Vooraf Steeds vaker slagen duurzaamheidsinitiatieven door bundeling van krachten en competenties in een bepaalde regio. Overheden, burgers, ondernemers en andere partijen verenigen zich daarbij in regionale duurzaamheidsnetwerken. DuurzaamDoor richt zich op versterking en verbreding van dergelijke regionale netwerken. In het voorjaar van 2015 organiseerde DuurzaamDoor drie bijeenkomsten om ervaringen van regionale duurzaamheidsnetwerken te bespreken. Op 24 maart in Houten stond ‘De Afvalloze Regio’ centraal. Het landgoed Heerlijkheid Mariënwaerdt in Beesd was op 27 maart het toneel van de ‘Uitwisselingsdag regionale netwerken’. Op 14 april kwam het Maatschappelijk Platform DuurzaamDoor bijeen in Utrecht. Tijdens en na deze bijeenkomsten toonde zich de strategische functie van het regionale netwerk als organisatievorm om duurzame doelen te realiseren. Er is een brede behoefte om de do’s en don’ts uit te wisselen. Veel mensen zijn betrokken bij meerdere netwerken. Bij het doorgronden van kansen en blokkades werd veelvuldig verwezen naar andere netwerken en werden nieuwe voorbeelden aangedragen. Er werd gewezen op de bandbreedte van netwerken die al lang bestaan en netwerken die net de kop opsteken. De bespreking van de netwerken werd zelf ook een netwerk. Het heeft er alle schijn van dat ‘netwerken’ besmettelijk zijn. Wanneer deelnemers zelf hebben ervaren hoe ze werken en vaardigheden hebben ontwikkeld, dan zijn ze sneller geneigd ook andere netwerk initiatieven te herkennen en te omarmen. De ervaringen binnen de netwerken vormen de basis van deze notitie. Het zijn de inzichten van dappere en gemotiveerde mensen, die met vallen en opstaan stapjes verder komen. Geleerde lessen komen aan bod, naast dilemma’s en ontwikkelvragen. Daarmee is de notitie ook een blijk van waardering voor de passie en het doorzettingsvermogen van de trekkers van regionale duurzaamheidsnetwerken. Het is ook ‘werk in uitvoering’. Er valt nog veel te leren over het succesvol organiseren van regionale duurzaamheidsnetwerken. Utrecht, 13 augustus 2015 (Earth overshoot day) Cees Anton de Vries, Origame Met bijdragen van: Theo van Bruggen, Ad Bijma, Cees van Straten, DuurzaamDoor
Drijven Klijven Blijven Praktijkervaring van starters en doorzetters van regionale duurzaamheidsnetwerken.
concept 14 sept ‘15
Redactie: Cees Anton de Vries
Inhoud Vooraf Inhoudsopgave Samenvatting Nieuwe opgaven nieuwe organisatievormen 8 Kijk vanuit een ministerie Unieke functie van netwerken 10 Regionale duurzaamheidsnetwerken 13 Drie fasen van het netwerk 1. Drijven 16 1.1. Iedereen kan een netwerk starten 1.2. Dromen brengen mensen bij elkaar 1.3. Gebruik de cultuur van de regio 1.4. Combineer verschillende rollen 1.5. Klein en specifiek 1.6. Afstand nemen van wat gewoon is 1.7. Eigenbelang als motor 1.8. Vertrouwen is de basis 1.9. Formuleer de essentie 2. Klijven 24 2.1. Aarden van het verhaal van het gebied 2.2 Stromen maken de waarde 2.3 Begin met het eindproduct 2.4 Facilitatoren zijn onmisbaar 2.5 Zoek procesondersteuning na de startfase 2.6 Infrastructuur is belangrijk 2.7 Gebruik de vijf O’s 2.8 Zoom in en zoom uit 2.9. Gebruik concepten, maar toon ze niet
3. Blijven 30 3.1 Presteren voor behoeften van nu 3.2 Bestaande geldstromen reframen 3.3 Structuren en regels voor je laten werken 3.4 Waardering moet je organiseren 3.5 Maak harde en zachte opbrengsten allebei belangrijk 3.6 Onderzoek nieuwe financiering, organisatie en juridische vormgeving 3.7 Een nieuwe taal 3.8 Curriculum voor ondersteuners 3.9 Leeromgeving maken En nu weer aan de slag Tenslotte Je hoeft het niet alleen te doen Bijlage 1 Namen en websites Colofon
Samenvatting Hoe geven we vorm aan de circulaire economie? Hoe werk je samen aan sociale cohesie? Wie pakt de bal op, wanneer de overheid, het bedrjfsleven en de burgers er niet in slagen minder afval te produceren? Voor antwoord op zulke vragen wordt steeds vaker naar ‘de regio’ gekeken. Maar ‘de regio’ bestaat niet als partij. De laatste tijd ontpoppen regionale netwerken zich als speler. Ze ontstaan op verschillende manieren, maar steeds organisch. Ze worden dus niet ‘gekocht’ of ‘gemanaged’, maar ze maken een dynamiek die doelzoekend is. Al werkend genereren ze de informatie, het geld en de invloed die nodig zijn. Ze werken omdat mensen het belangrijk vinden en ze helpen om de flow van grondstoffen, energie, etc. lokaal te verankeren. Ze stimuleren nieuwe vormen van zorg, mobiliteit en cultuur dichtbij en versterken de betekenis van de plek. Zo vormen regionale netwerken een broedkamer voor duurzame ontwikkeling. Ideeën worden getest, nieuwe business modellen worden uitgedacht en nieuwe allianties ontstaan. De regio is een effectief schaalniveau om identiteit, betrokkenheid en organisatiebereik vruchtbaar te verbinden. Praktijkervaringen van mensen die in regionale duurzaamheidsnetwerken actief zijn, laat zien wat wel werkt en wat niet. Deze ervaringen zijn gebundeld door DuurzaamDoor. De inzichten zijn geordend in drie fasen van het netwerk: de pioniersfase van het ‘drijven’; de doorgroeifase van het ‘klijven’ en de continue fase van het ‘blijven’. Dat maakt deze bundel interessant voor mensen die actief zijn of willen worden in regionale netwerken. Maar de inhoud is ook belangrijk voor beleidsmakers en bestuurders, die zich voor hebben genomen om de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en burgers een zetje te geven.
Nieuwe opgaven nieuwe organisatievormen Wat zijn de IP-adressen van de circulaire economie?
Kijk vanuit een ministerie Veel netwerken ontstaan vanuit lokale initiatieven. Mensen vinden elkaar en langzaam groeit informele ontmoeting door naar een beweging met slagkracht. Maar er is ook een andere route die naar netwerken wijst. Die route begint bij beleidsmakers, bestuurders en ondernemers die hun opgave niet kunnen realiseren langs bekende paden. Zo’n beleidsmaker is Paul Boeding, die op persoonlijke titel bereid is zijn visie op regionale duurzaamheidsnetwerken te geven. Hij houdt zich op het ministerie van Economische Zaken bezig met de Biobased Economy en kijkt met een schuin oog naar het initiatief Afvalloze Regio.
Overview
Wat maakt zo’n netwerk relevant voor hem? En welke kansen ziet hij om zulke netwerken goed in de benen te krijgen? “We hebben in Nederland een lang proces van schaalvergroting achter de rug, waardoor afvalinzameling en afvalverwerking steeds meer anonieme, industriële, processen zijn geworden, die ver weg staan van de belevingswereld van de mensen. En daar komt nog bij dat in Nederland, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Vlaanderen, de bedrijfstak voortvarend is geprivatiseerd. Grote concerns en inmiddels ook private equity bedrijven kijken hoe ze de enorme investeringen in verwerkingscapaciteit van de afgelopen jaren kunnen terugverdienen. Er ontstaan dan allerlei ongeplande neveneffecten. Zelfs afvalverwerkers die eigendom zijn van gemeenten geven strafkortingen voor diezelfde gemeenten wanneer die te weinig afval aanleveren” In de loop van het gesprek geeft Paul tal van voorbeelden, waarbij ‘goed bedoeld beleid’ na enige tijd leidt tot perverse prikkels. Zijn stelling is daarom: “Blijf als overheid ver weg bij de operationele processen, richt je op condities, strategisch onderzoek en hier en daar procesgeld. Maar stop met subsidies die structureel de markt beïnvloeden.”
8
Drie tips voor regionale duurzaamheidsnetwerken: TIP 1. Maak processen die én de leefbaarheid structureel ver groten én een gunstige bijdrage leveren aan de werkgelegenheid. Het gaat om vergroening van de economie. Wanneer je dat duidelijk kunt maken aan partijen in de regio, dan is er zeker een luisterend oor. Je moet wel je huiswerk doen. Voorstellen moeten specifiek zijn en herkenbaar. Voor globale beschouwingen heeft men geen tijd. Verwacht overigens niet dat allerlei partijen meteen hun strategie helemaal wijzigen. Alle begin is klein. Accepteer kleine successen, communiceer die en laat het proces groeien. Waar dan te beginnen?
TIP 2. Maak combinaties van ondernemingen, kennisinstellingen en sociale netwerken. Het moment komt er aan dat mensen ontdekken dat hun afval waarde vertegenwoordigt. Ze zullen daar dan geld voor willen ontvangen, of in ieder geval iets met die waarde willen doen. Dat is een mooi aangrijpingspunt voor het begin van het sociale netwerk. Het kan beginnen bij een paar vrienden, een kerkgemeenschap (zoals in Vlaanderen gebeurde), een school, sport- of buurtvereniging. Het zijn de overheden, vooral de lagere overheden die helpen om deze kwetsbare initiatieven van burgers te steunen en te voeden. Misschien moet je bij het zoeken naar kansrijke groepen ook gebruik maken van sociale media. Hoe we daarbij moeten opereren, daarover hebben we nog veel te leren. Het gaat om techniek, economie, communicatie, procesontwerp; op veel terreinen moeten manieren gevonden worden om bestaande kennis te benutten en geleerde lessen te ontsluiten. Eén of meerdere kennisinstellingen zijn daarbij onmisbaar. En uiteindelijk moet er slagkracht, uitvoeringscapaciteit en inkomen in het spel komen. Daarvoor staat de ondernemer aan de lat. Maar welke ondernemer?
TIP 3. Kleinschalige infrastructuur, aanhakend op grootschalige verwerking van reststoffen Een nieuw netwerk zoals De Afvalloze Regio zal bij aanvang een focus hebben op één of hoogstens enkele grondstoffenstromen in het gebied. Water ligt dan voor de hand, huishoudelijk afval kan ook. Maar als je ondernemers echt wilt betrekken, dan is het aan te bevelen een sector of niche te kiezen die ook op langere termijn perspectief biedt. Voor de biobased economy hebben we daar eens goed naar gekeken en de conclusie was helder. Op langere termijn moet Nederland het niet hebben van de bulk. De grootschalige verwerking zal plaats vinden dicht bij de productie en in lage lonen gebieden, zoals Azië. Nederland heeft een kans om een sterke positie te verwerven bij de verwerking van reststoffen. Waardetoevoeging bij secundaire stromen. En dan nog specifiek bijvoorbeeld brouwerijen, papierfabrie9 ken, suikerfabrieken, etc. En ook op microniveau zijn kansen, zoals de kleinschalige biovergisters bij restaurants, jachthavens, hotels, campings, ziekenhuizen etc.
Paul Boeding is regelmatig betrokken bij werkbezoeken van bewindslieden. Hij hoort dan veel over lokale en regionale ervaringen. Zijn conclusie: Zoek de mensen op die er plezier in hebben bij te dragen aan de droom, of het doel. Kijk of die mensen in hun eigen regio ook daadwerkelijk aan de slag willen gaan. Hoe het regionale duurzaamheidsnetwerk echt werkt? Dat verhaal wordt geschreven in en door de gebieden die er mee aan de slag gaan. Dat gaat niet vanuit het ministerie, of vanuit RVO. Het gaat er dus om initiatoren te vinden; hen te steunen bij het maken van hun eigen bedding, leerervaringen uit te wisselen en de voortgang zo te communiceren dat er sympathie en interesse ontstaat in de omgeving. De onderliggende opgave is: opschaling. Hoe zorg je ervoor dat een klein, informeel initiatief, steeds door kan groeien en in elke fase de juiste maatvoering weet te vinden. Paul wijst op de mobiele telefoons: “Uiteindelijk is de explosie van innovatie én marktvolume, vooral te danken aan uniforme protocollen. Ook bij regionale duurzaamheidsnetwerken is dat van wezensbelang. Je kunt de innovatie niet vóórdenken voor andere stakeholders. Je moet een omgeving maken met mechanismes die autonoom versnelling en krachtenbundeling mogelijk maken”. Weg lopend uit het gebouw van het ministerie bedenken we dat misschien wel dé cruciale vraag die gesteld moet worden is: “Wat zijn de IP adressen van de circulaire economie?”
Unieke functie van netwerken Als het gaat over mensen die je kunt bellen, dan is netwerken tegelijk een werkwoord en een zelfstandig naamwoord. Iedereen heeft netwerken en doet eraan. En als je er even bij stil staat, dan heeft iedereen ook verschillende soorten netwerken: persoonlijke netwerken, sociale netwerken, professionele netwerken en digitale netwerken. De mens is een sociaal wezen. We leggen van nature doorlopend contacten. Wanneer die contacten wederkerig worden en enige tijd stand houden, dan komt het netwerk in zicht. Netwerken hebben de neiging om klein en infor10
meel te beginnen en soms door te groeien naar grote en formele clusters van verbindingen. Voorspoed is een gevolg van netwerkvorming, die doorgroeit in arbeidsdeling, specialisatie en zo leidt tot clusters van verbonden ondernemingen. Netwerken zijn een verschijnsel dat bij mensen hoort. Netwerken zijn ook een verschijnsel dat bij Nederland hoort. Nederland als handelsland, dat minder zelf produceert, maar goed is in de regie van transacties. Nederland is transactieland. Het gaat om vertrouwen, de cultuur en de infrastructuur die mensen en organisaties in staat stelt snel waarde toe te voegen. Netwerken zijn van alle tijden, maar pas recent spreken we van ‘de netwerkmaatschappij’. Zo’n twintig jaar geleden wees de socioloog Manuel Castells op de relatie tussen ICT, media, sociale netwerken, economische netwerken en culturele netwerken. Met het zichtbaar worden van de verschillende communicatienetwerken (‘the network is the message’) is de afgelopen jaren ook de aandacht van bedrijfsleven en overheden in netwerken enorm toegenomen. ‘Connectivity’ is eigenlijk niets nieuws. Honderden jaren geleden waren steden gelegen aan een goede vaar- en wegverbinding al enorm in het voordeel. Schiphol profileert zich als ‘regionale hub’ en er zijn mensen die in vervoering raken bij de gedachte aan de nieuwe mogelijkheden van het nieuwe ‘5G netwerk’ voor mobiele telecom. Dichter bij huis is ook van alles te zien. Waarom beginEnergiek Moerdijk nen mensen in hun omgeving een nieuw netwerk? Uit de gesprekken blijkt dat het steeds gaat om ideeën die men graag wil realiseren, terwijl de bestaande structuren daarvoor geen perspectief bieden. Burgers in West Brabant mijmeren over ‘de stekkerloze regio’ en kloppen dan tevergeefs aan bij het energiebedrijf, de gemeente en de bank. Geen enkele organisatie ziet zich in staat deze ambitie te realiseren. De initiatiefnemers staan dan voor de keus: de droom loslaten, óf zelf organiseren. Ze kozen voor het laatste en richtten Energiek Moerdijk op. Deze netwerkorganisatie ontwikkelt eigen kanalen en probeert met nieuwe verbindingen de middelen die nodig zijn voor de ‘stekkerloze regio’ wel bij elkaar te krijgen.
11
Twee manieren van werken Waarom kiezen partijen voor het vormen van een netwerk? Met een netwerk kan je hogere ambities realiseren. Een ambitie (B) als ‘50% energiebesparing binnen 10 jaar’ is ambitieus, maar wellicht met bestaande middelen te realiseren. In zo’n proces moet alles op alles gezet worden qua technologie, financiering, etc., maar met voldoende waarborgen stappen bestaande partijen hier wellicht in. Een ambitie (A) als ‘energieleverende regio binnen 10 jaar’ is binnen de bestaande verhoudingen onhaalbaar. Dan is een nieuw voertuig nodig, dat nieuwe creativiteit, betrokkenheid en middelen aantrekt. Daarvoor komt het netwerk in beeld. De unieke functie van het netwerk is het bijeen brengen van partijen met hoofd, hart en handen, om een ambitieus doel binnen bereik te brengen. Het proces dat ambitie B binnen bereik brengt, blinkt uit in efficiency, controle en beheersing. Het werkt met bestaande kaders en middelen. Het proces dat ambitie A binnen bereik brengt blinkt uit in effectiviteit, verbinding en ontwikkeling. Daarom is het netwerk het voertuig van de ambitie.
A
Resultaat
B
Tijd Fig. 1. Sturen op beheersing (B) of op waardecreatie (A)
12
Regionale duurzaamheidsnetwerken Juist bij duurzaamheid liggen de doelen en ambities vaak buiten het bereik van één organisatie. De wederkerigheid in de relaties is de kracht van netwerken. De leden gaan elkaar én zichzelf steeds meer vertrouwen. Netwerken zijn niet altijd duidelijk afgebakend. Netwerken van vrienden, buurtgenoten en collega’s kunnen bijvoorbeeld overlappen. In veel gevallen ontstaan nieuwe netwerken ook door mensen uit een bestaande groep of netwerk op een nieuwe manier te benaderen. Het Netwerk duurzame dorpen werkt aan leefbaarheid van kleine kernen. Eén van de initiatieven streeft ernaar waarde uit (huishoudelijk) afval te genereren door kringlopen te stimuleren. Met de opbrengst kan de speeltuin open blijven, of kan de buurtbus vaker rijden, of de school toch een bibliotheek krijgen. Het netwerk komt alleen in de benen omdat de trekkers ook moeder, bso-manager, vrijwilliger bij de voetbalclub én trekker van de knotploeg zijn. Soms is het moeilijk te zeggen of iemand wel of niet tot een netwerk behoort. Het fuzzy karakter van netwerken is een groot voordeel. Het biedt de mogelijkheid de kat uit de boom te kijken en het maakt het mogelijk het netwerk langzaam aan te passen aan veranderende omstandigheden. Maar om het netwerk presterend te krijgen is ook scherpte nodig. Laten we eerst naar het fuzzy karakter kijken. Is er een moment dat markeert wanneer de voorbereiding van het netwerk overgaat in de start van het netwerk? Er valt wat voor te zeggen, dat een vrijwillige bijeenkomst van verschillende partijen, die een vervolg krijgt tegen de achtergrond van een bepaalde ambitie, het startschot van het netwerk vormt. Er zijn echter ook nuchtere toeschouwers, die pas van een netwerk spreken wanneer de wederkerige relaties in een groep stakeholders zichtbaar tot productiviteit begint te leiden. Op grond van de gesprekken in de DuurzaamDoor netwerken lijkt het juist om van een netwerk te spreken, wanneer een aantal stakeholders dat zelf zo benoemen. Het uitspreken van de wil om samen een ambitie te realiseren, opent immers de ruimte om te gaan ontwikkelen. De deelnemers nemen positie in en maken zich ook bekend aan anderen die ook mee willen helpen.
13
Netwerk duurzame dorpen
Netwerk
Uit de gesprekken blijkt ook dat er verschillende ideeën bestaan voor het vormgeven aan bijeenkomsten, het inrichten van het groeiproces en het uitwerken van taken en rollen. Sommigen houden het liefst zo informeel en spontaan mogelijk. “Volg de energie die er is”, wordt dan gezegd. Anderen vinden dat er specifieke methoden zijn die netjes gevolgd moeten worden, zoals bijvoorbeeld ‘world café’, ‘business canvas sessies’, Theory-U, of Mindfullness. Bij doorvragen blijkt ook dat veel mensen ‘netwerken’ zien als een fuzzy verzamelnaam. Men illustreert dan de werking van het netwerk met andere termen, zoals een innovatie zwerm, organisational tribes, ondernemende groepen, communities, verenigingen, partnerschap, allianties, coöperaties, vitale coalities, co-creatie cirkels, cofinancierings initiatieven en publicprivatepartnerships. In de gesprekken is niet gebleken dat een bepaalde werk- of procesvorm níet toegepast kan worden. Kortom: net zoals het netwerk gebruik maakt van de verschillen tussen de deelnemers, kan het netwerk ook gebruik maken van specifieke ervaring of belangstelling van een aantal deelnemers en daarmee de aanpak inkleuren. Een afgebakende vorm is er niet.
14
Regionaal duurzaamheidsnetwerk kenmerken: DuurzaamDoor heeft de afgelopen jaren tientallen netwerk initiatieven geholpen, zowel in het nationale programma als in de provinciale programma’s. Door de tijd heen is DuurzaamDoor het begrip ‘regionaal duurzaamheidsnetwerk’ specifieker gaan inkleuren en afbakenen. Het gaat om de volgende kenmerken:
1
Ambities t.a.v. duurzaamheid staan centraal, zoals, energieprestatie, verbetering van de biodiversiteit, of bijvoorbeeld vergroting van de sociale participatie;
2 3 4 5 6
Er is geen andere doelorganisatie die de ambitie zelf en alleen kan realiseren; Denkmodellen rond transitiemanagement en systeeminnovatie vormen de basis voor het denken hoe de ambities gerealiseerd kunnen worden; Het netwerk maakt gebruik van het sociaal instrumentarium door de bewuste inzet van procesbouwstenen en het vormgeven van leerprocessen;
De deelnemers zijn persoonlijk gemotiveerd en vertegenwoordigen in tweede instantie eventueel een organisatie, maar dat hoeft niet;
Het effect van het netwerk is te meten in de prestaties van stromen (energie, water, , grondstoffen, verbindingen tussen mensen, etc.) in een bepaald gebied en de regionale circulaire economie. Zo verbetert de leefbaarheid en wordt economische waarde langer in het gebied gehouden;
7 8 9
De identiteit van het gebied wordt actief benut als katalysator van het netwerk;
Naast DuurzaamDoor zijn er bestaande spelers in het gebied die het netwerk steunen;
Het netwerk bestaat uit ten minste drie van de vijf ‘O’s’ en er is zicht op - of streven naar - vijf O’s: ondernemers, overheid, onderwijs, ‘onderheid’ (burgers, belangengroepen), onderzoek.
15
We kiezen er hier voor om de driedeling uit de organisatiewereld over te nemen. Maar voor regionale duurzaamheidsnetwerken gebruiken we drie andere begrippen, namelijk: drijven, klijven en blijven.
Drie Fasen
Drie fasen van het netwerk Bij (re)organisaties wordt dikwijls gesproken van drie hoofdfasen, namelijk het ‘richten’ van de organisatie met missie, doel; het ‘inrichten’ van de organisatie met structuur en middelen; en het ‘verrichten’ van de functie van de organisatie met het uitvoeren van de taken. Deze drie fasen worden ook wel getypeerd met respectievelijk: inspiratie, transpiratie en prestatie. Elke fase heeft typerende uitdagingen, kansen en valkuilen. Er spelen telkens andere zaken. Ervaringen delen per fase is zinvol, omdat verschillende initiatieven met vergelijkbare dilemma’s te maken krijgen. Een netwerk is geen organisatie in de klassieke en formele zin. Maar het is zeker een samenspel van mensen en middelen om een bepaald doel te halen, met een eigen cultuur en structuur en typerende voortbrengingsprocessen. Drie groeifasen voor netwerken komen ook terug in de gesprekken. Steeds opnieuw wordt opgemerkt dat het initiëren van een netwerk een hele uitdaging is, maar met veel toewijding nog wel uitvoerbaar. Met een zekere pioniersmentaliteit, persoonlijke overreding, veel liefdewerk en instanties die wel bereid zijn een pilot te steunen, kom je een heel eind. Netwerken die al een tijd bestaan en die gesteund worden door een harde kern, waar wederkerigheid is vertaald in economisch nut voor allen, hebben doorgaans ook ontdekt hoe de middelen vrijgespeeld moeten worden voor het voortbestaan van het netwerk zelf. Maar juist de tussenfase is moeilijk. In de tussenfase wordt het nieuwe, persoonlijke en verrassende deels omgezet in structuur, bedrijfsvoering - ook corvee. Dan worden keuzes gemaakt en vallen dus sommige activiteiten buiten de boot. In de tussenfase is er nog geen gezonde middelenstroom voor het netwerk zelf,
16
maar het ‘liefdewerk oud papier’ is ook niet meer volhoudbaar. Bij innovatieprocessen en bij venture capitalists wordt deze fase ook wel ‘the valley of death’ genoemd.
Drijven. In deze beginfase van het netwerk gaat het om initiatief nemen, pionieren, positie innemen, aandacht vragen en mensen verleiden om mee te doen, het vinden van de ‘first followers’. Het gaat ook om evenwicht vinden tussen een open en uitnodigende houding enerzijds en duidelijkheid en focus anderzijds. Het drijven heeft betrekking op mensen mee krijgen dezelfde kant op. Maar het heeft ook betrekking op de ijsberg, die drijft omdat het echte liftvermogen onder het wateroppervlak zit. Bij beginnende netwerken worden verborgen potenties en verlangens aangeboord. Het is een kwestie van zaaien en luisteren. Het beginnende netwerk maakt gebruik van ‘wat er al is’. In deze fase helpt het echt als je harder werkt.
Klijven. In deze fase gaat het om doen en effect hebben. Ook laten zien dat je betrouwbaar bent, tegen een stootje kunt en ook bij tegenslag vol houdt. Het gaat erom de plek van het netwerk t.o.v. andere initiatieven te bepalen. Je bent niet meer ‘the new kid on the block’. Het echte nieuwe is er af. Je moet je onderscheiden. Voor deelnemers wordt de breng- en haalplicht concreet zichtbaar. Dat betekent ook dat bepaalde initiatieven níet; en andere juist wel bij het netwerk passen. Daarop acteren vergt andere bekwaamheden dan het pionieren. In deze fase krijg je ook te maken met de ongrijpbare schaduwkant van netwerken: door hun informele karakter voelen sommige mensen zich buitengesloten. Het netwerk wordt soms als ‘elitair’, of ‘ons kent ons’ bestempeld. Het is lastig en ingewikkeld om daar weerstand aan bieden op een constructieve manier. Nu gaat het erom het bijzondere gewoon te maken. Harder werken helpt nu even niet, wel het omgaan met weerbarstigheid en dubbelzinnigheid. En soms durven loslaten.
Blijven. In deze fase gaat het om strategisch ondersteunen. Anderen in hun kracht helpen en in het zonnetje zetten. Zorg dat verschillende soorten belanghebbenden herkennen dat ze in dit netwerk écht verder komen: het wordt óók hun netwerk. Belangrijk is om weinig tijd en 17
“Van nul naar één is oneindig veel moeilijker dan van één naar twee. Het betekent je nek uitsteken, scheppen, creëren, ontwerpen. Je diepste drijfveren worden aangesproken. De voldoening is navenant.”
aandacht te verliezen met onnodige zaken. Ontwerp de goede routines. Het gaat er minder om ‘gelijk te hebben, of te krijgen’, maar juist ‘om er te mogen zijn’. Andere partijen gunnen het netwerk bestaansrecht. De interne processen worden herkend als waarde toevoegend en dus niet als corvee, overhead of ballast. De tijdelijkheid van het pionieren is voorbij, de scherpe urgentie van het overleven is achter de rug. Nu gaat het erom het gewone bijzonder te houden. Een cadans vinden in de activiteiten en een mooie interne en externe rolverdeling vinden die energie gééft i.p.v. kost. Deze drie fasen beschrijven niet de hele cyclus van het netwerk. Netwerken kunnen immers institutionaliseren en opgeslokt worden in formele organisaties. Ook is er natuurlijk een vierde fase, namelijk de fase van het afbouwen en opheffen van het netwerk. Dat is een kunst op zich. Er is veel over te zeggen, maar niet in deze tekst. De drie fasen drijven, klijven en blijven zijn niet in beton gegoten. Bovendien hebben alle processen hun eigen biografie. Terwijl een bepaald netwerk als geheel in fase 2 kan zitten, kan op dat zelfde moment een thema of een deelnemer zich nog in fase 1 bevinden.
Drijven
De volgende drie hoofdstukken geven per fase de leerervaringen en de ontwikkelvragen uit de verschillende regionale netwerken. De indeling is soms arbitrair. Sommige leerpunten gelden voor meerdere fasen.
Fase 1. Drijven Eerst is er het initiatief. Iemand beslist niet langer ‘mee te drijven’ met lopende afspraken en bestaande taakverdelingen. De eerste fase van het netwerk is de fase van het aktieve ‘drijven’. Het gaat om de ambitie die boven komt drijven als alle andere mogelijkheden zijn benut. Het gaat om het uitnodigen van mensen en ze met zachte hand de zelfde kant op ‘drijven’. Vaak met minimale middelen, nog zonder status, maar met passie en vuur wordt het zaadje geplant en komt het netwerk voorzichtig boven het maaiveld. 18
1.1.
Iedereen kan een netwerk starten
Regionale duurzaamheidsnetwerken zijn altijd terug te voeren op één persoon, of een kleine groep, die gedreven de eerste verbindingen maakt. Elk netwerk begint klein en IBA-Parkstad persoonlijk. De bedding van het initiatief kan even goed een groep burgers zijn, als een overheidsprogramma, een ondernemer of een school. Zo is het IBA-Parkstad netwerk in Zuid-Limburg vooral top-down geïnitieerd, terwijl Gloei Peel en Maas een typisch netwerk ‘van onderen’ is. De herkenning van de ambitie bij elkaar is de vonk die het netwerk doet starten. In die prille fase worden ook de condities voor groei gemaakt. Van meet af aan, bij elk contact ontwikkelt de eigen netwerkcode en -cultuur. Het is dus belangrijk al in het begin, wanneer nog maar enkele partijen zich hebben aangesloten, de manier van werken en communiceren goed te ontwerpen. Het DuurzaamDoor-programma in de provincie Utrecht zette drie netwerken (Economic Board, Groene Netwerk en Natuur en Milieu Utrecht) bij elkaar met de opdracht gezamenlijk een programma te ontwerpen, waarmee nieuwe vormen van samenwerking tot stand komen.
1.2.
Dromen brengen mensen bij elkaar
‘Dromen realiseren’ is een veelgehoorde frase in de regionale duurzaamheidsnetwerken. Of het nu gaat om grondstoffenketens sluiten, een gezonde bodem, duurzame gebiedsontwikkeling, voedselkwaliteit of zinvol leven: steeds is het de droom die voor de ambitie en het doel uit loopt. Een setting maken waarin mensen met verschillende Mijn groen achtergronden hun dromen delen, blijkt een vruchtbaar begin van het netwerk. Mensen met dezelfde droom verken- ons groen nen dan of en hoe ze elkaar kunnen helpen. In de regio Leiden heeft het initiatief ‘Mijn groen ons groen’ verschillende ‘droomsessies’ georganiseerd, die enorm vruchtbaar bleken. Een direct gevolg van deze droomsessies is het project bijenlandschap waarin inmiddels tientallen partijen als burgers, bedrijven, overheden en kennisinstellingen actief zijn.
19
1.3. De Coöperatie Gloei
Als je samen écht je schouders er onder zet, is er veel meer mogelijk dan je denkt.
1.4.
Drijven
Netwerk Duurzame Dorpen.
Gebruik de cultuur van de regio
In de Peel regio is van oudsher al een cultuur van samenwerking in de vorm van boerencoöperaties en zelfhulp in de kleine kernen. De Coöperatie Gloei heeft de circulaire economie omarmd en werkt aan verschillende thema’s zoals energie, voedsel, sociale waardering en hergebruik van gebouwen en grondstoffen. De trekkers van Gloei hebben geïnvesteerd in de voorwaarden voor samenwerking. Daarbij horen ook specifieke instrumenten, modellen en vaardigheden, waarvoor trainingen en ontwikkelsessies worden aangeboden. De rode draad hierbij vormde steeds de kwaliteit van de mensen in de streek en hun vermogen om samen te werken. Je hebt elkaar nodig. Gebruik wat er is. Belangrijk hierbij is ook om het tempo van verandering aan te passen aan de cultuur van de omgeving. In Rotterdam kan dat wellicht soms sneller dan op het Friese platteland.
Combineer verschillende rollen.
In Friesland functioneert het Netwerk Duurzame Dorpen. Kleine kernen blijven leefbaar, wanneer ze erin slagen om een deel van de bestaansmiddelen te delen. Kringlopen maken en klein houden: dat is de opgave. Zo kun je zorg inkopen bij een grote nationale speler, maar je kunt zorg ook onderling organiseren. Afval kun je laten verwijderen door een regionale dienst, je kunt ook grondstoffen recyclen en de opbrengsten investeren in het buurthuis of de voetbalclub. De initiatiefnemers van het netwerk worden een beetje gesponsord door de provincie Friesland, maar ze zijn vooral ook moeder, vrijwilliger bij de speeltuinvereniging, kleine ondernemer en burgerinitiatiefnemer tegelijk. Het lokale netwerk heeft alleen kans van slagen wanneer de betrokkenen elkaar helpen te schakelen tussen de verschillende rollen. De moeder is ‘even’ geen moeder of bibliotheekvrijwilliger, maar professioneel projectleider van het afvalrecyclingproject. De context en de focus bepalen dus welke rol je kiest. Veel regionale netwerken worstelen met de mix van ‘betaald werk’ en ‘niet betaald werk’. Goede oplossingen en voorbeelden zijn zeer gewenst.
20
1.5.
Klein en specifiek
In het begin van het netwerk is het belangrijk de interesse van nieuwe mensen te wekken. Hoe herkennen verschillende mensen zich in de relevantie van het nieuwe initiatief? Hoe word het netwerk aantrekkelijk? Op het eerste gezicht lijkt een fuik of een trechter handig: in het begin meer globale ideeën, niet duidelijk afgebakend zodat veel mensen zich erin herkennen. En dan later trechteren. Het tegenovergestelde blijkt het geval. Hoe kleiner en specifieker het initiatief zich presenteert, des te aantrekkelijker is het. De provincie Zuid Holland initieerde ‘De weg van de energietransitie’: een weg die op allerlei manieren energie levert, biodiversiteit toevoegt, veiligheid bevordert, etc. Een sympathieke gedachte die veel mensen voor kennisgeving aan namen. Maar toen de stap gemaakt werd naar één aanwijsbare kilometer van de N211 bij Poeldijk begon de telefoon te rinkelen. Buren, lokale ondernemers, wegbeheerders, onderzoekers, studenten, journalisten, kunstenaars, ambtenaren: iedereen wilde mee doen. Maak dus een groot en ingewikkeld vraagstuk klein en specifiek: dan kunnen mensen zich ermee verbinden.
1.6.
Afstand nemen van wat gewoon is
Het initiatief voor een regionaal duurzaamheidsnetwerk is vaak terug te voeren op onvrede met bestaande systemen. Mensen spreken elkaar en zeggen ‘Het zou toch mooi zijn als …….’, en dan volgt een droom of een streven om dichtbij verantwoordelijkheid te nemen voor energie, voedsel, grondstoffen, zorg, transport, etc. De individuele passie vindt zijn weg naar bestaande instituties, zoals de gemeente, de provincie, de werkgever of het energiebedrijf. Daar blijkt dat er geen ruimte is om er ook daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. De onvrede vormt zich om tot een creatie-kracht. Het onderscheid met de bestaande systemen is dus dubbelzinnig. Enerzijds is de kritiek op het bestaande een bestaansvoorwaarde voor het netwerk. Anderzijds streeft het netwerk naar legitimering, invloed, middelen door toe te werken naar acceptatie door of samenwerking met de gevestigde mainstream. Het pittoreske sluisje van Benedensas (West Brabant) stond al jaren leeg. Een combinatie van factoren maakte het
21
De weg van de energietransitie
onmogelijk op deze unieke plek horeca te beginnen. Tot een ondernemer in het Waterpoort netwerk vertelde daar geen genoegen mee te nemen. Zijn passie werkte aanstekelijk op een provincieambtenaar, een lokale ambtenaar en een terreinbeheerder, die aan de slag gingen. Twee jaar later volgde de feestelijk opening!
1.7.
Eigenbelang als motor
Van een afstand bezien lijken regionale duurzaamheidsnetwerken soms vage verbanden, die veel tijd kosten en niet meteen iets concreet opleveren. Critici menen oploopjes van gelijkgestemden te zien, die veel ‘praten over’ en moeilijk tot handelen komen. De praktijk is anders. Regionale duurzaamheidsnetwerken hebben er baat bij wanneer de betrokkenen verschillen qua achtergrond en belang. Ze bieden kansen om partijen te ontmoeten, die anders buiten bereik zouden blijven. In die pluriforme omgeving boekt een deelnemer alleen resultaat wanneer de eigen focus helder is. Het regionale netwerk is alleen succesvol wanneer elke partij eerst zijn eigen huiswerk goed maakt. Het antwoord op de vraag: “wat is echt belangrijk voor mij?” is de brandstof van het netwerk. Het eigen belang is de motor (zie ook 4.5). Daarna komt de vraag: wie kan mij daarbij helpen?
Bij succesvolle netwerken zie je pioniers, die erin geslaagd zijn hun rol mee te laten groeien. Ze zijn in staat los te laten en anderen de ruimte te geven en te structureren.
Coöperatie Nuttig Landschap streeft op meerdere plaatsen in Nederland naar zelfvoorzienende en comfortabele buurtschappen, zonder pervers gewin. Hun inspirerende verhaal wordt regelmatig enthousiast omarmd door gemeenten en provincies. Na een goed gesprek met bestuurders lijkt een snelle overeenkomst dan in de maak. Maar bij de uitwerking blijkt dan regelmatig dat het proces stokt en vervolgens klapt. De gedreven ondernemer roept bij ambtenaren en bestuurders de reflex op van: ‘Kalm aan, laten we ook even naar de regels en de procedures kijken’. Andersom stuit de gedreven ambtenaar op een kramp bij burgers en ondernemers en verdenken ze hem al snel van frauduleus handelen. De ontwikkelkracht van het netwerk ontstaat als de betrokkenen niet weg deinzen voor het ongemak van ‘eigenbelang als motor’.
22
1.8.
Vertrouwen is de basis
Mensen werken met elkaar in het netwerk op basis van persoonlijke relaties, dus niet als werkgever-werknemer, opdrachtgever-opdrachtnemer of soortgelijke formele verhoudingen. Als de functionele pet is afgezet komt er ruimte voor een vertrouwensbasis, die ook door kan werken zodra de formele pet later (noodzakelijkerwijs) weer opgezet moet worden. In het Waterpoort gebied is de zekerstelling van zoet water o.a. voor de landbouw een belangrijk thema. Het maken van een nieuwe verbinding van de ‘De Roode Vaart’ bij Zevenbergen was een mooie oplossing. Maar geen enkele partij kon dat alleen betalen. Inmiddels was een intensieve samenwerking gegroeid tussen provincies, waterschappen, gemeenten en landbouworganisaties. In die setting bleek een ‘samen uit – samen thuis’ afspraak mogelijk en werd een bestuursovereenkomst getekend. De synergie van het netwerk ontstaat door de bundeling van informele én formele relaties. Hoe belangrijk dat is bleek bij de uitwerking. Toen nieuwe collega’s er bij gehaald werden om de afspraken uit te werken, ontstond de ene hobbel na de andere. Dat veranderde toen ze gelegenheid hadden gekregen de informele mores van het initiatief zich eigen te maken.
1.9.
Formuleer de essentie
Het einde van de eerste fase van het ‘drijven’ komt in zicht, wanneer het netwerk in staat is de eigen essentie onder woorden te brengen. Wat is het kernidee? Wat drijft al deze mensen? Wat zorgt ervoor dat 1+1 niet 2 maar 3 wordt? Voor de Afvalloze Regio is de essentie beschreven met een paar iconen, die het verhaal vertellen van mensen met passie, die zich verbinden aan het verhaal van het gebied en verantwoordelijkheid nemen voor één of meerdere stromen:
23 Figuur 2. De Afvalloze Regio in pictogramman: toewijding van mensen, liefde voor (de identiteit van) het gebied en zorg voor beheer van stromen.
Fase 2. Klijven Fusie van belangen
Na de fase van het ‘drijven’, volgt de fase van het ‘klijven’. Er wordt nu veel geschakeld. Het goede wordt behouden en versterkt, maar er is ook geen schroom om dat wat niet werkt los te laten. Er ontstaan nieuwe rollen in het netwerk en er ontstaan generatieverschillen tussen oudere en nieuwere deelnemers. In de relaties wordt wederkerigheid zichtbaar. De beweging is ván: losse intenties, náár samenhangende clusters van initiatieven. Aan het netwerk kleeft nu aantrekkelijkheid. Anke van Hal noemt dit “Fusie van belangen”.
2.1.
Dirk de Derde
Klijven
Metropool Regio Eindhoven
Aarden van het verhaal van het gebied
In de Betuwe zijn de fruittelers genoodzaakt tot schaalvergroting en rationalisatie van processen. De kwaliteit van de bodem gaat zienderogen achteruit en de sector zingt los van de streek. De enorme bedrijven hebben de lokale arbeidskracht niet meer nodig. Computers nemen de beslissingen en grote logistieke systemen bepalen het landschap. Iedereen kan bedenken dat deze weg uiteindelijk heilloos is, maar geen enkele individuele partij kan het systeem veranderen. Het netwerk Dirk de Derde heeft partijen bij elkaar gebracht en bespreekt de urgentie en kleine hoopvolle successen. Het wordt duidelijk dat de samenwerkende kracht in het gebied voorwaarde is voor een omwenteling. En daarvoor is weer nodig dat de identiteit van het gebied opnieuw wordt herkend en levend gemaakt. Flipje van Tiel, Bloemencorso, Bloesemtocht, maar ook de gezonde en prettige werking van fruit. Dirk de Derde heeft de handen vol aan het genereren van nieuwe business cases. Maar die gedijen alleen wanneer het verhaal van het gebied weer trots verteld wordt door de mensen van het gebied.
2.2.
Stromen maken de waarde
De regio Eindhoven noemt zich Brainport. Design en innovatie staan er in hoog vaandel. In het de Metropool Regio Eindhoven streven 21 gemeenten naar 5% huishoudelijk afval in 2020 én verlaging van de kosten. Tegen die achtergrond is een grondige studie uitgevoerd naar 24
het sluiten van plastic ketens. De conclusie was dat een business case voor bestaande bedrijven niet te maken is binnen deze stroom alleen. Schaarste van grondstoffen en het perspectief op het mogelijk sluiten van kringlopen van grondstoffen vormen de focus van verschillende regionale duurzaamheidsnetwerken. Het helpt ook om daarbij toe te werken naar één hoofdstroom (huishoudelijk afval, gft, plastics, fruit, beton, dakleer, etc). Na de eerste analyses komen dan steeds twee aanvliegroutes te spelen, namelijk afval verminderen (door producenten aan de voorkant en bewuste consumenten aan de achterkant) en reststromen verwaarden. Beide benaderingen zijn nodig. In de praktijk blijkt ook dat de sterke focus op één grondstof gepaard dient te gaan met een open oog voor synergie. Een kansrijke business case combineert altijd meerdere ‘stromen’ en meerdere (soorten) actoren en dan ook nog in brede zin. Kringlopen van fysieke grondstoffen kunnen volhoudbaar gesloten worden wanneer ze gecombineerd worden met zorg, geld, mobiliteit, toerisme, marketing, etc. Dit leidt tot meervoudige waardecreatie.
2.3.
Begin met het eindproduct
De provincie Friesland heeft bij het streven naar een circulaire economie al in een vroeg stadium vastgesteld: we kunnen het niet alleen en we moeten ons richten op enkele concrete afvalstromen. Toen men keek naar bitumen, bleek dat ‘dakleer’ een behapbare business case opleverde. Op basis van enkele concrete afspraken over inzameling, verwerking en kostprijsbeheer, kon redelijk snel een bijna gesloten materiaalkringloop gerealiseerd worden. De kritische succesfactor: alle partijen in de keten hebben van meet af aan voor ogen wat het eindproduct wordt. De centrale en simpele vraag is steeds: hoe kunnen we die of die grondstoffen in kringloop brengen/houden, welke stappen zijn daarvoor nodig, wie kunnen die stappen zetten en wat zijn de kosten van die specifieke acties? Stappen zetten betekent extra werk en de compensatie daarvoor komt in de vorm van de 5 W’s (zie 5 winstpunten in het blokje hieronder) en de besparing van grondstoffen en energie!
25
provincie Friesland
5 W’s winst van de business case in de circulaire economie:
1. Geld 2. Waardering en invulling MVO doelen 3. Social return 4. Besparing maatschappelijke kosten (afvalverwerking, rioolrechten etc.) 5. Langdurige samenwerking i.p.v. moordende concurentie
2.4.
provincie Zuid Holland
Facilitatoren zijn onmisbaar
In de pioniersfase van het netwerk staan inspiratie en verkenning centraal in bijeenkomsten en werkvormen. In de volgend fase is voortgang maatgevend. Het gaat om processen die de deelnemers echt verder willen brengen. Ontwikkelen staat centraal. Dat gaat niet vanzelf. De processen dienen goed doordacht, ontworpen en begeleid te worden. Dat vergt goede procesbegeleiders (facilitatoren/moderatoren). Dikwijls worden daarvoor ervaren begeleiders ingehuurd. Het is verrijkend, verfrissend, versnellend en verdiepend om met externe deskundigheid te werken. Maar het kan ook spanning doen ontstaan tussen professionals en vrijwilligers. En het kan de eigen ontwikkeling van de deelnemers vertragen, omdat ze afhankelijk blijven van externen. De provincie Zuid Holland heeft ‘netwerkend werken’ als strategisch thema op de agenda gezet. Het wordt gekoppeld aan een leerprogramma, met als één van de uitkomsten: een groep van interne facilitatoren en procesbegeleiders. Op die manier hoeft de provincie minder vaak een beroep te doen op externe dienstverleners en ontwikkelt ze zich als ‘lerende organisatie’. De provincie ziet dit als een voorwaarde om maatschappelijke netwerken te kunnen steunen en zelf ook deel te kunnen nemen in relevante netwerken. 26
2.5.
Zoek procesondersteuning na de startfase
Elk startend regionaal netwerk heeft na het aanstekelijk enthousiasme van de start geld en kennis nodig om het proces door te ontwikkelen. Het zoeken naar deze middelen vergt zoveel tijd, dat de aandacht voor de opgave en de deelnemers naar de achtergrond dreigt te zakken. Maak dit belangrijk en doe het zonder gêne. Onderzoek mogelijkheden om dit proces te vereenvoudigen en te versnellen. Breng de potentie van regionale netwerken onder de aandacht van beleidsmakers en belangenbehartigers. Dat kan door te publiceren in vakbladen, maar ook door concrete regionale netwerken in contact te brengen met partijen die met dezelfde innovaties bezig zijn. Bekijk nuchter wat de toegevoegde waarde van het netwerk kan zijn en voor wie.
Infrastructuur is belangrijk
Netwerkdeelnemers moeten elkaar kunnen vinden zonder te veel zoek- en regelwerk. Ook de organisatie van bijeenkomsten en het communiceren over (tussen)resultaten moet soepel verlopen. Daarom organiseert de Vereniging Noorden Duurzaam zich als infrastructuur. De vereniging zorgt voor tafels rond specifieke thema’s. De vereniging ondersteunt maximaal en de ontwikkelenergie en de ontwikkelkeuzes komen van de mensen aan de tafels. De infrastructuur wordt in het leven gehouden door de leden. Leden betalen contributie. Vuistregel: een lid dat 10 x zo groot is levert 2,5 x contributie en heeft 2,5 x stemrecht.
2.7.
Gebruik de vijf O’s
‘Alleen ga je sneller, samen kom je verder’, wordt wel gezegd. Eenvoud versnelt de slaagkans, maar de ambitie duwt vaak naar complexiteit. Hoe ga je daarmee om? Wanneer de partijen in het netwerk lijken vast te lopen op een bepaald onderwerp, dan loont het om te kijken welke van de belangen al écht aan tafel zitten. Met het aanschuiven van bijvoorbeeld een (nieuw type) ondernemer, of een (nieuw type) overheid komen nieuwe belangen, nieuwe gezichtspunten en nieuwe potentiele opbrengsten in het verhaal. En als jongeren (studenten, scholieren) aanschuiven dan ontstaat vaak een heel andere energie. Vereniging 27
Vereniging Noorden Duurzaam
Klijven
2.6.
Noorden Duurzaam begon als CODIN met o.a. verduurzaming van de betonketen maar groeide door naar een nieuwe sociale infrastructuur met overlegtafels (thema, gebied, keten, product) op basis van 5 ‘O’-gedachte.
2.8.
regio West Brabant
Zoom in en zoom uit
Netwerken leren om actief te zijn op verschillende schaalniveaus. Welke schaal op welk moment effectief is, verschilt keer op keer. Meestal is het werken op verschillende schaalniveaus tegelijk onontkoombaar. De regio West Brabant heeft ambities om slimmer met grondstoffen om te gaan. Eén van de pilots is gericht op het verwaarden van GFT afval. Verkennende gesprekken leverde het beeld op dat veel partijen juist in deze groene regio hiervoor kansen zien. Maar waar te beginnen? Het individuele bedrijf wil wel meedoen, maar kan het niet alleen. Dat zelfde geluid is te horen bij de afvalinzamelaar, de gemeenten en terreinbeheerders. Eén van de strategieën is het klein maken van het startgebied: een wijkje in Zevenbergen waar de bewoners actief met duurzaamheid aan de slag zijn. Het idee is dus in dit geval: klein beginnen en dan steeds groter maken, tot het volume en de verwaarding een mooie business case opleveren.
Afvalloze Regio
De Afvalloze Regio verbindt meerdere regionale netwerken thematisch. Het initiatief ligt bij DuurzaamDoor, maar het (mentaal) eigenaarschap ligt in de regio. Die combinatie werkt twee kanten op. DuurzaamDoor kan niet afwachten tot de regio zich heeft georganiseerd en de regio kan niet afwachten tot op nationaal niveau een steunende infrastructuur op gang is gekomen. Het nationale programma en het regionale initiatief hebben beiden iets te doen, namelijk (a) de eigen doelen scherp formuleren en (b) benoemen wat er voor nodig is om die doelen te bereiken. Meerdere regio’s geven aan dat het best lukt om een groep relevante stakeholders op de been te krijgen, om te onderzoeken of en hoe in de regio een bepaalde grondstofstroom circulair gemaakt kan worden. maar dé uitdaging is het reframen van de opgave bij bestaande spelers in de regio. Wat maakt deze nieuwe opgave voor hen belangrijk? Daarvoor is steun van een nationaal initiatief onmisbaar. 28
2.9.
Gebruik concepten, maar toon ze niet.
Wanneer het netwerk vorm begint te krijgen, dan is er behoefte aan het structureren van ontmoetingen en processen. Het werkt immers niet om elke keer weeer opnieuw het wiel uit te vinden. En het is niet aantrekkelijk om telkens weer met een groep te moeten bespreken hoe een bepaalde agenda moet worden opgesteld, of welke stappen doorlopen moeten worden.
Dit model helpt om de processen te ordenen, prioriteiten te stellen en het verschaft een structuur die samenwerken stimuleert. Maar wanneer een model als dit te dominant aanwezig is, dan wekt het weerstand op. Mensen willen immers hun eigen verhaal doen en geen bouwsteen zijn in het model van een ander.
29
Klijven
De mensen van Dirk de derde die in de Betuwe werken aan ‘Nieuw Fruit’ passen een model toe, gebaseerd op het boek “Three Horizons Approach, the patterning of hope”, van Bill Sharp. Horizon 1 gaat over het huidige dominante systeem, dat weliswaar vernieuwt maar, in beperkte mate. Horizon 3 gaat over de verre toekomstdromen, visies van wat kan als je het echt zou willen, emergentie van nieuwe ideeën. En Horizon 2 gaat over de meer incrementele innovaties. Sommige daarvan zijn natuurlijk ‘stepping stone’ om tot de dromen uit Horizon 3 te komen, maar andere helpen om het bestaande langer te laten leven. En die werken daarmee de echte vernieuwing tegen.
In Fase 3. Blijven
Een volhoudbaar netwerk is een stabiel ecosysteem, dat intern en extern wederkerige relaties aantrekkelijk houdt.
De Vereniging Markdal
Na de fasen van ‘drijven’ en ‘klijven’ komt de fase van het ‘blijven’. Het netwerk heeft een duidelijk profiel en positie; de huishouding is op orde. Er is een gezond evenwicht tussen de interne processen die nodig zijn voor de continuïteit en de productieve processen, die meerwaarde bieden voor de deelnemers. Dit is de fase waarin het netwerk toont, dat het niet sleets wordt; dat het niet wordt geïncorporeerd door formele organisaties. Het gewone wordt bijzonder gemaakt en het bijzondere wordt gewoon gemaakt.
3.1. Presteren voor behoeften van nu Het vergt tijd om nieuwe processen vorm te geven en uit te voeren. Het netwerk kan wel enige tijd functioneren met het perspectief op betere tijden, maar op een gegeven moment overheerst ook de behoefte aan concrete praktijk. Die praktijk hoeft niet helemaal zelf gecreëerd te worden. Het netwerk kan taken op zich nemen die sowieso uitgevoerd moeten worden. En dan op zo’n manier dat het bijdraagt aan de eigen doelen. Dirk de derde in de Betuwe formuleert voor zichzelf de opgave om ‘harde’ kennis en instrumenten te combineren met ‘zachte’ en gepassioneerde initiatieven. Het gaat om het positie nemen in de reële economie en niet er buiten blijven staan. Het Kulturhus Haaften wordt naast sociale ontmoetingsruimte en gezondheidscentrum en kinderopvang ook energiehuis en regionaal ondernemerscentrum. De Vereniging Markdal duurzaam en vitaal voert op basis van een samenwerkingsovereenkomst met gemeente en waterschap taken van landschapsbeheer in het gebied uit. De stichting draagt zorg voor professioneel beheer, maar koppelt het werk en de substantiële inkomstenstroom aan haar ideële doelen.
30
3.2.
Bestaande geldstromen reframen
Een nieuw netwerk heeft middelen nodig om te functioneren. Daarvoor wordt vaak een beroep gedaan op eenmalige subsidies of projectgelden. Maar wanneer het netwerk een structureler karakter krijgt, dan zal ook de herkomst van de middelen moeten veranderen. Soms wordt gedacht aan lidmaatschap (zie ook 5.6.) of aan het betaald uitvoeren van bekostigde taken (zie ook 6.1.). Een andere mogelijkheid is het oormerken van fondsen, op grond van een bepaalde beleidsprioriteit. Zo is de provincie Friesland erin geslaagd een deel van de opbrengst uit de verkoop van NUON aandelen te koppelen met duurzaamheidsdoelen. Daar uit is het Friese Grondstoffenfonds ontstaan. Een klein percentage van de gelden wordt vormgegeven als revolverend fonds, dat initiatieven voor de regionale circulaire economie stimuleert.
Friese Grondstoffenfonds
3.3. Structuren en regels voor je laten werken Regionale netwerken beginnen doorgaans met een paar mensen die informeel met elkaar in gesprek komen. Daarna ontstaat dan de vraag: ‘Welke organisatievorm kiezen we?’ En wanneer het netwerk door groeit, dan ontstaan tal van juridische, financiële en marketing kwesties. De ervaring leert dat de betrokkenen met veel goede wil, zich een weg banen in werelden die ze niet goed kennen. Naast de passie is ook harde kennis en ervaring nodig. Regionale duurzaamheidsnetwerken stellen zich vaak bescheiden op. “Wij zijn the new kid on the block, wij zijn vrijwilligers, etc.”. Dat hoeft helemaal niet. De betekenis van het netwerk kan enorm zijn. Daarbij kunnen bestaande structuren en middelen helpen. Het regionaal netwerk kan onderzoeken of het zich als MKB initiatief kan presenteren en daarmee gebruik maken van de bestaande infrastructuur, met o.a. subsidies en adviescapaciteit. Zo is er ook de mogelijkheid ‘Dienst van Algemeen (Economisch) Belang’ te gebruiken. Dat is een formele identiteit die overdracht van bevoegdheid van overheid naar nieuwe netwerken en infrastructuur mogelijk maakt. Sommige initiatieven weten de weg te vinden naar andere, bestaande netwerken, zoals Het Groene Brein. Dat kan de ontwikkeling enorm versnellen. 31
Het Groene Brein
de PM
Fig. 4. MAEXchange.
3.4.
Waardering moet je organiseren
Regionale duurzaamheidsnetwerken in de benen helpen is een enorme opgave. Het gaat niet louter om ‘meer geld’, of ‘betere procesbegeleiders’. Het gaat om een onoverzichtelijk speelveld met een complex van factoren dat tot samenspel moet komen. De nagestreefde verandering is zo ingrijpend dat sommigen van een ‘systeemverandering’ spreken. Dat lukt niet op het oude speelveld en zeker niet met de bestaande spelregels. Er zijn nieuwe spelregels nodig. Maar hoe voer je nieuwe spelregels in, terwijl het spel door gaat? In ieder geval is een neutrale partij (arbiter, of zelfs ‘spelregelcommissie’) nodig, die benoemt wat er belangrijk is.
Blijven
De MAEX Je kunt de waarde van nieuwe processen proberen te beschrijven in de taal van het ‘oude spel’. Je kunt ook proberen de manier van waarderen te veranderen. De MAEX is een initiatief van Kracht in Nederland, om de waarde van burgerinitiatieven zichtbaar te maken als ook een Topsector in Nederland. De gedachte is, dat nieuwe waarden vaak onzichtbaar blijven en daarom te weinig steun krijgen en moeilijk aan financiering kunnen komen.
3.5.
Maak harde en zachte opbrengsten
allebei belangrijk
Netwerken functioneren op de grens van formele organisaties en informele contacten. Ze onttrekken zich vaak aan de reguliere democratische controle, mede omdat het netwerk alleen floreert bij gezonde wederkerigheid. De meeste communicatie (over de prestatie van netwerken) gebeurt 32
in de vorm van eigen brochures, webteksten en boekjes. Er is verrassend weinig reflectiemateriaal beschikbaar over de toegevoegde waarde van netwerken. Daarom was het initiatief van de provincie Noord Brabant om het Waterpoort initiatief extern te evalueren zo bijzonder. Eén van de conclusies was: bestuurders en ondernemers zijn gecharmeerd van harde, concrete opbrengsten. Daarover kun je rapporteren en daarmee kun je je wapenen tegen cynisme. Maar na drie jaar werken, blijkt dat de meest belangrijke opbrengst juist ligt in de zachte opbrengst van het samenkomen, het faciliteren van bijeenkomsten, het organiseren van een regio academie, het stimuleren van contacten en vertrouwen, etc. Dat wordt door vele betrokkenen gezien als de investering die nodig is om de slaagkans van nieuwe initiatieven in de regio te vergroten. De ‘harde’ resultaten zijn dan daarvan weer het gevolg.
3.6.
Onderzoek nieuwe financiering,
organisatie en juridische vormgeving
Hoe maak je een succesvolle ESCO (energy service company)? Hoe ga je om met aansprakelijkheid in een netwerk? En hoe kun je als netwerk een lening afsluiten? Er wordt nagedacht over regelvrije zones en clearinghouse constructies. Kennis over organisatievormen versterkt de energieke samenleving. Veel - maar niet alle - netwerken kiezen op den duur voor een (coöperatieve) vereniging als entiteit. In de nieuwe economie is grondige kennis nodig van fondsvorming, financiering, juridische vormgeving, etc. Het wiel wordt nu steeds opnieuw uitgevonden door vele burgerinitiatieven en co-creërende ondernemers. Er zijn verschillende initiatieven om deze kennis te bundelen en breder beschikbaar te stellen, zoals ‘decooporatievesamenleving.nl’, actieprogramma’s van Pakhuis de Zwijger en initiatieven van Het Groene Brein. Het is belangrijk om gebruik te maken van bestaande kennis en ervaring. Dat gaat over brengen én halen. Open source werken is soms nog ongemakkelijk. Maar het publiceren (en dus delen, zoals ook deze tekst beoogt) van successen en struikelpartijen helpt ook anderen verder. GroenGelinkt bundelt en verspreidt kennis over duurzaamheid en educatie. Het wachten is op een initiatief dat het zelfde doet voor finan-
33
Waterpoort
Pakhuis de Zwijger
Het Groene Brein
GroenGelinkt
Fig. 5.
Gloei processchema
Blijven
cieel juridische kennis voor duurzame initiatieven. De regio is aangrijpingspunt voor vele Europese subsidies. Suggestie: onderzoek welke fondsen voor de hand liggen, doe enig voorwerk en maak een verwijsnotitie of website zodat regionale netwerken daar met relatief geringe inspanning een aanvraag kunnen indienen.
3.7.
Een nieuwe taal
De bestaansreden van het netwerk is: ‘je kunt het niet alleen’. De meerwaarde van het netwerk zit grotendeels in de diversiteit van betrokkenen. De mix van belangen en bijdragen maakt nieuwe synergie mogelijk. Maar om daar te komen zijn vertrouwen en samenwerking nodig. Een ondernemer die zijn interne communicatiestijl van opdrachten geven toepast op een burger of een ambtenaar in het netwerk bereikt weinig. Steeds opnieuw blijkt dat productieve netwerken een taal nodig hebben. Om elkaar te verstaan, om feedback te organiseren, om verwachtingen te delen, maar ook successen en mislukkingen. Het gaat om beteke-
34
nisgeving in een complexe sociale setting. Er wordt geëxperimenteerd met patroontaal. En in verschillende regio’s wordt geëxperimenteerd met storytelling. Midpoint Brabant werkt met het motto ‘Samen meer mogelijk maken’ in de regio Tilburg. Ondernemers, kennisinstellingen, gemeenten en burgers werken samen. Daarbij wordt steeds duidelijker dat ze daarvoor een nieuwe taal nodig hebben. Midpoint werkt met waardemapping, beeldtaal en storytelling. Daarbij worden o.a. lectoren van hogescholen ingezet en workshops georganiseerd. Coöperatie Gloei in de gemeente Peel en Maas werkt met beeldtaal. Dat helpt de verschillende betrokkenen om helder voor ogen te houden wat de focus is van de samenwerking. Gloei investeert in beeldtaal om partijen te helpen tot nieuwe verbindingen en afspraken te komen.
ig. 5
3.8.
patroontaal.
Midpoint
Coörporatie Gloei
Gloei processchema
Curriculum voor ondersteuners
Niemand gaat gedwongen in een netwerk deelnemen. Netwerken worden gevormd door mensen die iets willen en mensen die iets doen. Maar in het netwerk dat structureel functioneert is het belangrijk ook mensen te betrekken die helpen. Externe facilitatoren zijn natuurlijk beschikbaar. Maar een robuust netwerk formuleert zelf de eisen waaraan de ondersteuning moet voldoen en neemt verantwoordelijkheid om die functie ook beschikbaar te krijgen en te houden. Op verschillende plaatsen wordt nagedacht over het trainen van collega’s als facilitator. Parkstad Zuid Limburg werkt samen met de hogeschool en enkele adviseurs; de provincie Zuid Holland heeft een Expertpanel in het leven geroepen. Het gaat daarbij om vragen als: wat houdt de procesondersteuning van een regionaal duurzaamheidsnetwerk in? Wat komt er bij kijken en wat moeten ondersteuners kunnen en kennen? Er wordt ook geput uit instrumenten die al ontwikkeld zijn, zoals netwerkend werken, alliantiemanagement, co-creatie en maatschappelijk ondernemen. Veel procesbegeleiders noemen www.transitiepraktijk.nl als een praktische steun. Er gaan ook stemmen op om de faciliterende functie anders te benoemen, zoals ‘kwartiermaker’.
35
Parkstad Zuid Limburg
provincie Zuid Holland
3.9.
Leeromgeving maken
Regionale duurzaamheidsnetwerken helpen om nieuwe verbindingen te maken. Elk netwerk ontwikkelt daarbij een eigen kleur. Noem het werkwijze, cultuur, business model, etc. Deelnemers kunnen vooraf niet goed overzien hoe dat werkt. Je moet er in staan om het te ervaren. Waterpoort organiseert al enkele jaren twee keer per jaar de Waterpoort Academy. Dat is een masterclass waarin burgers, ambtenaren en ondernemers samen leren en elkaar helpen bij hun strategische opgaven. Zo ontstaat in het gebied een lerend netwerk van mensen die een specifieke set instrumenten kennen en elkaar makkelijk vinden. Er zijn ook andere voorbeelden, zoals IBA Parkstad Academy, workshops van Midpoint Brabant, leertrajecten bij de provincie Zuid Holland en de Cursus Tafelbegeleider van Noorden Duurzaam. De rode draad: netwerken die langdurig kunnen blijven functioneren, organiseren hun eigen leeromgeving.
Fig. 6. De Waterpoort Academie
36
En nu weer aan de slag
De gesprekken die DuurzaamDoor organiseerde over regionale duurzaamheidsnetwerken, leverden ook vragen, dilemma’s en opgaven op. Brandstof voor nieuwe leercycli in de komende tijd. Het gaat om inhoudelijke zaken en zaken die meer op het proces betrekking hebben. Hieronder volgen deze onderwerpen. Ze kunnen opgevat worden als een bijdrage aan de agenda van de komende jaren.
4.1.
Inhoudelijke vraagpunten
(On)zekerheid van business modellen In en rond regionale duurzaamheidsnetwerken klinkt regelmatig de roep om ‘nieuwe business modellen’. Terecht, want volhoudbare processen ontstaan alleen wanneer er ook een betrouwbaar economisch model kan ontstaan. Tegelijk is deze roep een valkuil. De roep om verdienmodellen is ook een verlangen naar het verkrijgen van zekerheid vooraf, terwijl juist de crux is dat de nieuwe zekerheden gemaakt moeten worden. Bij het ontstaan van regionale duurzaamheidsnetwerken hebben alle betrokkenen tijd nodig om hun goede rol te vinden. In de aanloop daarnaar toe wordt er veel geschakeld. Jezelf en elkaar de ruimte geven om te schakelen tussen perspectieven en rollen is een belangrijke succesconditie. Dat lukt alleen als 37
aan de slag
In de voorgaande hoofdstukken hebben we opgemerkt, dat regionale duurzaamheidsnetwerken een unieke bedding vormen, voor initiatieven in de circulaire economie, voor nieuwe producten en diensten, voor nieuwe verbindingen tussen overheden, ondernemers en burgers. Maar we hebben ook opgemerkt dat deze netwerken niet ‘vanzelf’ tot wasdom komen. We hebben drie fasen benoemd, namelijk starten, doorgroeien en continueren, elke fase met eigen valkuilen en successen. Er is nog veel te leren over regionale duurzaamheidsnetwerken. Hoe maak je de kans op succes zo groot mogelijk? Wanneer zet je ze in als middel om je doelen te behalen? En veel van dat leren gebeurt in en aan de hand van de praktijk.
onduidelijkheid en dubbelzinnigheid toegestaan zijn en feedback ruimhartig gegeven en ontvangen worden. Is de stelling gerechtvaardigd, dat het nieuwe business model niet het doel maar het gevolg is van het nieuwe vertrouwen dat partijen ontwikkelen?
aan de slag
Gezonde bodem De afnemende kwaliteit van de bodem en het bodemleven is een kernthema voor regionale duurzaamheidsnetwerken in Friesland, de Betuwe en West Brabant. In de verhalen van de regio’s ontstaat het beeld, van grondstoffenstromen, waarop de regio in wil grijpen, positie in wil nemen en zo ook verantwoordelijkheid kan nemen. Dat proces heeft een stevige bedding nodig: letterlijk en figuurlijk een fundament van waaruit gewerkt wordt. Dat fundament lijkt niet alleen een businessplan en organisatorisch vermogen te zijn, maar ook een gezonde bodem. Is de stelling gerechtvaardigd dat de circulaire economie niet alleen expliciet verbonden moet worden met de aarde (planeet), maar ook met de aarde (bodem)?
Grondprijzen Een ander thema gaat over grondbeleid, speculatie en toerekening van kosten. In de gesprekken wordt de problematiek van de grondprijzen aan de orde gesteld. Na de financiële crisis van de afgelopen jaren lijken veel oude kosten en risico’s afgewenteld te worden op het grondbeleid van gemeenten en marktpartijen. Dat vormt een flinke belemmering voor duurzame initiatieven. Deze problematiek krijgt al veel aandacht in de gebiedsontwikkeling, bij het bestrijden van de financiële crisis, het openbaar bestuur (in het bijzonder de gemeentefinanciën), maar nog niet als blokkade (of enabler) van duurzame ontwikkeling. Bieden regionale duurzaamheidsnetwerken een nieuw perspectief om naar grondprijzen en grondbeleid te kijken?
Duurzame doelen als katalysator In de regio zijn netwerken actief in vele soorten en maten. Zo zijn er netwerken van scholen, van natuurvorsers, veiligheidsbeambten, zorgverleners, etc. Maar bij DuurzaamDoor gaat het om initiatieven waarin ondernemers, overheid, 38
Vanuit resultaten naar randvoorwaarden
De presterende overheid
De samenwerkende overheid
New Public Management (NPM)
Network Governance (NG)
Vanuit de overheid naar de samenleving
Vanuit de samenleving naar de overheid
De responsieve overheid in de ac*eve samenleving
De rechtma*ge overheid Public Adminstra*on (PA)
Societal Resilience (SR)
Vanuit randvoorwaarden naar resultaten
Fig. 7. De vier typen overheidssturing in het essay ‘Sedimentatie in sturing’.
onderzoek, onderwijs en omgeving (w.o. burgers) werken aan duurzame ontwikkeling. Deze regionale netwerken hebben zeer verschillende startposities en kenmerken. Sommige netwerken zijn geïnitieerd door de overheid en beschikken over aanzienlijke middelen. Andere netwerken zijn ontstaan vanuit particuliere initiatieven en beschikken over marginale middelen. Er zijn brede duurzaamheidsinitiatieven, gebiedscoöperaties, sociale innovatie netwerken en netwerken met een specifiek doel. We hebben gezien dat netwerken vaak gebruik maken van meervoudigheid. Is de gedachte reëel, dat bestaande netwerken op andere gebieden hun voordeel ermee doen, wanneer ze ook duurzame doelen adopteren? Het lerarennetwerk wordt energiebedrijf; het netwerk in de zorg adopteert biodiversiteitsdoelen, etc. Het argument
39
Bij eco-schools en GroenGelinkt hebben we geleerd dat scholen en onderzoekers een verrassende meerwaarde kunnen hebben voor regionale netwerken. Verrassende nieuwe combinaties, soms tijdelijk, soms langer durend.
is, dat bestaande netwerken al een aantal hobbels hebben genomen en in staat zijn zichzelf te organiseren. Dan lijkt de stap naar het (mede) adapteren van duurzaamheidsdoelen minder groot dan een aantal mensen die elkaar vinden onder de gemeenschappelijke noemer van duurzame doelen, maar nog niet het vermogen hebben zich te organiseren. Het is een aantrekkelijke gedachte, dat duurzame doelen bestaande netwerken kunnen versterken.
4.2.
Vraagpunten over het proces
Aandacht vanuit overheid en bedrijf Verschillende regio’s brengen suggesties naar voren om overheid en bedrijfsleven bewust te maken van de kansen die de netwerken bieden. Kies bijvoorbeeld de belangrijkste thema’s uit de gesprekken en maak hier nationale thema/ontwikkelgroepen van. Nodig per groep enkele vertegenwoordigers van regionale netwerken uit en breng die in contact met kennisinstellingen, belangengroepen zoals MVO Nederland en nationale beleidsmakers. Communiceer actief over (tussen)resultaten. Biedt deze aan, aan de regionale netwerken om in hun eigen omgeving te gebruiken: ‘Kijk maar, het is echt belangrijk wat we hier doen’. Maar de vraag kan ook gesteld worden: ‘Welk belang van overheid en bedrijfsleven wordt gediend in en met de regionale duurzaamheidsnetwerken?’ en mooi antwoord wordt gegeven door het NSOB, in het essay ‘Sedimentatie in sturing’ (2015). Daarin wordt uitgewerkt dat de moderne overheid vier typen sturing naast elkaar dient te beheersen, waarbij netwerksturing één van de kwadranten vormt. In het initiatief Groene Cirkels van Heineken, Provincie Zuid Holland en Wageningen UR-Alterra wordt dezelfde lans gebroken voor ondernemingen die ook op lange termijn een license to operate nastreven. De vraag is gerechtvaardigd of ‘netwerkend werken’ de komende jaren een mainstream activiteit wordt van overheden en befrijven?
40
Fig. 8. Vijf typen netwerken
Community of Practice Over het functioneren van regionale netwerken is nog niet veel bekend. De do’s en don’ts zijn nog volop in ontwikkeling. Hier is een nieuwe praktijk aan het ontstaan. Is er behoefte aan een Community of Practice van kwartiermakers en facilitatoren van regionale duurzaamheidsnetwerken?
Typologie Op welke manier wordt informatie uitgewisseld in regionale duurzaamheidsnetwerken? Zijn er bepaalde netwerkvormen die beter zijn dan andere? In de ICT zijn in de loop van de jaren een aantal archetypen ontstaan van informatienetwerken. Bij elk type komen de verbindingen tussen de knooppunten anders tot stand. Zo wordt gesproken over: Maasnetwerk, Sternetwerk, Busstructuur, Ringnetwerk en Boomstructuur. Elk type heeft specifieke voor- en nadelen. In de praktijk komen veel combinaties van typen voor. Is deze indeling ook productief voor de vormgeving van regionale duurzaamheidsnetwerken? 41
Ten slotte. Je hoeft het niet alleen te doen De laatste tijd wordt van verschillende kanten gewezen op de noodzaak om onze democratie te vernieuwen. Steeds meer belangrijke kwesties zijn voor met de vertegenwoordigende (partij)democratie te taai geworden. Jurgen van der Heijden beschrijft in ‘Productie door de burger’ hoe burgerinitiatieven en nieuwe regionale netwerken niet alleen zorg, vervoer of energie produceren, maar ook nieuwe democratische processen. David van Reybrouck heeft met zijn G-1000 initiatief in meerdere gemeenten navolging gekregen. Hij toont aan dat met principes als loting en dialoog nieuwe focus en slagkracht kunnen ontketenen. Frans Verhaaren en Jan van Ginkel beschrijven De Wakkere stad. Dat is een stad met alerte mensen en actieve gemeenschappen, die zelf hun leefomgeving kleur geven. Dat zelfde optimisme zit in de belofte van de regionale duurzaamheidsnetwerken. Het is bijna magisch om te zien hoe het ‘niet weten’, in combinatie met de oprechte uitnodiging om samen aan de slag te gaan, nieuwe perspectief biedt en processen in beweging brengt. Veel is nog onbekend over het functioneren van regionale duurzaamheidsnetwerken. Dat is eerder een kans dan een blokkade. Het samen ontdekken hoe het netwerk tot succes komt, is een fundamentele werklijnlijn. De burger hoeft het niet alleen te doen, maar de ondernemer, de ambtenaar en de bestuurder ook niet. Het begint met de vraag: ‘Wil je mij helpen?’
42
Bijlage 1. Namen van deelnemers en websites van regionale initiatieven Hieronder de namen van de mensen die meespraken op de drie werksessies in 2015. Op 24 maart in Houten stond ‘De Afvalloze Regio’ centraal. Het landgoed Marienweerd in Beesd was op 27 maart het toneel van de ‘Uitwisselingsdag regionale netwerken’. En op 14 april kwam het Maatschappelijk Platform DuurzaamDoor bijeen in Utrecht.
Bowine Wijffels Nature-wise Arjan Klopstra Adviseur Ad Bijma DuurzaamDoor www.duurzaamdoor.nl/netwerke Irma Straathof DuurzaamDoor Tarsy Lössbroek DuurzaamDoor Alex Mellema DuurzaamDoor Felix Lacroix DuurzaamDoor Machtelijn Brummel DuurzaamDoor Corrie Reijnhout DD Utrecht Marcel Blom DD Utrecht Ko Henneman Noorden Duurzaam www.noordenduurzaam.nl Peter Bootsma Noorden Duurzaam Dennis Kerkhoven Dirk de Derde www.dirkdederde.nl Peter van Luttervelt Dirk de Derde Wim Wink Dirk de Derde Jeannine van Bree Utrecht 2040 www.utrecht2040.nl Jules Beckers IBA Parkstad www.iba-parkstad.nl Brigitte Musters Midpoint www.midpointbrabant.n Marieke Schoots Midpoint Ronald Kramps Waterpoort www.waterpoortwerkt.nl Cees Anton de Vries Waterpoort en Origame www.origame.eu 43
Frank Wijnen Gloei www.gloeipeelenmaas.nl Henriëtte Stroucken Gloei Leo Crombach Gloei Moniek Kamm KUN Shirley Justice MVO nederland www.mvonederland.nl Helmy Smakman Coöperatie Nuttig Landschap www.nuttiglandschap.nl Matthieu Smakman Coöperatie Nuttig Landschap Pieter Reus OnsBuro Wim Haalboom Prov. Fryslan www.fryslan.frl/grondstof Cees Meijles Prov. Fryslan Lucie Gelderblom Netwerk Duurzame Dorpen www.netwerkduurzamedorpen.nl Derk Hueting D’huet, Circus circulair West Brabant Irene Koch Regio West Brabant Erik Kooijman In de keten Arjan Obbema SRE www.sre.nl www.metropoolregioeindhoven.nl Antoine Heideveld Het Groene brein www.hetgroenebrein.nl Hak van Nispen SME – Ecoschools www.eco-schools.nl Joline de Weerd IVN www.ivn.nl René Munsters Veldwerk Nederland www.veldwerknederland.nl Jean Eigeman GDO www.vereniginggdo.nl Esther v.d. Meer Duurzame Pabo www.duurzamepabo.nl Silvia de Ronde Bresser Kracht in Nederland www.krachtinnl.nl Jelyvon Kadijk New world campus www. newworldcampus.nl Corrine Ellemeet NMF www.natuurenmilieufederaties.nl/netwerk Mart Lubbers Studenten voor morgen www.studentenvoormorgen.nl Joke Kersten Regiegroep DuurzaamDoor Carina van Dijk Prov. Flevoland 44
Peter de Roode Prov. Zuid Holland www.mijngroenonsgroen.nl www.groenecirkels.nl Verder zijn nog genoemd: www.verenigingmarkdal.nl www.energiekmoerdijk.nl www.benedensas.nl www.marienwaerdt.nl www.pakhuisdezwijger.nl www.kulturhushaaften.nl www.groengelinkt.nl
Verwijzingen:
Over Bill Sharpe, ‘Three Horizons Approach, the patterning of hope’ is meer te lezen op; www.iffpraxis.com/three-horizons Achtergrond van de Weg van de Energietransitie is te vinden op: prezi.com/b4o-dc-edhvh/de-weg-van-energietransitie-provincie-zuid-holland De publicatie ‘Sedimentatie in sturing’ is te downloaden op: www.pzhevents.nl/getconnected/NSOB_Sedimentatie_in_sturing.pdf Over De Roode Vaart is meer te lezen op: www.moerdijk.nl/web/projecten/projecten-in-zevenbergen/project-8-hop-roodevaart.html Over De fusie van belangen van Anke van Hal is meer te lezen op: hetgroenebrein.nl/de-fusie-van-belangen-2-0-het-verhaal-achter-een-perspectiefverschuiving-door-anke-van-hal Over patroontaal voor duurzame ontwikkeling is meer te lezen op: www.duurzaamdoor.nl/nieuws/patronen-als-impuls-voor-duurzaamheid Over de praktijk van transities is meer te lezen op: www.transitiepraktijk.nl De publicatie ‘Productie door de burger’ van Jurgen van der Heijden is te downloaden op: www.atosborne.nl/media/files/productie-door-de-burger.pdf Over de publicatie ‘De Wakkere Stad’ van Frans Verhaaren en Jan van Ginkel kun je meer lezen op: www.nvvb.nl/nl/communicatie/nieuwsberichten/werken-aan-de-wakkere-stad 45
Colofon Het programma DuurzaamDoor
DuurzaamDoor is een kennisprogramma dat de ontwikkeling naar een groene, duurzame economie helpt versnellen en doorbraken helpt realiseren. Centraal staan maatschappelijke vraagstukken over energie, water, biodiversiteit, grondstoffen en voedsel. Het accent ligt op processen waar een grote impact door sociale innovatie is te verwachten. Het gaat dan om: ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’, ‘integrale gebiedsontwikkeling’, ‘duurzaam produceren en consumeren’ en onderwijsprocessen. DuurzaamDoor vergroot betrokkenheid en bewustwording én bevordert samenwerking en leren van elkaar, via sociaal instrumentarium. Een groene economie realiseren door middel van sociale innovatie. In DuurzaamDoor werken ‘de vijf O’s’ met elkaar samen: overheden, ondernemers, onderwijs, onderzoek, en (burger-)organisaties. DuurzaamDoor is onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
De schrijvers
Cees Anton de Vries (redactie), Origame Theo van Bruggen, Ad Bijma, Cees van Straten, DuurzaamDoor Susan Stuebing, Origame (ontwerp en concept)
46