Each memory can create its own legend (uit: Sans soleil, Chris Marker)
1
Deze scriptie draag ik op aan Lucas. Voor al die keren dat: ……………………………………………………….………. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
2
Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 En tot slot:
blz. 5
blz. 6
De documentaire, afspiegeling van het alledaagse of manipulatie van de werkelijkheid? 1.1 Definitie en globaal historisch verloop
1.2 Document als gereedschap in het informatieproces blz. 15
1.3 Soorten documentaires
blz. 20
De 5 W-‐s van Alfredo Cramerotti
blz. 28
De kleur van de waarheid volgens Hito Steyerl
blz. 46
blz. 63
Storytelling, part of the record
blz. 11 blz. 11
Mythe: boodschap, taal of utopie
blz. 77
Epiloog: JVF, mythe van het alledaagse?
blz. 91
Vijf jaar DOGtime is levenslang!
blz.103
3
4
Voorwoord De quote “Each memory can create its own legend” uit de film “Sans soleil” 1 van Chris Marker (1921 –2012) 2 is voor mij een rode draad in mijn werk. Het creëren van legendes, mythes en het vertellen van verhalen is te zien als een verbinding van het verleden met het heden en de toekomst. Het verleden vormt de fundering van iemands hele verdere leven, laat sporen na en is daarom onuitwisbaar. Van het verleden kunnen we leren en daarom biedt het verleden toegang tot nieuwe kennis voor de mensheid. Het verleden verbindt mensen doordat zij elkaar verhalen vertellen en verhalen aan elkaar doorgeven. Door hierop te reageren, komen discussies tot stand wat weer nieuwe verhalen oplevert met als gevolg nieuwe kennis en nieuwe waarheden. Dit maakt het leven dynamisch. Het verschaffen van objectieve kennis en het presenteren van waarheid is een van de pijlers van de documentaire. In mijn onderzoek rondom het leven van mijn allereerste schooljuffrouw komen deze elementen terug. Dit is dan ook de reden, waarom ik de documentaire als startpunt voor deze scriptie heb genomen. Uitgangspunten in mijn werk zijn vooral mensen en gebeurtenissen die ik meemaak in het dagelijkse leven, eveneens een van de pijlers waarop een documentaire rust. Geschiedenis, herinneringen, foto’s en verhalen zijn voor mij inspirerende factoren en ik vind het geweldig als het me lukt om deze te vertalen naar een werk. De kiem voor mijn fascinatie werd gelegd door mijn geschiedenislerares in het voortgezet onderwijs. Zij kon prachtig vertellen over de grottekeningen van Lascaux en haar verhalen hebben toen een diepe en onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Ook het feit dat ik samen met mijn eerste vriendje van de lagere school zilveren lepeltjes in het weiland verstopte (12 stappen voorbij de 5e paal rechts en dan linksaf 7 stappen, slootje over en 4 stappen rechts van het hek) en we deze aan de hand van een zelfgemaakte plattegrond later weer probeerden terug te vinden, is hier debet aan. Het is dan ook niet zo vreemd dat ik al enige tijd onderzoek doe naar het leven van mijn schooljuffrouw, naar de invloed die zij heeft gehad op mijn verdere leven, het tijdsbeeld van toen in vergelijking met nu en hoe iemand “voortleeft” of kan “voortleven” na de dood. Aanleiding was een schilderij dat ik zag in een verloren hoekje in een kringloopwinkel. Het schilderij was gesigneerd met haar naam. Ik raakte in verwarring. Ik kon me niet voorstellen dat mijn keurige, degelijke juffrouw van toen ooit geschilderd zou hebben. Wie was zij, wat deed zij en wat wist ik nog van haar? Niet zoveel eigenlijk en dat is best vreemd als je je bedenkt dat deze vrouw zo ongelooflijk veel heeft betekend voor het verloop van mijn verdere leven.
1 http://en.wikipedia.org/wiki/Sans_Soleil
http://www.markertext.com/sans_soleil.htm
2 http://nl.wikipedia.org/wiki/Chris_Marker
5
Zij heeft mij immers de basisgereedschappen taal, rekenen, lezen en schrijven, aangereikt. Gereedschappen die ik voortaan dagelijks zou gaan gebruiken. Ik vraag me ook af welke herinneringen andere mensen hebben aan hun eerste onderwijzer(es). Als ik over mijn project begin, komen de verhalen vanzelf. Zo ben ik nog niemand tegengekomen die de naam van zijn eerste leerkracht is vergeten. JVF, ik kort haar naam uit privacy-‐overweging af, is een semi autobiografische historische documentaire die gebaseerd is op ware feiten en fictieve gebeurtenissen. Het geeft inzicht in de geschiedenis vanaf begin 1900 t/m heden. Zelf kan ik me nagenoeg niets meer herinneren van het jaar dat ik bij haar in de klas zat. En dat was nog wel in het veelbewogen jaar 1968. Het jaar waarin Martin Luther King en Robert F. Kennedy werden vermoord. Het jaar waarin Andy Warhol werd neergeschoten door Valerie Solanis. Het jaar waarin Marcel Duchamp sterft… Ik probeer het leven van mijn juffrouw te reconstrueren en een tijdsbeeld te geven van de periode waarin zij heeft geleefd om dit in een hedendaags kader te plaatsen. In die periode zijn namelijk ongelooflijke industriële, technologische en sociale veranderingen tot stand gekomen, vergelijkbaar met de uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450 die een omwenteling in de kennisoverdracht heeft veroorzaakt. Dankzij de boekdrukkunst is het onderwijs voor een veel breder publiek toegankelijk geworden. De uitvinding van de boekdrukkunst is te vergelijken met de digitale revolutie van nu. Beiden zorgden voor een ongelooflijke verandering van het maatschappelijke en sociale leven. Je zou dus kunnen zeggen dat Googlebedenkers Page en Brin in dat licht gezien de nieuwe Gutenberg en Janszoon Coster zijn. De wereld van morgen wordt nu gemaakt.3 Ik ben ervan overtuigd dat deze veranderingen van een analoog tijdperk naar een digitaal tijdperk het fundament zijn van een nieuwe wending in onze geschiedenis. Veranderingen die je in onze hele samenleving terugziet door middel van de komst van internet en social media en die leiden tot een verandering in gedrag en denkwijze van de mens. Veranderingen die o.a. tot gevolg hebben dat de mens “in the Cloud” virtueel voortleeft na zijn dood en dankzij de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de bits en de bytes zijn eigen legende kan creëren. Ans Vianen DOGtime IDUM 2009-‐2014 Gerrit Rietveldacademie Amsterdam
3 Column René Cuperus “Design van een beter leven?”, De Volkskrant blz. 28 oktober 2013
6
Inleiding De digitale omwenteling in de 20e en de 21e eeuw brengt veranderingen met zich mee die je eveneens terugziet in de kunst. Kunst beperkt zich in tegenstelling tot vroeger niet meer tot het gebied van schilderijen en beeldhouwwerken, maar breidt zich steeds meer uit tot en incorporeert in het gebied van onderzoek, journalistiek en wetenschap. De trend voor deze veranderingen werd al in 1997 gezet tijdens Documenta X van Catherine David (1954) 4. Documenta 5 is één van de meest toonaangevende tentoonstellingen in de wereld op het gebied van actuele kunst en wordt elke vijf jaar in Kassel gehouden. Catherine David is de eerste vrouwelijke curator in de geschiedenis van Documenta. Zij presenteerde Documenta X als een kritische terugblik op vijftig jaar Documenta. Zij vond bovendien dat kunst getoond en gezien moest worden in haar sociaal-‐maatschappelijke en politieke context in de breedste zin van het woord (kunst = cultuur). Kernjaartallen als 1945, 1968 of 1976/77 die grote sociale of culturele veranderingen hebben ingeluid, zijn tijdens deze tentoonstelling chronologische punten waarlangs de politieke, sociale en culturele functies van kunst worden onderzocht. Okwui Enwezor (1963) 6 , de allereerste zwarte curator in de geschiedenis van Documenta, zet met Documenta XI de door David ingezette trend van de verwetenschappelijking en politisering van de Documenta voort. In Platform 1 -‐ 4 7 staat de kennisproductie zelfs centraal. Op de website van Documenta XI staat vermeld dat het de bedoeling is dat deze ‘constellatie van theoretische ideeën een relatie aangaat met de praktijk’. 8 Net als David ziet Enwezor kunstenaars als ‘de onderzoekers van filosofische en politieke fenomenen en sociale processen van onze tijd’ 9. Enwezor hoopt dat de scherpzinnige meditaties en onderzoekingen van de kunstenaars kunnen gaan dienen als primaat voor het in kaart brengen van nieuwe vertalingen van de wereld en een synchroon georganiseerde toekomst. 10 Hiermee bewijst hij eens te meer dat Documenta X1 opnieuw symbool zal staan voor een nieuwe wereldorde in de kunst. 11
4 http://de.wikipedia.org/wiki/Catherine_David 5 http://nl.wikipedia.org/wiki/Documenta 6 http://nl.wikipedia.org/wiki/Okwui_Enwezor 7 Platforms 1 -‐ 4 (Platform 5 is de tentoonstelling in Kassel). In respectievelijk Wenen en Berlijn stond de westerse,
liberale democratie ter discussie (Platform 1); in New Delhi werd gedebatteerd over het historische onderzoek naar de onder andere in Zuid-‐Afrika ingestelde Waarheidscommissies (Platform 2); op het eiland St. Lucia werd het begrip ‘creolisering’ onder de loep genomen (Platform 3) en in Lagos werd ‘de vitale potentie van vier Afrikaanse steden: Freetown, Johannesburg, Kinshasa en Lagos bestudeerd vanuit de politieke, sociale en culturele economie van de regio’ (Platform 4). 8 http://metropolism.com/magazine/2002-‐no3/documenta-‐1-‐11/ 9 Okwui Enwezor, ‘Travel Notes: Living, Working, and Travelling in a Restless World’, Trade Routes: History and Giography. 2nd Johannesburg Biennale 1997, Singapore, http://metropolism.com/magazine/2002-‐no3/documenta-‐1-‐11/ 10 Okwui Enwezor, ‘Travel Notes: Living, Working, and Travelling in a Restless World’, Trade Routes: History and Giography. 2nd Johannesburg Biennale 1997, Singapore, 1997 http://metropolism.com/magazine/2002-‐ no3/documenta-‐1-‐11/
7
Een derde voorbeeld dat ik hier wil noemen is het zesjarige “Former West” 12 dat georganiseerd is door BAK 13 , een basisplatform voor actuele kunst in Utrecht. Het project is gestart in 2008. Former West is een internationaal en interdisciplinair onderzoeksproject dat binnen het gebied van de hedendaagse kunst en theorie reflecteert op de veranderingen in de wereld als gevolg van de politieke, culturele en economische gebeurtenissen sinds 1989. Het project neemt dit jaar als uitgangspunt omdat het vanwege de val van de Berlijnse muur een kritische mijlpaal in onze recente geschiedenis is. Deze veranderingen in opvattingen over kunst in relatie tot de maatschappij zijn aanleiding mij te verdiepen in de ins en outs van de documentaire en de ambiguïteit tussen feit en fictie die rondom het genre is gegeven. Bij wijze van introductie ga ik in hoofdstuk 1 in op de documentaire in zijn algemeenheid, de globale geschiedenis en kenmerken van een documentaire alsmede de soorten documentaires en de ontwikkeling ervan en het document als gereedschap in het informatieproces. Onze beeldcultuur 14 speelt immers een niet weg te denken rol binnen onze samenleving. Nog nooit zijn er zoveel documentaires te zien geweest, met als nieuwste trend de interactieve documentaire waarbij de kijker zelf invloed heeft op de manier waarop hij de documentaire bekijkt. In hoofdstuk 2 behandel ik de documentaire in het licht van Alfredo Cramerotti 15. Zijn boek gebruik ik hierbij als rode draad. Cramerotti is gefascineerd door de vervagende grenzen tussen kunst en journalistiek en tussen feit en fictie. Met de huidige technieken en hulpmiddelen zoals de mobiele telefoons is “ieder mens een journalist”, om in de termen van Joseph Beuys te spreken. Cramerotti ziet de grensvervaging tussen kunst en journalistiek als één van de belangrijkste kenmerken van onderzoek in de hedendaagse cultuur. Cramerotti trekt in zijn boek “Aesthetic Journalism” parallellen tussen de journalistieke benadering in kunst en de artistieke benadering in journalistiek. Een ontwikkeling die sinds Documenta X in opkomst is geraakt en gezien de vele vraagstukken die het opwerpt en het tal aan onderzoeksgebieden nog even relevant en important is als 17 jaar geleden. Een ander aspect is dat de ontwikkelingen op dit gebied dankzij internet en de gebruiksvriendelijke softwareprogramma’s en verbeterde foto-‐ en filmapparatuur volop in beweging zijn. De komst van Photoshop heeft het naadloos manipuleren van foto’s aanzienlijk vergemakkelijkt en voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. Ditzelfde geldt voor films. Steeds meer mensen plaatsen filmpjes op YouTube. Elke minuut komt er 100 uur bij.16 Een voorziening, mede mogelijk gemaakt door internet. 11 http://metropolism.com/magazine/2002-‐no3/documenta-‐1-‐11/ 12 http://www.bak-‐utrecht.nl/nl/FormerWest 13 http://www.bak-‐utrecht.nl/nl/About 14 In zijn algemeenheid kan je zeggen dat beeldcultuur een cultuur is binnen de samenleving waarin men door middel
van beelden bepaalde ideeën en/of bedoelingen wil overbrengen op de rest van de maatschappij. http://www.sandervanheerde.nl/writings/beeldcultuur.aspx 15 http://alcramer.net/home 16 http://www.youtube.com/yt/press/nl/statistics.html
8
Die nieuwe technologische ontwikkelingen zijn natuurlijk allemaal prachtig, maar welke invloed en gevolgen hebben zij met betrekking tot de waarheid? Dit aspect komt uitgebreid aan bod in hoofdstuk 3 waarbij ik dankbaar gebruik maak van het boek “Die Farbe der Wahrheit” van auteur en filmmaker Hito Steyerl (1966) 17. Steyerl legt in haar eigen werk voortdurend verbanden van het persoonlijke naar het politieke en tussen kunst en fictie enerzijds en de samenleving en werkelijkheid anderzijds. Het werk van Steyerl is vaak gebaseerd op gebeurtenissen of mensen uit haar eigen verleden en opgebouwd met behulp van afgedankt visueel materiaal. Zij onderzoekt hoe deze beelden relateren aan de persoonlijke herinneringen en de algemene overheersende ideeën in onze samenleving 18. Haar werk inspireert mij, temeer daar ik merk dat mijn ideeën over de maatschappij gevormd worden door mijn eigen ervaringen en herinneringen die in interactie zijn met de maatschappelijke consensus. Het gebruik van autobiografisch materiaal zorgt bovendien voor authenticiteit in het werk en geeft een weerslag van persoonlijke ervaringen. Documentairemaken is eigenlijk niets anders dan verhalen vertellen, één van de oer eigenschappen van de mens. We deden het al in de prehistorie, toen oraal en nu steeds vaker digitaal. Daarom zal ik ook een hoofdstuk wijden aan storytelling, mythevorming en het alledaagse om via mijn eigen project uiteindelijk weer terug te komen bij de documentaire zodat de cirkel rond is. Het lijkt mij namelijk bijzonder interessant om te zien of en hoe mijn persoonlijke onderzoek naar het pre-‐internettaire 19 universum van JVF (1907-‐2003) door middel van een documentaire tot rijping komt op internet en kan leiden tot het creëren van een nieuwe mythe of legende die onuitwisbare sporen achter laat. Ik hoop hier in de epiloog uitsluitsel over te kunnen geven aan de hand van de opgedane bevindingen tijdens het schrijven van deze thesis. Zodra er in deze thesis een naam vermeld wordt, staat daarachter tussen haakjes de geboorte-‐ en eventuele sterfdatum voor zover die bekend zijn. Zodoende is er een directe koppeling met het politieke, filosofische, culturele en sociale klimaat van die tijd. Vervolgens is er een noot naar de desbetreffende Wikipediapagina als startpunt voor extra informatie of een noot naar de eventuele website van genoemde persoon.
17 http://en.wikipedia.org/wiki/Hito_Steyerl 18 http://impakt.nl/archive/2008/program-‐2008/impakt-‐invites/hito-‐steyerl/ 19 Er wordt wel beweerd dat de lancering van Spoetnik I door de Sovjet-‐Unie op 4 oktober 1957 indirect via ARPA
leidde tot een netwerk dat is uitgegroeid tot het wereldwijde internet. (Wikipedia)
9
10
Hoofdstuk 1 De documentaire, afspiegeling van het alledaagse of manipulatie van de werkelijkheid?
1.1 Definitie en globaal historisch verloop “I’ve been told that it’s a documentary, but I don’t know the meaning of that word,” Godard once said talking about one of his “documentary-‐like” films. 20
Dat is ook niet zo verwonderlijk. Als je op internet gaat zoeken naar de betekenis van het begrip documentaire, kom je een lange waslijst met omschrijvingen tegen, zoals: • informatieve film (de Dikke van Dale) • een non-‐fictie-‐film, waarbij de maker een beeld tracht te geven van een aspect uit de realiteit, zoals uit de politiek, wetenschap, maatschappij, geschiedenis of van de persoonlijke belevingswereld van de documentairemaker. (Wikipedia) • programma op televisie of radio over dingen die echt gebeurd zijn. (http://www.encyclo.nl/begrip/documentaire) • Gaat over een onderwerp. Laat de werkelijkheid zien. (http://www.encyclo.nl/lokaal/10664) • Film van bestaande of gebeurde dingen. (http://www.muiswerk.nl/WRDNBOEK/LTR_D/W612.HTM ) John Grierson (1898 – 1972) 21, godfather van de documentaires, heeft het woord in 1926 voor het eerst gebruikt tijdens een interview met Robert Flaherty (1884 –1951) 22, de maker van de eerste documentaire Nanook of the North (1922).23 Hierop kom ik later nog terug.
20 http://vimeo.com/62684254 A lecture by Renzo Martens (1973). 12 November 2005
http://www.renzomartens.com/news http://nl.wikipedia.org/wiki/Renzo_Martens http://nl.wikipedia.org/wiki/Jean-‐Luc_Godard 21 http://en.wikipedia.org/wiki/John_Grierson 22 http://nl.wikipedia.org/wiki/Robert_J._Flaherty 23 Nanook of the North wordt beschouwd als de eerste documentaire omdat hierin het dagelijkse leven van de Eskimo’s op realistische wijze wordt getoond. http://nl.wikipedia.org/wiki/Nanook_of_the_North De allereerste wetenschappelijke film ter wereld, Walking Difficulties in Organic Hemiplegia’ werd rond de eeuwwisseling gemaakt door de Roemeense dokter Gheorghe Marinescu met ‘Walking Difficulties in Organic Hemiplegia’. Zie afbeelding in hoofdstuk 1.3 http://en.wikipedia.org/wiki/Gheorghe_Marinescu http://www.dailymotion.com/video/x5nzx1_studies-‐on-‐human-‐pathological-‐locom_shortfilms
11
Grierson definieerde het begrip als “creatieve weergave van de werkelijkheid”. Hij vond dat het doel van een documentaire was om het publiek de maatschappij te laten zien waarin zij leeft. “Echte mensen” op een “echte” locatie geven volgens hem een betere interpretatie van hun levensstijl weer dan een verhaal dat wordt nagespeeld door acteurs, al dan niet in een fictieve omgeving van de studio.
“Elke belangrijke documentaire moet de power hebben om drama te maken van de dagelijkse gebeurtenissen en poëzie van onze problemen.” (John Grierson) 24 De Russische filmmaker Dziga Vertov (1896 –1954) 25 kon zich in dit opzicht met de visie van Grierson om het leven te laten zien zoals het is verenigen.
“Life as it is” (Vertov) De Amerikaanse filmcriticus en filmmaker Pare Lorentz (1905 –1992) 26 omschrijft een documentaire als een feitelijke film die dramatisch is. Andere critici beweren dat een documentaire zich onderscheidt ten opzichte van andere non-‐fiction films omdat deze zijn voorzien van een opinie en een specifieke boodschap.27 De organisatie “World Union of Documentary“ gaf in 1948 deze definitie aan de documentaire: “Met documentairefilm wordt bedoeld alle methoden van opname op celluloid van enig aspect van de realiteit door ofwel feitelijke filmopname ofwel door een integere en gerechtvaardigde reconstructie, om daarmee een beroep te doen op zowel verstand als gevoel, met als doel het stimuleren van het verlangen naar en het vergroten van menselijke kennis en begrip, en het eerlijk tonen van problemen en oplossingen daarvan op het terrein van economie, cultuur en menselijke relaties.”
24 Scenarioschrijven voor documentaires, Henk Suèr, Unipers, Abcoude 2001 25 http://nl.wikipedia.org/wiki/Dziga_Vertov 26 http://en.wikipedia.org/wiki/Pare_Lorentz 27 Wikipedia
12
Behalve het gebruik van celluloid voor filmopnamen is deze definitie nog steeds van kracht. De soorten, vormen en genres van documentaires en de daarachterliggende bedoelingen lopen uiteen. Daarover later meer. Het voornaamste raakvlak dat verschillende soorten documentaires met elkaar gemeen hebben is de weergave van de werkelijkheid. Deze werkelijkheid is een 'subjectieve constructie' die tot stand wordt gebracht door de schrijver, de regisseur, de filmploeg en de editor.28 Sinds lange tijd bestaat er een discussie over het neerzetten van een “wij” (de filmmakers, elite, het publiek) en een “zij” (de “gewone” man, de minderbedeelden), waarbij de filmmakers hun eigen waarden gebruiken om de onderwerpen neer te zetten en te analyseren. Het creëren of in stand houden van stereotypen wordt als een bekende zwakte van deze vorm van realisme gezien. 29 Ik ga hier in deze scriptie niet verder op in omdat ik me beperk tot de documentaire. Het gebruik van stereotypen is namelijk al een onderzoek op zichzelf. Ik vind het echter wel van belang om deze discussie uit oogpunt van actualiteit en volledigheid te vermelden. Realiteit en objectiviteit zijn dus twee belangrijke ingrediënten van de documentaire. Je kunt je afvragen of het wel mogelijk is om realistisch en objectief te zijn bij het maken van een documentaire. Zelfs van de eerste documentaire van Robert J. Flaverty over het harde dagelijkse bestaan van een Eskimogezin is bekend dat niet alles naar de werkelijkheid is gefilmd. Enkele gebeurtenissen, zoals het nabouwen van een iglo, zijn wel degelijk in scène gezet. Flaverty liet de Eskimo’s bij de jacht op robben nota bene zelfs met speren jagen, terwijl ze in werkelijkheid ten tijde van de opnames allang geweren gebruikten! 30 Realiteit en objectiviteit, twee begrippen die complexer zijn dan dat ze op het eerste gezicht lijken. Want wat is realiteit? In het land der blinden is eenoog koning. In de wereld van de film is dat ene oog voorbehouden aan de camera. Natuurlijk worden we in de publieke ruimte continue door camera’s in de gaten gehouden, zogenaamd om onze veiligheid te kunnen garanderen. Hierdoor sluipen Kafkaiaanse omstandigheden terloops ons sociale leven binnen. In mijn dagelijkse privéleven binnenshuis staan nooit camera’s. Ik vraag me dan ook af hoe een documentaire over mijn leven eruit zou kunnen zien. Dit zou dan een achteraf in elkaar gezette constructie worden. En wat is objectief? De documentairemaker heeft immers al een subjectieve keuze gemaakt doordat hij vooraf bepaald heeft wat hij wil filmen, met alle logische gevolgen zoals camerastandpunt, belichting, etc. van dien. Beide begrippen lijken te zijn gerelateerd aan de manipulatie van het beeld. Vanwege de complexiteit van dit aspect zal ik hier met name verder op ingaan in hoofdstuk 3 dat gaat over de kleur van de waarheid. 28 http://nl.wikipedia.org/wiki/Documentaire 29 Kilborn & Izod, 1997, p.45-‐47 30 Ensceneren in documentaires Jelle Michiel Kolet 2046439 Maart 2008 http://www.hbo-‐
kennisbank.nl/nl/page/hborecord.view/?uploadId=fontys_didlmods%3Aoai%3Arepository.fontys.nl%3A18379
13
Grottekeningen kunnen naar mijn mening ook beschouwd worden als een documentaire omdat ze een verhalend element bevatten. Ze geven een reeks gebeurtenissen weer. De Cro-‐Magnonmens, de prehistorische mens uit het Laat Paleolithicum (35.000 -‐ 10.000 jaar v.Chr.), was de eerste die pogingen deed om voorwerpen en dieren uit zijn omgeving weer te geven door graveringen in de wanden van holen en spelonken te maken. Er werden voornamelijk dieren afgebeeld. Er zijn diverse theorieën over de betekenis van deze grotschilderingen. Zo zouden ze te maken hebben met religieuze rituelen. Maar ook kunnen ze bedoeld zijn om informatie aan elkaar over te dragen over b.v. de jacht.31
Man With a Movie Camera, Vertov
31 http://www.dogmagroup.nl/pages/sub/3/31348/Prehistorie.html
14
1.2 Document als gereedschap in het informatieproces Het woord documentaire bevat onmiskenbaar het woord document. Document is afkomstig van het Latijnse werkwoord docere, wat onderwijzen of informeren betekent.32 Een document is een verzameling gegevens, vastgelegd op een gegevensdrager. Een gegevensdrager is een algemene naam voor een opslagmedium waarop informatie kan worden verzameld. Een gegevensdrager kan zowel op papier als digitaal bestaan. Een opslagmedium is een fysiek voorwerp en kan van alles zijn: tekst, rapporten, film, audio, usb-‐stick, etc. 33 Inherent aan documenten zijn ordeningssystemen. De wetenschap van het indelen van individuen of objecten in groepen wordt taxonomie genoemd. Hiermee kan zowel de methode worden bedoeld die bij het indelen wordt toegepast als de hiërarchische ordening die het resultaat ervan is. Zo'n hiërarchische ordening, maar ook de activiteit om tot zo'n ordening te komen, wordt classificatie genoemd. Vrijwel alles kan taxonomisch worden ingedeeld. De mens houdt zich volop bezig met het ordenen van alles wat er maar te ordenen valt om gemakkelijk iets terug te kunnen vinden. Nadeel van een strak, gestroomlijnd kader is dat het niet zo gemakkelijk is om hiervan los te komen waardoor vernieuwingen uitblijven. Maar het is juist de autonome kunstenaar als ordeverstoorder die hier vanwege zijn interdisciplinaire mogelijkheden een riante positie heeft. Hij kan zich daardoor alle vrijheid veroorloven om van de gebaande paden af te wijken en andere richtingen in te slaan. Het zijn juist de ordeverstoorders die de blik herijken en nieuwe inzichten, en daarmee nieuwe kennis, kunnen doen opleveren. Voorbeelden van ordeverstoorders zijn: vervalste documenten, oorlogen, revoluties, natuurrampen, klokkenluiders, hackers en kunstenaars. Ik kom hier in het volgende hoofdstuk nog op terug bij de behandeling van “aesthetic journalism”. Kennis betekent macht en macht is al sinds mensenheugenis voorbehouden aan kerk en staat. Kerk en staat konden hiermee invloed uitoefenen op het volk om de mensen gedeisd te houden of te onderdrukken. Kerk en staat hebben dus geen belang bij wijdverspreide en gemakkelijk toegankelijke kennis. Teveel kennis bij het volk kan immers gevaarlijk zijn. Dit is dan ook de reden waarom omstreden boeken, geschreven teksten en mediadragers, meestal publiekelijk en ritueel, worden verbrand. Het motief voor boekverbranding komt neer op censuur op morele, religieuze en/of politieke gronden. 32 http://people.ischool.berkeley.edu/~buckland/thing.html 33 wikipedia
15
Een van de boeken die ik in dit verband naar voren wil halen is de Encyclopédie 34 van Diderot (1713 -‐ 1784) 35 en d’Alembert (1717 – 1783) 36. “Het doel van een encyclopedie is het verzamelen van de kennis die over de wereld is verspreid en haar als systeem aan onze samenleving te presenteren.”, aldus Diderot. Zowel Diderot als d’Alembert vindt dat kennis cruciaal is voor het vrije individu, de goede burger en een tolerante, Verlichte samenleving. Zij willen het concept van kennis zélf veranderen. 'Dit werk zal op den duur een revolutie veroorzaken in de menselijke geest, en ik hoop dat de tirannen en onderdrukkers, de fanatici en intolerante lieden niet zullen winnen.' (Denis Diderot in een brief aan Sophie Volland, september 1762) 37 De Encyclopédie is controversieel omdat tussen de regels door subversieve ideeën te lezen zijn. Conceptueel gezien is dit werk te beschouwen als dé operationele hypertekst ten tijde van de Verlichting. Informatie werd toegankelijk voor de gewone man en zodoende ook gevaarlijk. Kerk en staat zouden zo immers de controle over het volk verliezen. 38 Wat toen gold, is ook nu nog steeds actueel. De overheid blijft grip houden op het volk door het te reguleren en te controleren en internet is de nieuwe God geworden. Een transparante overheid is meer een luchtbel dan realiteit. In dit licht bezien is de ontwikkeling rondom Edward Snowden (1983) 39 en Julian Assange (1971) 40 van WikiLeaks 41 interessant om te volgen. Internet is een tweerichtingsverkeer. Volk en overheid gebruiken het allebei, maar de overheid blijft oppermachtig. Klokkenluiders, hackers en tegenbewegingen zijn absoluut noodzakelijk voor het open houden van maatschappelijke structuren. Kunstenaars hebben hierin eveneens een verantwoordelijke taak. Paul Otlet (1868-‐1944) 42, een Belgische bibliograaf en library scientist (documentering van de menselijke kennis), heeft zich zijn hele leven bezig gehouden met de vraag wat het concept van “document” betekent.43 Hij heeft een systeem gemaakt waarmee kennis universeel toegankelijk is geworden. In die zin stond hij aan de wieg van hyperlink-‐ systemen. Het ontsluitingssysteem van Otlet, de Universele Decimale Classificatie (UCD), wordt tot op heden nog steeds in wetenschappelijke bibliotheken gebruikt.
34 De Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers ("Encyclopedie of beargumenteerd
woordenboek van de wetenschappen, kunsten en beroepen") was een intellectuele en artistieke onderneming die het boegbeeld geworden is van De Verlichting in Frankrijk in de 18e eeuw. (Wikipedia) 35 http://nl.wikipedia.org/wiki/Denis_Diderot 36 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jean_Le_Rond_d%27Alembert 37 http://www.humanistischecanon.nl/verlichting/encyclopedie__diderot__d_albach__votaire 38 Universal manipulation: Ideas on the politics of designing the singular (Willem van Weelden) 39 http://nl.wikipedia.org/wiki/Edward_Snowden 40 http://nl.wikipedia.org/wiki/Julian_Assange 41 http://nl.wikipedia.org/wiki/WikiLeaks 42 http://nl.wikipedia.org/wiki/Paul_Otlet 43 http://people.ischool.berkeley.edu/~buckland/thing.html
16
De UCD bestaat uit negen categorieën: "Als de mens zich niet bezighoudt met algemeenheden (categorie 0), denkt hij (al dan niet psychologisch getint) (categorie 1) aan God (categorie 2) of aan de anderen, welke wetten er zijn, hetzij die van de mens (categorie 3), hetzij die van de natuur (indirect van God), al dan niet toegepast door de mens (categorie 5). Het kan zijn dat hij daardoor ziek wordt (categorie 6). Misschien is het het best dat hij wat geestelijke of lichamelijke ontspanning zoekt (categorie 7 & 8). Hij besluit uiteindelijk op reis te gaan (categorie 9), maar door geldgebrek blijft dat een reis in de biografieën en geschiedenis (categorie 9)." 44 Een UCD-‐code kan vrijwel alles beschrijven en kan 7 of meer cijfers bevatten.45 Het aardige van bovenstaande code is dat het eveneens heel goed te gebruiken is voor het ontwikkelen van een machine of een spel. Wat ik vreemd vind aan de opsomming is dat het cijfer 4 ontbreekt. Ik heb hierover bij diverse personen opheldering gevraagd 46 . Het blijkt dat de hoofdcategorieën van de UDC zijn gebaseerd op de indeling van de in 1873 in Amerika opgezette DDC (Dewey Decimale Classificatie). Oorspronkelijk was taal ondergebracht in klasse 4. In de jaren ‘60 zijn de taalkunde-‐categorieën verplaatst naar klasse 8. Daardoor zou klasse 4 beschikbaar zijn voor het zich snel ontwikkelende veld van natuurwetenschappen en techniek. Tot op heden is daar echter nog geen overeenstemming over bereikt. De Argentijnse dichter en schrijver Jorge Luis Borges (1899-‐1986) 47, meester in het schrijven van essays waarin waarheid en verbeelding samen een vreemde werkelijkheid oproepen, heeft zich in "The analytical language of John Wilkins" eveneens bezig gehouden met een indeling in categorieën.
44 Main tables: 0 science and knowledge, organization, computer science, information, documentation, librarianship,
institutions, publications – 1 philosophy, psychology – 2 religion, theology – 3 social sciences – 5 mathematics, natural sciences – 6 applied sciences, medicine, technology – 7 the arts, recreation, entertainment, sport – 8 language, linguistics, literature – 9 geography, biography, history http://www.udcc.org/udcsummary/php/index.php 45 wikipedia 46 Met dank aan Dr. A. Slavic van UDCC.org en Dr. E.G. Sieverts, gepensioneerd informatiespecialist en vernieuwingsconsultant bij de Universiteitsbibliotheek Utrecht, afdeling Research and Development. 47 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jorge_Luis_Borges
17
Ik kan me goed voorstellen dat Borges de code van Otlet heeft gekend en bestudeerd en dat juist deze code hem heeft geïnspireerd tot het schrijven van een essay over de fictieve en bizarre taxonomie van dieren in een Chinese Encyclopedie 48. De opsomming die hij in zijn essay maakt, bestaat uit veertien bijzondere categorieën, variërend van dieren die aan de keizer toebehoren, gebalsemde dieren, speenvarkens, dieren getekend met een erg fijne kamelenharen penseel tot dieren die uit de verte op vliegen lijken. Deze classificatie heeft bij velen vaak tot de verbeelding gesproken. De groep mensen die door deze opsomming is beïnvloed, heeft een even heterogeen karakter als de lijst zelf.49 Borges zelf geeft aan dat hij de encyclopedie heeft aangetroffen bij de Duitse sinoloog Franz Kuhn (1884 – 1961) 50 , niet te verwarren met Thomas Kuhn die zich bezig hield met gemeenschappelijke denkkaders in de wetenschap, paradigma’s genaamd. In het oeuvre van Franz Kuhn is echter geen verwijzing naar zo’n encyclopedie te vinden. Ger Groot (1954) 51 schrijft in de NRC dat Michel Foucault (1926 -‐ 1984) 52 de encyclopedie heeft aangehaald in zijn boek “Les Mots et les Choses” om te laten zien dat deze tekst sporen draagt van onze manier van denken en dat in tegenstelling tot de denkwijze van Otlet elke classificatie van de wereld willekeurig is. 53
48 "The Analytical Language of John Wilkins". John Wilkins (1614 -‐ 1672) was een Brits cryptograaf, parlementariër en
vanaf 1668 tot aan zijn dood bisschop van Chester. Wilkins heeft in 1641 een anoniem gepubliceerde verhandeling geschreven over cryptografie. Deze geldt als het oudst bekende in de Engelse taal binnen dit vakgebied. In dit werk, getiteld Mercury, or The Secret and Swift Messenger introduceert Wilkins de volgende termen in de Engelse taal: cryptographia (door hem gedefinieerd als geheimhouding in schrift), cryptologia (geheimhouding in gesproken taal) en cryptomeneses (de algemene aanduiding voor het hele vakgebied). Tevens gaf Wilkins in dit werk een omschrijving van verschillende vormen van geometrische versleuteling, waarbij de letters van het klaarschrift vervangen worden door streepjes, stippen en driehoeken. Ook was hij een aanhanger van kunsttalen en pleitte hij voor een nieuwe universele taal voor filosofen. (wikipedia) 49 http://www.multicians.org/thvv/borges-‐animals.html 50 http://de.wikipedia.org/wiki/Franz_Kuhn_(Sinologe) 51 http://nl.wikipedia.org/wiki/Ger_Groot 52 http://nl.wikipedia.org/wiki/Michel_Foucault 53 http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/omzwervende-‐eruditie-‐bij-‐borges
18
Een ander instrument dat gebruikt kan worden om informatie en collecties te organiseren, is een thesaurus (schatbewaarder). In de klassieke betekenis is een thesaurus een soort naslagwerk, een hiërarchische opsomming van woorden (termen) en hun onderlinge relaties. Met deze gestructureerde trefwoordenverzameling kunnen begrippen uit documenten op een eenduidige manier worden weergegeven. In het digitale tijdperk staat het voor een ontsluitingsmiddel waarbij unieke concepten door hiërarchische, equivalente en associatieve relaties verbonden worden; een semantisch netwerk voor het toegankelijk maken en koppelen van gegevens.54 Dankzij ingewikkelde algoritmes en databases zijn we tegenwoordig in staat om op een snelle en comfortabele manier enorme hoeveelheden informatie te vergaren. Thesauri zijn in het verleden vooral ontwikkeld en gebruikt voor het categoriseren en ontsluiten van grote collecties boeken en (wetenschappelijke) publicaties. De tekortkomingen van taal als zoekingang voor de exponentieel groeiende digitaal beschikbare (maar ongestructureerde) informatie, maken dat voor de thesaurus een tweede leven begint. Een thesaurus biedt nieuwe kansen en mogelijkheden aan informatiespecialisten om zoekers sneller en beter te laten vinden waar naar ze op zoek zijn. 55 Taxonomieën zijn aan thesauri verwant. Wat betreft de kenmerken van een document was Paul Otlet overigens van mening dat alles wat een informatieve betekenis had, kon worden aangemerkt als document. Een document maakt bovendien altijd onderdeel uit van een sociale context en is altijd verbonden met andere documenten (het hypertext concept), met andere onderwerpen, met andere lezers en schrijvers.56 Michael Buckland (1941) 57, Emeritus Professor aan de UC Berkeley School of Information, is het eens met de zienswijze van Paul Otlet omtrent de kenmerken van een document. Hij is echter ook van mening dat mede in het licht van het digitale tijdperk de fysieke vorm, het format of het medium van een document er steeds minder toe doen. Objecten, vormen van communicatie en zelfs gebeurtenissen zoals natuurrampen, kunnen volgens hem eveneens worden opgevat als informatiedrager of hiervoor geschikt worden gemaakt. Buckland vindt het daarom veel belangrijker om documenten te definiëren in termen van hun functie.58 Hiertoe is het van belang dat we ons afvragen welke rol documenten spelen in informatieprocessen en welke informatiewaarde zij vertegenwoordigen voor hun gebruikers. 59 54 Wikipedia 55 http://www.computable.nl/artikel/opinie/ecm/3309959/1277020/ecm-de-revival-van-de-thesaurus.html#ixzz2mpADPFqg 56 http://jodoc.wordpress.com/2008/01/04/wat-‐is-‐een-‐document/ 57 http://en.wikipedia.org/wiki/Michael_Buckland 58 http://people.ischool.berkeley.edu/~buckland/thing.html 59 http://jodoc.wordpress.com/2008/01/04/wat-is-een-document/
19
Oftewel, Foucault citerend: “Ik zou willen dat mijn boeken een soort gereedschapskist zijn die doorzocht kan worden om een stuk gereedschap te vinden dat men kan gebruiken in zijn eigen gebied… Ik schrijf niet voor een publiek, ik schrijf voor gebruikers, niet voor lezers.” 60 De gedachtegang van Buckland omtrent een gewijzigde functie van het document gaan we ook terugzien bij Alfredo Cramerotti en Hito Steyerl. Ook de traditionele definitie van de documentaire wat betreft het hanteren van de objectieve waarheid is door de jaren heen veranderd en minder relevant geworden. De tijd lijkt aangebroken voor nieuwe concepten en betekenissen. In hoofdstuk 2 en 3 zal ik hier verder op ingaan.
1.3 Soorten documentaires
Voor 1926 bestond het woord documentaire dus nog niet, terwijl er toch al actuele gebeurtenissen werden gefilmd. Veel van deze vroege films zoals, “factory workers leaving work” van Auguste en Louis Lumière 61 hadden te maken met technologische beperkingen en hoge kosten en duurden daarom vaak niet langer dan een minuut. Een ander genre betrof de educatieve films ten behoeve van de medische wetenschap. Tussen juli 1898 en 1901 maakte de al eerder genoemde Roemeense professor Gheorghe Marinescu 62 als eerste verschillende films van neurotisch zieke patiënten in zijn kliniek in Boekarest. De professor noemde zijn films “studies met behulp van cinematografie”.
60 Aesthetic Journalism, Alfredo Cramerotti, blz. 17: Foucault, Michel (1994 [1974]), “Prisons et asiles dans le
mécanisme du pouvoir”, in Dits et Ecrits, t.II, ppp. 523-‐524, Paris: Gallimard. 61 http://nl.wikipedia.org/wiki/Gebroeders_Lumi%C3%A8re 62 http://en.wikipedia.org/wiki/Documentary_film
20
Er zijn grofweg drie genres te onderscheiden: de journalistieke, de creatieve en de fake-‐ documentaire, die elk weer onder te verdelen zijn in categorieën. Deze onderverdeling is het reguliere onderscheid dat in de traditionele documentairewereld gebruikt wordt. De journalistieke documentaire heeft als belangrijkste eigenschap dat deze op feiten berust. Hieronder zal ik eerst de journalistieke documentaire behandelen en toelichten en een paar willekeurige voorbeelden geven uit de talloze documentaires die er gemaakt zijn. Het is een enigszins droge opsomming, maar ik heb hier toch voor gekozen omdat de meeste voorbeelden momenteel nog rechtstreeks voor iedereen op internet te zien zijn. Volgens het Nederlands Instituut voor Filmeducatie 63 zijn er vier soorten journalistieke documentaires (expository, observational, interactive, reflexive). Deze soorten werpen ieder afzonderlijk een eigen specifieke blik op de realiteit. De journalistieke documentaire is niet afkomstig uit de journalistiek, maar uit de wereld van de film. In de journalistiek streeft de journalist naar objectiviteit en naar een zo authentiek mogelijke weergave van de werkelijkheid. Het is daarom logisch dat dit ook het streven werd in de journalistieke documentaire. Het genre is ontstaan na de komst van de Direct Cinema/Cinéma Vérité 64 en de televisie 65. Documentaires werden langzaam uit de bioscopen verdreven en waren steeds meer op televisie te zien. Documentaires kregen daarmee meer en meer de functie om actualiteiten te duiden en achtergronden te verschaffen. e De oudste vorm van documentaire maken wordt de tentoonstellende of documentaire genoemd. Hieronder vallen vooral etnografische, x verklarende educatieve, geschiedkundige en wetenschappelijke films. Het onderwerp staat p centraal. De kijker wordt direct aangesproken door middel van teksten en/of een o monotone commentaarstem. De verteller komt niet in beeld en maakt gebruik een voice-‐over, ook wel “de voice van God” genoemd. Deze vorm heeft een s van dwingend, dominant karakter, waarbij weinig ruimte is voor een eigen i interpretatie van de toeschouwer. Voorbeelden van verklarende documentaires t zijn: “Nanook Of The North” (1922, Robert Flaherty); “Rain” (1929, Joris Ivens); o “The Drifters” (1929, John Grierson); “Play of Light: Black, White, Grey” (1930, Laszlo Moholy-‐Nagy); “The plow that broke the plains” (1936, Frank Capra); r “Glas” (1958, Bert Haanstra); “Ways Of Seeing” (1972, John Berger); “The Shock y of the New” (1980, Robert Hughes); “Sans Soleil” (1982, Chris Marker); “The civil war” (1990, Ken Burn). 63 http://static.digischool.nl/ckv1/film/documentairespecial.pdf 64 http://en.wikipedia.org/wiki/Cin%C3%A9ma_v%C3%A9rit%C3%A9 65 http://nl.wikipedia.org/wiki/Televisie
21
Een andere manier van documentaire maken wordt de observerende manier genoemd. Hierin wordt het gebruik van een commentaarstem, teksten, interviews, achtergrondmuziek en naspelen van situaties zo veel mogelijk vermeden. De filmmaker registreert slechts wat er gebeurt en de persoon of het onderwerp staat centraal. Er wordt geen gebruik gemaakt van een voice-‐over of commentaarstem. Het geluid bij de film wordt direct en synchroon op locatie opgenomen. De camera observeert de alledaagse werkelijkheid als een vlieg op de muur. Of, aldus Dziga Vertov in het vorige hoofdstuk: “presenting life as it is”. De camera is in dit geval altijd 'onzichtbaar' aanwezig en er vindt geen lichttechniek of regie plaats. Wel is vooraf met de betrokkenen afgesproken wat er gefilmd gaat worden. Het maken van een observerende methode is mogelijk geworden dankzij de introductie van de handheld camera’s waardoor er niet meer met statief gefilmd hoefde te worden. Voorbeelden van een observerende documentaire zijn: “Kino-‐Pravda” (1922 – Dziga Vertov); “Les Raquetteurs” (1958, Gilles Groulx en Michel Brault); “Primary” (1960, Robert Drew), “Don’t look back” (1967, D.A. Pennebaker); “High School” (1968, Frederick Wiseman); “The Rolling Stones -‐ Gimme shelter” (1970, Albert & David Maysles and Charlotte Zwerin); “Dans, Grozny Dans” (2002, Jos de Putter); “Our daily bread” (2006, Nikolau Geyrhalter).
o b s e r v a n t i o n a l
Een bijzonder voorbeeld van de observerende documentaire is “Triumph des Willens” (1935, Leni Riefenstahl). De film gaat over een NSDAP-‐partijdag in 1934 in Neurenberg. De films van Riefenstahl (1902-‐2003) 66 kregen na de oorlog een stigma en werden als controversieel beschouwd. “Triumph des Willens” is bedoeld is als een propagandafilm om het beleid van Hitler te promoten en het Duitse rijk te verheerlijken. Deze film werd in de jaren dertig verplicht vertoond in alle Duitse scholen. Hitler en Goebbels waren zich sterk bewust van de macht van beelden.67 “Triumph des Willens” vormt voor veel regisseurs een inspiratiebron. De eerste bekende film die zich beroept op beelden uit de film was “The Great Dictator” van Charlie Chaplin, en is een parodie op het nazisme. Scènes uit de film zijn later ook geïmiteerd in films zoals “Star Wars: Episode IV: A New Hope” (alsook in de andere Star wars-‐films), “Citizen Kane”, “A Clockwork Orange”, “The Last Emperor”, “Gladiator”, “Hero”, “The Lord of the Rings”, “The lion king”, “Richard III”, “Red Dawn”, “Spartacus”, de filmversie van “The Wall” van Pink Floyd en “Starship Troopers”. De film "The Empty Mirror" toont zelfs originele fragmenten van “Triumph des Willens”, terwijl Hitler, gespeeld door Norman Rodway, een analyse geeft van de beelden.68 66 http://nl.wikipedia.org/wiki/Leni_Riefenstahl 67 “Die Macht der Bilder” van Ray Müller, 1993, een documentaire over het leven en werk van Leni Riefenstahl. 68 wikipedia
22
i n t e r a c t i v e
Bij de interactieve documentaire staat het interview centraal. Het verhaal bestaat uit een vraaggesprek tussen de presentator/documentairemaker en een deskundige. De interactie tussen filmmaker en onderwerp is belangrijk. Cinéma Vérité was de eerste vorm van interactieve documentaire, waarvan er tegenwoordig vele varianten zijn. Door de interactiviteit kan de maker zelf ook in beeld komen en kunnen er bij de kijker vragen ontstaan over de nauwgezetheid en de objectiviteit van de filmmaker bij zijn onderwerp. Er zijn veel close-‐ups en talking heads te zien. Voorbeelden van een interactieve documentaire zijn: “The Man with a Movie Camera” (1929, Vertov); “Sherman March” (1985, Ross McElwee); “Chronicle of a Summer” (1960, Rouch and Morin); “Herman Slobbe / Blind Kind II” (1966, Johan van der Keuken); “The Fog of War” (2003, Errol Morris);“Beperkt houdbaar” (2007, Sunny Bergman). Een nieuwe ontwikkeling op het gebied van de interactieve documentaire is dat de kijkers daadwerkelijk meer invloed gaan krijgen in de wijze waarop zij een documentaire willen bekijken. Dit is vooral mogelijk dankzij voortschrijdende vernieuwingen in de ontwikkeling van digitale software. Programma’s die speciaal voor dit doel zijn gemaakt zijn b.v. Isadora en Korsakow.
r e f l e c t i v e
Bij de reflectieve documentaire is het mogelijk dat er elementen van de drie voorgaande vormen in de documentaire voorkomen. Kenmerkend voor deze vorm is het gebruik van Brechtiaanse vervreemdingsstrategieën69 waarbij afstand wordt gecreëerd zodat we ons af kunnen vragen wat we zien en hoe we het zien. Er wordt meer een beroep gedaan op het denkvermogen dan op oppervlakkig vermaak. Belangrijk is het om op een andere manier naar het onderwerp te gaan kijken en het onderwerp kritisch te benaderen. Naast het onderwerp is ook de representatie ervan belangrijk. De maker staat net als het onderwerp in de belangstelling. Ook is te zien hoe de documentaire tot stand is gekomen. De reflectieve documentaire heeft vaak een complexe structuur. Deze ontstaat doordat er telkens vragen worden gesteld bij de manier van het in beeld brengen van de situatie. Hierdoor ontstaat ruimte voor twijfel over het belichte standpunt. Dit biedt de kijker de mogelijkheid om gemakkelijker een eigen standpunt te vormen. Voorbeelden van een reflectieve documentaire zijn: (nogmaals) Vertov’s “The Man with a Movie Camera” (1929, Vertov); “De generale lijn” (1929, Eisenstein); “Land without bread” (1933, Buñuel); “N.Y., N.Y.” (1957, Francis Thompson); “Diary” (1968, Jim McBride & L.M. Kit Carson’s David Holzman); “Wedding Camels” (1980, David & Judith MacDougall); “Thin Blue Line” (1988, Errol Morris).
69 http://nl.wikipedia.org/wiki/Episch_theater
23
Naast de journalistieke documentaire zijn er ook nog twee andere genres te onderscheiden, nl de creatieve documentaire en de fake-‐documentaire 70 ofwel mockumentary. Beide genres zijn veel minder aan strakke regels is gebonden dan de journalistieke documentaire. Bij de mockumentary gaat de manipulatie van de werkelijkheid zelfs nog een stap verder dan in de creatieve. Reden waarom deze in een aparte categorie valt. Bovenstaande maakt duidelijk dat er een groot onderscheid is tussen de journalistieke documentaire, waar in principe geen gebruik gemaakt wordt van fictie of drama, en de creatieve en de fake-‐documentaire. Je kunt je gemakkelijk voorstellen dat de laatste twee soorten uitermate geschikt zijn om te gebruiken in de wereld van de kunst maar in het volgende hoofdstuk zal ik laten zien dat de kunstscene vooral ook geïnspireerd is vanuit de journalistieke invalshoek. In de mockumentary zijn fictie en non-‐fictie niet meer zo strikt van elkaar gescheiden als in de voorgaande genres. Deze kan dus fictie-‐elementen bevatten die niet ver van de werkelijkheid hoeven te liggen. Ook worden er vaak archiefbeelden gebruikt. De mockumentary wordt vaak gebruikt om de werkelijkheid in het absurde te trekken. De nepdocumentaire “Rudi Schokker huilt niet meer” (1971) van Pieter Verhoeff en Gerben Hellinga is zo’n film. Een babytje, genaamd Rudi Schokker, woont met zijn ouders onder de rook van Schiphol. Als hij verdriet heeft of honger, hoor je in plaats van babygehuil het indringende geluid van een straaljager dat Rudy heeft overgenomen. Dit gaf zo’n overlast dat zijn ouders noodgedwongen hun buurt moesten verlaten. Door het gebruik van trucs uit documentaires en actualiteitenprogramma’s, zoals een slordig aandoende cameravoering, interviews met pseudo psychologen en nepouders, werd het verhaal geloofwaardig voor de kijker. Veel kijkers voelden zich dan ook bedrogen toen zij erachter kwamen dat het om fictie ging. 36 Jaar later zijn Verhoeff en Hellinga in een nieuwe fake-‐documentaire op zoek gegaan naar de ouders van Rudy Schokker om te kijken wat er sindsdien is gebeurd en hoe het nu gaat met hun zoon. Het publiek vindt het fijn als duidelijk is aangegeven of ze met een fictie-‐ of non-‐ fictiefilm te maken hebben. Er zijn al vaker felle discussies uitgebroken als bleek dat de filmmaker, zonder dat te vermelden, gebruik had gemaakt van acteurs of verzonnen scènes. Zoals bij “Rudi Schokker huilt niet meer” 71 in 1971 of in 2002 bij “Ford Transit” van Hany Abu Assad (1961) 72. Met “Ford Transit” wil Abu-‐Assad het dagelijkse leven tonen van Palestijnen in de door Israël bezette gebieden. In de film wordt een taxichauffeur gevolgd die Palestijnen heen en weer rijdt tussen wegversperringen. In werkelijkheid is de taxichauffeur een kennis van de regisseur die het leven van een chauffeur naspeelt. 73
70 http://www.hollanddoc.nl/nieuws/2012/oktober/docupedia-‐met-‐hans-‐beerekamp.html 71 Ensceneren in documentaires Jelle Michiel Kolet 2046439 Maart 2008 http://www.hbo-‐
kennisbank.nl/nl/page/hborecord.view/?uploadId=fontys_didlmods%3Aoai%3Arepository.fontys.nl%3A18379 72 http://nl.wikipedia.org/wiki/Hany_Abu-‐Assad 73 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2676/Cultuur/article/detail/738142/2003/09/24/Abu-‐Assad-‐wijkt-‐niet-‐voor-‐
kritiek-‐van-‐VPRO.dhtml
24
In de beginperiode van het medium film werd er nog wel eens een camera neergezet om vervolgens de ongemonteerde film als documentaire te vertonen. Iemand die hier veelvuldig gebruik van maakte, was Andy Warhol (1928 -‐ 1987) 74. Tussen 1963 en 1968 maakte hij meer dan honderdzestig films, waarvan er momenteel ongeveer 60 toegankelijk zijn. In veel van zijn films werd de gebruikelijke projectiesnelheid gereduceerd van 24 beelden tot 16 beelden per seconde. Dit is iets anders dan slow-‐motion, waarbij de film juist op hogere snelheid wordt opgenomen en op normale snelheid afgedraaid. Door de techniek die Warhol gebruikte, krijgen de afzonderlijke beelden meer nadruk. Zijn eerste film was de acht uur durende film “Sleep” (1963). “Sleep” gaat over zijn vriend, John Giorno. Warhol filmde telkens ongeveer drie uur, tot om vijf uur 's ochtends de zon opkwam. Het filmen duurde een maand. “Blow Job” (1963) is een voortdurende close-‐up van het gezicht van acteur DeVeren Bookwalter terwijl hij, volgens geruchten, oraal bevredigd zou worden door Willard Maas, experimenteel filmmaker en dichter. Ook maakte Warhol in 1964 een 99 minuten durend portret van de beroemde conservator van het Metropolitan Museum of Art, Henry Geldzahler. Tijdens de opnames liep Warhol gewoon weg. Het is duidelijk te zien dat Geldzahler zich verveelde en niet op zijn gemak was vanwege de camera. Aan het eind van de film is hij geheel ingezakt. Warhols’ meest succesvolle film was “Chelsea Girls” (1966). De film was innovatief omdat deze uit twee simultaan geprojecteerde 16 mm. filmrollen bestond met uiteenlopende verhalen. Vanuit de projectiecabine werd het geluidsniveau voor één film verhoogd om dat verhaal te verduidelijken terwijl het voor de andere film werd verlaagd, waarna de rollen werden omgekeerd. Deze wijze van verdubbeling van de afbeelding gebruikte Warhol ook in zijn zeefdrukken van het begin van de jaren zestig. ''Blue Movie”, een film waarin Warhols’ superster Viva gedurende 33 minuten seks heeft met een man, was Warhols’ laatste eigen film. Viva wist, nadat de film een schandaal had veroorzaakt vanwege de vrijzinnige benadering van seksualiteit, de openbare vertoning 74 http://nl.wikipedia.org/wiki/Andy_Warhol
25
van deze film lang tegen te houden. De film werd in 2005 pas, voor het eerst sinds 30 jaar, opnieuw vertoond in New York.75 Je kunt je afvragen of het werk van Andy Warhol onder de creatieve documentaire valt en niet veel meer gericht is als interventie op het traditionele kunstwerk. Doordat Warhol de camera constant laat draaien, kan je stellen dat de afzonderlijke films een realistisch beeld geven van de werkelijkheid, wat een van de kenmerken van een documentaire is. Het blijft bediscussieerbaar. De manier waarop Warhol de films presenteert maakt volgens mij het verschil. Ian Aitken76, filmcriticus en schrijver, heeft de film “Chelsea Girls” opgenomen in zijn “Encyclopedia of the Documentary Film”. Deze encyclopedie bevat een kritische analyse van de documentaire in al zijn facetten. Om deze reden krijgt Warhol wat mij betreft het voordeel van de twijfel.
Als ik me voorstel hoe de mensen het voor het eerst kijken naar bewegende beelden hebben ervaren, ik heb het hier over “La sortie des usines Lumière” en "Arrivé d'un train" van de gebroeders Lumière, kan ik me indenken dat zij zich rot zijn geschrokken. Mensen die van het doek aflopen, treinen die levensecht op je af komen… dat kan toch geen zuivere koffie zijn. Er waren dan ook mensen die dachten dat hier geesten aan het werk waren. 77 Iets wat we ons tegenwoordig nauwelijks meer voor kunnen stellen.
75 Wikipedia -‐ http://screentest.warhol.org/about.php 76 Andere boeken van Aitken zijn: “Hong Kong Documentary Film”; “European Film Theory and Cinema: A Critical
Introduction; “ The Documentary Film Movement: An Anthology” 77 http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2008/juni/De-‐gebroeders-‐Lumi-‐re-‐de-‐grondleggers-‐van-‐de-‐film.html
De film "Veertig jaar cinematografie in Nederland" werd in 1935 gemaakt ter gelegenheid van het 40-‐jarig bestaan van het medium film door Polygoon/Profilti. De film bevat talloze unieke historische beelden, waaronder de drie filmpjes die op 28 december 1895 door de gebroeders Lumière in Parijs vertoond werden. Dat waren "Arrivé d'un train", "La sortie des usines Lumière", het allereerste filmpje uit de geschiedenis, gemaakt bij de Lumière-‐fabriek in Lyon, en . "L'Arroseur Arrosé", de eerste "filmkomedie", waarin een kwajongen op de tuinslang van een tuinier stapt. Ook zijn er in deze film beelden te zien van Amsterdam rond 1900 en nog talloze andere binnen-‐ en buitenlandse filmbeelden van rond de eeuwwisseling. De oudste Nederlandse filmbeelden ontbreken in de film uit 1935: ze waren toen domweg nog niet teruggevonden. Ze werden in 1898 gemaakt bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Deze beelden zijn te bekijken in twee unieke historische films die in 1948 gemaakt werden ter gelegenheid van de abdicatie én het vijftig jarig vorstinnenschap van Wilhelmina.
26
"Wanneer iedereen zijn dierbaren kan fotograferen, niet alleen in hun roerloze contouren, maar in hun bewegingen, hun handelingen, hun gebaren, terwijl zich woorden vormen op hun lippen: dan zal de Dood niet langer absoluut zijn". (le Figaro, 30 december 1895, naar aanleiding van de eerste filmvoorstelling ter wereld in Parijs op 28 december).78 Hier komt de onsterfelijkheid om de hoek kijken, een onderwerp waar ik later op terugkom. Het werk van Zoe Beloff begeeft zich op dit terrein en ook mijn eigen werk heeft kenmerken van deze mystificatie. “Het gaat me erom een verbinding te leggen tussen het heden en het verleden, om nieuwe beeldtalen te creëren waarin moderne media weer omgeven zijn met geheimzinnigheid.” , aldus Zoe Beloff .79 (Boek van de Imaginaire Media over de droom van het ultieme communicatiemedium). Hoewel ze dat zelf wellicht niet zo bedoeld heeft, zie ik hier verwantschap met de mockumentary vanwege de manipulatie met de werkelijkheid.
78 http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2008/juni/De-‐gebroeders-‐Lumi-‐re-‐de-‐grondleggers-‐van-‐de-‐film.html 79 Het boek van de imaginaire media, over de droom van het ultieme communicatiemedium, E. Kluitenberg e.a., De
Balie/NAi uitgevers, ISBN 13-‐9789056625382
27
Hoofdstuk 2 De 5 W-‐‘s van Alfredo Cramerotti
Zoals ik reeds in de inleiding heb beschreven is er aan het eind van de vorige eeuw in het kunstveld een verandering waar te nemen. De traditionele kunstenaar transformeert zich meer en meer naar de geëngageerde kunstenaar die zich met name bezighoudt met sociale, culturele of politieke vraagstukken. Hij maakt hierbij gebruik van gereedschappen die uit de onderzoeksjournalistiek afkomstig zijn, met als resultaat interviews, documentaires, foto’s, statistieken, reportages, etc. Deze output (production) wordt als kunst in daarvoor bestemde kunstruimtes gepresenteerd (distribution) en door een select kunstpubliek ontvangen en becommentarieerd (reception). Cramerotti bestudeert deze vervagende marges tussen kunst en media en onderzoekt of het mogelijk is dat deze gemeenschappelijke versmelting kan uitgroeien tot een interdisciplinaire vorm die voor een groter publiek toegankelijk is. Hij noemt dit “Aesthetic Journalism”. Bij zijn onderzoek gebruikt hij de conventionele methodiek van de “5Ws + H”. De oorsprong van deze methode ligt in de Grieks-‐Latijnse retorica.80 Deze methode wordt tot op de dag van vandaag nog steeds op allerlei gebied, zoals bv. in de communicatie-‐ wetenschappen, journalistiek en bedrijfsliteratuur, in de politiek en in de rechtspraak, intensief gebruikt om het publiek te overtuigen van de waarheid. De term “esthetica”, de filosofie van de zintuiglijke waarneming, werd voor het eerst in 1735 door de Duitse filosoof Alexander Gottlieb Baumgarten (1714 -‐ 1762) 81 geïntroduceerd. Baumgarten wilde dat de esthetica een zelfstandige filosofische discipline zou worden en vatte de esthetica op als een filosofische discipline die én over de zintuigen én over kunst gaat. De esthetica zit dus vanaf het begin op twee sporen. Volgens Baumgarten perfectioneert de kunstenaar zijn zintuiglijke waarneming (dankzij zijn 'analogon rationis') en presenteert grootse kunst perfecte zintuiglijke kennis 82. Baumgarten was leerling van Christian Freiherr von Wolff (1679 -‐ 1754) 83, die op zijn beurt weer veel van zijn ideeën heeft ontleend aan Gottfried Wilhelm Leibniz (1646 – 1716) 84. Het vakgebied was echter niet nieuw: waren het niet Plato en Aristoteles die zich ook al bezig hielden met ideeën over schoonheid en kunst?
80 Cicero schreef in zijn De Oratore (boek 1, xxxi, 142-‐143):
"Elke activiteit en vaardigheid van een redenaar behoort bij één van vijf fasen. ... Eerst moet hij stuiten op wat hij moet zeggen; dan moet hij zijn ontdekkingen juist behandelen en ze rangschikken, niet alleen op ordelijke wijze, maar met een onderscheidend oog voor het exacte gewicht als het ware van elk argument; vervolgens moet hij ze tooien met de versierselen van stijl; daarna moet hij ze in zijn geheugen opslaan; en tenslotte moet hij ze doeltreffend en elegant voordragen". Deze vijf fasen -‐ de plichten van de redenaar (officia oratoris) ofwel de pijlers van de retorica -‐ zijn: Vinding (Latijn: inventio, Grieks: euresis) -‐ Ordening (Latijn: dispositio, Grieks: taxis) -‐ Verwoording (Latijn: elocutio, Grieks: lexis) -‐ Geheugen (Latijn: memoria, Grieks: mnêmê) -‐ Voordracht (Latijn: actio, Grieks: hupôkrisis) bron: http://members.chello.nl/m.elburg4/Retorica/pijlers.htm 81 http://nl.wikipedia.org/wiki/Alexander_Gottlieb_Baumgarten 82 http://www.phil.uu.nl/~rob/2007/fk/fk3/manual.shtml 83 http://nl.wikipedia.org/wiki/Christian_Wolff_(filosoof) 84 http://nl.wikipedia.org/wiki/Gottfried_Wilhelm_Leibniz
28
Probleem bij de ontwikkeling van de esthetische filosofie van Baumgarten was dat hij onbekend was met het adagium “less is more”. 85 Hij betrok namelijk het hele gebied van zintuiglijke indrukken bij zijn filosofie om zo volledig mogelijk te zijn. Zijn filosofie werd hierdoor te veelomvattend en niet meer werkbaar. Dit had tot gevolg dat latere filosofen, waaronder Hegel (1770 –1831) 86, zijn denkwijze links lieten liggen.87 Net zoals Leibniz en Wolff gaat Baumgarten ervan uit dat de objectieve werkelijkheid een harmonieuze orde is, de door God geschapen beste wereld. Iemand maakt van deze werkelijkheid een abstract beeld (figuurlijk) of een voorstelling (representationes). Baumgarten meent dat bij het abstraheren van dit beeld of deze voorstelling iets verloren gaat ten koste van de werkelijkheid. De logica moet volgens hem daarom worden aangevuld met behulp van de esthetica.88 De definitie van Aesthetic Journalism volgens Cramerotti is als volgt te omschrijven:
Artistieke praktijken in de vorm van onderzoek op sociale, culturele of politieke omstandigheden die het mogelijk maken een proces op gang te brengen dat onze zintuigen opent en in beweging zet zodat we signalen en tekens toelaten en deze proberen te converteren naar een concrete (visuele, orale, lichamelijke) ervaring. Het is geen staat van bezinning, maar een staat van beweging. Ik zie hierin een duidelijke relatie met de veelomvattende filosofie van Baumgarten. Ook kunstenaars onderzoeken en bevragen hun thema vanuit verschillende invalshoeken en op zoveel mogelijk manieren om hun werk een gelaagdheid te geven en te komen tot nieuwe inzichten. Het gegeven dat kunstenaars thema’s oppakken die de journalistiek laat schieten, draagt er mijns inziens eveneens toe bij dat er weer kansen zijn voor een
85 “Less is more” is afkomstig uit het gedicht “Andrea del Sarto (called “the faultless painter” /
http://www.bartleby.com/42/675.html ) “ dat in 1855 door Robert Browning is geschreven. Iemand die zeker wel bekend was met het less is more - principe en deze zelfs als basisprincipe binnen het minimalisme in de kunstwereld heeft geïnstrueerd, was Ludwig Mies van der Rohe (1886 – 1969). Mies van der Rohe was sinds 1930 directeur van het Bauhaus in Dessau, totdat het Bauhaus in oktober 1932 door de nazi's werd gesloten. In 1938 emigreerde hij naar de Verenigde Staten en werkte hij als directeur van de architectuurafdeling van het Illinois Institute of Technology te Chicago. Mies van der Rohe was van mening dat in de architectuur de vorm tot het minimum teruggebracht moest zijn, maar dat minimum moest wel perfect zijn qua verhoudingen en materialen. 86 http://nl.wikipedia.org/wiki/Georg_Wilhelm_Friedrich_Hegel 87 Wikipedia 88 Wikipedia
29
herwaardering van de filosofie van Baumgarten zodat deze in een vergelijkbare positie tevoorschijn komt. Cramerotti ziet veel overeenkomsten maar ook verschillen tussen de traditionele journalist en de onderzoekskunstenaar. Een van de overeenkomsten is dat ieder op zijn eigen manier, zowel inhoudelijk als esthetisch, reflecteert op de werkelijkheid met behulp van dezelfde tools. Voor de kunstenaar is de objectieve waarheid echter minder belangrijk. Hij wil door middel van het stellen van vragen de twijfels rondom de waarheid juist vergroten om zodoende de wereld beter te begrijpen, dialogen tot stand te brengen en kennis uit te breiden. Je kunt stellen dat waarheid ook in de journalistiek een mythe is. Er zijn hooguit gradaties van waarheid mogelijk omdat iedereen de waarheid anders beleeft en interpreteert. De verslaggever zal vanwege zijn culturele en sociale achtergrond automatisch bepaalde vooroordelen en eigen normen en waarden in zijn verhaal meenemen. Datzelfde geldt ook voor de toeschouwer of de lezer. Verder is er nog het probleem van de herinnering, die in staat is de waarheid te verdraaien. Neem b.v. de filmbeelden van de moord op president Kennedy, die gemaakt zijn door Abraham Zapruder (1905 –1970) 89. Zapruder wilde de rijtour van de president filmen en heeft daardoor onbedoeld de moord op Kennedy vastgelegd. In de documentaire “De dag dat Kennedy werd vermoord” wordt zo’n vijftig jaar later aan verschillende mensen gevraagd wanneer zij deze filmbeelden voor het eerst hebben gezien. Zij antwoorden dat dit de dag na de moord moet zijn geweest. Dit is echter niet mogelijk. De authentieke filmbeelden zijn pas een jaar of vijf na de moord door de overheid vrijgegeven.90 Deze misvatting wordt wellicht veroorzaakt door het feit dat de wereld na de moord is overstelpt met foto’s die in het geheugen van de mensen gegrift staan. Het was het gesprek van de dag. Mensen waren kennelijk zo vertrouwd geraakt met het beeldmateriaal dat er in hun beleving geen verschil meer was tussen de foto’s en de film. Slechts op het terrein van b.v. recht en wetenschap kan men nog een onpartijdige, objectieve representatie van feiten veronderstellen omdat deze op schriftelijke documenten en dossiers gebaseerd is. De kunstenaar gebruikt de objectieve journalistieke gereedschappen om een andere manier van kunst te maken. Hierbij gaat het meer om het mogelijke gevolg wat het werk tot stand kan brengen dan om de blote weergave van feiten. In 1886 schrijft Nietzsche (1844 –1900) 91 in het nieuwe voorwoord van de tweede druk van “Die fröhliche Wissenschaft” : “Wij geloven niet langer dat waarheid nog waarheid blijft als je haar de sluier afrukt: wij hebben te zeer geleefd om dit te geloven. Thans is het voor ons een kwestie van fatsoen, niet alles naakt te willen zien, niet overal bij te 89 http://nl.wikipedia.org/wiki/Abraham_Zapruder 90 http://www.npo.nl/de-‐dag-‐dat-‐kennedy-‐werd-‐vermoord/15-‐11-‐2013/VARA_101335021 91 http://nl.wikipedia.org/wiki/Friedrich_Nietzsche
30
willen zijn, niet alles te willen begrijpen en “weten”. Ons geloof in de ontmaskering legt geen waarheid bloot maar creëert die als geloofsovertuiging. Kijken tot achter het zichtbare en daarin door middel van denk-‐ en verbeeldingskracht een samenhangend patroon ontdekken, dat is niet alleen het kenmerk van de paranoia maar ook van het wetenschappelijke en zelfs in het algemeen het rationele denken. De belangrijkste stappen die de wetenschap vooruit heeft kunnen zetten, zijn te danken aan de meest onwaarschijnlijke hypothesen die toch waar bleken te zijn.92 Het hoeft geen betoog dat kunst en journalistiek in essentie verschillen. Journalistiek is te beschouwen als een gecodeerde methode terwijl kunst een praktijk is die zichzelf steeds vragen stelt en betekenissen probeert te ontdekken. De kunstenaar draagt bij aan het construeren van een mogelijke waarheid. Journalistiek vormt de basis voor publieke kennis en is een interface om zoveel mogelijk mensen kennis te laten vergaren van de wereld, een manier om de wereld te kunnen lezen door op betrouwbare wijze verslag te doen in bekende verhalende vormen, die routinematig terugkeren in het dagelijkse nieuws.93 Journalistiek is dus een manier om te laten zien en te begrijpen hoe dingen werken en hoe zij ons beïnvloeden, een methode om de werkelijkheid te relateren aan de manier waarop we de wereld ervaren. Dit is precies het raakvlak met de kunst. Kunst kan hierbij een rol spelen en onderzoeken hoe de betekenis van de wereld kan worden getransformeerd. 94 De rol van de kunstenaar kan zijn om een nieuwe taal uit te vinden, om een zelf-‐reflectief medium te bouwen die zijn publiek traint in het bevragen van relevante zaken in plaats van het accepteren of weigeren van voorgestelde representaties.95 Kunst laat verschillende invalshoeken en perspectieven zien van het thema dat de kunstenaar onderzoekt. Een mooi voorbeeld hiervan is het werk “Site Recite” 96 van de Amerikaanse multimediakunstenaar Gary Hill (1951) 97. Site, The place where something was, is or Op een langwerpige tafel liggen gevonden is to be located. Recite, from Latin recitare, voorwerpen uit de natuur. Botten, schedels to read out, cite again: re-,back, again + van kleine zoogdieren, vlinders, noten, etc. citare, to set in motion, summon Het zijn relikwieën zoals je ze in vanitas (bron: schilderijen tegenkomt en ook terugziet in www.vasulka.org_archive_Artists2_Hill,Gar y_CameraObscura) natuurhistorische collecties. In de video worden de voorwerpen steeds vanuit een ander perspectief bekeken.
92 Groot, Ger, “Het ontmaskeren van de ontmaskering”, in “De waarheid is een vrouw en andere hedendaagse mythes”,
blz. 157, uitgeverij Cossee, 2012, ISBN 9789059363984 93 Aesthetic Journalism, Alfredo Cramerotti, hfst 1 / Michael Schudson, The power of news, 1995 94 Aesthetic Journalism, Alfredo Cramerotti, hfst 1 / Flusser, Vilem, Towards a philosophy of photography, 2000 95 Aesthetic Journalism, Alfredo Cramerotti, hfst 1 96 http://garyhill.com/left/search/site+recite/ 97 http://www.garyhill.com/ http://en.wikipedia.org/wiki/Gary_Hill
31
De beelden transformeren van scherp naar vaag. De camera beschrijft op poëtische wijze de voorbijgaande schoonheid van de objecten. Een ritmische stem loopt synchroon mee met het transformerende beeld. “Imagining the brain closer than the eyes”. Of de invalshoek van John Baldessari (1931) 98: subject matter look at the subject as if you have never seen it before. examine it from every side, draw its outline with your eyes or in the air with your hands. and saturate yourself with it. Onderzoeksjournalistiek is een vorm van storytelling. Feiten zijn ingebed in een samenhangend verhaal, zodat het echt en authentiek lijkt en overtuigend overkomt, hetgeen ten goede komt aan de geloofwaardigheid.99 In de US hebben perstabloids en radiopraatshows (lees: het grote geld) ervoor gezorgd dat het voor de gemiddelde kijker of luisteraar ingewikkeld werd hoe je waarheden moest onderscheiden van manipulatie. Om dit probleem op te lossen, ging men redactionele commentatoren, mediawatchers en critici inzetten. Zij hoefden in tegenstelling tot de journalist immers niet het juk te dragen van het criterium van objectiviteit. Hun taak bestond slechts uit het becommentariëren en interpreteren van programma’s en artikelen, uit het ontcijferen van codes, zodat het publiek in staat was het onderscheid tussen gemanipuleerde en werkelijke informatie te zien en zodoende zelf zijn eigen mening kon vormen. Overigens hebben Walter Benjamin, Michel Foucault en andere grote denkers reeds geschreven dat verklaren eveneens beïnvloeden betekent. 98 http://www.baldessari.org/ http://nl.wikipedia.org/wiki/John_Baldessari 99 Aesthetic Journalism, Alfredo Cramerotti, hfst 1 / Ekstrom, Epistemologies of TV journalism: a theoretical
framework, 2002: 273
32
De definitie voor iedereen die het internet actief gebruikt is prosumer 100 (producent en consument). Dit begrip werd al in 1980 geïntroduceerd door de Amerikaanse schrijver Alvin Toffler (1928) 101 in zijn boek The Third Wave, dat gaat over drie soorten samenlevingen, gebaseerd op het concept van golven. 102 Dankzij de digitale revolutie werd nieuws via de zgn. burgerjournalistiek, blogs, YouTube en social network sneller beschikbaar en dankzij de moderne technologie ook veel goedkoper. Niet-‐professionals ondermijnen hiermee de professionele, authentieke journalistiek, die voorheen als een dominante oppergod het nieuws aan het publiek mededeelde. Een ander gevolg is dat de feitencheck en daarmee de betrouwbaarheid van het verhaal verdwijnt. Tegelijkertijd ontstaat bij jonge mensen vanwege hun kritische houding en de gemakkelijke toegang tot de massamedia de behoefte om met elkaar in discussie te gaan over wat er in de wereld gaande is en waarom. Objectiviteit, wat voorheen een van de allerbelangrijkste criteria was van de onderzoeksjournalistiek, wordt dus steeds minder relevant. Eerlijkheid en nauwgezetheid zijn betere standaards geworden om de waarheid te toetsen. Aesthetic journalism kan een reactie zijn op de bereikte versmelting van de traditionele journalistiek met de globalisering van het nieuws door internet. De digitale revolutie en het gretig en snel consumeren van dagelijks nieuws 103 hebben ervoor gezorgd dat verslaggevers niet meer perse ooggetuige hoeven te zijn van een gebeurtenis. De noodzaak om daadwerkelijk op de “plaats delict” aanwezig te zijn, is steeds minder geworden. Dit is veroorzaakt door de komst van internet maar ook door de foto-‐ en filmcamera op de mobiele telefoon die de wereld kleiner en sneller heeft gemaakt. Hierdoor is het beroep van de journalist zodanig veranderd dat hij in plaats van veldwerker vooral bureauklerk is geworden. Informatie wordt daardoor meer een reproductie van feiten, wat het gevaar met zich meebrengt dat de context verloren gaat en het nieuws het predicaat krijgt van surrogaat. Daar staat tegenover dat je je kunt afvragen of een kunstwerk, gebaseerd op journalistieke criteria, een geldig verslag kan leveren en authenticiteit kan claimen. “Kan het een interpretatie zijn van wat er werkelijk is gebeurd? Zijn we in staat realiteit te genereren door middel van taal, interactie, storytelling en performances? ” 104 Grenzen vervagen. Commerciële en industriële bedrijven maken graag actief gebruik van een artistiek-‐journalistieke benadering om hun bedrijfscultuur te promoten en hun bedrijf een sociaal verantwoord gezicht te geven. Om gerichte advertentiecampagnes te voeren is het belangrijk om alles te weten te komen over het menselijke gedrag en dit gedrag continu te scannen, zodat de
100 http://www.marketingfacts.nl/berichten/de_hernieuwde_ontdekking_van_de_prosumer/ 101 http://nl.wikipedia.org/wiki/Alvin_Toffler 102 http://en.wikipedia.org/wiki/The_Third_Wave_(Toffler) 103 Aesthetic Journalism, Alfredo Cramerotti, hfst 1 / Walter Benjamin, the author as a producer (1978) 104 Aesthetic Journalism, Alfredo Cramerotti, hfst 2 / Jameson, Fredric (1991), Postmodernism: Or, the Cultural Logic
of Late Capitalism, Durham: Duke University Press
33
informatie commercieel uitgebuit kan worden. Als je via Google informatie zoekt over een bepaald land, word je luttele seconden later overstelpt met reisaanbiedingen, hotels, boeken, verzekeringen, etc. Data zijn goud waard en zorgen ervoor dat mensen (vaak onbewust) een nieuwe behoefte tot consumeren ontwikkelen dankzij hun gedrag op internet. Het internet beïnvloedt dus het gedrag van de gebruiker, evenals de relatie met betrekking tot informatie. Doordat iedereen in staat is om snel en effectief materiaal op internet te zetten en blogs en websites te maken, wordt een interactie aangegaan met andere internetgebruikers. De gebruiker kan zodoende in verzet komen en invloed uitoefenen op de gecontroleerde informatie van de autoriteit. Een documentaire waarin de internationale verstrengeling van politiek en multinationals wordt ontrafeld en waarin wordt uitgelegd hoe je kunt doordringen in gesloten bolwerken is “Big Data: de Shell search” 105. In deze documentaire is te zien hoe je met data informatie kunt inwinnen die normaal gesproken niet of minder toegankelijk is. Om dit te bereiken is speciale software ontwikkeld, waarmee ondoorzichtige machtsnetwerken in kaart gebracht kunnen worden. De documentaire geeft hiermee inzicht in de kracht van digitale bronnen en in hoeverre big data de onderzoeks-‐ journalistiek kunnen verrijken. 106 Een ander treffend voorbeeld van belangenverstrengeling is de documentaire “Enron, The Smartest Guys In The Room”. Hierin is te zien hoe een electriciteitsmaatschappij geld verdient aan de handel in opties op energie. Het bedrijf veroorzaakt door het willekeurig uitschakelen van de stroom in Californië kunstmatige energieschaarste wat natuurlijk een enorme prijsstijging tot gevolg heeft. Kassa!!! Kenneth Cukier 107, datajournalist bij het blad The Economist, schreef samen met Viktor Mayer-‐Schönberger (1966) 108, hoogleraar aan het Oxford Internet Institute, het boek “De big data revolutie. Hoe de data-‐explosie al onze vragen gaat beantwoorden”. In dit boek wordt beschreven hoe de digitale documentatie van de voorheen ontelbare hoeveelheden gebeurtenissen en handelingen ons perspectief op onszelf en de manier waarop we de maatschappij inrichten, compleet zullen veranderen. “In een luttele twee jaar hebben wij meer informatie vastgelegd dan al onze voorouders bij elkaar in de afgelopen 2000 jaar.” 109 Agressieve reclamecampagnes van weleer zijn veranderd in formats die de consument helpen zijn eigen producten te vinden. De consument wordt betrokken in een delen van 105 http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1374993 106 http://www.documentairenet.nl/review/tegenlicht-‐big-‐data-‐shell-‐search/ 107 http://www.cukier.com/ 108 http://en.wikipedia.org/wiki/Viktor_Mayer-‐Sch%C3%B6nberger 109 http://www.vpro.nl/lees/gids/dagtips/2013/42/maandag.html
34
een gezamenlijk standpunt over de wereld. (informatieoverdracht). De consument gaat zich identificeren met het bedrijf en het product. Doordat bedrijven artistiek onderzoek op het gebied van sociale en politieke onderwerpen ondersteunen, dringen zij door tot de collectieve verbeelding van de consument. Dit middel gaat verder dan het uitsluitend verkopen van producten en diensten en zorgt voor een sterke klantenbinding door middel van de eerder genoemde identificatie met het product. De geëngageerde kunstenaar kan leren van deze marketingtechnieken als hij wil dat zijn werk door meer mensen wordt bekeken en becommentarieerd dan uitsluitend het gangbare kunstpubliek. Gedurende de middeleeuwen gebruiken kerk en overheid kunst als methode om het volk naar hun moralistische inzichten te onderwijzen en onder de duim te houden. Vanaf de 15e eeuw functioneren artistieke en wetenschappelijke methodes als een middel om principes van empirisch onderzoek en kennis, sleutelwoorden van de Europese Verlichting, te construeren.110 De Verlichting is dan ook een poging om de maatschappij te ontmythologiseren zodat de burgers in staat zijn de werkelijke realiteit, de wolf in schaapskleren, te zien. Door het toenemende proces van secularisatie worden de mogelijkheden van de kunst uitgebreid. Captain James Cook nam tijdens zijn reizen tussen 1768 en 1776 al kunstenaars mee aan boord. Zij hadden tot taak schriftelijk en visueel verslag te doen van de reis. Ten behoeve van de geloofwaardigheid moest dit verslag zo neutraal en realistisch mogelijk zijn. Hier is al een fundamenteel begin te zien van de ontwikkeling van een objectieve journalistieke benadering. Aan het begin van de 19e eeuw was er een sterke focus op de notie van realiteit en het alledaagse leven. Men probeerde de wereld niet te zien als een spiegel, maar wilde deze begrijpen en veranderen. Een van de eerste vooroorlogse sleutelfiguren op het gebied van massacommunicatie was de Duitse DaDa-‐kunstenaar John Heartfield, geboren als Helmut Herzfeld (1891 -‐ 1968) 111. Hij bekritiseerde op ironische wijze het Nazipropaganda en uit protest tegen het Duitse militarisme veranderde hij zelfs zijn naam. In lijn met o.a. Walter Benjamin, Bertolt Brecht, Arvatov en Tretyakov vond Heartfield dat een kunstenaar in staat moest zijn een werk te maken dat de grens doorbreekt tussen de kunstenaar als maker en de kijker als consument. Een andere kunstenaar die werkt volgens de definitie van aesthetic journalism is fotograaf, editor en schrijver Walker Evans (1903 – 1975) 112. Hij definieert het onderscheid tussen de documentaire (als vorm) en de documentairestijl, een definitie 110 Cramerotti, Alfredo in Aesthetic Journalism, blz. 54 111 http://nl.wikipedia.org/wiki/John_Heartfield 112 http://nl.wikipedia.org/wiki/Walker_Evans
35
die document (het principe van objectiviteit) en kunst (de artistieke interesse) samenbrengt.113 Hij maakt een fotoreportage van de Amerikaanse Depressie en wil deze beelden zo puur en emotieloos mogelijk vastleggen. Zijn bijna afstandelijke manier van fotograferen wordt onderdeel van een onderzoek in plaats van een activiteit op zichzelf. Zijn fotografie is hiermee een symbool van die tijd In het tijdschrift “Fortune”toont hij New Yorkse treinreizigers , tussen 1939 en 1941 gefotografeerd met een verborgen camera, en een serie plattelandsarbeiders in de zuidelijke regionen van The States.
“Leaving aside the mysteries and the inequities of human talent, brains, taste, and reputations, the matter of art in photography may come down to this: it is the capture and projection of the delights of seeing; it is the defining of observation full and felt.” Walker Evans 114 Sleutelfiguren als het gaat om kunst als een sociale kritiek waren de al eerder genoemde Bertolt Brecht (1898 -‐ 1956) 115 en zijn vrouw Helene Weigel (1900 -‐ 1971) 116 met hun naoorlogse theatergezelschap Berliner Ensemble117. Met het theater als forum voor politieke ideeën, probeerden zij de kijker eraan te herinneren dat het spel of de film slechts een vertegenwoordiging van de realiteit is, niet de realiteit zelf. Denk hierbij ook aan “La Trahison des Images” (1928-‐1929) van Magritte.118 De kiem van aesthetic journalism lag al in de Brechtiaanse vervreemdingstechnieken, die ook veel filmregisseurs heeft geinspireerd, zoals Lars van Trier, Fassbinder, Oshima. Aesthetic journalism werd pas een genre op zichzelf dankzij de nuchtere straatfotografie zoals die van Evans. Hedendaagse kunstenaars, zoals Dan Graham, Martha Rosler en Hans Haacke, nemen politieke verantwoordelijkheid door onderwerpen te nemen die de mainstream media links lieten liggen. 113 Aesthetic Journalism, blz. 56
114 http://lis471.wordpress.com/walker-‐evans/ 115 http://nl.wikipedia.org/wiki/Bertolt_Brecht 116 http://de.wikipedia.org/wiki/Helene_Weigel 117 http://en.wikipedia.org/wiki/Berliner_Ensemble 118 Een van de bekendste werken van Magritte is La Trahison des Images (1928-‐29) of "Het verraad van de
voorstelling" met de geschilderde tekst: Ceci n'est pas une pipe onder de zeer realistische afbeelding van een pijp. In dit werk schildert René Magritte een pijp met vlak daaronder de boodschap: " Ceci n'est pas une pipe ". Hij wil zichzelf en de toeschouwer herinneren aan het feit dat het hier gaat om een met olieverf beschilderd doek, oftewel een schilderij, en niet om een echte pijp. Elke verwijzing naar een echte pijp pleegt verraad aan het feit dat een pijp eigenlijk een idee is en dus zijn oorsprong heeft in de geest. Door ons telkens te bevragen en als het ware te misleiden, dwingt Magritte ons over kunst na te denken. (Wikipedia)
36
Dan Graham (1942) 119 onderzoekt de relatie tussen de omgevingsarchitectuur en zijn bewoners. Zijn fotoreportage was oorspronkelijk bedoeld als een verkoopcatalogus van een bedrijf dat huizen en meubels verkocht. In het werk van Martha Rosler (1943) 120 staan het dagelijkse leven en de publieke sfeer centraal. Een van haar bekende werken is de combinatie van zwart wit foto’s van gevels van slijterijen zonder publiek met teksten die betrekking hebben op dronkenschap, zoals lazerus, ladderzat, bezopen, tipsy, beneveld, etc. Hans Haacke (1936) 121 is een conceptueel kunstenaar wiens werk zich beweegt van organische systemen tot socio-‐politieke structuren en processen, zoals het netwerk tussen kunstinstituties en mecenassen dat zo typisch is voor de Verenigde Staten. Cramerotti ziet het project Tucumán Arde (1968) 122 van kunstenaarscollectief Grupo de Artistas de Vanguardia 123 als hèt prototype voor kunstenaarsreportages die de aspecten van kunst als een sociale kritiek en als vorm van verslaggeving met elkaar verbindt. In dit project werden de sociale en economische situatie in de Argentijnse provincie Tucumán onderzocht en de verborgen overheidsagenda blootgelegd. In 1980 schrijft Roland Barthes (1915 -‐ 1980) 124 in zijn fameuze boek over fotografie dat fotoreportages het mogelijk maken door middel van indrukwekkende, traumatiserende beelden de echte werkelijkheid te laten zien. Maar de wereld wordt overspoeld door dergelijke beelden, waardoor het de kijker niet echt meer raakt en het hem ervan weerhoudt over te gaan tot diepgaande inhoudelijke discussies of het voeren van actie. Ga maar na of we ons nog de rampen van het afgelopen jaar herinneren. Een kleine greep: de instorting van Rana Plaza in Bangladesh (1127 doden, meer dan 2000 gewonden); de nachtclubbrand Santa Maria in Brazilie (237 doden, ca. 200 gewonden); treinramp bij Santiago de Compostella (79 doden, ca 130 gewonden), tyfoon Yolanda (5.235 doden, ca. 1.600 vermisten (op 23-‐11-‐2013). En dan heb ik het nog niet eens over de oorlogen die er op dit moment gevoerd worden. De fotoredactie van de NRC deinst er zelfs niet voor terug om haar lezers uit 65 rampenfoto’s de meest indrukwekkendste foto te laten kiezen. Hoe ethisch kan de pers zijn? Je zou terstond meer respect krijgen voor het oppervlakkige Hollywood entertainment en de MacDonald’s fastfood cultuur dan voor deze krant, die er bovendien nadrukkelijk voor kiest om “een algemene krant te zijn die inspeelt op de intellectuele behoeften van de hoog opgeleide Nederlander”. Voor kunstenaars ligt hier een potentieel werkgebied waar nog een hoop werk te verrichten is.
119 http://nl.wikipedia.org/wiki/Dan_Graham 120 http://www.martharosler.net/ http://en.wikipedia.org/wiki/Martha_Rosler 121 http://en.wikipedia.org/wiki/Hans_Haacke
122 http://www.documenta12.de/uebersichtsdetails.html?L=1&gk=A&level=&knr=15 123 http://www.macba.cat/es/grupo-‐de-‐artistas-‐de-‐vanguardia 124 http://nl.wikipedia.org/wiki/Roland_Barthes
37
Na de Tweede Wereldoorlog hield Arnold Bode (1900 –1977) 125 zich samen met Werner Haftmann (1912 – 1999) 126 bezig met de culturele wederopbouw van Duitsland. Zij richtten de vijfjaarlijkse tentoonstelling Documenta op. Documenta was in eerste instantie bedoeld om een historisch retrospectief en dus objectief verloop van de geschiedenis van de moderne kunst te laten zien. Haftmann geloofde echter in de abstractie als nieuwe wereldtaal terwijl andere nieuwe tendensen, zoals niet-‐abstracte stromingen als pop-‐art, ontbraken. De voorkeur voor abstractie was dan ook een dominant uitgangspunt tijdens de eerste drie documenta’s. Documenta II stond zelfs volledig in het teken van het Amerikaanse abstract-‐ expressionisme. Critici vonden dat de initiatiefnemers verwarring stichtten omdat zij geen objectief historisch verloop van de moderne kunst konden pretenderen als zij weigerden andere, niet-‐abstracte stromingen toe te laten op de Documenta. Bode en Haftmann moesten dus kiezen voor een consequent historisch perspectief of zich bezighouden met de actualiteit van de kunst en de discussie daaromheen. Dit had tot gevolg dat men zich vanaf Documenta IV volledig concentreerde op de actuele gebeurtenissen in het totale kunstveld. Andere grote veranderingen vanaf Documenta V zijn dat er gewerkt gaat worden met thema’s en dat er een artistiek leider wordt aangetrokken die zelf zijn medewerkers kiest en als enige de volledige verantwoordelijkheid draagt over de inhoud en vorm van de tentoonstelling. Dit model geeft een representatief overzicht van de actuele kunst, maar dan wel gefilterd en geordend door de individuele positie van de artistiek leider die daarmee een grote stempel op de tentoonstelling legt. Vanaf Documenta X wordt kunst gezien in haar sociaal-‐maatschappelijke en politieke context in de breedste zin van het woord. Documenta X van Catherine David staat dan ook in het teken van globalisatie terwijl Okwui Enwezor vindt dat het discours over cultuur en globalisering te westers is en daardoor eenzijdig wordt bepaald door de Amerikaans-‐Europese hegemonie.127 Met Documenta XI heeft hij hier verandering in willen aanbrengen. Overigens denk ik zelf dat dit issue door de komst van internet op termijn vanzelf verdwijnt omdat internet an sich geen grenzen kent en bovendien geen rassen discrimineert maar zijn gebruikers gelijkwaardig behandelt. Sinds de artistieke en journalistieke omwenteling aan het eind van de vorige eeuw wordt het werk van de geëngageerde kunstenaar dus gezien in relatie tot de economische, sociale en politieke context. Zijn onderwerpen betreffen vooral zaken die niet door de massamedia worden opgepakt. Topic was het afkeuren van de claim tot algemene waarheid zoals deze door de mainstreamjournalistiek werd ingezet. Dit had een verandering van de productie van waarheden tot gevolg (en daarmee de vraag “wat is waar” ) . 125 http://en.wikipedia.org/wiki/Arnold_Bode 126 http://de.wikipedia.org/wiki/Werner_Haftmann
127 Documenta 1-‐11 Symbool voor een nieuwe wereldorde, Ingrid Commandeur,
http://metropolism.com/magazine/2002-‐no3/documenta-‐1-‐11/
38
Er is een onderscheid tussen dat wat we werkelijk zien en dat wat we denken dat we zien. Volgens psychoanalist Jacques Lacan (1901 –1981) 128 kunnen we onze realiteit slechts ervaren als een bijzondere versie van het werkelijke, bedoeld als een set van oefeningen en relaties, geconstrueerd door het model van het culturele scherm, een term die theoricus Kaja Silverman (1947) 129 in 1996 heeft geïntroduceerd.130 Het culturele scherm staat voor beelden in een bepaald historisch moment en in een bepaalde cultuur. Televisiebeelden brengen geen cultuur voort maar representeren een strikte relatie van wat we zien en wat we weten. Zij bepalen mede de voorwaarden voor ons om te zien. 131 Dankzij taal en beelden zijn we in staat om tekens te interpreteren, zodat we de wereld beter kunnen begrijpen. Het idee van het culturele scherm is belangrijk omdat nieuwe beelden en nieuw materiaal onze benadering van mensen en omstandigheden beïnvloeden. Silverman meent dat in een cultuur aangenomen waarheden in feite dominante ficties zijn.132 Als voorbeeld noemt zij de het ooggetuigenieuws van live uitgezonden oorlogsreportages en terreuraanvallen die ter plaatse opgenomen zijn met behulp van mobiele telefoons of hand-‐held camera’s en dat ondertussen het model is geworden van de objectieve waarheid. Zoals eerder vermeld bestaat het gevaar dat deze vormen van nieuws ten koste gaan van context, objectiviteit en nauwgezetheid. Professor David Natharius, Adjunct Professor van de universiteit van Arizona, veronderstelt dat hoe meer we weten hoe meer we zien, maar ook dat wat niet is gezien, even belangrijk is als wat is gezien. Dit laatste komt omdat we ten onrechte geloven dat visuele perceptie de meest nauwgezette is van onze zintuigen. Wat we voor waarheid aannemen, is in feite wat het best past in ons culturele scherm. Het streven om de waarheid te verbeelden komt volgens Susan Sontag (1933 -‐ 2004) 133 voort uit het gemoraliseerde ideaal van schrijvers in de 19e eeuw: de waarheid is het grootste goed en moet daarom altijd aan het licht komen. Zij stelt dat fotografie vanwege de kwaliteit van de beelden zo’n krachtig medium is dat het in staat is om gebeurtenissen te reproduceren die de waarheid representeren. Bij representatie van de waarheid kan je hierbij natuurlijk vraagtekens zetten, mede gezien de komst en het intensieve gebruik van fotobewerkingsprogramma’s als Photoshop. Of: zoals een interviewer eens aan Picasso vroeg waarom hij de mensen niet zo schilderde zoals ze er werkelijk uitzagen. Waarop Picasso vroeg wat hij bedoelde met deze vraag. De man
128 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jacques_Lacan 129 http://en.wikipedia.org/wiki/Kaja_Silverman 130 Aesthetic Journalism / Silverman, Kaja (1996), The Threshold of the Visible World, New York and London:
Routledge. 131 Becker, Karin (2004), “Where is visual culture in contemporary theories of media and communicatioen?”, in
Carlsson, Ulla, ed., Nordicom Review 1-‐2/2004, Special Issue: The 16the Nordic Conference on Media and Communication Research, pp. 149-‐157, http://www.nordicom.gu.se/eng.php?portal=publ&main=info_publ2.php&ex=157&me=2. Accessed 11 November 2007. 132 Aesthetic Journalism / Silverman, Kaja (1996), The Threshold of the Visible World, New York and London: Routledge. (178) 133 http://nl.wikipedia.org/wiki/Susan_Sontag
39
toonde daarop een foto van zijn vrouw en zei: “Dit is mijn echtgenote”. Waarop Picasso verbaasd reageert: “Uw vrouw is wel erg klein en plat, nietwaar?”. 134 Er is dus een veelvoud aan perspectieven met betrekking tot de algemene waarheid. De eerder gestelde vraag “Wat is waar?” kan daarom beter vervangen worden door de beter bruikbare vraag “Onder welke omstandigheden kan dit waar zijn? ”. 135 Volgens Foucault hangt de moeilijkheid om waarheidsvertelling te beoordelen niet alleen af van het aantal bronnen, maar ook van de manier waarop informatie is georganiseerd; het doet er eigenlijk niet toe wat er feitelijk is gebeurd, belangrijker is te weten wat mensen maakt dat zij denken wat er gebeurt.136 Ex-‐komiek Beppe Grillo (1948) 137 laat een andere invalshoek zien en zegt naar aanleiding van de mislukte doventolk tijdens de afscheidsceremonie van Nelson Mandela: ”het leven is pure enscenering geworden. Alles wat jullie zien, is vals of misschien waar, maar dat maakt inmiddels niemand meer wat uit.”138 In onze recente geschiedenis hebben media-‐informatieprocessen in toenemende mate de manier beïnvloed waarop wij leven. Walter Benjamin (1892 –1940) 139 probeert te begrijpen wanneer en hoe dingen zijn zoals ze zijn, en hoe zij worden als ze transformeren in iets anders. Zijn werk is gecentreerd op het geloof dat vele aspecten van het verleden en het heden niet begrepen kunnen worden in wat hij noemt het grote verhaal. Foucault richt zich op het feit dat waarheden bepaald worden binnen de grenzen van de heersende instituties, zoals ziekenhuis, gerechtshof, politieke partij, vakbond, etc. Zoals in de media oorlog en terrorisme bestempeld kunnen worden als fictie, is geschiedenis voor Foucault als een reeks van fictieve aangelegenheden omdat waarheden veranderen door machtsstructuren. Waarheid is een functie van taal (d.w.z. cultuur), gemaakt door mensen. Iedere cultuur maakt zijn eigen versie van wat waar is (en wat niet) en een systeem om de waarheid te herkennen. Machtsstructuren maken en onderhouden de waarheid. Foucault suggereert dat waarheid altijd een onstabiel concept is en zijn effect daarom onvoorspelbaar. Hij lanceert het idee van macht als een actieve kracht door de hele maatschappij heen. Deze laat geen ruimte voor rebellie of revolutie en staat erop dat de
134 “Leven in de beeldbubbel”, Koert van Mensvoort, in Motibeeldcultuurkrant Breda, uitgave “Wat is beeldcultuur?” 135 Aesthetic journalism / Žižek, Sjavoj (2002), “The prospects of radical politics today”, in Enwezor, Okwui; Basualdo,
Carlos; Maharaj, Sarat et.al., eds., Documenta 11_Platform 1, Democracy Unrealized, pp 67-‐85, Stutgart; Hatje Kantz Verlag. 136 Aesthetic Journalism / Foucault, Michel (1994 [1974]), “Truth and power”, in Gordon, Colin, ed., Power/Knowledge: Selected Interviews and other writings, 1972-‐1977, pp. 109-‐133, New York: Pantheon Books. 137 Giuseppe Piero (Beppe) Grillo is een Italiaans activist, blogger, komiek, acteur en politicus, die werkt(e) in films, theater en op televisie. (Wikipedia) http://www.beppegrillo.it/en/2014/01/thamsanqa_jantjie_man_of_the_y.html 138 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/3570378/2014/01/01/Doventolk-‐herdenking-‐ Mandela-‐man-‐van-‐het-‐jaar.dhtml 139 http://nl.wikipedia.org/wiki/Walter_Benjamin
40
ultieme waarheid, op een individueel niveau een persoonlijke interpretatie van kennis is. 140 De toeschouwer is geen willoos slachtoffer zoals men veronderstelt in de theorie van het aesthetisch journalism. Hij heeft door zijn eigen interpretatie uiteindelijk het laatste woord. Analoog aan het essay “The death of the author” van Roland Barthes stelt Umberto Eco (1932) 141 dat de schrijver een verhaal aanbiedt dat afgemaakt wordt door de lezer. De toeschouwer moet zich bewust zijn van zijn capaciteit om te interpreteren wat hij ziet, voelt en hoort en daarbij een eigen vertaling geven van andermans ideeën. Cramerotti stelt dat ondanks de vervagende grenzen tussen kunst en journalistiek het voor de kunst nog steeds mogelijk is om nieuwe gebieden te onderzoeken waarbij de werkelijkheid van de kunst kan worden overbrugd met die van de realiteit. Hij noemt Jeff Wall (1946) 142 als voorbeeld. Volgens Jeff Wall begeven kunstenaars zich in de laatste decennia steeds meer langs de grenzen van de kunst en proberen te meten wat het feitelijke effect van hun nabootsing is op de wereld die net buiten de kunstwereld ligt. Het lijkt wel of ze zo heel voorzichtig proberen de grens op te heffen of deze grens te verleggen naar het terrein van de instituties. De kunstinstituten worden zelf ook prototypes van dit ontwikkelingsvermogen. Het worden evenementen waarbinnen weer nieuwe evenementen plaatsvinden. Wall noemt dit de kunst van het prototype van een situatie; van een “geinstitutionaliseerd neosituationisme”. Dit is volgens hem de nieuwe, en misschien wel de meest ultieme kunstvorm, omdat hij bijna vormloos is. Wall vermoedt dat op een gegeven moment de kunst zelf diffuus is geworden en haar eigen grenzen kwijt is. Jeff Wall onderzoekt precies dit aspect van vervaging van de artistieke praktijk.143 Het kunstenaarschap is veranderd van een opvatting van kunst als object en productie naar kunst als onderwerp met context, compleet met kunstenaarsonderzoek, het producerende instituut en de actieve betrokkenheid van de kijker. Deze aspecten zijn
140 Aesthetic Journalism / Foucault, Michel (1988), “The art of telling the truth” in Kritzman, Lawrence, ed., Michel
Foucault: Politics, Philosophy, Culture, Interviews and Other Writings 1977-‐1984 (trans. A. Scheridan et. Al.), pp. 86-‐95, New York: Routledge. 141 http://www.umbertoeco.com/en/ http://nl.wikipedia.org/wiki/Umberto_Eco 142 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jeff_Wall 143 Jeff Wall, Afbeelding, Object, Gebeurtenis; Hermeslezing 2006 http://www.hermeslezing.nl/hermeslezing2006_ned.pdf
41
allemaal gelinkt aan een informatieproces dat het nieuwsproces van de media deels vervangt en deels uitbreidt. 144 Wie houden zich momenteel bezig met aesthetic journalism en vanuit welke positie? Cramerotti beschrijft in zijn boek het werk van acht kunstenaars 145 die hun focus richten op het informatieproces rond een sociaal, cultureel of politiek probleem, situatie of verhaal. Zij werken elk vanuit verschillende journalistieke strategieën of stellen op verschillende wijze vragen in relatie tot kunst en journalistiek. Elk werk dat hij behandelt is ontstaan na 1990. Natuurlijk geeft dit geen compleet beeld. Dat is ook niet de intentie van Cramerotti. Het gaat hem om recente voorbeelden die zijn onderzoek ondersteunen. Wel verbaast het mij dat hij er niet voor gekozen heeft om in zijn boek het werk van Christopher Schlingensief (1960 -‐ 2010) 146 “Ausländer Raus – Bitte liebt Österreich”147 op te nemen. Misschien is het anno 2014 nog wat te vroeg om te stellen, maar ik vind dat dit werk beschouwd mag worden als hèt meesterwerk van de 21e eeuw en als zodanig een bijzondere plek verdient in de kunstgeschiedenis. Bovendien is dit werk één van de meest toonaangevende werken die volledig voldoet aan de criteria van aesthetic journalism volgens de definitie van Cramerotti, nl.: • Er is sprake van een artistiek onderzoek op sociaal, cultureel en politiek gebied; (wie = asielzoekers in relatie tot extreemrechtse regering + wat = gevolgen van stemgedrag + waar = Weense opera, Oostenrijk). • Er komt een proces op gang bij de toeschouwer dat de zintuigen opent en in beweging zet. (hoe = bewustwording van het probleem). • Signalen worden toegelaten en geconverteerd naar een concrete ervaring. Mensen gaan stemmen wie er weg moet. (waarom = is er sprake van willekeur om iemand weg te stemmen?). • Er komt een beweging op gang. Er komt een dialoog tot stand in het publieke domein. (wanneer = gedurende zes dagen dat de containers opgesteld staan.) Maar laat ik beginnen bij het begin. Na de verkiezingen in het voorjaar 2000 vormde in Oostenrijk de ÖVP 148 een coalitie met de extreemrechtse en openlijk xenofobische 144 Aesthetic Journalism/ Sheikh, Simon (2006) “Spaces of thinking: perspectives on the Art Academy”, in Texte zur
Kunst, Nr. 62, Juni, pp. 191-‐196, http://backissues.textezurkunst.de/NR62/SIMON-‐SHEIKH_en.html. Accessed 22 June 2009, 145 Multiplicity (“Border Diveci(s)/The Road Map”), Lukas Einsele (“One Step Beyond -‐ The Mine Revisited”), Laura Horelli (“Helsinki Shipyard/Port San Juan”), Renzo Martens (“Episode 1”), Alfredo Jaar (“The Rwanda Project”), Renée Green (“Partially Buried in Three Parts”), The Atlas Group/Walid Raad (“The Bachar Tapes”), Bruno Serralongue (“Risk Assessment Strategy”). 146 http://nl.wikipedia.org/wiki/Christoph_Schlingensief 147 http://www.schlingensief.com/projekt_eng.php?id=t033 148 Politieke partijen in het Oostenrijkse parlement: FPÖ = Freiheitliche Partei Österreichs (Vrijheidspartij, de partij van Haider) ÖVP = Österreichische Volkspartei (christen-‐democraten, de partij van kanselier Schüssel, Alfred Gusenbauer, Werner Faymann) SPÖ = Österreichische Sozialdemokratische Partei (sociaal-‐democraten, nu in de oppositie)
42
partij FPÖ. Het was nog niet eerder voorgekomen in Europa dat een extreemrechtse partij in de regering kwam. Schlingensief heeft als reactie hierop tijdens de Weense feestweken een aantal zeecontainers geplaatst op het plein naast de Weense opera. Bovenop een container was een banner met de slogan “Ausländer Raus “ te zien. In de containers waren tijdelijk twaalf asielzoekers opgesloten. De plek waar de containers stonden, is niet zomaar uitgekozen. De Weense opera kan niet zomaar door iedereen bezocht worden. Toegangskaarten met een prijs van rond de 200 euro liggen immers niet zomaar binnen het bereik van de gemiddelde asielzoeker. Iedere dag kon het Oostenrijkse publiek volgens het “Big Brother – principe” telefonisch stemmen op 2 asielzoekers die dan diezelfde dag uit Oostenrijk uitgezet zouden worden. Gedurende zes dagen werd het publiek geconfronteerd met deze ingewikkelde situatie en geprovoceerd tot het doen van uitspraken en het maken van keuzes. Op straat werden verhitte discussies gevoerd. Linksgeoriënteerde mensen hadden moeite de ironische omdraaiing in het werk van Schlingensief te begrijpen, rechtsgeoriënteerden werden direct geconfronteerd met de consequenties van hun stemgedrag waardoor de FPÖ in de regering was gekomen. Het is niet moeilijk om je, door de harde confrontatie tussen kunst en samenleving, door de interventie van Schlingensief, voor te stellen dat op deze plek een geladen stemming ontstond. Ook Schlingensief zelf werd met de grootste minachting beschimpt en bespuwd: “Du . . . . . . Künstler!”. Het project leverde een immense rel op, want het gevaar van uitzetting was echt en Schlingensief heeft de Oostenrijkers geconfronteerd met de gevolgen van de politiek van Haider (1950 –2008) 149 . Een beweging die overigens niet alleen in Oostenrijk gaande was . . . Die Grünen (linkse milieupartij, in de oppositie). 149 http://nl.wikipedia.org/wiki/J%C3%B6rg_Haider
43
"We can't solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them." – Einstein 150 De waan van alledag zorgt ervoor dat er tegenwoordig vaak geen tijd en ruimte overblijft voor kritische afstand, met uitzondering overigens van de kunst, waar, als een van de weinige gebieden, tijd nog een verwaarloosbare term is. Wat nodig is, is een herwaardering van tijd. Dankzij ons zapgedrag en de toenemende dominantie van Google met betrekking tot online content is het voor een journalist ondenkbaar om zomaar rond te wandelen als een flaneur en rustig de tijd te nemen om een onderwerp van alle kanten te bekijken. Evenals Lev Manovich 151 vindt Geert Lovink (1959) 152 het dringend tijd om hierin verandering aan te brengen. Kunstenaars, designers en architecten moeten nieuwe wegen uitvinden om informatie te delen, te representeren en hoe er betekenis aan te geven. Hij adviseert te stoppen met zoeken en te beginnen met het stellen van vragen. 153
“In order to imagine, it’s necessary to forget” Nietzsche. In de documentaire van b.v. Vertov maar ook in het kubisme zijn duidelijk verschillende standpunten te zien. Deze verschillende perspectieven representeren elementen van tijdsverloop, wat een fundamenteel element wordt in onze eeuw van het world wide web. Het gaat niet om de gelijktijdigheid met de realiteit of om zijn snelheid, maar om de ontwikkeling van een essentie van realiteit dat werkt op het niveau van de verbeelding. Dit idee van simultaneïteit en van de mogelijkheid van interpretatie door de toeschouwer is o.a. ook bestudeerd door Umberto Eco. In zijn boek “The open work” geeft hij het voorbeeld van een woordenboek, waarin duizenden woorden staan die vrij gebruikt kunnen worden voor het schrijven van brieven, boeken, gedichten, etc. Dit maakt het echter nog niet tot een kunstwerk. De openheid en dynamiek van een kunstwerk bestaan uit factoren die onderhevig zijn aan een reeks samenvoegingen. In het open kunstwerk is de kijker vrij om de betekenissen binnen het werk af te tasten.
150 https://sites.google.com/site/hetnieuwedenken/ 151 http://www.manovich.net/
http://nl.wikipedia.org/wiki/Lev_Manovich 152 http://networkcultures.org/wpmu/portal/about/staff/
http://en.wikipedia.org/wiki/Geert_Lovink 153 Aesthetic Journalism / Lovink, Geert (2008), “The society of the query and the Googlization of our lives. A tribute to
Joseph Weizenbaum”, in Eurozine Neswletter, 10/2008, http://www.eurozine.com/articles/2008-‐09-‐05-‐lovink-‐ en.html. Accessed 4 October 2008. First published in Lettre International, 81 (German version).
44
Hij kan het werk vanuit meerdere perspectieven bekijken. Van de toeschouwer wordt verwacht dat hij in interactie gaat met het kunstwerk. Deze gemeenschappelijke uitwisseling tussen kunstenaar en toeschouwer geeft volgens Eco betekenis aan het werk. 154 De kijker is prosumer geworden. Cramerotti denkt dat kunstenaars juist vanwege de vele raakvlakken beter een samenwerking met andere media, zoals journalistiek, kunnen nastreven dan zich bezig te houden met tijdrovende subsidieaanvragen. De strategieën die hierbij gebruikt zouden kunnen, zijn: • Vervreemding, waarbij andere kaders gebruikt gaan worden dan traditioneel het geval is. • Transparantie, waarbij zowel de constructie als de representatie zichtbaar wordt. • Exaptatie155, waarbij eigenschappen worden ontwikkeld voor een ander doel dan waarvoor het eigenlijk gebruikt is. Denk b.v. aan vogelveren die oorspronkelijk zijn ontwikkeld om de temperatuur voor de vogels te reguleren, maar later door de evolutie zijn aangepast om te vliegen, wat uiteindelijk de hoofdfunctie van vogels is geworden. Al surfend op internet vond ik onderstaande banner, afkomstig van het blog Expanded Consciousness. Ik vind dat deze quote heel goed weergeeft wat er met aesthetic journalism bereikt kan worden.
Concluderend kan ik stellen dat het voor iedere kunstenaar relevant is om de 5 W’s en de H van Cramerotti in zijn achterhoofd te houden en deze in zijn werk als leidraad te gebruiken. Het gaat immers vooral ook bij de kunst om de grote, existentiële vragen van de mens in het belang van zijn ontwikkeling en de evolutie: “wie ben ik?”, “waarom ben ik hier op aarde?”, “wat kan ik voor iemand betekenen?”, ”wanneer gaan we de wereld verbeteren en hoe?”. Het is niet voor niets dat Kant zich al tijdens de Verlichting met deze vragen bezig hield. 154 Aesthetic Journalism / Eco, Umberto (1979), ”The poetics of the open work”, in The Role of the Reader;
Explorations in the Semiotics of Texts, pp. 47-‐66, Bloomington: Indiana University Prtess. First published in Italy as Opera Aperta, Milano: Bompiani, 1962. 155 De term exaptatie komt voor rekening van Elizabeth Vrba (1942) en Stephen J. Gould (1941 - 2002). http://en.wikipedia.org/wiki/Elisabeth_Vrba http://nl.wikipedia.org/wiki/Stephen_Jay_Gould
45
Hoofdstuk 3 Kleur van de waarheid
Traditionell war das Dokumentarische das Bild der Welt: Jetzt is es eher die Welt als Bild. 156
Waar Cramerotti vooral ingaat op de vervagende grenzen van kunst en journalistiek, bekijkt Hito Steyerl de waarheid van de documentaire vanuit een ander perspectief. Zij legt aan de hand van de televisieuitzending van CCN “Shock and Awe” uit dat ons huidige begrip van documentaire niet meer klopt met de traditionele basisprincipes van realiteit en waarheid. Dit komt volgens haar doordat de wereld is versmolten met het beeld van de wereld als gevolg van de mediacultuur waarin we leven. In de nieuwsuitzending worden life beelden getoond van het begin van de Amerikaanse invasie in Irak in 2003. De realtime beelden zijn hortend en stotend met een handycam vanuit een rijdende tank gemaakt. Gevolg is dat ze korrelig en onscherp zijn en daardoor niet lijken op de werkelijkheid. Bovendien is het niet eenvoudig om te beoordelen of de beelden op objectieve wijze worden weergegeven. Zodoende voldoen de wazige beelden niet aan de traditionele criteria van een documentaire. Critici en kijkers hebben hier echter geen moeite mee. Dankzij de televisie zijn we immers gewend geraakt aan het kijken naar korrelige beelden die “als een virtuele stoflaag op de wereld neerdalen”. Bovendien is het voor het eerst in de geschiedenis dat het begin van een oorlog life op televisie te zien is en dat is sensationeel! Bovendien komen de beelden authentiek over en geven informatie over de actuele stand van zaken. In dit geval zou je kunnen zeggen: hoe dichter bij de realiteit, hoe waziger en schokkeriger de beelden. Steyerl noemt dit verschijnsel: “die Unschärferelation des modernen Dokumentarismus”. Deze wazigheidsgraad is veel belangrijker dan dat het op het eerste moment lijkt. Het maakt duidelijk dat het onderscheid tussen de wereld en het beeld, het contrast tussen de gebeurtenis en zijn afbeelding, steeds minder stringent is en steeds meer in elkaar overloopt en met elkaar versmelt. We leven dankzij de mediacultuur als het ware in een plaatje en vormen daardoor een geheel met de wereld. We zijn zelf als de vage beelden in “Shock and Awe” geworden. Traditioneel was de documentaire het beeld van de wereld, nu is de wereld zelf het beeld geworden. Hoe preciezer we proberen aan het wezen van de documentaire vast te houden, des te vager het wordt. Dit komt omdat een goede definitie ontbreekt. Bovendien zijn begrippen als realiteit, waarheid en objectiviteit verre van duidelijk, meerduidig en omstreden. 156 Steyerl,
Hito, “Die Farbe der Wahrheit, Dokumentarismen im Kunstfeld”, Verlag Turia + Kant, ISBN 978-385132-517-1, 2008
46
Brian Winston157 noemt de debatten over de waarheid van de documentaire “battlefields of epistemology”. Hij ziet deze als een duel tussen de realisten en de constructivisten. De strijd gaat erom zoveel mogelijk twijfel weg te nemen. •
• •
De realisten geloven dat documentaires natuurlijke feiten afbeelden. Wat je met je ogen ziet is waar. Volgens Andre Bazin (1918 – 1958) 158 vervangt de camera de ogen en toont daarom dus de waarheid. De mens wordt machine. De camerabeelden worden beschouwd als objectief. De korrelige beelden van de CNN uitzending zijn slechts een technische onvolmaaktheid.
•
•
• Deze opvatting is te beschouwen als naïef. De objectiviteit is zoals we eerder lazen, bediscussieerbaar.
De constructivisten geloven dat documentaires sociale constructies zijn. De realiteit en het begrip van de realiteit worden begrepen als een ideologie. Foucault beschrijft dit als de politiek van de waarheid. De waarheid is een product dat naar bepaalde conventies gemaakt wordt met als gevolg dat de documentaire de eigen wilsmacht laat zien in plaats van realiteit. Deze methode staat ver verwijderd van het gebruik van een handycam en het vertrouwen dat de realiteit daarmee automatisch in het beeld wordt opgenomen. De camerabeelden worden beschouwd als subjectief.
Er is sprake van ongegrond en cynisch relativisme. Het onderscheid tussen waarheid en fictie is door de scepsis nauwelijks meer waarneembaar.
157
Brian Winston is Lincoln Chair of Communications at the University of Lincoln, UK, and has been involved with documentary since 1963. He has an Emmy for documentary script-writing; has taught documentary in both the US and the UK; and has long been involved with many international documentary film festivals and the Visible Evidence conference series. Winston first wrote about documentary in 1978. He is the author of a number of books, including Media, Technology and Society: A History, from the Telegraph to the Internet (Routledge 1998), a volume on Fires Were Started (1999) in the BFI Film Classics series, Lies, Damn Lies and Documentaries (BFI 2000) and Messages: Free Expression, Media and the West, from Gutenberg to Google (Routledge 2005). http://us.macmillan.com/author/brianwinston 158 André Bazin was een bekend Frans filmcriticus. Hij heeft in een aantal landen filmclubs opgericht en werkte mee aan verschillende filmtijdschriften. In zijn artikel “The Ontology of the Photographic Image” beschrijft hij de ontwikkeling van de fotografie en de cinema. Hij bediscussieert hierbij de relatie die tussen film en realiteit bestaat. Duidelijk is dat hij, als filmtheoreticus/criticus, niet geïnteresseerd is in de reguliere onderwerpen van de filmtheorie. Zijn interesses gaan eerder uit naar het fotografische beeld zelf. http://mens-en-samenleving.infonu.nl/filosofie/11153-andre-bazin-the-ontology-of-the-photographic-image.html
47
Bovenstaand debat heeft tot nu toe echter ook geen afdoende resultaten opgeleverd. Een hulpmiddel zou kunnen zijn om de Cartesiaanse twijfel in te schakelen. Zeker is immers dat getwijfeld wordt aan de criteria van de traditionele documentaire. Een andere mogelijkheid is het probleem gewoon te accepteren en op een ander niveau te kijken naar hoe we hier mee om kunnen gaan. De CNN-‐beelden bijvoorbeeld dwingen vanwege de context, de content en het concept de waarheid af. De conclusie kan dus zijn dat de vorm van de gebruikte constructie uiteindelijk bepaalt hoe de criteria met betrekking tot de werkelijkheid gelezen worden.
Das Wahre ist das Ganze. Das Ganze aber ist nur das durch seine Entwicklung sich vollendende Wesen. Es ist von dem Absoluten zu sagen, dass es wesentlich Resultat, dass es erst am Ende das ist, was es in Wahrheit ist; und hierin eben besteht seine Natur, Wirkliches, Subjekt oder Sichselbstwerden zu sein.159 (Hegel) In hoofdstuk 1 heb ik al aandacht besteed aan het fenomeen documenten en aan de ordening ervan. Hito Steyerl gaat hier verder op in en richt haar aandacht op de waarheid achter documenten en archieven. Documenten, dossiers en archieven zijn per slot van rekening belangrijke hulpmiddelen om een verslaglegging te doen van de tijd, om waarheden te reconstrueren en om lering te trekken voor de toekomst. Een archief is volgens Wikipedia een bewaarplaats van belangrijke gegevens die zijn vastgelegd in documentvorm alsook de verzameling van documenten die voor een bepaald doel vervaardigd zijn. Een archief vormt de neerslag van menselijke handelingen en is de bron voor de verantwoordelijkheid van dat handelen. Het wordt in een organisatie gevormd ter ondersteuning en sturing van die organisatie. Archiefwetenschap bestudeert de manier waarop mensen, al dan niet in georganiseerd verband, in heden en verleden, hun activiteiten vastleggen en de aldus vastgelegde informatie vervolgens beheren, gebruiken en eventueel aan derden beschikbaar stellen. 159
Hegel, Phänomenologie des Geistes http://gutenberg.spiegel.de/buch/1656/3 these (stelling), antithese (tegenstelling) en synthese (opheffing of overstijging van de tegenstelling).
48
Er zijn dus vele soorten archieven, elk met zijn eigen specifieke onderwerp. Een kleine greep uit de hedendaagse kunstenaars waarvan het archief een belangrijk onderdeel uitmaakt van het werk: - Geert Mul (1965) 160. Geert is geïnteresseerd in de wijze waarop ordening en betekenis met elkaar in verband staan en op welk moment betekenisloosheid verandert in betekenis. Met behulp van digitale databases speculeert hij over mogelijke werkelijkheden. Zijn geheim ligt in zijn benadering van beeld als een geordende, maar dynamische stroom van beelden in relatie tot de architectonische en sociale context 161. - Tjebbe van Tijen (1944) 162: Op zijn blog “Imaginary Museum Projects” is een groeiend documentatiesysteem te zien met gebeurtenissen als producten van verschuivende samenwerkingen, geplaatst in hun esthetische, sociale en technische context. Hij noemt dit systeem “Art Action Academia 1964-‐2009”. - Museum van Kwetsende Kunst en Censuur 163 : Op deze website worden kunstwerken verzameld die shockerend, provocerend, kwetsend of gecensureerd zijn. - Jacobus van Kloppenburg (1930) 164. Hij is geïnteresseerd in dingen die representatief zijn voor de tijd waarin je leeft. Zijn inmiddels door de gemeente Amsterdam grotendeels vernietigde “Artchive for the future” was een persoonlijk archief dat een samenvatting te zien gaf van zijn eigen leven. - Een ander persoonlijk archief is dat van Maarten van der Heijden (1947) met zijn “141 boxes”. 165 Maarten is vaak verhuisd en heeft jarenlang met uiteindelijk 141 volle verhuisdozen van hot naar her gesjouwd. Uit het archief van Maarten blijkt overduidelijk zijn Joodse komaf en hoe de oorlog doorwerkt op het heden en de toekomst, hoewel hij de oorlog zelf niet heeft meegemaakt. - Het archief van Van der Heijden en van Van Kloppenburg is te vergelijken met de Timecapsules van Andy Warhol. In 1974 begon Warhol materialen, zoals correspondentie, uitnodigingen voor expositie’s, posters, tijdschriften, foto’s, geschenken, etc. te bewaren in kartonnen dozen. Als de doos vol was, werd deze dichtgetaped, voorzien van datum of titel en opgeborgen in het archief. Uiteindelijk heeft dit in totaal 612 dozen opgeleverd die momenteel zijn ondergebracht in een stichting. De stichting is verantwoordelijk voor de dozen en bepaalt of en wanneer een doos mag worden geopend.
160 http://www.geertmul.nl/Geert_Mul/FEATURED.html
http://www.youtube.com/watch?v=ghpqHdwPRHg http://nl.wikipedia.org/wiki/Geert_Mul 161 http://www.boijmans.nl/nl/116/nieuwsbrief/newsletteritem/55 162 http://www.imaginarymuseum.org/ http://de.wikipedia.org/wiki/Tjebbe_van_Tijen 163 http://www.kwetsendekunst.nl/ 164 http://www.fiuamsterdam.com/Artchive/ 165 http://www.maartenvanderheijden.nl/141-‐boxes
49
-
-
Ter gelegenheid van de tentoonstelling “Andy Warhol – Other voices, other rooms” (12 okt 2007 -‐ 13 jan 2008) 166 was er in het Stedelijk Amsterdam een geopende timecapsule te zien. “The file room” van Antonio Muntadas (1942) 167 : een digitaal, interactief en open systeem dat dient als een groeiend archief waarin de censuur van informatie door de geschiedenis heen is terug te vinden in verschillende contexten, landen en beschavingen. Gezocht kan worden op vier categorieën: data, locaties, redenen van censuur en medium. “They Rule” van Josh On in samenwerking met the Futurefarmers 168 : In dit archief ligt de focus op de onderlinge relaties van Amerikaanse topambtenaren en invloedrijke CEO’s van grote multinationals.
Volgens Jacques Derrida (1930 –2004) 169 dient het archief niet om alleen het verleden te archiveren. Ook het leven zelf en zijn relatie met de toekomst worden bepaald door de methode van het archiveren. Een voorbeeld: iemand die een foto van zijn familie maakt, archiveert dat familiegroepje, maar laat het ook ontstaan. 170 In de lijn van Derrida's “Mal au Archive” betoogt prof.dr. F.C.J. Ketelaar dat het archief niet statisch is, maar continue in beweging en oneindig open en incompleet is. In wezen hoort het daardoor meer bij de toekomst dan bij het verleden.171
Volgens Foucault zijn documenten op verschillende manieren te gebruiken. Bij de historische methode wordt onderzocht wat het document betekent, of het document de waarheid weergeeft, of het authentiek of vervalst is. Het document is een feitelijke reconstructie van de gebeurtenissen. Dit is te vergelijken met de klassieke documentaire. De historische methode verandert het vergankelijke monument in documenten. Gebeurtenissen veranderen in sporen, die naar de ontbrekende gebeurtenis verwijzen. Bij de archeologische methode daarentegen wordt niet langer geprobeerd het document te verklaren, maar wordt het eerst geordend en georganiseerd, ingedeeld op gebeurtenissen of series. De archeologische methode verandert documenten in monumenten en onderzoekt welke wetenschappelijke architecturen door bepaalde ordeningen van documenten ontstaan, zoals registers, archieven, namenlijsten en andere constructies van herinneringen. Deze methode verbindt documenten met elkaar.
166 http://www.stedelijk.nl/tentoonstellingen/andy-‐warhol-‐other-‐voices-‐other-‐rooms 167 http://www.thefileroom.org/publication/kirshner.html
http://en.wikipedia.org/wiki/Antoni_Muntadas 168 http://www.thescreamonline.com/commentary/comment4-‐3/theyrule/theyrule.html -‐
http://www.theyrule.net/2004/tr2.php 169 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jacques_Derrida 170 Ketelaar, Prof.dr. F.C.J., Archivalisering en archivering, 1998, Uitgeverij Samsom Alphen aan den Rijn, ISBN 90 422
0274 2 https://www.google.nl/search?q=derrida+archief&oq=derrida+archief&aqs=chrome..69i57.2629j0j4&sourceid=chro me&espv=210&es_sm=91&ie=UTF-‐8 171 http://virtueelplatform.nl/kennis/archieven-‐in-‐beweging/
50
Geschiedenis versus archeologie: de eerste methode ziet het document als een negatieve afdruk van een verloren gebeurtenis, de tweede methode begrijpt het document als bouwsteen van een positieve wetenschappelijke architectuur. Het archief behoort tot het belangrijkste monument waarin documenten geordend worden. En om te begrijpen hoe deze ordeningen aanvankelijk gebouwd zijn, gaan we terug naar het eind van de 16e eeuw. De Jezuïet Matteo Ricci (1552 -‐ 1610) 172 leert dan in China een techniek die afkomstig is uit de Griekse retoriek en uitgevonden zou zijn door de dichter Simonides (556 -‐ 468 v.Chr.) 173. Traditioneel wordt de oudste tekst over geheugenkunst “Rhetorica ad Herennium” 174 toegeschreven aan Cicero (106 -‐ 43 v.C.) 175 , een beroemde Romeinse redenaar, die, evenals Quintillianus (ca 35 – ca 100) 176, de herinneringstechniek later verder zou uitwerken. In het geheugen wordt een imaginair “paleis” geconstrueerd, het paleis van de herinnering. Een bestaand of fictief gebouw wordt in gedachten genomen. Vervolgens wordt aan voorwerpen of beelden (imagines) die in het gebouw staan, informatie toegekend en deze wordt gekoppeld aan daartoe geschikte plekken (loci) in het gebouw. Op deze manier wordt het geheugen optimaal benut. De grootte van het paleis hangt af van de hoeveelheid herinneringen. Na enige jaren van oefening worden de paleizen zo werkelijk dat zijn ontwerper er met gesloten ogen doorheen kan reizen. Deze methode werkt zo goed omdat ons visuele zintuig volgens Cicero het meest indringend is. We onthouden dingen als beeld en kunnen beelden gemakkelijker in ons geheugen opslaan en terugvinden. De techniek van het geheugenpaleis is tot op de dag van vandaag nog steeds één van de meest effectieve technieken om het geheugen te ontwikkelen. Reden waarom ook in werkelijkheid herinneringspaleizen ontstaan in de vorm van archieven, bibliotheken of virtuele informatie-‐architecturen. Het woord archief komt van het Griekse woord archeîon. Dit was oorspronkelijk het huis van de stadsoverste. Deze persoon, de archont, bezat naast de wettelijke macht, ook het recht de documenten te ordenen en te verklaren. De documenten werden in zijn huis en onder zijn autoriteit bewaard. Door deze methode waren documenten nauw verbonden met macht, bestuur en controle. Het spreekt voor zich dat de gezaghebbende archont een ongelooflijke invloed had op het archief en zodoende ook op de waarheid. Wat de macht van het archief kan betekenen voor de status van een historisch document en de gevolgen voor de waarheid is te zien in de video “Searching for my mothers’ number” van Sanja Iveković (1949) 177. 172 http://nl.wikipedia.org/wiki/Matteo_Ricci 173 http://nl.wikipedia.org/wiki/Simonides 174 De
auteur van het boek ‘Ad Herennium’ waarin de geheugenkunst wordt beschreven is in wezen anoniem; in de middeleeuwen dacht men dat het boek van Cicero was. http://www.kabk.nl/docu/geheugenkunst.pdf http://www.aps.nl/documents/688787/706621/module+1/1e38a6e4-aad9-4be6-b2d0-48a8ef945cf2 175 http://nl.wikipedia.org/wiki/Marcus_Tullius_Cicero 176 http://nl.wikipedia.org/wiki/Marcus_Fabius_Quintilianus 177 http://en.wikipedia.org/wiki/Sanja_Ivekovi%C4%87
51
Haar moeder heeft tijdens haar verblijf in Auschwitz een dagboek bijgehouden. In verband met een uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen ontkent het officiële archief, dat uit getypte, ambtelijke stukken bestaat, het individuele handgeschreven dagboek. Hiermee wordt een duidelijk superieur machtsonderscheid tussen het officiële monument en het individuele document aangetoond. Zonder context kan een beeld van alles betekenen. Pas in samenhang met andere beelden en teksten, dus volgens de archeologische methode van Foucault, wordt de werkelijke betekenis duidelijk. Een goed voorbeeld hiervan is de film “Schwarz auf Weiß” van kunstenaarsgroep Klub Zwei 178 . De kunstenaars vroegen zich af hoe men zich tegenwoordig aan de hand van foto’s de holocaust herinnert en in welke context de foto’s staan. In de film zijn in plaats van authentieke foto’s witte teksten op een zwarte achtergrond te zien terwijl Rosemarie Nief, bibliothecaris en hoofd van het fotoarchief van het Institute of Contemporary History and Wiener Library in Londen, in een interview de representatie van de foto’s van de holocaust analyseert. Beelden bevatten twee zijden. Op de voorkant is vaak een illustratieve voorstelling te zien van de gebeurtenis. De achterkant bevat vaak sporen, zoals stempels, opmerkingen of jaartallen, die de geschiedenis van het document weergeeft. De foto’s staan hiermee in hun historische context en krijgen daardoor ook hun betekenis. 179 Dit werk laat zien hoe monument en document wederzijds tot elkaar in verhouding staan. Maar ook wordt duidelijk dat aan de klassieke archiverende macht een duidelijke betekenis wordt toegekend. Allan Sekula (1951 –2013) 180 heeft een diaserie gemaakt met de titel “Warten auf Tränengas”. Het werk gaat over het protest tegen de WTO-‐top in Seattle in 1999. Tijdens deze top wilde men het dominante neoliberalisme institutionaliseren door de vorming van een Wereldhandelsorganisatie, waarin niet alleen het Westen, maar ook de multinationals hun wetten wilden opleggen aan de rest van de wereld.181 Het protest is te vergelijken met de strijd van David tegen Goliath. Goed uitgeruste politie schiet met traangas op de demonstrerende burgers. Dit brengt vanzelfsprekend een golf van emotie teweeg. Het langzaam verdwijnen van traangaswolken heeft voor de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (1942) 182 niets te maken met emoties of ervaringen. Hij ziet dit als het in de rij staan van een loket, voor de kassa in de supermarkt, wachten in de file. Dit staat in schril contrast met de het werk van Sekula. Agamben denkt dat dergelijke situaties een ervaring niet mogelijk maken. Dit komt vanwege het gebrek aan de bijzondere kwaliteit 178 http://www.klubzwei.at/ 179 http://www.springerin.at/dyn/heft_text.php?textid=1353&lang=en 180 http://en.wikipedia.org/wiki/Allan_Sekula
http://www.cobra.be/cm/cobra/kunst/1.1699889 181 Han Soete is mede-‐oprichter van indymedia.be en co-‐auteur van het boek Media-‐activisme. Don't hate the media,
be the media. http://www.pvda.be/nieuws/artikel/seattle-‐tien-‐jaar-‐later-‐vakbonden-‐zijn-‐hart-‐van-‐ andersglobaliseringsbeweging.html 182 http://nl.wikipedia.org/wiki/Giorgio_Agamben
52
van de ervaring. De ervaring blijft leeg en men blijft daardoor passief, ongeacht of de ervaring een hysterische prikkeling, intensieve opwinding of onverdraaglijke verveling oproept. De ervaring als zodanig is ontoegankelijk geworden. 183 Om zijn stelling te onderstrepen haalt hij Walter Benjamin aan, die al in 1933 schreef, dat de ervaring in het strijdgewoel van de eerste wereldoorlog ten onder is gegaan. Het is door sensomotorisch affect, stress, spektakel, variërende intensiteiten vervangen geworden. Dit wordt veroorzaakt door het onophoudelijke delirium van een oorlog, die alle zintuigen tegelijk in werking zet en overbelast en die in alle aspecten van de massacultuur geïnfiltreerd is. Agamben sluit hierop aan door te stellen dat ervaring op een zeker historisch moment door zijn spektakel vervangen is geworden. Benjamin beschrijft de moderne wereld als een soort artilleriespervuur van indrukken, schokken en abrupte veranderingen, die de mensen op een golf van oorvijgen trakteert. Parallel aan de transformatie van de ervaring van alledag ontstaat volgens de Duitse socioloog en cultuurcriticus Sigfried Kracauer (1889 -‐ 1966) 184 een sensatie economie, die niet meer langer met objecten, maar met reizen en indrukken bezig is. De bioscoop heeft zich ontpopt als een ideale plek voor deze sensaties omdat de film de zintuigen van de toeschouwers volop in beweging zet. Maar al deze prikkels van de moderne tijd laten zich volgens Agamben niet omzetten in ervaring. Ze voldoen namelijk niet aan het klassieke begrip van een ervaring, die de mogelijkheid tot rijpen, tot de verandering van persoonlijkheid, biedt.
In de wetenschapsfilosofie is het wezen van kennis en ervaring altijd omstreden gebleven. Ervaring is kennis hebben van de gebruikelijke gang van zaken, verkregen door observatie en betrokkenheid bij bepaalde processen of toestanden.185 Het surrogaat van de ervaring die de onsamenhangende gebeurtenissen van het moderne dagelijkse leven kenmerkt, voldoet hier niet aan. Kenmerk is dat de gebeurtenissen ons weliswaar interesseren, maar niet in een ervaring omgezet kunnen worden. Dit geldt voor Agamben zowel voor de traangaswolken als voor het lezen van de krant of een bezoek aan een supermarkt. Duidelijk is dat de traangaswolk symbool staat voor een onderdrukkende overheid, die inbeukt op een onbewapende demonstratie en een protest onmogelijk maakt. Wat betekent het, wanneer Agamben zelfs zo’n archetypische politieke gebeurtenis niet als ervaring erkent? Want in dat geval heeft Sekula in plaats van een demonstratie net zo goed een rij voor de kassa van de supermarkt kunnen fotograferen. Of wordt hier benadrukt dat het gaat om het overbrengen van een politieke ervaring via een documentarisch beeld van de ervaring van traangas? 183 Agamben, G., “Kindheit
und Geschichte”, uitg. Suhrkamp Verlag GmbH (2004), ISBN 978-3518223796
184 http://nl.wikipedia.org/wiki/Siegfried_Kracauer 185 http://nl.wikipedia.org/wiki/Ervaring
53
In de film “Get rid of yourself ” (2002) van Gruppe Bernadette Corporation 186 wordt gebruik gemaakt van bestaand filmmateriaal van de protestdemonstratie van de radicale Black Bloc anarchisten 187 tijdens de G8 -‐top in 2001in Genua. De beelden worden steeds weer onderbroken door geënsceneerde passages waarin actrice en mode-‐icoon Chloë Sevigny (1974) 188 haar teksten oefent. Het documentarische beeld en de enscenering worden in de film in dezelfde mate serieus genomen waardoor ze elkaar aanvullen maar tegelijkertijd op zichzelf blijven staan. De filmmakers vinden dat de werkelijke ervaring aan de ene kant bijdraagt tot het rijpen van de persoonlijkheid maar anderzijds te zien is als een zinloos spektakel, vergelijkbaar met een oorlog. Terwijl in de video de interviews als ervaringen worden behandeld, spreken de beelden deze interpretatie tegen. Want de beelden in de film zijn net zo onsamenhangend als Agamben’s opsomming van de lege ervaringsloze gebeurtenissen. Ook blijft de vraag open of het bij de militanten gaat om de politieke ervaringen of om sensomotorische shockmomenten, die ervaringen door gebeurtenissen laten vervangen. Geweld is – geheel overeenkomstig Benjamins’ aanname – als een stompzinnig delirium met alle aspecten van de massacultuur verstrengeld. De film “Medium Cool” (1968) 189 van Haskell Wexler (1922) 190 toont een cameraman bij zijn werk in het politieke klimaat van massademonstraties, rellen, partijvergaderingen. Het gaat in deze film niet om het politieke geweld op zich, maar om hoe het spektakel tot stand komt. De beelden worden hiërarchisch als geordende, in elkaar overlopende gebeurtenissen beschreven. Al in het begin van de film discussiëren cameralieden over de steeds ingewikkelder wordende eisen waaraan hun beroep moet voldoen. De productie verlangt steeds meer spraakmakende, spectaculaire sensaties. Lijken, catastrofes, geweld zijn het materiaal geworden van een spektakelmaatschappij waarmee de nieuwsuitzendingen in de 60’er jaren overvoerd werden en waar de kijker inmiddels immuun voor is geworden . In de film gaat het om een fictieve preventieve oefening van de nationale garde tegen de relschoppers naar aanleiding van de partijdag in 1968 van de Democratische Partij. Op de voorgrond zie je de aanvoerder van de demonstranten, op de achtergrond hoe zij worden afgeranseld door de politie. Maar in werkelijkheid is de scheiding tussen fictie en realiteit veel complexer. Terwijl de ene helft van de politie veel plezier heeft in het rollenspel, ranselt de andere helft er serieus op los. In de laatste scene wordt de oefening echter ernst. Opeens worden er traangasbommen gegooid. Tegen de regisseur wordt geroepen: ”Haskell, laten we hier weggaan, het is echt! ”. Precies dit moment is een belangrijke verwijzing naar een werkelijke ruimte buiten het scenario en markeert de vervagende grenzen tussen werkelijkheid en fictie. Hier zie je hoe de grens tussen het private en het politieke in elkaar oplost. 186 http://artistsspace.org/exhibitions/bernadette-‐corporation 187 http://nl.wikipedia.org/wiki/Zwart_Blok 188 http://nl.wikipedia.org/wiki/Chlo%C3%AB_Sevigny 189 http://en.wikipedia.org/wiki/Medium_Cool 190 http://en.wikipedia.org/wiki/Haskell_Wexler
54
Volgens Drehli Robnik (1967) 191 zijn films vooral vanwege de openbaarheid in de media niet meer van het echte leven af te grenzen. Deze onmerkbare glijdende schaal van de film in het leven wordt al ingezet in “Medium Cool”, waarin zelfs de belangrijkste breuk tussen fictie en realiteit geënsceneerd is. De zin ”Haskell, laten we hier weggaan, het is echt! ” blijkt namelijk later in de film te zijn gemonteerd. De film “Videogramme einer Revolution “ (1992) van Harum Farocki (1944) 192 en Andrej Ujica (1951) 193 is een reconstructie van de 5-‐daagse volksopstand in Roemenië in december 1989. De toespraak van president Nicolae Ceaușescu die op de staatstelevisie wordt uitgezonden, wordt door het publiek verstoord. De televisiecamera’s blijven draaien. Op sommige momenten is er een rood scherm te zien. Op andere momenten is het beeld zodanig gekozen dat het lijkt alsof er niets aan de hand is. Uiteindelijk wordt de televisiezender door de demonstranten overgenomen waarmee ze macht over de media krijgen. Vanuit verschillende kanten draaien camcorders van amateurs mee. De revolutie wordt zodoende vanuit verschillende standpunten bekeken. Wat de staatstelevisie haar kijkers niet laat zien, wordt genadeloos geregistreerd door de camcorders. Farocki en Ujica hebben 125 uur videomateriaal geanalyseerd en bewerkt tot een documentaire, waarin het mediaspektakel verandert in geschiedenis en geschiedenis verandert in drama. Voor het eerst in de geschiedenis is een camera niet alleen een gereedschap om geschiedenis te registreren, maar is het een integraal onderdeel geworden van de geschiedenis zelf. Een vergelijkbare verschuiving geldt voor de televisie die als een actieve acteur op de voorgrond is komen te staan in plaats van te voldoen aan zijn rol als medium voor het weergeven van de beelden. Vilém Flusser (1920 –1991) 194 was ontstelt over de vermenging van politieke en mediale gebeurtenissen tijdens de revolutie in Roemenië. “De ons omringende en alomtegenwoordige technische beelden zijn onze ‘werkelijkheid’ op magische wijze aan het herstructureren en tot een mondiaal beeldtoneel aan het omdraaien.” 195 Met andere woorden: de televisie heeft het proces tot een esthetische happening verklaard om intensieve affecten tot stand te brengen. De beelden zijn niet het gevolg van een eerder gebeurde realiteit, maar de oorzaak van de daaropvolgende realiteit.
191 Drehli Robnik is an external lecturer in film theory and analysis at University of Vienna
http://www.ejumpcut.org/archive/jc45.2002/robnik/robnikbio.html 192 http://www.farocki-‐film.de/
http://en.wikipedia.org/wiki/Harun_Farocki 193 http://andrei-‐ujica.com/
http://en.wikipedia.org/wiki/Andrei_Ujic%C4%83 194 http://en.wikipedia.org/wiki/Vil%C3%A9m_Flusser 195 Flusser, V., Towards a philosophy of photography. London: Reaktion Books Ltd. Oorspronkelijk verschenen 1983 in
het Duits als Für eine Philosophie der Fotografie Göttingen. European Photography Andreas Müller-‐Pohle. In 2007 is het boek in het Nederlands vertaald als Filosofie van de fotografie. Uitgeverij IJzer, ISBN 9789086840113. Besproken in:” Als een beeld ‘ik’ zegt...Het dialogische betekenisvormingsproces van het publieke beeld”, Anke Coumans (2000).
55
De beelden zijn volgens Flusser niet werkelijk, ze worden werkelijk. Flusser noemt deze toestand “post-‐histoire”, een toestand waarin beelden als een soort voodoomagiër magische kracht uitoefenen, waarmee beelden werkelijk worden. Het beeld heeft volgens Flusser vanwege zijn grote gelijkenis met de werkelijkheid de neiging om zich tussen de mensen en de werkelijkheid in te plaatsen, waardoor de werkelijkheid uit het zicht verdwijnt. 196 Vanwege zijn benadrukking van de gelijkenisrelatie lijkt het alsof Flusser vooral spreekt over het soort beelden dat wij afbeeldingen of illustratieve beelden noemen: beelden waarin we iets kunnen herkennen. Het magische aspect van het beeld geldt echter voor alle beelden, ook voor de niet ‘door apparaten geproduceerde’ beelden. Het meest bekende magische beeld in de christelijke cultuur is het Gouden Kalf.197 Ik kom hier later op terug. Je kunt je afvragen of fictie in staat is realiteit te verschaffen en op welke wijze. En wat heeft dat te maken met de vorm van de documentaire als zodanig? Het probleem schuilt zich af achter de vraag hoe beelden, uitspraken en tekens nieuwe werelden creëren en mogelijk maken. Het gaat er niet langer om dat de werkelijkheid zich in het beeld laat zien, maar meer andersom: welke invloed heeft het beeld op de realiteit? Dit probleem wordt door Hannah Arendt (1906-‐1975 ) 198 erkend in “De banaliteit van het kwaad”. Na grondige analyse definieert zij de leugen als een van de creatiefste politieke krachten. De realisatie van fictie heeft echter ook een wezenlijk duistere kant. De nazipropaganda met haar paranoïde hersenspinsels werd stap voor stap naar de realiteit omgezet. Ook in het boekje “De kunst van het liegen” uit 1944 wordt gesteld dat hoe grover en onbeschaamder de leugen, hoe meer de wereld geneigd is deze te geloven. In “Mein Kampf “schrijft a.h. dat de meest schaamteloze leugen altijd een spoor achter laat, zelfs indien zij is weerlegd. 199 De geschiedenis heeft bewezen dat de leugen inderdaad een krachtig instrument is waarmee de massa beïnvloed kan worden. Fictie stelt ook productieverhoudingen voor die in economische en sociale omgevingen zijn doorgedrongen. Een interessante manier om de werking van fictie op de realiteit te analyseren is onderzoek te doen naar productieverhoudingen in de media. Een goed voorbeeld hiervan is de blockbuster Titanic, temeer omdat volgens Drehli Robnik een blockbuster juist een perspectief van beelden biedt die de sociale betrekkingen weerspiegelt. Alan Sekula heeft hiernaar in zijn werk “Titanic’s Wake” onderzoek gedaan
196 Vilém Flusser -‐-‐ Television Image and Political Space in the Light of the Romanian revolution
https://www.youtube.com/watch?v=QFTaY2u4NvI 197 “Als een beeld ‘ik’ zegt...Het dialogische betekenisvormingsproces van het publieke beeld”, Anke Coumans (2000).
http://nl.wikipedia.org/wiki/Exodus_(boek) http://nl.wikipedia.org/wiki/Gouden_kalf 198 http://nl.wikipedia.org/wiki/Hannah_Arendt 199 “De kunst van het liegen, Een korte handleiding voor beginners en meergevorderden in de ingewikkelde kunst van het liegen met een keuze uit de meest op den voorgrond tredende voorbeelden van de hand der wereldbeheerschers”, door a. hitler en j. goebbels, Gedrukt voor den Britschen Voorlichtingsdienst door de Landsdrukkerij, Londen (1944)
56
en maakte op verschillende manieren de klassenverschillen maar ook de gevolgen voor de lokale bevolking duidelijk. De film “Titanic” is opgenomen in Mexico omdat de lonen van de Mexicanen aanzienlijk lager liggen dan in Hollywood. Als locatie voor de filmopnames kiest men voor het vissersdorp Popotla, waar de bevolking in armzalige hutjes van golfplaten daken en multiplex muren leeft. Speciaal voor de film wordt hier het grootste zoetwaterbekken van de wereld gebouwd, terwijl het dorp nog niet eens over stromend water beschikt. Bij het maken van foto’s van de vissershutjes neemt Sekula een standpunt van bovenaf in, zodat neergekeken wordt op de onderklasse, net zoals in de film gebeurt, net zoals in het echte leven. Het schip daarentegen fotografeert hij van onderaf om op te kijken naar de rijke bovenlaag. Sekula laat in zijn fotoserie zien dat door de filmopnames de leefomgeving van de bewoners drastisch is veranderd. Door het wegstromende water naar de zoetwaterbeek van de Titanic-‐set is het zoutwatergehalte van het meer zo sterk gedaald, dat de dorpsbewoners in hun bestaan als schelpenvissers bedreigd worden. Fictie is feit geworden omwille van een film, die $ 1,845 miljard heeft opgeleverd . . . Maurizio Lazzarato 200 gelooft dat de realisering van fictie een mogelijkheid biedt tot realisatie van realiteit. Want wanneer het ergste kan worden gerealiseerd, waarom dan ook niet het beste? Daarom kunnen documentarische beelden ontwerpen worden van een werkelijkheid, hoe ze worden moet. De realiteit wordt dan naar haar afbeelding gevormd en niet omgekeerd. Het is niet voor niets dat het documentaristische beeld vaak ingezet wordt voor propagandadoeleinden. De documentaire “Them” (2007) 201 van Artur Zmyewskis (1966) 202 bevat een sociaal experiment. Op een fabrieksetage ondergaan drie groepen uit de Poolse samenleving een interactieve therapie. De groepen bestaan uit jonge linkse socialisten, nationalistische Poolse jeugd en Katholieke dames van middelbare leeftijd. Eerst wordt iedere groep gevraagd hun symbolen op een groot stuk papier te tekenen. Er ontstaan afbeeldingen van kerken, politieke, nationale en vrijheidssymbolen. In de 2e fase kan iedere groep de afbeeldingen van de andere groepen naar eigen goeddunken veranderen. Het proces verloopt van hoffelijk en empathisch bij aanvang van de therapie tot overschilderen, vernietigen, werk in brand steken en het kapot knippen van T-‐ shirtjes aan het eind van de laatste sessie. Uiteindelijk moet iedereen de dampige ruimte verlaten vanwege gevaar voor de eigen veiligheid. De film laat meedogenloos zien hoe snel een geciviliseerde groep mensen in verval raakt en uiteindelijk in een soort burgeroorlog terechtkomt. “Them” toont verder aan dat de therapie mislukt is en de 200 http://fr.wikipedia.org/wiki/Maurizio_Lazzarato
http://mitpress.mit.edu/authors/maurizio-‐lazzarato 201 http://artmuseum.pl/en/filmoteka/praca/zmijewski-‐artur-‐oni 202 http://nl.wikipedia.org/wiki/Artur_%C5%BBmijewski
57
politieke contrasten zelfs groter zijn geworden. Zmyewski laat zien dat de materiële en ideologische kloof te groot zijn om te lijmen en dat zowel kunst als documentaire hier niet toe in staat zijn gebleken. Het project is op internet te zien en beslist de moeite van het bekijken waard. 203 Ik denk echter dat hieraan een vervolgexperiment zou moeten worden toegevoegd waarbij het eerste experiment grondig geanalyseerd wordt. In de eerste sessie is immers duidelijk te zien waar de zwakke plekken van de mensheid liggen. Door hierop in te zoomen en de dialoog aan te gaan, zou er gewerkt kunnen worden aan een verbroedering tussen alle partijen. Etymologisch verwijst het Latijnse “authenticus” naar het Griekse “authenties” dat heer maar ook geweldhebber betekent. Het zwaartepunt van deze betekenis ligt in de activiteit die iets “uit eigen geweld volbrengt”. Sinds 1800 treedt een andere betekenis op de voorgrond. Authenticiteit betekent dan het spiegelgetrouw afbeelden van de realiteit. Het betekent ook het waarheidskarakter van de afbeelding. Het referentiekader tussen object en representatie wordt steeds belangrijker. In de 20e eeuw wordt het begrip echter ook steeds meer op personen betrokken. Politiek wetenschapper Thomas Noetzel (1957) 204 komt tot een punt wat steeds meer ook in de documentarische theorie getrokken wordt. “Authenticiteit is een politiek onbevochten legitimatiefiguur en daarmee ook een politiek strijdbegrip”. “Het leven, wie es ist” van Vertov is daar ver van verwijderd. Het toont ons in plaats daarvan de werkelijkheid van een wil tot macht, waarin authenticiteit via documentarische beelden bemiddelt. Het leven kan volgens Walter Benjamin geen deel zijn van de kunst want het zijn haar uiterste grenzen. Een werk dat de grenzen van het leven overschrijdt, houdt op kunst te zijn. Er is dan sprake van pure gelijkenis. Kunst kan pas ontstaan als het leven in het werk is stilgelegd of onderbroken wordt. Deze interventie noemt Benjamin het kritische geweld of ook het geweld van de waarheid. Waarheid in plaats van echtheid: kan de documentaire de hem zo eigen “passie van het werkelijke” en de daarmee verbonden paranoia van de authenticiteit opgeven? De documentarische kunst trekt in ieder geval steeds opnieuw grenzen tussen zichzelf en het leven, een smalle linie, om gelijkenis en waarheid uit elkaar te halen. Een bijna onwaarneembare grens die ons laat zien dat het enige wat in de documentaire ontegenzeglijk waar is, een onmogelijkheid voorstelt: de onmogelijkheid van een overeenstemming van leven en beeld, de onmogelijkheid ook van documentarische echtheid. Deze grens is niet echt, ze is werkelijk, precies zoals in de film “Medium Cool” is weergegeven. De documentaire functioneert enerzijds als een representatie van menselijk bepaalde conventies en regels en heeft daarom ook te maken met stevig ingebedde 203 http://artmuseum.pl/en/filmoteka/praca/zmijewski-‐artur-‐oni 204 http://de.wikipedia.org/wiki/Thomas_Noetzel
58
heerschappijverhoudingen. Het daaruit voortkomende documentarische beeld is van menselijke interesse doordrongen en bedrijft een politiek die zich op waarheid beroept. In dit perspectief wordt het documentarische beeld tot werktuig van de macht. Zoals reeds eerder is genoemd, heeft Michel Foucault deze constellatie als politiek van de waarheid beschreven en uitgelegd als een mechanisme, dat een onderscheid mogelijk maakt van ware en valse verklaringen en de modus vastlegt waarin het bekrachtigd wordt. De beeldtaal van de documentaire is door haar waarheidsaanspraak voorbestemd om als machtsinstrument te functioneren.
Documenten als zodanig worden dus volgens historische en administratieve methodes geproduceerd die nauw verbonden zijn met macht, bestuur en controle. De documentarische vorm kent echter ook nog andere methodes om kracht en macht te organiseren. Ze kan de taal van de dingen inschakelen in plaats van zich in machtsverhoudingen in te passen. Bij het inzetten van machtsverhoudingen volgt het documentarische beeld de logica van de potestas, een autoritaire macht, die onderwerpt en heerst; in het andere geval de logica van de potentia, die naar het scheppende potentieel verwijst. In het teken van de potestas draagt het documentarische beeld de sporen van heerschappij, in het teken van potentia wordt het een werktuig van de creatieve macht.
59
In het eerste geval volgt het een logica van de representatie. In een teken bewust tot een taal georganiseerd die erkent, beschrijft, indeelt en ordent. In het tweede geval beschrijft het niets, maar wordt het zelf productief, maakt en draagt nieuwe krachtsverhoudingen, effecten en energieën aan. Benjamin stelt dat als de taal oorspronkelijk productief was en dat door haar een wereld gemaakt wordt, dan gaat het bij de documentarische vorm als potentie minder daarom de wereld af te beelden zoals zij is, maar veel meer om het erkennen van hoe de wereld eruit zou kunnen zien en hoe dit gerealiseerd kan worden. Beide polen zijn niet radicaal van elkaar gescheiden maar gaan in elkaar over. De documentaire verankert haar conventies in de wereld van potestas, de autoritaire macht, die de verhouding van de beelden tot de dingen regelt en die door de beelden heen regeert. Haar productiviteit daarentegen verankert ze in de wereld van potentia, de creatieve en scheppende macht die in staat is een wereld naar een beeld te maken. Met de komst van digitale technieken, verspreidingsmogelijkheden en de camcorderrevolutie is de sociale droom van Vertov gerealiseerd om productieverhoudingen door middel van een beeldtaal optisch te verbinden om zodoende wereldwijd begrip te krijgen. Dankzij social media immers zijn mensen ondertussen wereldwijd met elkaar verbonden en landsgrenzen en sociale klassen naar de achtergrond gedreven. Mainstreamdocumentatie en opdrachten van de overheid hebben de eisen veranderd met als gevolg dat door nieuwe productievormen op huiscomputers de nadruk is komen te liggen op het realiseren van docutainment en affectieve werkingen voor het grote publiek. Pamperen is het huidige parool. De omvang van een nieuw soort beeldproductie tekent zich hiermee af. Met de in dit hoofdstuk genoemde voorbeelden raken we aan het probleem van de representatie van gebeurtenissen. Het is kennelijk (nog) niet mogelijk om historische gebeurtenissen in exacte, waarheidsgetrouwe beelden weer te geven. Als we de Tweede Wereldoorlog als voorbeeld nemen en nagaan hoeveel minutieus gedetailleerde informatie en beeldmateriaal er voorhanden is, blijven er toch nog veel vragen open met betrekking tot de ethische en politieke betekenis van de genocide. Auschwitz laat zien dat er zelfs nog sprake is van leven in de meest bizarre omstandigheden, een leven “beyond dignity and responsibility”, daar waar de Jood in een Muzelman is veranderd, in een levende dode. “And we will not understand what Auschwitz is if we do not first understand who or what the Muselmann is,”, aldus Agamben in zijn “Remnants of Auschwitz” .205 Zijn onderzoek laat zien dat de Muzelman de drempel is van een nieuwe ethiek, een ethiek van een vorm van leven dat begint daar waar waardigheid eindigt. De restanten
205 http://staff.akbild.ac.at/freudmann/geschichtspolitik/reading-‐group/Agamben-‐Remnants-‐of-‐Auschwitz.pdf ,
blz. 52
60
van Auschwitz, de getuigen, zijn niet de doden en niet de levenden, ze zijn wat onder hen blijft. 206
“Something happened there to which we cannot reconcile ourselves. None of us can.” Hannah Arendt 207 Beelden zijn dus niet in staat om gebeurtenissen exact te vangen en weer te geven. Er is daar iets gebeurd … Volgens Vilém Flusser kunnen we de wereld op twee manieren bekijken, door middel van beeld en door middel van lineair writing. Elk beeld is sterk imaginair geladen. Met behulp van een beeld kan men even uit de wereld stappen en de wereld van buitenaf bekijken. Mensen gebruiken de ervaring van de buitenwereld echter om zich te oriënteren in het beeld. Het beeld wordt dan de concrete realiteit in plaats van de echte wereld die illusionair wordt. De relatie tussen de ervaringswereld en de imaginaire wereld wordt hiermee omgedraaid. Doel van het beeld is in feite de werkelijkheid te verbergen. Toen men zich hiervan bewust werd, is lineair writing uitgevonden. Zodoende kon men de beelden verklaren en een visie ontwikkelen. De westerse geschiedenis begint dan ook met lineair writing. Daarvoor waren er geen events en dus ook geen historie. Door lineair writing konden events gecreëerd worden. Beelden namen revanche en gingen als illustratie infiltreren in de tekst. Dit had tot gevolg dat de verbeelding meer conceptueel werd en het conceptuele denken meer imaginair. De ingebruikname van de drukpers zorgde ervoor dat de tekst het beeld in zijn geheel overwon met de Verlichting als overwinning. Flusser ziet twee visies: een scènische visie waarbij sprake is van een magisch, mythisch bewustzijn waarin dingen gebeuren, happenings. Een happening is het resultaat van een toeval die noodzakelijk is geworden en zich steeds herhaalt. Hij noemt als voorbeeld de kroning van een nieuwe koning als de oude koning is gestorven. In de procesmatige visie is alles een event met een oorzaak dat een gevolg oplevert en waarbij er niets is dat zich herhaalt. Een voorbeeld hiervan is het maken van wetten door de regering. Het politieke bewustzijn is een rationele aangelegenheid en altijd gericht tegen beelden. Televisie daarentegen is antipolitiek, juist vanwege de beelden. Foto’s maken van events happenings die teruggezet worden in de geschiedenis (memory of history). De beelden worden gebruikt om historische gebeurtenissen te documenteren. Sinds de camera is gecodeerd, komt hierbij het probleem van de 206 http://www.brynmawr.edu/bmrcl/Fall2002/Agamben.html 207 http://www.brynmawr.edu/bmrcl/Fall2002/Agamben.html
61
subjectiviteit om de hoek kijken. Als je vanuit de politiek terugstapt in het beeld, heb je geen point of view. Deze is opgelost. Elk event heeft talloze point of views, waarvan er geen een correct is. Je kunt ze dan het beste gaan verzamelen. Hoe meer beelden je hebt, hoe beter en completer het beeld wordt. Het probleem is hoeveel point of views men kan verzamelen. Doel was dat het beeld de politiek zou gaan documenteren, dat de politiek zou worden opgenomen in het beeld. Het is echter het beeld dat een inhoudsloos event veroorzaakt. Dat maakt dat Flusser zich opwindt over de representatie van de gebeurtenissen in Roemenië. Wat er werkelijk gebeurde is dat de beelden magisch waren, bedoeld om sympathie op te wekken. Politieke redenen hadden hier geen geldigheidswaarde. Er is geen werkelijkheid achter het beeld. Er is realiteit in het beeld. Daarom kunnen de gebeurtenissen in Roemenië geen geschiedenis zijn omdat politieke redenen hier niet van toepassing zijn. Dat is het resultaat van het beeld. Het is dan ook de vraag hoe we het beeld kunnen rechtvaardigen. Er bestaan immers geen criteria voor post-‐historie. Ook is er geen filosofie over de kracht van het beeld. 208
“Beschwörung will das negative Gegenbild der Schöpfung sein.” Walter Benjamin 209 Het traditionele waarheidscredo van de documentaire maar ook van de representatie van gebeurtenissen via beelden werkt dus niet meer. Een nieuwe theorie van de documentarische vormen is dan ook noodzakelijk. Want zowel de verbinding van mensen en machines maar ook de betrekking van het beeld en de wereld zijn radicaal veranderd. Productieverhoudingen en sociale structuren zijn veranderd door de komst van internet. Bovendien is de informatievoorziening door het digitale verkeer internationaal geworden. De computer heeft eveneens gezorgd voor nieuwe soorten werk en flexibelere arbeidsverhoudingen. Documentaires kunnen die nieuwe sociale structuren begrijpelijk en transparant maken door hierop te anticiperen en een nieuwe vorm te ontwikkelen om de werkelijkheid weer te geven. Deze vorm kan zorgen voor een revolutie in de geschiedenis van de documentaire. 208 Vilém Flusser -‐-‐ Television Image and Political Space in the Light of the Romanian revolution
https://www.youtube.com/watch?v=QFTaY2u4NvI
209 Willem van Weelden in Metropolis M 2003-‐3
http://metropolism.com/magazine/2003-‐no3/bezwering-‐tegen-‐beeld/
62
Hoofdstuk 4 Storytelling 210, part of the record An emancipated community is in fact a community of storytellers 211 . . .
Na de vervagende grenzen van Cramerotti en de gekleurde waarheid van Hito Steyerl is het tijd om aan te komen bij het verhaal zelf en bij degene die het verhaal ontvangt. Welk licht laat het verhaal schijnen op de fenomenen documentaire en de waarheid en hoe gaat de ontvanger ermee om? Eerst even wat Wikipediafeitjes voor iets meer achtergrondinformatie over het verhaal: Een verhaal is een weergave van werkelijke of fictieve gebeurtenissen. Volgens het etymologisch woordenboek gaat het om het “terughalen van woorden” 212. Vanuit dat perspectief bekeken is het niet zo vreemd wanneer een verhaal geschiedenis wordt genoemd. Daar komt nog bij dat in het Latijn historia zowel "geschiedenis" als "verhaal" betekent. Het gaat er in een verhaal niet om de pure essentie van iets over te dragen, zoals feitelijke informatie of een verslag. Een storyteller zuigt een verhaal in zich op, om het daarna weer uit te spuwen door het aan anderen te vertellen. De sporen van de storyteller kleven aan het verhaal zoals de handafdrukken van de pottenbakker zijn ingebakken in de lemen vaas. 213 Een volksverhaal of -‐vertelling is een verhaal dat afkomstig is uit de mondelinge traditie. De betekenis “vertellen” is ontstaan uit “verhalen”. Narratologie 214 houdt zich bezig met de structuur van verhalen en beslaat ook het terrein van de verhaal-‐ en verteltheorie. Het is strikt beschouwd een subcategorie van 210 Ik gebruik bewust het Engelse woord storytelling omdat ik gevoelsmatig vind dat het Nederlandse woord voor
verhalen vertellen de lading niet dekt. Het Engelse storytelling omvat veel meer dan slechts het vertellen van een verhaal. Het gaat ook om het verzamelen van verhalen en het vormen van verhalen (in vaktermen: de VVV van verhalen). Bovendien is het fenomeen storytelling te onderscheiden in Corporate Storytelling (een gemaakt verhaal) en Organizational Storytelling (een authentiek verhaal). Bron: http://www.thestoryconnection.nl/ 211 Jacques Rancière, “The Emancipated Spectator”, 212 http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/verhaal 213 Benjamin, Walter, De verteller. Beschouwingen over het werk van Nicolai Leskov. http://tijdschriftraster.nl/over-‐ het-‐vertellen/de-‐verteller-‐beschouwingen-‐over-‐het-‐werk-‐van-‐nicolai-‐leskov/ 214 Het doel van narratologie is de onderliggende structuren van verhalen bloot te leggen, bijvoorbeeld in termen van hoe ze verteld worden (verschillende plot-‐structuren, verschillende genres, verschillende vertelniveaus), door wie ze verteld worden (verschillende soorten vertellers en vertelperspectieven), welke soorten personages erin voorkomen en welke functies deze personages vervullen, etc. In haar boek Narratology: Introduction to the Theory of Narrative (2nd edition, 1997. Toronto: Toronto University Press), definieert de Nederlandse literatuurwetenschapper Mieke Bal (1946) narratologie als volgt: “Narratology is the theory of narratives, narrative texts, images, spectacles, events; cultural artifacts that ‘tell a story.’ Such a theory helps to understand, analyse and evaluate narratives” . Narratologie gaat dus niet alleen over literair verhalende teksten, maar over alle culturele objecten waarvan gezegd kan worden dat ze op de één of andere manier een verhaal vertellen. http://cf.hum.uva.nl/benaderingenlk/lw/narra/lw-‐narra-‐index.htm http://nl.wikipedia.org/wiki/Mieke_Bal http://nl.wikipedia.org/wiki/Mieke_Bal
63
het structuralisme die zich specifiek bezighoudt met het systematisch bestuderen van verhaalconstructies. De term narratologie is voor het eerst gebruikt in 1969 door de Europeaanse schrijver, essayist, wetenschapper en filosoof Tzvetan Todorov (1939) 215. Structuralisten, een interdisciplinaire groep intellectuelen binnen de sociale wetenschappen en de filosofie, stellen dat zich in het onbewuste van de mens uitgebreid functionerende culturele symboolsystemen bevinden die het leven van alledag in grote mate bepalen. De bloeitijd van het structuralisme 216 vond plaats in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. De Zwitserse taalwetenschapper Ferdinand de Saussure (1857 -‐ 1913)217 heeft de basis gelegd voor de structuralistische taalfilosofie. Hij ziet taal als een systeem van structuren en symbolen en het zijn juist deze structuren en symboolsystemen die de structuralisten nader willen onderzoeken. In diezelfde eeuw maakt Claude Lévi-‐Strauss (1908 -‐ 2009) 218 furore met zijn structuralistische benadering in de antropologie. Lévi-‐Strauss ontdekt de analogie tussen binaire taalstructuren en binaire samenlevingsstructuren zoals die al door Durkheim (1858 –1917)219 en Mauss (1872 -‐ 1950)220 werden beschreven. Hij kwam deze overeenkomst op het spoor door systematisch de gewoontes van bepaalde stammen te beschrijven aan de hand van taalkundige tegenstellingen en transformaties in de gesproken taal. 221 Vervolgens begon hij deze ideeën toe te passen op zijn onderzoek naar de verwantschapsstructuren in deze primitieve samenlevingen. Volgens Lévi-‐Strauss was het niet mogelijk om deze structuren te bestuderen door alleen naar de beschikbare direct waarneembare data te kijken. Men moest deze, in navolging van De Saussure, ook zien als een reeks van symbolische relaties en deze als zodanig bij het onderzoek betrekken. Lévi-‐Strauss vond dat culturele verschijnselen het best begrepen konden worden door tegenstellingen in kaart te brengen. Een voorbeeld: leven en dood zijn twee conflicterende verschijnselen. De rituelen bij de omgang met sterfte zijn bij iedere cultuur verschillend. De grondstructuur, leven/dood, is universeel, de manier waarop men hiermee omgaat, het ritueel, is cultuurafhankelijk. Een van de voorgangers van Lévi-‐Strauss is de Schotse antropoloog J.G. Frazer (1854 — 1941) 222. Frazer presenteert in zijn boek“The Golden Bough, a study in magic and religion” (1890–1915) een monumentaal overzicht van thema's die in de mythologieën en de gebruiken van volkeren over de gehele wereld steeds terugkeren.
215 Todorov is een Bulgaars-‐Frans Franstalig schrijver. Hij noemt zichzelf altijd Europeaan. Bron: Wikipedia.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Tzvetan_Todorov 216 http://nl.wikipedia.org/wiki/Structuralisme_(sociale_wetenschap) 217 http://nl.wikipedia.org/wiki/Ferdinand_de_Saussure 218 http://nl.wikipedia.org/wiki/Claude_L%C3%A9vi-‐Strauss 219 http://nl.wikipedia.org/wiki/%C3%89mile_Durkheim 220 http://nl.wikipedia.org/wiki/Marcel_Mauss 221 Kurzweil, Edith, The Age of Structuralism, p. 7 222 http://nl.wikipedia.org/wiki/James_George_Frazer
64
Een van de meest invloedrijke taalwetenschappers van de 20e eeuw is de Amerikaanse Avram Noam Chomsky (1928). 223 Chomsky, tevens mensenrechtenactivist, is grondlegger van de generatieve taalkunde. Generatieve taalkunde omvat een aantal theorieën binnen de taalkunde op het gebied van fonologie (betekenisonderscheidende klanken), morfologie (woordvormen) en syntaxis (zinsbouw). Chomsky begon zich af te zetten tegen de structuralistische taalkunde. Volgens hem is taalkunde geen sociale of toegepaste wetenschap, maar een natuurwetenschap. Hij vindt dat het doel van taalkunde is om de wijze waarop het taalvermogen in de menselijke geest werkt, te verklaren en niet hoe deze tot uiting komt, zoals de structuralisten menen. Hij gaat er vanuit dat het taalvermogen van de mens is aangeboren en niet aangeleerd. Dit zou de vele overeenkomsten tussen verschillende talen verklaren. Kunstenaars kunnen met hun expertise van onschatbare waarde zijn bij zo’n onderzoek en generatieve wetenschappers op dit gebied op waardevolle wijze ondersteunen. Het werk van de Franse literatuurcriticus en -‐theoreticus Roland Barthes heeft grote invloed gehad op het poststructuralisme dat zich heel sterk richt op een spel met taal waarbij taal niet meer wordt gezien als communicatiemiddel, maar meer als een spel van structuren en variaties 224. Na jaren in de ban te zijn geweest, ziet het er naar uit dat storytelling weer “mag” in de kunst. De lange golftheorie van Kondratieff 225 lijkt ook hier zijn gelijk te bewijzen. In de loop van de tijd is er een verscheidenheid aan vormen van storytelling ontstaan. Van oraal naar schrift, van analoog naar digitaal, film, televisie, spel, app, noem maar op. Anno 2014 zijn we in de wereld van het transmediale storytellen beland. Dit houdt in dat er een basisverhaal is, dat via diverse kanalen wordt verteld. De kracht van het medium bepaalt hoe het verhaal verteld wordt. Het publiek kan zelf kiezen voor het medium waarmee hij of zij het verhaal wil horen. Het is niet per se nodig om alle kanalen te volgen om het verhaal te kunnen begrijpen. Men kan individueel en autonoom kiezen voor het passief lezen van een verhaal of het verhaal actief leren kennen en er aan meedoen door b.v. het spelen een spel in een virtuele omgeving. Transmediale projecten werken graag vanuit een mythe. Vanuit dit vertrekpunt is men onafhankelijk van b.v. platformen, doelen en soorten publiek. Beginnen met zo’n onafhankelijk verhaal of ‘natural story’ is sterk, omdat er dan een kern bestaat die in alle vrijheid goed kan worden uitgediept.226
223 Tussen 1980 en 1992 was Chomsky de op zeven na meest geciteerde auteur in wetenschappelijke tijdschriften,
na Marx, Lenin, Shakespeare, Aristoteles, de bijbel,Plato en Freud. Speech!. The Pennsylvania Gazette, juli/augustus 2001. URL bezocht op 8 november 2006 (bron: Wikipedia). http://web.mit.edu/newsoffice/1992/citation-‐0415.html http://www.liesbethkoenen.nl/wp/wp-‐content/uploads/Dubbelportret-‐Chomsky.pdf 224 http://www.belgiumishappening.net/home/interviews/luk-‐van-‐den-‐dries-‐toneelstof-‐80 blz. 8 225 Kondratieff heeft ontdekt dat zich binnen de economie al durende anderhalve eeuw bepaalde constante golfbewegingen voordeden met hoogte-‐ en dieptepunten die elk een periode van zo’n 50 jaar bevatten. http://nl.wikipedia.org/wiki/Nikolai_Kondratieff 226 http://www.frankwatching.com/archive/2012/06/11/transmedia-‐omvangrijke-‐stap-‐in-‐evolutie-‐ storytelling/#more-‐162016
65
Het vertellen van verhalen is al zo oud als de weg naar Rome en zit diepgeworteld in het sociale gedrag van de mens. Verhalen werden mondeling aan elkaar doorgegeven. In primitieve tijden had de verhalenverteller in een clan of stam de functie van entertainer, leraar en historicus. In de loop van de tijd veranderen mondelinge verhalen als een meanderende rivier dat het landschap transformeert. Bovendien wordt de inhoud van verhalen beïnvloed door de manier waarop zij verteld worden. Walter Benjamin schrijft in zijn essay “The Storyteller” 227 dat het vertellen van verhalen een ambachtelijke vorm is, anders dan b.v. objectieve nieuwsreportages. Verhalen hebben een oorsprong en de vorm die ze aannemen hebben een bepaalde betekenis. Volgens Benjamin is de kunst van het vertellen een aflopende zaak door de opkomst van de roman. Maar de grootste bedreiging van het uitsterven van het vertelde verhaal is volgens hem al begonnen sinds de eerste wereldoorlog, toen soldaten “met stomheid geslagen” van het slagveld terugkeerden.228 Er was immers niets meer te vertellen dat ook maar enige waarde had. De oorlog had de mensen armere ervaringen opgeleverd in plaats van rijkere, zoals we in het vorige hoofdstuk al hebben gezien. Vertellen over ervaringen, een substantieel onderdeel van storytelling, is geen probleem, maar oorlogservaringen, wantoestanden, martelingen, die er voor zorgen dat alle zintuigen tegelijkertijd worden ingezet maken het onmogelijk om een ervaring te creëren en zorgen voor het snoeren van de mond, voor het ontberen van een beleving. De ervaring is door zijn spektakel vervangen geworden. Als Benjamin gelijk heeft met zijn stelling dat het vertellen van verhalen een aflopende zaak is, hoe kan Rancière (1940)229 dan zeggen dat “een geëmancipeerde gemeenschap een gemeenschap is van verhalenvertellers”? En wat bedoelt hij hier precies mee? En hoe zit het dan met de objectieve waarheid en de realiteit? Want de uitspraak van Rancière lijkt haaks te staan op de visie van Benjamin. Laten we kijken naar Roland Barthes, die in 1967 een essay publiceert, getiteld "La mort de l'auteur" 230. Hij schrijft hierin dat een tekst niet ontstaat tijdens het schrijven, maar pas tijdens het lezen. Dit staat in schril contrast met eerdere zienswijzen toen de auteur nog een belangrijke autonome status had.
227 Benjamin, Walter, De verteller. Beschouwingen over het werk van Nicolai Leskov. http://tijdschriftraster.nl/over-‐
het-‐vertellen/de-‐verteller-‐beschouwingen-‐over-‐het-‐werk-‐van-‐nicolai-‐leskov/
228 Benjamin, Walter, De verteller. Beschouwingen over het werk van Nicolai Leskov. http://tijdschriftraster.nl/over-‐
het-‐vertellen/de-‐verteller-‐beschouwingen-‐over-‐het-‐werk-‐van-‐nicolai-‐leskov/ 229 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jacques_Ranci%C3%A8re 230 http://tijdschriftraster.nl/roland-‐barthes-‐een-‐keuze-‐uit-‐zijn-‐werk/de-‐dood-‐van-‐de-‐auteur/
http://artsites.ucsc.edu/faculty/Gustafson/FILM%20162.W10/readings/barthes.death.pdf
66
Barthes stelt dat de lezer tijdens het lezen zelf kan bepalen hoe hij de tekst leest en interpreteert. Hij maakt zijn eigen verhaal. Dit is echter pas mogelijk als de auteur uit het beeld verdwijnt. De autoriteit van een auteur zorgt er immers voor dat de lezer de interpretatie van de auteur dwingend opgelegd krijgt. Mensen begrijpen een verhaal gemakkelijker wanneer ze erbij betrokken worden. Een ander belangrijk voordeel van publieksparticipatie is dat er een dialoog wordt aangegaan met het publiek. Het verhaal wordt bovendien verder ontwikkeld vanuit meerdere perspectieven. Er kan worden ingespeeld op de kritische massa. Het verhaal wordt ook sneller met anderen gedeeld, zoals duidelijk te zien is in de social media.231 Barthes heeft met zijn tekst overigens gezorgd voor een revolutionaire ommekeer in de media-‐ en literatuurwetenschappen en een verschuiving teweeg gebracht van de gesloten autoriteit van de auteur naar de autonome vrijheid en mondigheid van de lezer. Zijn essay wordt daarom beschouwd als een van de eerste belangrijke post-‐ structuralistische werken. Opgemerkt dient te worden dat Barthes vanaf zijn boek S/Z, waarin hij op post-‐ structuralistische wijze het korte verhaal Sarrasine van Balzac analyseert, afstand neemt van de semiologie en het structuralisme en zelfs van het neo-‐marxisme. Het is daarentegen verbazingwekkend hoe zijn boeken daarna een veel preciezere micro-‐ politieke analyse laat zien, zoals b.v. zijn boek “L’Empire des Signes” over Japan, het land van het schrift. 232 In 2009 en 2010 was er een reizende tentoonstelling “The Storyteller”, onder leiding van Independent Curators International (ICI) met Claire Gilman and Margaret Sundell als curatoren. Met name Documenta XI van Okwui Enwezor heeft aan de grondslag van deze expositie gelegen. Het concept van de tentoonstelling bestaat uit het feit dat hedendaagse kunstenaars in de laatste paar decennia steeds vaker narratieve technieken gebruiken om transformatieve gebeurtenissen weer te geven. Met transformatieve gebeurtenissen worden gebeurtenissen bedoeld waarbij onbewust aangenomen betekenissen en waarden herkend worden en waarbij vorm gegeven wordt aan betekenis en gedrag. Opvattingen en gewoonten die voorheen vanzelfsprekend waren, worden nu doorbroken. 233 Gaan we even terug naar 1936 waarin Walter Benjamin voorziet dat de kunst van het vertellen van verhalen een aflopende zaak is. Hij bevroedde dat storytelling vervangen zou worden door nieuwe vormen van journalistiek en massamedia, zoals nieuwsfeiten en fotojournalistiek, die in plaats van epische waarheden en gedeelde wijsheden, verifieerbare en onmiddellijk te behappen feiten benadrukken. Genoemde expositie richt zich precies op het gebied achter deze dichotomie.
231 http://www.frankwatching.com/archive/2012/06/11/transmedia-‐omvangrijke-‐stap-‐in-‐evolutie-‐
storytelling/#more-‐162016 / http://www.youtube.com/watch?v=6gyHm56px6Q Dutch insights on transmedia. 232 http://www.taalfilosofie.nl/denker/barthes/werk/14 233 http://sschouwenaars.com/tag/transformatief-‐leren/
67
Volgens de curatoren zijn verschuivingen binnen de esthetische realiteit nooit volledig te verklaren door de gebeurtenissen in de wereld. Anderzijds is het moeilijk om de recente artistieke documentaires niet te verbinden met de druk van de snelle, vaak gewelddadige veranderingen van de laatste decennia, van het uiteenvallen van de Sovjet-‐Unie, tot het uitbreken van de oorlog in Irak, van de Arabische Lente tot de revolutie in Oekraïne. Geëngageerde kunstenaars zijn in toenemende mate op zoek naar nieuwe perspectieven voor de wereld rondom hen heen en leggen in hun kunst de nadruk op de autonomie van het alledaagse leven. Zij gebruiken het verhaal als voertuig om hun kijk op (actuele) sociale, culturele en politieke gebeurtenissen weer te geven en bouwen hiermee voort op het postmodernisme. Basisprincipes van het modernisme, zoals abstrahering, conceptualisering, expressiviteit en surrealiteit, waarbij een verhalende en figuratieve inhoud van het alledaagse “not-‐done” waren, zoals criticus Clement Greenberg (1909 –1994) 234 heeft benadrukt, worden hiermee uitgedaagd. De bewustwording van de eigenzinnige rol van de kunstenaar in de maatschappij zorgt ervoor dat hij zijn taak in een nieuw tijdschema plaatst.235 In het denken van Greenberg zijn er met betrekking tot de verhouding tussen moderne kunst en samenleving een drietal fasen. In de eerste fase (periode 1939-‐1949) stelt Greenberg in zijn essay “Avant-‐garde and Kitsch” 236 dat het industriële kapitalisme vernietigend is voor de cultuur en dat juist de avant-‐garde in staat is aan deze vernietiging weerstand te bieden. In de tweede fase (rond de jaren ’50) meent Greenberg dat de moderne kapitalistische samenleving niet noodzakelijk tot een culturele vervlakking leidt en dat een alliantie tussen de nieuwe opkomende middenklasse en de nieuwe avant-‐gardistische cultuur mogelijk is. Aan het eind van de jaren ’60 stelt hij dat de moderne samenleving inderdaad vernietigend is voor de cultuur, met dien verstande, dat zelfs de avant-‐garde daartegen niet bestand blijkt. “Als het de culturele elite ontbreekt om de kunstenaar te ondersteunen dan zal deze zich onderwerpen aan de conventies van de massacultuur”, waarschuwt Greenberg 237. De positie van Greenberg was echter van meet af aan omstreden. Op het moment dat zijn modernistische kunsttheorie gestalte kreeg, begon de kunstpraktijk datzelfde modernistische paradigma te ondermijnen 238. De kunstenaars in “The Storyteller” streven er niet naar om de objectieve waarheid te ontmantelen of om feiten in te ruilen voor fictie. Zij proberen een authentieke verbinding te maken met de realiteit en willen dat het onvermijdelijke subjectieve karakter van deze verbintenis erkend wordt. Zij gebruiken het verhaal om individuele omstandigheden te koppelen aan gemeenschappelijke geschiedenissen. De waarheid van het verhaal is niet dat van feiten, hoewel het mogelijk is dat specifieke plaatsen en gebeurtenissen onverhoopt tevoorschijn komen, maar dat van ervaringen. 234 http://en.wikipedia.org/wiki/Clement_Greenberg 235 http://belgischekunst.be/2012/09/schoon-‐vervangen-‐door-‐nieuw-‐modernisme/ 236 http://www.sharecom.ca/greenberg/kitsch.html 237 http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/1295 238 http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/1295
68
Als storytelling een ander soort waarheid toestaat, dan is het nodig te reflecteren op de gebeurtenissen in de wereld om zodoende een nieuwe visie tot stand te brengen. Met behulp van storytelling worden gebeurtenissen of onderwerpen opgepakt, gewogen en opnieuw geformuleerd door de interpretatie van de luisteraar en door elke latere hervertelling. Luisteraar en verteller hebben hierbij een equivalente relatie. Zodoende kan men stellen dat storytelling een fundamenteel gelijkwaardige vorm is. Een vorm van onze tijd, zoals Rancière bedoelt . . . Als we iemand zoeken die vooral bekend is om zijn werken over de menselijke vrije wil en de mens als een verhalend wezen, dan komen we terecht bij de Franse filosoof Paul Ricœur (1913 –2005) 239. Ricœur is van grote invloed geweest op theologen die probeerden het geloof in een geseculariseerde, postmoderne samenleving in te bedden. Hij vraagt zich vaak af hoe de mens als ethisch wezen kan fungeren en de volle verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn daden. Verhalen zijn volgens Ricœur van nature driedelig (story, history, transhistory). Er zijn de verhalen van de ervaring, er is de vorm en er is de perceptie van de luisteraar. Als we dit op een andere manier omschrijven, dan kunnen we storytelling zien als bewegingen: van gebeurtenis naar ervaring è van ervaring naar verhaal è van verhaal naar persoon. Zie hieronder een aangrijpend voorbeeld:
“Wat u successen noemt zijn fouten, wat u als fouten erkent zijn misdaden en wat u verzwijgt zijn rampen.” 240 Rodolfo Jorge Walsh (1927 – 1977) was een Argentijnse schrijver, journalist en activist. Hij gebruikte met name fictie om de waarheid te vertellen. 241 Walsh is vooral beroemd vanwege zijn “Open brief van een schrijver aan de Militaire Junta”. Hij schreef deze brief een dag voor zijn obscure moord. In niet mis te verstane woorden (zie noot nr. 30 met een link naar de aangrijpende inhoud van de brief) klaagt hij Jorge Rafael Videla en zijn junta aan voor de misdaden die zij tijdens de Vuile Oorlog 242 pleegden tegen de mensheid in Argentinië.
239 http://nl.wikipedia.org/wiki/Paul_Ric%C5%93ur 240 http://www.penvlaanderen.be/deploy/index.php/wat-‐doen-‐we/onrechtstreekse-‐steun/pen-‐op-‐
school/schrijvers/rodolfo-‐walsh 241 Claire Gilman en Margaret Sundell, interview met Missing Books (10 augustus 2007), The Storyteller, ISB 978-‐3-‐
03764-‐086-‐9, uitg.: Independent Curators International, New York. 242 Vuile Oorlog: de periode van staatsterrorisme door de militaire dictatuur in Argentinië van 1976 tot 1983. De
militaire junta stond onder leiding van Jorge Videla tot 1981 en daarna van Roberto Viola en Leopoldo Galtieri. Deze junta was verantwoordelijk voor de onwettige arrestatie, marteling, moord of gedwongen verdwijning van duizenden mensen (meestal vakbondsmedewerkers, studenten en andere activisten).
69
In de film “In the last 20 minutes” (2005) reconstrueren Maria Barnas (1973) 243 en Germaine Kuip (1970) 244 de laatste momenten uit het leven van Walsh. In de film wordt zo exact mogelijk de route gevolgd die hij liep door Buenos Aires op de dag dat hij werd vermoord door een doodseskader van Videla. Door het bekijken van de film komt de kijker letterlijk in Walsh’s schoenen te staan en kan hij deze laatste route in het leven van Walsh op een geloofwaardige manier meebeleven. Het resultaat is de onbekende ervaring van zien en niet-‐zien, van weten en niet-‐weten in de laatste momenten van het leven van de schrijver. De Argentijnse regering weigert overigens, zoals in talloze andere gevallen, publiekelijk de dood van Walsh te bevestigen. Dit houdt in dat deze officieel nooit heeft plaatsgevonden. De politieke aanklacht van Walsh is vergelijkbaar met de indrukwekkende noodkreet van Severn Suzuki (1979) 245. Zij confronteert als 12-‐jarig meisje in 1992 de VN-‐top in Rio de Janeiro met serieuze zorgen over de toekomst en de wereldproblematiek. Het meisje daagt de wereldleiders uit om ervoor te zorgen dat hun mooie woorden en beloftes overeenkomen met hun daden en geeft ze een hartekreet mee.
‘If you don’t know how to fix it, please stop breaking it!’ Het is verbijsterend dat veel van haar opmerkingen bijna 20 jaar later nog steeds bijzonder actueel zijn. 246 Vaak wordt gedacht dat storytelling vooral te maken heeft met het ontsnappen uit de werkelijkheid door gebruik te maken van de fantasie. Dit is een misvatting. Het inschakelen van de fantasie kan echter wel een heel goed hulpmiddel zijn om zowel te komen tot een beter of nieuw begrip van de wereld als tot het vormgeven van dit begrip. Zo heeft Tolkien al ontdekt 247 dat fantasie niet ver naast de werkelijkheid staat. Het loopt eerder parallel aan de realiteit. Door gebruik te maken van fantasiewerelden is het mogelijk om een bepaalde afstand te creëren tot gecompliceerde wereldgebeurtenissen en is het gemakkelijker toegang verkrijgen tot die gebeurtenissen. Misschien is dit het waarom sprookjes culturele en nationale grenzen doorkruisen. Deze gemakkelijk toegankelijke vorm met zijn herkenbare vaste grondpatronen, zoals de Russische folklorist Vladimir Propp 248 heeft ontdekt na het analyseren van 100 sprookjes, levert ons een nalatenschap op van het bijzondere en het algemene van conflicten en onze pogingen om deze te begrijpen.
243 http://nl.wikipedia.org/wiki/Maria_Barnas 244 http://www.kunstfort.nl/kunst/geweest/2005/in-‐this-‐colony/barnas-‐en-‐kuip
http://www.germainekruip.com/index.html 245 http://en.wikipedia.org/wiki/Severn_Cullis-‐Suzuki 246 http://futurefuel.nu/if-‐you-‐dont-‐know-‐how-‐to-‐fix-‐it-‐please-‐stop-‐breaking-‐it/ 247 J.R.R. Tolkien, “On Fairy Stories,” in The Tolkien Reader (New York: Ballantine Books, 1966).
http://public.callutheran.edu/~brint/Arts/Tolkien.pdf 248 http://homes.di.unimi.it/~alberti/Mm10/doc/propp.pdf
70
Verhalen genereren verhalen zoals een verteller op zijn beurt weer beïnvloed wordt door de gebeurtenissen die hij of zij heeft gezien, gehoord of ervaren. Dit is de basisvoorwaarde achter het werk “Objects of war” van Lamia Joreige (1972) 249, een beeldend kunstenares en filmmaakster uit Libanon. Haar werk laat zien hoe persoonlijke verhalen de geschiedenis beïnvloeden en onze handelingen en beslissingen bepalen en hoe deze verhalen het mogelijk maken een gelaagde ervaring van de realiteit te creëren. “Objects of war” is een doorlopend videoproject dat begon in 1999 en bestaat uit getuigenissen van de Libanese burgeroorlog. Voor elke video heeft Joreige Libanese inwoners van verschillende leeftijden gevraagd een persoonlijk voorwerp uit te kiezen dat voor hem of haar het beste correspondeert met zijn of haar oorlogservaringen. De enorme variëteit laat de emotionele en psychologische werkelijkheid zien achter de officiële oorlogsgeschiedenis. Meer dan wat dan ook gaat “Objects of war” over een dialoog tussen verschillende generaties. De context filtert de ervaring. Op nagenoeg dezelfde manier versterken de gekozen objecten de beleving van de geïnterviewden. Het lijkt erop dat Walter Benjamin ongelijk had met zijn verwachting dat het vertellen van verhalen geen lang leven meer beschoren was. Integendeel, het is opnieuw in opmars. Deze ontwikkeling is het best te begrijpen binnen het framewerk van een breder gebruik van documentaires in contemporary art, waarin een dringende behoefte wordt gevoeld om te getuigen van onze complexe wereld en het verlangen om deze te begrijpen. Door toevlucht te nemen tot het verhaal voorzien kunstenaars niet alleen in het volbrengen van die taak maar doen zij dat op een manier die fundamenteel ons begrip verruimt van wat een documentaristische waarheid zou kunnen zijn. Het verhaal is een document van een andere soort – een van wie de focus empirisch minder analoog is aan de exacte waarheid van gebeurtenissen. Dit komt omdat zij ontstaat door een ontmoeting of een ervaring, afgeleverd door het denken en subjectief ontvangen door actieve luisteraars. Zie hier de driedeling van Ricœur. Volgens Okwui Enwezor in zijn essay “What is it ? : The Image, Between Documentary and Near Documentary” zijn de huidige documentaires in de hedendaagse kunst interessant vanwege de “gretigheid” waarmee zij een antwoord willen geven op een visueel gebied dat overspoeld wordt door beelden met verschillende variëteiten van waarheid, waarachtigheid, authenticiteit en realiteit. 250 Hij stelt dat de moderne documentaire gevangen zit tussen waarheid en bewijskracht, tussen een over-‐identificatie met behulp van ooggetuigebewijzen en de afstandelijke objectieve blik van de fotocamera. Hierdoor komt de documentaire in conflict met de
249 http://www.lamiajoreige.com/
http://en.wikipedia.org/wiki/Lamia_Joreige
250 Okwui Enwezorg: “What is it?: The Image, Between Documentary and Near Documentary”, essay in “The
Storyteller”.
71
autonomie van het kunstwerk, vooral wat betreft de veronderstelde afstand tot het ware en journalistieke ten opzichte van het imaginaire en speculatieve. Stel: we zijn op zoek naar een kunstvorm of methode die aandacht heeft voor reële of visuele gebeurtenissen en een objectief beeld geeft van de werkelijkheid. Kunstenaar Jeff Wall noemt een dergelijk procedé “near documentary”. 251 Wall beschrijft een beeldregime dat enerzijds nauw aansluit bij de conventies van de documentaristische fotografie, maar anderzijds in strijd is met de waarheidsgetrouwheid van dat wat het beschrijft. Het fundamentele principe van zo’n beeld en de motivatie voor zijn productie is dat het scenario verklaarbaar is. Het beschrijft iets en reflecteert een soort waarheid die transparant is aan de algemene cultuur, hoewel het in werkelijkheid niet hoeft te bestaan. Enwezor geeft in zijn essay als voorbeeld Robert Capa 252 die in 1936 de wereldberoemde foto “Falling Soldier” 253 maakt. Capa wordt als gevolg van zijn oorlogsfotografie een icoon in de traditie van documentaristische beelden. Op de foto zie je hoe de republikeinse soldaat Federico Borrell García tijdens de Spaanse burgeroorlog geraakt wordt door een vijandelijke kogel op het moment dat Capa een heroïsch portret van hem wil maken. In plaats daarvan legt hij het moment vast waarop een mens sterft. Wat een toeval. Dit is nog niet eerder in de geschiedenis voorgekomen. Sinds de jaren 1970 wordt de authenticiteit van “Falling Soldier” betwist. Is de foto echt of nep? Of beter gezegd: is het een documentaristische foto of is het near documentary? In het laatste geval is er geen probleem. De foto is te verklaren en zou waar kunnen zijn. Maar in geval van een documentaristische foto moet je je afvragen of het werkelijk gebeurd is. Heeft de fotograaf het zien gebeuren? Is het beeld een directe onvervalste opname van de gebeurtenis. Is het beeld gemanipuleerd? De vragen gaan in dat geval niet over een mogelijke verklaarbaarheid, maar over de waarschijnlijkheid van het beeld. Zelfs als zou “Falling Soldier” in scène zijn gezet, dan lijkt het erop dat Capa de documentaire-‐achtige waarheid veel minder belangrijk vindt dan de geloofwaardigheid van de near documentary. Hij zoekt kennelijk naar een manier om onze aandacht te richten op wegen waarbij de traditionele kenmerken van een documentaire gemakkelijk worden ondermijnd. Hij wijkt af van de klassieke vorm door zijn beelden in te bedden in narratieve kanalen. Dit heeft tot gevolg dat hij de traditionele gezaghebbende regels aantast op het gebied van waarheid, waarachtigheid, authenticiteit en realiteit van het documentaristische object. 251 http://aucklandartgallery.blogspot.nl/2011/12/near-‐documentary-‐vision-‐of-‐jeff-‐wall.html 252 http://nl.wikipedia.org/wiki/Robert_Capa 253 http://en.wikipedia.org/wiki/The_Falling_Soldier
72
In zijn artikel “Storytelling in/as contemporary art” 254 merkt kunsthistoricus T.J. Demos 255 op dat hedendaagse kunstenaars graag verhalen vertellen die b.v. geopolitieke gebeurtenissen confronteren met militaire en sociale conflicten of met complexe politieke transities. De vormen van storytelling die zij gebruiken zijn vaak ingebed in subjectieve presentaties, experimenteel en memory-‐based van karakter en omvatten verschillende verschijningsvormen van het zegbare en het zichtbare die neigen naar het verwerpen van het definitieve en objectieve karakter van de officiële geschiedenis. Op het eerste gezicht heeft storytelling iets oubolligs, vergelijkbaar met volkskunst. Dit heeft te maken met de traditionele rituelen die uit de oertijd afkomstig zijn, mensen zittend in een kring rond een open vuur, gekleed in berevellen, gewapend met knuppels, zonder Facebook of WhatsApp en dus verre van modern. Contemporary Art daarentegen beroept zich op zijn experimentele, innoverende rol en wil sociaal relevant en politiek geëngageerd werk voortbrengen. Storytelling en Contemporary Art lijken dus in strijd met elkaar te zijn en in die zin is het bijzonder dat storytelling in Contemporary Art sinds de jaren 1990 in opmars in. Dit is enerzijds te verklaren uit het feit dat storytelling in Contemporary Art een vorm biedt waarbij met behulp van uiteenlopende media meervoudige betekenissen kunnen worden toegekend aan verschillende onderwerpen. Zodoende kan de kijker zijn eigen verhaal loslaten op datgene wat hij ziet of ervaart. Een andere verklaring kan zijn dat storytellers met name sinds het eind van de tachtiger jaren reflecteren op de veranderingen in de globaliserende maatschappij. Ik denk in dit geval aan het al eerder genoemde meerjarige internationale onderzoeksproject Former West . Former West ziet de val van de Berlijnse muur in 1989 als een markeringspunt. De val van de muur was een kritisch moment in onze recente geschiedenis en beloofde een catalysator te zijn voor een nieuwe wereldorde. Het Westen, verblind door het wereldwijde neoliberale kapitalisme, slaagde er niet in om de impact te herkennen van de massieve verschuivingen die toen in beweging gezet zijn en ging verder met het aanhangen van eigen aanspraken op hegemonie. Former West zegt een kritisch, emancipatorisch en ambitieus voorstel te zijn om onze geschiedenis te heroverwegen en te speculeren over onze globaliserende toekomst met behulp van de artistieke en culturele praktijk.256 De laatste twee decennia van de 20e eeuw staan volgens Demos in het teken van een conflicterende periode van globalisering, van Clinton’s neoliberale kapitalisme tot Bush’s neoconservatieve imperialisme. Er is een groeiende verwijdering ontstaan tussen sociale organisaties en de koers van overheidsbeleid, hetgeen nog eens versterkt is door de wereldwijde financiële crisis. 254 The Storyteller, ISBN 978-‐3-‐03764-‐086-‐9, uitg.: Independent Curators International, New York. 255 http://en.wikipedia.org/wiki/T.J._Demos 256 http://www.formerwest.org/Front
73
Het was niet voor niets dat een protestbeweging als Occupy 257 , ontstaan in 2011 en geïnspireerd op de Arabische Lente 258, in korte tijd internationaal zoveel aanhangers kreeg. Mensen zijn op zoek naar een nieuw, transparant systeem dat zorgt voor economische en sociale gelijkwaardigheid. Een jaar na dato zijn in Nederland nagenoeg alle Occupy-‐protesten helaas verdwenen. De website daarentegen laat zien dat Occupy America nog steeds van zich laat horen. De wijdverspreide mislukking van de politieke inclusiviteit 259 heeft zonder twijfel bijgedragen aan de opmars van storytelling in de kunst. De behoefte om officiële geschiedenissen te emanciperen heeft geleid tot alternatieve vormen van kennisproductie of tot nieuwe geschiedenissen. De Amerikaanse kunstcriticus en historicus Hal Foster (1955) 260 focust in zijn werk op de rol van de avantgardistische kunstenaar binnen het postmodernisme. Hij benadrukt dat kunstenaars met behulp van verloren artefacten nieuwe constructieve verbindingen maken tussen afzonderlijke beelden en objecten, hetzij in film, installatiekunst of sculpturen. Deze archiverende impuls gaat vergezeld met het hanteren van “postproductieve” methodes, nl. het hergebruik van bestaande beelden, zoals het digitaal samplen en MP3 mixen in het begin van de vroege jaren 1990. Het doel hiervan is om “nieuwe scenario’s te construeren en sociale verbanden te ontdekken om de wereld te begrijpen en te ervaren”, aldus curator Nicolas Bourriaud (1965)261 in zijn essay “Postproduction: Culture as Screenplay: How Art Reprograms the World”. 262 De archivarische impuls, de postproductie en het historisch onderzoek leiden tot aandacht om verbindingen te maken tussen heterogene objecten, beelden en contexten. Storytelling is een vorm die van al deze factoren iets in zich heeft en een zekere transformatieve kracht ontlokt: een mobiele identificatie, imaginaire fantasie of collectieve verbinding. Misschien is deze kracht niet eens zo ver verwijderd van het traditionele storytelling, zoals beschreven door Walter Benjamin in “De verteller”, aldus Demos.263 Er is een verschuiving te zien tussen de opvattingen van huidige kunstenaars ten opzichte van hun vroegere avant-‐gardistische collega’s in vorige decennia. Toen werd narratieve cinema bekritiseerd vanwege de samenhang met beklemmende sociale conventies van ongelijkheid in de maatschappij alsmede de gedachteloze onderdompeling binnen het consumentenspektakel. Huidige kunstenaars zien echter de mogelijkheden die storytelling hun werk biedt. 257 http://www.occupy.com/
258 http://nl.wikipedia.org/wiki/Arabische_Lente 259 Inclusiviteit is het beteugelen, het aan banden leggen van mensen met verschillen. Verschillen tussen karakters,
meningen, gedragingen, geloofsovertuigingen en culturen. Het gaat om zichtbare en onzichtbare verschillen. Dus ook om kleur, leeftijd en fysieke kenmerken. 260 http://en.wikipedia.org/wiki/Hal_Foster 261 http://en.wikipedia.org/wiki/Nicolas_Bourriaud 262 http://www9.georgetown.edu/faculty/irvinem/theory/Bourriaud-‐Postproduction2.pdf 263 Benjamin, Walter, De verteller. Beschouwingen over het werk van Nicolai Leskov. http://tijdschriftraster.nl/over-‐ het-‐vertellen/de-‐verteller-‐beschouwingen-‐over-‐het-‐werk-‐van-‐nicolai-‐leskov/
74
Interessant wordt dan de vraag hoe we de specifieke kenmerken van het huidige storytelling kunnen karakteriseren. De Franse filosoof Gilles Deleuze (1925 -‐ 1995) 264 heeft hier in de jaren 1980 over geschreven in Cinema II 265. Hij vergelijkt het organische verhaal van de klassieke cinema, b.v. de films van Alfred Hitchcock (1899 – 1980) 266, met de kristalachtige verhalen van de Franse new wave films van b.v. Alain Resnais (1922 –2014) 267 en Jean-‐Luc Godard (1930) 268. In de klassieke cinema is sprake van duidelijk op elkaar reagerende karakters in een film met een traditioneel chronologisch begin, midden en eind, terwijl in de new wave films karakters, beelden, geluid en gebeurtenissen losgekoppeld zijn. Filosoof Jacques Rancière (1940) 269 vindt echter dat beide vormen twee simultane aspecten van film representeren welke in feite precies corresponderen met de complexe verhalende verwijzingen van Contemporary Art. Bij het mixen van organische en kristalachtige verhalen neigen hedendaagse kunstenaars naar het fabriceren van denkbeeldige plots, zelfs als zij experimenteren bij tijdelijke duur, relaties tussen geluid en beeld desynchroniseren, en het onderscheid tussen het denkbeeldige en de realiteit laten vervagen. Een voorbeeld hiervan is het werk van Adrian Paci (1969), genaamd “Albanian Stories” 270 . Nadat Paci met zijn gezin het geweld in Albanië ontvlucht, vertelt zijn driejarige dochtertje in hun nieuwe woning in Italië een sprookje. Een haan en een koe, “duistere krachten" en "internationale machten" spelen een belangrijke rol in het verhaal , terwijl het vuur uit de hemel valt. Traumatische ervaringen worden verteld met een vrolijke glimlach… Rancière vindt film tegenwoordig een wezenlijke vorm van storytelling. Maar dan moet het representerende karakter (dat betrekking heeft op verhaal, betekenis en identificatie) relateren aan het esthetische regiem (duidend op de realiteit van sensatie, affect en ondoorzichtigheid). Met andere woorden: de visuele ervaring moet gekoppeld zijn aan de sensibele ervaring. Deze combinatie zorgt voor twee opvattingen die geldig zijn voor eigentijdse storytelling in het algemeen. Ten eerste: de gelijktijdigheid van het vertellen en het representeren van een verhaal leidt vaak tot een allegorische manier van storytelling. Dit wordt veroorzaakt door de tegenstelling in het verhaal en het waarheidsgetrouwe beeld in relatie tot de chronologie van gebeurtenissen of de psychische gesteldheid van de deelnemers zoals in “Albanian Stories”. Ten tweede, terwijl storytelling een geloofwaardige wereld suggereert blijft het gebruik van fictie in Contemporary Art verbonden met een wereld van socio-‐politieke realiteit, die voorstelt hoe we nieuwe begrippen van gebeurtenissen construeren en
264http://nl.wikipedia.org/wiki/Gilles_Deleuze 265 http://monoskop.org/images/6/68/Deleuze_Gilles_Cinema_2_Time-‐Image.pdf 266 http://nl.wikipedia.org/wiki/Alfred_Hitchcock 267 http://nl.wikipedia.org/wiki/Alain_Resnais 268 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jean-‐Luc_Godard
269 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jacques_Ranci%C3%A8re
270 http://www.digitalartlab.org.il/ArchiveVideo.asp?id=71
75
herinneringen organiseren, aldus Rancière. Fictie is geen zaak van schijn of kunstgrepen. Zijn origine ligt meer in het Latijnse fingere, dat smeden of niet veinzen betekent: “ fictie betekent de kunst gebruiken om een systeem te creëren van weergegeven acties, samengevoegde vormen en innerlijk samenhangende tekens”, aldus Rancière. 271 De waarheid in storytelling komt tevoorschijn als een proces, toevallig en wezenlijk voor sociale en politieke strijd. Storytelling kan een kracht ontketenen waardoor een onderwerp verandert of wijzelf veranderen. De belangrijkste sleutel om het traditionele storytelling te stoppen is de conventionele verdeling tussen de kunstenaar als verhalenverteller en de kijker als publiek te verwerpen, precies zoals Barthes in 1968 voorstelde toen hij de auteur doodverklaarde. Storytelling kan pas emanciperen als we allemaal verhalenvertellers worden. Storytelling creëert zowel een context voor imaginaire ontwerpen als een mogelijkheid voor het suggestief hervertellen van gebeurtenissen uit het verleden. Als de kunst van storytelling bij uitstek over het creëren van gedeelde levensvormen gaat, dan is het omdat het toeschouwers in staat stelt actieve interpreteerders te laten zijn, die zich het verhaal toe-‐eigenen, hun eigen vertaalslag maken en uiteindelijk hun eigen verhaal maken. Deze openheid leent zichzelf in de beste gevallen voor een cultuur van collectieve betrokkenheid, esthetische creativiteit en een politiek worden, waar storytelling door iedereen wordt uitgeoefend. 271 Rancière, Jacques, “Documentary Fiction: Marker and the Fiction of Memory,” in Film Fables, trans. Emiliano
Battista (Oxford, UK: Berg Publishers, 2006)
76
Hoofdstuk 5 MYTHE: boodschap, taal of utopie?
Mythen zijn onze manier van spreken over een werkelijkheid die we niet direct kunnen kennen. 272 Mythe is een communicatiesysteem. 273 Mythen kunnen alleen vertaald worden door andere mythen.274 Zoals ik al in het voorwoord schreef, vind ik het bijzonder interessant om te zien of en hoe mijn persoonlijke onderzoek naar het universum van mijn onberispelijke JVF, over wie ik me steeds mar blijf verbazen tijdens dit onderzoek, een nieuw leven kan inblazen. “Mijn” JVF die dankzij haar degelijkheid en vroomheid een icoon275 was van haar tijd: kan zij leiden tot de creatie van een nieuwe mythe en dan nog het liefst een die onuitwisbare sporen achterlaat? Maar wat is eigenlijk een mythe? En waarom geen legende? Hoe staat de mythe in verhouding tot een documentaire? En waarom zou ik een mythe willen creëren? Postmoderne goeroes verkondigen immers dat de tijd van de “grote verhalen” voorbij is.276 Dit zijn vooralsnog geen gemakkelijke vragen. Om enigszins een indruk te krijgen van de talrijke betekenissen die er rondom mythen bestaan, heb ik hierboven drie omschrijvingen van verschillende wetenschappers genoemd. En straks komen we er nog meer tegen. In dit hoofdstuk verdiep ik me in de kenmerken, achtergrond en wetenswaardigheden van een mythe, probeer ik antwoord te vinden op bovengestelde vragen en geef ik voorbeelden uit de kunst, literatuur en muziek. Mythe komt van het Griekse woord mythos en betekent oorspronkelijk gesproken woord, fabuleus verhaal 277. Alle culturen, zowel oosterse als westerse, hebben door de tijd heen hun eigen mythen ontwikkeld die inherent zijn aan hun eigen cultuur. Deze klassieke mythen zijn verhalen over hun geschiedenis, hun religieuze culten, rituelen,
272 Neville
Symington, Narcissism: A New Theory, 1993, p 42, Karnac Books, ISBN 9781855750470. Barthes, Mythologieën, vertaler Kees Jongenburger, Uitgeverij IJzer, 1957, ISBN 9074328539. 274 Claude Lévi-Strauss, “Myth and meaning, cracking the code of culture”, Schocken Books New York, 1978, ISBN 0805210385 275 Een icoon is een teken dat in zijn vorm overeenkomt met zijn betekenis, met datgene waarnaar het in de werkelijkheid verwijst. Het hoeft niet per se aanwezig te zijn maar er is wel een relatie van gelijkenis (zoals een persoon op zijn foto lijkt of een onomatopee op de nagebootste klank). 276 Claire Van Damme, Francisca Vandepitte, “Mythische sporen in de hedendaagse kunst”, Academia Press, Leerstoel K. Geirlandt, 1996, ISBN 9038200862 277 http://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_02684.php 273 Roland
77
hun helden, goden, monsters en heersers, maar deze verhalen kunnen ook gaan over hun visie op de kosmos en de plaats van de mens daarin. Er zijn verschillende soorten mythes. Zo zijn er de kosmogonische mythen die verwijzen naar het ontstaan van het heelal, de aarde en zijn bewoners. Een voorbeeld hiervan is de Pueblo-‐mythe die verhaalt dat de mens is verwekt in een pikzwart hol diep onder de grond 278. Deze mythe beschrijft op beeldende wijze hoe de mens op verschillende niveaus evolueert. Eschatologische mythen daarentegen hebben betrekking op verhalen over de zondvloed en het vergaan van de wereld. Op internet vond ik op de site van TalkOrigins een archief met honderden zondvloedverhalen vanuit de hele wereld, gerangschikt per werelddeel.279 Sotereologische mythen gaan over helden die de mensheid redden of cultuur bijbrengen. Een bekend voorbeeld hiervan is Prometheus die het vuur van de zon steelt en dit naar de mensen brengt waardoor zij rechtop gaan lopen.280 In de etiologische mythen tenslotte worden gebruiken of oorzaken verklaard. In de mythe van de graangodin wordt bijvoorbeeld de cyclus van de seizoenen uitgelegd. Joseph Campbell (1904-‐1987) 281 vat de mythologie zoals deze door de diverse wetenschappers wordt gezien, als volgt samen: • mythologie is door het moderne intellect opgevat als een primitieve, onhandige poging de wereld van de natuur te verklaren (Frazer: 1854 -‐1941) 282; • mythologie is als een product van dichterlijke fantasie uit prehistorische tijden, dat in later eeuwen verkeerd is begrepen (Müller: 1823 —1900) 283 ; • mythologie is als een reservoir van allegorische lessen, bedoeld om het individu aan zijn groep aan te passen (Dürkheim: 1858 –1917) 284; • mythologie is als een collectieve droom, symptomatisch voor de oerdriften in de diepten van de menselijke psyche (Jung: 1875 -‐ 1961) 285 ; • mythologie is als het traditionele middel om de diepste metafysische inzichten van de mens over te brengen (Coomaraswamy: 1877 − 1947) 286; • en als Gods Openbaring aan zijn Kinderen (de Kerk). Volgens Campbell heeft mythologie alle bovenstaande aspecten in zich. 287 278
http://books.google.nl/books?id=GRly_1NhhDwC&pg=PA111&lpg=PA111&dq=voorbeeld+van+een+kosmogonische+myt he&source=bl&ots=5Sugb5-gir&sig=oxDG8ERE0lE70wxqJOX0I_MCRk&hl=nl&sa=X&ei=nMsZU6e4LKKzywO_7IGgAQ&ved=0CC4Q6AEwADgK#v=onepage&q=voorbeeld%20van%20een %20kosmogonische%20mythe&f=false 279 http://www.talkorigins.org/faqs/flood-‐myths.html 280 http://www.let.rug.nl/vannoord/trees/Treebank/Machine/NLWIKI20110804/COMPACT/wik_part0012.data.html 281 http://nl.wikipedia.org/wiki/Joseph_Campbell 282 http://nl.wikipedia.org/wiki/James_George_Frazer 283 http://nl.wikipedia.org/wiki/Max_M%C3%BCller 284 http://nl.wikipedia.org/wiki/%C3%89mile_Durkheim 285 http://nl.wikipedia.org/wiki/Carl_Gustav_Jung 286 http://en.wikipedia.org/wiki/Ananda_Coomaraswamy 287 Campbell, Joseph, “De held met de duizend gezichten”, 1949, Uitgeverij Olympus, ISBN 9789025436070, zevende druk augustus 2011
78
In grote lijnen hebben mythen een sterk symbolisch karakter en een allegorische vorm. Concrete figuren en voorvallen nemen de plaats in van de eigenlijk bedoelde abstracte betekenis waarin waarheden worden weergegeven. In de loop van de tijd is de definitie van de mythe echter enigszins geëvolueerd. In de tijd van de Griekse zanger en dichter Homerus (800 v.Chr. – ca. 750 v.Chr. ) 288 was een mythe een heilig, overgeleverd verhaal van een volk over zijn herkomst. In de volksmond worden mythes vaak geassocieerd met illusie, met iets dat verzonnen is of niet waar is. Beter is het om een mythe op te vatten als een verhaal met een betekenisvolle inhoud. In dit verband zei Mircea Eliade (1907 – 1986) 289, een godsdiensthistoricus en schrijver van b.v. “De magie van het alledaagse”, hierover ooit:
"Myths tell only of that which really happened." Volgens Eliade laat iedere mythe zien hoe een realiteit is ontstaan. Het laten zien hoe de dingen zijn ontstaan, verklaart tegelijkertijd de ontstaansgeschiedenis en beantwoordt indirect de andere vraag; waarom ze zijn ontstaan.290 Zo bekeken is er een rake verwantschap met het vraagstuk van de geregisseerde en geënsceneerde waarheid in de documentaire. Aan het eind van de 19e eeuw krijgt de mythe binnen de psychologie, de culturele antropologie en de historische sociologie meer de betekenis van symbolische verhalen over morele vraagstukken.
Er bestaan twee menselijke hoofdzonden, waaruit alle andere voortkomen: ongeduld en laksheid. Door ongeduld zijn zij uit het paradijs verdreven, uit laksheid keren zij niet terug. Maar misschien is er maar één hoofdzonde: ongeduld. Door hun ongeduld zijn zij verdreven, door hun ongeduld keren zij niet terug. Kafka 291
288 http://nl.wikipedia.org/wiki/Homerus 289 http://nl.wikipedia.org/wiki/Mircea_Eliade 290
Eliade, De magie van het alledaagse, vert. Hans Andreus, blz. 53, uitg. Kosmos, 1987, ISBN 9021519437
291 Franz Kafka, Aphorismen aus dem Nachlaß, vert. Martin de Haan
79
In de achttiende en negentiende eeuw was het bijzonder populair om de mythes uit verschillende culturen met elkaar te vergelijken en zodoende inzicht te krijgen in de overeenkomsten en verschillen. Antropoloog C. Scott Littleton (1933 –2010) 292, definieert deze zgn. comparatieve mythologie als "de systematische vergelijking van mythes en mythologische thema's, waarbij geput wordt uit verschillende culturen".293 Dankzij deze vergelijkingen zijn verschillende parallellen tussen mythen, haar thema’s en verhaallijnen uit verschillende culturen vastgesteld. Voorbeelden hiervan zijn de axis mundi, de zondvloed, de titanenstrijd, het offer. Wetenschappers uit verschillende disciplines waren namelijk in de veronderstelling dat bepaalde kenmerken, die in alle mythen waren terug te vinden, erop wezen dat zij voortkwamen uit één enkele mythe of één bepaald thema. De negentiende-‐eeuwse filoloog Friedrich Max Müller ging er bij voorbeeld van uit dat bijna alle mythes poëtische beschrijvingen waren van de omloop van de zon. Deze beschrijvingen zijn in de loop van de tijd zo vervormd geraakt dat het leek alsof er een grote verscheidenheid aan verhalen over goden en helden was ontstaan.294 Andere wetenschappers die zich hebben bezig gehouden met de comparatieve mythologie zijn Georges Dumézil, Roger Caillois, Giorgio De Santillana en Hertha Von Dechend, Claude Lévi-‐Strauss, Roland Barthes en de al eerder genoemde Joseph Campbell. Om met de laatste te beginnen, Joseph Campbell, hij was hoogleraar in de mythologie en heeft twee belangrijke werken over mythes geschreven, nl.: “The hero with thousand faces” waarin hij relaties legt met de psychologie en “The masks of God” dat de gehele wereldse mythologie behandelt met een connectie naar de antropologie en de geschiedenis. “The hero with thousands faces” gaat over een cyclische reis van de held, waarin verschillende fases zijn te ontdekken, die dienen ter verrijking van het innerlijke en sociale leven295 (zie afbeelding). Frappant is dat deze fases in elk verhaal, in elke mythe terug te zien zijn. Campbell noemt zijn theorie een “monomythe”. Een goed voorbeeld hiervan is te zien in een filmpje op YouTube waarin de monomythe aan de hand van fragmenten uit “The Matrix” heel duidelijk wordt uitgelegd.296 292 http://en.wikipedia.org/wiki/C._Scott_Littleton 293 http://nl.wikipedia.org/wiki/Vergelijkende_mythologie 294 Scott Leonard, "The History of Mythology: Part I". Youngstown State University. 22 June 2008. 295 http://www.doublehealix.com/12-‐1-‐fasen/ 296 http://www.youtube.com/watch?v=8AG4rlGkCRU
80
Campbell ontleent het idee van de monomythe rechtstreeks aan “Finnegans Wake” 297 , een boek dat de Ierse schrijver James Joyce (1882 –1941)298 in 1939 schreef. Campell is overigens niet de enige die zich door dit boek liet inspireren. Ook voor mediagoeroe Marshall McLuhan (1911 -‐ 1980) 299 is “Finnegans Wake” een grote inspiratiebron geweest omdat hierin de evolutie van de media beschreven wordt in een periode dat televisie nog geen gemeengoed was 300. Antropoloog Claude Lévi-‐Strauss, die we in het vorige hoofdstuk ook al tegenkwamen, hield zich in de jaren ’50 eveneens bezig met een structuralistische analyse van de mythe maar meer vanuit een andere invalshoek. Lévi-‐Strauss deelt de mythe op in wat hij noemt mythemes, vergelijkbaar met de fonemen 301 in de klankleer. Mythemes zijn te beschouwen als narratieve eenheden van de mythe. Met behulp hiervan zoekt hij naar de onderliggende verhoudingen en tegenstellingen tussen de verschillende elementen die in de mythe een rol spelen. Aan de hand van de dialectische methode ordent hij onderdelen in tegengestelde tweetallen (natuur tegenover cultuur, hoofd tegenover lichaam, orde tegenover chaos, Freud tegenover Jung, enzovoort). Zo probeert hij te zoeken naar een waarheid of een probleem ter discussie te stellen en zoekt hij naar mogelijke conclusies of oplossingen. In zijn visie is de mythe dan ook bedoeld als mediator tussen de tegenstellingen. Roland Barthes, aanhanger van het neomarxisme analyseert in zijn boek “Mythologies” (1957) aan de hand van de semiologie 302 van Ferdinand de Saussure de betekenissen van mythes aan de hand van doodgewone, alledaagse produkten en afbeeldingen, zoals romans, zeeppoeders en synthetische wasmiddelen, wijn en melk, plastic, allemaal artikelen die afkomstig zijn uit de massacultuur. Dit is een punt van aandacht. We gaan even terug naar Okwui Enwezor die al in vorige hoofdstukken ter sprake is geweest. Enwezor stelt dat er twee zaken zijn waarbij de kunstwereld zich ongemakkelijk lijkt te voelen, nl. de relatie van de documentaire met betrekking tot de politiek en de connectie met de commercie. Dit wordt volgens hem nog eens versterkt doordat “formalistische critici ertoe neigen de documentaire te 297 Finnegans Wake speelt zich af in Dublin in het jaar 1132. Het beschrijft een dag in het leven van de kastelein Humphrey Chimpden Earwicker, zijn vrouw en zijn twee kinderen. In het eerste hoofdstuk beschrijft Joyce de lotgevallen van Finnegan, een opperman die van grote hoogte naar zijn dood valt en voor wie een wake wordt gehouden. Talloze verwijzingen naar de wereldgeschiedenis en mythologie maken duidelijk dat we Finnegan en Earwicker als Elckerlijc-‐achtige figuren kunnen opvatten. Elckerlijc of Elckerlyc (voluit: Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc -‐ Hoe dat elckerlijc mensche wert ghedaecht Gode rekeninghe te doen), auteur onbekend, is een 15e-‐eeuwse Nederlandse zinnespel over de moraliteit, uitgevoerd in de volkstaal. Bron: Wikipedia 298 http://nl.wikipedia.org/wiki/James_Joyce 299 http://nl.wikipedia.org/wiki/Marshall_McLuhan 300 http://networkedblogs.com/BOAtC Volgens McLuhan is niet de inhoud maar zijn de karakteristieken van het medium het belangrijkste als we de invloed op mens en maatschappij willen bestuderen. 301 Een foneem is een term uit de fonologie die verwijst naar een verzameling klanken die allemaal dezelfde betekenisonderscheidende functie hebben. 302 Semiotiek of semiologie is de studie van het fundamentele karakter, het ontstaan en het gebruik van tekens en tekensystemen. Het is een wetenschap van vormen omdat zij betekenissen los van hun inhoud bestudeert. In de taalkunde van De Saussure staat vooral de symbolische relatie tussen teken en object centraal. Charles Sanders Peirce hecht veel belang aan de indexicale en de iconische relatie. Navolgers van Peirce gebruiken het woord semiotiek en navolgers van De Saussure het woord 'semiologie'.
81
depolitiseren ten gunste van het beeld”. Kunst echter kan alleen dan binnendringen in de alledaagse werkelijkheid als hij met zijn “rebellerende interruptie van maatschappelijke waarheden” buiten de realiteit blijft. Ik vind dat juist op dit punt, met behulp van beproefde methodes, zoals een systematische aanpak en met gebruikmaking van onderwerpen die dicht bij de mensen staan, de kunst zijn kracht kan doen gelden. Ik zal uitleggen waarom. Barthes denkt dat een mythe een middel is om met alledaagse symbolen een wereldbeeld te bevestigen. Dit beeld kan worden opgelegd aan de ontvanger van de tekens. De structuralistische methode is voor Barthes dan ook een instrument waarmee hij kritiek kon geven op de maatschappij. Wanneer het onzichtbare en onbewuste in de mythe zichtbaar wordt gemaakt, kan deze namelijk bekritiseerd worden. Bovendien wilde hij de taal van de zogenaamde massacultuur semiologisch ontleden om zo gedetailleerd rekenschap te kunnen geven van de mystificatie die de massacultuur omtovert tot universele natuur. Hij was bovendien gecharmeerd van het structuralisme omdat het veronderstelt dat alles wat in een maatschappij gebeurt zo kan gebeuren dankzij een bepaalde, onveranderlijke structuur die aan de maatschappij ten grondslag ligt. Als men een samenleving wil veranderen, dan is dat volgens hem alleen mogelijk als die onderliggende structuur verandert. Machthebbers hebben uiteraard geen enkel belang bij zulke veranderingen. Waar kwamen we dat eerder tegen? Zij zullen daarom de structuur van de samenleving proberen voor te stellen als een soort natuurwet met regels en beginselen die voor alle mensen gelden. De (verborgen) mythen in de tekentaal van een samenleving laten die natuurwet zien. Vervolgens wil Barthes, als rechtgeaard neomarxist, aantonen dat deze betekenisvorming niet natuurlijk is maar het gevolg van een ideologische 303 constructie van de bourgeoisie. Mythe is dus een communicatiesysteem, een boodschap, het is een wijze van betekenen, een vorm. In zijn boek “Mythologieën” gaat Roland Barthes uit van twee hoofdlijnen in de benadering van mythen: een ideologische kritiek die betrekking heeft op de taal van de massacultuur alsmede een begin van een semiologische ontleding van deze taal. We gaan eerst even terug naar de theorie van De Saussure omdat Barthes zijn analyse hierop heeft afgestemd. Volgens De Saussure bestaat een teken uit een betekenaar (de woordvorm) en een betekende (woordbetekenis). De betekenaar is willekeurig, maar de inhoud is bepaald door denotatie en verwijst naar één betekenis. Denotatie is de concrete betekenis van een woord, alles wat beschrijvend en verwijzend is, b.v. blond haar. Een enkele betekenis heeft echter altijd een of meerdere eigenschappen, die als bijbetekenis kunnen worden opgeroepen door de betekenaar. Een betekende kan daarom op zijn beurt betekenaar worden van een specifieke connotatie. Connotatie is de associatieve betekenis, alles wat met meningen en oordelen te maken heeft of 303 Onder ideologie verstaan we het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de
samenleving. Het begrip werd gelanceerd door de Franse verlichtingsfilosoof Antoine Destutt de Tracy (1754 -‐ 1836), die er de wetenschap van de ideeën mee bedoelde.
82
gevoelswaarden betreft. Een voorbeeld van connotatie is blond haar dat vaak gerelateerd wordt aan het stereotype domme blondje. Op deze manier wordt het mogelijk om met tekens niet alleen letterlijke betekenissen over te dragen, maar ook figuurlijke. De Saussure noemt deze figuurlijke betekenis ‘immanent’. Het is een betekenis die onder de oppervlakte van het teken ligt en die wordt gegeven door de connotatie. Deze immanente betekenis is, juist omdat deze onder de oppervlakte ligt, veel belangrijker dan de manifeste, concreet zichtbare betekenis, die gemakkelijk te zien is. In de mythe komt bovengenoemd schema van betekenaar, betekende en teken eveneens terug. Maar de mythe is een bijzonder systeem. Zij ontstaat volgens Barthes namelijk op basis van een reeds bestaande semiologische keten en is hiermee een systeem van de tweede graad omdat het wordt gevormd uit een voorafgaand systeem. De aard van de mythe is het transformeren van een inhoud tot een vorm. Het navolgende schema maakt dit duidelijk.
Het schema verklaart meteen waarom de mythe een historische oorsprong heeft. De mythe komt immers voort uit een bestaande taal, uit de objecttaal, zoals Barthes deze noemt. De mythe is dan ook een door de geschiedenis gekozen spraak. Deze spraak stuurt als sterk cultuurgebonden fenomeen het dagelijks handelen en denken van de mens 304. De spraak van de mythe is een boodschap en kan uit schrift of uit voorstellingen bestaan. Zodoende kan alles drager worden van de mythische spraak: een foto, een krantenartikel, een schilderij, een object, noem maar op. In dit licht bezien kan een documentaire dus ook de vorm van een mythe aannemen. Het is niet zo vreemd dat een drager zo divers kan zijn. Het gaat immers om de boodschap, die op velerlei manieren 304 Baeke, Jan, e.a. “De waarheid is een vrouw en andere hedendaagse mythes”, Uitgeverij Cossee/Castrum Peregrini,
2012, ISBN 9789059363984
83
kan worden overgebracht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Inca’s die de khipu 305 hadden als communicatiemiddel, lang voordat het alfabet was uitgevonden. Laten we nog eens teruggaan naar het schema. Er is iets vreemds aan de hand. De betekenaar van de mythe heeft een dubbelzinnig karakter. Hij is zowel vorm en inhoud, zoals het schema duidelijk laat zien. De inhoud in de eerste betekenaar verandert naar vorm in de tweede. De inhoud lost als het ware op in de vorm. Of zoals Barthes zegt: “het lijkt of de inhoud gaat sterven, maar de dood wordt opgeschort. De inhoud wordt voedsel voor de mythe. De vorm moet zich steeds weer kunnen wortelen in de inhoud en zich kunnen voeden in natura; maar vooral moet zij zich er in kunnen verbergen. Het is dit boeiende verstoppertje spelen van inhoud en vorm dat de mythe definieert.” Het concept bevat een situatie. Hierin zit niet zozeer de werkelijkheid maar een bepaalde kennis van de werkelijkheid wat het concept een open karakter geeft. De mythe krijgt een dynamisch karakter als de betekenaar een niet te ontwarren geheel van inhoud en vorm is waardoor er een dubbelzinnig betekenen ontstaat. De lezer doorleeft de mythe dan als een geschiedenis die tegelijkertijd waar en onwerkelijk is. Deze ervaring heb ik meerdere malen meegemaakt bij mijn JVF-‐project. De taal biedt de mythe een inhoud met lege plekken aan waar de mythe gemakkelijk kan binnensluipen. De mythe neemt een positie van overbetekenis in en pretendeert uit te monden in een feitelijk systeem. Dit in tegenstelling tot b.v. de poëzie die terugvalt op een essentieel systeem omdat zij ernaar streeft het teken weer in een presemiologische staat van de taal tot betekenis terug te brengen. In het schema zou de poëzie dus voorafgaand aan de objecttaal komen. We zijn nu aangekomen bij het punt waarop ik me afvraag of de structuralistische methode statisch of dynamisch is. In het eerste geval is het namelijk lastig om deze te gebruiken voor mijn eigen project omdat veel zaken ten aanzien van JVF feitelijk niet meer zijn te achterhalen en daardoor dus oncontroleerbaar. Een statische analyse kan bovendien gemakkelijk een drempel opwerpen of zelfs de dood zijn voor het gebruik van een subjectieve en intuïtieve denk-‐ en verbeeldingskracht. Ook zie ik verschillen in de benaderingen van Barthes en Strauss. Doordat Barthes de mythe als een metataal beschouwt, is zijn methode in mijn ogen veel dynamischer dan de statische ja/nee analyse van Strauss. Ik kan hierbij een vergelijking maken met fotografie en internet. Dankzij de allereerste portretfoto’s beschouwden de mensen zichzelf als “onsterfelijk”. Een foto is echter niet meer dan een foto en is in het beste geval te zien in een lijstje aan de muur of op het dressoir, maar veel vaker opgeborgen in een donkere doos, album of la. Het beeld op zich verandert niet meer. Willen we “daadwerkelijk onsterfelijk” worden en in communicatie zijn en blijven met de wereld, dan is internet een veel geschikter medium omdat beelden en verhalen via de social media actief en direct door medegebruikers aangevuld kunnen worden. Hier hebben we te maken met iets bijzonders. Je zou kunnen zeggen dat de virtuele wereld een 305 http://nl.wikipedia.org/wiki/Quipu
84
voorsprong heeft gekregen die door de visuele wereld nauwelijks meer is in te lopen. De echte mens is dankzij internet een maakbare mens geworden die zelfs de mogelijkheid heeft om meerdere identiteiten aan te nemen. Deze ontwikkeling brengt een ongekend indrukwekkende sociale revolutie met zich mee die tot nu toe slechts een keer eerder is voorgekomen, nl. bij de uitvinding van de drukpers. Het spreekt dan ook voor zich dat we anno 2014 alle gevolgen van deze digitale omwenteling nog lang niet exact in beeld hebben. Je kunt je afvragen of mensen zich dankzij de anonimiteit van het internet vrijer durven te bewegen. Overschrijden zij hun eigen grenzen? Worden zij roekelozer? Welke behoefte wordt bevredigd als mensen weer een grote hoeveelheid verhalen en films op internet hebben geplaatst? Welke informatie wordt nog gemist? Hoe gaan we om met al dit materiaal? Hoe lang blijven we het bewaren? Wat betekent het voor de privacy? Voor onderzoekers, filosofen, psychologen en kunstenaars ligt hier een potentieel aan werk.
"Events are what matter these days. But rather than write about them, we must make them happen." Rodolfo Walsh Wat maakt een mythe tot een mythe? Nadia Sels 306 , lector culturele geschiedenis aan de Artesis University College in Antwerpen, geeft hierop in haar proefschrift als antwoord dat er talloze stemmen in een mythe doorklinken, dat er talloze verhalen in samenvloeien. Een mythe is een vergaarbak van alle mogelijke betekenissen die zich binnen een mensenleven of een cultuur op een bepaald moment als belangrijk kunnen voordoen. De motivatie van dat belang kan op alle mogelijke niveaus liggen: psychisch, sociaal, religieus, esthetisch,… De verhalen met de beste overlevingswaarde zijn volgens de Britse classicus G.S. Kirk (1921 – 2003) 307 die verhalen die zoveel mogelijk van die informatie zo compact mogelijk kunnen verwerken. Op deze manier ontstaat volgens hem de bijzondere betekenisrijkdom van de mythe. Kirk is bekend van zijn boeken over de klassieke Griekse literatuur en mythologie. Hans Blumenberg (1920 – 1996) 308 stelt dat de kracht die de mythen momenteel nog hebben niet ligt in de antwoorden die ze geven maar in de vragen die ze stellen. Roberto Calasso (1941) 309 , schrijver van “De droom van Baudelaire” laat in zijn boeken zien dat de moderne mens niet zonder mythen kan. Hij vindt dat mythen ons doen beseffen dat ons leven minder maakbaar en controleerbaar is dan wij denken. Dit staat haaks op de visie van Barthes, die de mythe juist ziet als een gereedschap om kritiek te bedrijven om veranderingen door te kunnen voeren.
306 https://biblio.ugent.be/input/download?func=downloadFile&recordOId=1092907&fileOId=4335355 307 http://en.wikipedia.org/wiki/Geoffrey_Kirk
308 http://en.wikipedia.org/wiki/Hans_Blumenberg
Hans Blumenberg, “La Raison du Mythe” 2001, Paris, Gallimard. https://biblio.ugent.be/input/download?func=downloadFile&recordOId=1092907&fileOId=4335355 309 http://en.wikipedia.org/wiki/Roberto_Calasso
85
Een andere vraag die bij me opkomt is waarom ik eigenlijk een mythe wil creëren en geen legende. Legende is afgeleid van het Latijnse woord “legenda”, dat betekent “wat gelezen moet worden”. Het is oorspronkelijk een levensbeschrijving van een heilige, waarin vaak allerlei wonderen beschreven worden. Later is de betekenis ervan uitgebreid naar allerlei soorten verhalen die als waargebeurd doorverteld worden, hoewel ze niet historisch te bewijzen zijn, b.v. het bestaan van het Monster van Loch Ness. De vraag “zou het waar kunnen zijn?” is hier gemakkelijk met ja te beantwoorden. Mijn JVF zou gezien haar levensstijl inderdaad gemakkelijk door kunnen gaan voor een heilige. Bovendien is er weinig historisch bewijsmateriaal over haar voorhanden. Zelfs een officieel document als haar aanstellingsakte van onderwijsdocent bij de Katholieke lagere school is niet meer te achterhalen. Haar te bestempelen als een legende ligt dan ook voor de hand. Toch kies ik liever voor een mythe omdat deze fungeert als een metaverhaal dat afkomstig is uit een eerste semiologische keten zoals blijkt uit het schema van Roland Barthes. Maar er is nog een reden. “Each memory can create his own legend…” Hoe Chris Marker omgaat met beelden is legendarisch. Marker tast de grenzen af van wat een documentaire is. De film “Sans Soleil” is een essay waarin stukken documentaire met fictie en filosofische opmerkingen vermengd worden. Het geheel is een meditatie over de aard van het menselijk geheugen. 310 Zijn perspectief op het creëren van mythes en legenden heeft meer betrekking op het construeren, deconstrueren of herinneren van geschiedenissen of gebeurtenissen dan op een daadwerkelijke reconstructie ervan. Dit doet me denken aan het ABCD van de dataopslag. Hoe verschillend softwareprogramma’s op het eerste gezicht ook mogen zijn, in werkelijkheid delen ze allemaal ditzelfde ABCD: Add (toevoegen), Browse (doorzoeken), Change (veranderen) en Destroy (vernietigen).311 Marker arrangeert tekens, bekijkt ze, stapelt ze op en legt ze samen. Zijn fictie wordt mogelijk door zijn “mise en circulation”, aldus de Franse schrijver Raymond Bellour (1939) 312. Dit vind ik een interessant gegeven. Het fictieve verhaal komt hiermee in een andere verhouding te staan tot de werkelijkheid. Op YouTube is een minidocumentaire te zien “A brief history of John Baldessari” uit 2012.313 Deze documentaire voldoet niet aan de oorspronkelijke regels van waarheid en objectiviteit maar geeft wel een globale inkijk in het leven van de kunstenaar John Baldessari en het werk dat hij maakt. John Baldessari (1931) 314 verheft zichzelf als het ware tot mythe en wat je ziet, zou allemaal waar kunnen zijn. Er is sprake van het megalomaan ophemelen en uitvergroten van talenten en kunsten wat tegelijkertijd in het belachelijke wordt getrokken door een hilarische, humoristische, tegendraadse,
310 http://nl.wikipedia.org/wiki/Chris_Marker 311 Deze
vier basisoperaties vormen de dynamische elementen van wat we een database-ontologie zouden kunnen noemen. Jos de Mul. Digitale mens zoekt aura in dataïsme, De Volkskrant, Het Betoog, 17 mei 2008, 5 http://www.demul.nl/nl/publicaties/publicaties-per-categorie/essays-in-dagbladen-en-culturele- tijdschriften/item/681digitale-mens-zoekt-aura-in-dataisme 312 https://www.academia.edu/780918/Raymond_Bellour http://en.wikipedia.org/wiki/Raymond_Bellour 313 https://www.youtube.com/watch?v=eU7V4GyEuXA 314 http://en.wikipedia.org/wiki/John_Baldessari
86
absurdistische tegenactie. In de documentaire fungeert John Baldessari als hoofdpersoon en Tom Waits als verteller. De geloofwaardigheid wordt nog eens extra benadrukt doordat de kijker direct, als derde persoon, bij de gesprekken wordt betrokken. Ik noem deze constructie een trialoog. 315 Als we de omschrijving van Nadia Sels volgen, dan kunnen we dit verhaal als een mythe beschouwen. Joseph Beuys (1921 – 1986) 316 is een andere kunstenaar die tot mythische proporties verheven is als gevolg van zijn bizarre ongeluk tijdens de tweede wereldoorlog toen zijn vliegtuig door de vijand werd neergeschoten. Beuys overleefde het ongeluk maar raakte in coma onder de wrakstukken van het toestel. Hij werd op het nippertje gevonden door nomadische Tataren. Deze mensen hebben zijn leven gered door hem met vet in te smeren en met vilt in te wikkelen om hem warm te houden. Gezien de impact van het ongeluk kwamen beide materialen later veelvuldig terug in het werk van Beuys. Martine Neddam (1953) 317 communiceert als internetkunstenaar op een heel eigen en persoonlijke wijze met haar publiek. Sinds 1996 creëert zij virtuele karakters, zoals Mouchette 318, David Still 319 and XiaoQian 320, die op internet een eigen bestaan leiden. Hiermee reflecteert ze op virtuele vormen van communicatie en identiteit. Zij vindt het belangrijk dat mensen met behulp van internet een andere identiteit kunnen aannemen en deze naar hun eigen wens kunnen construeren. De manier waarop Martine met de karakters omgaat, vormt een goede inspiratiebron voor mijn eigen project. In dit verband noem ik ook het werk van Zoe Beloff 321. Zij wil “verbindingen leggen tussen het heden en het verleden, zodat ze nieuwe beeldtalen kan creëren waarin moderne media weer omgeven zijn met geheimzinnigheid”. Zij zegt dat ze de ruimte onderzoekt waar technologie samenkomt met onbewust verlangen. Ik denk echter dat Beloff hiermee eigenlijk de mythe mythologiseert omdat zowel de vooruitgang van de wetenschap als het hedendaagse post-‐metafysische denken een nieuwe gevoeligheid voor het transcendente in het leven roept. 322 Als het mogelijk is om mythes te creëren, dan is het ook mogelijk om deze te ontmythologiseren. Ik ga hier niet al te diep op in, omdat hiermee weer een geheel nieuw aspect ingebracht wordt dat op zichzelf ook al een hele studie waard is.
315 Een trialoog is een contaminatie van de woorden trio en dialoog. 316 http://nl.wikipedia.org/wiki/Joseph_Beuys 317 http://www.gemeentemuseumhelmond.nl/kunstenaar?Neddam%2C+Martine
http://aa.virtualperson.net/martine-‐neddam/ 318 http://mouchette.org/ 319 http://davidstill.org/ 320 http://turbulence.org/Works/XiaoQian/ 321 http://www.zoebeloff.com/
http://archief.debalie.nl/artikel.jsp;jsessionid=733A62598FBC1BBAABEB67C9D03B61CC?dossierid=10123&subd ossierid=0&articleid=93063 http://archief.debalie.nl/player/playmovie_v2.jsp?movieid=94521&videofragmentsid= 322http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:dussW4T3JkMJ:www.literator.org.za/index.php/literato r/article/download/285/258+&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl blz. 155 http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:1EH0P11DZfgJ:nl.wikipedia.org/wiki/Marcel_Janssens_(ho ogleraar)+&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl
87
Desalniettemin is het ontmythologiseren van de mythe niet minder interessant, integendeel! Het is zelfs een goed onderwerp als vervolgonderzoek in de toekomst. Het ontmythologiseren van de mythe kan volgens Barthes door het inschakelen van een kunstmatige mythe. Als voorbeeld noemt hij “Bouvard et Pécuchet” van Gustave Flaubert (1821 -‐ 1880) 323. De kracht van Flaubert ligt volgens de leesclub van NRC Handelsblad vooral bij het schrijven in documentaire stijl, waarbij historische bronnen naast elkaar worden gelegd en leemtes worden opgevuld met de verbeeldingskracht van de auteur, alsmede zijn voorliefde voor schijnbaar onspectaculaire hoofdpersonen die school hebben gemaakt. Barthes zelf omschrijft “Bouvard et Pécuchet” als een experimentele mythe van de tweede graad. De kracht van deze tweede mythe is dat zij ervoor zorgt de eerste mythe gezien wordt als naïef en hierdoor ontmythologiseert wordt. Het is Flaubert gelukt om een duidelijke semiologische uitweg te vinden voor het probleem van het realisme en het door elkaar halen van de ideologische werkelijkheid en de semiologische werkelijkheid te vermijden. Een ander voorbeeld van ontmythologisering is de bewogen carrière van de Amerikaanse folkmuzikant Sixto Díaz Rodríguez (1942) 324. Zijn muziek wordt vergeleken met Love van Nick Drake (1948 –1974) 325. Rodriguez wordt ook wel de ‘funky’ Bob Dylan 326 of de “Dylan van Detroit” 327 genoemd. Ik noem dit voorbeeld omdat ik onlangs tijdens een tripje naar Kaapstad in de platenwinkel ben geweest waar de CD’s van Rodríguez verkocht worden. Deze platenzaak is ook in de documentaire “Searching for Sugar Man” uit 2012 van de Zweedse regisseur Malik Bendjelloul (1977) 328 te zien. Dit is dan ook de tweede reden waarom ik hier op inga. De documentaire is overigens bekroond met een Oscar 329 voor de beste documentaire. De mythe gaat dat Rodríguez zichzelf tijdens zijn laatste concert vanwege gebrek aan succes op het podium in brand heeft gestoken. Wat Rodríguez niet wist, is dat hij in Zuid-‐Afrika razend populair was. Daar wordt zijn debutplaat “Cold Fact” beschouwd als de perfecte soundtrack voor de anti-‐apartheidsrevolutie.330 Zijn populariteit neemt alleen maar toe als het gerucht gaat dat Rodríguez dood is. Contact tussen Zuid-‐Afrika en de Verenigde Staten wordt mogelijk na de eerste vrije verkiezingen in 1994 in Afrika. Pas toen kwam men er via internet achter wat er werkelijk met Rodríguez gebeurd was. Het bijzondere aan deze documentaire is dat de regisseur de mythe extra kracht bijzet door slechts mondjesmaat een tipje van de sluier op te lichten over Rodríguez. Rond de 45e minuut wordt pas duidelijk wat er is gebeurd en duikt een waarheid op die zo onvoorstelbaar is dat deze niet veel onderdoet voor een mythe. Rodríguez blijkt nog in leven…
323 http://nl.wikipedia.org/wiki/Gustave_Flaubert 324 http://nl.wikipedia.org/wiki/Sixto_Rodriguez 325 http://nl.wikipedia.org/wiki/Nick_Drake 326 http://www.heineken-‐music-‐hall.nl/agenda/rodriguez 327 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3380/muziek/article/detail/3469073/2013/07/02/Rodriguez-‐Na-‐het-‐
heldenonthaal-‐volgde-‐ontnuchtering-‐-‐-‐en-‐daarna-‐verbijstering.dhtml 328 http://en.wikipedia.org/wiki/Malik_Bendjelloul 329 http://nl.wikipedia.org/wiki/Oscar_voor_Beste_Documentaire 330 http://www.dvdinfo.be/bespreking.php?id=7353
88
Op 1 juli 2013 treden Rodríguez en zijn band zelfs op in Amsterdam in de Heineken Music Hall op 1 juli 2013. Dit optreden is zo beroerd dat het in zijn imperfectie best sympathiek en ontroerend had kunnen zijn als Rodríguez niet dronken op het podium had gestaan. Hier doet zich pas de echte ontmythologisering voor. 331 Als we het hebben over de mythe van massamoordenaars, dan is het nieuwste boek “Compartimenten” van Abram de Swaan (1942) 332 een goed voorbeeld. Dit boek is in het boekenprogramma van de VPRO 333 op 23 maart 2014 behandeld door Wim Brands. Het boek gaat over omvangrijke massamoorden in de twintigste eeuw. De Swaan betrekt hierbij de rol van genocidale regimes, voorafgaande maatschappelijke ontwikkelingen en de persoonlijke eigenschappen van de daders om tot een beter inzicht van massale uitroeiing te komen. De Swaan vraagt zich af hoe deze verschrikkingen zijn te begrijpen. Al ruim een halve eeuw is hiervoor een dooddoenende verklaring dat massamoordenaars “gewone mensen” zijn. “Zij deden gewoon hun werk. Wij zouden onder dezelfde omstandigheden precies hetzelfde gedaan hebben”. Hierbij zijn echter twee kanttekeningen noodzakelijk: omstandigheden zijn nooit hetzelfde, ze kunnen slechts vergelijkbaar zijn. Bovendien zijn werkelijke omstandigheden altijd anders dan je je hebt kunnen voorstellen. Abram de Swaan bestrijdt dan ook deze ' banalisering van het kwaad', een woord overigens dat hij niet helemaal juist vindt. Banalisering betekent “te gewoontjes om interessant te zijn”. Genocide daarentegen is niet gewoontjes. De Swaan spreekt daarom liever van de banaliteit van de boosdoener. Hij geeft aan de hand van het beroemde Milgram-‐experiment 334 aan dat het gevaar van het meeslepen door de omstandigheden veel groter is dan we dachten. Het wordt langzamerhand tijd tot een afronding te komen. Dat ga ik doen in het volgende hoofdstuk. Nu wil ik besluiten met een paar opmerkingen uit het laatste hoofdstuk van Mythologieën van Roland Barthes: Mythologie doet mee aan het maken van de wereld. Haar spraak is echter een metataal die niets in beweging brengt, er is hoogstens sprake van ontsluiering. Er is nu slechts een keuze mogelijk uit twee excessieve methoden. Men gaat enerzijds uit van de werkelijkheid die geheel open staat voor de geschiedenis en ideologiseert deze. Of men stelt dat een ondoorgrondelijke werkelijkheid uiteindelijk niet te herleiden is en poëtiseert deze. 331 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3380/muziek/article/detail/3469073/2013/07/02/Rodriguez-‐Na-‐het-‐
heldenonthaal-‐volgde-‐ontnuchtering-‐-‐-‐en-‐daarna-‐verbijstering.dhtml 332 http://deswaan.com/ 333 http://www.vpro.nl/speel.program.37861428.html 334 http://nl.wikipedia.org/wiki/Experiment_van_Milgram
89
Barthes stelt dat deze vervreemding er de oorzaak van is dat wij er niet in slagen om een vaste greep op de werkelijkheid te krijgen. Daarom zijn wij nog gedurende een zekere tijd gedoemd in excessieve termen over de werkelijkheid te spreken. Dat komt doordat zowel het ideologisme als zijn tegengestelde vervreemdende werkelijkheid nog gedragingen zijn van magische aard, voortkomend uit de terreur, de verblinding, de betovering die samenhangt met de verscheurde maatschappij. Toch is dat hetgeen waarnaar wij volgens hem moeten zoeken; een verzoening van de werkelijkheid en de mensen, van de beschrijving en de uitleg, van het object en het weten. 335 335 Roland Barthes, Mythologieën, vertaler Kees Jongenburger, Uitgeverij IJzer, 1957, ISBN 9074328539.
90
Hoofdstuk 6 Epiloog: JVF, mythe van het alledaagse? Truth is a construct. Objectivity is a myth. Everything is situated. 336 Resumerend kunnen we stellen dat het in hoofdstuk 1 vooral gaat om specifieke kenmerken van de documentaire, haar geschiedenis en het omvangrijke scala aan documentaires met de aspecten realiteit en objectiviteit als sleutelwoorden die intrinsiek fungeren als een dichtgetimmerd bastion. Die koers aanhouden is niet wenselijk als we nieuwe perspectieven willen zien. Want natuurlijk is het mogelijk om nieuwe territoria te ontdekken of om te komen tot nieuwe manieren van denken. Om veranderingen tot stand te brengen is het nodig out of the box te denken. Dit kan b.v. door de gebruikelijke chronologische tijd in termen van verleden-‐heden-‐toekomst achter ons te laten en te werken met een chronoscopische tijd 337 van onderexposure-‐ exposure-‐overexposure, zoals Paul Virilio (1932) 338 voorstelt. Of fragmentarisch te werken zoals de kubisten339 al in het begin van de 20e eeuw deden. Om veranderingen mogelijk te maken, moeten we wel in alle vrijheid en in volle vaart los kunnen komen van conventionele en alledaagse patronen. En niet zoals Bas Jan Ader (1942-‐1975?) 340 met zijn onfortuinlijke, megalomane zeiltocht in een nietszeggend bootje navigeren op de hoge golven van de barre oceaan. Of juist wel? Stel dat je met een aantal mensen een boot wilt bouwen, dan is het slimmer hen gepassioneerd te laten verlangen naar de zee in plaats van hen hout te laten zoeken of andere werkzaamheden op te dragen. (Antoine de Saint-‐Exupéry). 341 Een definitie geven van het alledaagse is eigenlijk onmogelijk. Dat komt omdat het gewone pas tevoorschijn komt als het op de een of andere manier gaat opvallen met als gevolg dat het dan niet meer gewoon is. Het (onbewuste) alledaagse en het (al dan niet bewuste) alledaagse leven gaan over het geheel van herhaalde, routinematige handelingen of praktijken in werk of gezin, vrije tijd of consumptie, die als vanzelfsprekend worden geacht. 336 http://www.documentarysite.com/
337 Debuysere, Stoffel: Archipel project, Diagonal thoughts “Herinneringen aan de toekomst”, November 2010
http://www.diagonalthoughts.com/?page_id=1239 338 http://en.wikipedia.org/wiki/Paul_Virilio 339 http://nl.wikipedia.org/wiki/Kubisme 340 http://nl.wikipedia.org/wiki/Bas_Jan_Ader 341 http://www.citaten.net/zoeken/citaten_van-‐antoine_de_saint-‐exup%C3%A9ry.html
91
Om nieuwe perspectieven te zien is het niet handig om het conventionele of het alledaagse te negeren of te ontkennen. Integendeel. Zij komen ons bij de bestudering ervan juist heel goed van pas. Enerzijds vanwege alle kennis en ervaring die hieruit is voortgekomen, anderzijds omdat hierdoor de missing links naar boven komen die geen of onvoldoende aandacht krijgen in de traditionele cultuurwetenschappen. We kunnen ons nog goed de studentenopstand en de stakingen in Parijs herinneren eind jaren zestig van de vorige eeuw. De protesten waren vooral gericht tegen de toen heersende conservatieve maatschappij en de traditionele moraliteit. Met name het onderwijssysteem en de werkomstandigheden werden fel bekritiseerd. De stakingen waren uniek omdat ze niet uitgingen van een bepaalde bevolkingsgroep, maar etniciteit, cultuur, klasse en leeftijd overstegen. Het is niet voor niets dat Michel de Certeau (1925 -‐ 1986) 342 , in 1974 van de Franse regering de opdracht kreeg om “een theorie te schetsen van alledaagse praktijken om uit dat geroezemoes manieren van opereren voort te brengen die, als een meerderheid in het sociale leven, vaak slechts figureren als weerstanden of apathieën in relatie tot de ontwikkeling van socioculturele productie.” (De Certeau, The Practice of Everyday Life, 1998). 343 Aan de hand van “The Everyday Life Reader” van Ben Highmore 344 , hoogleraar culturele studies Universiteit van Sussex, ga ik bekijken of en welke elementen uit het alledaagse leven mijn mythe theoretisch kunnen onderbouwen. Het alledaagse betitel ik hier als Elly. Elly staat voor Everyday Life en daiLY; een stuk korter dan “het alledaagse” of “Everyday Life”, en daardoor gemakkelijker in het gebruik. Bovendien is het een doodgewone Nederlandse meisjesnaam. Een derde reden is dat het gebruik van Elly een andere leeshouding vraagt vanwege het vervreemdende element. Zoals ik hierboven al terloops heb aangegeven is er overigens wel een verschil tussen het alledaagse leven en het alledaagse. Het eerste gaat over de praktijk van alledag waarbij het bewuste al dan niet ingeschakeld wordt, terwijl bij het alledaagse het bewuste totaal is uitgeschakeld. Voor dit laatste gebruik ik de term Elly. Elly kan volgens Highmore bekeken worden vanuit twee perspectieven: het etno-‐ grafische 345 (inclusief antropologie 346 en sociologie 347 ) en het historiografische 348 .
342 http://nl.wikipedia.org/wiki/Michel_de_Certeau De Parijse studentenopstand in 1968 is van grote invloed geweest
op de theoretische ontwikkeling van De Certeau. 343 Highmore, Ben, The Everyday Life Reader Uitg. Routledge, ISBN 13: 9789415239254, blz. 63, 344 http://www.sussex.ac.uk/profiles/185339 345 Etnografie betekent letterlijk het in kaart brengen van bevolkingsgroepen. In de sociolinguïstiek duidt het op een
systematische methode om, door bestudering van plaatselijke en talige attitudes, verschillende bevolkingsgroepen te onderscheiden. 346 Antropologie is een tak van wetenschap die de mens in al zijn aspecten, zowel fysiek als cultureel, bestudeert. 347 Sociologie is de studie van het sociale gedrag van de mens, en van de sociale, politieke, religieuze en economische aspecten van de menselijke samenleving. Daarbij staan vooral de inrichting en veranderingen daarvan, alsmede sociologische problemen centraal. Belangrijke vragen zijn hoe sociale cohesie, sociale ongelijkheid en identiteit tot stand komen. 348 Geschiedschrijving of historiografie is de geschreven interpretatie van het verleden.
92
Door het bestuderen van Elly is het mogelijk kritisch te reflecteren op de maatschappij en kunnen zo nodig veranderingen worden doorgevoerd. Menselijk gedrag wordt inzichtelijk gemaakt en dat is nodig op allerlei gebied, b.v. voor de inrichting van die maatschappij. Maar wat is Elly dan precies? Deze vraag is niet zo eenvoudig te beantwoorden. De gemiddelde volwassen mens staat niet vaak stil bij wat nu zo vanzelfsprekend of vertrouwd is en vindt het wel fijn om in een behaaglijke comfortzone te zitten.
” ’t Is een triestig gezicht, mensen die naar bed gaan, je ziet dan pas goed dat ‘t ze geen zak kan schelen dat de dingen zijn zoals ze zijn, je ziet dan dat die mensen niet eens probéren te begrijpen waarom we op de wereld zijn. Het interesseert ze niets. ” Céline (1894 –1961) 349 Maar dat even terzijde. Neem bijvoorbeeld eens vervoermiddelen als een vliegtuig of een boot. Op zich hebben ze geen speciale betekenis, totdat ze op gaan vallen en benoemd gaan worden, zoals het Malaysia Airlines vliegtuig vlucht MH370 dat onlangs vermist is en neergestort in de Indische Oceaan. Of het Zuid-‐Koreaanse rampschip Sewo dat recent door nog onbekende oorzaak voor de zuidkust van Zuid-‐Korea ten onder ging. Pas als er iets verkeerd gaat, als het normale patroon doorbroken wordt, krijgt iets betekenis. We leren Elly dan ook pas echt kennen als de automatische piloot is uitgeschakeld, als het gewone functioneren gaat disfunctioneren, als het normale gedragspatroon wordt ondergraven. Elly is wat onder je neus is maar nog niet gezien. Elly kan staan voor een overkoepelende structuur van gedragingen van een grote groep mensen maar ook voor een opeenhoping van particulariteiten, van individuele, singulaire handelingen. Elly balanceert dus op het randje van sociale verschillen en algemeenheden, die overigens een gemeenschappelijk gevoel moeten vertegenwoordigen, die soms wel en soms niet te zien zijn. Dit geeft als moeilijkheid dat Elly behoorlijk ongrijpbaar is en moeilijk te representeren. Voor de traditionele wetenschappen als sociologie, filosofie of antropologie is Elly dan ook een grensgebied omdat ze eigenlijk buiten die gespecialiseerde disciplines van kennis valt. Dit komt omdat het beschrijven van processen en gevoelens moeilijk in objectieve cijfers is vast te leggen, te verantwoorden en te controleren. Elly vraagt dan ook om nieuwe experimentele en zelfreflexieve benaderingen. 349 Céline, Louis-‐Ferdinand, “Reis naar het einde van de nacht”, 1952, Vert. E.Y. Kummer, Uitgeverij G.A. van Oorschot
Amsterdam, ISBN 90 282 5048 4, hoofdstuk XVI blz. 221 http://nl.wikipedia.org/wiki/Louis-‐Ferdinand_C%C3%A9line http://nl.wikipedia.org/wiki/Voyage_au_bout_de_la_nuit
93
Experimenteel omdat het niet mogelijk is om Elly waarheidsgetrouw af te beelden, maar wel om haar trefzeker te omcirkelen. Zelfreflexief omdat juist het bewust markeren van de afstand tussen b.v. een etnografische beschrijving en de beschreven alledaagse levensvorm de lezer gevoelig kan maken voor de ongrijpbaarheid van de geregistreerde alledaagsheid. 350 Vanwege het grensgebied van Elly definieert Henri Lefebvre (1901 –1991) 351 haar als “dat wat is overgebleven”. Tegelijkertijd vindt hij echter ook dat Elly een para-‐ of metaveld van weten is geworden dat over alle kennis heen ligt en om die reden niet tot een apart studiedomein moet worden gerekend. Lefebvre ziet Elly als een eindeloze ketting van alledaagse bijzonderheden en meervoudige verschillen die gelinkt is aan wegen die nooit worden uitgewist of in afzondering achtergelaten. Het bijzondere wordt hiermee met het alledaagse verweven. Michel de Certeau omschrijft de tegenstelling tussen particulariteit en generaliteit als de wetenschap van het unieke. Als het de wens is om deze wetenschap meer te laten doen dan uitsluitend het eindeloos beschrijven van ontelbare specifieke praktijken, dan is het noodzakelijk de dualiteit tussen het gewone en het bijzondere te overwinnen. Het antwoord hierop is volgens De Certeau Elly niet aan te spreken op het level van content, maar op het level van vorm. Hiermee kan Elly op formele, vergelijkbare manieren getoetst worden zonder het specifieke van de handelingen te verliezen. Voor Maurice Blanchot (1907 -‐ 2003) 352 wordt Elly herkenbaar op momenten van revolutionaire transformatie en komt zij voor op die plekken waar ze het meest liminaal 353 , niet-‐gedefinieerd, is. Je zou dit “in between” -‐ momenten kunnen noemen, de periode “tussen servet en tafellaken”. De “in between” -‐ momenten zijn overigens ook vaak terug te vinden in gebruiks-‐ aanwijzingen. Precies dat wat je nodig hebt om iets in elkaar te zetten, staat er niet in vermeld. Hetzelfde geldt bij tutorials voor computersoftware. Het overgrote deel wat erin opgenomen is, is al bekend maar de meest basale, ogenschijnlijk simpele zaken, die voor de hand lijken te liggen maar dat niet zijn, vind je nergens terug. Zelfs niet in handboeken voor dummy’s. Het registreren van Elly is naast een punt van aandacht dan ook een niet geringe uitdaging. Hoe is het mogelijk om bijvoorbeeld vermoeidheid, luiheid of verveling te registreren? Een hulpmiddel zou kunnen zijn het inzetten van kunst, literatuur of 350 http://www.tijdschriftkarakter.be/de-‐kennis-‐van-‐het-‐alledaagse/ 351 http://nl.wikipedia.org/wiki/Henri_Lefebvre
352 http://nl.wikipedia.org/wiki/Maurice_Blanchot 353 Liminaal is afgeleid van Limes: grens. Een liminale status is een niet-‐geaccepteerde of een niet-‐gedefinieerde rol
binnen een cultuur. Liminaliteit is meestal van korte duur. Iemand die in een liminale status zit is meestal onderdeel van een overgang tussen twee geaccepteerde rollen. Je bent niet meer wie je was en vraagt je af wie je worden zal. Tijdens een overgangsrite bijvoorbeeld zijn mensen vaak in een liminale status en ze hoeven zich dan ook niet te gedragen naar de normen van hun cultuur. Aan de andere kant kunnen ze vaak in die status ook niet deelnemen aan het leven in hun samenleving totdat de liminaliteit wordt opgeheven. Het komt b.v. bij emigranten voor. De pubertijd bijvoorbeeld, kan ook gezien worden als een liminale periode. Een puber is geen kind meer maar ook nog geen volwassene. Er zijn geen duidelijke sociale normen voor pubers en daarom wordt extreem gedrag van hun eerder geaccepteerd. http://www.encyclo.nl/lokaal/10589 http://www.valens.nl/nlhtmldocs/liminaal.html
94
theater. De Brechtiaanse vervreemdingstechniek waarover ik reeds in hoofdstuk 1 schreef, is tot op zekere hoogte al geïnfiltreerd in de studie van menswetenschappen vanwege de specifieke vragen die er gesteld worden. Door het gebruik van een reeks aan media (film, tekst, muziek, etc.) alsmede een reeks van genres (Grieks koor, volkstradities, etc.) weeft Brecht een montage die meer bedoeld is om een conflict op te werpen dan om oplossingen te geven. Volgens Highmore komt een dergelijke methode het onderzoek naar Elly zeker ten goede. Hierdoor kan Elly een voertuig zijn dat meervoudige draden en complexe vlechtwerken bevat, maar ondertussen zodanig wordt ingekaderd dat haar constructie en herleefd materiaal die steeds weer uit het zicht verdwijnen, worden erkend. Kunst kan zodoende VAN Elly zijn, OVER Elly gaan en IN Elly bestaan. Daar waar Cramerotti in hoofdstuk 2 oproept voor versmelting van kunst en journalistiek, doet Clifford Geertz (1926 -‐ 2006) 354 dezelfde oproep voor de toekomst van Elly-‐studies, zodat het mogelijk wordt experimentele routes van Elly-‐studies met behulp van kunst en wetenschap zichtbaar te maken. Kunst bezit immers de eigenschap dat het het begrip van Elly zowel impliciet als expliciet kan benaderen. Objecten worden gewoon door onzichtbaar te worden, onopgemerkt. Volgens Brecht moet Elly groter en vreemder gemaakt worden voordat het het label krijgt van voor de hand liggende bezigheden. Het moet het label krijgen van ongebruikelijk. Hierdoor zorgt het voor een toepasbaar platform om na te denken over methodes van registratie. Cross-‐culturele vervreemding kan gezien worden in termen van genrevervaging, naast het bekijken van zaken vanuit verschillende culturele perspectieven. Het is nu een goed moment om “PIG 05049” van Christien Meindertsma (1980) 355 aan te halen. Meindertsma onderzocht drie jaar lang welke producten van een varken gemaakt worden en kwam tot verrassende ontdekkingen. Enkele voorbeelden: munitie, medicijnen, fotopapier, hartkleppen, remschijven, kauwgom, porselein, cosmetica, sigaretten, crèmespoeling en biodiesel. Het in “PIG 05049” afgebeelde varken wordt na zijn dood in gesorteerde delen over de gehele wereld verstuurd. Sommige producten blijven dicht bij hun oorspronkelijke verschijningsvorm en gebruiksdoel terwijl anderen daar juist ver vanaf gaan. Met chirurgische precisie wordt de verspreiding van het varken ontleed. Dit heel concrete onderzoek is op vrij eenvoudige wijze gepresenteerd en geregistreerd. Het vervreemdende in het werk zit hem in het feit dat een alledaags dier naast de gangbare vleesconsumptie ook wordt gebruikt voor de meest vreemdsoortige en uiteenlopende basisgrondstoffen of eindproducten in de productieketen. Het varken gaat disfunctioneren als varken maar wordt ongemerkt volledig opgenomen in de onzichtbare praktijk van alledag. De belangrijkste en meest bruikbare punten uit hoofdstuk 2 zijn de quote van Einstein “We can’t solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them.” en het inzetten van met name exaptatie-‐ en vervreemdingstrategieën, maar ook 354 http://nl.wikipedia.org/wiki/Clifford_Geertz 355 http://www.christienmeindertsma.com/index.php?/books/pig-‐05049/
95
het doorbreken van het conventionele denken alsmede de vervagende grenzen tussen kunst en wetenschap. Willen we het alledaagse doorbreken om veranderingen tot stand te kunnen brengen, dan zullen we dus op een ander level moeten gaan zitten en de onderhavige issues vanuit een ander perspectief bekijken. Ik doe dit met behulp van een persoon uit een verleden werkelijkheid die ik in een parallelle wereld voort laat leven. Ik probeer dit werk in een setting te krijgen ten behoeve van de perceptie en empathie van het publiek. Ik hoop dat het publiek bewust of onbewust na gaat denken over zijn eigen alledaagse wereld, zijn eigen verhaal of moraal, en hoop dat het een stroom van gedachten en nieuwe verhalen oplevert en als de Moldau 356 uitmondt in een stortvloed aan nieuwe mogelijkheden. Met andere woorden: de ongrijpbare, alledaagse JVF moet grijpbaar worden in haar bestaan om vandaar uit weer verder te vertakken. In het kader van dit hoofdstuk heb ik gezien hoe Chantal Akerman (1950) 357 de film “Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles, uit 1975 heeft gemaakt. Deze hyperrealistische film beslaat drie dagen uit het monotone leven van een huisvrouw, een weduwe die in een huis woont met haar schoolgaande zoon. Haar leven bestaat uit de routinematige handelingen van het huishouden. Daarnaast verdient ze geld met prostitutie. Haar leven is overgeorganiseerd en van minuut tot minuut ingedeeld. Er is geen tijd om na te denken, geen ruimte voor verandering. Op het eind van de tweede dag begint echter haar gestructureerde universum zich te ontrafelen en geeft ze zichzelf een uur vrij. Dit geeft tijd voor zelfreflectie wat leidt tot angst en bezorgdheid. Op de derde dag heeft de vrouw seks met een man waarna zij hem doodsteekt met een schaar. De alledaagse en routinematige bezigheden en de sleur worden in de film tot extreme proporties uitvergroot en zijn tot meer dan in detail te zien. Dit moet Brecht ongetwijfeld bedoeld hebben met het label van ongebruikelijk. Het is vanzelfsprekend dat het gedrag van mensen vanuit diverse hoeken wordt beïnvloed. Ik denk hierbij aan de politiek, de opvoeding, de woon-‐ en leefomgeving. De wereld waarin je leeft bepaalt tot op zekere hoogte ook je identiteit. Maar handelingen worden ook gestuurd door de manier waarop huizen zijn gebouwd, het verkeer wordt ingericht of objecten zijn ontworpen. Ontwerpen van stedenbouwkundigen, architecten en designers hebben een dermate grote impact op het gedrag van de mens dat een studie gedragswetenschappen voor hen onontbeerlijk zou zijn. Neem bijvoorbeeld zoiets simpels en alledaags als een koffiekopje. De manier waarop dit is ontworpen, bepaalt hoe wij het gebruiken. Maar wat gebeurt er dan?
356 De Moldau van Smetana is een beroemd voorbeeld van zogenaamde programmamuziek dat gedachten en
ervaringen manipuleert. Dat wil zeggen: de muziek is beschrijvend, vertellend, anekdotisch. Al luisterend zie je als het ware de steeds wisselende rivier door het landschap stromen onder het adagium “more is better”. http://nl.wikipedia.org/wiki/M%C3%A1_Vlast In 2002, bij de overstroming van de Moldau, begon Bar Le Duc-‐water juist een reclamecampagne met deze muziek (lekker water) en met name Vltava, eerst met het hoofdthema en daarna met een ander gedeelte uit Vltava (dansende pakken water). 357 http://nl.wikipedia.org/wiki/Chantal_Akerman
96
De koffie gaat in het kopje. Het kopje wordt aan het oor vastgehouden. Maar waarom heeft een kopje vaak maar een oor, waarom geen drie of vier? De stand van de pink verraadt de afkomst van de consument, evenals de manier waarop de koffie gedronken wordt: in een keer, met teugjes, slurpend, lebberend of nippend. Vervolgens wordt het kopje teruggezet op het schoteltje. Maar stel je voor als je het kopje als schoteltje zou gebruiken en het schoteltje als kopje. Het zou veel meer moeite kosten om de koffie te drinken. Er is dan ook veel meer aandacht voor nodig. En je moet wel slurpen. Wat levert dit op voor de smaak? Of stel dat je je hand als schoteltje zou gebruiken en het oor van het kopje zou negeren. Ook dan kost het veel meer moeite om de koffie te drinken. Wetenschappers zullen zich niet zo snel bezig houden met de plaats van het oor of de grootte of de dikte. Dat is meer voorbestemd voor designers. Voor designers is het dan ook interessant om te weten hoe de mensen zich gedragen tijdens het drinken van een kopje koffie maar vooral ook hoe zij willen dat mensen zich op zo’n moment gedragen. En dan is dit slechts een heel onschuldig klein voorbeeld, wat weinig kwalijke gevolgen met zich meebrengt als het ontwerp niet helemaal 100% is. Maar het geeft wel duidelijk het belang van Elly aan. Een ander interessant voorbeeld is het “Post-‐Partum Document” van Mary Kelly (1941) 358 . Dit werk bevat een archeologie van het alledaagse leven van een Oedipusachtige moeder-‐kind relatie gedurende de eerste zes jaar van het kind. Hoewel het werk over moeder en kind gaat is er geen afbeelding van hen te zien. Het werk bevat wel een keur aan alledaagse materialen (luiers, babyhemdjes, etc.) en een scala aan talen (biologisch, psychoanalytisch, conversationeel, etc.). Het werk van Kelly kan gezien worden als een feministische interventie in de mannelijke kunstwereld en opent ruimte voor de representatie van een vrouwencultuur. Daarnaast kan het beschouwd worden als een voorbeeld van vervagende grenzen tussen kunst en etnografie, (ontwikkelings-‐) psychologie, etc. In de periode januari 1977 tot april 1978 begint het kind, nog voordat het kan schrijven, lettervormen te identificeren en brengt een systeem met markeringen in kaart die gerelateerd zijn aan het traditionele alfabet. Deze vormen worden in leien gekerfd die analoog zijn aan de steen van Rosetta en onderverdeeld in drie registers. In het bovenste register staan de pre-‐schriftelijke lettervormen van het kind, in het middelste is het print-‐script te zien met het commentaar van de moeder en in het onderste gedeelte het type-‐script dagboekverhaal. Het mooie van dit werk vind ik dat het lijkt alsof er een heel nieuwe taal is verschenen, afkomstig van een nog niet ontdekte stam, maar ook dat het vergezeld gaat van een pseudowetenschappelijke analyse. Hiermee is Kelly erin geslaagd om grenzen te laten vervagen en gaat kunst daadwerkelijk een relatie aan met de wetenschap. Highmore vraagt zich af waarom Elly, meer dan cultuur, gemeenschap, postmoderniteit of globalisatie, een bruikbaar hulpmiddel is bij vragen van sociale en culturele aard. Ook vraagt hij zich af hoe het komt dat de belangstelling hiervoor juist nu zo groot is. Het is 358 http://en.wikipedia.org/wiki/Mary_Kelly_(artist)
97
goed mogelijk dat Elly gezien wordt als een effectief hulpmiddel om een aantal symptomatische verschuivingen in onderwerpen te bestuderen waarbij de focus ligt op de gebeurtenissen vanaf de negentiger jaren. Een andere mogelijkheid is dat het gebruikt wordt om de contouren van disciplines te verstevigen die Elly doelbewust negeert. Met de verschuiving van de soevereine staatsvorm naar een disciplinaire samenleving wordt volgens Foucault de soevereine macht vervangen door anonieme en horizontale machtsrelaties. Deze vertakken zich als een netwerk en doortrekken het hele maatschappelijke veld. 359 De uitgebreidheid aan materialen die Elly omgeven, zoals b.v. wetten van de overheid, kunnen kritisch bekeken worden juist vanuit het oogpunt van Elly. Niet alleen om te zien hoe deze materialen de dagelijkse praktijken vormen en hervormen, maar vooral om te bekijken of en hoe ze al dan niet de ruggegraat worden van ervaring. Om Elly te situeren is het misschien handig om de aandacht meer te richten op de sociale wereld dan op plaats en tijd. Zo ziet Freud Elly als een wereld van routine die constant geregeld wordt door morele codes maar waarin ook altijd sporen te zien zijn van wensen en angsten. Is Elly een archief van gewoonte, van wens en toeval? Om hier een antwoord op te geven zou gestart kunnen worden met een complex imaginair onderzoek door kunstenaars. Al in hoofdstuk 3 van deze thesis heb ik verschillende archieven vermeld van uiteenlopende aard van hedendaagse kunstenaars, die hier gemakkelijk onder zijn te scharen. Het Elly-‐archief zou relevante werken kunnen voortbrengen met experimentele studies in de ervaren realiteit van alledag. Hier kunnen de interventies van b.v. de Situationisten International (SI) 360 , een kunstenaarsgroep onder leiding van Guy Debord, als voorbeeld dienen. De SI, die eveneens actief was tijdens de Parijse studentenopstand in 1968, streeft ernaar om een toestand van voortdurende maatschappelijke revolutie te creëren. Zij doen dit door op massaconsumptie gerichte happenings te organiseren. Doel is de openbare orde en daarmee starre en ouderwetse denkbeelden, op een ludieke manier te doorbreken en te ontregelen. Deze interventies zouden zelfs als archetype kunnen gelden voor het Elly-‐archief. Een archetype zoals JVF, mythe van Elly. In deze thesis zijn grote onderwerpen aan bod gekomen. Ik ben me ervan bewust dat elk hoofdstuk een onderzoek op zich is waar ik nog veel dieper op in kan gaan. Omwille van de tijd en de complexiteit is dit niet mogelijk. Toch heb ik bewust en graag voor deze structuur gekozen. Als een flaneur begaf ik me tussen de vele onderwerpen en zocht naar bruggetjes die op een logische of op een minder voor de hand liggende manier met elkaar verbonden konden worden, ondersteund door voorbeelden uit de kunst, literatuur, muziek en film. Met de documentaire als vertrekpunt ben ik afgereisd naar de 359 http://classic.skor.nl/id.php/SCHUILENBURG.html 360 http://nl.wikipedia.org/wiki/Situationisten
98
vervagende grenzen tussen kunst en journalistiek om vandaaruit te komen tot diverse facetten van de waarheid en vervolgens te arriveren bij het verhaal zelf en de kunst van storytelling om uiteindelijk inzicht te verkrijgen in het wel en wee van de mythe en tenslotte via het alledaagse weer terug te komen bij de documentaire en de mythe. En zo is de cirkel rond. Maar een documentaire is natuurlijk niet hetzelfde als een mythe. Een mythe kan zoals we in het vorige hoofdstuk lazen wel in een documentairevorm verschijnen maar andersom wordt een lastige zaak. Ondanks de structuralistische analyse van Barthes vind ik dat er toch enige mystiek rondom de mythe blijft bestaan. Maar:
“Het mooiste wat wij kunnen ervaren is het mysterie.” Albert Einstein (1879 – 1955) 361 In dit verband wil ik de “onoverwinnelijke” schaakmachine noemen die de Hongaarse uitvinder Wolfgang von Kempelen (1734 –1804) 362 in 1770 maakte voor keizerin Maria Theresia van Oostenrijk. Benjamin spreekt hierover in zijn Passagen Werk waarin hij graaft naar de “oergeschiedenis” van de moderniteit. Volgens de Vlaamse filosoof Lieven de Cauter (1959) 363 is Benjamins’ Passagen Werk aan de oppervlakte een vorm van neo-‐marxistische geschiedschrijving, maar ligt onder de oppervlakte een mystiek doel verborgen. 364 Even terug naar de schaakmachine. Deze bestaat uit een houten pop in Turkse klederdracht. De pop speelt zijn zetten vanachter een brede kast waarop een schaakbord is geplaatst. Vanwege het uiterlijk van de pop wordt het apparaat al snel “de Turk” genoemd. Met behulp van spiegels lijkt het er voor de kijker op dat de kast onder het bord leeg is. In werkelijkheid zit er een gebochelde dwerg in de kast die van binnenuit de stukken op het bord kan zien. De dwerg is een meester in het schaken. Dankzij een ingenieus mechanisch besturingssysteem kan hij van binnenuit en onzichtbaar voor de buitenwereld de arm van de Turk bewegen en zodoende zetten van zijn tegenstander beantwoorden. De pop staat volgens Walter Benjamin symbool voor historisch
361 http://nl.wikipedia.org/wiki/Albert_Einstein
In NTR-‐special over Philip Glass, “Einstein on the Beach”: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1317749 362 http://en.wikipedia.org/wiki/Wolfgang_von_Kempelen 363 http://nl.wikipedia.org/wiki/Lieven_De_Cauter 364 Deze duiding van het werk van Benjamin is vooral de verdienste van de Vlaamse filosoof Lieven de Cauter, in zijn
boek: De Dwerg in de Schaakautomaat. Een uitvoerige samenvatting is te lezen in Frank van de Veire, Als in een Donkere Spiegel, hoofdstuk 6. http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2516307/2000/09/16/Een-‐storm-‐waait-‐uit-‐het-‐ paradijs.dhtml
99
materialisme 365 die zegt dat de wereldgeschiedenis in grote mate bepaald wordt door materiële en economische omstandigheden. Deze omstandigheden worden gedragen door ideologieën die van oudsher afkomstig zijn uit de religie. De pop wordt geacht van elke tegenstander altijd te winnen. Dat lukt zo lang hij maar gebruik maakt van de diensten van de theologie, die “zoals iedereen weet, klein en lelijk is en uit het zicht moet worden gehouden”. De dwerg is daarmee als het ware het geheime principe dat aan de touwtjes van de geschiedenis trekt. Benjamin, die als marxist niet zoveel op heeft met religie, probeert aan te tonen hoe hardnekkig mythes van het plutocratische establishment postvatten in de geïndustrialiseerde kapitalistische wereld en ook hoezeer zijn eigen tijd nog is ondergedompeld in die mythes. Hij zet zich ervoor in dat men de nieuwe tijd omhelst zoals hij is, en onder ogen ziet welke sociale problemen die tijd met zich meebrengt, in plaats van te vluchten in achterhaalde en onderdrukkende maatschappijvormen. 366 Marcel Janssens, Belgisch hoogleraar en literatuurhistoricus (1932 -‐ 2013) 367 haalt in zijn essay “Mythevorming in de hedendaagse cultuur” de Vlaamse astrofysicus Gerard Bodifée (1946) 368 aan in een interview op 24 juli 2002 met De Standaard. Bodifée zegt in dit interview met de titel “We moeten ons eigen evangelie schrijven” dat “geen enkele cultuur ontkomt aan het zoeken naar mythische elementen”. De belangstelling voor verhalen in de context van het transrationele zinzoeken, die dateren uit de tijd toen de mens zijn weg zocht in de wereld van de mythe, wekken weer onze aandacht (Eyskens (1933) 369 in: “Bron en Horizon. Het avondland uit de impasse”, Lannoo,1985: 259).370 De onlangs overleden Belgische curator Jan Hoet (1936 –2014) 371 zegt in een interview met A. Parez dat elke kunstenaar zijn eigen mythe moet construeren. 372 Volgens de Amerikaanse cultuurfilosoof George Steiner (1929) 373 zou een moderne mythe de enige kans voor Europa zijn om zichzelf terug te vinden.374 Deze stellingen bewijzen des te meer dat de bestaanskracht van een mythe in de vorm van een documentaire gelegitimeerd is. Een onontgonnen gebied, waar nog veel werk te doen is. Zeker als we het gewone, het alledaagse, Elly, op documentaireachtige wijze in kaart willen brengen en daarmee willen ontmaskeren of zichtbaar maken of, om met de woorden van J. Vermassen, Vlaams kabinetsadviseur Beeldende Kunst en Musea, te
365 http://nl.wikipedia.org/wiki/Historisch_materialisme 366 http://www.kabk.nl/docu/Benjamin.pdf
367 http://nl.wikipedia.org/wiki/Marcel_Janssens_(hoogleraar) 368 http://nl.wikipedia.org/wiki/Gerard_Bodif%C3%A9e 369 http://nl.wikipedia.org/wiki/Mark_Eyskens 370http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:dussW4T3JkMJ:www.literator.org.za/index.php/literato
r/article/download/285/258+&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl 371 http://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Hoet 372 Claire Van Damme, Francisca Vandepitte, “Mythische sporen in de hedendaagse kunst”, Academia Press, Leerstoel
K. Geirlandt, 1996, ISBN 9038200862, blz. 38 373 http://nl.wikipedia.org/wiki/George_Steiner 374 Claire Van Damme, Francisca Vandepitte, “Mythische sporen in de hedendaagse kunst”, Academia Press, Leerstoel
K. Geirlandt, 1996, ISBN 9038200862
100
spreken: “om onze maatschappij te verrijken met openheid, verdieping en zonderlinge echtheid”. 375 Door de hele scriptie heen heb ik terloops al diverse zaken benoemd die ik persoonlijk voor de uitvoering van mijn project belangrijk vind. Om hier enige structuur en helderheid in te krijgen, geef ik hieronder een resumerend overzicht. Ik hou van mensen, van verhalen en van rituelen. Zij gaan over waarheid, manipulaties van de waarheid, communicatie, herinneringen en het leven van alledag. Documentaires gaan over verhalen. Mijn werk gaat over verhalen. En daarom gaat deze thesis ook over verhalen. Voor de uitvoering van mijn werk wil ik graag de tools van Brecht inzetten, maar ook inzoomen op details zoals in het werk van Chantal Akerman of de nog niet eerder genoemde Franse filmregisseur Robert Bresson (1901 –1999) 376 die eveneens een meester is in het tonen van details en het uitvergroten van het kleine gebaar. Ik hou ook van de mystiek en poëzie van Zoe Beloff en Gary Hill, van geheimzinnigheid, van vervagen en weer scherpstellen. Niet alles hoeft duidelijk te zijn en ook niet echt gebeurd, maar, hoe ongelooflijk het verhaal ook is, het moet wel allemaal kloppen of echt gebeurd kunnen zijn, zoals de oude Vertov – life as it is -‐ al verkondigde. Ik geef direct toe dat dit misschien wat wollig klinkt, maar ik zal een voorbeeld geven. In een essay vertelt Walter Benjamin met betrekking tot storytelling over het feit dat boeren die hun hele leven op dezelfde plek blijven vanuit een ander perspectief verhalen vertellen dan de rondtrekkende matroos die de hele wereld afreist en steeds weer nieuwe indrukken opdoet. En dan kom ik zonder er naar op zoek te zijn, Delftsblauwe bordjes tegen met daarop een afbeelding van een boer en een matroos, precies dezelfde bordjes die mijn ouders vroeger in hun dorpswinkeltje verkochten. Dergelijke voorvallen vind ik prachtig om in een werk te gebruiken. Verder doet het mij deugd dat mijn project leunt op historisch onderzoek en gebaseerd is op feit en fictie. Een ander element wat van belang is voor de mythevorming is het inzetten van de theorie van Campbell, waarin verschillende fases worden aangegeven die in elke mythe zijn terug te vinden. Wat mij diep geraakt heeft bij het schrijven van deze thesis is de inhoud van de brief van Rodolfo Jorge Walsh, evenals de noodkreet “If you don’t know how to fix it, please stop breaking it” van Severn Suzuki. In het eerste zie ik een levensstijl, in het tweede een levensmotto. Of ik het ga gebruiken bij de uitvoering van mijn project is op dit moment nog niet duidelijk. Wel hoop ik iets van het gevoel van drama erin te kunnen verwerken. Het is duidelijk: net zoals we in een nieuw, digitaal tijdperk leven met zijn grootschalige veranderingen met name ook op het gebied van het dagelijkse leven, is het nodig om te komen tot even zulke drastische vernieuwingen in kunst, journalistiek en wetenschap. De vervagende grenzen die in alle disciplines zijn terug te vinden, zorgen ervoor dat de 375 Claire Van Damme, Francisca Vandepitte, “Mythische sporen in de hedendaagse kunst”, Academia Press, Leerstoel
K. Geirlandt, 1996, ISBN 9038200862 376 http://nl.wikipedia.org/wiki/Robert_Bresson
101
dialoog met elkaar wordt aangegaan. Social media is het veld waarin volop geëxperi-‐ menteerd kan worden. Databases zijn een essentieel onderdeel van de informatiemaatschappij en komen goed van pas als hulpmiddel bij het onderzoek. Er is genoeg werk te doen. Het hoeft geen betoog dat dergelijke vernieuwingen, die tijd en geld kosten en noodzaken tot experiment, ervoor zorgen dat het alle kans tot falen in zich heeft. Samuel Beckett (1906 —1989) 377 schreef het immers al in 1983 in “Worstward Ho”:
“ Ever tried. Ever failed. No matter. Try Again. Fail again. Fail better.” Maar dit mag ons niet beletten om af te zien van het duel omdat het ons uiteindelijk een winst zal opleveren die niet in geld is uit te drukken, een meerwaarde voor ons als mens en voor de maatschappij waarin wij leven. Ter afronding had ik in het licht van deze thesis natuurlijk gemakkelijk nog kunnen schrijven over het simulacrum van Beaudrillard, de mechanische reproductie van Walter Benjamin, the world of perception van Maurice Merleau-‐Ponty, het medium en zijn message van Marshall McLuhan, Cinema un et deux van Deleuze, “De fabel van de cinema” van Rancière, “Means with no end” van Agamben, “Rizoom” van Deleuze & Guattari, Bergson en zijn visie op tijd, het falsificatieprincipe van Karl Popper, “Recording Reality, desiring the real” van Elizabeth Cowie, “De wereld onder de duim” van Michel Serres, en de vele andere boeken die nog ongelezen in mijn kast staan en heel goed aansluiten op dit onderwerp. Mijn doel voor nu is bereikt. Soms moet je zeggen tot hier en niet verder. Het is genoeg voor nu, er blijft genoeg voor later . . . Nu rest als prioriteit de praktische uitvoering van mijn betoog, want, om met Godard te spreken: 378
377 http://nl.wikipedia.org/wiki/Samuel_Beckett 378 Jacques Rancière, “De toekomst van het beeld”, http://nl.wikipedia.org/wiki/Jean-‐Luc_Godard
102
En tot slot: Vijf jaar DOGtime is levenslang! Deze scriptie staat in het curriculum voor een theoretische proeve van bekwaamheid na vijf jaar studie aan de deeltijdopleiding van de Gerrit Rietveldacademie. Ik heb hiervoor de documentaire met haar vervagende grenzen als startpunt gekozen en van diverse kanten bekeken in relatie tot wat er gaande is in de kunst en wetenschap in zijn algemeen en in relatie tot mijn eigen werk. Gaandeweg kwam ik erachter dat deze aanpak volledig in overeenstemming is met mijn werkwijze. Ik geef toe, het is tijdrovend en daardoor niet de meest efficiënte, maar dat is zeker tijdens het schrijven van deze thesis meer dan voldoende gecompenseerd door de verrassingen die ik onderweg tegenkwam en de cadeautjes die ik daardoor kreeg. Deze scriptie is voor mij dan ook goud waard en zal een naslagwerk blijven van waaruit ik in de toekomst kan blijven putten. Reden waarom de pagina’s een goudkleurige achtergrond hebben gekregen. Verder kan ik stellen dat vijf jaar DOGtime geen sinecure is. Meerdere malen heb ik als een meedogenloze Medusa dierbare kindjes om zeep moeten helpen. Vaak kreeg ik te horen dat mijn werk te pluriform en te breed was. Ik moest de diepte in. Focussen! Specifieker zijn. Scherper. Fijn vond ik het dan ook om van een docent te horen dat hij een collage in mijn werk zag. Het woord collage komt van het Franse werkwoord coller en betekent aan elkaar plakken of kleven. Hierin is wellicht de samenhang te vinden tussen mijn werkwijze en het werk dat ik maak. Ik herkende ditzelfde proces tijdens het schrijven van deze scriptie. Steeds weer kwamen er elementen naar boven die ik in deze afgelopen vijf jaar geleerd heb en die ik kon haken aan deze scriptie, maar ook nieuwe elementen. En daardoor heb ik ongelooflijk veel geleerd! Het mag daarom vanzelfsprekend zijn dat ik absoluut geen spijt heb van mijn beslissing om aan de Rietveldacademie te gaan studeren. Alle opgedane ervaring neem ik immers mijn verdere leven mee en ik ben rijker dan ik ooit had kunnen vermoeden. Ik kan zodoende dus gerust stellen: 5 jaar DOGtime is levenslang! Om die reden wil ik graag een aantal mensen bedanken. Als eerste vanzelfsprekend Manel Esparbé i Gasca. Hij heeft de deeltijdopleiding van de Rietveld academie nieuw leven ingeblazen. Zonder Manel geen maestro, zonder maestro geen DOGtime. En zonder Manel geen trip naar Berlijn, geen studiereis naar Capetown, geen contemporaine melkmeisjes van Vermeer, Huysmans niet gelezen en het geheim van Calder waarschijnlijk ook nooit ontdekt. Een andere zeer belangrijke en bijzondere persoon die ik wil bedanken en zonder wie mijn studie aan de Rietveld niet mogelijk was geweest, is Tom Thijsse. Tom heeft mij na een intensief, amicaal en onvergetelijk toelatingsgesprek het felbegeerde papiertje gegeven waarmee ik toelatingsexamen kon doen. En samen met Tom en mijn bijzonder fijne studiegenoten hebben we in het eerste jaar een fantastisch boek gemaakt, getiteld “Het heerst”, met daarin prachtige lino-‐afdrukken.
103
Vervolgens in willekeurige volgorde meer dan bijzondere dank aan alle docenten van wie ik les heb gekregen: Ken Zeph, Sasa Karalic , Rombout Willems, Bas Medik, Serge Onnen, Roland Berning, Koen Ebeling Koning, Audrey Ng, Emily Williams, Ton Zwerver, GertJan Prins, Nadia Palliser, Marjolijn Ruyg, Audrey Samson, Govinda Mens, Jan Robert Leegte, Klaas Kuitenbrouwer en Geert Mul. Zij hebben mij een rugzak gegeven die van onschatbare waarde is. Een speciaal woord van dank aan Gabriëlle Schleijpen en haar Studium Generale-‐team. Zij bieden de studenten ieder jaar weer met veel enthousiasme een transdisciplinair programma aan dat helpt bij de theoretische vorming van de studenten. Dank ook aan twee andere bijzondere mensen: Clare Butcher van de readinggroup en Pien Vrijhof van de performanceworkshop “Live works”. Onvergetelijk, en ook bijzonder jammer dat het is afgeschaft, waren de interdisciplinaire workshops van Wim Vonk en Pietsjanke Fokkema tijdens Tekenlab op de Rietveldacademie en in Ruigoord. Niet alleen bijzonder inspirerend, maar hierdoor was het ook gemakkelijker om in contact te komen met studenten van de dagopleiding. Verder ook dank aan Q.S. Serafijn. Hij heeft speciaal voor DOGtime een prachtige publicatie verzorgd, voorzien van een heus ISBN-‐nummer, waarin een preview van de theses van alle afstudeerders van dit jaar is opgenomen. Verder dank aan de beheerders van de werkplaatsen, in het bijzonder Olivier Julia van de grafiekwerkplaats, Joost Mooi van de typografiewerkplaats en de mensen van de computerwerkplaats Christiaan, Martin, Annemarie en Bert. En last but not least Willem van Weelden, tutor van de afstudeerrichting IDUM (Interaction Design / Unstable Media) en tevens mijn scriptiebegeleider. Zijn studenten krijgen bij de reguliere DOGtime-‐studie een halve studie filosofie, politicologie, theologie, psychologie en sociologie incluis. Willem is voor mij persoonlijk iemand die er bovendien alle moeite voor heeft gedaan om mij te leren vanuit verschillende invalshoeken allerlei onderwerpen te benaderen en hierop te anticiperen. En dat viel niet altijd mee. Soms was het een strijd, veel vaker echter een adembenemende meeting in de vorm van een lecture of een persoonlijk gesprek in de geest van Flusser of Foucault. Door Willem ben ik de conceptuele kunst op een andere manier gaan benaderen en ik hoop dat zijn oproep om toch vooral een interactie aan te gaan met de kijker zijn weerslag gaat vinden in mijn werk. Ik ben hem voor dit alles zeer erkentelijk. Ter Aar, 4 mei 2014 Ans Vianen
104
105