Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15
[email protected] www.brabant.nl
Organon N.V./MSD Oss B.V. De directie Postbus 20 5340 BH OSS
Bank ING 67.45.60.043
Onderwerp
Datum
Dwangsombeschikking, locatie Veersemeer 4 te Oss, gebouw JA. Projectnummer 32461
14 januari 2013
*3337592*
Ons kenmerk
3337592 Uw kenmerk
Contactpersoon
Geachte directie,
R. Meijs H.F.M. Schellekens
Bij besluit van 21 mei 2007, nummer 1299601, hebben wij u een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (hierna: Wm) verleend. Deze revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, Wm is verleend voor een inrichting bestemd voor het ontwikkelen en produceren van farmacologische actieve grondstoffen voor de farmaceutische industrie, gelegen aan Veersemeer 4 te Oss.
Directie
Ruimtelijke Ontwikkeling & Handhaving Telefoon
(073) 681 28 39 (073) 680 88 53 Fax
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bovengenoemde Wm-vergunning wordt thans beschouwd als een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo.
(073) 681 28 44 Bijlage(n)
E-mail
Op basis van artikel 2.1, eerste lid, sub e van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten, het veranderen of de werking daarvan te veranderen dan wel het in werking hebben van een inrichting.
[email protected] [email protected]
Artikel 2.3 van de Wabo bepaalt dat het verboden is om te handelen in strijd met een voorschrift dat betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub e van de Wabo. Het toezicht op naleving van de Wabo-vergunning en de daarbij behorende voorschriften wordt op aanwijzing van ons uitgevoerd door onze toezichthouders, die werkzaam zijn bij het Regionaal Milieu Bedrijf (hierna: RMB) te Cuijk.
Het provinciehuis is vanaf het centraal station bereikbaar met stadsbus, lijn 61 en 64, halte Provinciehuis of met de treintaxi.
Op uw inrichting is voorts het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 van toepassing. Ingevolge artikel 8 van dit besluit heeft u een veiligheidsrapport (VR) opgesteld.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
3337592
Het toezicht op de naleving van artikel 5 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (hierna: Brzo) wordt uitgevoerd door een team van deskundigen bestaande uit medewerkers van de Brandweer, Arbeidsinspectie en de provincie Noord-Brabant. Start handhavingstraject gebouw JA
Op 11 en 13 april 2012 is uw bedrijf in het kader van ‚Vernieuwd toezicht‛ bezocht door onze toezichthouders van het RMB, de heren Delsink en Nieuwenhuijzen, en de Brzo-inspecteurs, de heren Kuitert en Stijfs van ons bureau Handhaving Bedrijven. Teven waren hierbij aanwezig mevrouw Fleer en de heer Rollingswier van de veiligheidsregio Brabant-Noord. De toezichthouders van het RMB hebben op11 april aan de inspectie deelgenomen. Tijdens dit bezoek zijn overtredingen vastgesteld. Deze hebben betrekking op gebouw JA, zijnde een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen groter dan 10.000 kg. In onze handhavingsbrief van 2 mei 2012, kenmerk 9956/99710, hebben wij u medegedeeld dat de verdere behandeling van de geconstateerde overtreding van voorschrift 13.4.9 van de vigerende omgevingsvergunning is overgedragen aan ons bureau Handhaving Bedrijven. Naleving voorschriften
De volgende voorschriften worden niet dan wel onvoldoende nageleefd. BRZO
Artikel 5, lid 1 Besluit risico’s zware ongevallen(Brzo) Degene die een inrichting drijft, treft alle maatregelen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. Artikel 5, lid 3 Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo) Ten einde het in het tweede lid bedoelde beleid te bepalen en uit te voeren, voert degene die een inrichting drijft, een veiligheidsbeheerssysteem in. In het veiligheidsbeheerssysteem komen de elementen, genoemd in bijlage II aan de orde. Constatering:
In gebouw JA is een systeem van droge blusleidingen aangebracht. Dit (droge) leidingnet is voorzien van sprinklerkoppen. Er is echter geen sprake van een adequaat functionerend sprinklersysteem. In geval van brand zal de blusinstallatie, pas nadat er door de brandweer aansluitingen zijn gemaakt op het bluswaternet, water gaan leveren. In geval van een brand -in niet met water mengbare brandbare vloeistoffen- is het niet mogelijk om A.F.F.F. (schuimvormend middel) bij te mengen. Uit de controle bleek verder dat ook het branddetectiesysteem 2/10
onvoldoende functioneert. Tijdens de controle is door een van uw medewerkers aangegeven dat de brandmeldinstallatie in de warme periode van het afgelopen jaar voor een deel buiten werking is geweest, omdat de installatie voortdurend in alarm stond. Verder zijn er geen fysieke barrières in het gebouw JA aangebracht om een lek van brandbare vloeistoffen te kunnen beheersen. Bluswater of product kan uitstromen naar naastgelegen vakken.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
3337592
Hiermee wordt artikel 5, lid 1 Brzo overtreden. WABO
Voorschrift 13.4.9 Wabo-vergunning De opslagvoorziening dient te voldoen aan het gestelde in hoofdstuk 4 van de richtlijn PGS15. Voorschrift 4.8.2.1 PGS 15 De uitgangspunten voor ontwerp, aanleg, onderhoud, beheer, opleveringsinspectie en periodieke inspectie van de brandbeveiligingsinstallatie moeten zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag, voordat met de aanleg van de brandbeveiligingsinstallatie wordt begonnen. Voorschrift 4.8.2.2 PGS 15 Een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen mag niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat een goedkeurend inspectierapport door een voor deze verrichting geaccrediteerde inspectie A-instelling is afgegeven OF nadat een certificaat door een daartoe op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde certificatie-instelling is afgegeven. De inspectie-instelling moet op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17020 zijn geaccrediteerd door de Stichting Raad voor Accreditatie. Uit het goedkeurende inspectierapport of het certificaat moet blijken dat de brandbeveiligingsinstallatie is aangelegd en opgeleverd conform de door het bevoegd gezag goedgekeurde uitgangspunten als bedoeld in voorschrift 4.8.2.1. Het goedkeurende inspectierapport of het certificaat moet binnen de inrichting aanwezig zijn. Voorschrift 4.3.2 PGS 15 Indien in een vak stoffen van de klasse 3 of vloeistoffen met een vlampunt tussen 61 graden Celsius en 100 graden Celsius in niet metalen verpakking zijn opgeslagen, moeten voorzieningen zijn getroffen om te voorkomen dat product of bluswater kan uitstromen naar naastgelegen vakken. Constatering
Op 11 april 2012 is door onze voornoemde toezichthouders van de RMB de opslag van gevaarlijke stoffen in gebouw JA beoordeeld. Met betrekking tot voorschrift 4.8.2.1 is vastgesteld dat een door het bevoegd gezag goedgekeurd UPD van de brandbeveiligingsinstallatie niet aanwezig is. De opslagvoorziening is gelet op de aangevraagde gevaarlijke stoffen uitgerust met 3/10
beschermingsniveau 1. In ons schrijven van 1 april 1999, kenmerk 605774, is door ons aangegeven dat de handbediende sprinklerinstallatie in combinatie met een automatisch branddetectiesysteem en de beschikbaarheid van de bedrijfsbrandweer met één blusvoertuig als gelijkwaardig wordt beschouwd aan beschermingsniveau 1. Voor de blusinstallatie is echter géén goedkeurend inspectierapport overeenkomstig voorschrift 4.8.2.2. afgegeven. De installatie wordt jaarlijks onderhouden door een terzake deskundige. Tijdens het bezoek van 11 april 2012 is aangegeven dat de in het verleden verleende goedkeuring in verband met voortschrijdend inzicht geen waarde meer heeft. Wij zijn van mening dat de handbediende blusinstallatie niet (meer) kan worden aangemerkt als stand der techniek.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
3337592
Gelet op het vorenstaande wordt niet voldaan aan voorschrift 13.4.9 van de vigerende omgevingsvergunning met verwijzing naar de voorschriften 4.8.2.1, 4.8.2.2 en 4.3.2.PGS 15. Voorstel MSD maatregelen In de brief van 1 juni 2012, kenmerk 110202-059 met aanvulling, d.d. 14 juni 2012, kenmerk 110202-060, heeft u, om te komen tot een acceptabel beschermingsniveau totdat een gecertificeerde brandbeveiligingsinstallatie in gebouw JA aanwezig is, aangegeven dat maatregelen zijn getroffen dan wel per direct worden geëffectueerd Advies Brandweer De Brandweer Brabant-Noord heeft ons in de brief van 12 juni 2012, kenmerk BBN12-/u190, geadviseerd. Het advies van de brandweer hebben wij u reeds eerder toegezonden. Na advisering van de brandweer hebben wij geoordeeld dat met de door u getroffen maatregelen gesproken kan worden van een acceptabel risico voor de periode totdat er een conform UPD aangelegde en gecertificeerde brandbeveiligingsinstallatie is. Voornemen
Bij brief van 11 juli 2012, kenmerk 3026558, hebben wij u ons voornemen tot het opleggen van een dwangsom kenbaar gemaakt, teneinde te bewerkstelligen dat de overtredingen worden beëindigd. U bent in de gelegenheid gesteld uw zienswijzen hiertegen bij ons in te dienen. Van deze mogelijkheid heeft u gebruik gemaakt bij brief van 20 juli 2012. Uw zienswijzen hebben betrekking op het volgende. 1. Conform het gestelde in het voornemen last onder dwangsom onder opdracht 1 is de aangepaste, deugdelijke plattegrondtekening met de zienswijzen meegezonden. Hierin is de nieuwe locatie van het vak voor ADR 3 geclassificeerde stoffen in gebouw JA aangegeven. 2. Conform het gestelde in het voornemen last onder dwangsom onder opdracht 5 is met de zienswijzen het document meegezonden, waarin 4/10
middels berekeningen wordt aangetoond dat de product- en bluswateropvang in gebouw JA voldoet aan het gestelde in voorschrift 4.6.1 van de PGS15. 3. Conform het gestelde in het voornemen last onder dwangsom onder opdracht 6 zijn de bestaande (droge) blusinstallatie en de bestaande brandmeldinstallatie functioneel en worden deze goed onderhouden. Inmiddels is opdracht gegeven voor het opstellen van een inspectierapport van een onafhankelijke inspectie-instelling. 4. In de toekomst wordt maximaal 10 ton gevaarlijke stoffen in gebouw JA opgeslagen. Daarnaast wordt buiten gebouw JA een nieuwe opslag gerealiseerd in de vorm van gecompartimenteerde 60 minuten WDBBO opslagen met maximaal 10 ton gevaarlijke stoffen per opslagvoorziening. Op deze wijze zal een betere en meer veilige vorm van opslag van gevaarlijke stoffen op het terrein plaatsvinden 5. Verzocht wordt om in overleg te treden over het herformuleren van de lasten onder 9 en 10 en op welke wijze de alternatieve opslag vergunningtechnisch kan worden gerealiseerd.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
3337592
Reactie op de zienswijzen
Naar aanleiding van de zienswijzen overwegen wij als volgt; Ad 1. De door ons gevraagde tekening hebben wij ontvangen en akkoord bevonden. Ad 2. De door ons gevraagde berekening hebben wij ontvangen en akkoord bevonden. Ad 3. Wij nemen deze zienswijze voor kennisgeving aan. Ad 4+5. Op 6 augustus 2012 en op 3 september 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden, waarin onder andere het alternatief voor de opslag van gevaarlijke stoffen in gebouw JA is besproken. Tijdens het overleg van 6 augustus 2012 is een alternatief door u naar voren gebracht dat vervolgens in het overleg van 3 september 2012 is gewijzigd. Het alternatief waarvoor een vergunningaanvraag wordt ingediend, betreft de opslag van ADR-afvalstoffen in metalen kasten, die voldoen aan de PGS15 (nieuw te realiseren gebouw JB). Deze kasten kunnen middels rol/schuifdeuren via de buitenzijde worden geladen en gelost, hetgeen de veiligheid ten goede komt. De besprekingsverslagen van de overleggen van 6 augustus 2012 en 3 september 2012 zijn reeds eerder aan u verzonden. Voor de alternatieve opslagvoorziening (nieuw te realiseren gebouw JB) heeft u op 26 oktober 2012 een vergunningaanvraag bij ons ingediend. Daarbij wordt 5/10
tevens de vergunning ten behoeve van gebouw JA aangepast wegens gewijzigde opslag van uitsluitend emballage. Naar aanleiding van uw vergunningaanvraag hebben wij op 19 december 2012, kenmerk C2098263/3327698, een omgevingsvergunning verleend. De voorschriften van de revisievergunning van 21 mei 2007 blijven ongewijzigd. De alternatieve opslagvoorziening (gebouw JB) dient te voldoen aan voorschrift 13.4.7 van de revisievergunning van 21 mei 2007 (opslag <10.000kg). U geeft aan dat de alternatieve voorziening per 1 mei 2013 zal zijn gerealiseerd.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
3337592
Opdracht
In ons voornemen last onder dwangsom van 11 juli 2012 hebben wij u het volgende opgedragen: 1. binnen 1 week na verzending van deze brief een aangepaste, deugdelijke plattegrondstekening aan ons te overleggen waarin de nieuwe locatie van het vak voor ADR 3 geclassificeerde stoffen in gebouw JA is aangegeven; 2. binnen 1 week na verzending van deze brief de opslag van kunststofverpakkingen groter dan 60 liter met daarin brandbare vloeistoffen (ADR of vlampunt tussen 61 en 100 graden Celsius), die zijn opgeslagen in gebouw JA te beëindigen en beëindigd te houden en deze stoffen af te voeren naar een daartoe bestemde en vergunde locatie/inrichting. Uitzondering hierop zijn lege ongereinigde verpakkingen en stoffen die alleen als bijkomend gevaar ADR3classificatie hebben; 3. binnen 1 week na verzending van deze brief de opslag van kunststofverpakkingen kleiner of gelijk aan 60 liter met daarin brandbare vloeistoffen (ADR of vlampunt tussen 61 en 100 graden Celsius), die zijn opgeslagen in gebouw JA, op te slaan in metalen UN-gekeurde ASP containers welke zijn voorzien van een deksel; 4. binnen 1 week na verzending van deze brief ervoor zorg te dragen dat de ADR 3 geclassificeerde stoffen overeenkomstig voorschrift 4.3.1 van de PGS 15 (gangpad van tenminste 3,5 m) in gebouw JA worden opgeslagen; 5. binnen 1 week na verzending van deze brief aan de hand van overgelegde berekeningen aan te tonen dat de product- en bluswateropvang in gebouw JA voldoet aan het gestelde in voorschrift 4.6.1 van de PGS 15; 6. binnen 3 weken na verzending van deze brief zorg te dragen dat de bestaande niet gecertificeerde (droge) blusinstallatie en de bestaande niet gecertificeerde brandmeldinstallatie in gebouw JA functioneel is en goed wordt onderhouden. De functionaliteit dient 1 keer per half jaar aangetoond te worden door een inspectierapport van een onafhankelijke inspectie-instelling (type A); 7. vanaf 2 dagen na verzending van deze brief dient op verzoek (ter plaatse) te kunnen worden aangetoond dat sprake is van een goede inzetbaarheid van de bedrijfsbrandweer.
6/10
8.
9.
10.
Dat betekent dat 24 uur per dag 7 dagen in de week een getrainde en toegeruste bedrijfsbrandweer aanwezig is en binnen 6 minuten ter plaatse van een calamiteit dient te zijn; vóór 1 december 2012 aan ons een uitgangspuntendocument ten behoeve van de aanleg van de brandbeveiligingsinstallatie in gebouw JA te overleggen waarmee wordt voldaan aan voorschrift 13.4.9 van de omgevingsvergunning met verwijzing naar voorschrift 4.8.2.1 PGS 15; vóór 1 april 2013 aan de hand van inspectierapporten, opgesteld door een terzake deskundig en onafhankelijke inspectie-A instelling of aan de hand van een certificaat door een daartoe op basis van EN 45011 door de Raad van Accreditatie geaccrediteerde certificaat-instelling, aan te tonen dat de opslag van gevaarlijke stoffen in gebouw JA voldoet aan voorschrift 13.4.9 van de omgevingsvergunning met verwijzing naar voorschrift 4.8.2.2 PGS 15.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
3337592
Inmiddels heeft u een deugdelijke plattegrondtekening aan ons overgelegd (opdracht 1). Ook is tijdens de hercontrole van 6 november 2012 geconstateerd dat aan opdracht 2, 3, en 4 - voor zover op dat moment kon worden beoordeeld- wordt voldaan. Ten aanzien van opdracht 3 vullen wij aan dat van deze opdracht evenals onder opdracht 2 uitgezonderd zijn de lege ongereinigde verpakkingen en stoffen die alleen als bijkomend gevaar ADR3-classificatie hebben. Uit vorenstaande is ook gebleken dat met de door u overgelegde berekening is aangetoond dat de product- en bluswateropvang voldoende is (opdracht 5). Voorts blijkt uit de door u overgelegde onderhoudsrapportage 2012 ten behoeve van gebouw HA en gebouw JA dat de brandmeldinstallatie in gebouw JA goed onderhouden is (opdracht 6). Ook is tijdens voornoemde controle vastgesteld dat de bedrijfsbrandweer - op het moment van controle - goed inzetbaar was (opdracht 7). Uit uw informatie blijkt dat de inzet van uw bedrijfsbrandweer bij gebouw JA regelmatig is geoefend (opdracht 7+8). Uit uw vergunningaanvraag voor gebouw JB van 26 oktober 2012 blijkt dat in het zuidelijke deel van gebouw JA na 1 mei 2013 als brandcompartiment zal worden ingericht ten behoeve van de opslag van lege, ongereinigde afval- en retouremballage. In het noordelijk deel van gebouw JA zal opslag plaatsvinden van niet-gevaarlijk afval en hulpmiddelen. Ook vindt in dit gedeelte sortering van gevaarlijke afvalstoffen plaats, die worden opgeslagen in gebouw JB en JA (zuid). Wij kunnen instemmen met de door u getroffen tijdelijke maatregelen tot 1 mei 2013. Daarnaast hebben wij u op 19 december 2012, kenmerk 7/10
C2098263/3327698, een omgevingsvergunning verleend voor de opslag van gevaarlijke stoffen in gebouw JA en het nieuwe gebouw JB. Dat betekent dat opdracht 9 en 10 als volgt wordt gewijzigd: 9. Vanaf 1 mei 2013 dient de opslag van gevaarlijke stoffen in gebouw JA en JB plaats te vinden overeenkomstig voorschrift 13.4.7 (opslag <10.000kg) van de revisievergunning van 21 mei 2007 dan wel dient de opslag van gevaarlijke stoffen in gebouw JA te voldoen aan voorschrift 13.4.9 (opslag >10.000kg) van de revisievergunning van 21 mei 2007.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
3337592
Bij het voldoen aan de voornoemde opdrachten wordt door u tevens voldoende invulling gegeven aan element c van de Bijlage II gelet op artikel 5, lid 3 Brzo met verwijzing naar de bevinding B29 en overtreding O-02. Hiermee wordt door u met betrekking tot bevinding B-29 ook de overtreding van artikel 5, lid 1 Brzo opgeheven. Last onder dwangsom
Gezien het bovenstaande gaan wij daadwerkelijk over tot het opleggen van een dwangsom, per overtreding per tijdseenheid met een bepaald maximum, waarna geen dwangsom meer verbeurd zal zijn. Dit betekent dat u, indien wij na het verstrijken van de door ons te stellen begunstigingstermijn constateren dat de overtredingen van artikel 2.3 Wabo (voorschrift 13.4.7 en 13.4.9 van de revisievergunning van 21 mei 2007) en van artikel 5, lid 1 Brzo nog voortduren, een dwangsom verbeurt teneinde te bewerkstelligen dat de genoemde overtredingen alsnog worden beëindigd. Deze bevoegdheid ontlenen wij aan de artikelen 122 Provinciewet en afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht. Hieronder houden wij de nummering aan van de last die in het voornemen evenals hierboven is vermeld. U verbeurt een dwangsom van: 2. €10.000,- per constatering dat de opslag van kunststofverpakkingen groter dan 60 liter met daarin brandbare vloeistoffen (ADR of vlampunt tussen 61 en 100 graden Celsius), in gebouw JA niet is beëindigd en beëindigd is gehouden, met een maximum van €50.000,-; 3. €10.000,- per constatering dat de opslag van kunststofverpakkingen kleiner of gelijk aan 60 liter met daarin brandbare vloeistoffen (ADR of vlampunt tussen 61 en 100 graden Celsius), niet zijn opgeslagen in metalen UN-gekeurde ASP containers in gebouw JA, met een maximum van €50.000,-; 7+8. €25.000,- per constatering dat geen sprake is van een aantoonbaar goede inzetbaarheid van de bedrijfsbrandweer, met een maximum van €125.000,-; 9. €100.000,- per constatering (maximaal 1 constatering per week) dat de opslag van gevaarlijke stoffen in gebouw JA en JB niet plaatsvindt conform voorschrift 13.4.7 van de revisievergunning van 21 mei 2007 dan wel de opslag van gevaarlijke stoffen in gebouw JA niet plaatsvindt overeenkomstig voorschrift 13.4.9 de revisievergunning van 21 mei 8/10
2007, met een maximum van €500.000,-. In het voornemen gestelde hersteltermijn is nog niet verlopen.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
De hoogte van de dwangsommen is gerelateerd aan de ernst van de overtreding en aan de hoogte van de kosten die moeten worden gemaakt om de overtreding te voorkomen. Hierbij is tevens uitgangspunt geweest dat de overtreding u geen economisch voordeel mag opleveren. Een opgelegde dwangsom dient voor de overtreder een reden te zijn de overtredingen ook daadwerkelijk te beëindigen.
3337592
In relatie tot het bepaalde in artikel 5:32a, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht overwegen wij dat aan de lasten 2, 3 en 7+8 momenteel wordt voldaan, maar dat deze lasten erop zijn gericht een voldoende veiligheidsniveau te waarborgen. Uit diverse controlebezoeken binnen uw inrichting is eerder gebleken dat de veiligheidsituatie binnen uw inrichting onvoldoende op orde was. Dat geeft ons aanleiding om middels deze beschikking te waarborgen dat u blijvend voldoet aan de tijdelijke maatregelen vermeld onder de lasten 2, 3 en 7+8. Gelet hierop wordt door ons geen begunstigingstermijn geboden. In uw zienswijzen heeft u aangegeven dat de alternatieve opslagvoorziening van gevaarlijke stoffen per 1 mei 2013 zal zijn gerealiseerd. Naar aanleiding daarvan stellen wij u hierbij tot deze datum in de gelegenheid om te voldoen aan last 9. Deze beschikking brengt geen wijziging in de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van andere bij de handhaving betrokken instanties. Indien na het verstrijken van de genoemde termijnen niet wordt voldaan aan het gestelde, overwegen wij tevens strafrechtelijk op te treden tegen deze overtreding. Voor vragen over het voorgaande kunt u telefonisch contact opnemen met één van de contactpersonen die zijn vermeld in de referentiekolom van deze beschikking. Voor vragen over de vergunningaspecten van deze zaak kunt u contact opnemen met de heer Pullen van ons bureau Vergunningverlening Procesindustrie en Afvalverwerking (073) 680 81 90. Ter uitwisseling van informatie en gelet op bestaande samenwerkingsafspraken met andere handhavingsinstanties, hebben wij een afschrift van deze beschikking verzonden aan: - Het college van burgemeester en wethouders van Oss, Postbus 5, 5340 BA OSS; - RMB, De heer C. Lankveld, Postbus 88, 5430 AB CUIJK; - Politie Brabant-Noord, Het Regionaal Milieuteam, Postbus 90163, 5200 MS ’s-HERTOGENBOSCH; - Inspectie SZW, directie MHC team Zuid,Postbus 820, 3500 AV UTRECHT;
9/10
-
Het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maas, Postbus 5049, 5201 GA ’s-HERTOGENBOSCH; Inspectie Leefomgeving en Transport, De regionaal inspecteur, Postbus 16191, 2500 BD, ’s-GRAVENHAGE; Brandweer Brabant Noord, de heer L. Rollingswier, Postbus 218, 5201 AE ’s-HERTOGENBOSCH.
Datum
14 januari 2013 Ons kenmerk
3337592
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant namens deze, R.R.M. van den Akker, waarnemend bureauhoofd Handhaving Bedrijven
Rechtsbescherming
Tegen dit besluit kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) binnen zes weken na de datum van bekendmaking daarvan door een belanghebbende bezwaar worden gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Postbus 90151, 5200 MC ’s-Hertogenbosch. Degene die gebruik maakt van de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar kan op grond van artikel 8.81 Awb een voorlopige voorziening vragen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Een dergelijk verzoek moet worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de Sector bestuursrecht van de Arrondissementsrechtbank, Postbus 70584, 5201 CZ ‘s-Hertogenbosch. Voor het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd.
10/10