Draadloze bestandstransmitter
WFT-E2 II Instructiehandleiding voor gebruik met de EOS-1D Mark IV
Voor gebruikers van de EOS-1D Mark III of EOS-1Ds Mark III In deze instructiehandleiding wordt uitgelegd hoe u de transmitter gebruikt in combinatie met de EOS-1D Mark IV. Raadpleeg de PDF-handleiding in de map EOS_1DIII_1DsIII als u de transmitter gebruikt in combinatie met de EOS-1D Mark III of EOS-1Ds Mark III.
Om wereldwijd te voldoen aan lokale radiofrequentievoorschriften biedt Canon vier regiospecifieke versies van de transmitter (WFT-E2 IIA, E2 IIB, E2 IIC, en E2 IID) (p.8). In deze handleiding noemen we dit product voor het gemak "de transmitter", zonder verwijzing naar de versies A, B, C of D.
D INSTRUCTIEHANDLEIDING
Inleiding De draadloze bestandstransmitter WFT-E2 II is een accessoire voor EOS-1D Mark IV-camera's. De transmitter voorziet de camera van een USB-poort en draadloze en bekabelde LAN-functies. Hiermee is het volgende mogelijk. Draadloze en bekabelde LAN-functies
FTP-overdracht
Beelden overdragen naar een FTPserver
EOS Utility
Via EOS Utility opnamen op afstand maken, weergeven en downloaden
WFT-server Via een webbrowser opnamen op afstand maken, weergeven en downloaden
Gekoppelde opname Draadloze triggeropname door slavecamera's die zijn gekoppeld aan een mastercamera
2
Inleiding
Functies bij aansluiting via USB Externe media
Opnamen of een back-up maken op externe media
GPS
Verbonden via een USB-kabel
Verbonden via Bluetooth
De geografische breedte, lengte en hoogte, datum en tijd en andere opname-informatie toevoegen aan beelden
3
Symbolen in deze handleiding Zorg ervoor dat u het draadloze of bekabelde LAN en de FTP-server correct hebt ingesteld voordat u deze instructies volgt. Meer informatie over deze instellingen vindt u in de documentatie bij de betreffende apparatuur. Termen die tussen vierkante haken [ ] staan, verwijzen naar namen van knoppen, pictogrammen of andere software-elementen. Vierkante haken geven ook opties in cameramenu's aan. Een paginanummer tussen haakjes verwijst naar aanvullende informatie. Volg de instructies voor de camera alleen als u de instructiehandleiding bij de camera hebt gelezen en weet hoe u de camera moet bedienen. In deze handleiding worden de volgende waarschuwingssymbolen gebruikt: : Dit symbool vindt u bij waarschuwingen die u helpen mogelijke problemen te voorkomen. : Dit symbool geeft aan dat het om aanvullende informatie gaat.
Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Macintosh is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Wi-Fi is een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance. Wi-Fi Certified, WPA, WPA2 en het Wi-Fi Certified-logo zijn handelsmerken van de Wi-Fi Alliance. In schermen met camera-instellingen en in deze handleiding verwijst WPS naar Wi-Fi Protected Setup. UPnP is een handelsmerk van de UPnP Implementers Corporation. Bluetooth en de Bluetooth-logo’s zijn handelsmerken in eigendom van Bluetooth SIG, Inc. Alle overige bedrijfsnamen en handelsmerken die in deze handleiding worden genoemd, zijn eigendom van de respectieve eigenaren. Als u met de transmitter op afstand opnamen wilt maken, overdragen of weergeven, moet u beschikken over voldoende kennis over de configuratie van uw draadloze of bekabelde LAN en FTP-server. Canon biedt geen ondersteuning voor de configuratie van draadloze of bekabelde LAN's en FTPservers. Canon is niet verantwoordelijk voor enig verlies of schade aan de transmitter veroorzaakt door onjuiste netwerk- of FTP-serverinstellingen. Bovendien is Canon niet verantwoordelijk voor enig verlies of enige schade die wordt veroorzaakt door het gebruik van de transmitter.
4
Inhoudsopgave Inleiding
2
1
Basisnetwerkinstellingen
15
2
Beelden overbrengen naar een FTP-server
29
3
Opname op afstand via EOS Utility
43
4
Opname op afstand via WFT-server
49
5
Gekoppelde opname
61
6
Instellingsinformatie beheren
65
7
Externe media gebruiken
71
8
GPS-apparatuur gebruiken
83
9
Problemen oplossen
91
10
Aanvullende informatie
109
5
Inhoud Inleiding
2
Symbolen in deze handleiding ........................................................................................................... 4 Inhoudsopgave .................................................................................................................................. 5 Inhoud ................................................................................................................................................ 6 Gebruiksbeperkingen......................................................................................................................... 8 Veiligheidswaarschuwingen............................................................................................................. 10 Onderdelen ...................................................................................................................................... 11 De transmitter bevestigen op de camera ......................................................................................... 12 Overige informatie in deze handleiding............................................................................................ 13
1
2
3
Basisnetwerkinstellingen
15
Voorbereidingen............................................................................................................................... De connectiewizard weergeven ....................................................................................................... De communicatiemethode en het type LAN selecteren................................................................... Een verbinding maken via de wizard ............................................................................................... WPS-verbindingen (PBC-modus) .................................................................................................... WPS-verbindingen (PIN-modus)...................................................................................................... Netwerkinstellingen configureren.....................................................................................................
16 17 18 21 23 24 25
Beelden overbrengen naar een FTP-server
29
FTP-communicatie-instellingen configureren................................................................................... Automatische beeldoverdracht na elke opname.............................................................................. Beelden afzonderlijk overbrengen ................................................................................................... Groepen beelden overbrengen ........................................................................................................ De beeldoverdrachthistorie controleren ........................................................................................... Overgedragen beelden weergeven..................................................................................................
30 32 34 36 40 41
Opname op afstand via EOS Utility
43
Communicatie-instellingen voor EOS Utility configureren ............................................................... 44 EOS Utility gebruiken....................................................................................................................... 47
4
5
Opname op afstand via WFT-server
49
Communicatie-instellingen voor WFT-server configureren.............................................................. De WFT-server weergeven.............................................................................................................. Beelden weergeven ......................................................................................................................... Opname op afstand [Camera control].............................................................................................. Opname op afstand [Simple control]................................................................................................ Opname op afstand .........................................................................................................................
50 52 53 55 58 59
Gekoppelde opname
61
Gekoppelde opname instellen ......................................................................................................... 62 De slavecamera's opstellen ............................................................................................................. 64
6
Inhoud
6
Instellingsinformatie beheren
65
Instellingen controleren.................................................................................................................... 66 Instellingen wijzigen ......................................................................................................................... 67 Instellingen opslaan en laden .......................................................................................................... 69
7
8
Externe media gebruiken
71
Externe media aansluiten ................................................................................................................ Opnamemedia kiezen tijdens opnamen........................................................................................... Beelden kopiëren ............................................................................................................................. Een back-up maken op externe media ............................................................................................
72 75 77 78
GPS-apparatuur gebruiken
83
GPS-apparatuur aansluiten via een USB-kabel............................................................................... 84 GPS-apparatuur aansluiten via Bluetooth........................................................................................ 87
9
Problemen oplossen
91
Reageren op foutberichten .............................................................................................................. 92 Opmerkingen over draadloze LAN's .............................................................................................. 106 Netwerkinstellingen controleren..................................................................................................... 107
10 Aanvullende informatie
109
Onderschriften maken en registreren ............................................................................................ 110 Technische gegevens .................................................................................................................... 111 Index .............................................................................................................................................. 118
7
Gebruiksbeperkingen Om wereldwijd te voldoen aan lokale radiofrequentievoorschriften biedt Canon vier regiospecifieke versies van de transmitter (WFT-E2 IIA, E2 IIB, E2 IIC, en E2 IID). Deze worden hierna beschreven. Gebruik uw transmittermodel (versie) niet in regio's waarvoor deze niet is ontworpen. Neem contact op met uw dealer of het Canon Service Center voor informatie over andere regio's waar u de transmitter kunt gebruiken. Model (versie)
Gebruiksregio
WFT-E2 IIA Verenigde Staten, Canada, Singapore en Hongkong
Draadloze-LAN-specificatie en ondersteunde kanalen 36 – 64 kanalen IEEE 802.11a 149 – 165 kanalen IEEE 802.11b/g 1 – 11 kanalen
Japan, Frankrijk, Italië, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Denemarken, Griekenland, IEEE 802.11a Spanje, Portugal, Oostenrijk, Finland, Zweden, Polen, WFT-E2 IIB Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen, Cyprus, Malta, IJsland, IEEE 802.11b/g Noorwegen, Zwitserland, Liechtenstein, Australië, NieuwZeeland, Rusland en Hongkong IEEE 802.11a IEEE 802.11b/g IEEE 802.11a IEEE 802.11b/g
WFT-E2 IIC China (vasteland) en Hongkong WFT-E2 IID Kan in alle bovenstaande regio's worden gebruikt
36 – 64 kanalen 100 – 140 kanalen
1 – 13 kanalen 149 – 161 kanalen 1 – 13 kanalen Niet ondersteund 1 – 11 kanalen
In Frankrijk is gebruik buitenshuis niet toegestaan. Op het vasteland van China is voor gebruik buitenshuis in bepaalde regio's een vergunning nodig. IEEE 802.11a-beperkingen Bij draadloze IEEE 802.11a-netwerken kunt u de kanalen die in de volgende tabel grijs zijn, niet gebruiken. Deze beperkingen zijn het gevolg van lokale regelgeving waaraan moet worden voldaan. De transmitter kan wel worden gebruikt op de blauwe kanalen. Op gele kanalen zijn bepaalde beperkingen van toepassing. Zie hiervoor de voetnoten.
Binnen WFT-E2 IIA Buiten Binnen WFT-E2 IIB Buiten
Verbindingsmethode draadloos LAN Infrastructuur Ad hoc Infrastructuur Ad hoc Infrastructuur Ad hoc
36 – 48 36 – 48 36 – 48 36 – 48 36 – 48 36 – 48
52 – 64 52 – 64 52 – 64 52 – 64 52 – 64 52 – 64
149 – 165 149 – 165 149 – 165 149 – 165 100 – 140 100 – 140
Infrastructuur
36 – 48 36 – 48
52 – 64*J 52 – 64
100 – 140
Ad hoc
Kanaal
100 – 140
149 – 161*C *J: In Japan is het verboden buitenshuis kanaal 52 – 64 te gebruiken. *C: Op het vasteland van China is voor gebruik buitenshuis in bepaalde regio's een vergunning nodig. WFT-E2 IIC
8
Gebruiksbeperkingen De volgende handelingen kunnen strafbaar zijn: het uit elkaar halen of aanpassen van de transmitter of het verwijderen van het certificeringslabel. Gebruik de transmitter niet in de buurt van andere apparatuur die radiogolven uitzendt, zoals medische of elektronische apparatuur. De transmitter kan de werking van deze apparatuur verstoren. Gebruik de transmitter alleen met een compatibele EOS DIGITAL-camera. Als u de transmitter gebruikt met niet-compatibele camera's, kunnen zich storingen, ongelukken of andere problemen voordien die niet onder de garantie vallen. Gebruik de transmitter als draadloos of bekabeld LAN-apparaat volgens de instructies in deze handleiding. Als u de transmitter voor enig ander doel gebruikt, is Canon niet verantwoordelijk voor verlies of schade als gevolg hiervan.
9
Veiligheidswaarschuwingen Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om letsel aan u en anderen en schade aan de apparatuur te voorkomen. Voor een correcte en veilige bediening van de transmitter raden we u aan de voorzorgsmaatregelen goed door te lezen voordat u de transmitter gebruikt.
Waarschuwing Ernstig of dodelijk letsel voorkomen Volg de volgende veiligheidsrichtlijnen om brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen of explosies te voorkomen. • Steek geen metalen voorwerpen in de elektrische contactpunten van de transmitter, de accessoires of de aansluitkabels. Gebruik de transmitter niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u mogelijke explosies of brand. Raak blootliggende interne onderdelen niet aan als de transmitter is gevallen. Als u dat wel doet, kunt u een elektrische schok krijgen. Demonteer de transmitter niet en dracht er geen wijzigingen in aan. De interne onderdelen staan onder hoogspanning en aanraking kan een elektrische schok veroorzaken. Berg de transmitter niet op in een stoffige of vochtige ruimte. Hierdoor voorkomt u brand en elektrische schokken. Vraag toestemming voordat u de transmitter in een vliegtuig of ziekenhuis gebruikt. De elektromagnetische golven van de transmitter kunnen storingen veroorzaken in de instrumenten van vliegtuigen of de medische apparatuur in ziekenhuizen.
Voorzichtig Letsel of apparatuurschade voorkomen Laat de transmitter niet achter in de buurt van een warmtebron of in een auto die in het zonlicht staat. De transmitter kan heet worden en bij aanraking brandwonden veroorzaken. Bedek de transmitter niet en wikkel deze ook niet in een doek. Hierdoor kan de warmte niet weg, waardoor de behuizing vervormd kan raken of er brand kan ontstaan. Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om de transmitter schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en schadelijk zijn voor de gezondheid.
Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center als het product niet naar behoren functioneert, beschadigd is of moet worden gerepareerd.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik De transmitter is een precisie-instrument. Laat het niet vallen en stel het niet bloot aan fysieke schokken. De transmitter is niet waterdicht. Gebruik het apparaat niet onder water. Droog de transmitter af met een droge doek als er waterspatten op zijn gekomen. Wrijf de transmitter met een licht bevochtige doek grondig schoon als het apparaat in aanraking is gekomen met zoute lucht. Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische velden, zoals magneten of elektrische motoren. Laat de transmitter niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die in direct zonlicht staat. Door de hoge temperatuur kan de transmitter beschadigd raken. Neem de transmitter niet af met schoonmaakmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Voorkom corrosie en bewaar de transmitter niet in omgevingen met sterke chemicaliën, zoals donkere kamers of chemische laboratoria.
10
Onderdelen
Vergrendelingshendel
Bevestigingspin USB-poort Ethernet RJ-45-poort Poortklepje
Borgschroef Aansluitbus
USB-lampje -Netwerklampje Plaats voor afdekkapje van aansluitbus (Niet in combinatie met de EOS-1D Mark IV)
Hoesje voor transmitter
Water- en stofvrije USB-kap*2
Etui voor externe media*1
*1: Voor de opslag van draagbare vaste schijven of andere apparatuur. *2: Plaats in regenachtige of anderszins ongunstige omstandigheden deze kap op de transmitter voordat u de USB-kabel aansluit.
11
De transmitter bevestigen op de camera Schakel de camera uit voordat u de transmitter bevestigt. Controleer of de batterij van de camera voldoende geladen is. Als de batterij minder dan 19% vol is, kunt u geen opnamen overbrengen of een back-up ervan maken op externe media.
1
Open op de camera het afdekkapje van de aansluitbus.
2
Plaats de hendel in de ontgrendelingspositie.
3
Bevestig de transmitter.
4
Plaats de hendel in de vergendelingspositie.
Open het kapje van de aansluitbus voor uitbreidingssysteem en draai het naar onderen.
Zorg ervoor dat de bevestigingspin zich precies tegenover de WFT-E2 II/IIA-opening op de camera bevindt. Duw de aansluitbus stevig in de camera. Duw de aansluitbus in de camera en draai de borgschroef vast om de transmitter goed te bevestigen.
De transmitter is nu aan de camera bevestigd. De transmitter ontvangt voeding via de camera.
De transmitter verwijderen Schakel de camera uit. Plaats de hendel in de ontgrendelingspositie. Draai de borgschroef los totdat deze vrij ronddraait. Trek de aansluitbus uit de camera.
12
Overige informatie in deze handleiding Klik op een van de volgende hoofdstuktitels om naar de bijbehorende pagina te gaan.
1 Basisnetwerkinstellingen (p.15) 2 Beelden overbrengen naar een FTP-server (p.29) 3 Opname op afstand via EOS Utility (p.43) 4 Opname op afstand via WFT-server (p.49) 5 Gekoppelde opname (p.61) 6 Instellingsinformatie beheren (p.65) 7 Externe media gebruiken (p.71) 8 GPS-apparatuur gebruiken (p.83)
13
14
Basisnetwerkinstellingen Zorg voor de juiste basisnetwerkinstellingen via de verbindingsinstructies voor de transmitter op het menuscherm van de camera.
15
Voorbereidingen [Via FTP], [EOSUtility], [WFT-server] De verbindingsinstructies bieden hulp bij het tot stand brengen van een verbinding tussen de transmitter en een bestaand draadloos of bekabeld LAN. Als u de transmitter aansluit op een draadloos LAN, moet u vooraf de draadloze LAN-terminal (toegangspunt of adapter) en de computer instellen op aansluiting van de transmitter. Zorg er bij de configuratie van de basisnetwerkinstellingen voor dat de transmitter zich binnen 3 m van de draadloze LAN-terminal bevindt. Sluit bij een bekabeld LAN de transmitter op de computer aan met een LAN-kabel. Stel de transmitter in op aansluiting op het bekabelde netwerk.
Draadloze overdracht van films Filmbestanden zijn groot en de draadloze bestandsoverdracht neemt daarom enige tijd in beslag. Zie pagina 106 voor informatie over een stabiele transmissie naar de draadloze LANterminal.
[Gekop.opn.] Stel twee of meer EOS-1D Mark IV-camera's met bevestigde transmitter in.
16
De connectiewizard weergeven In dit deel van de handleiding worden de verbindingsinstructies beschreven. Raadpleeg "Problemen oplossen" in hoofdstuk 9 (p.91) en controleer de instellingen als er een foutbericht verschijnt. Als u op de ontspanknop of een andere cameraknop drukt tijdens het configureren van de instellingen via de verbindingsinstructies, worden de instructies afgesloten. Druk daarom pas op de ontspanknop of op een andere knop als de configuratie is voltooid. Zet op het tabblad [5] de optie [Uitschakelen] op [Uit]. Als tijdens de configuratie het automatisch uitschakelen wordt geactiveerd, worden de verbindingsinstructies afgesloten.
1
Schakel de camera in.
2
Open het transmittermenu.
3
Selecteer [Connectie wizard].
Druk op de camera op de knop <7>. Selecteer op het tabblad [7] de optie [WFT instellingen] en druk op <0>. De optie [WFT instellingen] wordt aan het tabblad toegevoegd na bevestiging van de transmitter.
X Het scherm [Selecteer communicatie methode] verschijnt.
X Het -lampje begint te knipperen.
17
De communicatiemethode en het type LAN selecteren De communicatiemethode selecteren Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de communicatiemethode en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
• Via FTP Kies deze optie om opnamen over te brengen naar een FTP-server. U kunt beelden automatisch direct na de opname overbrengen. U kunt ook later de beelden selecteren die u wilt overbrengen. Computerbesturingssystemen Voor gebruik van [Via FTP] moet u een computer hebben met Windows Vista (Business, Enterprise of Ultimate Edition voor 32- of 64-bits systemen), Windows XP Professional, Windows 2000 of Mac OS X 10.4/10.5. Bovendien moet de computer vooraf zijn ingesteld als FTP-server. Raadpleeg de documentatie bij de computer als u wilt weten hoe u de computer instelt als FTP-server. U kunt Windows Vista Home Premium en Home Basic Edition en Windows XP Home Edition niet gebruiken omdat deze systemen FTP-serverfunctionaliteit niet ondersteunen.
• EOSUtility Kies deze optie als u opnamen op afstand wilt maken via een draadloos of bekabeld LAN en de EOS Utility-software die bij de camera is meegeleverd. Naast opnamen op afstand worden in EOS Utility alle camerahandelingen ondersteund. Met deze optie gebruikt u een draadloos of bekabeld netwerk in plaats van de USB-kabel. Hiervoor is een computer met EOS Utility (meegeleverd bij EOS-1D Mark IV-camera's) vereist.
18
De communicatiemethode en het type LAN selecteren
• WFT-server Kies deze optie voor opnamen op afstand via een draadloos of bekabeld LAN, waarbij de transmitter fungeert als server. Bovendien kunnen beelden op een geheugenkaart in de camera worden weergegeven en gedownload op de computer. U hebt vanaf maximaal drie computers toegang tot de camera op een manier die vergelijkbaar is met het openen van een webpagina. Computerbesturingssystemen U kunt elke computer met webbrowser gebruiken, ongeacht het besturingssysteem. U kunt ook een ander apparaat gebruiken, maar het moet wel beschikken over een webbrowser. Als de webbrowser echter geen JavaScript ondersteunt, is het aantal WFTserverfuncties beperkt. Op apparatuur met een geringer prestatievermogen kunnen beelden bovendien trager worden weergegeven. Beelden downloaden naar dergelijke apparatuur is soms niet mogelijk.
• Gekop.opn. Kies deze optie voor gekoppelde opnamen met meerdere EOS-1D Mark IV-camera's die zijn verbonden via transmitters. U kunt maximaal 10 slavecamera's koppelen aan de mastercamera waarop u op de ontspanknop drukt. Nadat u op de ontspanknop van de mastercamera drukt, duurt het heel even voordat de slavecamera's de opname maken. Het opnemen van movies wordt niet ondersteund. Raadpleeg pagina 61 van deze handleiding voor meer informatie over [Gekop.opn.].
19
De communicatiemethode en het type LAN selecteren
Het type LAN selecteren Raadpleeg pagina 61 voor informatie over [Gekop.opn.]. In dit hoofdstuk wordt geen informatie gegeven over [Gekop.opn.]. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> het type LAN en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
Draadloos LAN Het scherm [Setupmethode voor wireless LAN] verschijnt. [Verbind via wizard]: Zie pagina 21 [WPS (PBC-modus)]: Zie pagina 23 [WPS (PIN-modus)]: Zie pagina 24 Selecteer [WPS (PBC-modus)] of [WPS (PINmodus)] als u een draadloze LAN-terminal gebruikt die WPS (Wi-Fi Protected Setup) ondersteunt.
Bekabeld LAN Het scherm [Netwerk] verschijnt. Ga naar "Netwerkinstellingen configureren" op pagina 25 als u een bekabeld netwerk hebt geselecteerd. Gebruik een LAN-kabel van het type STP, categorie 5 of hoger. (STP: Shielded Twisted Pair)
20
Een verbinding maken via de wizard Het draadloze netwerk selecteren Als u [Verbind via wizard] selecteert, verschijnt een lijst met actieve draadloze LAN-terminals in uw omgeving en de bijbehorende informatie. Selecteer de SSID (of ESS-ID) van de gewenste draadloze LAN-terminal.
1
2 3
4
1
Selecteer [Verbind via wizard].
2
Selecteer de draadloze LAN-terminal.
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [Verbind via wizard] en druk vervolgens op <0>.
Druk op <0> om de draadloze LAN-terminal te selecteren. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de draadloze LAN-terminal en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
1 Geeft aan of het apparaat in infrastructuur- of ad-hocmodus staat 2 Dit pictogram geeft aan dat de draadloze LAN-terminal zorgt voor codering (encryptie) van de communicatie
3 Geeft de eerste 9 tekens van de SSID 4 Geeft aan welk kanaal wordt gebruikt
Codering door draadloze LAN-terminals Als de draadloze LAN-terminal communicatie codeert, selecteert u bij [Verificatie] en [Encryptie] de bijbehorende methode. [Verificatie]: Open systeem, Shared key, WPA-PSK of WPA2-PSK [Encryptie]: WEP, TKIP of AES
[Conn. invoeren] en [Zoek opnieuw] Als u de draadloze LAN-terminal handmatig wilt instellen, selecteert u [Conn. invoeren] en drukt u op <0>. Geef achtereenvolgens de gewenste instellingen op voor de weergegeven items. Als u nogmaals wilt zoeken naar draadloze LAN-terminals, selecteert u [Zoek opnieuw] en drukt u op <0>.
21
Een verbinding maken via de wizard
De codeersleutel voor het draadloze LAN invoeren Voer vervolgens de codeersleutel (encryptie key) van de draadloze LAN-terminal in. Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor informatie over de codeersleutel. Afhankelijk van de verificatie en codering van de draadloze LAN-terminal kunnen de schermen hieronder bij stap 1 - 3 er anders uitzien.
22
1
Het scherm [Key index] verschijnt alleen als de draadloze LAN-terminal WEP-codering gebruikt. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> het sleutelindexnummer (key index number) dat is opgegeven als het toegangspunt en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
2
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de sleutelindeling (key format) en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
3
Voer de codeersleutel in. Druk op de knop om naar een ander invoerveld te gaan. Verplaats de cursor met het snelkeuzewiel <5>. Draai in het onderste invoerveld aan het snelkeuzewiel <5> en druk op <0> om de codeersleutel in te voeren. Druk op de knop om eventuele fouten te wissen. Als u op de knop <7> drukt om de verbinding met de draadloze LAN-terminal te voltooien, verschijnt het scherm [Netwerk] (p.25). Druk op de knop <6> om naar het vorige scherm terug te keren. De invoer is gewist.
WPS-verbindingen (PBC-modus) Kies deze verbindingsmodus als u een draadloze LAN-terminal gebruikt die WPS (Wi-Fi Protected Setup) ondersteunt. In de PBC-modus (Pushbutton Connection) maakt u vanuit de draadloze LAN-terminal heel eenvoudig verbinding met de camera door op de WPS-knop van de draadloze LAN-terminal te drukken. Als er meerdere draadloze LAN-terminals actief zijn in uw omgeving, is het wellicht moeilijker een verbinding tot stand te brengen. Probeer in dat geval verbinding te maken via [WPS (PINmodus)]. Kijk vooraf waar de WPS-knop zich bevindt op de draadloze LAN-terminal. Het kan ongeveer een minuut duren voordat de verbinding tot stand is gebracht. Verbinding is wellicht niet mogelijk als er stealth-functies zijn ingeschakeld op de draadloze LAN-terminal. Schakel stealth-functies uit.
1
Selecteer [WPS (PBC-modus)].
2
Breng een verbinding tot stand met de draadloze LAN-terminal.
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [WPS (PBC-modus)] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
Druk op de WPS-knop van de draadloze LANterminal. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de draadloze LAN-terminal als u wilt weten waar de knop zich bevindt en hoe lang u deze ingedrukt moet houden. Selecteer [OK] en druk op <0> om een verbinding tot stand te brengen met de draadloze LAN-terminal. Als er verbinding is met de draadloze LANterminal, verschijnt het scherm [Netwerk] (p.25).
23
WPS-verbindingen (PIN-modus) Kies deze verbindingsmodus als u een draadloze LAN-terminal gebruikt die WPS (Wi-Fi Protected Setup) ondersteunt. In de PIN-codeverbindingsmodus (PIN-modus) maakt u verbinding door het 8-cijferige identificatienummer van de camera in te voeren op de draadloze LAN-terminal. Zelfs als er meerdere draadloze LAN-terminals actief zijn in de omgeving, is het invoeren van een gedeeld identificatienummer een relatief betrouwbare methode om een verbinding tot stand te brengen. Het kan ongeveer een minuut duren voordat de verbinding tot stand is gebracht. Verbinding is wellicht niet mogelijk als er stealth-functies zijn ingeschakeld op de draadloze LAN-terminal. Schakel stealth-functies uit.
24
1
Selecteer [WPS (PIN-modus)].
2
Geef op de draadloze LAN-terminal de PIN-code op.
3
Breng een verbinding tot stand met de draadloze LAN-terminal.
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [WPS (PIN-modus)] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
Geef op de draadloze LAN-terminal de 8-cijferige PIN-code op die u ziet op het LCD-paneel van de camera. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de draadloze LAN-terminal voor informatie over het invoeren van PIN-codes op de draadloze LANterminal. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het bevestigingsscherm te gaan.
Selecteer [OK] en druk op <0> om een verbinding tot stand te brengen met de draadloze LAN-terminal. Als er verbinding is met de draadloze LANterminal, verschijnt het scherm [Netwerk] (p.25).
Netwerkinstellingen configureren Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de manier waarop u de netwerkinstellingen wilt configureren en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
[Autom. instellen] Instellingen die u anders met [Handm. Instellen] configureert, kunnen ook automatisch worden geconfigureerd. In omgevingen met DHCP-servers of draadloze LAN-terminals of routers die DHCP-serverfuncties ondersteunen, moeten het IP-adres en vergelijkbare instellingen echter automatisch worden toegewezen en geconfigureerd. Selecteer [Handm. Instellen] als er een foutmelding verschijnt, ongeacht of het IP-adres en vergelijkbare instellingen automatisch worden toegewezen en geconfigureerd.
[Handm. Instellen] Het scherm [Inst. IP-adres] verschijnt als u [Handm. Instellen] hebt gekozen. Als [Autom. instellen] leidt tot fouten, voert u het IP-adres handmatig in. Voer als IP-adres het IP-adres in dat is toegewezen aan de camera. Voer op de schermen die verschijnen het [IP-adres], het [Subnetmasker], de [Gateway] en het [DNS adres] in. Als u niet weet wat u moet invoeren, raadpleegt u "Netwerkinstellingen controleren" op pagina 107 of vraagt u de netwerkbeheerder of iemand met veel netwerkervaring om hulp. Verplaats bij het invoeren van getallen voor het IP-adres, het subnetmasker, enzovoort, de invoerpositie met <0>. Voer met het snelkeuzewiel <5> het getal in.
25
Netwerkinstellingen configureren
Instellingen voor specifieke communicatiemethoden invoeren Volg de onderstaande instructies voor de door u gekozen communicatiemethode (Via FTPoverdrach, EOS Utility of WFT-server). De schermen (zie hierna) verschillen per communicatiemethode. Lees de pagina waarin de geselecteerde communicatiemethode wordt geïntroduceerd.
Via FTP
EOSUtility
Hoofdstuk 2 (p.29)
Hoofdstuk 3 (p.43)
Windows Vista-gebruikers Voer onderstaande handelingen uit voordat u de handelingen op pagina 43 uitvoert. Als u deze handelingen niet uitvoert, start de WFT-pairingsoftware (zie pagina 44) mogelijk niet. Ga naar [C-schijf] [Program Files] [Canon] [EOS Utility] [WFTPairing] (in deze volgorde) en dubbelklik op het pictogram [WFT FirewallSettings]. Voer hierna de handelingen op pagina 43 uit.
WFT-server
26
Hoofdstuk 4 (p.49)
Netwerkinstellingen configureren
Het virtuele toetsenbord gebruiken Het virtuele toetsenbord verschijnt tijdens het invoeren van de codeersleutel, de servernaam en andere informatie.
Naar andere invoervelden gaan Druk op de knop om naar een ander invoerveld te gaan.
De cursor verplaatsen Verplaats de cursor met het snelkeuzewiel <5>. U kunt de cursor ook verplaatsen met <9>.
Tekst invoeren Verplaats in het onderste invoerveld de cursor met het snelkeuzewiel <5> en druk op <0> om tekst in te voeren. U kunt de cursor ook verplaatsen met <9>.
Tekst verwijderen Druk op de knop om eventuele fouten te wissen.
Invoer bevestigen Druk op de knop <7> om de invoer te bevestigen en naar het volgende scherm te gaan.
Invoer annuleren Druk op de knop <6> om de invoer te wissen en naar het vorige scherm terug te keren.
27
28
Beelden overbrengen naar een FTP-server Met FTP-overdracht kunt u elk beeld na de opname direct automatisch overbrengen naar de FTP-server of in één keer een serie opnamen op de FTP-server plaatsen.
29
FTP-communicatie-instellingen configureren Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1.
1
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [Adres instelling] en druk vervolgens op <0>.
2
Als u de DNS-server hebt ingesteld op [Nee], verschijnt het scherm dat u links ziet. Selecteer met <0> de invoerpositie en voer vervolgens met het snelkeuzewiel <5> het IPadres van de FTP-server in.
Als u het IP-adres van de DNS-server hebt ingesteld op [Autom. toekennen.] of [Handm. Instellen], verschijnt het scherm dat u links ziet. Raadpleeg "Het virtuele toetsenbord gebruiken" (p.27) voor informatie over schermhandelingen. Voer de naam of het IP-adres van de FTP-server in.
30
3
Voer bij [Poortnummer instellen] 00021 in. Dit is meestal correct. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [OK] en druk vervolgens op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
4
Voer de instellingen voor [Passive mode] in. Als u bij stap 8 Fout 41 ("Kan niet verbinden met FTP-server") ziet, stelt u [Passive mode] in op [Gebr.] om de fout mogelijk te verhelpen.
5
Voer de instellingen voor [Proxy server] in. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [OK] en druk vervolgens op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
FTP-communicatie-instellingen configureren
6
Voer de instellingen voor [Login methode] in. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [OK] en druk vervolgens op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
7
Voer de instellingen voor [Doelfolder] in. Selecteer [Rootfolder] als u de beelden wilt opslaan in de hoofdmap die is opgegeven in de FTP-serverinstellingen. (p.41) Selecteer [Selecteer folder] als u in de hoofdmap een submap wilt opgeven. Als er geen map bestaat, wordt er automatisch een gemaakt. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [OK] en druk vervolgens op <0> om verbinding te maken met de FTP-server.
8 9
Er verschijnt een bevestigingsscherm. Selecteer [OK] en druk op <0>. X Het -lampje wordt groen.
Druk op <0>. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> het setnummer en druk vervolgens op <0>. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [OK] en druk vervolgens op <0>. Nadat de connectiewizard is afgesloten, verschijnt het menuscherm weer.
De instellingen worden opgeslagen in de camera. Ze worden niet in de transmitter opgeslagen. De netwerkinstellingen voor FTP-overdracht zijn hiermee voltooid.
31
Automatische beeldoverdracht na elke opname Beelden kunnen direct na de opname automatisch worden overgebracht naar de FTP-server. U kunt tijdens de beeldoverdracht gewoon opnamen maken. Zorg ervoor dat er een geheugenkaart in de camera is geplaatst of een extern medium is aangesloten (p.71) voordat u opnamen maakt. Opnamen die niet zijn vastgelegd, kunnen niet worden overgebracht. De automatische overdracht van films wordt niet ondersteund. Breng de film na de opname over (zie pagina 35-39).
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Stel in].
2
Selecteer [Autom. overbr.].
3
Maak de opname.
Selecteer [Inschak.].
X Het vastgelegde beeld wordt overgebracht naar de FTP-server. Tijdens de beeldoverdracht knippert het lampje.
Tijdens continue opnamen worden beelden naar de FTP-server overgebracht in de volgorde waarin ze worden vastgelegd. De vastgelegde beelden worden ook op de geheugenkaart opgeslagen. Eventuele beelden die niet of niet correct zijn overgebracht, kunnen later gezamelijk worden overgebracht.
32
Automatische beeldoverdracht na elke opname
Alleen beelden van een bepaald formaat of type overbrengen Bij automatische overdracht tijdens het fotograferen kunt u kiezen welke beelden u wilt overdragen als u beelden van verschillend formaat opneemt op de geheugenkaart en de externe media of bij RAW+JPEG-opnamen.
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Stel in].
2
Selecteer [Overbr. type/form.].
3
Selecteer het formaat en het type beeld dat u wilt overbrengen.
Als de camera grote JPEG's vastlegt op een CF-kaart en kleine JPEG's op een SD-kaart en u de kleine JPEG's wilt overbrengen, stelt u [Groter/kleiner JPEG] in op [KleinerJPEG]. Als de camera RAW-beelden vastlegt op een CF-kaart en JPEG's op een SD-kaart, bepaalt u met [RAW+JPEG-overbr.] welke beelden u wilt overbrengen. U kunt hier op dezelfde manier ook een keuze maken als RAW- en JPEG-beelden gelijktijdig op één geheugenkaart worden opgeslagen. Als beelden van dezelfde grootte tegelijkertijd worden vastgelegd op een CF-kaart, op een SD-kaart en op externe media, worden de beelden op de CF-kaart overgezet, ongeacht de beeldkwaliteit (compressie).
33
Beelden afzonderlijk overbrengen Selecteer eenvoudigweg een beeld en druk op <0> om de overdracht te starten. U kunt ook eerst een onderschrift toevoegen. U kunt tijdens de beeldoverdracht gewoon opnamen maken.
Het huidige beeld overbrengen
34
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Stel in].
2
Selecteer [Overbrengen met SET].
3
Selecteer het beeld.
Selecteer [Inschak.].
Druk op de camera op de knop <x>. Selecteer het gewenste beeld en druk vervolgens op <0> om het beeld over te brengen. U kunt op deze manier geen films overbrengen. Als u een film selecteert en op <0> drukt, verschijnt het afspeelvenster voor films.
Beelden afzonderlijk overbrengen
Vóór de overdracht een onderschrift toevoegen U kunt aan elk beeld vóór de overdracht een geregistreerd onderschrift toevoegen. Dit is bijvoorbeeld handig als u de ontvanger informatie over de afdrukkwaliteit wilt geven. Het onderschrift wordt ook toegevoegd aan beelden die in de camera worden opgeslagen. Raadpleeg pagina 110 voor informatie over het maken en registreren van onderschriften. U kunt via de Exif-informatie in de gebruikersopmerkingen controleren of er beelden met onderschrift zijn.
1 2
Maak de opname.
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Overbrengen met onderschrift]. X U ziet de laatste opname.
Het is niet mogelijk andere beelden te selecteren in het scherm [Overbrengen met onderschrift]. Als u een ander beeld met onderschrift wilt overbrengen, geeft u dat beeld eerst weer voordat u deze stappen uitvoert.
3
Selecteer een onderschrift.
4
Breng het beeld over.
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [Onderschrift] en druk vervolgens op <0>. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de inhoud van het onderschrift en druk vervolgens op <0>.
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de knop [Overbr.] en druk vervolgens op <0>.
Als u onderschriften toevoegt aan beelden met originele data, worden deze beelden niet langer als originele beelden beschouwd.
35
Groepen beelden overbrengen Na de opnamen kunt u meerdere beelden selecteren en deze in één keer overbrengen. U kunt ook niet-verzonden beelden of beelden die eerder niet konden worden verzonden, overbrengen. Als u gelijktijdig een CF-kaart en een SD-kaart gebruikt of als er externe media zijn aangesloten, worden de beelden overgezet vanuit de bron die is opgegeven op het tabblad [5], bij [Opn.functie+media/folder sel.] [Opn./weerg.]. U kunt tijdens de beeldoverdracht gewoon opnamen maken.
Beelden selecteren voor overdracht
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Beeldsel./overdr.].
2
Selecteer [Sel.Beeld].
3
Selecteer de beelden die u wilt overbrengen.
X Er wordt een beeld weergegeven.
Druk op <0>. Plaats met het snelkeuzewiel <5> een <X> links boven in het beeld dat u wilt overbrengen. Druk op <0> om de selectie te bevestigen. U kunt tot maar liefst 9.999 beelden selecteren. Druk op de knop om drie beelden per scherm weer te geven. Druk op de knop om weer één beeld per scherm weer te geven.
Druk op de knop <7> als u de gewenste beelden hebt geselecteerd.
36
Groepen beelden overbrengen
4
Breng de beelden over. Selecteer [Overbr.]. Er verschijnt een bevestigingsscherm. Selecteer [OK]. X U ziet een voortgangsscherm met informatie over de overdracht.
Tijdens de beeldoverdracht knippert het lampje.
Het menu gebruiken tijdens beeldoverdracht U kunt het menu ook tijdens beeldoverdracht gebruiken. Ter voorkoming van overdrachtfouten zijn bepaalde menuopdrachten tijdens een overdracht echter niet beschikbaar, zoals [WFT instellingen], [Beveilig beelden], [Wis beelden], [Formatteren] en [Opn.functie+media/ folder sel.].
37
Groepen beelden overbrengen
Alle beelden in een map overbrengen
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Beeldsel./overdr.].
2
Selecteer [Sel.n].
3
Selecteer [Fldr beelden niet overgebr.].
4
Selecteer een map.
5
Breng de beelden over.
Selecteer [Folder beelden overbr. fout] voor de overdracht van beelden die niet eerder konden worden overgebracht.
Selecteer [Overbr.]. Er verschijnt een bevestigingsscherm. Selecteer [OK]. X U ziet een voortgangsscherm met informatie over de overdracht. Tijdens de beeldoverdracht knippert het lampje.
Als u [Wis folder overbr. historie] selecteert, stelt u de overdrachthistorie van beelden in de geselecteerde map in op "niet-verzonden". Hiermee kunt u alle beelden in de map later opnieuw verzenden via [Fldr beelden niet overgebr.].
38
Groepen beelden overbrengen
Alle beelden op geheugenkaarten overzetten
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Beeldsel./overdr.].
2
Selecteer [Alle bldn].
3
Selecteer [Kaartbeelden niet overgebr.].
4
Breng de beelden over.
Selecteer [Kaartbeelden overbrengfout] voor de overdracht van beelden die niet eerder konden worden overgebracht.
Selecteer [Overbr.]. Er verschijnt een bevestigingsscherm. Selecteer [OK]. X U ziet een voortgangsscherm met informatie over de overdracht. Tijdens de beeldoverdracht knippert het lampje.
Als u [Wis kaart overbrenghistorie] selecteert, stelt u de overbrenghistorie van beelden op de geheugenkaart in op "niet-verzonden". Hiermee kunt u alle beelden op de kaart later opnieuw verzenden via [Kaartbeelden niet overgebr.].
39
De beeldoverdrachthistorie controleren De overdrachthistorie van afzonderlijke beelden controleren Selecteer bij [Beeldsel./overdr.] de optie [Sel.Beeld] als u de overdrachthistorie wilt controleren.
Beeld is niet geselecteerd voor overdracht (geen pictogram)
Beeld is geselecteerd voor overdracht
Beeld kon niet worden overgebracht
Beeld is overgebracht
De overdrachthistorie van mappen of geheugenkaarten controleren U kunt in het scherm [Beeldsel./overdr.] controleren hoe veel beelden zijn overgebracht plus de overdrachthistorie bekijken van beelden in de geselecteerde map of op de geselecteerde geheugenkaart. U kunt met name controleren hoeveel beelden er wel of niet zijn overgebracht ([Bldn niet overgebr.] en [Beelden overgebracht]).
40
Overgedragen beelden weergeven Beelden worden in de volgende FTP-servermap overgebracht (zoals opgegeven in de FTPserverinstellingen).
Windows Op basis van de standaardinstellingen voor de FTP-server worden beelden opgeslagen op de [C-schijf] map [Inetpub] map [ftproot] of in een submap van deze map. Als in de FTP-serverinstellingen de hoofddoelmap voor de overdracht is gewijzigd, vraagt u de beheerder van de FTP-server waar de beelden worden opgeslagen.
Macintosh Open de map [Macintosh HD] [Gebruikers]. De map waarin beelden worden opgeslagen, bevindt zich in de map van de gebruiker die op dit moment is aangemeld, of in een submap hiervan.
Mappen voor beeldopslag Op basis van de standaardinstellingen van de transmitter worden overgebrachte beelden opgeslagen in de hoofdmap die is vastgelegd in de FTP-serverinstellingen, in de mapstructuur A/DCIM/100EOS1D (of vergelijkbaar). Deze structuur wordt automatisch gemaakt. Ook als u een CF-kaart hebt geselecteerd als het medium voor opname en weergave, wordt er automatisch een mapstructuur als "A/DCIM/100EOS1D" gemaakt voor beeldopslag. Voor een SD-kaart wordt "B/DCIM/100EOS1D" gemaakt en voor externe media "C/DCIM/100EOS1D". (CF-kaartbeelden worden toegewezen aan de map A, SD-kaartbeelden aan de map B en beelden op externe media aan de map C.)
41
42
Opname op afstand via EOS Utility U kunt met EOS Utility op afstand opnamen maken via een draadloos of bekabeld LAN. Naast opnamen op afstand worden alle camerafuncties in EOS Utility ondersteund omdat voor deze optie een draadloos of bekabeld netwerk wordt gebruikt in plaats van de USB-kabel.
43
Communicatie-instellingen voor EOS Utility configureren Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1. Met EOS Utility kunt u de meegeleverde WFT-pairingsoftware gebruiken voor een verbinding tussen de transmitter en de computer. Tijdens de gesimplificeerde installatie van de software die u bij de camera hebt ontvangen, wordt ook de WFT-pairingsoftware geïnstalleerd. Als de software niet is geïnstalleerd, installeert u deze op de computer die u op de transmitter wilt aansluiten voordat u de volgende procedure volgt. De configuratieprocedure is als volgt (met Windows XP als voorbeeld).
1
Eerst verschijnt het scherm waarin u wordt gevraagd de pairing te starten. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [OK]. Als u op <0> drukt, verschijnt het volgende bericht. ****** staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de WFT-E2 II dat wordt gebruikt voor de verbinding.
2
Start de pairingsoftware. Gewoonlijk is deze software op dezelfde locatie geïnstalleerd als EOS Utility.
X Als de pairingsoftware is gestart, ziet u een pictogram op de taakbalk. X Er verschijnt een bericht als de camera is gedetecteerd.
44
Communicatie-instellingen voor EOS Utility configureren
3
Dubbelklik op het pictogram van de pairingsoftware. X Er verschijnt een lijst met gedetecteerde camera's. Camera's die al zijn verbonden, staan niet in de lijst.
Klik op [Connect]. Als er meerdere camera's in de lijst staan, kunt u de gewenste camera herkennen aan het [MAC address] of [IP address]. U kunt het [MAC address] en [IP address] controleren via de optie [Bevestig instell.] in het menu (p.66).
4
Als de camera de computer detecteert waarop u op [Connect] hebt geklikt in stap 3, verschijnt het bericht dat u links ziet. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [OK] en druk vervolgens op <0>.
5
Druk op <0>. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> het setnummer en druk vervolgens op <0>. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [OK] en druk op <0>. De connectiewizard wordt afgesloten en EOS Utility gestart. X Het -lampje op de transmitter wordt groen. De instellingen worden opgeslagen in de camera. Ze worden niet in de transmitter opgeslagen.
De netwerkinstellingen voor EOS Utility zijn hiermee voltooid.
45
Communicatie-instellingen voor EOS Utility configureren U hoeft de pairing niet opnieuw uit te voeren als u zonder de instellingen te wijzigen steeds één bepaalde camera, transmitter en computer gebruikt die u al hebt verbonden. Schakel vóór uw volgende PTP-sessie eenvoudigweg de camera in waaraan de transmitter is bevestigd en start de pairingsoftware. De verbinding tussen de camera en de computer wordt automatisch tot stand gebracht. U kunt de pairingsoftware toevoegen aan de software die automatisch wordt gestart als u de computer start. Selecteer in EOS Utility op het tabblad [Preferences] [Basic Settings] de optie [
Add WFT Pairing Software to the Startup folder].
46
EOS Utility gebruiken Raadpleeg de instructiehandleiding bij de software (PDF) voor informatie over EOS Utility. U kunt via de transmitter alle functies van EOS Utility gebruiken, net als via een USB-verbinding.
Als u Live view-opnamen op afstand maakt, is de beeld transmissiesnelheid lager dan via een USBverbinding. Bewegende voorwerpen kunnen niet vloeiend worden weergegeven.
47
48
Opname op afstand via WFT-server Via een webbrowser kunt u beelden op een geheugenkaart in de camera bekijken en ze downloaden naar de computer. U kunt bovendien op afstand opnamen maken via een draadloos of bekabeld LAN. Bulb- en movie-opnamen worden niet ondersteund.
49
Communicatie-instellingen voor WFT-server configureren Deze instructies zijn een vervolg van hoofdstuk 1. Druk op <0>. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> het setnummer en druk vervolgens op <0>. Druk nogmaals op <0>. Nadat de connectiewizard is afgesloten, verschijnt het menuscherm weer. X Het -lampje op de transmitter wordt groen.
De instellingen worden opgeslagen in de camera. Ze worden niet in de transmitter opgeslagen.
Een account maken Voer een loginnaam en wachtwoord in voor toegang tot de camera vanuit een computer. De opgegeven loginnaam en het wachtwoord worden door de computer gebruikt voor verbinding met de camera.
50
1
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [Stel in] en druk vervolgens op <0>.
2
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [WFT-serverinstellingen] en druk vervolgens op <0>.
Communicatie-instellingen voor WFT-server configureren
3
Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [WFT-account] en druk vervolgens op <0>. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> de optie [Poortnummer] en druk op <0> als u het poortnummer wilt wijzigen. Het is meestal niet nodig om het poortnummer (80) te wijzigen.
4
Selecteer een gebruiker. Met WFT-server kunt u de camera op maximaal drie computers aansluiten. Selecteer hier een gebruiker om conflicten te voorkomen als gebruikers op andere computers gelijktijdig zijn verbonden met de transmitter. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [Gebruiker *] en druk vervolgens op <0>.
5
Als u [Loginnaam] en [Wachtwoord] selecteert, verschijnen de volgende invoerschermen. Raadpleeg "Het virtuele toetsenbord gebruiken" (p.27) voor informatie over invoerhandelingen.
De netwerkinstellingen voor WFT-server zijn hiermee voltooid.
51
De WFT-server weergeven Geef in de webbrowser de WFT-server weer, een scherm voor transmitterhandelingen. Zorg ervoor dat er al een verbinding is tussen de camera en de computer.
1 2 3
4
JavaScript ondersteund
Start de webbrowser. Start eerst Internet Explorer of een andere webbrowser.
Voer de URL in. Voer in het adresveld het IP-adres in dat is toegewezen aan de camera. Druk op <Enter>.
Voer uw gegevens in bij [Loginnaam] en [Wachtwoord]. Voer de loginnaam en het wachtwoord in volgens de procedure op pagina 51. Klik op [OK] om het scherm WFT-server te openen. In webbrowsers met JavaScript-ondersteuning verschijnt nu het scherm dat u links ziet onder stap 4. Als JavaScript niet wordt ondersteund, verschijnt er een bericht. Als u besluit JavaScript niet te gebruiken, verschijnt het scherm dat u rechts ziet onder stap 4. Dit scherm heeft een beperkt aantal functies.
Selecteer de taal. Selecteer onder in het scherm de gewenste taal.
JavaScript niet ondersteund
Als u de URL (het IP-adres) niet kent U kunt de URL (het IP-adres) controleren via de optie [Bevestig instell.] in het menu (p.66).
52
Beelden weergeven U kunt beelden op de geheugenkaart van de camera als volgt weergeven.
1
Klik op [Viewer].
2
Selecteer de geheugenkaart.
3
Selecteer een beeld.
X Het beeldweergavescherm verschijnt.
Klik op [CF], [SD] of het externe medium. Klik op de map [DCIM] en selecteer de map met de beelden.
Klik op de knoppen < > of ga naar een andere pagina om een ander beeld weer te geven. In JavaScript-compatibele webbrowsers kunt u opgeven hoeveel miniaturen u per scherm wilt zien. Klik hiervoor op de vervolgkeuzelijst in de rechterbovenhoek van het scherm.
53
Beelden weergeven
4
Download de beelden naar de computer. Klik op een miniatuur. X Het beeld wordt groot weergegeven. Klik op < > om het beeld naar de computer te downloaden. Klik op [Return] om terug te keren naar het beeldweergavescherm.
Raw- en filmbeelden worden hier niet weergegeven, maar u kunt ze wel op dezelfde manier naar de computer downloaden als JPEG's.
54
Opname op afstand [Camera control] Maak de camera eerst klaar voor Live View-opnamen. U kunt op afstand echter geen movies opnemen. Raadpleeg pagina 59, "Opname op afstand" voor webbrowsers zonder JavaScriptondersteuning.
1
Klik op [Camera control]. X Het uitgebreide opnamescherm verschijnt.
①② ③ ④
⑤⑥
⑦ ⑧ ⑨ ⑩ ⑪
⑫
⑱
⑬ ⑭
⑮
⑯
① ② ③ ④ ⑤ ⑥ ⑦ ⑧ ⑨ ⑩
Batterijcontrole Drive mode Mogelijk aantal opnamen AF mode Ontspanknop AF/MF-schakelaar Sluitertijd Diafragma ISO snelheid Belichtingscompensatie
⑰
⑪ ⑫ ⑬ ⑭ ⑮ ⑯ ⑰ ⑱
Kwaliteit Opname mode Witbalans Meetmethode Menu Live View-opnameknop Handmatige focusknop Live View-beeldweergavescherm
* De grijs weergegeven items kunnen niet worden geconfigureerd via WFT-server. ② en ④ worden op de camera zelf geconfigureerd.
55
Opname op afstand [Camera control]
2
Stel de focusinstellingsknop in op .
3
Geef een Live View-beeld weer.
⑯
4
56
Klik onder deze omstandigheden op de ontspanknop (⑤). Als u de muisknop los laat, stelt de camera automatisch scherp en wordt de opname gemaakt. (Zie stap 5.) Met One-Shot AF wordt de opname pas gemaakt als er is scherpgesteld. Geef aan de hand van de volgende stappen een Live View-beeld weer, stel het beeld handmatig scherp en maak een opname.
Klik op de Live View-opnameknop (⑯). X De AF/MF-schakelaar (⑥) wordt ingesteld op en het Live View-beeld wordt weergegeven. Als het Live View-beeld niet wordt weergegeven, schakelt u Live View-opname in via het menu (⑮).
Stel het beeld handmatig scherp. Klik op de knoppen < >, < >, < >, < >, < > en < > om scherp te stellen. Tijdens Live View-beeldweergave is automatisch scherpstellen niet mogelijk. Als u dichterbij wilt scherpstellen, klikt u op < >, < > of < >. Als u verder weg wilt scherpstellen, klikt u op < >, < > of < >. Er zijn drie scherpstelstappen beschikbaar. < >< > : Grote stap < >< > : Middelgrote stap < >< > : Kleine stap
Opname op afstand [Camera control]
5
Configureer de opname-instellingen.
6
Maak de opname.
Klik op de instellingen (zoals kwaliteit) voor details die u kunt configureren. Voer de gewenste instellingen in.
Klik op de ontspanknop (⑤). Als u de muisknop los laat, wordt de opname gemaakt. X De opname wordt weergegeven. De opnamen worden op de geheugenkaart opgeslagen. Raadpleeg pagina 53 en gebruik de functie [Viewer] als u beelden wilt downloaden naar de computer.
Het Live View-beeld kan tijdens de opname 'bevriezen' als meerdere computers toegang zoeken tot de camera.
57
Opname op afstand [Simple control] Maak de camera eerst klaar voor Live View-opnamen. U kunt op afstand echter geen movies opnemen. Raadpleeg pagina 59, "Opname op afstand" voor webbrowsers zonder JavaScriptondersteuning.
1
Klik op [Simple control]. X Het basisopnamescherm verschijnt met het Live View-beeld.
Live View-beeldweergavescherm
Handmatige focusknop < <
>< ><
>< ><
>: Stelt dichterbij scherp >: Stelt verder weg scherp
Scherpstelstappen Ontspanknop
58
< < <
>< >< ><
> >
> : Grote stap : Middelgrote stap : Kleine stap
2
Stel het beeld handmatig scherp.
3
Maak de opname.
Stel de focusinstellingsknop in op . Klik op de knoppen < >, < >, < >, < >, < > en < > om scherp te stellen.
Klik op de ontspanknop. Als u de muisknop los laat, wordt de opname gemaakt. X De opname wordt weergegeven. De opnamen worden op de geheugenkaart opgeslagen. Raadpleeg pagina 53 en gebruik de functie [Viewer] als u beelden wilt downloaden naar de computer.
Opname op afstand De volgende instructies zijn voor opname op afstand met webbrowsers zonder JavaScript-ondersteuning. Maak de camera eerst klaar voor Live View-opnamen. U kunt op afstand echter geen movies opnemen.
Scherm
1
Klik op [Capture].
2
Maak de opname.
3
Download de beelden naar de computer.
X Het opnamescherm verschijnt. Het Live View-beeld wordt niet weergegeven.
Stel de focusinstellingsknop in op . Pas op de camera de scherpstelling aan. Klik op de ontspanknop. Als u de muisknop los laat, wordt de opname gemaakt. X De opname wordt weergegeven. De opnamen worden op de geheugenkaart opgeslagen.
Ontspanknop
Klik op het beeld. X Het beeld wordt groot weergegeven. Klik op < > om het beeld naar de computer te downloaden. Klik op [Return] om terug te keren naar het opnamescherm.
RAW-beelden worden hier niet weergegeven, maar u kunt ze wel op dezelfde manier naar de computer downloaden als JPEG's.
59
60
Gekoppelde opname Met Gekoppelde opname kunt u middels een draadloos netwerk (via IEEE 802.11g in ad-hocmodus) tot 10 slavecamera's koppelen aan de mastercamera waarop u op de ontspanknop drukt. U kunt als slavecamera elke camera (ongeacht het model) gebruiken die gekoppelde opnamen ondersteunt bij gebruik in combinatie met een transmitter uit de WFT-serie. Nadat u op de ontspanknop van de mastercamera drukt, duurt het heel even voordat de slavecamera's de opname maken. Het opnemen van movies wordt niet ondersteund. Slavecamera
Mastercamera
61
Gekoppelde opname instellen Breng eerst een verbinding tot stand van de slavecamera's naar de mastercamera. Omdat gekoppelde opname werkt met een draadloze verbinding via IEEE 802.11g in ad-hocmodus, is deze functie niet beschikbaar via bekabelde LAN's.
1
Open het transmittermenu.
2
Selecteer [Connectie wizard].
3
Selecteer [Gekop.opn.].
4
Stel de slavecamera's in.
Druk op de camera op de knop <7>. Selecteer op het tabblad [7] de optie [WFTinstellingen] en druk op <0>. De optie [WFTinstellingen] wordt aan het tabblad toegevoegd nadat u de transmitter hebt bevestigd.
Selecteer [Slave]. X De slavecamera's zijn nu klaar en het volgende scherm wordt weergegeven.
Stel bij gebruik van meerdere slavecamera's alle slavecamera's in op de status Slave. Zodra de instellingen zijn voltooid, kunt u geen slavecamera's toevoegen of verwijderen. U moet dan het instellen herhalen vanaf stap 1.
62
Gekoppelde opname instellen
5
Stel de mastercamera in.
6
Schakel op dit punt over op het instellen van de slavecamera's.
7
Controleer het aantal slavecamera's.
8
Breng de verbinding tot stand.
Volg stap 1-3 op de vorige pagina om de instellingen op de mastercamera te configureren. Selecteer vervolgens [Master]. X Het volgende scherm verschijnt.
Selecteer op de slavecamera's [OK].
X Op de LCD-monitor van de mastercamera ziet u het aantal gedetecteerde slavecamera's.
Selecteer op de mastercamera en alle slavecamera's [OK]. X Tijdens het testen van de verbinding ziet u een scherm. De ingevoerde gegevens worden op de camera's opgeslagen. Ze worden niet op de transmitter opgeslagen.
63
De slavecamera's opstellen Slavecamera
Slavecamera
Slavecamera
Slavecamera
Mastercamera
Stel de slavecamera's op in direct zicht van de mastercamera, zonder obstakels die de zichtlijn belemmeren. U kunt de mastercamera in een volledige cirkel van maximaal ongeveer 100 m opstellen. De ondersteunde afstand voor gekoppelde opname kan echter minder zijn afhankelijk van de omstandigheden voor draadloze communicatie. Deze worden bepaald door de opstelling van de camera's, de omgeving en het weer. Als u de ontspanknop op de mastercamera half indrukt, reageren de slavecamera's alsof u ook de ontspanknop op deze camera's half hebt ingedrukt. Als u de ontspanknop op de mastercamera volledig indrukt, reageren de slavecamera's alsof u ook de ontspanknop op deze camera's volledig hebt ingedrukt. Nadat u op de ontspanknop van de mastercamera drukt, duurt het heel even voordat de slavecamera's de opname maken. (Gelijktijdige opname is niet mogelijk.) Als [8C.Fn III-17: Spiegel opklappen] van de master- of slavecamera is ingesteld op [1: Activeren] of [2: Activeren: Omlaag met SET (knop)], zijn gekoppelde opnamen niet mogelijk.
Als u tijdens een gekoppelde opname op de AE-vergrendelings- of scherptediepteknop drukt, stelt de camera scherp en wordt het flitslicht bemeten alsof u de ontspanknop half hebt ingedrukt. Zodra u een verbinding tot stand hebt gebracht tussen de mastercamera en de slavecamera's, blijven de instellingen bewaard, zelfs als u de batterijen vervangt. Als u een slavecamera niet langer gebruikt voor gekoppelde opnamen, stelt u op deze slavecamera [Communicatie mode] in op [Verbreken]. U kunt als slavecamera elke camera (ongeacht het model) gebruiken die gekoppelde opnamen ondersteunt bij gebruik in combinatie met een transmitter uit de WFT-serie.
64
Instellingsinformatie beheren
65
Instellingen controleren U controleert de netwerkinstellingen als volgt.
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Stel in].
2
Selecteer [Bevestig instell.].
Voorbeeld van instellingen voor FTP-overdracht en bekabeld LAN
66
X De instellingen worden weergegeven.
Voorbeeld van instellingen voor FTP-overdracht en draadloos LAN
Instellingen wijzigen U kunt instellingen die u oorspronkelijk met de connectiewizard hebt gemaakt als volgt wijzigen. U kunt ook IP-beveiligingsinstellingen (IPsec) die niet via de connectiewizard zijn opgegeven wijzigen, maar ook andere instellingen. Zo kunt u bijvoorbeeld bepalen wat er gebeurt als u een beeldbestand naar de FTP-server verzendt dat al onder die naam op de server bestaat. (p.68)
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Stel in].
2
Selecteer [LAN-instelling].
3
Kies het nummer van de instellingen.
4
Selecteer [Wijzig].
5
Selecteer het item dat u wilt wijzigen.
Kies hier het nummer van de LAN-instellingen.
Met [Wijzig naam inst.] kunt u de instellingen een andere naam geven.
Selecteer [LAN type], [TCP/IP], [FTP server] of [Wireless LAN] en wijzig de instelling.
67
Instellingen wijzigen
IP-beveiliging (IPsec) U configureert de IP-beveiliging via [TCP/IP] [Beveiliging]. IPsec is een serie normen voor gecodeerde communicatie via internet. Het biedt een effectieve beveiliging voor zowel draadloze als bekabelde LAN's. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u IPsec inschakelen via de netwerkinstellingen van de computer. Bij gebruik van IPsec wordt alleen de transportmodus ondersteund en worden DES-codering en SHA1-verificatie gebruikt. Voer voor communicatie met de transmitter het IP-adres van de computer in bij [Adres bestemming] van het instellingenscherm.
De mapstructuur van de doelmap U configureert de mapstructuur via [FTP server] [Directory structuur]. Als u [Camera] selecteert, wordt er in de hoofdmap voor beeldopslag van de server automatisch een mapstructuur gemaakt die overeenkomt met die van de camera (bijvoorbeeld A/DCIM/100EOS1D). Als u in de hoofdmap een submap hebt gemaakt door de instelling voor [Doelfolder] te wijzigen, wordt er in die map voor beeldopslag automatisch een mapstructuur zoals A/DCIM/100EOS1D gemaakt. Als u [Default] selecteert, wordt de hoofdmap voor beeldopslag gebruikt. Als u in de hoofdmap een submap hebt gemaakt door de instelling voor [Doelfolder] te wijzigen, worden beelden in die map opgeslagen.
Bestanden met dezelfde naam overschrijven U configureert deze instelling via [FTP server] [Overschr. zelfde file].
Als overschrijven niet is toegestaan op basis van de transmitterinstellingen Als er al een bestand met die naam in de doelmap van de FTP-server staat, wordt het nieuwe bestand opgeslagen onder dezelfde naam, maar met een toevoeging die bestaat uit een onderstrepingsteken en een getal, bijvoorbeeld IMG_0003_1.JPG.
Als u beelden opnieuw verzendt na een fout bij de originele overdracht Als u een beeldbestand dat aanvankelijk niet kon worden overgebracht opnieuw verzendt, wordt het bestaande bestand in bepaalde gevallen niet overschreven, zelfs als de transmitter is ingesteld op overschrijving van bestanden met dezelfde naam. In dat geval wordt het nieuwe bestand opgeslagen met een toevoeging die bestaat uit een onderstrepingsteken, een letter en een getal, bijvoorbeeld IMG_0003_a1.JPG.
Passieve modus U configureert deze instelling via [FTP server] [Passive mode]. Schakel deze instelling in bij netwerkomgevingen die zijn beveiligd met een firewall. Als er sprake is van fout 41 ("Kan niet verbinden met FTP server"), kunt u wellicht toegang verkrijgen tot de FTP-sever als u Passive mode instelt op [Gebr.].
Wijzigingen in instellingen voorkomen Als u wilt voorkomen dat LAN-instellingen per ongeluk worden gewijzigd, stelt u [Beveiligingsinst.] in op [Aan].
68
Instellingen opslaan en laden U kunt netwerkinstellingen op een geheugenkaart opslaan en ze in andere camera's gebruiken.
Instellingen opslaan
1
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [Stel in].
2
Selecteer [LAN-instelling].
3
Kies het nummer van de instellingen.
4
Selecteer [Wijzig].
5
Selecteer [Inst. opslaan].
Kies hier het nummer van de LAN-instellingen.
69
Instellingen opslaan en laden
6
Selecteer [Opslaan]. X De instellingen worden nu als bestand opgeslagen op de geheugenkaart. De instellingen worden opgeslagen als bestand (WFTNPF**.NIF) in het gedeelte van de geheugenkaart dat u ziet als u de kaart opent (in de hoofdmap). De bestandsnaam wordt automatisch door de camera bepaald: WFTNPF, gevolgd door een getal (01 to 99) en de extensie NIF. U kunt desgewenst de bestandsnaam wijzigen via [Wijzig bestandsnaam].
Instellingen laden U laadt als volgt instellingenbestanden die op een geheugenkaart zijn opgeslagen. U kunt op deze manier ook instellingsbestanden laden die op een computer zijn gemaakt. Controleer of het instellingenbestand is opgeslagen in de map die u ziet als u de geheugenkaart opent (dat wil zeggen, de hoofdmap).
70
1
Selecteer [Laad inst.].
2
Selecteer het instellingsbestand.
3
Laad het instellingenbestand.
X Selecteer een bestand met instellingen dat overeenkomt met uw netwerkomgeving.
X De informatie uit het instellingenbestand wordt geladen in het geselecteerde nummer met instellingen.
Externe media gebruiken U kunt externe media die u zelf hebt aangeschaft en aangesloten via USB, op dezelfde manier gebruiken als CF- en SD-kaarten. U kunt op externe media ook een back-up maken van beelden die zijn opgeslagen op CF- en SD-kaarten. Externe media moeten aan de volgende vereisten voldoen. Gebruik media die voldoen aan de USB Mass Storage Class Specification. U kunt alleen externe vaste schijven met eigen voeding gebruiken. In bepaalde gevallen werken schijven die via de bus voeding ontvangen, niet. Het hoofdbeeldopslaggebied moet zijn geformatteerd met een FAT16of FAT32-bestandssysteem. Gebruik media met een hoofdbeeldopslaggebied van minder dan 1 TB (terabyte), met 512 bytes per sector. Gebruik geen externe media die zijn uitgerust met een kaartsleuf.
71
Externe media aansluiten Zet de aan/uit-schakelaar van de camera op voordat u externe media aansluit op de transmitter. Schakel ook externe media met eigen voeding uit. Gebruik de USB-kabel die u bij de camera hebt ontvangen als u externe media aansluit. De USB-poort van de transmitter is niet hot-pluggable. U kunt niet op elk gewenst moment USB-kabels aansluiten of loskoppelen. Volg de instructies in dit gedeelte als u USB-kabels wilt aansluiten of loskoppelen.
72
1
Sluit het externe medium aan op de USB-poort.
2
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [USB device verb.].
3
Selecteer [Opslag].
4
Selecteer [Verbinden].
Open het poortklepje en sluit het externe medium aan. Sluit geen externe media aan via een USB-hub. Schakel externe media met eigen voeding in nadat u het medium hebt aangesloten.
Als u niet tegelijkertijd met het externe medium een draadloos of bekabeld LAN gaat gebruiken, stelt u [Communicatie mode] in op [Verbreken].
Externe media aansluiten
5
Selecteer [OK]. Camerahandelingen zoals opnamen en menuof beeldweergave zijn pas mogelijk als er een verbinding tot stand is gebracht. Als de transmitter is aangesloten op het externe medium, wordt het -lampje van de transmitter groen en ziet u het bericht dat er een verbinding tot stand is gebracht. Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
X Vanaf dit moment is de menuopdracht [Verbreken] beschikbaar. Selecteer deze optie voordat u het externe medium loskoppelt.
X Als u het menu afsluit, kunt u op het LCD-paneel aan de achterkant zien dat er een extern medium is aangesloten.
U kunt externe media niet formatteren via de camera. Formatteer ze via de computer met een FAT16of FAT32-bestandssysteem.
73
Externe media aansluiten
Externe media loskoppelen van de USB-poort Selecteer altijd [Verbreken] (zie stap 5) voordat u externe media loskoppelt van de USB-poort. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te beëindigen.
De verbinding wordt niet beëindigd als u de camera en het externe medium uitschakelt. Als u een extern medium loskoppelt terwijl de verbinding nog actief is, moet u het externe medium weer op de USB-poort aansluiten en de voorgaande stappen uitvoeren om de verbinding te beëindigen.
De voeding voor externe media Externe media worden indien nodig gevoed via de USB-poort van de transmitter. In bepaalde gevallen werken externe vaste schijven mogelijk niet na verbinding.
Energiebeheer Als u niet tegelijkertijd met het externe medium een draadloos of bekabeld LAN gaat gebruiken, stelt u [Communicatie mode] in op [Verbreken]. Bij alle instellingen behalve bij [Verbreken] wordt de spaarstand uitgeschakeld en raakt de batterij van de camera sneller leeg. Als u [Energiesparen] instelt op [Gebr.], stopt de voeding van het externe medium automatisch, waardoor de batterij van de camera wordt gespaard. Tijdens opnamen wordt het externe medium automatisch weer van voeding voorzien als opnamen worden opgeslagen.
Stel voordat u filmbeelden opneemt [Energiesparen] in op [Nee] en controleer of het -lampje van de transmitter groen brandt. Als u filmbeelden gaat opnemen terwijl het -lampje uit is of knippert, wordt de film mogelijk niet opgenomen op externe media.
74
Opnamemedia kiezen tijdens opnamen U kunt beelden opslaan op CF- en SD-kaarten. Op dezelfde manier kunt u ze ook opslaan op externe media die zijn aangesloten via USB. U kunt ook [Opn.functie], [Opn./weerg.] en [Folder] instellen op gebruik van het externe medium (zie hierna). Raadpleeg de instructiehandleiding bij de camera (pagina 56) voor meer informatie. Gebruik een vaste schijf met een grote schrijfsnelheid als u movies opneemt op een vaste schijf.
Selecteer op het tabblad [5] de optie [Opn.functie+media/folder sel.]. X Het pictogram voor externe media staat naast de pictogrammen voor de CF- en SD-kaarten.
Voer desgewenst de volgende instellingen in. Raadpleeg de volgende pagina voor meer informatie over het gebruik van [Opn./weerg.] met externe media.
Hoewel het -lampje kort groen knippert als de camera opnieuw wordt gestart of na automatische uitschakeling wordt geactiveerd, kunt u nog steeds opnamen maken. Opnamen die u op dat moment maakt, worden tijdelijk in het interne geheugen van de camera opgeslagen en vervolgens op externe media vastgelegd als het -lampje continu groen is.
75
Opnamemedia kiezen tijdens opnamen
De instelling voor [Opn./weerg.] Als u bij [Opn./weerg.] externe media selecteert, verschijnt het scherm [Sel. locatie voor DCIM folder]. De map DCIM bevat de map EOS1D, waar beelden worden opgeslagen. Selecteer de standaardinstelling [/] als u de map DCIM wilt maken in de eerste map die wordt weergegeven als het externe medium wordt geopend (dat wil zeggen, de hoofdmap).
Selecteer [Maak folder] als u een andere bovenliggende map wilt maken voor de map DCIM. Er verschijnt een scherm waarin u de naam voor de map kunt invoeren. Standaard bevat de naam van de map de huidige datum (laatste twee cijfers van het jaartal plus de maand en de dag) en een volgnummer (01-99). Gebruik altijd 8 tekens voor de mapnaam. Raadpleeg "Het virtuele toetsenbord gebruiken" (p.27) voor informatie over het invoeren van de mapnaam.
76
Beelden kopiëren U kunt beelden kopiëren naar CF- en SD-kaarten. Op dezelfde manier kunt u ze ook kopiëren naar externe media die zijn aangesloten via USB.
1
Selecteer op het tabblad [5] de optie [Opn.functie+media/folder sel.].
2
Selecteer het bronmedium bij [Opn./ weerg.].
3
Selecteer op het tabblad [3] de optie [Beeldkopie].
X Het pictogram voor externe media staat naast de pictogrammen voor de CF- en SD-kaarten.
Druk na de selectie op de knop <7> om terug te keren naar het menuscherm.
Raadpleeg de instructiehandleiding bij de camera (pagina 176) voor meer informatie. De handelingen zijn hetzelfde als wanneer u een CFof SD-kaart gebruikt, behalve dat nu het pictogram voor externe media verschijnt.
77
Een back-up maken op externe media U kunt op externe media een back-up maken van beelden die op een CF- of SD-kaart zijn opgeslagen. Opnamen worden in eerste instantie opgeslagen in de map DCIM van de CF- of SD-kaart. Als u [Externe media backup] selecteert, wordt er op een extern medium een back-up van de map DCIM gemaakt.
1
Selecteer op het tabblad [3] de optie [Externe media backup].
2
Controleer hoeveel ruimte er is op het medium.
3
Selecteer een back-upmethode.
Zorg ervoor dat er meer ruimte op het externe medium is dan de hoeveelheid die op de geheugenkaart wordt gebruikt. Als er minder ruimte is, kunt u geen back-up maken.
Selecteer [Snelle backup] of [Backup].
U kunt ook een back-up maken van de map MISC, waarin afdruk- en overdrachtinstructies worden opgeslagen. U kunt op een geheugenkaart geen back-up maken van een extern medium. Als op de back-upbestemming al een map met hetzelfde nummer staat met beelden met hetzelfde nummer, ziet u de opties [Sla beeld over en ga door], [Vervang bestaand beeld] en [Annuleer backup]. Selecteer de back-upmethode en druk op <0>. • [Sla beeld over en ga door]: Er wordt een back-up gemaakt van alle beelden, behalve van beelden die hetzelfde nummer hebben als bestaande beelden. • [Vervang bestaand beeld]: Er wordt een back-up gemaakt van alle beelden, ook van beelden die hetzelfde nummer hebben als bestaande beelden. Tijdens een back-up kunt u geen opnamen maken. Druk op [Annuleer] als u een opname wilt maken.
78
Een back-up maken op externe media
Snelle backup U kunt ook een eenvoudige back-upmethode kiezen. Dit doet u als volgt.
1
Selecteer [Snelle backup].
2
Selecteer de brongeheugenkaart.
3
Selecteer [Start].
4
Selecteer [OK]. X De back-upprocedure wordt gestart.
Selecteer [OK] als het bericht verschijnt dat de back-up is voltooid.
79
Een back-up maken op externe media
Locatie waar de map DCIM wordt opgeslagen De map DCIM wordt opgeslagen in een map die wordt aangegeven met een pad, bijvoorbeeld [u/09103102/]. De naam van de doelmap bevat de huidige datum (laatste twee cijfers van het jaartal plus de maand en de dag) en een volgnummer (01-99). In het voorbeeld links is 09103102 de map die wordt weergegeven als u het externe medium opent (dat wil zeggen de hoofdmap). De map DCIM wordt in deze map opgeslagen. Dit is ook de naam van de doelmap die wordt weergegeven als u de optie [Backup] gebruikt.
Backup Selecteer het normale [Backup] om een door u opgegeven map te maken of gebruiken als de bovenliggende map van de map DCIM. U kunt deze map elke gewenste naam geven. De overige functies voor deze back-upmethode zijn gelijk aan die van [Snelle backup].
80
1
Selecteer [Backup].
2
Selecteer de brongeheugenkaart.
3
Selecteer [DCIM locatie].
Een back-up maken op externe media
4
Selecteer [Maak folder].
5
Voer bij [Foldernaam] de naam van de map in.
6
Selecteer [Start].
7
Selecteer [OK].
Gebruik altijd 8 tekens voor de mapnaam. Raadpleeg "Het virtuele toetsenbord gebruiken" (p.27) voor informatie over het invoeren van de mapnaam.
X De back-upprocedure wordt gestart.
Selecteer [OK] als het bericht verschijnt dat de back-up is voltooid.
81
Een back-up maken op externe media
Etui voor externe media De meegeleverde etui voor externe media is geschikt voor vaste schijven van maximaal 120 x 75 x 15 mm.
82
GPS-apparatuur gebruiken Via in de winkel verkrijgbare GPS-apparatuur met USB-aansluiting kunt u aan beelden de geografische breedte en lengte, de hoogte, de datum en de tijd van de opname toevoegen. Deze aanvullende informatie kunt u bekijken op de camera, maar ook via GPS-compatibele kaartsoftware. U kunt de transmitter gebruiken in combinatie met GPS-apparatuur van de Garmin GPSMAP- of eTrex-serie of de Magellan eXplorist-serie die gegevens produceren in de indeling NMEA 0183 versie 3.0.1. Daarnaast kunt u sommige apparaten gebruiken die Garmin-protocolgegevens produceren (vanaf november 2009). Neem contact op met uw dealer of het Canon Service Center voor een lijst met ondersteunde GPS-apparatuur. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de GPS-apparatuur of neem contact op met de fabrikant voor informatie over de GPS-apparatuur.
83
GPS-apparatuur aansluiten via een USB-kabel Schakel het GPS-apparaat en de camera uit voordat u ze aansluit. Gebruik de USB-kabel die u bij de camera hebt ontvangen als u GPS-apparatuur aansluit. De USB-poort van de transmitter is niet hot-pluggable. U kunt niet op elk gewenst moment USB-kabels aansluiten of loskoppelen. Volg de instructies in dit gedeelte als u USB-kabels wilt aansluiten of loskoppelen.
84
1
Sluit het GPS-apparaat aan op de USBpoort.
2
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [USB device verb.].
3
Selecteer [GPS].
4
Selecteer [Verbinden].
Open het poortklepje en sluit het GPS-apparaat aan. Sluit geen GPS-apparatuur aan via een USB-hub. Schakel het GPS-apparaat pas in stap 5 in.
Als u niet tegelijkertijd met het GPS-apparaat een draadloos of bekabeld LAN gaat gebruiken, stelt u [Communicatie mode] in op [Verbreken].
GPS-apparatuur aansluiten via een USB-kabel
5
Selecteer [OK]. Selecteer [OK] en schakel vervolgens het GPSapparaat in. Het kan enige minuten duren voordat er een verbinding tot stand wordt gebracht met het GPSapparaat. Camerahandelingen zoals opnamen en menu- of beeldweergave zijn pas mogelijk als er een verbinding tot stand is gebracht. Als de transmitter is aangesloten op het GPS-apparaat, wordt het -lampje van de transmitter groen en ziet u het bericht dat er een verbinding tot stand is gebracht. Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
X Vanaf dit moment is de menuopdracht [Verbreken] beschikbaar. Selecteer deze optie voordat u de verbinding met het GPS-apparaat verbreekt.
6
Maak de opname.
7
Controleer de GPS-gegevens.
Controleer of het -lampje van de transmitter groen is voordat u opnamen maakt. Als het -lampje niet groen is, worden er geen correcte GPS-gegevens toegevoegd aan de beelden. Geef een beeld weer. Druk op de knop <6> om het scherm met opname- en GPS-gegevens weer te geven.
Van boven naar onder: breedte, lengte, hoogte en Coordinated Universal Time Maak pas opnamen als het -lampje groen blijft branden nadat de camera is uit- en weer aangezet of is geactiveerd na automatische uitschakeling. Als u opnamen maakt terwijl het lampje knippert, wordt mogelijk niet de juiste GPS-informatie toegevoegd aan de opnamen. De aangegeven datum en tijd zijn de Coordinated Universal Time (UTC) zoals deze is verkregen door het GPS-apparaat. Deze is vrijwel gelijk aan Greenwich Mean Time (GMT). In bepaalde gevallen ziet u de datum- en tijdzone die op het GPS-apparaat is gedefinieerd.
85
GPS-apparatuur aansluiten via een USB-kabel
GPS-apparatuur loskoppelen van de USB-poort Selecteer altijd [Verbreken] (zie stap 5) voordat u GPS-apparatuur loskoppelt van de USBpoort. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te beëindigen.
De verbinding wordt niet beëindigd als u de camera en het GPS-apparaat uitschakelt. Als u een GPS-apparaat loskoppelt terwijl de verbinding nog actief is, moet u het GPS-apparaat weer op de USB-poort aansluiten en de voorgaande stappen uitvoeren om de verbinding te beëindigen.
Energiebeheer Als u niet tegelijkertijd met het GPS-apparaat een draadloos of bekabeld LAN gaat gebruiken, stelt u [Communicatie mode] in op [Verbreken]. Bij alle instellingen behalve bij [Verbreken] wordt de spaarstand uitgeschakeld en raakt de batterij van de camera sneller leeg.
86
GPS-apparatuur aansluiten via Bluetooth Als u de Canon Bluetooth-adapter BU-30 op de USB-poort aansluit, beschikt u over draadloze verbinding met Bluetooth® GPS-apparaten. (U kunt hiermee alleen Bluetooth® GPSapparatuur aansluiten.) Bij gebruik van een Bluetooth-adapter die niet van Canon is, dient u vooraf het gebruik te controleren. Schakel het GPS-apparaat en de camera uit voordat u de Bluetooth-adapter op de transmitter aansluit. De USB-poort van de transmitter is niet hot-pluggable. U kunt een Bluetooth-adapter niet lukraak aansluiten of loskoppelen. Volg de instructies in dit gedeelte als u een Bluetooth-adapter wilt aansluiten of loskoppelen.
1
Sluit de Bluetooth-adapter aan.
2
Selecteer bij [WFT instellingen] de optie [USB device verb.].
3
Selecteer [Bluetooth].
4
Selecteer [Verbinden].
Open het poortklepje en sluit de Bluetooth-adapter aan.
Als u niet tegelijkertijd met de Bluetooth-adapter een draadloos of bekabeld LAN gaat gebruiken, stelt u [Communicatiemode] in op [Verbreken].
87
GPS-apparatuur aansluiten via Bluetooth
5
Selecteer [OK]. Nadat de Bluetooth-adapter is aangesloten op de transmitter, knippert het -lampje van de transmitter groen en ziet u het bericht dat er een verbinding tot stand is gebracht. Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
X Vanaf dit moment is de menuopdracht [Verbreken] beschikbaar. Selecteer deze optie voordat u het GPS-apparaat loskoppelt.
6
Breng een draadloze verbinding tot stand tussen het GPS-apparaat en de Bluetooth-adapter. Schakel het GPS-apparaat in en activeer hierop de Bluetooth®-functie. Selecteer [Bluetooth-apparaatverbinding]. X Er verschijnt een lijst met Bluetooth®-apparatuur in de omgeving. (U kunt alleen GPS-apparatuur aansluiten.)
7
88
Selecteer het GPS-apparaat. Druk op <0> om de verbindingsstatus van Bluetooth®-apparaten weer te geven. Als de status [Niet verb.] is en u op <0> drukt, verschijnt een lijst met alle Bluetooth®-apparaten in de buurt die in gebruik zijn. Selecteer met het snelkeuzewiel <5> [GPS] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0>. Als op het GPS-apparaat een Bluetooth®wachtwoord is ingesteld, verschijnt het wachtwoordscherm. Voer het wachtwoord in. X Vanuit de transmitter wordt nu een verbinding tot stand gebracht met het GPS-apparaat. Het kan enige minuten duren voordat er een verbinding tot stand wordt gebracht met het GPSapparaat. Camerahandelingen zoals opnemen en menuof beeldweergave zijn pas mogelijk als er een verbinding tot stand is gebracht.
GPS-apparatuur aansluiten via Bluetooth
8
Selecteer [OK] als het bevestigingsbericht verschijnt.
9
Maak de opname.
De GPS-verbindingsstatus verandert in [Verbinden]. Als u in deze omstandigheden op <0> drukt, kunt u de verbinding met het GPSapparaat verbreken.
Controleer of het -lampje van de transmitter groen is voordat u opnamen maakt. Als het -lampje niet groen is, worden er geen correcte GPS-gegevens toegevoegd aan de beelden.
Controleer de GPS-gegevens.
10
Geef een beeld weer. Druk op de knop <6> om het scherm met opname- en GPS-gegevens weer te geven.
Van boven naar onder: breedte, lengte, hoogte en Coordinated Universal Time
Nadat de camera is uit- en weer aangezet of is geactiveerd na automatische uitschakeling, kunt u pas opnamen maken als het -lampje continu groen brandt. Als u opnamen maakt terwijl het lampje knippert, worden mogelijk niet de juiste GPS-gegevens toegevoegd aan de opnamen. De aangegeven datum en tijd zijn de Coordinated Universal Time (UTC) zoals deze is verkregen door het GPS-apparaat. Deze is vrijwel gelijk aan Greenwich Mean Time (GMT). In bepaalde gevallen ziet u de datum en tijd van de zone die op het GPS-apparaat is gedefinieerd.
89
GPS-apparatuur aansluiten via Bluetooth
De Bluetooth-adapter loskoppelen van de USB-poort Selecteer altijd [Verbreken] (zie stap 5) voordat u een Bluetooth-adapter loskoppelt van de USB-poort. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te beëindigen.
De verbinding met de Bluetooth-adapter wordt niet verbroken als u eenvoudigweg de camera uitschakelt. Als u een Bluetooth-adapter loskoppelt terwijl de verbinding nog actief is, sluit u de Bluetooth-adapter weer aan en volgt u bovenstaande stappen om de verbinding te verbreken.
Energiebeheer Als u niet tegelijkertijd met de Bluetooth-adapter een draadloos of bekabeld LAN gaat gebruiken, stelt u [Communicatie mode] in op [Verbreken]. Bij alle instellingen behalve bij [Verbreken] wordt de spaarstand uitgeschakeld en raakt de batterij van de camera sneller leeg.
90
Problemen oplossen
91
Reageren op foutberichten Als u op de LCD-monitor van de camera transmitterfouten ziet, kijkt u of u de oorzaak van de fout kunt wegnemen met de suggesties in dit gedeelte. U kunt de foutinformatie ook bekijken bij [WFT instellingen] op het tabblad [7] [Foutomschrijving]. Klik in de volgende tabel op het nummer van de fout om naar de bijbehorende pagina te gaan. 11 (p.93)
12 (p.93)
21 (p.93)
22 (p.94)
23 (p.94)
24 (p.95)
31 (p.97)
32 (p.97)
33 (p.97)
34 (p.97)
41 (p.98)
42 (p.99)
43 (p.99)
44 (p.99)
46 (p.100)
47 (p.101)
51 (p.101)
52 (p.101)
53 (p.101)
54 (p.101)
61 (p.102)
62 (p.102)
63 (p.103)
64 (p.103)
66 (p.104)
67 (p.104)
68 (p.104)
69 (p.104)
71 (p.105)
72 (p.105)
25 (p.96)
26 (p.96)
81 (p.105) 99 (p.105)
92
45 (p.100)
65 (p.103)
Reageren op foutberichten
11: Verb. target niet gevonden Is de pairingsoftware gestart? X Start de pairingsoftware en volg de instructies om de verbinding opnieuw tot stand te brengen. (p.44) Zijn de transmitter en de draadloze LAN-terminal geconfigureerd met dezelfde codeersleutel (encryptie key) voor verificatie? X Deze fout doet zich voor als de codeersleutels niet overeenkomen en de verificatiemethode voor codering is ingesteld op [Open systeem]. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Controleer of u de correcte codeersleutel voor verificatie hebt ingevoerd op de transmitter. (p.22)
12: Verb. target niet gevonden Zijn de doelcomputer en de draadloze LAN-terminal ingeschakeld? X Schakel de doelcomputer en de draadloze LAN-terminal in.
21: Geen adres toegewezen door DHCP-server Controleren op de transmitter Op de transmitter is het netwerk ingesteld op [Autom. instellen] of het IP-adres op [Autom. toekennen]. Doet de fout zich voor bij deze instellingen? X Als er geen DHCP-server wordt gebruikt, stelt u op de transmitter het netwerk in op [Handm. Instellen] en het IP-adres op [Handm. Instellen]. (p.25)
Controleren op de DHCP-server Is de DHCP-server ingeschakeld? X Schakel de DHCP-server in. Zijn er genoeg adressen om te worden toegekend door de DHCP-server? X Vergroot het aantal adressen dat door de DHCP-server wordt toegekend. X Verwijder apparatuur met door de DHCP-server toekende adressen van het netwerk om het aantal gebruikte adressen te verminderen. Werkt de DHCP-server correct? X Controleer de DHCP-serverinstellingen om na te gaan of deze goed werkt als DHCPserver. X Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DHCP-server beschikbaar is.
Reageren op foutberichten 21 - 26 Controleer ook de volgende zaken bij fout 21 - 26. Zijn de transmitter en de draadloze LAN-terminal geconfigureerd met dezelfde codeersleutel (encryptie key) voor verificatie? X Deze fout doet zich voor als de codeersleutels niet overeenkomen en de verificatiemethode voor codering is ingesteld op [Open systeem]. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus zorg dat u alles juist hebt ingevoerd. Controleer of u de correcte codeersleutel voor verificatie hebt ingevoerd op de transmitter. (p.22)
93
Reageren op foutberichten
22: Geen respons van DNS-server Controleren op de transmitter Op de transmitter is het DNS-adres ingesteld op [Autom. toekennen] of [Handm. Instellen]. Doet de fout zich voor bij deze instellingen? X Als er geen DNS-server wordt gebruikt, stelt u het DNS-adres van de transmitter in op [Nee]. (p.25) Komt het IP-adres van de DNS-server op de transmitter overeen met het werkelijke adres van de server? X Zorg ervoor dat het IP-adres op de transmitter overeenkomt met het werkelijke adres van de DNS-server. (p.25, 107)
Controleren op de DNS-server Is de DNS-server ingeschakeld? X Schakel de DNS-server in. Zijn de DNS-serverinstellingen voor de IP-adressen en bijbehorende namen correct? X Zorg ervoor dat de IP-adressen en bijbehorende namen correct zijn ingevoerd op de DNSserver. Werkt de DNS-server correct? X Controleer de DNS-serverinstellingen om na te gaan of deze goed werkt als DNS-server. X Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DNS-server beschikbaar is.
Controleren op het hele netwerk Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway? X Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de netwerkgateway en voer dit in op de transmitter. (p.25, 107) X Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
23: Duplicaat IP-adres Controleren op de transmitter Is er een ander apparaat op het transmitternetwerk dat hetzelfde IP-adres gebruikt als de transmitter? X Wijzig het IP-adres van de transmitter om te voorkomen dat twee apparaten op één netwerk hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen. X Als in een netwerkomgeving met een DHCP-server het IP-adres is ingesteld [Handm. Instellen], wijzigt u dit in [Autom. toekennen]. (p.25)
94
Reageren op foutberichten
24: Geen respons van proxyserver Controleren op de transmitter Op de transmitter is de proxyserver ingesteld op [Gebr.]. Doet de fout zich voor bij deze instelling? X Als er geen proxyserver wordt gebruikt, stelt u de proxyserver op de transmitter in op [Nee]. (p.30) Komen de transmitterinstellingen bij [Adres instelling] en [Poortnr.] overeen met die van de proxyserver? X Zorg ervoor dat het adres en poortnummer voor de proxyserver op de transmitter overeenkomen met die van de proxyserver. (p.30) Hebt u bij de instellingen voor [Proxy server] op de transmitter alleen [Servernaam] ingevoerd? X Als u op de transmitter het [Adres] van de proxyserver niet hebt geconfigureerd, voert u dit samen met het DNS-serveradres in. (p.25) Controleer of de servernaam en het poortnummer voor de proxyserver correct zijn ingevoerd. (p.30)
Controleren op de proxyserver Is de proxyserver ingeschakeld? X Schakel de proxyserver in. Werkt de proxyserver correct? X Controleer de instellingen van de proxyserver om na te gaan of deze goed werkt als proxyserver. X Vraag zo nodig de netwerkbeheerder om het adres of de naam en het poortnummer van de proxyserver en voer deze in op de transmitter.
Controleren op het hele netwerk Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway? X Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de netwerkgateway en voer dit in op de transmitter. X Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
95
Reageren op foutberichten
25: Andere terminal heeft zelfde IP-adres ingesteld Is er een ander apparaat op het transmitternetwerk dat hetzelfde IP-adres gebruikt als de transmitter? X Deze fout doet zich voor als de transmitter is aangesloten op een netwerk waar vervolgens een ander apparaat wordt aangesloten met hetzelfde IP-adres. Wijzig het IPadres van de transmitter om te voorkomen dat twee apparaten op één netwerk hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen.
26: Geen respons van DHCP server Controleren op de transmitter Op de transmitter is het netwerk ingesteld op [Autom. instellen]. Doet de fout zich voor bij deze instelling? X Als er geen DHCP-server wordt gebruikt, stelt u op de transmitter het netwerk in op [Handm. instellen]. (p.25)
Controleren op de DHCP-server Is de DHCP-server ingeschakeld? X Schakel de DHCP-server in. Zijn de DHCP-serverinstellingen voor de IP-adressen en bijbehorende namen correct? X Zorg ervoor dat de IP-adressen en bijbehorende namen correct zijn ingevoerd op de DHCP-server. Werkt de DHCP-server correct? X Controleer de DHCP-serverinstellingen om na te gaan of deze goed werkt als DHCPserver. X Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DHCP-server beschikbaar is.
Controleren op het hele netwerk Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway? X Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de netwerkgateway en voer dit in op de transmitter. (p.25) X Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
96
Reageren op foutberichten
31: USB verbinding verbroken Is de USB-kabel losgekoppeld? X Sluit de USB-kabel aan, selecteer bij [WFT instellingen] de optie [USB device verb.] en sluit het apparaat opnieuw aan. Is het USB-apparaat ingeschakeld? X Schakel het USB-apparaat in. Selecteer vervolgens ook bij [WFT instellingen] de optie [USB device verb.] en sluit het apparaat opnieuw aan.
32: Incompatibel USB device Hebt u een ander USB-apparaat aangesloten dan een extern medium, een GPSapparaat of een Bluetooth-adapter? X Sluit alleen externe media, GPS-apparatuur of Bluetooth-adapters aan. Het apparaat is niet compatibel met de transmitter. X Externe media met ingebouwde kaartsleuven worden niet ondersteund. U kunt bovendien geen USB-kaartlezers gebruiken. Is het externe medium geformatteerd met een FAT16- of FAT32-bestandssysteem? X Gebruik de computer om externe media met een FAT16- of FAT32-bestandssysteem te formatteren. Het GPS-apparaat is niet compatibel met de transmitter. X Gebruik bij voorkeur GPS-apparatuur waarvan de werking door Canon is geverifieerd.
33: USB device fout Er is een probleem met het externe medium. X Sluit het externe medium aan op een computer en controleer of het correct werkt.
34: Kan niet verb. met USB device Hebt u een ander USB-apparaat aangesloten dan een extern medium, een GPSapparaat of een Bluetooth-adapter? X Sluit alleen externe media, GPS-apparatuur of Bluetooth-adapters aan.
97
Reageren op foutberichten
41: Kan niet verbinden met FTP server Controleren op de transmitter Komt het IP-adres van de FTP-server op de transmitter overeen met het werkelijke adres van de server? X Zorg ervoor dat het IP-adres op de transmitter overeenkomt met het werkelijke adres van de FTP-server. (p.30) Zijn de transmitter en de draadloze LAN-terminal geconfigureerd met dezelfde codeersleutel (encryptie key) voor verificatie? X Deze fout doet zich voor als de codeersleutels niet overeenkomen en de verificatiemethode voor codering is ingesteld op [Open systeem]. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Controleer of u de correcte codeersleutel voor verificatie hebt ingevoerd op de transmitter. (p.22) Komt de instelling bij [Poortnummer instellen] voor de FTP-server op de transmitter overeen met het werkelijke poortnummer van de FTP-server? X Configureer op de transmitter en op de FTP-server hetzelfde poortnummer (meestal 21). Zorg ervoor dat het poortnummer op de transmitter overeenkomt met het werkelijke poortnummer van de FTP-server. (p.30) Zijn de DNS-serverinstellingen compleet als u alleen de [Servernaam] van de FTPserver hebt geconfigureerd op de transmitter? X Als u op de transmitter het [Adres] van de FTP-server niet hebt geconfigureerd, schakelt u het gebruik van de DNS-server in op de transmitter en voert u het adres in. (p.25) Controleer of de FTP-servernaam correct is ingevoerd. (p.30)
Controleren op de FTP-server Werkt de FTP-server correct? X Zorg ervoor dat de computer correct is geconfigureerd als FTP-server. X Vraag zo nodig de netwerkbeheerder om het FTP-serveradres en het poortnummer en voer deze in op de transmitter. Is de FTP-server ingeschakeld? X Schakel de FTP-server in. De server is wellicht automatisch uitgeschakeld vanwege energiebesparing. Komt het IP-adres van de FTP-server (bij [Adres]) op de transmitter overeen met het werkelijke adres van de server? X Zorg ervoor dat het IP-adres op de transmitter overeenkomt met het werkelijke adres van de FTP-server. (p.30) Is er een firewall of andere beveiligingssoftware ingeschakeld? X Sommige beveiligingssoftware gebruikt een firewall om de toegang tot de FTP-server te beperken. Wijzig de firewallinstellingen zodat toegang tot de FTP-server mogelijk is. X Wellicht hebt u wel toegang tot de FTP-server als u op de transmitter [Passive mode] instelt op [Gebr.]. (p.68)
98
Reageren op foutberichten Zoekt u verbinding met de FTP-server via een breedbandrouter? X Sommige breedbandrouters beperken via een firewall de toegang tot de FTP-server. Wijzig de firewallinstellingen zodat toegang tot de FTP-server mogelijk is. X Wellicht hebt u wel toegang tot de FTP-server als u op de transmitter [Passive mode] instelt op [Gebr.]. (p.68) Gebruikt u Windows XP Service Pack 2 of later en is de toegang tot de FTP-server geblokkeerd door [Windows Firewall]? X Wijzig de Windows-firewallinstellingen zodat toegang tot de FTP-server mogelijk is.
Controleren op het hele netwerk Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway? X Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om het adres van de netwerkgateway en voer dit in op de transmitter. (p.25) X Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.
42: FTP-server weigerde verbinding Controleren op de FTP-server Is de FTP-server zodanig geconfigureerd dat de toegang is beperkt tot enkele IPadressen? X Wijzig de FTP-serverinstellingen zodat u toegang hebt vanuit het [IP-adres] dat op de transmitter is geconfigureerd bij de TCP/IP-instellingen.
43: Kan niet verbinden met FTP server. Foutcode ontvangen van server. Controleren op de FTP-server Hebt u meer FTP-serververbindingen gebruikt dan is toegestaan? X Koppel een aantal netwerkapparaten los van de FTP-server of vergroot het maximale aantal verbindingen.
44: Kan verbinding met FTP server n. verbr. Foutc. ontv. van server. Deze fout doet zich voor als de verbinding tussen de transmitter en de FTP-server om een of andere reden niet kan worden verbroken. X Start de FTP-server en de camera opnieuw op.
99
Reageren op foutberichten
45: Kan niet inloggen op FTP server. Foutcode ontvangen van server. Controleren op de transmitter Is op de transmitter de [Loginnaam] correct ingevoerd? X Controleer de loginnaam voor de FTP-server. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Controleer of u de correcte loginnaam hebt ingevoerd op de transmitter. (p.31) Is op de transmitter het [Loginwachtwoord] correct ingevoerd? X Controleer of het wachtwoord op de transmitter overeenkomt met het loginwachtwoord dat is geconfigureerd op de FTP-server. Let met name op hoofdletters en kleine letters. (p.31)
Controleren op de FTP-server Heeft de gebruiker voldoende lees-, schrijf- logboekrechten voor de FTP-server? X Configureer de gebruikersrechten voor de FTP-server zodat de gebruiker kan lezen en schrijven en toegang heeft tot het logboek. Bestaat de naam van de map die is opgegeven als doelmap op de FTP-server uit ASCII-tekens (p.27)? X Gebruik altijd ASCII-tekens voor de mapnaam.
46: Voor de datasessie, foutcode ontv. van FTP-server Controleren op de FTP-server De verbinding is door de FTP-server beëindigd. X Start de FTP-server opnieuw op. Heeft de gebruiker voldoende lees-, schrijf- logboekrechten voor de FTP-server? X Configureer de gebruikersrechten voor de FTP-server zodat de gebruiker kan lezen en schrijven en toegang heeft tot het logboek. Heeft de gebruiker toegangsrechten tot de doelmap op de FTP-server? X Configureer de gebruikersrechten zodat de gebruiker toegang heeft tot de doelmap op de FTP-server voor opslag van beelden van de transmitter. Is de FTP-server ingeschakeld? X Schakel de FTP-server in. De server is wellicht automatisch uitgeschakeld vanwege energiebesparing. Is de vaste schijf van de FTP-server vol? X Vergroot de beschikbare ruimte op de vaste schijf.
100
Reageren op foutberichten
47: Einde beeldbestand overbr. niet bevestigd door FTP server Deze fout doet zich voor als de transmitter om een of andere reden geen bevestiging van de FTP-server ontvangt dat de beeldoverdracht is voltooid. X Start de FTP-server en de camera opnieuw op en verzend de beelden nogmaals.
51: Verbinding met Bluetooth-adapter verbroken Is de afstand tussen de Bluetooth-adapter en het GPS-apparaat te groot? X Verklein de afstand tussen het GPS-apparaat en de Bluetooth-adapter. Zijn er obstakels die de zichtlijn tussen de Bluetooth-adapter en het GPS-apparaat blokkeren? X Zet het GPS-apparaat in een positie die zichtbaar is vanuit de Bluetooth-adapter. De verbinding tussen de Bluetooth-adapter en het GPS-apparaat werd om de een of andere reden verbroken en deze kan niet worden hersteld. X De verbinding is waarschijnlijk verbroken omdat er in de buurt draadloze LAN-terminals, draadloze telefoons, microfoons, magnetrons of vergelijkbare apparatuur actief zijn die op dezelfde 2,4-GHz band werken die ook wordt gebruikt voor Bluetooth-communicatie. De verbinding raakt ook vaker verbroken bij slecht weer of een hoge vochtigheidsgraad. Is het GPS-apparaat ingeschakeld? X Schakel het GPS-apparaat in.
52: Bluetooth-adapter niet gevonden Is het GPS-apparaat ingesteld op een Bluetooth-verbinding? X Schakel het GPS-apparaat in en stel het in op verbinding via Bluetooth. Is de afstand tussen de Bluetooth-adapter en het GPS-apparaat te groot? X Verklein de afstand tussen het GPS-apparaat en de Bluetooth-adapter. Is het GPS-apparaat ingeschakeld? X Schakel het GPS-apparaat in.
53: Onjuist Bluetooth-wachtwoord Is op de Bluetooth-adapter en het GPS-apparaat hetzelfde wachtwoord ingesteld? X Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles correct hebt ingevoerd. Zorg ervoor dat op het GPS-apparaat en de Bluetooth-adapter het juiste wachtwoord is ingevoerd.
54: Geen Bluetooth-service Het GPS-apparaat ondersteunt SPP (Serial Port Profile) niet. X Controleer of het GPS-apparaat SPP ondersteunt.
101
Reageren op foutberichten
61: Zelfde SSID wireless LAN-terminal niet gevonden Zijn er obstakels op de zichtlijn tussen de transmitter en de antenne van de draadloze LAN-terminal? X Zet de antenne in een positie die duidelijk zichtbaar is vanuit de transmitter. (p.106)
Controleren op de transmitter Komt de SSID-instelling op de transmitter overeen met die op de draadloze LANterminal? X Controleer de SSID op de draadloze LAN-terminal en stel op de transmitter dezelfde SSID in. (p.21)
Controleren op de draadloze LAN-terminal Is de draadloze LAN-terminal ingeschakeld? X Schakel de draadloze LAN-terminal in. Zijn bij gebruik van een WFT-E2 IID in combinatie met draadloze LAN- IEEE 802.11a-terminals de terminalinstellingen vergrendeld op IEEE 802.11a? X Configureer de draadloze LAN-terminal zodat toegang via IEEE 802.11b en g mogelijk is. Filtert u op MAC-adres en hebt u in dat geval het MAC-adres van de transmitter geregistreerd op de draadloze LAN-terminal? X Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.66) op de draadloze LAN-terminal.
62: Geen respons van wireless LAN-terminal Controleren op de transmitter Is de transmitter geconfigureerd voor communicatie in infrastructuurmodus? X Configureer de transmitter voor communicatie in ad-hocmodus.
Controleren op de draadloze LAN-terminal Is er in de buurt een draadloze LAN-terminal voor ad-hoccommunicatie? X Stel een draadloze LAN-terminal in op ad-hoccommunicatie in de buurt van de transmitter.
102
Reageren op foutberichten
63: Wireless LAN-verificatiefout Zijn de transmitter en de draadloze LAN-terminal ingesteld op dezelfde verificatiemethode? X De transmitter ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared key], [WPA-PSK] en [WPA2-PSK]. (p.21) X Als u een AirPort gebruikt voor communicatie in infrastructuurmodus, wordt [Open systeem] niet ondersteund. Stel de transmitter in op [Shared key]. (p.21) Zijn de transmitter en de draadloze LAN-terminal geconfigureerd met dezelfde codeersleutel (encryptie key) voor verificatie? X Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Controleer of u de correcte codeersleutel voor verificatie hebt ingevoerd op de transmitter en de draadloze LAN-terminal. (p.22) Filtert u op MAC-adres en hebt u in dat geval het MAC-adres van de transmitter geregistreerd op de draadloze LAN-terminal? X Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.66) op de draadloze LAN-terminal.
64: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal Zijn de transmitter en de draadloze LAN-terminal ingesteld op dezelfde codeermethode? X De transmitter ondersteunt de volgende codeermethoden: [WEP], [TKIP] en [AES]. (p.21) Filtert u op MAC-adres en hebt u in dat geval het MAC-adres van de transmitter geregistreerd op de draadloze LAN-terminal? X Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.66) op de draadloze LAN-terminal.
65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels op de zichtlijn tussen de transmitter en de antenne van de draadloze LAN-terminal? X Zet de antenne in een positie die duidelijk zichtbaar is vanuit de transmitter. (p.106) De draadloze LAN-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld. X Mogelijke oorzaken: buitensporig gebruik van de draadloze LAN-terminal door andere terminals, een ingeschakelde magnetron of vergelijkbare apparatuur in de buurt (die de IEEE 802.11b/g-ontvangst verstoort), slecht weer of een hoge vochtigheidsgraad. (p.106)
103
Reageren op foutberichten
66: Onjuiste wireless LAN encryptie key Zijn de transmitter en de draadloze LAN-terminal geconfigureerd met dezelfde codeersleutel (encryptie key) voor verificatie? X Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Controleer of u de correcte codeersleutel voor verificatie hebt ingevoerd op de transmitter en de draadloze LAN-terminal. (p.22) Als de verificatiemethode is ingesteld op [Open systeem], verschijnt fout 41 ("Kan niet verbinden met FTP server").
67: Onjuiste wireless LAN encryptie methode Zijn de transmitter en de draadloze LAN-terminal ingesteld op dezelfde codeermethode? X De transmitter ondersteunt de volgende codeermethoden: [WEP], [TKIP] en [AES]. (p.21) Filtert u op MAC-adres en hebt u in dat geval het MAC-adres van de transmitter geregistreerd op de draadloze LAN-terminal? X Registreer het MAC-adres van de transmitter (p.66) op de draadloze LAN-terminal.
68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw. Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op de draadloze LAN-terminal lang genoeg ingedrukt gehouden zoals vermeld in de instructiehandleiding van de draadloze LAN-terminal? X Kijk in de instructiehandleiding bij de draadloze LAN-terminal hoe lang u de WPS-knop ingedrukt moet houden. Probeert u een verbinding tot stand te brengen in de buurt van de draadloze LANterminal? X Probeer de verbinding tot stand te brengen als de apparaten binnen elkaars bereik zijn.
69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden. Kan geen verbinding maken. Start opnieuw. Er wordt al een verbinding gemaakt door andere draadloze LAN-terminals in de PBC-modus (Pushbutton Connection) van WPS (Wi-Fi Protected Setup). X Wacht even voordat u verbinding probeert te maken of maak een verbinding met behulp van een PIN-code (PIN-modus). (p.24)
104
Reageren op foutberichten
71: Geen verbinding mogelijk met slavecamera's Volgt u de juiste procedure voor het tot stand brengen van een verbinding met de slavecamera's? X Bedien de slavecamera's conform de instructies (p.62, 63). Bevinden de slavecamera's zich te ver van de mastercamera? X Breng de slavecamera's dichter bij de mastercamera.
72: Geen verbinding mogelijk met mastercamera Volgt u de juiste procedure voor het tot stand brengen van een verbinding met de mastercamera? X Bedien de mastercamera conform de instructies (p.62, 63). Bevindt de mastercamera zich te ver van de slavecamera's? X Breng de mastercamera dichter bij de slavecamera's.
81: Wired LAN-verbinding verbroken Is de LAN-kabel goed bevestigd? X Sluit de LAN-kabel tussen de transmitter en de server opnieuw aan. Sluit de apparaten eventueel met een andere kabel op elkaar aan om kabelbreuk uit te sluiten. Is de hub of router ingeschakeld? X Schakel de hub of router in. Is de server ingeschakeld? X Schakel de server in. De server is wellicht automatisch uitgeschakeld vanwege energiebesparing.
99: Andere fout Er heeft zich een probleem voorgedaan met een ander foutnummer dan 11 - 81. X Zet de aan-/uitschakelaar van de camera op OFF en weer op ON.
105
Opmerkingen over draadloze LAN's Voer de volgende suggesties uit als u de transmitter gebruikt in combinatie met een draadloos LAN en de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of er sprake is van andere problemen.
Installatie en antennepositie van draadloze LAN-terminal Als u de transmitter binnenshuis gebruikt, installeert u de draadloze LAN-terminal in dezelfde kamer als waar u opnamen maakt. Plaats de draadloze LAN-terminal hoger dan de transmitter. Installeer het apparaat zodanig dat er geen mensen of voorwerpen tussen het apparaat en de camera kunnen komen. Installeer het apparaat zo dicht mogelijk bij de camera. Wees er met name op bedacht dat bij gebruik buitenshuis regen de radiogolven kan absorberen en de verbinding kan verstoren.
In de buurt van elektronische apparatuur Als de transmissiesnelheid via een draadloos LAN afneemt vanwege interferentie van de volgende elektronische apparatuur, kunt u wellicht beter overschakelen op een bekabeld LAN. De transmitter communiceert middels draadloze LAN's via IEEE 802.11b/g en Bluetooth met radiogolven in de 2,4-GHz band. Daarom kan de transmissiesnelheid via draadloze LAN's afnemen als zich in de buurt magnetrons, draadloze telefoons, microfoons of vergelijkbare apparatuur bevindt die gebruik maakt van dezelfde frequentieband. Als er in de buurt een draadloze LAN-terminal op dezelfde frequentieband als de transmitter wordt gebruikt, kan de transmissiesnelheid van het draadloze LAN afnemen.
Meerdere transmitters gebruiken Als er meerdere transmitters zijn aangesloten op één draadloze LAN-terminal, moet u ervoor zorgen dat u geen dubbele IP-adressen voor de camera gebruikt. De transmissiesnelheid neemt af als meerdere transmitters toegang hebben tot één draadloze LAN-terminal. Als u bij het gebruik van meerdere draadloze IEEE 802.11b/g-apparaten de interferentie wilt verminderen, laat u tussen de draadloze LAN-kanalen steeds een ruimte van vier kanalen. Gebruik bijvoorbeeld kanaal 1, 6 en 11, kanaal 2, 7 en 12, of kanaal 3, 8 en 13. Schakel waar mogelijk over op IEEE 802.11a en geef een ander kanaal op.
Beveiliging Radiogolven van draadloze LAN's kunnen eenvoudig worden onderschept. Zorg daarom bij voorkeur voor gecodeerde communicatie in de instellingen voor draadloze LANterminal.
106
Netwerkinstellingen controleren Windows Klik op de Windows-knop [Start] [Alle programma's] [Bureau-accessoires] [Opdrachtprompt]. Typ ipconfig/all en druk op <Enter>. U ziet het IP-adres dat aan de computer is toegewezen plus het subnetmasker, de gateway en de DNS-serverinformatie. Wijzig hier de meest rechtse nummers als u wilt voorkomen dat u hetzelfde IP-adres voor de computer en andere netwerkapparatuur gebruikt bij de configuratie van het IP-adres dat wordt toegewezen aan de camera (pagina 25).
Macintosh Open in Mac OS X het programma [Terminal], typ ifconfig -a en druk op . Het IPadres dat aan de computer is toegewezen, ziet u onder [en0] bij [inet], in de indeling ***.***.***.***. Wijzig hier de meest rechtse nummers als u wilt voorkomen dat u hetzelfde IP-adres voor de computer en andere netwerkapparatuur gebruikt bij de configuratie van het IP-adres dat wordt toegewezen aan de camera (pagina 25). * Raadpleeg de Help van MAC OS X voor informatie over het programma [Terminal].
107
108
Aanvullende informatie
109
Onderschriften maken en registreren U kunt als volgt onderschriften maken en registreren op de camera. Raadpleeg ook "Vóór de overdracht een onderschrift toevoegen" (p.35). Gebruik voor het maken en registreren van onderschriften een computer waarop EOS Utility is geïnstalleerd. Sluit eerst de transmitter aan op de camera en gebruik de bij de camera geleverde USBkabel om de camera aan te sluiten op de computer. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de software (PDF) die u bij de camera hebt ontvangen voor informatie over het aansluiten van de camera op de computer via de USB-kabel en het starten van EOS Utility. U kunt geen onderschriften maken voor camera's waaraan geen transmitter is bevestigd.
110
1
Start EOS Utility en selecteer [Camera settings/Remote shooting].
2
Selecteer op het tabblad [ [WFT Captions].
3
Voer een of meer onderschriften in.
4
Registreer de onderschriften op de camera.
X Het scherm met instellingen voor de camera en het maken van opnamen op afstand verschijnt.
] de optie
X Het scherm voor het maken van onderschriften verschijnt. Selecteer [Load settings] om de onderschriftgegevens van de camera op te halen.
Gebruik hiervoor maximaal 31 tekens (in ASCIIindeling).
Selecteer [Apply to camera] om de nieuwe onderschriften op de camera te registreren.
Technische gegevens Type Type:
Accessoire voor beeldoverdracht die kan worden gebruikt in draadloze LAN's en middels Ethernet in bekabelde LAN's (IPsec-compatibel). Kan via USB worden aangesloten op externe media, GPS-apparatuur en Bluetooth-adapters.
Draadloos LAN Voldoet aan:
Transmissiemethode: Transmissiebereik:
Transmissiefrequentie: (centrale frequentie)
Verbindingsmethode: Beveiliging:
IEEE 802.11a (WFT-E2 IIA/B/C) en ARIB STD-T71 IEEE 802.11b en ARIB STD-T66 IEEE 802.11g en ARIB STD-T66 OFDM-modulatie (IEEE 802.11a/g) DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b) Ongeveer 150 m * Zonder obstakels tussen de verzend- en ontvangstantennes en zonder radio-interferentie * Met een grote hoogwaardige antenne die is aangesloten op het toegangspunt van het draadloze LAN WFT-E2 IIA: 5.180 - 5.320 MHz, kanaal 36 - 64 5.745 - 5.825 MHz, kanaal 149 - 165 2.412 - 2.462 MHz, kanaal 1 - 11 WFT-E2 IIB: 5.180 - 5.320 MHz, kanaal 36 - 64 5.500 - 5.700 MHz, kanaal 100 - 140 2.412 - 2.472 MHz, kanaal 1 - 13 WFT-E2 IIC: 5.745 - 5.805 MHz, kanaal 149 - 161 2.412 - 2.472 MHz, kanaal 1 - 13 WFT-E2 IID: 2.412 - 2.462 MHz, kanaal 1 - 11 Infrastructuur- of ad-hocmodus * Wi-Fi Protected Setup ondersteund Verificatiemethode: Open systeem, Shared key, WPA-PSK en WPA2PSK Codering: WEP, TKIP en AES
Bekabeld LAN Voldoet aan:
IEEE 802.3u (Ethernet 10BASE-T en 100BASE-TX)
USB-verbinding Aansluitmogelijkheden:
Externe media, GPS-apparaten en Bluetooth-adapters
Interfaces Camera: Bekabeld LAN: Extern apparaat:
Aansluitbus voor uitbreidingssysteem Ethernet RJ-45-poort Hi-Speed USB-poort (voor aansluiting van externe media, GPSapparatuur en Bluetooth-adapters)
111
Technische gegevens
Beeldcapaciteit LAN
Bij normale temperatuur (23°C)
Aantal beelden (ong.) Bij lage temperatuur (0°C)
Draadloos LAN
1100
900
Bekabeld LAN
1200
900
* Bij gebruik van een volledig opgeladen LP-E4 * Alle tests zijn gebaseerd op de normen van de Camera & Imaging Products Association (CIPA). * Bij overdracht via een draadloos LAN kunt u minder beelden vastleggen. * Bij gebruik van externe media met busvoeding of GPS-apparatuur kunt u minder beelden vastleggen.
Afmetingen en gewicht Afmetingen (B x H x D): Gewicht:
26,0 x 97,7 x 31,8 mm Ong. 80 g (alleen behuizing)
Gebruiksomgeving Temperatuur: Luchtvochtigheid:
0°C - 45°C 85% of minder
Bovenstaande technische gegevens zijn gebaseerd op testresultaten van Canon. De technische gegevens en het uiterlijk van de transmitter kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Model Number WFT-E2 IIA : DS585802 WFT-E2 IIB : DS585801 WFT-E2 IIC : DS585803 WFT-E2 IID : DS585804
112
113
114
115
Statement on EC directive Canon Inc. tímto prohlašuje, že tento CH9-1161 je ve shodČ se základními požadavky a dalšími pĜíslušnými ustanoveními smČrnice 1999/5/ES. Undertegnede Canon Inc. erklærer herved, at følgende udstyr CH9-1161 overholder de væsentlige krav og øvrige relevante krav i direktiv 1999/5/EF. Hiermit erklärt Canon Inc., dass sich das Gerät CH9-1161 in Übereinstimmung mit den grundlegenden Anforderungen und den übrigen einschlägigen Bestimmungen der Richtlinie 1999/5/EG befindet. Käesolevaga kinnitab Canon Inc. seadme CH9-1161 vastavust direktiivi 1999/5/EÜ põhinõuetele ja nimetatud direktiivist tulenevatele teistele asjakohastele sätetele. Hereby, Canon Inc., declares that this CH9-1161 is in compliance with the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC. Por medio de la presente Canon Inc. declara que el CH9-1161 cumple con los requisitos esenciales y cualesquiera otras disposiciones aplicables o exigibles de la Directiva 1999/5/CE. ȂǼ ȉǾȃ ȆǹȇȅȊȈǹ Canon Inc. ¨ǾȁȃǼǿ ȅȉǿ CH9-1161 ȈȊȂȂȅȇĭȃǼȉǹǿ ȆȇȅȈ ȉǿȈ ȅȊȈǿ¨ǼǿȈ ǹȆǹǿȉǾȈǼǿȈ Ȁǹǿ ȉǿȈ ȁȅǿȆǼȈ ȈȋǼȉǿȀǼȈ ¨ǿǹȉǹȄǼǿȈ ȉǾȈ ȅ¨ǾīǿǹȈ 1999/5/ǼȀ. Par la présente Canon Inc. déclare que l'appareil CH9-1161 est conforme aux exigences essentielles et aux autres dispositions pertinentes de la directive 1999/5/CE. Con la presente Canon Inc. dichiara che questo CH9-1161 è conforme ai requisiti essenziali ed alle altre disposizioni pertinenti stabilite dalla direttiva 1999/5/CE. Ar šo Canon Inc. deklarƝ, ka CH9-1161 atbilst DirektƯvas 1999/5/EK bnjtiskajƗm prasƯbƗm un citiem ar to saistƯtajiem noteikumiem. Šiuo Canon Inc. deklaruoja, kad šis CH9-1161 atitinka esminius reikalavimus ir kitas 1999/5/EB Direktyvos nuostatas. Hierbij verklaart Canon Inc. dat het toestel CH9-1161 in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Hawnhekk, Canon Inc., jiddikjara li dan CH9-1161 jikkonforma mal-ƫtiƥijiet essenzjali u ma provvedimenti oƫrajn relevanti li hemm fid-Dirrettiva 1999/5/EC. Alulírott, Canon Inc. nyilatkozom, hogy a CH9-1161 megfelel a vonatkozó alapvetõ követelményeknek és az 1999/5/EC irányelv egyéb elõírásainak. Niniejszym Canon Inc. oĞwiadcza, Īe CH9-1161 jest zgodny z zasadniczymi wymogami oraz pozostaáymi stosownymi postanowieniami Dyrektywy 1999/5/EC. Canon Inc. declara que este CH9-1161 está conforme com os requisitos essenciais e outras disposições da Directiva 1999/5/CE. Canon Inc. izjavlja, da je ta CH9-1161 v skladu z bistvenimi zahtevami in ostalimi relevantnimi doloþili direktive 1999/5/ES. Canon Inc. týmto vyhlasuje, že CH9-1161 spĎĖa základné požiadavky a všetky príslušné ustanovenia Smernice 1999/5/ES. Canon Inc. vakuuttaa täten että CH9-1161 tyyppinen laite on direktiivin 1999/5/EY oleellisten vaatimusten ja sitä koskevien direktiivin muiden ehtojen mukainen. Härmed intygar Canon Inc. att denna CH9-1161 står I överensstämmelse med de väsentliga egenskapskrav och övriga relevanta bestämmelser som framgår av direktiv 1999/5/EG. Hér með lýsir Canon Inc. yfir því að CH9-1161 er í samræmi við grunnkröfur og aðrar kröfur, sem gerðar eru í tilskipun 1999/5/EC. Canon Inc. erklærer herved at utstyret CH9-1161 er i samsvar med de grunnleggende krav og øvrige relevante krav i direktiv 1999/5/EF. ɋ ɧɚɫɬɨɹɳɢɹ ɞɨɤɭɦɟɧɬ Canon Inc. ɞɟɤɥɚɪɢɪɚ, ɱɟ CH9-1161 ɟ ɜ ɫɴɝɥɚɫɢɟ ɫ ɨɫɧɨɜɧɢɬɟ ɢɡɢɫɤɜɚɧɢɹ ɢ ɫɴɨɬɜɟɬɧɢɬɟ ɩɨɫɬɚɧɨɜɥɟɧɢɹ ɧɚ Ⱦɢɪɟɤɬɢɜɚ 1999/5/ȿɋ. Prin prezenta, Canon Inc. declară că acest CH9-1161 este conform cu cerinĠele principale úi cu celelalte prevederi relevante ale Directivei 1999/5/EC.
116
MEMO
117
Index Draadloze en bekabelde LAN-functies A Account ..................................................... 50 Ad hoc ................................................... 8, 21
B Beelden weergeven................................... 53 Beeldoverdracht .................................. 13, 29 Beeldoverdracht, afzonderlijke beelden .... 34 Beeldoverdracht, automatisch................... 32 Bekabeld LAN ........................................... 20 Bestand met zelfde naam.......................... 68 Beveiligingsinst.......................................... 68 Browser ..................................................... 52
C Camera control.......................................... 55 Codeersleutel ............................................ 22
D DHCP-server ............................................. 25 DNS adres................................................. 25 DNS-server................................................ 30 Doel ........................................................... 31 Doelmap .................................................... 68 Draadloze-LAN-specificatie......................... 8
E Encryptie (codering) ............................ 21, 68 EOS Utility ..................................... 13, 43, 47 EOSUtility .................................................. 18 ESS-ID ...................................................... 21
F Film................................................ 32, 54, 55 Fout ........................................................... 92 FTP-server .......................................... 13, 29
G Gateway .................................................... 25 Gebruiksregio .............................................. 8 Gekop.opn................................................. 19 Gekoppelde opname ................................. 61 Groepen beelden overbrengen ..... 36, 38, 39
118
I IEEE 802.11a.............................................. 8 IEEE 802.11b/g........................................... 8 Infrastructuur......................................... 8, 21 Instellingsinformatie .................................. 65 IP-adres .............................................. 25, 30 IPsec ......................................................... 68
J JPEG......................................................... 33
K Kanaal......................................................... 8
L LAN-kabel ................................................. 20 Login ......................................................... 31 Loginnaam ................................................ 50
M MAC-adres................................................ 44 Map ..................................................... 31, 41 Mastercamera ........................................... 63
N Netwerk..................................................... 15
O Onderschrift .............................................. 35 Open systeem........................................... 21 Opname op afstand .... 13, 43, 49, 55, 58, 59 Opslag....................................................... 41 Overbrengen met SET .............................. 34 Overdracht na opname ............................. 36 Overdrachthistorie..................................... 40 Overgebrachte beelden ............................ 41
P Pairing................................................. 26, 44 Passieve modus........................................ 68 PBC-modus............................................... 23 PIN-codeverbindingsmodus...................... 24 PIN-modus ................................................ 24 Poortnummer ............................................ 30 Problemen oplossen ................................. 91 Proxy......................................................... 30
Index
R RAW .......................................................... 33 RAW+JPEG .............................................. 33 Router........................................................ 25
S Selecteer folder ......................................... 31 Shared key ................................................ 21 Simple control............................................ 58 Slavecamera ............................................. 62 Sleutelindeling ........................................... 22 SSID .......................................................... 21 Stealth-functies.................................... 23, 24 Subnetmasker ........................................... 25
T TKIP .......................................................... 21 Toetsenbord .............................................. 27
U Uitschakelen.............................................. 17 URL ........................................................... 52
V Verbinding ................................................. 17 Verificatie............................................. 21, 68 Via FTP ..................................................... 18
W Wachtwoord .............................................. 50 Web ........................................................... 52 WEP .......................................................... 21 WFT-server ................................... 13, 19, 49 Wi-Fi Protected Setup ............................... 23 Wizard ....................................................... 17 WPA2-PSK................................................ 21 WPA-PSK.................................................. 21 WPS (Wi-Fi Protected Setup).............. 23, 24
Functies bij aansluiting via USB B Back-up............................................... 71, 80 Back-up, beelden ...................................... 78 Bluetooth................................................... 87 Busvoeding ............................................... 71
E Eigen voeding ........................................... 71 Energiebeheer .................................... 74, 86 Externe media............................... 13, 71, 75
F Fout........................................................... 92
G GPS .......................................................... 83 GPS-apparaat ........................................... 13 GPS-gegevens.......................................... 85
K Kopiëren, beelden..................................... 77
M Media ........................................................ 71
P Problemen oplossen ................................. 91
S Sla beeld over en ga door......................... 78 Snelle backup ........................................... 79
U USB-verbinding......................................... 71
V Vaste schijf................................................ 71 Vervang bestaand beeld ........................... 78 Voeding..................................................... 74
119
CANON INC. 30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan U.S.A.
CANON U.S.A. INC. One Canon Plaza, Lake Success, NY 11042-1198, U.S.A. For all inquires concerning this product, call toll free in the U.S. 1-800-OK-CANON
CANADA
CANON CANADA INC. HEADQUARTERS 6390 Dixie Road, Mississauga, Ontario L5T 1P7, Canada CANON CANADA INC. MONTREAL BRANCH 5990, Côte-de-Liesse, Montréal Québec H4T 1V7, Canada CANON CANADA INC. CALGARY OFFICE 2828, 16th Street, N.E. Calgary, Alberta T2E 7K7, Canada For all inquiries concerning this product, call toll free in Canada 1-800-OK-CANON
EUROPE, AFRICA & MIDDLE EAST
CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59-61, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands CANON FRANCE S.A.S. 17,Quai du Président Paul Doumer, 92414 Courbevoie Cedex, France CANON UK LTD. Woodhatch Reigate, Surrey RH2 8BF, United Kingdom CANON DEUTSCHLAND GmbH Europark Fichtenhain A10, 47807 Krefeld, Germany CANON ITALIA S.p.A. Via Milano 8, 20097 San Donato Milanese, (MI), Italy CANON Schweiz A.G. Industriestrasse 12, 8305 Dietlikon, Switzerland Canon GmbH Zetschegasse 11, A-1230 Vienna, Austria CANON España,S.A. Av. De Europa,6 Alcobendas 28108 Madrid, Spain CANON Portugal S.A. Rua Alfredo da Silva,14 Alfragide 2610-016 Amadora, Portugal
CENTRAL & SOUTH AMERICA
CANON LATIN AMERICA, INC. 703 Waterford Way, Suite 400 Miami, FL 33126, U.S.A.
ASIA
CANON (China) Co., LTD 15F Jinbao Building No.89 Jinbao Street, Dongcheng District, Beijing 100005, China CANON HONGKONG CO., LTD. 19/F., The Metropolis Tower, 10 Metropolis Drive, Hunghom, Kowloon, Hong Kong CANON SINGAPORE PTE. LTD. 1 HarbourFront Avenue, #04-01 Keppel Bay Tower, Singapore 098632 CANON KOREA CONSUMER IMAGING INC. Gangnam Finance Center 17F, 737,Yeoksam-Dong, Gangnam-Gu, Seoul, 135-984, Korea
OCEANIA
CANON AUSTRALIA PTY. LTD. 1 Thomas Holt Drive, North Ryde, Sydney N.S.W. 2113, Australia CANON NEW ZEALAND LTD. Akoranga Business Park, Akoranga Drive, Northcote, Auckland, New Zealand
JAPAN
CANON MARKETING JAPAN INC. 16-6, Kohnan 2-chome, Minato-ku, Tokyo 108-8011, Japan
Deze instructiehandleiding is geldig vanaf november 2009. Voor meer informatie over de compatibiliteit van de transmitter met accessoires die na deze datum op de markt zijn gebracht, kunt u contact opnemen met het dichtstbijzijnde Canon Service Center. CT1-7835aD-000
© CANON INC. 2009