AF-startknop (pag. 32, 76, 114) dezelfde werking als het half indrukken van de ontspanknop. te selecteren. Draai het instelwiel <6> om de kleurtemperatuur te selecteren en druk vervolgens op <0>. De kleurtemperatuur kan worden ingesteld van 2500 K tot 10.000 K (in stappen van 100 K). Wanneer u de kleurtemperatuur instelt voor een kunstlichtbron, moet u indien nodig ook de witbalanscorrectie (magenta of groen) instellen. Als u wilt instellen op de waarde die is gemeten met een in de handel verkrijgbare kleurtemperatuurmeter, dient u proefopnamen te maken en de instelling aan te passen om de verschillen tussen de meting van de kleurtemperatuurmeter en de meting van de camera te compenseren. te drukken. te drukken. Bij automatische selectie van het AF-punt (pag. 78) gebruikt de camera voor scherpstelling eerst het middelste AF-punt. Als het onderwerp zich tijdens het scherpstellen van het middelste AF-punt af beweegt, blijft de camera het onderwerp volgen zolang dit nog binnen het bereik van een ander AF-punt valt. In de modus AI Servo AF hoort u geen pieptoon, zelfs niet als het onderwerp is scherpgesteld. Ook gaat het focusbevestigingslampje . Stel de focusinstellingsknop in op . X Het Live View-beeld wordt gesloten, de reflexspiegel wordt neergeklapt en de AF wordt uitgevoerd. X Als op het onderwerp is scherpgesteld, hoort u een pieptoon. loslaat, keert u terug naar het Live View-beeld. Controleer de scherpstelling en druk op de ontspanknop om de foto te maken. Als u zeer nauwkeurig wilt scherpstellen, plaatst u de camera op een statief en vergroot u het beeld. Stel vervolgens handmatig scherp. (pag. 110) U kunt ook Al Servo AF of automatische/handmatige AF-puntselectie gebruiken. Als het onderwerp echter onder het AF-punt valt, is het scherpstelresultaat mogelijk niet naar wens. U kunt geen foto's maken tijdens automatisch scherpstellen. Maak alleen foto's als het Live View-beeld wordt weergegeven. De belichting wordt ingesteld aan de hand van een meervlaksmeting die aan het scherpstelkader is gekoppeld. (De meting kan niet aan een AF-punt worden gekoppeld.) is ingesteld Opnamekwaliteit Bestandsnummer/ Totaalaantal opgeslagen opnamen Witbalans Witbalanscorrectie ingedrukt te houden. drukken om het automatisch scherpstellen af te breken. 2: Start meten/Meten+AF start Dit komt van pas als een voorwerp herhaaldelijk beweegt en weer stilstaat. In de modus AI Servo AF kunt u Al Servo AF herhaaldelijk starten of stoppen door op de knop te drukken. De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt. Zo weet u zeker dat de scherpstelling en de belichting steeds optimaal zijn terwijl u op het beslissende moment wacht. 3: AE vergrendeling/Meten+AF start Dit komt van pas als u wilt meten en scherpstellen op verschillende delen van de opname. Druk op de knop om te meten en automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop half in om de AE te vergrendelen. 4: Meten + AF start/uitschakelen De knop is niet actief. en worden verwisseld. Druk, als 1 is ingesteld, op de knop om de opname-index weer te geven of de beeldweergave te verkleinen.
<9> Multifunctionele knop (pag. 34) Knop dioptrische aanpassing (pag. 35) Oogschelp (pag. 97)
Knop AE/ FE-vergrendeling/index/ verkleinen (pag. 95/102/119/120, 141)
Zoekeroculair
<S/u> Knop AF-puntselectie/ vergroten (pag. 78/120, 141)
<M> Menuknop (pag. 36) Draagriemhouder (pag. 23)
LCD-scherm (pag. 36, 125)
Klepje CFkaartsleuf (pag. 28)
Ontgrendelknop batterijcompartiment (pag. 26)
Knop info/ bijsnijdrichting (pag. 112, 116, 168/141)
Klepje batterijcompartiment (pag. 26) Lees-/schrijfindicator (pag. 29)
Knop selectie Picture Style (pag. 61) Statiefbevestigingspunt
<5> Snelkeuzewiel (pag. 34)
Aan-uitschakelaar/ snelkeuzewiel (pag. 32) <0> Instelknop (pag. 36) CF-kaartsleuf (pag. 28)
Uitwerpknop CF-kaart (pag. 29)
17
Namen van onderdelen
LCD-paneel Sluitertijd Bezig (buSY) Ingebouwde flitser opladen (buSY)
Waarschuwing geen CF-kaart (no CF) Foutcode (Err) Beeldsensor reinigen (CLEA n)
Opnamekwaliteit 37 38 47
Groot/fijn Groot/normaal Middel/fijn
48 67 68
Middel/normaal Klein/fijn Klein/normaal
AF-puntselectie ([ - -- --- -- - ]) Waarschuwing CF-kaart vol (FuLL CF) Waarschuwing CF-kaartfout (Err CF)
Diafragma Resterende opnamen Resterende opnamen tijdens reeksopnamen op basis van witbalans Timer zelfontspanner Belichtingstijd bulbbelichting
1 RAW D Klein RAW Witbalans Q Auto W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Kunstlicht U Wit TL licht I Flitser O Custom P Kleurtemp.
Witbalanscorrectie/ WB-BKT AF modus X One-Shot AF 9 AI Focus AF Z AI Servo AF Transportmodus u Afzonderlijke opnamen o Continu-opnamen met hoge snelheid i Continu-opnamen met lage snelheid j Zelfontspanner (10 sec.) l Zelfontspanner (2 sec.)
Flitsbelichtingscompensatie Batterijcontrole zx
bn
Indicator belichtingsniveau Waarde belichtingscompensatie AEB-bereik Waarde flitsbelichtingscompensatie Schrijfstatus CF-kaart ISO-waarde Zwartwitopnamen Pieptoon
AEB Lichtmeetmodus q Meervlaksmeting w Deelmeting r Spotmeting e Gemiddelde meting met nadruk op het midden ISO-waarde Persoonlijke voorkeuze
Alleen instellingen die van toepassing zijn worden weergegeven.
18
Namen van onderdelen
Zoekerinformatie Cirkel van de spotmeting Matglas
AF-punten (ingespiegeld display)
AEvergrendeling/ AEB actief
Maximale opnamereeks
Witbalanscorrectie WB-BKT ISO-waarde
<e> High speed flitssynchronisatie (FP-flits)
Sluitertijd Flitsbelichtingsvergrendeling (FEL) Bezig (buSY) Ingebouwde flitser opladen (D buSY)
<0> Zwartwitopnamen Indicator belichtingsniveau Waarde belichtingscompensatie Waarde flitsbelichtingscompensatie AEB-bereik Indicator rode-ogenreductielamp Waarschuwing CF-kaart vol (FuLL CF) Waarschuwing CF-kaartfout (Err CF) Waarschuwing geen CF-kaart (no CF)
Diafragma
Alleen instellingen die van toepassing zijn worden weergegeven.
19
Namen van onderdelen
Programmakeuzewiel Het programmakeuzewiel bevat de Basisgebruik-modi en Creatief gebruik-modi. Gebruikersinstellingen voor de camera De meeste camera-instellingen kunnen worden vastgelegd onder w, x of y. (pag. 165)
Creatief gebruik Deze modi geven u controle over het resultaat. d
: AE-programma (pag. 84)
s : AE-sluiterprioriteit (pag. 86) f : AE-diafragmaprioriteit (pag. 88) a
: Handmatige belichting (pag. 90)
8 : Automatische scherptediepte AE (pag. 91) Volautomatisch
Basisgebruik U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. Volautomatisch opnamen maken van specifieke soorten onderwerpen. 1: Volautomatisch (pag. 46) Standaardgebruik 2 : Portret (pag. 49) 3: Landschap (pag. 50) 4 : Close-up (pag. 51) 5 : Sport (pag. 52) 6 : Nachtportret (pag. 53) 7: Flitser uit (pag. 54)
20
Namen van onderdelen
EF-S 18-55 mm f/3.5-5.6 IS-lens Focusring (pag. 80, 110) Bevestiging lenskap EW-60B (apart verkrijgbaar)
Focusinstellingsknop (pag. 30) Zoomring Zoompositie-index
58-mm filteraansluiting (voorkant lens)
Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 31) Lensbevestigingsmarkering (pag. 30)
Contactpunten (pag. 13)
EF-S 17-85 mm f/4-5.6 IS USM-lens Focusinstellingsknop (pag. 30) Bevestiging lenskap EW-73B (apart verkrijgbaar)
Zoompositie-index Focusring (pag. 80, 110) Focusafstandsschaal
67mmfilteraansluiting (voorkant lens)
Zoomring Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 31)
Contactpunten (pag. 13) Lensbevestigingsmarkering (pag. 30)
21
Namen van onderdelen
Batterijoplader CG-580 Dit is een batterijoplader. (pag. 24)
Batterijcompartiment
Stekker
Oplaadlampje
Deze voedingseenheid is bedoeld voor een verticale bevestiging of voor bevestiging op de vloer. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES OM HET RISICO OP BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE VOORKOMEN. Buiten de Verenigde Staten: gebruik een plugadapter voor de juiste aansluiting op het stopcontact.
Batterijoplader CB-5L Dit is een batterijoplader. (pag. 24) Batterijcompartiment Netsnoer Oplaadlampje
Netsnoeraansluiting
22
1
Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorafgaande stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het einde van de riem van onderaf door het oog van de draagriemhouder. Haal deze daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat hij goed vastzit in de gesp. De oculairdop is ook bevestigd aan de riem. (pag. 97)
Oculairdop
23
De batterij opladen
1
Verwijder het deksel. Plaats het deksel terug wanneer u de batterij uit de camera verwijdert om kortsluiting te voorkomen.
de batterij. 2 Plaats Plaats de voorkant van de batterij precies op de markeringslijn van de oplader. Terwijl u de batterij naar beneden duwt, schuift u deze in de richting van de pijl. Om de batterij te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde.
Markering batterijcompartiment
CG-580
de batterij op. 3 Laad Voor CG-580 Klap de uitsteeksels van de batterij naar buiten, in de richting van de pijl en doe ze in het stopcontact.
Voor CB-5L
CB-5L
Sluit het netsnoer aan op de oplader en steek de stekker in de wandcontactdoos.
Oplaadniveau
Oplaadlampje
0 - 50%
Knippert eenmaal per seconde
50 - 75%
Knippert tweemaal per seconde
75 - 90%
Knippert driemaal per seconde
90% of hoger
Lamp brandt
24
X Het opladen begint automatisch en het oplaadlampje knippert rood. X De oplaadtijd voor een lege batterij is als volgt: BP-511A en BP-514: Circa 100 min. BP-511 en BP-512: Circa 90 min. De oplaadtijd van de batterij is afhankelijk van de omgevingstemperatuur en het energieniveau van de batterij. De nummers en markeringen op de batterijoplader komen overeen met de tabel links.
De batterij opladen
Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken, of een dag ervoor. Een opgeladen batterij die niet wordt gebruikt raakt langzamerhand leeg.
Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader uit de wandcontactdoos. U kunt het deksel in een andere richting plaatsen om aan te geven of de batterij al dan niet is opgeladen. Als de batterij is opgeladen bevestigt u het deksel zodanig dat de opening, die de vorm heeft van een batterij < >, overeenkomt met het blauwe zegel op de batterij. Als de batterij leeg is, plaatst u het deksel in de omgekeerde richting.
Gebruik de batterij bij een omgevingstemperatuur van 0 °C - 40 °C. Voor een optimale prestatie van de batterij wordt een omgevingstemperatuur van 10 °C - 30 °C aanbevolen. In een koude omgeving, bijvoorbeeld in de sneeuw, kunnen de prestatie en werking van de batterij tijdelijk afnemen.
Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt. Als de batterij langere tijd in de camera blijft zitten, is er sprake van een kleine lekstroom, waardoor de batterij verder wordt ontladen en minder lang meegaat. Haal de batterij uit de camera en plaats het beschermdeksel terug voordat u de batterij opbergt. Bewaren van de batterij nadat deze geheel is opgeladen kan de prestatie van de batterij verminderen.
De batterijoplader kan ook worden gebruikt in het buitenland. De batterijoplader is compatibel met een stroombron van 100 V AC t/m 240 V AC 50/60 Hz. Gebruik een in de handel verkrijgbare stekkeradapter voor dat land. Sluit geen draagbare spanningsomvormer aan op de batterijoplader. Dit kan de batterijoplader beschadigen.
Als de batterij snel leeg raakt, zelfs nadat hij geheel is opgeladen, moet de batterij worden vervangen. Vervang de batterij door een nieuwe. Laad uitsluitend batterijen op van het type BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512. De batterijen BP-511A, BP-514, BP-511 en BP-512 zijn speciaal bedoeld voor Canon-producten. Wanneer u deze oplaadt met een batterijoplader of een ander product dat niet van Canon is, kunnen zich defecten of ongelukken voordoen waarvoor Canon geen aansprakelijkheid aanvaardt.
25
De batterij plaatsen en verwijderen De batterij plaatsen Plaats een volledig opgeladen BP-511A-batterij in de camera.
1
Open het deksel van het batterijcompartiment. Schuif de hendel in de richting van de pijl en open het deksel.
de batterij. 2 Plaats Zorg dat de contactpunten van de batterij omlaag wijzen. Schuif de batterij in de camera totdat deze vastzit.
3 SluitDrukhetopdeksel. het deksel totdat dit dichtklikt. Batterijen BP-514, BP-511 of BP-512 kunnen ook worden gebruikt.
Het batterijniveau controleren Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> of op <J> staat (pag. 32), wordt een van vier batterijniveaus weergegeven. z : Batterijniveau OK. x : Batterijniveau is laag.
b : Batterij is bijna leeg. n : Batterij moet worden opgeladen.
26
De batterij plaatsen en verwijderen
Levensduur batterij Temperatuur
[aantal opnamen • ongeveer]
Opnameomstandigheden Geen flits
50% flits
Bij 23 °C
1.100
800
Bij 0 °C
950
700
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen BP-511A-batterij, zonder Live View-opnamen, en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association). Het werkelijke aantal opnamen kan lager zijn dan hierboven is aangegeven, afhankelijk van de opnameomstandigheden. Het aantal mogelijke opnamen neemt af naarmate het LCD-scherm vaker wordt gebruikt. Als u de ontspanknop lang half ingedrukt houdt of als u alleen de autofocus gebruikt, wordt het maximumaantal opnamen ook kleiner. Het maximumaantal opnamen met de BP-514 is gelijk aan het aantal dat in de tabel wordt weergegeven. Het aantal mogelijke opnamen met de BP-511 of BP-512 bedraagt ongeveer 75% van de cijfers in de tabel voor 23 °C. Bij 0 °C komen de cijfers ongeveer overeen met de cijfers in de tabel. Lensbewerkingen kosten de batterij ook stroom. Bij bepaalde lenzen wordt het maximumaantal opnamen dan ook kleiner. Zie pagina 112 voor informatie over de gebruiksduur van de batterij wanneer Live View-opnamen worden gemaakt.
De batterij verwijderen
1
Open het deksel van het batterijcompartiment. Schuif de hendel in de richting van de pijl en open het deksel.
de batterij. 2 Verwijder Druk de batterijvergrendelknop in de richting van de pijl en verwijder de batterij. Plaats het beschermdeksel op de batterij om kortsluiting te voorkomen.
27
De CF-kaart installeren en verwijderen De opname wordt opgeslagen op de CF-kaart (apart verkrijgbaar). Hoewel de dikte verschillend is, kunt u zowel een CF-kaart van het type I als II in de camera plaatsen. De camera is ook compatibel met microdrive (van het type harde schijf) en CF-kaarten met een capaciteit van 2 GB of hoger.
Een kaart plaatsen
1 Etiketzijde
Uitwerpknop CF-kaart
Open het deksel. Schuif het deksel in de richting van de pijl om het te openen.
de CF-kaart. 2 Plaats Plaats de kant met de kleine openingen in de camera met de etiketzijde naar u toe, zoals aangegeven in de illustratie. Als de CF-kaart verkeerd wordt geplaatst, kan de camera beschadigd raken. X De uitwerpknop van de CF-kaart steekt naar buiten.
3 SluitSluithethetdeksel. deksel en schuif het in de Resterende opnamen
richting van de pijl totdat het dicht klikt. X Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <J>zet, wordt het aantal resterende opnamen weergegeven op het LCD-scherm.
Het aantal resterende opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van de CF-kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-waarde, etc.
28
De CF-kaart installeren en verwijderen
De kaart verwijderen
1
Open het deksel. Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Zorg dat de lees-/schrijfindicator uit staat en open vervolgens het deksel.
Lees-/schrijfindicator
de CF-kaart. 2 Verwijder Druk op de uitwerpknop van de CF-kaart. X De CF-kaart komt naar buiten. Sluit het deksel.
Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat de opnamen op de CF-kaart worden ingelezen, opgeslagen of gewist. Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, worden de volgende handelingen ten zeerste afgeraden. Als u deze handelingen toch uitvoert, kunnen de fotogegevens beschadigd raken. Ook kan de CF-kaart of de camera beschadigd raken. • De camera schudden of ergens tegenaan stoten. • Het deksel van de CF-kaartsleuf openen. • De batterij verwijderen. Als op de CF-kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het bestandsnummer niet begint bij 0001. (pag. 72) Zie pagina 43 als “Err CF” (CF-fout) wordt weergegeven op het LCD-paneel. Als u een kaart van het type harde schijf vasthoudt, dient u deze altijd bij de zijden vast te pakken. U kunt de kaart namelijk beschadigen wanneer u de platte oppervlakken vastpakt. CF-kaarten van het type harde schijf zijn gevoeliger voor trillingen en fysieke schokken dan CF-kaarten. Als u een dergelijke kaart gebruikt, dient u er op te letten dat de camera niet wordt blootgesteld aan trillingen of fysieke schokken, vooral tijdens het opslaan of weergeven van opnamen. Stel in het menu [1 Foto z. card] in op [Uit] om te voorkomen dat u opnamen maakt zonder CF-kaart.
29
Een lens bevestigen en verwijderen Een lens bevestigen
1 EF-S-lensbevestigingsmarkering
EF-lensbevestigingsmarkering
Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijl wordt aangegeven.
de lens. 2 Plaats Plaats de EF-S-lens op de camera precies boven de lensbevestigingsmarkering en draai de lens in de door de pijl aangegeven richting totdat de lens op zijn plaats klikt. Als u een andere lens plaatst dan de EF-S-lens, zorg er dan voor dat de markering op de lens overeenkomt met de rode EF-lensbevestigingsmarkering.
de lens stelt u de 3 Op focusinstellingsknop in op
4 Verwijder de voorste lensdop. De lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl. Draai de lens totdat deze niet meer verder kan en koppel de lens los. Bij het plaatsen en verwijderen van de lens dient u ervoor te zorgen dat er via de lensbevestiging geen stof in de camera komt.
30
Een lens bevestigen en verwijderen
Lenzen met Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Als er een IS-lens (Image Stabilizer (beeldstabilisatie)) is bevestigd en de IS-schakelaar van de lens is ingesteld op <1>, treedt de Image Stabilizer (beeldstabilisatie) in werking als u de ontspanknop half indrukt. Als het beeld in de zoeker stabiel is, maakt u de foto. Voor bulb-opnamen stelt u de IS-schakelaar in op <2>. Als deze is ingesteld op <1>, kan er een storing optreden in de Image Stabilizer (beeldstabilisatie). De Image Stabilizer (beeldstabilisatie) werkt nog ongeveer 2 seconden nadat u de knop loslaat. Tijdens deze 2 seconden mag u de lens niet verwijderen. Doet u dit toch, dan kan er een storing worden veroorzaakt. Wanneer u Image Stabilizer (beeldstabilisatie) gebruikt, wordt het aantal mogelijke opnamen kleiner (kortere levensduur van de batterij).
Onderwerpen handmatig scherpstellen op oneindig Als u een onderwerp handmatig wilt scherpstellen op oneindig, dient u door de zoeker te kijken. Als u alleen maar de focusring naar oneindig draait, wordt er mogelijk niet goed scherpgesteld.
Kijk niet door een lens naar de zon. Dit kan leiden tot een vermindering van het gezichtsvermogen.
Beeldconversiefactor Het beeldvlak is kleiner dan bij het 35mm-filmformaat, waardoor de lensbrandpuntafstand 1,6x keer zo lang lijkt.
Beeldformaat (22,2 x 14,8 mm) 35-mm beeldgrootte (36 x 24 mm)
31
Basisbediening Aan-uitschakelaar/Snelkeuzewiel <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Stand voor wanneer u de camera niet gebruikt. <1> : De camera werkt. <J> : De camera en <5> werken. (pag. 34) Wanneer u de aan-uitschakelaar instelt op <1/J> of <2>, wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd. Tijdens het reinigen van de sensor wordt er een logo op het LCD-scherm weergeven. Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze ongeveer 1 minuut niet is gebruikt. Om de camera weer in te schakelen, drukt u gewoon de ontspanknop in. U kunt de automatische uitschakeltijd wijzigen door middel van de menuinstelling [5 Uitschakelen]. (pag. 42) Als u de aan-uitschakelaar op <2> zet terwijl de opname op de CF-kaart wordt opgeslagen, wordt [Opslaan...] weergegeven en wordt de camera uitgeschakeld nadat de CF-kaart de afbeelding heeft opgeslagen.
Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken.
Half indrukken (0) Hiermee activeert u de automatische focus en het automatische belichtingsmechanisme, waarmee de sluitertijd en het diafragma worden bepaald. De belichtingsinstelling wordt weergegeven op het LCD-paneel en in de zoeker. In de Creatief gebruik-modi heeft het drukken op de knop
32
Basisbediening
Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
Als u de ontspanknop helemaal indrukt zonder deze eerst half in te drukken of als u de ontspanknop half indrukt en direct daarna volledig, zal de opname toch nog een moment worden vertraagd. Zelfs wanneer een menu of beeld wordt weergegeven of wanneer een opname wordt gemaakt, kunt u direct teruggaan naar de opnamemodus door de ontspanknop half in te drukken.
<6> Het hoofdinstelwiel gebruiken om te selecteren (1) Druk op een knop en draai aan
het instelwiel <6>. Wanneer u een knop indrukt, blijft de functie zes seconden lang (9) geselecteerd. Tijdens deze zes seconden kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <6>. Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken. Op deze manier kunt u de lichtmeetmodus, de AF-modus en de ISO-waarde instellen en het AF-punt selecteren.
(2) Draai alleen aan het instelwiel <6>. Draai terwijl u in de zoeker of op het LCDpaneel kijkt aan het instelwiel <6> om de gewenste instelling te selecteren. Op die manier kunt u de sluitertijd, het diafragma, enz. instellen.
33
Basisbediening
<5> Het snelkeuzewiel gebruiken om te selecteren Voordat u het instelwiel <5> gebruikt, moet u de aan-uitschakelaar instellen op <J>.
(1) Druk op een knop en draai aan
het instelwiel <5>. Wanneer u een knop indrukt, blijft de functie zes seconden lang (9) geselecteerd. Tijdens deze zes seconden kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <5>. Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken. Gebruik dit instelwiel als u de witbalans, de transportmodus, de flitsbelichtingscompensatie of het AF-punt wilt selecteren of instellen.
(2) Draai alleen aan het instelwiel <5>. Draai terwijl u in de zoeker of op het LCDpaneel kijkt aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren. Gebruik dit instelwiel voor het selecteren van de belichtingscompensatie, het diafragma voor handmatige belichting en andere instellingen. U kunt (1) ook bedienen als de aan-uitschakelaar op <1> staat.
<9> De multifunctionele knop gebruiken De <9> heeft acht pijltoetsen en een knop in het midden. Gebruik deze knop om het AF-punt te selecteren, de witbalans te corrigeren, het scherpstelkader tijdens Live View-opnamen te selecteren, of het beeld te verschuiven in de vergrote weergave. U kunt de knop ook gebruiken om menu's te selecteren. (Uitgezonderd [Wis beelden] en [Formatteren].)
34
Basisbediening
De duidelijkheid van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt aanbevolen om de Dioptric Adjustment Lens E (10 typen, apart verkrijgbaar) te gebruiken.
De camera vasthouden Om scherpe opnamen te krijgen, houdt u de camera stil om bewegingsonscherpte te minimaliseren.
Horizontaal fotograferen
Verticaal fotograferen
1. Pak met uw rechterhand de camera stevig vast. 2. Houd de lens onderaan vast met uw linkerhand. 3. Druk de ontspanknop voorzichtig in met de wijsvinger van uw rechterhand. 4. Duw uw armen en ellebogen licht tegen de voorkant van uw lichaam. 5. Druk de camera tegen uw gezicht en kijk door de zoeker. 6. Voor een stabiele houding plaatst u een voet voor de andere.
35
Menugebruik Met de menu's kunt u diverse optionele instellingen maken, zoals de opnamekwaliteit, Picture Style, datum/tijd, persoonlijke voorkeuzen, enzovoort. Terwijl u naar het LCD-scherm kijkt, gebruikt u de knop <M> aan de achterkant van de camera en de instelwielen <6> en <5>.
<M>-knop
LCD-scherm
<6> Hoofdinstelwiel
<5> Snelkeuzewiel <0>-knop Instellingen Persoonlijke voorkeuzen My Menu
Terugspelen Opname Tabblad
Menu-items
Menu-instellingen
* De tabbladen [2/7/8/9] worden niet weergegeven in Basisgebruikmodi zoals de automatische modus. Pictogram
Kleur
1/2
Rood
Opnamemenu
Categorie
Items m.b.t. het maken van opnames
Omschrijving
3/4
Blauw
Weergavemenu
Items m.b.t. het weergeven van opnames
5/6/7
Geel
Instellingenmenu
Functie-instellingen van de camera
8
Oranje
Persoonlijke voorkeuze-instellingen van de camera
9
Groen
Sla vaak gebruikte menu-items en persoonlijke voorkeuze-instellingen op
36
Menugebruik
Procedure voor menu-instelling
1
Geef het menu weer. Druk op de knop <M> om het menu weer te geven.
een tabblad. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <6> om een tabblad te selecteren.
een menu-item. 3 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om het menu-item te selecteren en druk vervolgens op <0>.
de instelling. 4 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren.
de gewenste optie in. 5 StelDruk op <0> om de instelling vast te leggen.
af. 6 SluitDrukhetopmenu de knop <M> om het menu af te sluiten en terug te keren naar de opnamemodus.
37
Menugebruik
Menu-instellingen 1 Opname 1 (Rood)
Pagina
Kwaliteit
73 / 83 / 74 / 84 / 76 / 86 / 1 / D 1+(73 / 83 / 74 / 84 / 76 / 86) D + (73 / 83 / 74 / 84 / 76 / 86)
R.ogen Aan/Uit
Uit/Aan
Pieptoon
Aan / Uit
–
Foto z. card
Aan / Uit
29
Kijktijd
Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten
125
AEB
Verhogingen in stappen van 1/3, ±2 stappen
94
Witbalans
Q/W/E/R/Y/U/I/O/P (2500 - 10000)
67
Handmatige witbalans
Handmatige instelling van de witbalans
68
WB SHIFT/BKT
Witbalanscorrectie: Witbalanscorrectie WB-BKT: Reeksopnamen op basis van de witbalans
70 71
Kleurruimte
sRGB / Adobe RGB
Picture Style
Standaard / Portret / Landschap / Neutraal / Natuurlijk / Monochroom / Gebruiker 1, 2, 3
Stofwisdata
Ontvangt gegevens die kunnen worden gebruikt om stofvlekken te verwijderen
56 100
2 Opname 2 (Rood)
74 61-66 129
3 Weergave 1 (Blauw) Beveilig beelden
Opname beveiligen tegen wissen
123
Roteren
Verticale opname roteren
120
Wis beelden
Opnamen wissen
124
Print opties
Aangeven welke opnamen moeten worden afgedrukt (DPOF)
143
Opdracht verplaatsen
Opnamen selecteren die moeten worden overgezet naar een computer
150
Externe media backup
Weergegeven wanneer er gebruik wordt gemaakt van externe media via WFT-E3 (afzonderlijk verkrijgbaar)
–
38
Menugebruik
4 Weergave 2 (Blauw)
Pagina
Overbel. waarsch.
Uitgeschakeld / Inschakelen
117
AF punt weerg.
Uitgeschakeld / Inschakelen
117
Histogram
Helderheid / RGB
118
Autom. afspelen
Automatische weergave van opnamen
121
5 Instellingen 1 (Geel) Uitschakelen
1 min. / 2 min. / 4 min. / 8 min. / 15 min. / 30 min. / Uit
Bestandnr.
Continu/Auto reset/M-reset
72
Beeld omkeren
Aan zD / Aan D / Uit
126
INFO-knop
Norm. weerg. / Camera-inst. / Opnamefunc.
168
Formatteren
Hiermee kunt u gegevens op de kaart initialiseren en wissen
42
WFT instellingen
Weergegeven wanneer WFT-E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) is bevestigd
–
Opn.functie+ mediaselectie
Weergegeven wanneer er gebruik wordt gemaakt van externe media via WFT-E3 (afzonderlijk verkrijgbaar)
–
LCD helderheid
Zeven helderheidsniveaus beschikbaar
125
Datum/Tijd
Stel de datum (jaar, maand, dag) en tijd (uur, min., sec.) in
41
Taal
18 talen
41
Videosysteem
NTSC / PAL
122
Sensorreiniging
Auto. reiniging / Reinig nu / Reinig handmatig
127
Live view functie inst.
[Live view opname.] Uitschakelen / Inschakelen [Rasterweergave] Uit / Aan [Stille opname.] Modus 1 / Modus 2 / Uitschakelen [Meettimer] 4 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min.
Flitsbesturing
Flitsen / Func.inst. interne flitser / Func.inst. externe flitser / C.Fn-inst. externe flitser / Wis C.Fn's externe flitser
42
6 Instellingen 2 (Geel)
108 112 113 109
103
39
Menugebruik
7 Instellingen 3 (Geel)
Pagina
Hiermee legt u de huidige camera-instellingen Cameragebruikersinstelling vast op de positie <w>, <x> of
165
Wis alle camerainstellingen
De camera wordt ingesteld op de standaardinstellingen
44
Firmware versie
Voor het bijwerken van de firmware
–
8 Persoonlijke voorkeuzen (Oranje) C.FnI: Belichting
154
C.FnII: Beeld C.FnIII: Auto focus/Drive
156 Hiermee past u de camera aan uw persoonlijke voorkeuren aan
C.FnIV: Bediening/Overig Wis persoonlijke voorkeuze (C.Fn)
157 160
Wist alle persoonlijke voorkeuze-instellingen
152
Sla vaak gebruikte menu-items en persoonlijke voorkeuze-instellingen op
164
9 My Menu (Groen) My Menu instellingen
De schermen (tabbladen) [2] Opname 2, [7] Instellingen 3, [8] Persoonlijke voorkeuzen en [9] My Menu worden niet weergegeven in de Basisgebruik-modi. Grijze menu-items worden niet weergegeven in de Basisgebruik-modi. In de Basisgebruik-modi worden de opnamekwaliteitmodi RAW, sRAW en RAW/sRAW+JPEG niet weergegeven. Als u op de knop
40
Voordat u begint 3 De interfacetaal instellen
1
Selecteer [Taal]. Selecteer op het tabblad [6] het item [Taal] (het derde item van boven) en druk vervolgens op <0>.
de gewenste taal in. 2 StelDraai aan het instelwiel <5 om de taal te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De taal verandert.
3 De datum en tijd instellen Controleer of de datum en tijd correct zijn ingesteld op de camera. Stel indien nodig de juiste datum en tijd in.
1
Selecteer [Datum/Tijd]. Selecteer [Datum/Tijd] op het tabblad [6] en druk vervolgens op <0>.
de datum, tijd en datumnotatie in. 2 StelDraai aan het instelwiel <5> om het cijfer te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op <0>. (Hiermee gaat u terug naar .)
af. 3 SluitDraaihetaanmenu het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De datum/tijd wordt ingesteld en het menu verschijnt weer. Het is belangrijk om de correcte datum en tijd in te stellen, omdat deze samen met elke opname worden vastgelegd.
41
Voordat u begint
3 Uitschakeltijd/Uitschakelen instellen U kunt de automatische uitschakeltijd instellen, zodat de camera automatisch wordt uitgeschakeld als deze gedurende een bepaalde tijd niet is gebruikt. Als u niet wilt dat de camera automatisch wordt uitgeschakeld, zet u deze functie op [Uit]. Nadat de camera is uitgeschakeld, kunt u deze weer inschakelen door op de ontspanknop of een andere knop te drukken.
1
Selecteer [Uitschakelen]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>.
de gewenste tijd in. 2 StelDraai aan het instelwiel <5> om het item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Zelfs wanneer [Uit] is ingesteld, wordt het LCD-scherm automatisch na 30 min. uitgeschakeld om stroom te besparen. (De camera zelf wordt niet uitgeschakeld.)
3 De CF-kaart formatteren Als de CF-kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met de camera formatteren. Wanneer de CF-kaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd, dus controleer of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Zet de opnamen indien nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
1 42
Selecteer [Formatteren]. Selecteer [Formatteren] op het tabblad [5] en druk vervolgens op <0>.
Voordat u begint
[OK]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De CF-kaart wordt geformatteerd (geïnitialiseerd). X Wanneer de kaart is geformatteerd, keert u terug naar het menu.
Wanneer de CF-kaart wordt geformatteerd of gewist, verandert alleen de bestandsbeheerinformatie. De eigenlijke gegevens worden niet volledig gewist. Houd hier rekening mee wanneer u de kaart verkoopt of weggooit. Als u de kaart weggooit, dient u deze fysiek onbruikbaar te maken om te voorkomen dat persoonlijke gegevens in handen van derden kunnen komen. Als er een CF-kaartfout op het LCD-scherm wordt weergegeven, verwijdert u de kaart en plaatst u deze opnieuw. Gebruik een andere kaart als het probleem aanhoudt. Als alternatief kunt u alle afbeeldingen op de kaart overbrengen naar een computer en de kaart vervolgens formatteren. De kaart functioneert dan wellicht weer normaal. De capaciteit van de CF-kaart die op het formatteringsscherm wordt weergegeven, kan lager zijn dan de capaciteit die op de kaart staat.
43
3 Camera-instellingen herstellenN De opname-instellingen en menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet op de standaardinstellingen.
1
Selecteer [Wis alle camerainstellingen]. Selecteer op het tabblad <7> de optie [Wis alle camera-instellingen] en druk vervolgens op <0>.
[OK]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Wanneer [Wis alle camerainstellingen] is geselecteerd, wordt de camera teruggezet op de onderstaande instellingen. Opname-instellingen
Opnamen vastleggen
AF mode
1-beeld AF
Kwaliteit
73
AF punt selectie
Automatische selectie
ISO snelheid
Auto
Kleurruimte
sRGB
Meetmethode
q (Meervlaks meting)
Witbalans
Q (Autom. WB)
Drive mode
u (Enkelbeeld)
Belichtingsco mpensatie
0 (Nul)
Witbalanscorrec Geannuleerd tie
AEB
Geannuleerd
WB-BKT
Geannuleerd
Beeldstijl
Standaard
Flitsbelichtingsc 0 (Nul) ompensatie
De items [Persoonlijke voorkeuzen] en [Cameragebruikersinstelling] worden niet verwijderd. De witbalansgegevens (pag. 68) die zijn verkregen via de aangepaste witbalans en de gegevens over stofverwijdering (pag. 129) worden gewist.
44
2
Foto's maken met basisfuncties In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de Basisgebruikmodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten. In Basisgebruik-modi hoeft u de camera slechts op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in. (pag. 172) De camera-instellingen in de Basisgebruik-modi kunnen niet worden veranderd, om slechte foto's, als gevolg van foutieve handelingen te voorkomen.
Volautomatisch
ik ru eb Basisg Automatische opnamecorrectie in de Basisgebruik-modi In de Basisgebruik-modi wordt de opname automatisch aangepast om de beste helderheid te verkrijgen.
45
1 Volledig automatisch foto's maken
AF-punt
het programmakeuzewiel in 1 Stel op <1>. een AF-punt op het onderwerp. 2 Richt Alle AF-punten werken en scherpstellen vindt plaats aan de hand van het AF-punt op het dichtstbijzijnde onderwerp. Het scherpstellen kan worden vereenvoudigd door het middelste AF-punt op het onderwerp te richten.
scherp op het onderwerp. 3 StelDruk de ontspanknop half in en de lens stelt het onderwerp scherp. X Het AF-punt dat hiervoor wordt gebruikt, knippert rood. Op hetzelfde moment is een pieptoon te horen en brandt het focusbevestigingslampje
de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken. X De opname wordt ongeveer 2 seconden lang op het LCD-scherm weergegeven. Als de ingebouwde flitser automatisch te voorschijn is gekomen, drukt u deze met uw vingers weer naar binnen.
46
1 Volledig automatisch foto's maken
Veelgestelde vragen Het focusbevestigingslampje
Soms knipperen meerdere AF-punten tegelijk. In dat geval is op al deze AF-punten scherpgesteld. Zolang het AF-punt dat op het gewenste onderwerp is gericht knippert, kunt u de opname maken.
De pieptoon blijft zachtjes aanhouden (Het focusbevestigingslampje
Het onderwerp wordt niet scherpgesteld als u de ontspanknop half indrukt. Wanneer de focusinstellingsknop op de lens op <MF> (handmatige focus) staat, stelt de camera niet scherp. Stel de focusinstellingsknop in op
Wanneer ik scherpstel op het onderwerp, inzoom en de opname maak, is de opname niet helemaal scherp. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt. Wanneer u na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de focus enigszins verloren gaan.
De flitser komt te voorschijn bij daglicht. Bij een onderwerp met tegenlicht kan de flitser te voorschijn komen om scherpe schaduwen op het onderwerp te voorkomen.
De ingebouwde flitser flitst verschillende keren bij slecht licht. Tijdens autofocus kan half indrukken van de ontspanknop ervoor zorgen dat de flitser verschillende keren flitst om de automatische scherpstelling te bevorderen. Dit wordt AF-hulplicht genoemd. Deze is effectief tot ongeveer 4 meter van het onderwerp.
De foto is donker, ook al is de flitser gebruikt. Het onderwerp was te ver weg. Het onderwerp moet zich binnen 5 meter van de camera bevinden.
De flitser is gebruikt, maar het onderste gedeelte van de foto is onnatuurlijk donker. Het onderwerp was te dicht bij de lens en de lens heeft een schaduw veroorzaakt. Het onderwerp moet minstens 1 meter van de camera verwijderd zijn. Als een zonnekap (afzonderlijk verkrijgbaar) is aangebracht op de lens, moet deze worden verwijderd voordat u een foto maakt met flitser.
47
1 Volledig automatische technieken De compositie opnieuw bepalen
Plaats het onderwerp naar links of rechts, afhankelijk van de gehele opname, om te zorgen voor een gebalanceerde achtergrond en een goed perspectief. In de modus <1> (Automatisch) drukt u de ontspanknop half in om een niet-bewegend onderwerp scherp te stellen; de focus wordt vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen en de ontspanknop volledig indrukken om de foto te maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. Focusvergrendeling is ook mogelijk in andere Basisgebruik-modi (behalve <5>).
Foto's maken van een bewegend onderwerp.
Als het onderwerp tijdens of na het scherpstellen beweegt in de modus <1> (Automatisch) en de afstand tot de camera verandert, treedt AI Servo AF in werking om het onderwerp voortdurend scherp te stellen. Zolang u het AF-punt op het onderwerp blijft richten terwijl u de ontspanknop half indrukt, wordt voortdurend scherpgesteld. Druk de ontspanknop volledig in om de foto te maken.
48
2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat het onderwerp duidelijk uitkomt. Ook worden de huidtinten en het haar zachter gemaakt dan in modus <1> (Automatisch).
Opnametips Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe beter. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruit ziet. Het onderwerp steekt ook beter af tegen een effen, donkere achtergrond. Gebruik een telelens Als u over een zoomlens beschikt, kunt u de telezijde gebruiken om het frame te vullen met het onderwerp gefotografeerd tot aan zijn/ haar middel. Kom indien nodig dichterbij. Stel scherp op het gezicht. Controleer of het AF-punt op het gezicht rood knippert.
Als u de ontspanknop ingedrukt houdt, kunt u continu-opnamen maken van verschillende poses en gelaatsuitdrukkingen. (Circa 3 opnamen/sec.) Indien noodzakelijk komt de ingebouwde flitser automatisch te voorschijn.
49
3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's en nachtopnamen en om alles van dichtbij tot veraf scherp te stellen. Groene en blauwe kleuren worden levendiger en scherper dan met <1> (Automatisch).
Opnametips Gebruik de groothoekzijde wanneer u een zoomlens gebruikt. Gebruik de groothoekzijde wanneer u een zoomlens gebruikt. Hierdoor worden onderwerpen dichtbij en ver weg beter scherpgesteld dan wanneer u de telezijde gebruikt. Het geeft het panorama ook meer breedte. Nachtopnamen maken. Deze modus is ook goed geschikt voor nachtopnamen, omdat de ingebouwde flitser is uitgeschakeld. Gebruik voor nachtopnamen een statief om te voorkomen dat de camera beweegt. Als u een opname van een persoon wilt maken bij nacht, zet u het programmakeuzewiel op <6> en gebruikt u een statief. (pag. 53)
50
4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen gebruikt u hiervoor de modus <4> (Close-up). Gebruik een macrolens (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen.
Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Bloemen en dergelijke steken beter af tegen een eenvoudige achtergrond. Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale focusafstand van de lens. Sommige lenzen hebben indicaties, zoals <4 0.28m>. De minimale focusafstand van de lens wordt gemeten vanaf de scherpstelvlakmarkering
51
5 Foto's maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) voor het fotograferen van een bewegend onderwerp, bijvoorbeeld een rennend kind of een autorace.
Opnametips Gebruik een telelens. Het gebruik van een telelens wordt aanbevolen omdat u hiermee kunt fotograferen op grote afstand. Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen. Tijdens het automatisch scherpstellen blijft u een zachte pieptoon horen. Als u niet kunt scherpstellen, gaat het focusbevestigingslampje
Bij slecht licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert de weergave van de sluitertijd (linksonder). Houd de camera stil en maak de opname.
52
6 's Nachts portretfoto's maken Gebruik de modus <6> (Nacht portret) als u iemand bij nacht wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende belichting in de achtergrond wilt hebben.
Opnametips Gebruik een groothoeklens en een statief. Als u een zoomlens gebruikt, gebruikt u de groothoekzijde voor een weids nachtelijk panorama. Gebruik een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen. De persoon moet zich binnen 5 meter van de camera bevinden. Bij slecht licht werkt de ingebouwde flitser automatisch voor een goede belichting van de persoon. De effectieve afstand van de ingebouwde flitser is 5 meter van de camera. Maak ook opnamen met <1> (Automatisch). Omdat bewegingsonscherpte vaker voorkomt bij nachtopnamen, wordt aanbevolen om tevens te fotograferen met <1> (Automatisch).
Als de zelfontspanner eveneens wordt gebruikt, knippert het lampje van de zelfontspanner nadat de opname is gemaakt.
53
7 Flitser uitschakelen Op plaatsen waar het gebruik van een flitser niet is toegestaan, gebruikt u de modus <7> (Flitser uit). Deze modus is ook geschikt voor opnamen bij kaarslicht en wanneer u het effect van de kaarsen wilt vastleggen.
Opnametips Als de nummerweergave in de zoeker knippert, dient u ervoor te zorgen dat bewegingsonscherpte wordt voorkomen. Bij slecht licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert de weergave van de sluitertijd. Houd de camera stil of gebruik een statief. Als u beschikt over een zoomlens, kunt u de groothoekzijde gebruiken om een wazige opname als gevolg van bewegingsonscherpte te voorkomen. Portretopnamen maken zonder flitser. Bij slecht licht moet de persoon niet bewegen totdat de foto is genomen. Als de persoon beweegt tijdens de belichting, kan hij of zij wazig op de foto komen te staan.
54
3
Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden de instellingen voor digitale opnamen uitgelegd voor de opnamekwaliteit, de ISOsnelheid, de Picture Style, de witbalans en de kleurruimte. In de Basisgebruik-modi kunnen alleen de opnamekwaliteit (RAW/sRAW, RAW/sRAW+JPEG uitgezonderd) en de methode voor bestandsnummering worden ingesteld, zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven. De asterisk M rechts naast de paginatitel geeft aan dat de desbetreffende functie alleen beschikbaar is in de Creatief gebruik-modi (d, s, f, a, 8).
Wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, kunt u op de knop drukken om de opname-instellingen te bekijken. (pag. 168)
55
3 De opnamekwaliteit instellen Stel de opnamekwaliteit in zodat deze overeenkomt met de gewenste beeldgrootte voor afdrukken, etc. In de Basisgebruik-modi kunnen alleen de volgende instellingen voor opnamekwaliteit worden ingesteld: 73, 83, 74, 84, 76, 86. Dit zijn allemaal JPEG-afbeeldingen. In de modi 1/D moet de opname worden bewerkt met de meegeleverde software. (pag. 58)
1
Selecteer [Kwaliteit]. Selecteer op het tabblad [1] de optie [Kwaliteit] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor de opnamekwaliteit wordt weergegeven.
de opnamekwaliteit. 2 Selecteer Draai het instelwiel <5> om de opnamekwaliteit te selecteren en druk vervolgens op <0>. "**** x ****" in de rechterbovenhoek geeft het aantal opgenomen pixels en [***] het resterend aantal opnamen aan (maximaal 999). Stel de opnamekwaliteit achtereenvolgens in voor de Basisgebruik-modi en de Creatief gebruik-modi. Handleiding bij instellingen voor opnamekwaliteit Kwaliteit 73 (Groot/Fijn) 83 (Groot/Normaal) 74 (Middel/Fijn) 84 (Middel/Normaal) 76 (Klein/Fijn) 86 (Klein/Normaal)
JPEG
Pixels
Afdrukgrootte
Circa 10,1 megapixels
A3 of groter
Circa 5,3 megapixels
A4 - A5
Circa 2,5 megapixels
A5 of kleiner
1 (RAW)
Circa 10,1 megapixels
A3 of groter
D(Klein RAW)
Circa 2,5 megapixels
A5 of kleiner
Wanneer u gelijktijdige opnamen maakt, worden bij 1+73, D+73 en andere RAW+JPEGafbeeldingen zowel de RAW- als de JPEG-afbeeldingen opgeslagen in dezelfde map onder hetzelfde bestandsnummer.
56
3 De opnamekwaliteit instellen
Grootte opnamebestand en capaciteit CF-kaart volgens opnamekwaliteit Kwaliteit 73
Bestands- Maximumaantal Maximale opnamereeks (circa) grootte opnamen o Hoge i Lage (circa in MB) (circa) snelheid snelheid 3,5 274 75 205
83
1,8
523
171
523
74
2,1
454
140
454
84
1,1
854
303
854
76
1,2
779
271
779
86
0,7
1451
625
1451
1
12,4
76
17
20
1+73
12,4 + 3,5
59
14
16
1+83
12,4 + 1,8
66
14
16
1+74
12,4 + 2,1
65
14
16
1+84
12,4 + 1,1
70
14
16
1+76
12,4 + 1,2
69
14
16
1+86
12,4 + 0,7
72
14
16
7,1
135
20
34 21
D D+73
7,1 + 3,5
90
17
D+83
7,1 + 1,8
107
17
22
D+74
7,1 + 2,1
103
17
22
D+84
7,1 + 1,1
116
17
23
D+76
7,1 + 1,2
115
17
24
D+86
7,1 + 0,7
124
17
25
Het aantal mogelijke opnamen en de maximale opnamereeks gelden voor een CF-kaart van 1 GB en is gebaseerd op de testnormen van Canon. De grootte van een enkele opname, het aantal mogelijke opnamen en de maximale opnamereeks bij continu-opnamen zijn gebaseerd op de testnormen van Canon (ISO 100, Beeldstijl: Standaard). Op het LCD-paneel kunt u zien hoeveel opnamen er nog op de CF-kaart kunnen worden vastgelegd. De grootte van een afzonderlijke opname, het aantal mogelijke opnamen en de maximale opnamereeks bij continu-opnamen zijn afhankelijk van het onderwerp, het merk CF-kaart, de ISO-waarde, Picture Style, etc. Bij zwart-witopnamen is de bestandsgrootte kleiner, waardoor het aantal mogelijke opnamen groter is.
57
3 De opnamekwaliteit instellen
RAW De RAW-afbeelding is de gegevensuitvoer die wordt vastgelegd door de beeldsensor en die wordt geconverteerd naar digitale gegevens, welke vervolgens op de CF-kaart worden opgeslagen. Na overbrenging naar een computer kan de RAW-opname met de (meegeleverde) software worden bewerkt. Op basis van de RAW-opname kan de software de aangepaste opname in het gewenste bestandstype omzetten, bijvoorbeeld JPEG of TIFF.
sRAW Dit is een kleine RAW-afbeelding die een kwart (ca. 2,5 megapixel) van het formaat van een normale RAW-afbeelding inneemt. Net als RAWopnamen kunnen sRAW-opnamen worden omgezet en aangepast met de meegeleverde software. Dit afbeeldingstype is handig wanneer u niet de hoge resolutie van een normale RAW-opname nodig hebt.
Maximale opnamereeks bij continu-opnamen De maximale opnamereeks bij continu-opnamen die is aangegeven op de vorige pagina, is het aantal continu-opnamen dat per keer kan worden gemaakt op basis van een CF-kaart van 1 GB. De maximale opnamereeks hangt af van de opnamekwaliteit, de transportmodus, het onderwerp, het merk CF-kaart en andere variabelen. U vindt de maximale opnamereeks rechtsonder in de zoeker. Als de maximale opnamereeks 99 of hoger is, wordt "99" weergegeven. Het maximumaantal opnamen bij continu-opname verschijnt altijd, zelfs als er geen CF-kaart in de camera zit. Controleer of er een CF-kaart in de camera is geplaatst voordat u een opname maakt. De maximale opnamereeks voor
58
i: De ISO-waarde instellenN Stel de ISO-waarde (lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. Bijvoorbeeld: wanneer u de ISO-waarde verhoogt (hoger nummer) voor slechte lichtomstandigheden, kan een kortere sluitertijd worden gebruikt en is er minder kans op bewegingsonscherpte. Het effectief bereik van de flitser neemt ook toe.
ISO-waarde in de Basisgebruik-modi De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld tussen 100 en 800.
ISO-waarde in de Creatief gebruik-modi De ISO-waarde kan worden ingesteld tussen 100 en 1600 in stappen van 1/3. Bovendien wordt bij de instelling "Auto" de ISO-waarde automatisch ingesteld op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is.
1
Druk op de knop <m>. (9) X De huidige ISO-waarde wordt weergegeven op het LCD-paneel. In de Basisgebruik-modi wordt "Auto" op het LCD-paneel weergegeven.
de ISO-waarde in. 2 StelTerwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6>. Met "Auto" wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld. Als er een hoge ISO-waarde wordt gebruikt of als er wordt gefotografeerd bij hoge temperaturen, kunnen de opnamen er korreliger uitzien. Hoge temperaturen, hoge ISO-waarden of lange belichtingstijden kunnen afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. Met [8C.Fn I -3] (ISO vergroten) ingesteld op [1: Aan] (pag.154) kan "H" (ISO 3200) ook worden ingesteld.
59
i: De ISO-waarde instellenN
ISO-waarde "Auto" Als de ISO-waarde wordt ingesteld op "Auto", wordt de in te stellen werkelijke ISO-waarde weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt. Zoals hieronder wordt aangegeven, wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus. Opnamemodus
Instelling ISO-waarde
1, 3, 4, 6, 7
De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld tussen 100 en 800. De automatisch ingestelde ISO-waarde is afhankelijk van de opnamemodus. De opname wordt gemaakt bij standaardbelichting.
5
De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld tussen 400 en 800.
2
Vastgesteld op ISO 100.
d f 8
De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld tussen ISO 400 en 800. Op deze wijze wordt er een sluitertijd ingesteld die bewegingsonscherpte voorkomt. Als er sprake is van overbelichting bij ISO 400, wordt er een lagere ISO-waarde ingesteld (minimum ISO 100).
s
Normaliter wordt ISO 400 ingesteld. Zelfs voor zeer heldere of zeer donkere onderwerpen wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 800 voor een standaardbelichting.
a
Vastgesteld op ISO 400.
Met flitser
Ingesteld op ISO 400 in alle opnamemodi, inclusief <2>. Als overbelichting leidt tot helder licht buitenshuis, wordt er een lagere ISO-waarde ingesteld (minimum ISO 100).
60
A Een Picture Style selecterenN Door een Picture Style te selecteren, kunt u de gewenste opname-effecten verkrijgen die passen bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp. In de Basisgebruik-modi wordt de Picture Style automatisch ingesteld. Hierdoor kan de bewerking die wordt uitgelegd op deze pagina en doorloopt tot pagina 66 niet worden uitgevoerd.
1
Druk op de knop . Wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop . X Het scherm verschijnt waarin de Picture Style kan worden gekozen.
een Picture Style. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een Picture Style te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De Picture Style wordt geactiveerd en de camera is gereed om opnamen te maken. U kunt ook het menu [2 Beeldstijl] gebruiken om de Picture Style te selecteren.
Picture Style-effecten Standaard Het beeld ziet er levendig en scherp uit. Portret Voor mooie huidskleurtinten. Het beeld ziet er redelijk scherp uit. Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe beelden. Neutraal Voor natuurlijke kleuren en ingetogen beelden. Bij deze Picture Style wordt ervan uitgegaan dat u de opnamen nog gaat bewerken op een computer.
61
A Een Picture Style selecterenN
Natuurlijk De foto is mat en ingetogen. Wanneer het onderwerp wordt vastgelegd bij een kleurtemperatuur van 5200 K, wordt de kleur colorimetrisch aangepast aan de kleur van het onderwerp. Bij deze Picture Style wordt ervan uitgegaan dat u de opnamen nog gaat bewerken op een computer. Monochroom Voor zwart-witopnamen. Voor natuurlijk uitziende zwart-witopnamen selecteert u een geschikte witbalans. De opname kan niet worden teruggezet naar kleur, met uitzondering van 1- en D-opnamen. Gebruik deze Picture Style niet als u JPEG-beelden in kleur wilt. Wanneer [Monochroom] is geselecteerd, wordt <0> weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel.
Gebruiker 1-3 Raadpleeg "De Picture Style vastleggen" op pagina 65.
De symbolen De symbolen rechtsboven in het scherm waarin de Picture Style kan worden gekozen, hebben betrekking op parameters zoals [Scherpte] en [Contrast]. De cijfers geven de parameterinstellingen voor iedere Picture Style aan, zoals [Scherpte] en [Contrast]. Symbolen g
62
Scherpte
h
Contrast
i
Verzadiging
j
Kleurtoon
k
Filtereffect (monochroom)
l
Toningeffect (monochroom)
A De Picture Style aanpassenN U kunt de Picture Style naar wens aanpassen door de individuele parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Zie de volgende pagina voor het aanpassen van [Monochroom].
1 Druk op de knop . een Picture Style. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een Picture Style te selecteren en druk vervolgens op de knop .
een parameter. 3 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een parameter te selecteren en druk vervolgens op <0>.
de parameter in. 4 StelDraai aan het instelwiel <5> om de parameter naar wens in te stellen en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop <M> om de aangepaste parameter op te slaan. Het keuzescherm voor Picture Styles verschijnt weer. X Instellingen die afwijken van de standaardinstelling worden blauw weergegeven. Parameterinstellingen en -effecten g Scherpte
[0] : Minder scherpe contouren [+7] : Scherpe contouren
h Contrast
[-4] : Laag contrast
[+4] : Hoog contrast
i Verzadiging
[-4] : Lage verzadiging
[+4] : Hoge verzadiging
j Kleurtoon
[-4] : Roodachtige huidskleur [+4] : Geelachtige huidskleur
63
A De Picture Style aanpassenN
Door [Stand.inst.] te selecteren in stap 3, kunt u de standaardparameters van de respectieve Picture Style herstellen. Om opnamen te maken met de gewijzigde Picture Style, volgt u stap 2 op de voorgaande pagina om de Picture Style te selecteren en opnamen te maken.
Monochroom aanpassen Voor Monochroom kunt u [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen, evenals [Scherpte] en [Contrast].
[Filtereffect] U kunt op een zwart-witfoto witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen.
Filter
Voorbeeldeffecten
N: Geen
Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
Ye: Geel
De blauwe lucht ziet er natuurlijker uit en witte wolken lijken scherper.
Or: Oranje De blauwe lucht ziet er iets donkerder uit. De zonsondergang ziet er stralender uit. R: Rood
De blauwe lucht ziet er behoorlijk donker uit. Herfstbladeren zien er scherper en helderder uit.
G: Groen
Huidskleur en lippen zien er goed uit. Boombladeren zien er scherper en helderder uit.
Als u de instelling voor [Contrast] verschuift naar de pluskant, wordt het filtereffect duidelijker.
[Toningeffect] Door een toningeffect toe te passen kunt u een zwart-witfoto in de desbetreffende kleur maken. Hierdoor kan de opname er indrukwekkender uitzien. U kunt de volgende opties selecteren: [N:Geen] [S:Sepia] [B:Blauw] [P:Paars] [G:Groen].
64
A De Picture Style vastleggenN U kunt een basis-Picture Style selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt Picture Styles maken met andere parameters voor bijvoorbeeld scherpte en contrast. U kunt ook een Picture Style selecteren die reeds door de meegeleverde software is ingesteld.
1 Druk op de knop . [Gebruiker]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Gebruiker *] te selecteren en druk op de knop .
op <0>. 3 Druk Als [Beeldstijl] is geselecteerd, drukt u op <0>.
de basis-Picture Style. 4 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de basis-Picture Style te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als u met de meegeleverde software al een Picture Style hebt ingesteld, selecteert u deze hier.
een parameter. 5 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een parameter te selecteren en druk vervolgens op <0>.
65
A De Picture Style vastleggenN
de parameter in. 6 StelDraai aan het instelwiel <5> om de parameter naar wens in te stellen en druk vervolgens op <0>.
Druk op de knop <M> om de nieuwe Picture Style vast te leggen. Het scherm waarin de Picture Style kan worden gekozen, verschijnt weer. X De basis-Picture Style wordt rechts van [Gebruiker *] weergegeven. X De naam van de Picture Style met gewijzigde instellingen (afwijkend van de standaardinstellingen) die is vastgelegd onder [Gebruiker *] wordt blauw weergegeven.
Als er al een Picture Style is vastgelegd onder [Gebruiker *], maakt het wijzigen van de basis-Picture Style in stap 4 de parameters van de vastgelegde inhoud van de Picture Style ongedaan. Als u opnamen wilt maken met de vastgelegde Picture Style, volgt u stap 2 op de vorige pagina om [Gebruiker *] te selecteren. Nu kunt u opnamen gaan maken.
66
B: De witbalans selecterenN Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling
geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u de witbalans handmatig aanpassen aan de lichtomstandigheden van dat moment. Bij de Basisgebruik-modi wordt automatisch de instelling
gebruikt.
1 Druk op de knop
Pictogram
Modus
Q Automatisch
Kleurtemperatuur (ongeveer, in K: Kelvin) 3000 - 7000
W
Daglicht
5200
E
Schaduw
7000
R
Bewolkt, schemer, zonsondergang
6000
Y
Kunstlicht
3200
U
Wit TL licht
4000
I
Flitser
6000
O
Custom (pag. 68)
2000 - 10.000
P
Kleurtemperatuur (pag. 69)
2500 - 10.000
De witbalans Het menselijk oog ziet elk wit object altijd als wit, ongeacht het soort licht. Bij een digitale camera wordt de kleurtemperatuur softwarematig aangepast om de witte gebieden er ook daadwerkelijk wit te laten uitzien. Deze aanpassing is de basis voor de kleurcorrectie. Het resultaat is een foto met natuurlijk uitziende kleuren. U kunt ook het menu [2 Witbalans] gebruiken om de witbalans in te stellen.
67
B: De witbalans selecterenN
O
Handmatige witbalans
Handmatige witbalans wordt gebruikt om voor een specifieke lichtbron handmatig de witbalans in te stellen en zo de nauwkeurigheid te verbeteren.
1
Cirkel van spotmeting
Fotografeer een wit object. Het effen witte object moet de cirkel van de spotmeting vullen. Stel handmatig scherp en stel de standaardbelichting in voor het witte onderwerp. U kunt de witbalans instellen.
[Handmatige witbalans]. 2 Selecteer Op het tabblad [2] selecteert u [Handmatige witbalans] en drukt u vervolgens op <0>. X Het instellingenscherm verschijnt.
de witbalansgegevens. 3 Importeer Draai het instelwiel <6> of <5> om de opname in stap 1 te selecteren en druk vervolgens op <0>. X In het dialoogvenster dat wordt weergegeven selecteert u [OK] en de gegevens worden geïmporteerd.
op de knop
de handmatige witbalans. 5 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <5> om
68
B: De witbalans selecterenN
Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt, kan dit een incorrecte witbalans tot gevolg hebben. Als de afbeelding is opgeslagen terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom] (pag. 62), kan deze niet worden geselecteerd in stap 3. In plaats van een wit object kan een kaart met 18% grijs (in de winkel verkrijgbaar) een nauwkeurigere witbalans opleveren. De persoonlijke witbalans die is vastgelegd met de meegeleverde software, wordt vastgelegd onder
P De kleurtemperatuur instellen U kunt de kleurtemperatuur van de witbalans numeriek instellen.
1
Selecteer [Witbalans]. Selecteer op het tabblad [2] de optie [Witbalans] en druk vervolgens op <0>.
de kleurtemperatuur in. 2 StelDraai aan het instelwiel <5> om
69
3 WitbalanscorrectieN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversieof kleurcompensatiefilters, zullen deze functie waarderen.
Witbalanscorrectie
1
Selecteer [WB SHIFT/BKT]. Selecteer op het tabblad [2] de optie [WB SHIFT/BKT] en druk vervolgens op <0>.
een witbalanscorrectie. 2 Selecteer Gebruik <9> om het symbool " " naar
Voorbeeldinstelling: A2, G1
de gewenste positie te verplaatsen. B staat voor blauw, A voor oranje, M voor magenta en G voor groen. De kleur in de desbetreffende richting wordt gecorrigeerd. Rechtsboven in het scherm wordt onder "SHIFT" de richting en de mate van correctie aangegeven. Als u drukt op de knop , worden alle [WB SHIFT/BKT]instellingen geannuleerd. Druk op <0> om af te sluiten en terug te keren naar het menu.
Tijdens de witbalanscorrectie wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel. Eén correctieniveau voor blauw/oranje is gelijk aan 5 mireds van een kleurtemperatuurconversiefilter. (Mired: een maateenheid voor de dichtheid van een kleurtemperatuurconversiefilter.)
70
3 WitbalanscorrectieN
Automatische reeksopnamen op basis van de witbalans Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie beelden met een verschillende kleurtoon op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de huidige witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/oranje of magenta/groen. Dit worden reeksopnamen op basis van de witbalans genoemd (WBBKT). Reeksopnamen op basis van de witbalans zijn mogelijk in ± 3 hele stappen.
Stel het aantal reeksopnamen op basis van de witbalans in.
B/A ±3 niveaus
Als u in stap 2 voor de witbalanscorrectie aan het instelwiel <5> draait, verandert de markering " " op het scherm in " " (3 punten). Als u het instelwiel naar rechts draait, wordt blauw/oranje (B/A) ingesteld, en als u het wiel naar links draait magenta/groen (M/G). X Aan de rechterkant van het scherm wordt met "BKT" de richting van de reeksopnamen aangegeven, evenals het aantal reeksopnamen. Als u drukt op de knop , worden alle [WB SHIFT/BKT]-instellingen geannuleerd. Druk op <0> om af te sluiten en terug te keren naar het menu.
Opnamereeks De opnamen worden in deze volgorde in de reeks gezet: 1. Standaardwitbalans, 2. Meer blauw (B) en 3. Meer oranje (A) of 1. Standaardwitbalans, 2. Meer magenta (M), 3. Meer groen (G). Tijdens reeksopnamen op basis van witbalans is de maximale opnamereeks voor continu-opnamen lager en neemt het aantal mogelijke opnamen eveneens af tot een derde van het normale aantal. Ook knippert het witbalanspictogram op het LCD-paneel. U kunt ook witbalanscorrectie en AEB-opnamen samen met reeksopnamen op basis van de witbalans instellen. Als u AEB-opnamen kiest in combinatie met reeksopnamen op basis van de witbalans, worden van elke opname negen versies opgeslagen. Aangezien bij iedere opname drie foto's worden vastgelegd, kost het meer tijd om de opname op de CF-kaart op te slaan. "BKT" staat voor reeksopnamen (bracketing).
71
3 Methoden voor bestandsnummering Het bestandsnummer is te vergelijken met het beeldnummer op een fotorolletje. De opnamen krijgen opeenvolgende bestandsnummers van 0001 tot 9999 en worden opgeslagen in één map. U kunt ook veranderen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. Het bestandsnummer verschijnt op de pc in deze notatie: IMG_0001.JPG.
1
Selecteer [Bestandnr.]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>.
de methode voor 2 Selecteer bestandsnummering. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste methode te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Continu De nummering wordt voortgezet, ook na vervanging van de CF-kaart Zelfs nadat u de CF-kaart hebt vervangen, gaat de opeenvolgende bestandsnummering door tot 9999. Dit is handig wanneer u afbeeldingen met nummers van 0001 tot 9999 in één map op de pc wilt opslaan. Als de vervangende CF-kaart opnamen bevat die eerder zijn gemaakt, kan de bestandsnummering van de nieuwe opnamen worden voortgezet vanaf de bestandsnummers van de bestaande opnamen op de kaart. Als u een doorlopende bestandsnummering wilt gebruiken, moet elke keer een opnieuw geformatteerde CF-kaart worden gebruikt. Bestandsnummering na het vervangen van de CF-kaart CF-kaart -1
CF-kaart -2
XXX-0051
XXX-0052
Volgende opeenvolgende bestandsnummer
72
3 Methoden voor bestandsnummering
Auto reset Stelt de bestandsnummering opnieuw in op 0001 wanneer de CF-kaart wordt vervangen Elke keer dat de CF-kaart wordt vervangen begint de bestandsnummering vanaf 0001. Dit is handig als u de opnamen wilt archiveren per CF-kaart. Als de vervangende CF-kaart opnamen bevat die eerder zijn gemaakt, kan de bestandsnummering van de nieuwe opnamen worden voortgezet vanaf de bestandsnummers van de bestaande opnamen op de kaart. Om de bestandsnummering vanaf 0001 te kunnen beginnen, moet de CF-kaart vóór gebruik worden geformatteerd. Bestandsnummering na het vervangen van de CF-kaart
CF-kaart -1
CF-kaart -2
XXX-0051
100-0001
Bestandsnummer opnieuw ingesteld
M-reset De bestandsnummering begint in de nieuwe map bij 0001 Wanneer u de bestandsnummering met de hand opnieuw instelt, wordt er automatisch een nieuwe map gemaakt en begint de nummering van de opnamen die in die map worden opgeslagen bij 0001. Dit is bijvoorbeeld handig wanneer u verschillende mappen wilt gebruiken voor opnamen van gisteren en opnamen van vandaag. Nadat de bestandsnummering handmatig opnieuw is ingesteld, keert deze terug naar continu of auto reset. Wanneer map nummer 999 wordt gemaakt, verschijnt het bericht [Foldernummering vol] op het LCD-scherm. Als de opnamen in de map het bestandsnummer 9999 hebben bereikt, kunnen geen opnamen worden gemaakt, ook al is er nog voldoende ruimte op de CF-kaart. Het LCD-scherm toont een bericht dat de CF-kaart moet worden vervangen. Vervang de CF-kaart. Voor zowel JPEG- als RAW/sRAW-afbeeldingen begint de bestandsnaam met "IMG_". De extensie is ".JPG" voor JPEG-afbeeldingen en ".CR2" voor RAW- en sRAW-afbeeldingen.
73
3 De kleurruimte instellenN De kleurruimte verwijst naar het bereik van reproduceerbare kleuren. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale afbeeldingen wordt sRGB aanbevolen.
1
Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [2] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>.
de gewenste kleurruimte in. 2 StelSelecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
Adobe RGB Deze instelling wordt voornamelijk gebruikt voor commercieel drukwerk en andere bedrijfsmatige toepassingen. Als u geen kennis hebt van beeldbewerking, Adobe RGB en Design rule for Camera File System 2.0 (Exif 2.21), is het aan te bevelen om deze instelling niet te gebruiken. Aangezien u geen heldere afbeeldingen krijgt op sRGB-computers en -printers die niet compatibel zijn met Design rule for Camera File System 2.0 (Exif 2.21), is beeldbewerking met software vereist.
Als de opname is gemaakt met Adobe RGB als kleurruimte, is het eerste teken in de bestandsnaam een onderstrepingsteken "_". Het ICC-profiel is niet toegevoegd. Het ICC-profiel wordt beschreven in de pdf Software-instructies (cd-rom).
74
4
De AF- en transportmodi instellen De zoeker beschikt over negen AF-punten. Door het optimale AF-punt te kiezen, kunt u opnamen met autofocus maken terwijl u toch het gewenste onderwerp in beeld houdt. U kunt ook de AF-modus en de transportmodus instellen die het meest geschikt zijn voor de opnameomstandigheden en het onderwerp. De asterisk M rechts naast de paginatitel geeft aan dat de desbetreffende functie alleen beschikbaar is in de Creatief gebruik-modi (d, s, f, a, 8). In de Basisgebruik-modi worden de AF-modus, de AFpuntselectie en de transportmodus automatisch ingesteld.
75
f: De AF-modus selecterenN Selecteer de AF-modus die past bij de opnameomstandigheden en het onderwerp. In de Basisgebruik-modi wordt de optimale AF-modus automatisch ingesteld.
1
Stel op de lens de focusinstellingsknop in op
het programmakeuzewiel in 2 Stel op een Creatief gebruik-modus. 3 Druk op de knop
de AF-modus. 4 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6>. X: 1-beeld AF 9: AI Focus AF Z: AI Servo AF
1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Wanneer er is scherpgesteld, knippert het AF-punt dat u hiervoor hebt gebruikt rood en brandt het focusbevestigingslampje
76
f: De AF-modus selecterenN
Als u niet kunt scherpstellen, gaat het focusbevestigingslampje
AI Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-modus is geschikt voor bewegende onderwerpen waarbij de focusafstand telkens verandert. Zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera continu op het onderwerp scherpstellen. De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt. In de Creatief gebruik-modi kunt u ook automatisch scherpstellen door op de knop
AI Focus AF voor automatisch wisselen van AF-modus In de modus AI Focus AF schakelt de AF-modus automatisch van 1-beeld AF over op AI Servo AF als het onderwerp in beweging komt. Als het onderwerp in beweging komt nadat het in de modus 1-beeld AF is scherpgesteld, signaleert de camera deze beweging en schakelt de AF-modus automatisch over naar AI Servo AF. Wanneer in de AI Focus AF-modus met actieve Servo-modus het onderwerp wordt scherpgesteld, hoort u een zachte pieptoon. Het focusbevestigingslampje
77
S Het AF-punt selecterenN Selecteer een van de negen AF-punten voor automatisch scherpstellen. In de Basisgebruik-modi en <8> treedt de automatische AF-puntselectie automatisch in werking. U kunt het AF-punt niet selecteren.
1
Druk op de knop <S>. (9) X Het geselecteerde AF-punt wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel. Als alle AF-punten oplichten in de zoeker betekent dit dat de automatische AF-puntselectie in werking is.
het AF-punt. 2 Selecteer Om een AF-punt te selecteren draait u het instelwiel <6> of <5> of gebruikt u <9>.
Selecteren met het instelwiel Wanneer u het instelwiel <6> of <5> draait, wijzigt de AFpuntselectie in dezelfde richting. Als alle AF-punten oplichten, wordt automatische AF-puntselectie ingeschakeld.
Selecteren met de multifunctionele knop De AF-puntselectie verschuift in de richting waarin u de <9> duwt. Als u in dezelfde richting blijft duwen, wordt er geschakeld tussen handmatige en automatische AF-puntselectie.
78
S Het AF-punt selecterenN
Denk aan het volgende wanneer u naar het LCD-paneel kijkt om het AFpunt te selecteren: Automatische selectie rechts
, midden
,
, boven
Selecteer het middelste AF-punt als er geen scherpstelling kan worden bereikt met behulp van het AF-hulplicht van de externe Speedlite voor de EOS.
Het AF-hulplicht van de ingebouwde flitser Als u onder slechte lichtomstandigheden de ontspanknop half indrukt, geeft de flitser een korte reeks flitsen. Het onderwerp wordt verlicht zodat u eenvoudiger automatisch kunt scherpstellen. In de modi <3>, <5> en <7> werkt het AF-hulplicht niet. Het AF-hulplicht van de ingebouwde flitser werkt tot op ongeveer 4 meter afstand. Als de ingebouwde flitser in de Creatief gebruik-modi via de knop omhoog laat komen, zal het AF-hulplicht indien nodig flitsen.
Maximaal diafragma en AF-gevoeligheid van de lens Bij lenzen met een maximaal diafragma groter dan f/5.6 Bij alle AF-punten zijn zeer nauwkeurige, AF-kruismetingspunten mogelijk die gevoelig zijn voor zowel verticale als horizontale lijnen. Bij lenzen met een maximaal diafragma groter dan f/2.8* Met het middelste AF-punt zijn zeer nauwkeurige AFkruismetingspunten mogelijk die gevoelig zijn voor zowel verticale als horizontale lijnen. De gevoeligheid van het middelste AF-punt ten aanzien van verticale en horizontale lijnen is ongeveer twee keer zo groot als bij de overige AF-punten. De overige acht AF-punten werken als kruismetingspunten met lenzen die helderder zijn dan f/5.6. * Met uitzondering van de EF 28-80 mm f/2.8-4L USM- en EF 50 mm f/2.5 compacte macrolenzen.
79
Als autofocus niet werkt Met autofocus lukt het niet altijd om op het onderwerp scherp te stellen (het focusbevestigingslampje
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast Voorbeeld: strakblauwe lucht, muren met een effen kleur, enz. Onderwerpen in slecht licht Reflecterende onderwerpen en onderwerpen met extreem tegenlicht Voorbeeld: auto met reflecterende carrosserie, enz. Nabije en verre objecten die elkaar overlappen Voorbeeld: dier in een kooi, enz. Zich herhalende patronen Voorbeeld: vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enz. In zulke gevallen handelt u als volgt: (1) Stel scherp op een object dat op dezelfde afstand staat als het onderwerp, en vergrendel de focus vóórdat u de compositie opnieuw bepaalt. (pag. 48) (2) Stel de focusinstellingsknop op de lens in op <MF> en stel handmatig scherp.
Handmatige scherpstelling de focusinstellingsknop in 1 Stel op <MF>. op het onderwerp. 2 StelStelscherp het beeld scherp door de focusring op de lens te draaien totdat u het onderwerp scherp in de zoeker ziet. Als u bij handmatige focus de ontspanknop half indrukt, lichten het actieve AF-punt en het focusbevestigingslampje
80
i De transportmodus selecterenN De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continu-opnamen. In de Basisgebruik-modi wordt de optimale transportmodus automatisch ingesteld.
1 Druk op de knop
81
j De zelfontspanner Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt. De <j> (zelfontspanner (10 sec.) ) kan in alle opnamemodi worden gebruikt.
1 Druk op de knop
de opname. 3 Maak Stel scherp op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in. X De opname wordt gemaakt na het verstrijken van de vertraging. X U kunt de zelfontspanner in de gaten houden door middel van het bijbehorende lampje, de pieptoon en de aftelweergave (in seconden) op het LCD-paneel. X Twee seconden voordat de opname wordt gemaakt, blijft het lampje van de zelfontspanner branden en klinkt de pieptoon sneller. Zorg ervoor dat u niet vóór de camera staat als u de ontspanknop indrukt om de zelfontspanner in werking te stellen. Anders gaat de scherpstelling verloren. Gebruik een statief als u de zelfontspanner gebruikt. Wanneer u de zelfontspanner wilt inschakelen, kijkt u door de zoeker of bevestigt u de oculairdop. (pag. 97) Als u de zelfontspanner wilt uitschakelen nadat u deze in werking hebt gesteld, zet u de aan-uitschakelaar op <2>. Als u met de zelfontspanner een foto van uzelf maakt, vergrendelt u de scherpstelling (pag. 48) op een onderwerp dat zich ongeveer op dezelfde afstand bevindt als u op het moment van de opname. De zelfontspanner op 2 seconden zetten is handig als u close-ups of foto's van foto's wilt maken, omdat u op die manier bewegingsonscherpte vermijdt (beweging van de camera bij het indrukken van de ontspanknop).
82
5
Geavanceerde functies Cre ati ef ik bru ge
Met de Creatief gebruik-modi kunt u de sluitertijd of het diafragma instellen om het gewenste resultaat te krijgen. U hebt de controle over de camera.
De asterisk M rechts naast de paginatitel geeft aan dat de desbetreffende functie alleen beschikbaar is in de Creatief gebruik-modi (d, s, f, a, 8). Als u de ontspanknop half indrukt en weer loslaat, wordt de informatie op het LCD-paneel en in de zoeker nog ongeveer 4 seconden (0) weergegeven. Raadpleeg "Functiemogelijkhedentabel" (pag. 172) als u wilt zien wat kan worden ingesteld in de Creatief gebruik-modi. Stel eerst de aan-uitschakelaar in op <J>.
83
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste passen bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE-programma. *
1
Stel het programmakeuzewiel in op
op het onderwerp. 2 StelKijkscherp door de zoeker en richt het geselecteerde AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in. X Het AF-punt waarmee wordt scherpgesteld knippert rood en het focusbevestigingslampje
de weergegeven 3 Controleer sluitertijd en diafragmawaarde. De belichting is correct zolang de sluitertijd- en de diafragmawaardeweergave niet knipperen.
de opname. 4 Maak Bepaal de compositie en druk de ontspanknop helemaal in.
84
d: AE-programma
Als de sluitertijd "30"" en de maximumdiafragmawaarde knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-waarde of gebruik de flitser. Wanneer de sluitertijd "8000" en de minimale diafragmawaarde knipperen, is er sprake van overbelichting. Verlaag de ISO-waarde of gebruik een ND-filter (afzonderlijk verkrijgbaar) om de hoeveelheid licht die op de lens valt te verminderen.
Verschillen tussen
Programmakeuze In de modus AE-programma kunt u naar wens de door de camera ingestelde combinatie van sluitertijd en diafragma (programma) wijzigen en toch dezelfde belichting handhaven. Dit wordt programmakeuze genoemd. Hiervoor drukt u de ontspanknop half in en draait u vervolgens aan het instelwiel <6> totdat de gewenste sluitertijd of diafragmawaarde wordt weergegeven. Programmakeuze wordt automatisch geannuleerd nadat de opname is gemaakt. Programmakeuze kan niet worden gebruikt met flitser.
85
s: AE-sluiterprioriteit In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch de diafragmawaarde in om de correcte belichting te verkrijgen die past bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE-sluiterprioriteit. Een kortere sluitertijd kan de actie of het bewegend onderwerp als het ware doen stilstaan. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * <s> staat voor tijdwaarde.
Korte sluitertijd
1
Lange sluitertijd
Stel het programmakeuzewiel in op <s>.
de gewenste sluitertijd in. 2 StelTerwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6>.
scherp op het onderwerp. 3 StelDruk de ontspanknop half in. X De diafragmawaarde wordt automatisch ingesteld.
in de zoeker en maak een 4 Kijk foto. Wanneer de diafragmawaarde niet knippert, is de belichting goed.
86
s: AE-sluiterprioriteit
Als de maximumdiafragmawaarde knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISO-waarde in. Als de minimale diafragmawaarde knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kortere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een lagere ISO-waarde in. Weergave sluitertijd De sluitertijden van "8000" tot "4" geven de noemer van de breuk van de sluitertijd aan. Bijvoorbeeld: "125" geeft 1/125 sec. aan. Verder betekent "0"5" een sluitertijd van 0,5 sec. en "15"" een sluitertijd van 15 sec.
87
f: AE-diafragmaprioriteit In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de correcte belichting te verkrijgen die past bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE-diafragmaprioriteit. Bij een hoger f/getal (kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling. Bij een lager f/getal (groter diafragma) vallen daarentegen de voorgrond en achtergrond minder samen binnen de acceptabele scherpstelling. *
Met een groot diafragma
1
Met een klein diafragma
Stel het programmakeuzewiel in op
het gewenste diafragma in. 2 StelTerwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6>.
scherp op het onderwerp. 3 StelDruk de ontspanknop half in. X De sluitertijd wordt automatisch ingesteld.
in de zoeker en maak een 4 Kijk foto. Zolang de sluitertijd niet knippert, is de belichting goed.
88
f: AE-diafragmaprioriteit
Als de sluitertijd "30"" knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een groter diafragma (lager f/getal) in te stellen totdat het knipperen stopt, of stel een hogere ISO-waarde in. Als de sluitertijd "8000" knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kleiner diafragma (groter f/getal) in te stellen totdat het knipperen stopt, of stel een lagere ISO-waarde in. Weergave diafragmawaarde Hoe groter het f/getal, hoe kleiner de diafragmaopening. De weergegeven diafragma's kunnen variëren. Dit is afhankelijk van de lens. Als er geen lens op de camera zit, wordt "00" weergegeven als diafragmawaarde.
Preview scherptediepteN Druk op de knop Preview scherptediepte om het huidige diafragma te selecteren. U kunt de scherptediepte (bereik van de acceptabele scherpstelling) controleren door de zoeker.
Bij een hoger f/getal vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling. Hierdoor lijkt het door de zoeker echter donkerder. Als de scherptediepte moeilijk kan worden onderscheiden, houdt u de knop Preview scherptediepte ingedrukt terwijl u aan het instelwiel <6> draait. De belichting wordt vergrendeld (AE-vergrendeling) terwijl de knop Preview scherptediepte wordt ingedrukt.
89
a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode wordt handmatige belichting genoemd. * staat voor handmatig.
1
Stel het programmakeuzewiel in op .
de sluitertijd en het 2 Stel diafragma in. Draai aan het instelwiel <6> om de sluitertijd in te stellen. Om het diafragma in te stellen, stelt u de aan-uitschakelaar in op <J> en draait u aan het instelwiel <5>. Standaardbelichtingsmarkering
Teken belichtingsniveau
scherp op het onderwerp. 3 StelDruk de ontspanknop half in. X De belichtingsinstelling wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel. Het pictogram voor het belichtingsniveau <s> geeft aan hoe ver u bent verwijderd van het standaardbelichtingsniveau.
de belichting in. 4 StelControleer het belichtingsniveau en stel de sluitertijd en het diafragma in.
5 Maak de opname. 90
8: Automatische scherptediepte AE Objecten op de voorgrond en op de achtergrond worden automatisch scherpgesteld. Alle AF-punten functioneren om het onderwerp waar te nemen en het diafragma dat vereist is voor de benodigde scherptediepte, wordt automatisch ingesteld. * <8> betekent automatische scherptediepte. Deze modus stelt de scherptediepte automatisch in.
1
Stel het programmakeuzewiel in op <8>.
scherp op het onderwerp. 2 StelRicht de AF-punten op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. (0) Alle onderwerpen die onder de AFpunten vallen en rood knipperen, worden scherpgesteld.
3 Maak de opname.
Als de sluitertijd "30"" knippert, is het onderwerp onderbelicht. Verhoog de ISO-waarde. Als de sluitertijd "8000" knippert, is het onderwerp overbelicht. Verlaag de ISO-waarde. Als de diafragmawaarde knippert, betekent dit dat het belichtingsniveau goed is, maar dat de gewenste scherptediepte niet kan worden ingesteld. Gebruik een groothoeklens of ga verder van het onderwerp afstaan. Houd de camera stil of gebruik een statief als de camera een lange sluitertijd instelt. Als u de flitser gebruikt, is het resultaat hetzelfde als wanneer u
91
q De lichtmeetmodus selecterenN Er zijn vier lichtmeetmodi beschikbaar: meervlaks meting, deelmeting, spotmeting en gemiddelde meting met nadruk op het midden. Bij de Basisgebruik-modi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld.
1 Druk op de knop
q Meervlaks meting Dit is een algemene lichtmeetmodus, die geschikt is voor portretten en zelfs onderwerpen met tegenlicht. Dit wordt ook wel "evaluatieve meting" genoemd. De camera past de belichting automatisch aan het onderwerp aan.
w Deelmeting Deze methode is effectief als de achtergrond veel helderder is dan het onderwerp (bijvoorbeeld bij tegenlicht). Deelmeting beslaat ongeveer 9% van het midden van de zoeker.
r Spotmeting Hiermee kunt u een lichtmeting uitvoeren op een specifiek gedeelte van het onderwerp. De meting wordt uitgevoerd in het midden en beslaat ongeveer 3,8% van het oppervlak van de zoeker.
e Centrum gew. gemiddeld De meting wordt bepaald in het midden, waarna een gemiddelde voor de gehele opname wordt berekend.
92
De belichtingscompensatie instellenN Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting te wijzigen die door de camera is ingesteld. U kunt het beeld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) maken. U kunt de belichtingscompensatie instellen op ±2 stappen met tussenstappen van 1/3.
1
Draai het programmakeuzewiel naar een willekeurige Creatief gebruik-modus, behalve .
de belichtingsniveau2 Controleer indicator. Druk de ontspanknop half in en controleer de belichtingsniveauindicator. Vergrote belichting
Verminderde belichting
de waarde voor de 3 Stel belichtingscompensatie in. Zet de aan-uitschakelaar op <J> en draai, terwijl u naar de zoeker of het LCD-paneel kijkt, aan het instelwiel <5>. Draai aan het instelwiel <5> terwijl u de ontspanknop half indrukt of binnen (0) nadat u de ontspanknop half hebt ingedrukt. Om de belichtingscompensatie te annuleren, stelt u deze weer in op <E>.
4 Maak de opname. De waarde voor de belichtingscompensatie blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet. Let op dat u niet per ongeluk aan het instelwiel <5> draait en de belichtingscompensatie onbedoeld wijzigt. Om dit te voorkomen, kunt u de aan-uitschakelaar instellen op <1>.
93
3 Reeksopnamen met automatische belichting (AEB)N Als de sluitertijd of het diafragma automatisch worden gewijzigd, wordt het belichtingsniveau gewijzigd tot ±2 stappen met tussenstappen van 1/3 voor drie opeenvolgende opnamen. Dit heet AEB. * AEB staat voor "Auto Exposure Bracketing" (reeksopnamen met automatische belichting).
1
Selecteer [AEB]. Op het tabblad [2] selecteert u [AEB] en drukt u vervolgens op <0>.
een waarde voor AEB in. 2 StelDraai het instelwiel <5> om de
Aantal reeksopnamen (AEB)
waarde voor AEB in te stellen en druk vervolgens op <0>. X Wanneer u het menu afsluit, worden
de opname. 3 Maak Stel het onderwerp scherp en druk de ontspanknop helemaal in. De drie opnamen van de reeks worden in deze volgorde gemaakt: standaardbelichting, kortere belichting en langere belichting.
AEB annuleren Volg stap 1 en 2 om de AEB-waarde in te stellen op < >. AEB wordt automatisch geannuleerd als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <2> of als de flitser gereed is. Als de transportmodus staat ingesteld op (u), moet u de ontspanknop driemaal indrukken. Wanneer
94
A AE-vergrendelingN Gebruik AE-vergrendeling wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het gebied van de belichtingsmeting of wanneer u meerdere foto's wilt nemen met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de foto. Dit heet AE-vergrendeling. Dit is geschikt voor onderwerpen met tegenlicht.
1
Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in. X De belichtingsinstelling wordt weergegeven.
op de knop . (0) 2 Druk X Het pictogram licht op in de zoeker om aan te geven dat de belichtingsinstelling is vergrendeld (AE-vergrendeling). Iedere keer dat u de knop indrukt, wordt de huidige belichtingsinstelling vergrendeld.
de compositie opnieuw en 3 Bepaal maak de opname. Als u de AE-vergrendeling wilt handhaven terwijl u meerdere opnamen maakt, houdt u de knop ingedrukt en drukt u de ontspanknop in om nog een opname te maken.
AE-vergrendelingseffecten Meetmethode q Meervlaks meting*
AF puntselectiemethode Automatische selectie
Handmatige selectie
AE-vergrendeling wordt toegepast bij AE-vergrendeling wordt toegepast het AF-punt waarmee is scherpgesteld. bij het geselecteerde AF-punt.
w Deelmeting r Spotmeting
AE-vergrendeling wordt toegepast bij het middelste AF-punt.
e Centrum gew. gemiddeld * Als de focusinstellingsknop van de lens is ingesteld op <MF>, wordt AEvergrendeling toegepast bij het middelste AF-punt.
95
Bulb-opnamen Als bulb is ingesteld, blijft de sluiter open terwijl u de ontspanknop volledig indrukt, en wordt deze gesloten als u de ontspanknop los laat. Dit wordt bulb-belichting genoemd. Gebruik de instelling voor bulb-belichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist.
1 Stel het programmakeuzewiel in op . de sluitertijd in op "buLb." 2 StelTerwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> om "buLb" te selecteren. De instelling na "30"" is "buLb."
het gewenste diafragma in en maak een opname. 3 Stel Om het diafragma in te stellen, stelt u de aan-uitschakelaar in op <J> en draait u aan het instelwiel <5>. Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, blijft de belichting van kracht. X De verstreken belichtingstijd (sec.) wordt op het LCD-paneel weergegeven door dezelfde indicator die het resterend aantal opnamen weergeeft. Aangezien bulb-opnamen mogelijk meer ruis produceren dan normaal, ziet de opname er korrelig uit. Wanneer [8C.Fn II: -1] (Ruisreductie lange sluitertijd) is ingesteld op [1:Automatisch] of [2:Aan], kan ruis die wordt gegenereerd door de bulb-belichting worden verminderd. (pag. 156) Het gebruik van afstandsbediening RS-80N3 of afstandsbediening met timer TC-80N3 (beide afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen voor bulb-opnamen.
U LCD-paneelverlichting Elke keer dat u op de knop drukt, wordt de verlichting van het LCD-paneel in- of uitgeschakeld (9). Wanneer u bij een bulbopname de ontspanknop volledig indrukt, wordt de verlichting van het LCD-paneel uitgeschakeld.
96
Bulb-opnamen
De oculairdop gebruiken Als u een opname maakt zonder door de zoeker te kijken, kan er licht door het oculair vallen, wat een nadelige invloed heeft op de belichting. Om dit te voorkomen gebruikt u de oculairdop die is bevestigd aan de draagriem van de camera.
1
Verwijder de oogschelp. Duw de oogdop van onderaf omhoog.
de oculairdop. 2 Bevestig Schuif de oculairdop in de desbetreffende gleuf naar beneden om deze te bevestigen.
De afstandsbediening aansluiten U kunt afstandsbediening RS-80N3 of afstandsbediening met timer TC-80N3 (beide afzonderlijk verkrijgbaar) of elk ander EOS-accessoire met een N3-aansluiting op de camera aansluiten en er opnamen mee maken. Raadpleeg de instructiehandleiding voor informatie over de bediening van het accessoire.
het klepje van de 1 Open aansluitingen van de camera. de stekker aan op de aansluiting 2 Sluit voor de afstandsbediening. Sluit de stekker aan zoals in de afbeelding wordt weergegeven. Als u de stekker wilt verwijderen, pakt u het zilverkleurige gedeelte van de stekker vast en trekt u vervolgens de stekker los.
97
Spiegel opklappenN Hoewel het gebruik van de zelfontspanner of afstandsbediening bewegingsonscherpte kan voorkomen, kan het bij gebruik van een supertelelens of het maken van close-ups ook helpen om de spiegel op te klappen en zo bij het afdrukken te voorkomen dat de camera trilt vanwege de opklappende spiegel. Als de instelling [8C.Fn III -7] (Spiegel opklappen) is ingesteld op [1:Inschakelen] (pag. 160), kunnen opnamen worden gemaakt met een opgeklapte spiegel.
1
Stel scherp op het onderwerp, druk de ontspanknop helemaal in en laat deze weer los. X De spiegel wordt opgeklapt.
2 Druk de ontspanknop nogmaals helemaal in. X De opname wordt gemaakt en de spiegel wordt weer naar beneden geklapt. Bij zeer fel licht, bijvoorbeeld op het strand of tijdens het skiën op een zonnige dag, kunt u de opname het beste direct na het opklappen van de spiegel maken. Richt de lens niet direct op de zon wanneer de spiegel is opgeklapt. De warmte van de zon kan de sluitergordijnen verschroeien en beschadigen. Als u bulb-belichting gebruikt in combinatie met de zelfontspanner en de spiegelopklapfunctie, moet u de ontspanknop volledig ingedrukt blijven houden (gedurende de vertragingstijd van de zelfontspanner + bulb-belichtingstijd). Als u de ontspanknop loslaat tijdens het aftellen van de zelfontspanner (2 seconden of 10 seconden), klinkt er een geluid om aan te geven dat de ontspanknop is losgelaten. De ontspanknop wordt echter niet bediend (er wordt geen opname gemaakt).
Wanneer [1:Activeren] is ingesteld, wordt het maken van afzonderlijke opnamen geactiveerd, zelfs als de transportmodus continu is. Wanneer de zelfontspanner is ingesteld op <j> of
98
De ingebouwde flitser gebruiken Met automatische E-TTL II-flits worden uiterst nauwkeurige en consistente flitsopnamen verkregen.
De ingebouwde flitser gebruiken in Basisgebruik Indien noodzakelijk komt de ingebouwde flitser automatisch naar boven bij slechte lichtomstandigheden of tegenlicht (behalve in de modi <3> <5> en <7>).
De ingebouwde flitser gebruiken in Creatief gebruik Ongeacht het lichtniveau kunt u de knop
: Voor volautomatische flitsfotografie. De sluitertijd (1/60 sec. - 1/250 sec.) en het diafragma worden automatisch ingesteld.
s : Hiermee stelt u de gewenste sluitertijd in (30 sec. - 1/250 sec.). De flitsbelichting wordt automatisch zodanig ingesteld, dat deze overeenkomt met het eveneens automatisch ingestelde diafragma. f : Hiermee stelt u het gewenste diafragma in. De flitsbelichting wordt automatisch zodanig ingesteld, dat deze overeenkomt met het ingestelde diafragma. De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen 30 - 1/250 sec., afhankelijk van de helderheid van onderwerp en omgeving . Het hoofdonderwerp wordt belicht door de automatische flitser, terwijl de achtergrond automatisch met een lange sluitertijd wordt belicht. Zowel het onderwerp als de achtergrond zien er goed belicht uit (automatische lange flitssynchronisatietijd). Bij lange sluitertijden raden we u aan een statief te gebruiken. Als u geen lange sluitertijd wilt gebruiken, stelt u [8C.Fn I -7] (Flitssynchronisatie snelheid Av-mode) in op [1:1/250sec. (vast)]. (pag. 155) a
: U kunt zowel de sluitertijd (bulb of 30 sec. - 1/250 sec.) als het diafragma instellen. De flitsbelichting wordt automatisch zodanig ingesteld, dat deze overeenkomt met het ingestelde diafragma. De achtergrondbelichting varieert afhankelijk van de sluitertijd en het diafragma.
8 : Het resultaat met de flitser zal hetzelfde zijn als in de modus
99
De ingebouwde flitser gebruiken
Effectief bereik van ingebouwde flitser ISOwaarde
EF-S 18-55 mm f/3.5-5.6 IS
[Meters (bij benadering)] EF-S 17-85 mm f/4-5.6 IS USM
Groothoek: 18 mm
Tele: 55 mm
Groothoek: 17 mm
Tele: 85 mm
100
1 - 3,7
1 - 2,3
1 - 3,3
1 - 2,3
200
1 - 5,3
1 - 3,3
1 - 4,6
1 - 3,3
400
1 - 7,4
1 - 4,6
1 - 6,5
1 - 4,6
800
1 - 10,5
1 - 6,6
1 - 9,2
1 - 6,6
1600
1 - 14,9
1 - 9,3
1 - 13,0
1 - 9,3
H: 3200
1 - 21,0
1 - 13,1
1 - 18,4
1 - 13,1
Verwijder de lenskap en bewaar een afstand van minstens 1 meter van het onderwerp. Als er een zonnekap is aangebracht op de lens of als u te dicht bij het onderwerp staat, kan de onderzijde van de foto er donker uitzien omdat de flitser wordt belemmerd. Als u een telefotolens of een snelle lens gebruikt en de flitser wordt nog steeds gedeeltelijk belemmerd, raden we u aan een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) te gebruiken.
3 Rode-ogenreductie gebruiken Rode ogen kunnen worden geminimaliseerd door een rode-ogenreductielamp te gebruiken voordat u een foto met de flitser maakt. De rode-ogenreductie kan in iedere opnamemodus worden ingesteld behalve in <3> <7> <5>. Selecteer op het tabblad [1] [R.ogen Aan/Uit] en druk op <0>. Zet de functie op [Aan] en druk vervolgens op <0>. Als u de ontspanknop half indrukt wanneer u foto's maakt met behulp van de flitser, gaat de rode-ogenreductielamp branden. Wanneer u vervolgens de ontspanknop helemaal indrukt, wordt de foto gemaakt. De rode-ogenreductie is het meest effectief als het onderwerp in de rode-ogenreductielamp kijkt in een goed verlichte ruimte of wanneer u het onderwerp dichter nadert. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt de zoekerweergave onderaan langzamerhand uitgeschakeld. Voor het beste resultaat maakt u de opname nadat deze weergave is uitgeschakeld. De effectiviteit van de rode-ogenreductie varieert van onderwerp tot onderwerp.
100
De ingebouwde flitser gebruiken
y FlitsbelichtingscompensatieN Net als bij de gewone belichtingscompensatie kunt u ook een belichtingscompensatie voor flitslicht instellen. U kunt de flitsbelichtingscompensatie instellen in ±2 stappen met tussenstappen van 1/3.
1 Vergrote belichting
Verminderde belichting
Druk op de knop <m>. (9)
de flitsbelichtingscompensatie in. 2 StelTerwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <5>. Om de flitsbelichtingscompensatie te annuleren, stelt u deze waarde weer in op <E>. Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het pictogram
3 Maak de opname. Als u de flitsbelichtingscompensatie op de Speedlite uit de EX-serie en op de camera instelt, wordt de instelling voor de flitsbelichtingscompensatie van de Speedlite gebruikt in plaats van die van de camera. Als u de flitsbelichtingscompensatie van de Speedlite uit de EX-serie instelt op de flitser, wordt die instelling gebruikt, ongeacht de flitsbelichtingscompensatie die op de camera is ingesteld. De waarde voor de belichtingscompensatie blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet. U volgt dezelfde procedure als wanneer u een Speedlite uit de EX-serie gebruikt. De flitsbelichtingscompensatie van de Speedlite kan op de camera worden ingesteld. Deze kan echter ook via een menu worden ingesteld. (pag. 103)
101
De ingebouwde flitser gebruiken
A FE-vergrendelingN Flitsbelichtingsvergrendeling zorgt voor een correcte flitsbelichting en vergrendelt deze waarde voor ieder deel van een onderwerp.
1
Druk op de knop
2 Stel scherp op het onderwerp. op de knop . (8) 3 Druk Richt de cirkel van de zoeker op het onderwerp waarvoor de flitsbelichting moet worden vergrendeld en druk vervolgens op de knop . X De flitser flitst kort voor waarna het benodigde flitsvermogen wordt berekend en opgeslagen in het geheugen. X In de zoeker wordt "FEL" kort weergegeven en licht
de opname. 4 Maak Bepaal de compositie en druk de ontspanknop helemaal in. X Er wordt geflitst om de foto te maken.
Als het onderwerp te ver weg en buiten het effectieve bereik van de flitser is, zal het pictogram
102
3 FlitsbesturingN De ingebouwde flitser en de externe Speedlite kunnen ook via het menu worden ingesteld. Het menu voor de externe Speedlite is alleen van toepassing op Speedlites uit de EX-serie waarvan de functies op de camera kunnen worden ingesteld.
Selecteer [Flitsbesturing]. Selecteer op het tabblad [6] de optie [Flitsbesturing] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor flitsbesturing wordt weergegeven.
[Flitsen] Stel deze optie normaliter in op [Inschakelen]. Als [Uitschakelen] is ingesteld, flitst zowel de ingebouwde flitser als de externe Speedlite niet. Dit is prima wanneer u alleen het AF-hulplicht wilt gebruiken.
[Func.inst. interne flitser] [Flits mode] kan niet worden geselecteerd. [Flitsbel. comp.] kan worden ingesteld zoals uitgelegd op pagina 101. Stel [E-TTL II] in zoals uitgelegd op de volgende pagina.
Sluiter sync. Stel deze optie normaliter in op [1e gordijn] zodat er wordt geflitst direct na het starten van de belichting. Als [2e gordijn] wordt ingesteld, wordt er geflitst direct voor het einde van de belichting. Wanneer dit wordt gecombineerd met een trage synchronisatiesnelheid, kunt u een lichtspoor maken. Denk hierbij aan de koplampen van een auto bij nacht. Met de 2e-gordijnsynchronisatie wordt er twee keer geflitst. Eén keer wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt en opnieuw vlak voor het einde van de belichting.
103
3 FlitsbesturingN
E-TTL II Voor normale flitsbelichtingen stelt u deze optie in op [Evaluatief]. Als [Gemiddeld] is ingesteld, wordt het gemiddelde van de gehele gemeten scène berekend voor de flitsbelichting als met een externe functie voor flitslichtmeting. Flitsbelichtingscompensatie kan afhankelijk van de scène noodzakelijk zijn. Dit onderdeel is voor geavanceerde gebruikers.
De externe Speedlites instellen Selecteer [Func.inst. externe flitser] of [C.Fn-inst. externe flitser]. Voor meer informatie over de verschillende instellingen van de externe Speedlite waarop de camera kan worden ingesteld, verwijzen we u naar de gebruiksaanwijzing van een Speedlite uit de EX-serie (zoals de 580EX II). Bevestig de Speedlite op de camera en schakel de Speedlite in.
1
Selecteer [Func.inst . externe flitser] of [C.Fn-inst. externe flitser]. Draai aan het instelwiel <5> om een instelling te selecteren en druk vervolgens op <0>. Niet-instelbare instellingen worden gedimd.
Func.inst. externe flitser
de instellingen voor de 2 Stel externe-flitsfunctie in. Selecteer een flitsfunctie en stel deze naar wens in. De procedure is hetzelfde als voor het instellen van een menufunctie.
C.Fn-inst. externe flitser
104
In het scherm met flitsfunctie-instellingen zien de instelbare items, huidige instellingen, flitsmodusinstelling en persoonlijke flitsvoorkeuze-instellingen er op uw camera mogelijk anders uit. Als u op de knop drukt om de Speedlite-instellingen te verwijderen, worden zowel de instellingen van de externe Speedlite als van de ingebouwde flitser verwijderd.
Externe Speedlites Voor de EOS geschikte Speedlites uit de EX-serie Functioneert in principe als een ingebouwde flitser, voor gemakkelijke bediening. Wanneer een Speedlite uit de EX-serie op de camera is bevestigd, wordt bijna alle automatische flitsbediening door de camera uitgevoerd. Dit is dus een hoogwaardige flitser die extern wordt aangebracht, in plaats van de ingebouwde flitser. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite-flitser uit de EX-serie voor gedetailleerde instructies. Deze camera is een camera van type A, die geschikt is voor alle functies van de Speedlites uit de EX-serie. Speedlites voor op de cameraschoen
Macro Lites
Canon Speedlites die niet tot de EX-serie behoren Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden ingesteld op de automatische TTL- of A-TTLflitsopnamemodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op handmatig of AE-diafragmaprioriteit en maak de opname. Als er een Speedlite wordt gebruikt die over een modus voor handmatig flitsen beschikt, maakt u de opname in de modus voor handmatig flitsen. Wanneer een Speedlite uit de EX-serie wordt ingesteld op de automatische TTL-flitsopnamemodus met de persoonlijke voorkeuze van de flitser, werkt de flitser alleen op volledig vermogen.
105
Externe Speedlites
Flitsers van een ander merk gebruiken Synchronisatietijd De camera kan synchroniseren met compacte flitsers van andere merken bij sluitertijden van 1/250 sec. of langzamer. Bij grote studioflitsers is de flitssynchronisatietijd 1/60 seconde of langer. Test de flitser van te voren om er zeker van te zijn dat deze correct synchroniseert met de camera.
Pc-aansluiting De pc-aansluiting van de camera is geschikt voor aansluiting van flitsers via een synchronisatiesnoer. De pcaansluiting is voorzien van schroefdraad om te voorkomen dat het snoer per ongeluk losraakt. De pc-aansluiting van de camera heeft geen polariteit. U kunt elk willekeurig synchronisatiesnoer aansluiten, ongeacht de polariteit.
Live View-opnamen - waarschuwingen Wanneer u een flitseenheid van een ander merk dan Canon gebruikt voor Live View-opnamen, stelt u in het menu [6 Live view functie inst.] [Stille opname.] in op [Uitschakelen] (pag.113). De flitser werkt niet als deze optie is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. De camera werkt mogelijk niet goed als deze wordt gebruikt in combinatie met een flitser of flitsaccessoire van een ander merk. Sluit op de pc-aansluiting van de camera geen flitser aan die 250 V of meer nodig heeft. Plaats geen hoogspanningsflitser op de flitserschoen van de camera. Deze werkt dan mogelijk niet. Het is mogelijk om gelijktijdig een flitser op de flitserschoen en een andere flitser op de pc-aansluiting aan te sluiten en te gebruiken.
106
6
Live View-opnamen maken U kunt opnamen maken terwijl u een 'real-time' beeld bekijkt op het LCD-scherm van de camera of op het beeldscherm van een pc. Dit wordt het maken van "Live View-opnamen" genoemd. Tijdens het maken van Live View-opnamen, raden we u af een CFkaart van het type harde schijf (zoals MicroDrive) te gebruiken. Als u Live View-opnamen maakt in direct zonlicht of bij hoge temperaturen, wordt het pictogram < > (waarschuwing voor hoge temperatuur in de camera) op het scherm weergegeven. Gaat u door met het maken van Live View-opnamen terwijl de temperatuur in de camera hoog is, dan kan dit een negatieve invloed hebben op de beeldkwaliteit van de opnamen. Daarom raden we u aan te stoppen met het maken van Live Viewopnamen als het waarschuwingspictogram wordt weergegeven. Als u doorgaat met het maken van Live View-opnamen terwijl het waarschuwingspictogram < > wordt weergegeven en de temperatuur van de camera oploopt, wordt het maken van Live View-opnamen automatisch gestopt. U kunt geen opnamen maken totdat de temperatuur in de camera weer daalt.
Live View-opnamen op afstand maken Als u de meegeleverde software op de pc installeert, kunt u de camera op de pc aansluiten en op afstand opnamen maken met behulp van het computerbeeldscherm in plaats van met de zoeker van de camera. Voor meer informatie verwijzen we u naar de Software-instructies (PDF) op de cd-rom.
107
Live View-opnamen makenN Tijdens het fotograferen kunt u in plaats van door de zoeker te kijken ook een real-time beeld op het LCD-scherm van de camera bekijken. U kunt geen Live View-opnamen maken in de Basisgebruik-modi.
Live View-opnamen - voorbereiding de focusinstellingsknop in 1 Stel op <MF>. in. 2 StelSteldedeopnamemodus opnamemodus in op een Creatief gebruik-modus.
[Live view functie inst.]. 3 Selecteer Selecteer op het tabblad [6] de optie [Live view functie inst.] en druk vervolgens op <0>.
[Live view opname.]. 4 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Live view opname.] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
[Inschakelen]. 5 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Richt tijdens het maken van Live View-opnamen de camera niet direct op de zon. De warmte van de zon kan de interne onderdelen van de camera beschadigen.
Als u de camera gebruikt zoals gebruikelijk is bij een digitale compactcamera en opnamen maakt terwijl u op het LCD-beeldscherm kijkt, kan het bewegen van de camera wazige opnamen tot gevolg hebben. Voor het maken van Live View-opnamen, raden we u aan de camera op een statief te plaatsen. <8> is gelijk aan het gebruik van
108
Live View-opnamen makenN
Live View-beeld weergeven op het LCD-scherm Wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op <0>. X Het Live View-beeld wordt in real-time op het LCD-beeldscherm weergegeven met een weergaveoppervlak van ongeveer 100%. Wanneer u de meegeleverde videokabel gebruikt om de camera op een televisie aan te sluiten, kunt u de opnamen op de televisie bekijken. (pag. 122) Wanneer u tijdens het bekijken van Live View-beelden de camera in een andere richting houdt, kan de juiste helderheid even wegvallen en lijkt het beeld onjuist. Wacht tot het beeld de juiste helderheid heeft voordat u de opname gaat maken. Als u een opname maakt terwijl de helderheid van de opname nog niet stabiel is, loopt u het risico dat de opname over- of onderbelicht wordt. Als de lichtbron in het beeld verandert, kan het beeldscherm flikkeren. Als dit het geval is, drukt u op <0> om de opnamen te beëindigen. Wanneer de nieuwe lichtbron op zijn plaats staat, drukt u opnieuw op <0> om verder te gaan met de opnamen.
De opnamefuncties instellen Net zoals bij het maken van normale opnamen via de zoeker, kunt u de opnamefuncties instellen (de transportmodus, ISO-waarde, Picture Style, witbalans, belichtingscompensatie, AE-vergrendeling, flitsbelichtingscompensatie enzovoort). Als u tijdens het bekijken van het Live View-beeld de opnamemodus wijzigt, wordt het Live View-beeld gesloten. Alleen de lichtmeetmodus kan niet worden gewijzigd. Er wordt, met de opnamesensor, een meervlaksmeting uitgevoerd die aan het scherpstelkader is gekoppeld. Continu-opnamen maken is mogelijk. Met het menu [Meettimer] van het menu [6 Live view functie inst.] kunt u instellen hoe lang de belichtingsmeting moet worden onthouden. De functie voor scherpstellingsvoorkeuze bij supertelelenzen kan niet worden gebruikt.
109
Live View-opnamen makenN
De opname vergroten voor handmatig scherpstellen
1
Verplaats het scherpstelkader naar het gedeelte waarop u wilt scherpstellen. Gebruik <9> om het scherpstelkader voor volledige weergave te verplaatsen. Als u <9> volledig indrukt, gaat het scherpstelkader weer terug naar het midden.
op de knop . 2 Druk X Het scherpstelkader wordt vergroot.
Vergroting: Circa 10x
X De AE-vergrendeling wordt toegepast op de belichting voor volledige weergave en de sluitertijdinstellingen worden oranje weergegeven. Telkens wanneer u op de knop drukt, wordt het weergaveformaat als volgt gewijzigd: Volledige weergave Ongeveer 5x
AE-vergrendeling Vergroot gebied Vergroting
Ongeveer 10x
scherp. 3 StelKijkhandmatig naar het Live View-beeld op het LCDscherm en draai aan de focusring van de lens om handmatig scherp te stellen.
Hoge temperaturen, hoge ISO-waarden en lange belichtingstijden kunnen bij Live View-opnamen resulteren in ruis of afwijkende kleuren. Tijdens het maken van continu-opnamen wordt de belichting die is ingesteld voor de eerste opname ook toegepast op alle volgende opnamen. Mocht u tijdens het maken van continu-opnamen de compositie veranderen, dan komt de belichting mogelijk niet overeen met latere opnamen. Als de camera lange tijd niet is gebruikt, wordt deze automatisch uitgeschakeld wanneer [5 Auto uitschakelen] actief is. (pag. 42) Als u op de knop drukt terwijl het beeld wordt vergroot, wordt de belichtingsinstelling niet veranderd. Tijdens het weergeven van een vergroting van 5x of 10x wordt de beeldscherpte mogelijk sterker toegepast dan was ingesteld. Hierdoor wordt handmatig scherpstellen eenvoudiger.
110
Live View-opnamen makenN
De opname maken
1
Bekijk de compositie. Druk op de knop om de opnamecompositie in volledige weergave te bekijken.
de weergegeven 2 Controleer sluitertijd en diafragmawaarde. de opname. 3 Maak Druk de ontspanknop helemaal in. X De foto wordt gemaakt en het vastgelegde beeld wordt op het LCDbeeldscherm weergegeven. X Nadat de opname is weergegeven, keert de camera automatisch terug naar de modus voor het maken van Live View-opnamen. Om deze modus te verlaten, drukt u op <0> wanneer het Live Viewbeeld wordt weergegeven.
U kunt de belichting en de scherptediepte bekijken door op de knop Preview scherptediepte te drukken. Flitsfotografie is ook mogelijk. Flitsbelichtingsvergrendeling is echter niet mogelijk. Bij de 580EX II kan de draadloze instelling niet worden gewijzigd. Bij weinig of juist heel fel licht heeft het Live View-beeld mogelijk niet de juiste helderheid. De opname die u maakt, zal echter wel de juiste belichting krijgen. Als er zich een zeer felle lichtbron in de opname bevindt (bijvoorbeeld de zon), kan dat heldere gedeelte op het LCD-beeldscherm zwart worden. Op de gemaakt opname zelf wordt het heldere gedeelte wél goed weergegeven. Als de flitser wordt gebruikt, hoort u twee sluitergeluiden, maar er wordt slechts één opname gemaakt.
111
Live View-opnamen makenN
Het informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. Histogram (Helderheid/ RGB) Scherpstelkader
Live Viewbelichtingssimulatie (C.Fn IV -7) Batterijcontrole Picture Style AE-vergrendeling
ISO-waarde
Flitser gereed
Resterende opnamen Belichtingsniveau
Sluitertijd Diafragma
Flitsbelichtingscompensatie
Wanneer [Rasterweergave] in het menu[6 Live view functie inst.] wordt ingesteld op [Aan], wordt er een raster weergegeven waardoor u eenvoudig de horizontaal of verticaal gemaakte opnamen kunt uitlijnen. Als [8C.Fn IV -7] (Live view belichtingssimulatie) is ingesteld op [1:Inschakelen(simuleert belichting)], wordt het Live View-beeld weergegeven met een helderheidsniveau dat de belichtingsinstelling simuleert. Hierdoor kunt u zien hoe de belichting eruitziet, voordat u de opname maakt. (pag. 163) Het histogram (pag. 118) wordt alleen weergegeven als C.Fn IV -7-1 is ingesteld. Als de flitser wordt gebruikt of bulb is ingesteld, wordt het histogram grijs weergegeven. Mogelijk wordt bij weinig of juist heel fel licht het histogram niet goed weergegeven. Wanneer tijdens het maken van Live View-opnamen het waarschuwingspictogram < > (waarschuwing temperatuurtoename) wordt weergegeven, dient u pagina 107 te raadplegen.
Maximumaantal opnamen bij het maken van Live View-opnamen Temperatuur Max. opnamen
Bij 23 °C Circa 170
Bij 0 °C Circa 130
* De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen BP-511A-batterij en op de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
112
Live View-opnamen makenN
Stille opnamen maken In dit gedeelte vindt u aanwijzingen voor het instellen van [Stille opname] van het menu [6 Live view functie inst.]. Modus 1 Het opnamegeluid is stiller dan wanneer u Live View-opnamen niet gebruikt. U kunt ook continu-opnamen maken. Bij continu-opnamen met hoge snelheid is dat ongeveer 6 fps. Modus 2 Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. Als u de ontspanknop ingedrukt houdt, worden de overige camerafuncties onderbroken. De overige camerafuncties worden pas weer hervat en u hoort het opnamegeluid pas als u de ontspanknop weer half indrukt. U kunt verstoring tot een minimum beperken door het sluitergeluid te vertragen. In deze modus kunt u slechts één opname maken, zelfs als u continu-opnamen hebt ingesteld. Uitschakelen Als u een TS-E-lens gebruikt voor verticale verschuivingen, of als u een tussenring gebruikt, stel deze optie dan in op [Uitschakelen]. Als u de optie instelt op [Modus 1] of [Modus 2] kan dat onjuiste of onregelmatige belichting veroorzaken. Als u de ontspanknop volledig indrukt, klinkt de sluiter alsof er twee opnamen zijn gemaakt. Er wordt echter maar één opname gemaakt.
Als u de flitser gebruikt terwijl [Modus 1] of [Modus 2] is ingesteld, werkt deze instelling hetzelfde als de instelling [Uitschakelen]. Wanneer u een flitseenheid gebruikt van een ander merk dan Canon, stelt u deze optie in op [Uitschakelen] (pag. 106). De flitser werkt niet als deze optie is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2].
113
Live View-opnamen makenN
Scherpstellen met AF Als de instelling [8C.Fn III -6] (AF tijdens Live view opname) is ingesteld op [Inschakelen], kunt u scherpstellen met de knop
Druk op <0> als u het Live View1 beeld wilt weergeven. op het onderwerp. 2 StelZorgscherp ervoor dat het onderwerp binnen het scherpstelkader valt en druk op de knop
terug naar het Live View3 Keer beeld en maak de opname. Als u de knop
114
7
Opnameweergave In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u opnamen kunt weergeven. U leest onder andere hoe u opnamen kunt wissen en hoe u ze kunt weergeven op een tv-scherm.
Opnamen gemaakt met een andere camera: De camera kan opnamen die met een andere camera zijn gemaakt, of waarvan de bestandsnaam is gewijzigd, mogelijk niet correct weergeven.
115
x Opnameweergave Weergave van één opname
1
Geef de opname weer. Druk op de knop <x>. X De laatst gemaakte opname of de laatst bekeken opname wordt weergegeven.
de opname. 2 Selecteer Als u de opnamen in omgekeerde volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel <5> linksom. Als u de opnamen in chronologische volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel rechtsom. Druk op de knop om naar een ander weergaveformaat over te gaan.
Weergave van één opname
Histogramweergave
Weergave van één opname en opnamekwaliteit
Weergave met opname-informatie
de opnameweergave. 3 Beëindig Druk op de knop <x> om de opnameweergave te beëindigen en om meteen weer te kunnen fotograferen.
116
x Opnameweergave
Weergave met opname-informatie Waarde belichtingscompensatie Waarde flitsbelichtingscompensatie
Beveiligen Mapnummer - Bestandsnummer CF-kaart
Diafragma
Histogram (Helderheid/RGB)
Sluitertijd
Picture Styleinstellingen
Lichtmeetmodus Opnamemodus
ISO-waarde
Kleurtemperatuur als
Kleurruimte Datum en tijd Originele opname (verificatie) gegevens opgeslagen Bestandsgrootte
Overbelichtingswaarschuwing Wanneer het menu [4 Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschakelen], worden de overbelichte gedeelten knipperend weergegeven. Als u de details in de overbelichte gedeelten beter wilt kunnen zien, dient u de belichtingscompensatie op een negatieve waarde in te stellen en de foto opnieuw te maken. AF-punt weergeven Als het menu [4 AF punt weerg.] is ingesteld op [Inschakelen], wordt het AF-punt dat u hebt gebruikt rood als erop is scherpgesteld. Als automatische AF-puntselectie werd gebruikt, worden er mogelijk meerdere AF-punten rood weergegeven.
117
x Opnameweergave
Histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau, de algehele helderheid en de gradatie. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en de kleurgradatie. De histogramweergave kan worden gewisseld via het menu [4 Histogram]. Weergave van de [Helderheid] Voorbeeldhistogrammen Dit histogram toont in grafiekvorm de verdeling van het helderheidsniveau van de opname. De horizontale as geeft het helderheidsniveau Donkere opname aan (donkerder aan de linkerkant en lichter aan de rechterkant) en de verticale as geeft aan hoeveel pixels er voor ieder helderheidsniveau bestaan. Hoe meer pixels er zijn aan de Normale opname linkerkant, hoe donkerder de afbeelding. Hoe meer pixels er zijn aan de rechterkant, hoe lichter de afbeelding. Als er te veel pixels aan de Heldere opname linkerkant zijn, zult u in de donkere gedeelten weinig details kunnen onderscheiden. Als er te veel pixels aan de rechterkant zijn, zijn de lichte gedeelten vaag. De tussengelegen gradaties worden gereproduceerd. In de opname en het helderheidshistogram van de opname ziet u het belichtingspatroon en de toonweergave van het geheel. Weergave van [RGB] Dit histogram toont de verdeling van het helderheidsniveau van de opname voor elke primaire kleur (RGB of rood, blauw en groen). De horizontale as geeft het helderheidsniveau van de kleur aan (donkerder aan de linkerkant en lichter aan de rechterkant) en de verticale as geeft aan hoeveel pixels er voor het helderheidsniveau van elke kleur zijn. Hoe meer pixels aan de linkerkant, hoe donkerder en minder helder de kleur is. Hoe meer pixels aan de rechterkant, hoe lichter en helderder de kleur. Als er te veel pixels aan de linkerkant zijn, ontbreekt de informatie over de respectieve kleuren. Als er te veel pixels aan de rechterkant zijn, zijn de kleuren oververzadigd en gaan details verloren. Het RGB-histogram van een opname toont u de kleurverzadiging, de kleurgradatie en het witbalanseffect.
118
x Opnameweergave
Indexweergave
1
Schakel de indexweergave in. Druk tijdens de opnameweergave op de knop . X Er verschijnt een index van vier opnamen. De momenteel geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een blauwe rand. Druk nogmaals op de knop als u wilt overschakelen naar een index met negen opnamen.
de afbeelding. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de blauwe rand te verschuiven. Druk op de knop om een opname weer te geven.
I Opnamesprong U kunt in de opnameweergave opnamen overslaan en zo snel bepaalde opnamen opzoeken.
Door opnamen bladeren Druk tijdens de opnameweergave op de knop
Sprongmethode Opnamelocatie
Draai tijdens de opnameweergave aan het instelwiel <6>. X De opnamesprong gaat verder op basis van de geselecteerde sprongmethode. X Rechtsonder in het scherm worden de sprongmethode en de huidige opnamelocatie weergegeven.
119
x Opnameweergave
u/y Vergrote weergave Vergroot de opname. Druk tijdens de opnameweergave op de knop om de opname te vergroten. U kunt de opname tot 10x vergroten door de knop ingedrukt te houden. Druk op de knop om de vergroting te reduceren. Scroll met <9> in elke willekeurige richting door de vergrote opname.
Vergroot gebied
Tijdens het pauzeren kunt u aan het instelwiel <6> of <5> draaien om een andere opname weer te geven. Vergroot weergeven is niet mogelijk tijdens het weergeven van de foto onmiddellijk na de opname.
b Een opname roteren
1
Selecteer [Roteren]. Selecteer [Roteren] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>.
de opname die u wilt roteren. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de opname geroteerd. Herhaal deze stappen als u een andere opname wilt roteren. Druk op de knop <M> om terug te keren naar het menu. Als de geroteerde opname tijdens de opnameweergave niet geroteerd wordt weergegeven, stelt u het menu [5 Beeld omkeren] in op [AanzD].
120
x Opnameweergave
3 Automatische weergave U kunt de opnamen op de CF-kaart weergeven in een automatische diapresentatie. Elke opname wordt ongeveer 4 seconden weergegeven.
1
Selecteer [Autom. afspelen]. Selecteer [Autom. afspelen] op het tabblad [4] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor automatisch afspelen wordt weergegeven.
het automatisch afspelen. 2 Start X Nadat de tekst [Laden van beeld...]
Ð
gedurende een aantal seconden is weergegeven, begint het automatisch afspelen. Om het automatisch afspelen te pauzeren, drukt u op <0>. Tijdens het pauzeren wordt [ ] in de linkerbovenhoek van de opname weergegeven. Druk nogmaals op <0> om weer verder te gaan met het automatisch afspelen.
afspelen. 3 StopDrukhetopautomatisch de knop <M> om het automatisch afspelen te stoppen en terug te keren naar het menu. Tijdens het pauzeren kunt u het instelwiel <5> draaien om een andere opname weer te geven. Tijdens het automatisch afspelen werkt de automatische uitschakeling niet. De weergavetijd kan variëren. Deze is afhankelijk van de opname.
121
x Opnameweergave
Opnamen op de tv bekijken Als u de camera op een televisie aansluit met de meegeleverde videokabel, kunt u de opnamen op een televisie bekijken. Schakel de camera en de televisie uit voordat u ze aansluit.
1
Sluit de camera aan op de tv. Open het klepje van de aansluitingen van de camera. Gebruik de meegeleverde videokabel om de video OUT-aansluiting van de camera te verbinden met de VIDEO IN-aansluiting van uw tv. Steek de stekkers van de videokabel in de aansluitingen en druk deze helemaal aan.
de tv aan en verander de 2 Zet lijningang van de tv naar VIDEO IN. de aan-uitschakelaar van de 3 Zet camera op <1>. op de knop <x>. 4 Druk X De opname wordt weergegeven op het tv-scherm. (Het LCD-scherm van de camera blijft leeg.) Zet als u klaar bent de aanuitschakelaar op <2>, schakel de tv uit en ontkoppel de videokabel.
Als het videosysteem niet overeenkomt met de tv, dan wordt de opname niet op juiste wijze weergeven. Stel het juiste videosysteem in bij [6 Videosysteem]. Gebruik geen andere kabel dan de meegeleverde kabel. Als u een andere kabel gebruikt, worden de afbeeldingen mogelijk niet weergegeven. Op bepaalde televisieschermen worden de opnamen mogelijk niet volledig weergegeven.
122
3 Opnamen beveiligen Door opnamen te beveiligen voorkomt u dat deze per ongeluk worden gewist.
1
Pictogram Wisbeveiliging
Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer [Beveilig beelden] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met beveiligingsinstellingen verschijnt.
de afbeelding. 2 Beveilig Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>. X Als een opname is beveiligd, wordt het pictogram
Als een opname eenmaal is beveiligd, kan deze niet worden verwijderd met de wisfunctie van de camera. Als u een beveiligde afbeelding wilt wissen, moet u eerst de beveiliging opheffen. Als u alle opnamen wist (pag. 124), blijven alleen de beveiligde opnamen over. Dit is handig als u in één keer alle opnamen die u niet nodig hebt, wilt wissen.
123
L Opnamen wissen U kunt opnamen één voor één selecteren en wissen, of in een batch. Beveiligde opnamen (pag. 123) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden hersteld. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Om te voorkomen dat belangrijke opnamen per ongeluk worden gewist, kunt u ze beveiligen.
Een opname wissen de opname weer die u wilt 1 Geef wissen. op de knop
3
Wis de opname. X Selecteer [Wissen] en druk vervolgens op <0>. De weergegeven opname wordt gewist.
3 Opnamen die moeten worden gewist in een batch selecteren <X> Door de opnamen te selecteren die u wilt wissen, kunt u meerdere opnamen tegelijk wissen. In het menu [3 Wis beelden] selecteert u [Selecteer en wis beelden]. Met <0> selecteert u <X> de opnamen die u wilt wissen. Druk vervolgens op de knop
3 Alle opnamen op de kaart wissen Als het menu [3 Wis beelden] is ingesteld op [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen op de CF-kaart gewist.
124
De instellingen voor opnameweergave wijzigen 3 De helderheid van het LCD-scherm instellen U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het gemakkelijker te lezen is.
1
Selecteer [LCD helderheid]. Selecteer op het tabblad [6] de optie [LCD helderheid] en druk vervolgens op <0>.
helderheid aan. 2 PasKijkdenaar het grijze diagram en draai aan het instelwiel <5>. Druk vervolgens op <0>.
Als u de belichting van de opname wilt controleren, kijkt u naar het histogram (pag. 118).
3 De weergavetijd instellen U kunt instellen hoe lang de foto direct na opname op het LCD-scherm wordt weergegeven. Als u wilt dat de camera de opname blijft weergeven, stelt u [Vastzetten] in. Als u de opname niet wilt laten weergeven, stelt u [Uit] in.
1
Selecteer [Kijktijd]. Selecteer op het tabblad [1] de optie [Kijktijd] en druk vervolgens op <0>.
de gewenste kijktijd in. 2 StelDraai aan het instelwiel <5> om de gewenste tijd te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als [Vastzetten] is ingesteld, wordt de opname weergegeven totdat de camera wordt uitgeschakeld omdat de ingestelde tijd voor automatische uitschakeling is verstreken.
125
De instellingen voor opnameweergave wijzigen
3 Verticale opnamen automatisch roteren Verticale opnamen worden automatisch geroteerd, zodat ze ook verticaal op het LCD-scherm van de camera of op de pc worden weergegeven, in plaats van horizontaal. De instelling van deze functie kan worden veranderd.
1
Selecteer [Beeld omkeren]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Beeld omkeren] en druk vervolgens op <0>.
de weergave voor Beeld omkeren in. 2 StelDraai aan het instelwiel <5> om de instelling te selecteren en druk vervolgens op <0>. [AanzD] De verticale opname wordt automatisch geroteerd op zowel het LCD-scherm als de pc. [AanD] De verticale opname wordt automatisch geroteerd, maar alleen op de pc. [Uit] De verticale opname wordt niet geroteerd. De automatische rotatie werkt niet als de instelling [Beeld omkeren] tijdens het maken van de verticale opnamen op [Uit] staat. De opnamen worden zelfs niet geroteerd als u later de weergave overschakelt naar [Aan]. De verticale opname wordt niet automatisch geroteerd als u de opname direct na het maken bekijkt. Als er een verticale opname is gemaakt terwijl de camera naar boven of naar beneden werd gehouden, kan het zijn dat de opname niet automatisch wordt geroteerd. Als de verticale opname niet automatisch wordt geroteerd op het beeldscherm van de pc, betekent dit dat de door u gebruikte software niet in staat is de opname te roteren. We raden u aan om de meegeleverde software te gebruiken.
126
8
Sensorreiniging De voorzijde van de beeldsensor (low-pass-filter) beschikt over een reinigingseenheid die automatisch stof verwijdert. Ook kan stofwisdata aan de opname worden toegevoegd, zodat achtergebleven stofdeeltjes automatisch met Digital Photo Professional (meegeleverde software) kunnen worden verwijderd.
Stof vermijden Vervang lenzen op een plaats die zoveel mogelijk stofvrij is. Breng de cameradop aan op de camera wanneer u deze zonder lens bewaart. Verwijder stof van de cameradop voordat u deze bevestigt. Zelfs als de zelfreinigende sensor actief is, kunt u de ontspanknop half indrukken om het reinigen te onderbreken en direct te foto's maken.
127
3 Automatische sensorreiniging Telkens wanneer u de aan-uitschakelaar op <1/J> of <2> zet, schudt de zelfreinigende sensor automatisch (gedurende ongeveer 1 sec.) het stof op de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt de sensorreiniging echter op ieder gewenst moment activeren of uitschakelen.
De sensor nu reinigen
1
Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [6] en druk vervolgens op <0>.
[Reinig nuf]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Reinig nuf] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>. X Op het scherm wordt aangegeven dat de sensor wordt gereinigd. Er klinkt een sluitergeluid, maar er wordt geen foto gemaakt. De door de gebruiker uitgevoerde reiniging neemt in totaal ongeveer 2,5 sec. in beslag. Plaats voor het beste resultaat de camera tijdens de sensorreiniging met de onderkant op een tafel of een ander loodrecht oppervlak. Het resultaat zal niet sterk verbeteren door de sensorreiniging een aantal keren te herhalen. Direct na het reinigen van de sensor is de optie [Reinig nuf] tijdelijk niet beschikbaar.
Automatisch reinigen van de sensor uitschakelen Selecteer [Auto. reinigingf] in stap 2 en selecteer vervolgens [Uitschakelen]. X Het reinigen van de sensor gaat niet door als u de aan-uitschakelaar op <1/J> of <2> zet.
128
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal gewoonlijk het meeste stof dat op opnamen zichtbaar is, verwijderen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de afbeelding toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (meegeleverde software) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen.
Voorbereiding Neem een effen wit object (bijvoorbeeld een vel papier). Stel de brandpuntafstand van de lens in op 50 mm of meer. Stel de focusinstellingsknop op de lens in op <MF> en zet de scherpstelling op oneindig (∞). Als de lens geen focusafstandsschaal heeft, kijkt u naar de voorkant van de lens en draait u de focusring helemaal met de klok mee.
Stofwisdata verkrijgen
1
Selecteer [Stofwisdata]. Selecteer [Stofwisdata] op het tabblad [2] en druk vervolgens op <0>.
[OK]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Na afloop van de automatische sensorreiniging verschijnt er een bericht.
129
3 Stofwisdata toevoegenN
een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 20 - 30 cm met het effen witte object en neem een foto. X De foto wordt in de modus AEdiafragmaprioriteit met een diafragma van f/22 gemaakt. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al zit er geen CF-kaart in de camera. X De gegevens worden opgehaald zodra de foto is genomen. Zodra de gegevens zijn opgehaald, wordt er een bericht weergegeven. Nadat u [OK] hebt geselecteerd, wordt het menu opnieuw weergegeven. Als de gegevens niet zijn opgehaald, verschijnt er een waarschuwing. Volg de stappen bij "Voorbereiding" op de voorgaande pagina en selecteer vervolgens [OK]. Neem de foto opnieuw.
Stofwisdata Nadat de stofwisdata is verzameld, wordt deze aan alle toekomstige JPEG-, RAWen sRAW-afbeeldingen toegevoegd. Als u een belangrijke opname gaat maken, kunt u het beste eerste de stofwisdata bijwerken door deze opnieuw te verzamelen. Raadpleeg de Software-instructies (PDF) op de cd-rom voor informatie over hoe u met de meegeleverde software automatisch stofplekken kunt verwijderen. De stofwisdata die aan de opname wordt toegevoegd, is zo klein dat dit nauwelijks invloed heeft op de bestandsgrootte van de opname. Zorg ervoor dat u een effen wit object gebruikt, zoals een wit vel papier. Als het papier een patroon bevat, kan dit voor stof worden aangezien en zodoende de nauwkeurigheid van de stofverwijdering door de software nadelig beïnvloeden.
130
3 Handmatige sensorreinigingN Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een blaasbuisje (zonder borstel) of een vergelijkbaar hulpmiddel. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. Haal de lens van de camera voordat u de sensor gaat reinigen.
1
Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [6] en druk vervolgens op <0>.
[Reinig handmatig]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Reinig handmatig] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
[OK]. 3 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De spiegel wordt opgeklapt en de sluiter wordt geopend. "CLEA n" knippert op het LCDpaneel.
het reinigen. 4 Beëindig Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Voor de stroomvoorziening wordt de AC-adapterset ACK-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar) aanbevolen. Als u een batterij gebruikt, zorgt er dan voor dat deze geheel is opgeladen. Handmatige sensorreiniging is niet mogelijk als er een batterijgreep met AA-batterijen is bevestigd.
131
3 Handmatige sensorreinigingN
Tijdens het reinigen van de sensor moet u geen van de volgende handelingen verrichten. Als de stroom wordt uitgeschakeld, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen en de beeldsensor beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • Het deksel van het batterijcompartiment openen. • Het deksel van de CF-kaartsleuf openen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig. Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje. Een borsteltje kan het oppervlak van de sensor beschadigen. Steek het blaasbuisje niet verder dan de lensbevestiging in de camera. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen of de reflexspiegel worden beschadigd. Gebruik nooit lucht of gas uit flessen om de sensor schoon te maken. De druk kan de sensor beschadigen en de spray kan de sensor bevriezen.
132
9
Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera/Digital Print Order Format U kunt de camera rechtstreeks aansluiten op een printer en de opnamen op de CF-kaart afdrukken. De camera is compatibel met "wPictBridge", de standaard voor rechtstreeks afdrukken. U kunt ook opnamen op de CF-kaart selecteren om af te drukken. (pag. 143) DPOF DPOF (Digital Print Order Format) is een standaard voor het vastleggen van afdrukinstructies (selectie van opnamen, aantal exemplaren enzovoort) op de CF-kaart. Zo kunt u meerdere afbeeldingen in één batch afdrukken of de afdruktaak doorgeven aan een photofinisher.
De PictBridge-website van Canon De onderstaande website verschaft meer informatie over het gebruik van uw Canon-camera met verschillende printers, bijvoorbeeld welk papiertype u het beste kunt gebruiken. http://canon.com/pictbridge/
133
Het afdrukken voorbereiden U kunt de procedure voor rechtstreeks afdrukken helemaal uitvoeren via het LCD-scherm van uw camera.
De camera op een printer aansluiten
1
Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2>.
de printer. 2 Installeer Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie.
de camera op de printer aan. 3 SluitGebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd. Als u de stekker van de kabel in de aansluiting
4 Schakel de printer in. de aan-uitschakelaar van de 5 Zet camera op <1>. X Sommige printers kunnen een pieptoon laten horen.
134
Het afdrukken voorbereiden
wPictBridge
weer. 6 GeefDrukdeopopname de knop <x>. X De opname wordt weergegeven en het pictogram <w> dat in de linkerbovenhoek van het scherm verschijnt, geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. X Het lampje van de knop
De camera kan niet worden gebruikt bij printers die alleen compatibel zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct. Gebruik uitsluitend de meegeleverde interfacekabel als u de camera op een printer aansluit. Als u in stap 5 een lange pieptoon hoort, is er een probleem met de printer. Om te achterhalen wat er mis is, voert u de volgende handelingen uit: Druk op de knop <x> om de opname weer te geven en volg de onderstaande stappen. 1. Druk op <0>. 2. Selecteer [Print] in het scherm met afdrukinstellingen. Het foutbericht wordt weergegeven op het LCD-scherm. (pag. 142) U kunt ook RAW- en sRAW-opnamen afdrukken die met deze camera zijn gemaakt. Als de camera op een batterij werkt, dient deze volledig te zijn opgeladen. Met een volledig opgeladen batterij kan maximaal 7 uur worden afgedrukt. Schakel de camera en de printer uit voordat u de kabel verwijdert. Houd de kabel tijdens het verwijderen bij de stekker vast, niet bij het snoer. Voor rechtstreeks afdrukken wordt aanbevolen om de AC-adapterset ACK-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar) te gebruiken om de camera aan te sluiten.
135
wAfdrukken De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie. Pictogram Aangesloten printer
1
Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksbovenin het LCDscherm het pictogram <w> wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die moet worden afgedrukt.
op <0>. 2 Druk X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt. Scherm met
Stel hier de afdrukeffecten in. (pag. 138) Afdrukken van datum of bestandsnummer in- of uitschakelen. Het aantal af te drukken exemplaren instellen. Het afstelgebied instellen. (pag. 141) Het papierformaat, de papiersoort en de indeling instellen. Terug naar stap 1. Het afdrukken starten.
Het papierformaat, de papiersoort en de pagina-indeling die u zojuist hebt ingesteld, worden weergegeven. * Afhankelijk van het type printer zijn instellingen, zoals het afdrukken van de datum en het bestandsnummer en bijsnijden, mogelijk niet beschikbaar.
[Papier inst.]. 3 Selecteer Draai het instelwiel <5> om [Papier inst.] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met de papierinstellingen wordt weergegeven.
136
wAfdrukken
QHet papierformaat instellen Draai aan het instelwiel <5> om het papierformaat te selecteren dat in de printer is geplaatst en druk op <0>. X Het scherm met papiersoorten wordt weergegeven.
YDe papiersoort instellen Draai aan het instelwiel <5> om de papiersoort te selecteren die in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Als u een Canon-printer gebruikt met Canon-papier, dient u de instructiehandleiding bij de printer te raadplegen om te controleren welke papiersoorten kunnen worden gebruikt. X Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven.
UDe pagina-indeling instellen Draai aan het instelwiel <5> om de paginaindeling te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer. Randen Randloos Randenc xx-plus
20-plusc 35-plusp
Standaard
Op de afdruk is een witte rand zichtbaar rondom de opname. De afdruk heeft geen witte randen. Als uw printer niet kan afdrukken zonder randen, wordt de afbeelding met randen afgedrukt. De opnamegegevens* worden bij afdrukken van het formaat 9x13 cm en groter afgedrukt langs de rand van het papier. Optie om 2, 4, 8, 9, 16 of 20 opnamen op één vel af te drukken. Op papier van A4- of Letter-formaat worden 20 of 35 miniatuurafbeeldingen van de opnamen afgedrukt via DPOF. • Bij [20-plusc] worden de opnamegegevens* afgedrukt naast elke miniatuurafbeelding en worden het bestandsnummer en de datum** afgedrukt onder elke miniatuurafbeelding. • Bij [35-plus p] worden het bestandsnummer en de datum** afgedrukt onder de miniatuurafbeeldingen. Met een Canon-printer wordt de opname zonder randen afgedrukt.
* Van de Exif-gegevens worden de cameranaam, lensnaam, opnamemodus, sluitertijd, het diafragma, de mate van belichtingscompensatie, ISO-waarde, witbalans, enz. afgedrukt. ** Dit hangt af van de instelling van de optie voor het afdrukken van datum/bestandsnummer die is ingesteld bij stap 5 (pag. 139).
137
wAfdrukken
afdrukeffecten in. 4 StelSteldedeze naar wens in. Draai aan het instelwiel <5> om het item rechtsboven in het scherm te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als naast
Omschrijving De afdrukkenmerken zijn dezelfde als die voor de instelling "Aan". Er wordt geen automatische correctie uitgevoerd. De opname wordt afgedrukt in overeenstemming met de EAan standaardkleuren van de printer. De Exif-gegevens van de opname worden gebruikt voor het maken van automatische correcties. De opname wordt afgedrukt met een hogere verzadiging voor EVivid levendige blauwe en groene tinten. De beeldruis wordt vóór het afdrukken verminderd. ENR Opnamen worden afgedrukt in zwart-wit waarbij zwart echt zwart is. 0 Z/W Opnamen worden afgedrukt in zwart-wit, met koele, 0 Koele blauwachtige zwarttinten. toon 0 Warme toon Opnamen worden afgedrukt in zwart-wit, met warme, gelige zwarttinten. De afbeelding wordt afgedrukt met de oorspronkelijke kleuren zNatuurlijk en het oorspronkelijke contrast. Er worden geen automatische kleuraanpassingen gemaakt. De afdrukkenmerken zijn dezelfde als die voor de instelling zNatuurl. M "Natuurlijk". Met deze instelling zijn fijnere aanpassingen voor het afdrukken mogelijk dan met "Natuurlijk." De afdrukken kunnen per printer verschillen. Raadpleeg de EStandaard instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie. EUit
* De schermweergave kan per printer verschillen. * Als u de afdrukeffecten wijzigt, worden de wijzigingen op het scherm weergegeven. De resultaten van de afdrukeffecten zien er uiteindelijk echter mogelijk anders uit dan op het scherm. De weergave op het scherm is slechts een indicatie. Dit geldt ook voor de instellingen [Helderheid] en [Levels aanp.] op pagina 140.
138
wAfdrukken
het afdrukken van de datum 5 Stel en het bestandsnummer in. Stel deze naar wens in. Draai aan het instelwiel <5> om te selecteren en druk vervolgens op <0>. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op <0>.
aantal exemplaren in. 6 StelStelhetdeze naar wens in. Draai aan het instelwiel <5> om
met afdrukken. 7 Begin Draai het instelwiel <5> om [Print] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Het blauwe lampje van de knop
139
wAfdrukken
e Afdrukeffecten aanpassen Selecteer het afdrukeffect op pagina 138 bij stap 4. Druk op de knop als naast
140
wAfdrukken
De opname bijsnijden U kunt de opname bijsnijden en alleen het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Snijd de opname bij vlak voordat u deze afdrukt. Als u eerst het bijsnijden instelt en vervolgens de afdrukinstellingen, is het mogelijk dat u het bijsnijden opnieuw moet instellen.
1 Selecteer [Afstellen] op het scherm voor afdrukinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en proportie van het bijsnijdkader in. Het gedeelte van de opname dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt. U kunt in [Papier inst.] de vorm van het bijsnijdkader wijzigen. De grootte van het bijsnijdkader wijzigen Als u op de knop of drukt, wijzigt u de grootte van het bijsnijdframe. De vergroting van de opname neemt toe naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt. Het bijsnijdkader verplaatsen Met <9> kunt u verticaal of horizontaal over de opname bewegen. Verplaats het bijsnijdkader totdat het gewenste gebied of de gewenste compositie wordt weergegeven. Het kader roteren Telkens wanneer u op de knop drukt, wisselt het bijsnijdkader van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt u van een horizontale opname een verticale afdruk maken. De rotatiehoek aanpassen U kunt de hoek van de beeldrotatie met ongeveer 10 graden aanpassen (in stappen van 0,5 graad) door aan het instelwiel <5> te draaien. Na de rotatie wordt < > blauw weergegeven.
3 Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten. X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer. U kunt de bijgesneden opname in de linkerbovenhoek van het scherm voor de afdrukinstellingen bekijken.
141
wAfdrukken
Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt afgedrukt zoals u hebt aangegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Bij een korrelige opname wordt het bijsnijdkader rood. Kijk op het LCD-scherm van de camera als u de opname bijsnijdt. Als u de opname bekijkt op een tv-scherm, is het mogelijk dat het bijsnijdkader niet correct wordt weergegeven.
Printerfouten Als u een printerfout (geen inkt, geen papier, enz.) oplost en [Doorgaan] selecteert om het afdrukken te hervatten maar dit niet lukt, bedient u de knoppen op de printer om het afdrukken te hervatten. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie.
Foutberichten Wanneer er tijdens het afdrukken een fout optreedt, verschijnt er een foutbericht op het LCD-scherm van de camera. Druk op <0> om het afdrukken te onderbreken. Nadat het probleem is opgelost, kunt u het afdrukken hervatten. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor informatie over het oplossen van een afdrukprobleem. Papierfout: Controleer of het papier op de juiste manier in de printer is geplaatst. Inktfout: Controleer het inktniveau van de printer en de afvaltank. Hardware fout: Controleer of er andere problemen met de printer zijn dan papierstoringen en problemen met de inkt. Bestandsfout: De geselecteerde opname kan niet worden afgedrukt via PictBridge. Opnamen die met een andere camera zijn gemaakt of opnamen die met een computer zijn bewerkt, kunnen mogelijk niet worden afgedrukt.
142
W Digital Print Order Format (DPOF) Stel het afdruktype in en of de datum en het bestandnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt. (Deze kunnen niet afzonderlijk worden ingesteld.)
De afdrukopties instellen.
1
Selecteer [Print opties]. X Selecteer [Print opties] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>.
[Stel in]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> en selecteer [Stel in] en druk vervolgens op <0>.
gewenste opties in. 3 StelStelde[Afdruktype], [Datum] en [File No.] in. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op <0>. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op <0>. [Afdruktype]
[Datum]
[File No.]
143
W Digital Print Order Format (DPOF)
Afdruktype
K
Standaard
Er wordt één afbeelding afgedrukt.
L
Index
Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per blad.
K L
Beide
Zowel de standaard- als de indexafdrukken worden gemaakt.
Aan
Datum
Uit
File No.
Aan Uit
Bij [Aan] wordt de datum van de opname op de afdruk weergegeven. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname op de afdruk weergegeven.
4
Verlaat de instelling. Druk op de knop <7>. X Het scherm met afdrukopties wordt weer weergegeven. Vervolgens kiest u voor het afdrukken uit een van de opties [Sel.Beeld] of [Alle bldn].
Mogelijk worden de datum en het bestandsnummer niet afgedrukt terwijl [Datum] en [File No.] wel zijn ingesteld op [Aan]. Dit is afhankelijk van de instelling van het afdruktype en van het printermodel. Wanneer u afdrukt met DPOF, moet u de CF-kaart gebruiken waarvoor de afdrukopties zijn ingesteld. U kunt niet zomaar opnamen van de CF-kaart halen en proberen deze af te drukken. Mogelijk kunnen sommige met DPOF compatibele printers en photofinishers de opnamen niet afdrukken zoals u hebt aangegeven. Raadpleeg in dat geval de instructiehandleiding van uw printer. Of neem contact op met uw photofinisher en informeer naar de compatibiliteit wanneer u afdrukken bestelt. Plaats voor het afdrukken geen CF-kaart in de camera waarvan de afdrukopties op een andere camera zijn ingesteld. Mogelijk werkt het afdrukken dan niet of wordt de opdracht overschreven. Afhankelijk van de bestandsindeling van de opnamen, kan afdrukken onmogelijk zijn. RAW- en sRAW-opnamen kunnen niet voor afdruktaken geselecteerd worden. Als het afdruktype is ingesteld op [Index], kunnen [Datum] en [File No.] niet beide worden ingesteld op [Aan].
144
W Digital Print Order Format (DPOF)
Een afdruktaak opgeven Sel.Beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de overdrachtsopdracht toe. Druk op de knop voor een weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . Druk na voltooiing van de afdruktaak op de knop <M> om de afdruktaak op de CF-kaart op te slaan.
Totaalaantal geselecteerde opnamen
[Standaard] [Beide] Druk op <0> om een taak voor 1 afdruk van de weergegeven opname te plaatsen. Draai vervolgens aan het instelwiel <5> om het gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) van de opname in te stellen.
Selectieteken Pictogram Index
[Index] Druk op <0> om de weergegeven opname aan de indexafdruk toe te voegen. Het pictogram <X> verschijnt in de linkerbovenhoek.
Aantal
Alle bldn Vervolgens wordt een taak voor één afdruk van de gezamenlijke opnamen op de CF-kaart geplaatst. Door Wis alles te selecteren, annuleert u de afdruktaak voor alle afbeeldingen op de geheugenkaart. RAW- en sRAW-opnamen worden ook niet aan afdruktaken toegevoegd door "Alle bldn" te selecteren. Als u een PictBridge-printer gebruikt, kunt u maximaal 400 opnamen afdrukken per afdruktaak. Als u een groter aantal opgeeft, worden mogelijk niet alle opnamen afgedrukt.
145
W Rechtstreeks afdrukken met DPOF Met een PictBridge-printer kunt u opnamen eenvoudig met DPOF afdrukken.
1
Het afdrukken voorbereiden. Zie pagina 134. Volg stap 1 - 5 bij "De camera op een printer aansluiten".
2 Selecteer [Print opties] op het tabblad [3]. 3 Selecteer [Print]. [Print] wordt alleen weergegeven als de camera is aangesloten op een printer en het mogelijk is om af te drukken.
4 Stel de [Papier inst.] in. (pag. 136) Stel de afdrukeffecten (pag. 138) in naar uw eigen voorkeur.
5 Selecteer [OK]. Zorg ervoor dat u voor het afdrukken de papiergrootte instelt. Sommige printers kunnen het bestandsnummer niet afdrukken. Als [Randen] is ingesteld, is het mogelijk dat de datum op de rand wordt afgedrukt. Dit hangt af van de printer. Afhankelijk van de printer kan de datum er licht uitzien, alsof deze is afgedrukt op een heldere achtergrond of rand. U kunt [Manual] niet in [Levels aanp.] selecteren. Als u het afdrukken hebt stopgezet en de resterende opnamen nog wilt afdrukken, selecteert u [Hervat]. Het afdrukken wordt niet hervat als u het afdrukken stopzet en een van de volgende situaties zich voordoet: • Voordat u het afdrukken hervatte, hebt u de afdruktaak gewijzigd of voor deze taak geselecteerde opnamen gewist. Voordat u het afdrukken hervatte, hebt u de papierinstellingen voor het afdrukken van de index gewijzigd. Of er was onvoldoende ruimte op de CF-kaart toen het afdrukken werd gestopt. Zie pagina 142 als deze problemen zich tijdens het afdrukken voordoen.
146
10
Opnamen overbrengen naar een computer U kunt met de camera opnamen op de CF-kaart selecteren en deze vervolgens rechtstreeks naar een pc overzetten. Als de met de camera meegeleverde computersoftware (cd-rom EOS DIGITAL Solution Disk) op uw pc is geïnstalleerd, kunt u de opnamen eenvoudig overzetten. U hoeft de pc daarvoor niet aan te zetten.
Raadpleeg de Cd-romgids voor meer informatie over het installeren van de meegeleverde software. Raadpleeg de Software-instructies (pdf) op de cd-rom als u de pc wilt gebruiken om opnamen van de camera over te zetten.
147
d Opnamen overbrengen naar een computer Voordat u de camera aansluit op de pc, dient u eerst de EOS DIGITAL Solution Disk-software (op de cd-rom die met de camera is meegeleverd) op de pc te installeren.
Voorbereiding voor opnameoverdracht
1
Sluit de camera aan op de pc. Schakel de camera uit en gebruik de meegeleverde interfacekabel. Als u de stekker van de kabel in de aansluiting
de aan-uitschakelaar van de 2 Zet camera op <1>. Selecteer [EOS Utility] wanneer het programmakeuzescherm op de pc verschijnt. Als het cameramodelkeuzescherm wordt weergegeven, selecteert u het model van uw camera. X Het scherm [EOS Utility] wordt op de computer weergegeven en het scherm voor directe overbrenging op het LCD-scherm van de camera. De functie voor het maken van opnamen wordt uitgeschakeld als het scherm Directe verplaatsing wordt weergegeven. Raadpleeg de Software-instructies (pdf) op de cd-rom als het scherm [EOS Utility] niet verschijnt. Schakel de camera uit voordat u de kabel verwijdert. Pak de kabel altijd bij de stekker vast (en niet bij het snoer).
148
d Opnamen overbrengen naar een computer
Opnamen overbrengen naar een computer De opnamen die naar de pc zijn overgezet, worden gerangschikt op opnamedatum en in Windows opgeslagen in de map [My Pictures/ Mijn afbeeldingen] en in Macintosh in de map [Pictures/Afbeeldingen]. Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op de knop
Wallpaper De door u geselecteerde en overgezette opname wordt weergegeven als persoonlijke achtergrond voor de computer. Druk op de knop <M> om af te sluiten. Verwijder de interfacekabel niet tijdens de beeldoverdracht. RAW-en sRAW-opnamen kunnen niet worden overgezet voor gebruik als achtergrond.
149
d Opnamen overbrengen naar een computer
3 Opnamen selecteren die moeten worden overgezet Op het tabblad [3] kunt u met [Opdracht verplaatsen] selecteren welke opnamen naar een pc moeten worden overgezet. Door op de voorgaande pagina [Opdracht verplaatsen beeld.] te selecteren, zet u de geselecteerde opnamen over. Sel.Beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de overdrachtsopdracht toe. Druk op <0> om de weergegeven opname aan de overdrachtsopdracht toe te voegen. Het pictogram <X> verschijnt in de linkerbovenhoek. Druk na het overzetten op de knop <M> om de overdrachtsopdracht op de CF-kaart op te slaan. Alle bldn Als u Markeer alles selecteert, worden alle opnamen op de CF-kaart aan de overdrachtsopdracht toegevoegd. Als u Wis alles selecteert, wordt de overdrachtsopdracht voor alle opnamen op de geheugenkaart geannuleerd. Plaats geen opnamen op de camera met de bedoeling ze aan voor een overdrachtsopdracht te gebruiken als deze opnamen al eerder op een andere camera voor een overdrachtsopdracht zijn ingesteld. Hierdoor zouden alle opnamen van de overdrachtsopdracht kunnen worden overschreven. Afhankelijk van de bestandsindeling van de opnamen, kan de overdrachtsopdracht onmogelijk zijn. Als u voor de overdrachtsopdracht een opname selecteert die is opgeslagen als modus RAW+JPEG of sRAW+JPEG, wordt deze als één opname geteld. Tijdens de rechtstreekse beeldoverdracht worden zowel de RAW/sRAW- als de JPEG-opnamen overgezet naar de pc. Selecteer [Alle bldn] op het scherm voor rechtstreekse overdracht als u meer dan 999 opnamen in één batch wilt overzetten.
150
11
De camera aanpassen aan uw voorkeuren Met persoonlijke voorkeuzen kunt u de camerafuncties aan uw persoonlijke voorkeuren aanpassen. U kunt de huidige camera-instellingen ook opslaan onder de standen <w>, <x> en
151
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN
1
Selecteer [8]. Draai aan het instelwiel <6> om het tabblad [8] te selecteren.
de groep. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om C.Fn I - IV te selecteren en druk vervolgens op <0>. Nr. persoonlijke voorkeuze
Selecteer het nummer van de 3 persoonlijke voorkeuze. Draai aan het instelwiel <5> om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>.
4
Wijzig de instelling. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling (nummer) te selecteren en druk vervolgens op <0>. Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere persoonlijke voorkeuzen in te stellen. De ingestelde persoonlijke voorkeuzen worden onder in het scherm vermeld, onder de bijbehorende nummers.
de instelling. 5 Verlaat Druk op de knop <M>. X Het scherm van stap 2 verschijnt weer.
Persoonlijke voorkeuzen wissen Selecteer in stap 2 [Wis pers. voorkeuze (C.Fn)] om alle persoonlijke voorkeuzen te wissen. Zelfs als alle persoonlijke voorkeuzen worden gewist, blijft de instelling voor C.Fn IV -5 [Matglas] behouden.
152
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN
Persoonlijke voorkeuzen C.Fn I: Belichting 1 2 3 4 5 6 7
Belichtingsniveau verhoging ISO stappen ISO vergroten Bracketing automatisch annuleren Bracketing volgorde Veiligheidsshift Flits synchronisatie snelheid Av mode
C.Fn II: Opname 1 2 3
Ruisreductie lange sluitertijd Hoge ISO ruisreductie Lichte tonen prioriteit
C.Fn III: Auto focus/Drive 1 2 3 4 5 6 7
Objectiefsturing bij AF onmogelijk Lens AF-stopknopfunctie AF punt selectiemethode Ingespiegeld display AF-hulplicht AF tijdens Live view opname Spiegel opklappen
C.Fn IV: Bediening/Overig 1 2 3 4 5 6 7
Ontspanknop/AF-Aan knop AF-AAN/AE vergrendelingsknop SETknop functie bij opname Wiel richting bij Tv/Av Matglas Voeg originele data toe Live view belichtingssimulatie De persoonlijke voorkeuzen waarvan de nummers grijs zijn, werken niet tijdens het maken van Live View-opnamen. (De instellingen zijn uitgeschakeld.) Voor C.Fn III -2 werken alleen 2 en 5.
153
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN De persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis van functietype: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Opname, C.Fn III: Auto focus/Drive, C.Fn IV: Bediening/Overig.
C.Fn I: Belichting C.Fn I -1
Belichtingsniveau verhoging
0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Stelt verhogingen in stappen van 1/2 in voor de sluitertijd, het diafragma, de belichtingscompensatie, AEB enzovoort. Dit is effectief als u de belichting wilt regelen in kleinere stappen dan 1/3. De belichtingsinstelling wordt als volgt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel.
C.Fn I -2
ISO stappen
0: 1/3-stop 1: 1-stop
C.Fn I -3
ISO vergroten
0: Uit 1: Aan Voor de ISO-waarde kan "H" (gelijk aan ISO 3200) worden geselecteerd.
154
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn I -4
Bracketing automatisch annuleren
0: Aan De AEB- en WB-BKT-instellingen worden geannuleerd als u de aanuitschakelaar op <2> zet of de camera-instellingen wist. AEB wordt ook geannuleerd als de flitser gereed is voor gebruik. 1: Uit De instellingen voor AEB en WB-BKT worden gehandhaafd, zelfs als de aan-uitschakelaar op <2> wordt gezet. (Als de flitser gereed is, wordt AEB geannuleerd. De waarde voor AEB wordt echter in het geheugen bewaard.)
C.Fn I -5
Bracketing volgorde
De volgorde van de opnamereeks voor AEB en WB-BKT kan worden gewijzigd. 0: 0, -, + 1: -, 0, + Reeksopnamen op basis van witbalans B/A-richting M/G-richting 0 : Standaardbelichting 0 : Standaardwitbalans 0 : Standaardwitbalans - : Verminderde belichting - : Meer blauw - : Meer magenta + : Vergrote belichting + : Meer oranje + : Meer groen AEB
C.Fn I -6
Veiligheidsshift
0: Uitschakelen 1: Inschakelen (Tv/Av) Dit werkt in de modi AE-sluiterprioriteit (Tv) en AE-diafragmaprioriteit (Av). Als de helderheid van het onderwerp plotseling verandert en de huidige sluitertijd of het diafragma onbruikbaar wordt, wordt de sluitertijd of het diafragma automatisch verschoven om een correcte belichting te verkrijgen.
C.Fn I -7
Flits synchronisatie snelheid AV mode
0: Automatisch 1: 1/250 sec. (vast) Vergrendelt de flitssynchronisatietijd op 1/250 sec. in de modus AEdiafragmaprioriteit. (Bij donkere achtergronden zoals een nachthemel, zal de achtergrond van het onderwerp donker zijn.)
155
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn II: Beeld C.Fn II -1
Ruisreductie lange sluitertijd
0: Uit 1: Automatisch Voor een belichtingstijd van 1 sec. of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer ruis wegens lange belichting wordt gedetecteerd. De instelling [Automatisch] is in de meeste gevallen effectief. 2: Aan Ruisreductie wordt uitgevoerd voor alle belichtingstijden van 1 sec. of langer). De instelling [Aan] is mogelijk geschikt voor ruis, die niet kan worden gedetecteerd of gereduceerd met de instelling [Automatisch]. Als bij instelling 2 een lange belichting plaatsvindt voor Live View-opnamen, wordt niets weergegeven op het LCD-scherm (geen weergave van het Live View-beeld), terwijl ruisreductie wordt toegepast. Terwijl ruisreductie wordt uitgevoerd, kunnen er opnamen worden gemaakt. Nadat de opname is gemaakt, is de tijd die nodig is voor de ruisreductie gelijk aan de belichtingstijd. U kunt pas weer opnamen maken als het ruisreductieproces is voltooid.
C.Fn II -2
Hoge ISO ruisreductie
0: Uit 1: Aan Reduceert de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-waarden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-waarden. Bij lage ISO-waarden wordt de ruis in schaduwpartijen verder gereduceerd. Bij de instelling 1 neemt de maximale opnamereeks voor continu-opnamen in hoge mate af.
156
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn II -3
Lichte tonen prioriteit
0: Uitschakelen 1: Inschak. Verbetert de details in lichte tonen. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tonen. De overgang tussen grijstinten en lichte tonen wordt geleidelijker. Bij instelling 1 kan iets meer ruis dan normaal optreden in schaduwrijke partijen. Bij instelling 1 ligt het instelbare ISO-waardebereik tussen 200 en 1600. Bovendien wordt de "0" van de ISO-waarde die wordt weergegeven op het LCD-scherm en in de zoeker, weergegeven als een kleiner teken, bijvoorbeeld "2oo". Als de opname-informatie (pag. 117) wordt weergegeven, wordt de "0" van de ISO-waarde ook weergegeven als een kleiner teken.
C.Fn III: Auto focus/Drive C.Fn III -1
Objectiefsturing bij AF onmogelijk
Als er in de AF-modus geen scherpstelling kan worden bereikt, kan de camera blijven proberen scherp te stellen, maar het scherpstellen ook afbreken. 0: Scherpstellen aan 1: Scherpstellen uit Voorkomt dat het beeld extreem onscherp wordt als de camera opnieuw probeert scherp te stellen. Dit is vooral handig als u een supertelelens wilt gebruiken, omdat het beeld daarbij extreem onscherp kan worden.
157
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn III -2
Lens AF-stopknopfunctie
0: AF-stop 1: AF-start AF werkt alleen als de knop wordt ingedrukt. Wanneer u de knop ingedrukt houdt, wordt de AF van de camera uitgeschakeld. 2: AE-vergrendeling AE-vergrendeling wordt toegepast wanneer u de knop indrukt. Dit komt van pas als u wilt meten en scherpstellen op verschillende delen van de opname. 3: AF punt: Manual 9 Auto/Auto 9 center In de handmatige AF-puntselectiemodus schakelt de knop alleen direct over naar automatische AF-puntselectie wanneer u deze knop houdt ingedrukt. Dit komt van pas als u niet langer in staat bent om op een bewegend object scherp te stellen met een handmatig geselecteerd AF-punt in de modus AI Servo AF. In de automatische AF-puntselectiemodus selecteert de knop alleen het middelste AF-punt zolang u de knop ingedrukt houdt. 4: 1-BEELD z AI SERVO In de modus 1-beeld AF wordt alleen bij het ingedrukt houden van de knop overgeschakeld naar de modus AI Servo AF. In de modus AI Servo AF wordt alleen bij het ingedrukt houden van de knop overgeschakeld naar de modus 1-beeld AF. Dit is handig als u steeds heen en weer moet schakelen tussen 1-beeld AF en AI Servo AF voor een onderwerp dat blijft bewegen en stilstaan. 5: Image Stabilizer (beeldstabilisatie) starten Als de IS-knop op de lens al op
158
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn III -3
AF punt selectiemethode
0: Normaal Druk op de knop <S> en gebruik <9> om het AF-punt te selecteren. 1: Subinstelwiel Zonder eerst op de knop <S> te drukken, kunt u de Multifunctionele knop <9> gebruiken om het gewenste AF-punt te selecteren. Wanneer u op de knop <S> drukt, wordt de automatische AF-puntselectie ingesteld. 2: Hoofdinstelwiel Zonder eerst op de knop <S> te drukken, kunt u de knop <5> gebruiken om het gewenste AF-punt te selecteren. Wanneer u de knop <S> ingedrukt houdt en aan het snelkeuzewiel <6> draait, kunt u de belichtingscompensatie instellen.
C.Fn III -4
Ingespiegeld display
0: Aan 1: Uit Het AF-punt in de zoeker gaat niet rood knipperen. Dit wordt aanbevolen als u het vervelend vindt dat het telkens gaat branden. Het AF-punt blijft branden wanneer u het selecteert.
C.Fn III -5
AF-hulplicht
Het AF-hulplicht kan worden verzonden door de ingebouwde flitser van de camera of door de externe, speciale EOS-Speedlite. 0: Inschak. 1: Uitschakelen AF-hulplicht wordt niet verzonden. 2: Alleen ext. flits zenden Als er een externe, speciale EOS-Speedlite is bevestigd, verzendt deze zo nodig het AF-hulplicht. Het AF-hulplicht wordt niet verzonden door de ingebouwde flitser van de camera. Als de persoonlijke voorkeuze [AF-Hulplicht] voor de externe, speciale EOS-Speedlite is ingesteld op [Uitgeschakeld], verzendt de Speedlite het AF-hulplicht niet, zelfs niet als C.Fn III -5-0/2 op de camera is ingesteld.
159
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn III -6
AF tijdens Live view opname
0: Uitschakelen 1: Inschak. U kunt het Live View-beeld tijdens het maken van Live View-opnamen net zo lang als u wilt onderbreken door de knop
C.Fn III -7
Spiegel opklappen
Voorkomt het trillen van de camera door de spiegelbeweging, die hinderlijk kan zijn bij het maken van opnamen met supertelelenzen en het maken van close-ups. Zie pagina 98 voor het opklappen van de spiegel. 0: Uitschakelen 1: Inschak.
C.Fn IV: Bediening/Overig C.Fn IV -1
Ontspanknop/AF-Aan knop
0: Meten+AF start 1: Meten+AF start/stop Tijdens automatisch scherpstellen kunt u op de knop
160
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn IV -2
AF-AAN/AE vergrendeling Knop
0: Uitschakelen 1: Inschak. De functies van de knoppen
C.Fn IV -3
SETknop functie bij opname
U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Als de camera gereed is voor het maken van een opname, kunt u op <0> drukken. 0: Normaal (uitgeschakeld) 1: Verander kwaliteit Nadat u op <0> hebt gedrukt, kijkt u op het LCD-scherm en draait u aan het instelwiel <5> om de opnamekwaliteit rechtstreeks in te stellen. 2: Wijzig Beeld Stijl Druk op <0> om het scherm waarin de Picture Style kan worden geselecteerd weer te geven op het LCD-scherm. Draai het instelwiel <5> om een stijl te selecteren en druk vervolgens op <0>. 3: Menu display Heeft dezelfde functie als de knop <M>. 4: Beeld herhalen Heeft dezelfde functie als de knop <x>. Als het menu [Live view opname.] is ingesteld op [Inschakelen], wordt geen rekening houden met de instellingen 1 tot en met 4 hierboven. In plaats daarvan wordt het Live View-beeld weergegeven wanneer op <0> wordt gedrukt.
C.Fn IV -4
Wiel richting bij Tv/Av
0: Normaal 1: Omgekeerde richting U kunt de richting waarin het instelwiel moet worden gedraaid voor het instellen van sluitertijd en diafragma, omkeren. In de modus voor handmatige belichting wordt de draairichting van de instelwielen <6> en <5> omgekeerd. In andere opnamemodi wordt de draairichting van het instelwiel <6> omgekeerd. De draairichting van het instelwiel <5> blijft gelijk in de modus voor handmatige belichting en bij het instellen van belichtingscompensatie.
161
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn IV -5
Matglas
De camera heeft verwisselbare matglazen. Deze persoonlijke voorkeuze dient te worden ingesteld zodat de belichtingscorrectie overeenkomt met het bijbehorende matglas. 0: Ef-A 1: Ef-D 2: Ef-S Kenmerken van matglas Ef-A: Standaardprecisiemat Standaardmatglas dat met de camera wordt geleverd. Voor een heldere zoeker en eenvoudig handmatig scherpstellen. Ef-D: Precisiemat met raster Dit is hetzelfde als Ef-A maar dan met een raster. Hierdoor zijn horizontale en verticale lijnen eenvoudiger uit te lijnen.
Ef-S: Superprecisiemat Matglas waarmee eenvoudiger handmatig kan worden scherpgesteld dan met de Ef-A. Geschikt voor gebruikers die voornamelijk handmatig scherpstellen.
Superprecisiemat Ef-S en Maximaal diafragma Geoptimaliseerd voor lenzen met een diafragmagetal van f/2.8 en groter Als het diafragmagetal kleiner is dan f/2.8, ziet de zoeker er donkerder uit dan met de Ef-A. C.Fn IV -5-0 is al ingesteld, aangezien het standaard Ef-A-matglas met de EOS 40D wordt meegeleverd. Raadpleeg de met het matglas meegeleverde instructies als u het matglas wilt vervangen. De instelling C.Fn IV -5 is niet vastgelegd in de gebruikersinstellingen voor de camera (pag. 165).
162
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn IV -6
Voeg originele data toe
0: Uit 1: Aan De gegevens die aangeven dat de opnamen origineel zijn, worden automatisch aan de opnamen toegevoegd. Als de opnamegegevens van een opname waaraan verificatiegegevens zijn toegevoegd, worden weergegeven (pag. 117), verschijnt het pictogram
C.Fn IV -7
Live view belichtingssimulatie
0: Uitschakelen (LCD automatisch afstellen) 1: Inschakelen (simuleert belichting) Tijdens het maken van Live View-opnamen wordt op het real-time beeld de helderheid weergegeven overeenkomstig de belichtingsinstelling. Zo kunt u de belichting controleren onmiddellijk voordat u de opname maakt. Als u op de knop Preview scherptediepte drukt, wordt de gesimuleerde belichting weergegeven, ongeacht de instelling C.Fn IV -7. Bij weinig of juist heel fel licht wordt de belichtingssimulatie van de foto mogelijk niet volgens de belichtingsinstelling weergegeven. Zelfs bij de instelling 1 wordt de belichtingssimulatie niet weergegeven wanneer er een flitser wordt gebruikt of een bulb-opname wordt gemaakt.
163
3 My Menu vastleggenN U kunt sneller toegang krijgen tot functies door maximaal zes veelgebruikte menu's en persoonlijke voorkeuzen vast te leggen.
1
Selecteer [My Menu instellingen]. Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu instellingen] en druk vervolgens op <0>.
[Registreer]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Registreer] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
de gewenste items vast. 3 LegDraai aan het instelwiel <5> om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt, u [OK] selecteert en op <0> drukt, wordt het item vastgelegd. Herhaal deze stappen om maximaal zes items vast te leggen. Druk op de knop <M> om terug te keren naar het scherm van stap 2.
My Menu instellingen In stap 2 worden [Sorteer] en de volgende andere instellingen weergegeven: Sorteer U kunt de volgorde van de in My Menu vastgelegde items wijzigen. Selecteer [Sorteer] en het menu waarvan u de volgorde wilt wijzigen. Druk vervolgens op <0>. Draai, als [z] wordt weergegeven, aan <5> om de volgorde te wijzigen en druk vervolgens op <0>. Weergave van My Menu Als [Inschakelen] is ingesteld, wordt het tabblad [9] eerst weergegeven als u het menu opent. Verwijder en Verwijder alle items Hiermee verwijdert u de vastgelegde menu-items. Met [Verwijder] verwijdert u één en met [Verwijder alle items] alle menu-items.
164
3 Gebruikersinstellingen voor de camera vastleggenN Onder de standen <w>, <x> en
1
Selecteer [Cameragebruikersinstelling]. Selecteer [Cameragebruikersinstelling] op het tabblad [7] en druk vervolgens op <0>.
2 Selecteer [Registreren]. de gebruikersinstelling voor de camera vast. 3 LegDraai het instelwiel <5> naar de programmakeuzewielpositie waarin de camera-instellingen worden opgeslagen, en druk vervolgens op <0>. Als het bevestigingsdialoogvenster wordt weergegeven, selecteert u [OK] en drukt u op <0>. X De huidige camera-instellingen worden vastgelegd onder de stand C* van het programmakeuzewiel.
[Wis instellingen] Als u in stap 2 [Wis instellingen] selecteert, wordt de standaardinstelling (de instelling die van kracht was voordat u de camera-instellingen vastlegde) van de bijbehorende stand van het programmakeuzewiel hersteld. De procedure is hetzelfde als stap 3. De My Menu-instellingen worden niet vastgelegd. Als het programmakeuzewiel is ingesteld op <w>, <x> of
165
166
12 Referentie
Dit hoofdstuk bevat naslaginformatie over de functies van de camera, systeemaccessoires en andere zaken. Het hoofdstuk bevat achterin een index om het opzoeken te vereenvoudigen.
167
B Camera-instellingen controleren Wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop . Dan worden "Camera-inst." en "Opnamefunc." weergegeven. Als "Opnamefunc." wordt weergegeven, kunt u de ISO-waarde en andere opnamefuncties instellen via het LCD-scherm.
Geef "Camera-inst." en "Opnamefunc." weer. Druk op de knop . X Met de knop schakelt u tussen de twee schermen.
Geef een van de schermen weer. Met het menu [5 INFO-knop] kunt u [Camera-inst.] of [Opnamefunc. ] weergeven.
Camera-instellingen (pag. 61 en 62) (pag. 74) (pag. 70 en 71) Kleurtemperatuur (pag. 69) De opnamemodi die zijn vastgelegd onder de standen w, x en y van het programmakeuzewiel (pag. 57 en 28) Datum/Tijd (pag. 41) Rode-ogenreductie (pag.100) Beeldomkeren (pag. 126) Automatisch uitschakelen (pag. 42)
168
B Camera-instellingen controleren
Opnamefuncties Belichtingsvergrendeling Diafragma Sluitertijd Ingebouwde flitser herstellen (BEZIG)
Opnamemodus Indicator belichtingsniveau Picture Style
Flitsbelichtingscompensatie Drive mode
Opnamekwaliteit
Max. opnamen AF mode Maximale opnamereeks
Witbalans Lichtmeetmodus
Tijd
Als u op de knop <m>,
169
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de AC-adapterset ACK-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact en hoeft u het batterijniveau niet in de gaten te houden.
1
Sluit de DC-stekker aan. Plaats de stekker van de gelijkstroomkoppeling in de aansluitbus van de AC-adapter.
aan. 2 SluitSluithethetnetsnoer netsnoer aan op de ACadapter. Steek de uitsteeksels in het stopcontact. Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u klaar bent.
het snoer in de groef. 3 Plaats Plaats het snoer voorzichtig in de groef.
de DC-koppeling. 4 Plaats Open het batterijcompartimentdeksel en open het deksel van het DCkoppelingssnoer. Plaats de DC-koppeling totdat deze vastzit en plaats het snoer door het snoeropening. Sluit het deksel.
Plaats of verwijder het netsnoer nooit terwijl de aan-uitschakelaar van de camera is ingesteld op <1> of <J>.
170
De batterij voor datum/tijd vervangen De datum/tijd-batterij (back-up) onderhoudt de datum en tijd van de camera. De levensduur van de batterij is ongeveer 5 jaar. Als de datum/tijd wordt gereset wanneer de batterij wordt vervangen, vervangt u de back-upbatterij door een nieuwe CR2016-lithiumbatterij, zoals hieronder wordt uitgelegd. De datum/tijd-instelling gaat verloren en u moet de correcte datum en tijd opnieuw instellen.
1 Zet de aan-uitschakelaar op <2>. 2 Verwijder de batterij. de batterijhouder uit het 3 Neem apparaat.
(+)
(–)
de batterij. 4 Vervang Zorg dat de batterij in de juiste + stand wordt geplaatst.
de batterijhouder. 5 Plaats Plaats vervolgens de batterij en sluit het deksel.
Zorg ervoor dat de batterij voor datum/tijd een lithiumbatterij van het type CR2016 is.
171
Functiemogelijkhedentabel o: Automatisch ingesteld k: Door gebruiker in te stellen
: Niet selecteerbaar
Basisgebruik Programmakeuzewiel
Kwaliteit ISOwaarde
1
2
3
4
5
6
7
d
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
RAW
k
k
k
k
k
RAW + JPEG
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
Neutraal
k
k
k
k
k
Natuurlijk
k
k
k
k
k
Monochroom
k
k
k
k
k
Gebruiker
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
Instelling van kleurtemperatuur
k
k
k
k
k
Witbalanscorrectie
k
k
k
k
k
Reeksopnamen op basis van witbalans
k
k
k
k
k
k
k
k
k
o
k
k
k
k
o
k
k
k
k
o
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
JPEG
Automatisch
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Portret Picture Style
o
Landschap
Kleurruimte
o
sRGB
o
o
o
o
o
o
Adobe RGB
Witbalans
Automatische witbalans Vooraf ingestelde witbalans Handmatige witbalans
o
o
o
One-Shot
o
o
o
o
o
o o
o
AI Focus AFpuntselectie
o
o
AI Servo
Automatisch
o
o
o
o
o
o
Handmatig
AF-hulplicht
172
o
Handmatig Standaard
AF
Creatief gebruik
o
o
o
o
s f
a 8
o
k
Functiemogelijkhedentabel
o: Automatisch ingesteld k: Door gebruiker in te stellen
: Niet selecteerbaar
Basisgebruik Programmakeuzewiel
Creatief gebruik
Lichtmeetmodus Belichting Transportmodus
1
2
3
4
5
6
7
d
o
o
o
o
o
o
o
k
k
k
k
k
Deelmeting
k
k
k
k
k
Spot
k
k
k
k
k
Gemiddelde meting met nadruk op midden
k
k
k
k
k
Programmakeuze
k
Belichtingscompensatie
k
k
k
AEB
k
k
k
AE-vergrendeling
k
k
k
Preview scherptediepte
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
Meervlaks
Afzonderlijke opnamen Continu-opnamen, hoge snelheid
o
o
o
o
Continu-opnamen, lage snelheid
Zelfontspanner (10 sec.)
o
o
o k
k
k
k
k
k
k
Zelfontspanner (2 sec.) Automatisch
Ingebouwde flitser
o
Handmatig o
Flitser uit k
k
k k
k k
o
o k
a 8
o
o
o
s f
k
k
k
k
k
k
Flitsbelichtingsvergrendeling
k
k
k
k
k
Flitsbelichtingscompensatie
k
k
k
k
k
k
k
k
k
k
Rode-ogenreductie
Live View-opnamen
173
Handleiding Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen eerst de Handleiding Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center.
Voeding De batterij kan niet worden opgeladen met de meegeleverde batterijoplader. Laad uitsluitend batterijen op van het type BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512.
De camera werkt niet, zelfs niet als de aan-uitschakelaar op <1> staat. De batterij is niet correct in de camera geplaatst. (pag. 26) Controleer of het deksel van het batterijcompartiment is gesloten.
(pag. 26) Zorg ervoor dat het deksel van de CF-kaartsleuf is gesloten. (pag. 28)
De batterij raakt snel leeg. Gebruik een volledig opgeladen batterij. (pag. 24) De oplaadbare batterij raakt uitgeput na herhaaldelijk gebruik. Koop een nieuwe batterij.
De camera schakelt zichzelf uit. Automatisch uitschakelen is geactiveerd. Als u niet wilt dat de camera zichzelf uitschakelt, stelt u [5 Uitschakelen] in het menu in op [Uit].
Alleen het pictogram
174
Handleiding Problemen oplossen
Opname Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. De CF-kaart is niet goed geplaatst. (pag. 28) Vervang de CF-kaart als die vol is of wis overbodige opnamen om ruimte vrij te maken. (pag. 28 en 124) Als u probeert om scherp te stellen in de modus 1-beeld AF terwijl het focusbevestigingslampje
De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk. Als er stof aan het LCD-scherm kleeft, kunt u dit afvegen met een lensdoekje of een zacht doekje. Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren of er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal.
De opname is niet scherp. Stel de focusinstellingsknop op de lens in op
De CF-kaart kan niet worden gebruikt. Zie pagina 43 of 177 als een CF-kaartfout wordt weergegeven.
De camera maakt geluid wanneer deze wordt geschud. Het uitschuifmechanisme van de flitser schudt een beetje. Dit is normaal.
175
Handleiding Problemen oplossen
Er kunnen geen Live View-opnamen worden gemaakt. Gebruik bij het maken van Live View-opnamen een CF-kaart (het wordt niet aanbevolen om een CF-kaart te gebruiken die functioneert als een harde schijf, zoals een MicroDrive). Een dergelijke CF-kaart functioneert in een lager temperatuurbereik dan normale CF-kaarten. Als de temperatuur te veel oploopt, kan het maken van Live Viewopnamen tijdelijk worden onderbroken om schade aan de harde schijf van de kaart te voorkomen. Als de temperatuur in de camera weer daalt, kan het maken van Live View-opnamen weer worden hervat. (pag. 107)
De ingebouwde flitser werkt niet. Als u continu opnamen maakt met de ingebouwde flitser, zonder veel tijd ertussen, werkt de flitser mogelijk tijdelijk niet om de flitsereenheid te beschermen.
Opnamen bekijken en gebruiken De opname kan niet worden gewist. Als de opname is beveiligd tegen wissen, kan deze niet worden verwijderd. (pag. 123)
De weergegeven datum en tijd van opname zijn onjuist. De juiste datum en tijd zijn nog niet ingesteld. (pag. 41)
Er verschijnt geen opname op het tv-scherm. Zorg ervoor dat de stekker van de videokabel volledig in de aansluiting zit. (pag. 122) Stel het formaat van de video-uitgang (NTSC/PAL) in op hetzelfde formaat als de tv. (pag. 39) Gebruik de videokabel die bij de camera is geleverd. (pag. 122)
176
Foutcodes Als er zich een probleem voordoet met de camera, wordt er een foutbericht weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Als u het foutenscherm wilt verwijderen, zet u de stroomschakelaar uit en weer aan of installeert u de batterij opnieuw. Wanneer fout 02 (Probleem met CF-kaart) Maatregelen wordt weergegeven, verwijdert en installeert u de CF-kaart opnieuw of formatteert u deze. Hiermee is het probleem wellicht verholpen. Foutcode
Als de fout zich blijft voordoen, is er mogelijk een moeilijker op te lossen probleem. Schrijf de foutcode op en neem contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
177
Systeemoverzicht
Oculairverlengstuk EP-EX15
Rubberframe Eb
Dioptrische aanpassingslenzen E-serie
ST-E2
220EX
430EX 580EX II Macro Ring Lite MR-14EX
Standaardaccessoires
Macro Twin Lite MT-24EX
Matglas Ef-A
Oogschelp Eb
Hoekzoeker C
Matglas Ef-D Ef-S
Batterijgreep BG-E2N
Brede draagriem EW-100DGR
Batterijoplader CG-580 of CB-5L
Batterij BP-511A
Batterij BP-511A, BP-514
CR2016-lithiumbatterij voor datum/tijd
Compacte stroomadapter CA-PS400
Batterijmagazijn AC-adapter DC-koppeling BGM-E2 AC-E2 DR-400 Autoaccukabel Batterijoplader Compacte AC-adapterset CB-570 CG-570 stroomadapter ACK-E2 CA-570
178
Systeemoverzicht
Afstandsbediening Afstandsbediening Draadloze met timer TC-80N3 RS-80N3 afstandsbediening LC-5
EF-lenzen
EF-S-lenzen
TV/Video
Wireless File Transmitter WFT-E3
Videokabel VC-100
USB externe media
EOS DIGITAL EOS DIGITAL Solution Disk Software Instruction Manuals Disk
USB GPS-apparaat
Toegangspunt draadloos LAN
Interfacekabel IFC-200U
Adapter draadloos LAN Ethernet-poort
Interfacekabel IFC-500U Computer USB-poort Beveiligingsset voor originele gegevens OSK-E3
CF-kaart
Kaartlezer Pc-kaartsleuf
PCMCIA-adapter
Windows Vista Windows XP Windows 2000 Mac OS X
PictBridge-compatibele printer
179
De batterijgreep gebruiken Lees de volgende informatie door als u van plan bent de camera te gebruiken met de batterijgreep BG-E2, die oorspronkelijk speciaal is gemaakt voor de EOS 20D en EOS 30D. Ga voor andere instructies dan de hieronder beschreven onderwerpen "Het deksel van het batterijcompartiment openen" en "Levensduur batterij", raadpleeg dan de instructiehandleiding van de batterijgreep BG-E2. Als u de batterijgreep BG-E2N hebt, lees dan de bijbehorende instructiehandleiding.
Het deksel van het batterijcompartiment openen Plaats de camera op een plat oppervlak en zorg ervoor dat het apparaat niet valt door het stevig vast te houden. Open het deksel van het batterijcompartiment en trek er schuin aan om het te verwijderen. Bewaar het deksel van het batterijcompartiment in de batterijgreep. Als u het deksel van het batterijcompartiment terug wilt plaatsen, drukt u het in dezelfde hoek aan als waarmee u het hebt verwijderd en drukt u het scharnier van het klepje op de camera.
Levensduur batterij Bij 23 °C/0 °C Voeding BP-511A AA-batterijen (alkaline)
180
[Circa opnamen] Geen flits
50% flits
2.200 / 1.900
1.600 / 1.400
400 / 200
300 / 100
Specificaties • Type Type: Opnamemedia:
Grootte beeldsensor: Compatibele lenzen: Lensvatting:
Digitale AF/AE-spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser CF-kaart van type I of II * Compatibel met Microdrive en CF-kaarten van 2 GB of meer * Opnemen op externe USB-media mogelijk als de Wireless File Transmitter WFT-E3 is bevestigd 22,2 x 14,8 mm Canon EF-lenzen (inclusief EF-S-lenzen) (voor deze lenzen geldt dat bij een analoge camera de brandpuntsafstand met ongeveer 1,6 moet worden vermenigvuldigd) EF-vatting van Canon
• Beeldsensor Type: Pixels: Beeldverhouding: Kleurenfiltersysteem: Low-pass-filter: Stofwisfunctie:
Grote, ultragevoelige CMOS-sensor uit één stuk met hoge resolutie Effectieve pixels: Circa 10,10 megapixel Totaal pixels: Circa 10,50 megapixels 3:2 RGB-filter voor primaire kleuren Bevindt zich voor de beeldsensor, niet-verwijderbaar (1) Automatische sensorreiniging (2) Handmatige reiniging van de lens (3) Stofwisdata aan vastgelegde opname toegevoegd
• Opnamesysteem Opname-indeling: Afbeeldingstype: RAW+JPEG gelijktijdige opname: Bestandsgrootte:
Bestandsnummering: Kleurruimte: Picture Style:
Design rule for Camera File System 2.0 JPEG, RAW (14-bits) Mogelijk (sRAW+JPEG ook mogelijk) (1) Groot/Fijn : Circa 3,5 MB (3888 x 2592 pixels) (2) Groot/Normaal : Circa 1,8 MB (3888 x 2592 pixels) (3) Middel/Fijn : Circa 2,1 MB (2816 x 1880 pixels) (4) Middel/Normaal: Circa 1,1 MB (2816 x 1880 pixels) (5) Klein/Fijn : Circa 1,2 MB (1936 x 1288 pixels) (6) Klein/Normaal : Circa 0,7 MB (1936 x 1288 pixels) (7) RAW : Circa 12,4 MB (3888 x 2592 pixels) (8) sRAW (Small RAW): Circa 7,1 MB (1936 x 1288 pixels) * Exacte bestandsgrootte is afhankelijk van het onderwerp, de ISO-waarde, de Picture Style enzovoort. Opeenvolgende nummering, auto reset, handmatige reset sRGB, Adobe RGB Standaard, Portret, Landschap, Neutraal, Natuurlijk, Monochroom, Gebruiker 1 - 3
181
Specificaties
Opnamefuncties:
Als de WFT-E3 is bevestigd, kunt u als volgt opnamen maken op de CFkaart en externe USB-media die op de WFT-E3 zijn aangesloten: (1) Standaard (2) Automatisch schakelen tussen opnamemedia (3) Afzonderlijke opnamen volgens opnamekwaliteit (4) Beelden met hetzelfde formaat opnemen Back-ups maken van opnamen: ingeschakeld met WFT-E3 bevestigd
• Witbalans Type:
Automatisch, daglicht, schaduw, bewolkt, lamplicht, wit TL-licht, flits, handmatig, kleurtemperatuurinstelling Automatische witbalans: Automatische witbalans met de beeldsensor Kleurtemperatuurcompensatie: Witbalanscorrectie: ± 9 stops in tussenstappen van 1 stop Reeksopnamen op basis van witbalans: ± 3 stops met tussenstappen van 1 stop * Meer blauw/oranje of meer magenta/groen mogelijk Kleurtemperatuurinformatieoverdracht: Beschikbaar
• Zoeker Type: Dekking: Vergroting: Oogafstand: Ingebouwde dioptrische aanpassing: Focusscherm:
Oogniveau pentaprisma Verticaal/horizontaal circa 95% Circa 0,95x (–1 dioptrie met een lens van 50 mm bij oneindig) Circa 22 mm -3,0 tot +1,0 dioptrie Verwisselbaar (2 typen afzonderlijk verkrijgbaar), Ef-Astandaardmatglas meegeleverd Spiegel: Snel terugklappende, half doorlatende spiegel (Transmissie:reflectieverhouding van 40:60, geen vignettering in zoeker met EF-lens van 600 mm f/4L IS USM of kleiner) Zoekerinformatie: AF (AF-punten, focusbevestigingslampje), belichting (sluitertijd, diafragma, AE-vergrendeling, belichtingsniveau, ISO-waarde, belichtingswaarschuwing), flitser (flitser gereed, high-speed synchronisatie, flitsbelichtingsvergrendeling, flitsbelichtingscompensatie), zwart-witopnamen, witbalanscorrectie, maximale opnamereeks bij continu-opnamen, CF-kaartinformatie Preview scherptediepte: Beschikbaar met de knop Preview scherptediepte
• Autofocus Type: AF-punten: Meetbereik: Focusmodi:
182
TTL secundaire beeldregistratie, fasedetectie 9 (kruismeting) Bw -0,5 - 18 (bij 23 °C, ISO 100) 1-beeld AF, AI Servo AF, AI Focus AF, Handmatige focus (MF)
Specificaties
AF-puntselectie: Automatische selectie, handmatige selectie Weergave van geselecteerd AF-punt: Ingespiegeld in zoeker en aangegeven op het LCD-paneel AF-hulplicht: Kleine serie flitsen door de ingebouwde flitser Effectief bereik: Circa 4,0 m in het midden, ongeveer 3,5 m aan de buitenkant
• Belichting Lichtmeetmodi:
Meetbereik: Belichtingscontrole:
TTL-meting volle lensopening met 35 zones • Meervlaksmeting (koppelbaar aan elk AF-punt) • Deelmeting (circa 9% van de zoeker in het midden) • Spotmeting (circa 3,8% van de zoeker, gecentreerd) • Gemiddelde meting met nadruk op het midden Bw 1 - 20 (bij 23 °C met EF 50 mm f/1.4 USM-lens, ISO 100) AE-programma (Automatisch, Portret, Landschap, Close-up, Sport, Nachtportret, Flitser uit, Programma), AE-sluiterprioriteit, AE-diafragmaprioriteit, AE-scherptediepte, handmatige belichting, automatische E-TTL-flits
ISO-waarde (aanbevolen belichtingsindex):
Basisgebruik-modi:ISO 100 - 800 automatisch ingesteld Creatief gebruik-modi: ISO 100 - 1600 (met tussenstappen van 1/3), automatisch, of ISO-waarde kan worden vergroot tot ISO 3200. Belichtingscompensatie: Handmatig: ± 2 stappen met tussenstappen van 1/3 of 1/2 (kan worden gecombineerd met AEB) AEB: ± 2 stappen met tussenstappen van 1/3 of 1/2 AE-vergrendeling: Automatisch: Toegepast in de modus 1-beeld AF met evaluatieve meting als het onderwerp is scherpgesteld. Handmatig: met belichtingsvergrendelingsknop
• Sluiter Type: Sluitertijden: Ontspanner: Zelfontspanner: Afstandsbediening:
Elektronisch geregelde focal-plane-ontspanner 1/8000 tot 30 sec. (verhogingen in stappen van 1/3 en 1/2), bulbopname, X-synchronisatie bij 1/250 sec. Soft-touch elektromagnetische ontspanner 10 sec. of 2 sec. vertraging Afstandsbediening met aansluiting van type N3
• Ingebouwde flitser Type: Intrekbare, automatische flitser Flitsmeting: Automatische E-TTL II-flits Richtgetal: 13 meter (bij ISO 100) Recycletijd Circa 3 sec. Indicator "flitser gebruiksklaar": Pictogram "flitser gebruiksklaar" licht op in de zoeker
183
Specificaties
Bereik van de flitser: Beeldhoek 17 mm-lens Flitsbelichtingscompensatie: ± 2 stappen met tussenstappen van 1/3 of 1/2 Flitsbelichtingsvergrendeling: Beschikbaar
• Externe Speedlite Compatibele flitser: Flitsmeting: Flitsbelichtingscompensatie: Flitsbelichtingsvergrendeling: Instellingen externe flitser: PC-aansluitbus: Zoomen in overeenstemming met lensbrandpuntsafstand:
Speedlites uit de EX-serie Automatische E-TTL II-flits ± 2 stops met tussenstappen van 1/3 of 1/2 Beschikbaar Flitsfunctie-instellingen, Persoonlijke voorkeuzen voor flitser Beschikbaar Beschikbaar
• Transportsysteem Transportmodi:
Enkel, continu met hoge snelheid, continu met lage snelheid en zelfontspanner (10 sec. of 2 sec. vertraging)
Continu-opnamesnelheid (ongeveer):
Hoge snelheid: maximaal 6,5 opnamen per sec., Lage snelheid: maximaal 3 opnamen per sec. Maximale opnamereeks: JPEG (Groot/Fijn): circa 75, RAW: circa 17 RAW+JPEG (Groot/Fijn): circa 14 * Gebaseerd op de testnormen van Canon met een CF-kaart van 1 GB, continu-opnamen met hoge snelheid, ISO 100 en Picture Style Standaard * Afhankelijk van het onderwerp, het merk van de CF-kaart, de opnamekwaliteit, de ISO-waarde, de transportmodus, de Picture Style enzovoort
• Live View-functies Opnamemodi:
(1) Live View-opnamen maken (2) Live View-opnamen maken op afstand (met een pc waarop EOS Utility is geïnstalleerd) Scherpstelling: Handmatige focus Autofocus (Live View-opnamen worden onderbroken voor AF) Lichtmeetmodi: Meervlaksmeting met de beeldsensor Meetbereik: Bw 0 - 20 (bij 23 °C met EF 50 mm f/1.4 USM-lens, ISO 100) Vergrote weergave: Uitvergroting mogelijk van 5x of 10x bij AF-punt Rasterweergave: Beschikbaar Belichtingssimulatie: Beschikbaar Stille opnamen maken: Mogelijk (Modus 1 en 2)
184
Specificaties
• LCD-scherm Type: Monitorformaat: Pixels: Dekking: Aanpassing helderheid: Interfacetalen:
TFT-kleurenmonitor van vloeibare kristallen 3,0 inch circa 230.000 circa 100% 7 niveaus 18
• Opnameweergave Weergaveformaat:
Eén opname, Eén opname en opnamekwaliteit, opname-informatie, histogram, indexweergave met 4 of 9 opnamen, vergrote weergave (ongeveer 1,5x - 10x), opnamerotatie, opnamesprong (met 1, 10 of 100 opnamen of op datum) Overbelichtingswaarschuwing: Beschikbaar (overbelichte gedeelten worden knipperend weergegeven)
• Afbeeldingen beveiligen en wissen Beveiliging: Wissen:
Afzonderlijke opnamen kunnen worden beveiligd U kunt één opname, geselecteerde opnamen of alle opnamen op de CF-kaart in één keer wissen (met uitzondering van beveiligde opnamen).
• Rechtstreeks afdrukken Compatibele printers: Met PictBridge compatibele printers Opnamen die kunnen worden afgedrukt: JPEG-opnamen die Design rule for Camera File System ondersteunen (afdrukken met DPOF mogelijk) en RAW-/sRAW-opnamen gemaakt met de EOS 40D Functie voor eenvoudig afdrukken: Beschikbaar
• Digital Print Order Format DPOF:
Compatibel met versie 1.1
• Rechtstreekse opnameoverdracht Compatibele opnamen: JPEG- en RAW-/sRAW-afbeeldingen * Alleen JPEG-afbeeldingen kunnen worden gebruikt als achtergrond op een computerscherm
• Aanpassing Persoonlijke voorkeuzen:Totaal 24 Cameragebruikersinstellingen: Vastleggen onder stand C1, C2 en C3 van het programmakeuzewiel My Menu vastleggen: Beschikbaar
• Interface USB-aansluiting: Voor communicatie met pc's en rechtstreeks afdrukken (USB 2.0 Hi-Speed) Video OUT-aansluiting: Keuze tussen NTSC/PAL Aansluiting extensiesysteem: Voor aansluiting op WFT-E3
185
Specificaties
• Voeding Batterij:
Levensduur batterij:
Een batterij van het type BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512 * Wisselstroom via de AC-adapterset ACK-E2 * Als batterijgreep BG-E2N of BG-E2 is bevestigd, kunnen AA-batterijen worden gebruikt [Aantal opnamen • ongeveer] Temperatuur
Controle batterij: Energiebesparing: Datum/tijd-batterij: Opstarttijd:
Opnameomstandigheden Geen flits
50% flits
Bij 23 °C
1.100
800
Bij 0 °C
950
700
* De bovenstaande cijfers zijn van toepassing wanneer een volledig opgeladen BP-511A-batterij wordt gebruikt * De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association) Automatisch Mogelijk. De stroom wordt na 1, 2, 4, 8, 15 of 30 minuten uitgeschakeld. Eén CR2016-lithiumbatterij Circa 0,15 sec.
• Afmetingen en gewicht Afmetingen (B x H x D): 145,5 x 107,8 x 73,5 mm Gewicht: Circa 740 g (alleen behuizing)
• Gebruiksomgeving Bedrijfstemperatuur: 0 °C - 40 °C Luchtvochtigheid tijdens gebruik:85% of lager
• Batterij BP-511A Type: Nominale spanning: Batterijcapaciteit: Afmetingen (B x H x D): Gewicht:
Oplaadbare lithium-ionbatterij 7,4 V DC 1390 mAh 38 x 21 x 55 mm Circa 82 g
• Batterijoplader CG-580 Compatibele batterij: Oplaadtijd:
Batterij BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512 BP-511A, BP-514: Circa 100 min. BP-511, BP-512: Circa 90 min. Nominaal ingangsvermogen: 100-240 V AC (50/60 Hz) Nominaal uitgangsvermogen: 8,4 V DC Bedrijfstemperatuur: 0 °C - 40 °C
186
Specificaties
Luchtvochtigheid tijdens gebruik: 85% of lager Afmetingen (B x H x D): 91 x 67 x 31 mm Gewicht: Circa 115 g
• Batterijoplader CB-5L Compatibele batterij: Netsnoerlengte: Oplaadtijd:
Batterij BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512 Circa 1,8 m BP-511A, BP-514: circa 100 min. BP-511, BP-512: circa 90 min. Nominaal ingangsvermogen: 100 - 240 V AC Nominaal uitgangsvermogen: 8,4 V DC Bedrijfstemperatuur: 0 °C - 40 °C Luchtvochtigheid tijdens gebruik: 85% of lager Afmetingen (B x H x D): 91 x 67 x 32,3 mm Gewicht: Circa 105 g (zonder netsnoer)
• EF-S 18-55 mm f/3.5-5.6 IS Beeldhoek:
Diagonale beeldhoek: 74°20’ - 27°50’ Horizontale beeldhoek: 64°30’ - 23°20’ Verticale beeldhoek: 45°30’ - 15°40’ Lensconstructie: 11 elementen in 9 groepen Minimumdiafragmawaarde: f/22 - 36 Kortste focusafstand: 0,25 m Maximale vergroting: 0,34x (bij 55 mm) Gezichtsveld: 207 x 134 - 67 x 45 mm (bij 0,25 m) Filtergrootte: 58 mm Maximale diameter x lengte: Circa 68,5 x 70 mm Gewicht: Circa 200 g Zonnekap: EW-60C Lenskoker: LP814
• EF-S 17-85 mm f/4-5.6 IS USM Beeldhoek:
Diagonale beeldhoek: 78°30’ - 18°25’ Horizontale beeldhoek: 68°40’ - 15°25’ Verticale beeldhoek: 48°00’ - 10°25’ Lensconstructie: 17 elementen in 12 groepen Minimumdiafragmawaarde: f/22 - 32 Kortste focusafstand: 0,35 m Maximale vergroting: 0,2x (bij 85 mm) Gezichtsveld: 328 x 219 - 112 x 75 mm (bij 0,35 m) Filtergrootte: 67 mm
187
Specificaties
Maximale diameter x lengte: Gewicht: Zonnekap: Lenskoker:
78,5 x 92 mm Circa 475 g EW-73B LP1116
Alle bovenstaande specificaties zijn gebaseerd op de testnormen van Canon. De specificaties en het uiterlijk van de camera kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Als er zich een probleem voordoet met een lens van een ander merk die is bevestigd op de camera, dient u contact op te nemen met de fabrikant van de lens.
Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Mac OS X is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Alle overige bedrijfs- en productnamen en handelsmerken die in deze handleiding worden genoemd, zijn eigendom van de respectieve eigenaren. * Deze digitale camera ondersteunt Design rule for Camera File System 2.0 en Exif 2.21 (ook wel "Exif Print" genoemd). Exif Print is een standaard voor een verbeterde compatibiliteit tussen digitale camera's en printers. Wanneer de camera wordt aangesloten op een printer die voldoet aan Exif Print, wordt er informatie over de opnamen overgebracht om de afdrukkwaliteit te optimaliseren.
188
Alleen Europese Unie (en EER). Dit symbool geeft aan dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2002/96/EG) en de nationale wetgeving niet mag worden afgevoerd met het huishoudelijk afval. Dit product moet worden ingeleverd bij een aangewezen, geautoriseerd inzamelpunt, bijvoorbeeld wanneer u een nieuw gelijksoortig product aanschaft, of bij een geautoriseerd inzamelpunt voor hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur (EEA). Een onjuiste afvoer van dit type afval kan leiden tot negatieve effecten op het milieu en de volksgezondheid als gevolg van potentieel gevaarlijke stoffen die veel voorkomen in elektrische en elektronische apparatuur (EEA). Bovendien werkt u door een juiste afvoer van dit product mee aan het effectieve gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Voor meer informatie over waar u uw afgedankte apparatuur kunt inleveren voor recycling kunt u contact opnemen met het gemeentehuis in uw woonplaats, de reinigingsdienst, of het afvalverwerkingsbedrijf. U kunt ook het schema voor de afvoer van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) raadplegen. Ga voor meer informatie over het inzamelen en recyclen van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur naar www.canon-europe.com/environment. (EER: Noorwegen, IJsland en Liechtenstein)
Bij dit produkt zijn batterijen geleverd. Wanneer deze leeg zijn, moet u ze niet weggooien maar inleveren als KCA
189
Index
Index Cijfers 1-beeld AF .....................................76
A AC-adapterset ..............................170 A-DEP (automatische scherptediepte AE) ..91 Adobe RGB ....................................74 AEB (reeksopnamen met automatische belichting) ..94 AE-diafragmaprioriteit ....................88 AE-programma Programmakeuze ......................85 AE-sluiterprioriteit ..........................86 AE-vergrendeling ...........................95 AF J Scherpstellen Afdrukken .....................................133
B Basisgebruik ..................................20 Batterij J Voeding Batterijcontrole ...............................26 Batterijgreep BG-E2 .....................180 Beeldoppervlak ..............................31 Bekijken op tv ..............................122 Belichtingscompensatie .................93
190
stappen van 1/2 ...................... 154 Bestandsgrootte .............57, 117, 181 Bestandsnummer .......................... 72 Continu/auto reset/m-reset Beveiligen (wisbeveiliging) .......... 123 Bulb ............................................... 96 Ruisreductie ............................ 156
C w, x, y ............................ 20, 165 Camera Instellingen weergeven ........... 168 Schudden van camera ........ 82, 98 Standaardinstellingen terugzetten ... 44 Vasthouden van de camera ...... 35 Cameragebruikersinstellingen ... 20, 165 CF-kaart ............................ 13, 28, 42 CF-kaartherinnering .................. 38 Formatteren .............................. 42 Probleem .................................. 43 Close-up ........................................ 51 Continu-opname .................... 81, 169 Contrast ................................. 63, 140 Creatief gebruik ............................. 20 M pictogram ................................... 4
D Datum J Datum/tijd Datum/Tijd ..................................... 41 Datum/tijd Batterij voor datum/tijd vervangen .... 171 Deelmeting .................................... 92 Dioptrische aanpassing. ................ 35 Draagriem ..................................... 23 Drive mode ............................ 81, 169
E Eenvoudig afdrukken .................. 139 Externe Speedlite ........................ 105
Index
F Filtereffect (monochroom) ..............64 geel/oranje/rood/groen Flitsbelichtingscompensatie ...101, 169 stappen van 1/2 .......................154 Flitsbelichtingsvergrendeling ........102 Flitser 2e gordijn sync. .......................103 Effectief bereik .........................100 Externe Speedlite ............104, 105 Flitsbelichtingscompensatie .....101 Flitsbelichtingsvergrendeling ...102 Flitser uit ....................................54 Menu-instelling ................103, 104 Persoonlijke voorkeuzen .........104 Rode-ogenreductie ..................100 Sluitertijd vastgesteld op 1/250 sec. ...155 Focusmodus, knop ...................30, 80 Formatteren (CF-kaart initialiseren) ..42 Foto z. card ....................................38 Fotograferen met afstandsbediening ...97 Foutcodes ....................................177 Functiemogelijkhedentabel ..........172
G Geheugenkaart J Cf-kaart
H Handmatige belichting ...................90 Handmatige scherpstelling ..... 80, 110 Histogram ..................................... 118 Helderheid/RGB
I Image Stabilizer (beeldstabilisatie (lens)) ... 31 Indexweergave ............................. 119 ISO snelheid ..........................59, 169 Automatisch instellen .................60 ISO vergroten ..........................154
K Kijktijd .......................................... 125 Kleurruimte .................................... 74 sRGB/Adobe RGB Kleurtemperatuur ........................... 69 Kleurtoon ............................... 63, 140 Kleurverzadiging .................... 63, 140 Klok J Datum/tijd
L Landschap ............................... 50, 61 Lange belichtingstijden J Bulb LCD-paneel ................................... 18 LCD-scherm .................................. 13 Helderheid aanpassen ............ 125 Menu's ...................................... 36 Opname afspelen .................... 115 Opnamefuncties ...................... 169 Verlichting ................................. 96 LCD-schermverlichting .................. 96 Lees-/schrijfindicator ..................... 29 Lens ......................................... 21, 30 Lichte tonen prioriteit ................... 157 Lichtmeting ............................ 92, 169 Live view-opnamen maken .. 107, 160, 163
M M (handmatige belichting) ............. 90 Map ............................................... 72 Matglas ........................................ 162 Maximale opnamereeks .......... 57, 58 Meervlaksmeting ........................... 92 Meetmethode Meervlaks/gedeeltelijk/spot/ centrum gew. gemiddeld Menu Instellen ..................................... 36 Menu-instellingen ...................... 38 My menu ................................. 164 3 pictogram ............................... 4
191
Index
MF (handmatige scherpstelling) ....80 Multifunctionele knop ...............34, 78 My Menu ......................................164
N Nachtportret ...................................53 Namen van onderdelen .................16 Natuurlijk ........................................62 Neutraal .........................................61 Nummer J Bestandsnummer
O Oculairdop ...............................23, 97 Ontspanknop .................................32 Opdracht Verplaatsen (opname) ....150 Opladen .........................................24 Opname AF-punt weergeven ................. 117 Automatisch afspelen ..............121 Beveiligen ................................123 Handmatig roteren ...................120 Histogram ................................ 118 Indexweergave ........................ 119 Op tv bekijken ..........................122 Opname-informatie .................. 117 Opnamen automatisch roteren ..126 Opnamesprong ........................ 119 Overbelichtingswaarschuwing ... 117 Overzetten naar pc ..................147 Vergrote weergave ..................120 Weergave ................................ 115 Wissen .....................................124 Opname overzetten .....................147 Opnamefuncties ...........................169 Opnamekwaliteit selecteren ...........56 Opnamemodus ..............................20 A-DEP .......................................91 AE-diafragmaprioriteit ................88 AE-sluiterprioriteit ......................86 Automatisch ...............................46 Close-up ....................................51
192
Flitser uit ................................... 54 Handmatige belichting .............. 90 Landschap ................................ 50 Nachtportret .............................. 53 Portret ....................................... 49 Program AE .............................. 84 Sport ......................................... 52 Opnamesprong ............................119 Originele data (opnameverificatie) ... 163 Overbelichtingswaarschuwing ......117
P P (Program AE) ............................. 84 Papierinstellingen (afdrukken) ..... 136 Pc Achtergrond ............................ 149 Opnameoverdracht ................. 147 Pc-aansluiting ........................ 16, 106 Persoonlijke voorkeuzen ............. 152 Alle wissen .............................. 152 Persoonlijke witbalans ................... 69 PictBridge .................................... 133 Picture Style Aanpassen ................................ 63 Gebruiker .................................. 65 Selecteren ................................. 61 Pieptoon ........................................ 38 Pixelgrootte selecteren .................. 56 Portret ............................... 49, 53, 61 Preview scherptediepte ................. 89 Program AE ................................... 84 Programmakeuzewiel J Opnamemodus
R RAW ........................................ 56, 58 RAW+JPEG .................................. 57 Rechtstreeks afdrukken J Afdrukken Reeksopnamefunctie ...... 71, 94, 155 Resterende opnamen .............. 27, 57 Rode ogen-reductie ..................... 100
Index
Roteren (opname) ........120, 126, 141 Ruisreductie .................................156
S Scherpstellen ...............................157 AF mode ............................76, 169 AF-hulplicht ........................79, 159 AF-punt weergeven ......... 117, 159 AF-puntselectie ..........78, 159, 169 Handmatige scherpstelling ........80 Live view-opnamen .......... 114, 160 Moeilijk scherp te stellen onderwerpen ..............................80 Onscherp .............................47, 80 Pieptoon ....................................77 Scherpstellen kruismeting ..............79 Scherpstelling Compositie opnieuw bepalen ....48 Scherpstelvergrendeling ................48 Scherpstelvlakmarkering ................17 Scherpte .........................................63 Schudden van camera .............31, 35 Sensorreiniging ............................127 Sepia (monochroom) .....................64 Servo AF ..................................48, 77 Spiegel opklappen .................98, 160 Sport ..............................................52 Spotmeting .....................................92 sRAW .......................................56, 58 Standaardinstellingen terugzetten ....44 Stille opnamen maken ................. 113 Stof op opnamen voorkomen .......127 Stofwisdata ...................................129 Stopcontact ..................................170 Storing ..........................................174 Systeemoverzicht .........................178
T Taalselectie ....................................41 Toningeffect (monochroom) ...........64
sepia/blauw/paars/groen Transportmodus Enkelbeeld/continu Zelfontspanner .......................... 82 Tv (AE-sluiterprioriteit) ................... 86 Tv, bekijken via Videosysteem (NTSC/PAL) .. 39, 122
U Uitschakelen .................................. 42
V Veiligheidsshift ............................. 155 Vergrote weergave ...................... 120 Verticale Opnamen automatisch roteren .. 126 Voeding Automatisch uitschakelen ......... 42 Batterijcontrole .......................... 26 Maximumaantal opnamen ......... 27 Opladen .................................... 24 Schakelaar ................................ 32 Stopcontact ............................. 170
W Waarschuwing detailverlies ......... 117 WB J Witbalans Weergave J Opname Weergave met opname-informatie .. 117 Wissen (opname) ........................ 124 Witbalans ............................... 67, 169 Aangepast ................................. 68 Corrigeren ................................. 70 Persoonlijk ................................ 69 Reeksopnamen ......................... 71
Z Zelfontspanner .............................. 82 Zoeker 19 Dioptrische aanpassing. ............ 35 Zwart-witopname ..................... 62, 64
193
194
195
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland CANON UK LTD For technical support, please contact the Canon Help Desk: P.O. Box 431, Wallington, Surrey, SM6 0XU, UK Tel: (08705) 143723 (Calls may be recorded) Fax: (08705) 143340 http://www.canon.co.uk CANON COMMUNICATION & IMAGE FRANCE S.A.S. 17, quai du Président Paul Doumer 92414 Courbevoie cedex, Frankrijk Hot line: 08 25 00 29 23 http://www.canon.fr CANON DEUTSCHLAND GmbH Europark Fichtenhain A10, 47807 Krefeld, Duitsland Canon Hotline Service: 0180/5006022 (0,14 € /Min.) www.canon.de CANON ITALIA S.P.A. Via Milano 8, I-20097 San Donato Milanese (MI), Italië Tel: 02/8248.1 Fax: 02/8248.4604 Pronto Canon: 02/8249.2000 E-mail: [email protected] http://www.canon.it CANON ESPAÑA S.A. C/Joaquín Costa, 41 – 28002 Madrid, Spanje Tel. Atención al Cliente: 901 900 012 http://www.canon.es
CANON LUXEMBOURG S.A. Rue des Joncs 21, L-1818 Howald, Luxemburg Tel.: (0352) 48 47 961 Fax: (0352) 48 47 96232 Helpdesk : 27 302 054 (minimumkosten bedragen € 0,031 + € 0,031 per minuut) http://www.canon.lu CANON NEDERLAND N.V Neptunusstraat 1, 2132 JA Hoofddorp, . Nederland Tel.: 023 – 5 670 123 Fax: 023 – 5 670 124 Helpdesk: 0900 202 2915 http://www.canon.nl
CANON NORGE as Hallagerbakken 110, Postboks 33, Holmlia, 1201 Oslo, Noorwegen Tlf: 22 62 93 21 Faks: 22 62 06 15 E-mail: [email protected] http://www.canon.no Finland CANON OY Kuluttajatuotteet, Huopalahdentie 24, PL1, 00351 Helsinki, Finland Helpdesk: 020 366 466 (pvm) Internet: www.canon.fi CANON SVENSKA AB Gustav III:s Boulevard 26, S-169 88 Solna, Zweden Helpdesk: 08 519 923 69 http://www.canon.se CANON (SCHWEIZ) AG Industriestrasse 12, 8305 Dietlikon, Zwitserland Helpdesk: 0848 833 838 http://www.canon.ch Oostenrijk CANON GES.M.B.H. Zetschegasse 11, A – 1230 Wien, Oostenrijk Helpdesk Tel.: 810 / 0810 09 (zum Ortstarif) http://www.canon.at Portugal CANON PORTUGAL, S.A. Rua Alfredo Silva, 14 - Alfragide, 2610-016 Amadora, Portugal Tel: +351 214 704 000 Fax: +351 214 704 112 E-mail: [email protected] Website: www.canon.pt Helpdesk: +351 214 245 190
Deze Instructiehandleiding is geldig vanaf augustus 2007. Voor informatie over de compatibiliteit van de camera met accessoires en lenzen van na deze datum, kunt u zich wenden tot een Canon Service Center.
CEL-SG7ZA280
© CANON INC. 2007
GEDRUKT IN DE EU
INSTRUCTIEHANDLEIDING
CANON BELGIUM N.V. / S.A. Bessenveldstraat 7, B – 1831 Diegem, België Tel.: (02) 722.04.11 Fax: (02) 721.32.74 Helpdesk : (02) 620.01.97 (minimumkosten bedragen € 0,053 + € 0,053 per minuut) http://www.canon.be
CANON DANMARK A/S Knud Højgaards Vej 1, DK-2860 Søborg, Denemarken Tlf: 70 15 50 05 Fax: 44 88 22 99 www.canon.dk
NEDERLANDS INSTRUCTIEHANDLEIDING