Draaiboek voor een oudergesprek naar aanleiding van het invullen van de signaallijst Vormingspakket voor screening naar autismespectrumstoornissen (ASS) in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor Opvanggezinnen
Mieke Dereu Mieke Meirsschaut Inge Schietecatte Dr. Ruth Raymaekers Dr. Petra Warreyn Prof. Dr. Herbert Roeyers
Met de steun van
Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Experimenteel-klinische en Gezondheidspsychologie Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen
Wanneer een kind een aanzienlijk aantal kruisjes krijgt op de signaallijst, dan is verdere opvolging aangewezen. Daarom is het belangrijk de ouders van het kind zo goed mogelijk in te lichten, zonder hen onnodig ongerust te maken. Hieronder vind je een stappenplan dat je hierbij kan helpen.
STAPPENPLAN STAP 1. Je bereidt een gesprek voor met de ouders over de moeilijkheden die hun kind eventueel ondervindt in zijn/haar ontwikkeling. VOORBEREIDING OP EEN GESPREK MET OUDERS Wanneer je ouders vertelt dat hun kind een aantal moeilijkheden ondervindt in zijn/haar ontwikkeling, dan kan je hen daar best wat extra uitleg over geven. We hebben de moeilijkheden die een kind kan ondervinden in zijn/haar ontwikkeling hieronder verzameld: -
moeilijkheden met sociaal gericht zijn moeilijkheden met oogcontact tijdens communicatie moeilijkheden met reageren op communicatie moeilijkheden met gelaatsuitdrukkingen moeilijkheden met gebaren moeilijkheden met imitatie moeilijkheden met aandacht delen moeilijkheden met brabbelen moeilijkheden met woorden gebruiken moeilijkheden met het vormen van twee-woord zinnen achteruitgang in de taalontwikkeling moeilijkheden met spel moeilijkheden met gedrag moeilijkheden met reageren op prikkels moeilijkheden met lichaamshouding
Vooraleer je dit gesprek met ouders hebt, kan je best uitzoeken voor welke items een kind een kruisje krijgt en over welke problemen of moeilijkheden in de ontwikkeling het dan precies gaat. In deel 2 van dit draaiboek vind je een overzicht van alle items uit de signaallijst met de passende uitleg erbij.
2
Per item dat aangekruist is op de signaallijst van het kind: 1) Vertel je de ouders altijd eerst op welk vlak het kind moeilijkheden heeft. Een voorbeeld – Thomas Het kind reageert zelden/nooit als je zijn/haar naam noemt. (3) Thomas heeft: moeilijkheden met reageren op communicatie
2) Geef je de algemene uitleg die hoort bij het item (zie overzicht). In dit voorbeeld → (3) Als je de naam van een kind noemt, dan zal dat kind naar je kijken en zo ingaan op je vraag om met hem of haar te communiceren.
3) Geef je een aantal concrete voorbeelden van wat jij gezien hebt bij het kind zelf. In dit voorbeeld → Thomas (naam kind) reageert zelden als je zijn naam noemt. Dit maakt het moeilijk om met hem te communiceren. Als wij zijn aandacht willen, dan moeten we echt voor hem gaan staan. We moeten hem ook dikwijls het stuk speelgoed waar hij mee bezig is, afnemen opdat hij ons zou aankijken.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN We vertrouwen hierbij op jouw ervaring in het contact met ouders. → Het is uiteraard niet de bedoeling ouders onnodig ongerust te maken. De resultaten op de signaallijst moeten steeds verder onderzocht worden. → Het is evenmin de bedoeling de ontwikkelingsproblemen van een kind te minimaliseren. Wanneer een kind een aantal ernstige problemen heeft, dan moet je daar ook eerlijk over zijn ten aanzien van de ouders.
Het komt er vooral op aan ouders te overtuigen dat het erg belangrijk is eventuele problemen in de ontwikkeling van hun jonge kind snel op te merken, aan te pakken én op te volgen. 3
Wanneer er bij verder onderzoek effectief ernstige problemen vastgesteld worden, → kunnen deze sneller en beter aangepakt worden. Dit vergroot de toekomstkansen van een kind. Wanneer er bij verder onderzoek geen ernstige problemen vastgesteld worden, → dan kunnen we ouders geruststellen over de ontwikkeling van hun kind en zelfs een aantal tips geven om eventuele kleine problemen aan te pakken. STAP 2. Je spreekt de ouders aan (bijv. wanneer zij hun kind komen afhalen). ‘U weet dat wij de ontwikkeling van de kinderen in onze opvang nauwgezet opvolgen. Wij zouden het daarover even met u willen hebben…’
STAP 3. Het gesprek met de ouders -
Zoals u weet volgen wij de ontwikkeling van de kinderen in onze opvang nauwgezet op. Wij vulden dan ook voor uw kind een signaallijst in. Dat is een lijst met vragen over de ontwikkeling van een kind. Wij hebben bij het invullen van de signaallijst gezien dat … (naam kind) een aantal moeilijkheden heeft. U heeft misschien zelf ook al opgemerkt dat … (naam kind) soms/vaak moeilijkheden heeft met…
Bespreek de aangekruiste items met de ouders zoals uitgelegd onder ‘voorbereiding op het gesprek met de ouders’. Je kan dit item per item doen, maar je kan ook een aantal items die bij elkaar horen samen bespreken (bijv. alle items over spel). BELANGRIJKE OPMERKINGEN Het geven van concrete voorbeelden van de eventuele problemen van een kind is belangrijk omdat ouders zich zo meer betrokken voelen bij wat je vertelt, het gaat namelijk over hun kind. Op die manier wordt het voor hen ook duidelijk waarom verder onderzoek zo belangrijk kan zijn. Het kan gebeuren dat ouders absoluut geen problemen (willen) zien bij hun kind. Het heeft dan weinig zin hierover te gaan ‘strijden’. Ouders 4
hebben uiteraard het recht verder onderzoek naar mogelijke ontwikkelingsproblemen bij hun kind te weigeren of de spontane verdere ontwikkeling van hun kind even te willen afwachten. Hun keuze daarin dient steeds gerespecteerd te worden.
STAP 4. Wij willen u helpen nagaan of deze problemen ook thuis voorkomen en eventueel verder onderzocht dienen te worden -
-
Het is mogelijk dat uw kind zich anders gedraagt in de opvang dan bij u thuis. Om te kunnen nagaan of uw kind thuis ook signalen vertoont die zouden kunnen wijzen op een probleem in zijn/haar ontwikkeling, kan u vrijblijvend ook een vragenlijst invullen. Het is een lijst met een aantal vragen over de ontwikkeling van uw kind. Het is de bedoeling dat u de vragenlijst zo goed mogelijk invult en aan ons terugbezorgt. Van zodra u de lijst ingevuld heeft, gaan wij ze verwerken. Op basis van de resultaten op deze vragenlijst kunnen we dan samen met u kijken of we uw kind eventueel dienen door te sturen voor verder ontwikkelingsonderzoek of niet.
5
Verklarende uitleg bij de uitspraken Vanaf het eerste levensjaar (na te gaan voor kinderen tussen 3 en 36 maanden): Het kind maakt zelden/nooit oogcontact; bijv. hij/zij verbergt de ogen, vermijdt directe blik of kijkt weg als je hem/haar in de ogen wilt kijken of als je hem/haar aanspreekt, … (1) Het kind maakt abnormaal oogcontact; bijv. hij/zij staart, lijkt door je heen te kijken, … (2) Het kind reageert zelden/nooit als je zijn/haar naam noemt. (3)
Het kind reageert zelden/nooit op geluiden in de omgeving, lijkt doof te zijn. (4) Het kind vertoont zelden/nooit een sociale glimlach; bijv. het kind glimlacht niet wanneer hij/zij mensen ontmoet/begroet, hij/zij glimlacht niet naar anderen tijdens oogcontact/interactie/spelen, … (5)
Het kind vertoont maar een beperkte activiteit; bijv. het kind speelt niet zonder aanmoediging, is heel stil, heeft een gebrek aan nieuwsgierigheid, … (6) Het kind wordt niet graag aangeraakt of geknuffeld. (7)
6
(1) moeilijkheden met oogcontact tijdens communicatie → Mensen maken oogcontact terwijl ze communiceren met elkaar: … (naam kind) doet dit zelden. (2) moeilijkheden met oogcontact tijdens communicatie → Mensen maken oogcontact terwijl ze communiceren met elkaar: … (naam kind) doet dit op een eigenaardige manier. (3) moeilijkheden met reageren op communicatie → Als je de naam van een kind noemt, dan zal dat kind naar je kijken en zo ingaan op je vraag om met hem of haar te communiceren: … (naam kind) reageert zelden/nooit als je zijn/haar naam noemt. Dit maakt het moeilijk om met hem/haar te communiceren. (4) moeilijkheden met reageren op prikkels → … (naam kind) reageert niet op geluiden. (5) moeilijkheden met sociaal gericht zijn → Kinderen leren door om te gaan met andere mensen. Daarom is het belangrijk dat ze zich graag tot anderen richten. Dit kan je bijvoorbeeld zien aan het glimlachen van een jong kind als je er tegen praat, als je er mee speelt: … (naam kind) glimlacht zelden/nooit naar andere mensen, tijdens spelletjes,… (6) moeilijkheden met spel → Spel is belangrijk voor kinderen omdat ze er hun omgeving en hun eigen mogelijkheden mee leren kennen: … (naam kind) speelt niet zonder dat je hem/haar aanmoedigt, is heel stil, lijkt niet nieuwsgierig,… . (7) moeilijkheden met reageren op prikkels → … (naam kind) wordt niet graag aangeraakt of geknuffeld.
7
Het kind vertoont stereotiep gedrag; bijv. heen en weer schommelen, met de handen fladderen, heel vaak naar de eigen handen kijken, … (8) Het kind vertoont vreemd zintuiglijk gedrag; bijv. aan voorwerpen gaan likken, voelen of ruiken, fel licht in de ogen laten spelen, … (9) Het kind vertoont weinig gevarieerd manipulatief spel (manipulatief spel = een voorwerp bekijken, erop slaan, eraan voelen, …). (10)
Het kind beleeft zelden/nooit plezier aan spelletjes (zoals kiekeboe, in het rond gezwierd worden, in de lucht gegooid worden, …). (11)
Het kind imiteert zelden/nooit bewegingen of geluiden van anderen. (12)
Vanaf het tweede levensjaar (na te gaan voor kinderen tussen 12 en 36 maanden): Het kind gebruikt zelden/nooit gebaren (zoals vaarwel wuiven, ja-knikken, nee schudden,…). (13)
8
(8) moeilijkheden met gedrag → We zien soms/vaak ongewoon gedrag bij … (naam kind) zoals heen en weer schommelen, met de handen fladderen, naar de eigen handen kijken,…. (9) moeilijkheden met reageren op prikkels → … (naam kind) gebruikt zijn/haar zintuigen soms/vaak op een vreemde manier, zoals aan alles likken, voelen of ruiken, of met licht voor de ogen spelen,… (10) moeilijkheden met spel → Spel is belangrijk voor kinderen omdat ze er hun omgeving en hun eigen mogelijkheden mee leren kennen. In de eerste fase van de spelontwikkeling gaan kinderen voorwerpen verkennen of manipuleren (= voorwerpen bekijken, erop slaan, eraan voelen,… ). We zien weinig gevarieerd manipulatief spel bij … (naam kind). (11) moeilijkheden met sociaal gericht zijn → Kinderen leren door om te gaan met andere mensen. Daarom is het belangrijk dat ze zich graag tot anderen richten. Dit kan je bijvoorbeeld zien aan het glimlachen van een kind als je er mee speelt. … (naam kind) lijkt zelden/nooit plezier te beleven aan spelletjes (zoals kiekeboe, in het rond gezwierd worden, in de lucht gegooid worden,…) (12) moeilijkheden met imitatie → Kinderen leren voornamelijk taal door anderen te imiteren. We zien dat … (naam kind) het moeilijk heeft om bewegingen of geluiden van anderen na te doen.
(13) moeilijkheden met gebaren → mensen gebruiken gebaren om iets te vertellen, om te communiceren. We zien dat uw kind geen of zeer weinig gebaren gebruikt (zoals vaarwel wuiven, ja-knikken, neen-schudden , ‘zóó groot’ –tonen,…).
9
Het kind verkiest alleen te zijn; bijv. het kind zoekt geen gezelschap bij andere kinderen of volwassenen, is niet geïnteresseerd in andere kinderen, … (14)
Het kind kijkt zelden/nooit mee naar een voorwerp/ persoon/gebeurtenis waarnaar je wijst, hij/zij volgt zelden/nooit spontaan je blik. (15)
Het kind wijst zelden/nooit naar een voorwerp/ persoon/gebeurtenis om zijn/haar interesse erin aan je duidelijk te maken. (16)
Het kind komt zelden/nooit voorwerpen aan je tonen om zijn/haar interesse erin aan je duidelijk te maken. (17)
Het kind reageert snel gefrustreerd op veranderingen in de omgeving, hij/zij toont een overdreven reactie bij een kleine bron van frustratie. (18)
10
(14) moeilijkheden met sociaal gericht zijn → Kinderen leren door om te gaan met andere mensen. Daarom is het belangrijk dat ze zich graag tot anderen richten. Dit kan je bijvoorbeeld zien aan het glimlachen van een kind als je er tegen praat, als je er mee speelt. We zien dat … (naam kind) liever alleen is. Hij/zij zoekt geen andere kinderen en/of kinderverzorgsters op. (15) moeilijkheden met aandacht delen → Kinderen leren over de mensen en de dingen rondom hen door mee te kijken met jou als je naar iets/iemand wijst. We merken dat … (naam kind) zelden/nooit mee kijkt als je naar iets wijst, waardoor hij/zij ook niet weet waarover we het hebben. (16) moeilijkheden met aandacht delen → Kinderen leren over de mensen en de dingen rondom hen onder andere door hun interesse ervoor aan je duidelijk te maken. Een kind toont dat het interesse heeft voor iets/iemand door er naar te wijzen. Volwassenen gaan dat iets of die persoon dan vaak benoemen. Zo leert een kind de naam van voorwerpen en van personen. Wij zien dat … (naam kind) zelden/nooit wijst om zijn/haar interesse in iets/iemand duidelijk te maken. (17) moeilijkheden met aandacht delen → Kinderen leren over de mensen en de dingen rondom hen onder andere door hun interesse ervoor aan je duidelijk te maken. Een kind toont dat het interesse heeft voor iets door het aan je te komen tonen. Volwassenen gaan dat iets of die persoon dan vaak benoemen. Zo leert een kind de naam van voorwerpen en van personen. Wij zien dat … (naam kind) zelden/nooit zaken komt tonen om zijn/haar interesse erin aan je duidelijk te maken. (18) moeilijkheden met reageren op prikkels → We zien dat … (naam kind) soms/vaak snel gefrustreerd reageert wanneer er iets verandert (planning die verandert, nieuwe kinderverzorgster,…). Zijn/haar reactie is dan soms/vaak overdreven.
11
Het kind toont bij activiteiten/interacties zelden/nooit gelaatsuitdrukkingen, hij/zij toont zelden/nooit zijn/haar emoties (zoals woede, verbazing, verwarring, schrik, vreugde, verdriet, ontevredenheid, …). (19) Het kind vertoont zelden/nooit functioneel spel (functioneel spel = spelmateriaal op de gepaste wijze gebruiken; bijv. slaan met een hamer, een fopspeen in de mond van een pop steken, …). (20)
Het kind strekt de armpjes zelden/nooit uit wanneer hij/zij zal of wil opgepakt worden. (21)
Het kind vertoont ongewone houdingen; bijv. hij/zij zit met de benen in elkaar gestrengeld, met het hoofd tegen de voeten, hij/zij huppelt of loopt steeds op de tenen, …(22) Het kind gebruikt de hand van een andere persoon als instrument om een gewenst voorwerp te bemachtigen. (23)
12
(19) moeilijkheden met gelaatsuitdrukkingen → Wanneer we praten met andere mensen zien we vaak aan hun gezicht wat ze voelen of denken. We merken dat … (naam kind) zelden/nooit emoties laat zien (zoals woede, verdriet, vreugde,...). (20) moeilijkheden met spel → Spel is belangrijk voor kinderen omdat ze er hun omgeving en hun eigen mogelijkheden mee leren kennen. In de tweede fase van de spelontwikkeling leren kinderen voorwerpen op een gepaste manier gebruiken (zoals slaan met een hamer, rijden met een auto, een fopspeen in de mond van een pop steken,…). We zien zelden/nooit dit soort spel bij … (naam kind). Hij/zij gebruikt speelgoed nog niet in de functie waarvoor het bedoeld is. (21) moeilijkheden met sociaal gericht zijn → Kinderen strekken hun armpjes uit naar een volwassene wanneer ze opgepakt willen worden. We zien dat … (naam kind) zelden/nooit de armpjes uitstrekt om opgepakt te worden. Dat maakt het voor een volwassene niet altijd gemakkelijk om te weten of hij/zij wel of niet wil opgepakt worden. (22) moeilijkheden met lichaamshouding → We zien een aantal ongewone houdingen bij … (naam kind), zoals … (met de benen in elkaar gestrengeld zitten, op de tenen lopen,…). (23) moeilijkheden met sociaal gericht zijn → We merken bij … (naam kind) dat hij/zij mensen eerder als een instrument gaat zien dan als een sociaal wezen. Hij/zij gebruikt de hand van een andere persoon als instrument (bijna als een kraan) om een gewenst voorwerp te bemachtigen in plaats van er naar te vragen of er naar te wijzen.
13
Vanaf het derde levensjaar (na te gaan voor kinderen tussen 24 en 36 maanden): Het kind heeft een buitengewone interesse in bepaalde voorwerpen (bijv. voorwerpen die blinken/glinsteren of auto’s), in bewegende voorwerpen (bijv. wasmachines of ventilators), of in delen van voorwerpen (bijv. wieltjes van een auto), hij/zij rangschikt vaak voorwerpen op een rij, laat steeds voorwerpen draaien of steekt alles in de mond. (24) Het kind vertoont zelden/nooit symbolisch spel (symbolisch spel = doen-alsofspel; bijv. een kopje naar de mond brengen om te doen alsof hij/zij drinkt, een banaan als telefoonhoorn gebruiken en doen alsof hij/zij telefoneert, spelen met een pop en doen alsof de pop kan lopen, alsof de pop tegen hem/haar of andere poppen praat, …). (25)
Beantwoord volgende vragen over de taalontwikkeling van het kind (na te gaan voor kinderen tussen 3 en 36 maanden): Kon het kind brabbelen op 12 maanden? (26)
Kon het kind enkele losse woorden gebruiken op 16 maanden? (27)
Kon het kind spontaan twee-woord-zinnen vormen op 24 maanden? (28)
Heeft het kind een achteruitgang in zijn/haar taalontwikkeling vertoond? (29)
14
(24) moeilijkheden met spel → Spel is belangrijk voor kinderen omdat ze er hun omgeving en hun eigen mogelijkheden mee leren kennen. We zien bij … (naam kind) een aantal eigenaardigheden in zijn/haar spel: overdreven interesse voor bewegende voorwerpen, voor onderdelen van voorwerpen, voor het rangschikken van voorwerpen of alles in de mond stoppen. (25) moeilijkheden met spel → Spel is belangrijk voor kinderen omdat ze er hun omgeving en hun eigen mogelijkheden mee leren kennen. In de derde fase van de spelontwikkeling leren kinderen allerlei doen-alsofspelletjes spelen. Ze doen alsof ze drinken uit een leeg bekertje, ze telefoneren met een banaan, ze laten een pop praten en lopen,… We zien nog geen symbolisch spel bij … (naam kind).
(26) Moeilijkheden met brabbelen → In het begin van de taalontwikkeling gaan baby’s brabbelen om de verschillende klanken te leren maken die in onze taal voorkomen. We zien dat … (naam kind) nog niet brabbelt. (27) Moeilijkheden met woorden gebruiken → Na een fase van brabbelen beginnen kinderen woorden te gebruiken. We zien dat … (naam kind) dat nog niet doet op 16 maanden. (28) Moeilijkheden met het vormen van twee-woord-zinnen → We zien dat … (naam kind) nog geen twee-woord-zinnen gebruikt op 24 maanden. (29) Achteruitgang in de taalontwikkeling → We zien een achteruitgang in de taalontwikkeling van … (naam kind).
15
Dit vormingspakket werd mogelijk gemaakt door: Steunpunt Expertisenetwerken.