Gods wet en ons leven
Boekaankondigingen
Elke zondag tien woorden
Ds. C.H. Hogendoorn is hervormd predikant te OudBeijerland en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
Waarom horen wij de Tien Geboden elke zondag? Is dat echt nodig? Stompt het niet ontzettend af steeds dezelfde woorden aan te moeten horen? En kun je de wetslezing niet eventueel vervangen door een nieuwtestamentisch vermaan?
Z
omaar een paar vragen die je hoort als het over de wet binnen de zondagse liturgie gaat. Daarom is het goed te overwegen waarom we de wetslezing in de eredienst hoog houden. Als we het hebben over de Tien Geboden binnen de liturgie raken we namelijk aan een van de meest kenmerkende aspecten van de gereformeerde (vorm van) liturgie. Vanouds spelen ze een grote en beslissende rol in de eredienst. Weliswaar met een zekere verscheidenheid wat betreft de precieze plaats binnen de liturgie, maar toch.
Volgende week schrijft ds. C.M.A. van Ekris over het eerste gebod.
4
Drie betekenissen Er zijn drie functies van de wet te onderscheiden. De eerste bedoelt de ongebondenheid van de mens te bedwingen. Dat noemen we de zogenaamde politieke of burgerlijke functie. In de tweede plaats heeft de wet een pedagogisch doel. Daarmee bedoelen we dat de wet ons aan onze zonden en schuld ontdekt, zodat we ons een zondaar voor God weten en we onze toevlucht nemen tot het bloed van Christus. Dit wordt ook wel de evangelische functie van de wet genoemd. Ten slotte is er ook de didactische functie. Dan hebben we het over de wet als een leefregel
de waarheidsvriend
van de dankbaarheid. In de zondagse eredienst valt doorgaans het accent op wat zojuist als tweede gebruik werd genoemd: de wet die ons ontdekt aan onze zonden. Niet zonder reden spreken we daarom vaak over de Tien Geboden als een spiegel, een term die Calvijn in zijn Institutie ook gebruikt. In de eredienst kan de wet echter ook als regel van de dankbaarheid worden gelezen. Dat kan bijvoorbeeld in een dienst van nabetrachting op het heilig avondmaal of op een tweede feestdag. Door de keuze van de psalm die de gemeente als een antwoord op de wetslezing zingt, wordt het gebruik zichtbaar. Reformatie De wetslezing binnen de christelijke eredienst heeft oude papieren. Of ze voorkwam in de vroegchristelijke gemeente is niet helemaal helder, maar de Reformatie gaf de wetslezing een duidelijke plek binnen de eredienst. Calvijn pleit sterk voor schuldbelijdenis en genadeverkondiging binnen de eredienst. In Straatsburg laat hij dat ook plaatsvinden. De wet speelt daar een belangrijke rol in het eerste deel van de dienst, waarbij de gemeente de wet (na schuldbelijdenis en genadeverkondiging) zingt. Later, in Genève, volgt Calvijn een iets andere orde. Calvijn kent daarin een zekere flexibiliteit. Hij laat bijvoorbeeld in Genève de Tien Geboden wel eens zingen als openingslied voor de avondmaalsdienst. Bepaalde elementen in de liturgie laat hij dus afhangen van de plaatselijke situatie. Het feit dat
bij Calvijn de gemeente de wet (uit) zingt, betekent dat de eerste functie van de wet ook wordt gehonoreerd. Immers, de gemeente zingt de geboden elkaar en de samenleving toe als een richtsnoer voor het (openbare) leven. Vandaag De aspecten van schuldbelijdenis en genadeverkondiging komen als zodanig niet expliciet in de gereformeerde liturgie van vandaag terug. Dat is in het begin in de Nederlandse kerk van de Reformatie nog wel (even) het geval. Maar de synode van Dordrecht raadt in 1574 het gebruik van openbare schuldbelijdenis en genadeverkondiging af. Ze spreekt ook uit dat de schuldbelijdenis een plek heeft in het eerste gebed en dat de preek de genadeverkondiging is. Dat is de gang en orde die we in hervormdgereformeerde gemeenten nog aantreffen. Aan het begin van de twintigste eeuw grijpt de zogenaamde Liturgische Beweging wel weer terug op de vormen die de Reformatie hierin kende. Vandaar dat er gemeenten zijn waarin deze elementen nog te vinden zijn, al zijn die vaak alweer vervangen door het zogenaamde drempelgebed en het Kyrie.
Wet heeft in eredienst grote betekenis
Volk Israël De wet of de Tien Geboden (decaloog) vinden we zowel in Exodus 20:1-17 als in Deuteronomium 5:6-21. Wie deze bijbelgedeelten nakijkt, ziet dat er een klein verschil is wat betreft de weergave van het vierde gebod. In Exodus 31:18
8 april 2010
treffen we de uitdrukking aan dat de wet op de stenen tafelen, zoals Mozes die ontving, geschreven is door ‘de vinger Gods’ (zie ook art. 3 NGB). Dat is een wonderschone uitdrukking, die iets van goddelijke zorg en aandacht aanduidt. De Tien Geboden in Gods eigen handschrift! Tegelijk bepaalt deze uitdrukking ons bij de bijzondere omstandigheid waarin deze geboden tot het volk Israël gekomen zijn: de bevrijding uit het slavenhuis van Egypte. Zo vangt de decaloog dan ook aan: ‘Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.’ Aan deze aanhef moeten we vooral niet voorbij gaan. Orthodoxe Joden zien in deze aanvangswoorden zelfs al een gebod vervat, maar dat is toch een beetje lastig vol te houden. Vast staat dat de eerste woorden het kader vormen waarin de geboden die volgen gehoord moeten worden. De wet is een oorkonde van het verbond. God geeft in Zijn genade richtlijnen om het bevrijde leven vorm en inhoud te geven. Prof.dr. J. Douma schrijft: ‘De aanhef van de Decaloog verhindert ons van de Decaloog een stel voorschriften te maken waarmee slaven worden opgedreven. Het zijn juist leefregels voor bevrijde mensen, die niet zo dwaas moeten zijn weer in de slavernij terug te vallen.’ Het Evangelie gaat in dezen voor de wet uit. Wat is het volk Israël toch rijk gezegend met Zijn getuigenissen! Andere volken hadden hier geen kennis aan. ‘Zo wou Hij met geen volken handelen.’ (Ps.147:10 ber.) De geboden staan dus, gezien de context waarin ze gegeven werden, in het teken van het dankbare en gehoorzame leven voor Gods aangezicht. Calvijn heeft, meer dan andere reformatoren, voor dit aspect van de wet oog gehad. Die plek krijgt ze ook in de Heidelbergse Catechismus (de zondagen 34-44), al functioneert ze daarbinnen ook als een tuchtmeester tot Christus (zondagen 2-6). Actualiteit Wie de wet vanuit de aanhef leert
de waarheidsvriend
verstaan, verstaat haar het diepst. Verbreekt en verbrijzelt het je hart niet te beseffen tegen zo’n goeddoend God (de Bevrijder!) te hebben gezondigd? Zoveel kwaad tegen zoveel liefde! De hoofdsom van de wet (Matth.22:37-40) steekt door tot de kern: de liefde tot God en tot de naaste. Deugt de wortel niet, dan deugt de rest ook niet (zie HC, vraag 4). Dat is pas echt ontdekkend. Daarmee is gelijk gezegd dat de positie van de wetslezing in de eredienst een onopgeefbare is. Ook al leven we als nieuwtestamentische gemeente niet meer onder het oude verbond, dan toch nog hebben we de Tien Geboden nodig om onszelf te leren kennen voor het aangezicht van God en om te horen Wie Hij is. De wet brengt ons – ook na ontvangen genade – op de plaats waar we horen en laat ons zien wie we in onszelf zijn: een doodschuldig en zondig mensenkind. Iemand die elke dag van genade leven moet. Niet gedachteloos Dat alles betekent concreet dat we maar niet klakkeloos, laat staan gedachteloos iedere zondag de Tien Geboden opdreunen of aanhoren, als was het een verplicht nummer. Laat de voorganger ook hierin aandacht besteden aan de voordracht, wellicht door de klemtoon tijdens het lezen eens te veranderen. Gíj zult niet! Of: gij zult níet. Verder kan door de keuze van de psalm na de wetslezing het accent de ene keer vallen op de ontdekkende functie van de wet en een andere keer op het doen van de geboden uit dankbaarheid. Omdat we in de gereformeerde liturgie geen aparte schuldbelijdenis en genadeverkondiging kennen, is het belangrijk dat de verwoording van wie we zijn voor de HEERE plaatsvindt in het eerste gebed. Het accent op verootmoediging en schuld kan niet worden gemist. Bovendien is de wetslezing binnen de christelijke eredienst teken van onze verbondenheid met Israël.
C.H. Hogendoorn
Ds. J. Belder (red.) Hebt elkander hartelijk lief. Uitg. Groen, Heerenveen; 424 blz.; € 22,50. Mooi uitgevoerd dagboek met hervormde, christelijke gereformeerde, hersteld hervormde en gereformeerdegemeente medewerkers, dat elke week een voor (pas)gehuwden een herkenbaar thema aan de orde stelt, zoals communicatie, gezinsvorming, materialisme en seksualiteit. Luther Gebeden. Uitg. De Groot Goudriaan, Kampen; 80 blz.; € 12,50. Uit verschillende delen van Luthers werk verzamelde H.C. van Woerden compacte gebeden, die qua woordkeus doen denken aan de Psalmen. William Perkins Stervenskunst. Een christelijke voorbereiding op het overlijden. Uitg. De Groot Goudriaan, Kampen; 93 blz.; € 12,50. Zestiende-eeuwse puriteinse dominee bespreekt wat de dood voor een christen betekent, hoe hij zich levenslang maar vooral ten tijde van ziekte daarop moet voorbereiden, om daardoor op aarde al van het eeuwige leven te genieten. Edward Hartman Huiswaarts. Gezinsleven in eeuwigheidsperspectief. Uitg. De Groot Goudriaan, Kampen; 317 blz.; € 24,90. De auteur, zendeling in Roemenië, gaat op praktische wijze in op de betekenis van het gezinsleven in het licht van de eeuwigheid, omdat weinig zaken meer dan tot Gods eer strekken dan een gezinsleven waarin Christus centraal staat. In deze uitgave is ook het boek Stervenskunst van William Perkins opgenomen. Bert Wiersema Op weg naar de bevrijding. Uitg. Columbus, Heerenveen; 287 blz.; € 14,95. Vijftien jaar na de eerste verschijning bij De Vuurbaak verschijnt dit waargebeurde verzetsverhaal over het leven van Douwe Albeda bij een andere uitgever, nu zonder pseudoniem voor de hoofdpersoon. Thomas Boston Geroepen tot de goede strijd. Uitg. Den Hertog, Houten; 125 blz.; € 12,50. Vertaling van Boston’s preek over ‘de christelijke oorlog’ naar aanleiding van 1 Timotheüs 6:12: Strijd de goede strijd des geloofs. H. Bor Echt belangrijk. Nadenken over het doel van je leven. Uitg. Den Hertog, Houten; 102 blz.; € 12,50. De christelijke gereformeerde evangelist uit Gent behandelt de vijf teksten uit de Bijbel waarin ‘Eén ding’ voorkomt. Origineel! Kim Vogel Sawyer Eerste oogst. Uitg. De Banier, Apeldoorn; 399 blz.; € 19,95. Roman die speelt in de negentiende eeuw, waarin een Russisch gezin naar Amerika emigreert en tegenslagen moet overwinnen. PJV
8 april 2010
5
Gods wet en ons leven [1: geen andere goden]
Oog in oog met Hem
Ds. C.M.A. van Ekris is hervormd predikant te Breukelen.
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. Woorden die Mozes en het Joodse volk eeuwen geleden te horen kregen. Wat betekenen ze voor ons, voor het leven van vandaag?
D
e Tien Geboden beginnen met het Ik van de Heere God. God is een levende Persoon, die Ik zegt. Deze levende God spreekt Zijn volk aan: ‘Ik ben de Heere uw God.’ Om oog in oog met een mens te staan duwt Hij alles weg wat het contact stoort. Het bevrijdende is dat in Zijn aanspraak naar mij mijn menselijke ik geboren en gefundeerd wordt. Daar ligt het diepste van mijn ik: ik word aangesproken door God Zelf. Ik las onlangs de dagboeken van Jochen Klepper (1903-1942). Vanwege het huwelijk met zijn Joodse vrouw Hanni wordt zijn schrijversbestaan in nazi-Duitsland systematisch stuk gemaakt. In de dagboeken voel je Klepper zoeken naar ‘wie ik ben’ nu zijn bestaansrecht zo ontkend wordt. Ben ik eigenlijk nog wel iemand? En dan schrijft hij ergens in een nacht dat het diepste van zijn eigen ik gelegen is in het feit dass Gott mit mir redet. Dat God met mij spreekt, mij aanspreekt, mij zal blijven aanspreken, daarin ligt de waarborg van mijn eigen ik. Ook als alles om mij heen wankelt, als iedereen mijn bestaan betwijfelt of als de uiterlijke mens volledig vervalt, wat overeind blijft is dass Gott mit mir redet. Frontaal Deze aanspraak is exclusief. In dit gebod gaat het ten eerste niet om
8
de waarheidsvriend
een uiteenzetting over ‘andere goden’. Die doen er juist niet toe. Op de Sinaï wil het zo zijn dat God alleen is met Zijn volk Israël, dat er niets en niemand tussen hen in is. De Heere is de God van Israëls geschiedenis en er is voor Hem geen andere binding denkbaar dan tussen Zijn volk en Hem. Dat betekent ook dat Israël aan geen andere god ook maar iets verplicht of verschuldigd is. Ze hoeft aan geen goden gehorig of onderdanig te zijn. De aanbidding van deze Heere als God ontgoddelijkt al het andere. Er zit dus ook iets frontaal dwars naar deze wereld toe in dit gebod: je hoeft voor niets of niemand te buigen dan voor Mij. Juist als je buigt voor deze God hoef je niet door de knieën voor enige andere macht, en kun je rechtop in het leven lopen. Onderscheidingsvermogen In een recente reportage over haar leven hoor ik Hebe Kohlbrugge fier zeggen dat er momenten in het leven komen waarin je in één keer beseft ‘dat Gods Woord het enige is waar je naar hebt te luisteren, en dat je niet hebt te luisteren naar allerlei woorden, geluiden, verleidingen’ die jou willen claimen. De binding aan de Heere God kan je dus ook het onderscheidingsvermogen geven om andere goden te
doorzien en de kracht om hen te weerstaan. Ook als de hele wereld om je heen gekoloniseerd wordt door allerlei goden en machten, wie in deze God gelooft hoeft daar niet voor te buigen. Dit gebod maakt de gelovige dus een vreemdeling die ‘niets heeft’ met waar zoveel anderen voor vrezen. Ware liefde Het is stoere taal om op te schrijven, het is niettemin een levenslang gevecht om je zo exclusief te laten binden aan God en zo met Hem te leven. De exclusiviteit van dit gebod is de exclusiviteit van de ware liefde. Het aanbidden van andere goden wordt niet voor niets echtbreuk of hoererij genoemd. Dat resoneert in het ‘voor Mijn aangezicht’. Het is onbestaanbaar dat in de exclusieve binding er een ander zou zijn, een vreemde. De Heere God is gericht op een dusdanig exclusieve en intieme omgang met Zijn volk, dat wij dat ook zo gaan voelen, dat wanneer wij ons wenden naar andere goden, wij Hem verraden. De Heere God stelt Zichzelf oog in oog met ons: Ik ben uw God. En iedere keer wanneer wij ons afwenden van Hem en ons toewenden naar andere goden, dwingt Hij ons Hem in het gezicht te kijken. Daar zien wij dan tranen en toorn.
Godenfabriek ‘Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben’ is dus primair de taal van de aanspraak, van de binding en van de liefde. Maar zij staat tegelijkertijd in het gebod. In de theologie van Luther speelt dit gebod een centrale rol. In de ‘motoriek van het Evangelie’ is dit gebod een beweging die zich steeds aan ons voltrekt, iets dat we nooit achter ons kunnen laten. Wij hebben het ons leven lang nodig dat dit gebod ons wakker stoot: Waar vertrouw je op? Luther en Calvijn benadrukken de grondtoon van de Schrift dat wij mensen onszelf steeds weer andere goden maken, goden die ons vreemd zijn maar die we onszelf vertrouwd maken. Dit gebod wil dat mechanisme van ons hart aan het licht brengen, dat ons hart een ‘godenfabriek’ is, waardoor wij ons voortdurend afwenden van de Heere. Mensen zijn aan de ene kant een soort bellenblazers, die voortdu-
rend zichzelf kleurige goden en overtuigingen tevoorschijn blazen en daar dan gefascineerd naar staan te staren. En anderzijds produceren wij mensen ons monsters van machten, die ons en onze samenleving breken willen. Diepe argwaan Je zou dus kunnen zeggen dat dit gebod ons een diepe argwaan over onszelf oplevert. Misschien hebben we in de moderne tijd nog dieper leren verstaan hoe arglistig ons hart is, hoe macht, ongeloof, ons onderbewustzijn, de behoeften die wij menen te hebben, hoe die steeds onszelf betoveren en misleiden. Dit gebod leert ons om toenemend onszelf te wantrouwen, zo diep als het kan, ook dat wat allemaal uit ons religieuze bewustzijn naar boven borrelt, ook onze ervaringen waar we zo graag mee aan de haal gaan. In een ander beeld: ons hart is als een spinnenkop die steeds maar draden uit zichzelf
Onaanraakbaar De goden van deze eeuw laten het niet bij de goden van ons hart: geld en goed (zie kader op pag. 8). Wij leven in onze maatschappij in zo’n inkapseling door de goden van deze eeuw, dat er een soort collectieve cocon om ons maatschappelijke leven is gewikkeld. De woorden van God ketsen zomaar af, en een soort sferische machten zorgen voor een apathie, een onverschilligheid, een onaanraakbaarheid onder allerlei mensen en onder onszelf, die onthutsend is. De beschutting van onze ouderen en jongeren is zo dun geworden, dat je soms zomaar merkt dat ons denken, ons voelen, onze ambities, onze waarden, steeds meer gevormd en ontaard worden door deze kwade eeuw. In allerlei gestalten omgeven velerlei machten ons, en voel je de intentie daarvan om onze maatschappij onaanraakbaar voor het Evangelie te maken, zo dat niet al het geval is. Masker? De keerzijde daarvan zijn de signalen van onbehagen, verwording, verval. Ik las Luther en dacht opeens: of zou het zo zijn dat we meemaken dat de Heere een stap terug doet, een cultuur vol vreemde goden laat doodbloeden, waarmee Hij, wie het verstaat, wil laten zien dat er maar Eén God is? Zou het verval dat wij meemaken ook het masker kunnen zijn, waarachter het gezicht schuilgaat van Hem die zei: Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben?
Geld als god
De god van het geld ‘kleeft’ aan de menselijke natuur tot aan het graf, stelt Luther in zijn Grote Catechismus pregnant. Wie geld en goed heeft, zegt hij, voelt zich veilig en vrolijk en onverschrokken alsof hij midden in het paradijs zit. En: er zijn weinig mensen die goedsmoeds zijn, niet treuren en klagen als zij de god van het geld niet hebben. We kunnen dat vertalen naar sleutelwoorden als succes, genieten, voorspoed en gezondheid. Waarden die ons leven doortrekken en die ons zelfgevoel en ons zelfvertrouwen bepalen, ook steeds meer in de kerk. Wie durft nog te zeggen: ‘Kome wat kome, als de Heere God maar bij me is, als Zijn aanwezigheid mij en ons als gemeente maar niet ontvalt, dan heb ik alles wat ik behoef’? Er zijn weinig mensen dien niet klagen als ze de god van het geld – een ándere God – missen.
15 april 2010
trekt om zich daaraan vervolgens te willen vasthouden en optrekken. Daarom is dit gebod een beeldenstorm. Het gebod is de eis van Hem, van Wie wij zijn, tot een sprong: durf ik het aan om mijn enige zekerheid te vinden in de genade van en de binding aan deze God, en het daarbij te houden? Het gebod is dus als een kapmes, dat steeds alle banden waarmee ik mijzelf bindt aan andere goden, doorbreekt, zodat ik weer oog in oog met Hem sta.
de waarheidsvriend
C.M.A. van Ekris
Volgende week schrijft ds. P.J. den Admirant over het tweede gebod.
15 april 2010
9
Gods wet en ons leven [2: geen gesneden beelden] vervanging het vertrouwen op het Woord en de belofte van God. In het gesproken Woord komt Hij ons heel nabij.
Een ongevaarlijke god
Ds. P.J. den Admirant is hervormd predikant te Kootwijkerbroek.
Gij zult u geen gesneden beeld maken van wat in de hemel is. Woorden die Mozes en het Joodse volk eeuwen geleden te horen kregen. Wat betekenen ze voor ons, voor het leven van vandaag?
H
et tweede gebod is een uiterst belangrijk gebod. Het is het meest uitgebreide van de eerste vier. Een gebod ook waar straf aan verbonden is als Israël zich er niet aan houdt. God bezoekt, onderzoekt zelfs tot in het derde en vierde geslacht of er sporen van deze zonde aanwezig zijn. Hij straft de volgende generaties als Hij deze tegenkomt. De Heere kan het niet verdragen dat Hij, de Heilige, op een manier vereerd wordt die niet bij Hem past. Want afgodsbeelden zijn karikaturen van God. Ze zijn levensgevaarlijk; ze leggen Gods openbaring terzijde en zijn het product van onze hand. Daartegenover staat dat Hij Zijn ontfermende liefde tot in verre geslachten schenkt als wij Hem in liefde en trouw gehoorzamen. Contact In een (af )godsbeeld moeten we geen afbeelding van de godheid zien, maar een poging om contact met de godheid te maken. In het godenbeeld wordt iets afgebeeld van de god die de mens dient: kracht, vruchtbaarheid, bescherming, (lichamelijke) liefde. Het beeld valt dus niet samen met de godheid, maar is er wel in gevangen, zoals de ongrijpbare wind gevangen kan worden in de wie-
8
de waarheidsvriend
ken van een molen. Het godenbeeld representeert de godheid. Via het godenbeeld is er direct contact mogelijk met de god voor wiens beeld mensen knielen. Beelden dienen ook om macht over de goden te krijgen. Door offers en andere rituelen probeert de mens de godheid gunstig te stemmen, om hem op die manier te dwingen te doen wat de offeraar graag wil. Daarom is deze vorm van godsdienst in feite alleen maar mensendienst. De goden zijn er om de mensen te dienen. Dit denkbeeld achter een godenbeeld is van alle tijden. Juiste manier God wil niet alleen dat we geen andere goden dienen, Hij wil ook dat we Hem op de juiste manier dienen. De Tien Geboden verwerpen daarom elke verkeerde vorm van dienst aan de HEERE. Ze wijzen beelden af omdat deze altijd de HEERE God beperken en omlaaghalen. Afgodsbeelden geven hun die de beelden maken grip op hun goden. De enige en ware God echter wil op een waardige wijze geëerd worden, vol ontzag en vertrouwen. De wand tussen de eerste twee geboden is uiterst dun, want voor we het weten dienen we met een beeld van God een andere god. Daarom is dit gebod zo uitvoerig. Meen niet dat als je Mij op een
andere manier dient dan Ik van jullie vraag, Ik nog steeds dezelfde God ben. Het krenkt God als we Hem op de verkeerde wijze dienen. Als de Israëlieten om een gouden stierkalf vragen zijn ze nog steeds in de veronderstelling dat ze de HEERE, de God van Israël, dienen. Israël verliest God niet uit het oog, maar is bang dat de HEERE Zijn volk uit het oog verloren heeft. Met het gouden kalf heeft het volk God heel dicht bij zich en wordt Hij gedwongen met Israël mee te reizen. Hieruit blijkt meteen hoe moeilijk het voor ons is te vertrouwen op de stem van God als wij niets van Hem kunnen zien. Maar dat is precies wat met Israël gebeurt: U hoorde het geluid van woorden, maar een gestalte zag u niet (Deut.4:12). Toch wordt van deze God beleden: Want welk groot volk is waar de goden zo dichtbij zijn als de HEERE, onze God, bij ons is, telkens als we tot Hem roepen (Deut.4:7)? Dwingen God wijst beelden dus af omdat elk beeld een karikatuur van Hem maakt en een beperking van Zijn grootheid en heerlijkheid is. Door een beeld van God te maken dienen wij niet langer God, maar dwingen wij Hem ons te dienen. Een beeld van God hebben is een
Iets vaags hierboven
Een gesprek tijdens het catechese-uur. De vraag is of het voor het geloof zou uitmaken als er geen hemel of hel zou bestaan. We komen gaandeweg bij de vraag in hoeverre God Zelf belangrijk is. Op een gegeven moment leg ik voor of je je vader zouden willen leren kennen als je hem nooit gekend had. ‘Jazeker, als het niet zijn schuld was dat hij vertrokken is, dan wel!’ is het antwoord. ‘Zou je God niet willen leren kennen?’ ‘Dat is anders: God is iets vaags, hierboven’, zegt een van de jongeren. Godsbeelden, ze zijn er. Worden ze niet hoe langer hoe vager, maar daarom ook des te gevaarlijker?
22 april 2010
Actueel De achtergrond van het tweede gebod maakt de actualiteit ervan meteen zichtbaar. Want ook zonder concrete afgodsbeelden kunnen we heel verkeerde denkbeelden van God hebben, waardoor we Hem niet meer eren en vertrouwen zoals Hij is. Elk verkeerd denkbeeld berooft God van Zijn heiligheid, van Zijn goddelijk wezen. God is niet langer wie Hij is. Godsbeelden maken God onschadelijk, ongevaarlijk. We zetten Hem naar onze hand. We scheppen ons eigen godsbeeld, buigen ons ervoor en voelen ons er goed bij. Dit verlagen van God gebeurt doorlopend. Elk verkeerd godsdenkbeeld doet afbreuk aan de manier waarop God Zich openbaart als de Soevereine en de Heilige, de gans Andere, voor wiens aangezicht wij te buigen hebben. Alles in God wordt omlaag gehaald: Zijn macht, Zijn rechtvaardigheid, Zijn goedheid, Zijn liefde. Wie van God een onbijbels denkbeeld maakt, onderschat niet alleen hoe groot God is, maar overschat zichzelf. Wij willen slechts die god dienen die voor ons acceptabel is. Gebrek aan liefde tot God en ongeloof leiden niet alleen tot een verkeerd godsbeeld, maar zijn in zichzelf al een uiting van een verkeerd denken over God: God is te klein om ons hart aan Hem te geven, Zijn dienst is niet de moeite waard om er warm voor te lopen. Kaal geloof Door een verkeerd denkbeeld over God, verliezen we God zelf, zoals Hij is, uit het oog. Het tweede gebod raakt ons allemaal, want wie heeft nooit verkeerde denkbeelden van God? De God die alleen maar liefde is, de God voor wie je bang moet zijn, de God bij wie geen hel meer past, een God die ons wel zou willen helpen,
de waarheidsvriend
maar dat blijkbaar niet kan. Of die het misschien wel kan, maar dit overduidelijk niet wil, een ongevoelige en ongeïnteresseerde God. Op den duur houden we een heel kaal geloof over: een God zonder hart, zonder handen, zonder ogen en zonder oren. Zo wordt God steeds kleiner en vager en wij steeds groter en belangrijker. God is iets vaags hierboven, zegt een jongere tijdens het catechisatie-uur. Deze gedachte sluit naadloos aan op wat godsdienstsocioloog Herman Vuisje het ‘ietsisme’ noemt. Daarbij vraagt hij zich af of je op den duur nog wel iets overhoudt. Hij citeert Huub Mouw die ietsisme omschrijft als ‘een religie in zijn laatste fase’. Met andere woorden: ook het ietsisme is de verdwijning nabij. Onze opdracht Het tweede gebod vraagt om een eerbiedige omgang met God, een leven met Zijn Woord. In het Woord openbaart God Zich. In de verkondiging horen wij de Naam van Christus. Hij is het zichtbare beeld van de onzichtbare God. Wij eren God pas dan, als wij op Hem ons vertrouwen stellen en bidden: ‘O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk.’ Wat is de opdracht van de christelijke gemeente in een tijd dat God – vrij naar een woord van Okke Jager – een verdwijnende stip in een achteruitkijkspiegel wordt? Dat is vasthouden aan de belijdenis dat God Zijn gelaat in Chris-
tus, Zijn Zoon, ons heeft getoond. Nooit is de Vader zo dichtbij gekomen als in Hem. In het kruis en de opstanding van Christus zien wij Gods rechtvaardige toorn over onze zonden, ontdekken wij de onvoorstelbare liefde van de Vader. Het kruis maakt God als de Heilige zichtbaar, de unieke God, met niemand te vergelijken. Hij presenteert Zijn Zoon de rekening van onze zonden.
Onze opdracht is voor alles vertrouwen dat de Heilige Geest ook vandaag in staat is mensen in contact te brengen met de levende God. Wij hebben Zijn krachtige werking wel heel dringend nodig. Zonder de Geest lost zelfs het laatste restje godsgeloof nog op en vervaagt het godsbesef al meer, ook in onze eigen gezinnen. Leven bij het Woord. In Zijn genadige belofte komt de heilige God ons heel nabij. Dat vraagt beoefening van het geloof dat kan leven zelfs al zien we geen gestalte en gedaante. De voor ons Onzichtbare is geen stomme afgod, maar een sprekende God. Slechts als we een eerbiedige luisterhouding hebben dringt Zijn stille, maar ook zo krachtige stem door. Hij is nabij, Immanuël.
Door een beeld van God te maken dienen wij niet langer God, maar dwingen wij Hem ons te dienen.
P.J. den Admirant
Volgende week schrijft ds. W.J. Dekker over de Naam niet ijdel gebruiken.
22 april 2010
9
Gods wet en ons leven [3: de Naam niet ijdel gebruiken]
JHWH meer dan vier letters
Ds. W.J. Dekker is hervormd predikant te Delft.
Als de relatie van Marjan is vastgelopen en ze Tim tegenkomt, denkt ze dat dat van God is. Na veel gebed krijgt ze immers rust. Maar is het ook echt Gods wil? Het derde gebod zegt ons iets over onze ideeën van Gods weg.
A
ls in het tentenkamp van Israël twee mannen met elkaar slaags raken, is er één die op een bepaald moment opzettelijk de Naam lastert en vloekt (Lev.24:11). Meteen laat de Heere God merken dat Hij diep geraakt is. De man moet worden gedood. God neemt de misbruik van Zijn naam hoog op. Het derde gebod zelf houdt ons dit reeds voor: Hij houdt niet voor onschuldig wie Zijn naam ijdel gebruikt. De Heidelbergse Catechismus onderstreept nog eens dat het God ernst is: er is geen grotere zonde dan de misbruik van Gods naam (a. 100). In de uitleg van dit gebod leunt de catechismus sterk op het genoemde bijbelgedeelte, Leviticus 24. Maar waarom toch deze heftige reactie bij de Heere God? Omdat Zijn naam – JHWH – meer is dan een woord van vier letters. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met Zijn wezen. Zijn naam is de openbaring van Hem zelf. Wie is Hij? Wie is als Hij? Vanuit de brandende braamstruik maakt God Zijn naam bekend aan Mozes (Ex.3). De Heilige is Hij, de Verborgene ook. Want ook al openbaart Hij zichzelf, Hij laat zich nooit helemaal
8
de waarheidsvriend
zien. Wanneer diezelfde Mozes vraagt Hem te mogen zien, krijgt hij Zijn naam te horen (Ex.33-34). Daarin laat God zichzelf zien. En hoe. In de naam van God hebben wij dus met God zelf te maken. Daarom is Hij zuinig op Zijn naam en wij zullen dat ook zijn. We zullen zijn naam niet ijdel gebruiken, zo houdt Hij ons voor. Het woord ijdel betekent zowel lucht, leeg als leugenachtig. Letterlijk vertaald staat er dat wij Gods naam niet zullen opheffen tot wat lucht is, leeg, niets of leugenachtig. Hiermee wil de Heere God op geen enkele wijze in verband worden gebracht. Er zijn uitleggers die menen dat we dan in de eerste plaats moeten denken aan het afleggen van een valse eed (zie Lev.19:12). Opmerkelijk is dat ook de catechismus vooral daarbij de vinger legt; hij wijdt er zelfs een aparte zondag aan (zondag 37). De catechismus sluit hier aan bij Calvijn, die zowel in zijn commentaar op Exodus 20:7 als in zijn Institutie benadrukt dat het in het derde gebod in het bijzonder om de eed gaat (Institutie II, 8.2227). Hij tekent hierbij onmiddellijk aan dat we een afschrik moeten hebben van elke ontheiliging ervan in het algemeen (II,8.22). Het lijkt mij inderdaad juist om de betekenis van dit gebod niet te beperken tot die van het zweren van een eed. Verplichtingen Het gaat in dit gebod om het ge-
bruik van de Naam waar en wanneer dan ook. Het raakt alle terreinen van ons leven. De diepste reden hiervoor is dat God zelf Zijn naam over ons heeft uitgeroepen. Op de achtergrond van dit gebod staat namelijk Gods verbond. De woorden ‘Heere, uw God’ verwijzen ernaar. Dat betekent niets minder dan dat God Zijn naam aan ons verbonden heeft. Dat is Zijn genade, maar dat schept ondertussen ook verplichtingen. We hebben Zijn naam hoog te houden. Waar wij ook zijn en wat wij ook doen, Zijn naam is voortdurend in het geding. Letterlijk Met dit gebod legt de Heilige Geest om te beginnen de vinger bij ons taalgebruik. Dan verstaan we het gebod letterlijk: God verbiedt ons dat wij in ons spreken Zijn naam zinloos, voor niets gebruiken. Dat is het geval wanneer wij vloeken, spotten of Gods naam als stopwoord of gedachteloos gebruiken. Bijbelse voorbeelden zijn de genoemde vloeker uit Leviticus 24 en Petrus (Mark.14:71). Het gebod heeft ook een overdrachtelijke betekenis. We kunnen de naam van de Heere God ook nog op andere wijzen zinloos gebruiken. Dan komen we bij wat Walter Lüthi de eigenlijke zonde van het derde gebod noemt. We moeten op zoek naar de verborgen zonde, schrijft hij in Die Zehn Gebote Gottes (37-49). Daarvan is sprake
Marjan en Tim
Haar relatie is helemaal vastgelopen. Marjan heeft de scheiding al in gang gezet. Dan ontmoet ze Tim. Ze kunnen het samen goed vinden, vanaf het allereerste begin. Eindelijk kan ze ook weer eens met iemand goed over het geloof praten en samen bidden. Ze heeft het gevoel dat God zelf hen bij elkaar gebracht heeft, zegt ze. Eerst twijfelt ze nog, maar na veel gebed krijgt ze rust. Zo is het goed.
29 april 2010
wanneer wij Gods naam noemen voor onze eigen zaak. We spannen Hem voor onze eigen wagen, opdat vooral gebeurt wat wij zelf willen en ons plan doorgaat. Hier wordt het derde gebod werkelijk spannend. Christelijke stichtelijkheid Een voorbeeld uit de Bijbel is Simeï, die Gods naam noemt terwijl hij David vervloekt (2Sam.16). Hier wordt de Naam verbonden met iets wat tegen God in gaat en strijdt met Zijn plan. Alles wat in strijd is met Zijn wezen en Zijn wil is ijdel, is ten diepste lucht, niets. En Hij neemt het niet wanneer Hij daarmee in verband gebracht wordt. Hierbij valt te denken aan de kruistochten uit het verleden en aan de Duitse soldaten uit de Tweede Wereldoorlog, die op hun koppelriem Gott mit uns hadden staan. Een ander voorbeeld uit de Bijbel zijn de vrienden van Job. Zij beweren dat Jobs lijden het gevolg is van zijn zonde. Het klinkt vroom wat zij zeggen, maar het gaat wel tegen Hem in, zo laat God zelf hen weten. Het is een voorbeeld van vroom vloeken. Dr. J. Koopmans noemt de gebruikelijke christelijke stichtelijkheid de ernstigste zonde tegen het derde gebod (De Tien Geboden, 29). De heiligheid van God en van Zijn naam moet ons ervan weerhouden om Hem al te gemakkelijk ter sprake te brengen. Weten we wel zeker dat wat wij beweren of bidden past bij God? Laten we ons gebed erop bevragen. Wat vragen wij Hem? Waarmee komen we voor Zijn aangezicht? Dekmantel In dit verband moeten we de vinger leggen bij onze ideeën en overtuigingen betreffende Gods wil met ons leven. De vrouw bij wie de relatie is vastgelopen en die een nieuwe man tegenkomt, heeft zo haar gedachten over wat God wil. Het is een geval uit de praktijk, dat echter wel te denken geeft. Is hier niet sprake van een ijdel gebruik van de Naam? Ik meen van wel. God is de dekmantel voor wat je zelf wilt. Zijn naam wordt verbonden met de zonde. Het is niets
de waarheidsvriend
ook de ontheiliging van Zijn naam. En ook dan geldt: schuldig voor God.
De heiligheid van God moet ons ervan weerhouden om Hem al te gemakkelijk ter sprake te brengen.
minder dan het ontheiligen van de Naam: we trekken God in onze eigen, zondige wereld. En dat neemt Hij, die de Heilige is, niet. Het derde gebod raakt ons alledaagse leven. God heeft immers Zijn naam over ons uitgeroepen. We struikelen over dit gebod wanneer onze belijdenis vloekt met onze woorden en daden. De profeet Amos geeft daarvan een voorbeeld. Vanwege het onrecht dat voortduurt is het zingen van Israël in Gods oren niets minder dan vloeken (Amos 5). We hebben wat hoog te houden: de Naam van Hem die zich genadig met ons verbond, de Heere, onze God. In deze zin zullen we naamchristenen zijn: gelovigen die de Naam van de levende God hooghouden. Wat dragen we uit? Wanneer wij tegen Hem in leven, wanneer wij ons inlaten met zaken die lijnrecht tegenover God staan, halen wij Zijn naam naar beneden. Dat is
Belijden Ondertussen heft het verkeerde gebruik van de Naam het goede gebruik ervan niet op. De bedoeling van het derde gebod kan niet zijn dat wij er maar vanaf zien om Gods naam te noemen. Hij heeft ons Zijn naam niet voor niets gegeven. Deze is tot onze vreugde nabij. Zowel Calvijn (II,8.22) als de catechismus (a.99) onderstreept het: we mogen de Naam gebruiken, maar we zullen dat dan wel doen met eerbied en ontzag, in het besef over wie we het hebben en tot wie wij bidden. De catechismus wijst ons hierin een weg. Bij het goede gebruik past dat wij Zijn naam belijden. Het is Zijn naam en die van Christus uitdragen in woord en daad. Het is het tegenovergestelde van stilzwijgen, het anonieme christendom. In dit verband wijs ik even op de verrassende toepassing van de catechismus (zondag 36). Wie zwijgt wanneer door anderen Gods naam naar beneden gehaald wordt, is medeschuldig (Lev.5:1). Het vraagt echter hemelse wijsheid van ons om te weten wanneer en hoe wij in voorkomende gevallen zullen reageren (Kol.4:4-6). Prijzen God heeft ons Zijn naam verder gegeven met het oog op ons gebed. We mogen Zijn naam noemen, en hoeveel namen heeft Hij niet! Wanneer wij ze met aandacht noemen, zullen wij ervaren dat er van deze namen kracht uitgaat én dat Hij Zijn naam waarmaakt. De Heere God geeft ons Zijn naam ook opdat Hij geprezen wordt, door ons én door de mensen om ons heen die Hem leren kennen door ons. Is dit laatste het eerste niet? Met dit doel heeft God ons geschapen. We hebben wat hoog te houden: de Naam van God. Christus leert ons dat het gebed hierbij onmisbaar is. In navolging van Hem bidden wij: ‘Uw Naam worde geheiligd.’
W.J. Dekker
Volgende week schrijft ds. H. Westerhout over de sabbat gedenken.
29 april 2010
9
Gods wet en ons leven [4: de sabbat gedenken]
Rustpunt in de week
Ds. H. Westerhout is hervormd predikant te Harderwijk.
Evenementen op zondag, beursbezoek op Gods dag, winkelopenstelling op de twaalf koopzondagen. De lijst van wat volgens velen op de dag des Heeren mogelijk en wenselijk is neemt alleen maar toe.
O
p het geheel van de Nederlandse bevolking is er een steeds kleiner wordende minderheid die bij de ontwijding van de zondag tegengas geeft en protest aantekent. Die kleine kudde vreest dat met de slijtage rond de instelling van God een geschenk van Hem aan de wereld teloor gaat, terwijl de onderhouding daarvan juist zegenrijk is. De funeste gevolgen zullen bij totale gelijkschakeling van alle dagen voor mens en maatschappij niet uitblijven. De vrees en het reageren op deze ontwikkelingen worden niet ingegeven door starre behoudzucht, maar door liefde tot Zijn getuigenis en door gehoorzaamheid aan de Heere. De regel uit Psalm 119 speelt door het hoofd: Hoe lief heb ik Uw wet. Bijbelse lijnen Het vierde gebod (en ook het vijfde) heeft anders dan de andere acht geboden een positieve inzet: ‘Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt.’ De Heere heiligde en zegende de zevende dag na het scheppingswerk voltooid te hebben. Hij rustte van al het werk dat Hij gemaakt had. Met de heiliging van deze dag bevinden we ons dus in gezelschap van de Heere Zelf. Na de zes schep-
12
de waarheidsvriend
pingsdagen rustte Hij samen met de door Hem geschapen mens. Hij zegent niet alleen mensen maar ook een dag. Na en naast de opdracht tot en gave van vruchtbaarheid horen we dat God de mens de gelegenheid biedt op adem te komen. Hij mag ‘van ophouden weten’ (oorspronkelijke betekenis van sjabbat). De rustdag is door Hem gegeven tot verlustiging. De mens mag er vreugde aan beleven, met God en de ander, in Zijn goede schepping. Deze insteek behoedt je voor wettische dadendrang of libertijnse vrijbuiterij. Het Oude Testament verschaft ons helder inzicht van Wie deze dag is en blijft, en hoe wij met deze instelling verantwoord omgaan. In de profetische woorden van Ezechiël heeft de Heere het over ‘Mijn sabbatten’. In de gezinnen en de kerk klinkt de roeping tot onderhouding van Zijn Woord en inscherping van geslacht tot geslacht. Zowel de sabbatsrust als het huwelijk is er al voor de zondeval en beide zijn door God meegegeven aan het eerste mensenpaar dat buiten het paradijs verder mocht. Jongeren Rond de viering en onderhouding registreer je soms verheugende signalen. Twee belijdeniscatechisanten hoor ik zeggen: ‘Op zondagmorgen kun je de stilte horen.’
Een van hen heeft in haar contract laten opnemen dat ze niet zal meedoen aan werk op zondag. Haar voorwaarden zijn binnen de wettelijke kaders gehonoreerd. Enkele jongeren maken desgevraagd hun mening over de zondag kenbaar: ‘Ik zou op zondag niks kopen, ook niet als ik later getrouwd ben’. ‘Mijn ouders hebben een grens gesteld voor mij waaraan ik me houd. Soms met moeite, zeker als andere jongeren meer mogen.’ Een ander merkt op dat een eetgelegenheid in de stad op zondag dicht bleef omdat een aantal medewerkers (scholieren met een christelijke achtergrond) te kennen had gegeven niet op zondag dienst te zullen doen. Alle jongeren spreken zonder onderscheid van een aangebrachte orde op de eerste dag van de week: kerkdag en bezoek aan grootouders. Tevens geven zij te kennen dit ook in de toekomst te blijven volhouden en voort te zetten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat andere geluiden niet ontbreken. Huiswerk maken op zondag wordt niet gezien als een last die op die dag niet gedragen hoeft te worden. Het volgen via media van de sportgebeurtenissen en het kijken van tv-programma’s wordt als volstrekt normaal beschouwd. Het bezoeken van twee kerkdiensten op een zondag hoort er helaas bijna niet meer bij.
Peter krijgt uitnodiging
Enthousiast komt Peter thuis. Trots laat hij de uitnodiging aan moeder zien. Op het kinderfeestje van klasgenoot Jelle mag hij ook komen. Aanstaande zondag vindt het feest plaats. Hij weet al wat er ongeveer gaat gebeuren. Met de auto gaan ze eropuit en het geheel wordt afgesloten bij McDonald’s. Mams probeert niet al te bedenkelijk te kijken. Zij moet het geheel eens goed overdenken en met papa overleggen. Peter thuishouden en hem dit feestje af te nemen na uitleg over het beleven van Gods dag is heel wat. Maar om hem de vrije hand te geven en hem maar te laten gaan, stuit ook tegen de borst.
6 mei 2010
Steeds minder Nederlanders tekenen protest aan bij de ontwijding van de zondag.
In spontane openheid wordt het onderscheid tussen de verschillende generaties hoorbaar en daarmee zichtbaar. Diverse grootouders en ouders laten aan hun (na)kroost herhaaldelijk weten een aantal ontwikkelingen niet toe te juichen en zich er zorgen over te maken. Rustpunt De zondag als rustpunt, alles staat in dienst van dat doel. Al mediterend kom je bij regels als: ‘Niets is er waar ik in kan rusten’ (Ps.73). Of: ‘Komt allen tot mij die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven’ (Matth.11:28). In een dolgedraaide en op hol geslagen samenleving heeft de geheiligde (apart gezette) dag geestelijk en sociaal een functie. Woorden als gemeenschap (familie, kerk) en samenkomst (rondom het Woord in de kerk, ’s avonds bij een zanguur, na de kerkdienst met jongeren) binden aan God en aan elkaar. Het is gelet op de ontwikkelingen een bedreigde zone van ons leven. Dit stukje van de week zal onontbeerlijk blijven om de andere dagen te kunnen functioneren. Ochtend ‘Houd wat u hebt, versterk de overige dingen’ (Openb.2). We hebben in de dag van God meer dan goud in huis. Waken voor verdoffing en ontwaarding, verlies en
de waarheidsvriend
verachting blijft geboden. ’s Morgens horen we in de kerk de wet van God, een bronwoord voortkomend uit God Zelf. Zijn naam is Uitleider (Bevrijder). We zien in de spiegel van Zijn wet en worden niet vrolijk van het beeld dat wij ontwaren. De vergeving als gave en wonder van Boven wordt bezongen en beleden. Opgescherpt de week in met en onder het geleide van Hem en Zijn woorden, die Hij heden opnieuw gebiedt. Een wet om naar te horen en te gehoorzamen. Dat is heel wat anders dan de Tien Geboden bijzetten in het museum van oudheden of rariteiten. Het Evangelie wordt gepredikt naar het bevel van God. De naam van de Zoon van God valt. In heilige stilte en eenvoudige rust vindt de prediking plaats. De Heilige Geest werkt via het gepredikte woord in het hart. Onder de stille en nochtans merkbare werking van Woord en Geest ontstaan de grootste wonderen: geloof en bekering, de begeerte en het verlangen Hem te dienen. Middag De geloofswerkelijkheid wordt aangevochten. Het afhaken en de aantasting vinden onder andere plaats door een tanend besef wie God is, waartoe Jezus kwam en hoe de Geest werkt. Leven uit en bij de doop opent juist meer en
meer de heerlijkheid van de Drieenige en Zijn Namen en werken. Kunnen we het heilzame van de inhoud van het geloof missen? De Twaalf Artikelen van het algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof bieden niet alleen tegenwicht tegen alle tegendraadse geluiden en bewegingen, maar zijn de woorden van de belijdenis van het geloof in de Vader, Zoon en Heilige Geest. De heilige katholieke kerk spreekt zich uit en weet zich met dit erfgoed verbonden. Juist de middag- of avonddienst biedt ruimte op geloofsvragen en ethische kwesties in te gaan. Een themapreek bij Zondag 22 over herkenning in de hemel kan er best eens een keer vanaf. Voorbereid met de weduwnaar die existentieel met de vragen rond dit onderwerp worstelt, krijgt deze thematische leerrede een actuele en persoonlijke spits. De zegen van het gezag valt te belichten vanuit Zondag 39. Mailcontact met een politieman en directeur van een groot bedrijf zijn in staat de preek in één keer boven het gemiddelde niveau te brengen. Over de dag komt een gloed die weldadig aandoet. Om op terug te zien als iets moois en weer met verlangen naar uit te zien. Godsvrees Al ons pogen om de dag van de Heere te handhaven vanuit een bewaken van de status quo zullen echter mislukken en stranden als het blijft bij en niet uitgroeit boven menselijke dadendrang en wettische behoudzucht. Luisteren naar Zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus wijst ons de weg die God met ons gaat en waarop wij Hem mogen volgen: ‘(…) dat ik de Heere door Zijn Geest in mij laat werken en aldus de eeuwige sabbat in dit leven aanvang.’ Rond het horen van Zijn Woord wordt rust gecreëerd om in stille rust te vernemen van Wie de vrede komt. We laten dingen na opdat het horen naar Hem niet al te veel in het gedrang komt en de wekelijkse voeding ons goed bekome. Daarom: Gedenk de sabbatdag.
H. Westerhout
Volgende week schrijft ds. R.W. van Mourik over het eren van de ouders.
6 mei 2010
13
Gods wet en ons leven [5: je ouders eren]
Gebod met een belofte ‘Eert uw vader en uw moeder.’ De grote betekenis van dit vijfde gebod is dat de Naam van God van kind tot kind wordt voortgeplant. Ds. R.W. van Mourik is hervormd predikant te Elburg.
H
et is altijd belangrijk om de Tien Geboden te plaatsen in de tijd waarin zij voor het eerst klonken. Dat geldt elk gebod afzonderlijk, en zeker ook het vijfde: eert uw vader en uw moeder. Hoe waardevol de uitleg van de Heidelbergse Catechismus ook is, ze heeft de uitleg van het vijfde gebod erg gestempeld. Wat ik bedoel? Allereerst is het opvallend dat het antwoord van de catechismus geen enkel woord wijdt aan de belofte die bij het vijfde gebod klinkt. Terwijl die ontzettend belangrijk is voor de betekenis van het gebod. Vervolgens focust de catechismus meer op de gehoorzaamheid van het kind dan op het respect dat ouders mogen ontvangen. Dat laatste is juist betekenisvol als het gaat om de waarde van het gebod. Generaties Toen het volk Israël rondom de berg Sinaï stond en daar de Tien Geboden klonken, stonden daar verschillende generaties. Kinderen, ouders en grootouders hoorden er het vijfde gebod: ‘Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat u de Heere uw God geeft.’ Wat voor impact moet dat hebben gehad in deze patriarchale samenleving! Kinderen hoorden dat ze hun vader én moeder moesten eren. In dat woord ‘eren’ klonk het woord kabod. De eer, de kabod, die
8
de waarheidsvriend
God heeft te ontvangen, is ook voor ouders en grootouders. Zowel (groot)vaders als (groot)moeders mogen delen in dat voorrecht. Het is niet verwonderlijk dat in het jodendom het vijfde gebod meer getrokken is naar de eerste vier geboden dan naar de volgende vijf. In de eer die (groot) ouders ontvangen, wordt God vereerd. Teken van overdracht Dat geeft aan dat het vijfde gebod in het teken van de overdracht staat. De vader en een moeder – en op de achtergrond de grootvader en de grootmoeder – hebben de heilige taak om de kinderen en kleinkinderen op te voeden in de vreze des Heeren. Als Paulus in Efeze 6 het vijfde gebod aanhaalt, zegt hij – let wel: als Jood – dat ouders geroepen zijn om hun kinderen op te voeden ‘in de lering en vermaning des Heeren’. Dat is niet voor niets. Waar gaat het om in die eer en het respect wat ouders hebben te ontvangen? Wel, dat door hun opvoeding heen God geëerd wordt. Dat kind en kleinkind respect hebben voor hun (groot) vader en (groot)moeder, omdat deze hen tot God gebracht heb-
ben. Dat de Naam van God van kind tot kind wordt voortgeplant. Het klinkt als een scharniergebod, tussen de geboden die spreken over de liefde tot God en die over de liefde tot de naaste – ouders zijn de eerste naasten die een kind meemaakt –, daar op die berg Sinaï. Reikwijdte De Heidelbergse Catechismus betrekt in de uitleg van het gebod de betekenis al snel op ‘allen die over mij gesteld zijn’. Niet alleen de ouders moeten gehoorzaamheid ontvangen, maar ook de ambtsdrager in de kerk, de leerkracht op school en de chef op het werk. We weten allemaal hoeveel spanningen deze verhoudingen kunnen geven. Vandaar dat de catechismus spreekt over ‘behoorlijke gehoorzaamheid’. In ieder geval is duidelijk dat de reikwijdte van het gebod wijd is. De cirkel van de ouders, die toch alleen maar in het vijfde gebod getrokken wordt, wordt wijder. Is dat verkeerd? Nee. Als er maar gelet wordt op dat aspect van de overdracht. Het is zeker waar dat niet alleen ouders een rol spelen in de overdracht van het geloof. Leerkrachten en ambtsdragers
Arjen, Jacco en opvoeding
Twee kringleden krijgen op een kringavond een discussie over hun opvoeding. Het spitst zich toe op de plicht die er was om twee keer op een zondag naar de kerk te gaan. Arjen wil dat naar zijn eigen, nu nog jonge kinderen, zeker niet verplicht stellen. Daar moet je ze vrij in laten. Het geeft alleen maar frustraties. Jacco heeft de intentie om juist wel naar zijn kinderen over te dragen hoe belangrijk het is om op zondag de twee diensten te bezoeken. De reden daarvoor ligt voor hem in de opvoeding die hij kreeg. Hij groeide op in een gezin waar twee keer naar de kerk gaan op zondag een must was. Niet als een koude plicht, maar omdat het veel voor zijn ouders betekende. Dat zou hij graag naar zijn kinderen willen overdragen. De vraag laat zich stellen waar het vijfde gebod meer tot zijn recht is gekomen: in het eerste of in het tweede gezin.
14 mei 2010
‘Eert uw vader en uw moeder’ is een gebod dat in het teken van de overdracht staat.
kunnen daar een bijzondere rol in spelen. Het is daarom belangrijk om primair te letten op dat aspect van de overdracht als het gaat om de reikwijdte van dit gebod. Het gaat dus om de geheiligde traditie. De eeuwen door heeft er overdracht plaatsgevonden van de vreze des Heeren. Daar speelt dat vijfde gebod een grote rol in. Dwingen ouders respect af in de opvoeding van hun kinderen? Dat geldt niet alleen voor het volk Israël in de woestijn, maar ook als ze in het beloofde land zijn aangekomen. Het geldt niet alleen voor Israël de eeuwen door, maar ook voor de gemeente van Christus, die de eeuwen door dit vijfde gebod heeft horen noemen in haar samenkomsten. Hebben kinderen hun ouders de eer kunnen geven voor het ‘ongeveinsde geloof ’ dat hen overgedragen werd? Was dat er of ontbrak het? Deze reikwijdte heeft het vijfde gebod ook! Verlengd Afgezien van het feit dat niet iedereen te maken heeft met een gezinssituatie, heeft toch iedereen
de waarheidsvriend
te maken met een of andere opvoedingssituatie waarin hij of zij heeft verkeerd of nog verkeert. Welke overdracht heeft daar plaatsgevonden en vindt daar plaats? De discussie tussen Arjen en Jacco (zie kader) geeft aan hoe nauw dat luistert. Natuurlijk is het waar dat niet iedere opvoeding die gestempeld wordt door de vreze des Heeren dezelfde vrucht oplevert. Wat dat betreft is het schrijnend welke verschillen er in een gezin kunnen zijn als het gaat om de doorwerking van de christelijke opvoeding. Toch neemt dat niet weg dat er vanuit het vijfde gebod terdege gelet wordt op de manier waarop de overdracht van het geloof plaatsvindt. De Heere wil dat zegenen. Vandaar dat er zo’n heerlijke belofte bij het gebod staat: opdat uw dagen verlengd worden. Voor de eerste hoorders van het gebod was dat vooral gericht op het komen in het beloofde land. Er mag zegen verwacht worden als het vijfde gebod op de juiste wijze functioneert, en die zegen heeft te maken met het komen in
Kanaän. Natuurlijk betekent dat niet dat iedereen die zijn ouders eert ook oud wordt. De praktijk wijst uit dat het anders kan zijn. Maar dat er zegen ligt in het goede hanteren van het vijfde gebod is onmiskenbaar. Welgaan Het is opvallend dat Paulus dit nadrukkelijk aanhaalt als hij het vijfde gebod in de brief aan de Efeziërs noemt. Hij denkt dan waarschijnlijk meer aan de lezing uit het boek Deuteronomium van het vijfde gebod dan uit Exodus. Hij heeft het immers over het ‘welgaan’ op de aarde als het vijfde gebod naar twee kanten gehouden wordt: naar de ouders en naar de kinderen. Het zal het geestelijk welzijn van kinderen – en daarmee van een hele samenleving – bevorderen als de ouders respect afdwingen voor de geestelijke wijze waarop ze hun kind(eren) opvoeden, dicht bij God en Zijn Woord. Zo heeft het vijfde gebod nog steeds een onschatbare betekenis.
R.W. van Mourik
Volgende keer schrijft ds. J. Flikweert over het zesde gebod: niet doden.
14 mei 2010
9
Gods wet en ons leven [6: niet doden]
Pleeg geen moord
Ds. J. Flikweert is hervormd predikant te Gorinchem.
Zul je niemand vermoorden vandaag? Dat lijkt een vreemde vraag. Toch is ze absoluut relevant in een samenleving die bij voortduur wordt geconfronteerd met zinloos geweld, gezinsdrama’s, (hulp bij) zelfdoding, pesterijen op school of werk, schietende scholieren, verkeerscriminaliteit en politici die worden bedreigd met de dood, nog los van berichtgeving over vredesmissies, oorlogsgeweld, volkerenmoord, zelfmoordaanslagen en terrorisme.
W
aar geweld steeds meer een te vrezen optie is, een eventueel te hanteren mogelijkheid, wordt het concrete gebod van God om niet te moorden dagelijks reëler. Inderdaad, je kunt iemand ook nog doden. Met voorbedachten rade. Of onvoorbedacht. Gewoon als uit de hand gelopen event met vrienden op zaterdagavond. Uit onderzoek van Elsevier blijkt dat in 2009 in Nederland 169 moorden werden gepleegd. Tegen 161 in 2008, 143 in 2007 en 149 in 2006. In 2005 waren het er nog 201. Betekenis In het zesde gebod, ‘U zult niet doodslaan’, gaat het niet over het doden van vijanden in oorlogstijd of op bevel van de rechter. En ook niet het doden door God. U zult niet wederrechtelijk doden, lijkt
14
de waarheidsvriend
daarom een betere vertaling. Of: u zult niet moorden. God eist respect voor het leven en de waardigheid van het individu. Waarom? Omdat de mens geschapen is naar Gods beeld. De mens lijkt op God. Respect voor de mens betekent daarom eerbied voor God. Dat respect wordt overigens gevraagd voor alle vormen van leven. Zo betreft het zesde gebod alles wat groeit en bloeit en de omgang daarmee in het milieu en de schepping. ‘Kopenhagen’ prijkt op elke christelijke agenda. Ook het doden van dieren is niet vanzelfsprekend, al mag het dier als voedsel worden gebruikt. Maar kostbaarder is het leven van de mens als beelddrager van God (Gen.9:1-7). Zuinig op je naaste Zuinig zijn op je naaste is de hoofdinhoud van dit gebod. Ofwel: je naaste liefhebben als jezelf, zoals de Heidelbergse Catechismus in zondag 40 concludeert. In
navolging van Jezus in Mattheüs 5 steekt ook de catechismus af naar de diepere lagen van het zesde gebod, wanneer ze ook de doodslag met gedachten, gebaren, woorden of daden (van wraak bijvoorbeeld) verbiedt. In de Bergrede stelt Jezus namelijk dat ieder die in woede tegen zijn naaste tekeer gaat, zich zal moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie zijn naaste dwaas noemt, speelt met (hels) vuur. De Talmoed zegt niet voor niets dat wie het gezicht van zijn kameraad in aanwezigheid van velen doet verbleken, handelt alsof hij bloed vergiet. Woorden moorden. Blikken doden. Immers, tegen deze subtiele vormen van machtsuitoefening kun je je nauwelijks verweren. Respect voor de naaste in de onderlinge omgang heeft alles te maken met het zesde gebod. Abortus Het zesde gebod speelt ook rond het begin en het einde van het
leven. De beschermwaardigheid van het ongeboren leven kan niet ter discussie staan binnen de christelijke gemeente. Ook niet als de echo slechte voortekenen afgeeft. Dat stelt wel voor complexe vragen. Het zesde gebod spoort maximaal aan tot opvang van diegenen die ongewenst of onder slechte voortekenen zwanger zijn, opdat abortus vermeden wordt. Gesprekken met en begeleiding van betrokkenen openen hier menigmaal nieuwe, zelfs gezegende perspectieven. Hoe actief mag de hulp bij het sterven zijn? Mag het leven beëindigd worden bij ondragelijk lijden? Kan lijden verzacht worden door er (actief ) een einde aan te maken? En wat is dat precies: beëindigen van een leven? Voor velen staat het zonder meer vast dat wanneer het leven en de pijn ondraaglijk worden, het in onze vrijheid ligt er een eind aan te maken. Het verbod om te moorden beschermt echter ook de stervende en legt onze levenstijden in Gods hand. Daarbij kan palliatieve geneeskunde op veel manieren het leven van lijdenden verlichten, zodat menswaardig afscheid kan worden genomen. De stervenswens kan verband houden met mislukte relaties. De zieke wordt te veel voor de omgeving. Maar als stervenden liefde van mensen om hen heen ervaren, die niet bang zijn voor het lijden en de dood, kan Gods tijd worden afgewacht. Hospices verdienen in dit verband onze warme steun. Oorlog en doodstraf Met beide handen op het Oude Testament en Nieuwe Testament kan moeilijk vol gehouden worden dat de Bijbel tegen doodstraf of oorlog is, met alle nuances van dien. Leidende gedachte hierbij mag zijn dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt. Het is geen speelgoedzwaard. En zeker geen zwaard om mee te spelen. Wel een zwaard dat gehanteerd moet worden. Om burgers in een rechtvaardige oorlog te beschermen tegen vreemde dwingelandij. Om in militaire missies vrede af te dwingen. En opdat burgers het recht niet in eigen hand nemen.
Zuinig zijn op je naaste is de kern van het zesde gebod.
20 mei 2010
de waarheidsvriend
Daarom zet de overheid als toornende wreekster het zwaard in tegen hen die kwaad bedrijven (Rom.13:4). Met als doel de doodslag te weren en leven mogelijk te maken en te beschermen. Vraag is hoe zij dat doet. Mozes kende geen gevangenisstraf. Wij wel. Voor de afschaffing van de doodstraf zijn dan ook zeker goede argumenten van humanitaire, juridische en geestelijke aard aan te dragen. Genadetijd Dat laat onverlet dat er toch iets wringt wanneer iemand volkomen toerekeningsvatbaar, met voorbedachten rade en in koelen bloede een ander van het leven berooft en zelf het leven zonder meer mag behouden. Zelfs een moordenaar op weg naar de doodstraf wordt altijd nog genadiger behandeld dan hij/zij het slachtoffer deed, voor wie het leven en vooral ook de door God verleende genadetijd meestal zonder nadere aankondiging in een klap beëindigd werd. Die genadetijd is er nog wel voor moordenaars. Veel doodvonnissen worden zelfs niet eens uitgevoerd. Indrukwekkend zijn de verhalen van familieleden die de moordenaar zijn daad vergeven. Een rijke weg als je daartoe komen mag. Een hoogste invulling van Jezus’ opdracht om vijanden lief te hebben. Indrukwekkend is ook zeker het feit dat moordenaars in de Bijbel als Kaïn en David hun leven mochten behouden. Niettemin blijft de vraag open of de overheid na een zorgvuldige rechtsgang en de mogelijkheid tot pastoraat, toch niet de ruimte zou moeten ontvangen om het zwaard letterlijk te kunnen hanteren, opdat het recht zijn loop hebbe. Daar kleven grote risico’s aan in een geseculariseerde samenleving die van God noch Bijbel meer weten wil. Toch zou er een preventieve en beschermende werking vanuit kunnen gaan. En vooral: gerechtigheid voor de nabestaanden en de samenleving. Christus Bezinning op het zesde gebod raakt aan immense problematiek op velerlei terrein, waarvan ik hier slechts enkele momenten kan
Urk In november vorig jaar werd Nederland geschokt door de moord op Dirk Post, een 14-jarige jongen uit Urk. Zwaar verminkt werd hij gevonden in het Urker Bos. Hij was toen al een etmaal vermist. Tienermoord? Media berichtten dat er een 14-jarig meisje in het spel was, waarop zowel Dirk als de hoofdverdachte verliefd zou zijn. Vermoedelijk was hij meerdere keren met een honkbalknuppel op zijn hoofd geslagen. Hoek van Holland Voor de rechtbank in Rotterdam verscheen afgelopen december de zaak tegen de eerste verdachte in verband met de strandrellen in Hoek van Holland. Een 25-jarige man, die door het Openbaar Ministerie wordt gezien als een van de aanstichters van het geweld. Justitie verdenkt hem van opruiing, bedreiging van politiemensen en geweldpleging tegen agenten en bezoekers van het feest. Hij zou onder meer ‘jullie gaan dood’ en ‘we gaan ze pakken, kop eraf hakken’ hebben geroepen. Een bezoeker werd dodelijk getroffen door een politiekogel. Schiphol-Detroit Een 23-jarige Nigeriaan heeft op eerste kerstdag geprobeerd een aanslag te plegen op een vliegtuig dat onderweg was van Schiphol naar Detroit. Er ontstond een kleine explosie. De man zei in opdracht van Al Qaida te handelen. België Een 38-jarige tekenleraar Ronald J. uit het Belgische Halen heeft de moord bekend op Shana Appeltans (18) en haar vriend Kevin Paulus (22) in de nacht van 1 op 2 januari van dit jaar. Hun lichamen werden teruggevonden in hun uitgebrande auto. Uit onderzoek bleek dat ze waren doodgeschoten. Ook bekende hij de moord op een 18-jarige studente Annick Van Uytsel uit Diest in 2007. Zij verdween toen ze na een feestje naar huis fietste. Haar lichaam werd een maand later teruggevonden in een kanaal.
aanroeren. Zij roept een nauwelijks te torsen drama aan vragen, verantwoordelijkheden, machteloosheid en schuld op, dat ons uiteindelijk alleen maar met lege handen bij het kruis van Jezus Christus kan brengen. Werd op Hem niet een gerechtelijke moord gepleegd? Stierf Hij niet tussen twee moordenaars, van wie er een mee mocht naar het paradijs? En liet Hij uiteindelijk niet het leven voor de moordenaar die ik zelf ben? U zult geen moord plegen, betekent zo ook vooral: ik mag leven – uit genade – door Christus. Dat betekent: zelf de levensruimte van God ontvangen. En die vervolgens met je naaste delen. Ofwel: leven en laten leven.
J. Flikweert
20 mei 2010
Ds. P. Vermaat schrijft volgende week over het zevende gebod: niet echtbreken.
15
Gods wet en ons leven [7: niet echtbreken]
Een huis om in te wonen
Ds. P. Vermaat is hervormd emeritus predikant te Veenendaal.
God liet ons de parel van de liefde uit het verloren paradijs weg smokkelen. De relatie tussen jongen en meisje, tussen man en vrouw. Zoals aan het einde van elke scheppingsdag, zo klonk het ook op de zesde: En God zag dat het goed was. Zeer goed.
O
mdat het ‘goed’ aan het einde van de derde scheppingsdag tweemaal vermeld staat, daarom is dat in Israël nog altijd de favoriete trouwdag. Niet zomaar is het ook de dag van het wonder op de bruiloft in Kana (Joh.2:1). De derde dag heeft in de Bijbel vaak een bijzondere lading. Adam en Eva, man en vrouw schiep God. Opdat ze niet eenzaam, maar tweezaam zouden zijn. Zo mag de mens iets leren kennen van de geheimvolle relatie (Ef.5:32) tussen de Schepper en de kroon op Zijn schepping, de mens. Hoe intens die relatie wordt, zien we als mensen na vele jaren weduwe of weduwnaar worden. Hoe leeg is dan het huis van de liefde, waarin elke kamer stil en kleurloos wordt. In de modder De zondeval heeft alles aangetast. Niet alleen de goede schepping, maar ook de goede relatie tussen mensen. Het huwelijk stond als een huis. Maar door de zonde kwam ook deze parel in de modder. Het blijft een levenslange roeping om haar toch rein te bewaren. René van Loenen zegt er in zijn gedicht mooie dingen over (zie kader). Soms zie je het letterlijk gebeuren. Jonge mensen, die zelf hun eerste huis bouwen. Familie en vrienden
10
de waarheidsvriend
worden ingeschakeld. Want bouwen aan je levenshuis is niet alleen iets van twee mensen. Met grote lampen wordt tot in de kleine uurtjes gewerkt. Maar ook geestelijk is het huwelijk een huis. Er moet zorgvuldig aan gebouwd worden. De werkkamer, de woonkamer, de keuken, de slaapkamer. Ze zijn allemaal belangrijk. En je kunt het niet zonder familie en vrienden. Daarom is de verkeringstijd ook zo belangrijk. Wie de slaapkamer voorrang geeft boven de woon- of werkkamer, vergeet dat we daar niet het grootste deel van ons leven zullen zijn. Zou het daardoor komen dat zoveel huwelijken in onze tijd vroegtijdig stranden? De tekening van dit huis moet zijn naar Gods bestek. Dat bestek krijgt haar heldere belijning in het vertrek dat als eerste samen mag worden opgetrokken: het bidvertrek. Niet voor niets heeft Jezus gezegd dat bouwen op zand weinig toekomst heeft (Matt.7). Is dat niet vaak de reden van veel huwelijksleed in onze tijd? Gaven we de ene kamer meer tijd en aandacht dan de andere? Te zwaar bewaakt? Huizen krijgen steeds meer beveiliging. Hoge hekken, maar ook elektronica. Verborgen camera’s en openlijke alarmbellen. In een tijd waarin zoveel jongeren en ouderen in hun relaties grote schade oplopen of niet het optimale erin vinden naar Gods bedoeling, mag de beveiliging wel extra aandacht krijgen. In de prediking en in de gesprekken. In de huwelijkscatechese en op de bijbelkringen. Vóór het huis wordt betrokken en zolang het wordt bewoond. Als de overheid voor ons dagelijks vervoermiddel een jaarlijkse APK vraagt (uit voorzorg!), hoeveel te meer moet dat gelden voor ons
huwelijkshuis. Nu gehuwden buiten de deur in zoveel verschillende werelden leven, heeft de wereld binnen het huis van ons huwelijk extra onderhoud nodig. Iemand heeft het huwelijk eens genoemd een ‘reuzenstap naar de hemel of een reuzenstap naar de hel’. Het valt niet mee voor jonge mensen de bijbelse normen (die goed zijn voor alle mensen!) te kennen en te toe te passen. Er wordt door bekende Nederlanders zoveel Vandaag is het drukker in de kerk dan anders. Vooral de jongeren zijn er in groten getale. Wat wil je bij dit onderwerp in de leerdienst: Zondag 41, het zevende gebod. Ook ouderen slaan dit keer niet over. Het is tenslotte een testcase. Hoe ver gaat onze dominee in het benoemen van de dingen? Hoe concreet houdt hij zich aan de catechismus? Durft hij de dorpsadat openlijk te doorbreken? In onze kringen gaan we ervoor om mensen eerlijk te behandelen, maar hoe eerlijk zijn we op dit terrein? We zijn we er beducht voor dat mensen met een ingebeelde hemel naar de hel gaan, maar hoe concreet is onze twee wegenleer bij dit gebod? Is het nog wel mogelijk in de 21e eeuw grenzen aan te geven? Verbodsborden in het verkeer zijn niet alleen tot beperking, maar ook ter bescherming. Moet het niet veel meer gaan over de ruimte die dit verbodsbord in het menselijk verkeer schept dan over de beperkingen die het oplegt? Of lenen details zich meer voor catechisaties en bijbelkring? Vanaf de hoge kansel kun je als dominee gemakkelijk grote en mooie dingen zeggen. Maar wie doet het op de huwelijkskring, als meteen om uitleg wordt gevraagd of weerwoord gegeven? Vragen genoeg. Antwoorden ook.
27 mei 2010
(en zo gemakkelijk?) van partner gewisseld, alsof het om inruilauto’s gaat. Wie de zegen van een gelukkig huwelijk van dichtbij heeft mogen zien of het verdriet van gebrokenheid aan den lijve heeft ervaren, weet hoe belangrijk beveiliging is. Er zijn inbraken waartegen we ons niet kunnen beveiligen. Maar er zijn ook dieven die bij voorkeur in het donker het levenshuis belagen (Matt.24:43). Daarom moet het licht van het Woord van God helder schijnen. Automatisch aanflitsende lampen moeten zo ons huwelijkshuis beveiligen. En dat vooral voor de jongeren van nu. Moderne gezinnen worden genoemd ‘de grenzenloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders’. Er is veel licht nodig om als christen hierin vandaag Gods weg te vinden. Andere relaties Het valt op dat de catechismus bij de uitleg van dit gebod ook aandacht geeft aan relaties buiten het huwelijk. In de woordkeus en de ‘gevaren van vijanden’ valt niet alleen te denken aan de seksualiteit en de manier waarop dit deel van de parel haar schitterende glans behoudt. Paulus noemt het lichaam ‘tempel van de Heilige Geest’ (1Kor.6:19). Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de verschillende werelden waarin we leven. De wereld van het werk, van de sport en ook die van onze relaties. Daarin eerlijk te zijn voor God en mensen, dwingt tot zorgvuldig omgaan met het Woord van God en samen zoeken naar Zijn weg. Ook mooie woorden als ‘trouw’ en ‘gevende en sparende liefde’ in relaties vragen om concrete invulling. Bewaking in een tijd waarin van overvallen op het huwelijkshuis zo snel wordt gezegd ‘moet kunnen’, is niet alleen voor de volgende generatie van groot belang. Minder stellig ‘Huwelijken worden in de hemel gesloten.’ Vroeger zeiden we dat zonder veel schroom. Nu gemeentehuis en kerk er steeds vaker niet meer bij worden betrokken, spreken we dat voorzichtiger uit. Ook al zullen we de woorden uit het formu-
de waarheidsvriend
lier ‘bedoeld als een gemeenschap voor het gehele leven’ niet weglaten, toch is ook onder ons die zekerheid en stelligheid vaak weg. Veel mensen wisselen van ‘huis’, zonder te overzien hoe groot de gevolgen zijn. Was de bewaking toch niet zorgvuldig? Hadden we wel dezelfde voordeur, maar werden de andere vertrekken steeds minder gezamenlijk bewoond? Kwamen we nog wel in het bidvertrek? Was de alarmbel uit het formulier ‘opdat uw gebeden niet verhinderd worden’ te vaak uitgeschakeld? In de verworden wereld, waarin we leven met veel relatieleed, roept God ons een leesbare brief van Hem te zijn. Dat valt niet mee. Maar het is ook een prachtige opdracht. De mooie foto van een christelijk huwelijk en gezin in Psalm 127 heeft ook een onderschrift. ‘Door de zegen van God.’ Hoe langer je zelf getrouwd bent en om je heen hebt gekeken, hoe meer je dat gaat beseffen. Alleen de zegen des Heeren maakt rijk. Denken we er nog weleens aan hoe en door wie ons die werd toegezongen? Ondertussen wijst zelfs deze oude Psalm op het belang van de ‘bewaking’ van het huis van ons huwelijk. Zo krijgen oude woorden een eigentijdse spits. Nooit meer single Straks wordt er niet meer ten huwelijk gegeven of genomen (Matt.22:30). Wat het geheimenis hiervan is, laat zich raden. Niet dat het grote geluk dat de Heere God in een gezegend huwelijk schonk voorbij is. Niet dat déze parel er op de nieuwe aarde niet meer zal zijn. Wel dat alle relaties, man en vrouw, ouders en kinderen, broer en zus, vriend en vriendin (Mark.10:29, 30) weer zijn zoals God het bedoelde. Afspiegeling van de relatie tussen Christus en Zijn kerk. Nooit zal één mens meer single zijn. Aan de mooie woorden uit het huwelijksformulier over ‘elkaar trouw helpen en bijstaan in alle dingen, die tot het tijdelijke en tot het eeuwige leven behoren’ hoeft niemand meer herinnerd te worden. Littekens en tranen zijn voorgoed voorbij. Muziek Het gebeurde ergens in zo’n grote
moderne woontoren met veel automatische glazen deuren naar de hal, de brievenbussen en de liften. Ergens in de hoek lag een harp, helemaal uit elkaar. Maar op het oog nog zo nieuw dat niemand hem bij het grof vuil durfde zetten. Op een dag kwam een man met wat klein gereedschap. Zonder Liefde is een huis woorden ging Liefde is een huis om in te wonen, hij zitten naast plaats waar God op onze thuiskomst wacht, de ontluisterde waar wij weer op adem kunnen komen, harp. In korte waar wij kunnen schuilen in de nacht. tijd had hij alle onderdelen op Liefde is een woning waar steeds plaats is hun plaats. Als voor de reiziger die komen kan, als hij niet tot reizen meer in staat is. laatste schroefde Liefde is een vuur, een vrouw, een man. hij het nog gave gouden naamLiefde is een huis om in te wonen, plaatje er op. plaats waar mensen voor elkaar bestaan, Toen begon hij waar gegeven wordt en niet genomen, te spelen. Onwaar de geest van Christus wordt verstaan. vergetelijk mooi Liefde is een schuilplaats voor verdrukten, klonk het in die niet te vinden voor geweldenaars, hoge hal. Steeds die wat zwak en weerloos is verdrukken; meer mensen voor geweld is in dit huis geen plaats. bleven verrukt staan. Eén van Liefde is een plaats om te ontvangen hen liep naar Hem die aan de tafel wordt verwacht, hem toe, vroeg want naar Liefde uit gaat Zijn verlangen. Zal Hij ons hier vinden deze nacht? wie hij was, hoe hij het kon en René van Loenen, in Het suizen van een zachte waarom hij dit koelte (1984) deed. Uit zijn binnenzak haalde hij zijn naamkaartje en legde dat naast het gouden plaatje op de harp. Dezelfde naam. Hij zei alleen: ‘Wie hem gemaakt heeft, kan hem ook repareren’. Soms is de muziek eruit, uit onze relatie. Vraag je niet af: hoeveel snaren kan een harp missen, om toch nog mooi te klinken. Maak weer eens een afspraakje met je partner, zoals vroeger. Soms zijn mensen jaren op zoek, zonder echt te vinden. Soms worden mensen binnen of buiten het huwelijk gebruikt en misbruikt. Soms is er heel veel geknapt, door eigen schuld of door de handen van anderen. Vergeet nooit de Maker! Door Zijn Handen gebeuren nog altijd wonderen. Waar valse tonen klonken, komt toch weer harmonie. Er is ook nog heel veel samenleven, Volgende week schrijft waar muziek in zit. En soms na jaren ds. D. Breure over het weer in komt. Dat staat als een huis. achtste gebod: Niet
P. Vermaat
27 mei 2010
stelen.
11
Gods wet en ons leven [8: niet stelen]
Niet jaloers maar dankbaar
Ds. D. Breure is hervormd predikant te Waarder.
Net als bij de andere geboden moeten we bij ‘Gij zult niet stelen’ eerst doorstoten naar de positieve kern die het gebod vraagt. Paulus brengt die onder woorden: ‘…ik heb geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben.’
D
ankbaar zijn voor wat ik heb. Ook al heb je in aards opzicht heel weinig, dan toch vergenoegd zijn. Niet opstandig, omdat ik niet meer heb. Niet overmatig verlangen naar meer, maar tevreden zijn met wat je hebt. Het gebod boort tot in de gezindheid van ons hart. De zonde ligt allereerst op het vlak van begeerten, ontevredenheid, hebzucht. En het gebod vraagt vooral de innerlijke houding van dankbaarheid en leven uit Gods hand. Niemand kan hieraan voldoen zonder het geloof. Alleen het geloof geeft deze grondhouding in beginsel. Hoe kan dat? Vanuit het wonder van het geloof dat ik in Christus vrede met God heb en een erfgenaam van het eeuwige leven ben. Zodat het licht van de eeuwige erfenis die wacht, schijnt over ons aardse leven en dat leven in het juiste licht plaatst. Niet zonder Christus Dan heb ik per definitie altijd genoeg en nooit reden tot klagen. Integendeel, ik heb altijd reden tot dankbaarheid. Je merkt die houding bij Job. Toen hij alles kwijt was, zei hij: ‘De HEERE heeft gegeven, de HEERE heeft genomen, de Naam des HEEREN zij geloofd’
10
de waarheidsvriend
(1:21b). Dan vindt mijn leven ten diepste plaats aan de voet van het kruis, waar Jezus om mijnentwil geen drinken, geen kleren, geen pijnstillers, geen God had. En alles wat ik daarvan wel ontvang om Zijnentwil is reden tot verwondering. Buiten (het geloof in) Christus om is het dus onmogelijk om het ‘Gij zult niet stelen’ ook maar enigszins op één moment van mijn leven te volbrengen. Ook dit gebod drijft daarom uit tot Christus, omdat anders ook omwille van dit gebod Gods oordeel mij treffen zal. En vanuit Christus geldt: hoe dichter we bij Hem zullen leven, hoe krachtiger wij dit gebod gestalte zullen mogen geven in ons leven. Belasting Hoe geven we daar praktisch invulling aan? Allereerst gaat het dan om de gezindheid van het hart. In negatieve zin om het afsterven van gevoelens van jaloezie, hebberigheid, ontevredenheid, gierigheid, verkwisting. In positieve zin om het doen opstaan van gevoelens als dankbaarheid, onderwerping, tevredenheid, vrijgevigheid. Het gaat ook om handel en wandel. In negatieve zin zou ik dan de
bekende voorbeelden willen noemen om geen belasting te ontduiken en niet aan grote loterijen mee te doen. Bij het eerste valt zelfs te bedenken dat in elk geval een deel van ons belastinggeld gebruikt wordt voor voorzieningen voor hulpbehoevenden in eigen land (gezondheidszorg en onderwijs), ontwikkelingshulp (laten we niet op een partij stemmen die daarop beknibbelen wil), bescherming van burgers (defensie) en dat het als zodanig een voorrecht mag zijn om daaraan bij te dragen. Bij het tweede, de lotto, moeten we bedenken dat de HEERE deze manier om aan geld te komen niet noemt in Zijn Woord. Dat zal zijn reden hebben, namelijk dat een loterij de hebzucht aanwakkert. Dat effect is niet weg te strepen tegen het gegeven dat bij grote loterijen een deel van de opbrengst naar goede doelen gaat. Wie goede doelen op het oog heeft, zal willen geven zonder de bijbedoeling om er misschien zelf een prijs uit te slepen. Vasten en tienden In positieve zin zou ik ook twee aspecten willen noemen, waarbij het vooral gaat om wat we met ons bezit doen. Ik noem het vasten en
Simon is maar wat blij: bijna examen gedaan. Een lange vakantie ligt voor hem. Bijna iedereen gaat vakantiewerk doen. Geld verdienen voor het rijbewijs en een lange vakantie in het buitenland. Zou hij dat ook doen? Hij weet een adres waar hij terecht zou kunnen en goed zou kunnen verdienen. Dat trekt wel. Totdat zijn zus tegen hem zegt: ‘Heb je gehoord dat ze vrijwilligers zoeken in het verpleeghuis om twee weken ouderen in een rolstoel te begeleiden?’ Simon gaat twijfelen: wat zou de Heere van Hem vragen? Piet is er heel wat uren mee bezig. Op internet zoekt hij allerlei gadgets. Site na site wordt door hem bezocht. Het gaat ook lekker makkelijk; een paar klikken en hij heeft weer wat gekocht. Soms is het merkkleding, soms iets op digitaal gebied, dan weer wat anders. Alles bij elkaar tikt het behoorlijk aan: de tijd die het hem kost én het geld.
3 juni 2010
het geven van de tienden. Het vasten is een typering van een hele levensstijl die probeert bewaard te blijven voor het luxe en overdadige. Het valt niet hard te maken dat vasten voor christenen na het Nieuwe Testament niet meer gelden zou. Als wij slechts denken aan Mattheüs 6, waar bidden, vasten en het geven van aalmoezen strikt op één lijn worden gesteld, kan het ons duidelijk zijn dat het vasten een geoorloofde en geboden zaak is door God. Deze toewijding aan God, Zijn Woord, Zijn belangen en het gebed waarbij wij (voor een groot deel) afzien van voedsel en drinken is tegelijk een goede toets voor hoe vast wij aan de aardse dingen verkleefd zijn. Wie zich in het vasten oefent, zal er geen spijt van hebben. Het geven van de tienden lijkt mij geen strikt gebod te zijn in het Nieuwe Testament, maar als het in het Oude Testament is voorgeschreven, kunnen we ons moeilijk voorstellen dat er nu minder gevraagd zou zijn. Eerder meer, toch? Nu weet ik wel het oudtestamentische geven overlapt met ons belastingsysteem, maar in onze welvaartmaatschappij is het een goede zaak om naar het geven van tienden te streven. Het is dan beter de gaven aan het begin van het jaar vast te stellen dan ze een sluitpost van de begroting te laten worden. En laten kinderen en jongeren die zak- en vakantiegeld krijgen vroeg leren om hiervan een goede gewoonte te maken. Tijdsbesteding De eerste bedoeling van het gebod om niet te stelen raakt de besteding van ons geld. Maar we moeten ook over de besteding van onze tijd nadenken. De vraag waar anderen ons geld aan besteden en hoe wij ermee omgaan, kan ook gesteld worden voor onze tijd. Hoe besteden wij onze tijd en hoe gaan wij daarmee om? Ook tijd kunnen we immers stelen van de HEERE, als wij onze dagen besteden voor eigen belangen en niet voor de belangen van Zijn rijk. Het achtste gebod vraagt dus ook aan mij: hoe ga ik met mijn tijd om? Geldt niet hetzelfde voor eer? We kunnen eer van God stelen als wij voor de (genade)gaven en talenten die wij ontvangen eer voor onszelf zoeken. Of ervan genieten als mensen ons ervoor eren en bejubelen. En dat gebeurt niet alleen in de wereld. Zou het in de kerk niet een even grote verzoeking zijn? Als we lezen wat Herodes gebeurde (Hand.12:21-23) toen hij ervan genoot dat mensen hem om zijn gaven als god vereerden, moet ons dat te denken geven. Alleen God komt eer toe en wie die van Hem ontneemt, steelt van God. Dat mag uitzien geven naar de bedeling die komt. God zal ons Zichzelf al Zijn gaven in overvloed geven en wij zullen Hem alleen alle eer daarvoor brengen.
D. Breure Volgende week schrijft ds. J.A. van den Berg over het negende gebod: geen valse getuigenis.
de waarheidsvriend
column
(M)achteloze ouders
E
en leestekst in een voorexamenklas behandelt het overmatig alcoholgebruik in Engeland bij jongeren. De cijfers over gebruik bij veertien- en vijftienjarigen in Engeland zijn werkelijk verbijsterend. De vraag komt naar boven hoe dit in ons eigen land ligt. De reacties uit de klas geven mij nou niet direct een gerustgesteld gevoel. Na de les blijft een aantal leerlingen even ‘plakken’. ‘Er wordt gewoon Dr. J. van Wijk is als onwijs veel gedronken’, wordt mij kalm meegedocent verbonden aan deeld. Deze groep leerlingen heeft een gemidDriestar Hogeschool delde leeftijd van bijna zeventien, en het valt te en Driestar College te vrezen dat het beeld voor de groep daaronder even Gouda. ongunstig is. Met minder dan vijf tot acht flesjes per avond hoor je er niet bij, en niet zelden komt het getal (ruim) boven de tien te liggen. Dit geldt dus de kerkelijke jeugd. Al met al reden tot grote zorg, dunkt me. Hoe moet je daar nu als ouders en opvoeders mee om gaan? Veel adviezen geven ouders de raad om een absoluut nee te verkopen aan hun kroost. Andere zeggen dat je hen thuis begeleid moet leren drinken. Het is een geducht lastige opdracht kinderen te waarschuwen voor de gevolgen van overmatige consumptie in een cultuur die in alcohol gedrenkt is. Nu zijn er gelukkig veel ouders die zich terdege bewust zijn van dit steeds groter wordende probleem, en die daarom stevig de vinger aan de pols houden. Zorgelijker is de grote onverschilligheid die er klaarblijkelijk bij sommige ouders heerst over wat hun kinderen uitkuren en waar ze zich tot diep in de nacht bevinden. Ze geven al te gemakkelijk toestemming voor het ene na het andere feest en denken er niet aan om als politieagent op te treden. Waaraan het vele verdiende zakgeld opgaat, zal hen een zorg zijn. In deze houding worden ze gesteund door een overheid die, op de twee kleine christelijke partijen na, niet veel voelt voor het verhogen van de leeftijdgrens tot achttien jaar.
Met minder dan vijf tot acht flesjes per avond hoor je er niet bij
Maar er valt wel degelijk iets aan te doen. Regelmatig aandacht aan de mogelijk vernietigende werking van te veel drinken heeft impact op de jeugd. Inprenten dat jezelf laveloos drinken niet stoer of cool is kan rekenen op instemming in een klas. Evenals de overweging dat zo’n levensstijl Gods goedkeuring nooit kan wegdragen. En dat het goed is Hem te vragen tegen zo’n manier van leven in te gaan. Zijn aanwezigheid werkt metterdaad Geestverruimend.
J. van Wijk
3 juni 2010
11
Gods wet en ons leven [9: geen valse getuigenis]
Aangelegd op liegen
Ds. J.A. van den Berg is hervormd predikant te IJsselmuiden-Grafhorst.
De tong is een klein lichaamsdeel, maar het gebruik ervan kan grote gevolgen hebben. Het is nodig om te bidden met Psalm 141: ‘HEERE! zet een wacht voor mijn mond en behoed de deur van mijn lippen.’ Als een bewaker voor de deur van onze lippen is het negende gebod ons gegeven.
J
e moet er niet aan denken om in een land te wonen waar geen goede rechtspraak is. Waar zou je bescherming kunnen vinden tegen onrecht of geweld dat je wordt aangedaan? God is een rechtvaardig God. Hij heeft het recht lief en dat is een zegen. Het negende gebod wil dat we het recht vasthouden in de verhoudingen tussen mensen. Heel belangrijk is daarbij wat we met onze mond zeggen. Het valse getuigenis doet ons denken aan de geschiedenis van Naboth. Achab wil de wijngaard van Naboth hebben. Izebel zorgt ervoor dat hij die krijgt. Dat doet ze door twee goddeloze mannen te laten getuigen tegen Naboth. Dit valse getuigenis is er de oorzaak van dat Naboth wordt gedood. Zo krijgt Achab de wijngaard in bezit. God wil dit niet. Daarom krijgt Achab door Elia het oordeel aangezegd. Niet elke leugen heeft meteen zo’n schokkend gevolg, maar het is duidelijk dat de waarheid van groot belang in de onderlinge verhoudingen is.
14
de waarheidsvriend
Leugenaar Zou er een gebod zijn waartegen meer gezondigd wordt dan tegen het negende gebod? Het is belangrijk om eraan te denken dat de Heere Jezus de duivel een leugenaar noemt. In het paradijs komt de duivel met de grove leugen dat Adam en Eva als God zouden worden door te eten van de verboden boom. Daar kiest de mens voor de duivel als overste van deze wereld. Sindsdien is de wereld vol leugen. In Romeinen 3 stelt Paulus vast dat God waar is en dat alle mensen leugenachtig zijn. De leugen komt tot een hoogtepunt als Christus veroordeeld wordt door het valse getuigenis. Hij is de Enige die van Zichzelf kon zeggen: Ik ben de Waarheid. Nooit was er een leugen op Zijn lippen of in Zijn hart. Wat moet het voor Hem een lijdensweg geweest zijn om op aarde te zijn, tussen leugenachtige mensen. Hij, die zelfs de harten kent. Door de zonde is er een diepe neiging in elk mensenhart om met behulp van de leugen een betere positie te bereiken. Kinderen, jongeren en ouderen doen daar aan mee. Zo wordt er veel schade aangericht bij de naaste en in relaties. Heel subtiel Op allerlei manieren doet het valse getuigenis zijn verwoestende werk. Mensen kunnen heel gemene din-
gen tegen elkaar zeggen, die niet waar zijn. Woorden kunnen scherp zijn als een mes en innerlijk verwonden. Nog erger is het als achter de rug wordt kwaadgesproken. Hoe kan iemand zich daartegen verdedigen? Het allerergst is de situatie waar iemand zich als vriend voordoet maar je tegelijk door laster omlaag haalt. De leugen kan heel subtiel te werk gaan, als de duivel zelf. We kunnen de woorden van een ander op een iets andere toon weergeven. Het is mogelijk om de bedoeling van woorden in een heel ander licht te stellen. Waarom doen wij zulke dingen? Komt het niet door het zondige verlangen om ons meer te voelen dan die ander? Willen we niet graag dat anderen ons meer eer geven dan dat onze naaste krijgt? Proberen we niet onze hebzucht te bevredigen door oneerlijk te zijn? Als mijn chef een negatieve indruk heeft van mijn collega, dan maak ik meer kans op promotie. Misleiding Er is ongelooflijk veel misleiding. Vaak beseffen we het niet eens. Heel veel reclame wekt een verkeerde indruk. Reclame kan je de indruk geven dat het gezin echt stralend gelukkig is als je een bepaald merk auto bezit. Of je schijnt hopeloos achter te blijven in het zakenleven wanneer je die
Annelies krijgt wiskundeles
Thuis vertelt Annelies regelmatig over meneer Berendsen, haar wiskundeleraar. Die man kan totaal geen orde houden. Hij legt de dingen ook verkeerd uit. Geen wonder dat iedereen onvoldoendes haalt. Vragen stellen mag niet en je kan zomaar om niets gestraft worden. De ouders van Annelies geloven wat ze vertelt. Het klinkt allemaal heel overtuigend. Er ontstaat een zeer negatief beeld van meneer Berendsen. Annelies heeft het toch maar moeilijk bij hem in de klas. Totdat er gesprekken komen op school en blijkt dat Annelies niet haar best doet voor wiskunde. De verhalen moesten dienen om zichzelf schoon te praten.
10 juni 2010
speciale laptop niet hebt. Films of romans kunnen een beeld oproepen over de relatie tussen man en vrouw, dat niet realistisch is. Alsof er geen problemen te overwinnen zijn en alsof we niet leven in een gebroken wereld, waar de dingen niet volmaakt zijn. Heel wat huwelijken staan onder druk doordat een verkeerd verwachtingspatroon is gevoed. Veel levens worden verwoest door de leugen dat alcohol of drugs je uit de ellende kan halen. Het moeilijke hierbij is dat het voor even lijkt waar te zijn. Maar uiteindelijk komt de leugen openbaar en vaak is het dan te laat. In onze tijd kun je via internet in een virtuele wereld komen. Mensen zoeken daar het geluk dat ze in het dagelijkse leven niet kunnen vinden. Je kunt er relaties aangaan, zaken doen, zelfs dingen doen die in werkelijkheid verboden en strafbaar zijn. Daar kun je begeerten en emoties hun vrije gang laten gaan. Het is immers maar een schijnwereld. Maar is het niet een grote leugen als we denken dat dit geen invloed heeft op ons mens zijn en de omgang met elkaar?
de waarheidsvriend
Kern van liefde Hoe geven we de bewaker die zich in het negende gebod aandient de juiste plaats? Wat is de betekenis van dit gebod voor het christelijk leven in deze tijd? Ten diepste gaat het ook in dit gebod om de kern van de liefde. Als wij de opzoekende zondaarsliefde van Christus kennen, komt er ruimte om het goede te zoeken voor de naaste. Dan leren we om de minste te zijn en onszelf te verloochenen. We zullen dan liever bezittingen verliezen dan dat een broeder door ons toedoen zou verloren gaan. Anderen behoren in ons leven te merken dat we de waarheid en het recht lief hebben. Daar gaat een getuigenis vanuit in een wereld vol bedrog. Het roept vragen op als mijn vrouw bij de slager aangeeft dat het bedrag te laag is omdat een artikel niet is gerekend. Als wij niet kwaad spreken over een ander dan wekt dat vertrouwen. Het zal mensen ertoe brengen om hun hart te openen. Daar komen gelegenheden om het Evangelie door te geven. Wat is het nodig dat wij vast staan in de waarheid van Gods Woord. Hoe belangrijk is het om een dage-
lijkse omgang te kennen met Christus door het geloof. Door de kracht van de waarheid in ons leven zullen we de listen en leugens van de duivel doorzien. Als we dicht bij God leven, dan kan de schone schijn van de leugen ons niet bekoren. Getuigenis van waarheid Maar wie kan zeggen dat hij of zij vrij is van de leugen en het valse getuigenis? Wij mogen wel bidden: ‘Was, reinig mijn gemoed van mijn verborgen zonden.’ Wat is het dan heerlijk om te weten door het geloof: er is één Mens geweest in Wie het onrecht nooit is gevonden. Hij wilde in mijn plaats staan en deed wat ik had moeten doen. Bij Hem is vergeving en vernieuwing, elke keer weer. Christus heeft getuigenis gegeven van de waarheid. Het heeft Hem alles gekost. De hemelse heerlijkheid verliet Hij. Aards bezit heeft Hij niet nagejaagd. Spot en smaad heeft Hij gedragen. Ja, Zijn leven heeft Hij gegeven. Zo heeft Hij het gekrenkte recht van God hersteld tot behoud van mensen. Laten wij mogen lijken op Hem.
Veel misleiding hebben we niet door. Reclame kan je de indruk geven dat het gezin gelukkig is als je een bepaald merk auto bezit.
J.A. van den Berg
Volgende week schrijft ds. B.M. van den Bosch over het tiende gebod: niet begeren.
10 juni 2010
15
Gods wet en ons leven [10, slot: niet begeren]
De Waarheidsvriend
Het groene gras van de buren
Ds. B.M. van den Bosch is hervormd predikant te Linschoten.
De geschiedenis van Achab en Naboth is een oud verhaal dat zich nog alle dagen afspeelt. De Bijbel laat in 1 Koningen 21 en op andere plaatsen helder zien wat begeerte met een mens doet en hoe begeerte de wortel is van een keur van zonden.
J
e kunt je afvragen wat het eigene van het tiende gebod is wanneer je het vergelijkt met de voorafgaande geboden. Zou je de manier van handelen van Achab en Izébel niet net zo goed bij het achtste gebod kunnen behandelen? En is het niet de Heere Jezus, die aangeeft hoever het zevende gebod reikt: ‘Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft’ (Matth.5:28). Wat impliciet in het zevende of achtste gebod aanwezig is, wordt in het tiende gebod expliciet vermeld. Trouwens, ook in de behandeling van dit gebod in de catechismus (zondag 44, vr.113) vinden we weinig nieuws. Er worden geen praktische kwesties aangeroerd die met dit gebod te maken hebben, terwijl de catechismus maar al te graag concreet wil worden als het gaat om Gods gebod. Toch is het zinvol om ook bij de uitleg van dit gebod de catechismus te raadplegen, omdat de catechismus in antwoord 113 wel de kern van de zaak raakt: ons hart. Onze binnenwereld ‘Wat eist van ons het tiende gebod? Dat ook de minste lust of gedachte
8
de waarheidsvriend
tegen enig gebod van God in ons hart nimmermeer kome…’, aldus zondag 44. Volgens de catechismus richt het tiende gebod zijn pijlen op onze binnenwereld en op alles wat daarin rondspookt. Het gaat om ons hart. Het woord vertaald met ‘begeren’, zou je ook kunnen weergeven met ‘je hart ergens op zetten’. Begeren wat van je naaste is, dat is het inwendige proces, waarbij je je hart zet op iets wat je naaste heeft: zijn vrouw, zijn huis, zijn tuin, zijn mooie positie enzovoort. Het tiende gebod brengt aan het licht dat de kiemen van het kwaad in ons hart te vinden zijn. Je zou ook kunnen zeggen: het tiende gebod legt de vinger bij het voortraject van een zondige daad. Veel zondige daden komen voort uit zondige gedachten en begeerten die binnen in ons huizen. Hoe het van kwaad tot erger gaat, tekent de apostel Jakobus uit: ‘Ieder mens wordt in verzoeking gebracht als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt. Daarna, wanneer de begeerte bevrucht is, baart zij zonde, en wanneer de zonde volgroeid is, baart zij de dood’ (Jak.1:14-15). Wij kunnen bepaalde gedachten en verlangens gaan koesteren. We geven ze meer en meer ruimte en op een gegeven moment geef je eraan toe en wordt de zonde geboren.
Bewaar je oog Spreuken 4:23 vraagt van ons ons hart te behoeden boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens. Willen we ons hart behoeden, dan is het ook zaak om onze zintuigen in de gaten te houden, en in verband met het tiende gebod denk ik dan vooral aan ons oog. Bewaar je oog voor wat je ziet! Zijn het niet dikwijls zaken die via de oogpoort ons leven binnenkomen die in ons hart allerlei begeerten en fantasieën opgang brengen? Achab zag de wijngaard van Naboth en fantaseerde erover wat hij met die wijngaard zou kunnen doen. In Jozua 7: 21 lezen we dit staaltje van zelfinzicht van Achan, die zich bij Jericho toe-eigende wat hem niet toekwam: ‘Ik zag … en ik kreeg lust daartoe, en ik nam ze …’ Zien, begeren, nemen. In onze beeldcultuur kan het geen kwaad hier eens bij stil te staan. Versterken beeldcultuur en consumptiemaatschappij elkaar niet in sterke mate? Kleurrijk speel- en snoepgoed doet de harten van onze kleinen sneller kloppen en vuriger begeren. Geraffineerde reclamecampagnes proberen met gelikte beelden ons hart te raken. Soms zou je denken dat we in onze samenleving dit gebod hebben: ‘Gij zult begeren.’ Zien doet verlangen. Heeft internet niet alles voor het
Wat zou het mooi zijn als…
‘Wat zou het mooi zijn als ik die wijngaard van mijn buurman zou kunnen voegen bij mijn koninklijke domeinen’, dacht de koning. ‘Juist die wijngaard is een ideale plaats om een moestuin aan te leggen. Alleen jammer dat die buurman zo’n lastige klant is.’ Chagrijnig liep de koning zijn paleis binnen. Toen hij zijn vrouw vertelde wat er aan de hand was en wat hij graag zou willen, zag zij dat ook helemaal zitten. ‘Laat mij dat varkentje maar wassen’, zei ze. Ze organiseerde een showproces, de buurman werd volgens plan veroordeeld en gestenigd. Triomfantelijk kon de koningin haar man melden: ‘Je kunt jouw wijngaard in bezit nemen.’
17 juni 2010
oog bereikbaar gemaakt? Laten wij ons oog bewaren en bidden met Psalm 119:37: ‘Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat geen waarde heeft.’ Niets begeren? In het boeddhisme leeft de gedachte dat het grootste geluk is geen begeerten te kennen. Alle ellende in de wereld en alle onrust in een mensenleven komt uiteindelijk daaruit voort dat we begeren. Op zichzelf zit er in deze gedachtegang veel waars. Is het niet zo dat verlangens en begeerten een mens helemaal in beslag kunnen nemen? Is het niet waar dat we de lat heel hoog leggen als het gaat om de kwaliteit van ons leven? Of het nu gaat om relaties, onze woning of carrière, we hebben een heel wensenlijstje. Vinden we het vreemd dat dat onrust geeft? ‘Beter is weinig met de vreze des Heeren, dan een grote schat, en onrust daarbij’ (Spr.15:16). Ongebreidelde verlangens en ambities brengen ons het hoofd en het hart op hol. Begeerten veroorzaken dus onrust en ellende, maar is daarmee elke begeerte en ambitie veroordeeld? Er zijn toch ook allerlei verlangens die met ons mens zijn gegeven zijn? We verlangen naar eten en drinken. We hebben behoefte aan onderdak, liefde, geborgenheid. We willen graag gewaardeerd en nuttig zijn. Niet elke begeerte is bij voorbaat verdacht. In het tiende gebod gaat het om die begeerten die haaks staan op de van ons gevraagde naastenliefde. Begeren wij dingen die onze naaste toekomen? Lijdt mijn buurman schade door mijn verlangens? Komt mijn collega in de problemen door mijn ambities? Roept het tiende gebod niet – positief – om deze begeerte:
de wil om het welzijn van onze naaste te bevorderen? Uit een vernieuwd hart In de volgorde van de catechismus volgt op de behandeling van het tiende gebod (zondag 44) de behandeling van het Onze Vader (zondag 45 e.v.). Het volmaakte gebed biedt ons een staalkaart van wenselijke begeerten. Verlangt ons hart naar de levende God? Gaat het ons om Zijn eer en om de komst van Zijn Koninkrijk? En is daarmee niet onlosmakelijk verbonden dat we het goede zoeken voor onze naasten? Dan hebben we het over goede begeerten en die wellen alleen op uit een goede bron. Wanneer het tiende gebod over ons hart gaat, dan moeten we hier ook over vernieuwing van ons hart spreken. Het tiende gebod vraagt om een ‘vlesen’ hart in plaats van een ‘stenen’ hart (Ezech.36:26). Wij komen uit bij het werk van de Heilige Geest. Wanneer de Heilige Geest ons leven verbindt met Christus, wordt een nieuwe levensoriëntatie geboren en worden onze verlangens anders gevuld. De catechismus (zondag 44, antw.113) legt uit dat het in het tiende gebod ook hierom gaat dat wij altijd en met heel ons hart vijand van alle zonden zijn en lust tot alle gerechtigheid hebben. Wie zijn eigen hart maar een beetje kent, bidt met David: ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; toets mij en ken mijn gedachten. Zie, of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg’ (Ps.139:23-24).
Van begeerten krijg je onrust en ellende
de waarheidsvriend
B.M. van den Bosch
officieel orgaan van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk Hoofdbestuur ds. H.J. Lam, Ridderkerk, 1e voorzitter; ds. M.A. Kuijt, Huizen, 2e voorzitter; ds. J. Harteman, Kampen, secretaris; A.H. Teeuwissen, Huizen, penningmeester; ds. J.A. van den Berg, IJsselmuiden; ds. C. Blenk, Lienden; dr. P.F. Bouter, Bodegraven; dr. M. van Campen, Zwartebroek; A.D. Drost, Werkendam; ds. C. van Duijn, Gouda; ds. C.H. Hogendoorn, Oud-Beijerland; mr. G. Holdijk, Uddel; ds. A.J. Mensink, Krimpen aan den IJssel; prof. dr. M.J. de Vries, Papendrecht.
Redactie drs. P.J. Vergunst (hoofdredacteur); drs. B.C.Ph. van der Waal-Goudriaan (eindredacteur); ds. C.H. Hogendoorn; mr. G. Holdijk; dr. W. Verboom
Algemeen secretariaat en redactie drs. P.J. Vergunst bureau: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660; Fax 055-5767707. Werkkamer thuis: tel. 055-5789132. E-mail:
[email protected] www.gereformeerdebond.nl
Voorlichter H. Geluk, tel. 0184-612632; E-mail:
[email protected]
Ledenadministratie Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660.
Advertenties Voor alle plaatsingen en informatie (uitgezonderd rouwadvertenties): G. Verweij , tel. 0187-471020. Advertenties worden aangenomen tot tien dagen voor verschijning; verzenden naar uitg. Eilanden Nieuws, Postbus 8, 3240 AA Sommelsdijk onder vermelding van De Waarheidsvriend; e-mail:
[email protected]
Abonnementenadministratie Voor nieuwe abonnees, adreswijzigingen enz. liefst schriftelijk: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn. Prijs € 45,50 per jaar. Losse nummers € 0,95 p. st. plus verzendkosten. Bezorgklachten: tel. 055-5766660. Voor een nieuwe jaargang kan slechts voor 1 december worden opgezegd.
Productie Opmaak ReproVinci BV, www.reprovinci.nl Druk Kon. BDU Grafisch Bedrijf BV
Gesproken editie Informatie en opgave: CBB, Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden, Postbus 131, 3850 AC Ermelo, tel. 0341-565499.
Digitale jaargangen Informatie en opgave: Stichting Reformatica, p/a A. van der Vliet, bureaubeheerder, Graaf van Lyndenlaan 25, 3771 JB Barneveld Telefoon: 0342-424368. Email:
[email protected] ISSN: 0167-3262.
Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) ‘Johannes Calvijn’ Directeur: dr. J. Hoek, e-mail:
[email protected] Postbus 80, 6710 BB Ede, tel. school (CHE): 0318-696300, fax 0318-696396, www.thgb.tk
17 juni 2010
9