Braziliaanse bloei
Inhoudstafel
Inleiding / 7 Kaarten / 14
1. De bijenkorf van de democratie / 17
Hoe de Brazilianen het juk van de dictatuur afwierpen 2. Heli’s, auto’s en jets / 53
Een economie in de overtreffende trap 3. Favela / 85
Rio vindt de weg naar vrede 4. Woud tussen wet en werkelijkheid / 113
Ecologie en economie in het Amazonegebied 5. De opmars van Afro-Brazilië / 149
De raciale democratie stuit op haar grenzen 6. Brood en spelen / 173
Over carnaval, telenovela en voetbal
7. God is Braziliaan / 203
Religie tussen bekeringsijver en pluralisme 8. Aankomen en vertrekken / 229
Migratiestromen nu en toen 9. Een beker zee om in te varen / 261
Creativiteit, moderniteit en optimisme
Dankwoord / 281 Tijdslijn Brazilië / 283 Meer lezen: een beknopte selectie / 289 Register / 293
Lembrando os nossos anos em Lisboa…*
* Ter herinnering aan onze jaren in Lissabon…
Inleiding
Brazil, prijkte het in hoofdletters op een kermisattrac tie in mijn geboortestad. De rups, zoals we het ding noemden, was groen en geel, telde wel honderd wielen, ging razendsnel op en neer, ratelde dat het een aard had en was alleen voor grote jon gens bestemd. Wie zich aan boord gewaagd had, schepte daar met recht en reden over op, ’s anderendaags op de speelplaats. In mijn leven was Brazilië een draaimolen voor het een land werd. Ontzagwekkend, zwierig en riskant. Die indruk hield stand toen ik mijn eerste atlas opensloeg. Naast de kolos in Zuid-Ame rika was België maar een vlek. Om nog te zwijgen van de plaats namen: São Paulo, Belo Horizonte, Rio de Janeiro. Ze klonken spannender dan Brugge, Gent of Kortrijk en veeleer dan een onooglijke stip stond er een stevig vierkant naast, dat aangaf dat het om miljoenensteden ging. Miljoenensteden, diep onder de evenaar! Het was een kwestie van tijd voor vaders encyclopedie erbij gehaald werd en ik me bij Brazilië ook een landschap voorstelde. Blauwe baaien en grillige bergen, oerwoud zover het oog reikte, rivieren breed als zeeën en krokodillen, spinnen en papegaaien om een complete Grzimek mee te vullen, een zoölogisch naslag werk in meerdere volumes dat tevens op de boekenplank stond. Brazilië was in mij ontwaakt, het zou me niet loslaten. Jaren later volgde ik net als een half miljard tv-kijkers wereldwijd het wedervaren van slavin Isaura. De hoofdrolspeelster, de licht loen sende Lucélia Santos, sprak de taal die paste bij het land in mijn hoofd: vloeiend en zacht, anders zonder compleet vreemd te zijn. 7
In de generiek doken de gekste namen op: Wanderlei, Wilson of Glauber, nu eens gevolgd door Da Silva of Vasconcelos, dan weer door Sabatini, Woyzeck, Müller of Donner – van Hans Donner, de Oostenrijkse Braziliaan die nog altijd over de huisstijl van TV Globo waakt. Van dat laatste had ik als tiener uiteraard geen benul, en het inter net moest nog worden uitgevonden. In Leuven pas, toen profes sor Eddy Stols ons met indrukwekkende kennis en passie inleidde tot de geschiedenis, cultuur en samenleving van Brazilië, kreeg de puzzel vorm. We schrijven de tweede helft van de jaren tachtig, José Sarney had pas de eed afgelegd. Sarney had gezworen het laatste staats hoofd van een onderontwikkeld Brazilië te zullen zijn. Maar dat was pure overmoed: hij was tevens de eerste president na de mili taire dictatuur, en had van zijn voorgangers een kolossale schul denlast geërfd. Ooit zou Brazilië in de vaart der volkeren opge stoten worden, maar Sarneys belofte kwam te vroeg. Leuven had ik intussen voor de Portugese hoofdstad Lissabon verruild, waar ik heel wat Brazilianen in mijn vriendenkring telde. Hun verhalen gingen alle dezelfde richting uit: hyperinflatie, crisis en grootstadsgeweld maakten hen het leven zuur en dus waren ze naar Europa gekomen. Maar eenmaal hier schokte hen het beeld dat van hun land bestond. Brazilianen waren geen in de goot gesukkelde fuifnummers, verzekerden ze. Meer zelfs, in veel opzichten was Brazilië moderner dan de Oude Wereld: informe ler, inventiever, concreter, minder klagerig en ongecompliceerd. Ze hadden een punt, mijn vrienden. In Portugal waren waren huisketens en reclameagentschappen in Braziliaanse handen over gegaan, het oude moederland was verslingerd aan telenovela’s, Portugezen luisterden gretig naar Braziliaanse muziek en een enkele uitdrukking uit Rio of São Paulo was ook in Lissabon de omgangstaal binnengedrongen. Was de geschiedenis aan een 8
zachte maar onstuitbare revanche begonnen voor eeuwenlange onderwerping? Aangebroken was het nieuwe paradigma nog niet, maar voortekenen waren er te over. ‘Nog even geduld, ooit wordt Brazilië even groot als zijn territorium’, vertelde al wie daarvan daan kwam. Inmiddels zijn we twee decennia verder, heb ik de proef op de som genomen en de ‘onverschrokken kolos’ een tiental keren bezocht. De omschrijving uit de hymne zit er niet naast: met een oppervlakte van 8,5 miljoen vierkante kilometer, 283 keer België, met een bevolking van bijna 200 miljoen zielen en een onnoeme lijke voorraad grondstoffen bezit Brazilië troeven te over. Net als China en India heeft het zich als groeiland ontpopt, schiet het zijn eigen raketten de ruimte in en eist het inspraak in dos siers waar de wereld van wakker ligt. Al jaren is Brazilië vra gende partij voor een vaste zetel in de VN-Veiligheidsraad. Het land speelt een cruciale rol in de stabilisering van Haïti en oogst lof voor wat sommigen als the Brazilian way of peacekeeping omschrij ven. Aan het eind van zijn tweede mandaat gaf president Lula de grootmachten het nakijken toen hij een doorbraak probeerde te forceren in het imbroglio over de nucleaire proliferatie in Iran. Ook Lula bracht Teheran niet op andere gedachten, maar hij had wel bewezen dat Time Magazine geen ongelijk had toen het hem ’s werelds invloedrijkste politicus van 2010 noemde. Een kwarteeuw na het einde van het militair regime is Brazi lië, anders dan China, bovendien een stevige democratie. In het hele land komen burgers voor hun rechten op en waakzamer dan ooit zien pers en middenveld toe op het politieke reilen en zeilen. Met corruptie- en andere schandalen wegkomen vergaat Congres- en regeringsleden almaar moeilijker, wat ook meerdere excellenties in het nog prille kabinet van Lula’s opvolgster, Dilma Rousseff, ervaren hebben.
9
Dat is het politieke verhaal. Economisch mag het late Lula-tijd perk zonder meer euforisch heten. ‘Voor het eerst in de geschie denis van dit land’ – woorden waarmee de president zijn rede voeringen graag aanhief – behoort de helft van de Braziliaanse bevolking tot de middenklasse. Die koopt, bouwt en reist als nooit tevoren. Hoewel de inkomenskloof hemelsbreed blijft en de ellende in stad en platteland lang niet uitgeroeid is, hebben tientallen miljoenen armen het vandaag beter dan ze zich een decennium geleden konden voorstellen. Het is een kwestie van tijd voor Brazilië Frankrijk en Groot-Brittannië naar de kroon steekt en ’s werelds vijfde economie wordt. Voor de kust van Rio zijn intussen gigantische olievoorraden aangetroffen. Volgens Dilma leveren ze ‘het bewijs dat God Bra ziliaan is’ en bevatten ze een potentieel dat Brazilië naar de top vijf van grootste producenten ter wereld belooft te katapulteren. Althans, als dat is wat de Brazilianen willen: met uit suikerriet gewonnen ethanol zijn ze ook leider in de aanmaak van niet-fos siele brandstoffen en de vergroening van de economie staat hoog op hun agenda. Sowieso heeft een groeiende groep burgers lak aan de groot-groter-grootst-logica en willen ze redden wat er aan ongerepte natuur te redden valt. Ook het Planalto-paleis is onge rust over de alweer toegenomen houtkap in het Amazonewoud of de vele moorden op activisten in de staat Pará. Uiteindelijk luidt de vraag hoe je dat doet, een land economisch rijker maken zonder het ecologisch of sociaal te verarmen. En of je, zoals een boer me vroeg, ‘een omelet kunt bakken zonder eieren te bre ken’. Het is een dilemma waar niet alleen Brazilië maar de hele planeet mee zit. De afgelopen jaren, en nu ook voor dit boek, bezocht ik zowel het Amazonegebied in het noorden als Bahia, Pernambuco en Ceará in het noordoosten, het hoogland in het centrum, het eindeloze Mato Grosso in het westen, de drukke metropolen in het zuid 10
oosten of het Europees aanvoelende zuiden. Dat blijft alles wel beschouwd een losse greep. Om heel Brazilië met zijn Federaal District en zesentwintig deelstaten te verkennen zou een leven niet volstaan. De grootste staat, Amazonas, bestrijkt Mongolië. De kleinste, Sergipe, blijft goed voor drie vierde van België. Tus sen het hoogste noorden en het diepste zuiden bedraagt de afstand meer dan die tussen de Noordkaap en Casablanca. Tussen het meest oostelijke en meest westelijke punt ligt het traject DublinOeral. Toch heb ik meer van het land gezien dan de meeste van zijn burgers. Dat is een privilege, zeker op een moment van onweer staanbare vooruitgang als nu. In de favela’s van Rio proberen bewoners en politieagenten diep wederzijds wantrouwen te ver ruilen voor nog onwennige maar veelbelovende samenwerking. In dezelfde stad liet ik me voor carnaval op sleeptouw nemen en mocht ik de set van een telenovela op. In São Paulo legden spiri tisten en pinkstergelovigen me uit wat God voor hen betekende, sprak ik met de directeur van een steenrijk wetenschapsfonds, zag ik vliegtuigbouwers aan het werk en vertelden studenten me over hun passie voor kunst. In Salvador namen jonge zwarten me mee naar een candombléritueel en getuigde een oud-leraar hoe de auto-industrie zijn leven veranderde. Brasília, het door Lúcio Costa en Oscar Niemeyer ontworpen hart van de natie, zette me intussen aan het denken over wat nu mooi is en wat lelijk, wat tijdelijk en wat eeuwig – ‘kosmisch’, zoals ze het daar noemen. In het immense Brazilië ligt elke einder veraf. Onder het Zuider kruis nodigt de ruimte uit tot komen en gaan en worden levens voortdurend herschreven: verre nazaten van slaven die van het platteland naar de stad trekken, inheemsen die in de hoofdstad verhaal komen halen, kinderen van Japanse immigranten die naar het vaderland terugkeren maar er merken hoe Braziliaans 11
ze geworden zijn, Duitsers uit het zuiden die hout hakken in het regenwoud, duizenden kilometers noordwaarts, Braziliaanse Brus selaars die twijfelen tussen hier en ginder maar de toekomst roos kleuriger inschatten dan de modale Belg. Het is uit diverse peilin gen gebleken: de Brazilianen zijn het meest optimistische volk ter wereld. De vraag welke lessen Brazilië voor ons in petto heeft, is daar mee goeddeels beantwoord. Vooruitgangsgeloof en vertrouwen in de toekomst zijn niet alleen de motor van ’s lands vaart, ze zijn de conditio sine qua non. De Brazilianen zijn gelukkige mensen, al moeten we hun geluk niet verwarren met zomaar wat feel good, een leuk bijproduct van de economische groei. Decennia lang, met vallen en opstaan, heeft Brazilië aan de weg getim merd. Vooruitgedacht en geëxperimenteerd in de hoop te breken met een verleden van ongelijkheid, geweld, dood en destructie. Die lange reis is niet voorbij, maar sneller dan ooit nadert Brazi lië het eind van de tunnel. Dat heeft inmiddels ook de wereld begrepen. In São Paulo, Rio de Janeiro en Brasília krijgen ze de ene internationale han delsdelegatie na de andere over de vloer. Uit ons land kwamen onder anderen prins Filip en Vlaams minister-president Peeters op bezoek, met tientallen zakenlui in hun kielzog. Toen presi dent Lula zelf in Brussel was, nodigde hij het Belgische bedrijfs leven uit in te gaan op de vele aanbestedingen die de organisatie van het WK voetbal in 2014 en de Olympische Spelen twee jaar later in petto hebben. Op de Exportdagen Amerika die Flanders Investment & Trade (FIT) eind 2010 opzette, vertelde een Belgi sche zakenman die al jaren in Brazilië investeert dat hij ‘niets dan superlatieven’ in het land zag. Zonder Braziliaans fruitsap zou de haven van Gent niet zijn wat hij is en zonder stevige Brazili aanse inbreng had Belgisch bier nooit de wereldmarkt kunnen veroveren. 12
Is Brazilië een grootmacht? Neen. Het land blijft tot nader order meer op zichzelf dan op de wereld gericht. In het internationale machtsspel bezit Brazilië nog niet het gewicht waar het van droomt. Ook sociaal, economisch en ecologisch heeft de reus van Zuid-Amerika moeilijke horden te nemen. In de geschiede nis raakten gigantische successen er trouwens al eerder vroegtij dig gefnuikt. Wordt Brazilië een grootmacht? In een multilaterale wereld zeker. Er valt niet te ontkomen aan het enorme agrarische en ener getische potentieel en aan ’s lands zoetwater- en bosreserves, de grootste ter wereld. Ook hebben de Brazilianen, en niet alleen de voetballers en muzikanten, hun land een uitgesproken posi tieve uitstraling gegeven. Ze beschikken over een portie soft power waar heel wat mee te kopen valt en waar andere volkeren terecht jaloers op zijn. De toekomst zal uitwijzen hoe het Brazilië vergaat. Het land is niet alleen jong, het is ook solide en complex, pure materie die nog zoekt naar vorm, een reusachtig blok graniet waarin de sculp tuur nog niet alle contouren bezit. Alleszins is Brazilië een uit daging voor zichzelf en voor de wereld. Het is, zoals de vader van de bossanova Tom Jobim het zei, ‘geen land voor beginners’. Maar hoezeer Brazilië ook overdondert, vaak genoeg is het een feest. Om eerlijk te zijn, ik voel me er een beetje zoals op de ker mismolen uit mijn kindertijd. Brussel, juli 2011
13
Brazilië Brazilië ATLANTISCHE OCEAAN VENEZUELA GUYANA
COLOMBIA
Boa Vista
SURINAME FRANS GUYANA
RORAIMA
AMAPÁ
Evenaar
Macapá Belém
o Amaz nerivier
AMAZONAS
ACRE
RONDÔNIA
SERGIPE Aracaju
Palmas
Sinop
TOCANTINS
BAHIA
Lucas
BOLIVIA
João Pessoa PARAÍBA PERNAMBUCO Recife ALAGOAS
PIAUÍ
BR BR 163 163
MATO GROSSO
CEARÁ
Teresina
BRAZILIË
Porto Velho
Fortaleza RIO GRANDE DO NORTE Natal
MARANHÃO
PARÁ
Rio Branco
PERU
São Luís
Santarem
Manaus
Tabatinga
Salvador
D.F.
Cuiabá
Goiânia Brasília
GOIÁS
Pantanal
MATO GROSSO DO SUL
CHILI
PA RA GU AY
Campo Grande
MINAS GERÁIS Belo Horizonte
ESPÍRITO SANTO Vitória
SÃO PAULO PARANÁ
São Paulo
RIO DE JANEIRO Rio de Janeiro
São José dos Campos
Curitiba
SANTA CATARINA Florianópolis
RIO GRANDE DO SUL
Porto Alegre BRAZILIË
URUGUAY ARGENTINIË ZUID-AMERIKA
500 km
Internationale grens Deelstaten BR-163 Pantanal
14
Maceió
Rio de Janeiro
Rio de Janeiro
Belford Roxo BR BR 040 04 040
Duque de Caxias São João de Meriti
BR BR 116 116 16
BR BR 101 101 01
Aeroporto Internacional Tom Jobim
Bahia de Guanabara
BR BR 101 1101 10 01
BR BR 101 101 01
Niteroi
Rio de Janeiro Maracanãstadion
Providência Sambódromo Centro
Glória Catete
Borel
Cidade de Deus Jacarépaguá (Globo tv) Barra
Christus Corcovado
Suikerbroodberg (Pão de Açúcar) Chapéu Mangueira
Botafogo
Alto da Boa Vista Rocinha
Ipanema
Copacabana
Vidigal
BRAZILIË Rio de Janeiro
ATLANTISCHE OCEAAN ZUID-AMERIKA
5 km
Snelwegen Andere wegen Spoorlijn
15
1. De bijenkorf van de democratie Hoe de Brazilianen het juk van de dictatuur afwierpen
De taxi scheurt de roetsjbaan af die de Esplanade van de Ministeries is. Een buitenmaats grasveld scheidt het neerwaarts en opwaarts razende verkeer. Als soldaten in het gelid staan links en rechts de blokken waarin de uitvoerende macht huist. Cen traal in de diepte ligt het Congres, herkenbaar aan de schotel waaronder de Kamer zit en de koepel die de Senaat bedekt. Beide halve bollen zijn spierwit en stellen respectievelijk de ontvanke lijkheid voor nieuwe ideeën voor en de bezonnenheid die nodig is om ze te realiseren. De architect van Brasília, Oscar Niemeyer, had grondig nagedacht over wat de Braziliaanse politiek moest zijn en waar ze het best kon wonen. Aan het einde van de Esplanade, helemaal beneden, zwenkt mijn chauffeur met piepende remmen naar links, gevolgd door een niet minder gezwind manoeuvre naar rechts. Dan wordt het donker. We glijden een tunnel in, een platform vol limousines, het grensgebied tussen burger en beleid. Ik stap uit, krijg een bezoe kerssticker op en ga naar binnen. Lange, brede, lage gangen; indirect licht, blauw tapijt en kaal beton; ambtenaren met vaste tred: dit had een ruimteschip kunnen zijn, hier hadden ze Star Trek kunnen bedenken.
17
In de wachtkamers van de macht De werkelijkheid komt snel genoeg terug. Hoewel ik met meer dere senatoren afgesproken heb, vindt elk rendez-vous later plaats dan gepland. Van uitstel komt meermaals afstel. Geen nood, de kabinetten zijn behalve werkplaatsen ook wachtkamers. Het is er een komen en gaan van Brazilianen en de problemen die hen bezighouden. Zo ziet het er niet uit, maar het Congres, een huis met open deuren, is een plaats van vlees en bloed, van tranen ook. ‘Mijn vriendin heeft me de bons gegeven’, jammert de jonge man op de stoel naast me. Hij is eerder zijn werk al kwijtgeraakt, verdenkt haar ervan hem om die reden te hebben laten stikken en loopt nu de kabinetten van Kamer en Senaat af, hengelend naar een interimbaantje. Joaldo, zoals de man heet, woont in het Federaal District en drie jaar geleden al was hij hier korte tijd aan de slag. ‘Koerier bij de interne post. Het betaalde niet slecht en dus dacht ik: nog maar eens proberen.’ De twintiger, jeans, een zwart T-shirt en een stel versleten bas ketbalschoenen, zit al een uur de tijd te doden. Snotterend, kla gend, hengelend naar troost. Wat ik in zijn situatie zou doen, smeekt hij, en ook de receptioniste geeft raad. ‘Ach, het komt wel goed, hoor. Je bent jong, je ziet er niet slecht uit, je vindt wel wat.’ De kokette dame krijgt voortdurend telefoon, maar moet ook een berg uitnodigingen in enveloppes stoppen. Ze begint het wel letjes te vinden en wil Joaldo de deur uit. Maar die heeft zijn gedachten op haar baas gezet en wil hem het koste wat het kost spreken. Als de vrouw hem voor de tigste keer verzekert dat ze zijn gegevens genoteerd heeft en contact zal opnemen als de senator wat kan doen, wordt hij boos. Niet op haar, maar op het leven. ‘Het is niet eerlijk!’ Een ander kabinet, eenzelfde verhaal. Een oudere man met getaand gezicht, een vaalgroen T-shirt en een jeans van twee real. 18
‘Is hij er niet?’ ‘Wie dan wel?’ vraagt de secretaresse. ‘Wie denk je dan?’ ‘Neen’, antwoordt ze. Waarop hij haar de huid vol scheldt. ‘Moet ik dure kleren dragen voor ik hier naar binnen kan? Jullie scheppen poen dat het een aard heeft maar een boer als ik mag creperen.’ De man wíl zijn verhaal al niet meer kwijt en stapt woest de deur uit. ‘Zie je’, vertelt de dame. ‘Zo is het de hele tijd. Veel armen denken dat ze bij voorbaat geen kans maken. Ze komen met gebalde vuisten naar het Congres, bonken op tafel en gaan onverrichter zake naar huis terug. Zeg nu zelf: u zit hier toch ook beleefd te wachten?’ Ja, alweer een uur of twee. Ook de man naast mij, een sahrawi in bruin maatpak die de belangen van het Polisario-front behar tigt, kan niet anders dan geduld oefenen. Hij heeft het over Bra zilië als democratisch model voor de Arabische wereld en over zijn wens dat de revoluties er ook zijn volk de vrijheid schenken. ‘Dit land werkt hard voor Afrika,’ knikt hij, ‘de Brazilianen voe len ons goed aan.’ Op de stoel naast hem zit intussen een hooggehakte lady-inblack, een lijvig dossier op de schoot en een stapel folders waar elke aanwezige er eentje van krijgt. De vrouw eist strengere straf fen voor pedofielen en beter bewaakte gevangenissen. ‘Het zou snel uit zijn met de misdaad.’ Iedereen praat met iedereen, de secretaresse modereert honderduit. Ze is dolgelukkig met haar rol en laat om de haverklap koffie aanrukken. Maar niemand krijgt haar senator te zien. ‘Morgen moet het lukken’, geeft ze me een knipoog.
‘We wachten al jaren op grond’ Terwijl in het Congres vergaderd en gepraat wordt, voeren bui ten op het grasveld honderden landlozen actie. Ze hebben een 19
compleet tentendorp neergepoot en dragen petjes van de Con tag, de Nationale Organisatie voor Landarbeiders. Marcos Silva en zijn kameraden zijn uit São Miguel do Ara guaia afgereisd, vijfhonderd kilometer van de hoofdstad, in de buurstaat Goiás. Daar, in de nederzetting Esperança, wachten tientallen gezinnen al jaren op grond. ‘We wonen onder plastic zeilen op de wegberm’, doet Marcos zijn verhaal. Hij is achten twintig, ging tot zijn zestiende naar school maar wil alsnog advo caat worden ‘om mijn mensen te verdedigen’. Want waar hij vandaan komt, is niets. ‘Je reinste leegte. Geen land, geen werk, geen degelijk onderwijs, geen dokters. Lula heeft veel gedaan, maar niet voor ons. Hij was een goede president, maar niet goed genoeg om het leven voor iederéén beter te maken. Dus blijven we druk uitoefenen.’ Geen haar op Marcos’ hoofd nochtans dat niet voor Lula’s Arbeiderspartij, de PT, zou stemmen. ‘Ook Dilma krijgt mijn steun.’ Maar wat wil Marcos concreet? ‘Dat het Instituut voor Ko lonisering en Landbouwhervorming, het Incra, eindelijk werk maakt van de opkoop en herverdeling van de grond waar we recht op hebben. Een grootgrondbezitter in de buurt beant woordt aan alle criteria om onteigend te worden. Hij doet niets met zijn land. Hij speculeert maar wat. Welnu, er is terrein genoeg om onze families elk een paar tientallen hectaren te geven. In de wet staat dat de grond een sociale functie heeft, maar hij blijft onverbiddelijk naar kapitalisten gaan, niet naar boeren als wij. Al vijf jaar kamperen we, zonder dat er iets ge beurt.’ Heeft het Congres oren naar Marcos’ verzuchtingen? ‘Meerdere PT’ers zijn ons een hart onder de riem komen ste ken.’
20
‘Er is geen reden om ons te discrimineren’ Zo uitgestrekt is de Esplanade dat ze plaats biedt aan meer dan één betoging. In Brazilië is een massa drukkingsgroepen aan het werk en vandaag is er, naast die van Marcos, eentje van de jong ste generatie neergestreken, de holebibeweging. ‘Natuurlijk sympathiseren we met de boeren’, vertelt Fatinha, een gepensioneerde schooldirectrice met korte haarsnit. ‘We zijn allemaal Brazilianen en allemaal hebben we rechten. De politici moeten de verzuchtingen van de basis opvangen en die in de strijd meenemen.’ We schrijven mei 2011. Luttele dagen eerder heeft het Hoog gerechtshof het homohuwelijk wettelijk bevonden. ‘Een prach tige zege. Het Congres schreeuwt moord en brand, maar het heeft zich de kaas van het brood laten eten. Als het minder had getreuzeld, had er geen rechtszaak van hoeven te komen. Als het zich niet voor het karretje van katholieken en evangélicos had laten spannen, was het homohuwelijk allang een feit. De rechters heb ben een wijs oordeel geveld: we werken, we betalen belastingen, er is geen reden om ons te discrimineren.’ ‘Betoging’ is een beladen woord voor wat hier in werkelijkheid plaatsvindt: een feestje naast een dubbeldekker waarin een dj zijn platen draait. Er hangen ballonnen, regenboogvlaggen en slin gers, de partygangers zijn grofweg tussen de twintig en de zestig en aarzelen tussen dansen en debatteren. ‘De gelijke rechten liggen vast in onze grondwet’, zegt ook Izaac Azevedo, een kalende sociolinguïst uit Rio de Janeiro. ‘Por tugal, Spanje, Argentinië: in heel wat katholieke landen is het homohuwelijk een feit en kraait er geen haan meer naar. Als Bra zilië mee wil met zijn tijd, moet het hier werk van maken. Het Hooggerechtshof heeft correct geoordeeld.’
21
Hoewel Izaac toegeeft dat de samenleving geëvolueerd is, ‘blij ven hier holebi’s vermoord worden om wie ze zijn. Het ministe rie van Onderwijs heeft alle moeite van de wereld om het thema in het lessenpakket te krijgen.’ De vooroordelen zitten de activist hoog. ‘De religieuzen heb ben in het hele land centra geopend waar ze holebi’s zogenaamd weer op het rechte pad helpen. De orde van psychologen ver werpt de praktijken stellig, maar ze blijven plaatsvinden.’ Intus sen is Izaac zelf vrijwilliger in een tehuis voor adolescenten die er door paps en mams uitgebonjourd zijn. ‘Het is een flinke stap vooruit dat dit soort instellingen bestaat. Maar of het nu over ons gaat of over landloze boeren, onze democratie heeft nog een lange weg te gaan. Een heel lange.’ Het meedeinen op de beat van de dj zal de man er echter niet voor laten.
De agenda van Marta Suplicy ’s Anderendaags. Opnieuw rijd ik de tunnel in. In de Senaat is het druk, druk, druk. Overal staan televisieploegen en journalis ten, in maat- en mantelpak. Er wordt gehold, omhelsd, gebeld. Op rekjes ligt, stapels dik, het Jornal do Senado, het dagblad dat behalve de agenda voor vandaag ook de gebeurtenissen van gis teren meegeeft, steevast in een Portugese versie van het wetstra tees. In plenaire zitting heeft bijvoorbeeld de sanering van de oevers van de Tietê-rivier groen licht gekregen. Daardoor kan de deelstaat São Paulo een miljoenenlening sluiten bij de Inter amerikaanse Ontwikkelingsbank. Ook de debatten over de nieuwe tijdzone voor de westelijke deelstaat Acre zijn beëindigd en senator Wilson Santiago, uit Paraíba, onderschrijft het Pact ter Vermindering van Verkeersongevallen nu het wegverkeer vorig jaar bijna 38.000 doden heeft geëist. De Permanente Subcom missie voor het Water kwam dan weer bijeen om de Braziliaanse 22
standpunten vast te leggen voor het Wereldwaterforum, dat in mei 2012 in Marseille plaatsvindt. Brazilië bezit de grootste zoet watervoorraden ter wereld en heeft daar bijgevolg een flinke vin ger in de pap. In een ander artikel duiken de holebi’s weer op. Izaac en Fatinha hebben er mij niets over verteld, maar gisteren werden ook 100.000 handtekeningen afgeleverd voor een wetsvoorstel dat homofobie strafbaar maakt. De ombudsdienst van de Senaat, die er met Alô Senado een hotline op na houdt, excuseert zich dat de lijn urenlang gestoord bleef, het gevolg van ‘het grote aantal bellers in dit verband’ – een hit-and-runactie van de con servatieven, zo te zien. Op de foto staat Marta Suplicy, de eerste vicevoorzitster van de Senaat, die de handtekeningen in ontvangst nam. Suplicy is niet de eerste de beste. Een decennium geleden noemde een blad uit de VS haar een van de machtigste vrouwen van Zuid-Ame rika. Voor de Arbeiderspartij was de seksuologe toen net tot bur gemeester van megapool São Paulo verkozen. In die hoedanig heid zette ze overal in haar stad psychodrama’s op: zijzelf en haar schepenen kropen in de huid van de kiezer, de kiezer in die van het stadsbestuur. Het rollenspel moest de kloof tussen bur ger en politiek dichten en korte metten maken met de malaise in de geesten. Het door geweld en ongelijkheid getroffen São Paulo is een betonnen oerwoud, vond de PT-politica, en ook in de hoofden van de burgers is het maar een jungle. Suplicy haalde de wereldpers met haar creatieve aanpak, maar de Paulistanen stuurden haar na één mandaat alweer naar af. Gisteren ontving ze de holebi’s, vandaag gaat Marta Suplicy over een dossier dat haar partijgenote Dilma Rousseff in de nes ten brengt – voor het eerst sinds haar aantreden. De krant Folha de São Paulo heeft net onthuld dat Dilma’s rechterhand en feitelijke premier, minister van het Civiele Huis António Palocci, zijn patri monium de jongste jaren vertwintigvoudigde. Ofschoon Palocci 23
zijn inkomsten netjes aan de fiscus heeft gemeld en hem geen belastingontduiking kan worden aangewreven, vindt de oppo sitie het niet kunnen dat hij zoveel geld verdiende terwijl hij Kamerlid was. Ook in Brazilië mogen politici een zaak runnen, maar in Palocci’s geval betrof het financieel-economische con sultancy, en dat terwijl hij in de eerste regering-Lula minister van Financiën was geweest. In zijn boek Sobre Formigas e Cigarras (‘Over mieren en krekels’ ), uit 2007, had Palocci zichzelf nog voorgesteld als een sober man met een weinig materialistische levensvisie. Vanwaar dan plotsklaps de verrijking? In de halfronde vergaderzaal hanteert Marta Suplicy, geföhnde blonde haren, witte parels in de oren en een vuurrood pakje, de voorzittershamer. Ze kijkt verveeld om zich heen en probeert collega Demóstenes Torres, van de rechtse Democraten, in te tomen nu hij zijn spreektijd overschrijdt. Vanaf de tribune kijkt het publiek toe. Zaalwachters zijn elke poging tot verstoring van de orde voor. ‘De Braziliaanse opinie heeft recht op transpa rantie’, fulmineert Torres tegen de voorzitster. ‘Het is vreemd dat minister Palocci weigert zijn klanten, activiteiten en facturen vrij te geven.’ Meerdere PT-senatoren worden nerveus en counteren Torres met de conclusies van de Commissie voor Openbare Ethiek: ‘De documenten die mijnheer Palocci bij zijn aantreden voorlegde, waren meer dan toereikend. Extra uitleg over zijn bezittingen is niet nodig. De zaak nu weer opengooien terwijl de regering in heel wat dossiers belangrijke knopen moet doorhakken, zou alleen maar voor vertraging zorgen.’ Maar Suplicy en haar bondgenoten slagen er niet in een dam op te werpen. Het schandaal dijt uit en enkele weken na mijn bezoek stapt Palocci op. Hij wordt vervangen door Gleisi Hoff mann, een jonge, veelbelovende politica uit de zuidelijke deelstaat Paraná. President Rousseff reageerde doortastend en onsenti menteel, consequent met het beeld dat de Brazilianen van haar 24
hebben. Ofschoon hun democratie een vat vol tegenstellingen, scheeftrekkingen en privileges blijft, delen de meeste burgers de mening dat hun land van ver teruggekomen is.
Een cultuur van schandalen Alleszins zijn de muren waartussen ik me bevind de stille getuigen geweest van een niet meer bij te houden reeks affaires. Volgens de website Congresso em Foco loopt tegen een op vier parlements leden een zaak in het Hooggerechtshof. Ook de PT, die groot werd dankzij haar schonehandenimago, ontsnapte niet aan de scandalitis. In 2005 immers, toen duidelijk geworden was dat Lula zijn land niet in een links-radicaal avontuur had meegesleurd en een veelgeprezen macro-economische koers voer, brak de mensalãocrisis uit. De crisis paste in de oude neiging van het Congres om wetten goed te keuren door de stemmen van oppositiepartijen af te kopen. Nu bleek ook de PT voor deze praktijk te zijn geval len. In een hoorzitting getuigde de voorzitter van een kleinere formatie dat de partij maandelijkse sommen van 12.500 dollar veil had voor Congresleden op wier steun ze rekende. In 2006 noop ten de conclusies van een parlementair onderzoek tot het ontslag van José Dirceu, Lula’s rechterhand en een van Palocci’s voor gangers op het Casa Civil. De president zelf kon alle verdenking van zich afscudden en hield er de bijnaam Teflon-Lula aan over. Een cruciale stap in de strijd tegen de corruptie zette de Brazi liaanse politiek in 2010, toen het Congres unaniem de Wet op het Schone Blad (‘Ficha Limpa’) goedkeurde. De wet kwam er nadat anderhalf miljoen burgers een petitie ondertekend hadden die de politieke klasse tot actie dwong. Ze voorziet dat politici die in eerste aanleg veroordeeld zijn wegens kiezersbedrog of het 25
kopen van stemmen, acht jaar van de kieslijsten gebannen wor den. In de strijd tegen het cliëntelisme, favoritisme en nepo tisme werd de Wet op het Schone Blad als een opzienbarende morele en politieke zege bejubeld. Een van de sterkste pleitbe zorgers ervan was senator Rodrigo Rollemberg, een historicus uit het Federaal District die eerder diverse hoge regeringsfunc ties bekleedde. ‘Corruptie is er nog altijd en ze is niet kleinschalig’, geeft Rol lemberg zonder aarzelen toe. ‘Terzelfder tijd heeft dit land een vrije pers die veel schandalen aan het licht brengt. Het instru mentarium om de wanpraktijken te bestrijden werd de jongste jaren fors uitgebreid. Het Openbaar Ministerie, het Rekenhof van de Unie, de federale politie: allemaal pluizen ze de rekenin gen uit. Zo hoort het maar net. Voor hun kiescampagnes mogen partijen zowel op overheids- als op privégeld een beroep doen. Oké, banken, tv-zenders, telecombedrijven en andere sectoren oefenen op die manier grote invloed uit. De wet voorziet echter een complete aangifte. Ik beweer niet dat de politiek van de zwarte kas voor honderd procent tot het verleden behoort, maar de ergste uitwassen zijn verdwenen.’ Rollemberg, een ernstige vijftiger met grijze haren, rijdt voor de Socialistische Partij van Brazilië (PSB), niet te verwarren met Lula’s PT. Hij ontvangt me in een sobere werkkamer achter in zijn kabinet, waar een uit de kluiten gewassen Christus aan het kruis het hele decor beheerst. ‘De corruptiebestrijding is cruciaal’, herhaalt Rollemberg. Ter zelfder tijd zijn er inspanningen nodig om een aantal nevenef fecten te ondervangen. ‘Kijk naar onze infrastructuur, de wegen, luchthavens, havens en spoorlijnen. Het hele netwerk moet wor den uitgebreid omdat onze groei daarvan afhangt. Welnu, het vergunningenbeleid zit potdicht. De controle van de rekeningen moet stringent zijn, maar het moet ook een beetje opschieten.’
26
Rollemberg vergelijkt het met de stad waar we ons bevinden, Brasília: ‘President Kubitschek, de stichter ervan, sprak destijds van vijftig jaar vooruitgang in vijf jaar tijd. Een dergelijk project zou met de huidige standaarden van transparantie en duurzaam heid niet meer mogelijk zijn.’ Rollemberg heeft een twintigtal medewerkers. Ook zijn dienst wordt bestormd. Om de haverklap kloppen assistenten aan met nieuws of vragen. De democratie is geen zondagswandeling, Bra ziliaanse politici leiden even helse levens als hun collega’s elders in de wereld. ‘Maar juist het feit dat we de langste democratische periode uit onze geschiedenis meemaken, meer zelfs, dat dit eigenste moment het beste is dat we de laatste vijftig jaar hebben beleefd, geeft ons kracht om ermee door te gaan. De Braziliaanse samenleving heeft de democratie als een universele waarde omarmd. De demo cratie is veilig. Het risico dat het ooit weer tot een breuk komt, is onbestaande. Goed, er zijn nog manco’s: de sociaaleconomi sche kloof blijft veel te groot en de relaties tussen parlement en regering moeten beter. Het beleid is door en door presidentialis tisch. Het weegt op onze agenda en monopoliseert alle aandacht van het Congres.’ Niet blij met Dilma, dan? ‘O jawel. De algemene indruk is dat ze ernstig, standvastig, veeleisend en competent is. Haar eerste uitdaging op korte termijn is het onder controle krijgen van de inflatie, maar daar zitten we op het goede spoor. Een andere uit daging is de omschakeling naar een groene, duurzame econo mie. Op middellange termijn moet de grootste aandacht in Bra zilië echter naar het onderwijs gaan. Daar begint alles mee. Het hele land gaat vandaag naar school, wat het daar echter leert is huilen met de pet op.’
27
Een gefnuikte minister van Onderwijs Niemand betwist dat er in anderhalf decennium een heel eind van de weg is afgelegd. In 1995 zat vijftien procent van de kinde ren niet in de schoolbanken. Onder president Cardoso, Lula’s voorganger, nam het aantal inschrijvingen aan secundaire scho len met vijfendertig procent toe. In acht jaar tijd groeide het aantal schoolgangers sneller dan in de hele vijftig jaar ervoor. Tegen 2005, onder Lula, ging nog amper drie procent van de kin deren niet naar school. De inspanningen weerspiegelden zich in een Oeso-onderzoek uit 2009, waaruit bleek dat Brazilië in de top vijf zit van landen die het grootste aandeel van hun bruto binnenlands product aan onderwijs besteden. Mooie cijfers, maar het huiswerk is niet af. De Wereldbank en andere organisaties wijzen erop dat de kwantiteit wel toegenomen is, de kwaliteit in geen geval. Leraren zijn onvoldoende opgeleid, het leerprogramma is niet ambitieus en de doorstroming naar het hoger onderwijs is ondermaats. Tien procent van de bevolking blijft functioneel ongeletterd. Als Brazilië in de wereldtop wil mee draaien, moet het onderwijs een nooit geziene stimulans krijgen. Senator Cristovam Buarque is alvast optimistisch, al gaat er achter zijn lach een mix van ironie en boosheid schuil. ‘De leem ten zijn zo schrijnend dat ons onderwijs onmogelijk slechter kan. En dus kan het alleen maar beter worden.’ Buarque, oud-rector van de Nationale Universiteit van Brasí lia en de vroegere gouverneur van het Federaal District, weet waarover hij spreekt. Onder Lula was hij zowaar een tijdlang minister van Onderwijs. ‘Tot ik op een mooie dag in 2004 tele foon kreeg van het Planalto-paleis. Ik was een nestbevuiler, een onruststoker. En dus moest ik eruit.’ Buarque verliet meteen ook de PT, waarin hij zich jarenlang geëngageerd had, en verruilde haar voor de Democratische Arbeiderspartij (PDT). 28
De senator holt door de gangen van het Congres. Hij kan meerdere iPhones simultaan de baas. Zelf houd ik mijn opname toestelletje in de aanslag. De bedoeling is dat we naar zijn kabi net gaan, maar onderweg klampt iedereen hem aan. Een twin tiger met een hip brilletje bijvoorbeeld: ‘Excuseer me, dokter Cristovam, Bernardo uit Rio, stichter van de Nieuwe Vrijwillige Studentenorganisatie, de Nove.’ De jongeman heeft moeite om de veel oudere politicus bij te benen. ‘Ziet u, Doutor, het toezicht op het Nationaal Examen voor het Middelbaar Onderwijs moet strikter, er zijn voortdurend lekken. Studenten die niets met de fraude te maken hebben moeten hun proeven overdoen en raken daardoor niet ingeschreven aan de universiteit. Dat is oneerlijk en…’ Bernardo loopt al de hele ochtend achter Buarque aan, maar het wil niet lukken. Hij slaagt er nog net in zijn kaartje achter te laten. ‘Als ons onderwijs over twintig jaar een niveau wil halen waar mee we een beetje kunnen uitpakken, en waarin je prestaties niet afhangen van het inkomen van je ouders of de stad waar je woont, dan zullen we er met een simpele evolutie niet komen, dan heb ben we een revolutie nodig’, legt Buarque uit, inmiddels adem loos. ‘Zoals het verbod op foltering niet van Volksgezondheid afhangt, zo moet je alfabetisering niet aan het ministerie van Onderwijs overlaten. Het moet veel dieper gaan, lezen en schrij ven zijn een mensenrecht. Onderwijs moet ook een volle bevoegd heid van de federatie worden’, maakt Buarque zijn punt als hij eindelijk de deur van zijn kantoor opent. ‘Deelstaten en gemeen ten moeten er met hun tengels afblijven. Zij houden de ongelijk heid in stand die de barre prestaties verklaart.’ In weinig landen gaapt de kloof tussen rijk en arm zo wijd als in Brazilië, boomjaren of niet. De ongelijkheid kan maar worden weggewerkt, zegt Buarque, als een kind vanaf de eerste jaren gelijke kansen krijgt. Studies wijzen uit dat voor iedere real die in crèches en kleuterscholen geïnvesteerd wordt er twaalf naar 29
de samenleving terugkeren in de vorm van sociaaleconomisch functionerende burgers. ‘De investering is serieus, maar de winst is ettelijke malen groter. Brazilië moet van zijn kortetermijn visie af.’ President Lula maakte grote sier met Bolsa Família, een soci aal programma dat moeders geld geeft op voorwaarde dat ze hun kinderen laten inenten en naar school sturen. ‘Maar hij had nooit van een “Familiebeurs” mogen spreken’, trapt Buarque na. ‘President Cardoso, zijn voorganger, had eerder de Bolsa Escola gelanceerd. Die naam had Lula moeten behouden. Het huidige label geeft mensen de indruk dat ze geld krijgen omdat ze arm zijn, niet omdat hun kinderen naar school moeten. Zoals dit land op misdadige wijze de slavernij getolereerd heeft, zo blijft het de leerachterstand tolereren.’ Lula bezat de geloofwaardigheid om de handen uit de mou wen te steken en van de basisscholen een topprioriteit te maken, onderstreept Buarque. ‘Maar neen, hij heeft de universiteiten gefinancierd, de middenklasse bediend. Als minister van Onder wijs probeerde ik de grenzen te verleggen, de samenleving een gevoel van dringendheid bij te brengen. Het is me niet gelukt. In dit land is iemand belangrijk omdat hij geld en macht bezit, niet omdat hij zijn hersens gebruikt of algemene cultuur heeft. Vroeger ging de strijd tussen slaven en heersers, vandaag tussen armen en rijken. Het hele beleid is erop gericht de problemen van die laatsten op te lossen, alleen de hunne. Lula heeft een beetje aan de zaak gewrikt. Maar de basiseducatie heeft hij nooit in zijn hart gesloten. Afwachten of Dilma beter doet.’
Occulte krachten Aan de andere kant van Brasília bevindt zich het memoriaal voor president Juscelino Kubitschek. Hier bezoeken burgers uit het 30
hele land zijn mausoleum. Het memoriaal, een stijfdeftig woord voor wat me als een fraaie villa voorkomt, herbergt onder meer zijn bibliotheek, een reeks persoonlijke attributen, een fototen toonstelling en een mix van antieke en designermeubelen. Kubitschek blijft populair. Hij spoorde de industrialisering aan en zorgde voor snelle economische ontwikkeling. De geest drift van het tijdperk werd kracht bijgezet door de Braziliaanse zege in het WK voetbal in 1958 en het succes van de bossanova, een mix van samba en jazz. Maar het liedje bleef niet duren. Niet alleen had de president wel erg diep in de geldbuidel getast, zijn opvolgers beantwoord den geenszins aan het leiderschap dat nodig was nu er crisis aanbrak. Jânio Quadros, een populistische outsider, had cha risma voor honderd en ogen die de massa hypnotiseerden. Toen hij in 1960 verkozen werd, beloofde hij Brazilië van al zijn oude kwalen te genezen. Maar minder dan een jaar na zijn aantreden al, in een zet die herinneringen opriep aan de zelfmoord van president Vargas in 1954, stapte Quadros op. Occulte krachten hadden hem het leven zuur gemaakt, zei hij. Sommigen dachten dat de kracht in kwestie whisky was, anderen dat de president erop gerekend had dat het Congres het ontslag zou weigeren en hem op de koop toe extra bevoegdheden zou toekennen. Als dat het scenario was, dan had Quadros zich op monumen tale wijze misrekend. Vicepresident João ‘Jango’ Goulart, die met het communisme flirtte en gehaat werd door leger en burgerij, nam het roer over. Goulart had een onder de inflatie kreunende economie geërfd en wilde de sociaaleconomische verhoudingen flink herzien. Sommige sectoren binnen de Braziliaanse linker zijde eisten radicale hervormingen, anderen wilden het pad der geleidelijkheid volgen en streefden het compromis na. In Cuba was luttele jaren eerder echter ene Fidel Castro aan de macht gekomen en in heel Latijns-Amerika trilde de gegoede klasse als een espenblad. In plaats van de angst voor de revolutie in te 31
tomen, zwengelde Goulart haar aan. Halfweg maart 1964 kon digde hij met een hitsige toespraak de nationalisering van de olie maatschappijen en de onteigening van braakland aan. De buiten landse investeringen waren inmiddels teruggevallen en Brazilië had moeite om aan internationale leningen te komen. De econo mische crisis en het politieke tumult waren totaal. Op 31 maart vond het leger dat Goularts tijd gekomen was. De president vluchtte het land uit, de linkerzijde was stuurloos, een nieuw maar somber tijdperk brak aan.
Twee decennia dictatuur Het was de eerste keer niet in de geschiedenis dat de Braziliaanse militairen hun zelfopgelegde rol van hoeders van de openbare orde hard maakten. Anders dan in het verleden bleek hun inter ventie deze keer echter niet voorlopig. Te beginnen met maar schalk Humberto Castelo Branco volgde een hele reeks presiden ten-generaals elkaar op in een heerschappij die twee decennia zou duren. Ofschoon een handvol vrijheden aanvankelijk gevrijwaard bleef, verstrakte het regime zijn greep zienderogen. De militairen maakten zich sterk communisme en corruptie met wortel en tak uit te roeien. Oud-president Kubitschek verloor zijn politieke rechten, en met hem honderden linkse politici of intellectuelen. In 1965 werden alle politieke partijen ontbonden en werd een officieel tweepartijensysteem in het leven geroepen. Daarin ver tegenwoordigde de Vernieuwende Nationale Alliantie (ARENA) het regime, terwijl de Braziliaanse Democratische Beweging (MDB) de rol van getolereerde oppositie op zich mocht nemen. Willekeurige arrestaties, censuur en foltering waren de keurmer ken geworden van een apparaat dat in 1968 zijn repressieve hoog tepunt bereikte, toen de Instititionele Akte N° 5 van kracht werd, kortweg AI-5. De mediacensuur werd stringenter, het gerecht 32
schoot er zijn laatste greintje onafhankelijkheid bij in en het Congres werd gezuiverd van dissidente stemmen. AI-5 was het antwoord op het groeiende verzet onder de stu denten en op de stadsguerrilla’s die her en der opgedoken waren. In 1974 sloeg het regime ook de maoïstische rebellie neer in de Araguaia-vallei. De enige organisatie die sterk genoeg zou blij ken om het leger het hoofd te bieden was de katholieke kerk. In het spoor van Hélder Câmara, de aartsbisschop van Recife, of van Paulo Arns, de kardinaal van São Paulo, stonden massa’s dappere priesters en zusters op. Binnen de kerkelijke basisge meenschappen wezen ze de favelabewoners op hun rechten en maakten ze een stevige vuist tegen de dictatuur. Toch wist het regime dure tijd te kopen. Massale privé-inves teringen en de beteugeling van de vakbondsrechten hadden een jaarlijkse economische groei tot elf procent mogelijk gemaakt. Terwijl Brazilië in 1968 nog voor drie miljard dollar per jaar expor teerde, ging het in 1973 al om tien miljard. Voor de middenklasse en elite waren de euforische jaren uit de Kubitschektijd terug van weggeweest. Om niet te hoeven onderdoen voor hun demo cratische voorganger, en in een internationale context van door de staat gesubsidieerde industrialisering, lanceerden ook de gene raals een rist faraonische bouwwerven: dwars door het regen woud werd de transamazonische snelweg aangelegd, in Angra dos Réis werd ’s lands eerste kerncentrale uit de grond gestampt en op de grens met Paraguay werd de waterkrachtcentrale van Itaipú opgetrokken, de grootste ter wereld – tot China met zijn Driekrekendam uitpakte.
Een geweldloze massabetoging Maar de euforie was van korte duur. De oliecrisis in 1973 bracht Brazilië met beide benen op de grond terug. Zoals in zoveel lan 33
den nam ook het Braziliaanse handelstekort snel toe. De interest voeten joegen de staatsschuld naar astronomische hoogten. Naast het volk, dat amper van de bonanza had geprofiteerd, begonnen ook middenklasse en elite te morren. Omdat ze niet in staat waren het tij te keren, besloten de gene raals de burgerrechten geleidelijk aan te herstellen. In de loop van de jaren zeventig werd de censuur opgeheven, kregen linkse ballingen toestemming om naar huis terug te keren en werden de beperkingen op het politieke leven stukje bij beetje ongedaan gemaakt. ‘Voor de oppositie’, schrijft Fernando Henrique Cardoso in zijn lezenswaardige memoires, ‘werd het mogelijk om druk uit te oefenen als nooit tevoren. In de vroege jaren tachtig hadden we de tijd aan onze kant. De inflatie bedroeg ruim tweehonderd procent per jaar. Een ontstellende veertig procent van de actieve bevolking zat zonder baan of leefde van marginale, ongekwali ficeerde klussen. Veel rijken en middenklassers die tot dusver bereid geweest waren de kwalijke kant van het regime te ontken nen, waren verontwaardigd over de mensenrechtenschendingen. Beter laat dan nooit, zou ik zeggen. De populariteit van het regime viel naar een dieptepunt terug. Veel militairen durfden zich niet meer in uniform te vertonen, bang als ze waren de risee van de straat te worden.’ Voor de oppositie was het schipperen: haar uur was aangebro ken, ja, maar als ze zich even heftig toonde als in 1968 viel een nieuwe repressiegolf niet uit te sluiten. Bleef ze echter te discreet, dan zou ze nergens toe dienen. Uiteindelijk werd besloten dat een geweldloze massabetoging de beste manier was om de her democratisering af te dwingen. Voor 1985 stonden presidentsverkiezingen op het programma. De manifestatie die op 25 januari 1984 in São Paulo plaatsvond, zou het definitieve startsein worden voor de ‘Diretas Já’-cam pagne. Onder het motto ‘Rechtstreekse verkiezingen nu!’ wil 34
den de burgers eindelijk weer hun staatshoofd kiezen. Tot dus ver hadden de militairen op gezette tijden wel schijnverkiezingen gehouden, maar aan het eind van de rit was het hun kandidaat, een militair, die met het hoogste ambt ging lopen. Kort voor de betoging had de president, generaal João Figuei redo, op tv waarschuwende taal gesproken aan het adres van de oppositie. Het woord subversie werkte echter als een rode lap op een stier. In plaats van bang het huis te houden, trokken 300.000 burgers de straat op om het herstel van de democratie te eisen. ‘Met het media-imperium Globo als opvallende uitzondering toonden de Braziliaanse journalisten zich opmerkelijk moedig in het verslaan van de gebeurtenissen’, herinnert Cardoso zich. ‘Zon der hen zou de beweging nooit standgehouden hebben.’
Een moeilijk begin Ofschoon de Brazilianen de militaire dictatuur met recht en rede verafschuwen, hebben de generaals mee het pad geëffend voor de democratische overgang. Anders dan in Chili, waar Augusto Pinochet een referendum verloor dat hij dacht te winnen, anders ook dan in Argentinië, waar de junta met de staart tussen de benen afdroop na de nederlaag in de Falklandoorlog, verliep het Bra ziliaanse proces redelijk ordentelijk. Op wreedheid valt niets af te dingen, maar terwijl Pinochet in zeventien jaar tijd tot vijfdui zend opposanten de dood injoeg en de Argentijnse junta in acht jaar tijd niet minder dan een zesvoud daarvan, klokten de Brazi liaanse militairen af op zo’n vierhonderd verdwijningen. In Bra zilië werd niet een hele generatie geëngageerde intellectuelen en toekomstige politici weggemaaid. In principe kon de draad van de democratie er vlotter opgevat worden dan in de buurlanden. Toch waren de voortekenen ongunstig. Op 1 januari 1985, kort na middernacht, kreeg de eerste boreling van het nieuwe jaar de 35
naam Tancredinho, naar de mateloos populaire politicus Tan credo Neves. Helaas, sloppenkind Tancredinho was maar een kort leven beschoren. In maart stierf het al aan een pneumonie. Tancredinho’s dood voorspelde weinig goeds voor wat er met Tancredo Neves zelf zou gebeuren: hij was op 15 januari tot pre sident verkozen, werd echter doodziek, moest verstek laten gaan voor de eedaflegging en gaf kort daarna, op 21 april, de geest. Neves had de juiste man op de juiste plaats kunnen zijn, totaal onverwacht trok nu vicepresident José Sarney het Planalto in. Sarney, een regionale machthebber uit het noorden, had de mili tairen gesteund en was om redenen van politiek evenwicht met Neves in een tandem gestapt. De nieuwe president genoot snel populariteit dankzij een plan om lonen en prijzen te bevriezen en zo de inflatie in te tomen. Maar het succes was van korte duur. Algauw ontstond er schaarste in de supermarkten en nam de regering gas terug. De inflatie sloeg door, de sociaaleconomische ellende vierde hoogtij, het beleid baadde in een geur van scanda litis. In de favela’s rees het geweld de pan uit en begon de drugs handel de legale economie gulzig aan te vreten. De Braziliaanse democraten hadden zich een mooiere doorstart voorgesteld. Intussen zat het Congres niet stil. De leden ervan moesten niet alleen een formele streep trekken onder twee decennia mili taire heerschappij, bovenal hoorden ze de spelregels vast te leg gen voor het herboren land. De grondwet van 1988 werd een indrukwekkend werkstuk waarin de wetgever alle situaties leek te voorzien, kwestie van niet de minste verwarring mogelijk te maken. Maar dat was buiten de realiteit gerekend. Terwijl het rijkere zuidoosten de democratie in het hart sloot, bleven veel regio’s, zeker het noordoosten, in de greep van autoritaire en populisti sche figuren velerlei, bijvoorbeeld Sarney. De regionale zwaar gewichten hadden zich destijds vlotjes door de militairen laten paaien, hadden het regime een schijn van legitimiteit gegeven 36
en hadden daar gulle vertegenwoordiging in het Congres voor teruggekregen. De nieuwe grondwet kreeg die toestand niet ge wijzigd. Terwijl de kleine staat Roraima in de Kamer één afge vaardigde per 26.000 inwoners telt, moet het reusachtige São Paulo het met één per 366.000 doen. Zodoende hebben verre buitenstaten een flinke vinger in de pap en moet de nationale politiek vaak pijnlijke bondgenootschappen sluiten met hun ver tegenwoordigers. De grondwet had klare wijn moeten schenken over hoe het land bestuurd moest worden, maar werd intussen al een keer of zestig geamendeerd. In het Congres hangt altijd spanning in de lucht, altijd is er wel iemand die aan de tekst wil morrelen.
De comeback van een playboy De vroege jaren negentig. Ik studeer in Lissabon, Portugal. In Brazilië is voor het eerst in meer dan dertig jaar een rechtstreeks gekozen president aangetreden. Maar de avonturen van Fernando Collor lijken wel een telenovela. Elke dag brengt het televisie journaal vers nieuws over de playboy uit de kleine deelstaat Ala goas. De Braziliaanse diaspora in Portugal heeft er niet van terug. Sommigen betogen voor de ambassade, de wangen met groene en gele verf bestreken, en ook aan de universiteit vinden protest acties plaats. In Brazilië zelf staat er intussen een remake van de ‘Diretas Já’-campagne in de steigers. Wat is er aan de hand? Over welke bananenschil dreigen de democratie en het nieuwe staatshoofd uit te glijden? Fernando Collor de Mello is niet slecht begonnen: hij is jong, knap en intel ligent, komt goed over op het scherm, wordt met Kennedy ver geleken en maakt zich populair met zijn aanvallen op de maharajas, bureaucraten die geld verdienen als slijk maar niet weten wat werken is. 37
Alleen: ook Collor was in dat bedje ziek. Voor hij staatshoofd werd, had hij het gouverneurschap in zijn staat ook maar voor elkaar gekregen omdat hij de zoon was van zijn vader, een par lementslid en plaatselijke machthebber die in 1963 het nieuws haalde toen hij in het Congres een tegenstander neerschoot. Wat landelijk een schande was, hoefde dat in Alagoas zelf nog niet te zijn. Al sinds de tijd van vader Arnon controleren de Col lors er het medialandschap. Aanvankelijk heeft Fernando ook de nationale media aan zijn kant, Globo dan, maar het tij keert als hij de bankrekeningen van de middenklasse bevriest om de infla tie te stoppen. Terwijl het slecht gaat met de economie lijkt minis ter van Economie Zélia Cardoso meer begaan met haar nieuwe liefde – minister van Justitie Bernardo ‘Bésame mucho’ Cabral – dan met het schip der natie. In Lissabon lees ik het tijdschrift Veja en zie ik de toon omslaan. Er verschijnen foto’s van Collors nieuwe villa, er staat bij wat alles heeft gekost en waar het geld vandaan komt. Ook primeira dama Rosane gaat losjes door de staatskas. Een obscuur heerschap, ene Paulo César Farias, blijkt als een raspoetin het Planalto binnen gedrongen en heeft de regie strak in handen. Het is Pedro, de broer van Fernando, die als eerste met beschuldigingen aankomt. Pedro zegt onder meer dat de president hem cocaïne aanpraatte en zijn vrouw verleidde. Onder het volk groeit de boosheid met de dag, de Avenida Paulista stroomt vol met betogers. Ook Globo, dat met de mininovela Anos Rebeldes (‘Rebelse jaren’) voor het eerst een romantisch beeld ophangt van links, besluit dat het welletjes geweest is. In Brasília lanceert het Congres de proce dure om Collor te impeachen en in september 1992 moet de pre sident de laan uit. Er gaat een zucht van opluchting door Brazilië. In het voormalige koloniale moederland zijn ze niet minder blij. Nu weet ik dat in opspraak gekomen politici ook in België vaak een tweede leven is vergund, maar als ik op zeker ogenblik sena tor Collor door het Congres zie struinen, omringd door een wolk 38
medewerkers en journalisten, gaat er een lichte schok door me heen. In de Braziliaanse politiek is verloren eer kennelijk snel teruggevonden, want de oud-president zit sinds 2006 alweer in het pluche. Collor, luidt vandaag het discours, was te veel een nieuwko mer. Als hij even sluw geweest was als zijn corrupte collega’spolitici, had hij zijn hachje wel gered. Helemaal zonder verdien ste is hij trouwens niet. ‘Hij heeft’, legt een collega in het Salão Verde me uit, ‘onze economie vrijer gemaakt, haar competitiviteit aangezwengeld, heel wat douanebarrières gesloopt. Als de Bra zilianen vandaag zo gek zijn op computers, dan is dat wel omdat Collor buitenlandse producenten ingehaald heeft veeleer dan belastinggeld te pompen in een industrie die hier toch niet van de grond kwam. Hij bevorderde industrietakken waarin we wel het verschil maakten en begon onze schulden terug te betalen. Je hoort me niet zeggen dat ik hem zijn lichtzinnigheid vergeef, wel dat hij de grondlaag heeft gelegd voor de sanering van onze economie.’ De betrokkene zal het graag horen. Dit ruikt naar een comeback.
Eindelijk stabiliteit Na Collors exit trad Itamar Franco aan, de vicepresident. Franco, uit de deelstaat Minas Geráis, was dol op vrouwelijk schoon maar politiek een grijze muis. Al had hij één obsessie: het beteugelen van de inflatie. In 1993 stegen de prijzen in Brazilië met liefst 2500 procent en stonden mensen in de rij om geld uit te geven voor het smolt. Tussen twee maaltijden door kon de prijs van rijst verdubbelen, terwijl bankrekeningen, lonen en contracten voortdurend moesten worden herzien. Wie zijn ogen in zijn zak had, speelde centen kwijt. De hyperinflatie was ook een ideaal recept voor corruptie en gesjoemel. 39
Franco wil wel, maar kan niet: in zeven maanden tijd verslijt hij drie ministers van Financiën. Op een avond rinkelt echter de telefoon ten huize Ronaldo Sardenberg, de Braziliaanse ambas sadeur bij de Verenigde Naties, in New York. Er is een etentje aan de gang en de gast voor wie het telefoontje bestemd is, blijkt Fernando Henrique Cardoso, toen nog minister van Buiten landse Zaken. ‘Zit je neer of sta je?’ vraagt de president. ‘Ik zit’, antwoordt Cardoso. ‘Ik denk eraan om je op Financiën te poste ren’, zegt het staatshoofd. Cardoso schrikt zich een hoedje en wil hem het idee uit het hoofd praten. Hij denkt zowaar dat het hem gelukt is. ‘Ik ben heel blij op Buitenlandse Zaken’, zegt hij voor hij neerlegt. Hij keert naar het diner terug in de veronderstelling dat hij op het Itamaraty-paleis blijft. Maar dan rinkelt opnieuw de tele foon. Journalisten uit Brasília en New York deze keer, die willen weten wat zijn plannen zijn voor de economie. ‘Ik was vergeten’, zegt Cardoso, ‘dat in Brazilië, het land van de improvisatie, niets ooit gaat zoals gepland.’ Cardoso was in paniek, maar zijn broodheer had een meester zet gedaan. Na het ontslag van Collor had de regering de auto riteit niet langer om harde maatregelen te nemen. Al wat naar besparing rook, heette neoliberaal. Een hard en stringent munt beleid was nodig, maar kon alleen gedragen worden door iemand met linkse geloofsbrieven, een verleden van verzet tegen de dic tatuur en een uitgebreid internationaal netwerk. ‘FHC’, zoals hij al snel genoemd werd, was geknipt voor de klus. Cardoso had er jarenlange ballingschap op zitten, maar als socioloog en acade micus kende hij de problemen van Brazilië als geen ander. Was de inflatie voor de rijken nog draaglijk, dan was ze voor de armen een hellevaart. Als kersvers minister van Financiën verkocht hij de boodschap dat zijn plan streng zou zijn maar rechtvaardig, en dat het eindelijk de stabiliteit zou brengen waardoor het land weer op de rails kon. 40
Het Plano Real kreeg halfweg 1994 vorm en voorzag in de oprichting van de gelijknamige nieuwe munt. Die werd aanvan kelijk aan de dollar vastgehaakt maar mocht later fluctueren, naarmate het vertrouwen zich herstelde en het grote geld Brazi lië binnenstroomde, aangetrokken door de hoge interesten. De invoer van consumptieproducten werd goedkoper en dwong de eigen producenten om competitiever te worden, hun prijzen te verlagen dus. De vlotte start en eerste successen van het plan hadden FHC intussen geliefd genoeg gemaakt om de volgende presidentsver kiezingen te winnen en zijn beleid uit te diepen. Cardoso bracht het begrotingstekort terug, zette inefficiënte overheidsbedrijven in de etalage en voerde, zoals de internationale financiële instel lingen dat aanbevalen, een assertief exportbeleid. De lagere mid denklasse begon volop rekeningen te openen en consumptiepro ducten in te slaan. Ze belde ook als nooit tevoren nu het logge Telebras opgesplitst en doorverkocht was en ze niet langer jaren moest wachten op een telefoonlijn of ritselen om toch maar aan een nummer te komen. Cardoso was een exponent van de Sociaaldemocratische Partij van Brazilië (PSDB), vanwege haar embleem, een tropische vogel, beter bekend als de partij van de Toekans. Was hij als vorser door het marxisme beïnvloed, dan voegde hij zich als president naar de Washington Consensus: privatiseren, liberaliseren, schul den en uitgaven onder controle brengen, luidde daar het motto. Het was een kwestie van tijd voor FHC een rechts etiket opge plakt kreeg en het gerucht de ronde deed dat hij zijn linkse ideeën afgevallen was. ‘Vergeet wat ik geschreven heb’, luidde het citaat dat tegenstanders hem in de mond legden, maar waar van hijzelf ontkent het ooit uitgesproken te hebben. Zijn tegenstanders gaven het om politieke redenen niet toe, maar onmiskenbaar bevatte FHC’s beleid ook een sociale com ponent – Cristovam Buarque noemde de Bolsa Escola al. De rege 41
ring-Cardoso voerde ook de strijd tegen het racisme op, onder andere door middel van een eerste positieve-actieplan. Minister van Volksgezondheid José Serra bond dan weer de strijd aan met de farmaceutische multinationals toen die hoge rechten eisten op aidsremmers en Brazilië in naam van de volksgezondheid hun patenten kraakte. Het Braziliaanse aidsprogramma en de gratis toediening van medicatie aan aidslijders leidde tot drastisch lagere sterftecijfers en werd algauw een door de Verenigde Naties aan bevolen model. Die sociale inslag kon echter niet vermijden dat de weerstand tegen FHC en zijn partij bleef groeien. Hij had de grondwet laten amenderen om herverkozen te raken en de privatiseringspro gramma’s waren omstreden omdat de schuldenberg niet daalde. Via de nationale ontwikkelingsbank BNDES was het hoe dan ook de belastingbetaler weer die de opkopers op gunstleningen trakteerde. In de late jaren negentig barstte in het kielzog van de Aziatische en Russische crises de Sambacrisis los en kon de regering weinig anders dan de real van de dollar los te koppelen, waarna de munt flink aan waarde inboette. Terwijl de burgers vreesden dat de inflatiegeest weer uit de fles was, trappelde de linkerzijde, de PT van eeuwige presidentskandidaat Lula, van ongeduld om het roer over te nemen. De tijden waren veranderd en her en der in Latijns-Amerika waren linkse regeringen aan zet gekomen. In 2002 was het ook in Brazilië zover.
‘Lula heeft ons een doel gegeven’ Een vader om naar op te kijken heeft Lula, het kind uit het noord oosten dat als schoenpoetser aan de bak kwam, nooit gekend. Omdat hij geen helden had, werd hij zijn eigen held. Meerdere levens lang: als metaalarbeider, vakbondsman, oprichter van de Arbeiderspartij en presidentskandidaat die tot drie keer toe 42
gefnuikt werd. In de laatste rechte lijn naar de verkiezingen die hem eindelijk naar het Planalto zullen brengen, trekt Lula alweer een ander pak aan: dat van de pragmaticus. In een open brief aan zijn kiezers, en dus ook aan de ongeruste zakenlui en inves teerders, belooft hij niet te tornen aan de economische grond slagen. Zijn uitvallen naar het Internationaal Monetair Fonds behoren tot het verleden, Lula’s devies heet voortaan continuï teit. In het discours nemen de armen de plaats in van de arbei ders, en meer dan als een socialist ontpopt hij zich als een pater nalist. Niet zelden etaleert Lula zelfs een conservatief kantje. Idolen heeft hij niet, maar als hij eindelijk president wordt, stelt hij zichzelf tot voorbeeld. Miljoenen Brazilianen houdt hij een spiegel voor: niets is onmogelijk, ook niet voor de armsten. Maar achter de sympathieke glimlach, de hartelijkheid, de vlotte schouderklop en de fouten tegen de Portugese taal – ze staan op het internet verzameld – gaat een gewiekste staatsman schuil. In 2003 krijgt zijn regering bijvoorbeeld een bondgenoot schap voor elkaar dat de sociale zekerheid grondig vertimmert. De pensioenleeftijd voor ambtenaren wordt opgetrokken, over heidsdienaren met te gulle pensioenregelingen moeten aan het stelsel blijven bijdragen, een ruime groep afromers wordt gero yeerd. Structurele hervormingen? Lula had een sterk signaal gegeven in een dossier waarop zijn voorganger zijn tanden stuk gebeten had. In een ruk kon de president het Congres er ook van overtui gen het belastingstelsel uit te mesten. Ofschoon het tot vandaag chaotisch blijft, slaagde Lula erin een veertigtal deelstaatbelas tingen tot vijf nationale belastingschalen om te bouwen. Zowel investeerders als ratingagentschappen waren in de wolken. Op het sociale vlak zijn boeken volgeschreven en blijft de controverse leven over de adequaatheid van Bolsa Família. Een feit is dat het programma in 2009, naar het einde van Lula’s tweede mandaat toe, elf miljoen Brazilianen bereikte die het met een 43
dollar per dag of minder moesten stellen. Bolsa Família drong de extreme armoede onmiskenbaar terug, zonder al te grote hap pen van de begroting op te slokken – 2,5 procent van alle uitgaven. Lula heeft natuurlijk ook geluk gehad. Of zoals een collega me zei: ‘Hij trok het geluk aan en vermenigvuldigde het. Zijn hele partij zonk in corruptie weg, hijzelf ontsprong de dans. Hij dronk meer dan de Brazilianen lief was, maar kwam er mooi mee weg. Lula was nu eenmaal Lula.’ Hoe moeten we trouwens zijn felomstreden gebrek aan kri tiek op mensenrechtenschendingen in Iran en Cuba begrijpen, zijn vriendschap met buurman Chávez ook? ‘Daar hoeft geen tekening bij: aangezien de anti-imperialistische linkervleugel van de PT behoorlijk buitenspel bleef onder Lula, maar hoe dan ook te vriend moest worden gehouden, mocht het buitenland als zoenoffer dienstdoen. De meeste Brazilianen snappen geen bal van wat zich buiten de grenzen afspeelt. Electoraal valt er geen winst uit te puren.’ ‘Lula was dan ook geen ideoloog. Als vakbondsman kende hij de bedrijfswereld als zijn broekzak en vaak genoeg zat hij met de werkgevers aan tafel. Hij begreep hun standpunten en wist dat er niets boven de win-winsituatie ging. Lula had evengoed tot een rechtse partij kunnen behoren, zijn persoon was het die het hem deed, niet het PT-vehikel.’ Intussen werd de democratie elk jaar een beetje rijper, was de inflatie mooi onder controle en vonden de grondstoffen en land bouwproducten waar het land zo rijk aan is moeiteloos afne mers op de wereldmarkt. Acht jaar macht hadden het presiden tiële kapitaal niet aangevreten, integendeel. Aan het eind van zijn dubbelmandaat scoorde Lula met een populariteit van tachtig procent. Elke Braziliaan herinnert zich hem op zijn manier. ‘Mij zal vooral zijn moed bijblijven’, vertelt Renata, een zes tienjarige zwarte meid die kapster wil worden, met haar school 44
op bezoek is in het Congres en Lula meermaals in levenden lijve zag. ‘Of ook de eenvoud waarmee hij over politiek spreekt. Dat kunnen de meeste politici niet, vertellen hoe je een land bestuurt. Nu het volk begrijpt waarover het gaat, weet het welke richting het uit moet. Het klinkt gek, maar Lula heeft ons een doel ge geven.’ Renata, uit de voorstad Samambaia, zit knusjes in een Nie meyerzetel. Met de klas hebben ze een Kamerzitting bijgewoond en zich aan de collectie geschenken vergaapt die parlementen wereldwijd hierheen hebben gestuurd. Leuk allemaal, maar de zitpauze is welkom. ‘Vroeger’, aarzelt Renata terwijl ze naar het plafond staart, ‘waren de armoede en problemen groter, alsof de hemel boven het land grijs was. Lula heeft hem blauw gekregen. Hij heeft ons de toekomst laten zien. Ons, de jongeren. Er wordt altijd maar gemopperd dat we alleen maar in zijn voor drugs, alcohol en seks. Klopt niet. Zet een jongere op het rechte pad en hij zal het vol gen.’ Renata’s klasgenoten beamen volmondig. ‘Een president als Lula krijgen we nooit meer!’ Soms vraag ik me af of er geen personencultus in de maak is.
Een guerrillera met een Bulgaarse achternaam November 2010. Zozeer als de Brazilianen aan Lula verknocht blijven, zo weinig beroert de komst van zijn opvolgster de gees ten. Het valt me op in São Paulo, waar ik daags na Dilma’s over winning land. Op de Avenida Paulista heeft een groep PT’ers wel een feest gebouwd met ballonnen en een streep muziek, maar een groots gebeuren is het niet geworden. Goed, tijdens de campagne liep São Paulo niet echt warm voor Dilma en liever hadden ze daar José Serra naar het Planalto gestuurd, de man achter het 45
aidsprogramma van FHC. De strijd was op het scherp van de snede gevoerd, linkse sympathisanten hadden de halve planeet met mails bestookt over hoe apert de Braziliaanse pers, die ook Lula niet gespaard had, naar Dilma uitviel. Niet alleen de kran ten leefden bijwijlen nog in de Koude Oorlog, dat deed ook de PT-militantie: het was alles beschuldigingen aan het adres van de rechtse oligarchen wat de klok sloeg, het geknechte volk beloofde de ketens eindelijk te breken. Neerdwarrelen doet het stof pas na de verkiezingen. Lula begint aan zijn laatste maanden en Dilma stelt haar regering samen. In de publieke opinie houdt de sfeer het midden tussen quasionverschilligheid en onzekere afwachting. Zo duidelijk is het wel: mevrouw Rousseff blijft een enigma. Aan Lula zal het anders niet gelegen hebben. Anderhalf jaar lang heeft hij zich in bochten gewrongen om de partijbasis zijn stafchef als opvolger op te leggen. Rousseff is dan ook geen voor de hand liggende keuze. Ze wordt van stal gehaald omdat het mensalão-schandaal enkele potentiële PT-kandidaten de coulis sen weer heeft ingestuurd. Rousseff mist charisma, is pas in 2001 tot de partij toegetreden en heet onhandelbaar en bazig. Ze is een efficiënte manager, jawel, maar heeft nooit aan een verkiezing deelgenomen. Het enige wat haar menselijkheid verleent en een scheut emotie aan het verhaal toevoegt, is dat ze zonet van lym fekanker is genezen. Maar de uittredende president doet hard zijn best en stukje bij beetje krijgt Dilma’s verhaal een omtrek. De economiste is de dochter van Petar Rousseff, een Bulgaarse communist die in 1930 naar Brazilië kwam. Hij streek in Minas Geráis neer, waar hij een succesvol bouw- en vastgoedbedrijf opzette. De kringen waarin Dilma opgroeit, kunnen niet méér verschillend zijn dan die van Lula: de betere middenklasse, waar ze Frans leert en pianoles sen neemt. Dilma Rousseff is een schrander kind dat boeken verslindt en de strijd voor sociale rechtvaardigheid met de pap 46
lepel ingegeven krijgt. Als rebelse tiener is ze al aardig radicaal en na de coup van 1964 is het een kwestie van tijd voor ze de linkse ondergrond induikt. Rousseff, die een schuilnaam aanneemt, maakt deel uit van een guerrillagroep die banken overvalt en vlucht van hot naar haar om de politie voor te zijn. Haar studies heeft ze laten vallen, maar binnen de organisatie geeft ze les in het marxisme. Terzelfder tijd zamelt ze geld en wapens in. Het gerucht gaat dat Dilma rechtstreeks betrokken was bij de roof van een kluis in het huis van een maîtresse van Adhemar Bar ros, een oud-gouverneur van São Paulo die ooit campagne voerde onder de slogan ‘Hij steelt wel, maar handelt tenminste’. De roof, in 1969, hield het land in de ban. Dilma ontkende er ook maar iets mee te maken te hebben, maar het regime had haar in het vizier. Later werd ze alsnog ingerekend. In de cel was foltering haar deel: ze werd geslagen en geschopt, kreeg elektrische schok ken, werd vastgebonden en geterroriseerd. Als ze in 1972 op vrije voeten komt, verkast ze naar het zuidelijke Porto Alegre, waar ze een vriendje heeft, een gevangen commu nist die haar echtgenoot wordt. Rousseff pikt haar studies weer op en betreedt conventionelere paden. In Porto Alegre, de hoofd stad van Rio Grande do Sul waar later het Wereld Sociaal Forum zou neerstrijken, gaat ze voor de deelstaatregering aan de slag. In de jaren negentig is ze daar behalve voor financiën ook twee keer verantwoordelijk voor mijnen en energie. Had Dilma tot dusver voor een kleinere linkse partij actie gevoerd, dan trad ze tot de Arbeiderspartij toe nadat die de con trole over de staat herwonnen had. Haar deskundigheid viel Lula op, die haar naar Brasília haalde. Daar werkte Dilma eerst achter de schermen van het energiebeleid, waarna ze algauw minister werd, en vervolgens Lula’s rechterhand. Ze was, anders gezegd, als een pijl de hemel ingeschoten. Dilma Rousseff is de eerste vrouwelijke president van Brazi 47
lië. Net als haar Chileense voorgangster Michelle Bachelet is ze gescheiden, geen troefkaart in een land dat zich de grootste ka tholieke natie ter wereld noemt. Maar anders dan Bachelet, een dokter met het imago van een zorgzame moeder, blijft Rousseff een IJzeren Dame. De schoonheidsoperatie die haar in de aan loop naar de campagne zachtheid moest bijzetten, blijken veel landgenoten al vergeten.
De eerste maanden Zo’n sprookje als Brazilië onder Lula was, zo realistisch wordt het scenario nu Dilma de scepter zwaait. Tijd om met beide benen op de grond te komen: Europa kreunt onder de crisis, de Arabische wereld staat in vuur en vlam, de opmars van China is genadeloos en de relaties met de VS blijven dubbelzinnig. Toch maakte Dilma internationaal een goede start. Ze nam een gezonde afstand van Iran, waar Lula de mist was ingegaan met een goedbedoelde maar al te ambitieuze poging om het nucleaire dossier te ontladen. Haar bezoek aan de Volksrepubliek was een succes: Dilma verdedigde keihard de Braziliaanse belangen en maakte een vuist in de discussie over de te laag bevonden koers van de yuan, de al te dure real en de schade die de muntoorlog haar land berokkent. Net als Lula wil ook Dilma het succes van de groeilanden in de internationale financiële instellingen weer spiegeld zien, maar toen een seksaffaire Dominique Strauss-Kahn de das omdeed en het Internationaal Monetair Fonds een nieuwe directeur nodig had, ging haar voorkeur naar diens landgenote Christine Lagarde, niet naar de kandidaat die Mexico naar voren geschoven had. Maar voor wat hoort wat: Brazilië, dat meer geïnteresseerd lijkt in het verwerven van wereldstatus dan in Latijns-Amerikaanse frontvorming, blijft vragende partij voor een permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad. Dilma zal Parijs en 48
Brussel op tijd en stond herinneren aan haar steun in het IMFdossier. Binnenlands heeft de president zich intussen de uitroeiing van de extreme armoede tot doel gesteld. Op al haar initiatieven prijkt de – niet echt inventieve – slogan ‘Een rijk land is een land zonder armoede’. Terzelfder tijd toonde de president weinig genade voor de vakbonden in hun eis voor een hoger minimum loon en kondigde ze miljardenbesparingen aan in de begroting. Ook haar pogingen om de economie af te koelen en de inflatie af te remmen werden verdienstelijk genoemd. Haar discrete stijl en de manier waarop ze standhoudt tegen morrende bondgeno ten in het Congres of in de regering dwongen respect af. Net toen de pers Dilma eindelijk beter gezind werd, zette de zaak-Palocci een domper op de stemming. Het bleef trouwens niet bij die ene affaire: in juli 2011 stapte een tweede excellentie op. De entourage van minister van Verkeer Alfredo do Nasci mento, van de Partij van de Republiek (PR), zou overfacturering voor openbare werken hebben geduld en smeergeld hebben aangenomen in een reeks aanbestedingen. Ook op Defensie en Landbouw rommelde het.
‘De politiek is niet in ons geïnteresseerd’ Ik loop al dagen door het Congres. Ik sla praatjes, klop op deu ren, drink koffie en vang tussen het geroezemoes door wat nieuw tjes op. Meer dan één rendez-vous loopt mis, meestal omdat de agenda omgegooid is, eentje omdat een persfotograaf een onge luk gehad heeft. De man belt me in paniek op, want hij heeft bij een fout manoeuvre een bromfietser geschept. De letsels vallen mee, maar de rit naar een stadje in het Federaal District waar een delegatie Kamerleden op bezoek is, gaat niet door. ‘Sorry, echt.’ 49
Ik keer te voet naar het stadscentrum terug. Als ik in de buurt van de televisietoren de reusachtige esplanade oversteek, krijg ik het gezelschap van een vrouw die vraagt of ze naast me mag lopen. ‘U bent groot. Ik ben bang om alleen te gaan, laatst ben ik hier nog overvallen.’ De vrouw heeft een dvd mee die per direct naar de videotheek terug moet, ‘anders denken ze nog dat ik steel’. Over de smalle paadjes door het tropische grasveld loopt maar weinig volk. Een dakloze duwt het wagentje van een supermarkt vooruit, een lotgenoot begraaft zijn hele rechterarm in een vuilniston in de hoop er wat eetbaars uit te pulken. Het is bloedheet. Geen betogingen voor het Congres vandaag, wel enige ani mositeit voor de hoofdzetel van de Funai, de overheid die over inheemse zaken gaat. Een tiental leden van het Fulniô-volk is uit de buurt van Garanhuns afgereisd, in de staat Pernambuco. Ter wijl een groep mannen op de trappen postgevat heeft in de hoop naar binnen te mogen, hebben enkele vrouwen rieten matjes op de grond gespreid. Daarop etaleren ze hun koopwaar: pijlen en bogen die met kleurrijke veren afgewerkt zijn, terracotta potten met abstracte motieven, fluitjes en dierenfiguren. Voor mij zal het een witte jaguar met zwarte stippen worden, een schaaltje dat in diverse tinten bruin en groen beschilderd is en een hals snoer – een rij gekleurde noten aan een touwtje. ‘Twee keer per jaar brengen we hier spullen aan de man’, ver telt de verkoopster. De vrouw, een van de bijna 500.000 inheem sen in Brazilië en spreekster van een van de 200 nog levende pre columbiaanse talen in het land, draagt een jeans, flipflops en een topje. Ze heeft fijne, vriendelijke trekken. Ik schat haar halfweg de vijftig. ‘We zijn boeren, we zijn arm, met kunsthandwerk kno pen we de eindjes aan elkaar.’ Ook haar man staat op de trappen bij de ingang. ‘Gisteren kre gen we geen ambtenaar te zien. Dus proberen we het vandaag opnieuw. We hebben het aan de stok met andere boeren. De 50