schaal
dynamiek Verkenning van de stand van het denken rond schaalvergroting en schaalverkleining
schaaldynamiek Verkenning van de stand van het denken rond schaalvergroting en schaalverkleining
Uitgevoerd in opdracht van Trendbureau Overijssel www.trendbureauoverijssel.nl
[email protected] Onderzoek en rapportage: KVD reframing en ZENC ir Gijs Ockeloen ir Roald Hoope www.kvd.com drs Peter Castenmiller Ellen Boschker Msc Marjolein Minderhoud MSc www.zenc.nl
versie 17 februari 2012
4
Schaalvergroting en Schaalverkleining Het onderwerp Schaalvergroting raakt iedereen. Het verschijnsel doet zich in vele vormen voor en er is vrijwel geen domein dat zich eraan onttrekt: Bedrijven, zowel de multinationals als de bakker op de hoek, scholen, ziekenhuizen, de politie, woningcorporaties, kinderopvang, energieleveranciers en zelfs landen ondergaan schaaldynamische processen. Schaalvergroting is ook onderwerp van onderzoek en theorievorming. In een kort maar intensief traject is getracht de huidige stand van ‘het denken’ boven water te brengen en de resultaten in compacte vorm te presenteren. Dit rapport probeert daarmee een antwoord te geven op een aantal vragen: Waarom gaan organisaties over tot schaalvergroting? Welke effecten verwacht men ervan? Waar leidt schaalvergroting toe? En tenslotte: Wat schieten de werkvloer en de afnemer met Schaalvergroting op? Hiertoe is de belangrijkste onderzoeksliteratuur geanalyseerd en zijn experts op belangrijke domeinen geïnterviewd. Door bestaande stukjes ‘denken over Schaalvergroting’ te ordenen op basis van de motieven, en door de belangen van de afnemers en het personeel te inventariseren, hopen wij dat ons onderzoek van toegevoegde waarde is op de vele studies die over Schaalvergroting te vinden zijn. Dit onderzoek is een eerste verkenning in het kader van de Toekomstverkenning Schaaldynamiek van het Trendbureau Overijssel. Het Trendbureau Overijssel is een onafhankelijk bureau dat toekomstverkenningen maakt voor de (politieke) besluitvorming. Het Trendbureau is een initiatief van de provincie Overijssel. December, 2011
inhoud Voorwoord4 Schaalvergroting, waarom? 7 Geld9 Macht 15 Gedrag19 Product23 Techniek 29 Slotbeschouwing37 Bronnen Referenties 38 Geïnterviewde personen 40
6
vergroting autonomie
bezuinigingsnoodzaak
doelmatigheid
benutten management capaciteit
Europese regels
diversificatie
behalen schaalvoordelen
betere benutting middelen
standaardisatie strengere eisen
inzicht in resultaat (monitor) afrekenen op resultaat
risico spreiding
kwaliteitsverbetering
synergie effecten
externe factoren
terugtredende overheid
besturingstrends
deregulering
ontzuiling teruglopende leerlingaantallen
hervorming verzorgingsstaat
internationalisering vergroting autonomie waarde creëren neo liberaal gedachtengoed
waarom
export subsidies wetgeving
koop- en verkoop bedrijfsonderdelen toegang kapitaalmarkt
beperken concurrentie
slechtere geografische bereikbaarheid
demotivering professionals
monopolievorming
grotere afstand 'werk-woning'
minder plezier in werk
teruglopen staff morale
vergroten marktaandeel
afnemende betrokkenheid
beheersen totale bedrijfskolom
minder klantgericht
erosie persoonlijke en informele banden
uitbreiding spam of control
minder invloed consument
onmisbare/ en waardevolle aspecten gaan verloren
minder persoonlijk non-'provincialisme'
identiteitsverlies kartelvorming
onmenselijkheid
speelruimte in de werkverdeling personele capaciteit en flexibiliteit
informatieverlies
betere planningsmogelijkheden
trustvorming
anonimiteit organisatie
gebrekkig kostenbewustzijn
meer structuur
hogere prijzen en minder kwaliteit voor de consument
kwaliteitsverlies massatraagheid
risico-aversiviteit trage besluitvorming
optimaal benutten managementcapaciteiten integrale bestuurbaarheid appelleert aan het groeistreven betere beheersing van de omgeving/ beter bestuurbaar countervailing power onafhankelijkheid status 'reputation enhancement'
betrokkenheid tonen veilig voelen
institutionalisering
invloed hebben
doel verschuift naar ongedifferentieerd streven naar groei sterkere positie
minder leegloop
fusieonrust
flexibiliteit
beter personeelsbeleid professionaliteit; doorstroming; loopbaanbegeleiding; opleiding; deskundigheidsbevordering; ontplooiingsmogelijkheden; uitdaging en ontplooiiningsmogelijkheden voor werknemers.
Toegang (kapitaal)markt; hogere rentabiliteit door het behalen van efficiencyvoordelen; doelmatigheid; besparing op overheadkosten/ gemeenschappelijke diensten; lagere productiekosten; betere (prijzen) beheersing; relatief minder voorraad nodig; flexibeler inzet personeel; betere (financiële) controle.
meer keuzemogelijkheden
veranderingsonrust; reorganisatie; integratie culturen; machtspolitiek.
betere doorstroming
voordelen
financieel economische schaalvoordelen directe kosten kostenbesparing
meetbaar indirecte kosten
verhoging doelmatigheid
moeilijk meetbaar bezuiniging
specialisatie
meer mogelijkheden innovatie; breder productiepakket/ differentiatie; meer kwaliteit; samenhang in aanbod; netwerkvoordelen doeltreffendheid.
professionalisering arbeidsverdeling en routinevorming; gelijksoortige functies samenvoegen; betere afstemming productiecapaciteit; synergie-effecten; multifunctioneel werken.
risicodekking budgetbewaking
breder productpakket
fusieonrust
nadelen groot moet gemanaged worden
AF: transitiekosten huisvesting; verlaten gebouwen; wachtgelders; voorbereiding; wetgeving; procesbegeleiding; evaluatie; gemiste productie; opportunity kosten.
snellere verspreiding van innovatie; kruisbestuiving verzamelde kennis van deelnemers aan het netwerk; betreden van nieuwe markten; octrooi en patent policy economisch te verantwoorden; toegang tot kapitaalmarkten; hogere productiviteit; beter voldoen aan de wensen van klanten; infra structurele voordelen (telefoon, snelweg, trein).
elkaar kennen
bovenmenselijke maat
meer managers
complexer management duurder management over-reglementering
scheiding functionele en hiërarchische aansturing centraal beheersingssysteem onhoudbaar overspecialisatie minder flexibel, inertie mechanistische en starre functieverdeling coördinatieproblemen formalisering afstand tot primaire proces bureaucratisering
langere lijnen lage ondernemingsgeest creativiteit wordt ingedamd
schaalvergroting waarom? < Overzicht van motieven voor en voor- en nadelen van schaalvergroting Onder meer gebaseerd op een overzicht van Wildenberg (1990)
Wat is het motief voor Schaalvergroting? Desgevraagd voeren mensen allerlei redenen aan en meestal blijkt het om een voordeel of een doel te gaan. Wij waren op zoek naar de drivers van het gedrag: De ware onderliggende reden waarom organisaties doen wat ze doen. Uit de verzamelde literatuur en de interviews kwamen vijf ‘Top Domain’ motieven naar voren. Deze motieven leveren ons vijf perspectieven van waaruit we Schaalvergroting bekijken: Geld: Schaalvergroting als een ‘tool’ om financiële waarde te creëren; Macht: Schaalvergroting als strategisch middel van het management; Gedrag: Schaalvergroting verklaard als een gedragsfenomeen; Kwaliteit: Schaalvergroting als middel om het primaire product te verbeteren en zo de klant en de belangen van de werkvloer te dienen; Reactie: Schaalvergroting is geen strategie of sturingsmiddel maar een reactie op externe factoren; Technologische ontwikkeling: Schaalvergroting wordt gestuurd door de ontwikkeling van de techniek. Bij elk motief bekeken we welke theorieën en effecten we in verband met het perspectief konden brengen en wat we konden zeggen over de gevolgen voor de werkvloer en afnemer. Schaalvergroting heeft verschillende verschijningsvormen. In de literatuur komen we wel een lange lijst processen tegen die Schaaldynamiek met zich meebrengen: fusie, overname, alliantie, centralisatie, concentratie, kartelvorming, horizontale integratie, verticale integratie, specialisering, standaardisatie, nationalisatie, netwerkwerken en autonome groei zijn de meest genoemde vormen die Schaalvergroting aan kan nemen. Schaal is ook een continuüm. De extremen zijn aan de ene kant grootschalige megaorganisaties en kleinschalige ‘autarkisch’ verbanden aan de andere kant. Daar tussen in vinden we alle ‘grijstonen’ waaronder in toenemende mate ook allerlei hybride vormen. 8
$
9
geld Schaalvergroting en economische belangen
A phrase in American politics widely used during Bill Clinton’s successful 1992 presidential campaign against George H. W. Bush Wikipedia
Hoe belangrijk is het economisch motief bij Schaalvergroting? Heel veel Schaalvergrotingsprocessen vinden hun motivatie in economische en econometrische onderbouwingen. De ‘why’ vraag heeft in dat geval een duidelijk antwoord en wordt meestal onverbloemd uitgesproken: verhoging van het financiële profijt. Alestras et al., (1997) stellen dat ‘Economies of Scale’ bij Schaalvergroting, fusies en concentratie als een van de belangrijkste drijvende krachten moet worden beschouwd. Recenter doet Schenk ‘profit maximalisation behaviour’ echter af als een vorm van ‘neoclassic thinking’: Deze heeft zijn geldigheid verloren, onder meer omdat de beloofde economische voordelen niet gerealiseerd worden (Schenk, 2008a). Bij ‘economische motivatie’ voor Schaalvergroting denken we misschien in eerste instantie aan ‘corporate business’ en bedrijfsleven maar we treffen het ook aan in de zorg, bij het bestuur en de onderwijs- en veiligheidssectoren.
*De andere twee ‘economies’ wetten zijn Economies of Power en ‘Economies of Quality’, die komen aan bod in de hoofdstukken over Macht en Product
Op basis waarvan verwacht men economische voordelen bij Schaalvergroting? ‘Economies of Scale’ is een algemeen bekende theorie. In de literatuur komen nog vier andere ‘economies ...’ wetmatigheden naar voren die elk een eigen verwachtingspatroon blootleggen waarvan er twee op financiële baten gebaseerd zijn* (Ferguson et al., 1997): Economies of scale (Bernard & Muller, 2000; Alestras et al., 1997) Deze theorie voorspelt dat een grotere productievolume tot kostenbesparing leidt dank zij Schaalvoordelen. Onder Schaalvoordelen worden onder meer verstaan specialisatie, routinevorming, goedkopere inkoop, mogelijkheden voor arbeidsdeling, grotere afzetvolumes, efficiëntere bedrijfsvoering, organisatie voordelen, risicospreiding, logistieke voordelen, leer- en ervaringseffecten en reductie van transactiekosten. Daarnaast kunnen ‘ondeelbare’ investeringsgoederen als gebouwen en machines over het grotere productievolume omgeslagen worden.
10
De almaar stijgende kosten voor het onderwijs brachten opeenvolgende kabinetten er toe om naar mogelijkheden te zoeken om de kosten binnen de perken te houden. Met de introductie van de ‘Lumpsum financiering’ - waarbij scholen, onderwijsinstellingen en universiteiten jaarlijks een bedrag krijgen voor materiële en personele kosten - was het afgelopen met de ‘open-einde financiering’ en werd de Schaalvergroting in het onderwijs geïntroduceerd. Door Schaalvergroting verwachtte men te kunnen bezuinigen op overhead. In het primair onderwijs zien we dit nu ook weer terug: De zogenaamde éénpitter (één school, één directeur) kan de risico’s niet goed beheren, kampt met personele problemen en ziet door de krimpproblematiek zijn leerlingenaantallen teruglopen. Kleine scholen zijn duur en kunnen niet de juiste kwaliteit bieden, en worden scholen aan elkaar gekoppeld. *Daarnaast spelen ook Kwaliteitsmotieven in
Efficiencyoverwegingen spelen ook een dominante rol* binnen de opschaling in veiligheidssector. Het hoofdmotief om in de jaren ‘90 de rijkspolitie en gemeentepolitie op te heffen en 25 regionale korpsen en een Korps Landelijke Politie Dienst te introduceren was efficiëntie. Zowel het beheer (verdeling van het geld), het gezag (gesplitst tussen MinJus en MinBZK) als de bedrijfsvoering moesten efficiënter worden. Ook bij de huidige wens van Minister Opstelten om over te gaan naar een landelijke politieorganisatie spelen bezuinigingen een grote rol. ‘Er zit veel vet op de botten van de politie en er kan afgeslankt worden’. Door te saneren op de overhead moet er meer ruimte voor de professional ontstaan. Economies of scope Deze theorie voorspelt dat als het dienstenpakket van de organisatie wordt verbreed, dat voordelen met zich meebrengt. De kosten van gecombineerde productie van verschillende producten vallen lager uit in vergelijking met de totale kosten voor de afzonderlijke productie van dezelfde producten (Blank et al., 1998). Ook verticale Schaalvergroting kan men hiertoe rekenen; een productiebedrijf gaat bijvoorbeeld samen met zijn afzetkanaal en toeleverancier. Tenslotte kan een organisatie zich gaan bezighouden met ‘branchevreemde’ activiteiten: de boer stelt zijn land ter beschikking van kampeerders (kamperen bij de boer) of van welzijnsorganisaties (zorgboerderij), de school gaat zich bemoeien met nasschoolse opvang en integratieproblemen in de wijk (de brede school).
de veiligheidssector een rol, namelijk het willen vergroten van de slagkracht, het internationaal positioneren van de politie en het beter kunnen oplossen van veiligheidsvraagstukken. Capaciteitswinst en kwaliteitsverbeteringen zijn ook de hoofdmotieven bij de samenwerking tussen korpsen. Zo zijn de ondersteunende afdelingen van drie Noordelijke korpsen bij elkaar gebracht in een Shared Service Center. De ontstane capaciteitswinst kan worden ingezet ten behoeve van het primaire proces, door de samenvoeging kan er meer gespecialiseerd worden en is een betere slagkracht en flexibiliteit mogelijk. Uiteindelijk - toen er een bezuiningsopdracht overheen ging - is efficiency en het reduceren van fte’s de belangrijkste motivatie geweest.
Waar leidt economische gemotiveerde Schaalvergroting toe? Zowel van der Lee (2000) als Koudijs (1996) stellen vast dat tè grote organisaties makkelijk ten prooi kunnen vallen aan bureaucratisering en daardoor juist ineffectiever kunnen gaan opereren. Kennelijk is er, economisch gesproken, een optimum. Ook dat wordt beschreven door een ‘economies of...’ theorie namelijk: Law of Diminishing Returns Schaalvoordelen gelden niet onbeperkt: boven een bepaald productniveau zullen de productiekosten toenemen. ‘Diseconomies of scale’ zijn onder meer het gevolg van knelpunten in de productie, problemen in de arbeidsverhoudingen samenhangend met verregaande specialisatie, managementnadelen door minder controle mogelijkheden en een verhoging van transport en distributiekosten.
‘De beoogde winst van veel fusies in de gezondheidszorg wordt zelden gerealiseerd’ (Olthof,2001)
‘Vergroting van de omvang van een gezondheidszorg organisatie leidt zelden in de praktijk tot economische schaalvoordelen’ (Olthof, 2001)
De ‘economies of...’ theorieën klinken zo vanzelfsprekend dat weinigen betwijfelen of ze ook opgaan. Uit een review-studie van Alestras blijkt echter dat in de non-profit sector van financiële schaalvoordelen bij Schaalvergroting nauwelijks sprake is. Zo blijken in de Zorgsector de schaalvoordelen bij Schaalvergroting al snel aan een optimum zitten om vervolgens om te slaan in schaalnadelen. ‘(..) as the research evidence suggests economies of scale are exhausted at relatively low levels, mergers cannot be expected to offer opportunities for improvements in efficiency when the constituent hospitals are already above the threshold level’. (Alestras e.a., 1997) Meloen (2000) zoekt de verklaring waarom ‘economies of scale’ niet automatisch opgaat in de zorg in het feit dat alleen routinematige handelingen bij grotere aantallen en een efficiëntere aanpak tot gunstige resultaten kunnen leiden. De diensten in de gezondheidszorg zijn abstractere producten die niet altijd te standaardiseren en te kwantificeren zijn. In het interview met Michiel Herweijer wordt ook aangegeven dat empirisch aannemelijk is gemaakt dat kostenbesparing bij gemeentelijke herindelingen bij gemeenten tegenvalt. De organisatie veranderingskosten zijn in de bestuursector hoog en het aantal bureaucratische lagen en overheadkosten neemt toe. Herweijer stelt vast dat de kosten van de transitie zelf vaak niet worden begroot. Vooral de kosten van interim managers en andere transitie professionals kunnen behoorlijk oplopen. Hij stelt dat de (tijdelijke) frictiekosten vanwege herindelingen onderschat worden en dat het lang gaat duren voor je die kosten hebt terugverdiend. In de jaren daarna verandert er zoveel (nieuwe problemen, onverwachte tegenvallers, kortingen op het gemeentefonds) dat moeilijk is aan te tonen of de bezuinigingen als gevolg van de herindeling zijn gerealiseerd.
12
Als we naar de veiligheidsector kijken, dan zien we bij de politie het volgende beeld. Met de introductie van de regiokorpsen en een landelijk korps is er een efficiëncy slag geboekt en meer blauw op straat gekomen. Aan de andere kant zijn de vijfentwintig korpsen niet meer gaan samenwerken en blijven zij hun eigen inkoop verzorgen. Met het samenvoegen van de drie ondersteunende afdelingen van de drie noordelijke korpsen is een reductie van 100 fte gerealiseerd. Die reductie was al vrij snel tot stand gebracht, terwijl er nu pas aan de kwaliteitsdoelstelling gewerkt kan worden. (Overigens moeten voor die fte-reductie wel aan een aantal randvoorwaarden voldaan worden. Daar is bijvoorbeeld ondersteunende voor ICT nodig. Anders kan een vooraf opgestelde business case in de praktijk alsnog geen realiteit worden). Wat betreft het bedrijfsleven schetst Schenk al jarenlang een ontluisterend beeld van het economisch rendement van fusies: 6585% van de fusies mislukt waarmee ongeveer 6000 miljard dollar aan middelen verspeeld wordt (4xBBP Groot Brittannië). Dat geldt op de korte én op de lange termijn (Schenk, 2008a). Het betoog van Schenk gaat vooral over de ‘Megafusies’. Over ‘kleine’ fusies is hij minder negatief. Ook Moeller betoogt dat kleine firma’s, meestal private, het best scoren in fusieprocessen (Moeller et al., 2003). Schenk laat zien dat ‘Fusie-prestatie’ geen verbetering toont van winstgevendheid en productiviteit. Dat geldt ook voor efficiëntie welke vaak verslechterd. In sommige gevallen verbetert de efficiëntie, maar niet significant beter dan zonder fusie verwacht had mogen worden. Schenk meet geen verbetering op product variëteit of in toename van technologische vooruitgang. Ook liquiditeit, ‘return on assets’ leveren negatieve waarden op (Schenk, 2008a). Dat geldt ook voor aandeelhouderswaarde als men het gehele plaatje bekijkt, inclusief zowel ‘Target‘ als ‘Acquirer’, en vooral over een langere termijn. Beschouwt men de korte periode van de fusie zelf dan zien we vaak heftige koersbewegingen waardoor het soms wel lijkt alsof er waarde gecreëerd wordt. Wat betekent economisch gemotiveerde Schaalvergroting voor de betrokkenen bij het primaire proces? Stevens en van Tulder (1995) hebben in Nederland onderzoek gedaan naar schaalomvang in relatie tot productiviteit in de zorg. Zij hebben de productiviteit van ziekenhuizen econometrisch geoperationaliseerd vanuit de patiënten. Er is gekeken naar de uitkomst van het productieproces: de ‘genezen’ patiënt (ook dat wordt in economische termen gedefinieerd: gezondheidswinst). Zij vonden een toename in productiviteit bij ziekenhuizen tot 200 - 300 bedden. Naarmate ziekenhuizen groter werden, nam de productiviteit af. Het gevonden optimum lag aldus bij ziekenhuizen tussen de 200 en 300 bedden. Dit is consistent met de onderzoeksresultaten van Sowden die vanuit de relatie tussen volume en kwaliteit van activiteiten ook regelmatig bij onderzoeken een optimum vonden bij ziekenhuizen tussen de 200 en 300 bedden (Sowden et al., 1997).
‘Voeg twee kleine banken samen, en de kans dat er zich schaalvoordelen voordoen is groot, neem Antonveneta over, en die kans is slechts zeer klein. Eigen schuld, dikke bult, ABN! (Schenk, 2007c)
‘Die rekening wordt uiteindelijk, met dank aan juristen, betaald door werknemers en klanten’ Recht en economie botsen op elkaar (Schenk, 2007d)
Volgens Schenk zijn in het bedrijfsleven bij fusies klanten en werknemers het kind van de rekening. De oorzaak zoekt hij in de toenemende afstand tussen bestuur en ‘shopfloor’ (Schenk, 2008a). Als we naar bestuurlijke Schaalvergroting kijken, zien we bij gemeenten het hoofdmotief dat de begroting sluitend moet zijn. Dat wil echter niet zeggen dat er géén oog is voor de burger: Die is er wel degelijk en komt terug in innovatievere dienstverlening. Bijvoorbeeld de introductie van informeel vooroverleg bij het verlenen van bouwvergunningen en een informele aanpak bij het afhandelen van bezwaarschriften. Eerder dan de burger worden de eigen medewerkers over het hoofd gezien. Binnen het onderwijs is sinds 2004 - 2005 er een politieke omslag gaande voornamelijk als gevolg van een aantal incidenten bij Hogescholen. Sindsdien vraagt de politiek zich af of de Schaalvergroting niet te ver is doorgeschoten en wat de meerwaarde eigenlijk is geweest. Ook wil men graag weten wat de positie van de professionals (de docenten) is geweest. Het begrip ‘de menselijke maat’ en ‘small is beautiful’ doet zijn herintrede in de politiek. Deze beweging, tegen de Schaalvergroting in, heeft geresulteerd in een fusietoets voor scholen. Ook is er een wettelijke mogelijkheid gekomen om hele kleine scholen (kleiner dan drieëntwintig leerlingen) open te houden, mits de kwaliteit gegarandeerd blijft en het financiële plaatje er netjes uitziet. In de veiligheidssector staan de rollen van de korpschefs (een nieuwe positie in 1994 gecreëerd met de introductie van vijfentwintig regiokorpsen en het KLPD) en de korpsbeheerders dank zij Schaalvergroting onder druk. Zij zien hun positie verslechteren want zowel korpsbeheerders als -chefs worden min of meer buiten spel gezet. Vanuit Gelderland en Overijssel is er vanwege de gevolgen voor personeel en burger openlijk kritiek op de vooropgezette Schaalvergroting binnen de politie: Maatwerk wordt lastiger en de menselijke maat wordt uit het oog verloren. Met de opschaling zou de verbinding met het lokale verloren gaan. Mogelijk resulterend in stress, onverschilligheid en toenemend ziekteverzuim. Er wordt te weinig naar de personele kant van de reorganisatie gekeken. De reactie van de bevolking op de Schaalvergroting bij de politie is voornamelijk negatief hetgeen tot uiting komt in daling van de legitimiteit en het vertrouwen: Wat gebeurt er nu weer? Is er nog wel politie in mijn gemeente? Bij de oprichting van het ‘Shared Service Centrum Noord’ is er bewust voor gekozen om de reorganisatie met de eigen mensen vorm te geven. Alle lagen van de organisatie zijn betrokken en er was een duidelijke communicatiestrategie. Dit neemt niet weg dat er mensen zijn vertrokken, maar veel medewerkers zagen ook nieuwe kansen en meer professionaliteit.
14
15
macht Schaalvergroting als strategisch middel van het bestuur
In hoeverre speelt machtspolitiek een rol bij schaalvergroing? Voor veel bestuurders is het überhaupt geen vraag of ze bij de grootste spelers moeten behoren (Ghemawat & Ghadar, 2000). Het idee dat bedrijven vooral door fusies kunnen overleven en succesvol zijn is algemeen verspreid: Om tot de winnaars te behoren, moet gezocht worden naar schaalvoordelen, maar het doel is om de concurrent te imponeren en de markt te vergroten. Hiervan getuigt de ‘Regel van Drie’ van Bruce Henderson (Boston Consulting Group): ‘Een stabiele competitieve markt heeft nooit meer dan drie betekenisvolle concurrenten (Ghemawat & Ghadar, 2000)’. Bruce Henderson formuleerde deze regel voor het bedrijfsleven. Jack Welch, CEO van General Electric, onderschrijft deze regel als hij stelt: ‘General Electric moet nummer één of twee zijn in zijn verschillende activiteiten’ (Ghemawat & Ghadar, 2000). Van Zijp (1997) vond op basis van literatuur- en onderzoek in de zorg dat ‘De ‘machtspositie’ lijkt in de verpleeghuizen de belangrijkste drijfveer om de schaal te veranderen, terwijl de kosten en kwaliteitsvoordelen een veel minder belangrijke rol spelen’. Dat wordt bevestigd door Alkemade en Hagen (1995) die stellen dat ‘Economies of Power’ een van de drijfveren geweest van de fusiegolf tussen ziekenhuizen vanaf 1983.
‘Verborgen kampioenen streven naar marktleiderschap en niets anders. Zij richten zich continu op het doel om de nummer één te worden in de wereld in hun marktsegment. Zodra ze die positie bereikt hebben, verdedigen ze die heftig’ Op basis waarvan verwacht men machtspolitieke voordelen bij Hermann Simon Quick Scan vragen en de positieve respons (Olthof, 2011)
Schaalvergroting? ‘Economies of Power’ ‘Big is beautifull’ is een voor de hand liggende theorie die voorspelt dat wie groot is, meer macht heeft en een sterkere positie kan innemen. Dit leidt tot voordelen in onderhandelingen met stakeholders, financiers, leveranciers en afnemers.
‘De chemie tussen top managers van organisaties is bepalend voor het succes van In de gesprekken die wij voor dit onderzoek gevoerd hebben, komt een fusie’ (89%) macht niet als motivatie terug in het binnenlands bestuur, de ‘Bij fusies spelen persoonlijke motieven een grotere rol dan inhoudelijke motieven’ (54%)
veiligheidssector en het onderwijs. Dat wil echter niet zeggen dat die motieven er niet zijn. Over macht wordt immers liever niet in het openbaar gesproken. In de veiligheidssector is bij de opschaling van de politie macht in de praktijk wel degelijk een belangrijk motief dat zich voornamelijk uit in strijd tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Justitie, tussen korpsbeheerders en korpschefs en de positie van korpsbeheerders tegenover de minister. 16
Ook in het lokale bestuur is duidelijk waarneembaar dat bestuurders uit grotere gemeenten meer status en invloed hebben dan die uit kleinere gemeenten. Het streven van sommige grote gemeenten om hun randgemeenten te annexeren wordt soms wel verklaard door het gegeven dat de grote gemeenten in inwoneraantal niet voorbij gestreefd willen worden door naburige gemeenten. Wat verwacht men van machtsgemotiveerde Schaalvergroting? Bestuurders die zich laten leiden door machtsmotieven zijn volgens Ghemawat en Ghadar op zoek naar: -- Omzetverhoging als doelstelling veel meer dan van winst; -- Verhoging van aandeelhouders waarde; -- Carrièredoorbraak (Bernardt & Muller, 2000). Schenk voegt daaraan toe: -- Persoonlijke roem en eer (Hubris, zie hieronder). Schenk beschrijft voor fusies in het bedrijfsleven de ‘Agency theory’ (zie bijvoorbeeld Jensen, 1989), welke strookt met de drie punten van Ghemawat. Deze theorie kwam in zwang nadat eigendom (de Principal) losgekoppeld werd van het bestuur (de Agent) van een organisatie. Dit opent de deur naar belangenconflicten waarbij de eigenaren winst maximalisatie nastreven terwijl de bestuurders zoeken naar persoonlijk gewin. Groei van de onderneming is voor dat laatste de snelste weg. Deze theorie gaat ervan uit dat de aandeelhouder door het bestuur gemanipuleerd wordt ten faveure van de eigen machtspositie. De Agency theorie wordt wel naar voren gebracht om te verklaren waarom er veel fusies blijven plaatsvinden ondanks het geringe economische succes ervan. Een ander theorie door Schenk besproken is de ‘Hubris theorie’ (Roll, 1986): Deze gaat over misplaatst zelfvertrouwen vaak gevoed door eerdere successen. Onderzoek naar prijzen die betaald worden bij overnames wijzen op het bestaan van ‘Hubris effecten’: Er blijkt een relatie te zijn tussen hoogte van de overname en voorgaande successen. Volgens Schenk zijn zowel de Hubris theorie als de Agency Theorie statisch en individualistisch van aard. Hoewel ze een rol zullen spelen, kunnen de hoeveelheid fusies en het geclusterd in de tijd voorkomen ervan niet met deze theorieën verklaard worden (Schenk, 2008b). Waar de Hubris en Agency motivaties niet snel op tafel zullen komen, of zich misschien grotendeels in het onbewuste afspelen, is er ook nog een theorie die zegt dat ‘wie niet eet, zelf gegeten zal worden’. Volgens deze theorie is Schaalvergroting een kwestie van overleving en ‘the right thing to do’.
Quick Scan vragen en de positieve respons (Olthof, 2011)
‘Instellingen in de gezondheidszorg fuseren vooral om een sterkere machtspositie te verkrijgen naar concurrenten en financiers’ (79%) ‘Veel fusies in de gezondheidszorg komen voort uit het motief van managers en bestuurders om een sterkere machtsposities te hebben’. (64%)
‘Fusie begint vrijwel altijd bij de directies en bestuur. Het feit dat hier naast de instellingsbelangen ook de direct betrokkenen (‘wie komt er in het bestuur?’) een rol spelen, maakt dat een rationele afweging (‘wat is voor de toekomst het beste model?’) nog wel eens lastig is’ (Koudijs, 1996)
’Fusies en overnames op dit niveau (de ABN AMRO overnamen) hebben nog maar nauwelijks met economie te maken. Meerwaarde wordt er zeer zelden gecreëerd en slechts financiële en juridische adviseurs en speculanten worden er beter van (oh ja, en natuurlijk ook de managers zelf). Er bestaan deftige theorieën voor dit alles, maar in gewone mensentaal hebben we te maken met niet veel anders dan een geavanceerd spelletje kwartetten.’
Waar leidt door macht gemotiveerde Schaalvergroting toe? Duidelijk is dat Schaalvergroting bij een gelijkblijvende omvang van de markt uiteindelijk leidt tot minder spelers op de markt en aldus tot een sterkere machtspositie of zelfs een monopoliepositie. Meerdere auteurs, o.a. Moen, bespreken de effectiviteit van Schaalvergroting in relatie met de machtsfactor (Moen et al., 2000). Schenk velt een kritisch oordeel over de ‘macht’ gedreven fusies in het bedrijfsleven: ‘It is true, that executive income, for example, has been found time and again to be positively correlated with firm size’. (Schmidt en Fowler, 1990). Since mergers are the quickest and easiest route to larger size, executives would be willing to sacrifice efficiency in return for a boost of their private wealth’ (Schenk, 2008a). Met betrekking tot de zorg, vond van Zijp (1997) op basis van literatuur- en praktijkonderzoek bij verpleeghuizen dat de schaalgrootte voornamelijk van invloed lijkt te zijn op de besturingslaag van de organisatie. Wat betekent machtsgemotiveerde Schaalvergroting voor de betrokkenen bij het primaire proces? De eindgebruiker komt in machtsgemotiveerde fusies nauwelijks of niet aan bod. Met betrekking tot het bedrijfsleven spreekt de quote van Schenk hiernaast uit het NRC Handelsblad voor zichzelf (Schenk, 2007c).
Eigen schuld, dikke bult, ABN! (Schenk, 2007c)
18
19
gedrag Schaalvergroting als trend
Pieter Bruegel de Oude De parabel der blinden 1568 (Museo doi Capodimonte, Napels)
Volgen organisaties ‘trends’ in Schaalvergroting? ‘Sommige zien Schaalvergroting als een trend’ (van Zijp, 1997). Beslissingen om al dan niet tot Schaalvergroting over te gaan moeten dan niet gezocht worden in de economie of managements leer maar in de gedragswetenschappen. Bij trends denk je aan fenomenen die geclusterd voorkomen en waar iedereen plotseling dezelfde richting op beweegt. Het feit dat fusies niet ‘at random’ over de tijd verspreid voorkomen maar in golven, speelt een grote rol in het onderzoek van Schenk: Hij serveert alle theorieën af die geen verklaring voor dat golfverschijnsel leveren. Dus ook de hiervoor besproken ‘economische-’ en ‘machtstheorieën’. Schenk onderzoekt fusies in het bedrijfsleven en doet twee observaties die hem tot een aanhanger van trendgedachte maken: -- Economisch onrendabele fusies komen dermate veel, en zo breed gespreid voor, dat er sprake is van collectief suboptimaal gedrag; -- Daarnaast stelt hij vast dat fusies niet gelijkmatig in de tijd verspreid voorkomen, maar zich voordoen in geclusterde golven. Dat wijst op een probleem dat de individuele onderneming overstijgt en waarop het antwoord in het systeem gezocht moet worden: Het systeem verleidt de ondernemingen tot periodiek strategisch gedrag dat economisch averechts uitpakt (Schenk 2002).
‘Schaalvergroting: Schenk (2006) onderscheidt in de afgelopen 100 jaar vijf fusiegolven. Tijdens het ‘wassende deel’ geldt: ‘wie niet eet, wordt “It’s in the air”’ gegeten’. Vrijwel elke CEO zal dit als een gegeven beschouwen en (Olthof, 2001)
zijn strategisch management erop baseren.
Hoe verklaart men dat men zich door trends laat leiden? Schenk (1996) verklaart dat fusies in golven voorkomen daarentegen met twee bekende theorieën uit de gedragswetenschappen: -- Individuals tend to imitate the actions of earlier decision makers; -- Individuals tend to weigh prospective losses much more heavily than putative gains.
20
Dit leidt tot op imitatie gebaseerd gedrag bij belangrijke beslissingen die met schaal te maken hebben. Schenk gaat te rade bij beslistheorieën welke stellen dat het voorkomen van verlies, het bestaan van strategische onzekerheid en de relatieve veiligheid om de schuld van een mislukking te delen met velen anderen, managers verleiden om ‘first movers’ te imiteren, zelfs als de kansen of succes gering zijn of als de manager beschikt over informatie die hem een andere beslissing zou moeten doen nemen. Of men het zich ervan bewust is of niet: Keynes wees ook al op het feit dat men meer heil verwacht van imitatie dan van eigen inzicht: ‘Worldly wisdom teaches that it is better for reputation to fail conventionally than to succeed unconventionally’ (Keynes, 1936). Waar leidt trendmatige Schaalvergroting toe? In het bedrijfsleven zagen we de vierde golf (80’er jaren) als de golf van de ‘Leveraged Buy Outs’. Tijdens de vijfde golf (1995 - 2000) is wereldwijd 12.000.000 miljoen dollar geïnvesteerd in fusies, 60% van de investering in machines en gereedschappen en acht keer zo veel als in R&D (Schenk, 2008a). De zesde golf (welke nu plaats vindt) is wederom een golf van de ‘Leveraged Buy Outs’ maar nu door ‘Private Equity’ bedrijven. Interessant is het ‘trendbeschouwing’ perspectief indien men het succes van een fusie in het bedrijfsleven wil voorspellen: hoe verderop in de ‘wave’, hoe kleiner de kans op succes (Schenk, 2008a). Het lijkt er dus inderdaad op dat hoe meer men een ‘imitator’ is, hoe minder rationeel de keuze voor Schaalvergroting zal zijn. In de zorg, het onderwijs, de politie en bij het lokale bestuur is Schaalvergroting nog altijd de dominante trend, waaraan geen ontkomen lijkt te zijn. Met betrekking tot het lokale bestuur is er maar één opsplitsing van gemeenten geweest en is het aantal gemeenten door herindeling sterk afgenomen. Deze trend wordt ook ingegeven vanuit uitvoeringssystemen. Elke keer als er een wet verandert, wordt de automatisering veranderd en softwareleveranciers tenderen naar steeds grotere systemen. Wel zie je een tegengestelde onderstroom van Schaalverkleining. Die ontstaat vooral vanuit de samenleving zelf. In de zorg bijvoorbeeld als het om buurtzorg gaat. Ook buurtbudgetten zijn een voorbeeld van Schaalverkleining. De tegenstroom is ook voelbaar bij het kleinbedrijf: kleine aannemers vragen gemeenten om in kleine kavels aan te besteden, zodat er ook nog een markt voor deze categorie blijft bestaan. Een trend naar Schaalvergroting blijkt dus gepaard te kunnen gaan met een tegentrend naar Schaalverkleining.
Er is vandaag de dag een interessante paradox waarneembaar waarmee zowel de zorg als het bestuur te maken heeft. Gemeenten krijgen meer zorg taken rondom de Wmo en Jeugdzorg. Deze taken vragen juist om context en Schaalverkleining. Dit bevestigt het denken van Dahl en Tufte die stellen dat er geen algemeen optimum voor een schaal bestaat: ‘different problems require political units of different sizes’ (Dahl & Tufte, 1973). Het gaat erom de juiste verbindingen en taken in de maatschappij aan te kunnen gaan. Ook wordt wel gezegd dat er niet telkens in de fuik van Schaalvergroting moet worden gesprongen, vooral als het gaat om efficiëntie en bezuinigen. In het onderwijs wordt er veel gesproken over Schaalvergroting 2.0. Er vindt meer en meer bestuurlijke netwerkvorming plaats, bijvoorbeeld in het passend onderwijs waarin speciaal en bijzonder onderwijs op bestuurlijk niveau met elkaar samenwerken. Een andere uiting van deze 2.0 ontwikkeling is de verbreding die plaatsvindt. Scholen in het primair onderwijs bieden bijvoorbeeld ook opvang aan, de zogenaamde Brede Scholen. Deze Brede scholen worden ook geacht oplossingen te zoeken voor achterstand- en integratieproblemen. In de veiligheidssector speelt bij de opschaling naar de landelijke politie de gedachte dat Schaalvergroting Schaalverkleining mogelijk maakt. Lokale initiatieven geven vorm aan de verkleining. Het is het zoeken naar tussenvormen, waarbij de professional de ruimte en verantwoordelijkheid wordt gegeven zijn werk uit te voeren. Dus, Schaalvergroting aan de binnenkant, maar Schaalverkleining aan de buitenkant.
22
23
product Schaalvergroting ten behoeve van de kwaliteit van het product, de afnemer en de werkvloer Wat wordt bedoeld met ‘kwaliteit van het product’ bij Schaalvergroting?
In persberichten bij fusieaankondigingen vinden we vaak Schaalvergroting gemotiveerd met kreten als ‘omdat de klant het verdient’ of ‘we willen meer kwaliteit aan onze dienstverlening meegeven’. Iets breder zou men ook ‘de werkvloer’ kunnen beschouwen als belanghebbenden bij een beter productieproces.
Op basis waarvan verwacht men kwaliteits voordelen bij Schaalvergroting? Als product of afnemer het motief is, wordt er een relatie verondersteld tussen volume en de kwaliteit ervan. De theorie die hierop betrekking heeft is de ‘Economies of Quality’ wet: Economies of Quality Schaalvergroting leidt tot schaalvoordelen op het terrein van kwaliteit van het productieproces en producten. De verwachting is dat grotere organisaties beter in staat zijn deskundigheid aan te trekken en zich dus beter kunnen specialiseren en professionaliseren (Meijer & van Zijp, 1999). Kwaliteitsoverwegingen spelen absoluut een rol bij Schaalvergrotingen binnen het lokale bestuur, het onderwijs en veiligheid. In het bestuur is het behouden van bestuurskracht (het aankunnen van maatschappelijke opgaven) het hoofdmotief voor gemeentelijke herindelingen. Kwaliteitsmotieven lijken alleen vaak ingehaald te worden door efficiëntie en/of bezuiningingsdoelen, zoals wij in het hoofdstuk over economische motieven naar voren brachten. Fusies in de zorg worden vaak gemotiveerd door het streven naar zorg die dichter bij de patiënt gebracht moet worden. Kleinere eenheden worden daarbij noodzakelijk geacht. Bastiaansen wijst op dit paradoxale karakter van processen van schaalverandering: ‘Om u blijvend van dienst te kunnen zijn, en onze dienstverlening beter en kleinschaliger aan te kunnen bieden, zullen wij organisatorisch moeten groeien waarmee wij onvermijdelijk verder van u af komen te staan’ (Bastiaansen, 1993).
24
Groot organiseren, klein aanbieden Het streven naar Schaalvergroting en differentiatie wordt ook wel beargumenteerd met de redenering dat juist grote organisaties krachtig genoeg zijn om ‘massaal maatwerk’ te leveren. Grote organisaties kunnen zich een zekere mate van specialisatie in de verschillende functies veroorloven, zodat specifieke doelgroepen ook goed kunnen worden bediend. Naast het genoemde ‘massaal maatwerk’ komen we ook de term ‘multiscaling’ tegen. Zie de beschrijving van de Wit hiernaast. Dit geldt bijvoorbeeld voor de veiligheidssector: Bij de politie kunnen grote korpsen zowel effectief de georganiseerde misdaad aanpakken als wijkagenten inzetten. Ook binnen de zorg is dat zichtbaar: juist grotere zorgverleners investeren in buurtzorg, omdat deze kleinschalige aanpak in de praktijk kostenbesparend kan werken. In het onderwijs kunnen grote schoolbesturen variëren in het aanbod en de specialisatie van verschillende locaties, of zich veroorloven om vakleerkrachten voor specifieke doelgroepen in dienst te nemen. Tenslotte het bestuur: Momenteel decentraliseert de rijksoverheid verschillende taken naar gemeenten, met als argument dat gemeenten ‘maatwerk’ kunnen leveren. Een bijkomend effect daarvan is dat dit in het lokale bestuur een tendens tot samenwerking of herindeling aanjaagt. In één van de door ons gevoerde gesprekken is benadrukt dat de schaalstrategieën ook wel historische en culturele wortels kunnen hebben. Groot en Klein zijn dan al kwaliteiten op zich. Gewezen werd op het feit dat in sommige Europese landen kleinschalig ondernemen wettelijke bescherming en stimulering kent. In andere landen is het schrappen van kleinschalig en weinig rendabel openbaar vervoer onbespreekbaar. In Nederland daarentegen laten we ons graag ‘de grootste investeerder in de Amerikaanse economie’ noemen en glimmen we van trots dat we een biermerk hebben dat op de prominentste plaats tijdens de Champions League wedstrijden te zien is. In België is men juist fier op de honderden kleine biermerken die buiten hun regio nauwelijks bekendheid genieten.
‘‘Multi-scaling’ ofwel meerschalige verwerking: een vorm van verwerking tussen kleinschalig/ zelfstandig en grootschalig, die ruimte biedt om ambachtelijke kwaliteitsproductie en efficiëntievoordelen van een grotere schaal te combineren. Een goede onderlinge samenwerking van ketenpartners, efficiënte logistiek en een realistische, flexibele groeiplanning zijn enkele van de belangrijkste factoren die de slagingskans van dit concept bepalen. De afzetcoöperatie is een intensieve vorm van samenwerking die moeilijk samengaat met sterk verschillende groottes van afzetmarkt voor verschillende producten. Minder vergaande vormen van samenwerking lijken meer geschikt.’ (de Wit & Deusings, 2011)
“Fusies die grote opschudding onder het personeel veroorzaken zijn dure instrumenten om transities tot stand te brengen” Goedgebuure
Quick Scan vragen en de positieve respons (Olthof, 2011)
“De invloed van de schaalgrootte van een organisatie op het primaire proces (wat in het geval van de zorg in de spreekkamer gebeurt) is zeer beperkt” (61%)
Leidt Schaalvergroting tot een beter product en tevredener afnemers? Sowden onderzocht of er een relatie bestaat tussen het volume van activiteiten en de kwaliteit van de zorg. Op basis van een overzicht van 220 studies van ziekenhuizen in Engeland en de Verenigde Staten concludeerden zij (Sowden et al., 1997): -- In een grote minderheid laat een positief verband zien tussen volume en kwaliteit. Het ‘optimale volume’ ligt echter laag en bij overschrijding neemt de kwaliteit weer af; -- Hoe meer gespecialiseerd, hoe sterker verband tussen volume en kwaliteit; -- Het optimum is voor elke activiteit anders. Eenduidige conclusies kunnen dus niet worden getrokken. Eerder is scepsis op zijn plaats over het verschil tussen kwaliteit en kwantiteit. Ook bij het lokale bestuur en in het onderwijs lijkt de relatie tussen kwaliteit en schaal moeilijk aan te tonen. Bij gemeenten is de kwaliteit van het bestuur wel vergroot in de zin dat er op deskundigheid kan worden teruggevallen. Ook is een grote gemeente minder kwetsbaar in geval van bijvoorbeeld ziekte van een ambtenaar. In hoeverre het klantcontact verbeterd is, is echter nooit onderzocht. Onderzoek naar effecten concentreert zich vooral op het functioneren van de overheid en efficiëntieoverwegingen en weinig op de consequenties daarvan voor de houdingen en opvattingen van burgers (Castenmiller, 1996). De overtuiging dat de afstand tussen gemeenten en burger groter wordt, moet echter ook genuanceerd worden. Door internet is die afstand ook juist veel kleiner geworden. Aan de andere kant zie je ook dat een aantal gemeenten de uitvoering (en niet de politiek) succesvol hebben samengebracht. Deze leveren een professioneel dienstenaanbod en functioneren op democratische wijze. Bij schaalvergroting in het lokale bestuur wordt vooraf veelal betoogd dat de kwaliteit van de dienstverlening hiervan zal profiteren. Een ‘nulmeting’ of effectmeting ontbreekt echter. Wij vonden geen onderzoek waarin deze claim overtuigend wordt onderbouwd. In het onderwijs is het niet per definitie zo, dat grotere scholen beter zijn. Het SCP deed op verzoek van de staatssecretaris van OCW een onderzoek naar de menselijke maat in het onderwijs (Vogels & Turkenburg, 2008). Schaal blijkt zowel in de beleving van leerlingen als ouders en leerkrachten niet van betekenis voor diverse kwaliteitsaspecten in het voortgezet onderwijs. Wel is het zo dat financieel-organisatorische aspecten weerslag hebben op de kwaliteit van het onderwijs.
26
In de veiligheidsector zien we dat bij de politiekorpsen in het noorden momenteel hard aan kwaliteitsdoelstellingen gewerkt wordt. De interviews geven het gevoel dat de nieuwe organisatie in de afgelopen jaren dermate is overvraagd, dat er in de eerste jaren nog niet aan de kwaliteitsdoelstelling gewerkt kon worden. Het gaat om het veranderen van menselijk gedrag en dat kost tijd. Veel medewerkers bleven toch nog vanuit de oude werkwijzen functioneren. In de zorg kan door Schaalvergroting dank zij verticale integratie een breder dienstenpakket aan de patiënt worden aangeboden. Dat levert naast een bedrijfseconomisch voordeel (‘economies of scope’) ook hogere kwaliteit op. Het onderzoek van Meijer en van Zijp (1999) bij zorginstellingen bevestigd dat deze voordelen zich voordoen. Wat betekent dit voor de betrokkenen bij het primaire proces? In het algemeen wordt in de literatuur aangenomen dat grotere organisaties de mogelijkheid hebben om een beter en uitgebreider personeelsbeleid te voeren: meer mogelijkheden voor loopbaanbegeleiding en opleiding. De grotere instellingen hebben betere mogelijkheden om te voldoen aan allerlei kwaliteitseisen die door overheid of andere externe partijen als beroepsverenigingen worden gesteld. Welke voordelen biedt een zorg organisatie die in ‘scope’ gegroeid is voor de patiënt? De Vries en Breedveld (2000) waarschuwen dat in het bedrijfsleven is aangetoond dat samenvoegen van gelijksoortige onderdelen slechts met heel veel aandacht en inspanning tot een succes kunnen worden gebracht. Het samenvoegen van een welzijnsorganisatie en een dagafdeling leidt in hun ogen niet automatisch tot kwalitatief betere zorg. Vanuit het patiënt perspectief spelen bereikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg een grote rol. Diverse auteurs signaleren bij Schaalvergroting vermindering van de toegankelijkheid van de geïntegreerde zorginstellingen waar activiteiten in één lokatie zijn bijeengebracht (Ferguson et al., 1997). Voor ziekenhuizen werd gevonden dat na een fusie operatie de gemiddelde afstand voor de patiënt toeneemt (Meloen et al., 2000). Met betrekking tot de tevredenheid van de klant/ patiënt, vonden Meijer en van Zijp (1999) in een onderzoek bij verpleeghuizen dat de tevredenheid geen relatie had met de Schaalgrootte.
Quick Scan vragen en de positieve respons (Olthof, 2011)
‘Schaalvergroting van organisaties in de gezondheidszorg is alleen succesvol als de zorg kleinschalig wordt aangeboden’ (96%) ‘Small is beautiful, but big is powerful’ (89%) ‘Schaalvergroting hoort bij de manager; kleinschaligheid bij de cliënt’ (79%)
Van Zijp (1997) onderzocht bij verpleeghuizen de invloed van Schaalvergroting op een aantal organisatiefactoren. Met betrekking tot het personeel worden vijf factoren gerapporteerd die beïnvloed worden door Schaalvergroting:
Self-Assertive Social Relationship Goals
Groot of klein: het gaat erom dat als ik iets op mijn lever heb ik me Integrative Social Relationship gehoord wil voelen
Goals
Resource Acquisition Obtaining approval, support, assistance, advice, or validation from others; avoiding social disapproval or rejection
Cognitive Goals
Ook in een mega organisatie wil ik geen anoniem nummer zijn Feeling unique, special, or different; avoiding similarity or conformity. Being a number
-- FTE’s (wordt groter bij verticale fusie; kleiner bij horizontale fusie); -- Verloopcijfer (lager na fusie); -- Ziekteverzuim (hoger); -- Professionalisering (hoger: relatief meer professionals); -- Ratio management/ totaal personeel (wordt kleiner). Met betrekking tot het bestuur vonden wij geen ‘harder bewijs’ voor de stelling dat in het lokale bestuur een kleinere schaal zou leiden tot betere dienstverlening, dan de empirische bevinding dat de responsiviteit van het lokale bestuur in kleinere gemeenten beter wordt beoordeeld (Boogers, 2007). Belangen volgens Nichols en Ford In zijn algemeenheid kan men zich afvragen wat nou eigenlijk te zeggen valt over ‘de belangen’ van de primaire groep. Nichols en Ford hebben onderzoek gedaan naar ‘the taxonomy of human goals’ (Nichols & Ford, 1987). In hun lijst ‘human goals’ komt men niets tegen dat voor of tegen een grote of kleine schaal pleit. Wel maakt de manier waarop de Schaal vormgegeven wordt, het realiseren van de meeste doelen moeilijker of makkelijker. Je zou deze ‘human goals’ als randvoorwaarden kunnen interpreteren, die voor elke reorganaisatie zou moeten gelden wil men de belangen van de primaire doelgroep en de werkvkoer serieus nemen (zie illustratie hieronder).
Schaaldiffererentiatie leuk en aardig maar ik ga niet meer betalen dan eerst!
Material Gain Increasing the amount of money or tangible goods one has; avoiding the loss of money or material possessions
De schaal maakt mij niet zoveel uit als ik mijn werk op mijn eigen manier kan inrichten Self-Determination Experiencing a sense of freedom to act or make choices; avoiding the feeling of being pressured, constrained, or coerced
28
29
techniek Schaalvergroting gestuurd door technische vooruitgang
Stuurt technologische ontwikkeling Schaalvergroting? Sigfried Giedion’s klassieke Mechanization Takes Command beschrijft overtuigend hoe mechanisatie de controle over onze levens en de geschiedenis heeft overgenomen (Giedion, 1969). Ook bij Wildenberg (1990) speelt techniek een grote rol, want hij laat de eerste grote Schaalvergrotingsgolf ‘the great merger movement’ plaatsvinden aan het eind van de 19e eeuw wanneer massaproductie en standaardisatie aan momentum winnen.
Ford institutionaliseerde een aantal reeds bekende principes in een combinatie die we Fordism noemen: Standaardisatie van het product, gebruik van speciaal gereedschap gericht op de assemblage lijn, het opdelen van complexe taken in simpele en relatief hoge salariëring.
Wat verwacht men van technologie Giedion schreef over mechanisatie. Als we tegenwoordig over technologie spreken, denken we eerder aan ICT. Innovaties in communicatie en computer technologie staan aan de basis van lagere transport- en communicatiekosten waardoor bijvoorbeeld centralisatie aantrekkelijker wordt. Bosma en de Wit onderzochten de invloed van innovatie op de schaalgrootte in 66 sectoren in Nederland en vonden dat innovatie leidt tot grotere bedrijven (Bosma en de Wit, 2003). ICT-ontwikkelingen maken het echter ook mogelijk om veel meer aan toeleveranciers over te laten en zelf de kernactiviteiten beter uit te kunnen voeren (Muizer en Hospers, 2000; Meijaard, 2001). Dat heeft eerder schaalverkleining tot gevolg (Bernardt en Muller, 2000; Muizer en Hospers, 2000; Meijaard, 2001). Ook Thurik (1993) betoogt dat innovatie leidt tot een daling van de gemiddelde bedrijfsgrootte. Cohen en Klepper (1996) bestudeerden het rendement van innovatie in relatie tot de grootte van het bedrijf. Hun conclusie was dat grote bedrijven beter in staat zijn om voordeel te halen uit innovatie. Bernardt en Muller (2000) bespreken de schaalnadelen voor innovatie. Zij geven twee redenen waarom grote bedrijven het afleggen tegen kleine. Iedereen kan tegenwoordig veel eenvoudiger zijn bedrijf starten. Hierdoor zijn onderzoekers en wetenschappers niet langer gebonden aan grote onderzoekscentra en multinationals. Daarbij komt de wet van de remmende voorsprong: de huidige staat van technologie van een grote organisatie is, juist als deze ooit als ‘advanced’ te boek stond, eerder een belemmering voor nieuwe wegen dan een voordeel. Welk gevolg hebben technologische innovaties op de schaal van organisaties Bovenstaande tegengestelde verwachtingspatronen blijken in de praktijk allebei uit te komen: Zo maakte voortdurende innovatie van ‘garage start-up’ Apple het grootste technologiebedrijf ter wereld, maar stelde 30
ICT Wikipedia juist in staat om als kleine organisatie de vijfde best bezochte website ter wereld te creëren. Vrijwel geen enkele organisatie zal onaangedaan blijven door de ontwikkelingen in new- en social media. De meest besproken fenomenen worden hieronder kort beschreven. Crowd Sourcing De ‘social media’ principes penetreren de ‘oude’ instituties door alle hoeken en gaten. Dat levert nieuwe organisatievormen op die gebaseerd zijn op het vermogen om aktiviteiten te organiseren rond een gezamenlijk doel. Auteurs als Shirky (2008) en Surowiekcki (2004) zien in deze nieuwe groeps samenwerkings vormen een bedreiging van alle instituties die georganiseerd op basis van bevoegdheden, taken, verantwoordelijkheden en macht. Shirky noemt dit verschijnsel ‘groupness’ en voorspelt dat het een revolutie zal teweegbrengen. Hij stelt dat mensen een aangeboren talent voor ‘groupness’ hebben maar dat er altijd barrières geweest in de vorm van ‘inhibiting transaction costs’. Het begrip ‘transaction costs’ is afkomstig van de econoom Ronald Coase. Hij heeft een nobelprijs gekregen voor zijn ‘Coase Theorem’. Deze biedt een antwoord op de nooit adequaat beantwoorde vraag in welke omstandigheden mensen hun producten en diensten zélf op een markt aanbieden, en waneer men daartoe allerlei organisaties in het leven roept. Coase stelde: kopers en verkopers moeten elkaar vinden, onderhandelen, leveren etc. Zodra de ‘transaction costs’ laag genoeg zijn (en dus door de ‘Coasean floor’ zakken) vervalt het bestaansrecht van organisaties (Coase, 1960). In ‘Here Comes Everybody’ onderzoekt Shirky de nieuwe realiteit waar ‘transaction costs’ de nul naderen en waar losse, steeds van samenstelling wisselende groeperingen waaronder onbetaalde vrijwilligers en amateurs producten creëren, die de gevestigde bedrijven in de schaduw stellen: zie Wikipedia en Linux.
Een bekend voorbeeld van ‘Crowd Sourcing’ is de ‘Let’s do it’ beweging: In Estland hebben in 2008 50.000 vrijwilligers in 5 uur 10.000 ton illegaal gestort afval opgeruimd. Een klus die de schoonmaak industrie als ‘onbetaalbaar’ terzijde had geschoven.
Crowd funding ‘Crowd funding’ is een fenomeen dat ontstaat doordat de combinatie van social media, online gemeenschappen en online betaal technologie het mogelijk maakt om individueel een financiële relatie aan te gaan met een bepaald doel. Het fenomeen deed zich voor het eerst voor bij het financieren van een ‘Rock-tour’ en vormde daarmee een uitdaging aan de muziekindustrie. Recent is in Nederland op deze manier een speelfilm gemaakt (crowdfunding.nl, 2011). We bedrijven op deze manier zelfs ontwikkelingshulp en omzeilen de grote centrale speler (www.1procentclub.nl). DIY De ‘Do It Yourself ’ cultuur zagen we voor het eerst in de alternatieve ‘scenes’ van muziek, piraten, hackers en krakers. Het bood een alternatief voor consumptie- en massacultuur welke gebaseerd is op afhankelijkheid van anderen. Tegenwoordig is ook DIY ‘mainstream’ aan het worden: de eerste commerciële versie zagen we bij Nike die consumenten hun eigen schoenen liet ontwerpen.
Met de NIKEiD maakte sportskleding gigant Nike furore door via de App Store een applicatie aan te bieden waarmee iedereen zijn eigen ‘custom sneakers’ kan ontwerpen en direct bestellen.
Open Data: ‘Trein’ voor de iPhone is een hit. Dennis Stevense, student technische informatica, bouwde Trein, een iPhone programma waarmee je de online informatie van de NS op iPhone kunt bekijken. In een reactie meldt een NS-woordvoerder dat de NS Stevense in een gesprek wil vragen om verwijdering van de applicatie. Volgens hem worden er rechten geschonden. ‘We willen dit op een rustige manier oplossen.’
Me Selling Proposition Ook in de tijd van massaproductie genoot een product dat voor een individuele oplossing kon zorgen al de voorkeur. Exclusieve, handgemaakte authentieke producten en diensten zijn altijd geliefd geweest, maar waren altijd duur of anderzijds moeizaam te vermarkten. ‘Mass customization’ bood producten en diensten die betaalbaar zijn terwijl ze toch een individuele differentiëring geven. Dat was een eerste stap. Recenter zijn verschijnselen als ‘Built-to-Order’, ‘Tailormade’ productie, ‘Subbranding’ en ‘Varietization’. Uiteindelijk monden deze ontwikkelingen uit in de ‘Me Selling Proposition’. De voorloper van de MeSP is de ‘blog’. De consument neemt daarmee het initiatief van de merken over en de vraag is welke gevolgen dat gaat hebben voor grootschalige organisaties. Built to Order: Centralisatie zonder Standaardisatie De BMW-fabriek in Spartanburg is de enige BMW-fabriek in de Verenigde Staten en levert BMW-modellen aan de hele wereld. De medewerkers van onderaannemers werken in de fabriek zij aan zij met de eigen werknemers. Greg Bunner, woordvoerder van deze BMWfabriek: “De afgelopen zes maanden reed hier nooit een identieke BMW naar buiten’. Open Data Data en informatie, het bezit, eigendom en beheer ervan zijn onderwerp van heftig debat: zie WikiLeaks. Data worden steeds vaker een publiek goed waardoor de weg geopend is voor iedereen, zowel bedrijven als individuen, om met slimme nieuwe diensten te komen. Dat betekent dat overheden en andere organisaties monopolies verliezen en minder regie kunnen uitoefenen. Zie de NS die de vertrektijden data vrij moest laten aan een middelbare scholier die de Trein app ontwikkelde en middels de ‘App Store’ vermarkte. Social Media Myspace, Facebook en Hyves waren bij aanvang gericht op individuen die een podium voor hun privé leven wilden creëren. Myspace was al snel echter meer een boekingskantoor en agent van musici, elke zichzelf respecterende wethouder is actief op Twitter en ieder bedrijf heeft een Facebook pagina. Controversie Overigens ontbreekt het niet aan auteurs die een heftige polemiek voeren tegen vrijwel alle vormen van participatie van het publiek. Vanouds is Andrew Keen de zelfverklaarde ‘anti christ van silicon valley’, (Keen, 2007).Recenter heeft ook ‘new media’ voorvechtster van het eerste uur Sherry Turkle ‘Alone Together’ (Turkle, 2011) gepubliceerd waarin zij afstand neemt van de zegeningen van een ‘life on the screen’ (Turkle, 1997). Hoewel velen deze bezwaren delen, lijken de beschreven trends niet te stoppen. En daarin lijkt de ICT dan weer precies op de oude technologie. Zelfs uit de technologische beschrijvingen uit Francis Bacons’ Utopia blijkt dat technologie ‘geen enkele grens erkent, noch een soortgrens, noch een morele of natuurlijke grens aan de menselijke manipulatiedwang wordt gerespecteerd. Alles wat mogelijk is, lijkt ook uitgevoerd te moeten worden’ (Achterhuis, 1992). 32
33
actie = reactie Schaalvergroting is niets anders dan het reageren op externe gebeurtenissen Schaalvergroting als reactie op externe gebeurtenissen Volgens sommigen is Schaalvergroting een reactie op externe factoren. Er is dus niet zozeer sprake van een bewuste strategie, maar eerder van reactief proberen te overleven. Mintzberg (1994) spreekt van ‘emergent strategies’ tegenover ‘intended strategies’: ‘An emergent strategy is a pattern of action that develops over time in an organization in the absence of a specific mission and goals, or despite a mission and goals’. Er is dus niet echt sprake van een verklarende theorie, maar het lijkt wel duidelijk dat sommige gebeurtenissen een zeer grote rol spelen bij beslisprocessen rond Schaalvergroting. Welke externe factoren worden genoemd als ‘trigger’ tot Schaalvergroting? De door auteurs genoemde factoren die aanzetten of tot Schaalvergroting zijn hieronder kort beschreven. Individualisering Individualisering is een contra-reactie tegen de globalisering trend en brengt een verschuiving teweeg in de vraag van massaproducten naar individueel aangepaste producten (Bernardt & Muller, 2000). Dat kan leiden tot een kleinere schaal (Thurik, 1993). Kleine bedrijven kunnen ook inspelen op de groeiende vraag naar gespecialiseerde producten die dan een hoger prijskaartje kunnen hebben, de zogenaamde nichemarkten (Bernardt & Muller, 2000). Deregulering en liberalisering In Nederland wordt net als in veel andere landen gestreefd naar een meer dynamische en flexibele markt (Bernardt & Muller, 2000). Dat begon met de privatisering en liberalisering van de markt van netwerksectoren, zoals de telecommunicatiesector en de openbare nutsvoorzieningen. Tegelijk ontstaat nieuwe concurrentiewetgeving waarmee misbruik van nieuwe marktmacht, prijsafspraken en kartelvorming voorkomen moet worden.
34
Globalisering en internationalisering Globalisering heeft als gevolg dat zowel goederen, kapitaal als arbeid eenvoudiger vrij verhandeld kunnen over de hele wereld. Bernardt en Muller (2000) sommen de gevolgen van globalisering op de omgeving van de onderneming op: - Grotere geografische afzetmarkt; - Toegang tot nieuwe markten waar voorheen geen handel mee mogelijk was; - Toename van internationale concurrentie door openstellen thuismarkt; - Veranderingen in de vraag. Een groep consumenten met een afwijkende smaak die voorheen op de thuismarkt te klein was om te bedienen, kan nu samengevoegd worden met vergelijkbare segmenten in andere landen; - Toename in het aanbod van kapitaal en arbeid (ook van hoge kwaliteit). Exportsubsidies Export subsidies vormen een sturingsmiddel bij uitstek. Zo is het toerisme in Brussel en Wallonië gebaseerd op bier. De Waalse overheidssteun, leningen, en exportsubsidies is gericht op het ‘branden’ als ‘bierland’ en komt ten goede aan kleine brouwers die afhankelijk zijn van export. Europese regelgeving Europese regels worden ingevoerd om de prijsverschillen voor producten tussen de verschillende landen weg te werken. Dat resulteert echter ook in heftigere concurrentie van partijen die men vroeger niet tegenkwam. Overheidsbemoeienis Overheden kunnen schaalvergroting nastreven, stimuleren of opleggen. De tendens tot Schaalvergroting in de social profit sector gebeurt vaak onder impuls of dwang van de overheid. Hieraan liggen politieke of bestuurlijke motieven ten grondslag. Volgens Scott (1969) zijn ‘States’ hoe dan ook geneigd zijn tot ingrijpen. In ‘Seeing like a State’ betoogt hij dat hoe groter en machtiger een overheid is, hoe meer ze geneigd zal zijn simplificaties te maken en standaardisatie en rationalisatie na te streven. In sommige gevallen kunnen dat ingrediënten zijn voor grote en kleine fiasco’s. Hij stelt dat een drama onafwendbaar is als aan vier voorwaarden voldaan wordt: - De staat streeft naar administratieve ordening van natuur en samenleving; - De staat heeft een ‘high modernist*’ kijk op de samenleving; - De staat is sterk en autoritair; - De burgerlijke samenleving is uitgeput, murw of anderszins zwak.
*James C. Scott’s writings use “high modernism” as a disparaging label for a cluster of beliefs revolving around faith in “progress” : . . . a strong, one might even say muscle-bound, version of the self-confidence about scientific and technical progress, the expansion of production, the growing satisfaction of human needs, the mastery of nature (including human nature), and above all, the rational design of social order commensurate with the scientific understanding of natural laws.
Quick Scan vragen en de positieve respons (Olthof, 2001)
“Het huidige overheidsbeleid bevordert verdere schaalvergroting in de gezondheidszorg” (86%).
Ook het bedrijfsleven ontkomt niet aan overheidsdwang. Schenk (1996) illustreert dit met een case waarin vanaf de mid zestiger jaren geprobeerd is een Europese Informatie technologische tegenhanger van IBM te creëren aangemoedigd door landelijke overheden om internationale samenwerkingen en fusies aan te gaan: CII, Philips, Siemens, Plessey, Nixdorf, AEG en ICL zijn uiteindelijk allemaal gestimuleerd om samen op te trekken en R&D te verrichten zonder dat daar een speler uit voortgekomen is die iets waar gemaakt heeft van de ambitieuze taal in de ‘founding documents’. Veel auteurs die de gezondheidszorg in Nederland onderzochten, zijn van mening dat de overheid de afgelopen decennia een bepalende rol heeft gespeeld in Schaalvergrotingsprocessen (Boot en Knapen, 1996). Als voorbeeld geldt het gevolg van de functionele budgetteringssystematiek welke vooral financiële voordelen biedt aan grotere instellingen. Ook in bestuur heeft de politiek invloed op het thema Schaalvergroting. Alkemade en Hagen (1995) noemen een aantal voorbeelden waarbij Schaalvergroting voortkomt uit de noodzaak om aan wettelijk gestelde eisen te voldoen. Marktgrootte De ontwikkeling naar een gezamenlijke Europese markt heeft de potentiële markt voor alle spelers enorm vergroot. Volgens Thurik (1993) veroorzaakte de overeengekomen eenheidsmarkt van twaalf Europese landen in 1992 reeds eind jaren ’80 een concentratie van ondernemingen en een daarmee samenhangende Schaalvergroting.Veranderingen in de vraag Veranderingen in de vraag kunnen zowel leiden tot Schaalvergroting als – verkleining (Laabs, 1999). Strengere normering De almaar strengere veiligheids, kwaliteits-, ethische- en milieucriteria zijn ingegeven door een algemene trend om verantwoordelijkheid van de consument naar de producent te verleggen. Vaak komen de eisen tot stand na druk van consumenten, milieu- of mensenrechten organisaties. Deze middelen worden ook ingezet om gevestigde belangen te bescherming. De eisen fungeren dan als een verkapte invoer barriëre. Feit is dat kleine ondernemingen moeilijker kunnen inspelen op de toenemende normeringsdruk waardoor een grotere schaal in het voordeel is. Ontzuiling Na de jaren zestig zijn veel welzijnsorganisaties en zorgorganisaties ontstaan uit samenvoegingen van katholieke, protestants-christelijke en algemene instellingen. Ook bij ziekenhuizen en onderwijsinstellingen is dat gebeurd.
36
slotbeschouwing Schaalvergroting vereist een genuanceerde aanpak, waarbij vooral aandacht moet zijn voor de noodzaak van ‘schakelen in schalen’. De techniek lijkt er klaar voor. De eindgebruiker was dat altijd al, maar heeft lang moeten wachten.
Het vermoeden dat Schaalvergroting een dominant fenomeen is, werd bevestigd door deze studie. Binnen alle organisaties die wij beschouwden wijzen onderzoekers op een toename in omvang van de belangrijkste delen ervan. Het is duidelijk geworden dat de onderzoekers verschillende aanjagers van Schaalvergroting veronderstellen. Deze motieven zijn ook in de praktijk aan te wijzen. Wat ook duidelijk is geworden, is dat de effecten van Schaalvergroting niet altijd stroken met de motieven: de doelen worden vaak niet, helemaal niet, of zelfs in negatieve zin gerealiseerd. Met name wordt afgerekend met de gedachte dat Schaalvergroting als vanzelf enorme financiële voordelen brengt. Dat geldt voor het bedrijfsleven, maar ook in de non-profit sector. Daarnaast bleek Schaalvergroting vaak gericht op het vergroten van macht, en is er weinig oog voor de belangen van de eindgebruikers. Er zijn ook onderzoekers die Schaalvergroting überhaupt niet zien als een bewuste actie maar als een reactie op een externe gebeurtenis of een technologische ontwikkeling of zelfs puur als een in het menselijk brein ingebakken gedragsfenomeen. Over de effecten van Schaalvergroting zijn de onderzoekers het vaak niet eens. Overigens is er evenmin consensus dat met een kleinschalige organisatie de klant, patiënt of scholier beter af is. Schaalvergroting is geen eendimensionaal fenomeen gebleken. Het tempo en de effecten verschillen tussen sectoren, de context en in de tijd. Bovendien lijkt er sprake te zijn van cultureel-historische aspecten in het streven naar Schaalvergroting. Nederland lijkt van oudsher een land dat hecht aan ordening en organisatie, aan effectiviteit en efficiëntie en is een export gericht land. Wij koesteren onze multinationals zoals Philips en Heineken, de grootste Europese haven en de belangrijke en innovatieve internationale luchthaven. In andere landen en culturen kan er juist veel meer zorg en aandacht zijn voor kleinschaligheid. Het is bevestigd dat Schaalvergroting onder meer aangejaagd wordt door de voortschrijdende technologie. Technologie maakte in de 19e eeuw grootschalige productie mogelijk. Door de stormachtig ontwikkelingen van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) leek Schaalvergroting in de vorige eeuw een nóg dominanter fenomeen te worden. Maar nu, in het eerste decennium van de 21e eeuw is het juist deze zelfde ICT die het mogelijk maakt dat individuen steeds meer op maat worden bediend. Steeds groter wordende zorginstellingen ontwikkelen buurtzorg, de binnenkort centraal aangestuurde politie zal wijkagenten gaan inzetten. Schoolbesturen, die halve provincies bestrijken, bieden op hun verschillende locaties onderwijs voor specifieke doelgroepen en bedrijven stellen de klant in staat om hun eigen product te ontwerpen. Dat resuleert in ‘hybride’ organisaties waarop kreten als ‘massaal maatwerk’ en ‘multiscaling’ van toepassing zijn. Wij denken dat het niet gewaagd is te veronderstellen dat deze hybride organisaties in de nabije toekomst aan belang winnen. De resultaten geven dus alle aanleiding om Schaalvergroting als middel kritisch tegemoet te treden. Er zijn duidelijk voordelen te behalen, maar een toverdrank is het zeker niet. 38
bronnen referenties Achterhuis, H. (1992). De maat van de techniek. Baarn: Uitgeverij Ambo bv. Alestras, V., Jones, A., & Sheldon, T. A. (1997). Economies of Scale and Scope. In T. Sheldon & J. Posnett (Eds.), Concentration and Choice in Healthcare Cambridge UK: RSM Press/ Hoddle Doyle Meadows. Alkemade, N. O. E., & Hagen, J. H. (1995). Ontwikkeling in de spreiding van ziekenhuisvoorzieningen. ZM Magazine, 11(7), 4. Arijs, D. (2005). Naar schaalvergroting of schaalverkleining? Strategische positionering van ondernemingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. (PhD), Katholieke Universiteit Brussel. Bastiaansen, J. (1993). Visies op schaalvergroting. Jeugdhulpverlening, jeugdbescherming, jeugdgezondheidszorg. Utrecht: SWP. Beek, K. W. H. (1996). Zin en onzin van een optimale schaal. Bouwen aan het binnenlands bestuur, 22. Bernardt, Y., & Muller, R. (2000). Determinants of firm size: A survey of literature. Zoetermeer: EIM Business & Policy Research. Blank, J. L. T., Eggink, E., & Merkies, A. H. Q. M. (1998). Tussen bed en budget (Vol. 26). Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau. Boogers, M. (2007). Lokale politiek in Nederland. De logica en dynamiek van plaatselijke politiek.: Boom Lemma. Boogers, M., & Schaap, L. (2007). Bestuurskracht, wat moeten we ermee? Bestuurskunde(2), 9. Boonekamp, L. C. M., & Huijsman, R. (1998). Bouwen aan een transmuraal zorgconcern. Maarsen: Elsevier/ De tijdstroom. Boot, J. M., & Knapen, M. H. J. M. (1996). De Nederlandse gezondheidszorg. Utrecht: Spectrum. Bosma, N., & Wit, G. d. (2003). The influence of innovation on firm size. EIM Business & Policy Research. Castenmiller, P. (1996). Politiek op kleine schaal. Bestuurswetenschappen, 50(6), 25. Cefis, E., Marsili, O., & Schenk, H. (2008). The effects of mergers and acquisitions on the firm size distribution. Journal of Evolutionary Economics(19), 20. Coase, R.H. , The Problem of Social Cost, Journal of Law and Economics 3, 1-44 (1960). Cohen, W. M., & Klepper, S. (1996). Firm Size and the Nature of Innovation within Industries: The Case of Process and Product R&D. The Review of Economics & Statistics(78), 12. Dahl, R. A. (1984). Polyarchy, Pluralism, and Scale. Scandinavian Political Studies(4). Dahl, R. A., & Tufte, E. R. (1973). Size and Democracy. Stanford: Stanfort UP. Dam, F. v. (1995). Meer voor minder: Schaalverandering en bereikbaagheid van voorzieningen in landelijke gebieden in Nederland. Utrecht: Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Universiteit Utrecht. Ferguson, B., Sheldon, T., & Posnett, J. (1997). Concentration and Choice in Healthcare Cambridge UK: RSM Press/ Hoddle Doyle Meadows. Ford, M. E., & Nichols, C. W. (1987). A taxonomy of human goals and some possible applications. In D. H. Ford & M. E. Ford (Eds.), Humans as self constructing living systems: Putting the framework to work. Ghemawat, P., & Ghadar, F. (2000). The Doublious Logic of Global Megamergers. Harvard Business Review, 78(4), 8. Giedion, S. (1969). Mechanization takes command: a contribution to anonymous history: W.W. Norton & Company. Hulsink, W., & Schenk, H. (2003). Privatisation and deregulation in the Netherlands. In D. Parker (Ed.), Privatisation in the European Union. Theory and Policy Perspectives. (pp. 242-257). London. Keen, A. (2007). The Cult of the Amateur: How Today’s Internet Is Killing Our Culture: Crown Business. Keynes, J. M. (1936). The State of Long-Term Expectation (V) The General Theory of Employment, Interest and Money (Vol. 4). Koudijs, C. (1996). Centralisme levert gevaar op voor de slagvaardigheid. Schaalvergroting en fusiemodellen in de ouderenzorg. Zorgvisie(9), 3. Laabs, J. (1999). Has Downsizing Missed its Mark? Workforce, 78(4), 7. Meijaard, J. (2001). Making sense of the new economy. Meijer, A. W. M., & Zijp, C. v. (1999). Zorgorganisaties op maat. Een onderzoek naar de effecten van schaalgrootte in de ouderenzorg. ZM Magazine(9), 4. Meloen, J. D., Groenewegen, P. P., & Hingstman, L. (2000). De toekomst van het algemene ziekenhuis. Een
achtergrondstudie naar de criteria voor spreiding van het ziekenhuisaanbod. : Nivel. Mintzberg, H. (1994). The rise and fall of strategic planning: reconceiving roles for planning, plans, planners: Simon and Schuster. Moeller, S. B., Schlingemann, F. P., & Stulz, R. M. (2003). Do Shareholders of Acquiring Firms Gain From Acquisitions? Dice Center Working Paper(4), 38. Moen, J., Ansems, P., Hanse, J., & Vintges, M. (2000). Leiden of lijden? Het handelingsrepetoire van de manager. Assen: Van Gorcum. Muizer, A., & Hospers, G. J. (2000). SMEs in regional industry clusters: EIM Business & Policy Research. Olthof, D. (2001). Tussen servet en tafellaken. Op zoek naar de optimale schaal voor een zorgorganisatie’. Poel, P. v. d. (1995). Maatvoering maakt het verschil. Skipr Magazine, 10. Roll, R. (1986). The hubris hypothesis of corporate takeovers, 59, 197-216. Journal of Business, 59 (2), 20. Schenk, H. (1996). Bandwagon Mergers, International Competitiveness and Government Policy. Empirica (23), 23. Schenk, H. (2000). Is Polder-Type Governance Good For You? Erasmus Research Institute of Management. Schenk, H. (2001). Zijn megafusies verantwoordelijk voor de recessie? Economisch Statistische Berichten(86), 1. Schenk, H. (2002). Modaliteiten van Puur Fusies. De Grote Lijn. Strategie en strategisch management, 23. Schenk, H. (2006). Van de regen in de drup?, NRC Handelsblad. Schenk, H. (2007a). Bevrijd ons van het cowboy kapitalisme!, NRC Handelsblad. Schenk, H. (2007b). De verstandige oplossing?, NRC Handelsblad. Schenk, H. (2007c). Eigen schuld, dikke bult, ABN! Retrieved from http://weblogs.nrc.nl/expertblog/2007/05/10/ eigen-schuld-dikke-bult-abn/ Schenk, H. (2007d). Recht en Economie botsen op elkaar, NRC Handelsblad. Schenk, H. (2008a). Firms, managers, and restructuring - implications of a social economics view. In J. Davis & W. Dolfsma (Eds.), Companion to Social Economics. Cheltenham: Edward Elgar Publishing. Schenk, H. (2008b). The Merger Paradox - Determinants and Effects. In C. Wankel (Ed.), 21st Century Management. A Reference Handbook, v. I (pp. 345-354). Los Angeles. Scherer, F. M., & Ross, D. (1990). Industrial Market Structure and Economic Performance. Boston: Houghton Mifflin Company. Scott, J.C. (1998) Seeing like a state - How certain schemes to improve the human condition have failed. New Haven: Yale University. Shirky, C. (2008). Here comes everybody. New York: Penguin Books. Sijtsema, S. J., Goddijn, S. T., Wolf, C. W. G., Aarts, N. A., Tacken, G. M. L., & Verstegen, J. A. A. M. (2009). Groot, groter, ... duurzaamst!? - Percepties van burgers ten aanzien van schaalgrootte en schaalvergroting in de agrarische sector. Sowden, A. J., Watt, I., & Scheldon, T. (1997). Volume of activity and healthcare quality: Is there a link? Concentration and Choice in Healthcare Cambridge UK: RSM Press/ Hoddle Doyle Meadows. Stevens, J., & Tulder, F. v. (1995). Grootste ziekenhuizen zijn niet het meest productief ESB. Surowiecki, J. (2004). The Wisdom of Crowds. New York: Anchor Books. Thurik, R. (1993). Recent developments in the firm-size distribution and economics of scale in Dutch manufacturing. In Z. J. Acs & D. B. Audretsch (Eds.), Small firms and entrepreneurship: an East-West perspective (pp. 78-109). Cambridge: Cambridge University Press. Turkle, S. (1997). Life on the Screen: Identity in the Age of the Internet: Simon & Schuster. Turkle, S. (2011). Alone Together - Why We Expect More from Technology and Less from Each Other: Basic Books. Vogels, R., & Turkenburg, M. (2008). Menselijke maat in het voortgezet onderwijs: OCW. Vries, B. J. d., & Breedveld, E. J. (2000). Concernvorming in de Nederlandse gezondheidszorg. Let’s make people better. ZM Magazine(6), 5. Wieringen, A. M. L., & Rest, A. v. d. (2005). Varieteit in schaal - Keuzevrijheid, sociale samenhang en draagvlak bij grote onderwijsorganisaties. Den Haag: Onderwijs Raad. Wildenberg, I. W. (1990). De revolte van de kapitaalmarkt. Over fusies, overnames en de terugkeer van de eigenaarondernemer. Schoonhoven: Academic Service. Wit, B. d. (2007). Schaal besturen door schoolbesturen. Bestuurskunde(2), 9. Wit, J. d., & Deusings, J. (2011). Meerschalige verwerking - ontwikkeling van een concept voor een efficiënte en herkenbare kwaliteitsproductie (pp. 18): Louis Bolk Instituut. Zijp, C. v. (1997). Zorg(organisaties) op maat. Een zoektocht naar de gevolgen van schaalgrootte in gecombineerde verpleeghuizen. Utrecht: Moret & Young.
40
interviews Michiel Herweijer – Hoogleraar Bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen Wilma van Raalte – Projectleider Politie Twente Nathalie Kramers – Korpschef Friesland Pieter Huisman – Bijzonder Hoogleraar Onderwijsrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam Arie van der Ven – Onderzoeker van de publicatie ‘Sleuren of sturen. Gemeenten en de sturing van veiligheid en politie’ Monique Turkenburg – Onderzoeker Sociaal en Cultureel Planbureau Mirjam de Klerk – Onderzoeker Sociaal en Cultureel Planbureau Daniëlle Snellen – Onderzoeker Planbureau voor de Leefomgeving David Evers – Onderzoeker Planbureau voor de Leefomgeving
Het onderwerp Schaalvergroting raakt iedereen. Het verschijnsel doet zich in vele vormen voor en er is vrijwel geen domein dat zich eraan onttrekt; bedrijven, zowel de multinationals als de bakker op de hoek, scholen, ziekenhuizen, de politie, woningcorporaties, kinderopvang, energieleveranciers en zelfs landen ondergaan schaaldynamische processen. Schaalvergroting is ook onderwerp van onderzoek en theorievorming. In een kort maar intensief traject is getracht de huidige stand van ‘het denken’ boven water te brengen en de resultaten in compacte vorm te presenteren. Dit rapport is de eerste stap in een toekomstverkenning Schaaldynamiek van het Trendbureau Overijssel. Het doel is om het bestaande denken in Nederland over schaalvergroting en -verkleining in beeld te brengen. Vanuit welke perspectieven kan men schaaldynamiek bestuderen? Waarom gaan organisaties over tot schaalvergroting? Welke effecten verwacht men ervan? Waar leidt schaalvergroting toe? En tenslotte: Wat schieten de werkvloer en de afnemer met Schaalvergroting op?