PvdA-plan
Dring onnodige babysterfte in Nederland terug!
Den Haag, 28 januari 2006 Khadija Arib, PvdA Tweede-Kamerlid
I AANLEIDING Vele malen is in de Tweede Kamer gesproken over perinatale zorg. Perinatale zorg omvat de zorg vóór de geboorte, tijdens de zwangerschap (prenatale zorg) en de zorg na de geboorte (postnatale zorg). In 2003 verscheen het Peristat rapport waaruit bleek dat Nederland tot de landen met de hoogste babysterfte behoort. Minister Hoogervorst van VWS schrijft in een reactie daarop in zijn brief van 24 oktober 2005 aan de Tweede Kamer: “Ik accepteer hierbij dat deze keuzes in beleid niet altijd bijdragen tot een verlaging van het perinatale sterftecijfer. Daarmee accepteer ik dat Nederland niet tot de top drie van landen met de laagste perinatale sterfte zou kunnen behoren. Nederland richt zich bij het terugdringen van perinatale sterfte met name op maatregelen in preventie en zorg die daadwerkelijk bijdragen aan gezondheidswinst.” De minister accepteert dus een bepaalde mate van babysterfte en ziet geen aanleiding om daadkrachtig beleid te ontwikkelen om perinatale sterfte in Nederland te verlagen. Hij noemt een aantal aandachtspunten maar gaat niet over tot concrete maatregelen, zijn prioriteit ligt elders. De PvdA vindt het ontbreken van een gevoel van urgentie en het achterwege blijven van gerichte maatregelen onacceptabel en komt daarom met een voorstel. Immers babysterfte is een belangrijke maatstaf voor de beschaving van een land. Sociaal economische gezondheidsverschillen worden in cijfers over perinatale sterfte het meest zichtbaar.
II CIJFERS: WAT IS ER AAN DE HAND? De afgelopen decennia is de perinatale sterfte in Nederland minder snel gedaald dan in de omringende landen. In 2003 heeft een groot ‘Peristat’-onderzoek in opdracht van de Europese Unie plaatsgevonden. De situatie in Nederland werd vergeleken met vijftien landen. Nederland bleek een van de landen met de hoogste babysterfte te zijn: rond de geboorte: 7,4 op duizend baby’s tegenover bijvoorbeeld 3,5 in Duitsland. Dus 7 van de duizend baby’s sterven voor de geboorte, twee keer zoveel als in Duitsland. Ook na de geboorte sterven in Nederland relatief meer baby’s dan in andere landen. Gemiddeld is de sterfte in de eerste maand na de geboorte in Europa drie per 1.000 geboortes, in Nederland is dat vier. Uit dit onderzoek bleek dat van alle 15 landen Nederland het slechtst scoort. Dat Nederland op het gebied van zuigelingensterfte afzakt van koploper in de jaren zestig en zeventig naar het slechts scorende land bleek al uit eerdere onderzoeken. Het Peristat project over indicatoren voor foetale en neonatale gezondheid liet zien dat van de Europese lidstaten Nederland in het jaar 1999 in ongunstige zin afstak wat de foetale en neonatale sterfte betrof. In 2001 werd door het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek verricht naar verklarende factoren voor de mogelijk ongunstige resultaten. Voor de belangrijkste oorzaken en risicofactoren zoals laag geboortegewicht, vroeggeboorte en congenitale afwijkingen waren internationale vergelijkingen en trendanalyses niet goed mogelijk wegens het ontbreken van registraties die heel Nederland bestrijken. Het kabinet was niet blij met de uitslag van het Peristat onderzoek. Het RIVM is opdracht gegeven opnieuw onderzoek naar babysterfte te doen. In oktober 2005 kwam het RIVM met een eigen onderzoek naar babysterfte. Het RIVM heeft geen internationaal onderzoek verricht zoals wordt gesuggereerd, maar Nederland vergeleken
met de twee landen in Europa waar babysterfte het laagst is, Zweden en Finland. In Nederland overlijden jaarlijks 1.400 baby’s voor of meteen na de geboorte (ofwel zeven op de duizend). In Finland en Zweden ligt dat aantal 30 tot 35% lager. Hiermee wordt geconcludeerd dat Nederland tot de middenmoot behoort. Het verschil wordt deels verklaard door het feit dat in Zweden meer abortussen worden gepleegd waardoor zwangerschappen die op sociaaleconomische gronden misschien tot perinatale sterfte hadden geleid, worden afgebroken. Ook kent Zweden geen thuisbevallingen. In Zweden wordt alles geregistreerd; zodra een ziekenhuis slechter scoort kan onmiddellijk worden ingegrepen. Maar Zweden ontwikkelt ook beleid dat speciaal gericht is op het terugdringen van perinatale sterfte bij bepaalde bevolkingsgroepen. In november 2005 publiceerde het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) een uitgebreide studie naar het audit-systeem, een controlesysteem waarmee in Nederland het overlijden van kinderen vóór, tijdens en tot 1 week na geboorte in kaart wordt gebracht in 3 regio’s. Uit die studie blijkt dat de huidige registratie geen volledig beeld geeft van wat in de praktijk gebeurt rond zwangerschap en geboorte. Uit dit onderzoek bleek dat per duizend baby’s 13,4 baby’s overlijden. Daarvan is ongeveer een op de tien (9 procent) in verband te brengen met suboptimale factoren rond verloskundige zorg.
III OORZAKEN Er is een aantal factoren aan te wijzen die een verklaring kunnen geven voor de toenemende achterstandspositie die Nederland inneemt ten aanzien van perinatale sterfte. Daarmee geef ik tegelijkertijd aan waar het beleid naar mijn mening heeft gefaald. 1. Etnische, culturele en sociaal economische factoren De etnische en culturele samenleving is de laatste jaren erg veranderd mede door een toenemende groei van bevolkingsgroepen. Deze ontwikkeling zal zich ook de komende jaren voortzetten. Vooral in de grote steden is de bevolkingssamenstelling erg divers. Deze ontwikkelingen hebben vanzelfsprekend ook gevolgen voor de gezondheidszorg. Juist in de grote steden behoren migrantenvrouwen tot de kwetsbare groepen. Prenatale zorg wordt door migrantenvrouwen over het algemeen later ingeschakeld dan door autochtone vrouwen. De perinatale sterfte in Nederland in het jaar 2001 was hoger onder allochtone vrouwen dan bij autochtone vrouwen, namelijk bijna 14 versus 11 kinderen per 1000 geborenen. Omgerekend betekent dit een oversterfte in Nederland van 110 kinderen per jaar onder allochtone vrouwen. Uit een onderzoek in Rotterdam (Eric Steegers, Erasmus Universiteit) blijkt dat de perinatale sterfte in Rotterdam onder allochtone vrouwen nog hoger was, ruim 16 promille, een niveau vergelijkbaar met de landelijke perinatale sterfte 25 jaar geleden. Ook de sterfte onder autochtone Rotterdammers is hoger dan in de rest van autochtoon Nederland. Er is een oversterfte van 20 kinderen per jaar onder Rotterdamse vrouwen. Ook de moedersterfte is in Nederland driemaal zo hoog onder allochtone vrouwen.
Er zijn duidelijke verschillen tussen allochtone en autochtone bevolkingsgroepen, maar voor alle vrouwen in achterstandswijken in grote steden, ongeacht afkomst, geldt dat de perinatale sterfte hoger ligt. Perinatale sterfte wordt beïnvloed door zowel etnische - als achterstandsfactoren. De volgende oorzaken komen uit onderzoeken naar voren: a. Bepaalde gezondheidsproblemen komen vaker voor bij sommige allochtone bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld erfelijke bloedarmoede, andere erfelijke aandoeningen door een hogere incidentie van neef- nicht huwelijken, voedingsdeficienties, familiale mediterrane koorts en chronische aandoeningen zoals diabetes en een verhoogde bloeddruk. b. Onvoldoende zorgvraag, door culturele verschillen en taalproblemen, maar ook door suboptimale zorg door verloskundigen en gynaecologen. In Rotterdamse allochtone populaties vindt de eerste controle bij 40 tot 50% van de mensen pas plaats na de 16e week of zelfs na de 24e week. Ook in de onderzochte autochtone populatie vond de controle bij 1 op de 4 vrouwen te laat plaats. De mate van opleiding en het beheersen van de taal spelen een belangrijke rol in de toegankelijkheid van de verloskundige zorg. Vrouwen in achterstandswijken en allochtone vrouwen zijn onvoldoende op de hoogte van de mogelijkheden die de verloskundige zorg in Nederland kan bieden en het belang daarvan. Daarom vragen vrouwen onvoldoende zorg of zij vragen te laat om zorg. Daarnaast speelt predispositie voor een aantal ziekten een rol bij allochtone vrouwen. Dit zou juist aanleiding moeten zijn al vóór het begin van de zwangerschap en zeker in een vroeg stadium van de zwangerschap begeleiding te bieden. 2.Verloskundige zorg in grote steden/achterstandswijken Een veronachtzaamd probleem is de verloskundige zorg die moet worden gegeven in achterstandswijken. Het wordt ook steeds moeilijker om daar thuisbevallingen te laten plaatsvinden onder sociaal veilige en goede arbeids- en hygiënische omstandigheden voor zowel de verloskundige als de barende vrouw. Een inventarisatie van de problematiek in twee Rotterdamse achterstandswijken laat zien dat er in 80% sprake is van huisvestingsproblemen, in 15% van een ernstige taalbarrière en in 10% van mishandeling van de zwangere vrouw. Bijna 10% betreft tienerzwangerschappen en in 5% is sprake van druggebruik in de zwangerschap. Tien procent van de Afrikaanse vrouwen is besmet met HIV. Al deze factoren hebben direct negatieve invloed op de zwangerschap met gevolgen voor moeder en kind. De verhoogde werkdruk in achterstandgebieden heeft tot gevolg dat jonge verloskundigen moeilijk zijn te interesseren voor het opstarten van een praktijk in deze wijken, terwijl oudere verloskundigen in verband met de hoge werkdruk wegtrekken. Dat komt niet ten goede aan het verminderen van de hoge aantallen babysterfte in deze wijken. Uit een onderzoek van Deloite en Touche is gebleken dat het basistakenpakket van verloskundigen in achterstandswijken meer tijd vergt dan in andere gebieden. Verloskundigen in achterstandswijken kennen een verhoogde werkdruk en hebben een lager inkomen in vergelijking tot verloskundigen werkzaam in een gemiddelde praktijk elders.
Het is een absolute noodzaak om verloskundigen in staat te stellen meer tijd, begeleiding, voorlichting en aandacht te kunnen geven aan vrouwen in deze wijken. Met name zou aandacht gegeven moeten worden aan het grote belang van de preconceptieadvisering. In de achterstandswijken kan ten aanzien van dit punt heel veel vooruitgang worden geboekt. Op tijd goede voorlichting geven komt uiteindelijk de kwaliteit en kosteneffectiviteit ten goede
IV VOORSTEL VOOR BELEID Voor de PvdA is het onderwerp babysterfte geen statistiekenkwestie, maar een ernstig probleem waar overheid en politiek hun verantwoordelijkheid in moeten dragen. Het feit dat 9 procent van de babysterfte te maken zou kunnen hebben met het tekortschieten van verloskundige zorg is aanleiding genoeg met een voorstel te komen hoe de zorg voor moeder en kind anders en beter moet. Uit onderzoeken blijkt dat verschillende factoren een rol spelen en mogelijk tot ongunstige resultaten leiden. Zo blijken het toegenomen aandeel oudere moeders (35+) en allochtone moeders, meerlingengeboortes en de blijvend hoge prevalentie van roken voor een deel de relatief ongunstige ontwikkeling in de perinatale sterfte in Nederland te kunnen verklaren. Daarnaast is uit regionaal en internationaal onderzoek gebleken dat een deel van perinatale sterfte vermijdbaar is. Het gaat hierbij om onvolkomenheden in de zorg. Niet alleen babysterfte vormt in Nederland een probleem, maar ook moedersterfte. Directe moedersterfte neemt niet meer af in Nederland en het aantal vrouwen met een te hoge bloeddruk en met overgewicht en daardoor diabetes neemt zelfs opvallend toe. Veel van deze risicofactoren zijn beïnvloedbaar. Tijdige zorg, het liefst voor de zwangerschap is voor een aantal bevolkingsgroepen in Nederland essentieel. De vraag doet zich voor hoe het met de kwaliteit van de zorg aan zwangere vrouwen op dit moment is gesteld. De sterfte van kinderen rondom de geboorte (perinatale sterfte) en ook de sterfte van moeders tijdens en kort na de zwangerschap kan in een aantal gevallen voorkomen worden.. De PvdA is daarom van mening dat prenatale en verloskundige zorg in Nederland aan herziening toe zijn. Alles kost geld, maar onderstaande maatregelen behoren tot de reguliere zorg. Het is geen kwestie van “kunnen”maar van “willen”. Een aanpassing van de beleidsregel zodat er een apart tarief kan komen voor extra werk in achterstandswijken is door de minister afgekeurd. Dit vindt de PvdA opmerkelijk gezien het feit dat huisartsen wel een achterstandstarief krijgen sinds het begin van de jaren 90. Verloskundigen die in hetzelfde gebied werkzaam zijn, moeten worden gecompenseerd, er moet zo snel mogelijk een CTG tarief voor verloskundigen in achterstandswijken worden ingevoerd. Preconceptiezorg behoort tot preventie en moet vergoed worden worden via de verzekeraar. Voor registratie en voorlichting kan geld worden vrijgemaakt vanuit de betreffende posten op de begroting VWS. Een extra investering vanuit VWS, maar ook vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken, in het kader van grote stedenbeleid ligt voor de hand.
De volgende maatregelen zijn mogelijk en noodzakelijk: 1. Preconceptie zorg Uit verschillende onderzoeken blijkt dat hoe eerder zwangeren verloskundige begeleiding krijgen hoe meer kans zij hebben op een gezonde zwangerschap en daarmee op het krijgen van een gezond kind. Immers leefstijl adviezen kunnen ter harte genomen worden, mensen beginnen gezonder aan de zwangerschap en erfelijke ziekten kunnen al eerder in families worden opgespoord. 90% van de zwangere Marokkaanse vrouwen blijkt pas na 22,3 weken gebruik te maken van de zorg terwijl autochtone vrouwen bij 16,4 weken voor het eerst een verloskundige bezoeken. Antilliaanse vrouwen gaan bij 21,6 weken, Surinaamse vrouwen bij 20,7 weken en Turkse vrouwen bij 20,6 weken zwangerschap voor het eerst naar een zorgverlener. In Nederland blijkt bijna 50% van de vrouwen een of meerdere medicijnen te gebruiken tijdens het eerste trimester van de zwangerschap, waarbij vitaminen en ijzerpreparaten niet zijn meegerekend. Ongeveer 65% van de geneesmiddelen die worden gebruikt door nietzwangere vrouwen in dezelfde leeftijdcategorie zijn niet zeker veilig in geval van zwangerschap. Meer dan 20% van de Nederlandse zwangere vrouwen rookt. Roken gaat gepaard met een toegenomen kans op een abnormale ontwikkeling van de placenta, miskramen, vroeggeboorte en ernstige groeivertraging, luchtwegproblemen en wiegendood na de geboorte. Naar schatting 35 tot 50% van de Nederlandse zwangere vrouwen blijft alcoholhoudende drank gebruiken. Veel factoren die een rol spelen bij baby en moedersterfte zijn beïnvloedbaar. Zo speelt de taal en daarmee de toegang tot informatie een belangrijke rol. Maar niet de enige. Een rigoureuze perinatale aanpak met name in de grote steden gecombineerd met achterstandsbeleid is keihard nodig. Hoogstaande perinatale- en verloskundige zorg begint met een goede organisatie van de zorg ervan. Op dit moment is er sprake van te veel gemiste kansen op het gebied van, vaak eenvoudige, preventie van ziekten, foetale ontwikkelingsstoornissen en zwangerschapscomplicaties bij de moeder. Wil men dit verwaarloosde deel van de zwangerschap onderdeel laten zijn van de zwangerschapszorg dan moet die zorg reeds voor de zwangerschap worden gegeven. Preconceptiezorg ook wel zwangerschapsvoorzorg moet onderdeel gaan uitmaken van het zorgpakket dat iedere vrouw krijgt aangereikt. Bij preconceptiezorg gaat het om risicoanalyse, gezondheidsvoorlichting en advies, interventie en counseling. Een eenvoudige risicoanalyse moet in ieder geval bestaan uit een anamnese waarin wordt gevraagd naar de medische en verloskundige voorgeschiedenis, mogelijke infecties, aangeboren afwijkingen of erfelijke ziekten in de familie, werkomgeving, kwaliteit van voeding, rookgedrag en het gebruik van medicijnen en drugs. Met name ook de genoemde leefstijlfactoren kunnen allen een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van embryo en placenta. Via preconceptiezorg krijgen toekomstige ouders informatie, voorlichting en advies. Het gaat om gezondheidsbevorderende informatie zoals het vermijden van de genoemde intoxicaties (vergiftiging) en schadelijke geneesmiddelen, het voorkomen van bepaalde infecties, het streven naar een uitgebalanceerde voeding. Het biedt ook de gelegenheid om indicaties en risicobepalende screening en invasieve diagnostiek en het belang van tijdige prenatale zorg in alle rust met de aanstaande ouders te bespreken. Er bestaat op dat moment ook gelegenheid tot actieve gezondheidsbevorderende interventie. Een bekend voorbeeld is uiteraard het gebruik van foliumzuursupplementen ter voorkoming van het ontstaan van een neuralebuis defect. Het is gebleken dat een eenmalig gesprek waarin dit advies wordt uitgelegd uitermate
effectief is. Verder kunnen infecties worden behandeld en vaccinaties worden gegeven. Een preconceptie-consult biedt ook gelegenheid om mensen hulp te bieden met effectief gebleken interventie programma’s bij het stoppen met roken, het verbeteren van de kwaliteit van de voedselinname en het verminderen van overgewicht. Ouders en overheid besteden enorm veel geld en tijd aan de opvoeding en scholing van kinderen. Even stil staan bij het zwanger worden en dus de gezondheid van het toekomstige kind, is geen overbodige luxe. Het is een belangrijk moment in het leven van mensen waarin voorlichting over risicovol leefgedrag meer aanspreekt dan op andere momenten. Preconceptiezorg is een uitstekend en effectief instrument wat betreft het algemeen gezondheidszorgbeleid en als inleiding en voorbereiding op verloskundige, pre- en perinatale zorg. Preconceptiezorg moet voor iedere vrouw beschikbaar en toegankelijk zijn. 2. Perinatale centra Thuisbevalling en thuiskraamzorg zijn een uniek Nederlands systeem dat niet verloren mag gaan. Het Nederlands verloskundig systeem bestaat uit een aantal nauw met elkaar samenhangende delen. Wanneer het slecht gaat met een van die onderdelen dan gaat het met het hele systeem slecht. De laatste tijd staat deze vorm van zorg onder enorme druk: veilingen in de kraamzorg, het ontbreken van kwaliteitseisen bij een aantal kraamzorgaanbieders,. verloskundigen in achterstandswijken die vaak onder moeilijke omstandigheden moeten werken. Tegelijkertijd zien we vooral in achterstandswijken in de grote steden dat kwetsbare groepen zoals allochtone vrouwen vaak veel te laat verloskundige zorg inschakelen of pas aan de bel trekken wanneer er problemen zijn Daarom moet gewerkt worden aan een aanbod waar al deze onderdelen bij elkaar worden samengebracht en waar zorg voor de zwangere en kind centraal staat. Juist in de grootstedelijke gebieden is het een uitdaging de perinatale en verloskundige zorg te optimaliseren en aan te passen. De traditionele verdeling in eerste-, tweede- en derdelijns verloskundige zorg staat in ieder geval in de grootstedelijke gebieden, onder spanning. Verloskundige zorg is ketenzorg, waarbij kwaliteit voorop dient te staan. De PvdA pleit voor perinatale centra waar toekomstige ouders, zwangere vrouwen en pas bevallen vrouwen een totaalpakket aan medische zorg, informatie en service wordt aangeboden. Hierbij is samenwerking tussen verloskundigen, gynaecologen, kraamverzorgenden en de huisarts cruciaal. Kraamzorg is een activiteit die de garantie biedt op hulp bij bevalling en in het kraambed door kraamverzorgenden.. Goede communicatie en samenwerking tussen het perinatale centrum en de huisartsen en wijkverpleegkundigen is essentieel evenals samenwerking met de tweede en derde lijn.. Daarom zouden gynaecologen en kinderartsen in deze centra spreekuren moeten houden. Ook de vervolgzorg dient goed georganiseerd te worden in de vorm van overdracht en uitwisseling van gegevens en adviezen tussen het perinatale centrum en de artsen en verpleegkundigen van het consultatiebureau. Idealiter zou het perinatale centrum aan moeten sluiten bij de gezondheidscentra zoals beschreven in een eerder voorstel van de PvdA: “Lang leve de eerste lijn”. Dus laagdrempelig en dicht in de buurt. De perinatale centra kunnen een belangrijke rol spelen in een noodzakelijk stedelijk programma waarin gerichte voorlichting gegeven moet worden over het belang van tijdige zorg rondom de zwangerschap aan zowel allochtone- als autochtone inwoners.
Perinatale centra zorgen voor optimale kwaliteit van de zorg en ontlasten de ziekenhuizen. De ouders en toekomstige ouders kennen de gang naar het centrum waarna de zorg na het kraambed gewoon doorgaat bij het consultatiebureau. Probleemgezinnen worden al bij de verloskundige en tijdens het kraambed gesignaleerd. Dit kan al vóór de zwangerschap zelfs, tijdens het preconceptie-consult. Door de gemakkelijke samenwerking zijn er meer middelen aanwezig voor extra aandacht en preventie. Perinatale centra kunnen een belangrijke rol spelen in een noodzakelijk stedelijk programma waarin gerichte voorlichting gegeven moet worden over het belang van tijdige zorg rondom de zwangerschap aan zowel allochtone- als autochtone inwoners. Perinatale centra zorgen voor optimale kwaliteit van de zorg en kunnen het beroep op ziekenhuizen en huisarts verminderen en/of vergemakkelijken 3.Moederpas Alle zwangeren horen een dossier te hebben. In Duitsland kent men het verschijnsel “Mutterpass” of het electronisch dossier. Nu kan een zwangere een dossier hebben bij de huisarts, bij de verloskundige, bij de gynaecoloog in de tweede lijn en bij de gynaecoloog in de derde lijn. Als de moeder zelf het dossier beheert (analoog aan het vaccinatieboekje) en iedereen schrijft daarin, ontstaan er minder “verwijzings- en overdrachtsproblemen”. Op dit moment is veel onduidelijkheid over afspraken tussen de verschillende beroepsgroepen een probleem. Verwijzings- en overdrachtsproblemen kunnen worden voorkomen door introduktie van een “moederpas”. Maar ook door een goed elektronisch dossier . Ontwikkeling daarvan dient de grootste prioriteit te hebben.
4. Gerichte aanpak van 35+moeders Kinderen krijgen is en blijft een individuele verantwoordelijkheid. Echter, uit verschillende onderzoeken blijkt dat de keuze om kinderen te krijgen mede wordt beïnvloed door de aanwezigheid van voorzieningen zoals kinderopvang, buitenschoolse opvang, zwangerschapsverlof enzovoort. Hiermee is kinderen krijgen ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid geworden waarin de overheid een belangrijke rol kan spelen. In landen als Zweden is zwangerschapsverlof beter geregeld en kinderopvang beschikbaar en toegankelijk. Dit heeft bijgedragen aan het omlaag brengen van de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen. In Nederland zou een gerichte aanpak, bijvoorbeeld voorlichting over de verhoogde risico’s van het krijgen van een (eerste) kind op oudere leeftijd, beschikbaarheid en toegankelijkheid van kinderopvang garanderen, zeker een bijdragen hieraan leveren. Bevorderd zou moeten worden dat vrouwen weer op jongere leeftijd hun kinderen krijgen: “een verstandige meid krijgt haar kind op tijd”.
De overheid moet meer inzetten op gerichte voorlichting en het faciliteren van mogelijkheden voor vrouwen om werk, studie en kinderen te combineren. Deze acties dragen bij aan het verlagen van de gemiddelde leeftijd waarop een eerste zwangerschap plaatsvindt wordt verlaagd. 5.Een betrouwbare perinatale sterfteregistratie: Registratie moet doorgaan: alleen wanneer wij de precieze cijfers kennen, is analyse mogelijk. Door analyse van de sterfte kunnen we zien waar de zwakke punten liggen. Hiervoor is het koppelen van de verschillende registraties noodzakelijk (huisartsen en kinderartsen registeren slecht, verloskundigen en gynaecologen registreren beter). Doorgaan met perinatal audit. Perinatal audit heeft twee doelen: optimale registratie van sterfte en beoordeling van de oorzaken, zodat structurele zaken veranderd kunnen worden. Zowel het RIVM als de Inspectie voor de Gezondheidszorg adviseerden de perinatal audit voor te zetten. De PvdA is van mening dat hiervoor de benodigde middelen beschikbaar moeten worden gesteld. Daarnaast dienen voldoende middelen beschikbaar te zijn om de Perinatale Registratie Nederland in staat te stellen een goed doorlopend registratiesysteem te implementeren. Het opbouwen van een landelijk dekkend systeem van perinatal audit is een belangrijke voorwaarde voor het stimuleren en monitoren van veranderingen in de kwaliteit van de zorg. Doorlopende eenduidige registratie door Perinatale Registratie Nederland dient gefaciliteerd te worden.
6. Achterstandstarief voor verloskundigen Het is een absolute noodzaak om verloskundigen in staat te stellen meer tijd, begeleiding, voorlichting en aandacht te kunnen geven aan vrouwen in deze wijken. Met name zou aandacht gegeven moeten worden aan het grote belang van de preconceptieadvisering. In de achterstandswijken kan ten aanzien van dit punt heel veel vooruitgang worden geboekt. Op tijd goede voorlichting geven komt uiteindelijk de kwaliteit en kosteneffectiviteit ten goede. Een aanpassing van de beleidsregel zodat er een apart tarief kan komen voor extra werk in achterstandswijken is door de minister afgekeurd. Dit vindt de PvdA opmerkelijk gezien het feit dat huisartsen wel een achterstandstarief krijgen sinds het begin van de jaren 90. Verloskundigen die in hetzelfde gebied werkzaam zijn, moeten worden gecompenseerd, er moet zo snel mogelijk een CTG tarief voor verloskundigen in achterstandswijken worden ingevoerd. Verloskundigen in achterstandswijken moeten een achterstandstarief krijgen
7. Ongedaan maken van de bezuiniging op eerste behandeling IVF Op dit moment wordt de eerste IVF behandeling niet vergoed. Daardoor kiezen steeds meer mensen met lagere inkomens voor de terugplaatsing van meer embryo’s zodat zij hun kans op een zwangerschap vergroten. Uit een rapport van ZonMw blijkt dat het voor de gezondheid van moeder en kind het beste is als er één embryo wordt teruggeplaatst. De bezuinigingsmaatregel op IVF draagt bij aan een toename van het aantal meerlingen in Nederland en een stijgende kans op complicaties bij een zwangerschap hetgeen lijdt tot een sterke bijdrage aan de perinatale sterfte. De PvdA pleit voor het weer opnemen van de eerste IVF-behandeling in het pakket. Gebleken is dat gezinnen met lagere inkomens de eerste IVF-behandeling zelf niet kunnen bekostigen. Dit blijkt ook uit de daling van het aantal IVF behandelingen sinds de invoering van de bezuinigingsmaatregel. De bezuinigingsmaatregel op de IVF creëert een onrechtvaardige, oneerlijke en ongelijke situatie en moet zo snel mogelijk worden teruggedraaid. De bezuinigingsmaatregel op de IVF creëert een onrechtvaardige en oneerlijke, ongelijke situatie die leidt tot meer complicaties en meer meerlingzwangerschappen. Deze maatregel moet zo snel mogelijk worden teruggedraaid. 8. Aanbieden van prenatale screening aan alle zwangeren en niet alleen boven de 35 jaar Prenatale screening wordt op dit moment alleen aangeboden aan vrouwen van 36 jaar en ouder, ondanks het feit dat wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat deze leeftijdsgrens achterhaald is. Bij zwangeren jonger dan 36 jaar zonder medische indicatie, worden de testen niet vergoed. Alle zwangeren moeten wel geïnformeerd worden over de mogelijkheden op het gebied van prenatale testen om de kans op een kind met het syndroom van Down vast te stellen. Artsen en verloskundigen zijn echter van mening dat het onderscheid tussen het informeren en het aanbieden van prenatale screening in de praktijk absoluut onwerkbaar is. De PvdA deelt de mening dat niet van zorgverleners kan worden gevraagd om enerzijds zwangeren te informeren over de mogelijkheden van prenatale screening, maar dit anderzijds niet aan te bieden. Dit is volstrekt tegenstrijdig en zowel voor patiënten als voor zorgverleners compleet onbegrijpelijk en onwerkbaar. De PvdA pleit derhalve voor het aanbieden van prenatale screening aan alle zwangere vrouwen. Prenatale screening dient aan alle zwangere vrouwen te worden aangeboden.
De PvdA stelt de volgende maatregelen voor: • •
•
• •
•
•
• •
•
Preconceptiezorg ook wel zwangerschapsvoorzorg moet onderdeel gaan uitmaken van het zorgpakket dat iedere vrouw krijgt aangereikt. Bij preconceptiezorg gaat het om risicoanalyse, gezondheidsvoorlichting en advies, interventie en counseling. Via preconceptiezorg krijgen toekomstige ouders informatie, voorlichting en advies. Het gaat om gezondheidsbevorderende informatie zoals het vermijden van roken, alcohol en schadelijke geneesmiddelen, het voorkomen van bepaalde infecties, het streven naar een uitgebalanceerde voeding. Het biedt ook de gelegenheid om indicaties en risicobepalende screening en invasieve diagnostiek en het belang van tijdige prenatale zorg in alle rust met de aanstaande ouders te bespreken. Er bestaat op dat moment ook gelegenheid tot actieve gezondheidsbevorderende interventie. Een bekend voorbeeld is uiteraard het gebruik van foliumzuursupplementen ter voorkoming van het ontstaan van een neuralebuis defect Verder kunnen infecties worden behandeld en vaccinaties worden gegeven. Een preconceptie-consult biedt ook gelegenheid om mensen hulp te bieden met effectief gebleken interventie programma’s bij het stoppen met roken, het verbeteren van de kwaliteit van de voedselinname en het verminderen van overgewicht De PvdA pleit voor perinatale centra waar toekomstige ouders, zwangere vrouwen en pas bevallen vrouwen een totaalpakket aan medische zorg, informatie en service wordt aangeboden. Hierbij is samenwerking tussen verloskundigen, gynaecologen, kraamverzorgenden en de huisarts cruciaal. Perinatale centra zorgen voor optimale kwaliteit van de zorg en kunnen het beroep op ziekenhuizen en huisarts verminderen en/of vergemakkelijken Verwijzings- en overdrachtsproblemen kunnen worden voorkomen door introductie van een “moederpas”. Maar ook door een goed elektronisch dossier . Ontwikkeling daarvan dient de grootste prioriteit te hebben. De overheid moet meer inzetten op gerichte voorlichting en het faciliteren van mogelijkheden voor werkende moeders zodat combinatie van werk, studie en kinderen krijgen mogelijk wordt. Hierdoor kan de gemiddelde leeftijd waarop een eerste zwangerschap plaatsvindt worden verlaagd. Het opbouwen van een landelijk dekkend systeem van perinatal audit is een belangrijke voorwaarde voor het stimuleren en monitoren van veranderingen in de kwaliteit van de zorg. Doorlopende eenduidige registratie door Perinatale Registratie Nederland dient gefaciliteerd te worden. Verloskundigen in achterstandswijken moeten een achterstandstarief krijgen De bezuinigingsmaatregel op de IVF creëert een onrechtvaardige en oneerlijke en ongelijke situatie die leidt tot meer complicaties en meer meerlingzwangerschappen. Deze maatregel moet zo snel mogelijk worden teruggedraaid. Prenatale screening dient aan alle zwangere vrouwen te worden aangeboden.