan en het toezicht in het gebied te vergroten. De Bedrijfsstimuleringsregeling Zeeburg is ook gericht op het laten verdwijnen van bedrijven die het stadsdeel niet als wenselijk ervaart. Het is dus tevens beleid v oor bedrijfsbeëindiging (zie tabel). Zo is er een lijst van typen bedrijven in de regeling opgenomen die in aanmerking komen voor subsidie als ze vertrekken. Belhuizen vallen hier bijvoorbeeld onder en deze bedrijven komen ook niet in aanmerking voor een tegemoetkoming uit de kas van het stadsdeel als ze hun pand willen opknappen. Uitsterfregelingen zijn, net als in het voorbeeld van de Stimuleringsregeling Zeeburg, vaak onderdeel van een bredere aanpak in een bepaald gebied. De laatste gebiedsgerichte niet-fysieke maatregel die vaak wordt toegepast is gericht op de verbetering van het imago van een wijk. Activiteiten om een buurt te promoten, zoals een feest of festival, komen in Nederland veelvuldig voor. Een doordacht meerjarig plan om een buurt gedurende een bepaalde periode positief onder de aandacht te brengen is minder gebruikelijk. Het Amsterdamse stadsdeel Zeeburg heeft voor de Indische Buurt wel zo’n plan opgesteld. Volgens het stadsdeel werpt het plan, dat nu drie jaar in uitvoering is, inmiddels haar vruchten af (zie projectbeschrijving in Deel B).
3.5 Persoonsgerichte fysieke maatregelen De categorie persoonsgerichte fysieke maatregelen bevat onder andere maatregelen die voorwaardenscheppend zijn voor persoonsgerichte niet-fysieke projecten om de economie te stimuleren, zoals huisvesting voor cursussen en verdere persoonlijke ontwikkeling, maar ook de aanleg van een glasvezelnet.
19
Economische initiatieven in stadswijken
Soort maatregel
Project uit de praktijk
Broedplaatsen
- Grote Pyr (Den Haag) *
Multifunctioneel centrum
- Vrouw en Vaart (Amsterdam)
Aanleg/verbetering looproutes, park,
- ‘Aanpak Kapelplein’ (Rotterdam) *
speeltuin, waterpartij Aanleg glasvezelnet
- Leven in Roombeek (Enschede)**
* Project is zowel sterk persoons- als gebiedsgericht ingestoken en daarom in deel B opgenomen onder ‘mix’. ** Dit project bouwt voort op de aanleg van een glasvezelnetwerk, het is ingedeeld onder ‘persoonsgerichte niet-fysieke maatregelen’
Onder deze categorie vallen ook fysieke ingrepen in de openbare ruimte die expliciet bedoeld zijn om het onderling contact tussen bewoners en gebruikers van een wijk te versterken en op deze wijze indirect kunnen bijdragen aan de economische participatie van bewoners in een wijk. De RMO (2005) en de VROM-raad (2006) wezen in adviezen op de betekenis van een goede inrichting van de woonomgeving en het beheer daarvan voor het mogelijk maken van contacten tussen wijkbewoners. Contacten die bewoners in staat stellen om hun netwerk te vormen en uit te breiden. Van der Zwaard laat zien dat deze netwerken voor vrouwen uit lage inkomensgroepen de grootste kansen bieden op een baan (Van der Zwaard, 1999, 2000). In deel B van dit onderzoek is het Rotterdamse ‘Kapelplein’ als voorbeeld opgenomen van een plek in de stad waar wordt getracht de ontmoeting tussen wijkbewoners te vergroten. Dit gebeurt met zowel fysieke maatregelen (speeltoestellen, groen) alsook door te trachten grip te krijgen op het commerciële vastgoed en het organiseren van diverse activiteiten op het plein.
Op het ‘Kapelplein’ worden activiteiten voor bewoners, zoals een infomarkt, georganiseerd.
20
Economische initiatieven in stadswijken
3.6 Persoonsgerichte niet-fysieke maatregelen Persoonsgerichte niet fysieke maatregelen bieden wijkbewoners perspectief op een (betere) positie op de arbeidsmarkt. In onderstaande tabel zijn de verschillende maatregelen die in deze categorie vallen weergegeven. Soort maatregel
Project uit de praktijk
Stageplekken jongeren
- Campus Nieuw West (Amsterdam)
Begeleiding (startende) ondernemers
- Wijk in Bedrijf Westflank (Utrecht) *
Persoonlijk ontwikkelingstraject gericht
- ‘Een eigen huis, maak er werk van’
- Stageproject Vestia (o.m. Rotterdam)
op toetreding arbeidsmarkt
(Enschede) - Foyer Colijnstraat (Dordrecht)* - Kamers met Kansen (diverse locaties)
ABCD- traject (economische, culturele en
- ABCD Delfshaven (Rotterdam)
sociale ontwikkeling) Stimuleringsregelingen
- Ymere-Baarsjesbeurs (Amsterdam) - Straat van 1000 culturen (Amsterdam)*
* Project is zowel sterk persoons- als gebiedsgericht ingestoken en daarom in deel B opgenomen onder ‘mix’.
Het palet aan initiatieven is ook in deze persoongerichte categorie niet zo breed, het aantal initiatieven echter wel. Sinds vorig jaar uit onderzoek is gebleken dat het aantal werklozen onder allochtone jongeren twee keer zo hoog is als bij autochtonen van dezelfde leeftijd (Dagevos, 2006) lijkt het aantal initiatieven om (kansarme)jongeren werkervaringsplaatsen aan te bieden een vlucht te nemen. Het creëren van stageplekken om jongeren werkervaring op te laten doen kan op meerdere schaalniveaus worden ingestoken. Projecten gericht op kansarme allochtone jongeren, worden vaak op het schaalniveau van de wijk ingestoken in gebieden waar relatief veel kansarme jongeren wonen. Zo is de Rotterdamse woningcorporatie Vestia momenteel bezig om stageplekken bij aannemers in de wijken waar de corporatie herstructureringsplannen ten uitvoer brengt, te regelen. Campus Nieuw West, een initiatief van het particuliere bedrijfsleven en als project eveneens in dit onderzoek opgenomen, richt zich op (kansarme) jongeren uit Nieuw West. De begeleiding van startende ondernemers is zowel hier, als in de categorie ‘gebiedsgericht niet-fysiek’, opgenomen. Zoals in paragraaf 3.4 reeds is vermeld is het begeleiden van ondernemers natuurlijk in de eerste plaats een persoonsgerichte bezigheid. Op het moment dat een project tevens bedoeld om de bedrijvigheid te vergroten, heeft het tevens een gebiedsgerichte functie. De begeleiding van startende ondernemers komt, ingestoken op het schaalniveau van de wijk, in Nederlandse stadswijken vaak voor. Wat beperkt voorkomt, is het aanspreken van talenten van bewoners via de ABCDmethode. ABCD staat voor Asset-Based Community Development (ABCD). Dit is een – van oorsprong Amerikaanse - benadering van samenlevingsopbouw die de verborgen capaciteiten van bewoners poogt naar boven te halen. (McKnight/Kretzmann/Sheenan, 1997) In de Rotterdamse wijk Delfshaven is corporatie Woonbron enkele jaren geleden met de methode aan de slag gegaan. Wat het project in de afgelopen drie jaar heeft opgeleverd is in de projectbeschrijvingen terug te vinden. Persoongerichte stimuleringsregelingen op het schaalniveau van de wijk zijn in Nederland ook zeldzaam, maar het komt wel voor. De in dit rapport opgenomen 21
Economische initiatieven in stadswijken
Ymere-Baarsjesbeurs is een geldbedrag van €15.000 dat aan een talentvolle inwoner van de wijk De Baarsjes wordt uitgereikt. De winnaar, in 2004 een beginnend modeontwerpster, krijgt de mogelijkheid zijn of haar talent verder te ontwikkelen. De Straat van 1000 Culturen is een initiatief in de Amsterdamse Bijlmer waar bewoners en bedrijven uit de wijk op in konden schrijven als ze een leuk cultureel of economisch idee voor de wijk hadden.
3.7 Initiatiefnemers Het brede palet aan initiatieven in ogenschouw nemende, valt de grote verscheidenheid aan partijen die in stadswijken bij economische initiatieven betrokken zijn onmiddellijk op. De meeste projecten die de economie op het schaalniveau van de wijk trachten te stimuleren zijn ook op het niveau van de wijk ingestoken, een enkele keer omvat een project meerdere wijken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de partijen die bij veel soorten projecten betrokken zijn, organisaties zijn die meestal ook opereren op het niveau van de wijk. Woningcorporaties zijn, zoals ook uit de in dit rapport opgenomen projectbeschrijvingen af te leiden is, regelmatig bij economische projecten in de wijk betrokken. Bezit in de wijk speelt hierbij een grote rol. In de wat grotere steden, waar deelbesturen zijn geformeerd, zijn de stadsdelen of deelgemeenten frequenter bij een project betrokken dan het centrale stadsbestuur. Kijkend naar de partijen die gezamenlijk een project trekken, is daar overigens geen consistente in te vinden. De coalities verschillen per project.
22
Economische initiatieven in stadswijken
4 Enkele noties over wijkeconomie 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaan we verder in op de vraag wat in de literatuur en het beleid wordt verstaan onder wijkeconomie. Allereerst door het begrip uiteen te halen: wijk en economie. Ook geven we in dit hoofdstuk een historische terugblik waarin we uiterst beknopt ingaan op de samenhang tussen stad en economie en met name de transformatie van de Nederlandse steden na de Tweede Wereldoorlog in relatie tot de (wijk)economie. Vervolgens zullen we enkele aspecten nader belichten die van belang zijn voor het beleid dat gericht is op het stimuleren van de wijkeconomie: het denken in pijlers in het grotestedenbeleid en het schaalniveau van de wijk.
4.2 Wat is een wijk? Zowel in de academische wereld als in het beleid en de praktijk van de stedelijke transformatie, worden de begrippen ‘buurt’ en ‘wijk’ gebruikt. Er is een hiërarchie tussen buurt en wijk: een buurt is kleinschaliger en kan gezien worden als een bepaald deel van een wijk. Het begrip wijk wordt echter niet eenduidig gehanteerd. Een wijk in Groningen is doorgaans kleiner van omvang dan het gebied waarmee in bijvoorbeeld Rotterdam een buurt wordt aangeduid. De begrippen worden nogal eens als synoniem gebruikt. Er is in de wetenschappelijke literatuur geen standaarddefinitie van de buurt of de wijk te vinden. De buurt kan worden beschouwd als eenheid van beleving, als ‘community’, als fysiekruimtelijke eenheid, als sociaal-culturele eenheid, als administratieve eenheid of abstractie van de werkelijkheid. Er zijn verschillende benaderingswijzen, die afhankelijk van het soort onderzoek en de invalshoek van de onderzoeker (socioloog, geograaf, planoloog etc.) in de literatuur terug te vinden zijn (zie Van der Meer 1996, p. 35-41). Chaskin concludeert dan ook dat er geen universele definitie bestaat, dat deze steeds heuristisch bepaald zal moeten worden al naar gelang het doel van het onderzoek of de aanpak (Chaskin, 1997, p. 541). In deze studie zullen wij de term ‘wijk’ hanteren. Ook van de term wijkeconomie bestaat geen universele definitie. Onze omschrijving van dit begrip (zie 2.3) is eveneens tot stand gekomen met het doel van het onderzoek, in dit geval het geven van een overzicht van initiatieven, voor ogen. In 4.4 zal uiteen worden gezet hoe het denken over economie in de wijk sinds de 19e eeuw voortdurend is gewijzigd. Voorafgaand aan deze historische schets passeren in de komende paragraaf eerst de verschillende economische functies van een wijk de revue.
4.3 Wijk en economie Wijken hebben bepaalde functies, ze functioneren of disfunctioneren op verschillende terreinen. De kwaliteit van de wijk wordt bepaald door de mate waarin een wijk deze functies vervult. Van der Meer onderscheidt, op basis van uitgebreid literatuuronderzoek, vier verschillende functies die allen ook een economische component bevatten. (Van der Meer, 1996, p. 41-58) De wijk is bijvoorbeeld een sociaal en ruimtelijk integratiekader, een eenheid voor sociale contacten, hulpnetwerken en activiteitenpatronen. Die sociale contacten en netwerken zijn van groot belang voor huishoudens bij het rondkomen en vooruitkomen. Het gaat om de functie van netwerken bij het vinden van een baan of het bieden van opvang voor kinderen voor vrouwen die zich willen scholen of willen werken. De wijk biedt echter ook ruimtelijk belangrijke voorwaarden door middel van prettige looproutes, speeltuinen, parken of waterpartijen. De wijk wordt dan als het 23
Economische initiatieven in stadswijken
ware beschouwd als een ruimte die door een specifieke inrichting bijdraagt aan de ontwikkeling van haar bewoners of gebruikers. Een wijk vervult echter niet alleen de functie van een sociaal en ruimtelijk integratiekader. De wijk is ook een voorzieningengebied. Ondanks het feit dat in de afgelopen decennia nogal wat kleinere, sterk buurtgerichte detailhandelaren ten onder zijn gegaan, hebben de meeste buurten wel voorzieningen zoals winkels, (lagere) scholen, buurthuizen, verenigingen en dergelijke. Van der Meer stelt dat deze sociale en economische voorzieningen van invloed zijn op het welbevinden van bewoners. De voorzieningen zorgen namelijk voor de face-to-face contacten en sociale relaties binnen een wijk. Dit geldt in bijzondere mate voor minder mobiele buurtbewoners die hoofdzakelijk van buurtvoorzieningen afhankelijk zijn. Het project Vrouw en Vaart dat in dit onderzoek is opgenomen is daar een duidelijk voorbeeld van. Door een vermindering van het economisch draagvlak door een concentratie van kansarmen en een afnemend aantal bewoners (onder andere door gezinsverdunning) kan het voorzieningenniveau in een wijk worden aangetast. Alhoewel het soms niet haalbaar is om in de winkelpanden die leeg zijn komen te staan nieuwe detailhandel te realiseren, kan er wel worden gedacht aan andere mogelijkheden. Zo heeft De Alliantie in Almere leegstaande winkelpanden als ateliers verhuurd, waardoor inmiddels een heuse ‘kunstgracht’ in Almere Haven is ontstaan (zie deel B van dit rapport voor de projectbeschrijving). Daarnaast is de wijk ook een etalage van een bepaalde leefstijl of identiteit voor bewoners en een fysiek milieu. Op verschillende locaties in Nederland, veelal in herstructureringswijken, wordt tegenwoordig getracht om kunstenaars en andere creatieve beroepsgroepen naar de wijk te halen. Men is van mening dat deze doelgroep de levendigheid en bedrijvigheid in een wijk op een positieve manier kan beïnvloeden. In dit kader is het in dit rapport opgenomen project ‘Kunstgracht Almere Haven’ al genoemd, maar ook het project ‘Museum in bedrijf’ in Tilburg (zie eveneens deel B) is hier een goed voorbeeld van.
Het Tilburgse Textielmuseum laat kunstenaars op de machines werken en biedt bedrijfsruimte aan.
24
Economische initiatieven in stadswijken
4.4 Stedelijke transformatie en wijkeconomie 4.4.1 De stad, functiemenging en functiescheiding De menging van functies is een wezenlijk kenmerk van de stad. Steden zijn immers ontstaan door de samenklontering op een locatie van verschillende economische functies als transport, handel en industrie en andere, zoals bijvoorbeeld bestuur en wonen. De productie van goederen was eertijds grotendeels ambachtelijk en vaak kleinschalig. In de 19e eeuw werd echter een grote schaalsprong gemaakt en veel economische functies, met name de industriële en overlastgevende functies, kwamen aan de rand van de stad terecht. In die wijken vonden ook veel arbeiders hun woonplek. Door deze mening van wonen en werken ontstond het prototype van de 19e eeuwse wijk, waar zowel grootschalige industrie als handelslocaties en veel kleinschalige ambachtelijke bedrijven naast arbeiderswoningen gevestigd waren. Van Veldhuizen, (z.d., vermoedelijk 1958) geeft een beknopte beschrijving van de belangrijkste gebeurtenissen in de ontwikkeling van de Rotterdamse wijk Crooswijk in de vroege 19e eeuw. Als eerste kwam de begraafplaats, gevolgd door een vernisstoker in 1835. Daarna volgde de huisvesting van bewoners die door ontwikkelingen in de binnenstad moesten verhuizen en van immigranten uit andere provincies. In de tweede helft van de 19e eeuw volgde de Heineken bierbrouwerij en later de veemarkt en het slachthuis. De nadelige effecten van de stedelijke ontwikkeling op onder meer de gezondheid en de ontplooiing van de bewoners speelde in alle geïndustrialiseerde landen in West Europa een grote rol in het publieke debat. In Groot-Brittannië leverde het Howard inspiratie om zijn tuinstadgedachte te ontwikkelen (Howard, 1898). In een tuinstad zijn de functies wonen en werken strikt van elkaar gescheiden. Zijn gedachten vinden in Europa en met name ook Nederland navolging. Onder invloed van de totstandkoming van de Woningwet van 1901 wordt de stadsuitleg in de 20ste eeuw snel anders. Gemeenten zijn verplicht om een uitbreidingsplan op te stellen (De Vreeze & Ouwehand, 2006). Er worden, ook als het tuinstadconcept niet direct wordt toegepast, grootschalige woonwijken gerealiseerd waarbij de functiemenging hoofdzakelijk nog bestaat uit een mix van wonen, bedrijven en voorzieningen die de wijk bedienen. Deze koers van functiescheiding wordt in de naoorlogse wijken, internationaal geïnspireerd door de CIAM (Congres International des Architectes Modernes), nog verder doorgetrokken. Op nationaal niveau is deze tendens bijvoorbeeld uitgewerkt in de studie van een groep Rotterdamse planners en architecten onder leiding van A. Bos (Wassenberg, 2006), Deze studie, ‘De Stad der Toekomst, de Toekomst der Stad’, kreeg veel weerklank in Nederland. Hierin wordt de vooroorlogse wijk beschouwd als een belemmering voor een gezonde persoonlijke ontwikkeling en een goed gemeenschapsleven. Het zou te chaotisch en te complex van opzet zijn. De naoorlogse wijken zouden moeten worden gerealiseerd met als uitgangspunten veel lucht en ruimte, geordende rijen flats en woningen en een voorzieningenniveau afgestemd op de betreffende bewoners. Dit voorzieningenniveau omvatte meestal een basisschool, een aantal winkels om de dagelijkse boodschappen te doen en een aantal speelplaatsen voor kinderen. Grotere wijken werden vaak opgebouwd uit meerdere buurten met steeds een klein buurtwinkelcentrum voor de dagelijkse boodschappen en een groter winkelcentrum op wijkniveau waarin ruimte was voor de non-food branche en voorzieningen als een wijkcentrum bijvoorbeeld. De industrie, grootschalige productie en handelsfuncties worden gescheiden van de woonwijken gehuisvest en maken geen onderdeel meer uit van de economie in een wijk. In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw komen deze opvattingen over functiescheiding in de vakwereld weer ter discussie te staan. Dat debat wordt onder 25
Economische initiatieven in stadswijken
andere geïnspireerd door Jane Jacobs’ ’The Death and Life of Great American cities’ (1961), waarin zij een fel pleidooi houdt tegen het moderne bouwen en voor functiemenging. In Nederland wordt de discussie gevoerd in diverse gremia, zoals in de Forum-groep, waarin architecten zich verzamelden die zich afzetten tegen de gedachten van het moderne bouwen. Ook was er verzet tegen de heersende stadssaneringspolitiek van de jaren zestig. Heden ten dage wordt met name in de naoorlogse herstructureringswijken, waar de scheiding van functies het verst is doorgevoerd, het gebrek aan economische functies vaak gezien als een belemmering voor een gezonde ontwikkeling van de wijk.
4.4.2 Stadsvernieuwing en buurteconomie In het algemene maatschappelijke klimaat van verzet en emancipatie, dat zo kenmerkend was voor de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw, kwamen ook de bewoners van de vooroorlogse wijken in opstand. Ze voelden zich bedreigd door de geplande kaalslag van hun woongebieden als gevolg van de cityvorming, verkeersdoorbraken en krotsanering. Na de wederopbouw en de uitbreiding van de stad om een antwoord te bieden aan de woningnood, werden vanaf eind jaren vijftig verdergaande plannen ontwikkeld om de oude wijken aan te pakken. Stadsbestuurders en stadsplanners kozen voor de versterking van de binnensteden door het bereikbaar maken van de stad voor de oprukkende auto’s, voor het realiseren van locaties voor kantoren in de binnenstad en het saneren van de in een slechte staat verkerende oude woonwijken die grotendeels in bezit waren van particuliere huizenbezitters. De bewoners waren van mening dat deze sanering te weinig oog had voor hun belangen en de kenmerken van de bestaande stad en haar inwoners. Een andere aanpak van de wijken werd bepleit en bevochten, die halverwege de jaren zeventig resulteerde in ‘bouwen voor de buurt’: de bewoners, die in de jaren zestig en zeventig nog bitter weinig hadden in te brengen, eisten een sterke positie op (Van der Pennen, 2004). Dit resulteerde in een veel fijnmaziger aanpak waarbij functiescheiding in de vooroorlogse wijken niet voorop stond. Het eindresultaat voor wat de functiemenging betreft was echter niet veel anders dan in de eerste ideeën van de saneringsplanners. Dit had meerdere oorzaken. In veel van de 19e eeuwse wijken trokken de grote bedrijven zich terug onder invloed van schaalvergroting in het productieproces en het niet kunnen effectueren van de gewenste groei ter plekke. Ook de toenemende milieueisen speelden een rol. De vrijkomende locaties werden ingevuld met woningbouw. De aanpak van de bouwtechnisch in slechte staat verkerende bebouwing van private eigenaars resulteerde ook vaak in het vertrek van de op de begane grond gevestigde bedrijfjes. Enerzijds als gevolg van overlast en de eerder genoemde milieubepalingen, anderzijds doordat de veelal marginale bedrijfjes de (veel) hogere huur in de opgeknapte of nieuwgebouwde blokken niet konden betalen. In de stadsvernieuwingsstrijd had het realiseren van een goede woning voor een betaalbare prijs prioriteit boven de huisvesting van bedrijven. De economische teruggang begin jaren tachtig zorgde echter voor nieuwe belangstelling inzake het creëren van werkgelegenheid. Gecombineerd met het geloof in de maakbaarheid van de samenleving, dat ondanks het weggevallen idee van volledige werkgelegenheid nog groot was, leidde dat tot de gedachte dat de wijk of buurteconomie wel eens de remedie zou kunnen zijn voor de stijgende werkloosheid en de toenemende achterstandsproblematiek in steden (Werkgroep 2000, 1983). De aandacht voor de wijk of buurteconomie (destijds een veel gebruikte term) ging toen samen met de wijk c.q. buurt als het organisatorische niveau waarop economische initiatieven zouden kunnen worden ontwikkeld. De bewoners zelf konden, zo was de gedachte, met de juiste begeleiding heel goed in staat zijn om voor henzelf en medebewoners werk en inkomen te scheppen. Bewoners die klussenwerkplaatsen, ruilwinkels, bouwcoöperaties of kleine dienstverlenende bedrijfjes opzetten werden als 26
Economische initiatieven in stadswijken
voorbeelden aangehaald. De buurt of wijk werd gezien als een potentiële levensvatbare economische eenheid (Werkgroep 2000, 1983). In 1986 hanteerde Regioplan de volgende definitie voor wijkeconomie: “Het realiseren van productieve organisaties op buurt- en wijkniveau waardoor bewoners zelf kunnen bijdragen aan verbetering van de eigen woon- en leefsituatie.” (Regioplan, 1986). Het is een definitie die geheel in het tijdsbeeld past. Het concept van de buurteconomie kwam echter nooit – een aantal succesvolle initiatieven daargelaten – van de grond. Het ontwikkelde zich niet tot de gewenste levensvatbare economische activiteit. Het organiserend vermogen van de buurt was bij de woonlastenmanifestaties misschien groot, bewoners stimuleren tot het creëren van werk in een wijk en het realiseren van een machtsbasis waarin werkgelegenheid kon worden afgedwongen, bleek echter niet realistisch. Daarbij zal ook een rol gespeeld hebben dat, ondanks de bezuinigingen die begin jaren tachtig worden doorgevoerd, het vangnet van de verzorgingsstaat nog stevig is. De urgentie om eigen werkgelegenheid te creëren en de voorwaarden om dat te kunnen doen, waren te beperkt. Als reactie op de verscherping van sociale problemen en de in die tijd minieme waardering voor bedrijvigheid in de grote steden werd het stedelijk ontwikkelingsbeleid een tweesporenbeleid (Reijndorp, 1996). Enerzijds werd ingezet op versterking van de economische structuur van steden door middel van stedelijke revitaliseringprojecten. Doel was het versterken van de concurrentiepositie van de stad en bevorderen van haar uitstraling als attractieve vestigingsplaats voor nieuwe werkgelegenheid. Anderzijds is met gebiedsgericht beleid voor ‘Probleemcumulatiegebieden’ (PCG-beleid) getracht de sociale achterstanden in (delen van) steden te verminderen of op te heffen. Dit PCG-beleid was met name gericht op de vooroorlogse wijken. In de jaren negentig wordt dit beleid verder uitgewerkt tot wat wordt genoemd ‘de sociale vernieuwing’. De nadruk lag daarbij op het ‘wegscholen’ van mensen uit de werkloosheid, versterking van de sociale cohesie en tegengaan van verloedering en vervuiling van de woonomgeving. Op dit moment groeit de belangstelling weer voor een dergelijke aanpak. Een aanpak die meer op de mens dan op de wijk is gericht. De diverse persoongerichte projecten die in dit rapport zijn opgenomen illustreren dit, maar bijvoorbeeld ook het verschenen advies ‘Stad en Stijging’ van de VROM-raad (2006). Terugkomend op het tweesporenbeleid uit de jaren negentig kan worden gesteld dat deze twee beleidsrichtingen vanuit economisch oogpunt bezien aan elkaar zijn gerelateerd. De sociale vernieuwing richt zich, naast de inzet op leefbaarheid, op de versterking van de economische positie van het individu. De stedelijke revitaliseringsprojecten waren gericht op de versterking van de economische structuur van steden. Volgens Van der Pennen (2004) vervulde het lokale sociale beleid, waar de bevordering van de arbeidsparticipatie in zijn omschrijving onder valt, destijds een corrigerende en stimulerende rol ten aanzien van het stedelijk revitaliseringbeleid. Het pakte problemen op die bij de economische stimulering van steden blijven liggen. Omgekeerd is een kwalitatief hoogstedelijk woonmilieu een belangrijke stimulerende factor om ondernemers en investeerders aan te trekken. Deze twee beleidsinterventies, inzet op het behoud of de komst van bedrijven in een wijk naast de inzet om bewoners aan het werk te krijgen, zijn heden ten dage nog steeds terug te vinden als gepoogd wordt om de economie op wijkniveau te stimuleren. Zoals eerder vermeld zijn in dit rapport de economische projecten die op bewoners zijn gericht terug te vinden onder de noemer ‘persoongerichte’ projecten en zijn de initiatieven die zich richten op het creëren van een kwalitatief hoogstaand leefmilieu, voor zover die zich althans beperken tot het schaalniveau van de wijk, terug te vinden onder de noemer ‘gebiedsgerichte projecten’.
27
Economische initiatieven in stadswijken
4.4.3 Stedelijke vernieuwing: de transformatie van naoorlogse wijken Met de Nota Stedelijke Vernieuwing (1997) gaf het toenmalige kabinet haar visie op de fysieke maatregelen die nodig werden geacht om de stedelijke problemen aan te pakken. De nota heeft er voor gezorgd dat de nadruk in de vernieuwing in de afgelopen tien jaar voor een groot deel op de fysieke verandering van met name naoorlogse wijken heeft gelegen. De focus op de massale fysieke vernieuwing van herstructureringswijken begint, zoals in de vorige paragraaf al is aangegeven, de laatste jaren plaats te maken voor een meer gemengde aanpak waarin de sociale en economisch pijlers meer aandacht krijgen. Geredeneerd vanuit de problemen die er in herstructureringswijken spelen is dit niet verwonderlijk. In veel van deze wijken wonen mensen die in een achterstandspositie verkeren. Een kwalitatief betere woning draagt uiteraard bij aan het woongenot, maar helpt hen niet altijd om op de maatschappelijke ladder vooruit te komen. Om bewoners in een wijk te helpen zijn investeringen op het sociale en economische vlak vereist. Het gaat om ondersteuning bij het rondkomen en vooruitkomen in de vorm van onderwijs, tegengaan van schooluitval, stageplekken, hulp bij het betreden van de arbeidsmarkt, etc. Eerder in dit rapport is al aangegeven dat de definitie van wijkeconomie zich, net als veel andere definities, aanpast als de ontwikkelingen in de tijd en de maatschappelijke context daar aanleiding toe geven. Wijkeconomie wordt nu anders gedefinieerd dan twintig jaar eerder: “Initiatieven gericht op het versterken van het economisch profiel en draagvlak van wijken of kernen, waarbij in deze wijken en kernen sprake is van een relatieve achterstandspositie op sociaal en/of economisch vlak, waarbij in de wijk of kern de woonfunctie bovendien dominant is.” (Regioplan, 2005). Er wordt in deze definitie een duidelijke koppeling naar de achterstandssituatie van de wijk gelegd. Het investeren op sociaal en economisch gebied vindt echter niet alleen plaats in de vorm van persoonsgerichte projecten die tot doel hebben de achterstandpositie van bewoners aan te pakken. Investeren in de economische en sociale pijler kent ook een gebiedsgerichte vorm, en is vaak gekoppeld aan het voorzieningenniveau. Zowel gemeenten als corporaties trachten niet zelden om het voorzieningenniveau weer op peil te brengen en op deze wijze economische functies in de wijk te introduceren. Leefbaarheid en het verhogen van de aantrekkelijkheid van een wijk zijn in dit geval een dominanter motief om een wijkeconomisch initiatief op de starten dan het wegwerken van de achterstandspositie van bewoners.
4.5 Economische effecten van mobiliteit, schaalvergroting en segregatie Stedelijke ontwikkelingen worden sterk beïnvloed door technologische, maatschappelijke en economische ontwikkelingen die het niveau van de stad, de regio of zelfs het land overschrijden. Deze ontwikkelingen hebben ook effect op het de economische activiteit in de buurt of wijk. Na de Tweede Wereldoorlog is de gemiddelde woningbezetting erg hoog als gevolg van de woningvoorraad die in de oorlog verloren is gegaan en de babyboom die zich al snel voordoet. De daling van de gemiddelde woningbezetting die later inzet, zal structureel blijken te zijn. In de afgelopen 35 jaar daalt de gemiddelde woningbezetting van 3,51 naar 2,33 personen per gemiddelde woning (Ministerie van VROM, 2003, p. 22). Het gevolg is dat het voor winkeliers steeds lastiger wordt om in sommige wijken het hoofd boven water te houden.
28
Economische initiatieven in stadswijken
In sommige wijken is het voor winkeliers lastig om het hoofd boven water te houden.
Niet alleen demografische oorzaken liggen echter ten grondslag aan een minder aantrekkelijk economisch klimaat in veel wijken. De toegenomen welvaart, technologische ontwikkelingen (komst van koelkast en vriezer maken het dagelijks doen van boodschappen bijvoorbeeld overbodig) en de toegenomen mobiliteit (je kunt met hetzelfde gemak elders boodschappen doen) hebben bijgedragen aan een situatie waarin kleinschalige buurtwinkelvoorzieningen onder druk zijn komen te staan. Naast deze ontwikkelingen aan consumentenzijde zijn er grote en sterke ontwikkelingen aan producenten en ondernemerszijde. Schaalvergroting en globalisering spelen een allesoverheersende rol in economische processen. Dit komt tot uiting in de ontwikkeling van grote winkelketens en het verloren gaan van kleinere ondernemers. Grote bedrijven vestigen zich op goedkopere grond aan de rand van de steden en langs de snelweg. Bedrijven kunnen zich niet zelden slechts handhaven als ze in het groot kunnen inkopen. Dit alles gaat gepaard met segregatietendensen binnen de steden en op regionaal niveau. Vormden bijvoorbeeld de naoorlogse wijken in de jaren zestig nog de natuurlijke woonplek voor de gegoede arbeidersklasse en deels de middeninkomens, tegenwoordig zijn die huishoudens grotendeels elders gevestigd. De voor een groot deel gestapelde woningen in de naoorlogse wijken zijn ooit gebouwd voor gezinnen met kinderen. Het aantal kinderen per huishouden is afgenomen en de welvaart is voor veel huishoudens gestegen. De iets beter gesitueerden zijn weggetrokken om in een andere wijk een eengezinswoning of koopwoning te betrekken (Wassenberg, 2006). De nieuwkomers die er voor zijn teruggekomen, hebben een lager inkomen. Het economisch draagvlak van de wijk is daarmee verzwakt. Vandaar dat wijkeconomische projecten, dat blijkt ook uit dit rapport, zich met name richten op deze, verzwakte wijken. In de praktijk zijn dat op dit moment vaak de naoorlogse stadswijken die in de Nederlandse steden gesitueerd zijn.
29
Economische initiatieven in stadswijken
4.6 Het stimuleren van economische ontwikkeling 4.6.1 Het vergroten van de competitiviteit Bij de stimulatie van de economie spelen veel factoren die op elkaar inwerken en die niet allemaal vooraf te voorspellen zijn, een rol. De economie blijkt vaak dynamisch, grillig en complex en derhalve lastig te beïnvloeden. Dat weerhoudt de overheid er echter niet van om economisch beleid te formuleren. Het Nederlandse economische beleid na de Tweede Wereldoorlog kan gekenmerkt worden als beleid dat gericht is op het scheppen van werkgelegenheid door het creëren van gunstige vestigingsvoorwaarden voor bedrijven en het tegengaan van te grote onevenwichtigheden die het gevolg zouden zijn van een vrije markteconomie. Door de globalisering is in de afgelopen jaren het accent steeds meer komen te liggen op het vergroten van de competitiviteit van steden en regio’s waarbij zowel nationaal als supranationaal beleid (EU) aan de orde is. Het beleid heeft maar bescheiden middelen tot zijn beschikking om de competitiviteit te verbeteren: bedrijven kiezen er bijvoorbeeld voor de productie te verplaatsen naar andere landen of continenten omdat de lonen daar zo laag zijn. De Europese landen kunnen hier met het beste beleid nog niet aan tippen, omdat de lonen alhier waarschijnlijk nooit zo laag komen te liggen. Het versterken van de competitiviteit heeft echter niet alleen betrekking op de primaire productiemiddelen, maar ook op de fysieke en sociale omgeving. Zijn er voldoende goed opgeleide arbeidskrachten in de omgeving beschikbaar? De antwoorden op deze vragen bepalen mede het concurrerend vermogen van een vestigingsplaats. Op een lager schaalniveau kijkend geldt voor een groot deel hetzelfde: het realiseren of verbeteren van een winkelvoorziening in een wijk zal alleen kans van slagen hebben als de omgeving aantrekkelijk is en er voldoende economisch draagvlak is voor de betreffende voorzieningen.
4.6.2 Grotestedenbeleid: denken in pijlers Het Grotestedenbeleid is gebiedsgericht beleid: het zet in op het concentreren van investering in een bepaald gebied of in een bepaalde wijk. Het wijkt af van sectoraal beleid, waar de locatie er minder toe doet. Het GSB-beleid komt voort uit de constatering dat de grote steden in de jaren tachtig van de vorige eeuw een achterblijvende ontwikkeling doormaakten vergeleken bij de wijdere omgeving (Van der Vegt & Manshanden, 1997). De condities voor de economische ontwikkeling waren slechter dan op concurrerende locaties. Door de beleidsinzet te concentreren in het stedelijk gebied zou de competitiviteit van de steden worden vergroot. Het grotestedenbeleid gaat in het beleid uit van drie pijlers, een sociale, een fysieke en economische pijler. Een dergelijke conceptualisering van de werkelijkheid kent enkele belangrijke voordelen, maar heeft ook nadelen. De voordelen zijn te vinden in het benoemen van de velden die van groot belang worden geacht om de betreffende problematiek van achterblijvende ontwikkeling aan te kunnen pakken. Het lokaliseert de inzet en het maakt het mogelijk om synergie van de inzet na te streven en te realiseren. Dat is essentieel als het realiseren van doelen op slechts één van die terreinen niet zou leiden tot verbetering van de situatie. De problematiek in de Bijlmermeer die midden jaren negentig mede aanleiding was voor het totstandkomen van het grotestedenbeleid, is daarbij vaker als voorbeeld genoemd (Ouwehand, 1999). De integrale benadering kent soms echter ook nadelen. Een integrale benadering kan, als één van de pijlers te dominant aanwezig is, ervoor zorgen dat de problematiek an sich ondergesneeuwd dreigt te raken. Zo is wel gesteld dat wanneer ‘het sociale’ niet wordt gezien als een afgeleide van de fysieke of de economische kwaliteit van een buurt, de kennis over de sociale kwaliteiten die een rol spelen bij het voorkomen van verval in een buurt, kan worden vergroot (Duyvendak, 2001). Daarnaast kan gesteld worden dat door de integrale benadering het netwerk dat 30
Economische initiatieven in stadswijken
betrokken is bij de aanpak soms zodanig groot wordt dat een effectieve aanpak moeilijker wordt: ‘Iedereen praat over alles mee’. Het lastige is dat de fysieke en sociale pijler, naast de gemeente, wel een probleemeigenaar hebben, namelijk de corporaties en het welzijnswerk. Bij de economische pijler is nog wel eens onduidelijk wie de probleemeigenaar is. De economische pijler heeft geen duidelijke probleemeigenaar. Dit kan een integrale aanpak bemoeilijken, omdat een partij in het ene geval wel bereid zal zijn om de verantwoordelijkheid voor een project te dragen en daar in een andere wijk misschien wel niets voor voelt. Het pleidooi voor een integrale benadering doet echter wel recht aan de verknoping, overlap en vermenging van de drie sferen. Soms zijn het fysieke, sociale en economische helder van elkaar gescheiden. Vaak zijn ze echter, al dan niet op een ingewikkelde manier, met elkaar verbonden.
4.6.3 De effecten van het grotestedenbeleid In de voorbereiding van de derde tranche van het grotestedenbeleid (GSB-3) zijn de effecten gemeten van het gevoerde beleid tot nu toe. Het resultaat is positief in die zin dat het grotestedenbeleid een aantal positieve effecten heeft gehad op de ontwikkeling van steden in Nederland (Marlet & Van Woerkens, 2005). Gemeten naar de drie hoofddoelstellingen komen zij tot de conclusie dat met name het versterken van de woonmilieus is gelukt. Het terugdringen van de werkeloosheid en het bevorderen van arbeidsplaatsen vertoont in het algemeen geen significant effect van het grotestedenbeleid. Drie onderdelen van die doelstelling vormen echter een uitzondering. Zowel het terugdringen van werkeloosheid onder allochtonen, als van jeugdwerkeloosheid en het toenemen van werkgelegenheid in de collectieve sector vertonen wel een positief effect als gevolg van het grotestedenbeleid. Die is namelijk in de GSB-steden minder sterk toegenomen dan in de andere steden. Het versterken van de economische concurrentiepositie, een tweede doelstelling, laat geen meetbaar positief effect zien als gevolg van het grotestedenbeleid. Niet voor de werkgelegenheid in totaal of uitgespitst naar dienstensector of industrie en niet voor startende ondernemers. Er is echter wel een significant positief effect voor de werkgelegenheid in de detailhandel. Zoals gesteld, het versterken van de stedelijke woonmilieus vertoont een significant positief effect van het grotestedenbeleid. Dat geldt zowel voor de huizenprijzen als voor het aandeel hoogopgeleiden. De onderzoekers stellen dat de effecten van de stedelijke vernieuwing, de fysieke pijler, het meest robuust zijn. Die hebben ook betekenis voor veel sociale en economische verschijnselen. Zij verwachten van een hoger opgeleide bevolking een positieve uitwerking op de stedelijke economie. “Die indirecte route is mogelijk effectiever dan het traditionele economische stimuleringsbeleid, dat bestaat uit zaken als het verbeteren van de dienstverlening aan het bedrijfsleven, de acquisitie van nieuwe bedrijven of de aanleg van bedrijventerreinen. Dergelijke maatregelen, die in GSB-II bedoeld waren voor het versterken van de stedelijke economie, hebben geen aantoonbaar effect gehad op de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de steden.” (Marlet & Van Woerkens, 2005, p. 9).
4.6.4 Distributieplanologisch onderzoek als beleidsinstrument Een belangrijk onderdeel van het economisch beleid van de overheid op verschillende niveaus is gericht op de opbouw van de detailhandelstructuur. Dat beleid is ook van belang bij het stimuleren van economische ontwikkeling in de aandachtswijken van de stedelijke vernieuwing. Eerder is al opbouw van de voorzieningenstructuur in die wijken en de ontwikkelingen die er, sinds de bouw van die wijken, toe hebben geleid dat de eertijds ontworpen structuur gedateerd is. Bij de snelle ontwikkelingen die zich voordeden in de jaren zestig van de vorige eeuw op het gebied van de detailhandel, kwam de bestaande structuur onder druk te staan (Post, 2004). Dat 31
Economische initiatieven in stadswijken
leidde tot beleidsreacties, met name om de perifere en grootschalige detailhandelsvestigingen aan regels te binden door middel van restrictief bepalingen in de ruimtelijke planning. Er bleken echter nog vele mazen in de wet aanwezig. In 1976 werd vervolgens wettelijke de verplichting opgenomen tot het maken van een distributie planologisch onderzoek. Nieuwe winkelvestigingen zouden alleen mogelijk zijn binnen strakke overheidsrichtlijnen. Het distributieplanologisch onderzoek (dpo) “is een modelmatig onderzoek dat als doel heeft de regionale ontwikkelingen in koopkracht en bestedingen te tonen op grond waarvan kan worden bekeken welke speelruimte er rest voor uitbreiding van het winkelareaal.” (Post, 2004, p. 32). Onder invloed van inhoudelijke kritiek op het instrument en de algemene dereguleringsdoelen begin jaren ’80, wordt in 1986 de afzonderlijke verplichting van het dpo afgeschaft en wordt toepassing aan gemeenten en provincies overgelaten. In de praktijk heeft het beleid zich echter goed vastgezet in hoofden van beleidsmakers en bestuurders. De centrale doelstelling is daarbij steeds geweest het beschermen en handhaven van gevestigde, geconcentreerde detailhandel. Met de Vijfde Nota/Nota Ruimte is de doelstelling van het ruimtelijke detailhandelsbeleid verbreedt naar het bevorderen van de dynamiek van de detailhandel. Het is de vraag hoe gemeenten en provincies deze doelstelling gaan invullen. Deze verandering in het beleid en het gevestigde denken over detailhandel beïnvloedt de mogelijkheden voor stimulering van economische initiatieven in stadswijken als het detailhandel betreft. Uit de eerdere gegeven informatie over de nu in de praktijk aanwezige initiatieven, kunnen we concluderen dat een belangrijk deel daarvan juist betrekking heeft op winkelvoorzieningen in de wijk en vrijkomend winkelareaal. We kunnen concluderen dat het bestaande detailhandelsbeleid langdurig gericht is geweest op bescherming van het bestaande. Pas recent is meer aandacht gekomen voor meer dynamiek. Beide gegevens zullen betrokken moeten worden bij de voorbereiding en uitvoering van beleid om economische activiteit, in het bijzonder detailhandel, in stadswijken te stimuleren.
4.7 Schaalniveau: de relevantie van wijkeconomie De vraag of de wijk het schaalniveau is waarop economische initiatieven moeten worden ontplooit is een kwestie die voortdurend terugkomt als over ‘wijkeconomie’ wordt gesproken. In het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw was het al een issue toen het concept van de buurteconomie haar intrede deed (zie paragraaf 4.3.2 en Werkgroep 2000, 1983). Ook op dit moment, nu de aandacht voor de stimulatie van de economie op wijkniveau in Nederland weer groeit, wordt deze discussie volop gevoerd. De vraag is vaak of de stimulatie van de economie niet op een ander schaalniveau, bijvoorbeeld op het niveau van de stad of regio, zou moeten worden ingestoken. De beantwoording van deze vraag levert in de praktijk nog wel eens een situatie op waarin sterk langs elkaar heen wordt gepraat en er sprake is van tegenovergestelde ‘believers’ aan beide uitersten van het spectrum In de praktijk zijn zowel projecten terug te vinden die op wijkniveau worden ingestoken en goed functioneren als initiatieven die op stads- of regionaal niveau worden uitgevoerd en waar dat schaalniveau zich uitermate goed voor leent. De discussie beperkt zich desondanks nog wel eens tot de vraag: wel of geen wijkeconomie? Dat is echter niet de juiste vraag. Het gaat om de vraag wanneer de wijk als organisatorisch niveau de juiste is. Het is in dit verband van belang om een aantal noties in gedachten te houden. Het is evident dat de ontwikkeling en de economische groei van steden niet betekent dat daarmee ook het economisch peil van alle ingezetenen van de stad in gelijke mate groeit. Cijfers met betrekking tot werkeloosheid, gemiddeld inkomen en opleidingsniveau laten zien dat de verschillen binnen de stad en de verschillen tussen 32
Economische initiatieven in stadswijken
stad en omliggende gemeenten niet afnemen. Er zijn dus wel degelijk redenen om aandacht te besteden aan de economische ontwikkeling op wijkniveau. Een tweede notie is dat de wijk geen belangrijke oorzaak vormt voor het achterblijven van de economische ontwikkeling van haar bewoners. Er is weliswaar een significant effect van de buurt op het hebben van werk (arbeidsmarktparticipatie en werkloosheid) en de moderniteit van iemands opvattingen, maar de bijdrage is klein. Het hebben van werk wordt vooral beïnvloed door opleiding en kennis van de taal. Er is hierbij overigens wel een indirecte relatie met de wijk omdat de beheersing van de Nederlandse taal en de culturele oriëntatie worden beïnvloed door de buurt (Van der Laan Bouma-Doff, 2005). Als derde kunnen we stellen dat het idee van een zelfstandige economie op wijk of buurtniveau irreëel is. Het is een ontkenning van de economische en politieke context waarin we ons bevinden. De wijk is geen afgeperkt economisch systeem, de neoliberale markteconomie en verzorgingsstaat zijn alom aanwezig. Het zou ook een ontkenning zijn van het gedrag van de bewoners die in hun doen en laten gebruikmaken van een veel groter gebied en eigen pakket samenstellen uit “…een gedifferentieerd aanbod aan woonmilieus, arbeidsplaatsen, mogelijkheden tot onderwijs en scholing, en aan culturele, recreatieve, dienstverlenende en verzorgende voorzieningen” (Reijndorp, 2003, p. 6) van de netwerkstad. Een vierde notie is dat er een mismatch bestaat in veel steden tussen het arbeidsaanbod en de arbeidsvraag. Er is, natuurlijk sterk beïnvloed door de economische conjunctuur, een grote vraag naar beter gekwalificeerde arbeidskrachten terwijl er een overschot is aan laag gekwalificeerde werkzoekenden. Die mismatch kan deels geslecht worden door te investeren in onderwijs, vaardigheden en omgangsvormen. Dat vergt wel investeringen gedurende meerdere jaren, die pas resultaten opleveren ten aanzien van het overbruggen van die mismatch op de lange termijn. Een vijfde notie is dat de arbeidsmarkt niet op een laag territoriaal schaalniveau georganiseerd is. Mensen reizen naar hun werk, bedrijven rekruteren arbeidskrachten op regionaal, nationaal en voor een deel op supranationaal niveau. Dat geldt niet alleen voor hoger gekwalificeerde arbeid, maar evengoed voor ongeschoolde arbeid, werk in de tuinbouw en voor bouwvakkers. Initiatieven om op een lager schaalniveau middels het concept ‘wederzijds profijt’ resultaten te boeken, zijn in de praktijk dan ook vaak weinig succesvol. Een zesde notie, die niet specifiek gerelateerd is aan het schaalniveau, maar wel verbonden met bovenstaande notie, is dat de aanpak van werktoeleiding het beste vraaggericht georganiseerd kan worden in plaats van aanbodgericht. Vraaggericht staat in dit geval voor arbeidsvraaggericht: wat voor soort arbeidskrachten hebben de bedrijven nodig? Aanbodgericht staat voor een benadering waarbij de werkeloze als uitgangspunt wordt genomen en wordt geschoold op basis van haar of zijn voorkeuren, die niet per definitie te maken hebben met de arbeidsvraag op de markt. Bij de evaluatie van de eerste fase stedelijke vernieuwing in de Amsterdamse Bijlmermeer bleken veel werkzoekenden aan het werk te zijn geholpen, omdat zij in de bakken bij de arbeidsbureaus in Aalsmeer en op Schiphol zaten (Ouwehand, 1999; Duyvendak & Schuyt, 2000). Dit voorbeeld geeft goed aan dat het effectief is om de werkgelegenheid daar te zoeken waar de vraag aanwezig is. In veel gevallen is dat effectiever dan vraag trachten te creëren op een locatie waar veel werkzoekenden zijn. Zoals de Rotterdamse wethouder Herman Meijer zegt: “Wij zijn soms wel wijkgericht in onze aanpak maar menen daarom nog niet dat de problemen en/of oplossingen zelf ook wijkgebonden zijn.” (Duyvendak & Schuyt, 2000, p. 154) De bovenstaande noties brengen ons tot de conclusie dat het zinvol is de problematiek van de achterblijvende economische ontwikkeling in een wijk op dat niveau te analyseren zonder de context uit het oog te verliezen. Bepaalde zaken 33
Economische initiatieven in stadswijken
zullen effectief aangepakt kunnen worden op wijkniveau, voor andere zaken geldt dat andere schaalniveaus effectiever zijn.
34
Economische initiatieven in stadswijken
5 Analyse, conclusies en vragen 5.1 Van projecten naar bevindingen In ons verkennende onderzoek hebben we 27 projecten beschreven en op een ‘rij’ gezet aan de hand van de twee begrippenparen die we hebben onderscheiden: gebieds (of wijk)gericht dan wel persoonsgericht en fysiek dan wel niet-fysiek. We hebben, zoals eerder gesteld, niet gestreefd naar een dekkende beschrijving naar aantallen maar naar een aantal projecten dat met elkaar het brede spectrum van initiatieven op het gebied van wijkeconomie afdekt. We kunnen daarom geen conclusies trekken in de zin van: ‘de meeste projecten vallen in de categorie ….’, of ‘gemeenten en corporaties zetten altijd in op ….’ Dat hindert ons niet om een aantal bevindingen op een rij te zetten. Die bevindingen hebben we ondergebracht in een vijftal noties: grote variëteit; toevallige projecten; pioniersarbeid; wisselende coalities en wisselend succes. Deze noties zullen wij hieronder toelichten. Op basis daarvan trekken wij vervolgens een aantal conclusies, waarbij we houvast zoeken in de algemene noties die we in hoofdstuk 4 hebben weergegeven. Tot slot geven wij een aantal vragen voor verder onderzoek.
5.2 Bevindingen Onze bevindingen geven we hier, zoals eerder vermeld, weer in vijf noties die deels onderling samenhangen, maar die we voor de helderheid van de analyse uit elkaar trekken. Grote variëteit Het eerste wat opvalt bij het inventariseren van projecten om de economische ontwikkeling te stimuleren is de enorme verscheidenheid. Die verscheidenheid lijkt veel groter te zijn dan bij de fysieke aanpak van de woningvoorraad. Dat is enerzijds een voordeel, want de eenvormige aanpak van de herstructurering is niet voor niets stevig bekritiseerd. Het is positief om een rijke schat aan ervaringen te hebben, met name omdat het met een rijke schat aan voorbeelden mogelijk wordt om te zien welke maatregelen het meest succes hebben. Anderzijds roept de grote variëteit vragen op: is niet iedereen het wiel opnieuw aan het uitvinden? Zijn er geen ‘best practices’ die navolging verdienen? We kunnen constateren dat er behoefte is aan uitwisseling van ervaringen en ideeën (Verslag Midterm Conferentie Corpovenista, 7 juni 2006), om met elkaar kennis op te bouwen en uit te bouwen. Het motto zou op dit moment kunnen en misschien wel moeten zijn: ‘Laat 1000 bloemen bloeien, maar weet wel wat je doet, houdt de tuin een beetje in de gaten en stop geen energie in zaken die inmiddels bewezen hebben weinig op te leveren.’ Toevallige projecten Waarom is voor een bepaald project gekozen en niet voor een ander, soortgelijk initiatief? Komt dat door de specifieke situatie? Of door een afweging van alternatieven? Of is de keuze van een bepaald project wellicht het gevolg van toeval, van willekeur? En zo ja, is dat dan bezwaarlijk? Deze vragen kwamen bij ons op tijdens de inventarisatie. De antwoorden op deze vragen zijn binnen de beperktheid van het onderzoek niet met zekerheid te geven, wel zijn enkele aanzetten daartoe mogelijk. Ten eerste kan een deel van de projecten gezien worden als een antwoord op problemen die men tegenkwam bij de herstructurering ter plaatse en waarbij het stimuleren van de economische ontwikkeling niet het primaire motief was. Veel van de initiatieven die we tegenkwamen in de sfeer van het revitaliseren van 35
Economische initiatieven in stadswijken
winkelvoorzieningen, zijn primair ingezet om de aantrekkelijkheid van de buurt te vergroten voor de mensen die er wonen, of er wellicht komen te wonen. Het stimuleren van de economische ontwikkeling is niet het hoofdmotief. Ten tweede zien we verschillende projecten waarbij vrijkomend (bedrijfsmatig) vastgoed de aanleiding is geweest om naar (tijdelijke) bestemmingen te zoeken, of juist de overlast van aanwezige, ongewenste bedrijvigheid de aanleiding vormde tot ingrijpen. Er zijn ook initiatieven ontstaan omdat men een onderkomen zocht voor bedrijven/activiteiten die moesten wijken voor de stedelijke vernieuwing. Slechts in een klein deel van de initiatieven is sprake geweest van een bredere afweging van doelen en middelen. We kunnen constateren, aansluitend op de grote variëteit, dat er sprake is van een zekere toevalligheid en soms zelfs willekeur van de projecten die wij tegengekomen zijn. Pioniersarbeid Niet alle, maar wel een groot deel van de projecten kunnen getypeerd worden als pioniersprojecten: het kunstje wordt voor de eerste keer vertoond. Er is een idee, maar dat dient in de praktijk nog geheel uitgewerkt te worden. Het is pioniersarbeid, er zijn geen voorbeelden beschikbaar. Men komt bij de ontwikkeling tal van problemen tegen waar men nog niet eerder mee te maken heeft gehad. Dat komt in bepaalde gevallen omdat het concept geheel nieuw is. Dat zien we bij het idee om werklozen te scholen en te ondersteunen bij het vinden van werk waarbij ze als beloning hun eigen huis kunnen kopen. In andere gevallen is het opzetten van het project op zijn minst nieuw voor de organisatie die het aanpakt. Het opzetten van een Wijk Ontwikkelings Maatschappij is niet nieuw in Nederland, maar wel nieuw in Enschede. Het (her)ontwikkelen van een winkelcentrum is in Nederland al vaak aangepakt, maar dat wil niet zeggen dat de woningcorporatie die het nu doet in haar herstructureringsbuurt daar zelf veel ervaring mee heeft, of dat gelijk al duidelijk was of ze daartoe ook gerechtigd is. Aan pioniersarbeid en innovatie zijn tal van aspecten verbonden: het vraagt innovatieve projectleiders die het avontuur niet schuwen, om een cultuur waarin fouten gemaakt mogen worden omdat je anders niet kunt leren, maar het vraagt ook helderheid en goed opdrachtgeverschap zodat het niet ontaardt in hobbyisme. Wisselende coalities Woningcorporaties en gemeenten zijn doorgaans de initiatiefnemers van de projecten die wij hebben geïnventariseerd. Is de corporatie de initiatiefnemer, dan is de gemeente of het stadsdeel/de deelgemeente doorgaans als partij betrokken bij het project. Er zijn weinig projecten die slechts door één partij worden uitgevoerd. In een belangrijk deel van de projecten is sprake van een coalitie, of soms zelfs hele grote, coalitie van partijen sprake. Dit laatste is het geval bij het project ‘Campus Nieuw West’ in Amsterdam. Ook bij het project ‘Eigen Wijsheid’ is een grote coalitie van partijen betrokken. Dat is niet altijd een eenvoudige zaak. De samenwerking binnen zo’n wijkgericht initiatief met grote instituties als de Dienst Werk en Inkomen, verloopt niet altijd zonder horten of stoten omdat dit soort sectorale organisaties niet standaard gebiedsgericht werken. En zo is gebruikmaken van EU-subsidies enerzijds aantrekkelijk, maar stelt de EU anderzijds weer een groot aantal voorwaarden. Wisselend succes De algemene waardering van de projecten is bij de betrokken partijen zeker positief te noemen. Toch kunnen we wel stellen dat succes niet altijd aan de orde is, of op zijn minst soms in mindere mate aanwezig is dan waar op gehoopt werd. In verschillende persoonsgerichte projecten blijkt het aantal deelnemers in eerste instantie toch lager te zijn dan de aantallen die men vooraf voor ogen heeft gehad. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het Enschedese initiatief ‘Een eigen huis, maak er 36
Economische initiatieven in stadswijken
werk van!’ Het bleek erg lastig om het maximale aantal kandidaten voor dit intensieve reïntegratietraject van corporatie De Woonplaats te vinden die tevens aan alle voorwaarden voldeden die de organisatie had gesteld. Een tweede punt betreft de meetbaarheid van de resultaten. Het blijkt in de praktijk niet altijd eenvoudig om vast te stellen wat de economische bijdrage van het specifieke project is geweest. Soms is het resultaat minder dan waarop men heeft ingezet, zoals bij de revitalisering van de Vleeshouwersstraat in Dordrecht, maar is de overlast waar men van tevoren mee geconfronteerd werd, wel degelijk opgelost. Het resultaat ten aanzien van de leefbaarheid is in dit project overtuigend positief, het effect op de stimulering van economische bedrijvigheid echter beperkt.
5.3 Conclusies Met alle voorbehouden die vastzitten aan een beperkte inventariserende studie zullen we een aantal conclusies formuleren. We geven ze steeds cursief weer, waarna de toelichting volgt. 1.
Het grote aantal initiatieven om de economische ontwikkeling in wijken te
stimuleren maakt duidelijk dat het gevoel van urgentie om deze problematiek aan te pakken aanwezig, dan wel groeiend is. Op grond van ons inventariserende onderzoek kunnen we stellen dat er een gevoel van urgentie is om de economische ontwikkeling bij de aanpak van de stedelijke vernieuwing veel meer aandacht te geven. Dat gevoel van urgentie wordt duidelijk door het grote aantal initiatieven dat ontplooid wordt om de economische bedrijvigheid in herstructureringswijken te bevorderen. Revitalisering van winkelcentra, herbestemming van gebouwen voor kunstenaars en kunstgerelateerde bedrijfjes, het bouwen van woon-werkwoningen, het realiseren van broedplaatsen; het zijn even zovele voorbeelden daarvan. Bij deze gebiedsgerichte en vaak fysieke projecten is het stimuleren van de economische ontwikkelingen belangrijk, maar vaak is het bevorderen van de aantrekkelijkheid van de wijk het dominante motief. Economische activiteiten dragen via deze projecten bij aan het onderscheidend vermogen en de gewenste identiteit van de wijk. Het gevoel van urgentie wordt ook duidelijk bij de verschillende persoonsgerichte projecten die ontwikkeld worden. Daarbij kunnen projecten aangetroffen worden op alle treden van de ontwikkelingsladder. Van projecten die gericht zijn op basale ontwikkeling van bewoners, stageplekken voor jongeren, persoonlijke ontwikkelingstrajecten voor jongeren, vrouwen of langdurig werklozen om de arbeidsmarkt (weer) te betreden tot aan ondersteuning voor starende ondernemers en beurzen voor talenten in de wijk. Er is kortom aandacht voor de vraag hoe de bewoners ondersteund en gestimuleerd kunnen worden bij het rondkomen en vooruitkomen, zoals ook bepleit wordt in het VROM-raadadvies ‘Stad en stijging’. 2.
De verschillende projecten bevestigen de veronderstelling dat het zinvol en
doenlijk is om de economische ontwikkeling op het schaalniveau van de wijk te analyseren en daar beleid op in te zetten. De verschillende projecten die wij hebben onderzocht maken duidelijk dat er veel energie gestoken wordt in het stimuleren van economische ontwikkelingen op wijkniveau. Die projecten slaan voor een groot deel ook aan en genereren energie en kansen voor wijkbewoners. Het is naar onze mening niet zinvol om lang te discussiëren over het nut van wijkeconomie, maar het is wel noodzakelijk om bij eventuele initiatieven die altijd te plaatsen in een bredere context. De wijk functioneert binnen het kader van de stedelijke en regionale omgeving. Dat zijn geen van beide onveranderbare eenheden. De stad kan naar de wijk gehaald worden door trekkers in de wijk te vestigen. De wijk kan ook door haar eigenheid een bijdrage 37
Economische initiatieven in stadswijken
leveren aan de stad, ook op economisch terrein. Het is dus een en/en aanpak die wij bepleiten. 3.
Het ontbreekt in de praktijk nog vaak aan een analyse en referentiekader
aan de hand waarvan bepaald is (of kan worden bepaald) welke projecten het meest geëigend zijn in een bepaalde situatie en of nu juist gebiedsgerichte projecten of persoonsgerichte projecten de prioriteit zouden moeten hebben. Als de verscheidenheid aan projecten wordt bekeken in relatie tot de aanleiding om met een project van start te gaan, dan blijkt vaak nauwelijks sprake van een gedegen analyse of een referentiekader. Waarom een project juist nu is opgezet in die buurt, waarom dát project als eerste is opgezet. Op basis van ons onderzoek kunnen we stellen dat slechts bij uitzondering de afweging wordt gemaakt of niet eerst de aandacht uit zou moeten gaan naar de problematiek van het rondkomen en vooruitkomen van bewoners, dan wel naar het revitaliseren van een winkelcentrum. Soms vorm een praktische aanleiding de reden om een project op te starten, zoals een leegstaand winkelpand, overlast, of de noodzaak om een bepaalde activiteit of bedrijf te verhuizen. Of er is sprake van een situatie waarin in de buurt aanwezige organisaties of personen geïnspireerd zijn geraakt door een bepaald idee tijdens een excursie bijvoorbeeld, waarna men vervolgens een project heeft opgezet. Dit zou getypeerd kunnen worden als een ‘kansengericht’ beleid versus een ‘probleemgericht’ beleid. Natuurlijk is het goed om kansen te pakken waar die zich voordoen, maar zonder een afweging in een breder kader is het gevaar aanwezig om in ad hoc beleid te vervallen waar projecten niet helder in zijn gedefinieerd. Bij een meer precieze analyse van de persoonsgerichte kant van de economische ontwikkeling kan ook in beeld komen welke treden op de ontwikkelingsladder al voorzien zijn van aanbod voor ondersteuning en waar de grootste knelpunten voorkomen. 4.
Het ontbreken van de analyse en een referentiekader wordt mede
veroorzaakt door het feit dat er geen duidelijke probleemeigenaar is en voor zover die wel geïdentificeerd kan worden, treedt die niet altijd zelfbewust op. Er is een rijke schakering initiatiefnemers en de samenstelling van de coalities die economische ontwikkelingsprojecten ondernemen of ondersteunen is breed. Dat illustreert betrokkenheid, maar het illustreert ook het feit dat er geen duidelijke probleemeigenaar voor de economische pijler in de aanpak is. Een corporatie die zich inzet voor economische ontwikkeling is natuurlijk prima, maar de corporatie is niet qualitate qua de probleemeigenaar van een integrale analyse van economische ontwikkelingen en het voeren van een stimuleringsbeleid. De corporatie denkt al snel vanuit de fysieke mogelijkheden en aan gebiedsgerichte projecten. Het gevolg is dat met name de persoonsgerichte economische projecten (sommigen delen die in bij de sociale pijler) niet voldoende aan bod komen in de overwegingen. Naar onze mening zou de gemeente standaard als probleemeigenaar dien op te treden. De overheid is echter terughoudend waar het gaat om het beïnvloeden van economische ontwikkeling, en terecht. Maar dat zou niet moeten betekenen dat de overheid zich niet verantwoordelijk stelt voor het analyseren van de situatie en het verkennen van de potenties van mogelijke interventies. 5.
Bij de geïnventariseerde projecten zijn de doelen en te behalen resultaten op
de verschillende terreinen niet altijd helder gedefinieerd. Dat bemoeilijkt het evalueren en bijsturen van projecten. Op projectniveau ontbreekt het regelmatig aan een heldere omschrijving van de doelen die men wil bereiken en de concrete resultaten die men wil behalen. Daarmee wordt het ook moeilijk om te beoordelen of projecten effectief en efficiënt zijn. Bij projecten gericht op het realiseren van winkels of bedrijfsruimten wordt bijvoorbeeld 38
Economische initiatieven in stadswijken
het argument aangevoerd dat het bijdraagt aan de werkgelegenheid in de wijk, terwijl dat verband in de praktijk niet aanwezig is. De afweging van eventuele alternatieven is nauwelijks realiseerbaar als de doelen en te behalen resultaten niet goed benoemd worden. In ons onderzoek konden we vaak niet veel verder gaan dan enkele constatering over ‘hoe het loopt’, maar dat is voor een gedegen afweging niet voldoende. In het project ‘Vrouw en Vaart’ is wel duidelijk sprake van gekwantificeerde doelstellingen. Die zijn noodzakelijk om EU-subsidie te verkrijgen. De subsidietechnische voorwaarden zijn echter zo uitgebreid en streng, dat een groot deel van de verkregen subsidie daaraan opgaat. Het mag duidelijk zijn dat een goede projectdefinitie niet een doel op zich moet zijn, maar wel moet helpen om projecten te evalueren en zonodig bij te sturen. 6.
Door het ontbreken van een referentiekader, een duidelijke
probleemeigenaar en een duidelijke projectdefinitie is het moeilijk om te leren van de ervaringen die opgedaan worden en de kennis over effectiviteit en efficiëntie van beleidsinterventies te vergroten. Leren kan alleen plaatsvinden als er een bewuste beoordeling plaatsvindt van ingezette acties ten opzichte van doelen die eerder geformuleerd zijn. Alleen dan kunnen interventies aangepast worden om doelbereiking (effectiviteit) en doelmatigheid (efficiëntie) te vergroten. Om te kunnen leren moet de ruimte aanwezig zijn om het minder goed te doen of zelfs fouten te maken. Ontwikkelaars en pioniers kunnen niet gedijen in een omgeving waar die ruimte niet aanwezig is. Soms zijn er weinig aangrijpingspunten bij aanvang van het project, maar dat wil niet zeggen dat je die niet kunt ontwikkelen. Als voorbeeld kan het in Deel B opgenomen ABCD-project Delfshaven genomen worden. Woningcorporatie Woonbron is dit project gestart volgens een van oorsprong Amerikaanse methode om verborgen talenten van bewoners boven tafel te krijgen. De corporatie heeft het project door het Verwey-Jonker Instituut laten evalueren, zodat ze zelf, maar ook een volgende initiatiefnemer aangrijpingspunten heeft om de werkwijze, rekening houdend met de Nederlandse situatie, bij te stellen.
5.4 Vragen voor verder onderzoek Dit is slechts een verkennend onderzoek dat een overzicht biedt van lopende initiatieven. Dit overzicht zou verder verbreed en verdiept kunnen worden. Er zijn tijdens dit onderzoek ook vragen naar boven gekomen die zich meer richten op de kansen en mogelijkheden van naoorlogse wijken in het algemeen, op de potentie bij gebiedsontwikkeling in herstructureringsgebieden en op de mogelijkheden voor specifieke groepen van (startende) ondernemers. a
Verbreding en verdieping inventariserend onderzoek -
Hoe representatief is het geschetste beeld van interventies om de economie op wijkniveau te stimuleren voor het totaal van herstructureringswijken?
-
Is het effect van economische interventies meetbaar te maken?
-
In het onderzoek wordt als conclusie getrokken dat vaak een referentie/analysekader ontbreekt bij het bepalen van de interventies; waaruit zou zo’n referentiekader/analysekader moeten bestaan?
-
Wie neemt de rol van probleemeigenaar op zich en wat zijn de verklarende factoren voor de positiebepaling van de verschillende actoren?
b
Stedenbouwkundige typologie voor combinatie van wonen en werken en specifieke kansen voor naoorlogse wijken -
Welke stedenbouwkundige typologieën met menging van wonen en werken bevorderen het vestigingsklimaat voor nieuwe bedrijven?
39
Economische initiatieven in stadswijken
-
Welke pullfactoren heeft de naoorlogse stad om economische activiteit aan te trekken, denkend aan stedenbouwkundige kenmerken, bebouwingstypologie en bevolkingssamenstelling?
-
Welk klantenprofiel hebben ondernemingen in naoorlogse wijken en welke potentiële klanten vormen de bewoners aan potentiële ondernemers in die wijken?
-
Welke mogelijkheden zijn er om bestaande bedrijven in de marge een uitwijkmogelijkheid te bieden bij voorgenomen sloop van bedrijfsruimten?
c
Creëren van betere financiële randvoorwaarden voor bedrijvigheid -
Welke creatieve bedrijfseconomische en fiscale oplossingen zijn mogelijk om in een ontwikkelingsgebied de prijsstelling en rendement- en risico-eisen om te buigen op een manier dat kansen ontstaan?
-
Zijn er mogelijkheden om in de eerste fase van de verhuringen genoegen te nemen met een lager rendement?
d
Wat kan de betekenis zijn van Business Improvement Districts?
Algemene randvoorwaarden starters -
Welke ondersteunende diensten zijn nodig voor een goed startersklimaat?
-
Welke specifieke eisen dienen ingevuld te worden om starters een plek te geven? Te denken valt aan meer ontwerpend onderzoek aan de hand van concrete projecten waarbij onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn binnen een plan om bedrijfsmatige activiteiten onder te brengen.
e
Regelgeving -
Hoe kan de regelgeving op het gebied van milieuhinder worden aangepast zodat een meer divers palet aan bedrijvigheid mogelijk is en de kwaliteit van het werk- en leefmilieu wordt gewaarborgd? De zoektocht zou moeten leiden tot het formuleren van voorwaardelijke afwijkingsmogelijkheden ten opzichte van de huidige regelgeving.
Deze lijst is niet uitputtend en verdient verdere uitwerking. Binnen het onderzoeksprogramma Corpovenista zal nader bepaald moeten worden welke zaken nog binnen de looptijd onderzocht kunnen worden. Daarbij zal afstemming plaats dienen te vinden met onderzoek dat mogelijk binnen het kader van andere programma’s, zoals zelf gefinancierd onderzoek van universiteiten, Stip en NICIS, de komende tijd zal worden aangepakt.
40
Economische initiatieven in stadswijken
6 Samenvatting 6.1 Inleiding Zoals in de inleiding van deze rapportage is vermeld, is het uitgangspunt van dit onderzoek om een antwoord te formuleren op de centrale vraag Hoe kan het begrip wijkeconomie worden omschreven, waar zijn de projecten in Nederland op gericht, door wie worden ze uitgevoerd, zijn ze relevant om de economie op wijkniveau te stimuleren en welke onderzoeksvragen liggen nog open? Deze vraag herbergt een vijftal subvragen die in de verschillende hoofdstukken aan de orde zijn gekomen. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de subvragen een samenvatting van de rapportage gegeven.
6.2 Het begrip wijkeconomie De eerste deelvraag die is geformuleerd luidt ‘Wat is wijkeconomie?’ In het tweede en vierde hoofdstuk van dit onderzoek staat deze vraag centraal. Na bestudering van wijkeconomische initiatieven is gebleken dat de diverse projecten globaal onder twee noemers kunnen worden geschaard: projecten die gericht zijn op het behoud en/of de komst van bedrijven naar een wijk en initiatieven die tot doel hebben om de leefsituatie van de bewoners in een wijk te verbeteren. Projecten zijn gebiedsgericht of persoonsgericht. In verschillende projecten is sprake van een mix van beide soorten projecten. In dit onderzoek is het van belang beide aangrijpingspunten herkenbaar te houden. De twee richtingen zijn dan ook in de door ons gebruikte definitie van wijkeconomie terug te vinden. Wijkeconomie omvat alle initiatieven die tot doel hebben om de economische positie van bewoners in een specifiek benoemde wijk te versterken of om economische functies in een specifieke wijk te realiseren dan wel te stimuleren.
6.3 Soorten projecten De tweede deelvraag luidt: Wat voor soort projecten kent Nederland om de economie op wijkniveau te stimuleren? Resumerend en het palet aan initiatieven in ogenschouw nemend, valt de grote verscheidenheid aan maatregelen op die genomen worden om de economie op het schaalniveau van de wijk te stimuleren. Dit onderzoek richt zich weliswaar op een overzicht van de verschillende soorten initiatieven en dus kunnen over het aantal aan initiatieven geen uitspraken worden gedaan, maar tijdens het onderzoek bleek het aanbod groot. Deel B van deze rapportage biedt dan ook werkelijk een selectie. Om de verschillende initiatieven goed te kunnen ordenen zijn in deze rapportage de projecten naar maatregelen gecategoriseerd. Er worden vier hoofdcategorieën onderscheiden waarin de verschillende maatregelen en projecten zijn opgenomen, te weten: -
gebiedsgerichte fysieke maatregelen,
-
gebiedsgerichte niet-fysieke maatregelen,
-
persoongerichte fysieke maatregelen
-
persoongerichte niet-fysieke maatregelen
De categorie gebiedsgerichte fysieke maatregelen bevat de meeste verschillende voorbeelden om de economie op wijkniveau te stimuleren. Dit zijn maatregelen die in de eerste plaats genomen worden om de bedrijvigheid in een bepaald gebied te versterken en dus niet of in mindere mate gericht zijn op de economische emancipatie van bewoners in een bepaalde wijk. De projecten zijn altijd fysiek 41
Economische initiatieven in stadswijken
ingestoken (het gaat over een gebouw of de inrichting van de openbare ruimte bijvoorbeeld). De negen in de praktijk gesignaleerde maatregelen die hieronder vallen en de projecten deze maatregelen illustreren (zie deel B van deze rapportage) zijn in onderstaande tabel nogmaals weergegeven. Soort maatregel
Project uit de praktijk
Bouw en renovatie winkelpanden
- Winkelcentrum Waterlandplein (Amsterdam) - Winkelcentrum Vinkenhof (Groningen)
Realisatie woon/werk units
- Herintroductie woon/winkelpanden
(tijdelijke) Herbestemming van panden
- Herbestemming Energiehuis (Dordrecht)
Indische Buurt (Amsterdam) - Kunstgracht Almere Haven (Almere) Aanleg glasvezelnet (Fiber to the home)
- Leven in Roombeek (Enschede)
Realisatie kleinschalige bedrijfsruimten
- Energiehuis (Dordrecht)
Aanleg waterpartijen
- Nieuwe Mark (Breda)
Realisatie multifunctioneel centrum of
- Museum in Bedrijf (Tilburg)
trekker in de wijk Opkopen (en herbestemmen) vastgoed
- Integrale aanpak Vleeshouwersstraat (Dordrecht) - Neighbourhood Corporation Enschede (Enschede) - Opkopen vastgoed Javastraat (Amsterdam) - Aanpak ‘Kapelplein’ (Rotterdam) - Witte de Withstraat (Rotterdam)
Broedplaatsen
- Grote Pyr (Den Haag)
De tweede categorie die in dit onderzoek wordt onderscheiden is de categorie gebiedsgerichte niet-fysieke maatregelen. Hier vallen maatregelen en projecten onder die de bedrijvigheid in een bepaald gebied versterken, maar die niet aan een object in een wijk gekoppeld zijn. Het aantal verschillende maatregelen die in dit kader genomen worden, is beperkter, zoals blijkt uit onderstaande tabel. Soort maatregel
Project uit de praktijk
Advies startende en gevestigde
- Wijk in Bedrijf Westflank (Utrecht)
ondernemers Stimuleringsregeling
- Bedrijfsstimuleringsregeling Zeeburg (Amsterdam)
Beleid voor bedrijfsbeëindiging
- Geen specifiek project opgenomen, komt impliciet terug in ‘Bedrijfsstimulering Zeeburg’ en ‘Neighbourhood Corporation Enschede’
Imagoverbetering via activiteiten en voorlichting
- Buurtpromotie Indische Buurt (Amsterdam) - Straat van 1000 culturen (Amsterdam)
De derde categorie die we hebben kunnen onderscheiden, zijn de persoongerichte fysieke maatregelen. Onder persoonsgerichte fysieke maatregelen worden fysieke ingrepen verstaan die het onderling contact tussen bewoners en gebruikers van een wijk versterken en op deze wijze indirect bijdragen aan de economische participatie van bewoners in een wijk. Tevens bevat deze categorie fysieke maatregelen die ondersteunend zijn voor een aantal persoonsgerichte niet-fysieke projecten om de
42
Economische initiatieven in stadswijken
economie te stimuleren. Ook deze maatregelen en projecten zijn in een tabel samengebracht: Soort maatregel
Project uit de praktijk
Broedplaatsen
- Grote Pyr (Den Haag)
Multifunctioneel centrum
- Vrouw en Vaart (Amsterdam)
Aanleg/verbetering looproutes, park,
- ‘Aanpak Kapelplein’ (Rotterdam)
speeltuin, waterpartij Aanleg glasvezelnet
- Leven in Roombeek (Enschede)
In de vierde categorie zijn maatregelen en projecten terug te vinden die wijkbewoners perspectief en ondersteuning bieden bij het rondkomen en vooruitkomen. In deze categorie zijn vijf verschillende maatregelen onderscheiden die in onderstaande tabel samen met de in deze rapportage opgenomen projecten zijn weergegeven. Soort maatregel Stageplekken jongeren
Project uit de praktijk - Campus Nieuw West (Amsterdam) - Stageproject Vestia (o.m. Rotterdam)
Begeleiding (startende) ondernemers
- Wijk in Bedrijf Westflank (Utrecht)
Persoonlijk ontwikkelingstraject gericht
- ‘Een eigen huis, maak er werk van’
op toetreding arbeidsmarkt
(Enschede) - Foyer Colijnstraat (Dordrecht) - Kamers met Kansen (diverse locaties)
ABCD- traject (economische, culturele en
- ABCD Delfshaven (Rotterdam)
sociale ontwikkeling) Stimuleringsregelingen
- Ymere-Baarsjesbeurs (Amsterdam) - Straat van 1000 culturen (Amsterdam)
6.4 Initiatiefnemers ‘Wie zijn verantwoordelijk voor wat voor soort economische initiatieven?’ Uit de reeks van initiatieven die voor dit onderzoek is bestudeerd blijkt dat er een grote verscheidenheid aan betrokken partijen bestaat. De partijen die ondanks de grote verscheidenheid bij relatief veel soorten projecten betrokken zijn, zijn organisaties die een permanente factor vormen in de wijk zoals woningcorporaties en gemeenten. In de wat grotere steden, waar deelbesturen zijn geformeerd, zijn de stadsdelen of deelgemeenten frequenter bij een project betrokken dan het centrale stadsbestuur. Daar waar coalities een project trekken, zien we veel verschillende samenstellingen van die coalities.
6.5 Conclusies en relevantie De deelvraag Welke meer algemene inzichten komen er uit de literatuur naar voren over de mogelijkheden om wijkeconomie te stimuleren en in hoeverre sluiten de verschillende soorten geïnventariseerde projecten daarbij aan? Is in dit rapport in feite in twee delen beantwoord. Op basis van een beknopt literatuuronderzoek en gesprekken met een aantal sleutelpersonen zijn een aantal algemene noties op een rij gezet en zijn vervolgens conclusies geformuleerd waarbij met name de relevantie van de projecten beoordeeld is. De conclusies die uit dit onderzoek naar voren komen zijn: 1.
Het grote aantal initiatieven om de economische ontwikkeling in wijken te
stimuleren maakt duidelijk dat het gevoel van urgentie om deze problematiek aan te pakken aanwezig is, dan wel groeiend is. 43
Economische initiatieven in stadswijken
2.
De verschillende projecten bevestigen de veronderstelling dat het zinvol en
doenlijk is om de economische ontwikkeling op het schaalniveau van de wijk te analyseren en daar beleid op in te zetten. 3.
Het ontbreekt in de praktijk nog vaak aan een analyse en referentiekader
aan de hand waarvan bepaald is (of kan wordenbepaald) welke projecten het meest geëigend zijn in een bepaalde situatie en of nu juist gebiedsgerichte projecten of persoonsgerichte projecten de prioriteit zouden moeten hebben. 4.
Het ontbreken van de analyse en zo’n referentiekader wordt mede
veroorzaakt door het feit dat er geen duidelijke probleemeigenaar is en voor zover die wel geïdentificeerd kan worden, treedt die niet altijd zelfbewust op. 5.
Bij de geïnventariseerde projecten zijn de doelen en te behalen resultaten op
de verschillende terreinen niet altijd helder gedefinieerd. Dat bemoeilijkt het evalueren en bijsturen van projecten. 6.
Door het ontbreken van een referentiekader, een duidelijke
probleemeigenaar en een duidelijke projectdefinitie is het moeilijk om te leren van de ervaringen die opgedaan worden en om de kennis met betrekking tot effectiviteit en efficiëntie van beleidsinterventies te vergroten.
6.6 Verdere vragen voor onderzoek De laatste onderzoeksvraag was: Welke verdere vragen kunnen op basis van dit verkennende onderzoek geformuleerd worden? Op basis van dit verkennende onderzoek kan een vijftal terreinen genoemd worden waarop voortgaand onderzoek zich zou kunnen richten: -
verbreding en verdieping van het inventariserende onderzoek naar initiatieven
-
de eisen die gesteld worden aan de stedenbouwkundige typologie bij combinatie van wonen en werken en de specifieke kansen voor naoorlogse wijken
-
het creëren van betere financiële randvoorwaarden voor bedrijvigheid
-
algemene randvoorwaarden starters
-
regelgeving.
44
Economische initiatieven in stadswijken
Deel B Projectbeschrijvingen
45
Economische initiatieven in stadswijken
Projecten gebiedsgericht fysiek
46
Economische initiatieven in stadswijken
1.1
Herintroductie kleine bedrijfspanden Indische buurt Categorie
Gebiedsgericht-fysiek: kleinschalige bedrijfsruimten
Locatie
Amsterdam, stadsdeel Zeeburg, Indische Buurt
Start project
2005
Looptijd
3 jaar
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemer
De Alliantie (Amsterdam)
Overige partijen
Stadsdeel Zeeburg
Het project De Alliantie Amsterdam heeft de herstructurering van de Indische buurt ter hand genomen en investeert de komende jaren fors in de vernieuwing en verbetering van de woningvoorraad in de Indische Buurt. Om de buurt een economische impuls te geven heeft ze 27 voormalige woon/winkelpanden aangewezen die hun oorspronkelijke bedrijfsbestemming terug dienen te krijgen. Deze panden hebben een gevelindeling die makkelijk herkenbaar is en zijn gelegen in de woonstraten die grenzen aan de centrale winkelstraat van de buurt De panden worden nadat ze zijn opgeknapt aan startende en kleine ondernemers in voornamelijk de innovatieve/creatieve sector verhuurd. Lessen Nog niet van toepassing. Aanpak Doelstelling Middels de herintroductie van 27 panden met een woon-winkelbestemming in de Indische Buurt hopen de corporaties het economische klimaat te verbeteren. Deze panden zijn uitermate geschikt voor kleinschalige, niet overlast veroorzakende bedrijvigheid. Hoe loopt het? In totaal zijn 27 panden aangewezen voor herbestemming. Daarvan zijn er inmiddels (zomer 2006) 9 opgeleverd en zijn er 6 op in het traject van herbestemmen opgenomen. De verwachting is om dit jaar in totaal 20 kleinschalige bedrijfsruimten te realiseren. Bijgesteld? Nee. Resultaat? Project is nog niet afgerond, maar er is veel belangstelling voor deze kleinschalige bedrijfsruimten. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij corporatie. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in de Indische Buurt en maakt onderdeel uit van een veelomvattend brancheringsplan in deze buurt, maar strekt zich niet verder uit naar andere wijken. 47
Economische initiatieven in stadswijken
Financiering De kosten voor dit initiatief worden grotendeels door de corporatie gedragen. Daarnaast wordt het project gesubsidieerd door de EU (EFRO), stadsdeel Zeeburg en de Gemeente Amsterdam. Achtergrond Wijk De Indische buurt is een vooroorlogse wijk in het stadsdeel Zeeburg in Amsterdam Oost. Het woningbestand wordt gekenmerkt door etagewoningen (vier hoog) die ontsloten worden door een gemeenschappelijk trappenhuis. De wijk is een doorsnee achterstandswijk met een relatief hoog percentage allochtone en laagopgeleide huishoudens. Binnen de buurt is de Javastraat de belangrijkste winkelstraat. Kader Dit initiatief kan worden geschaard onder de integrale vernieuwing van de Indische buurt. In het kader van de vernieuwing heeft de Alliantie een investeringsprogramma opgesteld waarbij in een periode van 8 jaar circa 2000 woningen worden aangepakt. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie de projecten ‘Opkopen vastgoed’ (1.6) en ‘Buurtpromotie Indische Buurt’ (2.1) in dit rapport. Contactgegevens De Alliantie Amsterdam, Postbus 95202, 1090 HE Amsterdam. www.de-alliantie.nl Radboud Sutorius,
[email protected]
48
Economische initiatieven in stadswijken
1.2
Winkelcentrum Waterlandplein Categorie
Gebiedsgericht fysiek: bouw en renovatie winkelcentra
Locatie
Amsterdam, Waterlandplein (stadsdeel Nieuwendam-
Start project
Het Plan van Aanpak voor Nieuwendam-Noord, waarin
Noord) ook het Waterlandplein is opgenomen is in 2002 goedgekeurd. Verwachte start werkzaamheden aan het Waterlandplein: oktober 2006 Looptijd
Nieuw winkelcentrum moet eind 2009 worden opgeleverd
Procesfase
Voor aanvang van uitvoering (onderhandelingsfase met ondernemers)
Initiatiefnemer
Ymere, AM Wonen
Overige partijen
Stadsdeel Nieuwendam-Noord
Het project Het Waterlandplein in Nieuwendam-Noord wordt fysiek gezien vernieuwd. Onderdeel van de vernieuwingsoperatie is de sloop van het bestaande winkelcentrum en de bouw van een nieuwe. Boven het winkelcentrum komen woningen (20 bouwlagen). Op 220 woningen na die zullen worden gerenoveerd, worden ook alle bestaande woningen aan het plein gesloopt. Het Waterlandplein heeft nu circa 8600 m2 aan bedrijfsruimten. In het nieuwe winkelcentrum komt 9500 m2 aan bedrijfsruimten (ook winkelpanden) en wordt 3500 m2 gereserveerd voor sociaal-maatschappelijke functies. De bedoeling is dat er een gezondheidscentrum komt met onder meer een apotheek en een fysiotherapeut. Met de sloop van het oude winkelcentrum hoopt Ymere in het najaar te kunnen beginnen. De bedoeling is dat de winkeliers in een tijdelijk winkelcentrum terechtkomen. Of dat er komt is nog afwachten, op dit moment is Ymere in onderhandeling met de winkeliers.
Lessen Het is nog te vroeg om reeds lessen uit het project te kunnen trekken. Onder het kopje ‘hoe loopt het’ is wel meer informatie over de procesgang en wat daar bij komt kijken opgenomen. Aanpak Doelstelling Het Waterlandplein moet het ‘kloppend’ hart van Nieuwendam-Noord worden. Een plek waar prettig gewoond wordt, waar de dagelijkse boodschappen kunnen worden gedaan en waar ook sociaal-maatschappelijke dienstverlening en zorgfuncties te vinden zijn. Hoe loopt het? Het project bevindt zich nu in een fase waarin veel uren aan de onderhandelingstafel wordt doorgebracht. De winkeliers zien zich geconfronteerd met een noodgedwongen verhuizing. Ymere is in overleg met de winkeliers over het tijdelijke winkelcentrum. De corporatie verwacht dat dat er komt, maar er moeten wel voldoende winkeliers meeverhuizen. De winkeliers krijgen in elk geval een schadevergoeding, ook daar wordt op dit moment over onderhandeld. De schadevergoeding wordt geheel door Ymere betaald.
49
Economische initiatieven in stadswijken
Het Stadsdeel blijkt iets minder zeker over het eindresultaat dat Ymere voor ogen heeft. Ymere ziet een plein voor zich met veel bedrijvigheid dat ook verschillende maatschappelijke functie herbergt. Het Stadsdeel is voorzichtiger. Tijdens een gesprek met de verantwoordelijke voor het sociaal-economisch programma van Nieuwendam-Noord zette de beleidsmedewerker, gezien eerdere ervaringen, vraagtekens bij de levensvatbaarheid van winkelstrips in herstructureringswijken en hij meende dat het economisch beleid in herstructureringswijken wellicht een andere, meer persoongerichte koers zou moeten gaan varen. Daarnaast kamp de gemeente met enkele andere problemen die de gewenste ontwikkeling in de weg zouden kunnen staan. Zo staat er een benzinestation aan het plein. Volgens de huidige plannen moet deze verdwijnen. Er is echter nog geen akkoord met de pomphouder bereikt. Bijgesteld? Vooralsnog niet, al heeft het stadsdeel haar twijfels over de levensvatbaarheid van het gewenste eindresultaat. Resultaat? Project is nog niet afgerond. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij deelgemeente Ymere, AM Wonen en het stadsdeel. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in de wijk Nieuwendam-Noord en is onderdeel van een grote stedelijke vernieuwingsoperatie in deze wijk. Financiering De financiering wordt door Ymere en AM Wonen gedragen. Achtergrond Wijk De wijk Nieuwendam-Noord is in de jaren zestig gebouwd en kent relatief veel groen. De woningvoorraad bestaat uit 5.300 woningen, hoofdzakelijk in de sociale huursector (95%). De noordelijke zijde van Nieuwendam-Noord bestaat uit koopflats, die herkenbaar zijn aan het sierbeton met daarvoor gestapelde laagbouw. Het middengebied van Nieuwendam-Noord bestaat uit portieketageflats in vier bouwlagen. De overheersing van gestapelde woningen zorgt voor weinig variatie in het fysieke aanzien van de wijk. Een groot deel van de voorzieningen is geclusterd binnen het wijkwinkelcentrum Waterlandplein, dat door veel mensen als een onveilige plek wordt ervaren. (Bron: KEI Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing: www.kei-centrum.nl) Kader Nieuwendam-Noord is door het Ministerie van VROM aangewezen als één van de 56 stedelijke vernieuwingswijken van Nederland. Het stadsdeel heeft in samenwerking met de corporaties die bezit in het gebied hebben in 2000 een Plan van Aanpak voor Nieuwendam-Noord gemaakt, dit plan is in 2002 goedgekeurd. In de komende jaren wordt er flink gesloopt en gebouwd in de wijk. De aanpak van het Waterlandplein is onderdeel van de plannen.
50
Economische initiatieven in stadswijken
Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie het project ‘De Vinkenhof’ in de Groningse wijk Vinkhuizen, dat in dit rapport is opgenomen (project 1.3) Contactgegevens Woningcorporatie Ymere, afdeling ontwikkeling, Floraweg 200 1032 ZG Amsterdam, postbus 37005 1030 AA Amsterdam, 020 5559824, Contactpersoon: E. Heijstee, projectleider:
[email protected].
51
Economische initiatieven in stadswijken
1.3
Winkelcentrum Vinkenhof Categorie Locatie
Gebiedsgericht fysiek: bouw en renovatie winkelcentra Groningen, winkelcentrum Vinkhuizen (wijk Vinkhuizen)
Start project
2001 (aankoop winkelcentrum door Nijestee)
Looptijd
Circa 2 jaar, winkelcentrum is heropend in 2003
Procesfase
Afgerond
Initiatiefnemer
Stichting Nijestee
Overige partijen
Corio Nederland Retail B.V. (commerciële belegger)
Het project Winkelcentrum Vinkenhof in de Groningse wijk Vinkhuizen kampte lange tijd met leegstand en een slecht imago. Tussen 1990 en 2000 stond bijna de helft van de panden leeg. Het winkelcentrum ondervond grote hinder van veranderingen op de woningmarkt. De huizen waren verouderd en mensen trokken weg. De wijk kampte met grote leegstand en daarbij hadden nieuwkomers een kleinere beurs, waardoor het draagvlak voor het winkelcentrum afnam. Kaal en leeg werd het een ongure plek. Er waren geen commerciële partijen die geïnteresseerd waren in het revitaliseren van het winkelcentrum. Corporatie Nijestee kocht het complex op en renoveerde het winkelcentrum. Het winkelcentrum heeft een open karakter gekregen en de winkels richten zich met hun entree en etalage naar buiten. Boven de winkels realiseerde de corporatie 90 seniorenwoningen. Het oppervlak is vergroot van 5000 m2 naar 8000 m2. Lessen Het project laat zien dat een corporatie een hele goede partij kan zijn om een winkelcentrum er bovenop te helpen. Nijestee heeft toenmalig staatssecretaris Remkes naar Vinkhuizen gehaald om hem ervan te overtuigen dat een uitstapje uit de core-business van de corporatie (het opkopen van een winkelcentrum) belangrijk was om het winkelcentrum te revitaliseren. Nijestee zit het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) juist voor dit soort projecten als een belemmering. De BBSH staat het corporaties niet toe verantwoordelijkheden te nemen bij plannen en projecten die niet tot de core-business behoren. Nijestee vindt dit jammer, omdat corporaties volgens deze organisatie krachtige en ervaren spelers zijn. Aanpak Doelstelling Van een verouderd winkelcentrum met veel leegstand een goed functionerend wijkhart maken dat door de menging van winkels, wonen en voorzieningen de leefbaarheid in de wijk ten goede komt. Hoe loopt het? Project is afgerond. Bijgesteld? Niet toen Nijestee het complex had opgekocht. Wel hebben voor die tijd commerciële partijen geprobeerd de leegstand tegen te gaan, maar dit is niet gelukt. Resultaat? Een goed functionerend winkelcentrum waar geen leegstand is en waar buurtbewoners geen onbehaaglijk gevoel van krijgen. Het wijkhart klopt weer. 52
Economische initiatieven in stadswijken
Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij Nijestee Schaalniveau Het project is uitgevoerd in de wijk Vinkhuizen en maakte onderdeel uit van de wijkvernieuwingsoperatie van Vinkhuizen (Groningen). Financiering De renovatie van het winkelcentrum is uitgevoerd en betaald door Nijestee en heeft het vervolgens weer verkocht aan Corio, een commerciële belegger die de exploitatie voor zijn rekening heeft genomen. De 90 woningen erboven zijn deels verkocht, deels bij Nijestee in verhuur genomen. Achtergrond Wijk Vinkhuizen ligt aan de westkant van het stadscentrum van Groningen en is opgezet volgens de stedenbouwkundige principes van de jaren zestig. Het woningbestand bestond uit eengezinswoningen, blokjes bejaardenwoningen en portiekflats. Tachtig procent van de woningen was voor de vernieuwingsoperatie een sociale huurwoning. Tijdens de vernieuwingsoperatie zijn veel woningen opgeknapt en zijn 750 woningen gesloopt. Hiervoor zijn circa 390 woningen teruggebouwd, alleen grondgebonden koopwoningen en seniorenwoningen. Na de wijkvernieuwingsingreep is er een grotere differentiatie tussen huur en koop en in woningtypologie. Kader De renovatie van het winkelcentrum maakte deel uit van een grootschalige vernieuwingsaanpak van Vinkhuizen. Vinkhuizen is één van de 56 prioriteitswijken in ons land waar de gemeente en verschillende corporaties samenwerken om het verval tegen te gaan. Vinkhuizen wordt zowel nationaal als internationaal als één van de succesvolste wijkvernieuwingsoperaties beschouwd. Dat het als een succes wordt beschouwd komt mede door de bewonersparticipatie die via de verniewingsoperatie op gang is gekomen. Steun die er bij de start van de vernieuwing nog niet was. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie ook het project ’Winkelcentrum Waterlandplein’ (1.2) dat in dit rapport is opgenomen. Contactgegevens Woningcorporatie Nijestee, Antillenstraat 9/ Postbus 447, 9700 AK Groningen, 0508533544,
[email protected] Contactpersoon de heer H. Raatjes, tel. (050) 8533923. E-mail:
[email protected]
53
Economische initiatieven in stadswijken
1.4
Herbestemming Energiehuis Categorie
Gebiedsgericht fysiek: tijdelijke herbestemming
Locatie
Dordrecht, Stadswerven (oostzijde historisch centrum)
Start project
2001
Looptijd
Vooralsnog t/m mei 2007
Procesfase
Beheersfase
Initiatiefnemer
Woningstichting Progrez, Dordrecht
Overige partijen
Gemeente Dordrecht
Het project De gemeente Dordrecht heeft enkele jaren geleden het grootste gedeelte van het terrein waar verschillende energiecentrales van energieleverancier Eneco waren gevestigd, gekocht. Op het terrein staat het Energiehuis, dat uit drie voormalige elektriciteitscentrales bestaat. Het gebouw doet al sinds 1957 geen dienst meer als elektriciteitscentrale, eigenaar Eneco gebruikte het tot de verkoop als kantoor- en magazijnruimte. De gemeente had direct na de aankoop nog geen uitgewerkte plannen voor het Eneco-terrein en het Energiehuis. Ze heeft woningstichting Progrez destijds gevraagd om het gebouw te beheren en het tijdelijk te verhuren. Progrez heeft ervoor gezorgd dat met name startende ondernemers en creatieve podia er een plek vonden. Lessen De gemeente gaf in de eerste instantie het beheer voor een jaar uit handen. Deze tijd bleek echter te kort om een nieuwe bestemming te vinden, inmiddels is het contract iedere keer met een jaar verlengd. Reeds is duidelijk wat de nieuwe bestemming zal worden: een cultuurhuis. Wanneer de huurder moeten vertrekken is nog niet duidelijk. Progrez is benieuwd of de huurders als het tijd is zonder protest weg zullen gaan. Iedereen heeft een tijdelijk contract maar volgens Progrez zijn die nooit helemaal waterdicht, zeker niet als een huurder al meerdere jaren een tijdelijk contract heeft. Daarnaast bleek een lucratieve vorm van verhuur, namelijk de verhuur van een zaal voor feesten en partijen, gestaakt te moeten worden door verandering van regelgeving. In het Energiehuis zijn tot enkele jaren geleden veel feesten gegeven, het gebouw heeft enkele grote zalen waar de industriële stijl nog goed bewaard is gebleven. Na de cafébrand in Volendam is de brandregelgeving ook in Dordrecht aangescherpt. Het gevolg: de gemeente mocht van haar eigen diensten geen feesten meer geven, tenzij er voor veel geld verbouwd werd. Deze kostenpost bleek te groot voor een activiteit van tijdelijke aard, waardoor de zalenverhuur is gestaakt. Er is continue een beheerder van Progrez in het pand aanwezig. Deze man werkte vroeger al voor Eneco en kent het pand door een door, wat gezien de grootte en alle leidingen die er lopen een groot voordeel is gebleken. De verhuur is enigszins traag op gang gekomen. Mond-op-mond reclame bleek het beste te werken; dit vergt logischerwijs wat tijd. In oude panden wil nog wel eens asbest zitten. In 2004 is in een deel van het gebouw asbest aangetroffen, waardoor het pand tijdelijk gesloten is geweest.
54
Economische initiatieven in stadswijken
Aanpak Doelstelling Tijdelijke verhuur van ruimte in het Energiehuis om leegstand van een pand dat uiteindelijk een nieuwe bestemming moet krijgen te voorkomen. Daarnaast de stimulatie van startende ondernemers en creatieve podia door hen voor een zeer betaalbare prijs per vierkante meter (25/50 euro per vierkante meter per jaar)een ruimte in het Energiehuis te laten huren. Hoe loopt het? Na een opstartfase waarin de verhuur langzaam op gang kwam, zijn er nu een groot aantal bedrijfjes en theater/muziekpodia gevestigd. Bijgesteld? De duur van de tijdelijke herbestemming is sinds 2001 tot 2006 jaarlijks met een jaar verlengd. Resultaat? Gezien de hoeveelheid bedrijfjes en podia die in het pand gevestigd zijn is de opzet geslaagd. Het is nog wel even afwachten of de huurders bezwaar zullen maken tegen het feit dat ze per 1 mei 2007 het pand moeten verlaten. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij corporatie en gemeente. Schaalniveau Het project is uitgevoerd in het gebied De Stadswerven. Financiering De kosten voor de herbestemming worden geheel door de gemeente gedragen. De corporatie declareert de gemaakte kosten voor het beheer aan de gemeente. De corporatie kost het niets, maar ze verdienen er naar eigen zeggen ook niets aan. Progrez vindt het desondanks belangrijk om doen, omdat ze vastgoed in de omgeving hebben en zo er zelf voor kunnen zorgen dat er geen overlastgevende functies in het pand komen. Progrez vindt het tevens belangrijk dat er voldoende voorzieningen in een wijk zijn, kleine bedrijfshuisvesting valt daar ook onder. Daarnaast wordt het gebied herontwikkelt en de Dordrechtse corporatie zou in dit gebied graag nieuwe woningen (m.n voor senioren) willen neerzetten. Achtergrond Wijk Het gebied De Stadswerven wijst als een pijlpunt naar het Drierivierenpunt, waar de Merwede, De Oude Maas en de Noord samenkomen. Het bevindt zich aan de oostkant van de historische binnenstad van Dordrecht. Het gebied beslaat dertig hectare land en wordt omringt door 10 hectaren water. Het terrein maakt deel uit van de 19e-eeuwse schil van de stad. Hier bevonden zich in vervlogen dagen watergebonden bedrijven zoals scheepswerven en houtzagerijen. Lange tijd was het Gemeentelijk Energiebedrijf er gevestigd. Vier karakteristieke terreinen vormen samen De Stadswerven. Het zijn de Lijnbaan, het Eneco-terrein, de Kop van de Staart en het Watertorenterrein. Het gebied wordt in de nabije toekomst als woonwijk ingericht.
55
Economische initiatieven in stadswijken
Kader Het plan voor een tijdelijke herbestemming is ontstaan om ervoor te zorgen dat het pand niet leeg bleef staan gedurende de planvorming voor het gebied De Stadswerven. Inmiddels krijgen de inrichting van het gebied duidelijkere contouren: het stedenbouwkundig plan is inmiddels gereed. De pijlers van het plan zijn een sterke oriëntatie op het water (de ‘Wantij’ staat centraal), een hoge mate van soepelheid in de planontwikkeling, een stabiele en duurzame structuur en een veelzijdige stedelijke invulling (woningen/winkels/cultuur) met respect voor bestaande, waardevolle elementen. Belangrijk is dat het nieuwe gebied logisch aansluit op de oude stad. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie diverse herbestemmingsprojecten in dit rapport, o.a. Grote Pyr (5.2), Den Haag. Contactgegevens Woningstichting Progrez, Callistolaan 2, Postbus 8131 3301 CC Dordrecht. Contactpersoon: Raijmond van der Vlies, zakelijk beheerder, 078 – 6548888
[email protected]
56
Economische initiatieven in stadswijken
1.5
Integrale aanpak Vleeshouwersstraat Categorie
Tegengaan overlastgevende functies & stimuleringsregelingen
Locatie
Dordrecht, centrum
Start project
15-20 jaar geleden
Looptijd
Loopt feitelijk nog steeds
Procesfase
beheersfase
Initiatiefnemer
Woningstichting Progrez, Dordrecht
Overige partijen
Gemeente Dordrecht
Het project Woningstichting Progrez heeft samen met de gemeente Dordrecht halverwege de jaren ’80 besloten om van de Vleeshouwersstraat, een historisch straatje in de binnenstad van Dordrecht, weer een gezellige en veilige straat te maken. In de jaren ’80 was het een onguur straatje met vervallen historische panden. Alhoewel het straatje in de binnenstad ligt, ligt het net uit de gangbare looproute. Het grootste gedeelte van de panden is opgekocht door Progrez en met subsidie van de gemeente gerestaureerd. Op de benedenverdiepingen zijn winkels gevestigd die de ‘couleur locale’ van Dordrecht moeten onderstrepen: antiekzaakjes, galeries, een vioolbouwer en andere kleine snuisterijzaakjes. Progrez verhuurt deze veelal kleine winkelruimten tegen een sterk gereduceerd tarief (een paar honderd euro per pand, afhankelijk van de grootte). De ruimten erboven zijn ingericht als appartement (sociale woningbouw) Progrez wil op deze manier ook mensen met een kleinere beurs de mogelijkheid geven om in een historisch pand in de binnenstad te wonen. Lessen Progrez heeft de meeste panden in eigen beheer en ziet dit als een belangrijk element voor het voortdurende succes van het initiatief. Volgens Progrez is het belangrijk dat er voor aanvang een visie geformuleerd is voor de herbestemming. In dit geval is gekozen voor een brede opvatting van ‘couleur locale’. Per pand en ondernemer wordt, iedere keer als er een verhuizing heeft plaatsgevonden, opnieuw bekeken of de huur eventueel dient te worden aangepast. Aanpak Doelstelling Om van de Vleeshouwersstraat een straat te maken met mooi gerestaureerde en goed onderhouden panden. De benedenverdiepingen zijn winkels die de couleur locale van Dordrecht onderstrepen. De woningen erboven moeten ook voor een kleine beurs betaalbaar zijn. Hoe loopt het? Het project zit nu in de beheersfase. Progrez verhuurt de panden in haar bezit nog altijd via een gereduceerd tarief en de woningen boven de winkels worden verhuurd voor sociale huurprijzen. Bijgesteld? Of het project destijds is bijgesteld is niet bekend. Resultaat? Een over het algemeen goed onderhouden historisch straatje. Enkele panden zijn echter niet goed onderhouden, deze zijn ook niet in het bezit van de woningstichting. Dit is jammer. Verder is het een rustig straatje, de winkeltjes die er zitten zijn lang 57
Economische initiatieven in stadswijken
niet allemaal dagelijks geopend. De couleur locale proef je dus nauwelijks als de winkels gesloten zijn. Voor de huurders is dit volgens Progrez wel fijn, deze winkels zorgen nauwelijks voor overlast. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij corporatie. Schaalniveau Het project is uitgevoerd in het centrum van Dordrecht. Financiering De kosten van de renovatie zijn deels door Progrez en, via subsidies, deels door de gemeente Dordrecht betaald. Achtergrond Wijk De historische binnenstad van Dordrecht is ruim duizend jaar oud en heeft een rijk verleden. De rivieren rondom Dordrecht hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de stad. Bezoekers maakten van oudsher gebruik van de entrees aan de rivierzijde, waar dan ook veel monumentale panden te vinden zijn. In de jaren zestig volgde Dordrecht enige jaren de trend van een strak, modern winkelhart waar auto’s doorheen konden rijden om zo dicht mogelijk bij de winkels te komen. In de jaren zestig werd het stadshart opengebroken. Hierdoor kwam de bezoeker vrijwel niet meer in contact met de rivier: de 'voordeur' verhuisde naar landzijde. Omdat er veel kritiek was is de doorbraak nooit afgemaakt. Inmiddels is het grootste gedeelte van de binnenstad al jaren voor het verkeer afgesloten en probeert de gemeente de oude glorie en de zichtbaarheid van het water te herstellen. Kader De aanpak van de Vleeshouwersstraat past in de revitalisering van de binnenstad, die nog altijd gaande is (zie tekst bij ‘wijk’’) Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie o.m. projectbeschrijving ‘Neighbourhood Corporation Enschede’ (1.7) in dit rapport. Contactgegevens Woningstichting Progrez, Callistolaan 2, Postbus 8131 3301 CC Dordrecht. Contactpersoon: Raijmond van der Vlies, zakelijk beheerder. 078-06547222 (
58
Economische initiatieven in stadswijken
1.6
Kunstgracht Almere Haven Categorie
Gebiedsgericht fysiek: herbestemming vastgoed
Locatie
Almere Haven
Start project
1999 (organisch gegroeid)
Looptijd
Niet vastgesteld
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemer
De Alliantie Flevoland
Overige partijen
Gemeente, culturele instellingen en ondernemers
Het project Almere Haven is een van de drie stadsdelen van Almere. Het is het oudste stadsdeel en in de eerste planvorming is voorzien in een ruim vloeroppervlak voor winkels in Almere Haven. Haven zou het kloppend hart van Almere worden. Al vrij snel werd besloten dat niet Haven, maar het meer centraal gelegen en nieuwe stadsdeel Almere Stad de centrumfunctie zou verkrijgen. Het winkelcentrum van Haven zou op termijn secundair worden. Het resultaat was een overcapaciteit aan winkeloppervlak. De Alliantie Flevoland, ondernemers en stadsdeel werden geconfronteerd met leegstaande winkelpanden en een toenemende verschraling van het winkelareaal. Verloedering dreigde. Om het tij te keren is gekozen voor het herbestemmen van een deel van de winkelpanden voor culturele doeleinden. Ateliers, lijstenmakers, fotografen en ander artistieke beroepsbeoefenaars waren welkom en kregen de gelegenheid zich aan de Kerkgracht te vestigen. Ter ondersteuning zijn panden aangekocht en herbestemd tot broedplaatsen waar kunstenaars konden wonen en werken voor een redelijke prijs. Door de Kerkgracht te bestemmen als kunstgracht ontstond direct een as van cultuur met de markt waar zich al een theater, filmhuis en kunstuitleen bevond. Muurschilderingen geven uiting aan de kunstgracht. Lessen Het besluit om het stadscentrum verder te ontwikkelen leidt ertoe dat de gemeente ook de culturele activiteiten wil concentreren. De toekomst van theater en filmhuis in Haven zijn daardoor onzeker en dat tast in de toekomst wellicht een peiler van het project aan. Aanpak Doelstelling Met het herbestemmen van de winkels voor culturele bestemmingen kregen de eigenaren de kans een nieuwe groep gebruikers aan te trekken. Daarmee werd leegstand en verloedering vermeden. Voor De Alliantie Flevoland van belang omdat ze grote belangen had in het centrum van Haven in de vorm van winkel- en kantoorruimte. Daarnaast bevindt het centrum van Haven zich midden in een aanzienlijk deel van het woningbezit van de Alliantie Flevoland. Verloedering zou grote effecten hebben op de positie van die woningen op de woningmarkt. Door de kunstgracht kregen Almeerse kunstenaars bovendien voor het eerst de ruimte om zich meer te profileren. Door de nadruk op cultuur te leggen ontstaat tevens een element dat voor bepaalde groepen aantrekkelijk wordt gevonden. Steeds meer kunst en cultuurliefhebbers weten volgens De Alliantie Almere Haven te vinden en geven daarmee nieuwe impulsen aan het gebied. Hoe loopt het? De Alliantie Flevoland omschrijft het project als redelijk succesvol. Een groot deel van de winkelpanden wordt door kunstenaars gebruikt.
59
Economische initiatieven in stadswijken
Bijgesteld? Vooralsnog niet. Resultaat? Zie ‘Hoe loopt het?” Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij corporatie en gemeente Almere. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in Almere Haven. Financiering Aankoop van panden en onrendabele top wordt gedragen door de corporatie. De financiering van theater en filmhuis geschiedt door de gemeente. Achtergrond Wijk Almere Haven is het oudste stadsdeel van Almere. Gestart als beoogd winkelcentrum voor heel Almere, gaandeweg teruggebracht naar een winkelcentrum op wijkniveau die sterke concurrentie ondervindt van het nieuwe stadshart in Almere Stad. Haven is binnen Almere het minst welvarende deel, met een relatief hoog aandeel huishoudens met een laag inkomen. Kader Het project past binnen de trend om leegstand en verloedering tegen te gaan door de komst van creatievelingen op een locatie te stimuleren. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie ook projectomschrijvingen van Dordrecht, Vleeshouwersstraat (1.4) en Neighbourhood Corporation Enschede (1.7) in dit rapport. Contactgegevens De Alliantie Flevoland, Gebouw ‘Corrosia’, Markt 1, Almere-Haven, Postbus 90, 1300 AB Enschede 036-547 59 04. Contactpersoon: Han Leurink.
60
Economische initiatieven in stadswijken
1.7
Opkopen vastgoed Javastraat Categorie
Gebiedsgericht fysiek: Opkopen en herbestemmen vastgoed. Tevens: gebiedsgericht niet-fysiek: tegengaan overlastgevende functies, uitsterfbeleid
Locatie
Indische Buurt Amsterdam
Start project
2005
Looptijd
Einddatum niet bekend
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemer
De Alliantie Amsterdam, Ymere, Eigen Haard
Overige partijen
Stadsdeel Zeeburg
Het project De Alliantie Amsterdam, Ymere en Eigen Haard hebben de herstructurering van de Indische Buurt ter hand genomen en investeren de komende jaren fors in de vernieuwing en verbetering van de woningvoorraad in de Indische Buurt. Ze doen dit samen met onder meer het stadsdeel. Midden in de Indische Buurt ligt de Javastraat als kloppende winkelhart. Hier zijn veel allochtone groenteboertjes, kruideniers en belwinkels gevestigd. Met name het laatste segment trekt veel dubieuze klanten aan. De betrokken partijen zijn van mening dat de herstructurering niet alleen tot uitdrukking moet komen in wonen en openbaar gebied, ook het winkelaanbod moet worden geüpgraded. Door vrijkomende winkelpanden aan te kopen hopen de partijen meer invloed te krijgen op de vestiging het type ondernemer in de straat. Lessen Een gesprek met winkelstraatmanager Javastraat Anne Stein leert dat het niet zelden lastig is om vrijkomende panden in particulier bezit te verwerven. Vaak verwisselen ze van eigenaar of huurder zonder dat dat naar buiten wordt gebracht. Aanpak Doelstelling Door het aankopen van vrijkomende winkelpanden in één van de beeldbepalende winkelstraten van de Indische Buurt wordt getracht de vestiging van meer aansprekende winkels te beïnvloeden. Dit moet een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de Indische Buurt. Hoe loopt het? Het project is recent gestart en er zijn enkele winkelpanden aangekocht. Bijgesteld? Vooralsnog niet. Resultaat? Project is nog niet afgerond. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij de corporatie die de panden opkoopt. Schaalniveau Het project wordt in een winkelstraat in de Indische Buurt toegepast, maar kan in principe op elke winkelstraat of -centrum worden toegepast.
61
Economische initiatieven in stadswijken
Financiering De kosten worden geheel door corporatie die een pand opkoopt gedragen. Achtergrond Wijk De Indische Buurt is een vooroorlogse wijk in het stadsdeel Zeeburg in Amsterdam Oost. Het woningbestand wordt gekenmerkt door etagewoningen (vier hoog) die ontsloten worden door een gemeenschappelijk trappenhuis. De wijk is een doorsnee achterstandswijk met een relatief hoog percentage allochtone en laagopgeleide huishoudens. Binnen de buurt is de Javastraat de belangrijkste winkelstraat. Kader Het project past in een bredere aanpak van de Indische Buurt, waar o.m. ook een promotieplan voor de wijk en de herintroductie van woonwinkelpanden toebehoort (zie ‘Gerelateerde initiatieven en/of dossiers’). Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie ook projectomschrijvingen ‘Kleine bedrijfspanden Indische Buurt (1.1) en Buurtpromotie Indische Buurt (2.1) in dit rapport. Contactgegevens De Alliantie Amsterdam, postbus 95202, 1090 HE Amsterdam, 035- 528 07 80 www.de-alliantie.nl Ymere, postbus 2412 1000 CK, Amsterdam 020 494 63 00, www.ymere.nl, contactpersoon: Joop te Brink,
[email protected] Eigen Haard, Strekkerweg 75, 1033 DA Amsterdam, 020 – 6180909, www.eigenhaard.nl
62
Economische initiatieven in stadswijken
1.8
Neighbourhood Corporation Enschede Categorie
Gebiedsgericht fysiek: opkopen en herbestemmen vastgoed
Locatie
Enschede, wijk Velve-Lindenhof
Start project
2001
Looptijd
Geen einddatum bekend
Procesfase
Uitvoering (aankoopfase vastgoed is voltooid, herbestemming moet in veel gevallen nog worden gerealiseerd)
Initiatiefnemer
Neighbourhood Corporation Enschede
Overige partijen
De Woonplaats, R.K. Woningstichting Ons Huis, Stichting Stedelijk Wonen, Gemeente Enschede (tot 0102-2007), Domijn (per 01-02-2007)
Het project De NCE is een in 2001 opgerichte Wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM) met als betrokken partijen de gemeente, woningcorporaties de Woonplaats en Ons Huis. Domijn komt daar in 2007 bij, de gemeente trekt zich dan terug. Het doel van de NCE is om panden van waaruit overlast wordt veroorzaakt op te kopen. De panden worden vervolgens opgeknapt en verhuurd. Op deze manier fungeert de NCE als een instrument ter bevordering van een nieuwe economische structuur en een verbeterde leefbaarheid in de buurt. Lessen De NCE heeft sinds 2001 een groot aantal panden met overlastgevende functies aangekocht. Ze heeft een flat, diverse winkelpanden en woonwerkwoningen in haar beheer, met name in de Lipperkerkstraat. De NCE werd tot begin 2006 gevoed vanuit de verschillende partners en de uitvoering lag bij twee mensen, namelijk de directeur en een administratief medewerker van de NCE. De NCE bleek na de aankopen echter te klein om alle vastgoed effectief te kunnen beheren. De administratie was verdeeld over de verschillende partijen. Waar behoefte aan was, was een organisatie die de administratie kon overnemen en ervaring had met contracten e.d. Die is gevonden in de Stichting Stedelijk Wonen. Deze stichting is actief in de stedelijke vernieuwing en heeft ervaring met het opkopen van vastgoed waarin overlastgevende functies zijn gevestigd. De NCE is niet ondergebracht bij Stedelijk Wonen, ze voert alleen het beheer van de panden uit. Stedelijk Wonen is sinds 1 januari 2006 voor 50% in handen van De Woonplaats (partner in NCE), dus deze constructie was vanuit financieel oogpunt aantrekkelijk. Voor sommige panden is reeds een nieuwe bestemming gevonden, maar voor veel panden nog niet. Een duidelijke toekomstvisie ontbrak in de voormalige organisatorische structuur. Interim-directeur Peter Winterman (De Woonplaats) is sinds het voorjaar van 2006 gedetacheerd bij de NCE. De gemeente heeft in overleg met de NCE een ontwikkelingsvisie voor de Lipperkerkstraat opgesteld. Nu wordt het traject gestart om voor de panden een bestemming te vinden die aansluit bij de toekomstvisie. Aanpak Doelstelling Het terugdringen van het aantal overlastgevende functies in de Lipperkerkstraat en de directe omgeving van deze straat door het aankopen van vastgoed en daar een herbestemming voor te realiseren. 63
Economische initiatieven in stadswijken
Hoe loopt het? De NCE heeft veel panden met een overlastgevende functie aangekocht. Op dit moment moet voor veel panden nog een herbestemming gevonden worden. Het project is tijdelijk gestagneerd omdat een duidelijke toekomstvisie ontbrak. Daar wordt momenteel aan gewerkt. Bijgesteld? Om dit moment maakt de NCE gebruik van de kennis en ervaring van Stichting Stedelijk Wonen. Kennis van beheer was in de toenmalige kleine projectorganisatie onvoldoende aanwezig. Ook ontbrak het aan een toekomstvisie voor de opgekochte panden. Daar wordt nu door een interim-directeur aan gewerkt. Resultaat? Project is nog niet afgerond. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij de Neighbourhood Corporation Enschede. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in de wijk Velve-Lindenhof en concentreert zich op buurtniveau: de Lipperkerkstraat staat centraal. Het project is onderdeel van het deelplan Velve-Lindenhof. Een deelplan dat op haar beurt weer voortvloeit uit de door de Enschedese gemeenteraad opgestelde wijkvisie ter revitalisering van de VelveLindenhof en de omliggende wijken ’t Ribbelt, Schreurserve en (Park) Stokhorst. Financiering De vier betrokken partijen hebben ieder € 170.000 in de NCE geïnvesteerd. Het werkkapitaal is ruim elf miljoen euro. Het geld dat nodig is voor de aankoop van de panden, wordt tegen gunstige voorwaarden bij de Rabobank geleend. De gemeente staat garant voor dit kapitaal. In het kader van het Innovatie Programma Stedelijke Vernieuwing (IPSV) draagt het ministerie van VROM met een subsidie van €1.602.000 eveneens financieel bij aan het project. Achtergrond Wijk De Lipperkerkstraat, die dwars door de wijk loopt, is één van de oudste straten van Enschede. De straat staat binnen Enschede bekend om zijn criminaliteit en heeft een overwegend smal profiel met kleine woningen van het type twee-onder-één-kap. De parkeerdruk is groot. De Lipperkerkstraat ligt in de wijk Velve-Lindenhof. Deze wijk ligt ten oosten van de binnenstad van Enschede en wordt ervaren als een volksbuurt. Een deel van de wijk is in de jaren tachtig vernieuwd. Door gevelrenovaties, de aanleg van woonerven en ingrepen ten tijde van de stadsvernieuwing heeft de buurt haar oorspronkelijke tuinstedelijke karakter grotendeels verloren. Direct na de Tweede Wereldoorlog is begonnen met de bouw van het ‘Nieuwe Velve’ tussen het oude Velve en het Lindenhof. Het Nieuwe Velve bestaat uit rijtjeshuizen, de ene helft in baksteen met pannendaken, de andere helft zijn Airey-woningen (systeembouw). (Bron: www.kei-centrum.nl). Kader Zie tekst bij ‘relatie met andere schaalniveaus’.
64
Economische initiatieven in stadswijken
Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie projectbeschrijving Wijk Ontwikkelings Maatschappij Rotterdam (WOM) in dit rapport. Contactgegevens NCE, contactpersoon: interim-directeur Peter Winterman:
[email protected], 053 – 4757575.
65
Economische initiatieven in stadswijken
1.9
WOM Rotterdam Categorie
Gebiedsgericht fysiek: opkopen en herbestemmen vastgoed
Locatie
Hoofdzakelijk Rotterdam, meerdere gebieden
Start project
1990
Looptijd
Geen einddatum
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemer
Stichting Wijkontwikkelingsmaatschappij Rotterdam, WOM vastgoed BV
Overige partijen
Gemeente Rotterdam, politie, OBR
Het project De Stichting Wijkontwikkelingsmaatschappij en de WOM vastgoed BV zijn in 1995 in Rotterdam opgericht en hebben tot doel om in een goede samenwerking de sociaaleconomische structuur van gebieden in de stad te versterken. De stichting voert gebiedsanalyses uit, stelt plannen op en gaat aan de slag in de wijk. De bv is opgericht voor de aankoop en het beheer van het vastgoed in de desbetreffende wijken en gebieden. Lessen De WOM Rotterdam is opgesplitst in een stichting en een bv voor het vastgoed. De bv wordt ingezet als men het nodig acht om vastgoed aan te kopen. De stichting geeft de opdracht. Vaak zijn de panden op den duur weer verkocht en zorgt de WOM voor een huurder. Eventuele tekorten die ontstaan omdat een ingroeihuur tijdelijk gewenst is, worden door de stichting betaald. De bv heeft enekele vaste medewerkers in dienst voor de administratie. De stichting heeft alleen een directeur en secretaresse in vaste dienst. De projectleiders worden op freelancebasis ingezet en werken voor een deel vanuit eigen huis c.q. kantoor. Dit drukt de kosten van de overhead enorm. Een transformatie bewerkstelligen is een langdurig proces, in het geval van de Witte de With (zie ‘hoe loopt het?’) kon men pas na circa 5-6 jaar zeggen dat de inspanningen een werkelijke transformatie teweeg brachten. Belangrijk zijn: een realistische en toch ambitieuze visie, een integrale uitvoering die lange tijd consequent wordt volgehouden en invloed op het vastgoed. Aanpak Doelstelling De sociaal-economische structuur in een gebied versterken, mede door het aankopen van vastgoed en/of het aangaan van langlopende huurcontracten om grip op het vastgoed te houden. Hoe loopt het? De wijkontwikkelingsmaatschappij is begin jaren negentig gestart met de aanpak van de Witte de Withstraat. In die tijd was het een straat met minder gewenste bedrijvigheid, zoals illegale gokhuizen en prostitutie. Bewoners klaagden over overlast. De idee van een cultuurboulevard, die het Maritiem Museum aan de ene zijde van de Witte de With verbond met het museum Boymans van Beuningen aan de andere zijde, was een idee dat eens door de gemeente geopperd was en nu werd opgepakt. Doel was om culturele initiatieven, zoals musea en galeries en bijpassende horeca in de straat gevestigd te krijgen. Om dit te realiseren moest een groot deel van de bestaande bedrijvigheid verdwijnen. De eerste stap tot verandering was het in kaart brengen van de bedrijvigheid die er bij aanvang zat: wat gebeurt er in de 66
Economische initiatieven in stadswijken
panden en wie zijn de eigenaren? Om hier achter te komen werd nauw samengewerkt met gemeente en politie. Sommige eigenaren werden uitgekocht, anderen besloten mee te werken nadat minder frisse bedrijvigheid door de politie onmogelijk werd gemaakt. Dit was een langzaam proces dat pand voor pand vorderde. Nieuw aangetrokken winkeliers werden in de overgangsfase soms ondersteund, bijvoorbeeld met een schappelijke huur. Sommige ondernemers met goede ideeën hadden te weinig geld of ervaring om een idee uit te voeren. De WOM heeft samenwerking gezocht met andere partijen om de mogelijkheden te onderzoeken om deze initiatieven te realiseren. Na circa 5-6 jaar werd duidelijk dat de omslag daadwerkelijk zou gaan lukken. Nu, meer dan vijftien jaar later, geldt de Witte de With in Nederland als het voorbeeld van een geslaagde transformatie van een gebied middels de inzet van een wijkontwikkelingsmaatschappij. Inmiddels stelt de WOM, meestal in opdracht van deelgemeenten, plannen voor andere straten en gebieden in Rotterdam op en heeft ze onlangs een uitvoeringsopdracht gekregen voor het nabijgelegen Schiedam. Per gebied wordt een projectleider aangesteld die de omgeving zeer goed kent en de verschillende partijen die nodig zijn om een plan uit te voeren aan tafel te krijgen. Bijgesteld? Resultaat? Zie ‘Hoe loopt het’ voor de transformatie van de Rotterdamse Witte de Withstraat. De WOM opereert ook nog in andere gebieden in Rotterdam. Een voorbeeld daarvan is de West-Kruiskade, eveneens in het centrum gelegen. Daar blijkt het vooralsnog lastig om een transformatie van de grond te krijgen. Dit heeft deels te maken met het feit dat veel horeca in de straat ’s avonds de deuren sluit (eettentjes) Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij de Stichting Wijkontwikkelingsmaatschappij en de WOM Vastgoed BV. Schaalniveau De WOM opereert op het schaalniveau van straten en gebieden, de gebieden zijn kleiner dan wat doorgaans als een buurt wordt beschouwd. Financiering Bij de start van de WOM kreeg het van de gemeente Rotterdam een subsidie van 3 miljoen gulden mee. Inmiddels ontvangt de stichting een structurele subsidie van 400.000 euro per jaar. Dit zal minder worden, de gemeente wil bezuinigen. De opdrachtgevers betalen voor de diensten van de stichting, de vier ton wordt besteed om de stichting zelf draaiende te houden. Nu de gemeente haar subsidie zal verminderen verlegt de stichting haar grenzen en staat open voor advies aan andere gemeenten. In Schiedam is ze reeds met een aanpak gestart. Achtergrond Wijk De WOM Rotterdam opereert in verschillende wijken in Rotterdam. Kader De Wijkontwikkelingsmaatschappij, in dit geval opgesplitst in een stichting die beleid maakt en uitvoert en een bv voor het vastgoed, is een instrument om de sociaaleconomische positie van een gebied te versterken. Het is een instrument dat sinds
67
Economische initiatieven in stadswijken
het succes van de Witte de With vaker in Nederland wordt toegepast (zie ook projectbeschrijving Neighbourhood Corporation Enschede (NCE) in dit rapport). Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie projectbeschrijving Neighbourhood Corporation Enschede (NCE) in dit rapport. Contactgegevens WOM Rotterdam, Baan 6, 3011 CB Rotterdam, 010 – 4149971 www.womrotterdam.nl contactpersoon: George Müller, directeur
68
Economische initiatieven in stadswijken
1.10
Nieuwe Mark (voorheen: ‘Daar bij de waterkant’ ) Categorie
Gebiedsgericht fysiek: aanleg waterpartij
Locatie
Breda, westflank stadscentrum
Start project
1999
Looptijd
7 jaar voor fase 1 en 2 (gereed in 2008)
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemer
Gemeente Breda
Overige partijen
Delta Ontwikkelingsgroep, Slokker, Wbv Laurentius, HEJA
Het project: Om de entree naar het centrum van Breda te verbeteren heeft de gemeente Breda de flanken van de stad aangepakt. De oostflank moest groener worden. Via de westzijde wilde de gemeente de binnenstad een impuls geven door het water weer terug in de stad te brengen. Via het project ‘Nieuwe Mark’ wordt een eerder gedempte haven weer vrijgemaakt en de waterloop van de Mark vergroot. Hierdoor worden de reeds bestaande zuid- en noordsingel met elkaar verbonden. Het project kent drie fasen. In de eerste fase wordt de gedempte haven weer vrijgemaakt. In de tweede fase wordt de waterloop, voor zover het niet het Bredase defensieterrein (Seeligterrein) betreft, aangelegd. De derde fase betreft de verdere aanleg van de waterloop over het ‘Seeligterrein’. Daar defensie zelf plannen heeft voor een nieuwe inrichting van het terrein, maar hier nog geen besluit over is genomen, zijn de plannen om de waterloop daar uit te graven (nodig om de Nieuwe Mark geheel op de noord- en zuidsingel te laten aansluiten) nog niet erg concreet. Lessen Technisch: Het aantal kabels en leidingen dat verlegd moet worden om water in de stad te realiseren is vaak erg groot. Breda heeft dit probleem enigszins ondervangen door het water op bepaalde plekken maar één meter onder het maaiveld door te laten lopen. In de eerste instantie was een diepte van 2,5 meter gepland, maar dan had het riool verplaatst moeten worden. Deze kan nu voorlopig blijven liggen en dat scheelt aanzienlijk in de kosten. Kosten: Breda is geconfronteerd met een aanzienlijk hogere kostenpost dat in de eerste instantie was beraamd. Het proces om het water op een bepaalde locatie terug te brengen is niet zelden technisch erg complex. De plannen voor de inrichting van de westflank zonder water waren beraamd op 16 miljoen euro. De inrichting met het water kost circa 29,5 miljoen euro voor fase 1 en 2. Proces: Breda heeft geprobeerd de economische spin-off die het water de stad naar verwachting zal gaan brengen in beeld te brengen. De gemeente heeft een stedenbouwkundig bureau de opdracht gegeven uit te zoeken wat de economische effecten zijn. De conclusie die getrokken kon worden is dat de bestedingen in de binnenstad met circa 26 miljoen euro per jaar kunnen toenemen en er komen 325 nieuwe arbeidsplaatsen in de detailhandel en de horeca bij. Natuurlijk zijn dit geen conclusies die echt hard kunnen worden gemaakt. Wel heeft dit rapport ervoor gezorgd dat sommige partijen die betrokken zijn bij het proces maar hun twijfels hadden, over de streep zijn getrokken. (Bron: VROM) 69
Economische initiatieven in stadswijken
Economie: Breda hoopt met het project de economie een impuls te geven. Door de verminderde bereikbaarheid die de werkzaamheden met zich meebrengen, zijn een aantal bestaande bedrijven op die locatie weggetrokken. Volgens projectleider Dirk Oudshoorn was dit echter voorzien. Er is hier dus deels sprake van vervanging van bedrijvigheid. Aanpak Doelstelling (voor aanvang) Water terugbrengen aan de westzijde van het stadscentrum met als doel de binnenstad aantrekkelijker te maken en economisch een impuls te geven. Hoe loopt het? Het project bevindt zich nu in de uitvoeringsfase. De gedempte haven zal, als alles volgens plan verloopt, in juni 2007 in ere zijn hersteld. Aansluitend zal worden gewerkt aan de nieuwe waterloop. Bijgesteld? Zoals eerder vermeld vielen de kosten die met het project gemoeid zijn tegen. Na uitvoering van verschillende onderzoeken zijn de kosten voor de inrichting van het gebied met water geschat op circa 36 miljoen euro. Door een aantal besparende maatregelen (zie ook ‘lessen’) is dit bedrag teruggebracht tot circa 29,5 miljoen euro. Resultaat? In juni 2007 moet de haven, inclusief de aanliggende openbare ruimte gereed zijn. Direct daarna start het grote werk op de Markendaalseweg. De aanleg van de nieuwe rivier moet, voor zover die niet over het terrein van defensie loopt, in 2008 gereed zijn. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij gemeente Schaalniveau/relatie met andere schaalniveaus Project wordt uitgevoerd in het stadscentrum. De gemeente hoopt echter dat het initiatief een positief effect op de gehele stad zal hebben. Financiering (beknopt) De kosten worden voor het grootste gedeelte door de gemeente Breda gedragen (circa 90 procent) Overige financiers: VROM (Maatwerk-subsidie), EU. Achtergrond Wijk De westflank van het stadscentrum is momenteel sterk gericht op de zakelijke dienstverlening, de inrichting van de openbare ruimte is gericht op verkeer en parkeren. Een groot deel van de ruimte heeft buiten kantoortijden nauwelijks een functie voor de stad. Kader Een herwaardering voor het water in de (binnen)stad is in meer Nederlandse steden zichtbaar, zoals ook in Den Bosch (project ‘Verstrekt Den Bosch), Drachten (Drachtstervaartproject) of Dordrecht (zie projectbeschrijving 1.5 ‘Integrale aanpak Vleeshouwersstraat onder het kopje ’wijk’.)
70
Economische initiatieven in stadswijken
Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie kopje ‘kader’ hierboven en de brochure ‘Water als economische impuls, kansen kosten en complicaties’, van het ministerie van VROM. Te downloaden via www.vrom.nl Contactgegevens Gemeente Breda, Dienst RME-projectmanagement. Contactpersoon: Dirk Oudshoorn, 076-5293926,
[email protected]
71
Economische initiatieven in stadswijken
1.11
Museum in Bedrijf Categorie
Gebiedsgericht fysiek en niet fysiek: trekker van de wijk
Locatie
Mommerskwartier, Tilburg
Start project
1999
Looptijd
Geen einddatum bekend
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemers
Textielmuseum Tilburg
Overige partijen
Mondriaan Stichting, provincie Noord-Brabant, VROM (IPSV-subsidie)
Het project Het Tilburgse Textielmuseum heeft het concept ‘museum in bedrijf’ eind jaren negetig bedacht en ingevoerd. Dit concept heeft geresulteerd in een museum met een mix van functies. Niet aleen kunnen bezoekers er terecht om te leren over de textielindustrie van weleer en de textielontwerpen van nu. Kunstenaars en ontwerpers kunnen er experimenteren en worden gevraagd om textiele objecten te maken voor de museumcollectie. Bedrijven en verenigingen laten de machines van het museum kleinschalige producties uitvoeren en het museum biedt onderdak aan startende ondernemers uit de textielindustrie. Ook organiseert het Textielmuseum masterclasses met beroemde ontwerpers uit de hele wereld. De organisatie werkt zo samen met de gemeente en galeries uit de wijk aan een museumkwartier. Lessen Het project leert om de sterke elementen, in dit geval een museum, in een wijk ten volle te benutten. Economische functies worden verknoopt met het traditionele concept van een museum. Op wijkniveau zorgt dit voor meer levendigheid en bedrijvigheid in de wijk. Het museum hoopt door deze aanpak eveneens meer kunstenaars en ontwerpers naar de wijk te trekken. Wat de aanpak reeds leert is dat het verstandig is om bij een project als deze, met een lange doorlooptijd, het proces op te knippen en met het beschikbare geld te realiseren wat mogelijk is. Ook al wordt daarmee het einddoel nog niet behaald. Dit kan namelijk ook weer nieuwe geldstromen genereren. Door de werkateliers en het textiellab reeds te realiseren heeft het museum sponsoren (als de sponsor van de hoofdentree) warm kunnen maken voor het concept. Ook het eigen personeel via deze werkwijze gemotiveerd. Aanpak Doelstelling Het realiseren van een museum met een mix van functies. Het Textielmuseum wil niet alleen een museum zijn waar bezoekers terechtkunnen voor informatie over textielnijverheid en textiele ontwerpen van nu, maar wil ook een plek zijn waar kunstenaars en ontwerpers aan hun trekken komen en waar textiele bedrijven een goede huisvestingsplek vinden. Ook wil het museum nadrukkelijk een onderwijsfunctie vervullen, niet alleen voor scholen uit de regio maar ook voor internationale textieltalenten. Het museum wil dé Europese werkplaats voor textiel worden en organiseert daarom sinds 2005 masterclasses met bekende textielontwerpers, bedoeld voor jong talent. Het streven van het museum is daarnaast om een bedrijfsverzamelgebouw van 2300m2 te creëren waar plek is voor 12 textielgerelateerde bedrijven. Het doel: samen met de gemeente, een nabij gelegen museum (De Pont) en galeries uit de buurt een kunst/museumkwartier 72
Economische initiatieven in stadswijken
realiseren. Door deze aanpak hoopt het museum haar bezoekersaantal te kunnen verhogen van 50.000 naar 80.000 (in 2008). Hoe loopt het? Inmiddels zijn er 4 textielateliers gerealiseerd: op het complex hebben zich onder meer een tassenmaker en een mode-ontwerper gevestigd. Het museum heeft zelf een museumwinkel en een grand café gerealiseerd. Dit jaar zal ook de entree worden aangepast middels de komst van een nieuw entreegebouw. Het Textiellab, waar kleine opdrachten voor bedrijven en verenigingen worden uitgevoerd en waar stagaires en ontwerpers terechtkunnen, is sinds 2005 in bedrijf. De eerste masterclasses zijn met succes georganiseerd en met omliggende galeries en de bedrijfjes op het complex is inmiddels een eerste textielweekend gehouden waar enkele duizenden bezoekers op afkwamen. Dit zal een jaarlijks terugkerend evenement worden. Bijgesteld? Toen de IPSV-subsidie in 2001 was aangevraagd en toekend, had het museum de ambitie om in 2005 het verhoogde bezoekersaantal van 80.000, het nieuwe entreegebouw en het zijn van een Europese werkplaats voor textiel gerealiseerd te hebben. Het museum heeft uitstel tot 2008 gekregen om de subsidie defintief toegekend te krijgen. Ondanks dat de ontwikkeling richting de nagestreefde doelen succesvol verloopt, blijkt het proces haar eigen tijdspanne te kennen. Zo is het bijvoorbeeld lastig om op dit moment meer dan 4 textielateliers te realiseren, omdat deze moeten komen in een pand waar nu nog een dans- en muziekschool gevestigd is. Deze school zal waarschijnlijk in 2007 geheel verhuisd zijn, waarna het aantal ateliers verder kan wordne uitgebreid. Resultaat? Zie ‘hoe loopt het’ en ‘bijgesteld’. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij Textielmuseum Tilburg Schaalniveau De activiteiten van het textielmuseum hebben zowel uitstaling op het niveau van de wijk (Mommerskwartier als museumkwartier, stimulatie bedrijvigheid in de wijk) als op regionaal, landelijk (museumbezoek, cursussen en bezoek van scholen) en internationaal niveau (masterclasses, Europese werkplaats voor Textiel). Financiering Naast financiering uit eigen middelen heeft het museum in 2001 een IPSV-subsidie van het Ministerie van VROM van ruim 2,2 mln euro ontvangen om het concept van een museum in bedrijf verder te brengen. Daarnaast ontvangt ze o.m. jaarlijks subsidies van de Mondriaan Stichting (50.000 euro) en de Provincie Noord-Brabant (20.000) om kunstenaars textiele objecten voor de museumcollectie te laten maken. Voor het nieuwe entreegebouw heeft het museum een sponsor gevonden (Audax). Achtergrond Wijk Het museum ligt in de Tilburgse wijk Oud-Noord.
73
Economische initiatieven in stadswijken
Projecten gebiedsgericht niet-fysiek
74
Economische initiatieven in stadswijken
2.1
Buurtpromotie Indische Buurt Categorie
Gebiedsgericht niet-fysiek: imagoverbetering via activiteiten en voorlichting
Locatie
Amsterdam, Indische Buurt
Start project
2003
Looptijd
Vooralsnog tot december 2006
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemer
Stadsdeel Zeeburg
Overige partijen
Centrale stad (dienst EZ), De Alliantie Amsterdam, EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling)
Het project Met dit project moet de Indische Buurt op een positieve manier worden gepromoot, waardoor de aantrekkelijkheid voor zowel bewoners als ondernemers wordt vergroot. Om dit te bereiken is er een promotieplan opgesteld en worden vanuit dit plan allerlei activiteiten in de buurt georganiseerd. Ook wordt met dit project gepoogd de organisatiegraad onder bewoners en ondernemers te vergroten. Lessen Volgens projectleidster Marije van Wees is sterk ingezet op het verhogen van de organisatiegraad onder bewoners en ondernemers. Niet alleen om de betrokkenheid bij de buurt gedurende dit project te vergroten, maar ook om de voortgang na afloop van het project te kunnen waarborgen, mocht een vervolg er onverhoopts niet komen. Dit is voor wat betreft een aantal activiteiten gelukt, zo wordt sinds 2003 de Javacup (voetbalwedstrijd) bijna zonder hulp van het stadsdeel georganiseerd. Ook is er inmiddels een ondernemersvereniging, alhoewel de activiteiten die daaruit voortkomen beperkt zijn. Aanpak Doelstelling Het doel van het project is het ontwikkelen van een positief imago om bedrijven en investeerders aan te kunnen trekken en om de mutatiegraad onder de zittende bewoners te verlagen. Hoe loopt het? De uitvoering is in handen van het stadsdeel. Zij organiseert sinds 2003 tal van activiteiten om de Indische Buurt te promoten. Sommige initiatieven keren inmiddels jaarlijks terug. Een greep uit de activiteiten: een etalagewedstrijd onder ondernemers, het wereldwijkfestival, de Javacup, een lagerhuis, een atelierroute en een boekenmarkt. Bijgesteld? Niet bekend Resultaat? Volgens het stadsdeel is de organisatiegraad onder bewoners en ondernemers in de afgelopen jaren verhoogd en heeft het project hier aan bijgedragen. Waren er volgens projectleidster Marije van Wees een aantal jaren geleden nauwelijks initiatieven of activiteiten die vanuit bewoners en/of ondernemers werden georganiseerd, inmiddels is dit wel het geval. In hoeverre de doelstellingen met betrekking tot het imago en de mutatiegraad zijn gehaald, is niet bekend. Inmiddels nadert het einde van de looptijd van de subsidie. Om een continuering van het 75
Economische initiatieven in stadswijken
project te realiseren wordt wederom een subsidie uit EFRO aangevraagd. Of die er daadwerkelijk komt is de vraag, daar de criteria sterk zijn gewijzigd (meer inzet op kenniseconomie dan op armoedebestrijding). Als dit niet lukt, wordt geprobeerd via andere kanalen middelen vrij te maken.
‘
Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Hoofdzakelijk bij Stadsdeel Zeeburg, waar de projectleider werkzaam is. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in de Indische Buurt en valt als initiatief onder de aanpak van Groot Oost, dat eveneens voor een deel met Europees geld wordt gefinancierd. Financiering Het project wordt gefinancierd via een subsidie uit het EFRO (€160.000) en met bijdragen van de gemeente Amsterdam (€138.750), het stadsdeel (€138.750) en De Alliantie Amsterdam (€62.500) Achtergrond Wijk De Indische Buurt is een vooroorlogse wijk in het stadsdeel Zeeburg in Amsterdam Oost. Het woningbestand wordt gekenmerkt door etagewoningen (vier hoog) die ontsloten worden door een gemeenschappelijk trappenhuis. De wijk kent met een relatief hoog percentage allochtone en laagopgeleide huishoudens. Binnen de buurt is de Javastraat de belangrijkste winkelstraat. Kader Dit project valt onder de vlag van de aanpak van Groot Oost. Groot Oost bestaat uit een aantal buurten binnen de stadsdelen Oost/Watergraafsmeer, Zeeburg en Amsterdam-Centrum waar de Europese Commissie €21 miljoen voor beschikbaar heeft gesteld (Doelstellingen 2). Samen met andere middelen is een totale investeringsimpuls van €60 miljoen voor dit gebied beschikbaar. Het project Buurtpromotie Indische Buurt valt onder maatregel 2.2: “Stedelijke uitstraling en informatie- en kennisnetwerken”. Binnen deze maatregel worden projecten ondersteund die tot doel hebben Groot Oost beter te profileren en netwerken op te bouwen met andere gebieden/steden om op die wijze via ervaringsuitwisselingen elkaar te ondersteunen bij de beleidsvorming. Het dient een bijdrage te leveren aan de promotie van het gebied, de ontplooiing van nieuwe economische initiatieven en het zelfbewustzijn van bewoners. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers In de Indische Buurt zijn meerdere initiatieven genomen gericht op de stimulering van de economie op wijkniveau. In dit rapport zijn deze initiatieven terug te vinden (zie ook ‘ Herintroductie kleine woonwinkelpanden Indische buurt en ‘ Opkopen vastgoed Javastraat). Contactgegevens Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zeeburg. Contactpersoon: Marije van Wees, projectleider Buurtpromotie Indische Buurt 020 608 0711,
[email protected]
76
Economische initiatieven in stadswijken
2.2
Bedrijfsstimuleringsregeling Zeeburg Categorie
Gebiedsgericht niet-fysiek: stimuleringsregeling
Locatie
Amsterdam, Stadsdeel Zeeburg, Indische Buurt
Start project
2002
Looptijd
2005, inmiddels is een vernieuwde BSR gestart
Procesfase
Uitvoering vernieuwde regeling
Initiatiefnemer
Stadsdeel Zeeburg, Amsterdam
Overige partijen
-
Het project De Bedrijfsstimuleringsregeling moet, in het kader van de stedelijke vernieuwing, ondernemers in de eerste plaats stimuleren om te investeren in hun bedrijf en de bedrijfshuisvesting. Hier voorziet de regeling in door maximaal 40 procent van een fysieke investering in het bedrijfspand te subsidiëren. Daarnaast kunnen eigenaren van panden in aanmerking komen voor subsidie als hun pand leegstaat en ze voornemens zijn om er een ondernemer in de plaatsen die past binnen het brancheplan voor de Javastraat en de Ruimtelijk Economische Structuurvisie (RES) voor de Indische Buurt. Ook herbergt de regeling een huurvergoeding als de verhuurder en huurder/ondernemer een instaphuur overeenkomen. Tenslotte kunnen bedrijven die niet passen binnen de gewenste bedrijvigheid zoals die is vastgelegd in het brancheplan voor de Javastraat of de RES een subsidie krijgen als ze vertrekken. Lessen Volgens winkelstraatmanager Anne Stein van het Stadsdeel Zeeburg is met name de investeringssubsidie een groot succes. Al het geld wat voor de BSR beschikbaar was, is gebruikt. Wel blijkt het, ondanks de subsidieregelingen die ongewenste bedrijvigheid tegen moeten gaan, lastig om dit op grote schaal te realiseren. De winkelpanden in en om de Javastraat zijn voor het grootste gedeelte particulier bezit. In samenspraak met het Stadsdeel Zeeburg zijn enkele corporaties nu begonnen met het opkopen van vastgoed om het type bedrijvigheid beter te kunnen sturen. (zie ook 1.7: ‘Opkopen vastgoed Javastraat’ in dit rapport). Aanpak Doelstelling De BSR Zeeburg moet een goed instrument zijn voor het Stadsdeel om haar (economische) beleidsdoelen op het vlak van de stedelijke vernieuwing te realiseren. De BSR Zeeburg is een instrument dat de concurrentiekracht van het lokale bedrijfsleven (MKB) moet versterken en het ondernemerschap moet stimuleren. Ook is de BSR een instrument dat de uitstraling van de bedrijvigheid naar de buurt moet verbeteren. (Bron: Bedrijfsstimuleringsregeling Zeeburg, versie 5, juni 2002). Hoe loopt het? Met name de investeringssubsidie bleek erg succesvol. Het beschikbare budget (384.000 euro) van BSR-1 is geheel verbruikt. Ook de BSR-2 is bijna in zijn geheel aangesproken. Bijgesteld? In BSR-2 zijn investeringen die de veiligheid ten goede komen opgenomen, dit was in BSR-1 nog niet het geval (camera’s, rolluiken e.d. zijn in BSR-2 ook voor subsidie in aanmerking gekomen).
77
Economische initiatieven in stadswijken
Resultaat? Veel winkelpanden zijn verbeterd, de subsidie was dusdanig succesvol dat er in 2006 met BSR-2 een vervolg aan is gegeven. Deze subsidiepot is inmiddels vrijwel leeg. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij Stadsdeel Zeeburg. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in de Indische Buurt en maakt onderdeel uit van het programma dat voor Groot-Oost is geschreven om de sociale, economische en maatschappelijke leefbaarheid in dit gebied te vergroten. Groot Oost is een van de elf gebieden in Nederland waar de status ‘Doelstelling 2- Stedelijk Verval aan is toegekend door de Europese Commissie. Vanuit Europa is derhalve subsidie voor dit gebied beschikbaar (periode 2000-2006). Financiering De totale kosten voor alle in de BSR-1 opgenomen regelingen, het salaris van het projectmanagement en de promotie en publiciteit bedroegen tezamen 634.380 euro. (Stadsdeel Zeeburg: € 261.552, centrale stad € 162.552, EU € 210.276) Van de ondernemers wordt zowel voor BSR 1 als 2 een cofinanciering van 40 procent van de investeringskosten verwacht. Achtergrond Wijk De Indische Buurt is een vooroorlogse wijk in het Stadsdeel Zeeburg in Amsterdam Oost. Het woningbestand wordt gekenmerkt door etagewoningen (vier hoog) die ontsloten worden door een gemeenschappelijk trappenhuis. De wijk kent een relatief hoog percentage allochtone en laagopgeleide huishoudens. Binnen de buurt is de Javastraat de belangrijkste winkelstraat. Kader Dit initiatief kan worden geschaard onder de integrale aanpak van de Indische buurt en specifiek de Javastraat. Zie in dit kader ook de projecten ‘imagoverbetering’, ‘Herintroductie kleine woonwinkelpanden Indische Buurt’ (1.1) en ‘Opkopen vastgoed Javastraat’ (1.7) in dit rapport. De Indische Buurt is onderdeel van het gebied Groot Oost, een van de elf gebieden in Nederland waaraan de status ‘Doelstelling 2- Stedelijk Verval’ is toegekend door de Europese Commissie en waar vanuit de EU subsidie beschikbaar voor is. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie de projecten ‘Herintroductie kleine woonwinkelpanden Indische Buurt’ (1.1), ‘Opkopen vastgoed Javastraat’ (1.7) en ‘Buurtpromotie Indische Buurt’ (2.1) in dit rapport. Contactgegevens Stadsdeel Zeeburg, Postbus 380, 1000 AJ Amsterdam, 020 608 0711, contactpersoon: Anne Stein, winkelstraatmanager:
[email protected].
78
Economische initiatieven in stadswijken
Projecten persoonsgericht fysiek
79
Economische initiatieven in stadswijken
3.1
Leven in Roombeek Categorie
Persoongericht fysiek: diensten glasvezelnet
Locatie
Enschede, wijk Roombeek
Start project
Begin 2006
Looptijd
Circa 1 jaar
Procesfase
Realisatiefase
Initiatiefnemer
Corporaties De Woonplaats en Domijn, gemeente Enschede, zorgverzekeraar Menzis
Overige partijen
Casanet, InDialoog, IZIT, Livio, AriënsZorgpalet
Het project Leven in Roombeek wordt een digitale toegangspoort voor bewoners en ondernemers in de wijk Roombeek. Via het project Kenniswijk Roombeek was in deze wijk al veel geïnvesteerd in de aanleg van een glasvezelnet. Leven in Roombeek is een volgende stap om de digitale diensten voor wijkbewoners en ondernemers uit te breiden. Leven in Roombeek moet de sociale structuur het onderling contact tussen wijkbewoners versterken en het moet voor hen makkelijker worden om bepaalde diensten op het gebied van zorg, wonen en welzijn af te nemen. Lessen Op dit moment is het, omdat het project net is gestart, te vroeg om lessen uit het project te kunnen trekken. Op dit moment wordt hard gewerkt om te zorgen dat veel mensen in de wijk van het initiatief op de hoogte raken en wordt voorzien in een cursus om met deze digitale voorziening om te kunnen gaan. Overigens is gekozen voor toegang via de televisie om de participatie zo laagdrempelig als mogelijk te houden. Aanpak Doelstelling De verschillende partijen streven in dit project deels dezelfde doelen na, al zal het hoofdmotief om te participeren niet altijd dezelfde zijn. De Gemeente Enschede wil met Leven in Roombeek een digitaal loket voor een deel van haar diensten creëren. Daarnaast hoopt de gemeente, net als de corporaties, dat met het project de leefbaarheid in de wijk wordt vergroot; dat het bijdraagt aan een sterkere sociale cohesie en dat het leidt tot nieuwe buurtinitiatieven. Zorgverzekeraar Menzis ziet, overigens net als de gemeente, graag dat de nieuwe service bijdraagt aan de verkleining van de druk op de zorgvoorzieningen. Hoe loopt het? Het project kent een strakke planning. In de periode van 15 april t/m 15 juli 2006 zijn de applicaties nader uitgewerkt. In de tweede fase (15 juli-31 december) wordt de uitvoerende organisatie (redactie) opgetuigd, worden de pilots voorbereid en de bewoners verder geïnformeerd en voorbereid. Bijgesteld? Vooralsnog niet. Resultaat? Project is nog niet afgerond.
80
Economische initiatieven in stadswijken
Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij participerende partijen. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in de wijk Roombeek. Vooralsnog is niet bekend of het project ook in andere wijken zal worden gestart. Financiering De totale kosten voor het project worden geraamd op €320.000. De gemeente Enschede neemt €90.000 voor haar rekening, evenals de corporaties Domijn en De Woonplaats. Menzis draagt €20.000 euro bij, een aantal kleine zorgpartijen ook en InDialoog participeert in het initiatief voor €10.000. Achtergrond Wijk Roombeek is de wijk die na de vuurwerkramp volledig is verdwenen en ligt in het noorden van Enschede. Voordat op 13 mei 2000 de wijk van de kaart verdween, waren er al plannen om het omliggende terrein met fabriekspanden te herontwikkelen. Na de ramp is dit plan voor Groot-Roombeek aangepast en de woonwijk er in betrokken. De woonwijk wordt op dit moment opnieuw gebouwd. Ongeveer vijftig procent van de woningen wordt in particulier opdrachtgeverschap gerealiseerd. Kader Dit project is in Roombeek goed mogelijk omdat het voortborduurt op de fysieke structuur (glasvezelnet) die in het kader van ’Kenniswijk Roombeek’ al is aangelegd. Het faciliteren van zorgbehoevenden en hun mantelzorgers is één van de redenen voor zorgverzekeraar Menzis om in dit project te participeren. Gezien de toenemende druk op de zorg door met name de vergrijzing genieten dergelijke initiatieven in toenemende mate de belangstelling van zorgverzekeraars. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Contactgegevens Woningcorporatie De Woonplaats, Institutenweg 25, Postbus 23, 7500 AA Enschede 053-4757575. Contactpersoon: mw. Joke Bults:
[email protected].
81
Economische initiatieven in stadswijken
3.2
Vrouw en Vaart Categorie
Persoonsgericht fysiek: multifunctioneel centrum
Locatie
Amsterdam, grens Osdorp en Slotermeer
Start project
2003
Looptijd
Geen einddatum
Procesfase
Uitvoering (sinds 2003)
Initiatiefnemer
Stadsdeel, vrouwen uit Osdorp
Overige partijen
SEZO Maatschappelijke dienstverlening
Het project Vrouw en Vaart is een centrum voor en door vrouwen. Vrouwen kunnen in het centrum gebruikmaken van een aanbod aan activiteiten gericht op de versterking van de eigen positie, op ontmoeting, sport en ontspanning. Ook kunnen ze er zelf activiteiten aanbieden. Lessen Coördinatrice Joke Kop van Vrouw en Vaart vindt het belangrijk dat alle organisaties en mensen die activiteiten in het pand aanbieden onder de vlag van Vrouw en Vaart opereren. Ze staat niet toe dat men er eigen kantoortjes op na houdt. Volgens haar moet hier echt voor gewaakt worden. Ze is hier huiverig voor omdat dat voor sommige vrouwen drempelverhogend zou kunnen werken. Het centrum organiseert eens in de zes weken een gebruikersoverleg om praktische zaken te regelen en om ervoor te zorgen dat er geen overlap tussen de activiteiten ontstaat. Het centrum heeft een klankbordgroep die functioneert als een adviesraad. De oorspronkelijke initiatiefneemsters zitten in deze groep, maar ook een juriste en een bedrijfseconoom. Zij voorzien het centrum onder meer van advies op financieel gebied. Aanpak Doelstelling Vrouw en Vaart wil een plek zijn waar vrouwen terechtkunnen die in zichzelf willen investeren, willen leren, baas willen worden over hun eigen leven en andere vrouwen willen ontmoeten in een veilige en vertrouwde omgeving (het centrum is niet toegankelijk voor mannen). Overigens is het van de grond gekomen omdat een aantal vrouwen uit Osdorp in de eerste instantie een Hammam wilden beginnen. Uit het haalbaarheidsonderzoek dat is uitgevoerd bleek echter dat een Hammam te kostbaar was, maar dat er behoefte was aan een vrouwencentrum. Dit was financieel wel een haalbare kaart. Hoe loopt het? Vrouw en Vaart ontvangt wekelijks circa 900- 1000 vrouwen uit Amsterdam Osdorp en nabijgelegen stadsdelen. Het aanbod aan activiteiten is groot en varieert van computerlessen tot bewegingslessen en van een cursus ‘theorie rijbewijs’ tot lessen in zelfverdediging en themabijeenkomsten voor Turkse vrouwen. Bijgesteld? Resultaat? Een goedlopend vrouwencentrum waar vrouwen terechtkunnen voor een groot aantal activiteiten die bijdragen aan hun persoonlijke ontwikkeling. Een groot deel van de 82
Economische initiatieven in stadswijken
activiteiten is gericht op het vergoten van kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt. Het centrum verwijst daarom ook door, naar bijvoorbeeld bemiddelingsbureau’s, en ze ziet de vrouwen graag ‘vertrekken’ als ze toe zijn aan een volgende stap. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij het stadsdeel en twee vrouwen in vaste dienst, waaronder coördinatrice Joke Kop. De twee vaste medewerkers zijn in dienst van welzijnsorganisatie SEZO. Het stadsdeel besteedt de exploitatie van Vrouw en Vaart (in elk geval voor de komende vijf jaar) uit aan SEZO. Schaalniveau Het centrum is gevestigd op de grens van Osdorp en Slotermeer. Het trekt echter niet alleen bezoekers uit deze wijken, maar ook vrouwen uit omringende stadsdelen weten de weg naar het centrum te vinden. Financiering De kosten van het pand komen voor rekening van het stadsdeel. Via welzijnsorganisatie SEZO financiert het stadsdeel verder de salarissen van twee vaste medewerksters. Sommige activiteiten die in het centrum plaatsvinden worden gesubsidieerd. Zo worden de fietslessen en conversatielessen bijvoorbeeld mede gefinancierd door Nieuwe Kansen Nieuw West (intermediair tussen de Sociale Dienst en diverse welzijnsinstellingen en organisaties in Nieuw West). Ook betalen de bezoekers veelal (een geringe) eigen bijdrage voor de activiteiten die ze volgen. Achtergrond Wijk De Westelijke Tuinsteden, in 2005 omgedoopt tot Nieuw West, werden in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw gebouwd als westelijke stadsuitbreiding van Amsterdam. Nieuw West bestaat uit overwegend kleine en goedkoop gebouwde portiek-etageflats uit de jaren ‘50 en ‘60. Nu, een halve eeuw later, blijkt Nieuw West een steeds minder populair woongebied met een groeiende sociaal-economische problemen. Het gebied, dat de wijken Slotermeer, Geuzenveld, Slotervaart, Overtoomse Veld en Osdorp omvat, vormt op dit moment één van de grootste stedelijke vernieuwingsopgaven waar de gemeente Amsterdam mee bezig is. De opgave is niet gering: van de bestaande voorraad van 41.000 huurwoningen wordt een kwart gesloopt en vervangen door koopwoningen. Daarnaast worden 11.000 woningen worden toegevoegd. Kader Het project past in de ontwikkeling om allochtone vrouwen kansen te bieden in een omgeving waarin hun eigen culturele normen en waarden gerespecteerd worden. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie de website www.moedercentrum.net voor soortgelijke initiatieven. Contactgegevens Vrouwencentrum Vrouw en Vaart, President Allendelaan 733 1068 VN Amsterdam, 020 410 0452. Contactpersoon, Joke Kop, coördinator.
[email protected].
83
Economische initiatieven in stadswijken
Projecten persoonsgericht nietfysiek
84
Economische initiatieven in stadswijken
4.1
Campus Nieuw West Categorie
Persoonsgericht niet-fysiek: arbeidsmarkttoeleiding / persoonlijke ontwikkeling
Locatie
Nieuw West (Westelijke Tuinsteden), Amsterdam
Start project
1 oktober 2003
Looptijd
Geen einddatum
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemer
Vereniging Campus Nieuw West
Overige partijen
Diverse bedrijven, zorginstellingen en corporaties (Ymere, Kristal, De Alliantie) participeren met inbreng van financiën. Campus Nieuw West werkt verder samen met alle VMBO-scholen in Nieuw West en eveneens met enkele basisscholen. Naast bedrijven en instellingen die het project financieel ondersteunen onderhoud de campus contact met circa 150 andere bedrijven.
Het project Campus Nieuw West is een vereniging van bedrijven en instellingen die ervoor zorgt dat er projecten van de grond komen waarin werken en ondernemen centraal staan. Projecten die jongeren van 8-16 jaar in Amsterdam Nieuw West stimuleren en kennis laten maken met de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de vaardigheden die ze daarvoor nodig hebben. De Campus zet projecten op en helpt initiatieven van anderen te ontwikkelen. Ze brengt als makelaar partijen bij elkaar en biedt expertise en ondersteuning bij het genereren van financiële middelen. Het bedrijfsleven levert een bijdrage door (als lid van de Campus) deel te nemen aan de projecten. Bijvoorbeeld door het aanbieden van (bliksem) stageplekken en praktijkopdrachten, of het leveren van mentoren, trainers en coaches. Lessen Campus Nieuw West heeft bij de start bewust niet gezocht naar een onderkomen met uitstraling of een pand laten bouwen (was wel een gedachte bij de start). Volgens directeur Daniël Roos help je de jeugd niet met een fysieke verschijningsvorm: “De tijd en het geld dat het kost om een pand te realiseren kun je beter in projecten steken”, aldus Roos. Ze zijn begonnen met een bureau in een kleine ruimte. Campus Nieuw West wil geen overheidsproject zijn, volgens directeur Roos zou dat de daadkracht niet ten goede komen. Soms kost het veel inspanning om bedrijven vertrouwen te laten hebben in de jongeren, bijvoorbeeld in projecten waarbij jongeren voor een klant van een bedrijf aan de slag gaan. Aanpak Doelstelling Jongeren en kinderen in Nieuw West voorbereiden en in contact brengen met de arbeidsmarkt. Hoe loopt het? Volgens directeur Roos heeft het project sinds haar start ruim 6500 jongeren uit de Westelijke Tuinsteden bereikt. In de afgelopen jaren heeft de campus met zeer uiteenlopende bedrijven en alle scholen in de omgeving contacten gelegd. De projecten richten zich op een gedegen voorbereiding van kansarme jongeren op de arbeidsmarkt in de breedste zin des woords. Campus Nieuw West organiseert o.m 85
Economische initiatieven in stadswijken
sollicitatietrainingen, ontwikkelt lesmateriaal en bliksemstages voor basisschoolleerlingen om ze al voor de middelbare school kennis te laten maken met verschillende beroepen. Tevens regelt ze snuffelstages voor vmbo-leerlingen. Bijgesteld? De bedoeling was dat Campus Nieuw West alleen als makelaar/bemiddelaar zou optreden, maar ze voert inmiddels zelf ook projecten uit, wat de daadkracht ten goede komt. Resultaat? Volgens een evaluatieonderzoek van de Universiteit van Amsterdam ‘draagt Campus Nieuw West bij aan de ontwikkelingskansen van kinderen en jongeren in Nieuw West’. Een erg algemene conclusie. Volgens directeur Roos is het effect lastig te meten, tenzij de jongeren langere tijd zouden worden gevolgd en er een controlegroep tegenover zou worden gesteld. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij Vereniging Campus Nieuw West en de bedrijven die in projecten participeren (inspraak via ledenvergaderingen en bij de totstandkoming van projecten). Schaalniveau Het project wordt uitgevoerd in Nieuw West. Campus Nieuw West beperkt zich tot de Westelijke Tuinsteden, maar ondersteunt soms wel andere initiatieven. Een voorbeeld is de Weekend Academy Bos en Lommer, die onlangs van start is gegaan en in de weekenden bijeenkomsten organiseert die de ontwikkelingskansen van kinderen en jongeren tot 16 jaar in dat stadsdeel moeten vergroten. Financiering De kosten worden betaald door de contributies die bedrijven betalen (€5000 p/j voor grote bedrijven, €2500 voor bedrijven met 50-100 werknemers en €1000 voor kleine ondernemingen). Achtergrond Wijk De Westelijke Tuinsteden, in 2005 omgedoopt tot Nieuw West, werden in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw gebouwd als westelijke stadsuitbreiding van Amsterdam. Nieuw West bestaat uit overwegend kleine en goedkoop gebouwde portiek-etageflats uit de jaren ‘50 en ‘60. Nu, een halve eeuw later, blijkt Nieuw West een steeds minder populair woongebied met een groeiende sociaal-economische problemen. Het gebied, dat de wijken Slotermeer, Geuzenveld, Slotervaart, Overtoomse Veld en Osdorp omvat, vormt op dit moment één van de grootste stedelijke vernieuwingsopgaven waar de gemeente Amsterdam mee bezig is. De opgave is niet gering: van de bestaande voorraad van 41.000 huurwoningen wordt een kwart gesloopt en vervangen door koopwoningen. Daarnaast worden 11.000 woningen worden toegevoegd. Kader Sinds in 2005 met harde cijfers is aangetoond dat allochtone jongeren aanzienlijk vaker werkloos zijn dan autochtone jongeren, is er veel belangstelling voor projecten die de ontwikkelingskansen van kansarme jongeren vergroten en het aantal projecten in dit kader stijgt sterk. Ook binnen de corporatiesector groeit de belangstelling, steeds meer corporaties participeren in dergelijke projecten.
86
Economische initiatieven in stadswijken
Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Project De Blauwe Olifant, Amsterdam; project werkhotel: www.werkhotel.nl; project Kamers met Kansen (4.6), Foyer Colijnstraat (5.1), Dordrecht Contactgegevens Campus Nieuw West, Marius Bauerstraat 30-1, 1062 AR Amsterdam telefoon 020 3463071, e-mail:
[email protected]. Daniël Roos, directeur:
[email protected].
87
Economische initiatieven in stadswijken
4.2
Een eigen huis, maak er werk van! Categorie
Persoonsgericht niet-fysiek: arbeidsmarkttoeleiding
Locatie
Wijk Pathmos, Enschede
Start project
2005
Looptijd
Maximaal 3 jaar vanaf de uitvoeringsfase
Procesfase
Uitvoering (sinds januari 2006)
Initiatiefnemer
De Woonplaats, Enschede
Overige partijen
Randstad Rentree, Activa Ondernemersadvies, Stichting Surplus
Het project De Woonplaats wil een kleine groep mensen die geen werk heeft, de kans geven om over drie jaar een woning te kopen. Hier moeten ze wel wat voor doen, namelijk toewerken naar een baan met een vast inkomen. De Woonplaats helpt hen hierbij, ze heeft professionele organisaties ingeschakeld (de bedrijven Activa, Randstad Rentree en Stichting Surplus) om de kandidaten voor een periode van maximaal 3 jaar te begeleiden. De kandidaten zijn door De Woonplaats en haar partners geselecteerd. Iedereen die het traject goed heeft doorlopen mag de huidige woning vrij op naam kopen tegen een vooraf afgesproken prijs: de huidige taxatiewaarde met een korting van tien procent. Lessen Hoewel er volgens de corporatie genoeg belangstelling voor het project was, bleek het aantal werkelijk geschikte kandidaten (zonder schulden bijv.) niet direct voldoende. Vandaar dat De Woonplaats in januari 2006 in de eerste instantie met zes (er is ruimte voor 10 kandidaten) van start is gegaan. Tot op heden is daar nog 1 kandidaat bijgekomen en in de loop van 2006 komen daar waarschijnlijk nog enkele nieuwe kandidaten bij. Het project is duidelijk een pioniersproject en loopt tegen bestaande regelgeving aan. Zo blijkt het geen gemakkelijke opgave om ervoor te zorgen dat de uitkeringsinstanties zich zo opstellen dat het project niet wordt tegengewerkt door bestaande regelgeving. In de meeste gevallen is dit met veel overleg wel gelukt, maar de coaches die de kandidaten begeleiden omschrijven dit proces als ‘moeizaam’. De meeste kandidaten zijn bezig met het opzetten van een eigen bedrijf. De gedachte was om al deze bedrijfjes in de wijk te vestigen. Soms blijkt dit echter niet handig, zoals in het geval van een man die een autowasbedrijf is gestart. Pathmos bleek geen geschikte locatie te herbergen en het bedrijf is uitgeweken naar een nabijgelegen gemeente. Wie een project opzet dat zich niet alleen richt op personen maar ook op de wijk, krijgt soms te maken met strijdige belangen. Daar in dit project het belang van de deelnemers voorop staat, prevaleert hun belang boven het belang om meer economie de wijk Pathmos in te brengen. Het kopen van de eigen woning is voor de deelnemers die een eigen onderneming starten niet het belangrijkste en wellicht ook niet haalbaar. Een hypotheek afsluiten is lastiger voor iemand die een eigen bedrijf heeft dan voor iemand die inkomsten uit een dienstverband geniet. Het bedrijf moet tenminste drie jaar voldoende inkomsten genereren wil een hypotheekverstrekker over de brug komen. Overigens is De Woonplaats bereid om het aanbod van het kopen van de eigen woning tegen gereduceerd tarief iets langer dan de duur van het project (drie jaar) voor de kandidaten te laten staan.
88
Economische initiatieven in stadswijken
Aanpak Doelstelling De Woonplaats hoopt met het project de afhankelijkheid van inwoners van de wijk Pathmos ten opzichte van instanties, overheden en subsidies te verminderen en vooral de vrijheid van mensen te vergroten. Bovendien ziet de Woonplaats de mogelijkheid tot kopen als een investering in de wijk. De woningcorporatie hoopt dat de waarde van de woningen door dit en soortgelijke initiatieven uiteindelijk zal vermeerderen. Ook is de corporatie van mening dat de economische en sociale samenstelling van de wijk door het initiatief positief wordt beïnvloed, mede omdat wordt getracht de bedrijfjes die via dit project worden opgestart in de wijk te houden. Hoe loopt het? Op 30 januari 2006 hebben de eerste zes deelnemers hun persoonlijke ontwikkelingsplan getekend. Twee deelnemers gaan voor een reguliere baan, de overige vier hebben plannen richting het zelfstandig ondernemerschap. De meesten trachten zich als ondernemer in de wijk vestigen. De Woonplaats is bereid om het aanbod van het kopen van de eigen woning tegen gereduceerd tarief iets langer dan drie jaar te laten staan, omdat deze formele einddatum van het project met name voor de kandidaten die een eigen onderneming starten te vroeg zal zijn om een hypotheek rond te krijgen. Bijgesteld? De bedoeling was om met tien deelnemers van start te gaan, vooralsnog viel de animo van geschikte kandidaten voor de geplande aanvangsdatum tegen en is het project zoals gezegd vooralsnog met zes mensen aangevangen. Inmiddels is daar nog 1 persoon bijgekomen.
Resultaat? Project is nog niet afgerond. Wel zijn de kandidaten goed op weg. Een van de kandidaten die ging voor een vaste baan heeft inmiddels werk gevonden als gevangenisbewaarder. Ook die kandidaten die druk zijn met het opzetten van een eigen onderneming zijn hard op weg of, in het geval van de autowasstraat, al begonnen. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij corporatie. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in de wijk Pathmos. Indien succesvol wordt het project mogelijk ook in andere wijken gestart. Op dit moment wordt bekeken in hoeverre een aangepast concept ingezet kan worden bij de herstructurering van Velve Lindenhof. Hier zou het doel naast werk ook kunnendf liggen bij het mensen weer deel laten nemen in de maatschappij, onder andere door ouders te stimuleren minder te gaan drinken en hun minderjarige kinderen van ontbijt voorzien en naar school sturen. Financiering
89
Economische initiatieven in stadswijken
De kosten worden vooralsnog geheel gedragen door De Woonplaats. De corporatie is nog wel op zoek naar mogelijkheden om het project deels via de DMO en UWV gefinancierd te krijgen. Overleg over de mogelijkheden zijn nog gaande. Achtergrond Wijk De wijk Pathmos is een van de grootste en oudste tuindorpen van Nederland. Het heeft een omvang van circa 50 hectaren en wordt vaak in één adem genoemd met wijken als Vreewijk in Rotterdam, Knutteldorp in Deventer en de Agnietenbuurt in Delft. Pathmos is tussen 1900 en 1930 gebouwd en kent grote stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten. De laatste decennia staat de buurt echter minder goed bekend. De woningen waren verouderd. Daarom is in 2001 gestart met een grondige herstructurering van de wijk met nieuwbouw en sloop. Nog altijd is de werkloosheid onder de inwoners erg hoog en met dit project wil de Woonplaats op kleine schaal de werkgelegenheid onder wijkbewoners stimuleren. Kader De corporatie heeft besloten tussen de 20 en 40 procent van het bezit in de Enschedese wijk Pathmos, waar het experiment plaatsvindt, te verkopen. Omdat het experiment bijdraagt aan de gestelde verkoopdoelstelling van Pathmos, kan binnen het experiment ook gebruik worden gemaakt van verkoopbevorderende maatregelen die binnen het verkooptraject ontwikkeld worden. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Contactgegevens Woningcorporatie De Woonplaats, Institutenweg 25, Postbus 23, 7500 AA Enschede 053-4757575. Contactpersoon: mw. Irene Hensbroek.
90
Economische initiatieven in stadswijken
4.3
Eigen Wijsheid Categorie
Persoonsgericht niet-fysiek: arbeidsmarkttoeleiding/ sociale activering
Locatie Start project
Amsterdam, diverse wijken in Nieuw West 2006
Looptijd
eind 2007
Procesfase
Uitvoering (sinds feb. 2006)
Initiatiefnemer
Bureau Parkstad
Overige partijen
Gemeente Amsterdam (diverse stadsdelen), DWI, Nieuwe Kansen Nieuw West, diverse vrouwenorganisaties, Stichting Vluchtelingenwerk Amsterdam
Het project Het project Eigen Wijsheid wil allochtone- en vluchtelingenvrouwen sociaal activeren en naar de arbeidsmarkt toe leiden. Ook proberen de initiatiefnemers de vrouwen te motiveren om deel te nemen in het politieke proces. Een deel van de vrouwen participeren door middel van een persoonlijk ontwikkelingstraject, arbeidsmarkttoeleiding is voor deze vrouwen het hoofddoel. Lessen Kunst en cultuur wordt ingezet als middel voor empowerment. Dat blijkt enorm aan te slaan. De activiteiten bestaan uit o.a. film bezoek met discussie na, module mode, module fotografie etc. In deze modules wordt samengewerkt met het Amsterdams histories museum, met de Balie en met het muziektheater. Meer dan 500 vrouwen hebben al deelgenomen aan de culturele activiteiten. Aanpak Doelstelling De vrouwen integraal en vanuit de eigen kracht stimuleren. Zorgen voor een goede trajectbegeleiding voor de vrouwen via een Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) die hen moet leiden naar de arbeidsmarkt en naar politieke participatie. Niet alleen krijgen de vrouwen cursussen om dit te bereiken, ze worden ook verleid te participeren in allerlei culturele activiteiten. Het project wordt deels met Europees subsidiegeld betaald en vandaar dat er ook eisen zijn geformuleerd ten aanzien van de arbeidsmarkttoeleiding. Doel is om tenminste 15 vrouwen aan een betaalde baan te helpen, 30 aan het werk te krijgen als vrijwilliger en 46 vrouwen sociaal te activeren. Hoe loopt het? Op 28 februari 2006 heeft de kick-off plaatsgevonden. Inmiddels hebben 140 vrouwen voor deelname getekend. Voor 75 vrouwen is een persoonlijk ontwikkelingstraject opgesteld. Veertig vrouwen volgden via Nieuwe Kansen Nieuw West (NKNW) al een voortraject. Zij zijn in het nieuwe traject ingestroomd. De vrouwen met een POP hebben zich door middel van een contract aan het project gecommitteerd en zijn verplicht aan bepaalde cursussen deel te nemen. De samenwerking met de vier vrouwencentra loopt goed, zij zijn de belangrijkste partner in het project, naast de stadsdelen en de Dienst Werk en Inkomen. Er wordt ook samengewerkt met projecten in frankrijk, Engeland Italie en Finland.
91
Economische initiatieven in stadswijken
Bijgesteld? Vooralsnog niet. Het is een project waar dagelijks leerervaringen wordt opgedaan en waar voortdurend wordt bijgesteld. De vrouwencentra krijgen workshops aangeboden om hun eigen organisatie te professionaliseren. Resultaat? De belangstelling voor de cultuurmodules is enorm groot vooral als de vrouwen zelf vertellen over wat het voor hen heeft betekend. De eerste 5 vrouwen hebben een betaalde baan gevonden, 75 werken zijn op weg. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij projectleiding (Bureau ParkStad) en NKNW. Schaalniveau Het project heeft geen directe relatie met soortgelijke projecten in de regio. Wel werkt het project samen met de vrouwencentra in de diverse wijken. Financiering Het budget dat voor het project beschikbaar is bedraagt 1,2 miljoen euro. De kosten worden voor de helft gedragen door NKNW en Bureau Parkstad en voor de helft met Europese subsidie gefinancierd (ESF-Equal subsidie voor arbeidsmarkttoeleiding voor vrouwen). Achtergrond Wijk Amsterdam Nieuw West is een bijzonder gebied in het westen van Amsterdam. Het gebied ligt dicht bij het centrum van de stad. De Westelijke Tuinsteden werden in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw gebouwd als westelijke stadsuitbreiding van Amsterdam. De wijken zijn gebouwd volgens de open bebouwingswijze, met veel groen. Tot de Nieuw West behoren: Slotermeer, Geuzenveld, Slotervaart, Overtoomse Veld en Osdorp. Op dit moment vindt er in het gebied, dat al langere tijd met sociaal-economische problemen kampt, één van de grootste stedelijke vernieuwingsoperaties van Europa plaats. Kader In Nieuw West maken allochtone vrouwen een kwart uit van de totale bevolking. Dit zijn circa 19.000 vrouwen, ongeveer 6900 van hen werkt niet. Over het algemeen zijn deze vrouwen laag opgeleid en hebben ze een laag inkomen. Voorbeeld: meer dan 35 procent van de Turkse en 40 procent van de Marokkaanse vrouwen leven in een huishouden dat moet rondkomen van een minimuminkomen. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Contactgegevens Bureau ParkStad, Marius Bouwerstraat 30, 1062 AR Amsterdam, Contactpersoon: mw. Yvonne Driehuis (programmamanager): 020 –3463060
92
Economische initiatieven in stadswijken
4.4
Ymere-Baarsjes Beurs Categorie
Persoonsgericht niet fysiek: stimuleringsregeling
Locatie
Amsterdam, wijk De Baarsjes
Start project
2004
Looptijd
Komt herhaaldelijk terug (dit jaar na 2 jaar, daarna
Procesfase
Eerste beurs is uitgereikt en besteed, nieuwe ronde
waarschijnlijk jaarlijks) moet worden gestart Initiatiefnemer
Gemeente Amsterdam (Stadsdeel De Baarsjes) en Ymere
Overige partijen
-
Het project De beurs is een geldbedrag van €15.000 waarmee Ymere en stadsdeel De Baarsjes een talentvolle jongere de kans geven om zich verder te ontplooien. Lessen Volgens Ymere levert het project, alhoewel je concreet maar één project steunt, veel publiciteit op. Het is volgens de corporatie een initiatief dat relatief goedkoop is en veel oplevert qua imagobuilding. De winnaar tekent een contract waarin wordt vermeld hoe het geld besteed gaat worden. Aanpak Doelstelling Ymere en Stadsdeel De Baarsjes willen met dit project laten zien dat er toekomstperspectief is voor de bewoners. Ze hopen dat het een voorbeeldfunctie vervult. Ondernemende, zelfredzame bewoners die toekomstperspectieven hebben, komen de leefbaarheid van een buurt volgens Ymere en het stadsdeel ten goede en worden middels de beurs naar hun idee gestimuleerd. Hoe loopt het? De eerste beurs is gewonnen door modeontwerpster Mandy Servais. Zij wilde met het geld haar talent voor modeontwerpen verder ontwikkelen en haar ontwerpstudio en website verder professionaliseren. De beurs is in januari 2005 uitgekeerd en in januari 2006 toonde Servais de opbrengst van een jaar werken via een modeshow aan de beursverstrekkers. De bedoeling is dat nog dit jaar een nieuwe beurs wordt uitgekeerd. Bijgesteld? Resultaat? Zie ‘Hoe loop het?’ Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij Ymere en Stadsdeel De Baarsjes. Schaalniveau Beurs is alleen bedoeld voor talentvolle jongeren in de wijk De Baarsjes. 93
Economische initiatieven in stadswijken
Financiering De kosten worden voor de helft door het stadsdeel gedragen, de andere helft wordt door Ymere betaald. Achtergrond Wijk Als deel van het Plan West werden in de jaren twintig buurten met bebouwing in de stijl van de Amsterdamse School ontworpen. Dit zijn onder andere de Admiralenbuurt, de Mercatorbuurt, omgeving Surinameplein en de Hoofddorppleinbuurt. Sinds 1990 vormen deze buurten het stadsdeel De Baarsjes. De wijk was eind jaren dertig volgebouwd. In de jaren ‘80 was veel bebouwing rond het Mercatorplein in verwaarloosde toestand geraakt. In de jaren ‘90 zijn veel woningen opgeknapt en andere door nieuwbouw vervangen, met behoud van het karakteristieke karakter van de buurt. Ook één van de gesloopte torens aan het Mercatorplein is weer herbouwd. Van een verpauperde buurt is De Baarsjes een redelijk gewilde woonbuurt geworden. Kader Ymere heeft veel bezit in De Baarsjes en werkt samen met het stadsdeel aan stedelijke vernieuwing in dit deel van Amsterdam. Streven is om de wijken, die nu vrij eenzijdig van samenstelling zijn, te veranderen in meer gemengde wijken met woningen voor studenten, alleenstaanden, tweeverdieners en gezinnen. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Contactgegevens Ymere, De Ruyterkade 7 (4e etage), 1013 AA Amsterdam, 020 555 9111, www.ymere.nl.
94
Economische initiatieven in stadswijken
4.5
Leer-werkproject Vestia Categorie
Persoongericht niet-fysiek: arbeidsmarkttoeleiding
Locatie
Rotterdam (o.a. Feyenoord), Den Haag (o.a. Zuidwest)
Start project
Naar verwachting najaar 2006
Looptijd
Geen einddatum bekend
Procesfase
Voorbereidende fase
Initiatiefnemer
Vestia, Rotterdam
Overige partijen
(in overleg met) ROC Zadkine, Albeda College, Mondriaan College, aannemers uit de regio
Het project Vestia ziet jongeren nadrukkelijk als doelgroep en heeft deze groep tot speerpunt van beleid gemaakt. Vestia onderzoekt momenteel de mogelijkheden om leerwerktrajecten voor jongeren op te zetten. Ze richt zich daarbij op tieners met een vmbo/mbo achtergrond – met name voortijdige schoolverlaters - omdat in de wijken waar Vestia veel bezit heeft relatief veel jongeren wonen met deze achtergrond en omdat hun kansen op de arbeidsmarkt doorgaans geringer zijn. Lessen Het project is nog niet van start gegaan en is het dus te vroeg om lessen uit het project te kunnen trekken. Aanpak Doelstelling Jongeren met een vmbo/mbo achtergrond een beter perspectief op de arbeidsmarkt bieden om zo een bijdrage te leveren aan zowel de persoonlijke ontwikkeling van deze jongeren alsook om ervoor te zorgen dat die jongeren een wooncarriere kunnen maken in de wijken waar Vestia veel bezit heeft. Hoe loopt het? Vestia is op dit moment in gesprek met aannnemers en opleidingscentra om de mogelijkheden te bekijken. Ze denkt momenteel aan het garanderen van opdrachten aan aannemers die de jongeren een stage of leerwerkplek aanbieden. Om ervoor te zorgen dat de stages aansluiten op het leertraject wordt het project in overleg met de opleidingscentra in de regio opgezet. Vestia hoopt in het najaar van 2006 van start te kunnen gaan. Dan zal een speciaal gevormde sociale onderneming (gevormd door een aannemer, een jongeren-reïntegratiebedrijf en een adviesbedrijf) in één van de werkgebieden van Vestia (Zuidwijk) in opdracht van vestia Rotterdam-Zuid werkzaamheden in mutatiewoningen uit gaan voeren. Daarbij worden vroegtijdige schoolverlaters ingeschakeld die onder begeleiding van een leermeester werkervaring opdoen en certificaten kunnen behalen. Als dit pilotproject succesvol verloopt, zal het project in andere werkgebieden (als tuinonderhoud) worden uitgebreid. Bijgesteld? Vooralsnog niet. Resultaat? Nog niet bekend. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij corporatie, scholen en aannemers. 95
Economische initiatieven in stadswijken
Schaalniveau Het project wordt uitgevoerd in wijken waar Vestia veel bezit heeft. Financiering De kosten worden door de deelnemende partijen gedragen. Vestia garandeert opdrachten aan aannemers die bereid zijn om jongeren een stage of leerwerkplek aan te bieden. Achtergrond Wijk De wijken waar het project van start moet gaan zijn doorgaans de wijken waar Vestia veel bezit heeft, waar het gemiddelde opleidingsniveau laag is en de werkloosheid relatief hoog. Kader Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie ook project ‘Kamers met Kansen’ in dit rapport Contactgegevens Vestia Groep, Kruisplein 15, postbus 1431, 3000 BK Rotterdam, 010 270 57 05, contactpersoon: Peter van Hemmen,
[email protected]
96
Economische initiatieven in stadswijken
4.6
Kamers met Kansen Categorie
Persoongericht niet-fysiek: arbeidsmarkttoeleiding
Locatie
Diverse locaties in het land
Start projecten
Verschilt per foyer of werkhotel
Looptijd
nvt
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemers
Aedes vereniging van woningcorporaties, Mogroep, Federatie Opvang, Albeda College Rotterdam, MKBNederland, Taskforce Jeugdwerkloosheid, Nationale Jeugdraad, Foyer Dordrecht, WerkHotel Nederland
Overige partijen
Diverse gemeenten, provincies en ministeries
Het project Kamers met Kansen is een landelijke denktank die foyers en werkhotels met name bij oprichting ondersteund. Een foyer of werkhotel biedt groeimogelijkheden voor jongeren van 17- 27 jaar. Jongeren die veelal een lastige thuissituatie hebben en tussen wal en schip dreigen te vallen, kunnen hier actief werken aan hun toekomst. Ze wonen gezamenlijk op kamers en worden begeleid bij werk en opleiding. Doel is om de jongeren als ze het werkhotel of de foyer verlaten een goede startkwalificatie mee te geven. Lessen Huisvesting Speciale gebouwen die een verblijfsfunctie hebben zoals verzorgingshuizen, schoolgebouwen, kloosters en bijvoorbeeld herstructureringscomplexen bieden goede mogelijkheden om een werkhotel of foyer te starten. Een foyer voegt een nieuwe functie toe aan de wijk. Een functie die jonge mensen naar de wijk haalt, en zoals bijvoorbeeld in het geval van Dordrecht, mogelijk een toeristische functie gaat krijgen, omdat een deel dienst gaat doen als herberg. In Dordrecht zijn Kamers met Kansen ontstaan door het samenvoegen en herindelen van portiekflats. Een deel van de oude woningen wordt vervolgens gebruikt voor voorzieningen die de foyer en haar inwoners van nut zijn. (Bron: www.kamersmetkansen.nl) Werken Voor een succesvol traject via een foyer of werkhotel is de medewerking van het lokale/regionale bedrijfsleven een onmisbare schakel. Het Midden- en Kleinbedrijf in Leiden zorgt er bijvoorbeeld voor dat jongeren uit het Werkhotel Leiden zich op de arbeidsmarkt kunnen oriënteren. Werkgevers bieden werkervaringsplaatsen en stages die jongeren, als ze het traject goed doorlopen, een reguliere baan kunnen opleveren. Voor het draagvlak bij lokale werkgevers is het verstandig om het bedrijfsleven op een vroeg moment te betrekken bij het opzetten van een Kamers met Kansenproject. (Bron: www.kamersmetkansen.nl) Leren De werkhotels en foyers werken samen met de opleidingscentra uit de regio. Niet alleen de schoolgangers hebben daar baat bij, ook de ROC’s hebben er belang bij. Veel ROC's hebben te maken met vroegtijdige uitval van leerlingen. Een stabiele basis (in de vorm van begeleid wonen) brengt een deel van deze jongeren de rust om hun studie (weer) op te pakken.
97
Economische initiatieven in stadswijken
Aanpak Doelstelling Jongeren die in een achterstandspositie (qua werk, opleiding en/of woonomgeving) verkeren een beter perspectief op de arbeidsmarkt bieden. Het doel van de alliantie Kamers met Kansen is dat er in 2008 circa 40 foyers en werkhotels in Nederland zijn. Hoe loopt het? De doelstelling van het initiatief Kamers met Kansen is als reeds vermeld om over twee jaar circa 40 foyers gerealiseerd te hebben. Inmiddels zijn er 9 gerealiseerd en zijn er 7 in ontwikkeling. Bijgesteld? Niet bekend. Resultaat? Zie ‘hoe loopt het’. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij de foyers/werkhotels en de lokale partijen met wie ze samenwerken, de foyers zijn zelfstandige organisaties. Schaalniveau Het project wordt op veel plekken in Nederland, veelal in steden, ten uitvoer gebracht. Financiering De kosten worden door de lokale partijen, betrokken bij de foyer of het werkhotel, gedragen (zoals lokale overheden). Achtergrond Wijk Welke uitstraling een foyer of werkhotel op de wijk heeft, zal voor iedere foyer verschillend zijn. Effecten zijn tot op heden niet gemeten. Kader De formule van het werkhotel en de foyer wordt met name in Engeland en Frankrijk al langere tijd succesvol toegepast. Ook in Nederland zijn inmiddels verschillende initiatieven gestart. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie ook ‘Foyer Colijnstraat’ (5.1) in dit rapport. Contactgegevens Zie www.kamersmetkansen.nl of Aedes Vereniging van Woningcorporaties, Olympia 1, 1213 NS Hilversum/Postbus 611, 1200 AP Hilversum, 035 –6268200. Contactpersoon: Wim Reedijk
98
Economische initiatieven in stadswijken
Projecten: Mix persoons- en gebiedsgericht
99
Economische initiatieven in stadswijken
5.1
Foyer Colijnstraat Categorie
Mix: persoongericht niet-fysiek: begeleiding jongeren naar arbeidsmarkt en zelfstandigheid. Gebiedsgericht fysiek: herbestemming panden
Locatie
Colijnstraat, Dordrecht
Start project
2001
Looptijd
Geen einddatum bekend
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemers
Woondrecht (per 01/01/2007: Woonbron Dordrecht)
Overige partijen
Gemeente Dordrecht, Trivium, de Grote Rivieren
Het project Woondrecht (per 01/01/2006 gefuseerd met Woonbron Rotterdam) en haar partners hebben in Dordrecht een campusachtige woonvorm gerealiseerd door de verbouw van portiekflats in de Colijnstraat, gelegen in de wijk Crabbehof. Het zijn kamers, groepswoningen en appartementen in een internaatachtige woonvorm. De woningen zijn bedoeld voor jongeren in de leeftijd van 18 tot 25 jaar. De foyer richt zich deels op jongeren met een problematische achtergrond of die speciale begeleiding behoeven (bijvoorbeeld tienermoeders). Zij kunnen alleen in de foyer gaan wonen met een doorverwijzing van een hulpverlenende instantie en dienen een dagprogramma (opleiding, arbeidsmarkttoeleiding) te volgen. Daarnaast is de foyer ook voor jongeren zonder een bijzondere achtergrond toegankelijk, een zogenaamde ‘magic mix’ is een belangrijke speerpunt van beleid. Lessen Foyer Colijnstraat laat zien dat een woon-werk-leertraject in deze vorm voor jongeren die begeleiding nodig hebben een goede manier is om hen aan een gedegen startkwalificatie te helpen. Het volstaat niet om een portiek te vullen met een mix van zelfstandige jongeren en jongeren die begeleid worden, het contact verloopt niet vanzelf. Uit ervaring heeft men in Dordrecht geleerd dat contacten georganiseerd moeten worden. Het in aanbouw zijnde voorzieningengebouw gaat daar een rol in vervullen. Vooruitlopend op het voorzieningengebouw zijn reeds twee kamers in gebruik genomen om activiteiten in te organiseren. Om de magic mix bij de instroom te bewaken zijn afspraken gemaakt met de Dienst Woonruimteverdeling van de gemeente Dordrecht. Ook het zogenaamde pollsysteem van Woonbron komt goed van pas. Via dit systeem worden woningen via loting toegewezen en kan worden gestuurd op leefstijl. De uitstroom onder jongeren die zonder begeleiding in de foyer woningen is hoog, een onderzoek naar de oorzak(a)k(en) wordt uitgevoerd. Het project is qua begeleiding van de jongeren erg afhankelijk van subsidies. Een structurele financieringsstroom voor de begeleiding is nog niet gevonden. Daar er steeds meer foyers in het land ontstaan is de aandacht voor dit probleem er wel, vooralsnog is er echter nog geen oplossing in zicht. Aanpak Doelstelling Het realiseren van 200 wooneenheden in een woon-werken-leren straat met een magic mix, speciale huurvoorwaarden en speciale voorzieningen. Jongeren die via hulpverlenende instanties in de foyer terechtkomen worden aan een startkwalificatie geholpen. Hoe loopt het? 100
Economische initiatieven in stadswijken
Vanaf juli 2004 zijn de 200 verbouwde kamers gefaseerd opgeleverd. Er zijn 129 kamers in verbouwde portieken gerealiseerd en 72 plaatsen in enkel- of meervoudige bewoonde flats, verspreid over de wijk. De verhuur gaat goed, maar af en toe is er ook leegstand. Op dit moment wonen er 120-130 jongeren in de foyer. Bijgesteld? In de eerste instantie werd uitgegaan van een leerstraat waar 600 jongeren zouden kunnen wonen. Dit aantal bleek niet realistisch, mede gezien de bescheiden grootte van Dordrecht. Op dit moment wordt een idee van een hostel in de buurt verder uitgewerkt. Enkele appartementen worden ingericht als hostel. Zo kan eventuele leegstand worden voorkomen, kunnen de jongeren die er wonen ervaring opdoen in het hotelvak en worden toeristen de wijk binnengehaald. Resultaat? De Dordse foyer wordt in Nederland als een succes beschouwd en vervult derhalve een voorbeeldfunctie. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij initiatiefnemers Schaalniveau Het project wordt uitgevoerd in de wijk Crabbehof in Dordrecht. Financiering De kosten worden door de deelnemende partijen en via subsidiegelden gedragen. De foyer heeft onder meer een IPSV-subsidie van VROM van bijna 1,3 miljoen euro ontvangen. Achtergrond Wijk Crabbehof is een stadswijk in het zuiden van Dordrecht. De wijk is gebouwd in de jaren zestig van de twintigste eeuw en vernoemd naar het in de wijk liggende kasteeltje Crabbehoff, dat thans als conferentieoord fungeert. Kenmerkend voor de wijk zijn de vierkante plantsoenen die, althans in Dordrecht en in deze vorm, alleen in deze wijk voorkomen en die mogelijk geinspireerd zijn op de middeleeuwse hofjes zoals die ook in de binnenstad van Dordrecht te vinden zijn. Kader De idee van een woon-werk-leerstraat in deze vorm is afkomstig uit Frankrijk, waar de Foyers de Jeunesse een succes zijn gebleken. In Nederland wordt op dit moment hard gewerkt aan de ontwikkeling van foyers en werkhotels in diverse steden. Zie voor meer informatie ook het project ‘Kamers met Kansen’ in dit rapport. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie de project ‘Kamers met Kansen’ in dit rapport. Contactgegevens Woondrecht, Van Baerleplantsoen 26/ Postbus 475, 3300 AL, Dordrecht 078 633 68 88, www.woondrecht.nl Contactpersoon: mw Ineke Lammers,
[email protected]
101
Economische initiatieven in stadswijken
5.2
‘Aanpak’ Kapelplein Categorie
Persoonsgericht en gebiedsgericht fysiek: verbeteringen ‘speelplein’ ter versterking contact en verbetering leefbaarheid
Locatie
Rotterdam Delfshaven
Start project
Juni 2006
Looptijd
Geen einddatum gesteld
Procesfase
Uitvoering
Initiatiefnemer
Parels van Pleinen (deelgemeente Delfshaven), Delphi Opbouwwerk Delfshaven/Schiemond
Overige partijen
ABCD-Delfshaven (Woonbron), A2 Stadsadviseurs/Politie/ deelgemeente Delfshaven
Het project Het ‘Kapelplein’ is een plein in de Rotterdamse wijk Delfshaven. De naam Kapelplein bestaat alleen in de volksmond, officieel heeft het plein geen naam en is het de ruimte op de hoek van de Willem Buytewechstraat en de Kapelstraat. Het plein is voor een deel een schoolplein, maar heeft ook een groot openbaar gedeelte. Het is deels ingericht als speelplek voor jonge kinderen met een grote draak die water kan spuiten en diverse speeltoestellen. Ook zijn er veel zitjes gecreëerd. Aan het plein zijn diverse ondernemers gevestigd. Er zit een bakker, een snackbar, een kleine Turkse supermarkt en een belhuis. De bij het project betrokken organisaties constateren dat sinds de komst van het belhuis en het gelijktijdige vertrek van TOS (Thuis op Straat, een organisatie die zich inzet om de leefbaarheid in wijken te vergroten) de leefbaarheid op het plein achteruit is gegaan. Er spelen minder kinderen op het plein, er zitten minder ouders met hun kroost en rond het belhuis houden zich minder frisse types op. Daarnaast zorgen de tieners van de middelbare school die aan het openbare gedeelte van het plein grenst voor nogal wat overlast in de vorm van zwerfvuil en vernielingen aan de speeltoestellen. Delphi Opbouwwerk heeft zich, met ondersteund door Parels van Pleinen, middels het organiseren van verschillende activiteiten ingezet om de leefbaarheid en de ontmoeting op het plein weer te vergroten. Door middel van een kleinschalig behoefte onderzoek onder bewoners en gebruikers van het plein is er een duidelijk beeld ontstaan van wat de bewoners met het plein willen (zie ‘lessen’). Ook wordt getracht grip te krijgen op de bedrijfspanden rondom het plein. Lessen Het regelmatig aanzetten van de waterspuwende draak en de komst van het kinderatelier hebben meer ouders en spelende kinderen naar het plein gebracht. Ook hebben er activiteiten plaats gevonden naar aanleiding van de behoeften van bewoners, zoals een djembee workshop, theeterras en een bezoek aan het Rotterdams Lyceum dat aan het plein grenst, georganiseerd en ondersteund door een pleinbewoonster.
Wat het Kapelplein laat zien is dat de leefbaarheid van het plein
nog sterk afhankelijk is van het aanbod dat wel of niet door derden wordt geleverd op het plein. Willen de bewoners en ondernemers meer gebruik gaan maken van het plein, zal er meer ondersteuning moeten komen van de wijkpartners. De activiteiten die in 2006 zijn georganiseerd zijn dan ook niet afdoende. Geconstateerd is dat dit project slechts een eerste stap is geweest om ontmoeting tot stand te brengen op het Kapelplein. Om dit verder te ontwikkelen is een vervolg noodzakelijk. Delphi Opbouwwerk pleit, nu de EU-subsidie voor Parels van Pleinen ten einde is, voor het opnemen van het Kapelplein binnen het initiatief Mensen Maken de Stad.
102
Economische initiatieven in stadswijken
Aanpak Doelstelling De leefbaarheid op het plein stimuleren en de ontmoeting tussen wijkbewoners op het plein vergroten. Hoe loopt het? In 2006 hebben er een aantal activiteiten op het plein plaatsgevonden die de ontmoeting tussen wijkbewoners moet vergroten, waaronder een aantal theeterrasactiviteiten een historische wandeling en de opening van het kinderatelier Dubbel&Dwars. Op het plein staat een draak die water kan spuwen. Lange tijd is de kraan dicht geweest. Nu wordt deze bij mooi weer open gezet. Dit trekt veel kinderen met ouders naar het plein. In september 2006 het kinderatelier Dubbel & Dwars, dat grenst aan het plein, geopend. De betrokken organisaties hopen dat met de komst van dit atelier, waar veel activiteiten voor kinderen uit de buurt zullen worden georganiseerd, de leefbaarheid op het plein herstelt. Door middel van het kinderatelier kunnen bewoners die iets op het plein willen doen voor kinderen ook als vrijwilliger aan de slag. Voor het mogelijke vervolg in 2007, nog los van Mensen Maken de Stad, zal door Delphi Opbouwwerk wederom gekeken worden hoe de ontwikkeling van het plein verder ontwikkeld kan worden. Het gaat dan om inrichting van de openbare ruimte, betrokkenheid van jongeren van het Rotterdams Lyceum en de activiteiten voor kinderen en ouders op het plein. Bijgesteld? Vooralsnog niet. Resultaat? Project is nog niet afgerond, maar inmiddels is de leefbaarheid op het plein enigzins vergroot, waardoor een ander (en gewenster) type gebruikers, namelijk de buurtbewoners, vaker op het plein te vinden zijn. Maar om een stap verder te gaan, namelijk bewoners de handvaten aan te reiken hun eigen initiatieven te ontplooien op het plein, zal er gegeken worden of dit plein binnen het project Mensen Maken de Stad opgenomen kan worden. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij de betrokken organisaties. Het projectteam van Parels van Pleinen organiseert zelf geen pleinactiviteiten, maar zoekt naar bestaande initiatieven van bewoners en organisaties in Delfshaven. Ze helpt bewoners en organisaties uit de wijk om de geplande pleinactiviteit tot een succes te maken. Schaalniveau Het project wordt uitgevoerd in Delfshaven en richt zich nadrukkelijk op de bewoners, ondernemers en huidige gebruikers van en rondom het plein. Financiering De betrokken organisaties dragen de kosten gezamenlijk. Parels van Pleinen, een initiatief van de deelgemeente Delfshaven, wordt gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van de Europese Commissie. 103
Economische initiatieven in stadswijken
Achtergrond Wijk Het Kapelplein ligt op het Coolhaveneiland. Dit eiland is onderdeel van Deelgemeente Delfshaven. Op dit moment zijn de gebieden om het eiland enorm in ontwikkeling. Door fysieke barrières, als de Voorhaven, Coolhaven, Pieter de Hoochweg en Westzeedijk bleef het middengebied achter op de dynamiek in het omliggende gebied en dreigde het te verpauperen. Woningcorporatie Woonbron, met veel woningbezit in het gebied, heeft een wijkvisie opgesteld waarin verschillende ingrepen zijn afgewogen. Sloop en nieuwbouw werd niet ideaal bevonden, de sociale structuur zou onnodig worden aangetast. Woonbron heeft, samen met andere partijen, andere maatregelen getroffen om de leefbaarheid te vergroten. Zo wordt geprobeerd het gebied aan te laten sluiten bij de media en cultuurontwikkelingen op de nabijgelegen Lloydpier en is Woonbron in Delfshaven gestart met het ABCD-project (zie elders in dit rapport. Bron: KEI, www.kei-centrum.nl) Kader Parels van Pleinen is een projectteam vanuit de deelgemeente Delfshaven dat in het leven is geroepen om de leefbaarheid op de pleinen in deze deelgemeente vergroten. Het Kapelplein is één van de pleinen waar het team zich op richt. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie voor meer informatie over de bij dit project betrokken organisatie ABCDDelfshaven de in dit rapport opgenomen omschrijving van ABCD. Contactgegevens Delphi Opbouwwerk Wijkteam Delfshaven Schiemond, Pieter de Hoochstraat 103, 3024 CP, Rotterdam 010 4783515 www.delphiopbouwwerk.nl
104
Economische initiatieven in stadswijken
5.3
ABCD Delfshaven Categorie
Mix: Persoongericht niet-fysiek: arbeidsmarkttoeleiding
Locatie
Rotterdam, wijk Oud-Delfshaven
Start project
Mei 2003
en gebiedsgericht fysiek: herbestemmen vastgoed
Looptijd
Officieel einde in 2005, maar project loopt voorlopig door
Procesfase
Uitvoering (sinds 2003)
Initiatiefnemer
Woonbron, Rotterdam
Overige partijen
Gemeente Rotterdam, Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (werkgroep), Rabobank, Erasmus Universiteit, VerweyJonker Instituut (stuurgroep)
Het project De wijk Oud-Delfshaven in de Rotterdamse deelgemeente Delfshaven dreigde in ontwikkeling achter te blijven bij de ‘booming’ omgeving aan de Nieuwe Maas. Om dat te voorkomen heeft woningcorporatie Woonbron in de wijk een - minimaal twee jaar durend - project mogelijk gemaakt dat de economische en sociale revitalisatie moet bevorderen. De achterliggende filosofie is die van Asset-Based Community Development (ABCD). Dit is een – van oorsprong Amerikaanse - benadering van samenlevingsopbouw die de verborgen capaciteiten van bewoners aanspreekt. In Oud-Delfshaven staat ABCD daarom voor Aandacht voor Bewoners Capaciteiten (Oud-)Delfshaven. De initiatiefnemers kozen voor een open einde van het ABCDproject. Vooraf wilden ze bewust alleen in globale en voorlopige intenties aangeven hoe het project zou gaan lopen. Het ABCD-project wil werken aan een toename en diversificatie van bedrijvigheid, groei van diversiteit waar het om arm en rijk gaat en aan het opnieuw ontstaan van sociale samenhang. De uitvoering van het project berust bij twee wijkverkenners (‘spinnen’). Zij hebben verschillende taken zoals het opsporen en met elkaar verbinden van talenten, activeren van bewoners, opsporen van geïnteresseerde ondernemers en bedrijfsruimte voor hen zoeken. Mede hierdoor proberen ze te werken aan verbetering van de sociale en economische structuur van de wijk. (Bron: Verwey-Jonker Instituut, 2005). Lessen Het Verwey-Jonker Instituut heeft het project uitgebreid geëvalueerd en succes- en faalfactoren beschreven. Kort samengevat kan worden gezegd dat het uitgangspunt de empowerment van bewoners was. Het bleek echter niet eenvoudig om onder de bewoners veel geschikte ondernemers te vinden waarmee projecten konden worden opgezet. Vandaar dat is besloten om ook ondernemers van buiten naar de wijk te halen. Wel was het verschillende keren mogelijk om bewoners aan deze ondernemers te koppelen. De ‘spinnen’ van Woonbron hebben een lange voorbereidingstijd gehad, waardoor ze de wijk echt goed hebben leren kennen en de projecten hebben kunnen afstemmen op de behoeften in de wijk (bijvoorbeeld een computerclub die maatwerk levert). Aanpak Doelstelling De doelstelling voor aanvang was om bewoners te ondersteunen bij sociale en, met name, economische initiatieven. De ‘spinnen’ zijn op zoek gegaan naar bewoners met ondernemerszin.
105
Economische initiatieven in stadswijken
Hoe loopt het? Tot februari 2005 zijn ruim 15 sociale en economische initiatieven ondersteund. Tot de sociale initiatieven behoren de eerder vermelde computerclub, maar ook ene steungroep voor allochtone ouders en bijvoorbeeld het project ‘Buurtouders’. Economische initiatieven die o.m. met het project zijn ondersteund: een glasatelier, slijterij, een fietsenwerkplaats, een bloemen en cadeauwinkel. Maar ook het beschikbaar stellen van panden aan kleine ondernemers kan tot de economische initiatieven gerekend worden. Bijgesteld? Zoals eerder vermeld bleek het niet eenvoudig om onder de bewoners veel geschikte ondernemers te vinden waarmee projecten konden worden opgezet. Vandaar dat is besloten om ook ondernemers naar de wijk te halen. Wel was het verschillende keren mogelijk om bewoners aan de nieuwe ondernemers en projecten te koppelen (bijvoorbeeld: hoog opgeleide kunstenaars ontwierpen een stadstuin, een bewoners is aangesteld als beheerder) Ook werd naarmate het project vorderde meer ingezet op de ondersteuning van sociale initiatieven, die juist wel vanuit de bewoners zelf kwamen. Resultaat? Tot februari 2005 zijn als vermeld ruim 15 sociale en economische initiatieven ondersteund. Het Verwey-Jonker Instituut noemt in haar evaluatierapport ook andere opbrengsten, waaronder: de versterking van onderlinge contacten tussen buurtbewoners, een toename van het zelfvertrouwen in de medemens en een vergroting van het vermogen van wijkbewoners om netwerken aan te boren. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij corporatie. Schaalniveau Het project wordt uitgevoerd in de wijk Oud-Delfshaven en heeft op een hoger schaalniveau wel medewerking gehad van andere partijen (bijvoorbeeld de gemeente), maar van een uitbreiding van de opzet naar andere wijken is vooralsnog geen sprake. Financiering De kosten worden geheel gedragen door de corporatie. Achtergrond Wijk In de rond 1900 gebouwde wijk Oud-Delfshaven zijn de overwegend sociale huurwoningen grotendeels in beheer van woningcorporatie Woonbron. Mede doordat de wijk betrekkelijk laat multi-etnisch is geworden, is de sociale samenhang klein. Bewoners hebben doorgaans wel goede informele contacten in eigen kring, bijvoorbeeld met familieleden, maar overbruggende contacten tussen mensen met een verschillende etnische achtergrond lijken weinig aanwezig. Waar het om betrokkenheid bij zaken als veiligheid en leefbaarheid van de wijk gaat, lijken een afhankelijke opstelling naar instanties en afzijdigheid te overheersen. Er bestaat geen cultuur van burgerinitiatief. Het project probeert hier verandering in te brengen. (Bron: Verwey-Jonker Instituut, 2005).
106
Economische initiatieven in stadswijken
Kader Zoals vermeld is de achterliggende filosofie die van Asset-Based Community Development (ABCD). Deze van oorsprong Amerikaanse benadering van samenlevingsopbouw via het aanspreken van de verborgen capaciteiten van bewoners is met name daar al vaker beproefd. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Kenniscentrum Grote Steden, ‘Wijken voor bewoners, Asset Based Community Development in Nederland, 2002. Astrid Huygen, Maarten Davelaar en Henk Jan van Daal, Vitaliteit versterkt, ABCD Aanpak voor sociale en economische kansen van Oud-Delfshaven, Utrecht, 2005. Contactgegevens ABCD- project, Oostkousdijk 4, 3024 CM Rotterdam, 010 476 52 53. Contactpersoon: Peter Marijnen:
[email protected].
107
Economische initiatieven in stadswijken
5.4
Straat van 1000 culturen Categorie
Mix: persoonsgericht niet-fysiek: stimuleringsregeling & gebiedsgericht niet-fysiek: imagoverbetering
Locatie
Amsterdam, Bijlmer
Start project
2001
Looptijd
5 jaar, tot september 2006
Procesfase
Uitvoering (afrondende fase)
Initiatiefnemer
Stadsdeel Zuidoost (Amsterdam)
Overige partijen
Communicatieadviesbureau Rutten, VROM (IPSVsubsidie)
Het project De Straat van 1000 Culturen (S1000C) is een metafoor voor een bijna twee kilometer lange kansenzone in de Bijlmer, waarbinnen culturele en sociaaleconomische initiatieven worden aangemoedigd. Concreet heeft dit via een Stimuleringsfonds vorm gekregen. Ondernemers en bewoners uit de Bijlmer konden in 2004 meedoen aan een wedstrijd. Zij kregen via deze wedstrijd de mogelijkheid om ideeën voor de invulling van deze ‘straat’ naar voren te brengen. De winnaars hebben financiele steun uit het stimuleringsfonds ontvangen, waardoor ze in de gelegenheid zijn gesteld om hun ideeën ten uitvoer ofwel tot verdere ontwikkeling te brengen. Lessen Het uitschrijven van een prijsvraag voor een gebied is een goede mogelijkheid om meer economische en/of culturele activiteiten naar de wijk te halen, om het buurtgevoel en de cohesie tussen buurtbewoners onderling te versterken en de uitstraling van de buurt te vergroten. Tevens is het een leerzame ervaring voor bewoners en/of bedrijven uit de Bijlmer. Aanpak Doelstelling Vooraf: In de eerste instantie is de S1000C afkomstig uit de structuurvisie 1996/1997 die Ashok Bhalotra voor de Bijlmermeer schreef. Toen was het nog bedoeld als een fysieke straat die van de Amsterdamse Poort via het Bijlmerpark naar Kraaiennest zou kronkelen. Het idee uit de structuurvisie sloeg destijds aan, maar een concrete invulling werd er niet direct aan gegeven. De S1000C bleek te fungeren als een container: iedereen gooide er zijn idee in, maar daar bleef het wel zo’n beetje bij. Niemand wist nu precies of nu moest worden ingezet op een fysieke vorm: een echte straat of dat de S1000C meer een metafoor moest zijn. In 2003 werd een besluit genomen: het werd een culturele en economische kansenzone waar bewoners en ondernemers uit Zuidoost de kans zouden krijgen om zelf bij te dragen aan de vernieuwing van het gebied. Besloten werd om een Stimuleringsfonds Straat van 1000 Culturen op te richten en een wedstrijd (zie ‘het project’ en ‘hoe loopt het?’) uit te schrijven. Daarnaast moest de kansenzone een gebied zijn waar kleinschalige economische ontwikkeling gestimuleerd wordt enwaar geëxperimenteerd kon worden met een versoepelde regelgeving. Hoe loopt het? De wedstrijd onder bewoners en ondernemers was een succes: er kwamen 55 aanvragen voor een subsidie uit het stimuleringsfonds binnen. Zeven projecten kregen in de eerste instantie een toezegging, waaronder de ‘Straat van 1000 sculpturen’ (een permanente openbaren beeldencollectie die ieder jaar met 50 108
Economische initiatieven in stadswijken
beelden aanzwelt), een idee voor een kinderboeken en verhalenfestival, een Hortus in de Bijlmer, een openluchtbioscoop, een beeldmuur, een twee kilometer lange tafel door het Bijlmerpark en een workshop waarbij in tien dagen aan een groot kunstwerk is gewerkt door mensen uit de Bijlmer. Daarnaast keerde de BAM aanmoedigingsprijzen uit aan mensen die een sympathiek idee hadden, maar dat nog nadere uitwerking behoefte, waaronder een kleine subsidie voor de ondersteuning van een eenmalig danscafé. Vanuit de publieksjury zijn later nog twee projecten in de S1000C opgenomen: een muziekfestival dat een platform bood voor beginnende artiesten en een acteerwedstrijd. Qua versoepeling van de regelgeving is bij de projecten niet gekeken naar de bestemmingsplannen voor het gebied, wel moesten de projecten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke visie voor de Bijlmer. Het S1000C als aanjager voor harde economische bedrijvigheid (bijvoorbeeld de realisatie van kleinschalige bedrijfsruimten of steun aan startende ondernemers) is in het kader van dit project niet van de grond gekomen (wel zijn daar aparte projecten voor in de Bijlmer). Bijgesteld? Het project is feitelijk doorlopend bijgesteld. De S1000C werd eerst als fysieke straat gepresenteerd, later als een economische kansenzone. Uiteindelijk is het een stimuleringsfonds geworden dat hoofdzakelijk culturele initiatieven vanuit bewoners en ondernemers uit de wijk stimuleert die de wijk ten goede komen. Het draagt in zoverre bij aan de economische ontwikkeling van de Bijlmer dat de subsidie een stimulans was voor de ontwikkeling van de beroepspraktijk van de aanvragers en bovendien past het binnen het streven van het stadsdeel om de Bijlmer als (multi)culturele trekker neer te zetten. De S1000C heeft hier volgens de participerende partijen aan bijgedragen. Resultaat? De meeste projecten zijn ten uitvoer gebracht, enkele projecten zijn nog in ontwikkeling en een deel heeft dit jaar alweer een vervolg gekregen. In september 2006 wordt het project afgerond, het stadsdeel streeft naar consolidatie van het project. Gekeken wordt of het ondersteunen van nieuwe initiatieven structureler vormgegeven kan worden en de kennis die met de Straat van 1000 culturen is opgedaan is vastgesteld in een soort draaiboek. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij Stadsdeel Zuidoost. Schaalniveau Het project is uitgevoerd in de Bijlmermeer. Financiering Het stimuleringsfonds is gevuld met een IPSV-subsidie van €150.000 vanuit VROM, ook heeft het stadsdeel zelf een deel van het project gefinancierd. Achtergrond Wijk De Bijlmermeer staat bekend als een smeltkroes van culturen. Nederlanders, Surinamers en Antillianen maken het grootste deel van de bevolking uit, maar vele tientallen andere nationaliteiten zijn er ruim vertegenwoordigd. De wijk is het schoolvoorbeeld van een naoorlogse woonwijk die gebouwd is met een duidelijke functiescheiding van wonen, werken en recreëren. Het woningaanbod bestond lange tijd uit hoge flats met een honinggraadstructuur met daartussenin veel groen. In de 109
Economische initiatieven in stadswijken
jaren zeventig kreeg de Bijlmer een slechte naam, de leefbaarheid stond er onder druk. In de jaren negentig is een grootschalige vernieuwingsoperatie gestart die inmiddels bijna is voltooid. Veel van de flats zijn gesloopt en daar is laagbouw voor de in de plaats gekomen. Ook wordt de bedrijvigheid in de wijk flink gestimuleerd. Kader Het project past binnen initiatieven die erop gericht zijn de potenties in de wijk, in dit geval de multiculturele samenstelling van de wijk, te benutten. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie ook de projecten ‘Museum in bedrijf’ (1.10) en ‘ABCD Delfshaven’ (5.3) in dit onderzoek. Contactgegevens Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuidoost, Anton de Komplein 150, 1102 CW Amsterdam, 020- 2525000,
[email protected]. Contactpersoon: mw. S. van Kooy,
[email protected]
110
Economische initiatieven in stadswijken
5.5
Woonwerkgebouw Grote Pyr Categorie
Mix: gebiedsgericht fysiek: permanente herbestemming en stimulatie bedrijvigheid in de wijk & persoonsgericht niet-fysiek: persoonlijke ontwikkeling/arbeidsmarkttoeleiding
Locatie
Zeeheldenbuurt (Elandstraat), Den Haag
Start project
2002
Looptijd
Geen formele eindfase
Procesfase
Uitvoering (sinds 2002)
Initiatiefnemer
Gemeente Den Haag, voormalige bewoners kraakpand De Blauwe Aanslag vertegenwoordigd door Stichting Wonen Werken Waldeckpymontkade.
Overige partijen
-
Het project De Grote Pyr is een voormalig schoolgebouw (HBS) op de hoek van de Elandstraat en de Waldek Pyrmontkade. De gemeente Den Haag wilde dit zwaar verwaarloosde monumentale pand graag behouden en zocht tegelijkertijd een nieuwe bestemming voor de ex-krakers van De Blauwe Aanslag. Dit in krakerskringen beroemde pand moest verdwijnen vanwege de ontsluitingsplannen die de gemeente voor had ten behoeve van het centrum van de stad. Samen met het grootste deel van de bewoners van de Blauwe Aanslag is overeengekomen dat de Grote Pyr de vervangende huisvesting werd. De verbouwing van het pand wordt niet alleen door klussers van ‘buiten’ uitgevoerd. De bewoners en bedrijven leveren een intensieve inzet. Het project zet dus sterk in op zelfwerkzaamheid. Lessen Het heeft veel voeten in aarde gehad om de koop rond te krijgen (deze is pas in mei 2006 gerealiseerd) en dit heeft voor veel vertraging in de bouw gezorgd. Veel ruimten zijn af, maar een groot deel van de woningen nog niet, terwijl reeds in 2002 met de bouw is begonnen. Deze vertraging had meerdere oorzaken. Ten eerste heeft een kleine groep bewoners van de Blauwe Aanslag zich verzet tegen de uitzetting. In het contract met de gemeente was opgenomen dat 90 procent van de bewoners van de Blauwe Aanslag instemde met verhuizing. Als deze groep alsnog in het verweer zou komen, dan zou ze een boete opgelegd krijgen. Die kleine groep van tien procent groeide, waarschijnlijk met mensen van buitenaf, tot een grote beweging die zich hevig tegen de uitzetting heeft verzet. De VVD, groot in de gemeente Den Haag, dreigde met zeer hoge boetes. Hierdoor wilde de bank geen lening verstrekken. De geldkraan ging dicht en de aannemer staakte na een half jaar de werkzaamheden. Op dat moment was het gebouw nog niet ‘brandveilig’ verklaard, waardoor de uitverhuizers eigenlijk nog niet in de Grote Pyr mochten wonen. Door de inzet van bewoners voldoet het pand qua brandveiligheid inmiddels aan de eisen. De gemeente heeft geprobeerd om middels een contract de uitverhuizing in goede banen te leiden. Dit mislukte en juist door het contract werden de welwillende uitverhuizers gedupeerd, zij zagen de geldkraan voor hun nieuwe huisvesting opdrogen en lange tijd zag het er naar uit dat ze door de gemeente voor de rechter werden gesleept. Maar niet alleen vanuit de overheid ondervonden de gebruikers van de Grote Pyr hinder, ook de bank werkte niet mee. De stichting moest een brandverzekering afsluiten nadat de gemeente had besloten de koop wel door te laten gaan. Er was 111
Economische initiatieven in stadswijken
een hypotheek nodig om de erfpacht af te kopen. Om het risico voor de bank af te dekken eiste de bank een brandverzekering. De kosten moesten gedekt zijn als het pand zou afbranden. Voor deze verzekering moest, gezien het feit dat het om een monumentaal pand ging, een bedrag van ongeveer 30.000 euro op jaarbasis worden neergeteld. Onbetaalbaar voor de Grote Pyr. De aanpassingen die nodig waren om deze kostenpost te drukken bleken niet realistisch, waardoor een nieuw impasse ontstond. Inmiddels is de kwestie opgelost. De hypotheek die moest worden afgesloten was om de erfpacht af te kopen, inmiddels is met de gemeente een andere constructie overeengekomen. Hoewel verschillende gemeenten met hun beleid ten aanzien van ‘broedplaatsen’ culturele en sociale initiatieven trachten te ondersteunen, stuiten veel broedplaatsen naar eigen zeggen nogal eens op moeilijkheden ten aanzien van gemeentelijke procedures. De totstandkoming van dergelijke in eerste instantie geprezen plekken is volgens de bewoners en ondernemers in de broedplaatsen grotendeels afhankelijk van enkele ‘goedwillenden’ onder ambtenaren die binnen het bestuurlijke apparaat impasses durven te doorbreken. Aanpak Doelstelling De doelstelling was om de (meerderheid van) de bewoners van voormalige kraakpand De Blauwe Aanslag te herhuisvesten en om een nieuwe bestemming te realiseren voor een monumentaal pand in de Haagse Zeeheldenbuurt. Hoe loopt het? Inmiddels hebben een behoorlijk aantal bedrijven (circa 15) hun plek in het pand gevonden. Onder hen een boekhouder, architectenbureau, (bak)fietsenwerkplaats, een restaurant en een kindermuseum. Ook wonen circa dertig mensen in het pand. De woningen zijn door de vertraagde bouw lang niet allemaal voltooid. Op de zolder is men nog aan het bouwen om meer woonruimten te realiseren. Bedrijven en bewoners helpen elkaar om dit en andere klussen in en aan het pand voor elkaar te krijgen. Zo heeft iedereen een aantal klusdagen per maand die worden ingezet ten behoeve van het pand en haar gebruikers. Bijgesteld? Zie ‘lessen’. Resultaat? Een woonwerkcomplex dat veel bedrijvigheid in zich herbergt en waar ook een dertigtal mensen wonen. Het pand zelf is niet af, hier wordt nog immer aan gewerkt. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij bewoners en bedrijven van de Grote Pyr. Schaalniveau Project wordt uitgevoerd in de Haagse Zeeheldenbuurt. Financiering De gemeente heeft circa drie miljoen gulden geïnvesteerd. Los van de erfpacht is het pand feitelijk aan de stichting overgedaan. Een deel van het bedrag dat de gemeente heeft geïnvesteerd was reeds gereserveerd voor het pand (achterstallig onderhoud). Ook heeft het project vanuit het Rijk subsidie ontvangen (IPSV, 382.763 euro). Toen de gemeente de geldkraan dichtdraaide (zie ‘lessen’) en het geld echt bijna op was 112
Economische initiatieven in stadswijken
klopte er en oude vrouw aan die de gebruikers van de Grote Pyr financieel uit de brand hielp door een lening van circa tienduizend euro te verstrekken. Achtergrond Wijk Het Zeeheldenkwartier is hoofdzakelijk tussen 1870 en 1890 gebouwd en is één van de oudste stadsuitbreidingen van Den Haag. De Zeeheldenbuurt kent een nogal rechthoekig stratenplan. Met name na de Tweede Wereldoorlog werd de wijk een doorgangsgebied voor het autoverkeer van en naar het centrum. Daarnaast bleken de grote huizen al lang niet meer aantrekkelijk te zijn voor de mensen voor wie ze oorspronkelijk gebouwd waren. Het gevolg was onderverhuring en inwoning waardoor de panden snel in kwaliteit achteruitgingen. In de jaren tachtig en negentig heeft een groot deel van het gebied een grote opknapbeurt gekregen in de vorm van nieuwbouw of renovatie. Op dit moment is de wijk erg in trek, niet in het minst door de verscheidenheid aan winkels en uitgaansmogelijkheden. (Bron: Gemeente Den Haag: www.denhaag.nl). Kader Broedplaatsen worden door de Nederlandse overheid tegenwoordig beschouwd als plekken die bijdragen aan het culturele en sociale leven in de wijk. Amsterdam heeft sinds 1999 zelfs een broedplaatsenbeleid. Alhoewel blij met de toegenomen aandacht en erkenning voor dergelijke vrijplaatsen zien veel mensen die in een zogenaamde broedplaats wonen en werken de ‘broedplaats’ als een begrip dat samenhangt met een beleid en verplichtingen jegens de overheid. Ze benadrukken dat een te beleidsmatige insteek (bijvoorbeeld de bepaling waar de kunstenaars hun plek moeten hebben) averechts kan werken. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie www.vrom.nl voor meer broedplaatsen die via IPSV-gelden zijn ondersteund. Contactgegevens Stichting Wonen Werken Waldeckpyrmontkade, Waldeck Pyrmontkade 115-116 www.grotepyr.nl,
[email protected], Contactpersoon: Aart van den Hoek
113
Economische initiatieven in stadswijken
5.6
Wijk in Bedrijf Westflank Categorie
Persoonsgericht niet fysiek: hulp aan (startende) ondernemers
Locatie
Westflank Utrecht (wijken Kanaleneiland, Overvecht, Zuilen, Ondiep, Pijlsweerd)
Start project
2002
Looptijd
December 2006
Procesfase
Afgerond
Initiatiefnemer
Gemeente Utrecht, Kamer van Koophandel Utrecht
Overige partijen
Europese Unie
Het project Stichting Wijk in Bedrijf Westflank is op initiatief van de gemeente Utrecht en de Kamer van Koophandel te Utrecht opgericht. De stichting ondersteunt ondernemers in de wijken Kanaleneiland, Overvecht, Zuilen, Ondiep en Pijlsweerd. De missie is om een duurzame bijdrage te leveren aan de verbetering van het economisch klimaat in deze wijken. Dit doet de stichting door ondernemers actief te benaderen en hen de mogelijkheid te geven hun bedrijf te laten doorlichten (bedrijfsscan). Ook organiseert de stichting veel bijeenkomsten voor ondernemers en vervult ze een doorverwijsfunctie naar andere organisaties. Tevens wil ze de organisatiegraad van ondernemers in de wijken vergroten. Lessen De pro-actieve aanpak richting de ondernemers wordt volgens de stichting erg goed gewaardeerd. Uit de interne arbeidsregistratie blijkt dat voor de ondersteuning van individuele ondernemers minimaal 16 arbeidsuren (per klant) nodig is. De totale doorlooptijd vanaf het benaderen van de klant tot en met de klanttevredenheidsenquête is minimaal 3 maanden. De stichting ondersteunt ook (startende) ondernemersverenigingen en bekijkt per gebied of het mogelijk is om een vereniging op te zetten om zo de organisatiegraad van ondernemers in een wijk te vergroten. Uit de interne arbeidsregistratie blijkt dat per ondernemersvereniging in het voortraject (op zoek naar ondernemers, voorbereiding om te komen tot een bestuur e.d.) minimaal 130 arbeidsuren (per vereniging) nodig zijn. Voor het gehele vervolgtraject ligt het minimale aantal uren op circa 300. (Bron: Jaarverslag Wijk in Bedrijf Westflank, 2004)
Aanpak Doelstelling De doelstellingen: het bevorderen van het ondernemerschap bij pas gestarte en gevestigde ondernemers, het verhogen van de organisatiegraad van ondernemers, het signaleren van kansen en knelpunten in de wijk, het overdragen van kennis en kunde aan de opdrachtgevers (gemeente Utrecht en KvK Utrecht). Hoe loopt het? Het project loopt goed, al worden de vooraf gestelde doelen niet altijd gehaald (het aantal doorverwijzingen was in 2004 bijvoorbeeld minder dan van tevoren beraamd).
114
Economische initiatieven in stadswijken
Bijgesteld? Niet bekend. Resultaat? Een stichting waar zowel individuele ondernemers als ondernemersverenigingen terechtkunnen voor ondersteuning en advies. Wat het precieze effect op bijvoorbeeld de leefbaarheid in de wijk is, is niet gemeten. Procesinformatie Beslissingsbevoegdheid Bij Stichting Wijk in Bedrijf Westflank. Schaalniveau De stichting opereert in meerdere wijken. Financiering De stichting wordt financieel gesteund door een bijdrage uit het D2 fonds van de Europese Unie. De belangrijkste co-financiers zijn de gemeente Utrecht en de Kamer van Koophandel Utrecht. Achtergrond Wijk Pijlsweerd: De wijk Pijlsweerd is gebouwd op het terrein waar ooit het klooster Bethlehem lag. Pijlsweerd was van oudsher een gebied met veel hoveniers en kwekers. Straatnamen als ‘Hoveniersstraat’ en ‘Warmoesstraat’ herinneren daar nog aan. In de twintigste eeuw werd Pijlsweerd bij de stad ingelijfd. In deze kleinste buurt in Noordwest Utrecht staan oude herenhuizen dichtbij kleine, vooroorlogse corporatiewoningen. Langs de Vecht ligt een bedrijventerrein. (Bron: Het Utrechts Archief) Overvecht: Overvecht werd gebouwd als één van de Utrechtse woonwijken die de nijpende woningnood van na de Tweede Wereldoorlog moest oplossen. Overvecht is verdeeld in drie grote wijken en heeft veel flats. In de wijk Overvecht werd gebouwd in lange open stroken, als een contrast met de gesloten blokken van de oude binnenstad en de vooroorlogse woonwijken. De flats kregen gemeenschappelijke tuinen met speelplaatsen voor kinderen. (Bron: Het Utrechts Archief) Zuilen: De huidige Utrechtse wijk vormde tot 1954 samen met het dorp Oud-Zuilen en het industrieterrein Lage Weide de zelfstandige gemeente Zuilen. Het huidige Zuilen ontstond aan het begin van de twintigste eeuw door uitbreiding van het oude dorp ten behoeve van arbeiders van de bedrijven Werkspoor en Demka die zich aan het Amsterdam-Rijnkanaal vestigden. De buurt wordt getypeerd door arbeiderswoningen uit de jaren 1910 tot 1935 en naoorlogse prefab-flats. De herstructurering zal zorgen voor een 1500-tal aan nieuwbouwwoningen, ter vervanging van de verpauperde woningen in de oude Pedagogenbuurt. Kanaleneiland: Kanaleneiland is een typische naoorlogse wijk met veel eentonige semi-hoogbouw (portiekflats van 4 hoog zonder lift), rechte straten en relatief veel groen. De wijk heeft een sobere uitstraling, met name in Kanaleneiland-Noord. Van de bevolking is 76% van niet-Nederlandse afkomst (46 nationaliteiten!), de werkloosheid is er hoog,
115
Economische initiatieven in stadswijken
de gezondheidstoestand gemiddeld aan de slechte kant en de criminaliteit is tot 2000 erg hoog geweest. Daardoor heeft de wijk een slechte naam gekregen. Ondiep: Deze typische Utrechtse volkswijk ligt ten noorden, op korte afstand, van het stadscentrum. Ondiep heeft een gemêleerd woningbestand van ruim 4.000 woningen van zowel voor als na de oorlog gebouwde woningen. De woningen zijn verouderd en verkeren in een slechte bouwtechnisch staat. De voorraad, waarvan 82% in corporatiebezit is, bestaat uit relatief veel kleine eengezinswoningen. (Bron: KEI, www.kei-centrum.nl) Kader Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken hebben de Kamers van Koophandel Amsterdam, Haaglanden, Rotterdam en Utrecht zich in 1998 gebogen over de vraag in hoeverre de Kamers een rol zouden kunnen en willen spelen bij de revitalisering van de economie in aandachtswijken. De wijze waarop dit zou moeten gebeuren hebben de Kamers beschreven in de notitie ‘De Wijk in Bedrijf’. De gemeente Utrecht heeft in navolging van het rapport in samenwerking met de Utrechtse Kamer van Koophandel besloten een project te starten in de Utrechtse wijk Hoograven. In september 1999 is met het project Wijk in Bedrijf Hoograven van start gegaan. Inmiddels heeft het project zich uitgebreid en zo is Wijk in Bedrijf Westflank ontstaan. Overig Gerelateerde initiatieven en/of dossiers Zie ondermeer www.seinpost.nl voor ondernemersondersteuning in Arnhem via dit bureau. Contactgegevens Stichting Wijk in Bedrijf Westflank, Amsterdamsestraatweg 406, 3551 CX Utrecht, 030 2444057,
[email protected].
116
Economische initiatieven in stadswijken
Literatuur Beckhoven, E. van & Kempen, R. van (2002) Het belang van de buurt: de invloed van herstructurering op activiteiten van blijvers en nieuwkomers in een Amsterdamse en een Utrechtse buurt, Den Haag/Utrecht: DGW/Nethur Chaskin, R.J. (1997) Perspectives on neighbourhood and community: A review of the literature, Social Service Review, vol. 71, p. 521-547 Conklin Frederiking, L. (2004) A cross-national study of culture, organization and entrepreneurship in three neighbourhoods, Entrepreneurship & Regional Development, p. 197-215 Corpovenista (2006), Helpt herstructurering?! ‘Het beter maken van de buurt?’, verslag midterm conferentie Corpovenista De Meervaart Amsterdam, 7 juni 2006 (Corpovenista) Dagevos, J, (2006) Hoge (jeugd)werkloosheid onder etnische minderheden, Den Haag: SCP Daniels, P.W; (2004) Urban challenges, the formal and informal economies in megacities, Cities, Volume 21, Issue 6, p. 501-511. Davelaar, Maarten et.al. (2002), Wijken voor bewoners, Asset-Based Community Development in Nederland, Den Haag: Kenniscentrum Grote Steden Den Uyl, J. & Storteboom, J. (2003) Eindrapportage functiemening in vooroorlogse wijken – praktijkonderzoek, Rotterdam: KEI Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing Duyvendak, J.W. (2001) De verhouding tussen het sociale en het economische, Over het denken in pijlers, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut Duyvendak, J.W. & Schuyt, C.J.M. (2000) De wijkaanpak en de problemen in het grotestedenbeleid, in: Stad in Spagaat: Institutionele innovatie in het stadsbestuur, Hendriks, F. & Tops, P. (ed.), Assen: Van Gorcum, 2000 Fransen, A (2005), Jaarplan 2006 Enschede-Oost, Enschede: Stadsdeel Management Oost Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zeeburg (2002), Bedrijfsstimuleringsregeling Zeeburg, versie 5, juni 2002 (Gemeente Amsterdam) Howard, E. (1898) To-morrow! A peaceful path to real reform. London: Swan Sonnenschein Huygen, A., Davelaar, M. & Van Daal, H. (2005) Vitaliteit Versterkt, ABCD-aanpak voor de sociale en economische kansen van Oud-Delfshaven, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut Idrissi, F. (2006) Eigen Wijsheid/E-qual, powerpointpresentatie, Amsterdam: Gemeente Amsterdam/Bureau ParkStad Jacobs, J. (1961), The death and life of great American cities. New York: Random House Inc. 117
Economische initiatieven in stadswijken
KEI Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing, (2003), Monitor Wijkontwikkelingsmaatschappijen, eindrapportage, Rotterdam, (Kei Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing) Laan Bouma-Doff, W. van der (2005) De buurt als belemmering? Assen: Van Gorcum Marlet, G. & Woerkens, C. van (2005) De effectiviteit van grotestedenbeleid, Utrecht: Stichting Atlas voor gemeenten McCarrthy, J. (1998), US urban empowermentzones, Land Use Policy, vol. 15, nr.4, p. 319-330 McKnight, J.L.; Kretzmann & J.P; Sheehan, G. (1997) A Guide to Capacity Inventories: Mobilizing the Community Skills of Local Residents, Evanston, IL: Institute for Policy Research Meer, C.E., van der (1996), Monitoring van buurten. Signalering en analyse van probleemcumulatie. Amsterdam: Amsterdam Study Centre for the Metropolitan Environment (AME). Middleton, A; Murie, A. & Groves, A (2005), Social Capital and Neighbourhoods that work, Urban Studies, vol. 42, nr.10, 1711-1738 Ministerie van VROM (1997) Nota Stedelijke Vernieuwing, Den Haag: (Ministerie van VROM) Ministerie van VROM (2003) Cijfers over wonen, Den Haag, (Ministerie van VROM) Ministerie van VROM (2003), Water als economische impuls, kansen kosten en complicaties, Den Haag, (Ministerie van VROM) Musterd, S.; Deurloo, R. & Ostendorf W. (1999), Het omgevingseffect, de problematiek van het vaststellen van ‘getto-effecten’ in Musterd & Goethals, De Invloed van de buurt, Amsterdam: SISWO, publicatie nr. 404 Ouwehand, A. (1999), De vernieuwing halverwege. Evaluatie vernieuwing Bijlmermeer. Amsterdam: Patrimonium. Ouwehand, A. & Meijeren, M. van (2006) Werk in de wijk, economische impulsen in de stedelijke vernieuwing, Den Haag: Ministerie van VROM Pennen, T. van der (2004), Herstructurering in een historisch perspectief, Utrecht: NIZW Post, W. van der (2004). Retail ruimte en rendement, een onderzoek naar de decentralisatie van het ruimtelijk detailhandelsbeleid in de Vijfde Nota, Amsterdam: ASRE, publicatie 2004-04 Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (2005) Niet langer met de ruggen naar elkaar, RMO-advies 37. Den Haag: RMO/SDU Regioplan Beleidsonderzoek (1986), Banenplan voor de Buurt, Rapport in opdracht van de Stichting Buurteconomie, Amsterdam, (Regioplan Beleidsonderzoek)
118
Economische initiatieven in stadswijken
Regioplan Beleidsonderzoek (2005), Wijkeconomie in Zuid-Holland, eindrapport, Amsterdam, (Regioplan Beleidsonderzoek) Reijndorp, A. (1996), Wie stelt de bevolking samen? De ontwikkeling van de sociale component van het ruimtelijk beleid, Rotterdam: Reijndorp BV Reijndorp, A. (2003), Een samenloop van omstandigheden, stedelijke vernieuwing in de netwerkstad, in: Ruimte in debat, 02/2003, p. 2-11 Tillaart, H. van der, Warmerdam, J., Bruin, E & Eppink, M (2005), Kleinschalige bedrijfshuisvesting, onderzoek naar vraag en aanbod van kleinschalige bedrijfshuisvesting in Utrecht Westflank, Nijmegen: ITS-Nijmegen Tordoir, P. (2005) Krachtige Steden, motoren voor economische emanicipatie, lezing voor het NIROV eindejaarsdebat 2005, Buurtwerk of stadseconomie, powerpointpresentatie, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam Veek, J. van der (2005), De voorzieningencorporatie, brug tussen sociaal en fysiek, powerpointpresentatie, Enschede: Projectteam De Voorzieningencorporatie Vegt, C. van der & Manshanden, W.J.J. (1996), Steden en stadsgewesten; economische ontwikkelingen 1970-2015, Den Haag: Sdu Veldhuizen, G. van (z.d., vermoedelijk 1958), Een eeuw Rotterdamse volkswijk, Baarn: Bosch en Keuning Vreeze, N. de & Ouwehand, A. (2006) Amsterdamse School, schoonheid als maatschappelijk ideaal in: Jaarverslag 2005 Welstandszorg Noord-Holland. Alkmaar: Welstandszorg Noord-Holland VROM-raad (2006), Stad en stijging, sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing. Den Haag: VROM-raad Werkgroep 2000 (1983), Buurteconomie, Amersfoort: De Horstink/WONN Whitehead, T.; Simmonds, D. & Preston, J. (2006) The effect of urban quality improvements on economic activity, Journal of Environmental Management, article in press Wijk in Bedrijf Westflank (2005), Jaarverslag 2004, Utrecht, (Wijk in Bedrijf Westflank) Zanen, K. van & Gadet, J. (2006) Succesvolle vestigingsplekken, aantrekkende stadsmilieus voor de creatieve kenniseconomie, Plan Amsterdam, jaargang 12, nr.3, Amsterdam: Dienst Ruimtelijke Ordering Gemeente Amsterdam Zwaard, J. van der (2004) Rondkomen en vooruitkomen in de Agniesebuurt, het miskende kapitaal van een Rotterdamse migrantenwijk, S&RO nr. 85 Zwaard, J. van der (2000) Contacten op loopafstand, de betekenis van de buurt voor moeders uit lage inkomensgroepen, Tijdschrift voor de sociale sector 54, 16-21.
119
Economische initiatieven in stadswijken
Bijlage A Geïnterviewde personen Face to face: A. den Aeld, Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuidoost J. Acheampong, Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuidoost Yvonne Driehuis, Bureau ParkStad Iris de Kievith, In Situ Architecten (Grote Pyr) Joke Kop, coördinatrice Vrouw en Vaart George Müller, directeur Wijkontwikkelingsmaatschappij Rotterdam Hanneke Oosterhof, hoofd presentatie en collectie, Textielmuseum Tilburg Jeroen den Uyl, OGA Ramon Schleijpen, coördinator leefbaarheid, Ymere Raijmond van der Vlies, zakelijk beheerder Progrez Telefonisch: E. Heijstee, projectleider Waterlandplein Amsterdam, Ymere Piet van Hemmen, Vestia Peter Marijnen, ABCD Delfshaven Ank Olsman, deelneemster project ‘Een eigen huis..’, Enschede Dirk Oudshoorn, projectleider Nieuwe Mark, Gemeente Breda Wim Reedijk, Aedes Vereniging van Woningcorporaties Anne Steijn, gebiedsmanager Indische Buurt, Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zeeburg Marije van Wees, projectleider Buurtpromotie Indische Buurt, Gemeente Amsterdam, stadsdeel Zeeburg Joop Wikkerink, Activa Ondernemersadvies Peter Winterman, interim-directeur Neighbourhood Corporation Enschede Jeroen Vinken, textielontwerper, Tilburg
120
Habi_deel_omslag van Meijeren
24-1-2007
15:33
Pagina 2
Inhoud Onderzoeksinstituut OTB heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd naar economische initiatieven op wijkniveau. In deze studie wordt inzicht gegeven in de verschillende aspecten die van belang zijn voor de economische ontwikkeling in stadswijken. Ook zijn de verschillende typen projecten die in Nederlandse stadswijken voorkomen, beschreven. Van 27 initiatieven zijn uitgebreide projectbeschrijvingen in dit rapport terug te vinden.
Colofon Dit onderzoek kwam tot stand in het kader van het onderzoeksprogramma Corpovenista, waarin wordt samengewerkt door een tiental grote woningcorporaties (De Alliantie, Haag Wonen, de Key, Het Oosten, Stadswonen, Staedion, Vestia, Woonbron, De Woonplaats en Ymere), Aedes (de vereniging van woningcorporaties), Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft en onderzoeksgroepen van de Universiteiten van Utrecht en Amsterdam (zie: www.corpovenista.nl). Corpovenista maakt deel uit van het wetenschappelijk programma binnen het Habiforum-kennisontwikkelingsprogramma ’Vernieuwend Ruimtegebruik’. Deze publicatie vindt tevens plaats in het kader van het onderzoeksspeerpunt Sustainable Urban Areas van de Technische Universiteit Delft. Dit rapport is digitaal verkrijgbaar via www.corpovenista.nl
Habiforum Dit is een publicatie van Habiforum in het kader van het programma Vernieuwend Ruimtegebruik. Habiforum is een kennisnetwerk dat ruim 2.000 experts verbindt, die samen nieuwe vormen van duurzaam ruimtegebruik ontwikkelen én in de praktijk brengen. Het programma omvat praktijkprojecten (proeftuinen) en wetenschappelijk onderzoek. Het wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster en de universiteiten van Delft, Rotterdam, Amsterdam (VU en UvA), Utrecht en Wageningen. Door deze samenwerking ontstaat er synergie tussen wetenschap, praktijk en beleid. Habiforum wordt gefinancierd vanuit Bsik, het kenniseconomieprogramma van de Rijksoverheid, en uit bijdragen van publieke en private partijen. Zie ook: www.habiforum.nl