Zorgstrategisch Plan voor de (ambulante) Geestelijke Gezondheidszorg in de Regio Mechelen
oktober 2004
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
2
1. Inleiding 1.1. Aanleiding Naar aanleiding van het voorstel tot het indienen van een VIPA1-dossier voor de bouw van een nieuwe vestiging van het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) te Lier (ter vervanging van de huidige vestigingen te Lier en Duffel) gaf de Raad van Bestuur van het CGG Regio Mechelen op de vergadering van juni 2004 de opdracht om een masterplan te schrijven. Een masterplan omvat voor het VIPA (2004) twee delen: een zorgstrategisch plan (ZSP) en een financiëel-technisch plan. Op vraag van Jan Roggen, directeur van het CGG, werd dit ontwerp van ZSP geschreven. Het kan na discussie, gebeurlijke bijsturing en goedkeuring door de raad van bestuur, de basis vormen voor een aantal toekomstgerichte beleidsbeslissingen voor het CGG. In definitieve vorm is het bedoeld als eerste deel van een masterplan. “ Het opstellen van een ZSP is niet voor alle voorzieningen verplicht, maar slechts voor een aantal, met name de algemene ziekenhuizen, voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg. Overige voorzieningen mogen zich beperken tot de technisch financiële aspecten van het masterplan. Strikt genomen geldt het ZSP dus niet voor de sector van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ)” . (Breda en Molenberghs, 2002, p. 27) Een ZSP is dus strikt genomen niet noodzakelijk voor het indienen van een VIPA-dossier in de GGZ. Toch spreekt het voor zich dat dit de kwaliteit van een dergelijk dossier ten goede komt. Het opstellen van een ZSP veronderstelt een grondig onderzoek, dat tijd en geld kost (vaak wordt deze opdracht uitbesteed aan een studiebureau). Hoewel we niet voor honderd procent over deze tijd noch over deze middelen beschikken, willen we toch proberen zo ver mogelijk te geraken met de mogelijkheden die de onze zijn. Met dit ZSP voor de (ambulante) geestelijke gezondheidszorg beogen we dus geen volledigheid. We maken een keuze uit gegevens die ons het meest relevant lijken of waarover we op een snelle wijze kunnen beschikken. Meer gedetailleerde gegevens kan men opzoeken in de bronnen die achteraan worden vermeld. Dit ZSP wordt best gelezen te samen met het bestaande “ Beleidsplan 2000 van het CGG Regio Mechelen” , de opeenvolgende voortgangsrapporten en de jaarverslagen die meer technische informatie bevatten. In dit document proberen we een bredere toekomstvisie te geven op de (ambulante) GGZ. We maken hierbij gebruik van de methodologie van de zorgstrategische planning. Zo volgen we bijvoorbeeld de volgende aanbeveling: “ Voorstellen inzake ZSP… moeten proberen zo maximaal mogelijk aansluiting te vinden op het nieuwe organisatorische raamkader van de GGZ. In plaats van te plannen in functie van voorzieningen op een aanbodsgerichte wijze, moeten voorstellen en ideeën gaan in de richting van vraagsturing met aandacht voor doelgroepen. Van overheidswege geraakt men eveneens overtuigd van deze werkwijze gezien op een aantal plaatsen experimentmatig geprobeerd wordt financiering en regelgeving aan te passen… Naar planning en sturing van de GGZ toe, verduidelijkt het nieuwe raamkader ook het bestaan van verschillende niveaus. Drie niveau’ s werden onderscheiden: centrale beleid, netwerkbeleid en modulebeleid. (Breda en Molenberghs, 2002, p. 17-18). 1
Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
3
1.2. Doelgroep De doelgroep voor de GGZ wordt in verschillende adviesteksten voor het beleid, maar ook door de overheid zelf, gedefinieerd in termen van leeftijdsgroepen: 1) kinderen en jongeren, 2) volwassenen en 3) ouderen. We hebben ervoor gekozen om in onze bespreking een beetje af te wijken van deze indeling. In deze nota onderscheiden we de volgende drie doelgroepen: 1) kinderen en jongeren, 2) volwassenen en ouderen 3) mensen met ernstige en langdurige psychiatrische stoornissen. We verantwoorden hieronder deze aangepaste indeling. We nemen de doelgroepen volwassenen en ouderen samen. Enerzijds omdat we over onvoldoende specifieke en betrouwbare cijfergegevens beschikken over de zorgvraag van de ouderen met psychiatrische problemen in onze regio. Anderzijds omdat het specifieke zorgaanbod voor deze doelgroep in onze regio (te) weinig en voor sommige zorgvormen zelfs niet is uitgebouwd. Op dit moment is zeker de ambulante GGZ voor ouderen grotendeels onontgonnen terrein. Tot op heden lijkt men in de praktijk (ten onrechte) weinig te verwachten van de ambulante geestelijke gezondheidszorg (onbekend maakt onbemind?). In de voorbije jaren werden nochtans verschillende initiatieven genomen vanuit het CGG Regio Mechelen (expertiseonderzoeken differentiële diagnostiek dementie/ depressie, geheugentrainingen, consultaties in en coaching van rust en verzorgingstehuizen, vorming voor bejaardenhelpers,…). De uitbouw van deze initiatieven is meestal gestrand op een gebrek aan tijd en personeelsmiddelen. Gezien de toenemende vergrijzing in de samenleving beseffen we dat dit probleem niet kan worden ontweken, integendeel. We komen hier expliciet op terug in het laatste deel over de beleidsaanbevelingen. De keuze om uitdrukkelijk aandacht te besteden aan de doelgroep van mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen (met een verouderde term de ‘ chronische psychiatrie’genoemd) vloeit voort uit het inzicht dat zowel de zorgvraag van, als het zorgaanbod voor deze mensen fundamenteel verschillend is in vergelijking met die van mensen met minder complexe of minder langdurende psychische problemen. Hoewel deze mensen in principe vervat zitten in de drie leeftijdsdoelgroepen (met name de kinderen en jongeren, en nog meer bij de volwassenen en de ouderen) zijn er argumenten om deze toch afzonderlijk te beschouwen. We beperken ons hier tot de belangrijkste. Gezien de meestal lange behandelingsgeschiedenis van de mensen met een psychische handicap is hun zorgvraag niet langer therapie in functie van genezing. Deze is in de meeste gevallen immers niet haalbaar gebleken. Wat wel verwacht wordt is rehabilitatie: aangepaste zorg en ondersteuning met het oog op het optimaal functioneren in het dagelijkse leven in de samenleving. Medische behandeling en psychotherapie zijn voor deze mensen soms noodzakelijk ter ondersteuning. Toch zijn het eerder secundaire zorgvormen. Andere vormen van zorg zijn vaak belangrijker; we denken hier aan ondersteunende psychosociale begeleiding, beschut wonen, psychiatrische verzorgingstehuizen, psycho-educatie, dagacitiviteiten, activering, psychiatrische thuiszorg, arbeidszorg,… Dit meer aangepaste zorgaanbod onderscheidt zich zowel structureel als organisatorisch van de zorgvormen voor mensen die kampen met meer acute psychische problemen die op kortere termijn kunnen worden behandeld.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
4
Ook in zeer recente beleidsteksten opteert men ervoor om deze doelgroep afzonderlijk te beschouwen. In de gemeenschappelijke verklaring van 24 mei 2004 amenderen de Ministers bevoegd voor Volksgezondheid de intentieverklaring van 24 juni 2002 (met betrekking tot de netwerkontwikkeling in de GGZ), precies op dit punt: “ In tegenstelling tot de oorspronkelijke missie wenst men de doelgroep niet te beperken tot kinderen en jongeren. Men opteert voor de uitbreiding van de doelgroep naar alle leeftijden, op voorwaarde dat het patiënten met chronische en complexe problematiek zijn daar de kans dat bij deze patiënten de continuïteit van zorg in het gedrang komt en bijgevolg de nood aan zorgcircuits en netwerken bij hen het grootst is.... Daarenboven zal de missie van de werkgroep ‘ Taskforce GGZ’worden uitgebreid door eveneens aandacht te schenken aan de intersectoriële samenwerking en de praktijk van outreaching.”(BS, 2004). Zeker voor de doelgroep van mensen met ernstige en langdurige psychiatrische stoornissen is het werken in zorgnetwerken absoluut gewenst. 1.3. Globale benadering Typisch voor het huidige beleidskader voor GGZ is de globale benadering, waarbij men op regionaal niveau een geïntegreerd zorgaanbod nastreeft. In die zin heeft het eigenlijk weinig zin een ZSP te maken voor één afzonderlijke voorziening. De overheid benadrukt terecht dat een adequaat aanbod voor GGZ onmogelijk kan worden gegarandeerd vanuit één individuele voorziening, maar per definitie een gezamenlijke opdracht is van alle relevante regionale actoren in de GGZ. Daarom is het wenselijk dat er wordt samengewerkt aan eenzelfde globale visie op de organisatie van het zorgaanbod waarbinnen elk van de actoren eigen verantwoordelijkheden en taken kan opnemen. In de regio Mechelen bestaat een traditie van voorzieningsoverschrijdende samenwerking in de geestelijke gezondheidszorg. Deze kreeg vorm in een maandelijks regionaal overleg dat GGALIMERO wordt genoemd (zie bijlagen 1 en 2) Een ZSP dat een samenhangend aanbod beoogt voor de geestelijke gezondheidszorg in de regio Mechelen kan alleen maar worden uitgebouwd in overleg met de andere GGZ actoren. In die zin is dit document slechts één stukje van een grotere puzzel die moet worden samengesteld in overleg met de andere GGZ actoren uit de regio. In dit ZSP zullen we dus onvermijdelijk verder kijken dan de grenzen van het eigen CGG. We beschikken echter niet over alle relevante informatie om de werking van andere voorzieningen te beoordelen. Indien we toch uitspraken doen over andere voorzieningen of kritische vragen durven stellen over de huidige zorgorganisatie in de regio moeten deze dus zeker worden gerelativeerd. Deze uitspraken hebben hoogstens het statuut van een persoonlijke mening. Ze zijn niet meer dan een eigenzinnige, maar bescheiden poging tot formulering van een heldere globale visie. We hopen hiermee een bijdrage te leveren in de zoektocht naar een verbetering van het regionale zorgaanbod. Deze tekst is een uitnodiging aan de actoren en collega’ s op het terrein tot een constructieve dialoog om samen te komen tot een zo goed mogelijk zorgaanbod.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
5
1.4. Doelstelling Een goede toekomstvisie is geen toekomstfantasie: ze moet realistisch zijn. Om een toekomstplanning enige garantie op reële haalbaarheid te geven kan men zich baseren op ten minste twee factoren: 1) feitelijke gegevens (ervaringen en cijfergegevens) en 2) toetsing door kritische lezers (rechtstreeks en minder rechtstreeks betrokkenen). Daarom is dit document gebaseerd op een (helaas onvermijdelijke) selectie van feitelijke gegevens en is ze bedoeld om discussie en dialoog hierover op gang te brengen. De doelstelling is duidelijk: het bieden van een zo goed mogelijke zorg aan patiënten/cliënten die lijden aan psychische problemen. Fundamenteel hierbij is rekening te houden met de mogelijkheden en beperkingen van de zorgverlening: zowel van elke individuele hulpverlener afzonderlijk, als op niveau van het team en van het volledige CGG. De persoonlijke draagkracht van elke hulpverlener is het uiteindelijke ijkpunt voor de draaglast die men met een zorgaanbod wil opnemen. Naast de individuele verantwoordelijkheid van elke hulpverlener om hierin een goed evenwicht te bewaren, kan ook het beleid initiatieven nemen om de draagkracht te ondersteunen of de draaglast te beperken (bv. door opleidings-, supervisie en intervisiemogelijkheden te voorzien). Ook een gezamenlijke toekomstvisie kan erg ondersteunend zijn. Het expliciteren van een visie op de huidige en toekomstige werking van het CGG is niet nieuw. In het verleden (al van voor de fusie) werden, zowel door de teams als door de raden van bestuur, dergelijke teksten geschreven en becommentarieerd. De evoluerende realiteit dwingt ons echter om dit regelmatig te herhalen. Zo moet onder andere voldoende rekening worden gehouden met de toegenomen last van diverse administratieve verplichtingen (registraties, activiteiten- en jaarverslagen, samenstelling patiëntendossiers, kwaliteitsdecreet,…) en de toegenomen zorgvraag met steeds zwaardere en complexere problemen. Ook nu (enkele jaren na de formele fusie) wordt door enkele personeelsleden de behoefte aangevoeld om de toekomstvisie voor het CGG Regio Mechelen opnieuw te actualiseren en te expliciteren. Daarbij is het de wens dat deze toekomstvisie wordt geformuleerd vanuit een open dialoog tussen de raad van bestuur en het personeel. De toekomstvisie kan dan ontstaan vanuit de praktijkervaring, maar rekening houdend met beleidsbelangen. Zo wordt samengewerkt aan een haalbaar project (rekening houdend met mogelijkheden en beperkingen) dat gezamenlijk wordt gedragen.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
6
2. Werkingsgebied
2.1. Regio-afbakening In uitvoering van het Decreet op de Geestelijke Gezondheidszorg van 18 mei 1999 werd het CGG Regio Mechelen erkend voor een werkingsgebied dat het volledige arrondissement Mechelen omvat met inbegrip van enkele gemeenten uit de Rupelstreek en Klein Brabant. Deze regio-afbakening beantwoordt aan het criterium dat deze minstens 400.000 inwoners moet omvatten. (zie bijlage 3) Door het Decreet betreffende de indeling in zorgregio’ s en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen van 23 mei 2003 (BS, 2003) werden een aantal gebieden geografisch omschreven tot zorgregio’ s. Het opgelegde werkingsgebied voor het CGG Regio Mechelen benadert in grote mate de regioafbakening die wordt opgelegd door het decreet op de zorgregio’ s. In termen van dit decreet omvat het werkingsgebied: de zorgregio’ s Boom, Mechelen (zonder Zemst en Kappele-op-den-Bos) en Lier (zonder Ranst en Zandhoven) de gemeenten Kontich en Lint die deel uitmaken van de zorgregio’ s Mortsel en de gemeente Heist-op-den-Berg uit de zorgregio Heist-op-den-Berg.
Zorgregio: kleinstedelijk
gemeenten op subniveaus van eerste orde
Mechelen
Boom
Lier
Mechelen (Boortmeerbeek) (Zemst) (Kapelle-opden-Bos) Duffel Sint-KatelijneWaver Bonheiden (Keerbergen) Putte
Boom Rumst Niel Willebroek
Lier
Aartselaar Hemiksem Schelle Bornem Puurs Sint-Amands
Berlaar Nijlen
Heist-opden-Berg Heist-opden-Berg (Hulshout)
Mortsel (Mortsel) (Boechout) (Hove) (Edegem) Kontich Lint
(Ranst) (Zandhoven)
Tabel 1. Gemeenten wel (gewoon lettertype) of niet (tussen haakjes en gecursiveerd) behorend tot het huidige werkingsgebied van het CGG Regio Mechelen, gegroepeerd in zorgregio’ s volgens kleinstedelijk niveau en subniveaus van eerste orde. De vette lijn omvat het nieuw voorgestelde werkingsgebied.
De overheid heeft aangekondigd op termijn de werkingsgebieden van de CGG’ s zoveel mogelijk te zullen afstemmen op de indeling in zorgregio’ s. Eerder dan beslissingen af te wachten, is het wenselijk hierover met het CGG Regio Mechelen ook een eigen standpunt in te nemen. Zowel vanuit patiëntenperspectief als beleidsmatig is het wenselijk al de gemeenten binnen een zorgregio tevens op te nemen binnen het werkingsgebied van het CGG, althans in die zorgregio’ s waar nu reeds het werkingsgebied meer dan de helft van ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
7
de bewoners omvat. Dit leidt tot een terreinafbakening waarbij de gemeenten Boortmeerbeek, Zemst, Kapelle-op-den-Bos, Keerbergen enerzijds en Ranst, Zandhoven en Hulshout anderzijds worden toegevoegd aan het werkingsgebied. Omdat de gemeenten Kontich en Lint qua inwonersaantal slechts een klein deel vormen van de zorgregio Mortsel pleiten we voor een loskoppeling van het werkingsgebied. Hiermee zou het nieuwe werkingsgebied samenvallen met de volgende vier door de overheid omschreven kleinstedelijke zorgregio’ s: Mechelen, Boom, Lier en Heist-op-den-Berg. Bij een toekomstige hertekening van de werkingsgebieden kan men deze nieuwe omschrijving voorstellen aan de overheid. Deze gebiedsafbakening sluit immers beter aan bij de logica van de zorgregio’ s (spontane mobiliteitsstromen van bewoners in die regio’ s). Voor patiënten biedt het voordelen qua gemakkelijke bereikbaarheid, en ook het zorgaanbod wordt efficiënter organiseerbaar. Om functionele redenen kan men - ook nu reeds - het werkingsgebied van het CGG Regio Mechelen desgevallend verder opdelen in vier zorgregio’ s: Mechelen, Boom, Lier en Heist-opden-Berg.
2.2. Bewonersaantallen Uit de onderstaande tabellen kan men opmaken dat het huidige werkingsgebied van het CGG Regio Mechelen 408.205 bewoners omvat op 1 januari 2004, waarmee voldaan wordt aan het criterium van ten minste 400.000 inwoners. Het nieuw voorgestelde werkingsgebied van vier volledige zorgregio’ s (Mechelen, Boom, Lier en Heist-op-den-Berg) omvat 472.676 bewoners. In vergelijking met het huidige werkingsgebied betekent dit een uitbreiding met 64.471 bewoners. Het bevolkingsaantal van het huidige werkingsgebied (408.205) verminderd met die van Kontich en Lint (28.129) en vermeerderd met die van Zemst, Kapelle-o/d-Bos, Keerbergen, Boortmeerbeek (53.642), Ranst en Zandhoven (29.968) en Hulshout (8.990) geeft een totaal van 472.676 inwoners.
Gebiedsomschrijving
Inwoners
Huidige werkingsgebied
408.205
Nieuwe werkingsgebied
472.676
Tabel 2. Aantal inwoners in functie van de gebiedsomschrijving.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
8
Bevolking per gemeente binnen het CGG-werkingsgebied op 1 januari 2004 Administratieve eenheden Provincie Antwerpen
NIScode 10000
GGZ REGIO MECHELEN Arrondissement Mechelen
12000
Zorgregio Mechelen
Mannen
Vrouwen
Totaal
Evolutie op jaarbasis
823.548 845.264 1.668.812 +7.693 +0,46% 200.881 207.324
408.205 +1.709 +0,42%
152.403 157.462
309.865 +1.200 +0,39%
69.477
72.504
141.981
+602
Mechelen (Malines)...........
12025
37.465
39.516
76.981
Sint-Katelijne-Waver.........
12035
9.475
9.761
19.236
-9
-0,05%
Duffel.......................
12009
7.797
8.160
15.957
-52
-0,32%
Bonheiden....................
12005
6.957
7.357
14.314
+73 +0,51%
Putte........................
12029
7.783
7.710
15.493
+94 +0,61%
31.379
32.429
63.808
+266
Zorgregio Lier
+496 +0,65%
Lier......................
12021
15.944
16.877
32.821
+178 +0,55%
Nijlen.......................
12026
10.295
10.347
20.642
+29 +0,14%
Berlaar......................
12002
5.140
5.205
10.345
+59 +0,57%
67.292
69.127
136.419
Zorgregio Boom
+579
Willebroek...................
12040
11.165
11.673
22.838
Bornem.......................
12007
9.872
10.049
19.921
-18
-0,09%
Puurs........................
12030
7.914
7.924
15.838
-21
-0,13%
Sint-Amands..................
12034
3.792
3.819
7.611
+7 +0,09%
Boom.........................
11005
7.559
8.008
15.567
+237 +1,55%
Rumst........................
11037
7.266
7.322
14.588
+99 +0,68%
Aartselaar...................
11001
7.019
7.218
14.237
-80
Hemiksem..................... Niel......................... Schelle......................
11018 11030 11038
4.648 4.244 3.813
4.788 4.393 3.933
9.436 8.637 7.746
18.804
19.064
37.868
+213
18.804
19.064
37.868
+213 +0,57%
13.929
14.200
28.129
-18 +31 +0,15%
Zorgregio Heist-op-den-Berg Heist-op-den-Berg............
12014
Zorgregio Mortsel Kontich......................
11024
9.967
10.203
20.170
Lint.........................
11025
3.962
3.997
7.959
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
+151 +0,67%
-0,56%
+117 +1,26% +47 +0,55% +76 +0,99%
-18
-0,23%
9
Tabel 3. Bevolking per gemeente binnen het CGG-werkingsgebied op 1 januari 2004.
Bevolking per gemeente buiten het CGG-werkingsgebied op 1 januari 2004 Administratieve eenheden
NIS-code
Mannen
Vrouwen
Totaal
Evolutie op jaarbasis
uit zorgregio Mechelen Zemst..................... Kapelle-op-den-Bos........ Keerbergen................ Boortmeerbeek.............
23096 23039 24048 24014
26.456 10.328 4.356 6.038 5.734
27.186 10.701 4.495 6.227 5.763
53.642 21.029 8.851 12.265 11.497
+195 +54 +38 +69 +34
+0,26% +0,43% +0,57% +0,30%
uit zorgregio Lier Ranst..................... Zandhoven.................
11035 11054
15.030 8.873 6.157
14.938 8.835 6.103
29.968 17.708 12.260
+207 +146 +61
+0,83% +0,50%
uit zorgregio H.-o/d-Berg Hulshout..................
13016
4.434 4.434
4.556 4.556
8.990 8.990
+48 +48
+0,54%
uit zorgregio Mortsel Mortsel................... Boechout.................. Hove.................... . Edegem....................
11029 11004 11021 11013
32.333 11.716 6.022 3.975 10.620
34.137 12.734 5.931 4.180 11.292
66.470 24.450 11.953 8.155 21.912
-299 -219 -21 -7 -52
-0,89% -0,18% -0,09% -0,24%
Tabel 4. Bevolking per gemeente buiten het CGG-werkingsgebied op 1 januari 2004.
2.3. Relevante sociodemografische gegevens In de meest recente Belgische epidemiologische studie (Bruffaerts e.a., 2004a) komt men tot de vaststelling: “ dat vrouwen meer stemmings- en angststoornissen hebben en mannen meer alcoholgerelateerde stoornissen...Onze resultaten duiden verder ook op een grotere kwetsbaarheid van personen die alleenstaand, gescheiden of werkloos zijn, vooral met betrekking tot het voorkomen van alcoholgerelateerde stoornissen. Een ander vermeldenswaardig gegeven was dat personen uit middelgrote steden minder vaak mentale stoornissen rapporteren dan diegenen die op het platteland wonen, met een verschil van meer dan 6% in de 12-maanden prevalentie. Dit gegeven is evenwel niet in lijn met bijvoorbeeld de Nederlandse gegevens van de NEMESIS-studie, die meer mentale stoornissen vond in stedelijk dan in ruraal gebied.” Deze laatste vaststelling is interessant voor ons werkingsgebied. Het betekent dat er niet noodzakelijk meer psychische problemen zijn in de steden Mechelen, Lier en Boom dan in de andere minder verstedelijkte gemeenten. Ook wat betreft het zorggebruik levert de Belgische studie (Bruffaerts e.a., 2004b) interessante gegevens. “ Vrouwen zochten tweemaal vaker professionele hulp dan mannen. Hulp zoeken om emotionele redenen was het laagst in de leeftijdscategorieën 18 tot 24 jaar en bij 65 plussers, en was hoger bij gescheiden personen. Ook de aanwezigheid van een mentale stoornis was geassocieerd met het zoeken van professionele hulp: personen met minstens één mentale stoornis raadpleegden zesmaal vaker een professionele hulpverlener dan diegenen zonder 12-maandenstoornis. Ook het aantal mentale stoornissen was gerelateerd aan het zoeken van professionele hulp: personen met twee of meer stoornissen
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
10
raadpleegden vaker een professionele hulpverlener dan personen met slechts één stoornis. Binnen de afzonderlijke stoornissen zochten personen met een stemmingsstoornis het vaakst professionele hulp, gevolgd door diegenen met een angst- of alcoholgerelateerde stoornis.” Bruffaerts e.a. (2004a) geven cijfers per diagnostische categorie voor elk van deze socio-demografische risicogroepen, maar zover gaan we hier niet in detail. In onderstaande tabel geven we aan wat het behoren tot een van de vermelde risicogroepen globaal impliceert als verhoging van het risico op een psychische stoornis. Parameters (1) Jonge leeftijd (18–24 jaar) (2) Gescheiden (3) Weduwe - weduwnaar (4) Werkloos
Odds Ratio (betrouwbaarheidsinterval)2 4,12 (1,13 - 14,95) 1,80 (1,07 - 3,03) 2,19 (0,98 - 4, 90) 2,00 (1,08 - 3,72)
Toeschrijfbaar Risico 3 0,48 0,32 0,19 0,51
Tabel 5. Parameters met toename in risico op een psychische stoornissen.
Wat niet nagegaan werd in het onderzoek van Bruffaerts e.a. (2004 a), maar wel blijkt uit een Nederlands epidemiologisch onderzoek (NEMESIS; Bijl e.a., 1997) is dat ook armoede een belangrijke determinant en voorspeller is voor psychische stoornissen. We hanteren dit gegeven daarom verder als een vijfde (5) risicoparameter voor geestelijke gezondheidsproblemen. Variabelen
Afkorting
Aard
Bevolking BEV Absolute aantallen bevolking 65 jaar en ouder OU65 Indexen trekkers van bestaansminimum (leefgeld) BM (1) bevolking jonger dan 20 jaar JO20 (2) uit de echt gescheiden personen GES (3) weduwen-invaliden-gepensioneerden-wezen WIGW (4) uitkeringsgerechtigde volledige werklozen van WL langere duur (> 1 jaar) trekkers van gewaarborgd inkomen bejaarden GIB Ramingen (5) trekkers van een basisinkomen BI Tabel 6. Voor de geestelijke gezondheid relevante sociodemografische variabelen met vermelding van afkorting en aard.
In bovenstaande tabel vermelden we een aantal sociodemografische variabelen die we kunnen beschouwen als indicatoren voor de genoemde risicoparameters. De aantallen, de indexen en de ramingen werden overgenomen uit de Antwerpse provinciale databank4 en dateren van juli 2004. Op basis daarvan maken we een
2
Odds ratio geeft de verhouding van het aantal mensen met een psychische stoornis binnen de groep met het sociodemografisch kenmerk, ten opzichte van het aantal mensen met een psychische stoornis binnen de groep zonder het sociodemografisch kenmerk. (De Jong e.a., 2001) 3 Toeschrijfbaar risico (‘ attribual risk’ ) geeft aan in welke mate een fenomeen (bv. psychische stoornis) toe te schrijven is aan een risicofactor (bv. sociodemografisch kenmerk). (De Jong e.a,. 2001) 4 Bron: http://www.provant.be/welzijn/
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
11
raming van de geestelijke gezondheidsproblemen voor de bevolking van Vlaanderen, de provincie Antwerpen en ons werkingsgebied per gemeente. De indexen betreffen de aantallen in procenten van wat men voor een bepaalde variabele kan verwachten enkel op basis van het aantal inwoners; Vlaanderen is per definitie gelijk aan 100. (voorbeeld: 200 wil zeggen dat de verhouding tot het aantal inwoners 2 maal groter is dan voor geheel Vlaanderen)5. De raming voor trekkers van Gewaarborgd Inkomen Bejaarden (GIB) steunt op een formule6 die wordt berekend op basis van de volgende indexen:OU65, WIGW en BM. De raming voor aantal trekkers van een BasisInkomen (BI) wordt beschouwd als de beste armoedeparameter7 en gaat uit van de verhouding tussen de drie groepen van trekkers: bestaansminimum (BM), bejaarden (GIB) en personen met een handicap. Voor de raming van de geestelijke gezondheidsproblemen (GG) werd zelf een formule ontwikkeld8. Ze is de gewogen som van de vijf hierboven vermelde risicoparameters voor geestelijke gezondheidsproblemen. Voor zover beschikbaar werd het Toeschrijfbaar Risico (zie boven) genomen als gewicht voor de betreffende parameter: GG= (BI + 0,48*JO20 + 0,32*GES + 0,19*WIGW + 0,51WL) / 2,5.
VLAAMS GEWEST per 100.000 inwoners ARRONDISSEMENT
BEV
JO20
OU65
GES
WL
BM
WIGW
GIB
BI
GG
5.957.593
100
100
100
100
100
100
100
100
22.840
16.938
5.482 1076 441
8183
954
100 193 7
112 101
Antwerpen
934.220
101
106
122
132
167
87
88
109
Mechelen Turnhout
306.667 407.944
99 102
105 86
103 87
93 108
98 62
107 89
111 65
105 74
89
Tabel 7. Indicatoren voor Vlaams Gewest, arrondissementen en fusiegemeenten.
De raming voor geestelijke gezondheidsproblemen (GG) geeft aan in welke gemeenten we op basis van de hierboven beschreven risicoparameters meer of minder dan gemiddeld geestelijke gezondheidsproblemen kunnen verwachten. Gesteld dat het gemiddelde niveau aan geestelijke gezondheidsproblemen (GG) in Vlaanderen 100 is, blijkt dat uit bovenstaande tabel dat er in het arrondissement Antwerpen relatief meer (112), in het arrondissement Mechelen (101) ongeveer evenveel en in het arrondissement Turnhout (89) relatief minder problemen zijn.
5
Bron: www.aps.vlaanderen.be en www.ecodata.mineco.fgov.be Opgesteld door het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering van de Zelfstandigen, 1985 7 Bron: www.aps.vlaanderen.be 8 Met dank aan de professoren Erik Van Hove en Herman Meulemans (Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen) voor hun wetenschappelijk advies. 6
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
12
ZORGREGIO MECHELEN BEV JO20 OU65 GES WL BM WIGW GIB BI Am Mechelen 75.769 103 109 129 131 235 105 123 142 Am Duffel 15.964 101 99 103 69 33 109 110 90 Am St-katelijne-waver 19.111 104 102 82 57 36 108 122 96 Am Bonheiden 14.150 100 112 84 47 30 90 91 80 Am Putte 15.395 94 104 88 76 57 125 136 108 Buiten werkingsgebied Am boortmeerbeek 11.400 102 97 88 46 44 77 76 75 Am Keerbergen 12.023 102 84 90 49 47 72 60 68 Am Kapelle-o/d-Bos 8.796 98 92 89 29 46 72 59 68 Am Zemst 20.716 106 91 84 34 39 61 50 61 ZORGREGIO BOOM Aa3 Boom 15.067 93 124 129 93 131 116 135 124 Aa3 Rumst 14.537 102 98 82 44 42 80 65 70 Aa3 Niel 8.496 95 121 112 63 83 93 99 96 Aa3 Aartselaar 14.393 95 80 97 41 43 47 26 51 Aa3 Hemiksem 9.194 94 111 111 67 62 83 71 77 Aa3 Schelle 7.702 105 92 90 51 91 75 56 76 Aa3 Bornem 19.901 99 95 89 44 48 94 79 78 Aa3 Puurs 15.783 100 100 81 45 37 96 90 81 Aa3 Sint-Amands 7.563 101 103 72 55 18 114 108 85 Aa3 Willebroek 22.577 98 111 114 119 89 96 100 97 ZORGREGIO LIER Aa6 Lier 32.349 94 113 116 97 80 104 114 102 Aa6 Nijlen 20.492 97 94 85 95 39 116 94 83 Aa6 Berlaar 10.181 95 109 86 92 40 124 132 102 Buiten werkingsgebied Aa6 Ranst 17.577 112 82 81 62 22 74 53 59 Aa6 Zandhoven 12.111 109 82 74 61 13 78 52 57 ZORGREGIO HEIST-OP-DEN-BERG Aa7 Heist-o/d-Berg 37.433 92 100 96 105 62 119 113 98 Buiten werkingsgebied Aa7 Hulshout 8.716 96 89 96 156 31 112 75 72 ZORGREGIO MORTSEL Aa5 Kontich 19.932 112 87 88 55 69 53 38 62 Aa5 Lint 7.911 128 67 81 40 34 51 25 48 Buiten werkingsgebied Aa5 Mortsel 24.892 101 119 120 82 107 74 70 87 Aa5 Boechout 11.928 112 90 95 47 55 78 67 74 Aa5 Hove 8.270 115 97 69 39 27 49 32 50 Aa5 Edegem 22.152 98 116 107 44 46 52 45 61 Tabel 8: Indicatoren voor de gemeenten van het CGG-werkingsgebied per zorgregio.
GG 128 91 89 78 97 76 74 69 67 112 73 91 63 83 78 78 78 83 104 102 91 98 74 71 100 100 73 66 92 79 63 70
Op gemeentelijk niveau kan men vaststellen dat de kleinstedelijke gemeenten Mechelen (128), Boom (112) en Lier (102) binnen de eigen zorgregio wat betreft
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
13
geestelijke gezondheidsproblemen telkens hoger scoren ten opzichte van de omliggende gemeenten. Heist-op-den-Berg (100) scoort gelijk met Hulshout, maar vervult toch ook een centrumfunctie ten opzichte van deze gemeente. Indien men opteert voor één vestiging per zorgregio en rekening wil houden met de hoge score voor geestelijke gezondheidsproblemen en bovendien voor een zo groot mogelijk aantal inwoners een gemakkelijke toegankelijkheid tot het zorgaanbod wil garanderen, dan dient men precies in deze vier centrumgemeenten (Mechelen, Boom, Lier en Heist-op-den-Berg) een CGG vestiging te voorzien. Het CGG Regio Mechelen zou dan vier vestigingsplaatsen omvatten.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
14
3. Zorgvraag Goldberg & Huxley (1980) maken in hun filtermodel een onderscheid tussen epidemiologische gegevens, zorgbehoeften, zorgvragen en zorggebruik. Epidemiologische cijfers geven een indicatie over de prevalentie van stoornissen in de algemene bevolking m.a.w. het aantal mensen met een bepaalde diagnose. De zorgbehoefte geeft een idee van hoeveel mensen met een stoornis nood hebben aan een of andere vorm van hulpverlening. Personen die hun behoefte aan zorg uitdrukken hebben een zorgvraag. Daarvan zal slechts een deel effectief zorg gebruiken. Deze vier categorieën lopen via filters in elkaar over en kunnen best worden voorgesteld met een omgekeerde piramide.
Tabel 9. Het filtermodel van Goldberg & Huxley.
De zogenaamde filters zijn factoren die bepalen in welke mate personen van één categorie overgaan naar de volgende. Zo wordt de overgang van de aanwezigheid van een ziekte naar het voelen van een zorgbehoefte o.a. bepaald door de ernst van de aandoening. Het formuleren van de gevoelde behoefte in een zorgvraag wordt o.a. bepaald door culturele factoren zoals stigmatisering. Het uiteindelijke zorggebruik wordt o.a. beïnvloed door het aanwezige aanbod en de mate waarin de zorgvraag door de professionele hulpverleners wordt gehoord. In deel 2 gaven we enige epidemiologische informatie (de eerste categorie uit het model van Goldberg en Huxley). In dit deel gaan we verder in op zorgbehoeften, zorgvragen en zorggebruik (de volgende categorieën uit het model). Het goed in kaart brengen van deze drie variabelen veronderstelt eigenlijk een grondig kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Dit impliceert onder andere een bevraging van de regionale partners binnen de GGZ en van verschillende relevante actoren buiten de GGZ (huisartsen, Centra voor Leerlingen Begeleiding, Centra voor Algemeen Welzijnswerk, Openbare Centra voor Maatschappelijk Werk, stedelijke diensten, mutualiteiten, patiënten en familieverenigingen, …). Het ontbrak ons echter aan mensen, tijd en middelen om dit te doen. Toch willen we met onze beperkte mogelijkheden proberen hierover enige uitspraken te doen. We bespreken de zorgvraag respectievelijk voor 1) de kinderen en jongeren, 2) de volwassenen en ouderen en 3) mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
15
3.1. Kinderen en Jongeren In een recent overzichtsartikel (Cools, 2003) wordt verwezen naar een Nederlandse epidemiologische studie waaruit blijkt dat 22 % van de kinderen en jongeren voldoet aan de criteria van een psychiatrische stoornis en dat drie procent van het totale aantal jongeren effectief een zorgvraag formuleert. Deze cijfers worden in dat artikel omgerekend naar de Vlaamse context en in deze bijdrage verfijnd voor de regio Mechelen. Uit de jaarverslag 2003 van het CGG Regio Mechelen blijkt verder dat 575 (of slechts 21 %) kinderen en jongeren met een zorgvraag daar effectief zorg krijgen aangeboden.
Vlaanderen Provincie Antwerpen Regio Mechelen
Inwoners Psychiatrische stoornis Zorgvraag Zorggebruik < 19 j (22 %) (3 %) vanuit het CGG 1.285.601 282.832 38.568 358.394
78.847
10.752
89.805
19.757
2.694
575
Tabel 10. Prevalentie van psychiatrische stoornissen, zorgvraag en zorggebruik bij inwoners jonger dan 19 jaar.
3.2. Volwassenen en ouderen Een recente Belgische epidemiologische studie (Bruffaerts e.a., 2004a) vat de bevindingen in verband met de prevalentie van mentale stoornissen bij volwassenen en ouderen als volgt samen: “ Meer dan 27 % had ooit in zijn/haar leven een mentale stoornis; één op negen (10, 7 % van de totale bevolking) had een mentale stoornis in het laatste jaar. D.w.z. meer dan twee miljoen Belgen heeft ooit een mentale stoornis doorgemaakt en meer dan 800.000 personen hadden een mentale stoornis in het voorbije jaar. Depressie in enge zin en alcoholmisbruik komen het vaakst voor op lifetimebasis, terwijl depressie in enge zin en specifieke fobie het meest voorkwamen in het voorbije jaar.” In verband met het zorggebruik komt men in diezelfde studie tot de volgende conclusies (Bruffaerts e.a., 2004b): “ Slechts één op drie van de personen met een mentale stoornis (3,5 % van de totale bevolking) raadpleegt een professionele hulpverlener. Personen met een stemmingsstoornis raadplegen vaker een hulpverlener (43 %), dan diegenen met een angststoornis (38 %) of een alcoholgerelateerde stoornis (17 %). De huisarts werd het vaakst geraadpleegd, al dan niet in combinatie met een psychiater. Van diegenen die hulp zochten kreeg de meerderheid een medicamenteuze behandeling (al dan niet in combinatie met een psychologische), maar kreeg ook 25 % geen behandeling.” Uit de jaarverslag 2003 blijkt dat 1.337 d.w.z. slechts 12 % van de zorgvraag van volwassenen en ouderen vanuit het CGG Regio Mechelen wordt beantwoord. Uiteraard zijn er daarnaast nog de zelfstandigen en de semi-residentiële sector die een deel van de zorgvragen opnemen.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
16
Vlaanderen Provincie Antwerpen Regio Mechelen
Inwoners Psychiatrische stoornis Zorgvraag Zorggebruik > 18 j (10,7 %) (3,5 %) vanuit het CGG 4.671.992 499.903 163.520 1.290.437
138.077
45.165
318.400
34.069
11.144
1.337
Tabel 11. Prevalentie van psychiatrische stoornissen, zorgvraag en zorggebruik bij inwoners ouder dan 19 jaar.
3.3. Mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen In de beleidsnota “ De psyche mij een zorg?!”(Aelvoet, 2001) schat men dat er in België ongeveer 60. 000 mensen zijn met ernstige en langdurige psychiatrische problemen. Deze cijfers worden bevestigd door de hieronder opgenomen tabel uit het RIZIV-jaarverslag 2003. Daar vindt men de evolutie van het aantal invaliden per ziektegroep van 1998 tot 2002. In totaal waren er op 31 december 2002 in ons land 193.538 invaliden, waarvan de grootste groep, nl. 60.603 mensen met invaliditeit omwille van psychische stoornissen! Op vijf jaar tijd is deze groep gestegen met 21%. Daarmee is ze ook de snelste groeier! Deze toename is weliswaar gedeeltelijk te wijten aan de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd van vrouwen van 60 naar 65 jaar (vrouwen die invalide zijn blijven langer in de invaliditeit voor ze overstappen naar het pensioen). Toch zou ze voornamelijk veroorzaakt zijn door oudere werknemers die vluchten in de ziekte-uitkering in plaats van in de werkloosheid of in het brugpensioen (Tegenbos, 2004)
Tabel 12. Aantal invaliden per ziektegroep.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
17
In de studie van De Rick & Loosveldt (2003) gaat men ervan uit “ dat er voor elke twee chronische patiënten die in contact zijn met de GGZ er minstens één is die zorg krijgt buiten de GGZ of die helemaal geen zorg ontvangt.”In de regio Mechelen (+/400.000 inwoners) zouden er dus ongeveer 2.400 mensen zijn die ernstig en langdurig psychisch ziek zijn, waarvan 800 mensen zorg buiten de GGZ of helemaal geen zorg ontvangen. Het zou interessant zijn deze cijfers te toetsen aan de MPG-registratiegegevens van de ziekenhuisvoorzieningen. Probleem is echter dat mensen tegelijk gebruik maken van verschillende diensten (dubbeltellingen). Juiste registratie veronderstelt een uniek registratienummer. 3.3. Evoluties in de zorgvraag In het spraakmakende Nederlandse rapport ‘ Zorg van velen’(LCGV, 2002) doen een aantal experten uitspraken over de te verwachten evoluties in de zorgvraag. Eenvoudig gesteld formuleren ze twee hypothesen over de evolutie in de geestelijke gezondheid van de bevolking: de universaliteitshypothese en de cultuurafhankelijkheidshypothese. De universaliteitshypothese relativeert de bezorgdheid over geestelijke ongezondheid met een verwijzing naar de universaliteit van ernstige psychiatrische stoornissen. In alle samenlevingen komen ze in ongeveer dezelfde mate voor. Epidemiologische studies geven aan dat er ook geen toename is van het aantal mensen met ernstige en langdurige psychische problemen. Schizofrenie en andere psychotische stoornissen komen niet meer voor dan vroeger. Als er meer mensen zijn die gebruik maken van geestelijke gezondheidszorgvoorzieningen, dan is dat een gevolg van een wijziging in de manier van omgang met psychische ziekten. Aanhangers van de cultuurafhankelijkheidshypothese denken daar heel anders over. Zij constateren op basis van dezelfde cijfers wel sterke toename aan ernstige psychische en sociale problematiek. Daarbij gaat het niet zozeer over schizofrenie en andere zware psychiatrische stoornissen, als wel om allerlei vormen van psychosociale problematiek, uitbarstingen van agressie in het gezin en op straat, sociale uitsluiting en dergelijke. Een van hun grote klachten is dat de professionele zorg voor steeds grotere groepen van burgers onbereikbaar wordt. Voor beide opvattingen valt iets te zeggen. Binnen de academische en de residentiële psychiatrie overheerst de universaliteitshypothese. Die past bij de neiging om zich terug te trekken op de kerntaken van de psychiatrie, dat wil zeggen op de ernstige psychiatrische ziektebeelden. De omgeving van de ambulante GGZ ervaart echter de gevolgen van een GGZ die steeds meer gericht is op patiënten die intensieve transmurale zorg behoeven en ziet de problematiek alsmaar groter worden. In dat perspectief past de opvatting dat de samenleving grote invloed heeft op de geestelijke volksgezondheid. De ene opvatting benadrukt dat de samenleving steeds ongezonder wordt en de zorg in toenemende mate tekortschiet, de andere opvatting relativeert dat alles door te stellen dat er niet meer problemen zijn dan vroeger maar dat ze alleen duidelijker in de openbaarheid komen. In beide opvattingen verwijzen veranderingen in het zorggebruik naar een verandering in de samenleving. De gewijzigde maatschappelijk context maakt dat er ook een ander
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
18
verwachtingspatroon is ontstaan ten opzichte van de zorg: de mensen verwachten dat de overheid hen van veel leed kan verlossen. In deel 5 zullen we daarom dieper ingaan op de zich wijzigende maatschappelijke context. Deze bepaalt immers in grote mate hoe wij omgaan met geestelijke gezondheid en ook met hoe we de zorg organiseren voor mensen met ernstige en langdurige psychische problemen. In een recente Nederlandse overzichtsstudie (RIVM, 2002) beschrijft men toch enkele interessante tendensen. Van 1989 tot 2000 bleef de verhouding in het percentage mannen (ongeveer 10%) en vrouwen (ongeveer 15 %) met psychosociale klachten ongewijzigd.
Tabel 13. Percentage psychosociale klachten per geslacht in de Nederlandse bevolking 1989-2000.
Wanneer wordt gekeken naar de verschillende leeftijdsgroepen vallen echter een aantal ontwikkelingen op. In dezelfde tijdsspanne van 12 jaren zijn de psychosociale klachten significant sterk toegenomen bij jongeren van 16 tot 19 jaar en in mindere mate bij volwassenen tussen 20 en 44 jaar. Er is echter sprake van een significante afname van psychosociale klachten bij mensen van 45 jaar en ouder, vooral bij 65plussers.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
19
Tabel 14. Percentage psychosociale klachten naar leeftijdsgroep in de Nederlandse bevolking 1989-2000
Onder jongeren (16-19 jaar) is het percentage psychosociale klachten tussen 1989 en 2000 toegenomen met 6,3 procent. Er is vooral een toename van het aantal depressies onder jongeren. Vele mogelijke verklaringen voor dit fenomeen worden genoemd, onder meer een afname van beschermende factoren, zoals een goede relatie met ouders en positieve schoolervaringen. Ook een toename van alcohol- en druggebruik en van stressvolle levensgebeurtenissen kan leiden tot meer psychosociale klachten en depressies. Deze ontwikkelingen zijn echter nog niet wetenschappelijk aangetoond. Het percentage personen dat psychosociale klachten rapporteert onder mensen van 65 jaar en ouder is tussen 1989 en 2000 afgenomen met 6,6%. De afname van psychosociale klachten onder deze groep zou veroorzaakt kunnen worden door een verbeterde sociaal-economische status. Een betere sociaal-economische status gaat namelijk samen met minder psychische problematiek. Zo is de onderwijsdeelname onder ouderen in de laatste decennia toegenomen. De levensstijl van ouderen gaat steeds meer lijken op die van mensen van middelbare leeftijd.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
20
4. Zorgaanbod 4.1. Structureel In België bestaan er zes door de overheid gesubsidieerde soorten voorzieningen. 1. PZ: psychiatrische Ziekenhuizen 2. PAAZ: Psychiatrische Afdelingen van Algemene Ziekenhuizen 3. CGG: Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg 4. PVT: Psychiatrische VerzorgingsTehuizen 5. BW: Beschut Wonen 6. RIZIV-conventies Naast deze voorzieningen zijn er in onze regio nog volgende initiatieven: a. pilootproject psychiatrische thuiszorg (PTZ) b. pilootproject activering (ACT) en dagactiviteitencentra (DAC) c. privé werkenden d. belangengroepen (Uilenspiegel, Similes,…) Recent werden door GGALIMERO de verschillende voorzieningen (bijlage 2) en hun situering in het werkingsgebied (bijlage 3) overzichtelijk samengebracht. Ambulant aanbod in de regio Mechelen Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg: één CGG met 3 vestigingen (Mechelen, Lier, Duffel) en één antenne te Boom. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de curatief werkende zorgverleners werkend op basis van een bediendencontract in het CGG Regio Mechelen uitgedrukt in voltijdse equivalenten (VTE) op 1 januari 2004. Functie in VTE Doelgroep Psycholoog Psychiater Sociaal Aanvullend Administratief Totaal
Kinderen & Jongeren 5,05 0,50 3,59 1,79 10,93
Curatie Volwassenen
Ouderen
5,69 1,29 4,33 0 11,31
1 0,16 0 0 1,16
Preventie Alle leeftijden 1,5 1,5
Totaal 11,24 1,95 7,92 1,79 7,03 31,93
Tabel 15. Curatief en preventief werkende zorgverleners in het CGG Regio Mechelen uitgedrukt in voltijdse equivalenten (VTE).
Zelfstandig werkenden: we beschikken niet over exacte cijfers, maar schatten het totaal aantal zelfstandig werkenden in de regio op ongeveer 44, namelijk: o Psychiaters: 11 waarvan 4 voor kinderen en 7 voor volwassenen o Psychologen: ten minste 33 psychologen: 19 vermeld in het gegevensbestand van de Vlaamse Vereniging van Klinische Psychologen (VVKP) (www.vvkp.be/zelfstandigen.html), waarvan 6 voor kinderen en jongeren en 13 voor volwassenen; daarnaast staan er in de Gele Gids nog 14 personen vermeld onder de rubriek ‘ psychologen’die wonen in de telefoonzone 015 en geen lid zijn van de VVKP. RIZIV-conventies: NOK: Vijfhoek te Mechelen PSY: Ter Linde te Bornem
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
21
Residentieel aanbod in de regio Mechelen Qua spreiding is er globaal genomen, vooral een concentratie op de as Mechelen Duffel. In 16 wordt het aantal gerealiseerde bedden gegeven en afgezet ten opzichte van de programmatienorm die herberekend werd voor een werkingsgebied van 400.000 inwoners, wat ongeveer overeenkomt met dat van de regio Mechelen. Hierin vallen vooral op: - het relatieve overaanbod van bedden (A) en stoelen (a) in de Algemene Ziekenhuizen (AZ); - de minimale realisatie (25%) van deeltijdse behandeling in het Psychiatrisch Ziekenhuis (PZ); - de gedeeltelijke realisatie van PVT (56 %) en BW (60 %); - de afwezigheid van gespecialiseerde bedden (SP) geriatrie en kinderpsychiatrie. Regio Mechelen Programmatie
A in PZ 200
a in PZ 60
Realisatie
165 15
119 39
% realisatie
83
198 130 0
25
A in AZ 60
a in AZ 30
Sp- T t K k PVT BW Totaal geriatrie 28 360 160 128 128 160 160 1.474 0
330 91
0
0
90
96
945
92
0
0
56
60
64
57
Tabel 16. Geprogrammeerde en gerealiseerde bedden (Bron: FOD Volksgezondheid op 1 juli 2004).
4.2. Inhoudelijk: preventief In tegenstelling tot curatieve activiteiten die idealiter vertrekken vanuit een zorgvraag, wordt preventie meestal niet vraag-gestuurd georganiseerd. De uitbouw van een preventie-aanbod is eerder gebaseerd op een politieke beslissing als antwoord op maatschappelijke problemen die zich voordoen. Hoewel alle GGZ actoren in mindere of meerdere mate bezig zijn met preventie is dit wellicht het meest uitgebouwd vanuit het CGG dat hiertoe ook een uitdrukkelijke opdracht heeft. Binnen het CGG Regio Mechelen heeft de preventie zich gefocust op drie thema’ s: a) Drugs De drugpreventie kent de langste traditie en is wellicht ook het breedste uit gebouwd. Een voltijdse kracht werkt met samen met vijf sectoren: arbeid, onderwijs, vrije tijd en cultuur, welzijn en gezondheid en ten slotte ook justitie en politie. De verschillende organisaties binnen deze sectoren komen aan bod via hun sleutelfiguren. b) Zelfmoord De zelfmoordpreventie is van jongere datum. Een halftijds personeelslid organiseert interne en externe vormingssessies voor zorgverleners en een gespreksgroep voor nabestaanden. Door deelname aan diverse overlegstructuren overschrijdt haar werk vaak de eigen regio. c) Kinderen van Ouders met psychiatrische Problemen (KOPP) Zeer recent werd gestart met gespreksgroepen voor Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen. Daartoe werd een draaiboek met een eigen werkmethode ontwikkeld en met succes toegepast bij kinderen van 8 tot 12 jaar.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
22
Een nieuw project is de vroeg-detectie van psychose. Dit veelbelovende project is nog in een opstartfase en wordt voor onze regio gestuurd vanuit GGALIMERO in samenwerking met de verschillende relevante actoren.
4.3. Inhoudelijk: curatief 4.3.1. Kinderen en jongeren In deel 3.1 werd aangegeven dat 22 % van de kinderen en jongeren voldoet aan de criteria van een psychiatrische stoornis en dat 3 % van het totaal aantal jongeren effectief een zorgvraag formuleert. Voor het werkgebied Mechelen wordt het aantal zorgvragen daarmee geschat op 2.694. Aan de aanbodzijde beschikken we over bijna 11 VTE in het CGG, maar is er geen Residentieel Kinderpsychiatrisch Centrum (RKC). De verhouding van het aantal zorgvragen ten opzichte van het totale zorgaanbod (uitgedrukt in voltijds equivalenten) geeft een idee van de zorglast: 1 voltijds zorgverlener staat in voor 246 zorgvragen van kinderen en jongeren met ernstige psychiatrische problemen, terwijl het gemiddelde voor Vlaanderen 1 voor 50 zorgvragen is!!! Zorgvraag Zorgaanbod Zorglast 3 % van het VTE VTE VTE Zorgvragen/ VTE bevolkingsaantal CGG RKC Totaal totaal zorgaanbod Vlaanderen 38.568 193 573 766 50 Prov. Antwerpen 10.752 54 189 243 44 Regio Mechelen 2.694 10,93 0 10,93 246 Tabel 17. Zorgvraag, zorgaanbod en zorglast voor kinderen en jongeren
Deboutte e.a. (2002) berekenden dat van de totale groep jongeren in Vlaanderen 1,1% wordt geholpen via de ambulante CGG’ s 0,4% wordt behandeld in een residentiële setting en 0,5% via andere voorzieningen of privé-praktijken. In 2003 werden op het CGG Regio Mechelen 575 kinderen en jongeren behandeld d.w.z. slechts 21% van de zorgvragen werden behandeld. Dit betekent dat 0,6% van de zorgvragen worden beantwoord vanuit het CGG en 0 % vanuit de residentiële sector! Hoewel we niet over exacte cijfers beschikken zijn we er vrij zeker van dat de omvang van het zorgaanbod in andere voorzieningen en privé ondermaats is. In deze context kan men begrijpen (maar niet goedkeuren) dat de wachttijd voor kinderen- en jongeren op het CGG in sommige periodes tot 6 maanden bedraagt! 4.3.2. Volwassenen en ouderen We beperken ons ook hier tot enkele uitspraken over het zorgaanbod van het ambulante CGG. In het jaar 2003 werden er 1337 volwassen cliënten behandeld, waarvan 58 % nieuwe cliënten. De meeste cliënten leven met hun partner binnen een eigen gezinsstructuur, al of niet met kinderen. Eén op vier woont alleen. Meer dan de helft zijn minder kapitaalkrachtige cliënten die beroep doen op een uitkering. Het totaal aantal ouderen (60 +) dat in 2003 consulteerde in één van de vestigingen van het CGG bedraagt 229. Alleen in de vestiging Lier beschikken we over een team dat zich uitdrukkelijk richt op deze doelgroep. In de andere vestigingen kunnen ouderen terecht in de volwassenenteams. Gezien de toegenomen vraag in de voorbije jaren nam ook de wachttijd toe, soms tot 3 maanden. Om dit te vermijden werd bijvoorbeeld in de vestiging te Mechelen de ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
23
aanmeldingsprocedure van het “ beluur”ingevoerd. Van de cliënt wordt verwacht dat hij/zij zich op vooraf aangegeven uren in de week telefonisch meldt. In dat telefoongesprek gebeurt een ‘ screening’waarbij aan enkele criteria moet worden voldaan alvorens men verder op het CCG terecht kan voor een behandeling. De cliënt moet: 1) in het werkingsgebied wonen (anders volgt verwijzing naar een ander CGG); 2) een probleem met de geestelijke gezondheid vertonen (dus geen welzijns-of levensfaseproblemen, deze worden verwezen naar bv. een CAW); 3) het zich om financiële redenen niet kunnen veroorloven om privé te consulteren. Deze procedure heeft een drempelverhogend- én een filter-effect. Ze wordt momenteel geëvalueerd en wellicht bijgestuurd. Ze illustreert vooral het zoeken naar een verantwoorde werkwijze om de in aantal toenemende zorgvraag op een verantwoorde wijze op te vangen. 4.3.3. Mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen De specifieke problematiek van deze mensen vergt een eigen zorgaanbod dat aangeduid wordt met psychiatrische rehabilitatie. “ Psychiatrische rehabilitatie is alle hulp- en dienstverlening die erop gericht is om mensen met langdurige of dreigend langdurige zorgafhankelijkheid ten gevolge van psychiatrische aandoeningen in staat te stellen zo volwaardig mogelijk in de samenleving te functioneren. De hulp- en dienstverlening bestaat uit een programma van persoonlijk - professionele begeleiding, voorlichting, training, trajectbegeleiding, aanpassing en ondersteuning van de omgeving en acties om de sociaal-maatschappelijke positie te verbeteren. Rehabilitatie richt zich op de algemene levensdomeinen van wonen, werken, leren en recreëren en op de persoonlijke domeinen van gezondheid, zelfzorg, zingeving en sociale relaties. Rehabilitatie is gericht op de bevordering van empowerment en herstel van cliënten.”(Wilken, J.P. e.a. 2003). Om het bestaande rehabilitatie-aanbod te optimaliseren zou een volledig zorgprogramma moeten worden uitgewerkt. In de literatuur vindt men hiervoor een theoretisch kader (Mos, M. & van Weeghel, J., 1999). Voorzieningen die werken aan dezelfde zorgfunctie(s) zouden zich kunnen groeperen om via overleg te komen tot een optimalisering van deze zorgfunctie. Onderstaande tabel biedt een overzicht van het zorgaanbod inzake rehabilitatie voor volwassenen en ouderen in de regio Mechelen. Voor elke voorziening wordt tevens de hoofdfunctie aangegeven. In een volgende fase zou men de krachten en middelen kunnen bundelen om ook de hiaten in te vullen. In die zin hebben we aan de hand van onderstaande tabel een voorstel geformuleerd om het rehabilitatie-aanbod te groeperen in vier pijlers: 1. Activering: met inbegrip van arbeidsrehabilitatie, ontmoeting, ontspanning, vorming,.. 2. Ambulante zorg: die Psychiatrische Thuiszorg en Beschut Wonen omvat; 3. (Semi)-residentiële zorg: die zowel de crisis-, de deeltijdse (dag of nacht) en de voltijdse behandeling en verzorging inhoudt; 4. Lotgenotenwerking voor patiënten, hun families en vrienden.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
24
PIJLERS
DAGACTIVITEITEN
AMBULANTE ZORG
HOOFDFUNCTIE :
Ontmoeting
Wonen
GGZ organisatie De Passant De Spie Klimop Vlot Activering (pilootpr) Ka Twee BW Domus BW Mechelen PTZ (pilootpr) CGG (3 vestigingen) De Arkel De Steiger PAAZ (5 afdelingen) De Luwte De Fase Baken A PVT Similes Patientenorganisatie Andere organisaties De Lage Drempel De Keeting Psylos Compagnie & Co Arbeidszorgcentrum ATB Sociaal Centrum TOM CAW Welzijnshuis
Activering
Werk
Amb. Beh
(SEMI-)RESIDENTIËLE ZORG Dag Beh
Res Crisis
Res Beh
X X X
X
X X X X
Verzorg
LOTGENO TEN Lotgenoten
X X X X X X X X X
X X
X X X
X X X X X X X X X
X X
X
Tabel 18. GGZ en andere organisaties in de regio Mechelen met een rehabilitatie-aanbod
Vanuit het theoretische kader kunnen de hiaten in ons regionaal zorgaanbod worden aangegeven: - Geen erkende dagactiviteitencentra - Geen gezinsverpleging - Te weinig plaatsen beschut wonen (slechts 60 % realisatie) - Te weinig plaatsen PVT (slechts 56 % realisatie) - Bureau voor Contact en Relatiebemiddeling - Laagdrempelig informatiecentrum vanuit patiëntenperspectief - Assertive Community Treatment (mobiel crisis- en behandelteam) - Structureel uitgebouwde psychiatrische thuiszorg - Samenwerking met sociaal verhuurkantoor of huisvestingsmaatschappij - Lokaal uitgebouwde en erkende cliëntenorganisatie - Globale programmaleiding - Structureel overleg voor kwartier-maken (d.w.z. sociale inclusie) - …
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
25
4.4. SWOT-analyse van het CGG zorgaanbod Een gestructureerde evaluatie van de huidige werking van het CGG biedt mogelijkheden tot bijsturing in het beleid. We gebruiken het gekende SWOTanalysemodel om sterkten (S), zwaktes (W), kansen (O) en bedreigingen (T) in kaart te brengen. Onderstaande SWOT- analyse van het CGG beoogt geen volledigheid, maar is enkel bedoeld als aanzet tot discussie en verdere verfijning (met dank aan de inspirerende mede-brainstormers: Jan Roggen en Peter Aertsen).
I N T E R N
E X T E R N
STERKTEN - soepele regelgeving - flexibiliteit t.o.v. actuele noden - pluralistische opstelling + pluri-afhankelijkheid + grote psychologische infiltratie - deskundigheid - bedrijfscultuur van vrijheid én verantwoordelijkheid - lage financiële drempel voor cliënten: indien nodig zelfs gratis - goedkoop in vergelijking van residentiële hulpverlening - open houding t.o.v. onderwijs en stages - gespecialiseerd preventieaanbod voor drugs, zelfmoord en KOPP KANSEN - GGALIMERO - het enige CGG in de regio - ook van enkele andere partners is er maar één (PZ, PVT, …) - geografische ligging tussen grootsteden - connecties van enkele medewerkers geeft een ruim informeel netwerk - tijdsgeest van thuiszorg, vermaatschappelijking, ambulantisering, erkenning psychotherapie,… - interesse van de mutualiteiten in de GGZ - link met universiteiten en medewerking aan onderzoek - prille samenwerking met patiënten en familieorganisaties - meewerken aan preventieve detectie van psychose
ZWAKTEN - kleinschaligheid - zorgvraag onvoldoende kunnen beantwoorden voor specifieke doelgroepen (allochtonen, forensische, …) - gebrek aan middelen (logistiek en personeel) - weinig administratieve structuur en organisatie - weinig effectieve samenwerking met en service voor eerstelijnsdiensten (politie, huisartsen, justitie, CAW, …) doet - op (te) veel terreinen actief (hoewel strategische aanwezigheid ook moet) - geen globaal en geïntegreerd preventieaanbod BEDREIGINGEN - te breed openstellen voor welzijnsproblemen - ingekapseld worden door grotere organisaties - bureaucratisering (toename regelgeving, kwaliteitsdecreet,.. ) - drempelverhoging door toename van de zorgvraag die onvoldoende kan worden beantwoord - homeopathische verdunning ten gevolge van terrein- en taakverbreding - diagnostische expertise ontglipt ons omwille van het tijdrovende karakter - onvoldoende voorbereid op de toenemende privatisering en marktwerking in de GGZ - slechte registratie-instrumenten, waarin veel tijd wordt geïnvesteerd en waarvan we weinig terug krijgen
Tabel 19. SWOT-analyse van het CGG zorgaanbod.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
26
5. Relevante maatschappelijke ontwikkelingen
5.1. Tien trends met implicaties voor de GGZ We beschrijven een aantal belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen die een invloed hebben op de geestelijke gezondheid(szorg). Waar mogelijk illustreren we ze met cijfers. Minstens tien trends in de samenleving lijken ons relevant voor de GGZ. 5.1.1. Individualisering Individualisering is een proces waarbij burgers in toenemende mate zelf invulling geven aan hun levensplanning en persoonlijke biografie. De toenemende verscheidenheid van primaire relatievormen (huwelijk en gezin) en het uiteen vallen van de bekende, traditionele sociale categorieën (nationale, staat, familie, klasse, buurt en sekserollen) liggen aan deze trend ten grondslag. De overkoepelende taal en normen die voor de samenhang moeten zorgen, verdwijnen steeds meer. Niet de overkoepelende taal, maar de eigen verantwoordelijkheid van mensen staat voorop. Mensen moeten zelf keuzes maken en deze keuzes staan relatief los van de keuzes van anderen, zelfs als die hun zeer nabij zijn. Ook staan de keuzes relatief los van eerder of elders gemaakte eigen keuzes. Individualisering, de ontplooiing van het individu, ondersteunt de emancipatie van de vrouw. Illustratief is de toename van het percentage vrouwen dat betaalde arbeid verricht. Het effect van individualisering op de zorg wordt ook in de GGZ steeds meer voelbaar. De gevolgen zijn niet alleen positief. Bij beperkingen (bijvoorbeeld een slechte gezondheid) en onvoldoende omgevingssteun dreigt eenzaamheid en verkommering. Het verlies van maatschappelijke binding heeft voor de groep kwetsbare mensen negatieve gevolgen. Het zijn vaak mensen die geen gebruik maken van natuurlijke hulpsystemen. Deze groep cliënten, de kwetsbaren in de samenleving, dreigen tussen wal en schip te raken. De professional wordt bovendien steeds meer geconfronteerd met mondige, kritische en ongeduldige cliënten die maatwerk willen, wachtlijsten of fouten niet accepteren en opkomen voor hun (patiënten)rechten. Zorgverleners voelen zich toenemend onder druk gezet of zelfs bedreigd. 5.1.2. Marktwerking Het paradigma van de verzorgingstaat, met zijn nadruk op centraal ingrijpen, grootschaligheid, uniformiteit en gelijkheid, past steeds minder bij de veranderde maatschappelijke verhoudingen. De overheid treedt terug en laat in verschillende sectoren, waaronder de gezondheidszorg, meer ruimte aan marktpartijen. Marktwerking en concurrentie zouden moeten leiden tot meer klantgerichtheid en lagere kosten. In antwoord op de toenemende zorgvraag merken we een sterke commercialisering van psychotherapie (Cools, 2004a). Grote commerciële organisaties (zoals POBOS, EAR, FGI, Validium, ISW,…) sluiten akkoorden met bedrijven en bieden hen preventieprogramma’ s, permanente slachtofferhulp, psychosociale begeleidingen en psychotherapie voor werknemers met psychische problemen. We stevenen af op een privatisering van het psychotherapeutische aanbod. Mensen die het zich kunnen veroorloven maken gebruik van privé-psychotherapie, die al dan niet gedeeltelijk wordt terugbetaald. Diegenen die het niet kunnen betalen doen in
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
27
het beste geval een beroep op het publieke psychotherapie-aanbod van de CGG voor zover ze de wachtlijsten en intakeprocedures overleven. Onder druk van de langer wordende wachtlijsten verwijzen CGG steeds meer patiënten die het kunnen betalen naar de privé-sector. Hierdoor dreigt een ontwikkeling van een GGZ op twee sporen! 5.1.3. Kostenstijging De zorguitgaven omvatten een steeds groter deel van het bruto binnenlands product. Hoewel deze kosten zich vooral voordoen in de somatische gezondheidszorg, drukken ze ook op het budget dat beschikbaar blijft voor de geestelijke gezondheidszorg. Het noodzakelijke zorgaanbod dreigt maatschappelijk onbetaalbaar te worden. De overheid beheerst de kosten in de zorg steeds meer door verhoging van het eigen aandeel van de patiënt in de betalingen. Tegelijk probeert ze dit gedeeltelijk te plafonneren door een maximale factuur. Een andere belangrijke evolutie is de uitbouw van de eerstelijnszorg. Zeer recent werd op Vlaams niveau een decreet eerstelijnszorg goed gekeurd. Dit moet nu worden uitgevoerd. Indien de eerstelijnszorg goed functioneert kan deze wellicht effectiever en hopelijk ook goedkoper werken dan de dure residentiële behandeling. 5.1.4. Professionalisering Er is niet langer sprake van ontzag voor de autoriteit van de professional. De vanzelfsprekende informatievoorsprong van de professional behoort door de toegenomen ontsluiting van informatie via media zoals internet tot het verleden. Het vertrouwen van de burger en de cliënt moet herwonnen worden. De professional dient steeds meer verantwoording af te leggen over zijn werk binnen en buiten de instelling. Niet alleen de inhoud, maar ook de kwaliteit van het werk dient te worden verantwoord. Vanzelfsprekend vertrouwen in de professional ontbreekt. Hoeveel tijd is er besteed aan de behandeling van een cliënt? Is de effectiviteit wel aangetoond? Is de beste kwaliteit wel geleverd? En hoe wordt die kwaliteit gewaarborgd? De bureaucratische rompslomp die hiermee samenhangt, zet de professional in toenemende mate onder druk en beperkt zijn werkruimte. Ook het profiel van de professional zelf is aan verandering onderhevig: er is een toename van het aantal deeltijdse banen en van het aantal vrouwen in zorgberoepen. Taakherschikking is een van de mogelijkheden om hieraan tegemoet te komen. Gecombineerd met een verschuiving in het profiel van de professional, ontstaat een spanningsveld tussen inhoudelijke betrokkenheid en administratieve frustratie. De professional gaat defensief gedrag vertonen. In deze nieuwe context dienen professionals meer zelf aan het stuur te zitten. 5.1.5. Allochtonen Het aantal allochtonen in de Vlaamse samenleving neemt toe. De zorgvraag van allochtonen (vooral van de niet-westerse allochtonen) is anders dan die van autochtonen. Ze hebben naast psychische klachten vaak ook psychosociale en materiele problemen. Ze hebben relatief meer psychotische stoornissen en zijn vaker verslaafd aan drugs. De problematiek van allochtonen is vaak complex en speelt zich af op verschillende deelterreinen (somatische zorg, huisvesting, inkomen, dagbesteding). De GGZ heeft hierin een taak, maar niet als enige partij.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
28
Geets, Vanderwaeren en Timmerman (2001) geven in een recente studie over etnisch culturele minderheden in de Vlaamse Jeugdhulpverlening cijfers over het zorgaanbod voor allochtone cliënten in zes sectoren van deze hulpverlening: algemeen welzijnswerk (AWW), geestelijke gezondheidszorg (GGZ), bijzondere jeugdbijstand (BJB), Kind & Gezin (K&G), onderwijs en het Vlaams Fonds voor integratie van personen met een handicap. Onderstaande tabel geeft een overzicht van hun bevindingen.
Algemeen Welzijnswerk (AWW) Bijzondere JeugdBijstand (BJB) Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Kind & Gezin (K&G)
% allochtone cliënten
Belg / niet Belg
% allochtone hulpverleners
20 à 25 %
88 % - 12 %
21 %
15 %
50 % - 50 %
5%
<1%
99 % - 1 %
<4%
> 25 %
99 % - 1 %
15 %
Tabel 20. Percentage allochtone jongeren, hun nationaliteit, percentage allochtone hulpverleners en specifieke aspecten van het hulpaanbod in de jeugdhulpverlening
In deze tabel merkt men dat de sectoren waarin allochtone hulpverleners werkzaam zijn het best bereikt worden door allochtone jongeren: het AWW en K&G. De situatie in de BJB is ‘ dubbel’ : het aantal allochtone hulpverleners is er eerder gering en toch is het bereik van allochtone jongeren nog vrij goed. In de ambulante geestelijke gezondheidszorg of een vroeger stadium van de probleemontwikkeling worden deze jongeren niet of nauwelijks bereikt. Het huidige GGZ aanbod voor allochtone cliënten is zowel kwantitatief als kwalitatief erg problematisch: de toegankelijkheid is ondermaats en de inhoudelijke werking is onvoldoende op deze groep afgestemd. 5.1.6. Arbeidsgerelateerde problematiek, depressie en zelfmoord Ziekteverzuim wordt steeds vaker veroorzaakt door psychische klachten. Momenteel is sprake van onderdiagnostiek van arbeidsuitval als gevolg van psychische klachten. Gezien de toenemende versnelling en druk in onze economie voorspelt men dat op korte termijn arbeidsuitval als gevolg van psychische klachten zal toenemen. Op langere termijn zou de belastbaarheid van het psychisch apparaat van mensen waarschijnlijk verbeteren omdat ze beter met deze stress zouden kunnen omgaan. Toch heeft één op vier mensen in zijn leven geleden aan een depressieve stoornis: 15% van de 65+ had een ernstige depressie (WIV, 2002). Er is een verband tussen depressie en zelfmoord(pogingen). De WGO voorspelt dat in de komende twintig jaar het aantal gevallen van depressie aanmerkelijk zal toenemen: na stoornissen aan hart- en bloedvaten wordt depressie de belangrijkste ziekte in het komende decenium. De potentiële vraag om professionele hulp neemt hiermee toe, hoewel niet iedereen die een depressie doormaakt bij de GGZ belandt. Er is sprake van een trechterwerking (via huisarts, bedrijfsarts, maatschappelijk werk). Uit onderzoek blijkt dat 80% van de depressies de eerste drie maanden vanzelf geneest. GGZinstellingen moeten duidelijker maken welke rol en taak zij hebben bij de behandeling van depressie.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
29
5.1.7. Vergrijzing
Tabel 21. Bevolkingsvooruitzichten levensverwachting).
en
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
levensverwachting
(Ex=expectancy
of
30
Uit de bovenstaande tabellen met prognoses van het RIZIV blijkt dat het aandeel van de 60-plussers alvast tot 2050 spectaculair zal blijven stijgen in vergelijking tot de jongere generaties. Er komen steeds minder potentiële verzorgers te staan tegenover de potentiële zorgbehoevenden. Het aantal aan ouderdom gerelateerde ziektes en aandoeningen zal toenemen (Avalosse, 2004). Het blijvend kunnen voldoen aan deze toenemende zorgvraag met gelijktijdig afname van het beroepspotentieel vraagt om nieuwe zorgmodellen. 5.1.8. Informatisering en computertechnologie De informatica wordt in de zorg steeds vaker gebruikt ter ondersteuning van het zorgproces. Consumenten gebruiken internet om informatie over gezondheid, ziekte en gezondheidszorg te krijgen. Naast informatieve websites zijn er duizenden discussie- en on line-supportgroepen en mailinglists over uiteenlopende gezondheidsonderwerpen. Ook voor de zorgaanbieders bieden communicatietechnologieën kansen (Drost & Schippers, 2004). Het aantal instellingen dat werkt met een elektronisch cliëntendossier neemt toe. Naast medische consultering is het intercollegiaal consulteren een veel gebruikte toepassing. Wanneer multidisciplinair wordt gewerkt heeft dit grote impact op de werkprocessen. Elk lid van een multidisciplinair team is direct op de hoogte van bevindingen en afspraken van collega’ s over een cliënt. Voor de toekomst wordt veel verwacht van opleiding via de computer (e-learning), bepaalde vormen van telemedicine, call centers, elektronische voorschrijfsystemen. ICT dringt ook steeds meer het eigenlijke hulpverleningsproces binnen. Een voorbeeld is begeleiding of psychotherapie via internet (b.v. www.webtherapie.nl , www.intherapie.nl in Nederland en http://www.paulgheskiere.be/paginas/online-coaching.htm, www.teleonthaal.be in België). Een ander voorbeeld is healthbuddy, waarbij cliënten dagelijks een korte vragenlijst invullen via internet waardoor specifieke cliëntengroepen op afstand gevolgd kunnen worden. 5.1.9. Mensen met ernstige en langdurige psychische problemen Vooral in de grote steden lijkt de overlast in het openbare leven toe te nemen door jeugddelinquentie, verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek en thuisloosheid. De roep vanuit de samenleving om oplossingen te vinden voor het groeiende gevoel van onveiligheid wordt sterker. De tolerantie voor afwijkend gedrag neemt af, uitsluiting en stigmatisering nemen toe. Steeds meer mensen met een psychische handicap voelen zich niet meer welkom. Burgers voelen zich onveilig. Ze worden meer geconfronteerd met agressie en ergeren zich aan overlast en verwaarlozing. De meeste mensen weten weinig of niets over psychiatrie en zijn slecht geïnformeerd over psychiatrische problemen. Ze reageren afwijzend en stigmatiserend. De onbekend en onwetendheid hebben tot gevolg dat de GGZ vaak met overlast en onveiligheid wordt geassocieerd. 5.1.10. Mensen met gerechtelijke én psychiatrische problemen Sinds de zaak Dutroux heerst er in ons land onvrede over het functioneren van het justitiële apparaat. Ondanks een aantal hervormingen (bv. in verband met slachtofferbejegening) blijft o.a. de zorgverlening aan gedetineerden met psychische problemen ondermaats. Er is nauwelijks psychologische begeleiding voor deze mensen. Toch is bekend dat er binnen de gevangenismuren een gigantisch probleem is in zake druggebruik en depressie. Wat betreft de geïnterneerden is de situatie nog schrijnender: behalve enkele pilootprojecten voor forensisch psychiatrie
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
31
en vele beleidsintenties is er voor hen geen structureel uitgebouwde zorg. Op dit moment verblijven er ongeveer 450 geïnterneerden in de gevangenis zonder enige vorm van behandeling. Deze doelgroep is politiek geen prioriteit.
5.2. Aanzetten tot antwoorden vanuit de GGZ Hieronder doen we een poging tot het formuleren van aanzetten tot antwoorden vanuit de GGZ op de tien hierboven vermelde tendensen. Sommige van deze antwoorden impliceren tevens beleidskeuzes die invloed hebben op elk afzonderlijk CGG en dus ook op dat van de regio Mechelen. We beogen hierbij geen volledigheid. De GGZ heeft uiteraard geen sluitend antwoord op de problemen die voortvloeien uit de genoemde maatschappelijke ontwikkelingen. Ze kan enkel binnen de grenzen van haar mogelijkheden en beperkingen een gedeeltelijke bijdrage leveren tot een oplossing. 5.2.1. Individualisering Mensen die worden geconfronteerd met psychische problemen wensen aangepaste zorg op korte termijn. Zeker bij ernstige problemen dreigen Isolatie en vereenzaming (o.a. angst voor stigmatisering) toe te slaan indien ze deze zorg niet krijgen. De vlotte toegankelijkheid van de GGZ, zonder al te veel tussenstappen of administratieve formaliteiten is daarom noodzakelijk. De toegankelijkheid voor patiënten kan worden vergroot door een betere spreiding van het bestaande ambulante en (semi-) residentiële zorgaanbod. De trend naar individualisering kan gedeeltelijk worden gecompenseerd door bij te dragen tot een herstel van het sociaal weefsel. Meer aandacht zou moeten uitgaan naar het creëren van ontmoetingsplaatsen voor mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen die kwetsbaar zijn voor vereenzaming. De werking van een dagactiviteitencentrum en de activering van mensen tot werk en vorming kunnen zeker bijdragen tot het doorbreken van het sociaal isolement. Vaak zijn ook meer intrusieve interventies (zoals psychiatrische thuiszorg of outreaching) nodig om individuen of gezinnen te bereiken die worstelen met psychische stoornissen. Vanuit preventief oogpunt is het wenselijk in scholen meer aandacht te besteden aan programma’ s voor relatie-ontwikkeling (zoals b.v. leefsleutels) en ter bestrijding van sociale uitsluiting en stigmatisering. 5.2.2. Marktwerking Naast een toename in de zorgvraag merken we ook een toenemende privatisering van de psychotherapie. Het aantal zelfstandig gevestigden in de GGZ stijgt: voornamelijk psychologen en psychotherapeuten en in mindere mate ook psychiaters. In het verlengde van de initiatieven van de mutualiteiten om zelfstandig uitgevoerde psychotherapie terug te betalen zouden de CGG’ s kunnen werken aan een akkoord met de mutualiteiten (liefst inter-mutualistisch) om het psychotherapieaanbod in de CGG’ s betaalbaar te houden en wachtlijsten te vermijden. De CGG’ s zouden bovendien kunnen overwegen akkoorden te sluiten met bedrijven om een eigen aanbod te ontwikkelen voor werknemers met psychische stoornissen. Of gaan ze er bij voorbaat van uit dat dit lucratieve marktsegment en deze doelgroep het exclusieve terrein is van de privé-sector? Alle geldmiddelen alleen van de
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
32
overheid blijven verwachten is een onrealistische houding. Als de CGG’ s niet van de psychotherapiemarkt willen worden gespeeld, zullen ze grensverleggende initiatieven moeten nemen. 5.2.3. Kostenstijging Terwijl in ons land een wettelijke regeling tot terugbetaling van psychotherapie nog moet worden uitgewerkt, wordt in Nederland de bestaande regeling hiervoor drastisch teruggeschroefd. Ook onze overheid zal echter onvermijdelijk een billijke regeling moeten vinden voor de (gedeeltelijke) terugbetaling van de psychotherapie via de ziekteverzekering. Recent werden enkele belangrijke initiatieven genomen door bijna alle mutualiteiten. De acties van de mutualiteiten zijn tegelijk moedig en teleurstellend te noemen. Moedig omdat ze hiermee opkomen voor de patiëntenbelangen. Maar ook teleurstellend omdat ze weinig opleidings- en kwaliteitsvoorwaarden stellen en omdat de verloning onredelijk laag is voor een zelfstandige werkende psychotherapeut. Onderhandelingen met beroepsverenigingen hebben reeds geleid tot een beperkte bijsturing. Ook vanuit de GGZ dient te worden geïnvesteerd in intensere samenwerking met huisartsen en eerstelijnsdiensten. De psychiatrische thuiszorg biedt heel wat kansen daartoe. Maar de communicatie met huisartsen moet ook op andere vlakken worden verbeterd. Meer wetenschappelijk onderzoek in de GGZ is wenselijk o.a. om de effectiviteit van behandelprogramma’ s te bepalen. In dat verband moet ook gedacht worden aan een koppeling tussen wetenschappelijk onderzoek en opdrachten die worden uitgevoerd in het kader van het kwaliteitsdecreet. 5.2.4. Professionalisering De professionalisering van de zorgverling komt op verschillende manieren tot uiting, o.a. in een groot aantal specialisaties. Begin 2002 werd de kinderpsychiatrie erkend als een afzonderlijk specialisme. Nog recenter werd aan de minister van Volksgezondheid door de gezondheidszorgsector (NRZV, 2003) expliciet geadviseerd de ziekenhuispsycholoog een eigen statuut te geven. Sinds enkele jaren worden pogingen ondernomen om de klinisch psycholoog, seksuoloog en orthopedagoog wettelijk te erkennen als gezondheidszorgberoep. Bovendien wordt geijverd voor de wettelijke erkenning van de psychotherapie als specialisme van o.a. deze beroepen. Niet alleen patiënten hebben belang bij deze regelingen die de kwaliteit van zorg kunnen garanderen. Ook de GGZ-sector zouden deze kwaliteitsbewaking expliciet moeten ondersteunen. Zo zouden ze bv. inzake psychotherapie-opleiding duidelijkere kwaliteitseisen kunnen stellen bij de aanwerving van nieuw personeel en bij verwijzingen naar privé-werkenden. De professionalisering gaat gepaard met een differentiëring in het werk van de professional. Er ontstaat ruimte om zich inhoudelijk te specialiseren. Toch stelt zich de vraag of de medewerkers in de klinische praktijk de verzorgende en begeleidende werkzaamheden interessant genoeg blijven vinden. Vaak gaat het immers om vlakke loopbanen. De van oudsher top-down aansturing van de GGZ is steeds minder adequaat. Het management van de GGZ zal vertrouwen winnen door binnen horizontale kaders de professional voldoende ruimte te bieden voor de eigen professionele invulling. Hierdoor krijgt het engagement van professionals een goede voedingsbodem om in de zorg te (blijven) werken. De autonomie van de professional kan dan tot zijn recht komen. Bureaucratisering moet voorkomen worden.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
33
Professionals streven naar verbetering van de kwaliteit van de verleende zorg. Dit uit zich in de ontwikkeling van standaarden en richtlijnen voor behandelingen en het streven naar evidence-based handelen. Dit is enerzijds een stimulans voor de professional om zijn kennis op niveau te houden. Anderzijds associëren veel hulpverleners professionalisering door protocollering en standaardisering vaak met bureaucratisering. Het moeten leveren van geobjectiveerd maatwerk, wringt met de wens ruimte te hebben voor subjectievere aspecten. Toch ontwikkelt er zich ook een beweging die meer rekening houdt met de waardebeleving in de zorg (Cools, 2003). 5.2.5. Allochtonen Uit onderzoek blijkt (De Jong e.a., 1999) dat allochtonen niet meer psychische problemen vertonen dan autochtonen. Factoren zoals armoede, werkloosheid of sociale uitsluiting maken dat allochtonen wel vaker dan autochtonen een risicogroep vormen. Als ze lijden aan psychische problemen zullen ze, meer dan autochtonen, eerder een huisarts of een eerstelijnsdienst consulteren dan een gespecialiseerde dienst of hulpverlener. Een categoriale GGZ voor allochtonen is niet wenselijk, maar een groter aantal allochtone hulpverleners zou zeker bijdragen tot de kwaliteit van de zorg voor deze mensen. Ondertussen worden inspanningen ondernomen via interculturele bemiddeling en tolken. De specifieke zorgvragen van vluchtelingen vergen extra middelen die misschien kunnen bekomen worden bekomen door samenwerkingsverbanden te sluiten met Fedasil en het Rode Kruis. 5.2.6. Arbeidsgerelateerde problemen, depressie en zelfmoord Verschillende maatschappelijke factoren liggen aan de basis van de toename van deze problemen. De toenemende werkstress kan gedeeltelijk preventief worden verholpen door gepaste beleidsbeslissingen (op niveau van de overheden en van directies) in verband met werkregelingen en arbeidscultuur. De GGZ kan slechts een gedeeltelijk antwoord bieden. Haar sterke troeven zijn ongetwijfeld de specialisatie en multidisciplinariteit in de psychologische diagnostiek, indicatiestelling en behandeling. Het is een meerwaarde die een CGG kan bieden in de samenwerking met actoren uit de eerstelijn (zoals huisartsen en scholen). Naast het curatieve aanbod moet ook vanuit de GGZ vooral worden gezocht naar preventieve acties (o.a. vroegdetectie van depressie en zelfmoord). Het probleem van de toenemende problemen bij 55-plussers (o.a. veel geneesmiddelengebruik) vergt een aangepaste benadering. Deze moet aansluiten bij de gewijzigde waardebeleving van deze mensen (ten gevolge van het uitzicht op of de confrontatie met einde loopbaan, pensionering, …) en het gewijzigde levenspatroon dat daaruit voortvloeit. 5.2.7. Vergrijzing De vraag naar betaalbare GGZ voor ouderen zal relatief toenemen en dit alleen al omwille van de stijging van hun absoluut aantal. Er werden reeds vele beleidsadviezen geformuleerd (FDGG, 2000; Nassen, 2004) maar de praktijk van de (ambulante) GGZ voor ouderen staat nog in de kinderschoenen en blijft erg beperkt. Een factor waarmee zeker rekening moet worden gehouden is dat de huidige generatie ouderen niet is opgegroeid in een ‘ psy’ -cultuur van verwoording en professionele hulpverlening. Pas op middelbare leeftijd werden ze geconfronteerd met ‘ moderne woorden’als stress, depressie of identiteitscrisis. Niet dat er vroeger geen stress of depressie bestonden. Ze werden vaak gewoon niet herkend, niet als zo danig benoemd en men had andere manieren om er mee om te gaan. Religie en religieuzen waren (en zijn nog voor sommigen) een belangrijke steun bij
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
34
psychologische problemen. Terwijl men nu in psychotherapie gaat omwille van een depressie, kreeg men vroeger soms het advies om meer te bidden of nog harder te werken om het verdriet te verwerken. Stilaan mogen we echter een nieuwe generatie ouderen verwachten die wel opgegroeid zijn in een psy-cultuur en wel een zorgaanbod verwachten van de professionele GGZ. (Men kan de evoluerende nood aan psychologische hulp gedeeltelijk vergelijken met de nood aan plastische chirurgie.) 5.2.8. Informatisering en computertechnologie Elk CGG moet zich zo goed mogelijk uitrusten qua informatica. De elektronische dossiervorming die in de ziekenhuissector reeds volop zijn intrede heeft gedaan, kan ook op vrij korte tijd in de CGG’ s worden verwacht. Een goed communicatiebeleid veronderstelt dat men ook gebruik maakt van de nieuwe informatica mogelijkheden. Zo zou elk CGG moeten beschikken over een goed uitgebouwde eigen website waarop patiënten en verwijzers rechtstreeks alle nuttige informatie over het zorgaanbod kunnen vinden (Dorst & Schippers, 2004). Bovendien is het wenselijk de websites van de regionale actoren in de GGZ met elkaar te verbinden. In de regio Mechelen werd daartoe reeds een aanzet gegeven met www.psymeld.net waarop men permanent een overzicht vindt van de beschikbare crisisbedden. Psychotherapie via internet lijkt ons geen opdracht voor een afzonderlijk CGG. Beter zou zijn dat er naast de bestaande commerciële initiatieven op Vlaams niveau één initiatief werd genomen vanuit de koepels van CGG (zie www.teleonthaal.be op de eerste lijn) i.s.m. met één of meerdere universiteiten die hier van bij de start een wetenschappelijk onderzoek aan kunnen koppelen (zoals het Nederlandse initiatief: www.intherapie.nl ). 5.2.9. Mensen met ernstige en langdurige psychische problemen In Nederland werd resoluut gekozen om de acute GGZ te onderscheiden van de rehabiliterende zorg voor mensen met chronische problemen door de eerste te beschouwen als een onderdeel van de algemene gezondheidszorg en de tweede toe te voegen aan de welzijnszorg. In België is deze keuze nagenoeg onbespreekbaar omwille van onze complexe staatsstructuur waarbij deze bevoegdheden verdeeld liggen over zowel het federale- als het gemeenschapsniveau. Los van de discussie of de Nederlandse keuze de meest adequate is, stellen we vast dat zelfs die zaken waarover een Waals-Vlaamse consensus bestaat (zoals blijkt uit de gemeenschappelijke verklaring van 24 juni 2002 van de Ministers bevoegd voor Volksgezondheid inzake netwerkontwikkeling) niet kunnen worden gerealiseerd precies omwille van onze complexe federale staatsstructuur. Concreet heeft dit gevolgen voor de continuïteit van de zorg voor de patiënt, die onvoldoende wordt gegarandeerd. Om goede zorg te blijven leveren, via preventie, behandeling, rehabilitatie en gelijkwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving, is samenwerking met andere partijen op de grensvlakken van de GGZ vereist (wonen, zorg, welzijn, educatie, veiligheid). Deze vermaatschappelijking van de zorg staat echter nog in de kinderschoenen.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
35
5.2.10. Mensen met gerechtelijke én psychiatrische problemen Zoals na de tweede wereldoorlog heel de sector psychiatrie werd overgeheveld van justitie naar volksgezondheid, zo stellen we ook nu een verschuiving vast, waarbij de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor forensische patiënten geleidelijk aan verschuift van een zuiver justitiële bevoegdheid naar een gedeelde verantwoordelijkheid van justitie én volksgezondheid (NRZV, 2004). Ook de centra voor geestelijke gezondheidszorg zullen in de komende jaren op dit vlak hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Zonder extra financiële middelen kan de sector GGZ echter weinig ondernemen. Vanuit de ambulante GGZ zal het aanbod daarom voorlopig beperkt blijven tot wat via enkele convenanten voor daderhulp wordt gefinancierd.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
36
6. Aanbevelingen voor het CGG Regio Mechelen Op basis van het voorgaande proberen we enkele concrete aanbevelingen te formuleren voor het CGG Regio Mechelen. We onderscheiden inhoudelijke en organisatorische voorstellen. Voor de inhoudelijke aanbevelingen volgen we de indeling in doelgroepen die we ook hanteerden in de hoofdstukken over zorgvraag (3) en zorgaanbod (4).
6.1. Inhoudelijk 6.1.1. Versterking van het aanbod voor kinderen en jongeren - In het Provinciaal Plan voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie Antwerpen (Deboutte, 2001) werd gepleit voor een spreiding van het aanbod door te streven naar vier multifunctionele centra in de provincie Antwerpen, namelijk in het Zuiden en het Noorden van de stad Antwerpen, in de regio Turnhout en in de regio Mechelen. De spreiding in en rond de stad Antwerpen werd gedeeltelijk gerealiseerd door het residentiële en poliklinische aanbod vanuit Stuivenberg en het Paola-ziekenhuis. Door de nieuwe kinderpsychiatrische afdeling in Geel werd ook een aanbod in de regio Turnhout gecreëerd. De regio Mechelen blijft een blinde vlek. - De behoefte aan een minimaal residentieel aanbod voor kinder- en jeugdpsychiatrie in de regio Mechelen wordt reeds lang gesignaleerd. De afwezigheid ervan zet een zeer grote druk op de ambulante GGZ die vaak wordt geconfronteerd met kinderen en jongeren die lijden aan zeer ernstige en complexe problemen. De kansen op realisatie van een residentieel aanbod op korte termijn en volgens de gewone regelgeving zijn gering, maar niet onbestaande. Met steun van GGALIMERO, zouden vanuit de residentiële sector creatieve voorstellen kunnen worden geformuleerd. We zien minstens twee mogelijkheden. Gezien het relatieve overaanbod aan PAAZbedden in de regio zou men bij de overheid kunnen bepleiten om één van deze afdelingen om te vormen tot een K-afdeling binnen een algemeen ziekenhuis (zoals in Gasthuisberg te Leuven of in de nieuwe K-afdeling te Genk). Een andere mogelijkheid is het inruilen van bedden pediatrie waarvan bekend is dat de bezettingsgraad (zoals trouwens in heel Vlaanderen) erg laag is. Deze denkpiste van omruiling van bedden is realistisch. Dat leert althans de ervaring met de recente uitbreidingen in de kinderpsychiatrie (Geel, Brussel en Antwerpen). Uitzonderlijk werd buiten de wettelijk vastgelegde reconversieperiodes en volgens andere dan de gebruikelijke reconversieregels, telkens één (goedkoop) bed geruild voor een duurder kinderpsychiatrisch bed. - In afwachting van enig residentieel aanbod in de regio is het noodzakelijk om van de zwakte in onze regio een sterkte te maken door prioritair te investeren in het ambulante zorgaanbod. Hierbij moet zeker rekening gehouden worden met de ontwikkelingen die zich momenteel voordoen in de uitbouw van de Integrale Jeugdhulpverlening (Krols, 2004). Het CCG moet zich daarin goed profileren als multidisciplinair expertisecentrum op de tweede lijn. Naast het uitbreiden van de consultatiemogelijkheden moet ook worden gedacht aan mogelijkheden tot outreaching (zorg voor kinderen en jongeren aan huis in de gezinscontext). Hiermee wordt momenteel in elke provincie geëxperimenteerd via pilootprojecten. Dit vergt uiteraard extra middelen of het anders inzetten van bestaand personeel.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
37
- Dank zij subsidies van de stad Mechelen startte in augustus 2004 een PROS– project (PRobleemjongeren Op School) waardoor het equivalent van één voltijdse functie kon worden aangeworven. Het moet mogelijk zijn om naast de stedelijke subsidie nog andere subsidiekanalen aan te boren. Het is immers opvallend dat in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord9 precies deze doelgroep van probleemjongeren op school expliciet wordt genoemd als een risicogroep waarvoor extra inspanning moet worden geleverd. - Versterking van het ambulante GGZ-aanbod voor kinderen en jongeren is ook mogelijk door de krachten te bundelen en veel intenser samen te werken met de twee bestaande RIZIV-conventies uit de regio: de Vijfhoek (NOK) te Mechelen en Ter Linde (PSY) te Bornem. Ook kan men overwegen bij het RIZIV een uitbreiding van de conventies te vragen. Concreet kan op dit moment (en nog tot 1 november 2004) bij het RIZIV een aanvraag worden ingediend voor het oprichten van een referentiecentrum voor autismespectrumstoornissen (zie www.riziv.be). - In de samenwerking met de zelfstandige gevestigden kunnen afspraken worden gemaakt over taakverdeling en verwijzingen. Het CGG kan hierin zijn troeven als multi-disciplinair expertisecentrum ten volle uitspelen. Het zou een dispatchingfunctie kunnen vervullen en op basis van indicatiestelling gericht kunnen verwijzen naar competente interne of externe hulpverleners. 6.1.2. Een meer geïntegreerd volwassenen- en ouderenteam - De fusie van de drie vroegere centra tot het huidige CGG Regio Mechelen had grote implicaties voor de werking en werd op vele vlakken reeds gerealiseerd. Toch is een verdere integratie van de volwassenenteams wenselijk, rekening houdend met de eigenheid van elke vestigingsplaats. Zo werken de volwassenenteams van de drie vestigingen nu nog erg onafhankelijk van elkaar. Dit is gedeeltelijk goed (een volledige samensmelting is immers niet wenselijk), maar toch zouden een aantal aspecten van de werking beter op elkaar kunnen worden afgestemd en kan er op een aantal vlakken intenser worden samengewerkt, bijvoorbeeld inzake het instroombeleid. Zoals hoger aangegeven lijkt het ons niet wenselijk een afzonderlijke werking uit te bouwen voor allochtonen of vluchtelingen (tenzij hiervoor extra middelen worden bekomen). - Op korte termijn is het niet mogelijk te voorzien in een volwaardig team voor de doelgroep ouderen. De werking wordt hoofdzakelijk geïntegreerd in die van de volwassenen. De twee personeelsleden van de vestiging in Lier hebben echter de opdracht geleidelijk aan te werken aan de uitbouw van een afzonderlijk en volwaardig team. Veel hangt af van de extra financiering vanwege de overheid. Toch kan ondertussen verder worden gezocht naar alternatieve financieringsbronnen door
9
In het vijfde hoofdstuk (over onderwijs) van het regeerakkoord (Vlaamse Regering, 2004) lezen we: “ Schoolmoeheid: De problematiek van schoolmoeheid, spijbelen en gedrag waarmee scholen moeilijk overweg kunnen, heeft vele facetten en vergt een globale aanpak om de betrokken jongeren en hun ouders te helpen en nieuwe kansen te bieden.Voor 30 juni 2005 evalueren we het beleid met betrekking tot het spijbelen. We bekijken inzonderheid de effectiviteit van de verschillende verbetertrajecten terzake. Daarbij onderzoeken we hoe scholen en ouders hun verantwoordelijkheid ten volle kunnen opnemen m.b.t. spijbelproblematiek. …Tevens maken we afspraken met het parket om hardnekkig spijbelgedrag consequent aan te pakken.”
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
38
overeenkomsten af te sluiten met externe partners, zoals nu het OCMW van Lint. Bij de uitbouw kan o.a. gedacht worden aan samenwerking met de psychiatrische thuiszorg om via een ambulante mobiele equipe gespecialiseerde hulp aan huis of in een voorziening (rusthuis) te bieden. Ervaring uit het verleden heeft geleerd dat ook voor de doelgroep van ouderen een goede samenwerking met huisartsen zeer belangrijk is. Zo blijken zij onder andere zeer geïnteresseerd te zijn in het diagnostische onderzoek dat differentieert tussen dementie en depressie. Dit is een type van psychologisch onderzoek dat betrouwbaar is en vrij gemakkelijk kan worden uitgevoerd. Voor de huisarts geeft het naast de somatisch-neurologische onderzoeken aanvullende informatie die zeer nuttig is voor de behandeling van oudere patiënten met een diffuus ziektebeeld. 6.1.3. Een geïntegreerd rehabilitatieprogramma voor mensen met ernstige en langdurige psychische problemen - Het CGG dient in het gehele rehabilitatieaanbod de adequate ambulante begeleidingen en behandelingen te garanderen. Het gewijzigde patiëntenprofiel kan bovendien leiden tot een aanpassing van het zorgaanbod: zo is bijvoorbeeld de recente keuze van het volwassenenteam van de vestiging in Mechelen voor psychiatrische consultaties op afspraak i.p.v. het systeem van vrije consultaties een verbetering. Verder is voor deze doelgroep, de samenwerking met en de ondersteuning van de psychiatrische thuiszorg een prioriteit. - Uit een recente gemeenschappelijke verklaring van de ministers van volksgezondheid (BS, 2004) blijkt dat de overheid de doelgroep van patiënten met chronische en complexe problematiek uitdrukkelijk wil ondersteunen “ daar de kans dat bij deze patiënten de continuïteit van zorg in het gedrang komt en bijgevolg de nood aan zorgcircuits en netwerken bij hen het grootst is.”(BS, 2004). De Ministers van Volksgezondheid spreken verder de intentie uit om in 2005 te starten met pilootprojecten. Het is belangrijk dat het CGG deze ontwikkelingen van nabij opvolgt. - Zoals in 4.3.3. werd aangegeven zou het bestaande regionale rehabilitatie-aanbod kunnen worden geoptimaliseerd door een volledig zorgprogramma uit te werken voor deze doelgroep. We formuleerden een voorstel om het rehabilitatie-aanbod te groeperen in vier pijlers: 1. Activering: met inbegrip van arbeidsrehabilitatie, ontmoeting, ontspanning, vorming,.. 2. Ambulante zorg: die Psychiatrische Thuiszorg en Beschut Wonen omvat; 3. (Semi)-residentiële zorg: die zowel de crisis-, de deeltijdse (dag of nacht) en de voltijdse behandeling en verzorging inhoudt; 4. Lotgenotenwerking voor patiënten, hun families en vrienden. Door binnen deze vier pijlers intenser samen te werken en de werkingen op mekaar af te stemmen kan men geleidelijk aan een zorgcircuit en netwerk uitbouwen. Een echte hervorming en uitbreiding van het zorgaanbod (o.a. de invulling van lacunes vermeld in 4.2.3) hangt in grote mate af van de versoepeling van de normeringsregels door de overheid waardoor budgetten voor ziekenhuisbedden op een andere wijze kunnen worden ingezet. De beslissing om de twee initiatieven beschut wonen (Mechelen en Duffel) in 2006 te doen fusioneren is alvast een stap in de goede richting.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
39
- In het kader van de “ vermaatschappelijking van de zorg”zou men nog verder kunnen gaan en ernaar streven het volledige zorgaanbod inzake wonen, werken, vrije tijd nog meer te integreren in en af te stemmen op de samenleving. Daartoe zal men via het “ kwartier-maken”(d.w.z. de sociale inclusie van psychiatrie patiënten) moeten zoeken naar partners in de samenleving die mee willen werken aan een grotere sociale inclusie van psychiatrische patiënten. 6.1.4. Een geïntegreerd en globaal preventieprogramma Een sterkere integratie de huidige preventieprojecten voor afzonderlijke risico’ s (drugs, alcohol, suïcide, depressie, KOPP, vroegdetectie van psychose,…) tot een algemeen preventiebeleid voor psychische problemen is wenselijk (Van der Stel, 2004). Prioritair is het ontwikkelen van een aangepaste werking voor de drie leeftijdsgroepen. Daartoe is het noodzakelijk dat de preventiewerkers goed samenwerken met en een specifieke inbreng hebben in de hulpverleningsteams voor kinderen en jongeren, volwassenen en ouderen. Naast de uitwerking van een globaal preventieprogramma, blijft uiteraard het meer projectmatig werken in functie van specifieke problemen noodzakelijk. Het preventie-aanbod voor specifieke risicogroepen zou zo veel mogelijk moeten aansluiten op de promotie van een gezonde levensstijl. In dat verband bestaat er reeds een goede samenwerking met de reginoale LOGO’ s10. Ook in de preventiesector worden steeds meer priveinitiatieven genomen en moet men zich de vraag stellen of niet meer van de opgezette vormingsprogramma’ s tegen betaling moeten worden uitgevoerd. 6.2. Organisatorisch 6.2.1. Inbedding in het grotere geheel In de inleiding (1.3.) werd gepleit voor een globale en geïntegreerde visie op de organisatie van de (ambulante) GGZ. De goede samenwerking binnen het regionaal GGALLIMERO netwerk moet daarom zeker worden verder gezet. Ook de samenwerking met partners buiten de GGZ zoals de huisartsen, de mutualiteiten, de gemeenten, de OCMW’ s … is van groot belang. Sinds kort probeert de patiëntenvereniging Uilenspiegel ook in onze regio een werking uit te bouwen. Met Similes en organisaties zoals Psylos bestaan er reeds langer beperkte vormen van samenwerking. Deze samenwerkingsverbanden en vormen van ondersteuning moeten zeker worden gecontinueerd. 6.2.2. Versterken van beleids- en ondersteunende functies in een nieuw organigram - De toename van administratieve taken weegt enorm op het hulpverlenend personeel. Ze beperkt hun tijd om de prioritaire diagnostische en therapeutische opdrachten uit te voeren. Het personeel geeft meestal voorrang aan patiënten die op de wachtlijsten staan. Daardoor blijven hun administratieve taken vaak liggen. Psychotherapeuten staan in voor de verwerking van de registratiegegevens, werken mee aan wetenschappelijk onderzoek, schrijven naast of tussen hun therapeutisch werk projectvoorstellen, activiteitenverslagen en jaarverslagen, inspringen voor het onthaal,… Het gaat er niet om dat het hulpverlenend personeel deze taken niet wil 10
LOkaal GezondheidsOverleg
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
40
opnemen. Wel leeft bij hen het gevoel dat deze druk, naast de druk van de wachtlijsten en het hulpverlenend werk, beleidsmatig wordt onderschat. Het is één van de factoren die soms zwaar wegen en kunnen leiden tot ontmoediging en burnout. Daarom pleiten we ervoor de administratieve taken zo veel mogelijk toe te wijzen aan personeelsleden die dit uitdrukkelijk tot hun prioritaire - zo mogelijk zelfs enige - opdracht krijgen. Een sterker uitgebouwde administratie leidt tot een duidelijkere taakverdeling, waardoor tijd voor diagnostisch en therapeutisch werk vrij komt: de onthaal- en permanentiefunctie kan op een meer rustige wijze worden verzekerd. Ook de personeelsadministratie en de boekhouding die steeds omvangrijker is geworden, kan mits een kleine personeelsuitbreiding worden verlicht. - Op logistiek vlak is het CGG er de laatste jaren ongetwijfeld enorm op vooruit gegaan: bv. het nieuwe gebouw Hanswijkstraat 47, het gefaseerd vernieuwen van het meubilair, de computernetwerken,... Het is wenselijk deze ontwikkeling door te zetten in de komende jaren; de investeringen dragen onrechtstreeks bij tot de werktevredenheid van het personeel en de kwaliteit van de zorg voor patiënten. We denken dan vooral aan het verbeteren van de fotocopie-faciliteiten en het zoeken naar een meer functioneel gebouw voor de vestigingen in Lier en Duffel. Omwille van de verschillende vestigingsplaatsen stellen er zich ook vaak allerlei praktische en materiële onderhoudsproblemen. Het is wenselijk dat de oplossing van deze problemen door slechts één persoon zouden worden gecoördineerd. - Door de fusie, maar ook door bijkomende aanwervingen zijn ook de personeelsadministratie en het financieel beheer als takenpakket toegenomen. Het gefusioneerde GGZ vergt heel wat bijkomend intern en extern beleidswerk. De samenwerking met andere GGZ actoren, het voorbereiden van dossiers (bv. VIPA), het schrijven van voortgangsrapporten, de personeelsadministratie, lobbywerk voor extra geldmiddelen,… Dat alles vergt eigenlijk meer dan een voltijdse directiefunctie. Het is wenselijk dat (zoals op andere grote CGG’ s) ten minste een halftijdse staf- of beleidsmedewerker wordt toegevoegd aan de directeur om deze taken te behartigen. - Samenvattend pleiten voor een nieuw organigram (zie onderstaande tabel) met daarin een duidelijkere scheiding tussen de ondersteunende en de zorgtaken. Voor de administratieve taken is het wenselijk een afzonderlijke staf samen te stellen met daarin een beleidsadviseur, een financieel verantwoordelijke, een personeelsverantwoordelijke en een verantwoordelijke voor de logistiek. Voor de zorgtaken is het wenselijk zorgcoördinatoren aan te stellen voor de leeftijdsgroepen en ook voor de rehabilitatie afhankelijk van de rol die het CCG speelt binnen het regionaal rehabilitatieprogramma.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
41
ALGEMENE VERGADERING
RAAD VAN BESTUUR DAGELIJKS BESTUUR DIRECTEUR ZORGCOÖRDINATOREN
ADVISEUR
ADMINISTRATIEVE STAF FINANCIEËL V. PERSONEEL V.
LOGISTIEK V.
KINDEREN EN JONGEREN: Mechelen, Lier, … Boom, …Heist-o/d- Berg,…
P R E V E N T I E
VOLWASSENEN: Mechelen, Lier, … Boom, …Heist-o/d- Berg,… OUDEREN: Lier, Mechelen,… Boom, …Heist-o/d- Berg,… REHABILITATIE: Mechelen, Lier, … Boom, …Heist-o/d- Berg,… Tabel. 22. Voorstel van nieuw organigram voor het CGG Regio Mechelen
6.2.3. Ondersteuning en uitbreiding van het personeel Open communicatie en betrokkenheid bij het beleid wordt door het personeel ervaren als ondersteunend. Een goede teamwerking, permanente vorming (met inbegrip van supervie en intervisie) en opleiding (waarmee men de ontwikkelingen in de sector kan volgen) zijn ook motiverend voor zorgverleners, die meer dan andere beroepen een risicogroep voor burnout vormen. In het kader van samenwerking met andere instellingen kan de mogelijkheid tot uitwisseling van personeel in functie van stageervaringen misschien meer worden benut. De toenemende werkdruk (o.a. de wachtlijsten) ligt aan de basis van de herhaalde vraag tot uitbreiding van de personeelsequipe. In onderstaande tabel merkt men een globale toename van de bevolking, met een relatieve afname van de kinderen, jongeren en volwassenen en een toename van de ouderen. Dit loutere feit voorspelt ook een gelijkmatige globale toename in de zorgvraag en rechtvaardigt minstens een gelijkmatige personeelstoename.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
42
JAAR Totale bevolking - 20 j 20 -59 j 60 j +
2000 10.239.085
2010 2020 10.529.690 (+2,8%) 10.723.828 (+1,8%)
2.419.964 (23,7%) 5.615.112 (54,8%) 2.204.009 (21,5%)
2.344.140 (22,3%) 5.681.656 (54,0%) 2.503.894 (23,7%)
2.274.612 (21,2%) 5.521.385 (51,5%) 2.927.858 (27,3%)
Tabel 23. Prognose voor de Belgische bevolking per leeftijdsgroep (bron:NIS)
Wat dit betekent voor de regio Mechelen kan men afleiden uit onderstaande tabel, waarin we gemakkelijkheids halve uitgaan van 400.000 inwoners in het jaar 2000 (wat een lichte onderschatting impliceert).
JAAR Totale Bevolking - 20 j 20 -64 j 60 j +
2000 400.000
2010 411.200
2020 418.602
94.800 219.200 86.000
91.698 222.048 97.454
88.744 215.580 114.278
Tabel 24. Prognose voor de bevolking van de regio Mechelen per leeftijdsgroep.
De ideale personeelsbezetting is moeilijk te bepalen. Artikel 28 van het Decreet op de Geestelijke Gezondheidszorg werd nog niet uitgevoerd zodat we niet beschikken over wettelijke programmatienormen. Het enige vergelijkingspunt dat we hebben is de personeelsbezetting van de Nederlandse RIAGG’ s11 in 1994. Hoewel niet meer zo recent (dus te laag ingeschat) en ook in Nederland als onvoldoende ervaren, nemen we deze RIAGG-cijfers voorlopig toch als wenselijke norm voor de Vlaamse CGG: een totaal van 35 VTE personeelsleden op 100.000 inwoners, waarvan 25,26 VTE hulpverleners en 9,74 VTE administratieve krachten (VVI, 2001). Voor het preventiewerk beschikken we in Vlaanderen (VAD, 2004) wel over een onderbouwde wenselijke norm van 1 preventiewerker per 100.000 inzake alcohol en drugs. Het lijkt wenselijk eenzelfde norm te voorzien voor al het preventiewerk naast de alcohol en drugproblematiek. Bij toepassing van deze RIAGG- en VAD-normen op het CGG Regio Mechelen werd uitgegaan van 400.000 inwoners. De aanwezige of wenselijk personeelsbezetting werd tevens verdeeld over preventie en curatie (per leeftijdsgroep).
11
Regionaal Instituut voor Geestelijke Gezondheidszorg: Vergelijking met recentere Nederlandse cijfers is quasi onmogelijk omwille van het grote aantal fusies sinds midden de jaren negentig waarbij RIAGG’ s werden opgenomen in grotere GGZ organisaties (die o.a. ook beschut wonen en psychiatrische ziekenhuizen omvatten). In overzichten geeft men personeelscijfers voor deze grotere organisaties en daarnaast voor de steeds kleiner wordende groep van zelfstandige (lees: nog niet gefusioneerde) RIAGG’ s.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
43
VTE in het CGG Totaal Curatief: - 20 j Curatief: 20 -64 j Curatief: 60 j + Preventief Administratie
Aanwezig 2000 25,16 9,24 10,84 0,83 1 3,25
2004 31,93 (23%) 10,93 (53%) 11,31 (23%) 1,16 (5%) 1,5 (19%) 7,03 (18%)
Wenselijk 140 20,75 50,24 22,05 8 38,96
Tabel 25. Aanwezige en op basis van RIAGG- en VAD-normen wenselijke VTE in het CGG.
Op vijf jaar tijd (van 2000 tot 2004) merken we een positieve evolutie: toename van het totaal aantal personeelsleden met 27 %. Uitgaande van de bezetting in 2004 merken we echter dat er vier tot vijf maal meer personeel wenselijk is dan wat nu (23%) beschikbaar is. De schaarste is het grootst (5%) in het aantal zorgverleners voor de ouderen. Dit cijfer moet echter om twee redenen worden gerelativeerd. Ten eerste omdat het slechts het aantal hulpverleners weerspiegelt dat exclusief voor de ouderen werkt; in de praktijk worden ouderen ook behandeld door zorgverleners uit de volwassenenteams. Ten tweede omdat, ondanks de verwachte toename van het aantal ouderen in de komende jaren (zie 5.2.7), de evolutie van de zorgvraag niet noodzakelijk in de zelfde mate zal toenemen, integendeel (zie 3.4: afname met 6,6 % over een periode van 12 jaar in Nederland). Vanuit preventief oogpunt belangrijker, is dat het CGG Regio Mechelen voor de kinderen en jongeren slechts over de helft van het noodzakelijke personeel beschikt. Hoewel op lange termijn het aantal jongeren in de bevolking zal afnemen, moet men toch rekening houden met een verwachte toename in het aantal zorgvragen (zie 3.4: toename van 6, 3 % over een periode van 12 jaar in Nederland). Voor preventie en administratie is vijf maal meer personeel gewenst. 6.2.4. Spreiding van het zorgaanbod - Op basis van de argumenten uiteengezet in 2.3 pleiten we voor een aanpassing van het huidige werkingsgebied aan de door de overheid opgelegde omschrijving van de zorgregio’ s. Op het gepaste moment zou het CGG Regio Mechelen aan de Vlaamse overheid kunnen vragen om het huidige werkingsgebied aan te passen. Dit impliceert de uitbreiding van het huidige werkingsgebied met enkele gemeenten uit vier zorgregio’ s (Mechelen, Lier, Boom en Heist-op-den-Berg) en het loskoppelen van de gemeenten Lint en Kontich die behoren tot de zorgregio Mortsel. Hiermee wordt de logica van het decreet op de zorgregio’ s beter gevolgd. Ondertussen kan er door de raad van bestuur naar worden gestreefd om op een strategische en in de tijd gefaseerde wijze in elke van de vier betreffende zorgregio’ s één vestigingsplaats uit te bouwen. - De vestiging te Mechelen werd in 2001 fors uitgebreid qua aantal lokalen. Het hoofdgebouw (Hanswijkstraat 48) omvat 1 bureauruimte, 1 keuken, 1 vergaderzaal, 2 wachtzalen en 13 therapielokalen. Met de aankoop van de Hanswijkstraat 47 in 2001 kwamen er meteen 1 wachtzaal, één vergaderzaal en 6 therapielokalen bij. De kwaliteit van al deze lokalen is goed tot zeer goed. Terwijl het aangekochte bijgebouw eigendom is van het CGG, is het hoofdgebouw eigendom van het OCMW van wie het CGG dit gebouw huurt tegen een relatief voordelige prijs. Op (middel)lange termijn is dit echter een onzekere factor.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
44
- Op middellange termijn is het wenselijk de vestigingen te Duffel en Lier samen te voegen in één vestiging te Lier. De keuze tot samenvoegen in één locatie te Lier werd in 2.3 beargumenteerd vanuit de optie om één vestiging te voorzien per zorgregio, met name in die gemeente waarin zich ook de meeste geestelijke gezondheidsproblemen voordoen. Het huidige gebouw in Lier is daarvoor te klein en te onpraktisch. Om te kunnen werken in een meer functioneel gebouw wordt nieuwbouw voorgesteld. Zoals aangegeven in de inleiding impliceert de uitwerking hiervan o.a. op korte termijn het opstellen van een gedetailleerd financieel-technisch plan voor het VIPA. - De antennepost te Boom zou op korte termijn verder moeten worden uitgebouwd tot een volwaardige vestiging. In de voorbije twee jaren werkten er een psycholoog (4u/week) en een maatschappelijk werkster (4u/week) voor de doelgroep kinderen en jongeren. In de laatste zes maanden engageerden zich een psychiater (4u/week) en een psycholoog (4u/week) voor de doelgroep volwassenen en ouderen. Opvallend is dat de aanmeldingen in deze periodes vooral erg zware en complexe sociaalpsychiatrische problemen betreffen. De verwijzingen komen voornamelijk op vraag van het plaatselijke CAW dat in hetzelfde gebouw is gevestigd. Het IMSIR stelt ons lokalen ter beschikking. De goede samenwerking met het IMSIR doet ons hopen dat ook in de toekomst kan worden gebruik gemaakt van deze uitstekende locatie. Vooral omwille van de gemakkelijke toegankelijkheid voor de bewoners uit de Rupelstreek pleiten we voor de duidelijke uitbouw van een volwaardige vestiging in Boom. Dit impliceert een ambitieuze investering in personeel. In overleg met de verantwoordelijken van het IMSIR zou de raad van bestuur ervoor moeten opteren zo spoedig mogelijk twee volledige teams (één voor kinderen en jongeren en één voor volwassenen en ouderen) in Boom te installeren. Deze teams hoeven niet noodzakelijk van bij het begin uit voltijdse functies te bestaan. Om dit op korte termijn te realiseren kan in eerste instantie aan het bestaande personeel worden gevraagd wie bereid is van werklocatie te veranderen. Bovendien kan men bij aanwerving van nieuw personeel prioriteit geven aan Boom. Ondertussen is het wenselijk ook de ontwikkeling van de psychiatrische thuiszorg in deze regio te ondersteunen. In dat verband wordt naar aanleiding van het IMSIR jubileum op 16 oktober 2004 over dit onderwerp een studiedag gepland. - Op middellange termijn moet ook een vestiging worden uitgebouwd in Heist-op-denBerg. Momenteel is daar slechts een zeer beperkt aanbod van GGZ. SOMEDI (www.somedi.be) - in Heist-op-den-Berg bekend als “ de polikliniek”- heeft een ruim (para)medisch aanbod. In die context werken er vier deeltijdse psychiaterspsychotherapeuten (waarvan één seksuoloog) en één deeltijdse psychologe. De psychiaters werken in principe op verwijzing van een huisarts. De raad van bestuur kan er op korte termijn voor opteren verkennende gesprekken te voeren met zowel SOMEDI als met het gemeentebestuur. In overleg kan worden bekeken op welke wijze een volwaardige vestiging kan worden uitgebouwd.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
45
Vestiging/Timing
Kort
Middellang
Lang
Mechelen
status quo
blijft OCMW verhuren?
blijft OCMW verhuren?
Lier
VIPA-dossier
bouwproject
nieuwbouw
Duffel
meehelpen aan uitbouw Boom en intensere samenwerking met Lier uitbouw vestiging
verplaatsing van team naar Boom en/of integratie met het team in Lier volwaardige vestiging
volledige overheveling naar Lier en/of Boom en sluiting volwaardige vestiging
verkennende gesprekken
uitbouw vestiging
volwaardige vestiging
Boom
Heist-o/d-Berg
Tabel 26. Lange termijn planning van vestigingen voor het CGG Regio Mechelen
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
46
7. Uitleiding: een geactualiseerde missie In het afsluitende hoofdstuk van het “ Beleidsplan 2000 van het CGG Regio Mechelen”werd de missie verwoord van het CGG voor de periode 2000–2004. Op basis daarvan en rekening houdend met de hierboven aangegeven beleidsaanbevelingen doen we hier, bij wijze van uitleiding, een voorstel tot actualisering van deze missie:
Het CGG Regio Mechelen draagt op een preventieve en curatieve wijze bij aan de geestelijke gezondheidszorg van personen, organisaties en de samenleving binnen haar werkingsgebied. De transparante, kwalitatief hoogstaande zorg voor de cliënten en het welzijn in het werk van het eigen personeel staan centraal. Als multidisciplinair expertisecentrum werkt het daartoe op een complementaire wijze samen met andere actoren van zowel binnen als buiten de gezondheidszorg.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
47
8. Bronnen: - Aelvoet, M. (2001). De psyche: mij een zorg?!. Federale beleidsnota voor geestelijke gezondheidszorg. FOD Volksgezondheid, Brussel. - Avalosse, H. (2004). Vergrijzing, gezondheidszorg en mortaliteit. CMinformatie. Juni, 21-33. - Bijl, R. e.a. (1997). Psychiatrische morbiditeit onder volwassenen in Nederland: het NEMESIS-onderzoek II. Prevalentie van psychische stoornissen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 141/50, 2543-2460. - BS (1999) Decreet betreffende de geestelijke gezondheidszorg van 18 mei 1999. Belgisch Staatsblad. - BS (2003) Decreet betreffende de indeling in zorgregio’ s en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen van 23 mei 2003. Belgisch Staatsblad van 6 juni 2003. p. 30981 –30995. - BS (2004). Amendement op de gemeenschappelijke verklaring van de ministers van volksgezondheid en sociale zaken inzake het toekomstig beleid voor de geestelijke gezondheidszorg van 24 juni 2002. Belgisch Staatsblad van 24 mei 2004. - Breda, J. & Molenberghs, G. (2002) Mogelijkheden en beperkingen van zorgstrategische planning in de geestelijke gezondheidszorg. Nietgepubliceerd onderzoeksrapport in opdracht van de Vlaamse Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen. UFSIA & LUC. - Bruffaerts, R., Bonnewyn, A., Van Oyen, H., Demarest, S. & Demyttenaere, K. (2004a). Prevalentie van mentale stoornissen in de Belgische bevolking. Tijdschrift voor Geneeskunde. 60,2,75 -85. - Bruffaerts, R., Bonnewyn, A., Van Oyen, H., Demarest, S. & Demyttenaere, K. (2004b). Zorggebruik voor mentale stoornissen in België. Tijdschrift voor Geneeskunde. 60, 11, 790 -799. - Cools, B. (2003) Kortsluiten om te ontsluiten: Stappen in de onwtikkeling naar een geïntegreerde geestelijke gezondheidszorg voor jongeren in Vlaanderen. Acta Hospitalia, 2, 59-74. - Cools, B. (2004a). Psychotherapie: een geïdealiseerd, geprotocolliseerd en geprivatseerd zorgproduct?... en andere vragen voor een maatschappelijk debat. Tijdschrift Klinische Psychologie. 34, 1, 2-5. - Cools, B. (2004b). Grenzen aan de psychiatrie? Psyche. 16,2,4-6. - CGG Regio Mechelen (2000). Beleidsplan Plan 2000. Mechelen. - CGG Regio Mechelen (2003) Jaarverslag. Mechelen. Mechelen. - Deboutte, D. (2001). Provinciaal Plan Kinder- en Jeugdpsychiatrie Antwerpen. Niet gepubliceerde tekst. Antwerpen. - De Jong, A. e.a. (1999). Handboek psychiatrische epidemiologie. Elsevier / Tijdstroom. Maarssen. - De Rick & Loosveldt (2003) De vermaatschappelijking van de GGZ. LUCAS, Leuven. - Drost, L. & Schippers, G. (2004). E-hulp in de GGZ. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid. 59,9,723-733. - Du Laign, L (2001). Bijdrage vanuit het VVI tot de hoorzitting op 3 mei en 14 juni 2001 aangaande de psychotherapeutische begeleiding van psychiatrische patiënten. VVI, Brussel. 8 p. - FDGG (2000) CGG-Beleidsplan Ouderenzorg. Federatie Diensten Geestelijke Gezondheidszorg. Gent.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
48
-
-
-
-
-
-
-
Geets, J., Vanderwaeren, E. & Timmerman, C. (2001). Integrale Jeugdzorg voor jongeren uit etnisch-culturele minderheidsgroepen met bijzondere aandacht voor buitenlandse niet-begeleide minderjarigen. Onderzoek uitgevoerd door de Onderzoeksgroep Armoede, Sociale Uitsluiting en Stad (OASES). Antwerpen: UFSIA. Goldberg, D. en Huxley, P. (1980). Mental illness in the community: the pathway to psychiatric care. London. Krols, N. (2004). Integrale jeugdhulp in operationele fase. Weliswaar. 58, 2223. LCGV (2002). Zorg van velen. Landelijke Commissie Geestelijke Volksgezondheid, Den Haag. Mos, M. & van Weeghel, J. (1999). Zorg in de samenleving. Een basisprogramma voor mensen met ernstige en langdurige psychische problemen. Trimbos-instituut, Utrecht. Nassen, E. (2004). Overzicht schema GGZ ouderen: concepten, korte inhoud & concretisering. Extra bijlage bij Hospitalia. 2. 16 p. NIS (2003) Kerncijfers. Brussel. http://statbel.fgov.be/pub/d0/p007y2003_nl.pdf NIS (2004) Bevolkingsaantallen. Brussel. http://statbel.fgov.be/downloads/pop200401com.xls NRZV (2003) De psychologische functie in het algemeen en psychiatrische ziekenhuis. Advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Permanente Werkgroep Psychiatrie. Brussel. NRZV (2004) Ontwerpadvies betreffende de forensische geestelijke gezondheidszorg. Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Permanente Werkgroep Psychiatrie. Brussel. RIVM (2002). http://www.rivm.nl/vtv/data/kompas/gezondheidstoestand/kvl/psychfunc/psychf unc_trend.htm RIZIV (2004). Jaarverslag 2003. Rijksinstituut voor ziekte en Invaliditeitsverzekering, Brussel. Tegenbos, G. (2004). Welvaartstaat blijft passief maken. De Standaard, 23 augustus. VAD (2004). Memorandum over een globaal Vlaamse alcohol- en drugbeleid. Vereniging voor Alcohol en Drugs, Brussel. Van der Stel, J. (2004). Handboek preventie. Voorkomen van psychische problematiek en bevorderen van geestelijke gezondheid. Van Gorcum, Assen. VIPA (2004). Jaarverslag 2003. Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, Brussel. Vlaamse Regering (2004). Vlaams regeerakkoord: http://www.vlaanderen.be/start/thema/overheid/vlaamse_regering/regeerakkoo rd/regeerakkoord.htm Wilken, J.P. e.a. 2003. Rehabilitatie: naar een gemeenschappelijk referentiekader. Passage: tijdschrift voor Rehabilitatie. 12, 3, 140-149. WIV (2002). Depressie: een stand van zaken in België: elementen voor een gezondheidsbeleid. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel.
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
49
9. 1. Bijlage 1
GGALIMERO Geestelijke Gezondheidszorg as LIer-MEchelen Regionaal Overleg GGALIMERO is het netwerk van alle voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg uit de regio Lier-Mechelen. Het strekt zich uit van de Rupelstreek tot Heist-op-den-Berg. Dit netwerk beoogt het verbeteren van de zorg voor mensen met ernstige psychische problemen. De toenemende geestelijke gezondheidsproblemen in onze samenleving worden er aangepakt vanuit een voorzieningsoverschrijdende samenwerking. Het letterwoord GGALIMERO verwijst met een knipoog naar het bekende kleine zwarte kuikentje met op zijn kop een halve eierdop en staat voor de vriendelijke professioneel-regionale samenwerking. Het betreffende kuikentje uit de jaren zeventig dat verongelijkt jammert: “ Zij zijn groot en ik is klein, en dat is niet eerlijk” symboliseert op een speelse wijze de “ underdog-positie” van de geestelijke gezondheidszorg in onze samenleving. GGALIMERO nam reeds verschillende initiatieven bv. voor de drughulpverlening, de kinderpsychiatrie, de herkenning van vroege psychosen, de crisisopvang, zelfmoordpreventie… De meest zichtbare initiatieven zijn wellicht het jaarlijkse symposium over een sociaal-ethisch aspect van de geestelijke gezondheidszorg en onze website (www.psymeld.net), die nog volop in opbouw is, maar nu reeds een praktisch overzicht biedt van de leegstaande bedden voor crisisopvang. Door het samenbrengen van mensen en middelen worden nieuwe regionale projecten gerealiseerd of ondersteund. Zo lopen er bijvoorbeeld sinds einde 2001 een pilootproject voor Activering en één voor Psychiatrische Thuiszorg. Beide pilootprojecten genieten de praktische steun van het regionaal netwerk GGALIMERO. Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Regio Mechelen
Psychiatrische Afdeling AZ Heilig Hart Lier
Psychiatrische Afdeling AZ Imelda Bonheiden
Psychiatrische Afdeling AZ Dodoens Mechelen
Psychiatrische Afdeling AZ Sint-Maarten campus Mechelen Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus Beschut Wonen Mechelen
ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
Psychiatrische Afdeling AZ Sint-Maarten campus Duffel Psychiatrisch Verzorgingstehuis Schorshagen Beschut Wonen Domus Duffel
50
9. 2. Bijlage 2
Ontwerp ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
51
Ontwerp ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
52
9.3. Bijlage 3
Ontwerp ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
53
10. Inhoudsopgave
1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Aanleiding Doelgroep Globale benadering Doelstelling
2. Werkingsgebied 2.1. Regio-afbakening 2.2. Bewonersaantallen 2.3. Relevante sociodemografische gegevens 3. Zorgvraag 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Kinderen en jongeren Volwassenen en ouderen Mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen Evoluties in de zorgvraag
4. Zorgaanbod 4.1. Structureel 4.2. Inhoudelijk: preventief 4.3. Inhoudelijk: curatief 4.3.1. Kinderen en jongeren 4.3.2. Volwassenen en ouderen 4.3.3. Mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen 4.3.4. SWOT-analyse van het CGG-zorgaanbod 5. Relevante maatschappelijke ontwikkelingen 5.1. Tien trends met implicaties voor de GGZ 5.1.1. Individualisering 5.1.2. Marktwerking 5.1.3. Kostenstijging 5.1.4. Professionalisering 5.1.5. Allochtonen 5.1.6. Arbeidsgerelateerde problemen, depressie en zelfmoord 5.1.7. Vergrijzing 5.1.8. Informatisering en computertechnologie 5.1.9. Mensen met ernstige en langdurige psychische problemen 5.1.10. Mensen met gerechtelijke én psychiatrische problemen
Ontwerp ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
54
5.2.
Aanzetten tot antwoorden vanuit de GGZ 5.2.1. Individualisering 5.2.2. Marktwerking 5.2.3. Kostenstijging 5.2.4. Professionalisering 5.2.5. Allochtonen 5.2.6. Arbeidsgerelateerde problemen, depressie en zelfmoord 5.2.7. Vergrijzing 5.2.8. Informatisering en computertechnologie 5.2.9. Mensen met ernstige en langdurige psychische problemen 5.2.10. Mensen met gerechtelijke én psychiatrische problemen
6. Aanbevelingen voor het CGG Regio Mechelen 6.1. Inhoudelijk 6.1.1. Versterking van het aanbod voor kinderen en jongeren 6.1.2. Een meer geïntegreerd volwassenen- en ouderenteam 6.1.3. Een geïntegreerd rehabilitatieprogramma voor mensen met ernstige en langdurige psychische problemen 6.1.4. Een geïntegreerd en globaal preventieprogramma 6.2. Organisatorisch 6.2.1. Inbedding in het grotere geheel 6.2.2. Versterken van beleids- en ondersteunende functies in een nieuw organigram 6.2.3. Ondersteuning en uitbreiding van het personeel 6.2.4. Spreiding van het zorgaanbod 7. Uitleiding: een geactualiseerde missie 8. Bronnen 9. Bijlagen 9.1. 9.2. 9.3.
GGALIMERO Overzicht van de GGZ actoren in de regio Kaart CGG Regio Mechelen
10. Inhoudsopgave
Ontwerp ZSP voor de (ambulante) GGZ in de regio Mechelen
55