6
'Het is nooit genoeg'
Dwangstoornis
Wat iseen dwangstoornis? Susan is doodsbang om de deurkrukken in haar flat aan te raken. Als ze een deur wil opendoen, trekt ze haar mouw over haar hand. Ze denkt dat de deurkrukken besmet zijn en is bang dat de bacteriën op haar meubels zullen komen. Zodra ze iets heeft aangeraakt waarvan ze denkt dat het niet schoon is, loopt ze naar de gootsteen om haar handen steeds maar weer te wassen, volgens een uitgebreid ritueel waarbij ze goed tussen haar vingers boent. Soms is ze in een paar minuten klaar, maar het komt ook wel voor dat ze zich pas na een half uur helemaal schoon voelt. Vervolgens ziet ze er tegenop om de kraan aan te raken en dicht te draaien. En ze is niet alleen in haar eigen huis bang voor besmetting. Ze houdt er ook niet van om geld aan te raken. Ze gebruikt nooit een openbaar toilet en voelt ook een verlammende angst in theaters, bussen, parken en bij andere mensen thuis. Susan is voortdurend bezig met het gevaar om besmet te raken. Behalve over lichamelijke besmetting, maakt Susan zich ook zorgen over 'onreine' gedachten. Ze is katholiek opgevoed en nam als kind verhalen over de duivel erg serieus. Nu houdt ze angstvallig in de gaten of die afschrikwekkende figuur ook in haar gedachten opduikt. Ze vraagt zich af of ze misschien een slechte kant heeft die probeert de Satan te verleiden. Ze zoekt zijn getal - drie zessen - in van alles: van financiële papieren tot telefoonboeken. Ze probeert wanhopig om niet aan de duivel te denken en prevelt vaak snel een paar weesgegroetjes om haar aandacht af te leiden. Ze mijdt films - en zelfs reclame voor films - waarin hij ook maar zijdelings
lIS
ANGSTVRI]
zou kunnen voorkomen. Ze kijkt niet graag televisie omdat zijn beeltenis ieder moment op het scherm kan verschijnen, zelfs in iets onschuldigs als een wasmiddelenreclame. Soms denkt ze dat ze van de duivel bezeten is. Is Susan bezig om gek te worden? Zelf denkt ze soms van wel. Misschien ben ik wel schizofreen, denkt ze dan, of Misschien heb ik een zenuwinzinking. Haar angsten en dwanghandelingen hebben haar zo in hun macht, dat ze zich niet kan voorstellen dat ze er ooit vrij van zal zijn. Het lijkt wel alsof de ongewenste gedachten alleen maar sterker worden hoe meer ze probeert er vanaf te komen. Haar vrienden hebben geen idee wat dit voor haar betekent en vinden het allemaal nogal vreemd. En daardoor wordt haar gevoel dat ze abnormaal is, nog sterker. Ze worstelt al tijden met dit probleem zonder dat er iets aan verandert en ze ziet geen uitweg meer. Maar Susan is helemaal niet gek en heeft ook geen zenuwinzinking. Ze heeft alleen een veelvoorkomende angststoornis die bekend staat als dwangstoornis of obsessieve-compulsieve stoornis. Zoals veel mensen met dit probleem, schaamt ze zich ervoor en houdt ze de symptomen zoveel mogelijk verborgen. Daardoor voelt ze zich erg eenzaam en denkt ze dat niemand ooit zal kunnen begrijpen hoe ze zich voelt. Wanneer ze mij in mijn spreekkamer zit te vertellen over haar angsten en dwanghandelingen, leef ik erg met haar mee. Ik begrijp dat wat ze me vertelt voor haar volkomen logisch is, ook al zal haar gedachtegang op de meeste mensen merkwaardig overkomen. Aan een dwangstoornis ligt een samenhangend, logisch denkproces ten grondslag dat therapeuten die minder bekend zijn met het syndroom, vaak ontgaat. Pas als we begrijpen hoe de dwangstoornis van Susan in elkaar zit - hoe logisch het voor haar allemaal is - kunnen we haar hulp bieden. Zonder behandeling kan haar stoornis jarenlang of zelfs een heel leven lang standhouden. Maar net als andere angststoornissen, is ook een dwangstoornis goed te behandelen. De symptomen zijn uiterst concreet en er zijn methoden voorhanden waarmee je kunt leren ze te hanteren.
Wat zijn dwanggedachten en dwanghandelingen? Dwanggedachten en dwanghandelingen worden ook wel 'obsessies' en 'compulsies' genoemd. In het dagelijks taalgebruik verstaan we onder een obsessie iets waar iemand volgens anderen extreem of overdreven mee bezig is. Dat is een nogal vage, en bovendien subjectieve, omschrijving. Daarom spreken we bij een dwangstoornis liever van' dwanggedachte'. Dwanggedachten zijn steeds terugkerende, indringende gedachten of beelden die iemand als ongewenst of onaangenaam ervaart en probeert kwijt te raken. Het gedrag waarmee de persoon er vanaf probeert te komen, noemen we
6
'HET
IS NOOIT
GENOEG'
II9
dwanghandelingen. Bij een dwangstoornis is doorgaans sprake van een vaste volgorde: I) bepaalde gedachten komen schijnbaar uit het niets op, 2) deze gedachten worden als walgelijk ervaren, 3) de drang ontstaat deze gedachten te onderdrukken of uit te bannen, en 4) tegelijkertijd ontstaat de drang deze gedachten te neutraliseren door middel van bepaalde dwanghandelingen. Zo zit een dwangstoornis in elkaar en dit kan een enorm stempel drukken op je denken en doen. Veelvoorkomende dwanggedachten gaan erover dat je: I. Gevaar loopt te worden besmet. 2. Een vergissing over het hoofd hebt gezien. 3. Per ongeluk iemand iets hebt aangedaan. 4. Iets bent vergeten te doen. 5. Dingen in een bepaalde volgorde moet zetten. 6. Ieder moment iets raars of onfatsoenlijks kunt zeggen of doen. Als je een dwangstoornis hebt, heb je het gevoel dat je deze onaangename gedachten niet in de hand hebt. Het zijn ongewenste indringers in je gedachtestroom. Mensen met een dwangstoornis zijn zich er gewoonlijk wel van bewust dat er iets irrationeels aan hun gedachten is (wat hen onderscheidt van mensen met een psychose), maar toch worden de gedachten daar niet minder dwingend door. Vaak voelen ze een sterke behoefte om iets te doen, om toe te geven aan gedrag dat de dwanggedachte bevredigt of neutraliseert. De dwang kan bijvoorbeeld bestaan uit voortdurend de deursloten controleren, steeds weer handen wassen, ieder contact met vuil vermijden, extreem perfectionisme, allerlei onnodige spullen bewaren, of voortdurend geruststelling van anderen vragen. Maar dwang kan ook de vorm aannemen van psychische rituelen, zoals steeds dezelfde gedachte herhalen, een ongewenste gedachte vervangen door een beeld, of in jezelf een neutraliserende gedachte uitspreken, zoals een gebed of een bepaalde zin. De overtuiging die hieraan ten grondslag ligt, is dat de onaangename gedachte uit je hoofd verdwijnt als je maar gehoor geeft aan de dwang, als je maar alle kleine rituelen uitvoert. Helaas gebeurt dat zelden, en als het al gebeurt, is het maar van korte duur. Je ervaart je dwanggedachten als opdringerig en ongewenst. Het is alsof je wordt belaagd door je eigen gedachten en probeert daaraan te ontkomen door ze te neutraliseren, door situaties die dwanggedachten oproepen te vermijden of zelfs door tegen jezelf te schreeuwen dat je moet stoppen met het denken van deze verontrustende, bizarre en - volgens jou - gevaarlijke gedachten. De gebruikelijke reactie op dwanggedachten, is dat je er vanaf wilt. Toen Susan bij mij in behandeling kwam, was het eerste wat ze vroeg: 'Kunt u me helpen van deze gedachten af te komen?' Voor haar waren de gedachten het probleem. Als ze die maar kwijtraakte, was het probleem
120
ANGSTVRI]
opgelost. Dan zou ze geen dwanggedrag meer nodig hebben om ze tegen te gaan. Ik heb haar van begin af aan gezegd dat het niet mijn taak was om ervoor te zorgen dat ze haar dwanggedachten kwijtraakte. Ik legde haar uit dat haar behoefte om ze kwijt te raken eerder het probleem was dan de oplossing. Verderop in dit hoofdstuk zu1je zien dat leren je dwanggedachten te accepteren in plaats van er tegen te vechten de manier is om 10s_ te komen uit hun greep.
Hoe ernstig is een dwangstoornis? Tussen de een en twee procent van de volwassen Nederlanders krijgt ooit een dwangstoornis. In 20021edenzo'n 45.000Nederlandse volwassenen aan een dwangstoornis. Zo'n tachtig procent van de mensen met een dwangstoornis wordt depressief. Bovendien spelen er vaak andere angststoornissen naast een dwangstoornis, vooral enkelvoudige fobieën en paniek. Een dwangstoornis ontwikkelt zich vaak laat in de puberteit of op jong volwassen leeftijd, maar er zijn ook veel kinderen met een dwangstoornis. Het verloop van de stoornis kent vaak pieken en dalen, en de dwang treedt in verschillende perioden in het leven meer of minder op de voorgrond. Bij een op de zeven mensen met een dwangstoornis is echter sprake van een geleidelijke verslechtering; zij gaan steeds verder achteruit. De meest voorkomende rituelen zijn controleren en schoonmaken (respectievelijk 53 en 50 procent); 36 procent van de mensen met een dwangstoornis heeft telrituelen; 31procent heeft de behoefte te biechten; 28 procent heeft symmetrierituelen; 18procent verzamelt of hamstert dingen; en 19 procent heeft alleen dwanggedachten (over goede/slechte gedachten). Van de mensen met een dwangstoornis geeft 48 procent aan meerdere rituelen te hebben en 60 procent meerdere dwanggedachten. Voor sommige mensen is de dwang alleen maar lastig. Een cliënt van mij deed aan kleine telrituelen: hij telde de stappen die hij zette, het aantal auto's dat voorbijreed en het aantal voorwerpen op een tafel. Een andere cliënt moest alle spullen en meubels in haar huis recht neerzetten. En nog weer een andere cliënt had de neiging grote hoeveelheden etenswaren te hamsteren. Een dergelijke dwang kan de nodige stress geven en anderen van tijd tot tijd irriteren, maar hoeft geen onoverkomelijk probleem te zijn. Ik had echter ook een cliënt die zo'n sterke dwang voelde iedere hoek die hij buitenshuis zag te tellen, dat hij niet verder kwam dan een paar meter vanaf zijn voordeur. Hij raakte aan huis gekluisterd en moest uiteindelijk worden opgenomen. Een andere moest bepaalde eetrituelen uitvoeren waar ze zich zo voor schaamde, dat ze niet kon eten in het bijzijn van andere mensen. En weer een andere was op een dag uren bezig zich te wassen en te douchen.
6
'HET
IS NOOIT
121
GENOEG'
Deze rituelen hadden een enorme impact op hun leven. Het zal je niet verbazen dat veel mensen met een dwangstoornis in conflict komen met hun levenspartner. Dwanggedachten en -handelingen kunnen binnen een relatie tot grote spanningen en conflicten leiden.
Waar komt de dwangstoornis
vandaan?
Bijde dwangstoornis speelt genetische aanleg een grote rol. Eeneiige tweelingen hebben vier keer zoveel kans allebei een dwangstoornis te ontwikkelen dan twee-eiige tweelingen, wat duidelijk wijst op een genetische factor. Verder is er vaker sprake van geboorteafwijkingen, hoofdletsel, epilepsie, encefalitis, hersenvliesontsteking en reumatische chorea (ook wel bekend als sint-vitusdans) en komen neurologische 'soft signs' (geringe afwijkingen die kunnen duiden op een lichte hersenbeschadiging) vaker voor. Kinderen met een dwangstoornis hebben vaker subcorticale afwijkingen en een verhoogde TSH-waarde (TSH is een hormoon dat de schildklier stimuleert). Ouders van dwangmatige pubers zijn doorgaans meer perfectionistisch ingesteld dan andere ouders, en leggen vaak sterk de nadruk op verantwoordelijkheid. Verder wordt een dwangstoornis soms voorafgegaan door een gebeurtenis in de kindertijd waarbij het kind iemand schade heeft toegebracht of dacht dat iemand iets overkwam naar aanleiding van zijn of haar gedachten. Hierdoor is mogelijk later het idee ontstaan dat je je gedachten onder controle moet houden, omdat ze negatieve gevolgen kunnen hebben. De symptomen van een dwangstoornis kunnen verergeren door stress. Net als de andere angststoornissen, houdt ook de dwangstoornis verband met onze evolutionaire geschiedenis en dus met gedrag dat in de oertijd overlevingswaarde had. Ook nu nog is dit gedrag tot op zekere hoogte positief: handen wassen kan besmetting voorkomen, nauwkeurig controleren helpt ernstige vergissingen voorkomen, en hamsteren kan functioneel zijn met het oog op magere tijden. Maar bij de meeste mensen met een dwangstoornis zijn deze eigenschappen zo sterk ontwikkeld, dat het voordeel dat ze hebben tenietgedaan wordt door de hinder die ze veroorzaken. Deze stoornis komt dus eerder voort uit een te sterk ontwikkeld vermogen gevaren in de omgeving te signaleren dan uit een karakterfout. OOKbij dieren komt het herhalen van ogenschijnlijk doelloze rituelen voor, maar niet vanuit een geestesgesteldheid die we kunnen vergelijken met een dwangstoornis. Dat mensen hierin uniek zijn, heeft waarschijnlijk te maken met onze theary of mind, die ik in hoofdstuk 2 besprak. Door middel van taal en conceptueel denken, hebben wij als mensen het vermogen ontwikkeld ons een beeld te vormen van wat anderen denken. Dat betekent ook dat wij kunnen nadenken over onze eigen gedachten en die kunnen
122
ANGSTVRI]
toetsen aan onze normen voor wat 'normaal' is. En dat kan gemakkelijk tot het idee leiden dat er iets mis is met onze gedachten - dat ze raar, neurotisch of gestoord zijn - met de behoefte ze te onderdrukken ofbeheersen tot gevolg. Onze theory of mind kan uiterst nuttig zijn - we hebben onze beschaving eraan te danken - maar kan ons er ook (volledig ten onrechte) van overtuigen dat we gestoord zijn. Mensen met een dwangstoornis beoordelen hun gedachten vaak op die manier. Ze beschouwen ze als slecht, gek of iets om je voor te schamen. Ze denken dat er een juiste manier van denken is, zonder ongewenste gedachten of dwang. Maar het is belangrijk om juist deze overtuiging te bestrijden alsje wilt loskomen uit de greep van een dwangstoornis.
Hoe denken mensen met een dwangstoornis? Mensen met een dwangstoornis beoordelen hun dwanggedachten veelal op een bepaalde manier. Ze hebben vaak onjuiste overtuigingen, die niet kloppen met de werkelijkheid en die bovendien de dwanggedachten versterken. Hieronder volgt een aantal van die overtuigingen met de gedachtegang daarachter. • Mijn gedachten zijn abnormaal. De dingen die door mijn hoofd gaan zijn knettergek. Andere mensen hebben dit soort gedachten niet. Er moet iets met me mis zijn. • Mijn gedachten zijn gevaarlijk. Als ik me iets in gedachten voorstel, komt het misschien wel uit. Als het me niet lukt de beelden in mijn hoofd in de hand te houden of uit te bannen, heeft dat vreselijke gevolgen. Hoe meer ik denk aan erge dingen die kunnen gebeuren, hoe groter de kans dat ze ook echt gebeuren. • Ik kan mijn gedachten in de hand houden. Als ik slechte gedachten buitensluit, hebben ze geen macht over me. Door middel van inspanning en wilskracht, kan ik bepalen welke gedachten ik heb. Het is veel te gevaarlijk om mijn gedachten de vrije loop te laten. • Ik moet perfect zijn. Het is onverdraaglijk als het niet precies zo loopt als het zou moeten. De kleinste vergissing kan al een kettingreactie op gang brengen waardoor alles fout loopt. Ik moet voortdurend alert zijn. • Dit is helemaal mijn verantwoordelijkheid. Het is mijn schuld dat deze gedachten opkomen. Ik ben er verantwoordelijk voor en moet ervoor
6
'HET
IS NOOIT
GENOEG'
123
zorgen dat er niets ergs gebeurt. Dat betekent dat ik er alles aan moet doen om te voorkomen dat ze onbeheersbaar worden. • Ik heb zekerheid nodig. Ik kan het niet verdragen als ik iets niet zeker weet. Onzekerheid betekent dat ik het niet in de hand heb. Ik ben pas gerust als ik alle gevaren heb gesignaleerd en alle risico's heb uitgeschakeld. Het is belangrijk om te beseffen dat je dwanggedachten niet kunt tegenhouden, ook al doe je nog zo je best ze te onderdrukken en te neutraliseren. Je pogingen om gedachten te onderdrukken of bedwingen, worden ingegeven door je overtuiging dat je het niet kunt verdragen om te denken aan iets wat in het echte leven onaangenaam of beangstigend is. Je bent bang datje gedachten tot handelen zullen leiden (Als ik niet oppas met mijn gedachten, doe ik iemand nog iets aan) of dat je gedachten de werkelijkheid voorspellen (Als ik aan besmetting denk, raak ik ook echt besmet). Je haalt dus denken en doen door elkaar, en kunt je gedachten niet gewoon als gedachten zien. Hoewel ze geen enkele bedreiging voor je vormen, verwar je dwanggedachten met echt gevaar. En daarom is het ook zo beangstigend dat je je gedachten niet onder controle hebt. Mensen gebruiken allerlei tactieken om ongewenste gedachten uit te bannen: ze leiden zichzelf af met andere gedachten, ze zoeken geruststelling bij andere mensen, ze roepen 'Stop!' tegen zichzelf of kwellen zich met zelfkritiek, ze mishandelen zichzelf lichamelijk (bijvoorbeeld door zichzelf te slaan of te knijpen), en ze proberen zichzelf te dwingen rationeel te zijn. Geen van deze tactieken werkt, maar als je blijft proberen je gedachten te bedwingen terwijl dat niet lukt, dan versterk je wel je overtuiging dat je slachtoffer bent van je eigen gedachten. Wanneer er 'slechte' gedachten bij je opkomen, heb je zogezegd de wedstrijd verloren. Maar het interessante is dat mensen met een dwangstoornis helemaal geen andere gedachten hebben dan andere mensen. We hebben allemaal rare, gekke of walgelijke gedachten en fantasieën. Uit een onderzoek bleek dat negentig procent van de mensen zonder dwangstoornis rare gedachten had. Dat is gewoon hoe onze hersenen werken. Gedachten komen net als dromen onuitgenodigd binnen. We hebben nu eenmaal een grote fantasie. Mensen met een dwangstoornis geven alleen een andere betekenis aan hun gedachten en fantasieën. Zij staan er langer bij stil en beschouwen ze als eert dreiging. Zij denken dat ze allerlei nare gevolgen kunnen hebben, bijvoorbeeld dat je een slecht mens wordt, je zelfcontrole verliest of fouten maakt. Ze voelen zich vaak overdreven verantwoordelijk voor hun gedachten, en denken dat ze van alles moeten doen om te voorkomen dat ze ellende veroorzaken. Dit wil zeggen dat het bij deze angststoornis - net als bij de meeste andere angststoornissen - in feite gaat om angst voor wat
124
ANGSTVRI]
er in je hoofd omgaat. Het is angst voor je eigen gedachten en gevoelens. Zogenaamd normale mensen hebben vaak dezelfde gedachten en gevoelens, maar beschouwen die slechts als achtergrondgeruis. Mensen met een dwangstoornis zijn er echter van overtuigd dat hun gedachten en gevoelens een vernietigende kracht bezitten. Bovendien zijn mensen met een dwangstoornis - net als veel mensen met een andere angststoornis - bang voor hun negatieve emoties. Ze denken namelijk dat die uit de hand zullen lopen, hun zullen overspoelen, enorm veel ellende zullen veroorzaken en nooit meer overgaan. Door deze angst voor emoties - bijvoorbeeld de angst dat je je woede niet in toom kunt houden en iemand iets aandoet -let je er juist extra op, sta je er langer bij stil en probeer je ze te vermijden. Sam was een typische dwangmatige cliënt van mij. Er speelden bepaalde dingen in de relatie met zijn vrouw die spanningen opriepen. Het waren allemaal vrij normale dingen voor een doorsnee huwelijk en zo nu en dan kregen Sam en zijn vrouw er ruzie over, wat ook vrij normaal is. Maar iedere keer dat dat gebeurde, was Sam doodsbang dat zijn boosheid uit de hand zou lopen. Hij was ervan overtuigd dat hij de boze gedachten in bedwang moest zien te krijgen, omdat hij anders gewelddadig zou worden. Hij dacht: Ik ben zo kwaad, ik kan haar wel vermoorden en vervolgens schrok hij vreselijk van die gedachte. Hij had nog nooit in zijn leven iemand iets aangedaan, maar toch was hij er bang voor. De gedachte riep veel spanning en zelfkritiek op en hij probeerde haar te neutraliseren door tegen zichzelf te zeggen dat hij een goede echtgenoot was, door zijn gedrag stug te verdedigen en door te proberen iedere zweem van woede uit zijn stem te houden om voor zichzelf te bewijzen dat hij niet echt boos was. Het hielp niet. Hij werd juist steeds bozer, en daardoor werd hij natuurlijk ook steeds angstiger. Hoe hard hij ook zijn best deed om alleen 'goede' gedachten te denken, de ongewenste, boze gedachten bleven bij hem opkomen, waardoor hij in feite voortdurend doodsbang was. Als hij maar kon voorkomen dat die vreselijke gedachten bij hem opkwamen, dan zou hij nergens last meer van hebben en zouden de problemen in zijn huwelijk ook zijn opgelost. Dat dacht hij tenminste. Wat Sam pas later begreep, was dat alle pogingen je gedachten in bedwang te houden de angst voor je eigen gedachten juist in stand houdt. Wanneer je tegen jezelf zegt dat je ergens niet aan mag denken, werkt dat meestal juist averechts. Wat gebeurt er als je jezelf verbiedt om aan een witte beer te denken? Natuurlijk denk je dan onmiddellijk aan een witte beer. En zo werkt het ook als je van jezelf eist dat je een bepaalde gedachte niet denkt, bijvoorbeeld een boze gedachte of een seksuele fantasie die je verontrust. Dat je dit zo dringend van jezelf eist, garandeert vrijwel zeker dat je er juist wel aan denkt. Zo werken onze hersenen nu eenmaal. Ze zijn
6
'HET
IS NOOIT
GENOEG'
125
erop ingesteld om ons te laten denken aan alles wat belangrijk of dringend is, en vooral aan wat gevaarlijk is. Dus wanneer een ongewenste gedachte terugkomt - en dat gebeurt gegarandeerd - en je bent niet in staat die te onderdrukken, dan versterkt dat je gevoel dat je jezelf niet in de hand hebt. Dat versterkt vervolgens weer je angst en als reactie daarop doe je dubbel zo hardje best om de 'slechte' gedachte uitje hoofd te bannen. En daarmee zit je gevangen in een vicieuze cirkel van gedachten die eindeloos hun eigen staart achterna zitten. Daar is geen ontkomen aan. Of toch? Gelukkig wel. Er zijn technieken waarmee je kunt leren het tegengestelde te doen, de controle over je gedachten juist los te laten en ongewenste gedachten zelfs uit te nodigen je hoofd binnen te stromen. Daardoor verandert de hele dynamiek van een dwangstoornis. Door jezelf geleidelijk bloot te stellen aan gedachten waar je angstig van wordt, kun je leren ze rustig toe te laten en je angst ervoor drastisch verminderen. Verderop in dit hoofdstuk gaan we dieper in op een aantal van deze technieken.
Hoe zitje dwangstoornis
in elkaar?
In figuur 6.I zie je hoe een dwangstoornis zich ontwikkelt en standhoudt. Alle stappen van deze figuur staan voor iets wat je kunt veranderen. Als je weet welk spel je dwangstoornis speelt, kun je een tactiek ontwikkelen om dit moeilijke probleem aan te pakken.
De spelregels van een dwangstoornis Mensen met een dwangstoornis volgen een serie regels die hen ertoe aanzetten hun gedachten in de gaten te houden, ze zo negatief mogelijk te beoordelen, en ze te onderdrukken met technieken die hun dwangmatigheid versterken. Kijk maar eens of de volgende spelregels aansluiten bij hoe jij je dwang ervaart. 1.
Beschouw je gedachten en gevoelens als uniek en raar. Als je een dwang-
stoornis hebt, vind je bepaalde gedachten en fantasieën raar of gestoord. Je bent bijvoorbeeld bang dat je iets zult zeggen of doen wat ongepast is (Straks begin ik op het feestje nog te gillen), of gewelddadig (Ik kan me voorstellen dat ik haar wurg), of gestoord (Misschien ben ik wel van de duivel bezeten). Het interessante is dat negentig procent van de mensen zonder dwangstoornis dezelfde soort gedachten of fantasieën heeft. Het verschil is dat iemand met een dwangstoornis denkt dat ze vreselijk raar en gestoord zijn.
126
ANGSTVRI]
Prikkels Situaties die ongewenste gedachten oproepen
'Rare' gedachten, beelden of gevoelens
Negatieve beoordeling Dit is idioot. Misschien ben ik gek ofslecht. Ik mag deze gedachten niet hebben. Anderen hebben zulke gedachten niet. Opvattingen over gevaar, betrekken op jezelf, waarschijnlijkheid, perfectionisme en verantwoordelijkheid
Zekerheid eisen
I
Speuren naar'rare' gedachten, beelden, gevoelens
Gedachten onderdrukken Ik moet deze gedachten uitbannen. (Gedachten proberen kwijt te raken)
I
Doen en denken door elkaar halen Als ik dit denk, kan het ook echt gebeuren.
-: Het lukt niet gedachten te onderdrukken of uit te bannen.
Controleverlies Ik heb mijn gedachten en impulsen niet in de hand.
Vermijding van situaties die dwanggedachten oproepen
/'
Dwanghandelingen Poging gedachten te neutraliseren of uit te bannen door controleren, herhalen, enzovoort
---+
Gevoel dat het klaar is Nu heb ik genoeg gedaan. Het heeft geholpen. Ik voel me minder angstig.
Figuur 6.1 De werking
2.
r-----+
Achterliggende overtuiging Ik heb rituelen nodig om gevaarlijke gedachten kwijt te ra ken.
van een dwangstoornis
Houd je gedachten en gevoelens in de gaten en het hoofd ziet. Als het je eenmaal is opgevallen gedachten en fantasieën hebt, ga je er naar angststoornis zijn zich altijd sterkt bewust
zorg ervoor dat je niets over dat je deze rare, gestoorde speuren. Mensen met een van wat zich aan gedach-
6
IS NOOIT
GENOEG'
127
ten en beelden in hun hoofd afspeelt, maar dat geldt nog sterker bij een dwangstoornis. Als je een dwangstoornis hebt, let je voortdurend op of zich iets ongewoons voordoet in je gedachten en gevoelens. Je besteedt daar extra aandacht aan en hecht er onevenredig veel belang aan. Wanneer je iets opvalt, zoom je erop in en blijfje er lang bij stilstaan. het onderwerp van je dwanggedachten. Het is belangrijk om te weten waar je dwanggedachten over gaan. Ben je bijvoorbeeld bang dat je fouten maakt, iets vergeet te doen of dat je besmet raakt? Schrijf op waar je dwanggedachten precies over gaan. Tot welke verwachtingen leiden ze? Ik verwacht dat ik gek word als ik deze gedachten toelaat of Ik word
3. Onderzoek
vast besmet met dodelijke bacteriën als ik dit papier aanraak. 4. Beoordeel je gedachten als raar, slecht, gestoord of gevaarlijk. Zeg bijvoorbeeld tegen jezelf: Dit zijn rare gedachten, misschien ben ik wel gek of slecht, Ik mag deze gedachten niet hebben en Andere mensen hebben zulke gedachten niet. Omdat je je schaamt voor je rare gedachten, praat je er niet over met je vrienden. Je hebt het gevoel dat je de enige bent: Niemand anders heeft zulke vreemde gedachten offantasieën. Bovendien laat je je gevoel van eigenwaarde bepalen door het hebben van deze gedachten en fantasieën: Als ik niet zo slecht was, had ik deze gedachten niet. Een man zag in gedachten voor
zich dat Jezus seks had. Hij dacht dat dit betekende dat hij een slecht mens was en door God gestraft zou worden. Hij besefte wel dat dit irrationeel was, maar gaf aan dat hij deze gedachten toch onverdraaglijk vond. 5. Neem aan dat je gedachten tot handelen zullen leiden of dat je gedachten hetzelfde zijn als de werkelijkheid. Je haalt denken en doen door elkaar en zegt bijvoorbeeld: Als ik deze gedachten heb, komen ze misschien wel uit.
Jack Rachman van de universiteit van British Columbia heeft ontdekt dat mensen met een dwangstoornis vaak denken dat hun gedachten en fantasieën voorspellingen zijn van de werkelijkheid: Als ik een gewelddadige gedachte heb, word ik gewelddadig. Omdat je bang bent dat dergelijke gedachten uit zullen komen, probeer je wanhopig om ze volledig uit te bannen. gedachten te onderdrukken. Zeg bijvoorbeeld tegen jezelf: Ik moet deze gedachten uitbannen. Omdat je je schaamt voor bepaalde gedachten en denkt dat ze betekenen dat er iets met je mis is, probeer je ze kwijt te raken door tegen jezelf te zeggen: Stop met deze gedachten of Probeer hier niet aan te denken of iets dergelijks. Dat kan wel eens tijdelijk helpen, maar de gedachten komen altijd terug en soms zelfs nog sterker.
6. Prolieer alle ongewenste
128
ANGSTVRI]
7. Het is niet best als je deze gedachten niet kunt onderdrukken of uitbannen. Als het je niet lukt de gedachten en fantasieën te onderdrukken, zie
je ze - soms nog sterker - terugkomen, en dat versterkt je overtuiging dat deze gedachten je in hun macht hebben. Omdat je gelooft dat je je gedachten in de hand moet houden - en ze niet gewoonweg kunt accepteren - denk je als het je niet lukt ze te onderdrukken, dat hetnog erger is dan je eerst dacht. 8. Ga ervan uit dat de terugkeer van deze gedachten betekent dat je jezelfhelemaal niet meer in de hand hebt. Zeg bijvoorbeeld tegen jezelf: Ik heb mezelf niet in de hand, of nog liever: Ik word gek. Je begint je angstiger en depres-
siever te voelen en zoekt een manier om deze ongewenste gedachten en beelden uit te bannen. Maar dat lukt natuurlijk niet. gedachten en fantasieën te neutraliseren. Dat kun je doen door middel van controleren, herhalen, wassen en bidden. Door het uitvoeren van bepaalde rituelen of handelingen, neemt je angst mogelijk tijdelijk af en dat versterkt je dwangmatige gedrag.
9. Probeer ongewenste
10.
Blijf neutraliseren
totdat je het gevoel hebt dat je klaar bent. Je gaat bij-
voorbeeld door met je dwangmatige gedrag totdat je op een punt komt waarop je denkt: Goed, ik heb genoeg gedaan, dit heeft geholpen, want ik voel me minder angstig. Dit gevoel bepaalt voortaan hoe langje moet doorgaan met een dwanghandeling. 11.
Versterk je overtuiging dat je rituelen nodig hebt om van gevaarlijke gedachten af te komen. Dat je angst tijdelijk is afgenomen door je dwanghande-
lingen, bevestigt je overtuiging dat dwanghandelingen de enige manier zijn om je dwanggedachten te neutraliseren. Dit vergroot de kans dat je dwanggedachten blijven terugkomen en dat je dwanghandelingen blijft gebruiken. iedere situatie die dwanggedachten oproept. Omdat bepaalde situaties of mensen voor jou samenhangen met je dwanggedachten, zul je waarschijnlijk van alles gaan vermijden. Je doet bijvoorbeeld je administratie niet meer omdat je steeds alles moet controleren, je vermijdt de douche vanwege ingewikkelde wasrituelen, ofje kijkt niet naar bepaalde films, omdat ze hinderlijke gedachten ofbeelden bijje kunnen oproepen.
12. Vermijd
In tabel
6.1
staan in het kort de spelregels van een dwangstoornis.
6
'HET
IS NOOIT
129
GENOEG'
Tabel 6.1 Spelregels van een dwangstoornis
1.
Ik heb rare gedachten.
2.
Dit betekent dat er iets heel erg met me mis is.
3. Ik mag deze gedachten 4.
niet hebben.
Ik moet deze gedachten
goed in de gaten houden.
5. Ik moet gehoor geven aan mijn dwanggedachten. 6. Als ik deze gedachten toelaat, 7. Ik moet deze gedachten
kan het uit de hand lopen.
onderdrukken.
8. Als ik merk dat ik deze gedachten aan te doen. 9. Als ik deze gedachten hand.
heb, heb ik de verantwoordelijkheid
niet volledig kan onderdrukken,
10.
Ik moet deze gedachten
neutraliseren;
11.
Ik mag ophouden
12.
De enige manier om mijn angst te verminderen, rituelen.
met neutraliseren
om er iets
heb ik mezelf niet meer in de
ik moet mezelf afleiden, iets doen. wanneer ik het gevoel heb dat ik klaar ben.
13. Ik moet situaties waarin ik dwanggedachten voel, vermijden.
is door middel van neutraliseren
of
krijg of de drang tot neutraliseren
Het overwinnen van een dwangstoornis Hoewel het vaak lijkt alsof de symptomen diep geworteld zijn in de persoonlijkheid van degene die eraan lijdt, is een dwangstoornis niet minder goed te behandelen dan welke andere angststoornis ook. De aanpak gaat uit van dezelfde stappen die we in de vorige hoofdstukken gebruikten: I. Omschrijf je angsten. 2. Word je bewust van veiligheids/vermijdingsgedrag. 3. Versterk je motivatie om te veranderen. 4. Verander je relatie met je dwanggedachten. 5. Stel een angsthiërarchie op. 6. Evalueer hoe rationeel je angsten zijn. 7. Oefen in je verbeelding met beangstigende situaties. 8. Oefen in het echt met beangstigende situaties. 9. Ontwikkel een langetermijnstrategie. Laten we deze stappen ook nu weer stuk voor stuk doorlopen.
ANGSTVRIJ
130
1.
Omschrijf je angsten
Mensen met een dwangstoornis hebben doorgaans weinig moeite om hun angsten te omschrijven, want die staan namelijk vaak behoorlijk op de voorgrond en hebben een enorme invloed op hun leven. Ieder angstpatroon dat a) draait om ongewenste gedachten die inje hoofd opkomen, die vervolgens b) met een of ander vreemd of afwijkend gedrag op afstand gehouden moeten worden (dus met respectievelijk dwanggedachten en dwanghandelingen) valt binnen de categorie dwangstoornissen. Als je twijfelt of jij hier binnen valt, kun je eventueel de test op dit gebied in bijlage Ginvullen. Het is nuttig om eerst een lijst te maken van je dwanggedachten. Begin met de onderliggende angst (angst voor besmetting, fouten maken, rommel, enzovoort). Schrijf vervolgens op welke voorspellingen je aan je dwanggedachten koppelt. Bijvoorbeeld: Als ik mezelf toesta seksuelefantasieën te hebben, kom ik in de problemen of Ik raak besmet met dodelijke bacteriën als ik een krant aanraak die iemand anders al gelezen heeft. Let vooral goed op of je denken en doen ook door elkaar haalt - de overtuiging dat een beeld in je hoofd voorspelt wat er in werkelijkheid gaat gebeuren. Als ik gewelddadige gedachten heb, ga ik iets gewelddadigs doen. Noteer hierbij ook hoe je je eigen gedachten beoordeelt: Ik schaam me rot, Dit is knettergek of Ik ben verschrikkelijk slecht. Voeg hier ten slotte een gedetailleerde beschrijving van je dwanghandelingen aan toe: welke rituelen voer je uit om gevaarlijke gedachten kwijt te raken, wat vermijd je allemaal, wat moet je beslist doen, maar is erg hinderlijk in het dagelijks leven? Het is belangrijk om eerst een helder beeld te krijgen van hoe je dwangstoornis eruit ziet en welke plek die inneemt in je leven. Dat helpt je namelijk bij het ontwikkelen van een realistische en effectieve aanpak. 2.
Wordje bewust van veiligheids/vermijdingsgedrag
Als je een dwangstoornis hebt, zul je ook hier weinig moeite mee hebben, want je symptomen zijn min of meer gelijk aan je veiligheids- en vermijdingsgedrag. Dwanghandelingen - de dingen die je doet om je angst te dempen - zijn in feite een vorm van veiligheidsgedrag. Dit zijn de dingen waarvan je denkt dat ze je zullen beschermen, zoals alle parkeermeters langs het trottoir aanraken of alles in je laden strak op een rijtje leggen. Op andere mensen komt dit veiligheiels- en vermijdingsgedrag misschien vreemd over, maar voor iemand met een dwangstoornis is het de enige manier om een enigszins veilig gevoel te krijgen. Susan, die ik aan het begin van dit hoofdstuk al noemde, vermeed het aanraken van andere mensen, voorwerpen buitenshuis en zelfs oppervlakken in haar eigen flat die ze niet onlangs had schoongemaakt. Daniël, een andere cliënt, was bang dat hij
6
'HET
IS NOOIT
GENOEG'
131
Tabel 6.2 Vermijdingsgedrag Wat ik vermijd vanwege mijn dwangstoornis: 1. 2.
3· 4·
een baby iets zou aandoen, dus hij bleef uit de buurt van baby's. Ga voor jezelf eens na welke mensen, plekken of dingen je mijdt vanwege je dwangstoornis. Een cliënt die bang was dat hij bezeten was van de duivel meed horrorfilms, een andere man was bang voor straling en meed horloges en weer iemand anders, die bang was voor besmetting, ging nooit ver van huis, omdat hij geen openbaar toilet wilde gebruiken. Veiligheidsgedrag kan zich ook uiten als de manier waarop je dingen voor je gevoel beslist moet doen, zoals papieren zakdoekjes gebruiken om iets vast te pakken of je op een speciale manier wassen. Of je hebt het idee dat je een ritueel moet volhouden totdat het goed voelt. Noteer jouw specifieke veiligheids- en vermijdingsgedrag op de lijst van je angsten die je eerder hebt gemaakt. Je kunt ze indelen onder kopjes als 'angst voor besmetting' of 'angst voor chaos'. Schrijf daarbij niet alleen op wat je vermijdt, maar ook hoe je het vermijdt (laat je bijvoorbeeld andere mensen dingen voor je doen?). Hoe gedetailleerder je dit gedrag omschrijft, hoe meer je uiteindelijk aan je lijst zult hebben voor het overwinnen van je dwang.
3. Versterkje
motivatie om te veranderen
Essentieel voor het overwinnen van je dwangstoornis is blootstelling, zowel in je verbeelding (aan de beelden waar je moeite mee hebt) als in het echt (aan de situaties waar je een naar gevoel van krijgt). Je gaat deze beelden en situaties niet langer uit de weg, maar stelt je er doelbewust aan bloot. Daarbij geef je niet toe aan dwanghandelingen om het effect te neutraliseren, maar onderga je wat er op je afkomt, inclusief alles wat daar beangstigend, chaotisch en walgelijk aan is. Dat zal in eerste instantie waarschijnlijk niet prettig zijn. De eerste keer dat je besluit met je dwanggedachten aan de slag te gaan, voel je vast en zeker meer in plaats van minder angst en spanningen. Het is zo langzamerhand een gewoonte voor je geworden om te luisteren naar de angstige geluiden in je hoofd en je doen en laten daar door te laten bepalen. Het is begrijpelijk dat je een naar gevoel krijgt als je die gewoonte loslaat, want dat raakt aan je grootste angsten. Het voelt
ANGSTVRI]
132
Tabel 6.3 Voor- en nadelen van het overwinnen van mijn dwangstoornis door middel van
blootstelling Nadelen
Voordelen
Ik voel me angstiger. Ik heb er geen zin in.
Ik word mogelijk minder dwangmatig
Misschien wordt het nog erger.
Ik hoef mijn flat niet voortdurend te maken.
Ik vind het walgelijk
Ik word weer baas over mijn eigen leven. Ik kan weer andere mensen ontmoeten.
en voel me besmet.
schoon
Tabel 6-4 Voor- en nadelen van het overwinnen van mijn dwangstoornis door middel van
blootstelling Nadelen
Voordelen
waarschijnlijk meer alsof je je in het hol van de leeuw waagt dan als een bevrijding. Maar bedenk ook wat dit je oplevert en niet alleen wat het je kost. Dat houdt in dat je de nadelen van wat je tot nu toe deed onder ogen ziet. Ik had een cliënt, Bill, die de behandeling die ik hem voorstelde totaal niet zag zitten, totdat hij een lijst maakte van wat het hem zou opleveren en hij daar eens goed bij stilstond. Die lijst staat in tabel 6-3. Bill schrok er eigenlijk best van toen hij dit allemaal op papier zag staan. Hij had zichzelf min of meer wijsgemaakt dat het wel meeviel met zijn dwangstoornis, dat het niet echt iets was om je druk over te maken. Gelukkig kreeg hij goede raad en steun van zijn vrouw. Nadat hij het met mij besproken had, besloot hij dat de voordelen van de behandeling wel tegen de nadelen opwogen en dat hij ervoor zou gaan. 4. Verander je relatie met je dwanggedachten BEWIJS
DAT ONDERDRUKKEN
NIET
WERKT
Zoals ik al eerder aangaf, geeft iedere poging je gedachten te onderdrukken ze alleen meer macht. Maar misschien denk je toch nog dat je bepaalde gedachten niet mag toelaten en dat onderdrukken wel werkt. Doe dan het volgende experiment. Probeer het komende kwartier niet aan witte beren te denken. Steek je hand op als je toch aan een witte beer denkt. Hoogst-
6
'HET
IS NOOIT
133
GENOEG'
waarschijnlijk lukt het je niet de witte beren uit je hoofd te zetten. Gedachten onderdrukken werkt echt niet. Dus misschien wordt het tijd om dat op te geven. BEWIJS
DAT
GEDACHTEN
DE WERKELIJKHEID
NIET
KUNNEN
VERANDEREN
Zoals ik al eerder zei, is een belangrijk aspect van een dwangstoornis het door elkaar halen van denken en doen - de overtuiging dat het hebben van een gedachte de werkelijkheid zal veranderen. Je denkt bijvoorbeeld dat er iets ergs met een geliefde zal gebeuren, dus je probeert die gedachte te onderdrukken of te neutraliseren door te bidden. Maar gedachten kunnen de werkelijkheid echt niet veranderen. En dat kun je op verschillende manieren aantonen. Ik bewijs dit vaak aan cliënten door tijdens het behandelgesprek steeds maar weer te herhalen: 'Ik wil nu meteen een hartaanval krijgen' of 'Ik wil dat de duivel nu bezit van me neemt'. Ik zou je kunnen vragen om met' de kracht van je gedachten' een boek te laten zweven in mijn spreekkamer of om je favoriete voetbalclub vijf doelpunten te laten scoren. Of ik vraagje om steeds maar weer te herhalen: 'Ik wil gek worden' of 'Ik wil dat de duivel bezit van me neemt'. Wanneer je eenmaal beseft dat gedachten de werkelijkheid niet veranderen, ben je een heel eind op weg met het overwinnen van je dwangstoornis. LAAT
JE GEDACHTEN
DE VRIJE
LOOP
Probeer maar eens om je gedachten niet steeds in de gaten of onder controle te houden. Het is een goede oefening om jezelf toe te staan dwanggedachten los te laten wanneer ze bij je opkomen. Je kunt je aandacht in plaats daarvan bijvoorbeeld richten op de voorwerpen om je heen door ze te tellen en de verschillende vormen en kleuren te beschrijven. Als je voor jezelf aantoont dat je je dwanggedachten kunt negeren, zal je angst ervoor zeker afnemen. Maar hoewel het tijdelijk kan helpen je gedachten de vrije loop te laten of af te leiden - en misschien heb je dat inmiddels al geoefend - is jezelf langere tijd blootstellen aan de dingen die je beangstigen een krachtigere techniek. Want daardoor leer je namelijk dwanggedachten net zo lang toe te laten totdat ze je gaan vervelen. BEKIJK
JE DWANG
EENS
ANDERS
Hoe zou je dwang eruit zien als je je daar een concreet beeld van vormde? Susan beschreef haar dwang als een grote, dreigende, donkere wolk, die haar bedekte en verstikte. Ik vroeg haar om dat beeld te veranderen in een klein plasje op de vloer. Dat voelde al een heel stuk minder bedreigend. Vervolgens vroeg ik haar om zich haar dwang voor te stellen als een soort clowntje op mijn bureaustoel, dat zijn beentjes over de rand liet bungelen.
134
ANGSTVRI]
Ik opperde dat hij een zacht piepstemmetje had (dat ik imiteerde). Dat was een heel andere manier om tegen de dwang aan te kijken. Nu hoefde ze niet meer bang te zijn voor haar dwanggedachten, maar kon ze erom lachen. Susan kreeg als huiswerk mee om iedere keer dat ze haar controledwang voelde opkomen aan het clowntje te denken. Daardoor nam ze haar controledwang niet meer zo serieus. VERANDER
JE RELATIE
MET
JE DWANGGEDACHTEN
In je huidige relatie met je dwanggedachten, ben jij het slachtoffer en is de dwang je kwelgeest. Je hebt het gevoel dat het een strijd is en dat je je dwanggedachten moet zien kwijt te raken. Maar dit maakt je dwang juist sterker en meer beangstigend. Je hoeft de dwang helemaal niet kwijt te raken. Beschouw hem maar als een gast op je feestje. Er zijn een heleboel mensen aanwezig en hij is daar een van. Je vindt hem een beetje raar, maar ondanks dat laat je hem toch blijven. Je hebt besloten geen ruzie met hem te gaan maken, maar hem gewoon met rust te laten. Hij is er, maar je bent niet boos op hem en doet gewoon beleefd. Hij mag de hele dag bijje blijven, maar je geeft geen gehoor aan zijn bevelen. ZING
JE DWANGGEDACHTE
Dwanggedachten (zoals Ik ben besmet) kunnen je behoorlijk in hun greep houden. Om hun die macht te ontnemen, kun je oefenen om dwanggedachten op een andere manier te hebben. De dwanggedachte Ik ben besmet kun je bijvoorbeeld veranderen in een liedje.Jenny oefende met het neuriën van 'Ik ben besmet', waardoor die dwanggedachte veel minder macht over haar kreeg. Een liedje is niet gauw beangstigend. LAAT
JE DWANGGEDACHTE
DRIJVEN
In plaats van te proberen je dwanggedachte onder controle te houden, kun je ook een stapje terug doen en de gedachte observeren. Zie je dwanggedachte als een blad dat op het water drijft. Het water stroomt langzaam voort en de zon wordt erin weerkaatst. Je hoeft je dwang niet onder controle te houden of te veroordelen; hij is er gewoon. Je ziet hem langskomen en wegdrijven. En als je lang genoeg wacht, komt er weer een andere dwanggedachte langs die ook weer wegdrijft. Dwanggedachten komen en gaan. ZORG
VOOR
JE DWANGGEDACHTE
Dit is een van mijn favoriete manieren om met dwanggedachten om te gaan. Stel je je dwang voor als een eenzaam type, zonder vrienden. Iedereen schreeuwt dat hij moet ophouden en dat is de enige aandacht die hij ooit krijgt. Maar nu je met je cognitieve technieken bezig bent, heeft je dwang het gevoel dat hij in de steek wordt gelaten. Lees het verhaaltje in
6
'HET
IS NOOIT
135
GENOEG'
het kader hieronder maar eens door, en probeer je dwang voor je te zien als iemand die onaangekondigd langs komt.
Aandacht
Ik zat rustig in mijn spreekkamer uit de wachtkamer
over de belasting te piekeren toen ik plotseling
geschreeuw
hoorde komen. Dat was vreemd, want er stond geen afspraak in mijn
agenda. Ik deed de deur open en zag een klein mannetje
staan, met een frommelig,
ge-
scheurd pak aan en haar dat alle kanten op stond. 'Ik moetje
onmiddellijk
spreken. Het is een noodgeval.'
'Maar je hebt geen afspraak en ...' 'Heb ikeenafspraak
nodig dan? Ik ben hiernu, duswaarom
kan ik nietgelijk
Die vraag overviel me en ik had er niet direct een antwoord nieuwsgierig,
dus ik zei: 'Oké,je hebt mijn onverdeelde
binnenkomen?'
op. Bovendien was ik ook wel
aandacht.'
'Dat is nu precies wat ik bedoel. Precies. Ik wist wel dat ik bij jou moest zijn. Ik wist wel datje het zou begrijpen.' 'Wat moet ik begrijpen?' 'Dat er absoluut
iets moet gebeuren. En snel. Ik kan niet langer wachten.'
'Waaraan moet iets gebeuren?' 'Het gebrek aan aandacht.' Ik dacht: Is dit misschien een grap van een van mijn vrienden? Staat er ergens een verborgen camera? 'Wie benje eigenlijk?' vroeg ik vriendelijk
en voorzichtig.
'Je wilt toch niet zeggen datje me niet herkent? Wat erg. Het is nog erger dan ik dacht.' 'Heb ikje dan eerder ontmoet?' Tja, wie zal het zeggen. Misschien wel duizenden
ofzelfs miljoenen
keren.'
'Ik herken je echt niet.' 'Dat is nu precies het probleem. dachte.Ia.
Goed, dan zal ik het je vertellen:
ik weet dat het nietaannemelijk
ik ben een dwangge-
klinkt. Je denkt waarschijnlijk:
hem praat. Maar ik besta echt. En ik ben bijjou!'
Ik ben gek dat ik met
Eventjes fleurde hij op, maar daarna sloeg hij
treurig zijn ogen neer. 'Je 'denkt' datje een dwanggedachte
bent. Maar je ziet eruit als iemand die ik op straat
zou kunnen tegenkomen.' 'Ik denk? Natuurlijk
denk ik. Ik denk, dus ik besta.' Hij begon te lachen. En daarna te hoes-
ten. Steeds harder, totdat 'Luister: vervolgde beentjes over de zitting mensen analyseerden
hij naar adem hapte en zei: 'Ik heb niet veel tijd meer.'
hij hijgend. Hij ging op de stoel tegenover bungelen.
'Vroeger was ik belangrijk.
me. Als ik een tirade hield, probeerden
me zitten en liet zijn korte Ik kreeg volop aandacht.
ze me te doorgronden.
De
Alsof
ik de sfinx was. Ik genoot ervan. "Wat kunnen we hieruit opmaken?" Uren bij de psychiater op de bank om mij te begrijpen.
Ze schreven over me, probeerden
te achterhalen
waar ik
vandaan kwam. "Herinner jeje nog wanneer je deze gedachte voor het eerst had?" Dat waren nog eens tijden. Super. Echt klasse, al die aandacht.
"Doet ditje misschien denken aan vroe-
136
ANGSTVRI]
ger?" Ik heb er werkelijk
van genoten.'
'Het klinkt inderdaad alsof het een fantastische 'Ja, toen werd ik nog serieus genomen.
tijd voor je was: zei ik meelevend.
Ik had het altijd druk. En ik kwam nooit op af-
spraak. Ik bedoel, waar ik ook was, New Vork, Wenen, Beverly Hills, ik sprong onverwacht tevoorschijn
en de mensen - en dan bedoel ik gestudeerde
mische titel-
mensen, mensen met een acade-
veerden op en zeiden: "Daar is hij weer!"
'Is al die aandacht je niet naar het hoofd gestegen?' Ik kon mijn tong wel afbijten
toen ik
dat gezegd had. Wat ontactisch! 'Wat denk je?' antwoordde
hij verbitterd
betere, voor altijd vervlogen 'Ik verkeerde
maar ook bedroefd, alsof hij even terug was in
tijden.
in de beste kringen. Aan slapen kwam ik niet toe en dat was eigenlijk ook
juist de bedoeling. Altijd bezig, vierentwintig
uur per dag, zeven dagen in de week.'
'En wat gebeurde er toen?' 'Nou, eerst - dat was nog in de goede tijd - bedacht iemand: "Laten we proberen helemaal
kwijt te raken." Wat een fantastisch
idee. Wat een uitdaging.
hem
Proberen me hele-
maal kwijt te raken.' Hij begon te lachen en moest nog erger hoesten. De tranen sprongen hem in de ogen toen hij terugdacht te schreeuwen:
aan die tijd. 'Me kwijtraken.
Ha! Ze begonnen tegen me
"Stop! Stop met denken!" Dat hielp niet, dus ze voerden het op. De hele dag
stonden ze tegen me te schreeuwen.
Zoveel aandacht had ik nog nooit gehad.'
'En wat gebeurde er toen)' 'Nou, na een hele tijd kregen de mensen in de gaten dat het alleen maar erger werd van dat geschreeuw.
Want je moest me aandacht geven en serieus nemen om tegen me te kun-
nen schreeuwen.
Ik ging nooit weg. Ik bleef maar tevoorschijn
komen. Toen, op een dag,
kwam er iemand heel rustig en bedaard op me af en zei: "Waarom zou ikjou serieus nemen?" Die vent met zijn vlinderdasje uittesten."
Dagenlang
tevoorschijn
werd ik de hele dag uitgetest.
vroegen: "Klop jij eigenlijk moest toetsen.
haalde een schrijfblok
en zei: "Laten wejou
Ze bestookten
wel?" Ze zeiden dat ik mijn voorspellingen
eens
me met bewijzen
en
aan de werkelijkheid
Het was doodvermoeiend.'
'En wat gebeurde er toen?' 'Nou, het was iedere dag weer een vernedering. En weetje wat ze tegen mij, een dwanggedachte, je kunt je wel voorstellen
Geen van mijn voorspellingen
kwam uit.
zeiden?")e bent totaal niet rationeel."
Nou,
hoe de andere gedachten toen tegen me aankeken.'
'Hoe dan?' Hij keek een beetje beschaamd
naar de vloer: 'Ze wilden
niets meer met me te maken
hebben.' En vervolgens
keek hij mij aan, alsof hij me wilde vragen hem niet te veroordelen:
Toen
ging ik aan de drank.' 'Dat moet een moeilijke
tijd voor je zijn geweest.
lyseerd en werden er boeken over je 'verborgen vernederd.
Wat erg voor je.'
'0, maar het werd nog veel erger.' 'Oja?'
Ooit werd je door de mensen geana-
boodschap' geschreven.
En toen werd je zo
6
'HET
IS NOOIT
137
GENOEG'
'Ja, want op een dag zei iemand simpelweg:
"Goed, laat hem dan maar blijven, maar wij
gaan gewoon door." En toen liep die psycholoog
domweg aan me voorbij. Hij zei: "Prima alsje
mee wilt, maar ik ga door, of het nu met of zonder jou is." 'Dat was zeker wel de ergste vernedering
die je ooit hebt meegemaakt?'
'Nee, hoor, het werd nog erger. Toen zei een man tegen me:
"Dus jij
denkt datje zoveel
macht hebt? Laten we dan dit eens proberen: Ga voorde spiegel staan en blijf jezelf herhalen." 'En wat gebeurde er toen je dat deed?' 'Toen begon ik te verdwijnen. meld bij een afkickkliniek
Ik werd niet meer gehoord.
Uiteindelijk
heb ik me aange-
voor dwanggedachten.'
Tjonge, dat is nogal wat.' 'Maar kun jij me niet helpen?' Ik wist niet precies wat hij wilde. Hoe langer ik bij hem was, hoe meer ik eraan twijfelde hij wel echt was. Maar ik dacht: Nouja,
of
het is een mooie zonnige dag in New Vork. Hij is een toerist
en ik weet niet hoe lang hij nog in de stad blijft.
Dus ik antwoordde:
'Laten we een taxi naar het
Empire State Building nemen.' Hij fleurde meteen op en begon met zijn beentjes te trappelen:
'Daar ben ik nog nooit
geweest. Goed.' We gingen naar beneden en namen een taxi naar het centrum. den. 'Pas op voor het verkeer. Het is gevaarlijk. van werd en de deur van de taxi vastgreep, Empire State Building aangekomen, observatietoren
Hij begon onrustigtewor-
Ik ben bang.' Toen hij zag dat ik daar nerveus kwam er een glimlach
op zijn gezicht.
Bij het
nam ik hem mee naar binnen, kocht ik kaartjes voor de
en stapten we in de lift. Er stond een gezin uit Pittsburgh
Hij keek ze aan en zei luid: 'Wetenjullie
bij ons in de lift.
wel zeker dat deze lift veilig is?' Daar kreeg hij energie
van. Dat was wat hij nodig had. We kwamen aan op het dak en ik liep met hem naar buiten. Daar stonden we dan. Ik keek hem aan en zei: 'Doe je ogen eens dicht.' Hij deed ze dicht. Ik zag dat hij daar nerveus van werd, waarschijnlijk keek naar de lucht boven Manhattan.
omdat hij dan nietalles
in de hand had. Ik
De wolken dreven voorbij in het zonlicht.
'Doeje ogen
maar weer open.' Ik wees naar het westen en zei: 'Kijk eens wat een prachtig uitzicht.' Ik hoorde hem kreunen. Hij slaakte een diepe zucht en rochelde: 'Ik kan er niet meer ... tegen.' Zijn stem stierf weg. Ik keek om me heen, maar het dak was leeg. Ik dacht dat ik nog een vage schaduw zag wegsluipen.
Met een heel zacht stemmetje,
hoorde ik hem droevig zeggen: 'Hartelijk Hij was verdwenen.
nog minder dan gefluister,
bedankt.'
Toch wel sneu. Hij was ontmaskerd
en niemand besteedde nog aan-
dacht aan hem. Ik keek uit over de stad en zag de wolken weerspiegelen helemaal op in de lucht en de weerspiegelingen
Door Robert L. Leahy © Association
for Advancement
in de ruiten. Ik ging
en voelde me even volkomen
of BehaviorTherapy,
vredig.
2005.
Zoals het verhaal laat zien, kun je leren een dwanggedachte heel anders te bekijken; als een sneu mannetje dat snakt naar aandacht. Ik heb dit verhaal
138
ANGSTVRI]
al vaak gebruikt bij cliënten met een dwangstoornis en ze vinden het geweldig. Ze zien hun dwanggedachte nu als iemand die hen vergezelt als ze een ommetje maken, als ze gaan hardlopen en als ze aan het werk zijn. Ze kunnen er 'hallo' tegen zeggen, raken er niet meer door van streek en proberen de gedachte niet meer te onderdrukken. Je overwint deze ongewenste gast in je gedachten zoals een zenkrijger zijn tegenstander overwint: door hem te accepteren. SPREEK
JE GEDACHTEN
UIT
IN PLAATS
VAN
ZE TE ONDERDRUKKEN
Ben je bang voor de gedachte Ik word vast gek, oefen dan iedere dag een half uur met het uitspreken van die gedachte. Het is belangrijk dat je dat langzaam doet en je concentreert op wat je zegt. Let op dat je niet afdwaalt, want het valt niet mee om bij een beangstigende gedachte te blijven. Je angst zal in eerste instantie toenemen en vervolgens geleidelijk afnemen. Je zult merken dat de gedachte je niet gek maakt, maar gaat vervelen. Daarmee bewijs je dat het hebben van een gedachte niet gevaarlijk is. Als je je dwanggedachten maar vaak genoeg herhaalt, worden ze saai. Eerst voel je je wel angstiger, maar uiteindelijk word je er flauw van. 5. Stel een angsthiërarchie
op
Ga nu aan de slag met de lijst die je eerder maakte en zet de gedachten, beelden en impulsen waar je bang voor bent op volgorde van minst tot meest beangstigend. Geef ze allemaal een cijfer van 0 tot la - de angstscore - voor de angst die je ervaart. Bij de paniekstoornis in het vorige hoofdstuk ging het bij het geven van het cijfer niet zozeer om de situatie op zich, maar meer om de paniek of zenuwinzinking die je als reactie daarop verwachtte. Bij een dwangstoornis staat de werkelijke situatie echter weer in het middelpunt. Want in het geval van een dwangstoornis wordt de angst opgeroepen door bepaalde omgevingsfactoren (ook al zijn die ingebeeld): besmetting, schaarste, chaos, enzovoort. Soms is er daarnaast ook sprake van angst voor je eigen reacties op een situatie (zoals bij Sam, die bang was dat hij zijn vrouw iets zou aandoen), maar daarbij gaat het niet om angst voor de angst op zich, maar eerder voor de nadelige gevolgen van je reacties. (Als ik gewelddadig word, doe ik iemand waarvan ik houd pijn.) Richt je op datgene wat de kern van je dwangstoornis vormt. Welke situatie kun je niet verdragen? Wat is er zo bedreigend dat je extreme dwanghandelingen moet uitvoeren om dit te vermijden? Zorg ervoor dat je hier een helder beeld van hebt voordat je je angsten een cijfer geeft.
6
'HET
IS NOOIT
139
GENOEG'
Tabel 6.5 Hiërarchie van dwanggedachten Rangschik de gedachten, beelden en impulsen waar je bang voor bent van minst beangstigend naar meest beangstigend. Geef je angst in de rechterkolom een cijfer van nul (geen angst) tot tien (maximale angst). Gedachte/beeldJimpuls/angst 1.
Angstscore (0-10)
(minst beangstigend)
2.
3· 4· 5· 6. 7· 8. 9· 10. (meest beangstigend)
Tabel 6.6 Hiërarchie van situaties die angst oproepen Rangschik de situaties van minst beangstigend naar meest beangstigend. Geef je angst voor iedere situatie aan bij de angstscore en zet in de rechterkolom 'ja' alsje die situatie gewoonlijk vermijdt en 'nee' alsje angst geen invloed heeft op watje doet. Angstscore (0-10)
Situatie
Vermijding (jIn)
1. (minst beangstigend) 2.
3· 4· 5· 6. 7· 8. 9· 10. (meest beangstigend)
6. Evalueer hoe rationeel je angsten zijn Ook al kun je krachtige dwanggedachten of dwanghandelingen niet wegredeneren, toch is het nuttig om je angsten eens rustig en rationeel te onderzoeken. Je kunt daarbij doen alsof je iemand anders bent en jezelf de vraag
ANGSTVRI]
140
stellen: 'Hoe zou een rationeel denkend persoon - iemand anders - tegen de situatie aankijken?' Het antwoord daarop kan je de moed geven om verder te gaan. Zou het bijvoorbeeld verschil maken als je wist dat vrijwel honderd procent van de mensen dezelfde soort gedachten heeft als jij? Is het dan echt waarschijnlijk dat je slecht of gestoord bent? Dat jou iets mankeert; wat niemand anders heeft? Is het reëel om van jezelf te eisen dat je perfect bent, terwijl je dat van niemand anders verlangt? Dit zijn onderwerpen die ik vaak bespreek met cliënten met een dwangstoornis. In veel gevallen hebben ze er baat bij het eens vanuit een andere invalshoek te bekijken dan ze tot nu toe deden. Met Susan besprak ik bijvoorbeeld op deze manier haar overtuiging dat ze besmet zou raken als ze iets aanraakte wat iemand anders ook had aangeraakt. Ze besefte dat dit in het licht van alles wat we weten over hoe ziekten worden overgedragen, totaal onlogisch was. En zo zag ze ook in dat haar angst dat de duivel bezit van haar zou nemen, irrationeel was. Door dit besef op zich was haar angst nog niet weg, maar zag ze het wel meer zitten om te beginnen met een behandeling. En door die behandeling ontwikkelde ze uiteindelijk een meer rationele opstelling. De belangrijkste vraag om rationeel te benaderen, is misschien wel de volgende: Wat zou er gebeuren als je je dwanggedachten gewoon accepteerde, zoals de therapeut in het verhaal hierboven? Als je niet langer probeerde ze kwijt te raken door ze te neutraliseren met dwanghandelingen? Wat verwacht je precies dat er dan zal gebeuren? De meeste mensen met een dwangstoornis hebben nooit serieus over deze vraag nagedacht. En daarom hebben ze eigenlijk geen enkele reden om voorspellingen te doen over wat er zal gebeuren. Toch doen ze dat wel (ze veronderstellen namelijk dat er een ramp zal gebeuren) en die voorspellingen veroorzaken gigantisch veel angst en spanningen. Misschien is het niet nodig om te veronderstellen dat er een ramp zal gebeuren. Misschien zijn die aannames gewoonweg niet Tabel 6.7 Waarom mijn dwanggedachte irrationeel is
Mijn angst is: Dat is irrationeel,
want:
6
'HET
IS NOOIT
GENOEG'
141
waar. Er is waarschijnlijk een andere manier om met die gedachten om te gaan. Het feit dat veel mensen vergelijkbare gedachten hebben zonder een dwangstoornis te krijgen en zonder dat er dan rampen gebeuren, illustreert dat die er is. Als je je kunt openstellen voor die mogelijkheid, heb je al een belangrijke stap gezet. 7. Oefen inje verbeelding met beangstigende situaties Net als in de voorgaande hoofdstukken, kun je ook nu weer op basis van je angsthiërarchie gaan oefenen met jezelf in je verbeelding blootstellen aan je angst. Ik laat mijn cliënten doorgaans met iets gemakkelijks beginnen, iets wat onderaan de lijst staat. Als je bijvoorbeeld steeds maar weer moet controleren of je de deur wel op slot hebt gedaan, zou je kunnen beginnen met je in gedachten voor te stellen dat je de deur één keer op slot doet en dan wegloopt. (Ofje stelt je voor dat je je handen slechts één keer wast of dat je op je werk een klein onderdeel overslaat.) Houd het beeld een minuut of tien vast en kijk wat er gebeurt. De kans is groot dat je angstniveau (het cijfer van 0 tot IQ dat je aan je angst toekent: de angstscore) eerst omhoog gaat, en vervolgens geleidelijk omlaag, doordat je gewend raakt aan het beangstigende beeld. Uiteindelijk zal het beeld je waarschijnlijk gaan vervelen en dat is nu precies de bedoeling. Hiermee bewijs je namelijk aan het primitieve deel van je hersenen dat de gedachte aan een deur die niet op slot zit op zich niet gevaarlijk is. Wat je ook nog kunt doen, is van tevoren noteren wat je verwacht dat er gaat gebeuren tijdens de oefening. Je denkt bijvoorbeeld: Dat kan ik echt niet aan of Mijn angst gaat vast door het plafond. Het is interessant om te kijken of dat ook echt gebeurt. Gebeurt het niet, dan heb je een begin gemaakt met het afbreken van je geloof in de macht van je angst. Het is het beste om geleidelijk toe te werken naar beelden die steeds meer angst oproepen. Je hebt bijvoorbeeld het beangstigende idee dat je er in gezelschap zomaar iets raars of onfatsoenlijks uit zult flappen, dat is een dwanggedachte die veel voorkomt. Begin dan met het beeld dat je thuis zit en er zomaar iets uitflapt waar niemand bij is. Dat is niet zo erg beangstigend. Stel je vervolgens voor dat je er iets uitflapt waar je partner bij is. Dat is misschien al iets erger. En dan waar iemand uit je naaste familie of vriendenkring bij is. Dan in het bijzijn van een groep onbekenden op een feestje; enzovoort. Werk zo de hele hiërarchie door en oefen met iedere stap. Uiteindelijk kom je dan uit op het ergste wat je je kunt voorstellen, bijvoorbeeld de gedachte dat je er de vreselijkste vloeken uitflapt in de kerk. Probeer uit hoe dat voelt. Het opmerkelijke is, dat je waarschijnlijk net zo gemakkelijk aan dat beeld went als aan alle andere. Oefen iedere stap in je verbeelding net zolang totdat je gelijkmatige resultaten behaalt. Met andere woorden: dat je angst iedere keer dat je deze
142
ANGSTVRI]
stap oefent, na verloop van tijd afneemt. Je kunt zelf bepalen hoe langje de blootstellingsoefeningen laat duren. Maar hoe langer een succesvolle blootstelling duurt, hoe effectiever die over het algemeen is. Drie kwartier stilstaan bij een beangstigende gedachte, is niet extreem. Je kunt ook oefenen met het uiterst langzaam hardop herhalen van de gevreesde gedachte, zoals ik eerder beschreef. Hoogstwaarschijnlijk gaat dat je heel erg vervelen. Maar ook meerdere keren een kortere blootstelling, bijvoorbeeld tien minuten per keer, kan goed helpen. Je hoeft niet per se tot het uiterste te gaan, maar het is wel belangrijk dat je volhoudt totdat je angstniveau bij iedere blootstelling zakt (tot globaal een angstscore van 2). Wanneer je zover bent dat dit zonder problemen lukt, ben je klaar voor de belangrijkste uitdaging, namelijk dezelfde techniek toepassen in het echt.
8. Oefen in het echt met beangstigende
situaties
Dit is het moment waarop je de geleerde methoden echt in de praktijk gaat brengen, je gaat je begeven in situaties die dwanggedachten bij je oproepen en daar anders op reageren. Ook deze vorm van blootstelling kun je grotendeels plannen, zodat het in een tempo gaat dat je aankunt. Toen ik Susan behandelde voor haar angst voor besmetting, begonnen we bijvoorbeeld met in verbeelding een vies bankbiljet aanpakken. Daarna gingen we dat in het echt oefenen: Susan betastte een half uur lang in mijn spreekkamer een echt bankbiljet en kwam zelfs zover dat ze ermee over haar armen en gezicht wreef. Bij iedere stap noteerden we haar angstscore en zagen we hoe dat geleidelijk afnam. Op onze volgende afspraak wreef ze als oefening met haar handen over de vloerbedekking in mijn spreekkamer. Vervolgens ging ze nog een stap verder op haar hiërarchie en stak ze haar handen in de prullenbak. Daarbij liet ze het afval door haar handen gaan en waste ze zich na afloop vier uur lang niet. Tussen onze afspraken door deed ze thuis soortgelijke oefeningen. Het duurde niet lang voordat haar angst aanzienlijk was afgenomen en haar dwang veel minder overheersend was geworden. Ook Ron maakte dwangmatig schoon, maar liep daarbij tegen een probleem aan. Hij raakte ervan overtuigd dat hij vergiftigd zou raken door het gebruik van Glassex. Hij besefte wel dat dat niet waarschijnlijk was, maar raakte de angst niet meer kwijt. Op een van onze afspraken nam ik een fles Glassex mee, spoot het spul in het bijzijn van Ron op mijn handen en wreef mijn armen ermee in (het voelde aan als aftershave). Hij schrok ervan, maar was ook nieuwsgierig. Een paar minuten later liet ik hem een klein beetje op zijn hand spuiten zonder het er meteen weer af te vegen. Toen hij dat deed, schoot zijn angstniveau omhoog. Ik vroeg hem het spul op zijn hand te laten terwijl we over zijn andere dwanggedachten spraken. Aan het eind van het uur was hij de Glassex bijna vergeten en was hij er niet bang meer
6
'HET
IS NOOIT
GENOEG
I43
(Ik had de Glassex van tevoren wel heel goed bestudeerd om er zeker van te zijn dat het niet schadelijk was. Over het algemeen ben ik geen voorsrander van huidcontact met andere schoonmaakmiddelen dan zeep.) Stel u dat jouw dwanggedachte is dat je iets raars of onfatsoenlijks zult doen of zeggen. Dan kan je angsthiërarchie beginnen met de gedachte: Stel dat ik iets raars of onfatsoenlijks zeg. Maar je grootste angst is dat je in de kerk iets onfatsoenlijks zult zeggen. Dan beginnen we er mee dat je alleen thuis zit te enken dat je iets raars of onfatsoenlijks zult zeggen en in de weken daarna gaan we steeds een stap verder, totdat je in de kerk zit te denken dat je misschien zomaar iets onfatsoenlijks roept. Je kunt dan een kwartier lang de gedachte waar je zo bang voor bent, stilletjes in jezelf herhalen. Zo kun je allerlei oefeningen met blootstelling in het echt voor jezelf bedenken. Hoe meer geplande oefeningen je doet, hoe beter je bent voorbereid op de momenten waarop je dwanggedachten onverwacht bijje opkomen - en die komen er zeker. Het is heel gemakkelijk om een gecontroleerde situatie op te zetten: je raakt gewoon iets aan wat voor jou gevoel vies is en wast je daarna niet, of je levert een rapport in voordat je het dertig keer hebt gecontroleerd. Maar een gecontroleerde situatie moet ook weer niet al te gemakkelijk zijn. Het moet wel iets zijn wat in eerste instantie angst bij je oproept. Blootstelling heeft alleen zin als de situatie aanvoelt als een echt gevaar. Probeer iedere dag te oefenen, en plan zoveel mogelijk momenten van blootstelling in. Er doen zich ook spontaan allerlei mogelijkheden voor om te oefenen met blootstelling en het is goed om daar zoveel mogelijk op in te haken. Heb je bijvoorbeeld angst voor besmetting, dan zijn de mogelijkheden om je daaraan bloot te stellen vrijwel onbeperkt. Je kunt deurkrukken aanraken, mensen een hand geven, geld gebruiken, leuningen beetpakken, enzovoort. Verwerk dit soort spontane situaties ook in je blootstellingsplan. En wacht vooral niet totdat je er klaar voor bent. Want je bent er nooit helemaal klaar voor - dat is nu juist de clou. Het gaat erom dat je dingen doet wanneer je er bang voor bent en je er dus per definitie niet klaar voor bent. Vroeg of laat moet je door je angst heen om er overheen te komen. Maar daar kun je wel flexibel mee omgaan. Vind je het bijvoorbeeld te moeilijk om een dwanghandeling helemaal achterwege te laten, oefen dan gewoon met het uitstellen ervan. Kunje er niet tegen dat de meubels in een kamerniet helemaal recht staan, probeer dan twintig minuten te wachten voordat je er iets aan doet. Je zou in de tussentijd zelfs even kunnen mediteren. Daardoor neemt de dwang al af. En kijk, als de twintig minuten om zijn, eens ofje het nog twintig minuten kunt volhouden. Bedenk daarbij dat je dwanghandelingen vaak behoorlijk star zijn. De beste manier om er iets aan te doen, is misschien wel door ze stukje bij beetje bij te stellen, in plaats van te proberen ze in een keer de baas te worden. Heb je bijvoorbeeld was=oor,
ANGSTVRI]
144
Tabel 6.8 Oefenschema blootstelling
Datum: Waar ik mezelf aan blootstel: Duur: 20 minuten Minuten:
1-2
Minuten:
3-4
Minuten:
5-6
Minuten:
7-8
Minuten:
9-10
Minuten:
11-12
Minuten:
13-14
Minuten:
15-16
Minuten:
17-18
Minuten:
19-20
Angstscore (0-10)
N.B.: Noteer je angstscore diejeje kunt voorstellen.
waarbij 0 staat voor geen angst en 10 voor de grootste
angst
dwang, onderbreek je wasritueel dan door tussendoor eventjes iets anders te doen: bijvoorbeeld even iets te eten voor jezelf klaarmaken. Of probeer een andere manier van wassen. Veel mensen herhalen hun dwanghandelingen net zolang totdat ze het gevoel hebben dat ze klaar zijn. Probeer eens om het dwangritueel te beëindigen voordat je het gevoel hebt dat je klaar bent. Eraan wennen dat je niet alles perfect hoeft te doen, kan al een hele bevrijding zijn. 9. Ontwikkel
een langetermijnstrategie
De meeste mensen met een dwangstoornis zullen hun dwanggedachten of -handelingen waarschijnlijk nooit helemaal kwijtraken. Maar dat wil niet zeggen dat ze zich niet kunnen losmaken uit hun greep. Het belangrijkste is dat de dwangje er niet langer van weerhoudt een zinvol leven te leiden. Het sleutelwoord daarbij is acceptatie; in staat zijn de gedachten en handelingen er te laten zijn zonder daar al te veel belang aan te hechten. Net als bij alle angststoornissen, is het ook voor het overwinnen van een dwangstoornis nodig de spelregels die je zijn ingeprent door de evolutie en conditionering te herschrijven. De oude spelregels - signaleren, overdrijven, beheersen en vermijden - moeten worden vervangen door regels waar je meer aan hebt: evalueren, normaliseren, loslaten en omarmen. Zolang je je daardoor laat leiden, is het geen enkel probleem als er weer dwanggedachten bij je opko-
II!!!!!!!!!!!!!!!'!'!!!!!---~-----------------------------------
6
'HET
IS NOOIT
GENOEG'
145
men. Het betekent alleen dat het tijd is voor enig periodiek onderhoud. Kortom: houd er rekening mee dat je zo nu en dan te maken krijgt met een terugval. Hoewel terugval eigenlijk niet het juiste woord is. Je hebt gewoon aanleg voor het ontwikkelen van een dwangstoornis. Het is belangrijk dat je je daarvan bewust bent en dat je weet wat je te doen staat wanneer je dwang de kop weer opsteekt. De symptomen van dwang zullen eerder terugkomen als je gestrest of depressief bent, maar kunnen ook zonder duidelijke aanleiding opkomen. Maak je niet druk over het waarom. Waar het om gaat, is wat je eraan kunt doen. Je kunt de oefeningen die je van dit boek hebt geleerd zo vaak afstoffen en hergebruiken als maar nodig is. Houd daarbij steeds de basisprincipes in het achterhoofd: blootstelling, acceptatie en afstand nemen van je dwang. De aanpak van je dwangstoornis
in het kort
In tabel 6.9 en 6.10 vind je een stapsgewijze samenvatting van de nieuwe benadering van je dwangstoornis. Het is belangrijk dat je uitzoekt welke van de vele technieken voor jou het beste werken en dat je die blijft gebruiken, want een dwangstoornis komt geregeld terug. Gelukkig is het absoluut mogelijk een enorme vooruitgang te boeken, maar bedenk wel dat het resultaat nooit perfect is. Stel jezelf, als er dwanggedachten bij je opkomen, de volgende vragen: Geloven de meeste mensen hierin? Waarom niet? Welke bewijzen zijn er voor en tegen deze gedachten? Wat zou ik tegen iemand anders zeggen als die deze gedachten had? Onderzoek je dwanggedachten om jezelf ervan te overtuigen dat
ze irrationeel zijn. In tabel 6.9 geef ik een overzicht van de gedachten en gevoelens die mensen met een dwangstoornis kunnen hebben, en ook van de rationele gedachten en technieken waarmee je jezelf kunt helpen. Het is nuttig om je bij deze aanpak te laten begeleiden door een ervaren cognitief gedragstherapeut. Bedenk wel dat het overwinnen van je dwangstoornis nu niet betekent dat je er nooit meer last van krijgt, want het probleem kan terugkomen. Maar als deze technieken je één keer hebben geholpen je dwangstoornis te overwinnen, dan kunnen ze dat een volgende keer ook. Een dwangstoornis kan enorm belemmerend zijn. Bovendien schaam je je er misschien voor of geef je jezelf op de kop omdat je dit probleem hebt. Probeer in gedachten te houden dat een dwangstoornis een iets te ver doorgeschoten vaardigheid is die de evolutie ons heeft meegegeven om ons te beschermen. Het is niet je bedoeling iemand kwaad te doen met je dwangstoornis, en er is niets slechts aan. Ook al heb je er al heel lang last van, met de juiste hulp kun je er iets aan doen. Veel van de hierboven beschreven oefeningen lijken je misschien erg moeilijk of zelfs onmogelijk. Maar het idee dat het onmogelijk is de ritu-
146
ANGSTVRI]
elen of het neutraliseren op te geven en het idee dat je angst zo hoog zal oplopen dat je er door overspoeld wordt, is gewoon een onderdeel van je dwangstoornis. Je kunt de zelfhulptechnieken geleidelijk opbouwen. Houd daarbij steeds in gedachten dat je niet probeert dwanggedachten uit te bannen, maar alleen probeert de invloed die ze op je leven hebben te verminderen. Blijfoefenen, want door veel te oefenen met een andere manier van omgaan met je dwang, kun je uiterst positieve resultaten boeken. En geef jezelf vooral ruim de tijd.
6
'HET
IS NOOIT
147
GENOEG'
Tabel 6.9 Aanpak van een dwangstoornis Probleem
Technieken en rationele
3" komen 'rare' aedachten en beelden ijje op.
Er komen bij iedereen rare gedachten normaal. Het zegt niets over jou.
gedachten en beelden op. Dat is
Onderzoek de nadelen van een dwangstoornis: angst, piekeren, gevoel van onmacht, schaamte, belemmeringen in werk en relaties. Ben je bereid enig ongemak te verdragen om dit te veranderen? Welke voordelen heeft het voor je leven als je hier iets aan doet?
otivatie om te eranderen.
Je beoordeelt de gedachten en beelden negatief: o Ze zijn gevaarlijk. o Ze wijzen erop dat er iets heel erg mis met je is. o Je denkt dat er een grote kans is dat er iets ergs zal gebeuren. o je denkt datje de perfecte oplossing nodig hebt.
Deze 'rare' gedachten en beelden zeggen niets over jou of de toekomst. o Ze zijn niet gevaarlijk. Mensen worden niet gek van dergelijke beelden of gedachten. o Ze wijzen er echt niet op datje slecht of gestoord bent. Kijk maar naar alles wat erop wijst datje een prima mens bent. Mensen die denken dat dwanggedachten een teken zijn van een gebrek aan zelfbeheersing of fatsoen zijn vaakjuist overdreven gewetensvol. o Gedachten voorspellen niet dat er iets ergs gaat gebeuren. De werkelijkheid wordt niet bepaald door jouw gedachten. o De perfecte oplossing bestaat niet. je kunt beter gaan voor: 'goed genoeg' of 'net zo goed als'.
Je voelt je verantwoordelijk voor het uitbannen van ieder gevaar.
Een overdreven verantwoordelijkheidsgevoel is een zware last. Jij bent niet verantwoordelijk voor het uitbannen van alle negatieve gebeurtenissen. Jij bent er alleen verantwoordelijk voor datjeje gedraagt als een redelijk mens. Hoe zou een redelijk mens - iemand zonder dwangstoornis - zich gedragen?
je denkt datje alle gedachten en beelden moet onderdrukken.
Onderdrukken werkt nooit; de gedachten komen altijd weer terug. Een goede oefening is het hardop herhalen van je ergste dwanggedachte. Bijvoorbeeld: 'Straks raak ik nog besmet' of 'Stel dat ik iets over het hoofd zie.' Herhaal dit iedere dag twintig minuten, totdat het je gaat vervelen.
Je denkt datje niets in de je baseert deze overtuiging op het feit datje de gedachten en beelden die bijje opkomen niet volledig in de hand hebt. hand hebt. Maar het is onmogelijk - en ook niet nodig - om gedachten en beelden in de hand te houden. Maak een lijst van alles watje op een dag doet en wat er gebeurt datje wel in de hand hebt. Je zult waarschijnlijk merken datje veel meer in de hand hebt dan je dacht. Je voert dwang handelingen
uit.
Je blijft doorgaan met een dwanghandeling totdat je het gevoel hebt datje klaar bent.
Iedere keer datje een dwanghandeling uitvoert, versterk je je overtuiging datje dwanggedachten moet uitbannen en dat dat alleen kan met dwanghandelingen. Maar in plaats van toe te geven aan je dwanghandelingen, kun je ze ook uitstellen. Verder kun je oefenen met jezelf blootstellen aan situaties die dwanggedachten bij je oproepen en daarbij niet toegeven aan je dwanghandelingen. Tot nu toe gingje door met een dwanghandeling totdat je het gevoel had datje 'alles' had gedaan of datje 'genoeg' had gedaan. Mocht je toch toegeven aan een dwanghandeling, probeer daar dan mee te stoppen voordat je het gevoel hebt datje er klaar mee bent. Probeer niet alles perfect te doen.
ANGSTVRI]
Tabel 6.10 Herschrijf de spelregels vanje dwangstoornis
l.. Werk aanje
motivatie. Besef datje beter af bent zonder dwangstoornis. Je dwangstoornis heeft ingrijpende gevolgen voor je leven, zij weerhoudt je dingen te doen die voor anderen geen enkel probleem zijn. Je kunt er door belemmerd worden in je werk, relaties, vrije tijd en op allerlei andere vlakken. Maar om er iets aan te veranderen, zulje wel een aantal dingen moeten doen die niet gemakkelijk zjjn,
2.
Onderzoek wat irrationeel of extreem is aan je dwanggedachten. De meeste mensen hebben dezelfde soort gedachten alsjij - Wat zouden zij denken? Waarom hebben zij geen dwangstoornis? Misschien wel omdat zij hun gedachten accepteren en gewoon verder leven.
3. Onderzoekje negatieve overtuigingen rond dwanggedachten. Vraagje eens af of het wel nodig is aandacht te besteden aan de gedachten; of de gedachten je echt verantwoordelijk maken, of gedachten je kunnen overweldigen of de werkelijkheid kunnen veranderen, en of je je gedachten echt moet onderdrukken. 4. Verander je relatie met de gedachte. Nodigje gedachte uit, zie hoe je gedachte als een blad op het water drijft, en behandel je gedachte als een eenzaam persoon. S. Stop met het voortdurend controleren vanje gedachten. Je kunt oefenen met het laten afdwalen vanje gedachten wanneer er een dwanggedachte opkomt. Je kunt je aandacht in plaats daarvan bijvoorbeeld richten op de voorwerpen om je heen door ze te tellen en hun kleuren en vormen te beschrijven. Hierdoor komje erachter dat het niet nodig is aandacht aan dwanggedachten te besteden. 6. Onderdruk dwanggedachten niet, maar herhaal ze. Ben je bijvoorbeeld bang voor de gedachte Misschien word ik wel gek, herhaal deze gedachte dan iedere dag een kwartier lang hardop. Je zult merken datje er niet gek van wordt, maar dat het je gaat vervelen. Hiermee bewijs je voor jezelf dat het hebben van een gedachte niet gevaarlijk is.
7. Maak een eind aan dwanghandelingen.
Zoek een situatie die dwanggedachten en -handelingen bij je oproept. Ben je een dwangmatige handenwasser, dan kan die situatie het hebben van vuile handen zijn. Maakje handen vuil door er bijvoorbeeld mee over de vloerte wrijven of troep uit de afvalbak te pakken. Was ze vervolgens een uur lang niet. Probeer de angst of spanning te verdragen. Benje bang om fouten te maken, maak dan met opzet een paar fouten in een verslag of inje boekhouding. Wacht af wat er gebeurt. Dat noemen we blootstelling met responspreventie.
B.Stel dwanghandelingen uit. Als het in eerste instantie moeilijk is om helemaal niet toe te geven aan een dwanghandeling, oefen dan met het uitstellen ervan. Komt er een dwanggedachte bij je op, probeer dan twintig minuten te wachten voordat je toegeeft aan een dwanghandeling. Daardoor neemt de dwang om de handeling uit te voeren af. g. Stel de dwanghandelingen bij. Je dwanghandelingen zijn vaak behoorlijk star. Je kunt ze misschien het beste aanpakken door ze een beetje te veranderen. Voel je bijvoorbeeld de behoefte iets steeds maar weer te herhalen, onderbreek dat ritueel dan en ga ondertussen iets anders doen. Als je wasrituelen hebt, probeer dan een andere manier van wassen. Veel mensen herhalen hun dwanghandelingen totdat ze het gevoel hebben dat ze klaar zijn. Probeer dit te veranderen door te stoppen met je dwanghandelingvoordatje het gevoel hebt datje klaar bent. ao. 8ereidje voor op een terugval. Een dwangstoornis komt en gaat. Ook al lukt het je om je dwangstoornis op een gegeven moment te overwinnen, toch is er een behoorlijke kans dat de dwanggedachten en -handelingen terugkomen. Daar hoef je niet van te schrikken. Het betekent alleen datje de technieken dieje hebt geleerd opnieuw moet toepassen.