Christopher W o o d w a r d
Dromen van Byzantium, rotsen van beton Representatie van de 'Social Democracy' in het werk van Denys Lasdun
A l s in Engeland een discussi e over de architectuur van de jaren zestig en zeventig w o r d t gevoerd, komt het werk van de architect sir Denys Lasdun zonder twijfel ter sprake. In een lange carrière die teruggaat tot de periode voor de Tweede W e r e l d o o r l o g heeft deze architect een omvangrijk oeuvre weten op te bouwen. Belangrijker nog dan het aantal g e b o u w e n is waarschijnlijk de bijdrage die Lasdun heeft geleverd aan de ontwikkeling van een idioom dat gedurende anderhalf decenniu m bepalend werd voor de uitwerking van openbare gebouwe n in G r o o t - B r i t t a n nië. In dit artikel w o r d t nader ingegaan op de rol van de materialisering bij deze gebouwen. Vertrekpun t daarbij is het g e b o u w voor het Royal College of Physicians in Londen dat Lasdun in de jaren 1959-1960 o n t w i e r p en waarbij de d i l e m m a 's die moderne architecten bij het ontwerpen van een openbaar g e b o u w van betekenis tegenkwamen, van grote invloed op het ontwerp zijn geweest. Het Royal College of Physicians is een 'learned society', een eerbiedwaardige vereniging die de verantwoordelijkheid draagt voor het op peil houden van de geneeskundige standaard in de Britse ziekenhuizen en de wetenschappelijke v o o r u i t g a n g in het vak. Het koninklijke gezelschap heeft zesduizend fellows en achttienduizend leden en werd gesticht in 1518. Het instituut gaat dus terug op een nog oudere traditie dan de verenigingen die uit de V e r l i c h t i n g voortkomen of de vroeg-negentiende-eeuwse organisaties van professionals en de notoire clubs. In 1957
Royal College of Physicians,
auditorium
en entree
besliste het College om zijn neoklassieke behuizing op Trafalgar Square te verlaten, vond een nieuwe locatie aan de rand van Regent's Park, met daarop nog de ruïne van een Nash-villa, en gaf aan Denys Lasdun de opdracht voor het ontwer p van een nieuw gebouw. Het nieuwe College moest onderdak bieden aan de bibliotheek, een auditorium, vergaderzalen, dining rooms en kantoren. Een vrij bijzonder onderdeel van het programma was de C e n s o r ' s Room waarin de eiken lambrizering werd o p g e n o m e n die Sir Christopher W r e n voor een eerder onderkomen van het College in de City had ontworpen. De opzet van het g e b o u w volgt de f u n c t i o n a l i s t i sche benadering die in de tijd van zijn ontstaan gemeengoed was: elk van de vier paragrafen van de programmaomschrijving is terug te vinden in een afzonderlijke massa. De gebouwdele n volgen vrij nauwkeurig het relatieschema en de randvoorwaarden die de locatie oplegde. Het project verwijst in de verte nog naar het College-type: een vierkante open hof omgeven door de uiteenlopende ruimten van de universitaire gemeenschap die alle vanuit de hof worden ontsloten. In dit geval was de vierkante hof oorspronkelijk open naar het zuiden. Sinds de ingebruikneming van het g e b o u w heeft het College zich de oudere w o o n h u i z e n aan de zuidkant toegeëigend zodat de hof nu nagenoeg omsloten is. 1 De bibliotheek, de dining rooms en de ingangshal vormen een vrijwel dichte b o u w m a s sa van vier bouwlagen die voor een deel op pilotis staat. Het
Royal College of Physicians,
kolommen
bij de entree
a u d i t o r i u m en de C e n s o r ' s Room steken loodrecht aan de zuidkant onder dit blok uit. De kantoren zijn in een volume gehuisvest dat nauwkeurig de rooilijn aan de oostelijke rand van de locatie volgt en de centrale open ruimte van het College afschermt van de weinig representatieve straat die erachter ligt. Enkele klassieke gebaren suggereren dat het om een g e b o u w van betekenis gaat. Zo presenteert het College zich met een bijna symmetrisch i n g a n g s f r o n t aan de korte zijde van de hoogst e bouwmassa. Dit w o r d t nog benadrukt door de centrale cluster van drie k o l o m m en die de bibliotheek dragen, de hoogte van de ingang en de vestibule en de ceremoniële trap die in een over vier verdiepingen gaande o p e n i n g is geplaatst. De klassieke axiale planontwikkeling w o r d t echter niet doorgezet. De routing is eerder bepaald door de split-levels van de vloeren die door een trap met korte steken met elkaar w o r d e n verbonden. De constructie w o r d t gevormd door een voorgespannen betonnen frame met invullingen en is met een zeer beperkt repertoire aan materialen bekleed: licht-crèmekleurige mozaïeksteen met een glasachtig oppervlak en een donkere blauw-bruin e baksteen. Deze materialen lijken gekozen om een a n t w o o r d te vinden op de g e s t u c a d o o r de en met glanzende olieverf geschilderde muren en de leien daken van de Nash Terraces. Lasdun heeft in zijn t o e l i c h t i n g en 1 L o g i s c h e r w i j s zou de ingang nu eigenlijk naar de zuidkant van het L a s d u n - c o m p l e x moeten w o r d e n verlegd.
Royal College of Physicians,
gevel bibliotheek
en dining
rooms
aangegeven dat het gebruik van specifieke materialen voor de verschillende onderdelen van het g e b o u w als een welbewuste codering was bedoeld, een codering waardoor zich de 'permanente' p r o g r a m m a o n d e r d e len (bibliotheek en dining rooms) onderscheiden van de 'vluchtige' of 'veranderlijke', dat wil zeggen de voorzieningen en de kantoren. Lasduns verklaring was al enigszins verwarrend toen het g e b o u w werd opgeleverd, en het is tot op de dag van vandaag niet helemaal duidelijk wat de architect destijds bedoeld zou kunnen hebben: het bleef altijd onduidelijk op welke wijze de functie en de uitwerking van het half in de grond verzonken a u d i t o r i u m, dat daarmee de ondergeschikte rol van een t u i n m u u r toegewezen lijkt te krijgen, als vluchtig b e s c h o u w d konden worden. Evenveel vraagtekens kan men zetten bij de suggestie dat de kantoren van een zo conservatief instituut als het College of Physicians op een gegeven m o m e nt aan een drastische herschikking toe zouden zijn.
Terugkijkend lijkt het eerder zo te zijn dat Lasdun met zijn verwijzing naar de heersende preoccupaties van de periode rond 1960 in wezen een heel andere dualiteit aanduidt, namelijk die t u s s e n de alledaagse en de representatieve aspecten van het programma . De belangrijke s y m b o l i s c h e ruimten en de meest eerbiedwaardige functie s w o r d e n aangeduid met het harde glanzende wit, in zekere zin volgens de lijn van de v o o r o o r l o g s e modernen maar ook van de klassieke fagades van de Nash Terraces langs Regent's Park, terwijl meer profane functies w o r d e n vertaald in de zachtere 'folkoristische' baksteen. (Daarnaast bestaan er kleinere elementen die in geen van deze twee categorieën passen: s c h o o r s t e n e n en vluchttrappen zijn van beton.) Dezelfde coderin g past Lasdun ook toe in het interieur, waar we hard, wit marmer op de vloer in de belangrijke ceremoniële ruimten vinden, en hout en baksteen in de minder belangrijke ruimten.
De terminologi e die Lasdun gebruikt om zijn ontwerp te verklaren is echter heel verhelderend als men haar op een andere manier bekijkt. De uitleg is dan niet alleen een poging om een g e b o u w te beschrijven, maar ook een manoeuvre waarmee Lasdun zich in het Engelse architectuurdebat van de eerste helft van de jaren zestig tracht te plaatsen. Z o vonden het begrippenapparaat en de gedachtenwereld van de Team-X-generatie, die ruwweg tien jaar jonger was dan Lasdun, ingang in het betoog van een architect met een v o o r o o r l o g s e achtergrond .
Historisch o v e r z i c h t De beslissing van het College of Physicians om de o p d r a c h t voor de n i e u w b o u w aan de nog vrij onbekende Lasdun te geven is een van de verrassingen waartoe Engelse opdrachtgevers bij tijd en wijle in staat blijken te zijn. (Een vergelijkbaar voorbeeld is de keuze voor Richard Rogers als ontwerper voor het hoofdkwartier van Lloyds dat een initiatief van de Chairman van deze o n d e r n e m i n g was.) Nog in de jaren dertig zou een o p d r a c h t van dergelijk belang
Royal College of Physicians: Hoekdetail Eerste verdieping Begane grond Sousterrain
zonder veel omhaal naar Sir Edwin Lutyens zijn gegaan of naar een minder witty antimodernist als Sir Herbert Baker of Sir Reginald Blomfield. In de jaren vijftig was deze generatie echter overleden en had de politiek-culturele ommezwaai na de Labour-overwinning in 1945 elke g r o n d onder het v o o r o o r l o g s e systeem van het verstrekken van b o u w o p d r a c h t e n weggetrokken. Lasduns v r o e g e carrière Samen met drie andere pas afgestudeerden van de Architectural A s s o c i a t i o n S c h o o l werd Lasdun in 1937 door Berthold Lubetkins bureau T e c t o n aangenomen, net op het m o m e n t dat de H i g h p o i n t T w o Flats hun voltooiing naderden. Kort daarna ontwierp de jonge architect zijn eigen w o o n h u i s in een negentiende-eeuwse Londense buitenwijk. V o o r dit huis lijkt Le Corbusier' s Maison Cook model te hebben gestaan. Het huis is bekleed met stucwerk en blauwe tegels. Na zijn diensttijd bij de Royal Engineers gedurende de oorlogsjaren keerde Lasdun bij T e c t o n terug en werd betrokken bij de s o c i a l e - w o n i n g b o u w projecten die onderdeel uitmaakten van het groot schalige w e d e r o p b o u w p r o g r a m m a van de nieuwe regering. A l deze projecten van T e c t o n b o u w d e n voort op het vrijstaande-gebouwtype dat voor H i g h p o i n t T w o was ontwikkeld, maar de gevels laten een steeds vermoeider, haast cynisch f o r m a l i s m e zien. Het laatste van deze projecten dat kort voor Lubetkins beslissing
om het bureau op te heffen en zich op een boerderij terug te trekken werd voltooid, was het HalIfield Estate in W e s t - L o n d e n . Het nieuw opgerichte bureau Lasdun en Drake voegde aan dit project korte tijd later een lagere s c h o o l toe en zette de lijn van T e c t o n voort. T w e e w o o n b l o k k e n in het d o o r de Duitse b o m m e n zwaar verwoeste East End markeerden echter al snel een belangrijke verschuiving. In deze twee radicale projecten in de arbeiderswijk Bethnal Green werd de eerdere verwijzing naar de stilistische kenmerken van de continentale v o o r o o r l o g se avant-garde, en met name Le Corbusier - al dan niet verrijkt met de drukke, naar het pittoreske neigende decoratie die Pevsner eerder met de term Englishness had aangeduid - vervangen door een zeer uitgesproken geometrie en een avontuurlijke organisatie. 2 Deze flatgebouwen bestaan uit torens van op elkaar gestapelde huizen, die met een hoekverdraaiing rond een trappenhuis zijn geplaatst. Het eerste van de twee projecten uit 1952 maakt nog gebruik van het door T e c t o n ontwikkelde repertoire van frames met invullingen van tegelpanelen of bruin-blauw e baksteen. V o o r het project dat drie jaar later enkele straten verderop 2 Bethnal Green is in dezelfde periode ook een van de belangrijke g e b i e d e n voor het t e r r e i n o n d e r z o e k van de j o n g e r e n a o o r l o g s e avant-garde-generatie . Met name de f o t o ' s van Nigel H e n d e r s o n zijn van grote invloed o p t i j d g e n o t e n als Peter en A l i s o n S m i t h s o n .
Constructiedoorsnede bibliotheek
Entree
bibliotheek
< O
werd g e b o u w d , Keeling House, pasten de architecten ter plaatse gestort voorgespannen beton toe (grote tegels) en introduceerden de diepe vlakke balustrades die een van de kenmerken van Lasduns architectuur zouden worden. In 1958 zorgden twee nieuwe gebouwe n van Lasdun voor een storm in het waterglas van de Engelse architectuur. Deze projecten stelden volstrekt andere vragen en bereikten daarmee een veel breder publiek dan het werk in het perifere East End ooit had kunnen aanspreken. Het gaat om een duur appartementengebouw op een markant punt met uitzicht over Green Park en het warenhuis voor Peter Robinson in het hart van het W e s t End aan de Strand. De inbreng en de ambitie van deze twee gebouwen waren des te opmerkelijker omdat Engelse architecten aan het einde van de jaren vijftig nauwelijks op geijkte voorbeelden uit eigen land konden teruggrijpen en continentale projecten met een vergelijkbaar karakter voor zover bestaand in Engeland vrijwel onbekend waren. Behalve M e n d e l s o h n s vooroorlogse glazen warenhuizen en de winkel van Peter Jones uit 1936-1938 hadden moderne architecten amper substantiële theorieën en slechts weinig modellen voor commerciële opdrachten zoals winkels en warenhuizen ontwikkeld. De voorbeelden voor duurdere w o o n g e b o u w e n bijvoorbeeld in Italië hadden in Engeland nauwelijks publiciteit gekregen. Ook C I A M had weinig te vertellen over die stedelijke functies die buiten een vrij algemeen kader van
w o n e n en werken vielen of die geen onderdeel van het p r o g r a m m a van een progressieve maatschappelijke organisatie waren. (Hoewel de 'kern van de stad' het centrale o n d e r w e rp van het C l A M - c o n g r e s in 1950 in H o d d e s d o n was, kwam men ook hier, behalve tot een bevestiging van de oudere d o g m a ' s in de richting van een nog striktere zonering en de m o n u mentalisering van de verkeersruimte, slechts t ot vage conclusies.)
Tecton, Halifield
Woongebouw
Estate
V o o r het appartementencomplex en het warenhuis ontwikkelde Lasdun een repertoire van zwijgzame, abstracte vormen die de organisatie van het p r o g r a m m a weerspiegelen; de demonstratieve vertoning van de luxe van het appartementengebouw en het bougeoise plezier van smart shopping vinden hun neerslag enkel in de keuze van de materialen voor de bekleding. De dikke kozijnen van de appartementen zijn o m h u l d met brons en de t e r u g l i g g e n de gevelelementen zijn van sober grijs graniet, het equivalent van het grijze flanelkostuum. 3 Het warenhuis heeft een horizontale gevelindeling en presenteert zich met een d o o r l o p e n d e etalage waarboven over de hele breedte een g r o o t oppervlak van gereconstrueerd Portlandsteen hangt (dicht tegen elkaar aan gezette betonnen panelen met een toeslag van gemalen natuursteen). De kantoorverdiepingen komen in de gevel terug met een pui van glas en brons.
Usk Street, Bethnal
Green, 1952
D e materialisering v a n het moderne representatieve gebouw Het Royal College neemt in het werk van Denys Lasdun een bijzondere plaats in. Lasduns werk maakt in de periode tussen 1955 en 1965 een opmerkelijke ontwikkeling door die vooral in het materiaalgebruik tot uitdrukking komt en die uiteindelijk in het ontwerp voor het National Theatre tot een nieuw resultaat leidt. In het Royal College is de onbeslistheid tussen een 'traditionele' behandeling van materiaal in relatie tot een sociaal p r o g r a m ma en de inbreng van de jongere generatie van de brutalisten het meest voelbaar. Door hun nadruk op de morele betekenis van het gebruikte materiaal en de poging om deze in nieuwe, onverbruikte codes te vatten, hadden de brutalisten opnieuw de aandacht gevestigd op de gelijkwaardige rol die vorm en materiaal in de architectuur innemen. Daarmee openden zij tegen wil en dank de doos van Pandora met haar inhoud van 'immorele' materialen die de v o o r o o r l o g s e C l A M - v e r t e g e n w o o r digers het liefst gesloten hadden willen houden. Zij sloten tevens direct aan bij discussie s zoals deze nog door Ruskin en W e b b waren gelanceerd en onderwierpen het materiaalgebruik in de architectuur aan een morele en historische kritiek. Het leven van een Engelse architect was vóór die tijd eenvoudiger geweest: oudere architecten gebruikten voor sociale bouwopdrachten - w o n i n g b o u w , gezondheidscentr a en dergelijke - de materialen van het 'moderne' kanon zoals stucwerk en glas, of raakten verzeild in
het zinloze ornamenteren dat met de bouw van de paviljoens van het Festival of Britain zijn h o o g t e p u n t bereikte. De jongeren daarentegen namen Le C o r b u sier's naoorlogse idioom over en meestal ook het ruwe beton dat daarmee gepaard ging. De morele en praktische problemen die de neobrutalisten in de jaren vijftig aansneden kwamen niet uit de lucht vallen. Ze waren bijna allemaal aanwezig en o n o p g e l o s t in het eerste g e b o u w waarmee Lasdun tijdens het begin van zijn carrière bij T e c t o n in aanraking was gekomen: H i g h p o i n t T w o , het eerder beschreven tweede a p p a r t e m e n t e n g e b o uw dat Lubetkins bureau voor het personeel van het kopieerbedrijf Gstetner ontwierp. H i g h p o i n t One uit 19331935 was geheel in de geest van de W e i s s e n h o f t e n t o o n s t e l l i n g uitgevoerd. Zo o n t s t o n d met grote moeite en t e c h n i s c he vindingrijkheid een g e b o u w van monoliet beton met een wit gepleisterd oppervlak. De begane grond was open, het g e b o u w s t o n d op poten en de stalen ramen - onder de eerste van hun soort in Engeland - kwamen in de gevel als strips terug. A a n de voet stak een eenvoudige entreehal van baksteen onder het h o o f d v o l u m e uit en w o n d zich in vrolijke bochten onder het g e b o u w door, tamelijk onafhankelijk van de geometrie van de bovenbouw
Usk Street,
Appartementencomplex
detail
Woongebouw Keeling Bethnal Green, 1960
House,
3 Een contextuele keuze was in beide gevallen de gebruikelijke P o r t l a n d s t e e n geweest of de t y p i s c h L o n d e n s e strenge baksteen zoals deze in W i l l i a m Kents vlakbij gelegen hui s kan w o r d e n aangetroffen .
Green Park
met zijn continentale verworvenheden. Bijna nog voordat H i g h p o i n t One helemaal was voltooid, begon H i g h p o i n t T w o de moeizaam bereikte en v o o r l o p i g e zekerheden van zijn voorganger weer ter discussi e te stellen. De plattegrond van dit tweede w o o n g e b o u w beschrijft een eenvoudige rechthoek en is veel simpeler dan het dubbele kruis van H i g h p o i n t One. De gevels van H i g h p o i n t T w o daarentegen zijn aanzienlijk rijker dan die van het eerste w o o n g e b o u w . De afwerking en materiaalbehandeling hebben alleen vaag nog iets met een f u n c t i o n a l i s t i s c he interpretatie van doen. Zowel buiten als binnen maken de architecten gebruik van een grote variëteit aan materialen: baksteen, travertin voor de vloeren, wit marmer voor de muren van de entreehal en witte tegels op de gevelpanelen. A l deze elementen zijn op een volstrekt a-tektonische manier ingezet. De ironische coup de grace van het g e b o u w is echter het haast infame citaat van een karyatide uit het Erechteion waarmee eens en voor altijd met de zekerheden van de W e i s senhofgeneratie afgerekend lijkt te worden. De moderne Britse architectuur van de jaren veertig en vijftig voerde de consequentie s van T e c t o n s formalistische gebaren met hun geforceerde vrolijkheid verder door. Ook de naoorlogse w o n i n g bouwprojecten van het bureau zelf laten een c o m b i natie van 'internationale' plattegronden en een bijna roekeloze toepassing van schaakbordachtige arrangementen van ramen en tegelpanelen zien, als invulling van een eveneens met tegels (of s o m s ook met
Lubetkin
en Tecton, Highpoint
One
'reconstructed stone') beklede frame. Het gebruik van tegels had daardoor het karakter van een algemeen geldig a n t w o o r d aangenomen voor het bijna o n o p l o s b a r e probleem van de adequate materiaalkeuze voor w o n i n g e n en andere g e b o u w e n van het sociale p r o g r a m m a waar de moderne architectuur voor stond. Dit gold in nog grotere mate voor de g e b o u w e n buiten de w o n i n g b o u w . De verdergaande vraag naar ligging, vorm en verschijning van deze f u n c t i e s was d o o r C I A M (en de eerste generatie moderne architecten in Engeland) immers vrijwel geheel onbehandeld gelaten. V o o r winkels, werkplekken en met name instituties van enig belang was een sluitend a n t w o o r d ver te zoeken. Dit was des te problematischer omdat juist de openbare functie s vaak een centrale positie in de infrastructuur van de nieuwe sociale democratie kregen toegewezen. De schaarse u i t g a n g s p u n t en waren vooral negatief van aard; het streven was om de materialen die met de overwonnen machten van het verleden werden geassocieerd te vermijden en tegelijkertijd elke verwijzing naar niet-geïndustrialiseerd e p r o d u k t i e m e t h o d en uit te sluiten. Daardoor was met name baksteen een problematisch materiaal geworden. (Op het internationale vlak waren er wel degelijk uitzonderingen, zoals Mies van der Rohe die in zijn projecten zowel marmer als baksteen is blijven gebruiken. Mies' werk was echter voor de meeste critici en architecten in Engeland to t 1955 nagenoeg onbekend.) V o o r g e s p a n n e n beton bood een uitkomst uit dit
Lubetkin
en Tecton, Highpoint
Two
zelfgekozen dilemma, maar het was te duur voor toepassing in de sociale w o n i n g b o u w . Bovendien kon het gladde oppervlak van een ogenschijnlij k machinaal vervaardigd materiaal, zoals Hitchcock en J o h n s o n reeds hadden opgemerkt, alleen worden bereikt door een laag stucwerk of een zeer dikke laag pleisterverf. In Engeland waren de ervaringen met stucwerk sowieso nogal uiteenlopend geweest. Pleisterlagen volgens continentale recepten bleken vaak niet tegen het vochtige klimaat (en de spreekwoordelijke laksheid van de uitvoerders) bestand en de hechting op de muren was dan ook dikwijls een probleem. In deze situatie, die werd gekenmerkt door een mengeling van ideologisch bepaalde taboes en praktische problemen, waren keramische tegels een zeer welkom alternatief dat een reeks voordelen bood. Enerzijds riepen tegels nauwelijks enige associatie op en waren ze in het verleden zeer weinig gebruikt - met uitzondering van lichthoven en achterkanten van negentiende-eeuwse kantoorgebouwen in de Londense City, waar tegels vanwege hun lichtreflecterend oppervlak soms werden toegepast. A n d e r z i j d s waren tegels hygiënisch, hard en duurzaam en boden ze interessante ontwerpmogelijkheden voor architecten die zich wilden uitleven in de gevelcompositie. In tegenstelling tot baksteen leken tegels op een machinaal vervaardigd produkt. (Het was pas enkele jaren later dat men tot de ontdekking kwam dat tegels met evenveel gemak van de gevel kunnen vallen als stucwerk, maar gelukkig hadden de brutalisten toen alter-
Leslie Martin en LCC Architects Department, oorspronkelijke gevel aan de Theems
Royal Festival Hall,
natieven voor de buitenkant van g e b o u w e n gevonden.) De meest richtingbepalende gebeurtenis voor de Britse architectuur in de jaren na 1945 was zonder twijfel het Festival of Britain in 1951. Dit festival, een initiatief van de Labourregering, was bedoeld geweest om de door schaarste en voedseltekorten bedrukte bevolking op te vrolijken met een ' T o n i c for the Nation'. T o e n de e c o n o m ie voldoende aan kracht had g e w o n n e n om überhaupt weer aan de bouw van nietutilitaire en openbare gebouwe n te denken, waren de resultaten van een provinciaalse en wat g e d w o n g e n opgewektheid. De g e b o u w e n voor het Festival of Britain op de Londense Southbank leken op een staalkaart van wat de architectuur aan het begin van de jaren vijftig te bieden had. In het beste geval beriep men zich op continentale voorbeelden, vooral Le Corbusier, in het slechtste geval waren de gebouwen uitingen van een chauvinistisch e en anti-intellectuele houding. Een uitzondering, en zeker het meest invloedrijke g e b o u w dat in het kader van het Festival of Britain tot stand kwam, was de Royal Festival Hall uit 1951. Het gebouw , dat aan de T h e e m s en naast de negentiende-eeuwse ingenieurskunst van W a t e r l o o Bridge is gesitueerd, was een briljante synthese van een Corbusiaan s ontwerp en vrij pragmatische akoestische overwegingen. In zijn materialisering raakte de Festival Hall het probleem van de behandeling van een openbaar g e b o u w in de moderne democratische verzorgingsstaat, en riep daardoor vele vragen op. Nicolaus Pevsner, die het g e b o u w
Royal Festival Hall,
detail
om zijn 'political correctness' bewonderde en bijna lyrisch was over de genuanceerde ruimtelijke werking van het interieur, vermeed elk commentaar op de rijkdom aan materialen die het c o n c e r t g e b o u w t e n t o o n s p r e i d t : marmer, tegels, mozaïek, een g r o o t aantal verschillende houtsoorten, staal, messing, a l u m i n i u m , koper en het glas dat aan het g e b o u w zijn grote mate van openheid verleent. In zijn in 1952 gepubliceerde beschrijving van de g e b o u w e n van Londen kon Pevsner het echter niet nalaten de decoratie van de Royal Festival Hall ter discussi e te stellen: '... hoe kan het karige f u n c t i o n a l i s me van 1930 w o r d e n overkomen zonder op historiserende ornamenten terug te grijpen? Hoe moet een modern ornament eruitzien, als we al stellen dat de noodzaak ervoor bestaat? Dr. Martins a n t w o o r d bestaat uit paars en wit tegelwerk op een deel van de zijgevels, een patroon van kleine donkere ramen in de witte wanden van het t r a p p e n h u i s in een ander gedeelte van de zijgevel... Het is een s t o u t m o e d i g a n t w o o r d , en het is misschie n ouderwet s om de geldigheid ervan te betwijfelen. Desondank s blijft twijfel bestaan of monumentalitei t in de t w i n t i g s t e eeuw kan worden bereikt door eerst een massief blok te b o u w e n en dit vervolgens te bedekken met drukke geometrische patronen.' 4 National
Theatre,
situatie
National
Theatre, toneeltoren
De hoofdzetel van de centrale vakbondsorganisatie Trade U n i o n C o n g r e s s in Great Russel Street was het enige grotere openbare gebouw van architecto-
grote zaal
(Olivier-zaal)
nisch belang dat tussen de Festival Hall en het Royal College of Physicians werd g e b o u w d . Dit grote gebouwencomplex was het werk van de j o n g e architect David du Roi A b e r d e e n, die de o p d r a c h t naar aanleiding van een prijsvraag had gekregen. V o l t o o i d in 1956, is het project een academische oefening in de geest van Le Corbusier. A a n g e z i e n echter Le Corbusier zelf tot de jaren vijftig, met uitzondering van zijn voorstellen voor de granieten bekleding van de Volkenbond, niet veel o p l o s s i n g e n voor representatieve openbare gebouwen had aangereikt, moest Aberdeen zelf iets bedenken. De gevelpanelen en de vlakke buitenmuren zijn bekleed met graniet terwijl de achtergrond voor het m o n u m e n t van Epstein in de kleine hof van groene marmer is gemaakt. Het met grote precisie uitgewerkte frame dat de ramen van de kantoren inkadert, en de pilotis die het volume dragen hebben een oppervlaktebehandeling van glazen mozaïeksteen gekregen. Dit materiaal was reeds in de diverse gebouwen van het Festival of Britain veelvuldig gebruikt en het was ook bijzonder populair voor winkeldecoraties. T o c h blijft de vraag op welke manier men het gebruik van mozaïek bij een gebouw dat zo'n uitgesproken niet-alledaags karakter draagt moet duiden. De verklaring ligt waarschijnlijk besloten in het feit dat mozaïek de voordelen van tegels (duurzaamheid en hygiëne) deelt, maar minder maatvoeringsproblemen oplevert. Bovendien wekt het associaties met de weelde en rijkdom van bijvoorbeeld Byzantijnse interieurs en straalt het meer een
National
Theatre, aansluiting
boekwinkel
op het
trottoir
gevoel van luxe uit. De tegels komen t r o u w e n s in dit g e b o u w wel degelijk terug, namelijk als gevelbekleding aan de achterkant. Mozaïek was rond 1955 een soort T r o j a a ns paard van de macht in Engelands architectuur geworden. A l s een architect een institutioneel g e b o u w ontwierp 4 N. Pevsner, London, except the Cities of London and Westminster, L o n d e n, P e n g u i n , 1952, p. 278. De architecte n van de L o n d o n C o u n t y C o u n c i l die de u i t b r e i d i n g van de Royal Festival Hall in 1964 uitwerkten v e r w i j d e r d e n de tegels, vulden de kleine d o n k e re ramen en gaven op deze manier t o c h nog g e h o o r aan de v e r m a n i n g e n van Pevsner. W a t Pevsner over het h o o f d had gezien was het e n i g s z i n s verrassende g e b r u i k van P o r t l a n d s t e e n in de muurvlakken waarin deze ramen als d o n k e r e gaten ware n o p g e n o m e n . Deze harde witte zandsteen was voor het eerst d o o r I n i g o J o n e s t o e g e p a s t bij de gevel van het B a n q u e t i n g H o u s e uit 1619. J o n e s had voor de steen gekozen o m d a t deze e n i g s z i n s o p de steen leek die Palladio voor zijn stedelijke palazzi had gebruikt. P o r t l a n d steen werd b i n n e n korte tijd b e s c h o u w d als het enige materiaal dat g e s c h i k t was voor bijzondere g e b o u w e n , zoals bijvoorbeeld kerken en - na een period e van experimente n g e d u r e n d e de t w e e d e helft van de negentiende eeuw - de c o m m e r c i ë l e g e b o u w e n in de City en het W e s t End. Deze traditie was een uitermate krachtig gegeven, zoals blijkt uit het g e b o u w voor The Economist van de S m i t h s o n s , dat gelijktijdig met het Royal C o l l e g e of P h y s i c i a ns werd o n t w o r pen en waar van de eerst b e o o g d e o p l o s s i n g met een metalen huid w e r d afgeweken ten g u n s t e van een de tektoniek benadrukkende, maar precies b e s c h o u w d decoratieve bekleding van k o l o m m e n en gevelpanelen uit Portlandsteen.
National Theatre, plattegrond toneelniveau grote zaal (Olivier-zaal) 1. Olivier Theatre 2. stage 3. rear stage 4. property and electrical stores 5. 6. 7. 8.
scene dock scenery lift stage offices air handlin g plant
9. d r e s s i n g r o o m s 10. Olivier c l o a k r o o m 11. 12. 13. 14.
terrace level entrance foyer music studio audition rooms theatre manager
15. reception r o o m 16. Lyttelton T h e a t re 17. p r o j e c t i o n r o o m 18. Lyttelton buffet
Plattegrond entreeniveau ter hoogte van de promenade aan de Theems 1. Lyttelton T h e a t re 2. stage 3. rear stage 4. side stage 5. scene dock 6. stage office s 7. property store 8. Lyttelton stalls foyer 9. Lyttelton c l o a k r o o m 10. road-level entrance foyer 11. advance box office 12. stage d o o r 13. g o o d s reception 14. w a r d r o b e store 15. Olivier understag e ( d r u m revolve) 16. r e c o r d i n g s t u d i o 17. C o t t e s l o e Theatre 18. Cottesloe entrance foyer 19. 20. 21. 22.
d r e s s i ng r o o m s p r o d u c t i o n rehearsal r o o m s property s h o p fibreglass workshop
23. paint s h o p 24. carpentry s h o p 25. loading bay 26. metalwork s h o p
en daarbij op zoek was naar een materiaal dat de flaneurs en grondeigenaren rond Regent's Park niet zou afschrikken en tegelijk zonder moeite een m o n o liete betonconstructie kon verhullen, bood mozaïek de geijkte oplossing. 5 Het paard had echter nog meer soldaten uitgespuwd, namelijk graniet, onyx, marmer en brons. Deze nu verstoorden de niet alleen a-historische maar ook veelal a-tektonische visie van de vooroorlogse modernen. 6 O n t w i k k e l i n g v a n een n i e u w e t a al Toen het College of Physicians zijn voltooiin g naderde was Lasdun hard op weg dè ontwerper van institutionele gebouwen te worden. Hij werkte toen al aan twee opdrachten van een omvang die ver boven alle tot dan toe uitgevoerde projecten uitsteeg: het masterplan voor een van de New Universities vlak bij Norwich in East A n g l i a en het winnend e prijsvraagontwerp voor Engelands nieuwe (en eerste) National Theatre. Het redelijk simpele ontwerpgereedschap dat voor de kleinere colleges toereikend was kon niet zomaar worden opgeblazen voor projecten van een ongekende schaal. Lasdun moest een nieuwe oplos sing vinden. Het ontwerp in N o r w i c h met zijn slingerende aaneenrijging van verschillende faculteiten dankte veel aan de discussie over G r o w t h and Change die destijds d o o r de leden van Team X werd gevoerd. Curieus genoeg was dit dezelfde 'tegenstelling' tussen het permanente en het veranderlijke waarmee Lasdun ook c o m p o s i t i e en materiaalgebruik
National
Theatre, doorsnede
van de
Olivier-zaal
van het College of Physicians wilde verklaren. Bij het National Theatre benadert Lasdun het g e b o u w sterker dan in de eerdere ontwerpen als een driedimensionaal landschap. 7 Dit landschap w o r d t gevormd door lagen of - in Lasduns t e r m i n o l o g i e 'strata' waarin specifieke functies, in dit geval de verschillende zalen, foyers en publieksvoorzieningen, zijn o p g e n o m e n . De vormen lijken het resultaat van een proces van erosie in een onbekend en prehisto5 Ook de S m i t h s o n s maakten van deze o p l o s s i n g gretig gebruik in het interieur van M a r t i n ' s Bank in het E c o n o m i s t B u i l d i n g . W a a r s c h i j n l i j k o n b e w u s t kozen zij w i t en geel mozaïek voor de oppervlaktes van de hal van de bank, en sloten z o d o e n d e weer aan bij de t r a d i t i o n e l e t o e p a s s i n g van g o u d (geel) en zilver (wit) in b a n k g e b o u w e n .
6 Het leek later even alsof nieuwe metalen zoals staal en a l u m i n i u m of k u n s t s t o f f e n in c o m b i n a t i e met glas een uitweg k o n d e n bieden. Ook deze materialen wekten echter o n o n t k o o m b a a r a s s o c i a t i es met de i n d u s t r i e die ze v o o r t b r e n g t , en een architec t als N o r m a n Foster past na t w i n t i g jaar experiment nu graniet op de vloer van S t a n s t ed A i r p o r t toe. 7 Deze planopzet is m i s s c h i e n ingegeven d o o r de g r o e p van c u l t u r e l e g e b o u w e n die d o o r de L o n d o n C o u n t y C o u n c i l t u s s e n de Royal Festival Hall en de locatie van het National T h e a t r e w a r e n neergezet. Deze g e b o u w e n zijn zowat syno niem g e w o r d e n met de b e t o n n e n g r i j s h e i d van de jarenz e s t i g - a r c h i t e c t u u r , een oordeel dat s o m s ook het National T h e a t r e treft (de k r o o n p r i n s v o n d b i j v o o r b e e l d dat het g e b o u w te w e i n i g o p een theater leek).
risch verleden te zijn. In de beide ontwerpen voor het theater en de universiteit tekent zich een benadering van de architect o n i s c h e c o m p o s i t ie en de materialisering van een gebouw af die nogal verschilt van die van de eerdere gebouwen. Waar het College of Physicians enerzijds w o r d t beredeneerd vanuit c o n t e m p o r a i n e thema's (growth and change) en anderzijds in het materiaalgebruik de tweeslachtige h o u d i n g van een m o d e r n i s tische architect ten opzichte van een institutionele bouwopgave laat zien, lijkt dit in de beide latere projecten geen thema meer te zijn. Lasdun laat elke bekleding of elk fineer eenvoudig achterwege (en heeft ze sindsdien ook nooit meer gebruikt als in de vroegere projecten). T e voorschijn komt het ruwe beton, zonder enige bemiddeling of verzachtende omstandigheid. Beide gebouwen stralen daardoor een laconieke ongenaakbaarheid uit, of - zoals de neobrutalisten misschien hadden kunnen zeggen 'what you see is what you get'. Het monoliete beton met de zichtbare sporen van de bekisting in het oppervlak benadrukt het sterk sculpturale effect. Het oppervlak van het grijze materiaal lijkt, op perverse wijze, zacht in de heldere lucht van het groene landschap van Norfolk en even ruw in de smerige atmosfeer van de metropool. A a n het einde van de jaren vijftig dachten de S m i t h s o n s en hun medestanders zich eens en voor altijd bevrijd te hebben van de o n s a m e n h a n g e n de decoratie van de voorvaderen. Hun j e u g d i g missio -
National
Theatre,
naire nadruk op de morele superioriteit van het 'trouvé' over het 'appliqué' miste zijn doel niet. Zowel de nog j o n g e r e als de oudere generaties Engelse architecten waren hierdoor sterk beïnvloed. Het gebruik van één materiaal (als het maar niet baksteen was) oefende een overweldigende aantrekkingskracht uit, vooral als de uiteindelijke v e r s c h i j n i n g s v o r m van dit materiaal ook nog uitsluitsel gaf over het vervaard i g i n g s p r o c e s . Dit was echter niet exclusief het gevolg van het beschavingsoffensief van t i j d s c h r i f t e n zoals Architectural Design die de ideeën van de S m i t h s o n s rond 1960 verspreidden. Een nog sterkere organisatie, de Cement and Concrete A s s o c i a t i o n of Britain, was tien jaar later op het h o o g t e p u n t van haar activiteit. Dit was een 'pressure g r o u p ' van aannemers en leveranciers van technologie, zand en cement. De 'association' beoogde het gebruik van beton buiten zijn traditionele toepassingsbereik , dat wil zeggen straten, bruggen en dergelijke, uit te breiden en ook in de utiliteitsbouw gangbaar te maken, om zo te voorkomen dat de staalindustrie dezelfde dominant e rol kon innemen als in de Verenigde Staten. De Cement and Concrete A s s o c i a t i o n deed onder andere onderzoek naar de mogelijkheden van oppervlaktebehandeling van beton in het zicht. A l d u s trachtte men het imago van het materiaal te verbeteren en voor het grotere publiek aantrekkelijker te maken. A r c h i t e c t e n die bereid waren naar de b o o d s c h a p van de A s s o c i a t i o n te luisteren konden op allerlei aangename voordelen rekenen. Gedurende
achterkant
details
de jaren zestig was het werk van de organisatie zeer succesvol en de eerste onaangename vragen werden pas gesteld toen de t e c h n i s c h e problemen ook voor het publiek zichtbaar waren. Maar toen was Engeland al een grote hoeveelheid geheel in beton uitgevoerde publieke gebouwen (en w o n i n g b o u w p r o j e c t e n ) rijker. 8 De grote openbare gebouwe n die Denys Lasdun vanaf 1960 ontwierp speelden een belangrijke rol in de popularisering van beton. Aangezien een ontwerp in zijn geval altijd eerder intuïtief to t stand kwam tenminste in vergelijking met het meer uitgesproken betoog van de neobrutalisten - is de ontwikkeling van een taal voor het openbare g e b o u w vooral in het gebouwde werk van de architect te ontdekken. De hier geschetste ontwikkeling in het individuele werk van Denys Lasdun weerspiegelt het algemene probleem van de uitdrukking van het openbare g e b o u w in een staat die zichzelf als open en democratisc h beschouwt en wil presenteren. Vanuit de uitgangspunten van de v o o r o o r l o g s e modernen bracht dit een aantal problemen met zich mee die in de experimenten met uiteenlopende materialen uit de jaren o n m i d dellijk na de Tweede W e r e l d o o r l o g bijzonder duidelijk zijn. Denys Lasduns ommezwaai, die vooral na de voltooiing van het Royal College of Physicians en in het National Theatre zichtbaar werd, geeft een verrassende wending aan het probleem van de architectonische representatie in de naoorlogse verzorgingsstaat. Vertaling: Christoph
National
I
Theatre, detail
entree
8 Een belangrijke g e b e u r t e n i s die de publieke appreciatie van beton e n i g s z i n s t e m p e r d e was een gasexplosie, waarbij bleek dat een w o o n g e b o u w van geprefabriceerd beton net zo min bestand was tegen hevige b e l a s t i n g e n als een o p c o n ventionele wijze g e b o u w d project. Daarmee was ook het i m a g o van de t e c h n i s c h e s u p e r i o r i t e i t van het materiaal v o o rg o e d aangetast. De o r g a n i s a t i e had t r o u w e n s nog een kleine neef, de Brick D e v e l o p m e n t A s s o c i a t i o n , die zoals elk bezoek aan het w i n k e l g e b i e d van een w i l l e k e u r i ge Engelse provincieplaats laat zien, nog steeds van g r o t e invloed is.
Crafe
detail
hoek
theatergedeelte
|£5