Dwarskijken op zorg Een Brabants voorbeeldenboek over (samenwerking in) zorg, wonen, welzijn, leren, werken en vrijetijdsbesteding voor mensen met beperkingen.
PROVINCIALE RAAD VOOR DE VOLKSGEZONDHEID EN MAATSCHAPPELIJKE ZORG IN NOORD-BRABANT
P RV M
INHOUDSOPGAVE Inleiding: waarom dwarskijken op zorg?
5
Woon-zorg-welzijnswijk
1 2 3
Pannenhoef, Kaatsheuvel Woon-zorg-welzijnswijk, Breda Noordoost Rijserf, Rijsbergen
9 12 16
Wonen voor meerdere doelgroepen
4 5 6 7 8
President Mandelahof, Tilburg Zwaluwstaartcomplex, Eindhoven Rapelenberg, Valkenswaard Wooncentrum, Woensdrecht De Boterbloem, Zeeland
21 24 27 30 33
Werken en leren
9 10 11 12 13
Ambitie begeleid werken, Vught Centrum voor Boerderijactiviteiten De Cinquant, Haps Foris, Westelijk Noord-Brabant Steunpunt Studie en Handicap, ‘s-Hertogenbosch Lunchroom In de Roos, ’s-Hertogenbosch
37 40 44 48 52
Buurt- en nabijheidsdiensten
14 15 16 17
Wonen Zorg en Service in de Wijk, Tilburg Dorpsservicecentrum, Helenaveen Maatschappelijk steunsysteem Kalsdonk, Roosendaal Nachtzorg, Land van Cuijk
57 61 64 67
Vrije tijd en ontmoeting
18 19 20 21
Stadshobbywerkplaats, Veghel Vrijetijdswinkel, Helmond & Vrijetijdsnetwerk, Tilburg LAVA-team, Drunen Organisatorische Integratie in de sport, Noord-Brabant
71 75 79 83
Beschouwing
85
Colofon
92
3
Inleiding: waarom dwarskijken op zorg? De wereld van de zorg is al verschillende jaren heftig in beroering. Er vinden ingrijpende veranderingen plaats, die als trendbreuk of als wezenlijke kanteling kunnen worden gezien. ‘Dwarskijken’ is een logische vervolgstap op die veranderingen. We schetsen bij de aanleiding drie ‘trendbreuken’. Daarna gaan we in op de betekenis van dwarskijken en op de voordelen die ermee te halen zijn. Vervolgens geven we vijf argumenten voor de keuze voor een voorbeeldenboek over dwarskijken. We sluiten af met een paragraaf over de opbouw van dit boekwerk.
1. Aanleiding Vermaatschappelijking en vergrijzing Eén van de belangrijkste ontwikkelingen is het proces van vermaatschappelijking van de zorg. Decennia lang zijn mensen omwille van leeftijd, verstandelijke, lichamelijke of psychische handicap uit de samenleving weggehaald en ondergebracht in specifieke intramurale voorzieningen. Momenteel wordt steeds meer voor de lijn gekozen, dat deze ‘burgers met beperkingen’ zo lang als mogelijk is in de samenleving moeten kunnen blijven wonen. Grote instituten worden afgebouwd en er verschijnen steeds meer kleinschalige woonprojecten voor deze groepen in de wijk. Daarnaast komen er ook steeds meer ouderen in de wijk te wonen door de enorme vergrijzingsgolf en de veranderende behoeften van deze groep. De vraag naar woon-, zorg- en welzijnsdiensten in de wijk zal daarom de komende jaren sterk toenemen. Naar integrale wijkzorg De afgelopen dertig jaar hebben we in Nederland een verkokerd zorgsysteem opgebouwd: aparte sectorale zorgkolommen voor ouderen, verstandelijk gehandicapten, lichamelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten. Elk van die zorgkolommen is nu bezig zijn eigen kleinschalige woonzorgvoorzieningen, welzijn en dagopvang te realiseren. Er tekent zich een reproductie van de grootschalige categorale voorzieningen uit het verleden af in kleinschalige categorale voorzieningen in de wijk. Vermaatschappelijking
4
vraagt om een grondige herbezinning op deze categorale ordening van de zorg. De tijd is rijp voor een nieuw duurzaam zorgconcept. Dit sluit aan op de landelijke ontwikkeling van woonzorgzones. De PRVMZ heeft dit zorgconcept in ‘Goede zorg in Brabant’ woon-zorg-welzijncircuits genoemd. In dit zorgconcept zitten twee kernelementen: Integrale wijkzorg: op wijkniveau realiseren van kleinschalige zorgcentra en integrale wijkteams met werkers uit zorg, wonen en welzijn die een breed basispakket van wonen, zorg en diensten leveren aan alle doelgroepen. De integrale wijkzorg vraagt om ‘dwarskijken’. Regionale expertisecentra die specifieke expertise toevoegen aan de basiszorg in de wijken respectievelijk voor verpleging, verstandelijk gehandicaptenzorg en GGZ. Zij bieden onder andere hoogwaardige 24-uurszorg. Het is goed waar te nemen dat landelijk, maar ook in Noord-Brabant, een aantal initiatieven bezig is de zorg volgens dit nieuwe concept vorm te geven. De PRVMZ heeft in meerdere publicaties een pleidooi gehouden voor zo’n integrale woon-zorg-welzijnsbenadering. Zie hiervoor bijvoorbeeld ‘Het Tijdperk van de Verknoping’ en ‘Vermaatschappelijking: een zaak van wonen, zorg en welzijn’. In de voorliggende publicatie vertonen Pannenhoef en Breda Noordoost veel karak-teristieken van zo’n integrale aanpak. Zij combineren aandacht voor het fysieke domein – de (re)constructie van wijken – met de aandacht voor het sociale – de opbouw van zorg- en welzijnsvoorzieningen, maar ook de sociale cohesie in die wijken. De andere beschreven projecten zijn inspirerende voorbeelden hoe op onderdelen van wonen, zorg, welzijn, leren, werken en vrije tijd nieuwe samenwerkingsvormen gestalte krijgen die passen binnen zo’n lange-termijnperspectief: de integrale woon-zorg-welzijnsbenadering. Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) De Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning, waarvan alleen al de aankondiging stormen over zorgend Nederland
5
heeft doen losbarsten, versterkt het belang van ‘dwarskijken’ in de zorg. Niet alleen zorggerelateerde ondersteunings- en welzijnstaken worden uit de AWBZ naar de WMO (lees: financiering door de gemeente) overgeheveld, ook de WVG en de Welzijnswet worden in die WMO ondergebracht. De gemeente wordt een belangrijke nieuwe speler op het zorgveld. Er is veel somberheid, omdat de introductie van de WMO samenvalt met sterke bezuinigingen op de AWBZ. Vooral gemeenten zetten zich schrap omdat zij vrezen verantwoordelijkheden en taken erbij te krijgen zonder voldoende budget. De eerder genoemde vermaatschappelijking en vergrijzing vragen erom dat professionele organisaties en informele zorgverleners de krachten bundelen. Er moeten slimme oplossingen komen om met de beperkte aanwezige zorgcapaciteit de basiszorg voor iedereen te garanderen. Dat lukt alleen maar door samenwerking op terreinen zoals nachtzorg, woonondersteuning, dagbesteding en participatie. Dwarskijken dus, en niet alleen kijken, maar ook doen!
Vasthouden aan de oude categorale ordening leidt op termijn zonder meer tot verlies van kwaliteit, maar ook van zorgcapaciteit. Een voorbeeld: nu worden vrij willekeurig kleinschalige woon-zorgprojecten voor ouderen, gehandicapten en psychiatrische patiënten in de wijk opgezet. De categorale zorginstellingen of ouders onderhandelen voor de eigen doelgroep zelf met corporatie X, Y of Z. Ieder moet zelf zijn nachtzorg/ongeplande zorg regelen. Veel hulpverleners zitten in de auto, rijdend van het ene project naar het andere. Dwarskijken levert een win-win-winsituatie op, zowel voor de zorgvragers, de aanbieders en de financiers. Er kunnen bijvoorbeeld voordelen worden behaald door kleinschalige woonzorg-projecten bij elkaar in de buurt te situeren en gezamenlijk met de woningcorporaties en gemeente zaken te doen. Op die manier kunnen gezamenlijk onder andere voorzieningen en nachtzorg/ongeplande zorg worden gerealiseerd.
3. Waarom een voorbeeldenboek?
2. Dwarskijken ‘Dwarskijken’ betekent in de ogen van de PRVMZ over de grenzen van je eigen sector én over de grenzen van je eigen traditionele doelgroep heenkijken. Kijk over de muur heen en zoek de samenwerking op met andere organisaties op het gebied van huisvesting, zorg en welzijn. Dwarskijken levert winst op in de kwaliteit van zorg en leven en zorgt ook voor een efficiënte aanpak van zorg en ondersteuning. Dwarskijken is noodzakelijk om in te spelen op de eerder genoemde veranderingen in de wereld van de zorg. 6
We hadden ook een nieuwe beschouwing kunnen wijden aan de achtergrond van de verkokerde zorg in Nederland en een uitvoerige visie op aard en vormgeving van ‘integrale’ ofwel ‘intersectorale zorg’. We hebben gekozen voor een voorbeeldenboek. We hebben daar vijf argumenten voor: 1. Geen nieuwe visieverhalen Er is op dit moment geen behoefte aan een nieuwe visie of ‘grand design’. Over de hoofdlijnen bestaat al lang – althans op papier – overeenstemming: de klant moet centraal staan, vraagsturing, zorg zo licht en zo dicht mogelijk bij huis, kleinschalige uitvoering, volwaardig burgerschap en zelfstandig wonen in de wijk. Op dit punt heerst overal overeenstemming: in documenten van zorginstellingen, verzekeraars, de overheid et cetera. De financiële paragraaf sluit daar echter niet altijd bij aan en is vaak sterk sectoraal en aanbodgericht. Er is vooral behoefte aan goede praktijkvoorbeelden, aan operationele concepten: hoe verbouw je daadwerkelijk dat ‘zorghuis’? Hoe los je praktische problemen op? Daar zijn gelukkig voorbeelden van. Die hebben we opgezocht.
2. Schijnwerper op praktijk Er gebeurt op de werkvloer vaak veel meer, dan we zo op het eerste oog zien. Vernieuwing van wet- en regelgeving begint meestal bottom-up, dicht bij de vraag van de klant. Daar willen we de schijnwerper op zetten. 3. Doorbreken van scepsis Er is veel scepsis over vermaatschappelijking. Illustratief is de publiciteit daarover. Wanneer één keer een psychiatrische patiënt of verstandelijk gehandicapte in de wijk uit de bocht vliegt, staat dat drie maal in de krant. Over de honderd keren dat het goed gaat wordt niet geschreven. De voortgang van het proces luistert zeer nauw. Vermaatschappelijking van burgers met een beperking is méér dan hen een eigen huis met een eigen voordeur in de wijk geven. Als de zelfstandig wonende gehandicapte Freek niet wordt ondersteund bij zijn dagelijkse bezigheden en wanneer ouderen als mevrouw Grijs niet de hand wordt toegestoken om eenzaamheid te voorkomen, dan dreigt vermaatschappelijking te mislukken. Dwarskijken kan ervoor zorgen dat het goed gaat. Dat willen we laten zien. 4. Geloof versterken door goede voorbeelden We willen het geloof versterken dat vermaatschappelijking mogelijk is, zowel bij zorgaanbieders, maar vooral ook bij gemeenten, die daar in de komende jaren meer en meer mee te maken zullen krijgen. Tegelijkertijd willen we het geloof in samenwerking tussen zorgsectoren versterken. Samenwerken met organisaties uit aanpalende maatschappelijke sectoren als wonen, werken, leren, welzijn en vrije tijd levert een meerwaarde op, zowel voor de zorgvragers alsook voor de partners zelf. Dit kunnen we het beste illustreren door er voorbeelden van te laten zien. 5. Geen standaardoplossingen We willen laten zien dat de praktijk zeer divers is. Dat kan en dat mag! Vraagsturing, individualisering en zorg op maat impliceert, dat overal toepasbare standaardoplossingen niet meer bestaan. Intersectorale samenwerking kan op zeer veel verschillende manieren. Deze variëteit is logisch, indien daarbij wordt aangesloten bij de eigen situatie van de cliënt(en) en van de wijk, of de gemeente waar het project zich afspeelt.
4. Verantwoording en opbouw We portretteren in dit voorbeeldenboek éénentwintig projecten, die wij het laatste half jaar als staf van de PRVMZ op het netvlies hebben gekregen. Daaraan ligt geen systematische inventarisatie aan ten grondslag. We hebben dan ook niet de pretentie alle (dwarskijk)projecten in Noord-Brabant in beeld te hebben. Wij hebben projecten gezocht die passen bij de vijf hoofdthema’s (leefgebieden) die wij als ordening hebben gekozen: woon-zorg-welzijnswijk; wonen voor meerdere doelgroepen; werken en leren; buurt- en nabijheidsdiensten; vrije tijd en ontmoeting. Ongetwijfeld zijn er meer projecten in Brabant, die ook als voorbeeldproject kunnen gelden binnen een van de gekozen thema’s. Misschien zijn er zelfs projecten die verder in hun ontwikkeling zijn. Wij hopen dat die er zijn. Laten zij zich niet gepasseerd voelen. Wij beschouwen dit voorbeeldenboek als een aanjager, een stimulans om als zorgaanbieders, maar ook als zorgvragers met elkaar op lokaal en regionaal niveau te zoeken naar verdere ontwikkeling van dwarsverbanden binnen en buiten de zorgsector. Dwarsverbanden, die de komende decennia bijdragen aan een haalbare en betaalbare zorg voor iedereen die zorg nodig heeft. In dit kader blijven wij geïnteresseerd in nieuwe projecten en initiatieven in Noord-Brabant. Tot slot van deze inleiding willen wij alle contactpersonen van de beschreven projecten hartelijk bedanken voor hun medewerking. Zonder hun bijdrage hadden wij de projecten niet op deze manier kunnen beschrijven. Ook danken wij iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan de illustraties in dit boekwerk.
7
Pannenhoef
1
Stenen, steunen, sturen: naar een duurzame en zorgzame wijk
WOON-ZORG-WELZIJNSWIJK
Wat? De wijk Pannenhoef wordt gerenoveerd en omgebouwd tot een duurzame en zorgzame wijk. Er worden gevarieerde woon-, welzijns- en zorgdiensten aangeboden die kwaliteit van leven voor de bewoners moeten waarborgen Voor wie? Voor alle bewoners in de wijk Pannenhoef, speciaal voor ouderen en gehandicapten Waar? Kaatsheuvel Per wanneer? Renovatie wordt op dit moment uitgevoerd Door wie? Woningcorporatie Casade, Prisma, Thebe Woon- en Zorgdiensten, De Thuishoven
1. Waarom is Pannenhoef opgezet? Prisma, een aanbieder van zorg aan mensen met verstandelijke beperking, is al enige jaren bezig met volwaardig burgerschap en het realiseren van kleinschalige woonprojecten in de wijk. Casade, een grote woningcorporatie in Waalwijk en Kaatsheuvel, gaat de wijk Pannenhoef in Kaatsheuvel renoveren. Samen ontwikkelden zij een initiatief voor de gehele wijk waarin zowel de fysieke als de sociale infrastructuur worden meegenomen. Naast Prisma en Casade treden ook Thebe en De Thuishoven, een organisatie die drie verzorgingshuizen beheert, tot de initiatiefgroep toe. De doelstelling is het herontwerpen van Pannenhoef tot een duurzame en zorgzame wijk. Ad Gruijters, directeur van Casade: “We kiezen voor wijkgericht werken, hanteren het concept van de woonzorgzones en we betrekken de buurtbewoners er nauwlettend bij.”
8
9
De elementen in deze aanpak zijn: 2.belangrijkste Hoe is het georganiseerd? Integratie en samenhang tussen wonen, welzijn, dienstverlening en zorg; Drie functies Competentiebevordering en individuele ondersteuning de bewonersis –gevestigd ook voorinbewoners met een Hetvoor servicecentrum het voormalige verstandelijke beperking. Ze moeten zoveel mogelijk Kruisgebouw in de Oude Peelstraat, midden in het dorp. self supporting zijn; Het is verbonden met het naastgelegen gemeenschapshuis ‘DeEen woon-Helm’, en leefomgeving waarinnaar plaats voor een Gouden dat is vernoemd deisRomeinse sociale infrastructuur (activiteiten, sociale relaties) officiershelm die in de peelgrond nabij Helenaveen in en 1910 een adequate zorginfrastructuur. is gevonden. Daarnaast staat ‘De Peelbascule’, een dorpswinkel Het die streven is: gedreven zoveel mogelijk steun en zorg wordt door vrijwilligers en streekpro‘om de hoek’. De omgeving bepaalt hoePeelbascule je met je ducten worden verkocht. De oprichtingvaak van De handicap kunt omgaan. Community care vraagt is een gevolg van het vertrek van de supermarkt eneen de SRVwagen. ‘caring community’; Wonen met een plus. Woningen worden gerenoveerd volgens de eisen van de tijd met de benodigde aanpassingen en er komen clusters met een zorginfrastructuur. De partners kiezen voor ‘omgekeerd redeneren’. In eerste instantie kijken ze naar vragen en diensten op gebied van wonen en welzijn, en pas daarna op het gebied van de zorg. “Hiermee kunnen”, aldus Peter Nouwens, mede-initiatiefnemer en lid van de Raad van Bestuur van Prisma, “opnames in klinische setting worden voorkomen, zowel bij ouderen als verstandelijk gehandicapten. Belangrijk hierbij is, dat mensen met handicaps en ouderen zo lang mogelijk hun eigen competenties behouden. Verlies van competenties vergroot de kwetsbaarheid in dagelijks bestaan. Daarom is die van en belang.” Desteun diensten ondersteuning die vanuit het voormalige Kruisgebouw door de vrijwilligers, de dorpscongiërge en
2. is het project georganiseerd? de Hoe deelnemende instellingen, worden geboden, kunnen niet onder één noemer worden gevat. Het dorpsservicecentrum Projectorganisatie kent meerdere functies, namelijk: Er is een projectorganisatie gevormd volgens de drie aandachtsgebieden: ‘stenen’, ‘steunen’ en ‘sturen’. Er is een Informatiepunt stuurgroep waarin de Raden van Bestuur van Casade, Bewoners kunnen er terecht voor allerlei vragen op Prisma, Thebe en De Thuishoven zitten en ook het terrein van wonen, zorg en welzijn.binnenkort De Stichting het Zorgkantoor. Het voornemen bestaat om deze stuurWelzijn Deurne fungeert als achterwacht voor de tien groep te formaliseren Thesaurus. vrijwilligers die aantot deStichting balie staan. Toeristen kunnen Naast Pannenhoef staan er meer wijken op informatie de rol om over te er zeven dagen per week terecht voor transformeren tot duurzame wijk met zorg. Onder de het dorp en de omgeving, bijvoorbeeld wandel- en eindverantwoordelijkheid van Stichting wordenmet dan fietsroutes. Hiervoor werkt hetThesaurus centrum samen per wijk projectgroepen gevormd, die de transformatie van 10
betreffende Staatsbosbeheer wijk trekken. en de VVV in Deurne. Tevens is op Binnen initiatief Pannenhoef van de is kruisvereniging er een projectgroep Helenaveen ‘stenen’, in het diepand zich uiteraard een internetservice bezig houdt met gerealiseerd huizen en met voorzieningen drie internetcomin de wijk.puters. De voorzieningen voor zorg- en dienstverlening horen daar bij. Verder is er een projectgroep ‘steunen’. Deze Dienstencentrum werkt een samenhangend aanbod van wonen, zorg en welzijn De centrale verderspil uitinwat hetbetreft dienstenaanbod organisatie,van capaciteit, het centrum taakverdeling. is de dorpscongiërge, De wijkbewoners, Janzorgafhankelijk Houtkamp. Hijofis niet, “de ogen, worden de regelmatig oren, de betrokken mond enbij dede handen planontwikkeling. van de gezamenlijke instellingen in het dorp”. De conciërge is buurtbeheerder. Hij De bouw staat daarvoor in contact met de dienst Openbare werEr wordt ken, de op politie dit moment en Staatsbosbeheer. volop gebouwdEninde Pannenhoef. dorpscongiërPetergeNouwens is er voorwijst de mensen op drie in elementen, het dorp. die Eenbijna praatje gereed hier, zijn en concrete erg belangrijk hulp daar. voor Viade defilosofie congiërge achter of het hetcentrum project. 1. Er kan komt ookéén de Vrijwillige wijkservicepunt. Hulpdienst Bij ditDeurne loket kunnen Zuid worden inwoners ingeschakeld. van Pannenhoef alle vragen stellen op gebied van In het wonen, dorpscentrum zorg en welzijn. is ook een Vanuit spreekkamer dit centrumingericht, wordt een waar integraal twee huisartsen aanbod geleverd. uit naburige De ambitie kernen is twee om keer via deper buurtconsulent week spreekuur– houden. zonder ingewikkelde De wijkverpleging en lange en indicade GGD tieprocedures houden er spreekuur – alle beschikbare en de uitleen woon-, van thuiszorgartizorg- en welzijnsdiensten, kelen wordt er inclusief verzorgd. de WVG Bovendien en andere is er een functies pedicure van de met toekomstige een grote klantenkring Wet Maatschappelijke gevestigd. Ondersteuning, te leveren. 2. Er Ontmoetingspunt komen enkele ‘zotels’ voor mensen die tijdelijk woonHet dorpsservicecentrum en zorgfuncties nodig is een hebben belangrijk of voorontmoetingsde familie, punt voortijd deop bewoners. Dit Daarnaast vanwege de die enige visite komt. zijncombinatie zotels functioneel van functies: voor mensen informatiebalie die tijdelijk en wachtkamer, onplanbare zorg maarnodig ook hebben. voor een kop koffie, de leestafel of het kopieerapparaat. 3. Een Hetoude is als school het ware wordt de huiskamer omgebouwd vantot hetmultifunctioneel dorp. Voor de wijkcentrum. inwoners is het Hier servicepunt vindt dagbesteding van TPG Post vooreen ouderen belangen verstandelijk rijke reden om gehandicapten naar het centrum plaats.teVan komen. hieruitDat worden zat ook voorheen de zogenaamde als postagentschap ‘haal- en in brengdiensten’, de inmiddels verdwenen zoals de maaltijdsupermarkt. of de boodschappenservice, geregisseerd. In de plannen voor Pannenhoef is ook een aantal kleinOrganisatie schalige woonprojecten en financieringopgenomen voor mensen met een verstandelijke beperking (bewoners van Prisma). mensen dieisvanwege een ernstige somatische, DeVoor dorpscongiërge via een ID-baan in dienst van initiverstandelijke of psychische beperking aangewezen atiefnemer Stichting Welzijn Deurne. De overige werkzijn op 24-uurs en zorg,van zalvrijwilligers. in de wijk een zaamheden komentoezicht voor rekening Zonder henkleinschalige zouden deze residentie voorzieningen wordenniet gerealiseerd. kunnen bestaan. Door de “Helenaveen kleinschaligheid is vanen oorsprong de nabijheid een kunnen pioniersdorp, de bewoners en dat zie het je nog contact steeds”, met hun zo meent socialeJuul netwerk Swinkels en de vanbuurt Stichting behouden. Welzijn Deurne. Het gaat “Deniet mensen om een zijngrootschalig kritisch, maar gebouw, als ze maar ergensom achter een cluster van zelfstandige woningen, waar intensieve
verzorging en begeleiding wordt geboden. Financiering Voor de renovatie van de woningen wordt gebruik gemaakt van bestaande geldstromen in de huisvestingssfeer. Daarnaast investeert de corporatie natuurlijk in het renovatietraject. De zorgaanbieders, Prisma, Thebe en De Thuishoven, hebben te maken met de AWBZ, de WVG en het welzijnsbudget van de gemeente. Ook wordt gebruik gemaakt van het Combi-fonds, een provinciaal innovatiefonds. Met partners wordt gezocht naar een efficiënte en op elkaar aansluitende manier van financieren. Soms is sprake van gemengde financiering, soms van gestapelde financiering. De nieuwe Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) brengt de nodige onzekerheid met zich mee. De grenzen zijn niet duidelijk.
3. Ervaringen Dwarsverbanden Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de verschillende bewonersgroepen straks iets aan elkaar te bieden hebben. Ouderen kunnen elkaar, maar ook mensen met een verstandelijke handicap, helpen bijvoorbeeld via sociale contacten en wegwijs maken. Verstandelijk gehandicapten kunnen ook ouderen helpen, bijvoorbeeld door boodschappen te doen. “Belangrijk is”, Nouwens kan het niet genoeg benadrukken, “wat mensen zelf kunnen. Daarin moeten zij gesteund en gestimuleerd worden. Informele zorg is heel belangrijk. De professionele zorg moet meer aandacht besteden aan goede ondersteuning van de informele zorg.” Hij typeert de relatie tussen professionele en informele zorg als een ‘vitale coalitie’, een begrip ontleend aan het werk van hoogleraar Pieter Tops.
Succes- en faalfactoren Peter Nouwens wijst op enkele succes- en faalfactoren: In de ontwerpfase moet je niet teveel mensen hebben. Het aantal deelnemers is omgekeerd evenredig met het resultaat: hoe meer mensen meepraten, hoe minder resultaat. Het is van belang dat de kernpartners een gedragen en gedeelde visie hebben. Als je op een verschillende golflengte zit, gaat het project niet slagen. Dit soort projecten slaagt niet, wanneer je werkt met hiërarchische verhoudingen. Goede netwerkrelaties zijn belangrijk. Gemeenschappelijk belang creëert vitale coalities. Nabijheid is eveneens van groot belang: de partners moeten niet te ver van elkaar af zitten. Je moet elkaar regelmatig zien en samen de voortgang waarnemen, en de hobbels nemen. Medewerking van de gemeente is van belang. Er is een coördinerend ambtenaar aangesteld, die zaken van verschillende portefeuillehouders coördineert. Deze heeft ook enige autoriteit. Ook dat is belangrijk.
Contact Peter Nouwens, lid Raad van Bestuur Prisma Waalwijk Postbus 637 5140 AP Waalwijk (0416) 671300
[email protected] www.prismanet.nl en www.casade.nl
11
Woon-zorg-welzijnswijk Breda Noordoost
2
“Vaart houden, voortgang boeken en je zegeningen in de etalage zetten” Wat? De wijk Breda Noordoost wordt compleet gereconstrueerd tot woon-zorg-welzijnswijk. Woningen worden gerenoveerd en volgens ‘woonzorgcirkels’ worden voorzieningencentra met ‘zorgknooppunten’ gerealiseerd Voor wie? Voor alle bewoners in de wijk Waar? Breda Noordoost, Hoge Vucht/DoornbosLinie Per wanneer? Wordt fasegewijs uitgevoerd, eerste woningen en zorgknooppunt in mei 2004 klaar Door wie? Gemeente, woningcorporaties,
1. Waarom is de woon-zorg-welzijnswijk opgezet? In 2000 heeft de gemeente Breda de start gemaakt met een compleet innovatieve aanpak van stedelijke vernieuwing in Breda Noordoost. Het gaat om een integrale, gebiedsgerichte aanpak, waarbij zowel de fysieke componenten (woningen, winkel-, zorg- en welzijnsvoorzieningen) alsmede de sociale componenten in het transformatieproces worden meegenomen. Wezenlijk voor de aanpak was: Aanbieders en instellingen moesten met elkaar aan tafel en ervoor gaan. De partners van het eerste uur zijn: de gemeente, woning corporaties Laurentius, Singelveste en WonenBreburg, het Ondernemersplatform Stedelijke Vernieuwing, de zorginstellingen Thuiszorg Breda en Stichting Elisabeth. Later kwamen erbij: Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid, het onderwijs, de politie, Ouderenwerk Breda, Huize Raffy, ‘Samen aan de slag’ en ‘Goed geregeld’.
12
Intensieve deelname bewonersorganisaties aan het hele
reconstructieproces. Dit kreeg vorm door deelname van de Stedelijke Woonconsumenten Organisatie Breda (SWOB) en het Overleg Breda-Noord Wijkraad (OBN) in de stuurgroep.
Het project heeft de naam: ‘Samenwerken aan leefbaarheid in Breda Noordoost’. Het beeld van Breda Noordoost zoals het zich in de afgelopen decennia heeft ontwikkeld is niet positief. Gebouwd in de zestiger jaren voldoen veel woningen en voorzieningen niet meer aan de eisen, de bevolking is aan het vergrijzen, de overlast neemt toe en de sociale samenhang staat onder druk. Partijen gaan voor een nieuw elan: ‘Van probleemwijk naar kanswijk. Breda Noordoost opnieuw op de kaart’.
2. Hoe is het project georganiseerd? Woon-zorg-welzijnswijk in ontwikkeling De doelstelling van de reconstructie is een woonwijk realiseren waar jongeren, ouderen, gehandicapten en hulpbehoevenden onbekommerd kunnen wonen en perspectief hebben om vooruit te komen. De wijk moet veiligheid bieden en er moeten voldoende woon-, zorg- en welzijnsdiensten beschikbaar zijn. Deze moeten zoveel mogelijk thuis gebracht worden. Daartoe worden op grote schaal woningen gerenoveerd en aangepast, nieuwe infrastructuur (centra) voor winkels, zorg en welzijn gerealiseerd en een aantal projecten gestart. Breda Noordoost moet stap voor stap transformeren naar een ‘woon-zorg-welzijnswijk’. Kern hiervan vormen de volgende elementen: Woonzorgcirkels met zorgknooppunten Breda heeft op basis van het concept ‘Geschikt wonen voor iedereen’ – een nadere uitwerking van woonzorgzones – alle wijken geanalyseerd. Zo ook Breda Noordoost. Dit heeft geleid tot een plan om in Breda Noordoost gespreid over de wijk een vijftal ‘zorgknooppunten’ te realiseren. Deels wordt hierbij gebruik gemaakt van reeds bestaande zorgvoorzieningen als de verzorgingshuizen Huize Raffy en Vuchterhage.
Ook worden nieuwe centra gerealiseerd. Naast intramurale zorg zal vanuit deze zorgknooppunten 24-uurszorg in clusterwoningen alsook zorg en diensten aan ouderen en gehandicapten in zelfstandige woonprojecten worden geleverd. Integrale teams Binnen en vanuit de zorgknooppunten zullen integrale teams werken, waaraan de thuiszorg, een verzorgingshuis, het welzijnswerk, buurtserviceverleners/ buurtconciërges en gehandicaptenorganisaties deelnemen. Goed geregeld Een project dat woonzorgdiensten levert op basis van een laag abonnementtarief. Samen aan de slag Levert eveneens woonzorgdiensten aan ouderen en mensen met beperkingen. Dit geschiedt door vrijwilligers, uitkeringsgerechtigden uit de buurt, die tevens worden geschoold en daardoor kunnen doorstromen naar betaald werk. Het project heeft vijf buurtserviceverleners in de wijk aan het werk. ‘Samen aan de slag’ werkt samen met ‘Wonen Zorg en Service in de Wijk’ in Tilburg. Lusten en Lasten Het project heeft als doel op korte termijn de woonen leefomgeving in Breda te verbeteren. De gemeente stelt geld beschikbaar aan wijkbewoners om projecten te financieren. Deze projecten bedenken en kiezen de bewoners zelf (de ‘lusten’) en ze voeren ze ook zelf uit (de ‘lasten’).
Organisatie Het hele project wordt aangestuurd door de Stuurgroep ‘Samenwerken Aan Leefbaarheid’ (SAL). De wethouder Stedelijke Vernieuwing is voorzitter. Voorts zitten in de stuurgroep: wethouder Sociale Zaken, zorgaanbieders, woningcorporaties en bewonersvertegenwoordigers. Er is één vrijgestelde projectleider (‘coördinerend projectmanager’) die werkt voor het samenwerkingsverband.
13
Hij coördineert het gehele project en stuurt de hierboven genoemde deelprojecten aan. Per deelproject is een projectleider aangesteld. Deze is soms afkomstig van een der partners, soms is deze extra aangesteld. Per project is een projectgroep gevormd, overwegend bestaande uit partners die belang hebben bij betreffend project. Convenant IPSV Belangrijk moment in het samenwerkingproces is de ondertekening door 18 partners – de meeste zijn hierboven al genoemd – van het convenant: ‘Breda Noordoost: woonzorg-welzijns-wijk’. Dit convenant bevat het programma van activiteiten dat men wil uitvoeren om te komen tot de beoogde woon-zorg-welzijnswijk. Hoofdpunten hierin zijn, naast bovengenoemde projecten: accent op het proces, betrokkenheid van bewoners, vraagsturing en aanbodsamenwerking, veiligheid, fysieke elementen als: inloopcentrum, kruispunten wonenzorg-welzijn, woningen, onderwijs en jongeren. Dit programma is ingediend bij het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV) van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Het is gehonoreerd met een ontwikkelingsbudget van 5 miljoen euro.
3. Ervaringen Resultaten tot nu toe “Het is een boeiend en regelmatig ook een spannend proces,” meldt coördinerend projectmanager Leo van Gerven. Hij is de trekker die alle karren in beweging probeert te houden. Het gaat om grote renovaties van harde infrastructuur, woningblokken, winkelcentra, waar honderden miljoenen mee gemoeid zijn. Binnen het project is in
14
het begin veel aandacht besteed aan korte termijn activiteiten en resultaten. Ook is veel ruimte en aandacht gegeven aan de sociale dimensie en nieuwe vormen van bewonersbetrokkenheid. Een aantal experimentele projecten loopt goed, zoals ‘Goed geregeld’, ‘Lusten en Lasten’ en ‘Samen aan de slag’. Belangrijk is dat de vijf zorgknooppunten er komen. In twee ervan komen ook enkele verpleeghuisbedden, de overige bieden zorg en diensten in de nabij gelegen clusterwoningen en beschutte woningen en voorts aan bewoners in de wijk. Het eerste zorgknooppunt ‘Huize Raffy’ is binnenkort klaar.
Er wordt gezamenlijk hard gewerkt aan een nieuwe formule van ‘integrale teams’. Medewerkers van thuiszorg, verzorgingshuis, buurtserviceverleners/buurtconciërges, welzijnswerk en gehandicaptenzorg werken samen vanuit de zorgknooppunten om integraal woon-zorg-welzijnsdiensten te kunnen bieden. Trots meldt Leo van Gerven, dat medio maart het inloopcentrum voor de buurt is geopend in de voormalige keuken van Vuchterhage. Dit is interessant ‘hergebruik’. Hier kunnen bewoners informatie krijgen over wonen, zorg, welzijn en buurtbeheer. Hier kunnen zij ook vragen om hulp- en dienstverlening, mondeling en via internet. De woningcorporatie, gemeente, wijkagent, zorgaanbieders en het welzijnswerk houden hier spreekuur. Ook ‘Goed geregeld’ en ‘Samen aan de slag’ werken vanuit het inloopcentrum. Inloopcentrum Als Toos Lambrechts het inloopcentrum verlaat, is ze erg onder de indruk. Nooit eerder kon ze bij één loket terecht voor vragen over haar woning, haar buurt en haar welzijn. Leuk ook, dat je op tekeningen en maquettes kunt zien, hoe en waar er in de wijk gewerkt wordt aan leefbaarheid. Gelukkig komen ze binnenkort bij haar in de flat de galerijvloer ophogen, zodat ze gemakkelijker met haar rollator in huis kan. (Uit: Breda Noordoost: ‘woonzorgwelzijnswijk’).
rol te geven. Zij zitten in de Stuurgroep SAL en de verschillende projectgroepen. Zij zijn niet weggedrukt in inspraakprocedures, maar mogen mee sturen. Zij stellen vragen waarom zaken vertragen, vragen uitleg en houden de anderen scherp.” In Breda beschikken de bewoners zoals gezegd over een eigen ‘Lusten en Lasten’-budget. Zij beslissen hier zelf over en zorgen zelf voor draagvlak en realisatie. “Er zijn inmiddels zo’n honderd ‘Lusten en Lasten’-projecten uitgevoerd. Dat motiveert.”
Contact Leo van Gerven, coördinerend manager Samenwerken aan Leefbaarheid in Breda Noordoost Postbus 90156 4800 RH Breda (076) 529 36 83
[email protected] www.breda.nl en www.vrom.nl/voorbeeldprojectenipsv
Succesfactoren Waarvan hangt het welslagen van zo’n complex proces af? Leo van Gerven wijst op drie punten. “Ten eerste moet je beginnen bij mensen die echt iets willen, mensen die erin geloven en eraan willen sjorren. Als je iedereen erbij wilt hebben, komt je niet verder. Dan verzand je in praatsessies en dat haalt de vaart eruit,” aldus Van Gerven. Als tweede punt noemt hij: “Vaart houden, voortgang boeken en je zegeningen in de etalage zetten: mensen moeten zien dat er iets gebeurt! Dat stimuleert, houdt mensen enthousiast.” Ten derde wijst Leo van Gerven op externe druk. “Bewust is vanaf het begin voor gekozen om bewoners een actieve
15
Rijserf
3
Kortere lijnen door het Woonzorgteam in Rijsbergen Wat? Optimale zorg- en dienstverlening door samenwerking van regionale zorg- en welzijnsinstellingen, gekoppeld aan nieuwbouw en uitbreidingsplannen voor ouderenzorgcentrum Rijserf Voor wie? Voornamelijk voor ouderen, sporadisch ook voor chronisch zieken en in de toekomst ook voor oudere mensen met een lichte verstandelijke beperking
1. Waarom is project Rijserf opgezet? Ontwikkelingen zoals de vergrijzing en het extramuraliseringsbeleid van de overheid hebben diverse partijen in Rijsbergen in het jaar 2000 aan het denken gezet. Deze ontwikkelingen en de nieuwbouw- en uitbreidingsplannen van ouderenzorgcentrum Rijserf hebben ertoe geleid dat verschillende partijen om de tafel zijn gaan zitten om een plan te maken voor de toekomstige zorg- en dienstverlening in Rijsbergen. Per 1 november 2000 is er voor de begeleiding van het traject een projectleider aangesteld. De betrokken partijen hebben 2001 het projectvoorstel van project Rijserf goedgekeurd, waarna de uitvoering kon beginnen. De doelstelling is: ‘het bereiken van een integraal en samenhangend vraaggestuurd aanbod op de terreinen wonen, welzijn, zorg en preventie ten behoeve van de inwoners van het te realiseren complex Rijserf en het dorp Rijsbergen (dorpskern en buitengebied).’ In de samenwerking is alles erop gericht om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Rijserf is een landelijk voorbeeldproject van het Innovatieprogramma Wonen en Zorg van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). Eén van de vernieuwende elementen in het Rijsbergse project is de intentie om de teams van de thuiszorg en de ouderenzorg te integreren, waarbij ook Amarant en de welzijnsorganisatie betrokken worden. Momenteel doet project Rijserf in dat kader mee met de landelijke Leerwerkgroep Integrale Teams. 16 69
Waar? Rijsbergen Per wanneer? Start project Rijserf 2000, samenwerking instellingen vanaf april 2003, nieuwbouw Rijserf 2006/2007 gereed Door wie? Woningstichting zorgvoorwonen, Stichting Welzijn Ouderen Zundert, Kruiswerk Mark en Maas, gezinszorginstelling De Markenlanden, Amarant, Avoord Zorg en Wonen
2. Hoe is het project georganiseerd? Partners De partners zijn al genoemd. De projectorganisatie bestaat uit projectleider Stan Verhoeven (dagelijkse aansturing), een stuurgroep (besluitvormende functie) en drie werkgroepen (zorg- en dienstverlening, bouw en financiering). In de stuurgroep zitten de directies van de betrokken partijen en de werkgroepen bestaan uit het middenkader van de deelnemende partijen. De nieuwbouw en uitbreidingsplannen Het nieuwe Rijserf bestaat straks uit 93 levensloopbestendige woningen, waarvan 21 met de indicatie verblijf. De overige 72 woningen worden zelfstandig verhuurd met extramurale zorg (62 woningen voor ouderen en 10 woningen voor oudere mensen met een lichte verstandelijke handicap). Daarnaast komen er twee woongroepen voor psychogeriatrische ouderen met ieder zes bewoners met de indicatie verblijf. Een groot gedeelte is nieuwbouw, slechts 21 huidige woningen blijven staan. De nieuwe appartementen worden 80m2 groot. De samenwerking tussen zorg- en welzijnsinstellingen Om de samenwerking tussen de verschillende zorg- en welzijnsinstellingen te stimuleren is er per april 2003 een Woonzorgteam actief. In dit team overleggen de locatiemanager van Avoord in Rijserf, de wijkverpleegkundige van Mark en Maas en de leidinggevende van de gezinszorg van De Markenlanden over de gezamenlijke cliënten. Het drietal komt, met ondersteuning van projectleider Stan Verhoeven, twee maal per week bijeen. Periodiek schuiven medewerkers van Stichting Welzijn Ouderen en Amarant aan bij het Woonzorgteam, om zo de lijnen met het welzijnswerk en de sector voor mensen met een verstandelijke beperking ook kort te houden. In het overleg worden ook (problematische) casussen besproken. Financiering De participerende organisaties financieren middels een verdeelsleutel de salaris- en bureaukosten van de projectleider. De looptijd van dit projectleiderschap is onlangs verlengd tot
2006, aangezien de bouwfase nog niet is gestart. Daarnaast investeren de deelnemende organisaties in de tijdsinvestering van de eigen medewerkers voor de stuurgroep en de diverse werkgroepen. De nieuwe seniorenwoningen worden gebouwd door woningstichting zorgvoorwonen. Vervolgens huurt Avoord Zorg en Wonen het gehele complex van de woningstichting. In totaal worden 21 woningen in het complex ingezet voor huisvesting van ouderen met de indicatie verblijf. Daarnaast worden 72 woningen levensloopbestendig ingezet ten behoeve van senioren en verstandelijk gehandicapten zonder de indicatie verblijf. De groepswoningen voor dementerende ouderen worden gerealiseerd in eigendom van Avoord Zorg en Wonen en binnen de kaders van de Wet Ziekenhuis Voorzieningen (WZV). Provincie Noord-Brabant heeft uit het Combifonds een subsidie verstrekt om het betrokken personeel van de instellingen vertrouwd te maken met de nieuwe werkwijze. Het gaat om een bedrag van 15.000 dat voornamelijk gebruikt zal worden voor deskundigheidsbevordering, werkbezoeken en het deelnemen aan relevante congressen.
3. Ervaringen Het Woonzorgteam bestaat nu een jaar. Volgens de projectleider van project Rijserf, die in deze periode tevens fungeert als ondersteuner van het Woonzorgteam, heeft de nauwe afstemming tussen de verschillende zorg- en welzijnsaanbieders wel degelijk voordelen. Stan Verhoeven: “Door de afstemming in het Woonzorgteam hebben de verschillende aanbieders beter zicht op elkaars zorgverlening en de zorgvragen die binnenkomen en kunnen ze sneller inspelen op een veranderende zorgbehoefte. Ook is een betere en snellere aanpak van acute problemen mogelijk. De lijnen zijn korter, men weet elkaar nu meteen te vinden.” Het proces om te komen tot een integraal team in Rijsbergen verloopt echter moeizaam. Hier zijn verschillende redenen voor aan te geven. Allereerst zorgen de ver-
17
schillende culturen en achtergronden van de medewerkers en deelnemende organisaties ervoor dat het moeilijk is om cliënten over te dragen. In de praktijk bedient elke organisatie nu nog de eigen klanten. Alle medewerkers denken en werken nog vanuit de eigen instelling. Beleidsontwikkelingen vanuit de overheid hebben hun steentje bijgedragen aan het moeizame proces. Door de bezuinigingen op de thuiszorg, de verhoging van de eigen bijdragen, de introductie van de functionele indicatiestelling en de aangekondigde ‘uitkleding’ van de AWBZ zijn er momenteel geen wachtlijsten meer bij de thuiszorginstellingen in Rijsbergen. Daar waar voorgaande jaren wachtlijsten een groot probleem vormden, wil iedere organisatie momenteel graag de eigen klanten behou-
den. Opvang van elkaars klanten bij wachtlijsten als insteek van een integraal team vervalt daarom als reden. Door deze ontwikkelingen is het moeilijker om geplande zorg samen te gaan leveren. Stan Verhoeven verwacht dat de vergrijzing in de toekomst wel weer voor een stijging van de vraag naar zorg zal zorgen. Nu de organisatie van geplande zorg geen aanleiding meer geeft om in een ‘echt’ integraal team samen te werken, heeft het project een wending gemaakt richting het gezamenlijk aanbieden van ongeplande zorg. Hier zit volgens de projectleider wel een kans om een meerwaarde te creëren
18
bij samenwerking, vooral op het gebied van de nachtzorg. De werkgroep zorg- en dienstverlening heeft onlangs een notitie ‘Nachtzorg in Rijsbergen’ geschreven. Deze notitie moet nog besproken worden met de directeuren en beleidsmakers van de betreffende zorginstellingen. De financiering kan nog wel eens een probleem worden, omdat er geen zorgvernieuwingsgelden meer bestaan. Verder zijn er verkennende gesprekken over het gezamenlijk gebruikmaken van een kantoor. “Het ambitieniveau van project Rijserf is niet veranderd door de tijd heen, maar de koers voor de samenwerking van de zorg- en welzijnsinstellingen is wel bijgesteld,” aldus de projectleider. De dwarskijkfactor in dit project heeft vooral betrekking op de samenwerking tussen de verschillende instellingen en vooralsnog niet zozeer op samenwerking rondom verschillende doelgroepen. In de toekomst, na oplevering van de nieuwe seniorenwoningen, zullen de zorgaanbieders ook zorg gaan verlenen aan ouderen met een verstandelijke beperking. Vooralsnog is het project voornamelijk bedoeld voor ouderen in Rijsbergen, en wordt er sporadisch zorg verleend aan iemand met een beperking of een chronische ziekte.
Contact Stan Verhoeven, projectleider project Rijserf Postbus 19 4890 AA Rijsbergen (076) 596 45 68
[email protected]
19
4 President Mandelahof Wonen, zorg en welzijn voor verschillende doelgroepen
WONEN VOOR MEERDERE DOELGROEPEN
Wat? Een woon-zorg-welzijnscomplex: verschillende organisaties hebben de handen ineengeslagen om wonen, zorg en welzijn voor verschillende doelgroepen te realiseren Voor wie? Voor ouderen en mensen met een handicap Waar? De oude wijk Korvel in Tilburg-Zuid Per wanneer? Renovatie complex in 1998, samenwerkingsovereenkomst tussen partijen 2001 Door wie? Woningcorporatie TBV Wonen, Zorgcentrum Tilburg Zuid, Thebe Woon- en Zorgservice (thuiszorg), Stichting Fokus
1. Waarom is het President Mandelahof opgezet? Het doel was en is om een wooncomplex te realiseren waar drie verschillende groepen zorgvragers wonen die een beroep kunnen doen op een efficiënt en geïntegreerd zorg- en welzijnsaanbod. Oudere mensen kunnen daardoor langer zelfstandig blijven wonen en gehandicapten kunnen zoveel mogelijk als gewoon burger wonen (community care). De deelnemende partijen committeerden zich aan het traject op weg naar een steunpuntachtige structuur. Het huidige woon-zorg-welzijnscomplex President Mandelahof in Tilburg werd vroeger bewoond door 40 religieuzen. De woningen aan het Korvelplein zijn in 1998 gerenoveerd en opgeplust en daarmee geschikt gemaakt voor bewoning door ouderen. 20
21
Ook de ontmoetingsruimte is in een nieuw jasje gestoken en helemaal gemoderniseerd. Vervolgens is een zorgcoördinator aangesteld vanuit Zorgcentrum Tilburg zuid om de welzijns- en zorgstructuur te realiseren. De gezamenlijke ontmoetingsruimte werd gezien als een eerste aanloop naar het ontwikkelen van een geïntegreerd zorgaanbod. De deelnemende instellingen sloten in 2001 een samenwerkingsovereenkomst om de ontmoetingsruimte in te richten en ook qua functie verder inhoud te geven.
2. Hoe is het project georganiseerd? Visies en rol van de deelnemende partijen TBV Wonen rekent het tot haar taak om woon-zorgcombinaties te realiseren zodat bewoners met een zorgvraag zoveel mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Zij is eigenaar van het complex, inclusief de ontmoetingsruimte en bevordert het proces van integratie. Zorgcentrum Tilburg zuid (ZTz) wil een aantal zorgplaatsen extramuraal inzetten (substitutie) om ouderen die nog zelfstandig wonen maar steeds meer zorgvragen krijgen zoveel mogelijk zelfstandig te laten wonen. ZTz exploiteert de ontmoetingsruimte, levert de zorgcoördinator en participeert in het alarmeringssysteem en is werkgever van de dementieconsulenten. Amarant streeft naar community care voor haar bewoners en wil met de ontmoetingsruimte bereiken dat haar cliënten verder integreren in het complex respectievelijk in de wijk. Zij zet eveneens haar personeel in voor het alarmeringssysteem in het complex. Fokus biedt ADL-assistentie voor haar cliënten en kan in incidentele gevallen ook ADL-assistentie aan ouderen in het complex geven. Fokus participeert ook in het alarmeringssysteem. Thebe heeft een vast team voor zorgverlening in het complex en is achterwacht als er gaten vallen in de afspraken met de andere zorginstellingen over de alarmering. De bewoners hebben meegepraat over de renovatie en zijn betrokken in de activiteitencommissie die samen met de zorgcoördinator het activiteitenaanbod in de ontmoetingsruimte organiseert.
22
Het gebouw Het complex aan het Korvelplein/Tafelbergstraat in Tilburg bestaat uit: 136 woningen voor ouderen die daar zelfstandig wonen (deels in het flatcomplex en deels in laagbouwwoningen) en die deels een (zorg)indicatie hebben; 10 woningen voor mensen met een verstandelijke beperking (cliënten van Amarant); 14 woningen voor mensen met een lichamelijke beperking (cliënten van Stichting Fokus Exploitatie); Een ontmoetingsruimte plus spreekkamer/ vergaderruimte, drie dementieconsulenten, een internetruimte en een kantoorruimte voor de beheerder; Een ADL-unit van de Stichting Fokus Exploitatie; In één van de woningen is tijdelijk het Domoticakenniscentrum Tilburg gehuisvest. Samenwerking De samenwerking tussen de partijen met betrekking tot het zorgproces heeft tot heden vooral inhoud gekregen door het operationaliseren van een gezamenlijk alarmeringssysteem.
3. Ervaringen Alarmering De ervaringen met het gezamenlijke alarmeringssysteem zijn positief. De verwachting is dat als de ouderen in het complex in de loop van de tijd meer zorgafhankelijk zullen worden, ook het geïntegreerde zorgaanbod daarmee gelijke tred zal houden. Overigens is niet de bedoeling dat het complex zal uitgroeien naar een verzorgingshuis. De inzet is juist om het complex geen intramurale uitstraling te geven.
van de ouderenbond KBO. De overige bewoners van Fokus en Amarant maken vooral gebruik van de ontmoetingsruimte wanneer er activiteiten worden geor-ganiseerd. De activiteiten zijn ook toegankelijk voor de buurtbewoners, die daar ook gebruik van maken. Verder maakt de buurt ook wel gebruik van de vergaderruimte (onder andere de KBO en de Zonnebloem). Interactie tussen doelgroepen De onderlinge contacten tussen de ouderen in het complex en de mensen met een handicap komen geleidelijk op gang. Elke doelgroep is nog tamelijk op zichzelf. Dat komt onder andere doordat veel cliënten van Amarant en Fokus overdag doorgaans buitenshuis zijn in verband met werk of dagactiviteiten. Amarant heeft voor haar eigen bewoners een inloopfunctie georganiseerd in één van de gehuurde woningen. Vanuit Amarant wordt aangegeven dat de centrale ontmoetingsruimte méér door haar bewoners zou kunnen worden gebruikt als die ook in de avonduren geopend zou zijn. Overleg daarover is gaande. In principe zouden enkele ouders van bewoners met een verstandelijke beperking het beheer voor hun rekening willen nemen.
De onderlinge contacten tussen bewoners van de verschillende doelgroepen moet nog verder groeien in de komende jaren. De participerende organisaties hebben naast de voornoemde initiatieven nog geen verdere acties genomen om de onderlinge integratie tussen doelgroepen in het complex en tussen de bewoners van het complex en de wijk te bevorderen. Dit wordt gezien als een groeiproces. Het beleid is om vraaggericht en actief in te spelen op vragen en initiatieven vanuit de doelgroepen of de wijk.
Contact Agnes Habers, beleidsmedewerker wonen en zorg TBV Wonen Postbus 356 5000 AJ Tilburg (013) 594 05 46
[email protected]
Mevrouw Kloet, vrijwilligster van de activiteitencommissie, werkt als vrijwilliger in de ontmoetingsruimte. Ze regelt de dagelijkse gang van zaken, zorgt voor koffie en thee enzovoorts. “Het zijn meestal dezelfde mensen die koffie komen drinken en tussen de middag de maaltijd gebruiken. Maar als er een feestavond is komen er meer, ook bewoners uit de wijk. Met de gehandicapten hebben we nog weinig contact. Die gaan overdag werken, hè. Ze zijn toch veel op d’r eigen.”
Ontmoetingsruimte De ontmoetingsruimte heeft tot op heden vooral een functie gehad voor de ouderen in het complex. Een deel van de ouderen maakt dagelijks gebruik van de inloopfunctie en van de maaltijdservice. Drie oudere bewoners van Amarant die overdag thuis zijn, maken ook veel gebruik van de ontmoetingsruimte en het eetpunt. Twee van hen zijn lid geworden
23
5
Zwaluwstaartcomplex “Zwaluwstaart: symbool voor samenwerking”
Wat? Nieuwbouwcomplex met 56 huurappartementen dat een beschermende woonomgeving biedt voor twee verschillende doelgroepen Voor wie? Senioren (55-plussers) en mensen met een verstandelijke beperking Waar? Picushof, Eindhoven Per wanneer? November 2001 bouw gestart, april 2003 opgeleverd Door wie? Woningstichting Hertog Hendrik van Lotharingen (HHvL) en Meare (ondersteuning en zorg aan mensen met een verstandelijke beperking)
1. Waarom is het Zwaluwstaartcomplex opgezet? Woningcorporaties en zorginstellingen worden door de overheid gestimuleerd om kleinschalige woonvormen met een duurzame, intensieve zorg te creëren voor mensen met beperkingen. Woningstichting Hertog Hendrik van Lotharingen (HHvL) en Meare hebben in dit kader vanaf 1999 al meerdere woonvoorzieningen gerealiseerd in Eindhoven. De opzet van het nieuwbouwcomplex Zwaluwstaart past in deze trend.
24
De naam Zwaluwstaart is niet zomaar gekozen voor dit complex. “De zwaluwstaart staat zowel in de bouwkundige als medische wereld bekend als een hechte verbindingstechniek. In de beleving van dit project staat de naam symbool voor de hechte samenwerking tussen overheid, bouwers, zorgcentra, bewoners en hun buurtgenoten om specifieke woonwensen te realiseren en de integratie en participatie van zorgbehoevenden in de samenleving te bevorderen”, aldus de heer De Zwart, algemeen directeur van HHvL. (Uit: Woningstichting HHvL, huisnummer 30, februari 2002)
2. Hoe is het project georganiseerd? Partners Het Zwaluwstaartproject is uitgevoerd in opdracht van Woningstichting Hertog Hendrik van Lotharingen. De tweede initiatiefnemer is zorginstelling Meare. Het complex Het Zwaluwstaartcomplex bestaat uit vijf woonlagen en bevat 56 seniorenappartementen, waarvan 13 hoekappartementen worden gehuurd door Meare. De woningen komen uit op galerijen, die rondom een grote ruimte liggen. In 12 appartementen van Meare wonen 24 personen van 16 tot 50 jaar met een verstandelijke beperking, die beschikken over een redelijke mate van zelfstandigheid. Het dertiende appartement is ingericht als ruimte voor de zorgcoördinatoren, groepsleiders en medewerkers van Meare (totaal 9 fte). Hier is 24 uur per dag personeel aanwezig. Dit appartement wordt ook gebruikt als ontmoetingsplaats en vergaderruimte voor de cliënten, hun familie en de begeleiders. Alle appartementen bestaan uit twee slaapkamers, een woonkamer met open keuken, een serre of balkon, een berging, een badkamer en een separaat toilet. De woningen zijn aangesloten op het alarmsysteem van de thuiszorg en hebben mogelijkheden voor domotica. De appartementen die Meare huurt van de woningstichting zijn aangepast aan de specifieke wensen van de bewonersgroep. In deze appartementen wonen twee personen met een verstandelijke beperking, die elk een eigen woon-/slaapkamer hebben. Deze woon-/slaapkamers zijn groter gemaakt ten koste van de algemene ruimte. Zo hebben de bewoners meer privacy. Criteria Niet iedereen met een verstandelijke beperking komt in aanmerking om in het Zwaluwstaartproject te wonen. Cliënten van Meare moeten zelf aangeven dat ze kiezen voor deze ‘kleinschalige’ setting, ze moeten bij elkaar passen als het gaat om het delen van een appartement en ze moeten uit de regio Eindhoven komen. De wensen van de potentiële bewoners zijn vooraf onafhankelijk van elkaar in kaart gebracht, waarna de matching heeft plaatsgevonden. Op dit moment zijn er twee plaatsen vrij.
Financiering De bouw van het complex is gefinancierd door de Woningstichting HHvL. Woningcorporaties hebben sinds enkele jaren expliciet het aandachtsveld wonen en zorg erbij gekregen. De provincie Noord-Brabant heeft daarnaast een stimuleringssubsidie gegeven voor dit project. Dit geld is onder andere gebruikt voor de aanpassingen en aankleding van de appartementen voor mensen met een verstandelijke beperking, voor de voorlichting aan potentiële huurders (senioren) en het openingsfeest. Meare huurt 13 appartementen van de woningstichting op basis van een meerjarige huurovereenkomst. De senioren huren zelf hun appartement. De cliënten van Meare krijgen intramurale zorg, gefinancierd uit de AWBZ. De meeste cliënten van Meare gaan overdag naar de dagbesteding buiten de deur. De senioren krijgen geen zorg.
3. Ervaringen De meeste bewoners wonen er inmiddels een jaar. De meeste bewoners met een verstandelijke beperking zijn tevreden en hebben het goed naar hun zin. Het gebouw biedt veel veiligheid voor cliënten. In deze setting is het eerder mogelijk zelfstandig te wonen voor mensen met een verstandelijke beperking. Er is een dubbele voordeur, waardoor cliënten niet meteen op straat staan, en de sociale controle is groter. Volgens hoofd zorgeenheid Nils Venema van Meare moeten sommige bewoners wel erg wennen aan de woonsituatie. “Ze missen de beschutting van het instellingsterrein. Nu staan ze echt buiten als ze het gebouw uitlopen”, aldus Nils Venema. Ook de meeste senioren lijken met plezier in het Zwaluwstaartcomplex te wonen. Nils Venema vangt wel geluiden op van senioren dat ze zich niet goed gerealiseerd hebben wat het betekent dat er mensen met een verstandelijke beperking in het complex wonen. Aan dit aspect had in de voorlichting aan potentiële bewoners wellicht nog meer aandacht geschonken kunnen worden.
25
Er worden wat kleine ergernissen geuit. Het ‘samenwonen’ heeft waarschijnlijk z’n tijd nodig. Op financieel gebied is de modernisering van de AWBZ en de ‘uitkleding’ daarvan lastig voor Meare. De cliënten van Meare hebben een intramurale plaats. De landelijke extramulariseringstendens kan niet worden gevolgd omdat op die financieringsgronden de centrumlocatie van Meare zou komen te vervallen. Op die manier is het eigenlijk niet meer mogelijk voor de meeste bewoners met een verstandelijke beperking om ‘zelfstandig’ te wonen.
De Rapelenberg
“Met Pasen hebben we samen een mooi paasontbijt gehad” Wat? De Rapelenberg is een complex met 41 woonzorgappartementen Voor wie? Ouderen en mensen met een verstandelijke beperking
Al met al heeft de dwarskijk bij dit project alleen betrekking op het woonaspect. Twee verschillende doelgroepen wonen in hetzelfde complex maar van integratie tussen bewoners is nog geen sprake. Er is geen gezamenlijke ontmoetingsruimte. Ook is er geen gezamenlijke zorg- of dienstverlening geregeld, deels omdat de senioren nog relatief jong zijn en zich nog prima kunnen redden. In de toekomst zou samenwerking op dit gebied wel een issue kunnen worden. “De 24-uurs aanwezigheid van Meare kunnen we bijvoorbeeld inzetten voor de senioren”, aldus Nils Venema.
Waar? Valkenswaard Per wanneer? Gestart in het voorjaar van 2003 Door wie? Woningstichting Woningbelang in samenwerking met De Plaatse en Thuiszorg Kempenstreek
Contact Nils Venema, hoofd zorgeenheid Meare Nuenenseweg 1 Postbus 90053 5600 PE Eindhoven (040) 2649292
[email protected] www.meare.nl en www.hhvl.nl
26
6
1. Waarom is De Rapelenberg opgezet? Raymond Spoelder laat enthousiast het complex zien. Hij is hoofd van het Woonbegeleidingscentrum (WBC) in Valkenswaard dat onderdeel is van De Plaatse, een instelling voor verstandelijk-gehandicaptenzorg in de Kempen. De Rapelenberg is een mooi gebouw met ruime appartementen van ongeveer 50 vierkante meter, aan een lichte binnenstraat gelegen. Het oogt als een normaal wooncomplex in een normale wijk. Technologie ontbreekt niet: ieder kan in zijn eigen appartement via een klein videoscherm zien wie in de hal aanbelt. Het voormalige Woonbegeleidingscentrum – vroeger Gezinsvervangend Tehuis (GVT) geheten – was aan renovatie toe. Hierover werd overleg gevoerd met woningstichting Woningbelang, die juist op het punt stond een verouderd woonzorgcomplex voor ouderen te renoveren. De koppeling was snel gelegd. Ook Thuiszorg Kempenstreek werd bij het initiatief betrokken. Zij gaan de thuiszorg leveren in de zorgappartementen voor ouderen. In het complex zijn 22 appartementen voor mensen met een verstandelijke beperking en 19 voor senioren.
27
2. Hoe is het project georganiseerd? Doel en doelgroep Praktisch alle bewoners met een verstandelijke beperking zijn afkomstig uit een voormalig WBC. Het zijn overwegend mensen met een lichte verstandelijke beperking. Volgens Raymond Spoelder zouden hier ook bewoners met een matige verstandelijke beperking goed kunnen wonen. De bewoners zijn geselecteerd op grond van een woonwensenonderzoek. Alle bewoners hebben een AWBZindicatie voor een GVT. Zij hebben allemaal een vorm van dagbesteding op het dagcentrum in Eersel, op de sociale werkplaats in Eindhoven of in de Kempen. Sommige zitten in een project begeleid werken. Allen hebben een eigen huurcontract met de Stichting Woonbelang. Jenny en Elke, twee cliënten van De Plaatse, laten trots hun appartement zien. “Ik heb hier drie keer zoveel ruimte als eerst,” vertelt Elke. “Een zitkamer, een keuken, een slaapkamer en iedereen heeft ook een heel eigen douche! Het is hartstikke leuk en gezellig hier, ook met de andere bewoners. We maken een praatje, we kienen samen, en met Pasen hebben we samen een heel mooi paasontbijt gehad.” De ouderen zitten hier op basis van een aanleunindicatie. De gemiddelde leeftijd is boven de tachtig jaar. Maar alle bewoners zijn nog redelijk zelfstandig. De thuiszorg hoeft nog maar weinig zorg te verlenen. Dat kan spoedig veranderen als de mensen ouder worden. De senioren en de verstandelijk gehandicapten wonen overwegend elk nog in een eigen vleugel. “We zijn voorzichtig begonnen” legt Raymond Spoelder uit. “Maar er wonen al enkele ouderen tussen de verstandelijk gehandicapten en omgekeerd. Als iemand vertrekt, stimuleren we dat ook.”
28
Mevrouw van Gerven (82 jaar) is erg enthousiast over het samenwonen met gehandicapte medebewoners in de Rapelenberg. “Er waren in het begin mensen die er tegenop zagen bij gehandicapten te wonen. Die hebben ook nee gezegd. Maar nu het klaar is en ze zien hoe het hier gaat hebben ze spijt. Het is gezellig. Ik word regelmatig bij mijn gehandicapte buurvrouw op de koffie gevraagd en een borreltje met nieuwjaar. En als ik weg ga zegt ze: ‘ben voorzichtig, want ik kan je niet missen.’ Zo’n contact is erg leuk.” Het doel van het gezamenlijke woonproject is om zowel de ouderen als de gehandicapten goede huisvesting, zorg en ondersteuning te bieden bij hun dagelijks leven. Van de gezamenlijke huisvesting verwacht men voordelen voor de bewoners – zoals onderling contact – en efficiencyvoordelen voor de beide zorginstellingen. De ongeplande zorg voor beide groepen overdag en ’s nachts is beter betaalbaar. Diensten zoals maaltijdvoorziening, de was- en boodschappenservice kunnen efficiënter worden geregeld. Spoelder: “Dit is het eerste project dat klaar is. We hebben meerdere projecten op de rol staan in de regio samen met thuiszorg en de verpleging en verzorging.” Organisatie en ondersteuning. In dit project werken drie partners samen. Stichting Woningbelang is verantwoordelijk voor de huisvesting, De Plaatse is verantwoordelijk voor de zorg aan de mensen met een verstandelijke beperking en Thuiszorg Kempenstreek levert de thuiszorg aan de oudere bewoners en ook de verpleegkundige zorg aan de gehandicapte bewoners. Vanuit De Plaatse is er 24-uurs begeleiding aanwezig; ’s nachts via een slaapwacht. Er zijn in het complex twee verdiepingen en op elke verdieping is een huiskamer voor de verstandelijk gehandicapten die op die verdieping wonen. Daar wordt ’s morgens en ’s avonds – en in het weekend ook ’s middags – gezamenlijk gegeten. De senioren nemen hieraan (nog) niet deel. Zij hebben hun eigen maaltijdvoorziening. Bovendien is er een grote ontmoetingsruimte. Hier worden met enige regelmaat gezamenlijk activiteiten georganiseerd, zoals kienen,
kaarten, een paasontbijt of een kerstmaaltijd. Deze gezamenlijke activiteiten worden druk bezocht door de senioren en de mensen met een verstandelijke beperking. De bijeenkomsten zijn zeer gezellig en geanimeerd.
De zorg en ondersteuning voor de gehandicapte bewoners wordt bekostigd op basis van de AWBZ. Een aantal ontvangt tevens huursubsidie. De senioren betalen huur en ontvangen al of niet huursubsidie. Zij krijgen indien nodig thuiszorg op basis van de AWBZ. Veiligheid De senioren hebben een groter gevoel van veiligheid nu er 24-uurs begeleiding voor de verstandelijk gehandicapte bewoners aanwezig is. Als het nodig is springen zij ook in voor senioren. Als een bewoner het alarm inschakelt, bijvoorbeeld als iemand gevallen is, is de groepsleiding het eerste belcontact. Zij gaan op verzoek van de centrale kijken en zo mogelijk hulp verlenen. Ook hebben zij een sleutel van alle deuren. “Het komt regelmatig voor dat een bewoner zijn sleutel vergeten is en dan niet binnen zou kunnen”, glimlacht Spoelder. Hij verwacht dat de voordelen van de samenwerking in de toekomst nog sterker worden, wanneer de zorgbehoefte van de senioren en ook de gehandicapte bewoner zal toenemen. Thuiszorg Kempenstreek en De Plaatse zouden met één integraal team kunnen werken voor zowel ouderen als gehandicapten. Ontschotting maakt dat mogelijk. Dat is beter en efficiënter dan twee teams neerzetten.
3. Ervaringen De ervaringen van de bewoners zijn positief, zowel over de woonkwaliteit als ook over de onderlinge communicatie. Dat kwam niet vanzelf. Spoelder meldt, als één van de succesfactoren, dat veel aandacht is besteed aan de onderlinge communicatie: “Toen we met het plan begonnen, hebben we met de senioren een bezoek gebracht aan een Woonbegeleidingcentrum van De Plaatse. Dat was voor velen een openbaring. Daar hebben ze mensen met een verstandelijke handicap bezig gezien en gesproken. Toen was de kou uit de lucht.” Vervolgens is er een klankbordgroep gevormd waarin verstandelijk gehandicapten, enkele ouders en senioren zitting hebben. Deze komt nog tweemaandelijks bij elkaar. Hierin worden allerlei zaken rond beheer en gebruik van de ruimten en de activiteiten met elkaar besproken. Dat werkt heel goed voor het onderlinge begrip en de samenwerking. Een laatste positief punt dat Spoelder noemt is de positieve uitwerking op de medewerkers. Het werk wordt afwisselender omdat men ook een andere doelgroep moet verzorgen. Dat werkt motiverend, vooral bij die medewerkers die al meer dan vijftien jaar voor dezelfde instelling of doelgroep werken. Spoelder spreekt verder de hoop uit dat de gemeente Valkenswaard blijft meewerken. In het begin was die medewerking goed, maar nu lijkt er stagnatie in te komen.
Contact Raymond Spoelder, Hoofd WBC Valkenswaaard Europalaan 70 5552 JK Valkenswaard (040) 204 96 22
[email protected] www.plaatse.nl
29
Wooncentrum Woensdrecht
7
Multifunctioneel (woon)centrum in de kern van het dorp Wat? Multifunctioneel centrum met woonfunctie, klaslokalen, een peuterspeelzaal, (semi)commerciële dienstverlening en particuliere beroepsbeoefenaren Voor wie? Huisvesting voor ouderen, mensen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen en (ex-)psychiatrische cliënten Waar? Woensdrecht Per wanneer? Start bouw 2004, oplevering medio 2005 Door wie? Woningstichting Woensdrecht is initiatiefnemer
1. Waarom is Wooncentrum Woensdrecht opgezet? Het voorzieningenniveau in kleine kernen zoals Woensdrecht – het dorp heeft circa 1500 inwoners – staat onder druk. Winkels en kerk verdwijnen, dorpshuizen hebben minder toekomstperspectief en door het geringe aantal mogelijkheden voor starters op de woningmarkt vergrijzen de kernen. Door de vergrijzing staan ook de scholen en het verenigingsleven onder druk. Woningstichting Woensdrecht heeft het initiatief genomen om in te spelen op deze problematiek en heeft midden in het centrum een stuk grond opgekocht. Op deze grond gaat de woningstichting een multifunctioneel (woon)centrum bouwen. Alle bewoners van Woensdrecht kunnen daar gebruik van maken. Het biedt tevens de gelegenheid om huisvesting aan te bieden aan bijzondere doelgroepen, een aandachtsgebied van woningcorporaties. Doordat verschillende aanbieders gaan samenwerken voor de beoogde bewoners kunnen zij zelfstandig blijven wonen. De provincie speelt in dit project ook een rol, omdat zij een financiële bijdrage wil leveren aan de leefbaarheid in kleine kernen.
30
2. Hoe is het project georganiseerd? Partners De initiatiefnemer is Woningstichting Woensdrecht. De woningstichting heeft de volgende partijen bij het project betrokken: Stichting Thuiszorg West-Brabant, Stichting Zorgthuys, Stichting GGZ Westelijk Noord-Brabant, Stichting S&L Zorg, Stichting Savelanden, Stichting Gecoördineerd Ouderwerk Zuidwest Hoek en de gemeente Woensdrecht. Binnen het project zijn verschillende werkgroepen bezig met de voortgang, zoals bijvoorbeeld de werkgroep ‘Infrastructuur’ en de werkgroep ‘Organisatorische en financiële randvoorwaarden’. Daarnaast is er een stuurgroep geformeerd met directieleden van de verschillende partners. De nieuwbouw Het nieuwbouwproject betreft 16 woonzorgappartementen (voor bewoners met een AWBZ-indicatie) binnen de sociale huursector, vier vrije sector woningen met een hogere huur (en mogelijkheid tot koop) en één groepswoning voor vier mensen met een verstandelijke beperkingen (dit zijn twee samengevoegde woningen). In het complex komen verder schoollokalen, een peuterspeelzaal, ruimte voor (semi-) commerciële dienstverlening, logeerkamers, een atrium, een ontmoetingsruimte, een stiltecentrum, een seniorenrestaurant, een cafetaria, ruimte voor hulpverleners en (vooralsnog) een ruime volledig aangepaste badkamer. De klaslokalen van de lagere school kunnen eventueel later omgebouwd worden tot woning. Ook wordt er gesproken over een ‘Dorpspunt’ in het wooncentrum. Dat is een centrale plaats in het dorp waar verschillende diensten, zoals de uitleen van thuiszorgartikelen, een winkel, een geldautomaat, een postagentschap, bemiddelingsdiensten en spreekuren van diverse zorg- en hulpverleners in opgenomen kunnen worden. Verder is het gesprek over domotica nog in volle gang. De bouw begint medio 2004 en de bouwtijd is één jaar. De bestaande gebouwen moeten nog afgebroken worden.
Doelgroepen De groepswoning bestaat uit twee samengevoegde woningen. In elke woning komen twee mensen met een verstandelijke beperking te wonen. De werkgroep pleit voor bewoners die enigszins sociaal vaardig zijn om op deze wijze de vermaatschappelijking van de zorg inhoud te geven. Twee woonzorgappartementen worden betrokken door (ex-)psychiatrische cliënten. De overige woonzorgappartementen zijn voor senioren of mensen met een lichamelijke beperking die geïndiceerd zijn voor AWBZ-zorg. De vier woningen die in de vrije sector worden gebouwd kunnen gehuurd of gekocht worden door senioren. Deze senioren hoeven geen zorg te ontvangen. In totaliteit moet het een vitaal complex zijn, met een juiste combinatie van wonen en zorg, ontspanning/ontmoeting en dienstverlening. Voorlichting is van groot belang bij dit woonproject. De potentiële bewoners moeten goed weten waar ze voor kiezen. In dat kader is vooraf een kennismaking tussen de verschillende doelgroepen voorzien. De samenwerking Het project wordt gebouwd door Woningstichting Woensdrecht; de zorg- en dienstverlening wordt gerealiseerd door de samenwerkende instanties. Voor het opzetten van deze samenwerking is het BOZ bij het project betrokken. Hans Louvet fungeert als adviseur en begeleider van de werkgroep die de wenselijke voorzieningen in kaart heeft gebracht. De werkgroep heeft de aanbevelingen vertaald en heeft een geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst ontwikkeld die waarschijnlijk eind mei 2004 wordt getekend door de deelnemende partijen. Tijdens het proces is steeds meer gekeken naar de mogelijkheden voor geheel Woensdrecht. Het wooncentrum fungeert dan als zorgkruispunt; een belangrijke randvoorwaarde voor het ontwikkelen van integrale zorg en dienstverlening in de gehele kern in een woonservicezone.
31
Zorg- en dienstverlening Alle bewoners van het nieuwbouwproject met een AWBZindicatie gaan extramurale zorg ontvangen in de vorm van zorg in natura of een persoonsgebonden budget. In het wooncentrum komt 24-uurszorg voor mensen met een verstandelijke beperking, georganiseerd door S&L Zorg. In de nachtelijke uren komt er een wakende wacht voor de vier personen uit de doelgroep. Deze wacht zou ook iets kunnen betekenen voor het organiseren van de onplanbare zorg (bijvoorbeeld bij de professionele alarmopvolging) van de andere doelgroepen. Bij voldoende vraag kan hier de thuiszorg aan toegevoegd worden voor zorgverlening buiten het centrum. Momenteel is het niveau van de zorgvraag nog niet bekend. “De mogelijkheden om over en weer hulp te verlenen moeten nog verkend worden. Het is niet handig om deze samenwerking vooraf helemaal dicht te timmeren”, aldus Hans Louvet van BOZ. Er is nog overleg nodig met Zorgkantoor OZ. Idealiter komt er een zorgteam, samengesteld vanuit de deelnemende organisaties, voor het wooncentrum en ook voor de rest van Woensdrecht. Zover is het echter nog niet. Naast de zorgverlening spelen ook de diensten een grote rol voor de bewoners. Een goed pakket van service en diensten kan de bewoner ondersteunen bij de wens zelfstandig te blijven wonen. Ook hierin kan samengewerkt worden. Denk bijvoorbeeld aan een samenwerking met de school voor bijvoorbeeld de inzet van de schoolconciërge in combinatie met de huismeester. Bijscholing is van groot belang bij een nauwere samenwerking tussen verschillende sectoren. Financiering Een bijdrage van de provincie (provinciale beleidsregel woonzorgstimulering) is toegezegd voor de realisatie van de gemeenschappelijke ruimten en de voorbereiding op domotica. Andere fondsen, de gemeente en lokale organisaties moeten nog aangeschreven worden. Voor de rest neemt Woningstichting Woensdrecht de onrendabele top voor haar rekening voor dit project. Alle woningen, met uitzondering van de woningen in de vrije sector, vallen onder de huursubsidiegrens. Andere inkomsten komen uit servicekosten voor cliënten, verhuur van (semi-)commerciële 32
ruimtes, cafetaria, bijdrage van thuiszorg voor ruimte en geld van scholen voor de huur van klaslokalen. Er zijn momenteel nog veel onduidelijkheden over de exploitatie.
3. Ervaringen In Wooncentrum Woensdrecht komen naast mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en ouderen ook GGZ-cliënten te wonen, wat het een bijzonder project maakt. Omdat het centrum nog gebouwd moet worden valt nog niks te zeggen over de integratie van de doelgroepen of de concrete samenwerking van de verschillende aanbieders van zorg en diensten.
De Boterbloem
Senioren en verstandelijk gehandicapten wonen kris kras door elkaar in een kleinschalig appartementencomplex Wat? Een ouderinitiatief voor mensen met een verstandelijke handicap is gevestigd in een bestaand kleinschalig seniorencomplex met 18 appartementen Voor wie? Senioren en mensen met een verstandelijke beperking
Volgens Hans Louvet van het BOZ zijn er een paar knelpunten die een rol spelen bij dit project. De gemeente is nog niet betrokken bij de ontwikkeling van de zorg en dienstverlening. Die rol zal in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning groter worden. Het welzijnswerk wordt een belangrijke rol toegedicht. Daarvoor is ook medewerking van de gemeente een belangrijke voorwaarde. Verder overlappen de werkgebieden van de verschillende organisaties elkaar niet helemaal. Tot slot heeft de onzekerheid over de financiële gevolgen van de verandering van de AWBZ en de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning vanzelfsprekend voor de thuiszorg gevolgen. Het project staat nu in grote lijnen op papier en de bouw gaat bijna starten. “Het is zaak dat de deelnemende partijen op korte termijn de samenwerkingsovereenkomst tekenen. Zorg op maat vereist ruimte, en daarom blijft het van belang dat niet alles wordt dichtgetimmerd door afspraken,” aldus Hans Louvet.
Contact Woningstichting Woensdrecht De heer H.J. de Wolf, directeur Jan van der Heydenstraat 14 Postbus 54 4630 AB Hoogerheide (0164) 613 313
[email protected]
8
Waar? Zeeland Per wanneer? Start ouderinitiatief in 2003 Door wie? Woonmaatschappij Maasland en Stichting De Spil (ouderinitiatief) in samenwerking met Maatschap Zorgland Dienstverlening
1. Waarom is De Boterbloem opgezet? Omstreeks het jaar 2000 meldde een groep ouders van mensen met een verstandelijke beperking uit het dorp Zeeland – Stichting De Spil – zich bij Woonmaatschappij Maasland. Zij wilden voor hun kinderen een ouderinitiatief startten in het eigen dorp. De groep verstandelijk gehandicapte mensen varieerde sterk in leeftijd – van begin 20 tot ouder dan 50 jaar – en in ernst van de beperkingen. De belangrijkste binding was de wens om in Zeeland te wonen. Enkelen woonden nog in Zeeland, bijvoorbeeld bij de ouders, maar anderen woonden elders in een instelling. Mensen met een verstandelijke handicap behoren tot de primaire doelgroep van Woonmaatschappij Maasland. Deze corporatie is bij meerdere ouderinitiatieven en woonzorginitiatieven betrokken. Maasland wil aan mensen met een handicap huisvesting bieden als aan iedere andere burger.
33
De corporatie heeft een pand met 18 appartementen in Zeeland in eigendom. Dat is in de jaren ’80 gerealiseerd en is destijds al uitgevoerd met een centrale ruimte. In de praktijk werd deze nauwelijks gebruikt, noch door bewoners, noch door zorgvoorzieningen. De twintig jaar oude woningen zijn voor de hedendaagse begrippen ook aan de kleine kant. Doordat er in de buurt geen 24-uurs zorg aanwezig is, biedt het ook geen extra veiligheid voor ouderen met een zorgvraag. De verhuurbaarheid van de appartementen komt daardoor op de lange termijn in het geding. “De woningen lopen uit de markt,” stelt Eric Schlangen, beleidsmedewerker Wonen en Zorg van Maasland. De leeftijdsgrens voor verhuur was al verlaagd van 55 naar 45 jaar. Door het ouderinitiatief onder te brengen in dit wooncomplex wordt basiszorg toegevoegd aan het complex. Hierdoor kan het kleine complex ook weer betekenis krijgen voor ouderen met een zorgvraag, zo hoopt Schlangen. Op die manier kan De Boterbloem alsnog de functie krijgen die in de jaren ’80 werd beoogd.
2. Hoe is het georganiseerd? Ondersteuning De bewoners van De Boterbloem – zowel de senioren als de gehandicapte mensen – huren een zelfstandige woning bij Maasland en geen onzelfstandige wooneenheid, zoals vaak gebruik is binnen kleinschalige woonvormen voor mensen met een verstandelijke handicap. Het complex telt twee bouwlagen van ieder negen woningen. De appartementen zijn gelegen aan een lichte binnengang. Helma Hessen, een van de acht nieuwe bewoners, is rond 16.30 uur als een van de eersten terug van haar dagactiviteiten. Ze drinkt een kop thee in de centrale ruimte, terwijl in de keuken de avondmaaltijd wordt voorbereid. Helma laat ons haar appartement zien. Ze is trots op haar woning. Ze beschikt over een ruime woonkamer, een open keuken, een ruime slaapkamer en een badkamer. Voor de huurders met een verstandelijke handicap geldt dat er 24-uur per dag een zorgmedewerker via de Maatschap Zorgland Dienstverlening beschikbaar is. De Maatschap biedt begeleiding en ondersteuning. Ook kan er gezamenlijk
34
worden gegeten in de centrale ruimte. Deze ruimte is door Maasland opgefrist en voorzien van een nieuwe keuken en een terras. Enkele bedrijven hebben meubilair geschonken en de stoelen die er al stonden worden opnieuw gestoffeerd. De centrale ruimte is ook nog steeds beschikbaar voor de niet-gehandicapte bewoners van het complex. Andere bewoners Om het ouderinitiatief te laten slagen was het nodig dat er acht mensen met een handicap bij elkaar kwamen te wonen. Op die manier kon 24-uurs zorg worden gerealiseerd. Het pand was echter volledig verhuurd. Een deel van de mensen moest worden verleid om het pand te verlaten, zodat de acht mensen met een verstandelijke beperking in een korte periode in De Boterbloem konden gaan wonen. De overigen moesten worden voorbereid op de komst van hen. Maasland heeft aan de bewoners een vertrekregeling aangeboden. Deze werd overtekend, omdat veel bewoners hier huurden omdat ze er destijds zo makkelijk aan konden komen. De vertrekregeling was een buitenkans om elders een woning te krijgen. “Veel mensen hadden niet bewust gekozen voor dit complex,” aldus Eric Schlangen. De andere bewoners zijn voorgelicht door Maasland, MEE en de zorgaanbieder. Verder zijn er afspraken gemaakt over de melding van problemen die in de beginperiode gegarandeerd zullen komen. De nieuwe huurders met verstandelijke beperkingen zijn in de vrijgekomen appartementen gehuisvest. Zij zijn kris kras tussen de oude bewoners komen te wonen. “Dit hebben we bewust gedaan,” argumenteert Eric Schlangen. “We wilden geen instituut binnen een wooncomplex maken, al hadden de ouders oorspronkelijk het idee om een vleugel van het gebouw voor hun kinderen te reserveren. Ze wilden aanvankelijk nog een soort GVT.” Organisatie en financiering De appartementen worden verhuurd door Maasland. De huur valt binnen de huursubsidiegrens. De investering van Woningmaatschappij Maasland in De Boterbloem bestaat voornamelijk uit de vertrekpremie voor de oude bewoners
en wat aanpassingen en onderhoud in het pand. De mensen met een verstandelijke handicap kopen zorg in op basis van het persoonsgebonden budget (PGB). De bewoners kopen nu nog individueel de zorg in bij de Maatschap Zorgland. Achteraf was het wellicht beter geweest wanneer de PGB’s bij elkaar zouden worden gelegd via Stichting De Spil. Deze stichting zorgt dan voor de zorginkoop. De senioren die nu in het complex wonen hebben (nog) geen zorgvraag.
Ouders over de Boterbloem: “Ze gaan er zoveel mogelijk zelfstandig wonen. De omgeving is vertrouwd en beschut en er is altijd zorg aanwezig. Kleinschalige zorg wel te verstaan, die de sfeer van huiselijkheid nog eens onderstreept. Natuurlijk is er ook ruimte voor privacy. Iedereen heeft een eigen appartement, maar kan altijd terugvallen op de leiding, die permanent aanwezig is.” “Daarnaast ligt het complex op loopafstand van het dorpscentrum. Echt ideaal. En wij verwachten dat de contacten tussen de huidige bewoners en de nieuwelingen straks voor beide groepen heel goed uit zullen pakken. Het enthousiasme is er aan beide kanten.” (Uit: Woonmaat, Woonmaatschappij Maasland, oktober 2003).
3. Ervaringen Kenmerkend voor De Boterbloem is dat alle huurders een eigen individueel huurcontract hebben. Het huurcontract loopt niet via Stichting De Spil of de zorgaanbieder, zoals in veel woonzorgprojecten gebruikelijk is. De individuele huurder heeft bij Maasland huurbescherming zoals iedere andere huurder. Indien een deelnemer elders zorg in zou gaan kopen dan bij de Maatschap Zorgland Dienstverlening, dan valt een deel van het gezamenlijke budget weg en komt de 24-uurs aanwezigheid in gevaar. Binnen de oudergroep is discussie over de zorginkoop, vandaar dat Maasland alert is. Dit is een leerpunt. In de toekomst wil Maasland toch iets dich-
ter bij het vuur zitten, aldus Eric Schlangen. Als een groep ouders gezamenlijk een initiatief neemt en samen de zorg rond krijgt, dan kan iemand niet zomaar uitstappen. Het ouderinitiatief mag geen snelle route naar een huurwoning worden. “We kunnen niet alleen rekenen op goed vertrouwen,” stelt Eric Schlangen. De relatie van de huurders met een verstandelijke beperking met de oude huurders is nog pril. De oude huurders hebben zoals gezegd in het verleden meestal niet heel bewust voor dit wooncomplex gekozen. In de huidige situatie ontwikkelt het zich tot een klein woonzorgcomplex. Het is mogelijk dat er in de toekomst ouderen juist voor de Boterbloem gaan kiezen, omdat er in het complex door het ouderinitiatief 24 uur per dag zorg mogelijk is. De praktijk moet dit uitwijzen. Verder is er een mooie ontmoetingsruimte, maar deze is niet voor de buurt beschikbaar omdat er dan een afzonderlijke toegangsdeur naar die ruimte moet komen. Mensen moeten nu via de centrale toegang naar binnen. Algemene openstelling daarvan zou het complex minder veilig maken voor de bewoners.
Contact Eric Schlangen, beleidsmedewerker Wonen en Zorg Woonmaatschappij Maasland Postbus 13 5370 AA Ravenstein (0486) 439 999
[email protected] www.woonmaatschappijmaasland.nl
35
Ambitie, begeleid werken
9
“Mijn doel is dat mensen werk kunnen doen dat past bij hun wensen en mogelijkheden”
WERKEN EN LEREN
Wat? Begeleid werken / arbeidsintegratie Voor wie? Mensen met (ernstige) verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen Waar? Regio ‘s-Hertogenbosch Per wanneer? Gestart in 1999 Door wie? Cello en Stichting Voorzieningen Lichamelijk Gehandicapten (VLG)
1. Waarom is Ambitie opgezet? In 2004 vierde een cliënte van Cello haar 12 1/2 - jarig jubileum als medewerkster van een kinderdagverblijf. Deze werkplek vond zij in 1992 via haar woonbegeleider. Ook begeleiders op de dagcentra en ouders zochten destijds incidenteel via hun eigen netwerken naar geschikte werkplekken. Dat was de begintijd van ‘jobcoaching’ in Nederland. Binnen Adesse – tegenwoordig deel uitmakend van Cello – was het begeleid werken tot 1999 een neventaak voor twee begeleiders van de dagcentra. Toen begeleid werken te groot werd, is het een apart onderdeel geworden: ‘Ambitie, begeleid werken’. Nu, in 2004, viert Ambitie haar eerste lustrum. Inmiddels heeft deze begeleid werken-organisatie zo’n 140 mensen met een ernstige handicap aan het werk geholpen. “Mijn doel is dat ook mensen met zwaardere verstandelijke of lichamelijke beperkingen dingen kunnen doen die passen bij hun wensen en mogelijkheden en dat ze kunnen werken waar ze willen werken. Wij ondersteunen ze daarin”, zo formuleert manager Nicole Wouters de missie van Ambitie. Onder het motto ‘samen staan we sterker’ heeft VLG in 1998 aansluiting gezocht bij het toenmalige Adesse om ook voor haar cliëntenpopulatie – mensen met een lichamelijke beperking – begeleid werken aan te kunnen bieden. Sinds 1999 werkt Ambitie officieel voor beide zorginstellingen.
36
34
37
2. Hoe is het georganiseerd? Functies en ondersteuning Ambitie begeleidt zo’n 80 mensen met een verstandelijke beperking en circa 60 met een lichamelijke beperking. Deze laatste groep betreft ondermeer een toenemend aantal personen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). De cliënten van Ambitie zijn werkzaam – zowel betaald als onbetaald – bij ruim honderd werkgevers in de ruime regio rond Den Bosch. De werkgevers – de leidinggevenden en de directe collega’s – worden ook ondersteund. De begeleiding is in het begin vaak intensief. In sommige gevallen is de begeleider in het begin zelfs hele werkdagen aanwezig. In de loop van de tijd wordt de begeleiding afgebouwd tot een beperkt aantal uren per week of soms maar per twee maanden. Op momenten dat extra begeleiding toch nodig is, zal die ook worden geboden. De intensiteit van de begeleiding wordt bepaald in overleg met de werkgever en werknemer en kan variëren, afhankelijk van de beperking van de persoon in kwestie. De personen die Ambitie begeleidt variëren van universitair geschoold met een ernstige visuele beperking tot ernstig meervoudig gehandicapte mensen. Een voorbeeld van deze laatste groep is een lichamelijk beperkte man die met zijn rolstoel voor een groenteman groenten naar verschillende bedrijven vervoert. Daar is hij zo’n 2 tot 3 uur per dag mee bezig. De jobcoach van deze man heeft zelf een aangepaste vrieskist laten maken door bekenden en heeft een regencape geregeld via een fonds, zodat de man dit werk kan doen. Binnen Ambitie ligt de nadruk op mensen met ernstige beperkingen en dat is ook logisch gezien hun organisatorische en financiële binding met VLG en Cello. Bovendien is Ambitie een door het UWV (voorheen LISV) erkende begeleid werken-organisatie en is zij lid van de Branche Organisatie Reïntegratie bedrijven (BOREA). Hierdoor kan zij voor verschillende doelgroepen ‘trajecten’ aanbieden: Zorgtrajecten op basis van AWBZ/PGB-gelden (met LCIG-indicatie); REA-trajecten op basis van de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (REA); nWSW-trajecten op basis van de reïntegratieregeling in de (nieuwe) Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). 38
Bovendien raken steeds meer gemeenten – vanwege de nieuwe Wet Werk en Bijstand – geïnteresseerd in gespecialiseerde begeleiding voor bijzondere doelgroepen, zoals lichamelijk gehandicapten of chronisch zieken.
Leren De werknemers met een beperking kunnen naast ‘training on the job’ ook elders scholing en training volgen. Mensen met een lichamelijke handicap volgen vaak regulier onderwijs. De Regionale Onderwijscentra (ROC’s) voor het beroeps- en volwassenenonderwijs hebben daartoe steunpunten Studie & Handicap (zie projectbeschrijving 12). Voor mensen met een verstandelijke handicap is het reguliere onderwijs veelal te hoog gegrepen – uitzonderingen daargelaten die een deelcertificaat behalen in het praktijkonderwijs (VMBO). De meesten maken gebruik van de vormingscentra van instellingen in de gehandicaptenzorg. Voor Ambitie-deelnemers is dat Cursuscentrum Eigen Wijze van Cello. Deze verzorgt onder andere cursussen die op werken zijn gericht:
Werken in de winkel Samenwerken De telefoon op het werk De computer op het werk Assistent bediening Assistent tuinonderhoud
Hygiëne in de bakkerij Tillen op het werk Werkhouding Werk! Wat kies jij? Euro Meten en wegen
Organisatie en financiering Ambitie is als het ware een ‘joint venture’ van Cello en VLG. Het is geen zelfstandige rechtspersoon, maar een verzelfstandigd onderdeel van beide organisaties. De 13 personeelsleden (8 fte) staan voor een deel op de loonlijst van Cello en voor een deel op die van VLG. De vaste en variabele kosten worden volgens verdeelsleutels aan beide organisaties toegerekend, evenals de bescheiden winst die Ambitie maakt. Ambitie wordt bedrijfsmatig geleid. Veel arbeidsreïntegratie- en werkprojecten die vanuit de
zorgsector zijn opgezet, hebben zich op enig moment volledig verzelfstandigd omdat het bedrijfsmatig denken en de zorgregelgeving botsten. Ambitie ziet juist voordelen in het intact houden van de band met de beide zorginstellingen. Door de verbinding met Cello en VLG kan Ambitie begeleid werken op onbetaalde plekken aanbieden op basis van AWBZ-gelden waardoor de doelgroep met ernstige beperkingen makkelijker vanuit de dagcentra kan doorstromen naar begeleid werken. Bovendien zijn de dagcentra van VLG en Cello en hun ‘enclaves’ in bedrijven in te schakelen als opleidings- en werkervaringsplaats.
gedeeld. Jobcoach Petra van Meerwijk: “De basis van
Binnen Cello wordt momenteel met hulp van Europese EQUAL-gelden een methodiek ontwikkeld met het oog op de doorstroming van dagbesteding naar (begeleid) werk. De voorlichting aan medewerkers binnen de instellingen, ouders en potentiële werkgevers is hierbij van groot belang. Nicole Wouters: “Er is een omslag gaande. Het uitgangspunt wordt steeds meer: ‘begeleid werken, tenzij…’” Tenzij het voor de persoon in kwestie bijvoorbeeld niet haalbaar is – bijvoorbeeld omdat de persoon fysiek niet in staat is om structureel een uur per dag op een reguliere werkplek te zijn. Of omdat de begeleiding zeer intensief is en in de tijd nauwelijks in intensiteit afneemt, waardoor deze financieel niet haalbaar is. Maar er is veel mogelijk, ook voor ernstig gehandicapte mensen, variërend van een paar uur per week onbetaald werken tot full time loonvormende arbeid. Ook voor mensen met een handicap die geen cliënt zijn van VLG of Cello kan Ambitie begeleiden. Mensen die vanwege een lichamelijke en/of verstandelijke handicap een grote achterstand tot de arbeidsmarkt hebben en die jarenlang ‘in de bakken van de gemeenten staan’ kunnen via de uitgebreide voorzieningen van VLG en Cello eerst arbeidsritme en werkervaring opdoen voordat de stap naar begeleid werken wordt gezet. “In combinatie met REA- of AWBZ-gelden zijn de kosten van deze gespecialiseerde begeleiding voor gemeenten te overzien.”
3. Ervaringen Doordat VLG en Cello hun krachten hebben gebundeld worden expertise, netwerken en werkervaringsplaatsen 39
10
Centrum voor Boerderijactiviteiten De Cinquant
Hulpboeren steken de handen uit de mouwen op biologische boerderij Wat? Dagbesteding en arbeidstoeleiding: als hulpboer meehelpen op een biologische boerderij Voor wie? Mensen met een verstandelijke beperking, mensen met psychische of psychiatrische problemen, (ex)verslaafden, mensen met een autistische stoornis Waar? Haps Per wanneer? Start in 1987 Door wie? Echtpaar Paul en Carien van de Groes
2. Hoe is het project georganiseerd? De startfase Het vinden van partners voor dit project verliep niet vlot. Via de DOP, een particulier initiatief voor de opvang van mensen, begon Paul van de Groes in de jaren ’90 met een ronde langs verschillende instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Dit liep in eerste instantie op niks uit. De directies wilden niet betalen voor dagbesteding van de cliënten op de ‘zorgboerderij’. Uiteindelijk, na stug volhouden, kwam er een doorbraak. “Opeens stond er een busje voor de deur met vier verstandelijk gehandicapten die stage kwamen lopen,” aldus Paul van de Groes. Een stagiaire Sociaal Pedagogisch Werk maakte een verslag van de beleving van de verstandelijk gehandicapten op de boerderij. Met het belevingsverslag in de hand is Van de Groes vertrokken naar Den Bosch, waar hij toenmalig gedeputeerde Van Nistelrooij wilde spreken. Ondanks dat deze het erg druk had is het Paul toch na lang wachten gelukt hem het belevingsverslag te overhandigen met het verzoek het eens door te nemen. “Enige tijd later heb ik hem opgebeld en hem dringend uitgenodigd een bezoek te komen brengen aan De Cinquant. Op dit verzoek is hij ingegaan,” aldus Paul van de Groes.
1. Waarom is het Centrum voor Boerderijactiviteiten opgezet? Al vele generaties is boerderij De Cinquant (anno 1735) in eigendom van de familie van de Groes. Het bedrijf had altijd een gemengd karakter. In 1978 stapte de huidige boer, Paul van de Groes, in het bedrijf en richtte zich op het houden van fokzeugen, met daarnaast akkerbouw. Medio jaren ’80 stonden Paul en zijn vrouw Carien voor een belangrijke beslissing. Het ging niet goed met landbouwbedrijven. Wilden ze overleven, dan moesten ze uitbreiden. Dit betekende grote investeringen met een risico. In diezelfde tijd, rond 1986, kwam het echtpaar via een bevriende maatschappelijk werker in aanraking met een groepje ‘ontspoorde’ jongeren. Deze jongeren kwamen bij wijze van arbeidstherapie enkele dagen meehelpen op de boerderij. Deze arbeidstherapie zette het boerenechtpaar aan het denken. Ze besloten niet over te gaan tot schaalvergroting, maar verder te gaan met de opvang en het geven van arbeidstraining aan mensen die daar behoefte aan hebben. Zo ontstond het Centrum voor Boerderijactiviteiten De Cinquant.
40
Na het werkbezoek was van Van Nistelrooij erg onder de indruk van het reilen en zeilen op de boerderij en van het enthousiasme en de inzet van Paul en Carien van de Groes. Hij heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat De Cinquant een
voorbeeldbedrijf werd voor Noord-Brabant. In die tijd is er veel publiciteit gezocht. De Evangelische Omroep (EO) heeft zelfs een documentaire gemaakt. Deze zou gaan over ‘boeren die anders boeren’, met de insteek van een biologische boerderij. Toen de documentairemakers uitvonden dat er ook nog ‘hulpboeren’ werkten, gaven ze de documentaire een andere wending. Bedrijfsonderdelen Op de boerderij zijn de volgende bedrijfsonderdelen aanwezig: het biologisch houden en fokken van varkens; het biologisch houden van geiten, kippen en ander vee; akkerbouw en bosbouw; groente-, kruiden- en bloementuin en kas; boerderijcamping met 15 standplaatsen in de zomermaanden; winkel met biologische producten; begeleiding van de hulpboeren. Een aantal bedrijfsonderdelen is speciaal voor de hulpboeren aangepast. Er is bijvoorbeeld een plantenkas met een speciale aangepaste werkruimte voor mensen met lichamelijke beperkingen en speciaal glas en onbreekbare ramen voor een verhoging van de veiligheid. De hulpboeren Op de boerderij is maximaal plaats voor 16 actieve hulpboeren per dag. De leeftijd van de hulpboeren varieert van 16 jaar tot 65 jaar. Momenteel is de jongste actieve hulpboer 26 jaar oud, de oudste 61. Alle actieve hulpboeren die momenteel op de boerderij werken zijn man. Voorheen werkten er ook vrouwelijke hulpboeren. Het gros van de hulpboeren heeft een verstandelijke beperking. Eén hulpboer zit in een rolstoel. Er is doorgaans ook een hulpboer vanuit de verslavingszorg. Op dit moment vindt hierin net een wissel plaats. Er is ook een aanvraag van de GGZ, die binnenkort start en via een PGB wordt gefinancierd. Daarnaast komt er uit Venray (Vincent van Gogh Instituut) elke dinsdag een taxibusje met zes ouderen met een
41
verstandelijke beperking en/of psychiatrische problemen en twee eigen begeleiders. Er zijn twee groepjes die roulerend komen. De ouderen komen vooral om te kijken en te genieten. Ze doen wel kleine taakjes met en zonder de andere hulpboeren. Volgens Van de Groes zouden ook dementerende ouderen hulpboer kunnen worden op de zorgboerderij. In de praktijk heeft hij daar nog geen energie in gestoken. De hulpboeren hebben verschillende motieven om op de boerderij te werken. Voor sommigen is de weg naar structuur en regelmaat belangrijk, voor andere is het een vorm van nuttige dagbesteding. Wat doen de hulpboeren? De hulpboeren arriveren elke dag om 9.00 uur en houden zich onder andere bezig met de volgende werkzaamheden: dieren voeren en verzorgen; zaaien/poten en oogsten van gewassen in de kas of in de moes- of kruidentuin; verkoop van eigen producten in de huiswinkel; onderhoud van werktuigen en gereedschappen; kantinewerkzaamheden, zoals koffie/thee zetten, afwassen en eventuele gasten van de camping of winkel bedienen; tafels voor koffie of voor de lunch klaarmaken; erf schoonmaken en onderhouden; Voor elke hulpboer worden de werkzaamheden aangepast op zijn of haar mogelijkheden. Financiering Medio jaren ’90 is Stichting De Cinquant opgericht. Zorg wordt altijd via de stichting geregeld. De provincie heeft, door het enthousiasme van de gedeputeerde, de boerderij als voorbeeldproject geld gegeven voor betaling van de helft van de kosten van een nieuwe kas en een hooiberg met kantine. Ook de Rabobank heeft gesponsord in de vorm van speciale aanpassingen voor de hulpboeren. De provincie heeft verder een stimulerende rol gespeeld in het maken van afspraken tussen het boerenechtpaar en zorginstelling Vizier over de vergoeding voor de dagbesteding. Voor de stagiaires kregen ze immers geen geld. In 1993 kwam er een contract tot stand tussen de Stichting 42
onvoldoende zekerheid, temeer omdat de risico’s van onderbezetting eenzijdig neergelegd zijn bij De Cinquant. Het contract heeft er in ieder geval voor gezorgd dat de werkzaamheden niet stopgezet zijn. De ouders hebben ondertussen een Cliëntenraad gevormd die deelneemt aan de bestuursvergaderingen van de Stichting De Cinquant.
De Cinquant en Vizier, waarin stond dat er minimaal plaats moest zijn voor 10 hulpboeren op de boerderij en 1,2 persoon begeleiding vanuit Vizier. Per persoon kreeg het boerenechtpaar een dagvergoeding. Allengs bleek dat deze vergoedingen absoluut ontoereikend waren om de zorgboerderij in stand te blijven houden. Door omstandigheden kwamen de onderhandelingen met Vizier niet opgang en dat bracht de liquiditeit van de zorgboerderij steeds meer in gevaar. Toen de ouders van de hulpboeren, tot hun grote schrik, in 2003 inzagen dat het voortbestaan van De Cinquant aan een zijden draadje hing, hebben zij samen met het stichtingsbestuur van de zorgboerderij een doorbraak in de onderhandelingen weten te bereiken. Het resultaat hiervan was dat Vizier de agrarische zorg van de toen aanwezige 7 hulpboeren afkocht door betaling van een lumpsum bedrag per jaar. Omgerekend gaat het om 34 euro per persoon per dag. Paul en Carien van de Groes mogen in deze nieuwe setting zelf de hulpboeren begeleiden. Voorwaarde van de zorginstelling is dat de ouders twee maal per jaar een kwaliteitsverslag schrijven. Het contract biedt voor de lange termijn
De hulpboeren van Vizier ontvangen allemaal een vergoeding via de AWBZ voor dagbesteding, die eigenlijk op de boerderij terecht dient te komen. Dit blijft echter een gevoelige zaak. Ook zijn er mogelijkheden om via een persoonsgebonden budget (PGB) rechtstreeks dagbesteding in te kopen bij De Cinquant. Momenteel kunnen ‘zorgboerderijen’ ook een AWBZ erkenning aanvragen, en kan er dus rechtstreeks geld van het zorgkantoor naar de zorgboerderij vloeien. De Cinquant is inmiddels met deze aanvraag bezig. Andere inkomsten ontvangt De Cinquant voor 1 à 2 hulpboeren vanuit de verslavingszorg via Novadic Verslavingszorg in Sint Oedenrode en van het Vincent van Gogh Instituut in Venray voor de oudere mensen met een verstandelijke beperking die op dinsdag komen.
3. Ervaringen De hulpboeren hebben het erg naar hun zin op de boerderij. Er is, afhankelijk natuurlijk van de beperking, ook vooruitgang te bespeuren in hun ontwikkeling. Het samenwerken en de omgang met dieren ontwikkelt een sterke sociale vaardigheid bij de hulpboeren. De hulpboeren leren diverse vaardigheden op de boerderij. Niet hun tekorten, maar juist hun vaardigheden worden benadrukt. Ook de ouders zijn zeer te spreken over de dagopvang op de boerderij, wat blijkt uit hun inzet om de boerderij draaiende te houden. Veel hulpboeren werken er al jaren. Van de vier eerder genoemde stagiaires die begin jaren ’90 met een busje voor de deur stonden, zijn er momenteel nog steeds twee hulpboer voor vijf werkdagen per week. Voor sommige hulpboeren is dit werk echt een opstapje naar betaald werk. Paul van de Groes noemt een voorbeeld: “Een autistische jongen heeft één jaar op de boerderij gewerkt en is nu een opleiding aan het volgen waarbij hij
ook werkt. Vooral op sociaal gebied heeft deze jongen veel geleerd bij ons.” De integratie tussen de verschillende doelgroepen die hulpboer zijn verloopt goed. De oudere mensen met een verstandelijke handicap lunchen in de middag samen met de jongere mensen met een verstandelijke of lichamelijke handicap. Ook met de integratie van de (ex)verslaafden schijnt het goed te gaan, al waren de ouders van de verstandelijke gehandicapte hulpboeren daar nogal sceptisch over in het begin. De Cinquant was de eerste ‘zorgboerderij’ in opzet. Pionieren op nieuwe terreinen vergt enorm veel doorzettingsvermogen en geduld vanwege de vele hobbels in de weg. In dit geval was het heel moeilijk om een voet tussen de deur te krijgen bij zorginstellingen. Grote problemen geven de financiering en de verzekering van het project. Daar komt bij dat voor het optimale functioneren van de zorgboerderij sommige bedrijfsonderdelen, met name de biologische varkenshouderij, in stand moeten blijven, ondanks het feit dat het rendement absoluut onvoldoende is. Dit laatste punt vormt een fundamenteel verschil van inzicht met de zorginstelling. Met behulp van de provincie is er wel het een en ander geregeld. Knelpunt was dat Vizier, de zorginstelling, zelf de begeleiders leverde. Paul en Carien van de Groes mochten in eerste instantie de hulpboeren niet zelf begeleiden. Dit betekende dat ze veel tijd staken in het begeleiden van de begeleiders, terwijl ze er geen geld voor kregen. Dit knelpunt is inmiddels opgelost: ze mogen zelf de hulpboeren begeleiden.
Contact Paul van de Groes Cinquant 4 5443 NN Haps (0485) 312528
[email protected] www.cinquant.nl
43
Foris
11
Een arbeidsrehabilitatie- en arbeidsreïntegratiebedrijf voor mensen met een psychiatrische of verstandelijke handicap Wat? GGZ, verstandelijk gehandicaptenzorg en sociale werkvoorziening ontwikkelen een gezamenlijk aanbod voor hun cliënten op het gebied van arbeid Voor wie? Mensen met een psychiatrische handicap, mensen met een verstandelijke handicap en mensen die vallen onder de Wet Werk en Bijstand Waar? West-Brabant Per wanneer? Formele start per 1 januari 2003
1. Waarom is Foris opgezet?
Door wie? GGZ Westelijk Noord-Brabant (GGZWNB), Stichting Dag- en Woonvoorzieningen (SDW) en de WVSgroep (Sociale Werkvoorziening)
“Formeel zijn we gestart op 1 januari 2003, maar in de praktijk werken we al twee jaar prima met elkaar samen,” zo beginnen Peter van den Ouden en Hans Kersten enthousiast hun verhaal. Beiden zijn manager bij GGZ Westelijk Noord-Brabant. Foris is een samenwerkingsproject van GGZ Westelijk Noord-Brabant (GGZWNB), Stichting dag- en Woonvoorzieningen (SDW) in Roosendaal) en de WVS-groep (sociale werkvoorziening) in Roosendaal. Het idee voor Foris – hetgeen Latijn is voor ‘voordeur’ of ‘opening’ – is ontstaan omdat personen uit de verschillende organisaties elkaar kenden en vertrouwen in elkaar hadden. Wat ze allen los van elkaar inzagen is dat arbeidsrehabilitatie en -integratie iets is dat in principe los kan staan van de stoornis of handicap van een persoon. Arbeidsintegratie voor GGZ-cliënten of mensen met een verstandelijke beperking hebben dezelfde onderliggende principes en werkwijzen.
44
Het doel van de partners is om gezamenlijk een arbeidsrehabilitatie- en arbeidsreïntegratiebedrijf voor cliënten uit de GGZ en de gehandicaptenzorg op te zetten. Er werd gewoon van start gegaan: de inzet van personeel en middelen werd met gesloten beurzen gerealiseerd. Inmiddels is men in een fase dat de samenwerking wordt geformaliseerd en gestructureerd.
In- en ompak
Dit betreft productiewerk, inpakwerk enzovoorts in Roosendaal (verantwoordelijk manager: SDW).
2. Hoe is het georganiseerd? Doel Werk staat centraal in het arbeidsintegratiebedrijf en niet de stoornis of handicap van de persoon in kwestie. Dat wil overigens niet zeggen dat bij de arbeidsintegratie geen rekening wordt gehouden met de stoornis of handicap. Integendeel. Op basis van individuele mogelijkheden en wensen wordt naar oplossingen op maat gezocht. Er moeten verschillende niveaus van werken mogelijk zijn: gericht op arbeidsbeleving, gericht op arbeidsmatig bezig zijn en gericht op arbeidsinpassing en –activering. Activiteiten en deelnemers De arbeidsintegratieprojecten hebben zowel een economische (een normale, volwaardige bedrijfsomgeving) als een sociaal-agogische doelstelling (loopbaanondersteuning). Foris biedt de volgende activiteiten aan: Groenproject/kassencomplex Dit project vindt plaats op het terrein van het psychiatrisch ziekenhuis Vrederust te Bergen op Zoom (verantwoordelijk manager: WVS-groep). Copy Copy Dit is een atelier en copyshop waar schoolkranten, kerkboekjes, geboortekaarten et cetera worden gekopieerd, gevouwen, ingebonden en verzonden. Copy Copy bevindt zich in een historisch pand in het centrum van Bergen op Zoom (verantwoordelijk manager: GGZWNB). Locus Hier kunnen mensen met een arbeidshandicap een administratieve opleiding volgen. Het is gevestigd boven Copy Copy (verantwoordelijk manager: GGZWNB).
Bovendien wordt naar verwachting eind 2004 een lunchcafé geopend in hetzelfde pand in het centrum van Bergen op Zoom waar ook Copy Copy en Locus zijn gevestigd. Op dit moment werken in totaal zo’n 200 mensen in de projecten van Foris, waarvan circa 130 cliënten van GGZWNB, 30 cliënten van SDW en 40 cliënten van de WVS-groep. “Wat wij hier doen? Productie maken natuurlijk. Dat zie je toch?”. Edward Rörich (met Tsjechische voorouders) legt het even haarfijn uit aan deze domme verslaggeefster. “En dat doen we elke dag. Ik maak met aquarelpotlood krabben. Want uh, daar houden ze hier in Bergen op Zoom van. Dat wist je toch wel, hè?”. (Florence Imandt, BN De Stem, 5 juli 2003).
45
Doelgroep Foris biedt arbeidsintegratie voor zowel de cliënten van de deelnemende organisaties als mensen die geen cliënt zijn maar wel een bijstandsuitkering ontvangen. Voor de cliënten van GGZWNB en SDW geldt dat zij in staat moeten zijn om – met begeleiding – werk te verrichten en zich redelijk weten aan te passen aan het ritme en de cultuur van de werkomgeving. In de praktijk betekent dit onder andere dat mensen met een ernstige verstandelijke handicap en GGZcliënten met forse gedragsstoornissen of die ernstig verward zijn, niet binnen Foris geplaatst kunnen worden. Samenwerking en projectstructuur Er is voor gekozen om de samenwerking in eerste aanleg niet te breed te laten zijn en eerst met de drie genoemde partijen een goed lopend project neer te zetten. In de toekomst zal verdere samenwerking worden gezocht met ‘natuurlijke’ partners zoals organisaties in de jeugdzorg en jeugdhulpverlening, de verslavingszorg en vooral ook met gemeenten. Er is nu al veel contact met gemeenten, maar in het kader van de Wet Werk en Bijstand liggen er mogelijkheden om Foris uit te bouwen naar een leerwerkbedrijf ook voor mensen met een bijstandsuitkering of die daarin dreigen terecht te komen. Een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de Raden van Bestuur van de drie participanten, zet de hoofdlijnen uit. Een projectgroep, bestaande uit betrokken managers uit de verschillende organisaties, is verantwoordelijk voor het uitzetten van het project, brengt hiervan verslag uit aan de stuurgroep en heeft een adviserende functie. Voor elk project is een uitvoerend manager, afkomstig uit de deelnemende organisaties, aangewezen.
Meerwaarde De drie partners trachten door de samenwerking in Foris een aantal zaken te bereiken: synergie bereiken door partijen die in principe hetzelfde werk doen bij elkaar te brengen; gebruik maken van elkaars sterke punten en faciliteiten. Zo is WVS goed in processen rond arbeid, GGZWNB en SDW hebben zorginhoudelijke kennis van psychische en verstandelijke handicaps; uitwisseling van kennis en ervaring; gezamenlijk bevorderen dat cliënten uit verschillende instellingen deelnemen aan de samenleving als gewone burgers, in dit geval als werknemer; voor WVS heeft het project als extra meerwaarde opgeleverd dat mede daardoor de opstelling van het bedrijf is veranderd: niet alleen een productiebedrijf willen zijn maar ook begrip hebben voor de sociale aspecten van arbeidsintegratie.
Vooroordelen en fricties Biedt het ook meerwaarde voor de arbeidsgehandicapten? Kunnen deze mensen met zo’n verschillende achtergrond wel goed met elkaar overweg? In de loop van het project bleek dat dergelijke vooroordelen weliswaar bestaan, maar zeker niet onoverkomelijk zijn. Het is volgens Gerald de Waal, manager bij SDW, enerzijds een kwestie van “er gewoon aan beginnen.” maar ook van zorgvuldig in de gaten houden hoe een en ander zich ontwikkelt. Tot op heden zijn er geen grote problemen geweest. De fricties die er soms waren, blijken dikwijls samen te hangen met de werkomgeving, zoals teveel storing tijdens het werk. Daar wordt nu aan gewerkt. Toekomst In de komende jaren zal de samenwerking verder worden uitgebreid en geïntensiveerd. Enerzijds zullen de werkprocessen in de projecten steviger worden georganiseerd. Daarnaast zal er meer aandacht uitgaan naar individuele trajectontwikkeling, dat wil zeggen de verschillende stappen/ stadia naar regulier werk, indien mogelijk. Er zullen modules worden ontwikkeld voor arbeidsmotivatie, arbeidstraining, arbeidsoriëntatie/gewenning enzovoorts. Ook zal er geïnvesteerd moeten worden in de reikwijdte van het project: er zullen méér mensen aan het werk gezet moeten worden dan tot nu toe. Ook zal de samenwerking verder gestructureerd en geformaliseerd moeten worden, zodat deze meer inzichtelijk wordt.
Contact GGZ Westelijk Noord-Brabant Hans Kersten, clustermanager arbeid en dagactiviteitencentra Postbus 371 4600 AJ Bergen op Zoom (0164) 289 332
[email protected] www.ggzwnb.nl, www.sdwzorg.nl en www.wvsgroep.nl
3. Ervaringen “Het onderling vertrouwen tussen de partijen is goed,” aldus Peter van den Ouden, manager Zorgondersteunende Sector van GGZ Westelijk Noord-Brabant. “Dat was vanaf het begin goed en is in de loop van de samenwerking bevestigd en versterkt. Als we meteen met het regelen van de financiën waren begonnen, hadden we de samenwerking beslist niet voor elkaar gekregen zoals die nu is.” 46
47
Steunpunt Studie en Handicap
12
“De mentale bereidheid van docenten en afdelingen op het ROC is van groot belang” Wat? Steunpunt Studie en Handicap biedt steun en hulp bij het volgen van een opleiding op het Koning Willem I College (Regionaal Opleidingencentrum) Voor wie? Deelnemers met een lichamelijke handicap, een chronische ziekte of psychische problemen Waar? Den Bosch Per wanneer? Begin jaren ’90 gestart, in 1994 eerste landelijke pilot ‘Samen naar Werk’ Door wie? Koning Willem I College (KW1C) en POG/Brabants centrum voor gehandicaptenbeleid
1. Waarom is het Steunpunt Studie en Handicap opgezet? Het Koning Willem I College (KW1C) heeft als uitgangspunt dat iedere deelnemer een opleiding of cursus kan volgen die afgestemd is op zijn of haar specifieke wensen en mogelijkheden en op de vraag van de arbeidsmarkt en het vervolgonderwijs. Het KW1C wil dit ook realiseren voor deelnemers met een beperking of een handicap en heeft daarom het Steunpunt Studie en Handicap opgezet. Het idee om een dergelijk steunpunt op het Bossche onderwijsinstituut te realiseren, stamt uit het begin van de jaren ’90. Ton van den Bersselaar, docent van het KW1C, bezocht destijds samen met Rob van Asten van het POG, een conferentie over mensen met een lichamelijke handicap in het beroepsonderwijs. Na afloop van deze dag besloten het KW1C en POG dat er in de regio extra aandacht moest komen voor studenten met een handicap in het onderwijs.
2. Hoe is het project opgezet en georganiseerd?
het KW1C middels enquêtes die uitgezet werden onder docenten. Aansluitend werd het KW1C pilot in een landelijk project ‘Samen naar Werk’. Van 1994 tot 1998 werd dit pilotproject gefinancierd door verschillende ministeries. Het doel was een vergroting van de instroom van mensen met een handicap in het middelbaar beroepsonderwijs. Binnen dit project werd het KW1C gekoppeld aan Werkenrode, een erkend centrum voor beroepsopleiding van gehandicapten. Werkenrode gaf het KW1C ondersteuning en expertise bij het onderwijstraject van deelnemers met een beperking. Ton van den Bersselaar werd projectleider en werd daarvoor half vrijgesteld als docent. Hij kreeg een herkenbare eigen werkplek met telefoonlijn en hield zich voornamelijk bezig met het geven van informatie en ondersteuning op de afdelingen en met het aanschaffen van hulpmiddelen, zoals ergonomische toetsenborden, grote monitoren, een brailleleesregel en een ringleiding voor doven. Hij zag het als een belangrijke taak om de docenten op de afdelingen in te laten zien dat de extra inspanningen voor mensen met een handicap best mee konden vallen. “De mentale bereidheid van docenten en afdelingen is van groot belang”, aldus Ton van den Bersselaar. In 1996 kwam er een vervolgpilot: de EBG-pilot. Deze pilot was gericht op uitwisseling van kennis naar andere Regionale Opleidingencentra (ROC’s). EBG staat voor ‘Expertiseontwikkeling Beroepsopleiding Gehandicapten.’ Deze pilot werd gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) en voor 45% door het KW1C (voorwaarde voor financiering). Deze nieuwe pilot bracht meer (extern) werk met zich mee en betekende een uiteindelijke uitbreiding van de personeelsformatie van het steunpunt naar 2,5 fte (6 personen).
Bersselaar. Dit overleg is praktisch van aard: er worden casussen besproken en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast is er een landelijk netwerk van steunpunten: het Platform Gehandicapten Beroepsopleiding Volwassen Educatie. Aanmelding en intake KW1C Iedereen die onderwijs wil volgen aan het KW1C vult een aanmeldingsformulier in. Op dit formulier kunnen potentiële deelnemers bijzonderheden invullen over eventuele medische beperkingen die ze hebben. Ze kunnen een kruisje zetten bij de volgende categorieën: motorisch, visueel, auditief, psychisch, overig en dyslexie. Verder wordt gevraagd of ze willen dat het KW1C rekening houdt met hun medische beperking. Alle aanmeldingsformulieren komen binnen op een centraal punt. De formulieren van personen met medische beperkingen worden direct in kopie doorgestuurd naar het Steunpunt Studie en Handicap. Het steunpunt bepaalt mede of deze mensen aangenomen worden. In veel gevallen bepalen ze dit aan de hand van het formulier zelf (bijvoorbeeld bij dyslexie of kleurenblindheid). De rest wordt binnen 14 dagen gebeld. Het steunpunt kan tijdens het telefoongesprek bepalen of iemand wordt aangenomen, of maakt een afspraak met de persoon in kwestie waarbij ook een studieadviseur van de afdeling aanwezig zal zijn. Tijdens dit gesprek wordt besproken of de opleidingswens van de potentiële deelnemer mogelijk is met zijn of haar beperking, welke problemen zich kunnen voordoen en welke aanpassingen nodig zijn bij toelating. Bepaalde beperkingen zijn echt niet te combineren met bepaalde opleidingen. Ton van den Bersselaar noemt enkele voorbeelden: “Iemand met ernstige visuele beperkingen kan bijvoorbeeld geen kok worden, en iemand die kleurenblind is kan geen verpleegkundige worden.”
Kennisuitwisseling Na afloop van de EBG-pilot ontstonden er regionale en landelijke overlegorganen over de combinatie studie en handicap. Er is een periodiek regionaal overleg tussen ROC Breda, Tilburg, Den Bosch, Veghel/Oss, Sensis, Viataal en Werkenrode onder voorzitterschap van Ton van den
Start- en pilotfase Van den Bersselaar en Van Asten besloten om eerst in kaart te brengen hoeveel leerlingen met beperkingen er al onderwijs volgden op 48
49
Ondersteuning Het Steunpunt Studie en Handicap biedt ondersteuning op de volgende terreinen: hulp bij het aanvragen van voorzieningen en aanpassingen; afspraken maken met docenten; toegankelijkheid van een opleiding; advies krijgen over de match tussen opleiding en beroepsrichting en handicap; problemen met uitkerende instanties of problemen tijdens het opleidingstraject; voorzieningen een aanpassingen tijdens de examens; een uitgebreid onderzoek voorafgaand aan de opleiding; bemiddeling tussen afdeling en stageplaats als het gaat over aanpassingen. Vaak kan het steunpunt helpen door eigen kennis van zaken, maar het kan ook voorkomen dat het steunpunt voor bepaalde adviezen contact opneemt met andere instellingen en organisaties. Het steunpunt organiseert ook workshops voor docenten. Cijfermateriaal In totaal zitten er momenteel 1700 personen met een beperking in de kaartenbak van het steunpunt. Ongeveer 700 personen zijn dyslectisch of kleurenblind; voor die groep hoeft het steunpunt weinig te doen. De overige deelnemers kosten wat meer tijd. Van deze groep hebben ongeveer 250 deelnemers psychische of psychiatrische problemen. Deze groep wordt steeds groter. Daarnaast zitten er momenteel 30 dove mensen op het KW1C. ‘Probleemgevallen’ De deelnemers die op het aanmeldingsformulier invullen dat ze medische beperkingen hebben krijgen vaak de juiste steun en hebben daardoor meer kans om de opleiding goed te doorlopen. Problemen komen echter vaker voor bij mensen die bij instroming geen bijzonderheden invullen en later in hun opleidingstraject opeens beperkingen blijken te hebben. Vaak vallen deze personen door de mand tijdens een stageperiode of constateert een docent dat er problemen zijn. De student komt dan vaak toch terecht bij het
50
steunpunt. Er worden dan gesprekken gevoerd en eventueel wordt de geestelijke gezondheidszorg erbij betrokken. Vaak rond deze groep de opleiding niet af. Financiering Het Steunpunt Studie en Handicap is jarenlang landelijk pilotproject geweest. De eerste hulpmiddelen zijn ook vanuit de landelijke pilotgelden betaald. In 1999 was de slotconferentie en vanaf toen was de financiële dekking minimaal. Er is nu alleen een structurele financiering van het Ministerie van OCW van circa 25 duizend euro per jaar. Dit bedrag is toegevoegd aan de lumpsum financiering van het ROC. Ondanks het feit dat het steunpunt er steeds meer taken bij krijgt en de problematiek groter wordt, blijft de financiering gelijk. Dit zorgt voor grote problemen: de druk is enorm en het is onmogelijk om alle taken uit te voeren. Het rugzakje, de leerlinggebonden financiering voor kinderen met een functiebeperking, is er alleen in het primaire- en voortgezet onderwijs. “Leerlingen die daarna naar het ROC willen hebben plotseling geen recht meer op dit rugzakje,” aldus Ton van den Bersselaar. “Het zou raadzaam zijn om ook voor deze vorm van onderwijs een rugzakje in te voeren.”
3. Ervaringen De aanwezigheid van het Steunpunt Studie en Handicap zorgt ervoor dat er betere randvoorwaarden komen voor studenten met een handicap om de opleiding succesvol af te ronden. Dit kan door de aanwezigheid van hulpmiddelen maar ook door de mentaliteitsverandering van docenten en afdelingen jegens mensen met een handicap. Ton van den Bersselaar geeft een voorbeeld van een mentaliteitsverandering van een afdeling: “Een slechthorend meisje was afgewezen voor de horecaopleiding. Als reden gaf de afdeling dat de horecabranche niet geïnteresseerd was in slechthorende mensen. Toen ik vroeg welk bedrijf dat had aangegeven kwam er geen antwoord. Ik heb ervoor gezorgd dat ze alsnog werd aangenomen. Nu dat goed blijkt te gaan staat de horeca-afdeling veel meer open voor mensen met beperkingen.”
Twee jaar geleden is er bij het KW1C een onderzoek gedaan bij de doelgroep over de tevredenheid over het Steunpunt Studie en Handicap. De deelnemers die hun opleiding nog niet hadden afgerond oordeelden positief, de deelnemers die het ROC reeds verlaten hadden plaatsten wat kritische kanttekeningen. Dit had echter ook te maken met de pilotfase waarin het steunpunt in die tijd zat. Hoger onderwijs Via het landelijke expertisecentrum handicap + studie werkt ook het hoger onderwijs aan haar toegankelijkheid. Bij dit expertisecentrum kunnen studenten en docenten met vragen terecht. Ook de Stichting Vademecum, belangenorganisatie voor en door studenten met een functiebeperking in het hoger onderwijs heeft een helpdesk voor studenten, ouders en docenten. (Bron: POG/Brabants centrum voor gehandicaptenbeleid)
Contact Ton van den Bersselaar Beleidsmedewerker Studie en Handicap Koning Willem I College Vlijmenseweg 2 5223 AZ Den Bosch (073) 624 99 05
[email protected] www.kw1c.nl
51
13 Lunchcafé en gemeenschapshuis In de roos “Ontmoeten wordt leuk” Wat? Het sociaal cultureel centrum annex lunchcafé In de Roos is een leer/werkbedrijf voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking in Den Bosch-Zuid Voor wie? Gebruikers van het sociaal cultureel centrum, passanten die willen lunchen, wijkbewoners en mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking Waar? Den Bosch Per wanneer? Gestart in november 2003, overname van het gemeenschapshuis per 1 januari 2004, lunchcafé officieel geopend in maart 2004 Door wie? Particulier initiatief in samenwerking met onder andere ouders van verstandelijk gehandicapten, Cello en Stichting De Meent
1. Waarom is In de roos opgezet? Waarom kan in Den Bosch niet, wat in Groningen kan? Met die vraag kwam Eline van Lith twee jaar geleden terug van een dagje winkelen in Groningen. Tijdens haar verblijf in die stad lunchte zij in een fraai grand café in het stadscentrum. Tot haar verrassing werd ze bediend door – naar eigen zeggen – “een prachtige mongool in een prachtige bloes.” Eline van Lith bleek neergestreken in een lunchcafé dat mede werd gedreven door verstandelijk gehandicapte mensen. De reïntegratiedeskundige, oud-ondernemer en moeder van een inmiddels volwassen dochter met een handicap nam daarop zelf het initiatief tot een horecagelegenheid in Den Bosch, waar mensen met een verstandelijke handicap kunnen (leren) werken. In eerste instantie was het plan om een volledig commercieel lunchcafé te starten. 52
Ze ging op zoek naar een compagnon die met haar het ondernemersrisico wilde lopen en die mee wilde werken op de werkvloer. Al ras bleek dat een onderneming financieel moeilijk haalbaar was én niet de beste garanties bood voor continuïteit. Continuïteit is juist een belangrijke voorwaarde voor de groep medewerkers met een verstandelijke handicap. Om die redenen werd het initiatief ondergebracht in de stichting In de roos. In september 2003 heeft de stichting het informele beheer van het gemeenschapshuis in Den Bosch-Zuid overgenomen van de eigenaar, Stichting De Meent. Na een inwerkperiode en een stevige verbouwing van het horecadeel werd op 26 maart 2004 het lunchcafé officieel geopend. Het lunchcafé bevindt zich aan de rand van het Zuiderpark en tussen bedrijven en woningen. “Het is een leuke plek voor een café. We zitten bewust niet in de binnenstad met zijn drukte en de scherpe concurrentie in de horeca,” zegt Van Lith. “De bezoekers en ook onze gehandicapte medewerkers kunnen In de roos makkelijk bereiken.”
2. Hoe is het georganiseerd? Functies en ondersteuning Leer/werkbedrijf Tien mensen met een verstandelijke of lichamelijke handicap werken op dit moment bij In de roos. Zij zijn in september 2003, toen In de roos het informele beheer van het buurthuis overnam, met een trainingsprogramma gestart. Tot de opening in maart 2004 hebben zij zowel praktijklessen gehad, veelal in de vorm van ‘training on the job’, als theorielessen. Zij werken nu onder begeleiding in de keuken, de bediening en het buurthuis. Nu werken deze medewerkers nog onbetaald. Het is zeker de bedoeling om op termijn te kijken of een aantal mensen kan doorgroeien naar een betaalde functie, hier of elders. De begeleiding wordt door zes personen verleend (4 fte). Naast Eline van Lith die het management voor haar rekening neemt, zijn dat vakkrachten die uit de horeca afkomstig zijn. Dit zijn vakmensen “met het hart
op de goede plek.” Behalve vakkennis moeten ze ook een portie geduld en affiniteit meebrengen. Het lunchcafé wil in de eerste plaats een goede naam opbouwen, met een goede lunchkaart, een enthousiaste sfeer, goede faciliteiten en niet te lange wachttijden voor de gasten. Dat biedt de beste garanties voor de lange termijn. Van Lith: “Desnoods nemen de begeleiders in het begin meer taken over van de gehandicapte medewerkers, zodat die ook in de eigen rol kunnen groeien.” Lunchcafé Het voormalige buurthuis De Meent was sterk verouderd. “Stoffig”, zo kwalificeert Van Lith het. In de oude koffieruimte werd onder andere gekaart en gebiljart door oudere buurtbewoners. Deze hebben een nieuw plekje binnen het buurthuis gekregen en de koffieruimte heeft een totale metamorfose ondergaan. Het is een fris, open en sfeervolle lunchcafé geworden waar vanaf week 1 de gasten toestromen. Tevens is In de roos op vrijdagavond open. Iedereen kan dan komen eten en borrelen, maar de openstelling is vooral ook een gelegenheid voor mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking om elkaar te ontmoeten. Gemeenschapshuis Ook vinden er allerlei buurtactiviteiten plaats, zoals bijvoorbeeld het bewegen voor ouderen, taalcursussen, open activiteiten zoals kaarten en biljarten en de vergaderingen van de wijkraad. Ook heeft Stichting Divers, het lokale welzijnswerk, hier een steunpunt. Sinds twee jaar wordt in het buurthuis ook weer het carnaval voor de wijk georganiseerd. De gehandicapte medewerkers namen samen met buurtbewoners het vele werk op en rond deze middagen voor hun rekening. Zo stonden mensen met en zonder handicap paarsgewijs achter de bar, de snoepverkoop et cetera. Momenteel houdt een stagiaire een onderzoek naar de wensen van schoolkinderen en hun ouders.
53
Eline van Lith droomt al hardop van een kinderruimte en een kinderkookcafé bij In de roos. Ook voor andere groepen ziet ze nog mogelijkheden genoeg, zoals koken voor mannen.
Organisatie en financiering Hoe kom je van een particulier initiatief naar een breed gedragen initiatief? Eline van Lith verzamelde mensen om haar heen die haar initiatief steunden. Onder andere ouders van verstandelijk gehandicapte kinderen, politieke gezagsdragers, instellingen en ondernemers. Deze vormden onder voorzitterschap van burgemeester Ton Rombouts een comité van aanbeveling. De voorzitter van stichting In de roos is Leo van Beek, lid van de Raad van Bestuur van Cello, een regionale instelling voor gehandicaptenzorg. Om het lunchcafé in te richten en een professionele keuken aan te bouwen heeft zij steun gehad van onder andere de gemeente en vele sponsors, zoals bouw- en onderhoudsbedrijven en horecaleveranciers. De overige zalen van het buurthuis zijn voorlopig provisorisch opgefrist. De stichting zal zichzelf moeten bedruipen. Zij heeft diverse inkomstenbronnen: inkomsten vanuit de horeca en de zaalverhuur; AWBZ/PGB-gelden voor de verstandelijk gehandicapte medewerkers; sponsors, zoals Cello en particulieren (‘Vrienden van In de roos’). Cello ondersteunt In de roos door in deze ontwikkelingsfase
54
garanties voor personele ondersteuning te bieden en haar cliënten door te laten stromen naar het leer/werkbedrijf.
3. Ervaringen De combinatie van buurthuis en lunchcafé biedt allerlei mogelijkheden voor spontane ontmoetingen tussen allerlei mensen met en zonder handicap. In september 2003, toen In de roos in het buurthuis neer streek, waren veel mensen gewend om langs elkaar heen gebruik te maken van het centrum. Ook viel het Van Lith op dat sommige buurthuisbezoekers erg onwennig op mensen met een verstandelijke handicap reageerden en hen weinig krediet boden. “Je verwacht dat mensen innerlijk aangesproken worden. Dat mensen een vraag anders stellen of iets meer geduld opbrengen.” Daar zit gelukkig veel verandering in. De onwennigheid verdwijnt en mensen groeten elkaar nu weer in het centrum. De mensen van de kaartclub en de biljartclub hadden de meeste overlast van de verbouwing. “Wij hebben hen en het bestuur van stichting De Meent afgelopen december voor een kerstdiner uitgenodigd. Onze mensen verzorgden dit diner. Dat hadden ze nog nooit meegemaakt. Ze reageerden heel enthousiast. Zo wordt ontmoeten weer leuk.” lacht Eline van Lith.
Contact
Contact Eline van Lith, manager Zuiderparkweg 282 5216 HE ‘s-Hertogenbosch (073) 614 33 44
[email protected] www.lunchcafe-inderoos.nl
55
Wonen Zorg en Service in de Wijk
14
“Vraag om de hoek, zorg om de hoek”
BUURT- EN NABIJHEIDSDIENSTEN
Wat? Wonen Zorg en Service in de Wijk (WZSW) biedt woon-zorg-servicediensten voor mensen met beperkingen in de wijk Tilburg-Noord. De woonzorgserviceverleners worden geworven uit deze wijk en worden door WZSW geschoold Voor wie? Mensen met beperkingen en mensen die als dienstverlener aan de slag willen Waar? Tilburg-Noord Per wanneer? Het project startte in juni 2001 en loopt tot juni 2004 Door wie? PRVMZ, Stichting De Wever, Thebe Woon- en Zorgdiensten,WonenBreburg, gemeente Tilburg, Werkvoorziening Diamant, Welzijnsinstelling De Twern
1. Waarom is WZSW opgezet? In 2001 waren er grote wachtlijsten en een tekort aan arbeidskrachten in de zorg. De PRVMZ heeft toen het initiatief genomen voor een wijkgerichte aanpak onder het motto: ‘vraag om de hoek, zorg om de hoek’. Dit initiatief is het project Wonen Zorg en Service in de Wijk (WZSW) geworden in Tilburg-Noord. Vraag om de hoek: steeds meer ouderen en burgers met verstandelijke, lichamelijke en psychiatrische beperkingen wonen in de wijk. De vraag naar basale hulp en ondersteuning zal toenemen. WZSW ontwikkelt die nieuwe woon-, zorg-, servicediensten op wijkniveau.
56
57
Het doel is dat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Zorg om de hoek: een tweede gedachtegang binnen het WZSW-project is dat er – ondanks de tekorten aan arbeidskrachten in de zorg die er in 2001 nog waren – voldoende mensen zijn die in de zorg aan de slag willen, mits dit in de eigen woonomgeving is. Bijvoorbeeld omdat mensen het werk dan beter met hun privéleven kunnen combineren. Het project is ontwikkeld door Thebe Thuiszorg, De Wever – een organisatie voor verpleeg- en verzorgingshuiszorg – woningcorporatie WonenBreburg, de gemeente Tilburg en de PRVMZ. Later is de samenwerking uitgebreid met sociale werkvoorziening Diamantgroep en welzijnsinstelling De Twern. Wonen Zorg en Service in de Wijk werkt intensief samen met het project ‘Samen aan de Slag’ in Breda-Noordoost.
2. Hoe is het georganiseerd? Doelen en doelgroep Het project koppelt de zorgvraag en het aanbod op de schaal van de wijk aan elkaar. Er zijn mensen in de wijk die hulp nodig hebben én er zijn in dezelfde wijk mensen die hulp willen geven. WZSW richt zich op drie doelen: 1. Het ontwikkelen van arbeidspotentieel in de zorg Er worden mannen en vrouwen geworven onder uitkeringsgerechtigden (onder andere bijstandsgerechtigden, WAO’ ers) en ‘stille reserves’ in de wijk (zoals herintredende vrouwen en allochtonen). Iedere inwoner uit Tilburg-Noord die wil werken in de dienstverlening of zich daarop wil oriënteren, is welkom. Het uitgangspunt is dat het werk aansluit op eigen competenties. De scholing en begeleiding worden op maat geleverd. 2. Het ontwikkelen van nieuwe woon-, zorg- en servicediensten De vraag naar basale diensten zoals woonbegeleiding, klussen in en om het huis en ondersteuning bij maatschappelijke participatie, neemt toe. WZSW ontwikkelt die nieuwe diensten. Ook ontwikkelt het project de nieuwe functie woonzorgservice-verlener.
58
3. Wijkgerichte samenwerking Een effectieve koppeling van de zorgvraag en het aanbod op wijkniveau vraagt om goede verbindingen, om goede samenwerking tussen groepen in de wijk. WZSW maakt die verbindingen. Aanbod Het aanbod van WZSW overlapt niet met het dienstenpakket van de thuiszorg, de ouderenzorg of de woningcorporatie. Het WZSW-aanbod is aanvullend op de reguliere dienstverlening. “Onze mensen bieden iets anders dan de thuiszorg,” zo stelt Peggy Trienekens, projectleidster in Tilburg. “Ze doen eigenlijk juist die dingen waar de thuiszorg niet (meer) aan toekomt: eens gaan wandelen met iemand in een rolstoel, een praatje maken, of kleine klusjes opknappen. Dat laatste gebeurt door onze klusjesmannen die bij WonenBreburg een stage hebben gevolgd.”
Aanbod diensten WZSW in 2004 Woondiensten Hulp bij verhuizen / grote schoonmaak Hulp bij gebruik (elektro) technische apparaten Kleine reparaties Werkzaamheden tuinonderhoud Dierverzorging Zorgdiensten Boodschappen Hulp bij maaltijdbereiding Schoonmaakwerkzaamheden Hulp bij was en strijk Administratieve ondersteuning Welzijnsdiensten Ondersteuning mantelzorg Begeleiden bij boodschappen, artsbezoek en sociale activiteiten
Organisatie De uitvoering van het project is in handen van een lokaal projectteam. Peggy Trienekens leidt het Tilburgse project met ondersteuning van provinciaal projectleider Jan Hoeben. Het project wordt aangestuurd door de ‘Stuurgroep WZSW’ waarin alle samenwerkingspartners zijn vertegenwoordigd. Hierin zitten met name operationeel managers, zoals afdelingshoofden en locatiemanagers. Voor belangrijke beleidsbeslissingen is een ‘Stuurgroep Plus’ in het leven geroepen. In die stuurgroep zitten leden van de Raden van Bestuur van Thebe, De Wever en WonenBreburg.
riment met eigen betalingen door de gebruikers. In de wijk zijn zo’n duizend gratis dienstencheques ter waarde van vijf euro verspreid. Dit is dankzij de EQUAL-subsidie een sterk gereduceerd tarief. De tegenwaarde van een dienstencheque is één uur dienstverlening. Voor meer uren dienstverlening kunnen mensen extra cheques bijkopen. Aan de gratis dienstencheque is een onderzoek verbonden. Onderzocht wordt of WZSW-gebruikers in de toekomst voor de diensten willen betalen.
De kernactiviteit is het LeerWerkDienstenBedrijf. Dit bedrijf regelt de werving, opleiding en toeleiding van arbeidskrachten en hun inzet in de wijk. Hiervoor wordt samengewerkt met Diamantgroep die de werkgeversfunctie voor haar rekening neemt en met de Regionale Opleidingscentra (ROC’s) in Tilburg, Breda en Den Bosch. De ROC’s verzorgen scholing en trainingen.
WZSW heeft na een aanloopjaar in 2003 wortel geschoten in Tilburg-Noord. Met name de zichtbare aanwezigheid in de wijk – in de vorm van het pand aan de Dussekstraat 35 – is belangrijk. In dit pand vindt de scholing en training plaats en vanuit de Dussekstraat worden de woonzorgservicediensten geleverd.
Financiering Het project wordt uit verschillende bronnen gefinancierd. De samenwerkingspartners nemen gedurende de looptijd van het project de salariskosten van de projectleider voor hun rekening. De gemeente koopt activerings- en reïntegratietrajecten bij het LeerWerkDienstenBedrijf in, waaruit de scholing en begeleiding worden bekostigd. Het Zorgkantoor Midden-Brabant betaalt een aantal door WZSW geleverde diensten. Voor deze diensten is een AWBZ-indicatie vereist. WZSW werkt hiervoor nauw samen met Thebe Thuiszorg.
Nancy Norbart, woonzorgserviceverleenster van het eerste uur: “Voor mij betekent het project ‘blijde gezichten.’ En het mes snijdt daarbij aan twee kanten: mensen helpen maakt mij gelukkig en je maakt het leven van de ouderen ook een stukje gelukkiger.”
3. Ervaringen
Mevrouw De Beer, 76 jaar en WZSW-klant: “Het project betekent veel voor mij. Nadat ik verhuisde werd het me allemaal iets teveel. Ik voelde me soms eenzaam. Net op dat moment hoorde ik van het project in Noord. De hulp die nu langs komt is erg aardig en ik ben zelf aan een cursus begonnen.”
Verder heeft WZSW financiële bijdragen gekregen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), de Provincie Noord-Brabant en het Bergmansfonds. Ook krijgt WZSW een Europese EQUALsubsidie. Deze Europese-regeling verdubbelt het bedrag dat door de Nederlandse partners is opgebracht. Hierdoor kon het project snel groeien. Ten slotte loopt er sinds het voorjaar van 2004 een expe-
59
Het project ontwikkelt zich voorspoedig. Er zijn voldoende mensen die in de eigen wijk aan de slag willen. “In anderhalf jaar hebben we ongeveer honderd mensen in toeleidingstrajecten gehad, waaronder veel allochtone vrouwen, maar ook WAO’ers en herintreedsters,” zo vertellen Peggy Trienekens en Jan Hoeben. Ook is er vanuit de wijk voldoende vraag naar diensten. De honderd mensen die zijn opgeleid en aan het werk zijn gezet hebben ruim 4300 uren diensten verleend aan mensen met een beperking uit de wijk. Van de gratis verspreide dienstencheques wordt ook gebruik gemaakt. Tot nu toe maakte ongeveer 30% van de mensen die een cheque kregen er gebruik van. “Het beleid en de omstandigheden voor het project wisselen snel,” constateren Trienekens en Hoeben. Er is behoefte aan dit soort diensten, alleen passen ze nog niet binnen bestaande structuren en financiering. Om WZSW na de experimentele periode te laten overleven, wordt gedacht aan een mix van financieringen: reïntegratiegelden (gemeente); zorggelden (AWBZ of de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning/WMO); welzijnsgelden (gemeente); inkoop van woon- en servicediensten door de woningcorporatie ten behoeve van de eigen huurders; eigen bijdragen van gebruikers via dienstencheques. De gemeente Tilburg is steeds meer geïnteresseerd geraakt in dit project, vooral sinds de invoering van de nieuwe Wet Werk en Bijstand (WWB) en de aankondiging van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, waarin taken vanuit AWBZ naar de gemeente overgeheveld worden. Ook vanuit de gehandicaptenzorg wordt belangstelling getoond. Cliënten van Amarant kunnen WZSW voor diensten inschakelen, maar kunnen zelf ook iets voor de andere wijkbewoners betekenen. Het begin is gemaakt: een wijkbewoner werkt mee als begeleider op een activiteitencentrum van Amarant en enkele bewoners van Amarant doen boodschappen voor wijkbewoners. Dit bevordert de onderlinge acceptatie.
60
Wat is bepalend voor het succes? Peggy Trienekens: “Concreet aan de slag gaan. Niet teveel grote verhalen en vooral een goed netwerk hebben in de wijk en binnen instellingen zoals de thuiszorg. Voor stageplaatsen is medewerking op de werkvloer nodig. Het project moet ook de tijd krijgen. Het gaat om onorthodoxe koppelingen, bijvoorbeeld tussen de zorg en de arbeidsmarkt en het onderwijs. Het duurt even voor die elkaars taal spreken.”
DorpsServiceCentrum Helenaveen
15
“De dorpscongiërge: ogen, oren, mond en handen van de gezamenlijke instellingen” Wat? Het Dorpsservicecentrum in Helenaveen is een combinatie van informatiepunt, ontmoetingspunt en dienstencentrum met als doel de leefbaarheid te bevorderen Voor wie? Inwoners van Helenaveen en toeristen
Contact
Waar? Helenaveen
Peggy Trienekens, projectleider Tilburg Dussekstraat 35 5011 AG Tilburg (013) 455 87 31 Jan Hoeben, provinciaal projectleider Geert Grootestraat 31 5216 HV Den Bosch (073) 613 42 24
[email protected] www.woonzorgservice.com
Per wanneer? 1999 Door wie? Stichting Dorpsraad Helenaveen, Stichting Welzijn Deurne, gemeente Deurne, Staatsbosbeheer en Zorgboog/Kruisvereniging Helenaveen
1. Waarom is het Dorpsservicecentrum opgericht? Het Peeldorp Helenaveen loopt langzaam leeg. Op dit moment wonen er nog een kleine 900 mensen. Onder andere een herstructurering van de landbouw, waarbij landbouwgrond wordt omgevormd tot natuur, leidt tot het vertrek van (boeren)gezinnen. Het dorp vergrijst bovendien. De vele ouderen die het dorp telt, willen er vaak graag blijven wonen. Maar in de loop der jaren zijn veel voorzieningen verdwenen, zoals de huisarts en de supermarkt. Er rijdt enkel een buurtbus op werkdagen. Halverwege de negentiger jaren bleef er zo nog maar een schamel aantal voorzieningen over in Helenaveen, met als belangrijkste de basisschool, de peuterspeelzaal en een dependance van de openbare bibliotheek. Tegen die achtergrond heeft de Stichting Welzijn Deurne in 1997 in opdracht van de gemeente een dorpsservicecentrum opgezet in Helenaveen, in samenwerking met de bewoners en de instellingen uit de regio. Oorspronkelijk was het plan om ook in Liessel en Neerkant zo’n centrum op te zetten. Door financiële en organisatorische randvoorwaarden is in 1999 op experimentele basis alleen in Helenaveen gestart. Inmiddels is op vrijdag 23 april 2004 het eerste lustrum gevierd.
61
2. Hoe is het georganiseerd? Drie functies Het servicecentrum is gevestigd in het voormalige Kruisgebouw in de Oude Peelstraat, midden in het dorp. Het is verbonden met het naastgelegen gemeenschapshuis ‘De Gouden Helm’, dat is vernoemd naar de Romeinse officiershelm die in de peelgrond nabij Helenaveen in 1910 is gevonden. Voor het dorpsservicecentrum staat sinds 2001 ‘De Peelbascule’, een winkel die wordt gedreven door vrijwilligers en waar streekeigen producten worden verkocht, waar onder agrarische. De oprichting van De Peelbascule is een initiatief van ZLTO, het dorpsservicecentrum, de dorpsraad, Welzijn Deurne en de gemeente. De diensten en ondersteuning die vanuit het voormalige Kruisgebouw door de vrijwilligers, de dorpsconciërge en de deelnemende instellingen, worden geboden, kunnen niet onder één noemer worden gevat. Het dorpsservicecentrum kent meerdere functies, namelijk: Informatiepunt Bewoners kunnen er terecht voor allerlei vragen op het terrein van wonen, zorg en welzijn. De Stichting Welzijn Deurne fungeert als achterwacht voor de tien vrijwilligers die aan de balie staan. Toeristen kunnen er zeven dagen per week terecht voor informatie over het dorp en de omgeving, bijvoorbeeld wandel- en fietsroutes. Hiervoor werkt het centrum samen met Staatsbosbeheer en de VVV in Deurne. Dienstencentrum De centrale spil in het dienstenaanbod van het centrum is de dorpsconciërge, Jan Houtkamp. Hij is “de ogen, de oren, de mond en de handen van de gezamenlijke instellingen in het dorp.” De conciërge is buurtbeheerder. Hij staat daarvoor in contact met de dienst Openbare werken, de politie en Staatsbosbeheer. En de dorpsconciërge is er voor de mensen in het dorp. Een praatje hier, concrete hulp daar. Via de conciërge of het centrum kan ook de Hulpdienst Deurne worden ingeschakeld. In het dorpscentrum is ook een spreekkamer ingericht, waar twee huisartsen uit naburige kernen twee keer
62
per week spreekuur houden. De wijkverpleging en de GGD houden er spreekuur/weeguur en de uitleen van thuiszorgartikelen wordt er verzorgd. Bovendien is er sinds 2003 een pedicure met een grote klantenkring gevestigd. Ontmoetingspunt Het dorpsservicecentrum is een belangrijk ontmoetingspunt voor de bewoners. Dit vanwege de combinatie van functies: informatiebalie en wachtkamer, maar ook voor een kop koffie, de leestafel of het kopieerapparaat. Het is als het ware de huiskamer van het dorp. Voor de inwoners is het servicepunt van TPG Post een belangrijke reden om naar het centrum te komen. Dat zat voorheen als postagentschap in de inmiddels verdwenen supermarkt. Tevens is op initiatief van de Kruisvereniging Helenaveen in het pand een internetservice gerealiseerd met drie internetcomputers.
Staatsbosbeheer en Kruisvereniging Helenaveen – constateerden dat het servicecentrum bijdroeg aan de bevordering van de leefbaarheid in Helenaveen. In 2002 hebben deze organisaties dan ook afspraken gemaakt om het project voort te zetten. Zij hebben in 2003 hiervoor een samenwerkingsovereenkomst ondertekend.
Organisatie en financiering De dorpsconciërge is via een ID-baan in dienst van initiatiefnemer Stichting Welzijn Deurne. De overige werkzaamheden komen voor rekening van vrijwilligers. Zonder hen zouden deze voorzieningen niet kunnen bestaan. “Helenaveen is van oorsprong een pioniersdorp, en dat zie je nog steeds”, zo meent Juul Swinkels van Stichting Welzijn Deurne. “De mensen zijn kritisch, maar als ze ergens achter gaan staan, dan gaan ze er ook voor.” Bij de start van het centrum in 1999 was er voor twee jaar financiering. Dit onder andere dankzij bijdragen van de gemeente, Stichting Welzijn Deurne, Het Juliana Welzijnsfonds, het project ‘Leefbaarheid in de Peel’ van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Staatsbosbeheer. Deze laatste voelt zich nadrukkelijk mede-verantwoordelijk voor de leefbaarheid in het dorp vanwege de herstructureringsoperatie in de agrarische sector en het toerisme.
In de loop van 2004 wordt een start gemaakt met de verbouwing van gemeenschapshuis ‘De Gouden Helm’. Het servicecentrum en De Peelbascule krijgen hier onderdak. Door deze fysieke integratie kunnen de activiteiten van deze drie beter op elkaar worden afgestemd. Ook zijn er dan wellicht mogelijkheden om nieuwe diensten toe te voegen. Juul Swinkels van Stichting Welzijn Deurne denkt bijvoorbeeld aan een eetpunt voor 55-plussers.
Eind 2001 kwam een eind aan de experimentele status van het project. De betrokkenen in de Stuurgroep Dorpsservicecentrum – Stichting Dorpsraad Helenaveen, Stichting Welzijn Deurne, gemeente Deurne,
3. Ervaringen Het dorpsservicecentrum draagt bij aan de leefbaarheid, zo constateerden de betrokken partijen. Maar ook onder inwoners en toeristen is het een gewaardeerde voorziening. De balievrijwilligers houden het servicecentrum zeven dagen per week geopend. En vooral in het zomerseizoen is de aanloop groot, met name van dagtoeristen die te voet of per fiets de Peel in trekken. Maar ook in de stille tijden weten veel inwoners het centrum te vinden.
Wat zijn de factoren waardoor in Helenaveen het dorpsservicecentrum al vijf jaar met succes draait? Juul Swinkels noemde al de pioniersgeest van de bevolking. Andere factoren zijn: grote afstand tot de hoofdkern Deurne (zo’n 15 kilometer); nagenoeg geen voorzieningen in het dorp (enkel een basisschool); marginaal openbaar vervoer; aanwezigheid van (dag)toerisme (met name interessant voor Staatsbosbeheer en de VVV); bij de start een gebouw beschikbaar dat weinig aanpassingen behoefde; en vooral: een hechte gemeenschap met een rijk verenigingsleven.
In andere kleine kernen van de gemeente Deurne of andere gemeenten is het dorpsservicecentrum daarom niet zonder meer te kopiëren. In bijvoorbeeld Liessel is de afstand tot Deurne veel kleiner, zijn veel voorzieningen en winkels nog wel aanwezig en zijn er redelijke busverbindingen, waardoor de behoefte aan een servicecentrum minder groot is. In andere kernen – zoals bijvoorbeeld Mariahout, gemeente Laarbeek – is er ook een servicecentrum, maar is de constructie met een beroepskracht weer net even anders. De financiering is voor de komende jaren verzekerd, maar deze blijft kwetsbaar. Het dorpsservicecentrum blijft daarvoor afhankelijk van subsidies en sponsoring. De inkomsten uit commerciële verhuur zijn gering, al verkoopt men bijvoorbeeld wel advertentieruimte aan recreatie-ondernemers uit de regio. “Maar als we een financiële bijdrage zouden gaan vragen aan bijvoorbeeld de huisartsen, dan is het voor hen ook niet meer rendabel hier spreekuur te houden,” aldus Juul Swinkels, “en dan verliezen we waardevolle diensten voor Helenaveen. Dat willen we niet.” Er zijn ook dorpsservicecentra in: Mariahout Duizel
Contact DorpsServiceCentrum Helenaveen Oude Peelstraat 5 5759 PA Helenaveen (0493) 539 597 www.helenaveen.com Contactpersoon: Stichting Welzijn Deurne Mw. Juul Swinkels (0493) 352 500
[email protected] www.welzijndeurne.nl
63
16
Maatschappelijk steunsysteem Kalsdonk “Bouw geen piramides, hou het plat en informeel”
Wat? Netwerk van voorzieningen en instanties dat erop gericht is kwetsbare en hulpbehoevende burgers steun te bieden bij hun dagelijks leven Voor wie? Mensen met psychische of psychosociale problematiek Waar? Roosendaal, wijk Kalsdonk Per wanneer? Is in ontwikkeling Door wie? GGZ Westelijk Noord-Brabant, GGD West Brabant, AMW Traverse, Thuiszorg West-Brabant, Kentron-Novadic, gemeente Roosendaal
1. Waarom wordt het maatschappelijk steunsysteem Kalsdonk opgezet? Kalsdonk staat van oudsher bekend als een probleemwijk. De helft van de bewoners is allochtoon, er is veel werkloosheid, de eenzaamheidsproblematiek is groot en er is een grote saneringsoperatie gaande. GGZ Westelijk Noord-Brabant nam eind 2000 het initiatief tot het ontwikkelen van een project: ‘Maatschappelijk steunsysteem Kalsdonk’. Hiervoor werd met succes een beroep gedaan op een extra subsidie in het kader van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). Het doel van het project is het ontwikkelen van een netwerk van voorzieningen en instanties in Kalsdonk. Dit is erop gericht de kwaliteit van leven van mensen met psychische of psychosociale problematiek te verbeteren. Dit wil men bereiken door problemen bij individuen en groepen burgers te signaleren, door het bieden van passende hulpverlening en door bevordering van maatschappelijke participatie. Hierbij gaat het om specifieke doelgroepen zoals (ex-)psychiatrische patiënten, maar eveneens om de brede doelgroep van burgers in de wijk: ouderen, allochtonen, WAO’ers, verslaafden en mensen die problemen hebben met eenzaamheid.
64
2. Hoe is het project georganiseerd? Kernpartners De kernpartners van het project zijn: GGZ Westelijk Noord-Brabant, AMW-instelling Traverse, Thuiszorg WestBrabant, GGD West Brabant, verslavingszorginstelling Novadic-Kentron en maatschappelijke opvang Zuidwester. Netwerkpartners en de ‘twee schillenstructuur’ De essentie van het maatschappelijk steunsysteem zit in de netwerkrelaties en de ‘twee schillenstructuur’: De ‘binnenschil’ Dit is de primaire en continue drager van het steunsysteem. Deze bestaat uit de bovengenoemde kernpartners. Zij nemen deel aan het casuïstiekoverleg, waarin problemen rondom zorgwekkende wijkbewoners worden gesignaleerd en besproken. Hier wordt de lijnen uitgezet voor de hulpverlening. De GGZ Westelijk Noord-Brabant is hiervan de trekker. Partners uit deze binnenring hebben netwerkcontacten met partners uit de ‘buitenschil’. De ‘buitenschil’ Deze bestaat uit een zeer breed en gevarieerd aantal instanties. Zij worden bij de hulpverlening rond een cliënt betrokken, wanneer zij daar daadwerkelijk iets te bieden hebben. Het gaat om de volgende instanties: o zorgcentrum Wiekendaal, (integrale ouderenzorg), wanneer het om ouderen gaat; o woningcorporatie, bij huisvestingskwesties zoals over last en huurachterstanden; o netwerk overlastveroorzakende jongeren, als het om jongeren gaat (dit is in ontwikkeling); o begeleid wonen en woonbemoeizorg Kalsdonk van GGZ WNB; o buurthuis in Kalsdonk; o scholen in Kalsdonk; o politie; o gemeentelijke sociale dienst.
Patiënten/Consumenten Platform (RPCP) en voorts de kernpartners die in het casuïstiekoverleg zitten. Deze stuurgroep stelt jaarlijks een beleidsplan vast met betrekking tot dit project. Financiering De inbreng die elke partner levert in de binnenschil en de buitenschil komt uit de reguliere capaciteit. Voor de inbreng van de instellingen in het casuïstiekoverleg is een kleine, nietkostendekkende bijdrage uit gelden voor openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) beschikbaar. Voor de activiteiten van de trekker/coördinator van het maatschappelijk steunsysteem is in de eerste fase extra financiering via OGGZ beschikbaar gesteld. Op dit moment valt deze functie binnen de reguliere AWBZ-financiering. Voor de inrichting van het buurtsteunpunt is een beroep gedaan op het Combifonds van de Provincie NoordBrabant. De GGZ betaalt de huur. De financiering van dergelijke ‘dwarskijk-‘projecten is altijd lastig. “Structurele financiering van het geheel voor de toekomst is nog onzeker,” aldus Frank Hoedelmans, manager GGZ Westelijk Noord-Brabant, die dit project onder zijn hoede heeft. “De pilot loopt tot medio 2005. Mogelijk komt er een gecombineerde financiering door de kernpartners, gemeente en zorgverzekeraar,” oppert hij.
3. Ervaringen Netwerkonderhoud “Belangrijk is,” zo meldt René Vorstenbosch, projectleider en voorzitter/trekker van het casuïstiekoverleg, “dat in een aantal gevallen zaken rondom moeilijke patiënten in de wijk snel en goed kortgesloten zijn. Vanuit de kerngroep weten we indien nodig snel de woningcorporatie, de politie, de school of het verzorgingshuis te vinden en omgekeerd!”
Stuurgroep Steunsysteem Kalsdonk: De stuurgroep zet de grote beleidslijnen uit en draagt de formele verantwoordelijkheid voor het project. Hierin zitten: de gemeente Roosendaal, het Regionaal 65
We besteden veel aandacht aan contacten met de wijkbewoners en ‘netwerkonderhoud.’ Hij noemt enkele vuistregels: - Mensen uit de binnenschil en de buitenschil moeten elkaar kennen. - Zij weten wanneer zij een beroep op elkaar kunnen doen en doen dit alleen indien nodig. - Onnodig overleg wordt vermeden. Wijkbewoners worden op belangrijke thema’s betrokken via een achterbanraadpleging die onder regie en verantwoordelijkheid van het Regionaal Patiënten/Consumenten Platform (RPCP) West-Brabant wordt uitgevoerd. Dat de betrokkenheid met het project groot is, blijkt uit de grote opkomst bij een buurtnetwerkconferentie die is gehouden.
Succes/faalfactoren Frank Hoedelmans en René Vorstenbosch zijn eenstemmig: Netwerken is een apart vak, een aparte kunst. Wezenlijk is, dat je een betrouwbare partner bent. Als men een beroep op je doet, moet je er zijn. Tegelijk is ‘gepaste afstand’ van belang: elkaar geen dingen opdringen die overbodig zijn. Verder noemen ze het K.I.S.-principe (Keep It Simple). Voorts is van belang dat je zichtbaar bent in de wijk. Dit kan met een goede ‘frontoffice’. Bij de aanpak van een probleem in netwerkconstructies is het van belang een probleemeigenaar te benoemen, iemand verantwoordelijk te stellen. Deelname van de thuiszorg blijkt een belangrijke factor te zijn. Thuiszorg komt in veel gezinnen, staat dicht bij de problemen en is belangrijke signaleringsbron. Over wat je moet vermijden zijn ze even eenstemmig: te grote en formele structuren. “Bouw geen piramides, hou het plat en informeel. Dat versterkt betrokkenheid en motivatie,” aldus beide heren.
Nachtzorg Land van Cuijk “De interpretatie is het hart van de nachtzorg”
Wat? Nachtzorg voor mensen met een (verstandelijke) handicap in kleinschalige woonvormen in het Land van Cuijk Voor wie? Mensen met een verstandelijke beperking en anderen met ernstige beperkingen Waar? Gemeenten Cuijk en Boxmeer Per wanneer? Per 1 april 2004
Contact
Buurtsteunpunt/Buurtwinkel In juni 2004 wordt de buurtwinkel annex buurtsteunpunt geopend, midden in Kalsdonk. Dit is een woonhuis, annex bedrijfsruimte. Het is wezenlijk om als steunpunt midden in de wijk zichtbaar en tastbaar aanwezig te zijn. Functies van de buurtwinkel: informatiepunt voor alle bewoners van alle partners in de kerngroep; meldpunt van knelpunten en problemen in de wijk; het bureau ‘steunpunt woonbemoeizorg’ gaat van hieruit werken; het biedt vergaderruimte voor groepen die een relatie hebben met zorg en hulpverlening.
66
René Vorstenbosch GGZ Westelijk Noord-Brabant Hoofdlaan 8, Halsteren Postbus 371 4600 AJ Bergen op Zoom (0164) 289100
[email protected] www.ggzwnb.nl
17
Door wie? Vizier en Pantein Verpleging & Verzorging
1. Waarom is de regionale nachtzorg opgezet? Vizier verleent ondersteuning aan zo’n vijfentwintighonderd mensen met een verstandelijke handicap of gezinnen met een gehandicapt kind. Deze ondersteuning biedt zij vanuit een burgerschapsvisie. Eén van de elementen in die visie is dat mensen met een handicap kunnen wonen waar ze willen. De hulp volgt, óók in de nachtelijke uren. Om een beeld te geven: van de 1200 mensen die zo’n twintig jaar geleden op de instellingsterreinen in Ottersum en Gennep woonden, wonen er nu nog maar circa 500. De overigen zijn kleinschalig gaan wonen in het grote gebied tussen Gennep, Nijmegen, Oss, UdenVeghel en Venlo. In gewone huizen, in gewone straten, midden in de samenleving. Bovendien verleent Vizier al sinds jaar en dag nachtzorg voor collega-instellingen in de gehandicaptenzorg, zoals voor Diomage in Gemert en voor Plurijn in Malden. Om in dat grote gebied goede nachtzorg te kunnen bieden heeft Vizier een centrale in Ottersum. Deze werkt zowel voor de instellingsterreinen van Vizier als voor de kleinschalige woonvormen. In totaal waakt de nachtzorg over zo’n 1300 cliënten. De alarmopvolging wordt uitgevoerd door medewerkers van Vizier op locatie. In het Land van Cuijk wordt deze sinds april van dit jaar verzorgd door nachtverpleegkundigen van Pantein Verpleging en Verzorging (V&V). Dit is een proef.
67
Op incidentele basis ondersteunt de nachtzorg van Vizier ook al mensen met andere beperkingen, zoals een echtpaar waarvan de man dementerend is. Zijn vrouw kan af en toe van huis omdat naast de dagzorg van de thuiszorg ook in nachtelijke zorg en bewaking kan worden voorzien via mobiele inluisterapparatuur – door Vizier ‘Watcher’ gedoopt. Door samen te werken kunnen kennis, ervaringen en faciliteiten met elkaar worden gedeeld. Op die manier – zo hoopt Peter Takken, sectormanager nachtzorg van Vizier – kan óók in de nacht aan mensen met ernstige handicaps die verspreid in de regio wonen zorg-op-maat worden geboden.
2. Hoe is het georganiseerd? Ondersteuning Hoe werkt de nachtzorg van Vizier? Vanaf 22.00 uur ’s avonds, zeven dagen per week, wordt de centrale in Ottersum bemenst door verpleegkundigen en andere gekwalificeerde centralisten. Zij ‘luisteren in’ bij cliënten op de instellingsterreinen en in de afzonderlijke woningen. Het inluisteren bij cliënten is gebaseerd op individuele afspraken met cliënten en ouders – dit vanwege de privacy. Afhankelijk van de beperkingen en de ondersteuningsvraag van een cliënt kunnen melders en spreek- en luisterverbindingen worden geïnstalleerd (zie schema ‘Mogelijke configuratie Telezorg’). Zo wordt bijvoorbeeld bij veel cliënten ’s nachts de slaapkamer uitgeluisterd. Bij anderen wordt als voorbeeld alleen het in- en uitgaan van de slaapkamer in de gaten gehouden. De centralisten ontvangen meldingen op hun computerscherm in Ottersum. Zij moeten vanaf hun plek kunnen beluisteren of er iets aan de hand is. Snurkt iemand of heeft deze een epileptische aanval? Gaat iemand naar het toilet of blijft hij langer dan afgesproken buiten zijn slaapkamer? “De geluiden zijn moeilijk te interpreteren. De medewerkers moeten een goede inschatting maken,” aldus Peter Takken. “Dat is het hart van de nachtzorg.”
68
De sector Nachtzorg van Vizier biedt diverse producten/ diensten: Uitstelbare alarmopvolging: signalen worden doorgegeven aan medewerkers van Vizier op locatie in het werkgebied. Onmiddellijke alarmopvolging: signalen worden doorgegeven aan medewerkers op locatie. Deze gaan eventueel per auto naar de cliënt in kwestie voor geplande en ongeplande zorg. Voortdurende nabijheid: via de vaste netwerken (op instellingsterreinen) en Telezorg (voor de woningen). Permanent actief toezicht: in een enkele, uitzonderlijke situatie wordt er permanent uitgeluisterd. In samenwerking met Diomage in Gemert is er een proef waarbij een cliënt met video wordt bewaakt. Het gaat om professionele alarmopvolging. Dit in tegenstelling tot de sociale alarmering voor ouderen, waarbij mensen uit het sociale netwerk als eersten een alarmsignaal krijgen. Mogelijke configuratie Telezorg: Trekschakelaar Inluisterpunt
(in douche, WC)
(in slaapkamer, woonkamer etc.)
Drukknop
(voor direct contact)
AKOESTIFOON Halszender
(in meterkast)
(mobiele drukknop voor direct contact)
Deurmelder (op binnen- of buitendeuren)
telefonische verbinding (Telezorg)
Brandmelder
Toekomstopties
(met signaal naar brandweer)
(videobewaking, trilmatten etc.)
NACHTZORGCENTRALE
Organisatie Het bovenstaande heeft betrekking op de bestaande nachtzorg van Vizier. Ook andere instellingen in de verstandelijk gehandicaptenzorg zullen vergelijkbare nachtzorg-systemen kennen, waarbij gebruik wordt gemaakt van domotica.
Wat is hier dan nieuw aan? Het nieuwe zit in de samenwerking met de sector verpleging en verzorging. Pantein V&V verzorgt op proef de alarmopvolging voor Vizier in de gemeenten Cuijk en Boxmeer. Bij alarmsignalen uit de zes woningen van cliënten met een verstandelijke beperking in beide gemeenten, wordt niet een Vizier-medewerker ingeseind, maar wordt een nachtverpleegkundige van Pantein gealarmeerd. Dit gebeurt nog niet met het Telezorgsysteem, maar gewoon per mobiele telefoon. Dit past ook bij de status van het project. Vizier en Pantein V&V zijn op deze kleine schaal aan het uitproberen of het werkt. Zijn algemeen werkende verpleegkundigen voldoende toegerust voor deze cliëntenpopulatie? Hoe vaak moeten zij in actie komen? Verloopt de communicatie goed? Welke consequenties heeft dit voor cliënten en de betrokken organisaties? Dit is een eerste fase in wat kan uitgroeien tot verdere samenwerking tussen de verstandelijk-gehandicaptensector en de sector verpleging en verzorging. “Dit is een ontwikkelingsvraagstuk,” zo stelt Peter Takken, “waarbij de vraag aan de orde is hoe je de zorg kwalitatief en efficiënt kunt organiseren. De mogelijkheden van Vizier kunnen een alternatief bieden voor bijvoorbeeld ouderen in de regio en de diensten van Pantein of de thuiszorg kunnen waardevol zijn voor onze cliënten.” Door samenwerking ontstaat voldoende schaalgrootte. Deze schaal is nodig voor het waarborgen van de kwaliteit van de nachtzorg, zowel in de centrale als de alarmopvolging in de regio. De ambitie van Peter Takken, sectormanager nachtzorg bij Vizier, is om binnen twee jaar samen met andere zorginstellingen in het werkgebied van Vizier, de nachtzorg voor de regio te organiseren. Financiering De nachtzorg wordt bekostigd door de regionale eenheden van Vizier. Deze ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ kopen de woon- en dagondersteuning in voor de cliënten in hun regio alsmede de specifieke ondersteuning, zoals de nachtzorg of de orthopedische en geneeskundige hulpverlening.
3. Ervaringen De samenwerking staat nog in de kinderschoenen, dus de ervaringen zijn ook nog beperkt. Maar de eerste tekenen zijn positief. De verpleegkundigen uit de verpleging & verzorging staan positief tegenover de samenwerking met Vizier. “Het uitgangspunt is natuurlijk dat mensen slapen. Alleen bij calamiteiten wordt er ingegrepen en kunnen ook de huisarts of 112 worden ingeschakeld. Ze staan er niet alleen voor,” betoogt Peter Takken. Ook de medewerkers in de nachtzorg op de instellingsterreinen in Ottersum, Gennep en Grave zijn de afgelopen jaren met veranderingen geconfronteerd. Vroeger liepen zij met twee personen over het instellingsterrein. Nu gaan zij steeds meer per auto de regio in. “Zij hebben portofoons bij zich en staan in verbinding met de centrale. Ook zij staan er niet alleen voor,” aldus Takken. Peter Takken beschouwt de ontwikkelingen als een veranderingsproces. “We beginnen klein en kijken goed wat we tegen komen. We willen zeker geen mensen overvallen.” Voor wie meer inzicht wil hebben in het nachtelijke werk in de centrale: Journalist Johan de Koning volgt in de reportage “Het Hart van de Nachtzorg” (Markant, februari 2004) een nacht lang het werk in de centrale.
Contact Vizier De heer P. Takken, sectormanager nachtzorg Siebengewaldseweg 15, Ottersum Postbus 9 6590 AA Gennep (0485) 499 400
[email protected] www.vizier.nl
69
Stadshobbywerkplaats
18
“Mensen moeten dikwijls een drempel over, maar daarna blijven ze doorgaans komen”
VRIJE TIJD EN ONTMOETING
Wat? De Stadshobbywerkplaats is een centrum voor ontmoeting en educatieve, creatieve en arbeidsmatige activiteiten Voor wie? Mensen met psychiatrische en lichamelijke beperkingen, buurtbewoners, mensen uit de gemeente Veghel of de regio die op zoek zijn naar ontmoeting of passende dagactiviteiten of werk Waar? Veghel Per wanneer? Start in september 2003, officieel geopend in april 2004 Door wie? GGZ Oost-Brabant, Stichting Voorzieningen Lichamelijk Gehandicapten (VLG), gemeente, Welzijnsbevordering Veghel, Welzijn voor Ouderen, Hulpdienst Diaconie, IBN (SW-bedrijf) en KBO-afdeling Veghel
1. Waarom is de Stadshobbywerkplaats opgezet? Ten tijde van het interview loopt haar hoofd over door alle drukte. Het is vlak voor de officiële opening op 28 april 2004 en er moet nog zóveel gebeuren. Maar Ineke de Vries, teamleider van de Stadshobbywerkplaats wil geen kans voorbij laten gaan om het project te promoten. Het is in meerdere perspectieven een ‘dwarskijk’-project: er zijn verschillende zorgsectoren bij betrokken, maar ook andere maatschappelijke organisaties uit de gemeente. Het aanbod van de werkplaats is een combinatie van ontmoeting, dagactiviteiten en arbeid. En – zeker niet onbelangrijk – de interactie met buurtbewoners begint al voorzichtig op gang te komen. 70
71
Binnen de GGZ Oost-Brabant leefde het idee voor de Stadshobbywerkplaats al een paar jaar: activiteiten voor mensen met een psychiatrische handicap en daarnaast vooral ook ontmoeting, met elkaar maar ook met mensen uit de omgeving. Er waren verschillende redenen om andere partners bij de werkplaats te betrekken. In de eerste plaats bleek het financieel niet haalbaar voor één organisatie. Door samen te werken met anderen worden de kosten gespreid en worden efficiencyvoordelen behaald. Bovendien vullen organisaties elkaar aan met expertise en faciliteiten; iedere organisatie heeft sterke en zwakke kanten. Bovendien werd het binnen GGZ OostBrabant als een voordeel gezien dat door samenwerking het project niet louter een GGZ-uitstraling zou krijgen. In september 2003 opende de Stadshobbywerkplaats haar deuren.
2. Hoe is het project opgezet? Doel en activiteiten De Stadshobbywerkplaats heeft zich de volgende doelen gesteld: bezoekers de mogelijkheid bieden anderen te ontmoeten; het bieden van een sfeer waarin bezoekers zich welkom en ondersteund voelen; het aanbieden van activiteiten die aansluiten bij de wensen en behoeften van de deelnemers; het bieden van steun en bemiddeling bij het zoeken naar activiteiten en/of werk buiten de Stadshobbywerkplaats, onder andere in de vorm van trajectbegeleiding op weg naar regulier werk. De activiteiten die worden geboden, zijn onder andere: ontmoeting; recreatieve/creatieve activiteiten; educatieve activiteiten, zoals een computercursus en een teken/schildercursus; arbeidsmatige activiteiten, zoals lichte industriële activiteiten (inpakwerk, stickeren, seriematige montage en het maken van eigen producten), interne dienstverlening (schoonmaken, receptiewerk, het lunchproject,
72
gastheer/gastvrouw zijn, administratieve werkzaamheden et cetera) en arbeidsmatige activiteiten als voorbereiding op werken bij bijvoorbeeld IBN of het bedrijfsleven. Doelgroep De Stadshobbywerkplaats is bedoeld voor: cliënten van de GGZ Oost-Brabant en VLG die op zoek zijn naar een zinvolle dagbesteding; mensen uit (de omgeving van) Veghel die mogelijkheden zoeken om anderen te ontmoeten of deel willen nemen aan activiteiten binnen de Stadshobbywerkplaats. Zo organiseert de buurtvereniging activiteiten in de Stadshobbywerkplaats; mensen die via trajectbegeleiding willen instromen naar regulier werk. Dagelijks komen er gemiddeld 10 tot 15 mensen met een lichamelijke beperking, 25 tot 35 mensen met een GGZachtergrond en zo’n 10 personen uit de omgeving: de wijk, de gemeente Veghel of uit de omliggende gemeenten. Mensen met een verstandelijke beperking zijn ook welkom, maar de Stadshobbywerkplaats gaat niet actief bevorderen dat zij komen. Zij betracht hierin enige terughoudendheid.
De achtergrond en problematiek van de bezoekers is zeer verschillend. Er wordt daarom een breed pakket van activiteiten aangeboden. Vooraf wisten de initiatiefnemers niet hoe mensen uit de verschillende groepen op elkaar zouden reageren. Er werd besloten om gewoon te beginnen en te kijken hoe het zou lopen. De ervaringen tot op heden zijn positief. Het gaat gewoon goed. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat de bezoekers op hun eigen verantwoordelijkheid worden aangesproken. Sterk afwijkend of storend gedrag wordt niet getolereerd. “Ik heb het gevoel dat ik weer eens presteer” Gemma van der Pas (48) is enkele dagen in de week receptioniste van de Stadshobbywerkplaats. Zij raakte zes jaar geleden in een depressie. Via de GGZ is ze bij de Inloop in Uden weer met activiteiten begonnen. “Maar toen ik hoorde dat er in Veghel een soortgelijk initiatief kwam, ben ik meteen overgestapt.” “Ik doe iedere keer een beetje meer. Rustig aan. Ik heb het gevoel dat ik weer eens presteer. Dat is heel belangrijk. Ja, het gaat echt de goede kant op.” (Uit: Brabants Dagblad, 24 januari 2004) Deelnemende organisaties De dragende partijen zijn GGZ Oost-Brabant regio Uden/Veghel en Stichting Voorzieningen Lichamelijk Gehandicapten (VLG). Zij nemen ieder voor de helft de exploitatiekosten van de Stadshobbywerkplaats voor hun rekening. De gemeente Veghel ondersteunt en faciliteert de Stadshobbywerkplaats. Andere maatschappelijke organisaties die in het project participeren om tot een goed activiteitenaanbod te komen zijn: Welzijnsbevordering Veghel (WEB), Integratie Bedrijven Noordoost-Brabant (IBN) (sociale werkvoorziening), Hulpdienst Diaconie, Stichting Welzijn voor Ouderen (SWO) en de Veghelse afdeling van de Katholieke Bond voor Ouderen (KBO). Deze organisaties vervullen een belangrijke rol bij de activiteiten. Zij bieden hulp bij het opstarten en uitvoeren ervan. In de voorbereidingsfase is gesondeerd of de verstandelijk
gehandicaptenzorg interesse had om deel te nemen, maar Vizier gaf er vooralsnog de voorkeur aan om deze functies in eigen beheer te houden. Organisatiestructuur In de stuurgroep zitten de directeuren van GGZ OostBrabant regio Uden/Veghel en Stichting VLG, een manager uit iedere organisatie en de teamleider van de Stadshobbywerkplaats. Een projectgroep, waarin de twee managers en de teamleider zitten, geven uitvoering aan het door de stuurgroep uitgezette beleid. Het uitvoerende team bestaat uit zeven personen: drie medewerkers zijn in dienst van VLG en vier medewerkers (inclusief de teamleider) zijn in dienst van GGZ OostBrabant. De medewerkers van beide organisaties zijn doorgaans activiteitenbegeleiders of soms ook B-verpleegkundigen. Tenslotte wordt gebruik gemaakt van vrijwilligers.
3. Ervaringen In zijn algemeenheid zijn de ervaringen van zowel de deelnemende organisaties als de bezoekers zeer positief. “De groep mensen uit de wijk of verdere omgeving die de Stadshobbywerkplaats bezoekt wordt langzaamaan steeds groter,” zegt teamleider Ineke de Vries. “Het is een taai proces. Mensen moeten dikwijls een drempel over, maar na een gewenningsperiode, blijven ze doorgaans toch komen. Zoals de twee mannen die iedere maandagochtend een potje biljarten en de mensen die graag doe-het-zelven maar thuis geen schuurtje of gereedschap hebben.” Verbeterpunten Aan de volgende zaken wil de Stadshobbywerkplaats in de komende jaren aandacht besteden: De samenwerking met welzijnsorganisaties is op zich goed, maar het zou goed zijn als deze organisaties ook zelf zouden aangeven welke ontwikkelingskansen er voor de Stadshobbywerkplaats liggen, gezien vanuit hun perspectief.
73
Dat ook “gewone” mensen uit de buurt gebruikmaken
van de Stadshobbywerkplaats wordt positief gewaardeerd en is een kans voor integratie. Het gemeentebestuur is een enthousiaste en coöperatieve partner, maar lager in de gemeentelijke organisatie wordt soms aangelopen tegen obstakels. De cultuurverschillen tussen de deelnemende instellingen vallen wel mee. De verschillen in regelgeving (bijvoorbeeld arbeidsvoorwaarden) zijn daarentegen wel eens lastig. Het budget dat voor activiteiten beschikbaar is, is in de loop van de tijd steeds verder afgenomen ten gevolge van bezuinigingen. Het dreigende probleem van eigen bijdragen voor dagactiviteiten lijkt in de kabinetsplannen (voorlopig) van de baan.
Toekomstplannen De ambitie voor de toekomst is om meer te gaan inzetten op individuele arbeidsintegratietrajecten. Daarvoor zal samenwerking worden gezocht met IBN (sociale werkvoorziening). De functie van de Stadshobbywerkplaats zou aanvullend kunnen zijn op wat IBN doet: de Stadshobbywerkplaats biedt het traject voorafgaande aan het feitelijke integratietraject, zoals arbeidsgewenning, motivering et cetera. Verder is men in gesprek met de gemeente om mogelijk een rol te gaan spelen in het kader van sociale activering. De deelnemende organisaties zijn zich daarbij bewust van het gevaar dat de werkplaats een vergaarbak zou kunnen worden van problemen die elders niet opgelost kunnen worden. Een andere mogelijke valkuil is dat het project te zeer het karakter zou krijgen van sociale werkvoorziening en dat het recreatieve aspect en de ontmoeting op de achtergrond zouden komen staan.
De Vrijetijdswinkel
19
De Vrijetijdswinkel ondersteunt vragers én het vrijetijdsaanbod Wat? De Vrijetijdswinkel is een soort VVVkantoor voor mensen met een verstandelijke beperking. Zij kunnen daar terecht met al hun vragen op het terrein van vrije tijd en vorming Voor wie? Mensen met een verstandelijke beperking; ook steeds vaker mensen met een lichamelijke of psychiatrische beperking
Contact
Waar? Regio Helmond
Ineke de Vries, teamleider Stadshobbywerkplaats Parallelweg-Zuid 3a 5461 XG Veghel (0413) 486 060
[email protected]
Per wanneer? Pilot gestart in 1996, winkel geopend in 1998 Door wie? Stichting ORO/SPD in samenwerking met aanbieders van vrijetijdsactiviteiten in de regio
1. Waarom is de Vrijetijdswinkel opgezet? Het idee voor de Vrijetijdswinkel komt van het departement Vrijetijdwetenschappen van de Universiteit van Tilburg. Hoogleraar Hans Mommaas zag in de Vrijetijdswinkel een mogelijkheid om iets te doen aan de tegenstrijdige ontwikkelingen tussen de vrijetijdssector en de zorg. In de vrijetijdssector ontstaat steeds meer marktoriëntatie, een groeiende ongelijkheid en een grote diversiteit. In de zorg komt steeds meer oog voor vermaatschappelijking en participatie. Het idee voor een Vrijetijdswinkel viel in vruchtbare aarde bij Stichting ORO/SPD in Helmond. Deze organisatie had ambities om een aparte sector Vrije Tijd en Vorming (VTV) op te richten en het bestaande vrijetijdsaanbod te optimaliseren. Bij ORO/SPD bestond sterk het idee dat het bestaande vrijetijdsaanbod versnipperd, niet op elkaar afgestemd en weinig toegankelijk was en dat mensen met een verstandelijke beperking onvoldoende op de hoogte waren van de mogelijkheden.
74
75
2. Hoe is het georganiseerd?
aangepaste vrijetijdsarrangementen maken en
Pilotproject In 1998 startte Stichting ORO/SPD Helmond een pilot om de gedachte van de Vrijetijdswinkel uit te werken. In de pilot is veel aandacht besteed aan het bundelen van het bestaande aanbod aan vrijetijdsactiviteiten. Daarnaast is gewerkt aan het opzetten van een centraal loket waar cliënten met hun vragen naar toe kunnen. In 2000 is de subsidie voor de Vrijetijdswinkel gestart. De winkel bevindt zich in het gebouw van het Centrum voor Vrije Tijd en Vorming Aksent van ORO in Helmond.
Financiering Tijdens de pilot waren de belangrijkste financiers van de Vrijetijdswinkel: Stichting ORO/SPD, de aanbieders van vrijetijdsactiviteiten, de gemeenten, Zorgkantoor ZuidoostBrabant en diverse fondsen en sponsors. De financiering van de Vrijetijdswinkel in de toekomst is nog niet duidelijk als gevolg van onduidelijkheid in de positionering van de dragende partijen.
Partners De participanten waren de Stichting ORO/SPD als initiatiefnemer en kartrekker, de gemeenten uit de Regio Helmond en aanbieders van vrijetijdsactiviteiten. Tijdens de pilot functioneerde een stuurgroep die zorgde voor beleidsmatige afstemming, draagvlak in de regio en de randvoorwaarden. Een projectgroep was verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding. De uitvoering berustte bij de Vrijetijdswinkel. Doelgroep De primaire doelgroep van de winkel zijn mensen met een verstandelijke beperking. De Vrijetijdswinkel richt zich daarnaast ook steeds meer op mensen met een lichamelijke beperking. Bovendien maken in de praktijk ook wel mensen met een psychiatrische handicap gebruik van het aanbod, met name de bewoners van een beschermde woonvorm in Helmond. Het is nadrukkelijk de bedoeling om in de toekomst de doelgroep breder te maken. Taken en activiteiten De Vrijetijdswinkel heeft de volgende taken meegekregen: vragen van cliënten registreren en vraagverheldering; regionaal aanbod zichtbaar maken, dwars door de zorgsector en de private sector heen: educatie en vorming, vakanties, sport, ontmoeting en recreatie, buitenschoolse opvang, arbeidsmatige activiteiten; bevorderen van kwaliteit en toegankelijkheid (fysiek, maar ook door organisatie, begeleiding en vervoer); er is onder andere een sportcoach actief (zie ook 21. Organisatorische Integratie in de sport); 76
aanbieden; stimuleren van nieuw vrijetijdsaanbod.
3. Ervaringen Leerervaringen De sterkte van het Helmondse model is de netwerksamenwerking. Het is de initiatiefnemers gelukt om partijen die vóór het project vooral langs elkaar heen werkten en elkaar als concurrent beschouwden, op één lijn te krijgen. Vooral aan de aanbodkant is dit gerealiseerd. De aanbieders van vrijetijdsactiviteiten etaleren in de vrijetijdswinkel hun aanbod en maken met de Vrijetijdswinkel afspraken over de ondersteuning bij het opzetten van nieuw aanbod en de onderlinge afstemming. In de Vrijetijdswinkel komen vraag en aanbod bij en tot elkaar. De Vrijetijdswinkel is bij de doelgroep nog niet voldoende bekend, zo wordt geconstateerd. Het aantal klantencontacten blijft achter bij de verwachting. Dit heeft onder meer te maken met de keuze van de doelgroep. Een potentiële klantenkring van ruim 1500 mensen met een verstandelijke beperking is blijkbaar te klein voor voldoende klantencontacten. Er is in de pilot wel voorzichtig geprobeerd om de doelgroep uit te breiden naar mensen met een lichamelijke handicap of chronische ziekte en richting ouderen, maar in de praktijk is daar nog onvoldoende werk van gemaakt. “De Vrijetijdswinkel heeft in de regio Helmond veel mensen met een verstandelijke beperking bij elkaar gebracht. Het sociale kapitaal dat er is opgebouwd is voor andere regio’s in het land nog toekomstmuziek.” (A. Lissone en J. Mommaas, Evaluatieverslag project Vrijetijdswinkel regio Helmond, november 2003)
Veranderde omstandigheden Tijdens en kort na de pilot veranderden de omstandigheden voor de Vrijetijdswinkel ingrijpend. Ten eerste worden ORO en de SPD (inmiddels MEE geheten) ontvlochten. Dit als gevolg van de gewijzigde taak van MEE-organisaties: louter het ondersteunen van cliënten en geen zorgtaken meer verrichten. Eén van de sterke punten van de Vrijetijdswinkel is juist dat beide aspecten – het ondersteunen van de vragers én het aanbod – verenigd waren. Een tweede ontwikkeling betreft de modernisering van de AWBZ en de overheveling van taken van de AWBZ naar de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De inhoud van de nieuwe wet is weliswaar nog niet exact bekend, maar duidelijk is wel dat (delen van) de functies ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding in de toekomst naar de gemeenten zullen worden overgeheveld. De ontwikkelingen ten aanzien van de WMO moeten worden afgewacht en daarmee ook de financiële bijdragen van de gemeenten. Deze ontwikkelingen hebben rechtstreeks consequenties voor de Vrijetijdswinkel en met name voor de (nieuwe) rol die respectievelijk gemeenten en MEE daarin zullen hebben. Koersverandering De participanten in de pilot hebben vooralsnog besloten om de volgende koers te varen: Een doorstart van de netwerkstructuur is gewenst. Vraag en aanbod worden ontkoppeld, dat wil zeggen: o de regie en coördinatie worden overgenomen door MEE Helmond. MEE Helmond neemt het onafhankelijke voorzitterschap van de stuurgroep op zich; o de ondersteuning van de vragers wordt versterkt en ondergebracht bij de Infowinkel van MEE Helmond; o de consulent Vrije Tijd en Vorming (VTV) van MEE Helmond is de ‘linking pin’ tussen vraag en aanbod; o nader overleg is nodig over de doorstart van de aanbodkant van de Vrijetijdswinkel (dit aanbod is nu ondergebracht bij het Centrum voor Vrije Tijd en Vorming Aksent van ORO).
De doelgroep wordt verbreed naar: psychiatrisch
gehandicapten, ouderen, mensen met een lichamelijke/ zintuiglijke handicap, mensen met nietaangeboren hersenletsel. Meer aansluiting verkrijgen bij het reguliere vrijetijdscircuit.
Contact Anja Lissone, consulent Vrije Tijd en Vorming MEE Helmond Postbus 6055 5700 ET Helmond MEE Helmond: (0492) 328 000 Vrijetijdswinkel: (0492) 472 803
[email protected] www.vrijetijdswinkel.net
77
Vrijetijdsnetwerk Tilburg Het Vrijetijdsnetwerk Tilburg is enigszins te vergelijken met de Vrijetijdswinkel in Helmond, maar vooralsnog minder ver gevorderd. Het netwerk is een initiatief van Amarant, MEE regio Tilburg en welzijnsinstelling De Twern. Het project Vrijetijdsnetwerk is op 1 februari 2002 van start gegaan. Doelen Het project heeft tot doel het aanbod van vrijetijdsactiviteiten voor alle mensen met een handicap goed op elkaar af te stemmen en zo mogelijk uit te breiden. Een belangrijk uitgangspunt is dat de vrijetijdsbesteding zo normaal mogelijk, bijvoorbeeld in buurthuizen, en zo speciaal waar nodig aangeboden moet worden. Verder ontwikkelt het netwerk één of meerdere loketten in de regio waar de vrager terecht kan voor informatie en advies. Doelgroep De doelgroep betreft mensen met een verstandelijke, lichamelijke of psychiatrische handicap of een chronische aandoening in de regio Tilburg. In de praktijk maken nog vooral mensen met een verstandelijke beperking gebruik van het netwerk. De slag naar andere doelgroepen wordt gemaakt, onder andere via contact met de RIBW Midden-Brabant. Resultaten tot nu toe Zes wijkcentra organiseren inmiddels activiteiten voor gehandicapte buurtbewoners of hebben dat voornemen. De vrijwilligers van de buurthuizen en Amarant, instelling voor gehandicaptenzorg, worden hierbij gecoacht. Er zijn nieuwe activiteiten ontwikkeld, zoals muziekworkshops (in voorbereiding met popcentrum 013), een kookcursus (in samenwerking met een vrij bedrijf in Tilburg), een eetpunt in het centrum van Tilburg (in samenwerking met De Twern) en allerhande creatieve activiteiten en ontmoeting. Inbedding Het Vrijetijdsnetwerk is één van de peilers in het geheel van vrijetijdsactiviteiten voor gehandicapten in de regio Tilburg.
78
Andere belangrijke peilers zijn: Educatienetwerk Een samenhangend cursusaanbod voor mensen met een verstandelijke beperking, waaronder diverse cursussen binnen het reguliere educatieaanbod van ROC en Volksuniversiteit. Dit is een project van het ROC, de Volksuniversiteit, Amarant en MEE. Bureau Ondersteuning Tilburg Sport (BOTS) BOTS helpt gehandicapten met belangstelling voor sport in het contact leggen met reguliere sportverenigingen.
Project Lava-Team “Hoera, ik mag vandaag weer naar Lava”
Wat? Het Lava-Team biedt een jeugdgroep, dagopvang, weekopvang, crisisopvang, time out en gezinsbegeleiding voor bijzondere kinderen waarvoor geen speciale opvang mogelijk is
De drie projecten vormen tezamen een stevige aanzet voor een dekkend netwerk van op vrije tijd gerichte activiteiten voor mensen met een handicap. Een belangrijke meerwaarde is dat in de projecten systematisch wordt ingezet op het sensibel maken en ondersteunen van reguliere partijen in het opzetten en uitvoeren van vrijetijdsactiviteiten in een zo normaal mogelijke omgeving. Wat dat betreft is de samenwerking met De Twern en in het verlengde daarvan met de gemeente Tilburg een goede zaak. Financiering Voorts is de financiering van het Vrijetijdsnetwerk nooit goed ingevuld. Tot op heden draait het netwerk op fondsen en bijdragen van de deelnemende instellingen. Daarnaast worden ad hoc medewerkers van deelnemende instellingen ingezet. De budgetten van deelnemende instellingen worden tot op heden niet overgeheveld, waardoor er steeds veel overleg nodig is over de inzet van financiële en andere middelen. Daardoor is het Vrijetijdsnetwerk eigenlijk een soort ontwikkelingsmodel. Dat neemt niet weg dat er een belangwekkend begin is gemaakt dat verder kan uitgroeien.
Contact Paul van de Brand, projectleider Vrijetijdsnetwerk Tilburg MEE regio Tilburg Kloosterstraat 32 5038 VP Tilburg (013) 542 41 00
[email protected] www.meeregiotilburg.nl
20
Voor wie? Kinderen met een lichamelijke- en of verstandelijke achterstand dan wel een beperking op sociaal gebied Waar? Drunen en Waalwijk Per wanneer? Start in 1995 met jeugdgroep, sinds 2001 ook professionele hulp Door wie? Het Lava-Team is een particulier initiatief, ondergebracht in een stichting
1. Waarom is het LAVA-team opgezet? Het idee voor het Lava-Team is in 1993 ontstaan bij Peter de Ruiter, de huidige directeur van het Lava-Team. Hij was destijds werkzaam in de psychiatrie bij het gevangeniswezen, waar hij zich verbaasde over de ontsporing van jonge mensen. Hij ontdekte bij toeval dat veel ‘moeilijke’ jongeren geïnteresseerd waren in zijn outdoorhobby. Via een spreekbeurt leidde dit tot het vullen van middagen op scholen voor speciaal onderwijs tot het organiseren van sport- en speldagen op scholen. Zo ontstond het idee om voor ‘bijzondere’ kinderen een jeugdgroep op te zetten die tweewekelijks op zaterdag activiteiten ging doen, om ze zo op de rails te krijgen/houden. In 1995, het eerste jaar, werden er voor deze jeugdgroep 80 kinderen aangemeld die nergens anders terecht konden. Na een snelle groei biedt het Lava-Team sinds 2001 ook professionele hulp.
79
2. Hoe is het Lava-Team georganiseerd? Doelstelling De doelstelling van het Lava-Team is om kinderen met problemen op het gebied van sociale ontwikkeling een methode aan te reiken, waardoor ze de problemen gaan herkennen en hun eigen kwaliteiten gaan benutten. De methode wordt getraind als vrijetijdsbesteding. Een afwisselend activiteitenprogramma gericht op samenwerking laat de kinderen werken aan hun toekomst. De kinderen staan na het volgen van deze vorm van begeleiding op maat met meer zelfvertrouwen in de maatschappij. Dit komt niet alleen het kind, maar ook de ouders ten goede. Aanbod Het Lava-Team heeft een jeugdgroep, dagopvang, weekopvang, weekopvang speciaal en crisisopvang en time outplaatsingen. Sinds kort biedt het Lava-Team ook gezinscoaching. Over het algemeen duiken ze in een gat: ze bieden coaching aan bijzondere kinderen die tussen de wal en het schip vallen bij de reguliere hulpverlening.
80
Hier volgt een korte toelichting op de verschillende manieren van coaching: De jeugdgroep De jeugdgroep komt een keer in de veertien dagen op zaterdag van 10.00 tot 16.00 uur bij elkaar en draait volledig op vrijwilligers. Inmiddels nemen er 150 kinderen aan deel, de maximale capaciteit. De jeugdgroep is er voor kinderen vanaf 8 jaar die mobiel zijn en enigszins kunnen communiceren. De kinderen komen binnen in instroomgroep. Na een bepaalde periode wordt het kind in een interessegroep geplaatst. Voorbeelden: faunagroep, kanogroep, kookgroep, techniekgroep en expressiegroep. Naast het interessegebied spelen ook leeftijd en ervaring binnen het Lava-Team een rol voor de keuze van een groep. Dagopvang (extern) Jonge kinderen(4-8 jaar) met een ‘ander’ gedrag worden één dagdeel per week begeleid bij de opvoeding. Doel is om het gedrag van het kind zodanig te veranderen dat het kind zich prettiger voelt. De gemiddelde duur van de begeleiding is 10 weken. Ouders/ verzorgers kunnen intensief deelnemen aan het proces. Weekopvang (intern) Groepen of individuele kinderen van 5 tot 16 jaar kunnen zich melden voor een afwisselend weekprogramma, onder andere bedoeld voor kinderen die verlegen zijn of moeite hebben met contact leggen en voor kinderen die problemen hebben met communiceren. Er is veel aandacht voor samenwerking in dit programma. De week bestaat uit een combinatie van actieve onderdelen, ontspanningsmomenten en gespreksthema’s. Door het interne karakter van de opvang komen ook sociale en opvoedkundige aspecten naar voren. Soms komen kinderen meerdere weken, maar het is bijvoorbeeld ook mogelijk om met een klas die niet kan samenwerken enkele dagen te komen. Speciale weekopvang (intern) Deze opvang is bedoeld voor gedragsmatig moeilijk hanteerbare kinderen van 12 tot 16 jaar. Het Lava-Team biedt doelgerichte activiteiten om deze kinderen te confronteren met hun eigen gedrag. De dag heeft een strak stramien. Het is mogelijk om meerdere weken te komen of terugkomdagen te krijgen.
Crisisopvang
Als zich een crisis voordoet bij een kind dat al bekend is bij het Lava-Team dan is plaatsing 24 uur per dag mogelijk, alleen met verwijzing door een erkende instelling. Time out plaatsingen Een time out van de thuissituatie of de school kan een eenmalige plaatsing voor een paar dagen zijn of plaatsing volgens een afbouwschema. Momenteel wordt er een gerichte school time out opgezet voor kinderen van 5 tot 16 jaar. Gezinsopvang Het gehele gezin komt één of een paar dagen (maximaal drie) naar de Drunense locatie. De ouders begeleiden het kind en de hulpverleners coachen de ouders bij het begeleiden. Dit is een leerproces. Voor dit nieuwe aanbod blijkt veel animo te zijn.
voor het betrekken van de ouders bij de coachingsperiode. Het kind staat centraal en wordt zowel in individueel als in groepsgedrag geholpen. Samenwerken is daarbij erg belangrijk. Nagekomen afspraken worden beloond, niet nagekomen afspraken worden besproken en bijgesteld. Bij de jeugdgroep zijn rangen ingevoerd: een kind dat lekker meedraait in een groep krijgt een hogere rang, bestaande uit een gekleurd lintje en een certificaat. Hoe hoger de rang, hoe meer ervaring het kind heeft binnen het Lava-Team en hoe beter het kind kan samenwerken. Locatie De jeugdgroepen op zaterdag starten en eindigen in een buurtcentrum in Waalwijk. De professionele opvang werd vanaf 2001 tijdelijk geboden vanuit de Weidonklaan in Den Bosch. Dit pand was destijds mede geregeld door de heer Houben, toenmalig commissaris van de koningin. Sinds december 2003 zit de professionele opvang in een nieuwe locatie, een voormalig hotel aan de rand van de Loonse en Drunense duinen. Personeel De jeugdgroep op zaterdag draait puur op vrijwilligers, die worden geworven via kranten en de website. Er is weinig verloop. Voor de professionele hulpverlening zijn er momenteel 22 betaalde krachten in dienst. Het gaat om groepsleiders, activiteitenbegeleiders, administratieve krachten en een directeur. Er zijn momenteel veel vacatures vanwege nieuwe projecten als gezinscoaching en de school time out-voorziening in Den Bosch. De verwachting is dat er binnenkort 35 betaalde krachten zijn. Er komt ook een bedrijfsleider, zodat de directeur zich op de uitbreiding kan richten.
Methode Het Lava-Team werkt volgens een eigen methodiek. Er bestaat een (openbaar) werkhandboek vol protocollen. Het Lava-Team heeft veel oog voor de thuissituatie en
81
Financiering Bij de opstart van de jeugdgroep werden de materialen bekostigd uit de opbrengsten van sport- en spelmiddagen voor scholen en uit privé investeringen van Peter de Ruiter. De ouders betalen daarnaast contributie. In 1998 heeft het Lava-Team een Nationaal Compliment Vrijwilligerswerk gekregen van 25 duizend gulden. Dit betekende ook erkenning voor het werk. In 2000 heeft het Lava-Team 40 duizend dollar gekregen van Alcoa, een groot Amerikaans aluminiumbedrijf met een vestiging in Drunen. Dit bedrijf geeft haar rente jaarlijks aan goede doelen. Voor dit bedrag zijn transportmiddelen aangeschaft. De nieuwe locatie in Drunen is in 2003 uit een faillissement aangekocht door De Open Ankh, Stichting Dienstverlening Gezondheidszorg uit Soesterberg. Het Lava-Team huurt het pand van deze stichting en heeft een samenwerkingsovereenkomst met hen. Het nieuwe pand is opgeknapt en ingericht met projectsubsidies van gemeenten en diverse stichtingen. Het Lava-Team is nooit afhankelijk geweest van subsidies. Het inkomen komt uit persoonsgebonden budgetten van de kinderen en gelden uit het Provinciaal Noodfonds Jeugdzorg. “Dit moet ook zo blijven,” aldus directeur Peter de Ruiter. “We kunnen beter financieel onafhankelijk blijven, want structurele subsidie zorgt er vaak voor dat de creativiteit wegzakt.”
3. Ervaringen Het concept van het Lava-Team werkt goed. Het Lava-Team springt in een gat en biedt vele mogelijkheden. Het LavaTeam wordt ook opgezet op andere locaties in Nederland (Zwolle, Noord- en Zuid-Holland). De Provincie NoordBrabant heeft het Lava-Team benaderd voor een bijdrage aan het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg. Het Lava-Team is in dit kader een plan aan het ontwikkelen voor de opvang van hangjeugd van 12 tot 16 jaar. Ook liggen er nog volop nieuwe kansen. Het Lava-Team zou een rol kunnen spelen bij de nazorg van kinderen die uit instellingen komen. Via weekopvang of terugkomdagen zouden zij kinderen kunnen begeleiden. Er moet hiervoor wel eerst een concrete vraag komen van een instelling.
82
De werkwijze van het Lava-Team wordt gedragen door enkele prominente personen in een Commissie van Aanbeveling, zoals Wiegel (Zorgverzekeraars Nederland), Van Agt (oud Minister President) en Wellink (president Nederlandse Bank). De jeugdgroep van het Lava-Team zit aan het maximale aantal. In de praktijk blijkt er nauwelijks doorstroming te zijn, de kinderen willen er niet mee stoppen.
Organisatorische Integratie in de sport
Verruiming van het sportaanbod voor mensen met een beperking Wat? Verenigingsondersteuning bij de opstart van sport en/of bewegen voor mensen met een beperking
De kinderen zelf zijn enthousiast over het Lava-Team. Dit blijkt uit citaten in een logboek van de jeugdgroep en op de internetsite: “Ik hoop dat het Lava-Team heel heel lang blijft bestaan. Ik wil ook graag helpen iets voor te doen. En de leiders zijn gewoon heel heel erg aardig. En daarom wil ik er niet meer af.” “Voor we het wisten moesten we alweer opruimen en naar huis.” “Hoera, ik mag vandaag weer naar de Lava-dag!”
Voor wie? Sportverenigingen die mensen met een beperking en/of chronische aandoening als volwaardig lid willen verwelkomen Waar? Landelijk, hier toegespitst op Provincie Noord-Brabant
De ervaringen zijn tot nu toe positief. Kinderen, ouders en medewerkers zijn enthousiast. Er is veel creativiteit aanwezig. De gevestigde jeugdzorginstellingen kijken soms met argusogen naar het Lava-Team. Vanuit het oogpunt van dwarskijken is dit een interessant project. De kinderen worden ongeacht handicap of beperking bij elkaar in groepen gezet. Dit blijkt goed te werken. Volgens Peter de Ruiter vullen de kinderen elkaar goed aan en helpen ze elkaar indien nodig. Ze leren zo omgaan met kinderen met andere beperkingen.
Contact Stichting Lava-Team Monica van Es Steegerf 2 5151 RB Drunen (0416) 697534
[email protected] www.lava-team.nl
21
Per wanneer? Eind jaren ’90 Door wie? Landelijk: NOC*NSF, IOS en NebasNsg In Noord-Brabant: Sportservice Noord-Brabant en NebasNsg
1. Waarom is het project Organisatorische Integratie opgezet? Eén van de middelen om participatie en integratie van mensen met een handicap in de Nederlandse samenleving te stimuleren, is integratie via de sport. De rijksoverheid besteedt sinds de jaren tachtig extra aandacht aan het bevorderen van sportbeoefening door gehandicapten en het wegnemen van belemmeringen voor sportbeoefening door hen. Steeds meer verenigingen besteden ook aandacht aan sporters met een beperking. De vermaatschappelijking speelt hier een grote rol bij: steeds meer mensen met een beperking wonen in de wijk en niet meer in een instelling waar eigen sportfaciliteiten geregeld zijn. Via doelgroepverbreding kunnen verenigingen groter worden. Eind jaren ’90 is het project ‘Organisatorische Integratie’ opgezet op landelijk niveau door NOC*NSF, IOS, NEBAS en NSG (nu samen NebasNsg).
83
Organisatorische Integratie betekent dat reguliere verenigingen een groep of team binnen de vereniging opzetten voor mensen met een beperking. Hiervoor kunnen verenigingen ondersteuning krijgen. De uitvoering van deze ondersteuning vindt decentraal plaats. In Noord-Brabant wordt de ondersteuning van verenigingen voornamelijk uitgevoerd door Sportservice Noord-Brabant, een steunfunctie van de provincie. In die ondersteuning wordt samengewerkt gezocht met NebasNsg, sportbonden, lokale sportservicepunten en gemeenten. Sportcoach Naast het project Organisatorische Integratie is er in Noord-Brabant ook toenemende aandacht voor het project sportcoach, die zorgt voor bemiddeling tussen een persoon met een beperking en een sportvereniging. “De sportcoach is een initiatief van Stichting BOTS uit Tilburg en het project loopt momenteel in meerdere Brabantse regio’s”, aldus Baukje Ummels, consulent sportontwikkeling bij Sportservice Noord-Brabant. De sportcoaches werken voornamelijk voor mensen met een verstandelijke handicap.
2. Hoe is het project georganiseerd? Mogelijke organisatievormen Er zijn drie organisatievormen waarbinnen mensen met een beperking kunnen sporten: Sporten in een ‘eigen’ categorale sportorganisatie of het beoefenen van een specifieke sportvorm die uitsluitend voor gehandicapten wordt georganiseerd; Organisatorisch geïntegreerd sporten binnen de reguliere sportorganisatie in een speciale afdeling of binnen een specifiek team voor gehandicapten (organisatorische integratie); Volledig geïntegreerd sporten, ofwel mensen met en zonder handicap sporten met en tegen elkaar. Wat betekent Organisatorische Integratie? Bij Organisatorische Integratie neemt een reguliere sport-
84
organisatie het initiatief sport en bewegen voor mensen met een handicap binnen de organisatie op te zetten. Het komt ook voor dat een groep mensen met een beperking een sportorganisatie zelf interesseert voor het opzetten van een sportaanbod. De reguliere sportvereniging neemt individuele sporters, een team of een groep gehandicapten op in de sportclub. Enkele voorbeelden: zitvolleyballers bij een reguliere volleybalvereniging en korfballers met een verstandelijke beperking bij de reguliere korfbalclub. Het gaat niet alleen om het beschikbaar stellen van de accommodatie en overige verenigingsactiviteiten. De gehandicapte sporters zijn volwaardig lid van de vereniging en hebben dezelfde rechten en plichten als ieder lid. Voor alle duidelijkheid: Organisatorische Integratie betekent dus niet dat sporters met en zonder beperking met elkaar moeten gaan sporten. Het zegt iets over de organisatievorm waarin wordt gesport. Ondersteuning en voorwaarden Verenigingen die een project ‘Organisatorische Integratie’ willen opstarten kunnen ondersteuning krijgen vanuit Sportservice Noord-Brabant in samenwerking met NebasNsg. Voorwaarde voor ondersteuning is dat de sportvereniging zelf een enthousiaste werkgroep levert van 3 tot 6 personen die het hele traject gaat trekken. Er vindt eerst een intakegesprek plaats door de consulent sportontwikkeling van Sportservice Noord-Brabant of door de regiomanager van NebasNsg. Bij voorkeur zijn daar vanuit de betreffende vereniging de werkgroepleden en een bestuurslid aanwezig. Het is van groot belang dat ook het bestuur het project draagt. Tijdens het intakegesprek worden een aantal randvoorwaarden besproken, zoals doelgroeporiëntatie, kader, toegankelijkheid en financiën. Hierbij wordt natuurlijk afgebakend wat mogelijk is. De consulent sportontwikkeling geeft duidelijk aan dat Organisatorische Integratie een grote investering vraagt van een vereniging en dat het project ook kan mislukken, bijvoorbeeld als er geen deelnemers worden gevonden. Na een intakegesprek gaat een verenigingsondersteuner de werkgroep tijdens het traject begeleiden. Vaak gaat het om zes contactmomenten.
Methode De ondersteuning vanuit Sportservice vindt plaats volgens een methode die uit vier fasen bestaat. Sportservice heeft de methode uitgebreid op schrift staan voor geïnteresseerden. We noemen daarom kort de vier fasen en gaan er verder niet al te gedetailleerd op in: Fase 1: Oriëntatie en voorbereiding Creëren draagvlak, analyseren van de situatie, bepalen doelgroep, formuleren doelstellingen. Fase 2: Planning van activiteiten Planning maken, taken verdelen, kosten ramen en dekken, ondersteuning en samenwerking zoeken. Fase 3: Uitvoering van activiteiten Kader voorlichten, leden informeren, doelgroep informeren en interesseren, kennismakingsactiviteiten organiseren, leden inschrijven en behouden. Fase 4: Afronding Evalueren en continueren. “Na elke fase volgt er een go- of no go-beslissing om wel of niet door te gaan,” aldus consulent sportontwikkeling Baukje Ummels. De methode is openbaar en kan ook gebruikt worden door verenigingen die zelf iets op willen zetten. Financiering Verschillende partijen kunnen middelen of ondersteuning inbrengen voor ‘Organisatorische Integratie’ in een vereniging: Sportservice Noord-Brabant, NebasNsg, de sportbond, de gemeente en een eventueel sportservicepunt in de gemeente.
3. Ervaringen In de praktijk hebben veruit de meeste projecten betrekking op mensen met verstandelijke beperkingen. Hier zijn meerdere redenen voor aan te merken. Allereerst wonen steeds meer mensen met een verstandelijke beperking in een kleinschalige woonvorm of zelfstandig in de wijk. Ook deze mensen willen sporten. In een grote instelling is dat vaak intern geregeld, maar mensen met een beperking die in de wijk wonen zijn aangewezen op het reguliere aanbod.
Daarnaast blijken mensen met een lichamelijke beperking meer in staat zelf iets te regelen. Veel sportbonden of verenigingen starten ook zelf projecten zonder de hulp van Sportservice Noord-Brabant. Ook voor ouderen en chronisch zieken zijn er andere projecten opgezet, zoals bijvoorbeeld ‘Hart voor bewegen’ en ‘Chronisch zieken in beweging’. De consulent sportontwikkeling schat dat er zo’n tien verenigingen per jaar ondersteuning krijgen via Sportservice Noord-Brabant. Haar indruk is dat deze verenigingen positief zijn over de geboden ondersteuning. “De verenigingsondersteuner biedt vaak net die structuur die mensen nodig hebben,” aldus Baukje Ummels. Overigens slaagt 90% van de projecten. Op dit moment lopen er bijvoorbeeld rondom mensen met een verstandelijke beperking atletiek-, tennis-, korfbal- en basketballprojecten en is er een handboogschietproject voor mensen met een lichamelijke beperking. Projecten voor gymnastiek, voetbal, tennis en hockey worden veelal door de eigen bond georganiseerd. Een vereniging: “We wilden al heel lang een G-team opstarten, maar we wisten niet goed hoe we het team bij elkaar moesten krijgen. Door het stappenplan en de deskundigheid van de ondersteuner, kregen we net dat zetje in de rug dat we nodig hadden. Inmiddels hebben we zelfs een tweede team opgestart.” In de praktijk blijkt dat mensen met een handicap diverse knelpunten ervaren waarom zij niet of minder aan sport doen, zoals de ernst van de handicap, drempelvrees, acceptatie van de omgeving, kosten et cetera. Ook sportclubs ervaren knelpunten bij het opzetten van een sport- en bewegingsaanbod, zoals onbekendheid met de doelgroep, acceptatie in de vereniging en organisatorische aspecten. Uit brochures van de landelijke sportbonden blijkt dat veel sportclubs in eerste instanties terughoudend zijn. “Wie halen we eigenlijk in huis?,” vragen de clubs zich af.
85
Beschouwing Het blijkt dat deze terughoudendheid snel plaats maakt voor enthousiasme. Uitbreiding van de vereniging met aanbod voor mensen met een beperking verrijkt en verbreedt de vereniging.
Contact Stichting Sportservice Noord-Brabant, Baukje Ummels, Consulent Sportontwikkeling Nieuwkerksedijk 21A Postbus 106 5050 AC Goirle (013) 5349027
[email protected] www.ssnb.nl
Samenwerken loont! Dat is de meest voor de hand liggende conclusie die we kunnen trekken uit dit boekwerk. De eenentwintig beschreven projecten zijn buiten de geëigende paden getreden. Deze ‘dwarskijk’-projecten werken niet voor één doelgroep, zoals zorginstellingen of het welzijnswerk ouderen decennialang gewoon waren, maar ze werken voor meer doelgroepen: jong en oud met een hulpvraag of een lichamelijke, verstandelijke of psychiatrische beperking. De projecten worden ook door meerdere mensen en organisaties gedragen. De PRVMZ is samen met de vele initiatiefnemers in Brabant ervan overtuigd dat ‘dwarskijken’ winst oplevert. Winst in termen van kwaliteit van zorg en ondersteuning, van kwaliteit van leven en van de broodnodige efficiëntie in de zorg en ondersteuning. In dit hoofdstuk beschouwen we de projecten. In paragraaf 1 bekijken we de ontstaansgeschiedenis van de projecten en in paragraaf 2 naar de wijze waarop deze zijn georganiseerd. In de derde paragraaf zetten we een aantal leerervaringen op een rij. Met dit boek willen wij goede, inspirerende voorbeelden voor het voetlicht brengen in de hoop dat lokale en regionale partners met elkaar aan de slag gaat om goede en effectieve zorg en ondersteuning te ontwikkelen. We hopen dat die ondersteuning gericht is op blijvende maatschappelijke participatie van mensen met (ernstige) beperkingen. Dat is vaak een proces van kleine stapjes, een proces van vallen en opstaan. Maar ondanks de scepsis die soms heerst ten opzichte van vermaatschappelijking van de zorg en ondanks dat maatschappelijke integratie van ernstig gehandicapte mensen hard werken is, bewijzen de beschreven projecten dat er veel kan. Wat de PRVMZ betreft bent u nu aan zet.
1. Waarom zijn de dwarskijk-projecten opgezet? Bewust en onbewust In veel projecten is heel bewust gezocht naar samenwerking over de muren van de eigen sector heen om iets te bereiken. Dat geldt zeker voor alomvattende projecten zoals Pannenhoef in Kaatsheuvel, de Woon-zorg-welzijnswijk in Breda Noordoost of – op kleinere schaal – het
86
Dorpsservicecentrum in Helenaveen. Ook andere projecten sturen bewust op samenwerking, omdat men door het samenbrengen van faciliteiten en expertise meer mogelijkheden voor meerdere doelgroepen in een regio wil creëren. Zo zijn bijvoorbeeld Vizier, instelling voor verstandelijk gehandicaptenzorg, en Pantein Verpleging en Verzorging, in een proef aan het bekijken hoe door samenwerking de nachtzorg voor een grotere groep mensen in de regio beschikbaar kan worden gemaakt. Maar er zijn ook projecten waar toeval of omstandigheden een rol spelen bij het ontstaan van nieuwe vormen van samenwerking. Het lunchcafé In de roos heeft zich gevestigd in een voormalig buurthuis in Den Bosch. Dit biedt tal van mogelijkheden voor ontmoeting tussen mensen met en zonder handicap. Ook Ambitie begeleid werken in Vught is behalve arbeidsintegratie voor mensen met een verstandelijke beperking ook jobcoaching voor lichamelijk gehandicapte mensen gaan bieden. Gewoon omdat vanuit VLG dit verzoek kwam. Veel instellingen voor lichamelijk-gehandicaptenzorg zijn kleiner dan de zusterorganisaties uit de verstandelijk gehandicaptenzorg. Samenwerken is dan een verstandige optie. Ook de zorgboerderijen zijn veelal ontstaan door een samenloop van omstandigheden: teruglopende inkomsten voor boerenbedrijven én meer mensen met een handicap die buiten de muren van de dagcentra willen werken. De PRVMZ wil ervoor pleiten dat er lokaal vaker bewust wordt gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden en synergievoordelen. Persoonlijke gedrevenheid en doorzettingsvermogen De projecten leren ons ook dat het welslagen van een project vaak persoonsafhankelijk is. Vaak is een kleine groep personen de enthousiaste motor achter een vernieuwingsproject. Met name in de ontwikkel- en implementatiefase is het van belang om het aantal betrokkenen niet te groot te maken, aldus Peter Nouwens van Prisma Waalwijk, één van de gangmakers achter de samenwerking in wijk Pannenhoef.
87
Als iedereen meepraat is de kans aanwezig dat het verzandt in een Poolse landdag. Onder de projecten die hier zijn beschreven, is er ook een aantal dat door particulieren is opgezet. Door ondernemende types die later zorginstellingen en andere instanties erbij hebben gehaald. Dit geldt bijvoorbeeld voor de oudpsychiatrie medewerker in het gevangeniswezen die het LAVA-team heeft opgezet, de agrariër die nu Centrum voor Boerderijactiviteiten De Cinquant drijft en de oud-onderneemster die lunchroom In de roos startte. Gedrevenheid en doorzettingsvermogen van enkelen zijn nodig om een project te realiseren en vol te houden, dat geldt voor particulieren, maar zeker ook professionele organisaties in de zorg, het welzijn of de volkshuisvesting. Bottom-up of top-down? Een discussie die vaak terugkomt is de vraag wat op de lange termijn het best beklijft: projecten die bottom-up of die top-down zijn geïnitieerd? Onder de projecten die wij in dit boek beschrijven, zijn voorbeelden van beide benaderingen te vinden. Wat belangrijker is voor het slagen van projecten, is dat er een verbinding wordt gemaakt tussen wat de werkvloer en het management van belang vindt. Eline van Lith van In de roos wijst er bijvoorbeeld op dat er binnen Cello veel welwillendheid was om samen te werken met dit particuliere initiatief, maar dat er pas snelheid in kwam op het moment dat de Raad van Bestuur zich achter het idee schaarde. Bij top-down geïnitieerde projecten dient de werkvloer daadwerkelijk handen en voeten te gaan geven aan een goed idee en bij bottom-up dient het management de inspanningen op de werkvloer te legitimeren en te ondersteunen. De ene benadering is niet beter dan de andere, ze moeten samengaan. De invloed van wijzigende omstandigheden Een aantal projecten laat zien hoe wijzigende omstandigheden de samenwerking beïnvloeden. Neem Wonen Zorg en Service in de Wijk. Dit project startte onder het gesternte van grote arbeidsmarkt-tekorten in de zorgsector. Door de economische recessie liepen deze tekorten snel terug – de zorg is voor velen een veilige werkgever.
88
De samenwerkingspartners zijn toch doorgegaan met het ontwikkelen van de nieuwe functie woonzorgservice-verlener en het werven van nieuwe arbeidskrachten hiervoor. In het project Rijserf was samenwerking rond de wachtlijsten in de thuiszorg een van de redenen om verdergaande samenwerking tussen de partijen op te zetten. Toen de wachtlijsten terugliepen – onder andere door verhoging van de eigen bijdragen voor huishoudelijke zorg en de strengere indicatiestelling – werd een koersverandering ingezet en werd er gekozen voor een lichtere samenwerkingsvorm. Een derde voorbeeld betreft de Vrijetijdswinkel. Door de herpositionering van MEE – voorheen: SPD – worden samenwerkingsprojecten tussen MEE-organisaties en zorgaanbieders opnieuw tegen het licht gehouden. In de regio Helmond wordt zo de structuur en financiering van de Vrijetijdswinkel opnieuw bekeken. Wijzigende omstandigheden zijn van invloed op de samenwerking. Het kan een project breken, maar ook van koers doen veranderen en versterken.
Financiering Kenmerkend voor veel projecten is dat ze in een permanente onderhandeling verkeren over de personele en financiële middelen. Deze onderhandelingen voeren ze met deelnemende organisaties, gemeenten, zorgkantoren en andere welwillende geldschieters.
2. Hoe zijn de dwarskijk-projecten opgezet?
De financieringsmix maakt een project vaak kwetsbaar: als een financiële pijler wegvalt, wordt vaak de bodem onder een project uitgeslagen. Maar anderzijds is een project ook minder afhankelijk van één bron. Het Steunpunt Studie en Handicap in Den Bosch, momenteel wel afhankelijk van één financieringsbron, kampt bijvoorbeeld ook met een financieel probleem.
Organisatie Een groot aantal van de beschreven activiteiten zijn in projectvorm opgezet met een projectleider, een stuurgroep. Veel van deze projecten moeten de omslag nog zien te maken van een projectstatus naar een reguliere activiteit of een permanente organisatie. De looptijd van Wonen Zorg en Service, om dat project nog maar eens als voorbeeld aan te halen, eindigt komend jaar en is bezig om een mix van financieringen te regelen waarop de komende jaren de dienstverlening duurzaam kan worden voortgezet. Een aantal ‘projecten’ zijn permanente organisaties of organisatie-onderdelen geworden. Denk aan Ambitie, die als het ware een ‘joint venture’ is van twee instellingen en In de roos, De Cinquant en het LAVA-team die zelfstandige rechtspersonen zijn. Ook de woonzorgprojecten zitten meestal in de reguliere verhuur van corporaties en zorg0instellingen en diensten – zoals de nachtzorg – worden ingekocht uit reguliere middelen van zorginstellingen zoals Vizier.
Veel projecten draaien op een financieringsmix. Bijvoorbeeld: AWBZ-middelen voor zorg en dagbesteding; AWBZ-subsidieregelingen (bijvoorbeeld ‘Diensten bij Wonen met Zorg’); Persoonsgebonden budgetten; Overheidssubsidies (bijvoorbeeld woonzorgstimulering); Provinciale gelden voor de jeugdzorg; Lokale welzijnsgelden; Reïntegratiegelden (Wet REA, nWSW) Eigen betalingen of contributies van gebruikers; Particuliere fondsen en sponsors.
We weten inmiddels dat zelfs de AWBZ niet meer heilig is en dat het kabinet voornemens is de verzekerde rechten te beperken. Veel projectleiders zien de aangekondigde Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) als een mogelijkheid om nieuwe financiering te vinden. Aan de andere kant kan het ook een bedreiging zijn. We zien samenwerkingsprojecten stranden omdat de deelnemende partijen hun eigen marktpositie willen gaan beveiligen en zich in een concurrentiepositie ten opzichte van elkaar manoeuvreren.
het Foris-project gebruik maken van elkaars werkprojecten. Maar nu dit project structureel wordt, zullen er ook afspraken worden gemaakt over personeelsinzet en financiën. Maar het werkte uitstekend om met gesloten beurzen te starten, omdat je dan de nadruk legt op de inhoudelijke vormgeving en niet op ‘de pegels en de regels’. Geldkwesties belemmeren veeleer de samenwerking dan dat het enthousiasmeert.
3. Ervaringen met dwarskijk-projecten Kopen we er wat voor om buiten de geëigende paden – de bekende indeling in doelgroepen en sectoren – te treden? En zo ja, wie koopt er wat voor? Zorginstellingen en personeel Voor de zorginstellingen zijn er vaak strategische belangen in het spel. De zorg kan efficiënter worden georganiseerd. De oude schaalvoordelen van een instellingsterrein worden ingewisseld voor nieuwe schaalvoordelen door samenwerking met derden op wijkniveau. Ook kan de kwaliteit van zorg in kleinschalige settingen worden verbeterd. Door samen te werken op wijk- of regioniveau kan toch op zeer veel plaatsen in de regio op een verantwoorde manier zorg worden geboden. Op eigen kracht lukt het veel instellingen niet om zo’n fijnmazig zorgnetwerk met kwalitatief goede zorg neer te zetten. Voor instellingen is samenwerken en innovatie ook een middel om de eigen marktpositie te verstevigen en uit te breiden, bijvoorbeeld door nieuwe cliëntgroepen te bedienen. Dit zijn niet alleen de bekende doelgroepen uit de AWBZ. In Tilburg bedient WZSW met zijn samenwerkingspartners de onderkant van de zorg- en dienstenmarkt, waar onder mensen zonder zorgindicatie. De leer/werkbedrijven die afkomstig zijn uit AWBZ-instellingen richten zich bijvoorbeeld ook op mensen met een uitkering – zowel WAO/ Wajong als bijstand (Wet Werk en Bijstand/WWB).
Ook werken sommige partners samen met gesloten beurzen. De cliënten van GGZ Westelijk Noord-Brabant, SDW Roosendaal en de WVS-groep kunnen onder de vlag van
89
Onder de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) wordt het belang groter om goede zorg voor een brede doelgroep te kunnen bieden. Gaan gemeenten, die de WMO vanaf 2006 uitvoeren, voor iedere doelgroep bij een ander zorg-, welzijns- of arbeidsbedrijf ondersteuning inkopen? Het zou wel eens kunnen zijn dat organisaties of brede consortia die voor meerdere doelgroepen verantwoorde ondersteuning kunnen bieden een interessante partij zijn voor gemeenten. Ook in de detailhandel geldt tenslotte het ‘one stop, one shop’-principe. Bovendien is het ook interessant vanuit het perspectief van personeelsbeleid. Voor een groep medewerkers die al jarenlang voor dezelfde doelgroep werkt, kan een verbreding van het cliëntenbestand positief werken. Het creëert nieuwe uitdagingen voor het personeel. Uiteraard zijn er ook zorgmedewerkers die er onwennig tegenover staan. Voor beide groepen is een goede deskundigheidsbevordering en voorlichting van groot belang. Woningcorporaties, arbeidsintegratie, onderwijs, vrijetijdsaanbod In zekere zin zijn de belangen en de winstpunten voor andere maatschappelijke organisaties vergelijkbaar met die van zorginstellingen. Met één belangrijk verschil. De zorginstellingen kunnen veel marktaandeel verliezen door de herziening van de AWBZ en de nieuwe WMO, voor nietzorgorganisaties is er een wereld te winnen. Bijvoorbeeld doordat je als woningcorporatie nieuwe klantengroepen binnen haalt, zoals huurders met een verstandelijke beperking. Dit zijn bij elkaar grote aantallen mensen die door extramuralisering c.q. deïnstitutionalisering een nieuwe woonplek in de wijk zoeken. Ook voor andere organisaties, zoals de volwasseneducatie en het reguliere onderwijs, arbeidsintegratiebedrijven en het verenigingsleven ligt nieuwe aanwas van klanten en leden in het verschiet. Dit biedt – naast de inspanningen die het vergt om mensen een volwaardige plaats in ons midden te bieden – ook veel kansen. Cliënten Wat kopen cliënten ervoor? Zijn ze niet beter af bij een
90
organisatie die zich helemaal richt op de eigen doelgroep? Soms wel. Maar in sommige gevallen ook niet. De beschreven projecten laten vaak zien dat er door nieuwe, verrassende samenwerkingsvormen meer te kiezen valt voor de cliënt. Hij kan met verantwoorde zorg op veel meer plaatsen in een regio wonen. Hij kan met specifieke jobcoaching aan het werk. Hij heeft meer kans om een passende vrijetijdsbesteding te vinden en hoeft niet alleen te kiezen uit het aanbod van zijn ‘eigen’ (zorg)instelling. En als de cliënt liever kiest voor het hem bekende aanbod van de instelling die hij van oudsher kent: prima! Maar hij kan wél kiezen. De kans bestaat natuurlijk wel dat hij daar een persoon uit een andere doelgroep tegenkomt. Wat ons bij de woonzorgprojecten opviel is dat doelgroepen wel samen in een mooi, modern complex wonen, maar dat er nog geen sprake is van ‘samenwonen’. De doelgroepen leven langs elkaar heen. Ook de dienstverlening, de steunpunten en de ontmoetingsruimte worden soms wel, maar vaker niet gedeeld. Voor een deel heeft dat te maken met de groep senioren die in deze complexen wonen: de groep senioren die instroomt is vaak een groep vitale 55+’ers die nu nog geen zorg nodig heeft. De synergievoordelen zullen te zijner tijd pas gaan optreden als deze ouderen ook een zorgvraag krijgen. Uit een aantal werkprojecten wordt duidelijk dat het samenwerken tussen diverse doelgroepen over het algemeen prima gaat. Onder andere Foris en De Cinquant laten zien dat het samenwerken tussen mensen met een verstandelijke en een psychiatrische beperking werkt, ondanks de vooroordelen die hierover bestaan. Uiteraard zijn er wel kinderziektes die overwonnen moet worden, maar dat zijn geen onoverkomelijke problemen. Ook andere projecten, zoals het LAVA-team en de Stadshobbywerkplaats, bewijzen dat breed samengestelde doelgroepen werken. Tevens wordt zo voorkomen dat een project in een bepaalde hoek wordt geduwd. Het voorkomen van een stigma was zo juist een van de beweegredenen van GGZ Oost-Brabant regio Uden/Veghel om samenwerkingspartners voor de Stadhobbywerkplaats te zoeken. Een laatste punt waarop we hier willen wijzen is de betekenis die doelgroepen voor elkaar kunnen hebben.
Mensen met een verstandelijke of een psychiatrische beperking kunnen vaak diensten voor ouderen leveren – al dan niet als betaalde arbeid –, zoals een boodschappendienst. Ouderen die soosactiviteiten in een woonzorgcomplex mee organiseren, kunnen hun activiteiten openstellen voor oudere mensen met een verstandelijke handicap. Wat wel zorgen baart is dat niet-gehandicapte mensen vaak zeer ongemakkelijk omgaan met gehandicapte mensen. Deze laatste groep is blijkbaar zo lang uit het straatbeeld verdwenen, dat het mensen moeite kost om hun houding te bepalen. Soms reageren ze onwennig, in een enkel geval zelfs vijandig. Door goede voorlichting vooraf en begeleiding tijdens projecten zijn veel problemen te voorkomen of goed op te lossen. Zo wordt de non-communicatie tussen verschillende groepen mensen doorbroken, hetgeen nodig is om oude, vastgeroeste vooroordelen weg te halen. Het bewerkstelligen van goed ‘samen leven’ vereist een lange adem. De maatschappij moet opener en toegankelijker worden voor mensen met ernstige beperkingen of chronische aandoeningen. De wijk of het dorp Bij een aantal projecten profiteert ook de omgeving mee. We hebben al gezien dat de nu nog vitale bewoners van woonzorgcomplexen in de toekomst gebruik kunnen maken van de zorg- en welzijnsinfrastructuur die in de complexen is aangebracht, bijvoorbeeld voor een groep mensen met een handicap. Dit kan niet alleen in nieuwe complexen. De Boterbloem in Zeeland laat zien dat door zorg en welzijn toe te voegen aan een bestaand pand met een woonfunctie – door er bijvoorbeeld een ouderinitiatief in onder te brengen – de functie van het complex verandert richting een woonzorgcomplex. Zo’n complex wordt interessant voor ouderen in de omgeving omdat er nu wel een veilige omgeving kan worden geboden. De Boterbloem laat ook zien dat dit op kleine schaal mogelijk is. Het pand heeft maar 18 appartementen en is gevestigd in een kleine kern: Zeeland. Ook in andere kleine kernen kan door samenwerking tussen allerlei instanties de leefbaarheid en het voorzieningenniveau op peil worden gehouden. Zie bijvoorbeeld ook het Dorpsservicecentrum
in Helenaveen en het Wooncentrum in Woensdrecht. Bovendien: dat kan niet alleen in kleine kernen, maar ook in stadswijken. Tilburg-Noord is door het Wilhelminakanaal gescheiden van de rest van Tilburg. Wonen Zorg en Service in de Wijk levert niet alleen diensten, maar wil ook nadrukkelijk bijdragen aan de sociale cohesie en de leefbaarheid van deze buurt. Gemeente, provincie en rijksoverheid De wet- en regelgeving gaat de komende tijd fors op de schop. De meeste aandacht gaat uit naar de wijzigingen in de AWBZ (verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en GGZ) en de WMO (basale ondersteuning, welzijnswerk, Wet Voorzieningen Gehandicapten). Maar ook op het terrein van de jeugdzorg (de Wet op de Jeugdzorg) en de arbeidsintegratie (de privatisering van de WAO en de verruiming van het begeleid werken/WSW) gaat het nodige veranderen. De veranderingen zullen veel onrust geven, maar bieden ook veel kansen voor vernieuwende projecten. Het is zaak dat het spreekwoordelijke kind niet met het badwater wordt weggegooid. Het gevaar bestaat dat men in de snelheid waarmee rijk, gemeente en provincie de wet- en regelgeving invoeren en de bezuinigingen waarmee dat gepaard gaat, alleen oog heeft voor de (inkoop van de) grote bulk aan zorg en ondersteuning, de mainstream-zorg die al jarenlang wordt geleverd. In dat geval is er te weinig oog voor juist de nieuwe vormen van ondersteuning op het terrein van wonen, werken, leren, vrije tijd en gezondheidszorg; te weinig oog voor ondersteuning die efficiënt is en die gericht is op maatschappelijke participatie. Dit moet voorkomen worden. Dit boek is ook – mede namens alle maatschappelijk ondernemers in zorg, wonen en welzijn in Brabant – een oproep aan de overheden om bij de invoering van de nieuwe wet- en regelgeving oog te hebben voor deze vernieuwingen, om deze te faciliteren in het nieuwe beleid en om ze niet te laten verstikken.
91
Colofon Geraadpleegde literatuur: Woon-zorg-welzijnswijk, Breda Noordoost Breda Noordoost: ‘Woonzorgwelzijnswijk.’ Aanvraag IPSV-bijdrage, z.j. Rijserf Woningstichting zorgvoorwonen i.s.m. Avoord Zorg en Wonen, Mark en Maas, De Markenlanden, Stichting Welzijn Ouderen en Amarant. Rijserfbulletin. Rijsbergen, april 2003. Zwaluwstaartcomplex Huisnummer 30, woningcorporatie Hertog Hendrik van Lotharingen, jrg. 10, februari 2002. Senioren en cliënten van Meare in Zwaluwstaart. In: Eindhovens Dagblad, 7 november 2003. De Boterbloem ‘Koffie, thee en een luisterend oor voor iedereen. Unieke samenlevingsvorm vanouderen en mensen met een verstandelijke handicap in Zeeland. In: Woonmaat, auteur: The Write House. Woonmaatschappij Maasland, oktober 2003. Foris Florence Imandt. Productie maken bij Copy Copy. In: BN/De Stem, 5 juli 2003. R. van der Sanden, G. de Waal en H. Kersten. Werkplan FORIS 2003. Wonen Zorg en Service in de Wijk Toine van Corven. PRVMZ Nieuws en WZSW Katern. Diverse teksten, 2003, 2004. Dorpsservicecentrum Helenaveen ACW Limburg (België), ‘Dorpsservicecentrum Helenaveen’, z.j. E. Boshart e.a. ‘Dorpswinkel “Peelbascule” herstelt balans’. In: Samen werken aan samenwerken. 15 Voorbeeldprojecten Leader. Fonds Duursaam, 2002 S. Cox, A. Kamoschinski en H. de Kuyper. ‘Helenaveen. Dorpsservicecentrum wil voorzieningenniveau herstellen.’ In: Zorg om het Dorp. Een waaier van leefbaarheidsinitiatieven. PON, 1999.
Foto’s: Omslagfoto: In de Roos, Den Bosch. E. van der Burgt, Verbeeld. Foto’s: Ambitie, Dorpsservicecentrum Helenaveen, Wonen Zorg en Service in de Wijk, In de Roos, Nachtzorg Land van Cuijk, Maatschappelijk steunsysteem Kalsdonk. Alle andere foto’s heeft PRVMZ verkregen van de beschreven projecten en met toestemming overgenomen. Van de volgende foto’s en artist impressions zijn ons de makers bekend: Pannenhoef: Architectenwerkgroep Tilburg Rijserf: Architecten en ingenieursbureau Oomen, Havermans Waltjen b.v Wooncentrum Woensdrecht: Sturm Architekten, Roosendaal De Boterbloem: W. Roefs en E. Schlangen Steunpunt Studie en Handicap: A. Siemons Stadshobbywerkplaats: mw. H. Ament Teksten: bureau PRVMZ, mei 2004 Opmaak: Reklamestudio Joop Jansen Drukwerk: Drukkerij Van Gerwen
Nachtzorg Land van Cuijk J. de Koning. ‘Het hart van de nachtzorg’. Reportage. In: Markant, februari 2004. Stadshobbywerkplaats Kirsten Rietbergen. ‘Ik heb het gevoel dat ik weer eens presteer’. In: Brabants Dagblad, 24 januari 2004. Vrijetijdswinkel Helmond A. Lissone en J. Mommaas. ‘Evaluatieverslag Vrijetijdswinkel regio Helmond’. Uiversiteit van Tilburg, november 2003. Lava-Team Mark de Folter. Het Lava-Team slaat zijn vleugels uit, “een prachtige gelegenheid”. ’s-Hertogenbosch: de Bossche Omroep, 22 februari 2004. Organisatorische Integratie in de sport NOC*NSF in samenwerking met IOS, NEBAS en NSG. Inleiding: mensen met een handicap in de sportvereniging. ’s-Hertogenbosch/Arnhem, 2000. 92
93
94
95
96