Agenda algemeen bestuur Op 3 december 2008, aanvang 09.30 uur Plaats: Hof van Breda
Nummer : *08I004173* Barcode : *08I004173* Agenda agendapunt Cie / Woordvoerder
Onderwerp
1.
Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming
1a
Instellen Commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven en onderzoek van de benoemingsbescheiden van de heer A.M.A. Verkooijen. Besluit: Het AB wijst de heren Schots, Poppelaars, Spierings en Van der Burg aan voor de Commissie Geloofsbrieven.
Mondeling
1b
Besluit inzake toelating tot lid van het algemeen bestuur. Besluit: Het AB besluit de heer A.M.A. Verkooijen Terheijden per 3 december 2008 toe te laten als lid van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta ter vervulling van de opengevallen plaats in de belangencategorie Ingezetenen, kiesdistrict 1.
(08I004456)
2.
Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst van het algemeen bestuur van 1 en 8 oktober 2008. Besluit: het algemeen bestuur stelt de notulen en de besluitenlijst vast.
(1 oktober) 08I004172 (8 oktober) 08I004267
3.
Mededelingen a. Uitwerking besluit AB inzake rekenkamerfunctie b. Invulling basisinspanning NBW-actueel c. Integraal hemelwaterbeleid d. Stand van zaken budget buitenlandbeleid e. Zorgen wateroverlast buurtbewoners buurtschap Hazeldonk f. Samenvatting Beleidsvoornemen reorganisatie Structuur steunt processen g. Onderzoek verticale belastingsamenwerking in West-Brabant h. Evaluatie regiocommissies Besluit: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan.
4.
Ingekomen stukken a. Brief Unie van Waterschappen “Oprichting belangenvereniging AB-leden waterschappen”
Opmerkingen
08I004158 08I003987 08I003986 08I004022 08I004098 08I004298 08I004552 08I004480
08B12962
5.
Verslagen Regiocommissies a. Verslag commissievergadering regio Midden b. Verslag commissievergadering regio Oost c. Verslag commissievergadering regio West Besluit: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan.
08I003975 08I003985 08I004163
6.
Verslagen AB-commissies van 12 november 2008 I. Verslag AB-commissie Beleid en Investeringen 08I004381 08I004394 II. Verslag AB-commissie Beheer en Onderhoud 08I004393 III. Verslag AB-commissie Bestuur en Middelen Besluit: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan.
6a.
Instelling Commissie Geloofsbrieven Ten behoeve van de toelating van de 30 nieuwe leden van het algemeen bestuur op 17 december 2008 dienen de geloofsbrieven te worden onderzocht van de gekozenen cq. voorgedragenen. Hiervoor dient een Commissie Geloofsbrieven te worden ingesteld. Besluit: het AB wijst uit iedere categorie één lid aan voor de Commissie Geloofsbrieven.
7.
B & M / A. Dielissen
Mondeling
(08I004290) Keuze accountant voor periode van 2009-2012 In de vergadering van het algemeen bestuur van juni 2008 is ingestemd met het programma van eisen voor accountantsdiensten 2009-2012. Na deze instemming is op ambtenlijk niveau de Europese aanbesteding voorbereid. In eerste instantie is een beschrijvend document opgesteld. Dit beschrijvend document is na overleg met de subcommissie financiele jaarstukken eind augustus geplaatst op de aanbestedingskalender voor Europese aanbestedingen. Besluit: het AB stemt in met het verlenen van de opdracht voor het verrichten van accountantsdiensten voor waterschap Brabantse Delta aan Ernst & Young Accountants voor de boekjaren 2009 tot en met 2012.
7a.
B & M / Dijkgraaf
Rechtmatigheidsonderzoek 2008; “Rapport van feitelijke bevindingen” met reactie DB Besluit: Het algemeen bestuur neemt kennis van het rapport van Ernst & Young met de begeleidende notitie van het DB en onderschrijft tevens de door het dagelijks bestuur ingezette lijn met betrekking tot de aandacht en aanbevelingen met betrekking tot het onderwerp.
(08I004190)
7b.
B&M
Managementletter 2008-4 Besluit: Het AB neemt de Managementletter 2008-4 voor kennisgeving aan
(08I004531)
7c
B&M
Kostentoedelingsverordening
Nazending
-2-
8.
B & M / A. Dielissen
Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta (08I004068) 2009 De Wet Modernisering Waterschapsbestel is op 1 januari 2008 in werking getreden. Deze wet verplicht tot invoering van de watersysteemheffing met ingang van 1 januari 2009. De Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009 vervangt de huidige waterschapsomslagen gebouwd, ongebouwd en ingezetenen door de watersysteemheffing gebouwd, ongebouwd exclusief natuurterreinen, natuurterreinen en ingezetenen. Besluit: Het AB stemt in met de vaststelling van de Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009.
9.
B & M / A. Dielissen
(08I004070) Verordening verontreinigingsheffing en zuiveringsheffing 2009 De Wet Modernisering Waterschapsbestel is op 1 januari 2008 in werking getreden. Als gevolg van deze inwerkingtreding wijzigt de financieringsstructuur van de waterschapstaken. Een van de gevolgen is dat de verontreinigingsheffing in haar huidige vorm verdwijnt. Er komen twee andere belastingen voor in de plaats. De zuiveringsheffing waarmee het zuiveren van afvalwater wordt gefinancierd en een verontreinigingsheffing over de lozingen op oppervlaktewater. De opbrengst van de verontreinigingsheffing komt ten goede aan het watersysteembeheer. Besluit: AB stemt in met de vaststelling van de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 en de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009.
10.
B & M / A. Dielissen
Begroting 2009 In de begroting 2009 zijn de door de organisatie aangeleverde programmaplannen voor het komende jaar verwerkt. De basis voor de begroting 2009 is de kadernota 2008 die in de vergadering van 25 juni 2008 aan de orde is geweest. De kadernota geeft de kaders en de uitgangspunten aan voor de begroting van het komende jaar. De begroting 2009 is de basis voor het vaststellen van de tarieven voor de waterschapsbelastingen 2009. Besluit: het AB stemt in met: 1. de begroting 2009; 2. het onttrekken aan de egalisatiereserves van de diverse taken zoals vermeld in de begroting.
-3-
(08I004077)
11.
B & M / A. Dielissen
Mandatering dagelijks bestuur (voorkomend uit de (08I004131) financiële verordening art 108) In de vergadering van het algemeen bestuur van oktober 2008 komt de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Brabantse Delta (artikel 108 Waterschapswet) aan de orde. In deze verordening zijn bij de artikelen 7 en 9 bepalingen opgenomen waarbij het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur bevoegdheden kan verstrekken onder meer met betrekking tot het goedkeuren van bepaalde voorbereiding- en uitvoeringskredieten, het af- en overschrijven van gevoteerde kredieten en het beschikken over de post onvoorziene uitgaven. Besluit: het AB stemt in met: 1. Het beschikbaar gestelde algemeen voorbereidingskrediet te handhaven op € 5,0 miljoen. 2. Het verstrekken van de volgende bevoegdheden aan het dagelijks bestuur: Het goedkeuren van voorbereidingskredieten tot € 1 miljoen per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn dan 10% van de geraamde projectkosten in het Investeringsplan. Het goedkeuren van uitvoeringskredieten voor instandhoudingsinvesteringen die zijn opgenomen in het Investeringsplan en waarvan de uitgaven niet meer dan € 3 miljoen per investering bedragen. Het af- en overschrijven tussen (gemandateerde) instandhoudingsinvesteringen tot maximaal 20% van het in het Investeringsplan opgenomen bedrag per investering. Het af- en overschrijven van door het algemeen bestuur geautoriseerde kredieten van de activiteiten die deel uit maken van een gebiedsgericht project. Het overschrijden van de geraamde uitgaven van een door het algemeen bestuur geautoriseerd krediet voor een ontwikkelingsinvestering met 10%. Het beschikken over de post onvoorzien uit de begroting. Het overschrijden van de nettokosten van een programma met 10% indien de benodigde financiële ruimte elders in de begroting gevonden kan worden.
-4-
12.
B & M / A. Dielissen
Controleprotocol accountant en bijbehorend normenkader De nieuwe waterschapswet kent een aantal bepalingen met betrekking tot de rol van en afspraken met de accountant en de invulling van de rechtmatigheid. In deze nota met bijbehorende stukken gaat het om het controleprotocol en normenkader. Besluit: het AB stemt in met bijgevoegd controleprotocol voor de accountant inclusief het bijbehorend normenkader.
(08I004149) Gewijzigde bijlage
13.
B & I/ J. van der Aa
Toetreden waterschap Regge en Dinkel als aandeelhouder SNB Instemming met het toetrden van waterschap Regge en Dinkel als aandeelhouder SNB. Besluit: AB stemt in met de aanvullende bepalingen met betrekking tot de toetreding van waterschap Regge en Dinkel zoals opgenomen in deze notitie met bijlagen.
(08I004150) Besluit toegevoegd
14.
B & M / A. Dielissen
(08I004061) Verdere fusie laboratoria waterschappen Doel van de verdere samenwerking is een kostenefficiënte en robustere laboratoriumorganisatie die beter in kan spelen op de genoemde ontwikkelingen. Met de fusie kunnen eveneens een aantal kwetsbaarheden worden opgelost zoals de relatief kleine schaal waarop in sommige specialisaties wordt geopereerd. Besluit: het AB stemt in met het opgaan van Delta Waterlab in de verdere fusie met andere waterschapslaboratoria zoals uitgewerkt in bijgaand besluit onder het voorbehoud dat aan bepaalde uitgangspunten kan worden voldaan.
15.
B & I / J. van der Aa
Definitief ontwerp kadeversterking aanvulling inrichtingsplan Zwaluws Getij Vanuit de wens om de getijdenwerking in het kreekrestant de Zwaluwse Haven weer terug te brengen is - als onderdeel van het project “Het Zwaluws Getij” - een stabiliteitsonderzoek voor de Zwaluwse Haven uitgevoerd. Ook de landelijke discussie aangaande boezemkeringen – naar aanleiding van de kwestie Wilnis – vormde aanleiding om dit veiligheidsaspect extra nauwkeurig te onderzoeken. Dit heeft geleid tot een aanvulling van het inrichtingsplan. Besluit: het AB stemt in met (de aanvulling op) het definitief ontwerp van het Zwaluws Getij inzake de kadeversterking.
-5-
(08I004025)
16.
B & I / J. van der Aa
(08I004029) Nadere invulling waterkwaliteitsspoor riooloverstorten Tot nu toe zijn de inspanningen van Brabantse Delta er op gericht om invulling te geven aan de basisinspanning middels het OAS-traject. Omdat de maatregelen voor het waterkwaliteitsspoor invloed kunnen hebben op de maatregelen voor de basisinspanning, is er voor gekozen om het waterkwaliteitsspoor indicatief mee te nemen in de OAS. Besluit: het AB stemt in met het voorgestelde proces om te komen tot een nadere invulling van het waterkwaliteitsspoor (immissietoets) voor riooloverstorten, en gaat akkoord met de kosten voor het waterschap en de voorgestelde kostenverdeling met de gemeenten voor het onderzoek (50/50) en de maatregelen en stelt daarvoor een uitvoeringskrediet ter beschikking.
17.
B & I / J. van der Aa
(08I004046) Aanvraag UVK project 7939 zwemwater De Europese zwemwaterrichtlijn van 2006 vervangt de richtlijn van 1975. Tot 2015 bevinden alle lidstaten zich in een overgangsfase van de oude zwemwaterrichtlijn naar de nieuwe. Daarna moeten alle lidstaten in het geheel volgens de zwemwaterrichtlijn van 2006 werken. In de overgangsfase moeten onder andere zwemwaterprofielen worden opgesteld. Op 24 maart 2011 moet voor elke zwemplas of zwemlocatie een zwemwaterprofiel zijn opgesteld. In het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta liggen 17 zwemlocaties. Er zal per zwemlocatie een zwemwaterprofiel worden opgesteld dus het waterschap moet uiteindelijk 17 zwemwaterprofielen opstellen. Besluit: : AB stemt in met het verlenen van een uitvoeringskrediet voor het actualiseren van de reeds bestaande zwemwaterprofielen, het opstellen van de overige zwemwaterprofielen en het opstellen van de benodigde blauwalgenrapportages.
-6-
18.
B & I / J. van der Aa
Aanvraag UVK projectgebied 19 De Ham kosten baten analyse oplossingsrichtingen wateroverlast (activiteit 78) Uit de geverifieerde berekeningsresultaten van de Integrale Gebiedsanalyse De Ham komt naar voren dat grote delen van de polder niet voldoen aan normen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water. Tevens wordt hierin een globaal voorstel gedaan voor maatregelen. Dit voorstel – het maatregelenpakket – leidt tot een verbetering van de huidige situatie, maar lost niet alle knelpunten op. Bovendien is niet doorgerekend wat de kosten van de maatregelen zijn en welke baten dit genereert. Een verdiepingsslag is daarom gewenst. Besluit: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een krediet voor het opstellen van een afgewogen maatregelenpakket voor het onderdeel wateroverlast in gebied De Ham op basis van een Maatschappelijke Kosten-Baten-Analyse (op basis van Netto Contante Waarde).
(08I004024)
19.
B & O / P. Oonincx
Aanvraag UVK voor korte termijn aanpak blauwalgen 2009-2012 fase 2 en innovatieve maatregelen De blauwalgenproblematiek is dusdanig dat er extra aandacht voor nodig is. Resultaat op korte termijn is van groot belang om gezondheidsklachten, stankoverlast en andere ongemakken van blauwalgen bij de ingelanden tot een minimum te beperken. Vasthouden en vergoten van draagkracht van de ingelanden voor een succesvolle implementatie van de KRW is van groot belang. De KRW voorziet in lange termijn maatregelen. De korte termijn maatregelen dragen bij aan de implementatie van de activiteiten voortvloeiend uit de KRW en dragen eveneens bij aan een positief imago van het waterschap. Besluit: het AB stemt in met het ter beschikking stellen van de geraamde € 2.100.000,- (deel IP 2009) om in 2009 voor 5 waterpartijen plannen uit te werken en innovatieve maatregelen te beproeven ten behoeve van de bestrijding van blauwalgen voor de korte termijn.
(08I004042) Gewijzigd voorstel
-7-
20.
B & I / J. van der Aa
(08I004093) Aanvraag UVK voor het stroomgebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart” Onlangs is de Integrale Gebiedsanalyse (IGA) voor het gebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart” afgerond. Op basis van deze resultaten kunnen de “wateropgaven” verder uitgewerkt worden in concrete uitvoeringsmaatregelen. Deze wateropgaven bestaan uit het terugdringen van wateroverlast (onder andere 200 waterberging), het realiseren van ecologische verbindingszones (22 km, overeenkomend met 55 ha, waarvan 22 ha voor het waterschap en 33 ha voor de gemeenten), het verbeteren van de waterkwaliteit en het realiseren van de gewenste waterhuishouding voor de landbouw (GGORlandbouw) en voor de natuur (200 ha verdrogingsbestrijding). Besluit: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een (deel van het totaalbenodigde) uitvoeringskrediet voor de integrale uitvoering van maatregelen in het stroomgebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart”.
21.
B & I / J. van der Aa
(08I004005) Aanvraag UVK project Kreken Steenbergen-Ligne Binnen het project Steenbergen-Ligne dient de activiteit 7913 uitgebreid te worden ten behoeve van de inrichting van de natte natuurparels Het Laag en Oudland. In de Cruijslandse Kreken kan gestart worden met de oeverinrichting. Inrichting Cruijslandse Kreken is een nieuwe activiteit binnen het project Steenbergen-Ligne. Voor beide is een extra uitvoeringskrediet (UVK) nodig. Anderzijds s zijn er binnen het projectgebied activiteiten die niet realiseerbaar blijken of in omvang beperketer zijn dan voorzien. Hierdoor wordt een deel van het in 2006 toegekende UVK niet besteed. Dit deel van het UVK kan worden ingezet voor de inrichting van de natte natuurparels Het Laag en Oudland. Besluit: het AB stemt in met een extra UVK voor de activiteiten inrichting het Laag en Oudland en inrichting Cruijslandse Kreken.
-8-
22.
B & I / J. van der Aa
(08I004018) Aanvraag UVK Weerijs Noord In 1988 is gestart met het landinrichtingsproject Weerijs. Dit gebied ligt ten zuidwesten van Breda. De belangrijkste opgaven zijn het verbeteren van de agrarische structuur en het vrijruilen van gronden voor de realisatie van andere, maatschappelijke, doelen. Door voortschrijdend inzicht, ervaringen uit de praktijk en veranderingen in wettelijke structuren is besloten het oorspronkelijke plangebied op te delen in twee delen, namelijk: Weerijs-Zuid en Weerijs-Noord. Besluit: het AB stemt in met participatie in de vrijwillige kavelruil Weerijs-Noord en met de overname van de gronden die beschikbaar komen voor de realisatie van de EVZ. Tevens wordt ingestemd met het verstrekken van een uitvoeringskrediet voor de aankoop en inrichting van deze gronden inclusief de inrichting van de tweede fase Natte natuurparel Vloeiweide.
23.
B & I / J. van der Aa
(08I003953) Aanvraag UVK project Roosendaal 2009-2014 Met de gemeente Roosendaal zijn recentelijk afspraken gemaakt over samenwerking bij de uitvoering van activiteiten in en rondom Roosendaal. Dit onder voorbehoud van goedkeuring van het benodigde UVK door het AB. Het betreft de aanleg aan ecologische verbindingszones vaak in combinatie met andere doelen als waterberging en recreatie. De projecten zullen worden uitgevoerd in de periode 2009 tot en met 2014. Besluit: het AB stemt in met het verstrekken van een uitvoeringskrediet voor projecten in en rondom Roosendaal en in de gemeente Bergen op Zoom en Rucphen voor de periode 2009-2014.
24.
Rondvraag
25.
Sluiting
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen en de verslagen van de AB-commissies kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
Breda, 21 november 2008
-9-
Nummer : ** Barcode : ** Agendapunt: Onderwerp:
1a Onderzoek geloofsbrief de heer A.M.A. Verkooijen te Terheijden
Aan het algemeen bestuur, Ingevolge uw opdracht van 3 december 2008 heeft de Commissie voor onderzoek van de Geloofsbrieven overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde voor het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta de geloofsbrieven onderzocht van de heer A.M.A. Verkooijen te Terheijden ter vervulling van de opengevallen plaats door het ontslag van de heer P. de Gier te Den Bosch. In het kader van haar onderzoek heeft de commissie onderzocht of de heer Verkooijen voldoet aan de vereisten van het lidmaatschap voor het algemeen bestuur (artikel 31 Waterschapswet), d.w.z.: De leeftijd van 18 jaar heeft bereikt; niet krachtens artikel B5, eerste lid van de Kieswet, van het kiesrecht is uitgesloten; geen betrekking bekleedt van ambtenaar aangesteld door of vanwege het waterschap of daaraan ondergeschikt. Ook is onderzocht of hij geen met het lidmaatschap onverenigbare functies bekleedt (artikel 31 en 33 Waterschapswet zie bijlage). De commissie komt eensluidend tot het oordeel dat de heer A.M.A. Verkooijen voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap en dat hij geen met het lidmaatschap onverenigbare functie bekleedt. Ook overigens zijn ons geen redenen bekend die een toelating van de heer Verkooijen tot lid van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta in de weg staan.
Advies Wij adviseren u de heer A.M.A. Verkooijen toe te laten tot het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta. De Commissie voor onderzoek van de Geloofsbrieven, Th.J.J.M. Schots
H.J.M. Poppelaars
J.D.G. van der Burg
W. Spierings
Breda, 3 december 2008
Nummer : *08I004456* Barcode : *08I004456* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gezien het advies van de Commissie geloofsbrieven d.d. 3 december 2008; gelet op artikelen 15 a van de Waterschapswet en 61 van het Kiesreglement waterschappen provincie NoordBrabant 2004;
BESLUIT: De heer A.M.A. Verkooijen te Terheijden per 3 december 2008 toe te laten als lid van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta ter vervulling van de opengevallen plaats in de belangencategorie Ingezetenen, kiesdistrict 1.
Dit besluit treedt direct in werking Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Vergadering algemeen bestuur d.d. 3 december 2008 Agendapunt 2
Nummer : *08I004171* Barcode : *08I004171*
Besluitenlijst d.d. 1 oktober 2008 Agendapunt
Onderwerp
1.
Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming
2.
Vaststelling kostentoedelingsverordening watersysteembeheer De wijziging van de Waterschapswet (Wet modernisering waterschapsbestel) is in werking getreden. Met ingang van 1 januari 2009 moet onder meer de belastingheffing door het waterschap op de nieuwe regelgeving zijn gebaseerd. Deze kostentoedelingsverordening is basis voor de belastingverordening met betrekking tot de heffing en invordering van de watersysteemheffing. Besloten: het algemeen bestuur stemt in met: 1. het amendement Ongebouwd inzake de kostentoedelingsverordening 2. het vaststellen van de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer waterschap Brabantse Delta 2009 gewijzigd conform het amendement Ongebouwd; 3. het toezenden van de inspraaknota en de besluitvorming van het algemeen bestuur aan de indieners van zienswijzen. 4. de geamendeerde motie ongebouwd inzake de kostentoedelingsverordening.
3.
Sluiting om12.00 uur
Besluitenlijst d.d. 8 oktober 2008 Agendapunt
onderwerp
1.
Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming
1a.
Instellen Commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven en onderzoek van de benoemingsbescheiden van de heer M.A.W. Crince. Besloten: Het AB wijst de heren Schots, Poppelaars, Spierings en Van der Burg aan voor de Commissie Geloofsbrieven.
1b.
Besluit inzake toelating tot lid van het algemeen bestuur. Besloten: Het AB besluit de heer M.A.W. Crince te Breda per 8 oktober 2008 toe te laten als lid van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta ter vervulling van de opengevallen plaats in de belangencategorie Gebouwd, kiesdistrict 2.
1c. Verkiezing leden dagelijks bestuur Besluit inzake de samenstelling van het DB conform de Notitie bestuurlijk Functioneren 2005 en vervolgens zonodig verkiezing van twee leden van het dagelijks bestuur overeenkomstig het reglement van orde om in de opengevallen vacatures te voorzien. Besloten: het algemeen bestuur besluit voor het restant van deze zittingsperiode geen nieuwe leden voor het dagelijks bestuur te benoemen. 2.
Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst van het algemeen bestuur van 25 juni 2008. Besloten: het algemeen bestuur stelt de gewijzigde notulen en de besluitenlijst vast.
3.
Mededelingen a. Rapportages Integrale gebiedsanalyse (IGA) b. Bezwaar/rechtstreeks beroep Vereniging Landschapsbehoud in Prinsenbeek c. Ontwerp begroting Regionaal Archief West-Brabant 2009 d. Jaarverslag bezwaarschriften 2007 e. Overeenkomst onderhoud grenswaterlopen f. Terugmelding afronding switchtransactie g. Planning van de implementatie van het GAS h. Officieel bezoek aan Yangzhou, China i. Overdracht muskusrattenbestrijders j. Mededeling inzake verkiezingen Besloten: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan.
4.
Ingekomen stukken a. Brief Unie van Waterschappen ‘Financiering primaire keringen’ b. Brief de heer van der Kallen ‘Eindrapportage 1e Bestuursovereenkomst periode 20042007’ met reactiebrief van het dagelijks bestuur c. Brief provincie Noord-Brabant ‘Jaarrekening 2007’ d. Brief de heer Huijssoon ‘Vragen ingevolge AB-reglement/baggerwerken Moerdijk’ met reactiebrief van het dagelijks bestuur e. Brief provincie Noord-Brabant ‘Gemeenschappelijke regeling Delta Waterlab 2008’ f. Brief Unie van Waterschappen ‘Financiering Primaire Waterkeringen’ Besloten: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan.
5.
Verslagen Regiocommissies a. Verslag commissievergadering regio Midden d.d. 24 juni 2008 b. Verslag commissievergadering regio West d.d. 19 juni 2008 c. Verslag commissievergadering regio Oost d.d. 23 juni 2008 Besloten: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan.
6.
Verslagen AB-commissies van 10 september 2008 a. Verslag AB commissie Beleid en Investeringen b. Verslag AB commissie Beheer en Onderhoud c. Verslag AB commissie Bestuur en Middelen Besloten: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan.
7.
Managementletter Besloten: Het AB neemt de Managementletter 2008-3 voor kennisgeving aan.
8.
Vaststelling kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Zie besluitenlijst 1 oktober 2008
-2-
9.
Waardering en afschrijving van activa In de (nieuwe) Waterschapswet artikel 108 sub 2 is vermeld dat in de verordening beleids- en verantwoordings-functie WBD regels voor waardering en afschrijving van activa moeten worden vastgelegd. Er is voor gekozen in de verordening een verwijzing op te nemen naar een aparte beleidsnota waardering en afschrijving van activa. Deze nota vervangt de beleidsnota die 19 februari 2008 in het dagelijks bestuur is behandeld. Besloten: het AB stemt in met de nota waardering en afschrijving van activa. Deze wordt vervolgens met ingang van de begroting en meerjarenraming 2009-2013 toegepast; om de beleidsregels voor de waardering en afschrijving van activa minimaal elke vier jaar opnieuw te beoordelen en waar nodig bij te stellen; de extra last als gevolg van de nieuwe wetgeving en die vooralsnog geraamd wordt op € 3.700.000,- in het boekjaar 2008 ten laste van de reserves te brengen.
10.
Financiële verordening artikel 108 en 109 Waterschapswet In de artikelen 108 en 109 van de Waterschapwet is opgenomen dat het algemeen bestuur bij verordeningen de uitgangspunten vaststelt voor respectievelijk het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie en de (externe) controle daarop. Besloten: AB stemt in met: de Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Brabantse Delta, mits er nog een tekst wordt toegevoegd aan de toelichting op artikel 2 van verordening 109; de Verordening voor de controle op het financieel beleid en op de inrichting van de financiële administratie waterschap Brabantse Delta.
11.
Mogelijkheden met betrekking tot inzet egalisatie-reserve CBL en opbrengst Switch transactie Bij de behandeling van de kadernota 2008 in het algemeen bestuur is er een motie ingediend waarin wordt voorgesteld de opbrengsten van de genoemde transacties vanaf 2009 breder in te zetten dan alleen voor de taak Zuiveringsbeheer. Met de toezegging van het dagelijks bestuur dit nader te beoordelen, met de accountant te bespreken en in de AB-vergadering van 1 oktober 2008 daarover te rapporteren werd de motie aangehouden. In deze notitie worden de uitkomsten van het overleg gerapporteerd met daarbij de mogelijkheden en consequenties Besloten: het AB stemt in met het vanaf 2009 verdelen van de genoemde opbrengsten uit de Cross Border Leases en de switch-transactie naar rato van de netto begrotingsomvang van de taken in 2009 zijnde zuiveringsbeheer (53%) en watersysteembeheer (47%).
12.
Vaststellen Sociaal Statuut Zimpro In de vergadering van het algemeen bestuur van 4 april 2007 is besloten de Zimpro-installatie te sluiten en te vervangen door een systeem met slibgisting en slibontwatering. De verwachtte sluitingsdatum is 1 januari 2011. Voor de medewerkers van de Zimpro betekent dit dat zij intern of extern herplaatst moeten worden. Hiervoor moet een Sociaal Statuut opgesteld worden. Hierin wordt geregeld hoe de eventuele nadelige rechtspositionele en sociale gevolgen van de sluiting voor de medewerkers zoveel mogelijk kunnen worden gereduceerd. Besloten: het AB stemt in met het Sociaal Statuut Zimpro.
13.
Bestuurlijke Projectevaluaties Middels de projectevaluaties wordt het bestuur geïnformeerd over de resultaten van projecten met een uitvoeringskrediet groter dan € 500.000,--. Besloten: het AB stemt in met de evaluaties van de projecten.
-3-
14.
Beleid waterschap met betrekking tot recreatie en cultuurhistorie Het AB van juni 2007 heeft gevraagd om een adviesnota aan het AB “inzake de houding van het waterschap in het kader van recreatieve ontwikkelingen en voorzieningen waaronder recreatief medegebruik waterschapseigendommen”. Besloten: het AB stemt in met een hoger ambitieniveau van het waterschap inzake recreatief medegebruik van het water en waterschapseigendommen en met nader uitwerken hiervan inclusief de consequenties ten behoeve van het nieuwe algemeen bestuur.
15.
Standpuntbepaling waterschap inzake Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Standpuntbepaling ten behoeve van een komend BOKV-advies. Besloten: het AB stemt in met het volgende waterschapsstandpunt in het BOKV: een zout Volkerak-Zoommeer is acceptabel voor dit waterschap als dat een afdoende oplossing voor het blauwalgen probleem oplevert en onder de in deze nota genoemde voorwaarden: x Totstandkoming alternatieve watervoorziening voor West-Brabant (en delen van Zeeland via West-Brabant) via een aanvoer van uit het Hollands Diep via de Roode Vaart door en/of om Zevenbergen heen (voorkeursalternatief) vóórdat het Volkerak-Zoommeer zout gemaakt wordt. x Aanpassingen in het regionale watersysteem, zodat de polders langs het Hollands Diep tussen Willemstad en industrieterrein Moerdijk vanuit de Mark en Dintel van water voorzien kunnen worden. Volledige financiering voor de benodigde compensatiewerken door het Rijk, ook van de benodigde aanpassingen aan sluizen, het verplaatsen van enkele inlaatpunten langs Dintel en Vliet, verruiming van de sluis Bovensas en wellicht aanpassing van het rivierprofiel van de Vliet bij de aantakking aan het Mark-Vliet kanaal om voldoende capaciteit te hebben voor de benodigde aanvoer. Ook dient er compensatie plaats te vinden van de extra personeelskosten ten gevolge van het weer in werking stellen van het schutbedrijf bij Dintelsas en Benedensas. x Eveneens compensatie van de gevolgen van zoute kwel in de langs het VolkerakZoommeer gelegen polders. x Sluiten van waterakkoorden zodat de zoetwaterbehoefte van circa 30 m3/s (25 m3/s bij de monding van de Roode Vaart Noord en 5 m3/s bij de Volkeraksluizen) gegarandeerd is, evenals de afvoer bij calamiteiten via het doorvoermiddel in de Philipsdam. Het waterschap zal hierbij afstemmen met andere betrokken waterschappen.
16.
Interreg IVa-project 'Bedreigende exoten' (besluitnummer 2008-58; projectnummer 6035) De provincie Noord-Brabant en het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid (afgekort LNE) hebben eind 2007 verschillende Vlaamse en Nederlandse partijen bijeengebracht om gezamenlijk een Interreg IVa projectvoorstel te formuleren op het gebied van bestrijding van invasieve exotensoorten. Besloten: het AB stemt in met deelname aan het interregproject ‘bedreigende exoten’ en stelt daarvoor een bedrag beschikbaar van € 311.330,-. Het waterschap ontvangt na goedkeuring van het project door interreg, € 196.915,- aan cofinanciering met de aantekeing dat de heer van der Burg geacht wordt tegen te hebben gestemd.
17.
Aanvraag UVK Mark & Vliet (IP 8041) (besluitnummer 2008-45; projectnummer 20) Het Mark – Vlietsysteem vormt een voor Brabant uniek rivierenlandschap. Het vormt een ecologische verbindingszone (evz) tussen de natuurgebieden langs Volkerak – Zoommeer en de Biesbosch. De oevers van de Mark, Vliet en Dintel hebben onder andere de functie van ecologische verbindingszone en deels viswater. Besloten: het AB stemt in met het verlenen van een uitvoeringskrediet voor de realisering van de resterende doelen binnen IP 8041 en het uitvoeren van de nog ontbrekende IGA Mark & Vliet.
-4-
18.
Aanvraag UVK stuwen Steenpad/Triangel-polder (besluitnummer 2008-41; projectnummer 6773) Jaarlijks komen kunstwerken in aanmerking voor renovatie of vervanging doordat kunstwerken technisch niet meer in goede staat zijn. Naast renovatie en vervanging wordt een aantal kunstwerken geautomatiseerd. Voor de juiste waterverdeling over het peilvak is het essentieel om de waterverdeling te laten geschieden middels een geautomatiseerd op elkaar afgestemd systeem. Hierdoor kan peilbeheer beter inspelen op wateroverlast situaties, ook in tijden van calamiteiten. Besloten: het AB stemt in met het ter beschikking stellen van een uitvoeringskrediet voor het uitvoeren van renovatie/aanpassen en automatiseren van diverse kunstwerken in regio West.
19.
Aanvraag UVK project uitvoering ICT infrastructuurplan 2008-2012 (besluitnummer 2008-49; projectnummer 7560) Met Het Waterschapshuis worden nieuwe grote informatiesystemen in gebruik genomen (b.v. IRIS en Belastingen), het waterschap gaat geheel digitaal werken (project Deltadigitaal) en ook de vele andere nieuwe informatiesystemen die in het informatieplan zijn voorzien alsmede de verhuizing naar Bouvigne zorgen voor nieuwe ICT-ontwikkelingen. Het gaat daarbij niet alleen om de implementatie en het gebruik van nieuwe applicaties maar ook de daarbij horende wijzigingen in de technische infrastructuur (andere hardware, besturingssoftware, databases, technieken etc.) met consequenties voor het beheer. Besloten: het AB neemt kennis van het rapport "ICT infrastructuurplan 2008 - 2012" en gaat akkoord met de uitvoering van de in dit rapport beschreven acties. Voor de realisering van dit plan wordt een krediet verleend.
20.
Aanvraag UVK voor verbetervoorstellen als gevolg van waterschaarste 2006 (besluitnummer 2008-44; projectnummer 6333) Tijdens de droge en warme zomermaanden van 2006 is geconstateerd dat het wateraanvoerbeleid binnen het beheersgebied aanpassing behoeft. Tevens kreeg het waterschap in deze periode te kampen met blauwalgen problemen in de Mark-Vliet boezem. Besloten: : AB stemt in met de toekenning van een uitvoeringskrediet voor de realisatie van diverse maatregelen die waterschaarste voorkomen.
21.
Herverdeling UVK project Bovenmark en herdefiniëring activiteiten (besluitnummer 2008-48) Betreft het herverdelen van het eerder toegekende krediet en et herdefiniëren van een aantal activiteiten Besloten: het AB stemt in met het budget-neutraal herverdelen van het beschikbaar gestelde uitvoeringskrediet, alsmede met het herdefiniëren van de activiteiten 6749 en 6756, zoals opgenomen in bijgevoegd concept-besluit.
22.
Aanvraag UVK Stedelijke Water Opgave (besluitnummer 2008-25; projectnummer 6334) Betreft een uitvoeringskrediet voor de uitvoering van de maatregelen uit het spoor Stedelijke Water Opgave (SWO) in het jaar 2008 en 2009. Besloten: het AB stemt in met het ter beschikking stellen van een uitvoeringskrediet van voor de uitvoering van projecten in 2008 en 2009 in het kader van het project Stedelijke Water Opgave (IP 6334).
-5-
23.
Aanvraag UVK actuele leggers, beheerregisters en procesborging voor het gehele beheergebied (besluitnummer 2008-56) Leggers vormen de juridische basis waarop het waterschap vanuit de keur kan beheren en handhaven. Een actuele legger is dan ook van cruciaal belang voor de toepassing van de keur, het beheer en onderhoud, vergunningverlening, handhaving, enzovoorts. In de leggers is vastgelegd wie de onderhoudsplichtige van een watergang of een waterkering is. Daarnaast bevat de legger de vereiste afmetingen en opbouw van leggerwaterlopen, waterkeringen en van de bijbehorende kunstwerken. Tevens zijn in de legger keurbegrenzingen opgenomen. Het waterschap is verplicht om leggers vast te stellen voor oppervlaktewateren, waterkeringen en vaarwegen en in de toekomst ook voor waterbergingen. Leggers moeten voldoen aan verplichte minimale wettelijke eisen. Een legger dient te worden aangepast zodra de ontwerpuitgangspunten wijzigen en moet minimaal om de 10 jaar worden geactualiseerd. Besloten: het algemeen bestuur stemt in met beschikbaarstelling van een uitvoeringskrediet van voor: 1. “Versie 0 leggers” (met beschikbare gegevens) voor het gehele beheergebied in 1,5 jaar; 2. Een actueel beheerregister voor het gehele beheergebied in een doorlooptijd van 2,5 jaar; 3. “Versie 1 leggers” voor het gehele beheergebied in 3 jaar. 4. Organisatorische en procesmatige borging van de actualisatie van de producten in 1,5 jaar.
24.
Aanvraag UVK definitief ontwerp herstel natte natuurparel Zonzeel (besluitnummer 2008-14; projectnummer 170) De natte natuurparel Zonzeel bevindt zich 10 km ten noorden van Breda in de gemeente Drimmelen. Het plangebied is ongeveer 146 ha groot en geheel in eigendom van Staatsbosbeheer. Zonzeel is aangemerkt als verdroogd gebied en heeft de beleidsstatus natte natuurparel 2e fase. In het kader van het project ‘Herstel natte natuurparel Zonzeel’ wordt de natuurparel hersteld waarbij invulling wordt gegeven aan de vigerende beleidsdoelstellingen en de wensen van de projectpartners zijnde Staatsbosbeheer en de gemeente Drimmelen. Besloten: het AB stemt in met: - het definitief ontwerp voor het herstel van de natte natuurparel Zonzeel; - het beschikbaar stellen van een krediet ter hoogte van. Bijna 2/3 van het totaal krediet is bestemd voor voorfinanciering voor natuurdoelstellingen, met de aantekening dat de heer van der Burg geacht wordt tegen te hebben gestemd.
25.
Aanvraag UVK actualisatie Peilbesluiten (besluitnummer 2008-19; projectnummer 8205) Een gedeelte van het beheersgebied van het waterschap is in het WHP2+ aangewezen als peilbesluitgebied. Voor deze gebieden moeten één of meerdere peilbesluiten genomen worden. Ook zijn er voor een aantal gebieden vrijwillige peilbesluiten genomen. In de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant 2005 is bepaald dat een peilbesluit ten minste een maal in de tien jaar moet worden herzien. De huidige peilbesluiten zijn bijna allemaal ouder dan tien jaar. Dit betekent dus dat deze peilbesluiten wetttelijk herzien moeten worden. Om de peilbesluiten volgens de GGOR-methode op te kunnen stellen heeft de provincie Noord-Brabant in december 2005 uitstel verleend voor het vast stellen van de peilbesluiten tot uiterlijk 2010. Besloten: AB stemt in met het verstrekken van een uitvoeringskrediet ten behoeve van de actualisatie van de peilbesluiten.
26.
Aanvraag aanvullend krediet Natte Natuurparel Matjes 6682 (besluitnummer 2008-47; projectnummer 6682) Het waterschap en de landinrichtingscommissie hebben in goede afstemming allebei een plan uitgewerkt voor de Matjes. Het tegelijkertijd uitvoeren van beide plannen levert financieel voordeel op. Het definitief-ontwerp van het waterschap is op 25 juni 2008 goedgekeurd door het algemeen bestuur van het waterschap. Besloten: AB stemt in met het beschikbaar stellen ten behoeve van voorfinanciering landinrichtingscommissie Zundert.
-6-
27.
Rapport Deltacommissie Het rapport van de Deltacommissie gaat over bescherming van Nederland tegen de gevolgen van klimaatverandering. Het rapport heeft uitvoerige media aandacht gekregen. Allerwege lijkt beseft te worden dat waterveiligheid een probleem is dat urgent moet worden opgepakt. Het rapport gaat vooral over waterveiligheid. In totaal worden 12 aanbevelingen gedaan. Er zijn specifieke aandachtspunten voor het beheersgebied van het waterschap. Besloten: het AB neemt kennis van de voorstellen van de commissie Veerman en van de mogelijke specifieke consequenties voor het waterschap: inzet van de Maeslantkering en van het Volkerak-Zoommeer voor waterberging, consequenties daarvan voor de bescherming tegen wateroverlast in West-Brabant, de prijsvorming voor wateraanvoer en de timing van totstandkoming van de alternatieve wateraanvoerroute voor West-Brabant. Agendering van deze aandachtspunten via de Unie en – de twee laatstgenoemde – via het BOKV.
28.
Rondvraag
29.
Sluiting om 21.00 uur
De actielijst van het algemeen bestuur vindt u voortaan direct onder de notulen van de vorige vergadering.
-7-
Agendapunt 2
Nummer: 08I004172 Barcode: 08I004172 Notulen van de vergadering van het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta d.d. 1 oktober 2008 om 09.30 uur te Breda Aanwezig: De Voorzitter: J.A.M. Vos De leden: J.J.M. van der Aa, A.P.H. Aarts, Ph.A. Aertssen, E.C. Baartmans, P.J.N.M. van Bavel, A.M.E. Castelein-Hoogeveen, D.J.P.M. van den Berg, W.J.H. de Boer, R.J.M. van den Broek, A.C.M. Brooijmans, J.A.M. Bruurs, A.J.J. de Bruijn, J.D.G. van der Burg, C.A.A. Coppens, J.G. Coppens, J.M. van Dalen, J.H.C. Dielissen, L.S.W.M.M. Dresen-Hoogvelt, P. de Gier, J.J.M. van der Heijden, P.M.N. Hendrickx, C. Huijssoon, G.H.M. de Jong, A.J. Jongevos, L.H. van der Kallen, M.L.P.L. Knipscheer, C.C.F. Mureau, D.A. Notenboom, C.W.F.M. Ooms, P.W.C.M. Oonincx, M. van Osch, H.J.M. Poppelaars, E.H.N. Rokx, C.G.J.J. Rubbens, A.C.L.M. Spronk-Schölvinck, Th.J.J.M. Schots , J.N.M. Schrijen, J.A.M. Slenders, W. Spierings, R. van der Wal, C.J.A. Welten, A.A.F.M. Wijnen De secretarisdirecteur: H.T.C. van Stokkom Notulist: M. Prinsen van Het Notuleercentrum Afwezig met kennisgeving: P.C. de Geuze, C.A.J. Jochems, J.A. van Riet 1. Opening De Voorzitter: Dames en heren, wilt u uw plaatsen opzoeken. Van harte welkom op onze Algemene Vergadering. We zien dat we grote belangstelling hebben voor deze vergadering. Het lijkt me gepast om alle bezoekers van harte welkom te heten. Ik ben blij dat u belangstelling toont voor het Waterschap. Natuurlijk weten we ook wel wat de reden is dat u hier aanwezig bent, maar hopelijk krijgt u ook iets mee van de belangrijke taak die het Algemeen Bestuur heeft binnen het West-Brabantse en het Midden-Brabantse. Welkom. Er gelden uiteraard een aantal spelregels, maar die worden u wel duidelijk als u de gang van zaken van de vergadering aanschouwt. Tot zo ver mijn opening. Er zijn drie mensen die zich afgemeld hebben voor deze vergadering. Dat is de heer Geuze, de heer Van Riet en de heer Jochems. Cees Jochems is geopereerd, zoals u weet en het gaat goed met Cees, gelukkig. De operatie lijkt succesvol te zijn, en laten we hopen dat hij toch weer snel in ons midden is. Dan kom ik bij het punt spreekrecht. Er hebben zich drie mensen aangemeld. Het spreekrecht is als volgt georganiseerd bij ons Waterschap. Insprekers zal ik uitnodigen hier linksvoor te gaan zitten. Daar is ook een microfoon, zodat u verstaanbaar bent. U krijgt maximaal vijf minuten de kans om uw inbreng te leveren. Er is daarover verder geen discussie mogelijk op dat moment. De discussie vanuit het AB vindt plaats bij het desbetreffende agendapunt. Dan zou ik graag de heer Van Poppel willen vragen naar voren te komen en linksvoor – als hij dat wenst – te gaan zitten en zijn inbreng te leveren. De heer Van der Kallen kan misschien de techniek wel even helpen. De heer J. van Poppel: in het begin, er was eens lang geleden, liep ons water van Onze Lieve Heer op tafel vanzelf naar Breda, en daarna langzaam verder. Het Waterschap kwam en stelde daarna de Waterschapslasten. De laatste fusie deed daar 100% bovenop. Maar boeren bleven solidair, samen met burgers en buitenlui. De nieuwe Waterschapswet kwam, samen met de kostenverordening. Breda werd overspoeld met een 800 bezwaren. En toen kwamen wij naar Breda, met z’n allen. Mijn naam is Jack van Poppel, melkveehouder te Molenschot. En samen met een aantal buren en collega’s ben ik vanaf het hoog – nadrukkelijk vanaf het hoog – dezelfde weg gegaan als het water
1/22
dat naar Breda is gekomen. Geachte aanwezigen, wij vinden dat in deze vergadering van de kostentoedeling aan de categorie Agrarisch Ongebouwd uw besluit niet in balans is en omgekeerd evenredig is aan uw dienstverlening aan deze categorie. In de aanloop van deze Waterschapswet is altijd aangegeven dat de landbouw door de invoering van de nieuwe Waterschapswet niet de lasten zou gaan betalen. Maar juist minder. Dus lagere heffingen dan de huidige. Lees wel: geen 80% stijging. Dit is willekeur en is onrechtvaardig. In ons gebied wordt door het Waterschap veel geïnvesteerd in natuurgebieden. Voor de categorie Natuur wordt nu, met de invoering van deze nieuwe kostentoedeling, een forse verlaging van de omslag voorzien. Tot 80% minder omslag per hectare. De toename van natuurgebieden leidt tot een aanscherping van de regelgeving en vormt daardoor een bedreiging voor de ontwikkelingsmogelijkheden van ons bedrijf, maar ook dat van mijn buren en mijn collega’s. Voor sommige gronden, gelegen aan de beken net bovenstrooms, wordt gevreesd voor een adequate afwatering en voor onkruidoverlast in de omgeving. Het is voor ons onacceptabel om deze kosten te moeten gaan betalen via een kostenverhoging, en er daarna alleen overlast aan over te houden. De kostentoedeling in de Wet Modernisering Waterschapsbestel is krom. Onze standsorganisatie LTO Nederland heeft zich in de wetgeving rondom de Waterschapswet verzet tegen de indeling daarvan; van Infrastructuur bij de categorie Ongebouwd. Beide categorieën hebben immers niets met elkaar gemeen. Infrastructurele werken zijn per definitie verharde oppervlakten en bouwwerken, zeker gezien de vele kunstwerken die zich daarin bevinden. Inzuiging van water in de bodem is absoluut uitgesloten. En afvoer van dit water vindt plaats door en langs onze gronden. Door deze samenvoeging gaan wij als land- en tuinbouwers de lasten dragen die bij wegbeheerders zouden moeten blijven liggen en via een treinkaartje of de wegenbelasting verrekend zouden moeten worden. Deze wettelijke bepaling werkt verschillend uit bij de Waterschappen en volgens ons is er hier sprake van willekeur in de wet, die voor ons zeer nadelig uitwerkt. Het was uw taak om de beeldvorming, voordat de tweede kamer de discussie over deze wet voerde, bij de Kamerleden juist op het netvlies te krijgen. Foutieve gegevens, veel te lage vervangingswaarden van de wegen, verkeerde uitgangspunten: daar kun je toch geen besluit op nemen. Laat staan besluiten over de aanname van een nieuwe wet. Door klakkeloos deze wet te implementeren schaadt u direct het belang van boer en tuinder. De doelstelling van de Wet Modernisering Waterschapsbestel om het belastingstelsel eenvoudiger en transparanter te maken, wordt niet gehaald. De wetgever vond de indeling goed omdat door het ontkoppelen van Landbouw en Infrastructuur de financiële inbreng van de Landbouw te gering zou worden. Dit argument is oneigenlijk en ook achterhaald. U als verantwoordelijk bestuurder weet het. Infrastructuur: 13 miljard euro, 13.000 hectare. Agrarisch ongebouwd: 3 miljard euro, 100.000 hectare. Is niet vergelijkbaar. Wel is een tariefsdifferentiatie mogelijk gemaakt. Binnen de categorie Ongebouwd is het mogelijk om aan Infrastructuur een twee maal zo hoge heffing op te leggen. Dit doet echter geen recht aan de werkelijke waardeverhoudingen en de specifieke eisen aan het waterbeheer voor het verharde oppervlakte. Het onderbrengen van de Infrastructuur in de categorie Agrarisch en Overig Ongebouwd is volgens ons zeer onlogisch en voldoet niet aan het doel om het belastingstelsel transparant te maken. Resumé: wij zijn naar Breda gekomen omdat ten eerste wij ernstig bezwaar maken tegen kostentoedelingsverordening die vandaag bij u voor besluitvorming voorligt. Ten tweede, wij absoluut niet willen meebetalen aan de sigaar uit eigen doos als het gaat over natuurontwikkeling. Daar zorgen wij als boer en tuinder op ons eigen bedrijf prima voor. Ten derde, het onderbrengen van Infrastructuur bij Agrarisch Ongebouwd absoluut onjuist is. Een besluit genomen op verkeerde beeldvorming. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Ten vierde, meer dan 80% kostenverhoging voor ons, is absoluut onaanvaardbaar. Wij verzoeken u dan ook om de kostentoedelingsverordening Waterschap aan te passen. Ten eerste door verhoging van de Ingezeten van 30 naar 40%. Immers, zaken als waterkering en natuurgebieden roepen om solidariteit, maar dienen dan wel binnen deze categorie maximaal tot uitdrukking te komen. En ten tweede door het toepassen van de mogelijkheid om de Waterschapswet om de Infrastructuur in de categorie Ongebouwd een hogere heffing, 100%, op te leggen en zo een deel van de scheve verhoudingen met economische waardes per hectare op te lossen. Tot slot verzoeken wij u om u in te spannen om op landelijk niveau er voor te zorgen dat in de evaluatie van de Waterschapswet de onvoorziene uitwerking van de toevoeging van Infrastructuur in de categorie wordt herzien. Wij verzoeken u structurele aanpassingen in deze kostentoedelingsverordening, en niet een oplossing in de marge. Aan de knoppen draaien is niet voldoende. Trek maar eens flink aan die hendels. De tarieven bij onze buren, die klant zijn bij de Dommel, zijn 27 euro per hectare reëel. Wij beschouwen u als een professioneel bestuur, het Waterschap waardig. En juist daarom is het uw verantwoording om niet akkoord te gaan met 84% lastenstijging. Maak dit waar. Dank u wel. Applaus vanuit het publiek.
2/22
De heer J. Vissers: Ik heb gelukkig maar één kantje. Ik ben Johan Vissers, vollegronds tuinder uit Rijsbergen, en ik wil mijn reactie geven op het agendapunt over de nieuwe kostentoedeling in deze vergadering. Binnen onze gemeente Zundert zijn veel grondgebonden bedrijven, zowel met een intensief als met een extensief karakter, waarbij de waterlasten toch een duidelijk aanwezige kostenpost is. Ik, en velen met mij in ons gebied, hebben grote moeite met de extreme verhoging van de waterlasten die nu op stapel staat. Alleen al het feit dat wij, agrariërs, als enige de dupe zijn van gewoon een andere manier van kostenberekening bij het Waterschap, waardoor onze Waterschapslasten ineens absurd hoog stijgen. Dit gebeurt zonder dat het Waterschap daarbij activiteiten voor ons uitvoert die voor een positiever bedrijfsresultaat van onze bedrijven zou kunnen zorgen. In tegendeel zelfs. Want ze investeert op grote schaal in ons gebied in bijvoorbeeld waterconservering en andere natuurprojecten. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan projecten als de Matjes, Turfvaart/Bijloop en de Hazeldonkse beek. Projecten die er ook aan bijdragen dat er nagenoeg geen wateroverlast in de stad Breda zal voorkomen. Het gevolg van deze projecten is echter wel dat veel agrarische bedrijven geconfronteerd worden met een grondwaterstandverhoging waardoor juist onze opbrengsten gaan dalen. En het rare is dan ook nog dat juist de natuurbeheerders in die nieuwe kostentoedeling minder hoeven te betalen, terwijl een groot gedeelte van de Waterschapsbegroting juist weer die richting op gaat. In mijn ogen is de basis van deze kostentoedeling van begin af aan niet goed geweest. Bijvoorbeeld als je ziet hoe de waardering van de Infrastructuur heel nadelig voor de categorie Ongebouwd uitpakt, terwijl juist iedereen in ons gebied van die Infrastructuur gebruik maakt. Dan ga je toch niet die kosten bij één doelgroep wegleggen, maar gebruik daarvoor een andere verdeelsleutel die veel meer draagkracht heeft. Ik hoop dan ook dat mijn kritiek op deze kostentoedeling door het bestuur van het Waterschap wordt meegenomen in hun beslissing, zodat er een juist besluit wordt genomen dat door alle categorieën binnen het Waterschap gedragen zal worden. Applaus vanuit het publiek. De heer K. Gommeren: meneer de voorzitter, geacht bestuur en verder aanwezigen. Graag zou ik het volgende onder uw aandacht willen brengen. Ik ben Kees Gommeren, woonachtig te Steenbergen, en heb daar een akkerbouwbedrijf van 145 hectare, met als specialisatie pootaardappelen. Tevens ben ik voorzitter van de afdeling Steenbergen / Bergen op Zoom van de ZLTO. Deze afdeling ligt zowel in het bemalen als het onbemalen gedeelte van uw Waterschap. Enkele maanden geleden zijn wij geconfronteerd met een nieuwe kostentoedeling voor het Waterschapsbeheer. Hieruit bleek dat de Waterschapslasten voor Ongebouwd met ruim 20% voor het bemalen gebied en met ruim 80% voor het onbemalen gebied gaan stijgen. Dit is naar ons gevoel een onrechtvaardige kostenverhoging. En hiertegen is zowel door onze organisatie, als door de afdelingen, maar ook door vele ingelanden bezwaar gemaakt. Ook LTO Nederland heeft zich tegen bepaalde indelingen volgens de Waterschapswet verzet. Het mag niet zo zijn bedrijven in onze sector die net op of onder de mininum loongrens leven gemiddeld 800 euro meer per jaar moeten gaan betalen. Dergelijke kostenstijgingen zijn maatschappelijk niet te verantwoorden. Als wij bij ons in het gebied kijken, wil ik u aangeven wat deze kostenverhoging voor bedrijven met zich meebrengt. Een gemiddeld landbouwbedrijf van 50 hectare op lagere grond, gaat in 2009 ten opzichte van 2008 ongeveer 300 euro meer betalen. Hetzelfde bedrijf op hoger gelegen gebied zelfs ongeveer 850 euro meer. Deze tariefsverhoging is voor vele bedrijven onverteerbaar, wat ook gebleken is door de vele reacties op de publicaties van het nieuwe tarief. Ik zou de volgende zaken die van invloed zijn op de kostentoedeling graag onder uw aandacht willen brengen. Ten eerste de Infrastructuur; de Infrastructuur wordt gewaardeerd tegen vervangingswaarde. Dit betekent dat land- en tuinbouw onevenredig veel gaan bijbetalen. Als er nieuwe wegen of andere infrastructurele voorzieningen aangelegd worden, drukken deze hectares zeer zwaar op de hectares landbouwgrond. Om maar eens bij ons in het gebied een voorbeeld aan te geven: de aanleg van de A4 kost meer dan 100 miljoen euro. Dit zal een onevenredige druk geven op de Waterschapslasten Ongebouwd. En zo zijn er natuurlijk talloze voorbeelden te geven. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat de landbouw zich gaat verzetten tegen de aanleg van nieuwe infrastructuur. En zo ver mag het ons inziens toch niet komen. Het tweede punt is het Ingezetenen percentage. Als we het huidige Ingezetenen percentage zouden toetsen naar aantal het inwoners per vierkante kilometer, zou hieruit blijken dat de bevolkingsdichtheid groter is dan welke bij het thans gehanteerde tarief hoort. We mogen er vanuit gaan dat de normen voor de tarifering juist uitgevoerd worden, wat in dat geval zal leiden tot een hoger tarief voor de categorie Ingezetenen. Ook de aanleg van Natuur en Recreatie, wat uiteraard
3/22
ook een maatschappelijk belang is, dus ook toebehoort aan de categorie Ingezetenen, draagt hier mede toe bij. Immers de lasten moeten volgens de nieuwe Waterschapswet daar weggelegd worden waar de kosten ook gemaakt worden. Natuur: het uit de categorie Ongebouwd nemen van de Natuur en deze indelen in een lagere tariefsgroep werkt lastenverhogend voor de categorie Ongebouwd. Het solidariteitsbeginsel zou ook hier van toepassing moeten zijn. Landbouwers moeten grond inleveren. Door de ontwikkeling van natuur ondervinden zij meer problemen bij het uitoefenen van hun bedrijf. En ze draaien ook nog eens op voor de kosten. Voorzitter, afsluitend zou ik willen stellen dat de laatste jaren verschillende zaken zoals maaibeleid, peilbeheer en nog een aantal zaken waardoor er gemakkelijk wateroverlast ontstaat door vele landbouwers niet als positief ervaren worden. Ook moeten er in de toekomst nog een aantal zaken gerealiseerd worden, zoals de aanleg van natte natuurparels, waterberging, en uiteraard de Kaderrichtlijn Water. Hierbij hebben het Waterschap en de landbouwers elkaar zeker nodig. Ook is de verordening in strijd met de afspraken over zeggenschap die bij de herziening van de Waterschapswet is gemaakt. Daarom zou ik u willen vragen de kostentoedelingsverordening nog eens ernstig onder de loep te nemen en de naar ons idee grote onrechtmatigheid weg te nemen. Dit niet alleen voor volgend jaar, maar ook voor de toekomst. Het is daarom van groot belang dat het Waterschap zich in het Unie van Waterschappen verband inzet voor een betere waardering van Infrastructuur en alles in het werk stelt om de tariefsverhoging voor Ongebouwd grotendeels terug te draaien. Applaus vanuit het publiek. De voorzitter: ik dank u wel voor uw bijdrage. Ik ga nu even door met de agenda. De heer Van der Kallen: voorzitter, mag ik een ordevoorstel doen. Degenen die op de tribune zitten – ik ben dankbaar dat er een fors aantal mensen zitten, dat is een hoge uitzondering – moeten ook allemaal wel hun brood verdienen, heb ik zo het idee. En aangezien de aard van de agenda voor dat agendapunt toch stevig is, zou ik u willen verzoeken toch de agenda zodanig aan te passen dat we eigenlijk als eerste, na het trekken van de primus, dat agendapunt behandelen. De voorzitter: dat kan. Ik wil u daar nog wel iets over zeggen. Je kunt ook omgedraaid redeneren: laten we deze unieke kans van grote belangstelling maximaal benutten en hen onze agenda laten beleven. Maar het is een ordevoorstel. Ik vraag het aan het AB. Misschien met handopsteken. Bent u het er mee eens dat we het naar voren trekken? Nou, dan doen we dat. Dan zullen we daar dadelijk mee beginnen. Bepaling primus bij hoofdelijke stemming De Voorzitter: Nummer 35. Mevrouw Spronk.
8. Vaststelling kostentoedelingsverordening watersysteembeheer (08I003191) De voorzitter: dan stel ik nu aan de orde agendapunt 8. Dat betreft de vaststelling van de kostentoedelingsverordening. Aan de orde is, zodat we het met elkaar even helder hebben, het besluit zoals dat in nazending is verstrekt. Dus het stuk dat u vorige week heeft ontvangen met de tekst zoals in dat besluit is geformuleerd. Dan misschien toch even richting de publieke tribune: het was heel charmant en sympathiek van u dat u applaudisseerde bij de inbreng van de drie insprekers, maar ik zou u willen vragen om dat bij het debat, bij de inbreng van onze AB-leden, niet te doen. Het is mijn rol als Voorzitter om te zorgen dat alle AB-leden in een rustige omgeving hun bijdrage kunnen leveren, wat hun standpunt ook is. En er staat in het reglement staat dat de mensen op de publieke tribune niet hun mening daarbij kenbaar mogen maken. We moeten daar streng in zijn, want het lijkt mij spannend genoeg voor veel mensen. Dus ik zou willen vragen in stilte, met grote belangstelling, het debat te gaan volgen. Dank u wel. Wie wenst het woord bij dit agendapunt? De heer Hendrickx, Poppelaars, Van der Kallen, Rubbens, De Boer, Wijnen. Dat zijn de mensen die willen spreken in de eerste termijn. De heer Hendrickx: u hebt kunnen merken dat het onderwerp leeft bij onze achterban. Er zijn 831 bezwaren ingediend en dat is ontzettend veel: 40 tot 50% van de ondernemers, met name in de zandgronden heeft de moeite genomen om te reageren. Het geeft ons de plicht om hier nog eens heel indringend naar te kijken want het gaat om serieuze bedragen. Per bedrijf praat je over 800 tot 1000 euro per jaar verhoging. Gezien de belangrijkheid van het onderwerp, lijkt het mij goed om hier wat dieper op in te gaan. In
4/22
de laatste AB-vergadering zijn over dit onderwerp twee zaken afgesproken. Ten eerste het bestuurlijk gesprek met de provincie. En ten tweede het nader juridisch advies. Op dit laatste komen wij later terug. Beide hebt u exact uitgevoerd en dat waarderen wij. Wij waarderen het ook dat u alle moeite heeft genomen om ons te overtuigen, met alle nagekomen stukken. Alleen; het is niet gelukt. Dan kom ik terug op het gesprek met de Provincie. De Provincie zegt dat ze de verordening aan de wet toetst en kijkt naar de onderbouwing. Vervolgens is er de voorkeur dat alle Waterschappen hetzelfde percentage hebben. Wij constateren dat Rivierenland naar 35% wil, evenals de Dommel. Dus als wij in Brabant op één lijn willen zitten, dan is best het logisch dat wij volgen en zijn wij ook beslist geen uitzondering. Over de totstandkoming van de Waterschapswet willen wij graag nog de volgende opmerking maken. Hij is hier ook eerder al te horen geweest, maar ik denk toch dat het goed is dat ik hem hier toch nog even wegzet. Het is mis gegaan bij de vaststelling van deze wet omdat er met foutieve gegevens in 2e kamer is gediscussieerd. Pas lang na vaststelling in de Tweede Kamer bleek welke hoge vervangingswaarde de wegen hadden. Dit leidt tot totaal scheve verhoudingen. De taxatie is vervolgens wel naar beneden bijgesteld, maar de verhoudingen blijven scheef. De Infrastructuur is op 11 miljard getaxeerd en het Agrarisch Ongebouwd op plusminus 3 miljard. Het Agrarisch Ongebouwd is 100.000 hectare, en de Infrastructuur is 13.000 hectare. Dit alles wordt als één groep gezien, waardoor er grote tariefstijgingen ontstaan bij Agrarisch Ongebouwd. De meeste pijn wordt gevoeld bij de zandgronden omdat men daar vanuit de historie een veel lager tarief had. Ook omdat het Waterschapswerk hier vrij beperkt is. Het probleem ligt dus vooral op de hoge zandgronden. De fractie Ongebouwd heeft ook geprobeerd om dit intern, bij het Ongebouwd zelf, op te lossen door een tariefsdifferentie voor bemalen gebieden voor te stellen. Het DB heeft dit uit laten zoeken. Volgens de cijfers zijn bemalingskosten 13% van de watersysteemkosten. Het bemalen gebied kost dus 26% meer dan het onbemalen gebied. En volgens de wet is dat te weinig om tariefsdifferentiatie toe te passen, want dan moet het verschil minimaal 50% zijn. Om een meer evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de kosten te krijgen, stellen wij een wijziging van de wet voor. LTO Nederland heeft hiervoor concrete voorstellen. Wij stellen voor dat ons Waterschap bij de Unie aandringt op aanpassing van de wet. Hiervoor zullen wij een motie indienen. Dit zou op z’n minst waarschijnlijk toch nog wel enige jaren duren. Dus voor de korte termijn, op dit moment, is dit geen oplossing. Voor de korte termijn stellen wij in deze kostentoedelingsverordening twee wijzigingen voor. Dit willen wij via een amendement inbrengen. Ten eerste het toepassen van 100% tariefsdifferentiatie voor wegen. We kennen 13.000 hectare wegen. Een weg is een verhard oppervlak wat ontegenzeggelijk een piekbelasting geeft bij buien. Als een bedrijf of een willekeurig iemand een oppervlakte heeft van 2000 vierkante meter, moet het zelf een wateropvang regelen om de piek af te vlakken. Bij de13.000 hectare wegen moet het watersysteem zodanig ingericht zijn dat het deze piekbelasting op kan vangen. Dus lijkt het ons redelijk dit voor te stellen. In een eerdere fase was het DB hier ook voorstander van. Het tweede wat wij voorstellen is het verhogen van het Ingezetenen aandeel van 30 naar 35%. Twee vragen zijn hierbij cruciaal. Ten eerste: kan en mag dit wettelijk gezien? En ten tweede: zijn er argumenten die dit rechtvaardigen en onderbouwen? Twee nieuwe zaken wil ik hierbij inbrengen. Als eerste de inwonerdichtheid per vierkante kilometer. In dit stuk wordt uitgegaan van 470 inwoners per vierkante kilometer. Maar wij twijfelen of deze cijfers ook helemaal correct zijn. De laatste cijfers van de Provincie Brabant geven een ander beeld. Er zijn kopieën uitgedeeld, dus u kunt ook meekijken. Dit zijn cijfers van het Digitaal Statistisch Zakboek van de Provincie Brabant. En als we dan kijken naar de bevolkingsdichtheid (de tweede bladzijde) per vierkante kilometer, dan is daar een verdeling gemaakt in West – Midden. Daar moeten wij naar kijken. Dan zit West op 499. Midden zit op 502. Daar komt bij: het Land van Heusden en Altena ligt in West, maar dat valt af. En dat is een vrij dun bevolkt. Uit deze cijfers zou je kunnen concluderen dat we op 500 zitten. Maar ik geef toe: dit is een groffe indeling. Maar het is wel iets dat we toch graag in hadden willen brengen – u kunt daar op reageren – omdat we namelijk het idee hebben dat die 470 toch wat min of meer achterhaalde cijfers zijn en dat ze in de praktijk toch wat hoger liggen. Het andere punt dat we in willen brengen, is de brief van 7 mei 2008 van de Unie van Waterschappen over de bestuurlijke en juridische ruimte in de kostentoedeling. Deze brief heb ik maandag aan iedereen gemaild. Deze brief geeft een geheel ander beeld dan de notitie van het DB en ook de nazending van Advocatenkantoor Prinsen en Van Wijmen. Ik wil er toch een paar kleine stukjes uitlichten. Op bladzijde 2 staan die inwonerdichtheden en daar gaan ze verder: binnen deze bandbreedtes bestaat bestuurlijke vrijheid om het exacte Ingezetenen aandeel vast te stellen. Bij amendement zijn de bovengrenzen van de bandbreedte met 10% verhoogd. Dit betekent dat de AB’en van de Waterschappen de bovengrenzen kunnen verhogen tot respectievelijk 40, 50, 60% Per inwonerdichtheidsklasse ontstaan dus brandbreedtes van 20%. Binnen deze bandbreedtes is
5/22
een vrije keuze mogelijk. Zie echter ook onze opmerking aan het eind van deze passage. En dat gaat erom dat het dan wel onderbouwd moet worden. En dan worden er bij wijze van voorbeeld – en daar staat nadrukkelijk voorbeeld – twee situaties genoemd waarbij je het Ingezetenen aandeel mag verhogen. Maar dat zijn voorbeelden. Daar staat ook: Waterschappen kunnen in de praktijk andere keuzes maken. Voorbeelden die het amendement noemt, zijn niet limitatief. Dus, met andere woorden, het Waterschap heeft daar een bepaalde vrijheid. De conclusie die wij hieruit trekken: het AB heeft wel degelijk een bestuurlijke vrijheid om het exacte Ingezetenen aandeel vast te stellen. De wetgever heeft niet voor niets een bandbreedte van 20% ingesteld. Als hier geen gebruik van gemaakt kan worden, hadden ze ook niet ingesteld hoeven te worden. Dan hadden ze ook alles via de wet kunnen regelen. En in het traject 31 - 50% waar wij mogelijk in zitten is een Ingezetenen aandeel van 35% toch ook nog vrij bescheiden. Maar desalniettemin willen wij er wel argumenten bij noemen. En wij hebben ze ook gedeeltelijk in de commissie besproken. Op dit moment worden er heel veel investeringen gedaan en ook voorbereid door Brabantse Delta ten behoeve van de Natuur. Denk aan ecologische verbindingszones, natte natuurparels, beek- en kreekherstel, venherstel, vernatting, vispassages, et cetera. Maar ook de daarmee samenhangende werkzaamheden als een IGA, Peilbesluiten, gedifferentieerd beheer en onderhoud, et cetera. Ondanks deze grote ecologische inspanning, gaat Natuur fors minder betalen. De aparte categorie Natuur kost het Ongebouwd € 6,70 per hectare. De inspanningen op het gebied van Natuur en Ecologie komen ten goede aan de Ingezeten die hier wonen, werken en recreëren. U schrijft in de nazending dat deze investeringen maar 13% van de totale investeringen zijn. Daar wil ik het volgende tegen inbrengen. Als we al deze taken zouden laten vallen, zou de helft van het personeel overbodig worden, is onze inschatting. Dus de personeelslasten zouden ook aanzienlijk kunnen dalen, maar ook de huisvestingskosten, ICT-kosten, et cetera. De begroting zou er dan ook heel anders uitzien. Voor de goede orde: dit is niet iets waar wij voorstander van zijn, maar het is maar om ons punt duidelijk te maken. Een ander argument wat in ons gebied speelt is dat de grootste plaatsen en steden gelegen zijn in de overgang van hoog naar laag gebied. Breda is bij uitstek een voorbeeld hiervan. Zundert en Baarle Nassau liggen plusminus 15 meter hoger, maar al het water van de Aa of Weerijs, de Bovenmark, moet door Breda. Eén van de insprekers heeft het ook duidelijk genoemd. Om aan de normen te voldoen zijn extra voorzieningen, en dus ook kosten, gemaakt en dat zal in de toekomst alleen nog maar meer worden. In de Commissie Bestuur en Middelen was het argument van het DB: we kunnen niet anders want de wet laat ons geen ruimte. Ik kan u melden dat een ander Waterschap in diezelfde wet wel mogelijkheden vindt om het Ingezetenen aandeel aan te passen. Waterschap Hollandse Delta verhoogt het Ingezetenen aandeel van 40 naar 50%. Ter informatie: men heeft een inwonerdichtheid van 861, wat een rekenkundig percentage van 37,5 zou betekenen. Ook Rivierenland gaat deze richting. Er ligt een DB-besluit om naar 35% te gaan voor de Ingezetenen, en 100% tariefsdifferentiatie voor wegen. Een ander argument wat het DB aanvoert – ik wil daar toch even op reageren – is dat de tarieven voor de fusie, met de methode Oldambt, ook hoger waren voor Ongebouwd. Op zichzelf is dat juist. Maar er waren redenen om naar een andere systematiek te gaan, onder andere de brede kijk en de meer maatschappelijke taken die het Waterschap kreeg. Het was niet rechtvaardig om dit op het bordje van Ongebouwd te leggen. Daarbij komt dat toen ook de zeggenschap fors is ingekrompen omdat de betaling minder werd. Nu zijn we vier jaar verder en zitten we met betalen op het oude niveau, maar de zeggenschap is ook weg. Voorzitter, geachte AB-leden, de fractie Ongebouwd wil het amendement hier inbrengen en de motie hier inbrengen. Het AB kan hiermee bereiken dat er een iets rechtvaardigere verdeling van de kosten is bij de Brabantse Delta. De tarieven zouden dan als volgt zijn, dus bij allebei die zaken: Ongebouwd van 36,73 naar 30,69. Wegen van 36,73 naar 61,38. Gebouwd van 60 naar 56. En ingezetenen van 37,80 naar 44,10. Dan de motie die wij de vorige vergadering ingediend hebben: die willen we hierbij intrekken. Het amendement zal uitgedeeld worden. Ik denk dat ik genoeg gezegd heb, dus ik wil zal dat niet herhalen. En ook daarop volgend de motie. Tot zo ver, voorzitter. De heer Poppelaars: dank u wel voorzitter. Het zal u niet verbazen dat de fractie Ingezetenen, waarvoor ik hier het woord voer, omtrent dit onderdeel behoorlijk verdeeld is. Een gedeelte van onze fractie staat achter het bestuursvoorstel en zal ook achter dat bestuursvoorstel blijven staan zolang er geen andere goede argumenten naar boven komen. Een ander gedeelte van onze fractie staat er wat anders in. En daar kan ik eigenlijk heel kort in zijn: die sluiten zich eigenlijk aan bij het betoog dat de heer Hendrickx zojuist heeft gevoerd. Wij constateren ook dat er een onredelijkheid in de wet zit. Maar het is niet de taak van het AB van de Brabantse Delta om de wet te veranderen. We kunnen uiteraard wel via de motie die zojuist is ingediend het bestuur van de Brabantse Delta oproepen om alle kanalen aan te boren om die wet gewijzigd te krijgen. Een wetswijziging zelf zal nu eenmaal de bevoegdheid zijn van de tweede en de eerste kamer. En er
6/22
zijn andere kanalen voor om daar als Ingezetene of als inwoner van dit land invloed op uit te oefenen. Het is uiteraard vreemd dat Infrastructuur bij Ongebouwd wordt ingedeeld, en dan met name bij het Agrarisch Ongebouwd. Wat zou de reactie geweest zijn van bijvoorbeeld natuurorganisaties als men gesteld had: Infrastructuur en Natuur is algemeen belang, dus dat stoppen wij in één categorie. Ik denk dat de reactie uit die hoek, en dan ook terecht, minstens even groot geweest zou zijn als nu de reactie vanuit de agrarisch sector. Een ander punt dat mij opvalt bij de nieuwe wet is de argumentatie van de staatssecretaris: dat Infrastructuur toegevoegd moet worden aan de Agrarische Gronden omdat anders de positie van de landbouw te marginaal zou zijn. Terwijl in diezelfde wet een aparte categorie Natuur wordt ingesteld die zowel qua oppervlakte als qua economische waarde veel lager is dan Agrarisch. Voorzitter, wij moeten hier vandaag een besluit nemen over een kostentoedelingsverordening en dat besluit zal moeten zijn... De heer Van Osch: ik onderbreek de heer Poppelaars. De Voorzitter: ja, meneer Van Osch. De heer Van Osch: ik moet toch constateren dat de heer Poppelaars het eerste deel van zijn betoog hield namens de fractie Ingezetenen, maar kennelijk het tweede op persoonlijke titel. En wil hij dat dan even bevestigen? De heer Poppelaars: niet op persoonlijke titel. Er zijn meerdere mensen in onze fractie die ook dat betoog, waar ik nu aan begonnen was, ondersteunen. En het is uiteraard, en dat heb ik ook altijd in de fractie zo gesteld; ieder fractielid heeft de ruimte – mits hij dat van de voorzitter krijgt, maar daar twijfel ik niet – om ook het andere standpunt nader te verduidelijken. Voorzitter, wij moeten een besluit nemen binnen de wet. Het mag, kan, niet zo zijn dat van een AB van een Waterschap verwacht wordt om buiten de wet te gaan. Daarom vindt een gedeelte van onze fractie ook dat de mogelijkheden die de wet biedt om de pijn enigszins te verzachten, aangegrepen moeten worden. Ik kan daar een heel betoog op houden, maar dat zou herhaling van standpunten zijn. En in feite heeft de heer Hendrickx prima verwoord wat de mogelijkheden binnen de wet zijn. En die zal door dat gedeelte van de fractie ook wel ondersteund worden. Eén aanvulling nog: het is inderdaad zo dat wanneer dat voorstel van Ongebouwd doorgaat, dat dan het aandeel Ingezetenen, het bedrag Ingezetenen wat verhoogd wordt. Ik wil er wel op wijzen dat met de nieuwe wet ook de verontreinigingsheffing wat anders toegerekend gaat worden en dat de verontreinigingsheffing in z’n algemeenheid verlaagd wordt. Dus ook elk huishouden betaalt weliswaar wat meer voor het bedrag Ingezetenen, maar gaat minder betalen aan Verontreinigingsheffing. Ik denk dat met een kleine wijziging, een klein bedrag dat Ingezetenen uiteindelijk meer zullen betalen, toch een groot deel van de onrechtvaardigheid bij Ongebouwd wordt weggenomen. Daar wil ik het voorlopig bij laten. De heer Van der Kallen: voordat we opnieuw een discussie krijgen over namens wie ik spreek… Ik spreek namens mijn categorie, wat onverlet laat dat naar alle waarschijnlijkheid die categorie niet unaniem over dit onderwerp zal stemmen. Excuus dat ik misschien wat ademhalingsproblemen heb tussendoor, maar dat moet u maar voor lief nemen. Allereerst wil ik mijn complimenten maken voor het ingetogen betoog van de heer Hendrickx namens de categorie Ongebouwd. Want het is een onderwerp dat die categorie in hoge mate treft. En het vergt dan echt moeite, denk ik, althans het zou mij moeite vergen om over een dergelijk onderwerp wat mij zo in de kern, in mijn portemonnee zou raken, bijna emotieloos en met volle overtuiging een dergelijk betoog kwalitatief op te bouwen. Mijn fractie onderschrijft heel veel van wat de heer Hendrickx heeft gezegd. Met name als het gaat, bijvoorbeeld over Infrastructuur, dan is dat een punt dat een lange geschiedenis kent in de Waterschapswereld, over hoe daarmee omgaan. Ik heb een wat bredere ervaring in de Waterschapswereld. Ik heb ook gezeten in het Algemeen Bestuur van Alm en Biesbosch, het voormalige Waterschap dat is opgegaan in Rivierenland. Daar werd Infrastructuur met een factor 9 belast ten opzichte van Ongebouwd. En dat is nog iets anders dan de nu voorgestelde 2. Een heel groot deel van de discussie gaat over: hoe gaan we nou om met de wet? En mijn categorie kent uw Dagelijks Bestuur als een bestuur dat wil opereren in de veilige marges van de wet. En op zich is het goed dat een overheid zoals het Waterschap wil nastreven de wet na te leven. Dat wil niet zeggen dat je niet op gezette tijden vraagtekens mag zetten bij de wet, respectievelijk de prestatie die onze wetgevers in Den Haag hebben gepresteerd. Want terecht zijn er door de categorie Ongebouwd een aantal opmerkingen over gemaakt als het gaat over de informatievoorziening. En ik denk dat daar een grote waarheid in zit. Maar het is ook nog zo dat uiteindelijk de Waterschappen met de wet om moeten gaan. En het is juist dat die wet niet zomaar veranderbaar is. Dat ligt niet binnen onze bevoegdheid. Maar wij kunnen wel alle middelen aanwenden als Waterschap, maar ook als categorieën, ook als individuele AB-leden, om te zeggen: wetgever, u heeft werk niet goed gedaan. Want wij hebben daar in de praktijk grote problemen
7/22
mee. Want wij moeten het vormgeven en hoe creëer je nou maatschappelijk draagvlak – want dat willen we graag, wij willend graag dienend zijn als Waterschap – hoe creëer je nou maatschappelijk draagvlak voor een tariefsverhoging die sommige mensen met 84% in hun portemonnee raakt? En dat is niet 84% over enkele euro’s. Het is 84% over vele honderden euro’s. Mijn categorie is gewend te opereren, kijkend naar maatschappelijk draagvlak. En hoewel in formele zin boeren, landbouwers, melkveehouders niet vallen onder mijn categorie Bedrijfsgebouwd, voelt mijn categorie zich daar wel mee verwant. Want het zijn ook ondernemers die niet elke maand automatisch hun salaris overgeschreven krijgen van hun werkgever. Het zijn net als veel ondernemers waar mijn categorie voor staat mensen die iedere dag maar moeten zien, bij boeren dan vaak ieder jaar, wat de uiteindelijke opbrengst van hun arbeid zou zijn. En dan is het creëren van maatschappelijk draagvlak, wat mijn categorie betreft, buitengewoon belangrijk. Hoe ga je nou om met de wet? Het is natuurlijk makkelijk om te zeggen: ik blijf binnen de veilige marges van de wet zoals de wet tot mij is gekomen. Maar hier is sprake van een nieuwe wet. En het kenmerk van een nieuwe wet is dat eigenlijk niemand precies weet wat die wet inhoudt. Want een groot deel van onze wetgeving wordt gevormd door gerechtelijke uitspraken, door jurisprudentie, als het gaat over de interpretatie van die wet. En nu zoomen we in op de interpretatie van die wet. Hoe ga je om met, laat ik maar zeggen, de 10% bandbreedte die je toe zou mogen voegen? Ga je om op de manier zoals onze juridisch adviseur dat heeft gedaan. Terecht heeft de categorie Ongebouwd opgemerkt… En u heeft wat dat betreft goed geluisterd naar de betogen die uit de algemene vergadering zijn gekomen, onder andere van ondergetekende. U hebt juridisch advies gevraagd en als je dat juridische advies leest, dan constateer je dat er door de adviseur eigenlijk gezegd wordt van… Die geeft geen hard uitgangspunt. Die zegt wel: het kan, maar je moet dat goed onderbouwen. Tot nu toe is de interpretatie min of meer: de voorbeelden zijn als het ware limitatief. En je moet in verschrikkelijk sterke schoenen staan, wil je daar buiten treden. TerechtEn ik dank de heer Hendrickx daarvoor dat hij iedereen die brief van de Unie van Waterschappen heeft gestuurd. Want ik ben het niet altijd met de inbreng van de Unie eens - richting de minister maar daar komen we nog wel op bij een ander agendapunt. Maar in dit geval lees ik toch iets wat ik net als de heer Hendrickx… Maar ik wil het iets uitgebreider herhalen: hoewel de belastingrechter hierop naar verwachting een marginale toetsing zal toepassen. Een marginale toetsing. Dat wil zeggen: we kijken er met een brede blik naar. Waarom met een brede blik? Omdat een openbaar bestuur - weliswaar niet politiek gekozen op dit moment, maar straks wel - een besluit heeft genomen, gebruik heeft gemaakt van haar vrijheid om de wet op een bepaalde manier toe te passen, is het van belang dat de bestuurlijke keuzes in enige mate worden onderbouwd. In enige mate is toch echt iets anders dan het perse waterdicht moet zijn en limitatief de toepassing van die twee onderwerpen. En dan kom je toe aan de onderbouwing. En wat is nou de onderbouwing waar mijn categorie aan hecht? Die zegt: mijn categorie streeft naar maatschappelijk draagvlak. Want we zijn een overheid, en een overheid moet eigenlijk gebaseerd zijn op wat vanuit de bevolking tot ons toekomt. Als vanuit onze bevolking uit een bepaalde categorie maar liefst 831 bezwaarschriften komen en we worden, nou ja gebombardeerd is een wat overdreven voorstelling van zaken, maar we krijgen toch een fors aantal e-mails waarin mensen hun zorgen uitspreken. We hebben er in diverse rondes over gesproken. Dan moet mijn categorie constateren dat er klaarblijkelijk het maatschappelijk draagvlak niet is wat wij ambiëren. En ik denk dat ieder weldenkend mens het een goede motivatie zou vinden als je zegt: een tariefsverhoging van 84%, dat is niet normaal als je praat over een gemiddelde inflatie van 3 of 3,5%, wat nu voor 2009 wordt voorspeld. In die zin zegt mijn categorie: DB, algemene vergadering neem nou eens de moed om niet aan die veilige kant van de wet te blijven, waarvan je zeker weet dat GS ermee akkoord zal gaan, waarvan je zeker weet dat het iedere juridische toets wel zal doorstaan. Heb nou eens de moed – een moed die klaarblijkelijk ook bij andere Waterschappen, zoals Rivierenland, Hollandse Delta en de Dommel leeft - om te zeggen: oké, wij vinden wel dat we goede argumenten hebben om af te wijken, omdat we simpelweg vinden dat we moeten streven naar maatschappelijk draagvlak, omdat we simpelweg vinden dat indelen van de Infrastructuur bij Ongebouwd toch een ongelukkige constructie is, en omdat we vinden dat het op z’n minst 2 zouden moeten zijn (maar in mijn historie had Alm en Biesbosch hele goede argumenten om te zeggen: het moet factor 9 zijn), en we zoeken de grenzen op., e dan komen we er later wel achter wat de grenzen feitelijk zijn. In dit geval zeg ik: daar heb je alle reden toe, want 84% is simpelweg in dit maatschappelijk tijdperk met alle kostenstijgingen en financiële onzekerheid die mensen toch al hebben, niet aanvaardbaar. Ik zal helder zijn voorzitter. Mijn categorie, en we zullen misschien straks nog even schorsen om het zeker te weten, staat sympathiek tegenover de motie die ingediend is door de categorie Ongebouwd en staat ook sympathiek ten opzichte van het wijzigingsvoorstel zoals het er ligt. En tot slot voorzitter, het aardige van statistiek is: statistiek lijkt hard, maar statistiek is flexibel. En natuurlijk is West niet helemaal ons Waterschap, maar in Alm en Biesbosch woonden ongeveer 60.000 mensen op een geweldige hoeveelheid hectare. Dus als dat eraf gaat, dan ziet het er anders uit. En het aardige dan ook nog is, dat het midden - waar we toen voor een deel ook behoorden - iets boven de boven 500 zit. En als medeargument: hier zitten de illegalen niet in. En
8/22
ook in West-Brabant wonen echt, en verblijven echt permanent illegalen. Voorzitter, tot zover. De heer Rubbens: dank u wel voorzitter. Ik spreek nu namens de fractie Gebouwd. Maar een gedeelte van de fractie, want onze standpunten waren ook niet allemaal hetzelfde. Het gedeelte waar ik voor spreek, dat is in ieder geval tegen dit voorstel, ook gezien de inbreng van de heer Hendrickx. Daar staan we dan achter. 80% verhoging, dat kan in onze ogen niet. Ook, voor het laag gelegen, 20% lastenverhoging in de nieuwe kostentoedelingsverordening is niet acceptabel. En daarbij, de Infrastructuur hoort ons inziens niet bij Ongebouwd. Dus wij zouden ook wat de heer Hendrickx zegt, die wetswijziging daar moeten we ook aan werken. Voor de rest is het allemaal gezegd. De heer De Boer: voorzitter, de heer Rubbens heeft het al verwoord. De fractie Gebouwd is verdeeld op dit punt. Een gedeelte, ongeveer fifty procent voordat we naar deze vergadering toe kwamen, is voor. En een gedeelte, 50%, is tegen. Ik wil er wel op wijzen dat na de betogen van de heer Hendrickx, en met name de heer Van der Kallen, dit standpunt kan gaan schuiven, want ik heb allerlei zaken gehoord die nieuw zijn. En met name de heer Hendrickx komt met nieuwe gegevens, en de vraag is in hoeverre deze gegevens juist zijn. Als ze juist zijn werpt dat toch, denk ik een ander licht op de zaak en dat kan leiden tot een ander standpunt in onze fractie. Dus wij willen straks graag de reactie van het DB horen op deze zaken, en dan even schorsen, en dan opnieuw ons standpunt bepalen. De heer Wijnen: dank u wel voorzitter. Sorry voor m’n stem. Allereerst voor de duidelijkheid naar u als bestuur toe. Het kaartje wat erbij zit, wat ingekleurd is, waar staat van -87, -66, en er staat maar één plusje op – donkergroen – van 16; dat zijn de huidige tarieven. Maar waar wij over praten, dat zijn eigenlijk de tarieven, de stijging van na 2003. Niet wat er vorig jaar is bijgekomen. Waar het over gaat… En ik probeer niet in herhaling te vallen want er is al genoeg over gezegd. Hetgeen de heer Hendrickx gezegd heeft, wat de heer Van der Kallen gezegd heeft: ik denk dat dit voor zich spreekt. Ik heb ook contact met veel burgers. En als wij dan praten over 30, 35%, over hetgeen er bij zou kunnen komen, welke marge we als bestuur hebben maar waar we tot op dit moment geen gebruik van hebben gemaakt, en we rekenen dat om naar die 2 – 2,5 miljoen, over die 320.000 – 330.000 huishoudens, dan praten wij over 6 - 7 euro per huishouden in plaats van over honderden euro’s per bedrijf. De heer Van der Kallen heeft het al gezegd: 80%. Waar halen ze het vandaan om gelijk 80% erop te zetten. 20 zou al veel zijn, maar 80 is onaanvaardbaar. Daarom sluit ik me ook aan bij de vorige sprekers: dit is onacceptabel. Wanneer je met de burgerij praat, en je legt uit wat ik net vertel van 6 – 7 euro per woning, dan zeggen ze: waar praten we dan nog over? Daarnaast, de honderden euro’s die de agrarische sector op moet hoesten: ik denk dat het een zwaar gelag is. En wanneer dat nou alles was bij de agrarische sector. Net vorig jaar dat we een rad voor ogen gehouden werden. Als voorbeeld de tarweprijs prijs een kwartje en nu nog geen 15 cent meer. We denken allemaal dat de bomen tot het bos groeien, tot aan de hemel groeien. Niets is minder waar. Het gaat gewoon slecht in heel de agrarisch sector. En nu worden wij hier ook nog mee opgezadeld. Dit kan niet en ik denk dat we er alles aan moeten doen, via de wetgeving, de landelijke reparatiewetgeving, om te kijken welke mogelijkheden we daar hebben. Maar dit is eigenlijk onaanvaardbaar en ik wil toch de Algemene Vergadering oproepen om daar eens goed over na te denken, ook na de schorsing, om te kijken of dit voor hun wel aanvaardbaar is. We zijn allemaal mensen onder elkaar en we moeten ook met die categorie rekening houden. Tot zover in de eerste termijn. De voorzitter: dan geef ik nu het woord aan de heer Coppens, namens het DB, om een reactie te geven. De heer J. Coppens: voorzitter, toen ik gisterenavond al die vele mailtjes las die langs gekomen zijn, moest ik denken aan een opmerking die minister-president Leterme van België maakte. De mailtjes spreken over onacceptabel. Hij werd geïnterviewd, enkele weken terug, en toen ging het over de staatshervormingen in België. Hij vertelde daarin dat de Vlamingen het oneens waren met de staatsinrichting zoals die op dit moment in België is, en de Walen die willen eigenlijk handhaven zoals het nu is. Hij sloot dat verhaal af met: de staatshervormingen in België betreffen een turbulent dossier. En ik moet u zeggen: we hebben het hier vanochtend niet over de staatshervormingen, maar we hebben het wel over een heel turbulent dossier. En als er al ruim 800 zienswijzen zijn ingekomen op de ter inzage legging van de ontwerpkostentoedelingsverordening, en wij hebben geprobeerd om in de inspraaknota die bij de stukken gevoegd is dat te weerleggen. Dan mag u van mij aannemen, ook gezien de insprekers van vanochtend , het aantal zienswijzen en ook de door de fractie Ongebouwd herhaaldelijk uitgesproken zorg, dat het DB daar een aanleiding in heeft gevonden om alles uit de kast te halen om te proberen te repareren wat er te repareren viel. Wel binnen de regelgeving zoals die voorligt.
9/22
Willekeurig oplossen van het bij de categorie Ongebouwd ontstane probleem vanwege de invoering van de gewijzigde Waterschapswet, willen wij ernstig ontraden. Om de beleidsruimte na te gaan hebben wij ons verzekerd van een extra extern juridisch advies, wat bij de stukken is gevoegd. Voorop gesteld moet worden dat het in werking treden van de nieuwe Waterschapswet de Waterschappen verplicht om vanaf 1 januari 2009 een gewijzigd heffingsstelsel in te voeren. En het kader voor dit nieuwe belastingstelsel is de kostentoedelingsverordening. Deze verordening behoeft na vaststelling door het AB de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. En als ik dan hier in deze vergadering mag beluisteren dat het een marginale toetsing zal zijn; het is wel een toetsing die wij moeten onderbouwen. Ik kom daar direct nog op terug. Maar wat veroorzaakt nu deze nieuwe Waterschapswet aan de naar wij hopen vandaag vast te stellen kostentoedelingsverordening ten opzichte van de huidige uit 2004 daterende kostentoedelingsverordening? Ik zal proberen een aantal elementen op te sommen die nieuw zijn voor de kostentoedelingsverordening die thans voorligt. In het Waterschapsbesluit zijn strikte voorschriften opgenomen betreffende de hantering van de methode Delfland. In afwijking van het verleden. Opgenomen in dit besluit, zijn de waarderingsmethodiek, de waarderingsgrondslag, de waardepeildatum, en verder bijvoorbeeld ook de waardering van de Infrastructuur op 75% van de vervangingswaarde. Verder is opgenomen wat tot de infrastructuur moet worden gerekend. Spoorwegen, kunstwerken, openbare wegen. Vervolgens moet ik met u vaststellen: de overheveling van de kosten passief kwaliteitsbeheer naar het watersysteembeheer. Nieuw in de wet. In de situatie Brabantse Delta betekent dit dat 15% overgeheveld wordt, oftewel in euro’s uitgedrukt: 10 miljoen euro wordt van de waterkwaliteitsbeheer overgeheveld naar het watersysteembeheer. Dan de waardeverhoudingen van het Gebouwd en het Ongebouwd. Vanaf 2003 tot de peildatum 1 januari 2007, is WOZ-waarde gestegen. Dit heeft, en dat is wel weer een meevaller voor het Ongebouwd, een neerwaarts effect op het tarief voor het Ongebouwd. De introductie van de categorie Natuur is nieuw. De natuurterreinen krijgen een waarde van 20% van de gemiddelde waarde van agrarische grond. Alles gebaseerd op de wet. Dan de afschaffing van de omslagklassen vanwege de watersysteembenadering. In de situatie van het Waterschap Brabantse Delta betekent dat de afschaffing van de waterkeringsomslag. En vervolgens wil ik met u nagaan wat de bestuurlijke ruimte is binnen de wettelijke regels voor het Waterschap Brabantse Delta. En nogmaals: daartoe hebben we ons ook door een extern juridisch bureau laten adviseren. Als eerste zou genoemd kunnen worden het buiten toepassing laten van de taxatiewijzer en het zelf ontwikkelen van een taxatiemethodiek voor het waarderen van openbare wegen en spoorwegen. Dit laatste willen wij sterk afraden omdat de taxatiewijzer gebaseerd is op wettelijke voorschriften en vervolgens het Waterschapsbesluit naar dit instrument verwijst. In dit verband moet ook nog worden opgemerkt dat op initiatief van ons DB er een neerwaartse bijstelling van het kostenaandeel voor wegen heeft plaatsgevonden. Was dit kostenaandeel aanvankelijk 12,4%, wij hebben het door de inbreng van het DB kunnen terugbrengen naar 10,8%. Vervolgens het verhogen van het Ingezetenen aandeel met bijvoorbeeld 5%, van 30 naar 35%, wat genoemd is. Zelfs van 30 naar 40% is genoemd. Deze verhoging moet beargumenteerd worden - zij het marginaal, dat geef ik toe - of er een meer dan gewoon belang is voor de Ingezetenen. Hoewel aangenomen mag worden dat zowel GS als de belastingrechter marginaal zullen toetsen, moet het wel redelijk en zonder willekeur beargumenteerd worden. Als argumenten tijdens de behandeling in de kamer zijn genoemd: het Waterschapsgebied moet voor meer dan 25% uit natuurterrein bestaan. Brabantse Delta kent een oppervlakte van 171.000 hectare, waarvan 26.000 hectare natuurterrein. Dit is maar 15%. Ofwel meer dan 1.250 inwoners per vierkante kilometer. De Brabantse Delta heeft 467 inwoners per vierkante kilometer en zit met het kostend aandeel voor de Ingezetenen van 30% aan de bovenkant van de toegestane bandbreedte. En nu wil ik dan ook even terugkomen op de opmerking van de heer Hendrickx, daar waar hij zegt dat hij gegevens van de Provincie heeft gekregen uit het statisch zakboek, en waarin hij het aantal van 499 noemt voor West-Brabant. Ik moet u zeggen dat in die 499 is opgenomen: Goirle volledig met 22.000 inwoners en wij mogen tot ons gebied maar 2.549 inwoners rekenen. Vervolgens zit daar in: de volledige gemeente Tilburg, 201.087 inwoners om exact te zijn. En we mogen alleen maar het gebied van de Blaak en daarboven, de Reeshof, meetellen. Dat zijn 51.900 inwoners. En als u die cijfers exact… Dan komen wij op 467 inwoners per vierkante kilometer voor ons gebied. Niet meer en niet minder. Alles naar de peildatum van 1 januari 2007. Dan wil ik in dit verband ook nog even ingaan op vragen van de heer Hendrickx daar waar het betreft de kosten bijvoorbeeld voor Breda, en ook de Hollandse Delta en Rivierenland waar die toch eigenstandig een percentage verhoogd hebben. Bij Hollandse Delta, en ik heb daar vorige week nog met enkele DB-leden, bij de opening van het Waterschapskantoor van de Hollandse Delta met mensen over mogen spreken. Daar heeft inderdaad door het AB een aanpassing van het tarief plaatsgevonden. Tegelijkertijd is men op dit moment alle mogelijke moeite aan het doen om de GS van Zuid-Holland door de bocht te krijgen om dit goedgekeurd te krijgen. Men is zo ver nog niet. Daar komt bij dat men vervolgens ook alle moeite gedaan heeft en men een brief heeft uit laten
10/22
gaan naar de staatssecretaris om een reparatiewet nog door te voeren; op korte termijn. U kunt van mij aannemen dat het zo snel bij de wetgever echt niet gaat. Dit even terzijde. Voor wat betreft Rivierenland: ook daar heb ik met mensen van het DB gesproken. En die hebben op basis van aannames verondersteld dat ze daarmee ruimschoots uitkomen boven de 500 inwoners en een aanpassing van het tarief mogelijk is. Ik moet u zeggen dat op basis van aannames in Nederland geen wet en ook geen kostentoedelingsverordening kan worden vastgesteld. Je gaat onherroepelijk bij de belastingrechter voor de bijl. Dat lukt niet. Dan wordt de verordening onverbindend verklaard. En ik wil u alleen maar noemen wat onlangs in Breda is gebeurd met betrekking tot de baatbelasting. Een baatbelasting van 1996 die dit jaar door allerlei procedures van het gerechtshof, de belastingkamer in Arnhem, onherroepelijk onverbindend is verklaard. Zelfs met terugwerkende kracht; alles moet hersteld worden. Ik kan me niet voorstellen dit soort situaties zich bij ons Waterschap gaan voordoen. Vervolgens wil ik dan ook nog, met uw goedvinden, doorgaan om nog andere elementen te noemen, en dan kom ik direct even terug op de Infrastructuur. De toerekening van de kosten van het passieve kwaliteitsbeheer. Naar objectieve bedrijfseconomische criteria wordt bij het Waterschap Brabantse Delta 15% overgeheveld van het kwaliteitsbeheer naar het watersysteembeheer. Dan de rechtstreekse toekenning van de categoriegebonden kosten. U hebt in het laatste voorstel dat u heeft bereikt kunnen lezen dat we daar gebruik van hebben gemaakt. En het heeft uiteindelijk ook nog één euro per hectare voor het Ongebouwd opgeleverd. Mooi meegenomen. Dan kom ik op de tariefsdifferentiatie voor wegen, de infrastructuur. Dit valt of staat met het gegeven of het Waterschap kan aantonen dat een zelfde tarief voor wegen als voor agrarische gronden evident onredelijk is. Dit laatste kan het DB niet aantonen. Immers, het verharde oppervlak van wegen vereist bij piekafvoeren geen grotere capaciteit van het Watersysteem, terwijl daarnaast de kosten van berm- en slootonderhoud van de wegen voor rekening komt van de wegbeheerder. Wij maken geen extra kosten voor de infrastructuur. In dit verband is het goed om ook te vermelden dat bij de aanleg van wegen – ik wil daar even de A4 noemen die zojuist hier ook genoemd is – de gevolgen hiervan voor het watersysteem worden afgekocht. Zo zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor het watersysteem vanwege de aanleg van de HSL door Rijkswaterstaat afgekocht. Verder worden in de vergunningverlening zo nodig voorwaarden gesteld voor retentie. Kort en goed: het is niet onredelijk wanneer de gemeenten hetzelfde tarief voor het ongebouwd van wegen betalen als de agrariër voor zijn gronden. Vervolgens wil ik ook nog tot slot wijzen op de inzet van de egalisatiereserve van de Cross Border Leases, wat hier verderop bij agendapunt 11 staat. Een initiatief op basis van een motie ingediend door de fractie Gebouwd. Ook heeft dat uiteindelijk nog een voordeeltje opgeleverd van 1 euro per hectare. Ik wil ook nog even terugkomen op solidariteit. Het woord solidariteit hoor ik ook herhaaldelijk hier noemen. Van de totale kosten van het watersysteem, ongeveer 40 miljoen, dan rond ik het af voor ons Waterschap, wordt 90% gedragen door Gebouwd en Ingezetenen: 90%, waarvan 30% door de Ingezetenen op basis solidariteit en de overige 60% worden door Gebouwd opgebracht. Het Gebouwd dat na 1 januari 2009 op geen enkele wijze meer zeggenschap heeft in de besturen van de Waterschappen. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Waar wij dan mee zitten, dat is dat wij geen mogelijkheden zien om op dit moment een ander voorstel voor te leggen dan wat wij nu gedaan hebben. En ik wil ook nog even ingaan op het kaartje. Het kaartje waar de heer Wijnen van zegt dat het onjuist is. De tarieven nieuwe stijl op basis van de begrotingscijfers… De heer Wijnen: meneer de voorzitter, dat heb ik niet gezegd; dat het fout is. Ik heb alleen gezegd dat de juiste getallen… Dat de getallen die er nu op staan… Maar er hadden ook de getallen van 2003 op moeten staan. Ik heb niet gezegd, of niet bedoeld te zeggen dat het kaartje niet juist is. We gaan hier uit van tarieven, maar u schrijft overal -87, -66… De heer J. Coppens: in 2003 hadden wij de methode Oldambt, en op basis van de methode Oldambt hebben wij voor 2004 bewust gekozen - omdat dat vele malen aantrekkelijker was (toen al) voor het Ongebouwd - voor de toenmalige methode Delfland. Niet de methode Delfland zoals die nu voorgeschreven is in het Waterschapsbesluit. Dat betekende op dat moment een afname voor het Ongebouwd met ongeveer 80%. Natuurlijk, ik wil dat niet teveel gebruiken want ik vind: dat is een gepasseerd station. Maar het mag wel even gezegd worden dat het in het verleden zo geweest is. En ik moet zeggen dat ik, alles overziende, heel veel moeite heb met de wijze waarop door, terecht hoor, ik ben de eerste om te zeggen dat ik begrip heb voor al datgene dat door de fractie Ongebouwd wordt ingebracht. Als ik geen DB-lid zou zijn en als ik één van u zou zijn, zou ik denk ik precies hetzelfde doen. Alleen; ik zit hier wel namens het bestuur van het Waterschap om datgene wat in de wet staat op te volgen en het initiatief…
11/22
De heer Van der Kallen: voorzitter, bij interruptie. Ik wil de heer Coppens er toch op wijzen dat hij buiten DB-lid ook AB-lid is in deze situatie. De heer J. Coppens: ja, dat klopt ook nog. Dan wil ik even nog ingaan op overige vragen en in het bijzonder op het verhaal, op de inbreng van de heer Van der Kallen; het maatschappelijk draagvlak. Het maatschappelijk draagvlak bestaat in Nederland niet uitsluitend en alleen door de bril gezien vanuit het Ongebouwd. U noemt alleen datgene wat Ongebouwd doet, herkent, waarneemt en constateert. Maar du moment dat u een bijstelling van het tarief doorvoert voor het Ongebouwd, dan heeft dat gevolgen voor de Ingezetenen en dan heeft dat gevolgen voor het Gebouwd. Dat moet u zich goed realiseren. En als dat niet voldoende is onderbouwd, dan krijgen we daar - mogelijk al bij provincie omdat het in de toets niet er doorheen komt, en mogelijk ook straks bij de belastingrechter - problemen mee. Dus het mag niet zo zijn dat maatschappelijk draagvlak alleen gezien door de bril van het Ongebouwd bepalend is hoe dat het belastingstelsel binnen ons Waterschap moet worden ingericht. Dan de heer Wijnen, die zei: dat tarief van vroeger vind ik niet zo interessant want we moeten naar toekomst kijken. Daar komt zijn betoog een klein beetje op neer. Ik moet zeggen dat ik in de notulen van vorige vergadering nog een gezegde van de heer Van der Kallen aantrof. En dat zei zijn moeder, want dat heeft ie gezegd: wat gisteren is gebeurd, is absoluut van belang voor vandaag. Laat dit ook gezegd zijn. Dat zijn niet mijn woorden, maar dat zijn de woorden van de moeder van de heer Van der Kallen. Ik wil het in eerste instantie hierbij laten. De voorzitter: er is gevraagd om even te schorsen. Ik vind dat de heer Coppens uitstekend het standpunt van het DB heeft verwoord, dus daar ga ik helemaal niets aan toevoegen. Misschien wel het volgende. Ik ben heel blij met de door verschillende mensen onderschreven stelling dat het DB gezorgd heeft voor een objectieve informatievoorziening door transparante externe adviezen te vragen, en zo goed mogelijk de wet uit te leggen en daarbinnen te opereren. Laten we dat dan ook vanochtend vasthouden. En het staatje wat de heer Hendrickx inbracht, de statistiek van de Provincie; gelukkig, hij was zo loyaal om dat ook al even voor de vergadering aan het DB te verstrekken. Daar is een analyse op gepleegd. De heer Coppens heeft het inhoudelijk aangegeven, maar laten we gewoon toch met elkaar constateren dat het grofmazige product zoals het op de website staat van de Provincie onze discussie niet echt kan beïnvloeden. De cijfers zoals het DB op dit punt heeft aangeleverd, kloppen. Dat wil ik toch wel even aangeven. Anders gaat het misschien een aparte rol vervullen. Verder denk ik dat hij alles perfect vertaald heeft. Inderdaad in Waterschapsland wordt er geweldig naar elkaar gekeken. De Provincies zoeken elkaar op dit moment ook op; hoe zij zullen omgaan met al dan niet goedkeuring van de verordeningen. En er wordt toch heel sterk gekeken naar wat in Hollandse Delta en eventueel in Rivierenland gebeurt omdat dat toch riekt naar bovenwettelijke standpunten. Alle andere voorbeelden die genoemd zijn, zoals de Dommel, is gewoon perfect binnen de systematiek zoals wij die hanteren. En je moet ook wel daarbij betrekken de absolute cijfers. In de Randstad zitten de tarieven voor Ongebouwd vaak rond de 100 euro of er ver erboven. En ook in Rivierenland praten we over tarieven van 70 - 80 euro per hectare. Dat is in absolute zin nog wel even wat anders dan waar wij over spreken. Dat gezegd hebbende schors ik de vergadering voor enkele minuten. Schorsing De voorzitter: dames en heren, ik open de tweede termijn en ik kijk eerst even naar de mensen die in eerste termijn gesproken hebben: of die in tweede termijn ook zullen spreken. Zijn er anderen die zich aanmelden? De heer Hendrickx: als eerste wilde ik beginnen dat we toch heel blij zijn dat ook andere fracties ons standpunt delen. Daar zijn wij blij mee. Dat is toch ook een teken dat men begrijpt dat er problemen zijn binnen onze groep, binnen de agrarische wereld. De heer Coppens heeft een heel gloedvol betoog gehouden. Ik wil daar toch op reageren. Ik vind dat u wat geringschattend doet over Hollandse Delta en Rivierenland. Alsof men daar, zeg maar, over de schreef zou gaan en dat men daar argumenten bij elkaar zoekt die niet juist zijn. Rivierenland heeft ook heel goede argumenten om te besluiten wat men wil doen. En het tarief van Ongebouwd is daar ook geen 80 euro, maar is ongeveer 50 euro per hectare. Dus die situatie bij Rivierenland is eigenlijk best heel goed vergelijkbaar met onze situatie. Ik ben het ook met de heer Coppens eens dat wij ons helemaal aan de wet moeten houden. We leven in Nederland, we leven niet zo maar in een vrijstaatje. We moeten ons aan de wet houden. Daar ben ik het helemaal mee eens. Alleen, onze stelling is dat er die bandbreedte is, dat er absoluut argumenten zijn waarom wij het met een aantal percentages kunnen verhogen. En dan zeggen we: laten we daar ook gebruik van maken. U wilt dat kennelijk niet. Wij willen graag die ruimte wel benutten die de wet ons biedt. Dat is
12/22
eigenlijk, denk ik, toch de kern waar het hier om gaat: willen we die ruimte wel of niet benutten? Op dit moment, naar aanleiding van het antwoord van het DB is er voor ons geen reden om ons standpunt te wijzigen. Wij willen de motie en het amendement laten staan. Ik heb wel begrepen dat bepaalde andere fracties met de motie wat moeite hebben; met overwegingen. En dan wil ik daar best nog even naar kijken of daar bepaalde overwegingen uitgehaald kunnen worden. Het gaat ons uiteindelijk om datgene wat wij het DB opdragen. Dus als dat bij de andere fracties leeft, dan wil ik daar best nog even naar kijken of we daar bepaalde zinsneden - bij de overwegingen uit kunnen halen. Maar het gaat niet… De heer Brooijmans: bij interruptie. Betekent dat, meneer Hendrickx, dat al die overwegingen die u uiteindelijk wilt aanpassen ineens niet meer ter zake doende zijn? Of dat die per ongeluk in die motie zijn terecht gekomen? De heer Hendrickx: nee, het zijn allemaal valide argumenten, maar het gaat uiteindelijk om datgene wat wij het DB opdragen om alle inspanningen te doen om een aanpassing van de wet te verkrijgen. Daar gaat het ons uiteindelijk om. Er zijn natuurlijk in de discussie hier in de Algemene Vergadering allerlei argumenten genoemd. Dus dat daar enige bijstelling van de overwegingen… Dat is op zich voor mij niet het grootste punt. De voorzitter: meneer Hendrickx, we hebben geruime tijd schorsing gekend. We zitten nu in de tweede termijn. Dus het wordt wat lastig als u daarna weer de motie wilt gaan aanpassen. Misschien is het een oplossing, en die ruimte wil ik u ook wel geven, dat u nadat alle mensen gesproken hebben een concreet tekstvoorstel nog even inbrengt. De heer Poppelaars: in eerste instantie heb ik al aangegeven dat onze fractie verschillend denkt. Die verschillen zijn niet weg. Dat zal zo dadelijk ook wel blijken uit het verhaal dat van degenen komt die het voorstel van het DB wel steunen. Voor mij persoonlijk en enkele andere mensen, gelden eigenlijk dezelfde argumenten als de heer Hendrickx aangegeven heeft. En ook de heer Van der Kallen heeft in eerste termijn duidelijk aangegeven: zoek de ruimte op en ga niet altijd aan de veilige kant zitten. Er zit een bepaald risico in misschien, maar toch denk ik dat omwille van de problematiek zoals die hier ligt het gerechtvaardigd is om dat risico aan te gaan. Wat dat betreft voorzitter, er zijn een aantal mensen van mijn fractie die zowel de motie als het amendement gaan steunen. De heer Van der Kallen: ik ben heel blij met de inhoud en aard en inzet van het DB-lid dat het woord heeft gevoerd. En waarom? Als desondanks straks deze Algemene Vergadering tot een ander besluit komt, dan is dat des te meer argument om richting de Provincie te gaan en te zeggen dat ondanks onze inzet, de overtuiging in het AB zodanig was dat we ze niet hebben kunnen overtuigen. U brengt dan precies één van de argumenten waar politici, want GS-leden zijn ook nog politici, gevoelig voor zijn. Dus in die zin ben ik de heer Coppens dankbaar voor zijn betoog. Ja, meneer Coppens, mijn moeder – God hebbe reeds 44 jaar haar ziel – was een buitengewoon wijze vrouw. En inderdaad: wat gisteren is gebeurd, is bepalend voor de toekomst. Maar degenen die mij kennen, of wel eens bij mij thuis zijn geweest, weten dat mijn huis net als ieder ander huis een dakgoot heeft. En op die dakgoot staat een dichtregel: morgen wordt heden geschreven. Die dichtregel is niet van mijn moeder, maar die was wel van een net als mijn moeder buitengewoon wijze vrouw; Henriette Roland Holst. En die is al heel erg oud, want ook die is reeds lang naar de andere zijde vertrokken. Voorzitter, alles wat we doen en wat in dit land van belang is, wordt inderdaad ook getoetst op redelijkheid en willekeur. De wet is een wet. Maar het is niet zo dat wetten soms niet tussentijds veranderd worden. Wetswijziging duurt lang. Maar soms zegt een staatssecretaris, of beter gezegd het kabinet of een minister: de uitvoering klopt niet helemaal. En middels een Algemene Maatregel van Bestuur wordt daar soms, laat ik maar zeggen, een nadere toelichting op de wet gegeven of nadere uitvoeringsregels gesteld. En als de interpretatie van de toelichting van de wet steeds maar focust op die twee mogelijke uitzonderingen terwijl die twee absoluut niet limitatief zijn – en ook het betoog van de juridisch adviseur geeft nadrukkelijk aan dat ze niet limitatief zijn – dan betekent dat dit er andere mogelijkheden zijn. En natuurlijk kan je dan zeggen: we kiezen de veilige kant, we zijn verschrikkelijk bang van de belastingrechter, we zijn verschrikkelijk bang voor de Raad van State of voor GS. Maar dan heb ik toch meer waardering voor de inzet van het DB van de Hollandse Delta. Die zeggen klaarblijkelijk niet: dit riekt naar, zoals de portefeuillehouder doet. Die zeggen gewoon: we gaan ervoor, want wij vinden de wet zoals ie er ligt niet redelijk en niet zonder willekeur. We hebben die en die argumenten. Mijn categorie wil nogmaals benadrukken dat we eigenlijk die assertiviteit die het DB van Hollandse Delta opbrengt, ook terug willen zien bij ons DB. Want ook ons DB maakt deel uit van deze Algemene Vergadering, en mijn gevoelen van deze Algemene Vergadering is dat we dit besluit gewoon niet redelijk vinden. Natuurlijk is: wat de een minder betaalt moet de ander gaan betalen.
13/22
Dat snap ik. Maar dit AB-lid, dat zit op een geborgde zetel, beoogt straks bij de nieuwe verkiezingen waar ik niet blij mee ben, op een stoel, te komen die niet geborgd is. Sterker nog: ik moet het hebben van de Ingezetenen om gekozen te worden. En toch durf ik het aan om mijn Ingezetenen uit te leggen waarom ik aan hun vraag, c.q. middels de regels die wij hanteren, aan hun verplicht wat euro’s meer te betalen om anderen vele euro’s minder te laten betalen. Ik acht dat als lijsttrekker bij een groep die straks gekozen wil worden door de Ingezetenen verdedigbaar. Ik ben niet bang om aan iemand uit te leggen wat ik redelijk heb gevonden bij de keuzes die ik maak. Net zo min ben ik dus bang om risico’s te nemen dat ik misschien straks tegen een DB-lid moet zeggen: dat is jammer, we zijn teruggefloten. Maar zelf denk ik dat we zulke sterke argumenten hebben en dat er zulk draagvlak bestaat voor een ander besluit, dat ik denk dat we niet teruggefloten zullen worden. Maar ik geef onmiddellijk toe: het opzoeken van grenzen, het laten bepalen waar nou eigenlijk, hoe je een wet moet interpreteren, dat kost tijd, dat kan zelfs geld kosten, en dat kan soms zelfs imago kosten. Nou, dat moet dan maar, want mijn categorie is in ruime meerderheid van mening dat het besluit dat u voorstelt en als besluit formuleert, niet redelijk is en niet zonder willekeur en dat het maatschappelijk draagvlak daarvoor op z’n minst twijfelachtig is. De heer Aertssen: mag ik de heer Van der Kallen een vraag stellen? Want hij heeft een betoog dat het DB, via de heer Coppens, een gloedvol betoog heeft gehouden waarin hij heeft uitgelegd waar we mee te maken hebben, dat we ons vooral ook aan de wet moeten houden. En ik ken de heer Van der Kallen, en dat betoogt hij ook vaak, steeds op verschillende plaatsen: dat wij ons aan wet dienen te houden. Hij is zelfs hoeder van de wet, op sommige momenten. Want hij heeft het hier in deze vergadering ook zeer nuttig bewezen. Dat wij op een gegeven moment onderzoek hebben gedaan omdat hij vond dat bepaalde zaken niet volgens de wet waren gelopen, of volgens regels die wij zelf hadden vastgesteld. Ik bespeur nu – en dan moet hij maar even duidelijk ja of nee zeggen – dat hij dus nu ervoor pleit om de marges van de wet op te zoeken c.q. als ik het betoog van het de DB hoor, de wet te overtreden. En daar heb ik veel moeite mee. Legt u mij nu eens uit waarom u nu pleit om deze wet te overtreden en op een ander moment zegt: ik vind dat de wet gehandhaafd moet worden. Kort graag. De heer Van der Kallen: zo’n vraag is… Het was ook een lange vraag. Er past niet een antwoord van ja of nee, maar wel een gedegen antwoord. Wetten in dit land worden niet alleen in Den Haag vastgesteld, maar ook door de uitleg van rechters en uiteindelijk door de Raad van State. De heer Aertssen: daar zal ik u nog vaak aan herinneren. De heer Van der Kallen: en als wetten tot zijn stand gekomen, en deze wet is nog in status nascendi, om het zo maar eens te zeggen, dan volgen de wetsinterpretaties. En ik vraag het DB helemaal niet om de wet te overtreden. Dat is uw interpretatie van de wet. De wet biedt een aantal mogelijkheden en de discussie gaat erom: hebben wij voldoende motivatie om dat percentage van Ingezetenen te verhogen? En ik vertel u dat er in ieder geval een motivatie is om dat percentage te verhogen. En die motivatie is gelegen in maatschappelijk draagvlak. Die motivatie is gelegen in het, zal ik maar zeggen, niet verdedigbaar zijn van een verhoging van meer dan 80%. De motivatie is gelegen in redelijkheid en billijkheid. En een instituut als het Waterschap zou moeten trachten in redelijkheid en billijkheid te handelen. En vanzelfsprekend binnen de wet. Maar uiteindelijk zal de Raad van State of de belastingrechter bepalen wat er binnen de wet wel of niet is. En die discussie in dit land loopt. Andere Waterschappen, zoals de Hollandse Delta en Rivierenland, gaan die discussie aan. En wat is die discussie? Die discussie is niet over de wet. Nee, die discussie is: wat zijn de bevoegdheden van het AB en welke motivatie hebben ze nodig om te komen tot een ander percentage voor Ingezetenen. De wet is hartstikke helder. Ook het juridisch advies is hartstikke helder. Het is de beleidsvrijheid van het AB om die marges te gebruiken. Alleen, je hebt een motivatie nodig. En vervolgens wordt die motivatie, wordt dat besluit marginaal getoetst door de belastingrechter en dient het enigszins gemotiveerd te worden. Nou, ik denk dat deze vergadering meer dan enigszins motivatie heeft gegeven. De heer Aertssen: ik stel vast dat de heer Van der Kallen eigenlijk de politieke en maatschappelijke discussie die in de tweede kamer heeft plaatsgevonden hier probeert over te doen. Ik vind dat jammer. De heer Van der Kallen: nee, absoluut niet. De wet biedt de mogelijkheid af te wijken van het percentage. Deze Algemene Vergadering zou wel eens zo dadelijk kunnen besluiten om af te wijken van dat percentage. En wat zegt die wet verder in de toelichting op die wet: je hoort daarbij een goede motivatie te hebben. En dit AB-lid vindt dat die afwijking niet alleen betrekking dient te hebben op die twee zaken die zijn genoemd in de toelichting als voorbeelden. Niet als limitatieve
14/22
mogelijkheden, maar als voorbeelden. Dit AB zegt: ik denk dat er buitengewoon goede argumenten kunnen zijn, zoals hier genoemd, om te toetsten of de beleidsvrijheid van dit AB zo ver reikt dat die argumentatie voldoende is om tot andere percentages te komen. En dit AB-lid vindt niet dat we daarmee de wet overtreden. Sterker nog: ik vind dat ik absoluut gebruik moet maken van de mogelijkheden die de wet biedt. En de wet neemt niet voor niets een mogelijkheid op om er van af te wijken. Het juridisch advies was: het AB van de Brabantse Delta heeft de beleidsvrijheid om het Ingezetenen aandeel te verhogen van 30 naar 40%. Dat is de wet. Die overtreden wij niet. Ik maak er gebruik… De voorzitter: ik denk meneer Van der Kallen dat u uw punt gemaakt heeft. Zullen we doorgaan? De heer Boer: voor de heer Van der Kallen van de lijst Ons Water zijn de verkiezingen blijkbaar al begonnen. Ik maak zelf ook deel uit van die lijst, maar ik sluit me nu even niet aan bij hem want ik moet nu het standpunt van onze huidige fractie waar ik deel van uitmaak verwoorden. Dan wil ik beginnen met de welgemeende complimenten te maken aan de heer Coppens. Want die heeft, in mijn ogen in ieder geval, een zeer goed doortimmerd betoog gehouden. De aanvankelijke voorstanders die dreigden te gaan glijden in onze fractie op basis van het betoog van de heer Hendrickx, wat er ook zeer gedegen uitzag, heeft hij goed van repliek gediend. Het blijkt dus dat de cijfers die door het DB op papier zijn gezet de juiste cijfers zijn op basis waarvan je dus het Ingezetenen aandeel moet vaststellen. Dus de voorstanders zijn thans gesterkt in hun opvatting dat het huidige voorstel van het DB het maximaal haalbare is voor Ongebouwd. En de tegenstanders zijn nog steeds tegen. Dus wat ons betreft zal er gewoon gestemd moeten gaan worden, aannemende dat het op een stemming aan zal komen. Wat betreft de motie, waarvan ik zeggen wil: in de conclusie kunnen we die unaniem steunen. Niet wat betreft de overwegingen. Die zouden dan nog bijgesteld moeten worden, maar daar hebt u zojuist ook al iets over gezegd. De heer Van den Broek: zoals door collega Poppelaars gemeld, is de fractie Ingezetenen verdeeld. Een deel van de categorie steunt het DB-voorstel. Niet dat we geen oog hebben voor de forse stijgingen die plaats gaan vinden. Maar wij vinden met het DB en met het juridisch bestuurlijk advies AKD Van Wijmen dat er geen mogelijkheden zijn om tot een andere toedeling te komen. Wel vinden wij dat er alles gedaan moet worden om tot een herziening van de wet te komen en in die zin zullen wij de geest van de motie delen. De heer Van der Burg: ik denk dat wij van het DB niet mogen eisen dat ze zich inderdaad niet aan de wet houden. En mijn vraag is: stel nou dat dit voorstel wordt afgestemd. Heeft dit consequenties voor de portefeuillehouder of voor het DB? Want dan wordt er gewoon gevraagd om af te wijken van de huidige wetgeving. En ik kan mij voorstellen dat dit onaanvaard is. De voorzitter: meneer Hendrickx heeft u een tekstvoorstel ten aanzien van de motie? De heer Hendrickx: dat heb ik eigenlijk niet. En ik zou eigenlijk toch willen vragen of dat de fracties die daar de moeite mee hebben even overleg kunnen hebben, want dat hebben we eigenlijk in de vorige schorsing niet gehad. Dus dat we dan eventueel tekstueel een paar wijzigingen kunnen doen zodat men er wel mee kan leven. Dus ik zou eigenlijk toch even een schorsing willen vragen. De voorzitter: het is de tweede termijn. De heer Hendrickx: het gaat ons bij de motie natuurlijk uiteindelijk om datgene wat wij constateren en wat wij het DB opdragen. Dat is natuurlijk voor ons het belangrijkste. Ik weet niet, maar dat weet u beter, of er procedureel… Zeg maar, wij zijn hier bijeen en dan vervolgens gezien de discussies in het AB, verwijst straks naar de notulen. En dan constateren we: dat mag van mij ook. Dat maakt niet zo heel veel uit. Maar de motie op zich willen wij wel in stand houden. De voorzitter: dan zou ik u het voorstel doen dat u de motie indient: het AB van het Waterschap, bijeen op 1 oktober, overwegende al hetgeen in de betogen is ingebracht bij agendapunt 8, constaterende dat…, en draagt bestuur op. Ja? Oké? Dan is dat de nieuwe motie die aan de orde is. De heer J. Coppens: ik wil beginnen met op te merken datgene wat de heer Hendrickx ingebracht heeft aan het begin van zijn betoog in de tweede termijn, namelijk dat ik geringschattend omgegaan zou zijn met datgene wat in het Waterschap Hollandse Delta en Rivierenland heeft plaatsgevonden. Het laatste, dat is zeker niet mijn bedoeling geweest. Ik wil zeker niet geringschattend daarmee omgaan. Ik wel alleen maar zeggen dat bijvoorbeeld in Hollandse Delta een soortgelijke discussie heeft plaatsgevonden als nu vanochtend hier plaatsvindt, en dat daar het betreffende DB-lid, de portefeuillehouder, daar de consequenties uit getrokken heeft toen een
15/22
meerderheid van het AB vond dat in strijd met wet of boven de wet… Dat men daar z’n consequenties uit getrokken heeft. Dat wilde ik even kwijt. Voor wat betreft Rivierenland heb ik gezegd dat de behandeling daarvan in het AB, naar ik meen, nog niet plaats heeft gevonden. En daar is alleen aan de orde dat men op basis van aannames de aanpassing van het Ingezetenen aandeel wil verhogen met een aantal procenten. Ik heb daarvan gezegd dat het op basis van aannames, denk ik, heel moeilijk is om de Ingezetenen met een omslag te bereiken. Want dat schiet niet op. Dan kom je jezelf tegen op enig moment voor de belastingrechter. Denk ik. Ik zeg dat met name omdat wij uitgaan van de peildatum 1 januari 2007. Hoe dat toen de situatie was, is bepalend voor de kostentoelingsverordening zoals die nu voorligt. U zegt, u bent blij dat ook wij er vanuit uitgaan als DB dat we ons aan de wet willen houden. Het amendement wat voorligt, daarvan is toch een meerderheid van het DB van mening; een kleine meerderheid, ik weet het niet precies, we moeten dat denk ik straks nog maar eens op ons in laten werken. Maar daar zijn in ieder geval… Wat mij betreft is dat bovenwettelijk, zoals in het amendement nu voorgestaan wordt. Dan de heer Poppelaars, die zit op dezelfde toer denk ik als de heer Hendrickx. De heer Van der Kallen heeft nog eens gezegd wat in ieder geval… Z’n genoegen betuigd over de inzet van het DB en de wijze waarop wij daarmee omgegaan zijn. Hij vindt dat de redelijkheid en de billijkheid, en de redelijkheid en de willekeur dat die in ieder geval niet… Dat daar niet in strijd mee gehandeld wordt op het moment dat het amendement wat voorligt aangehouden zou worden, en dat hij er ook voorstander van is dat er een nadere toelichting op de wet komt, en dat wij wel vooruit zouden mogen lopen op de nadere toelichting. Ik wil toch ook nog even ingaan op datgene wat de heer… De heer Van der Kallen: het woord vooruitlopen heb ik absoluut niet gebruikt. De heer J. Coppens: nee, dat klopt. Maar ik wil wel even ingaan op datgene wat de heer Aertssen nog verteld heeft. U kunt zich ongetwijfeld de hele discussies aan het begin van dit jaar nog herinneren, toen we het hadden over datgene wat gepasseerd was rond de Vierde Bergboezem. Dat ging over de delegatie en de mandatering die onjuist was toegepast. Het ging over aanbestedingen die niet perfect gelopen waren. Vervolgens hebben wij daar Ernst en Young een extern advies over laten uitbrengen. We hebben daar nog een tweetal andere projecten bij betrokken; de rioolwaterzuivering Riel en het project Riedijk. Daar zijn inderdaad een aantal zorgen en een aantal minpuntjes aan het licht gekomen die voor u als AB aanleiding waren om daar fors op in te zetten, zeker bij monde van de heer Van der Kallen. De heer Van der Kallen: wat u minpuntjes noemt, daar kijk ik toch echt volstrekt anders tegenaan hoor. De heer J. Coppens: dat kan wel waar zijn, maar laat mij maar eens even uitpraten. Wat is er vervolgens gebeurd? U hebt als Algemene Vergadering er op aangedrongen dat er een DB-lid zich in het bijzonder zou moeten bezighouden met het hele strijdplan rechtmatigheid. Daar heeft het DB in alle wijsheid besloten om mij daarvoor aan te wijzen. En vervolgens heb ik nog onlangs, samen met de secretarisdirecteur voor een honderdtal medewerkers van het Waterschap het belang van rechtmatigheid, bij de mensen voor ogen gehouden. Hoe belangrijk het is dat we de regelgeving die u heeft vastgesteld, de regelgeving die Europees, de regelgeving die nationaal en provinciaal is vastgesteld; dat we ons daaraan moeten houden en dat we daar ook voor gaan om zeker in het licht van de aanstaande toets op rechtmatigheid door de accountant met ingang van 1 januari 2009 - in ieder geval daarover een positieve verklaring te krijgen. Ik ga daarvoor, samen met de secretarisdirecteur. We doen ons best en het klinkt mij wat vreemd in de oren als hetzelfde AB dan nu zegt: je mag best de grenzen gaan opzoeken, samen met de Provincie, om te bekijken of er toch niet meer mogelijk is dan dat in de wet is toegestaan. De heer Van der Kallen: u wekt steeds de indruk dat wij iets vragen wat onwettig zou zijn. Maar de wet biedt een uitzonderingsmogelijkheid mits goed gemotiveerd. Wat dit AB betoogt is niet: u overtreedt de wet. Nee, dit betoog – en dat heb ik herhaaldelijk naar de heer Aertssen genoemd verlangt van u dat u gebruik maakt van de mogelijkheden die de wet biedt. Dat is een volstrekt andere benadering dan dat ik u zou vragen de wet te overtreden. Want dat doet dit AB-lid niet. De heer J. Coppens: tijdens de behandeling van het wetsontwerp zijn twee mogelijkheden genoemd. Daarnaast zijn er aanvullende argumenten, er zijn er nog een stuk of vier, die ook in het advies van ons juridisch bureau zijn genoemd. En iedereen komt tot de ontdekking dat we daar geen gebruik van kunnen maken. Hoe jammer dat het ook is voor het Ongebouwd. De heer Van der Kallen: van die twee mogelijkheden, die genoemd zijn als voorbeelden, dus niet limitatief, kunnen we inderdaad geen gebruik maken. Maar dat vragen we ook helemaal niet. We
16/22
vragen u op andere gronden er – niet van die mogelijkheden, maar van de mogelijkheid om af te wijken – gebruik te maken. De heer J. Coppens: als u die mogelijkheden, die argumenten, noemt dan ben ik de eerste om daar te onderzoeken of dat er die mogelijkheden zijn. Alleen… De heer Van der Kallen: ik meen dat zowel de heer Hendrickx als ik u ruime mogelijkheden heeft aangeboden als motivatie om daar gebruik van te maken. De voorzitter: ik wil de heer Coppens vragen om zijn betoog af te handelen. De heer J. Coppens: ik denk dat wij wat dat betreft dan verschil van mening hebben. En dan de vraag van de consequenties, van de heer Van der Burg. Ik denk dat we eerst de stemming rond het amendement en de motie maar af moeten wachten. De heer Van der Burg: ik denk dat het bestuur moet weten, als dit voorstel wordt afgestemd, wat dan toch de consequenties kunnen zijn. Het zou goed mogelijk zijn dat de heer Coppens aftreedt en een betere portefeuillehouder vind je niet zomaar. Dus ik vind: we moeten niet met vuur spelen. Laten wij goed beseffen wat we doen als we dit voorstel afstemmen. De voorzitter: we hebben geruime tijd genomen, dat heeft u gemerkt, in het DB in de schorsing. Het door u genoemde onderwerp is wel degelijk een thema. Alleen, de verschillende DB-leden geven aan niet die belasting op het debat te willen leggen voor de besluitvorming. Wat de consequentie zal zijn van één of meerdere DB-leden na besluitvorming, zal het DB na de besluitvorming melden. Meer zit er op dit moment niet in voor u. Maar ik denk dat mijn woorden wel aangeven dat dit een serieuze zaak is, waar we nu over spreken. We hebben twee rondes achter de rug. Het standpunt is door de heer Coppens verwoord namens het DB. De kern is dat wij vanaf het eerste moment geprobeerd hebben, maximaal gezocht hebben naar de ruimte binnen de nieuwe wetgeving. En dat noch externe advisering, noch debatten in de commissie, AB en deze vergadering in de ogen van het DB argumenten heeft opgeleverd die kunnen aangeven dat wij naar een ander voorstel kunnen dan het DB heeft gegeven. Dus het DB ontraadt met kracht in meerderheid het amendement; wijst op de risico’s, zowel extern, GS, mogelijk belastingrechter, bestuurlijk; en adviseert dus nadrukkelijk dit amendement niet over te nemen. Maar we zijn er nu denk ik doorheen en we moeten tot besluitvorming komen. Ik zal dus als eerste het amendement aan de orde stellen, ingebracht door de fractie Ongebouwd. Het lijkt me dat we hier gezien de zwaarte het beste hoofdelijke stemming bij kunnen toepassen. Dus ik verzoek de secretaris de namen van u op te willen noemen. Sorry, dat had ik inderdaad moeten vragen; dat er vanuit het DB twee stemverklaringen zullen worden afgegeven. De heer Van der Aa: het zal een aantal mensen niet verbazen dat ik behoor tot de minderheid die dus het amendement zal ondersteunen in verband met de persoonlijke visie zoals ik die heb. Er zijn argumenten hier naar voren gebracht ten aanzien van redelijkheid en billijkheid en de marge in de wet. Dus ik wil het daarbij laten. De heer C. Coppens:voor mij geldt hetzelfde. Ik zal ook uitleggen waarom. De nieuwe Waterschapswet is tot stand gekomen op gronden die niet juist zijn, op basis van verkeerde informatie. Dat zal in Nederland niet vaak voorkomen, maar dat is nu wel gebeurd, deze keer. Dat heeft achteraf gezien enorme financiële consequenties voor één van onze categorieën. En ik mag bijna vier jaar de vertegenwoordiger zijn van die categorie in het DB. U zult begrijpen dat ik van het begin af aan, mij zwaar verzet heb tegen deze kostentoedelingsverordening. We hebben alle argumenten gebruikt om de overige collega’s daarin mee te krijgen. Op basis – en dat is hier vandaag ook verschillende keren gezegd – van veiligheid, zich wil houden aan de regels van de wet, is het DB met deze verordening gekomen zoals ze gekomen zijn. Ik wil ook niet hebben, en dat stoort mij vandaag enorm, dat er constant gezegd wordt dat wij of dat een aantal mensen binnen de Algemene Vergadering zeg maar de maximale grenzen willen opzoeken. Nee, daar gaat het niet om. Wij willen, Jack en ook ik, straks ons gehouden hebben aan de wet. Maar de wet biedt bandbreedtes. En laten we het daar op houden. Geen grenzen, maar bandbreedtes. En die kunt u gebruiken. Ik zal van harte ondersteunen het amendement van de fractie Ongebouwd en ook van harte ondersteunen de motie. Ik zal me persoonlijk inzetten om deze weeffout in de wet, die heel serieus is, hersteld te krijgen. En ik roep mijn collega… De voorzitter: nee, nee, dit is een stemverklaring. Geen debat meer, geen oproep meer.
17/22
Het amendement is dus aan de orde. Ik wil het even helder hebben: als u voor het amendement, dus voor de wijziging bent op het stuk van het DB, dan zegt u ‘voor’. Wilt u het amendement niet in de besluitvorming, dan zegt u ‘tegen’. Ik breng het amendement in stemming. Mevrouw Spronk: tegen De heer Van der Wal: voor De heer Wijnen: voor De heer Baartmans: voor Mevrouw Castelein: voor De heer Jongevos: tegen De heer Van der Kallen: voor De heer Nooteboom: voor De heer Oonincx: tegen De heer Schots: voor De heer Van Bavel: voor De heer Bruurs: voor De heer C. Coppens: voor De heer Van der Heijden: voor De heer Hendrickx: voor De heer Spierings: voor De heer Aertssen: tegen De heer Van den Berg: tegen De heer De Boer: tegen De heer Van der Burg: tegen De heer J. Coppens: tegen De heer Van Dalen: voor Mevrouw Dielissen: tegen De heer De Jong: voor De heer Mureau: voor De heer Ooms: voor De heer Rokx: voor De heer Rubbens: voor De heer Welten: tegen Van der Aa: voor De heer Aarts: voor De heer Van den Broek: tegen De heer Brooijmans: tegen Mevrouw Dresen: tegen De heer De Gier: tegen De heer Schrijen: tegen De heer Huijssoon: tegen De heer Slenders: tegen Mevrouw Knipscheer: tegen De heer De Bruin: voor De heer Poppelaars: voor De heer Van Osch: tegen De voorzitter: dan concludeer ik dat dit amendement is aangenomen met een verhouding 23 : 19. Ik schors de vergadering voor beraad binnen het DB. Schorsing De voorzitter: ik wil eigenlijk eerst even de besluitvorming zelf afronden. Want het amendement is aangenomen. Dat betekent dat daarmee het voorstel in dier voege is aangepast. En formeel moet u dan een nieuw besluit, over een nieuw voorstel besluiten. Ik ga er vanuit dat dit met hand opsteken zou kunnen. Dat is even voor de techniek. Het amendement is dus aangenomen: dat wordt nu ingevoegd in het besluit. En dat opnieuw geformuleerde besluit is nu aan de orde. En mijn vraag is: wie kan dat besluit steunen? Stemming middels hand opsteken. De voorzitter: 23. Dat is dezelfde verhouding. Dan is ook dat nieuwe besluit genomen. Dan hebben we nog een motie. Die is aangepast, zoals u weet. Ook dat zou ik willen vragen met hand opsteken. Wie zou deze motie steunen?
18/22
Stemming middels hand opsteken. De voorzitter: Dat is bijna unaniem. De motie is overgenomen, met de nieuwe tekst zoals ik hem geformuleerd heb. U (de voorzitter richt zich hierbij tegen de heer Van Osch) bent tegen, maar de meerderheid is daar voor. De heer J. Coppens: voorzitter, leden van de Algemene Vergadering, ik denk dat u uit mijn eerste en tweede termijn wel begrepen heeft hoe ik hier in deze materie in zit. Ik heb geprobeerd om zo goed mogelijk te vertalen datgene waarvan wij als DB in meerderheid vinden welke ruimte dat de wet ons toestaat. En ik vind nog steeds dat het amendement wat voorligt bovenwettelijk is. En ik zal daar mijn consequenties uit trekken door het besluit wat genomen is en ik treed terug als DBlid en AB-lid. De heer Gier: mijn oordeel. We hebben ons ruim extern laten adviseren over dit onderwerp. Het juridisch advies gaf geen ruimte, meen ik, om de besluitvorming te verruimen. En ik meen oprecht en naar beste weten van nu dat het aangenomen amendement ons doet treden buiten de wettelijke kaders. Een en andermaal heeft het AB ons aangesproken op het belang van rechtmatigheid in ons bestuurlijk handelen. Naar mijn oordeel wordt de rechtmatigheid door dit besluit geweld aangedaan. En voor het door deze vergadering gewijzigde besluit, wil ik geen verantwoordelijkheid dragen. Dus treed ik nu met onmiddellijke ingang terug als DB-lid en ook als AB-lid. Ik dank u overigens voor de steun die ik tot nu toe heb ondervonden in mijn bestuurlijk handelen, en met uw toestemming voorzitter zou ik de vergadering willen verlaten. De voorzitter: als u daar even mee wilt wachten. Als voorzitter van deze vergadering betreur ik de standpunten van de twee DB-leden. Ik heb er wel respect voor. Maar het is wel heel jammer dat het zo’n aanslag moet plegen op dit moment. Misschien is het goed om dan ook nog even aan te geven hoe de rest van het DB erin zit. Voor de heer Cees Coppens en Jack van der Aa is dat duidelijk: die hebben een stemverklaring afgegeven. De overige leden van het DB geven aan ook van mening te zijn dat hier de grenzen gezocht zijn, dan wel overschreden zijn, maar wachten het standpunt van GS af of die al dan niet tot goedkeuring zal overgaan bij deze verordening om daar eventueel wel of geen consequenties aan te verbinden. Die zijn op dit moment bereid hun positie in te blijven nemen. Dat gezegd zijnde, dank ik nadrukkelijk de twee heren voor… De heer Van der Kallen: voorzitter… De voorzitter: we kunnen hier een debat over hebben, maar dat heeft geen zin. De heer Van der Kallen: ik wil van u horen met wat voor enthousiasme het DB GS gaat overtuigen van het gelijk van deze vergadering. De voorzitter: daar zijn twee dingen bij te melden, denk ik. Eén: het DB doet er, lijkt mij, verstandig aan het volledige dossier dus inclusief voorliggende producten, advisering extern, het standpunt van het DB naar deze vergadering toe, in zijn geheel aan te bieden aan GS zodat ze alles compleet heeft. Ik denk dat wij uit zullen stralen: dit is het standpunt van het AB, beoordeel het. Als voorzitter en in deze rol ook als vertegenwoordiger van de Kroon, moet ik me beraden wat ik daarover te melden heb richting GS. Want dat zegt de Waterschapswet. Dus vraag niet aan het DB enthousiasme. Vraag wel objectieve informatie richting GS te brengen. De heer Van der Kallen: ik kan onmogelijk problemen hebben met objectieve informatie. Maar u vertegenwoordigt richting GS de Algemene Vergadering. En de Algemene Vergadering heeft in meerderheid besloten dat dit ons standpunt is. En ik als AB-lid verwacht van ieder DB-lid loyaliteit aan de besluiten van de Algemene Vergadering. En in dit verband is loyaliteit inzet om de argumenten van de Algemene Vergadering ten volle te ondersteunen, zowel richting GS, als richting alle anderen. De voorzitter: ik meen dat het moment er nu niet is om dat allemaal te kunnen overzien. Wij zullen ons beraden en ons verantwoorden richting Algemene Vergadering. De heer Van Osch: u gaf aan dat de overige leden van het DB zich zullen beraden omdat men vindt dat in ieder geval de grenzen van de wet zijn overschreden. Geldt dat voor alle overige DB-leden, want dat heeft u niet gezegd? Want er zijn net twee DB-leden die dat amendement hebben gesteund. Hoe staan die daarin?
19/22
De voorzitter: de twee die het amendement hebben gesteund, die zijn helder. Voor hen is het geen thema, wat hun positie betreft. Die vinden het uitstekend wat daar het AB besloten heeft. Dan houden we er nog twee à drie over, als ik mezelf meetel, en die zeggen: we wachten het GSbesluit af en gaan ervan uit dat daar een objectieve toets plaatsvindt. De heer Van Osch: dan is het duidelijk, maar wat u formuleerde was… De voorzitter: oké. Sorry. De heer Hendrickx: ik het er toch behoefte aan nog een hele korte opmerking te maken vanuit de fractie Ongebouwd. Wij betreuren het opstappen van de twee DB-leden, maar wij respecteren het uiteraard wel. De voorzitter: dan denk ik dat het toch gepast is om de twee heren zeer te bedanken voor hun inzet, hier altijd voor het Waterschap tentoongespreid. De heer Coppens, oud-voorzitter van het Waterschap Mark en Weerijs, in lengte van jaren actief, grote verdienste: hartstikke bedankt daarvoor. Wij komen daar ongetwijfeld nog op terug. Paul: kort en heftig zou ik willen zeggen, 3½, bijna 4 jaar. Een grote inbreng. Grote bestuurlijke ervaring. Zeer bedankt. Ik heb natuurlijk niet veel woorden op dit moment, maar laat ik uitstralen het jammer te vinden, uiterst jammer te vinden, maar respect te hebben voor uw standpunt. Het ga u bijzonder goed en we zien elkaar nog terug. Dank u wel. Beide heren verlaten de vergadering Besloten: het algemeen bestuur stemt in met: 1. de overwegingen in de bijgevoegde inspraaknota naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen; 2. het vaststellen van de bijgevoegde Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer waterschap Brabantse Delta 2009, aangepast conform het door Ongebouwd voorgestelde amendement, en stemt tevens in met de motie van Ongebouwd met daarin tevens meegenomen de overwegingen van de ABvergadering; 3. het toezenden van de inspraaknota aan de indieners van zienswijzen na besluitvorming door het AB.
29. Sluiting De voorzitter: dames en heren, ik zit nu met de volgende vraag. Ons DB is nu wat smaller. Op zich denk ik dat vanuit de Waterschapswet geredeneerd het mogelijk is om de overige agendapunten te behandelen, maar u moet dat wel goed vinden. Als u zegt: we willen eerst het traject van opvullen AB en herstel van het DB, en we komen daar nog een keer extra voor terug om vervolgens dus de besluiten te nemen, heb ik daar ook begrip voor. Mijn gevoel zegt dat het wettelijk mogelijk is om door te gaan. Mag ik de woordvoerders van de fracties vragen wat ze vinden? De heer Poppelaars: mijn vraag is eigenlijk meer gericht aan mijn collega-bestuursleden. Als we nu doorgaan en vervolgens gaat de een na de ander de vergadering verlaten, heeft het dan zin om door te gaan. In principe zeg ik: de agenda afwerken. Juridisch denk ik dat het inderdaad gewoon mogelijk moet zijn om het af te werken. Maar ik vind wel dat we met een, voltallige is misschien een groot woord, maar met een waardige vergadering moeten vergaderen. Mevrouw Castelein: wij hebben er geen moeite mee om in deze setting door te gaan, maar we zitten ook meer met het praktische punt van tijd. Dus we moeten even kijken hoe realistisch het is. Dat geldt ook voor mijzelf. Ik zal op een gegeven moment de vergadering moeten verlaten. De heer De Boer: het is moeilijk natuurlijk om nu de mening van de hele fractie te peilen. Maar ik heb het gevoel, gezien ook de tijd, dat we er meer behoefte aan hebben om op een ander tijdstip terug te komen en de vergadering voort te zetten. De voorzitter: dat geldt ook voor de heer Hendrickx, begrijp ik? De heer Hendrickx: ik sluit me hierbij aan, ja. De Voorzitter: dan lijkt het me het beste, ook gezien de emotie die er ook gespeeld heeft, dat we
20/22
nu de vergadering sluiten, zo snel mogelijk proberen te komen tot herstel van de bestuurlijke situatie, en dan de agenda afwerken. Ik sluit de vergadering.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 1 oktober 2008.
De dijkgraaf
J.A.M. Vos
De secretarisdirecteur
ir. H.T.C van Stokkom
21/22
Agendapunt 2
Nummer : *08I004267* Barcode : *08I004267* Notulen van de vergadering van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta d.d. 8 oktober 2008 om 18.30 uur te Breda Aanwezig: De Voorzitter: J.A.M. Vos De leden: J.J.M. van der Aa, A.P.H. Aarts, Ph.A. Aertssen, E.C. Baartmans, P.J.N.M. van Bavel, W.J.H. de Boer, R.J.M. van den Broek, A.C.M. Brooijmans, J.A.M. Bruurs, A.J.J. de Bruijn, J.D.G. van der Burg, C.A.A. Coppens, M.A.W. Crince, J.H.C. Dielissen, J.J.M. van der Heijden, P.M.N. Hendrickx, G.H.M. de Jong, A.J. Jongevos, L.H. van der Kallen, C.C.F. Mureau, D.A. Notenboom, C.W.F.M. Ooms, P.W.C.M. Oonincx, M. van Osch, H.J.M. Poppelaars, J.A. van Riet, E.H.N. Rokx, C.G.J.J. Rubbens, Th.J.J.M. Schots , J.N.M. Schrijen, J.A.M. Slenders, W. Spierings, A.C.L.M. Spronk-Schölvinck, R. van der Wal, De secretarisdirecteur: H.T.C. van Stokkom Notulist: M. Prinsen van Het Notuleercentrum Afwezig met kennisgeving: D.J.P.M. van den Berg, A.M.E. Castelein-Hoogeveen, J.M. van Dalen, L.S.W.M.M. Dresen-Hoogeveld, P.C. de Geuze, C. Huijssoon, C.A.J. Jochems, M.L.P.L. Knipscheer, C.J.A. Welten, A.A.F.M. Wijnen 1. Opening De Voorzitter: dames en heren, ik stel voor te beginnen. Van harte welkom op deze extra vergadering, die om reden die bij ons allen wel bekend is noodzakelijk is geworden. Ik open de vergadering omdat ik hem vorige week ook sloot. Je kunt het er over hebben of ik hem niet beter had kunnen schorsen. Maar goed, ik heb hem gesloten. Dus ik open hem en we zullen dus ook alle formaliteiten opnieuw doorlopen. Spreekrecht Op de eerste plaats kan ik melden dat er zich geen mensen gemeld hebben voor het spreekrecht. Bepaling primus bij hoofdelijke stemming Ik bepaal de primus, en dat is nummer 13. Dat is Cees Jochems. Dat lijkt me niet handig, die is afwezig. Een nieuw nummer dan maar: 43. Peter Oonincx. 1a. Instellen Commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven en onderzoek van de benoemingsbescheiden van de heer M.A.W. Crince De voorzitter: ik ga naar agendapunt 1a. De heer Crince is in ons midden aanwezig. Welkom. Er moeten nog wat zaken gedaan worden om u formeel toe te laten tot het AB. Op eerste plaats moeten daarvoor uw geloofsbrieven worden onderzocht en moet onderzoek van uw benoemingsbescheiden plaatsvinden. Daar moet een commissie voor ingesteld worden. En we hebben mensen met ervaring daarin. Dus ik zou weer de heer Schots, de heer Poppelaars, de heer Spierings, en de heer Van der Burg willen vragen toe te treden tot de Commissie Geloofsbrieven en ik schors dan de vergadering toch heel even om deze mensen te vragen hun werk te doen. De vergadering is geschorst. Besloten: het AB wijst de heren Schots, Poppelaars Spierings en Van der Burg aan voor de Commissie Geloofsbrieven.
1/28
Schorsing De voorzitter: dames en heren ik heropen de vergadering en ik begrijp dat ik de heer Poppelaars het woord mag geven om de bevindingen van de commissie kenbaar te maken. De heer Poppelaars: de commissie heeft de stukken die de heer Crince heeft ingeleverd bekeken en we hebben niets gevonden dat een benoeming in de weg zal staan. Dus volgens ons kan de heer Crince gewoon benoemd worden. De voorzitter: bedankt voor uw belangrijke werk.
1b. Besluit inzake toelating tot lid van het Algemeen Bestuur De voorzitter: dan ga ik naar 1b en dat is het toelaten van de heer Crince tot het AB. Daar besluit u toe. Meneer Crince, proficiat, maar er hoort nog een formaliteit bij. De beëdiging. Dus ik zou u willen vragen naar voren te komen, en eenieder om op te staan. U heeft aangegeven de belofte te willen afleggen. Dus ik verzoek u na het voorlezen van de tekst, aan te geven de tekst ‘dat verklaar en beloof ik’. Ik verklaar dat ik, om tot lid van het Algemeen Bestuur te worden gekozen of benoemd, rechtstreeks nog middellijk onder welke naam of wel voorwendsel ook aan iemand enige gift of gunst heb gedaan of beloofd. Ik verklaar dat ik om iets in het ambt te doen of te laten, rechtstreeks nog middellijk van iemand enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het Algemeen Bestuur naar eer en geweten zal vervullen. De heer Crince: ja dat beloof ik. De Voorzitter: proficiat. Het zal kort en krachtig zijn, deze periode, maar desalniettemin. Wat ik nog verzuimd heb is aan te geven welke mensen verhinderd zijn vanavond. Dat zijn de heren van den Berg, Van Dalen, Welten, mevrouw Dresen, mevrouw Knipscheer, mevrouw Castelein, de heer Wijnen, de heren De Geuze, Jochems en Huijssoon. Besloten: het AB besluit de heer M.A.W. Crince te Breda per 8 oktober 2008 toe te laten als lid van het Algemeen Bestuur van Waterschap Brabantse Delta ter vervulling van de opengevallen plaats in de belangencategorie Gebouwd, kiesdistrict 2. 1c. Verkiezing leden dagelijks bestuur De Voorzitter: ik kom bij agendapunt 1c. Verkiezing leden DB. En zoals hier in het agendapunt ook is aangegeven, is het misschien goed om de zaak in een goede volgorde te plaatsen. U heeft aan het begin van uw bestuursperiode de notitie Bestuurlijk Functioneren vastgesteld. Daarin geeft u aan te willen komen tot zes DB-leden in de verhouding 2 : 2 : 1 : 1. Bij u bekend. Dus het lijkt mij handig om eerst u de vraag voor te leggen of u deze notitie Bestuurlijk Functioneren weer hanteert en dus tot invulling wilt komen van twee DB-leden, of dat u daar andere ideeën over heeft ontwikkeld. Dat lijkt me een eerste vraag. Dan lijkt me dat de discussie het makkelijkste loopt. Wil iemand daarover het woord? De heer Van der Kallen: mij bevreemdt deze agendering eigenlijk, want dit lijkt erop alsof we in het vervolg iedere keer als we een reglement willen toepassen, dat reglement moeten gaan bespreken. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Dus ik zou graag van degenen die dit agendapunt geagendeerd hebben, zijnde het DB naar ik veronderstel, vernemen wat de reden is om dit agendapunt op te voeren. De heer Schots: ik zou aan willen geven dat naar mijn mening de resterende zittingsperiode die we als AB en u als DB hebben, zo kort is dat het mijns inziens vooral uit praktische overwegingen aanbeveling verdient om het reglement in kwestie enigszins aan te passen zodat het u de mogelijkheid geeft en ons de mogelijkheid geeft om de resterende twee maanden, of iets in die orde van grootte, met een DB van vier mensen te continueren en dus niet de vrijgevallen zetels opnieuw in te vullen. Ik veronderstel daarbij dat er een herverdeling van taken binnen het DB mogelijk moet zijn, zodanig dat de continuïteit daardoor niet in gevaar komt. De heer Poppelaars: in onze fractie is er uiteraard behoorlijke discussie op gang gekomen omtrent het invullen van de vacature die vanuit onze fractie is ontstaan. Binnen onze fractie kwam dan ook al direct de vraag naar voren van: moeten we die vacature wel opvullen? Onze fractie is daar
2/28
verdeeld in. De helft vindt dat het met vier mensen verder zou kunnen. Zo dadelijk zullen ze argumenteren waarom. Een ander gedeelte vindt toch dat het wenselijk is om de vacature wel op te vullen. We hebben intussen begrepen dat er toch nogal wat zaken aan orde komen, de komende maanden, die binnen het DB besluitvorming vragen. Het is geen geheim dat er binnen onze fractie best wel wat tegenstellingen zijn en wij vinden het niet meer dan democratisch dat die verschillende meningen die in onze fractie leven, ook in het DB tot uiting komen en ik denk dat dit het beste gewaarborgd is door vanuit onze – toch de grootste – fractie wel twee mensen naar het DB af te vaardigen. Mevrouw Spronk: namens de heer Van Osch, de heer Huijssoon en de heer Van Riet wil ik u een aantal dingen aangeven. We hebben veel respect voor het besluit van onze vertegenwoordiger in het DB, de heer Paul de Gier, die net als Jef Coppens is afgetreden omdat hij het volstrekt niet eens is met het aangenomen wetsvoorstel wat ingediend is door de Agrariërs. Zowel zij als het voltallige DB stelden vast, mede ondersteund door juridisch onderzoek van AKD Prinsen Van Wijmen, dat argumenten voor de verhoging van de Waterschapsbelasting voor de Ingezetenen ontbreken en dat deze verhoging niet rechtmatig is. Deze twee DB-leden wilden terecht geen verantwoordelijkheid nemen voor een wijzigingsvoorstel dat niet past binnen de wet. Zeker gezien het belang dat het Waterschap hecht aan rechtmatigheid. Zoals gezegd respecteren wij hun besluit, maar we betreuren het tegelijkertijd in hoge mate. De heer De Gier is een zeer kundig en alert bestuurder, duidelijk in zijn visie en in het geven van informatie. Op deze plaats, en ik hoop dat u het aan hem door wilt geven, willen wij hem danken voor zijn inzet voor de fractie Ingezetenen. We hebben de samenwerking met hem altijd als heel plezierig ervaren. Ook woorden van dank aan de heer Coppens, belast met onder andere de zware portefeuille Bestuur & Middelen, een heel deskundig en wijs bestuurder en een Waterschapper in hart en nieren. Wij betreuren het voor beiden dat het zo is moeten lopen. De opstelling van de heer Cees Coppens, die in de ABvergadering na de stemming beide duimen omhoog stak in de richting van zijn agrarische achterban, hebben we als buitengewoon storend ervaren. Hij zit daar als vicevoorzitter van het Waterschap en lid van het DB dat – weliswaar vertrouwelijk – op de hoogte was van het aanstaande vertrek van twee collega DB-leden. Voor de goede orde: we vinden het terecht dat de Agrariërs opkomen voor hun belangen, maar dat moet gebeuren in Den Haag... De heer Van der Kallen: voorzitter, het duurt wel erg lang dat men afwijkt van het agendapunt. Mevrouw Spronk: … via wetswijziging, en niet via de portemonnee van de Ingezetenen. Ik ga het afronden. Doordat het AB het wijzigingsvoorstel van de Agrariërs heeft aangenomen, gaat een gezin in West-Brabant naast de reguliere verhoging van 4% hierdoor gemiddeld nog eens 8% meer Waterschapsbelasting betalen. Volstrekt ongepast volgens ons en bovendien niet rechtmatig om de verhoogde Waterschapsbelasting voor de Agrariërs af te wentelen op de categorie Ingezetenen. Kortom: twee DB-leden stapten op omdat ze niet akkoord gaan met een forse en niet rechtmatige verhoging van de Waterschapsbelasting voor de Ingezetenen. Het resterende bestuur is van plan deze onrechtmatige verhoging wel uit te voeren en door te geven aan GS. Wij zijn het hier volstrekt niet mee eens… De Voorzitter: ik moet langzaam maar zeker toch de heer Van der Kallen gelijk geven. Wilt u naar het agendapunt toe gaan waar we het over hebben. Mevrouw Spronk: en dat betekent dat wij het vertrouwen in dit bestuur opzeggen. Het zal u duidelijk zijn dat wij om deze reden ook geen twee nieuwe leden aan het DB willen toevoegen, temeer daar het slechts voor twee maanden is. De heer Van Riet: in aanvulling op wat mevrouw Spronk zei, denk ik dat het onverantwoord is om opnieuw mensen verantwoordelijk te maken voor het uitvoeren van dit besluit, wat inhoudt dat daar waar de wet gezegd heeft dat, helaas voor de Agrariërs, zij meer moeten betalen, in dit Waterschap besloten werd dat het afgewenteld wordt op huishoudens en burgers. Als de wet niet goed is, dan moet je daarvoor naar Den Haag. Maar dan moet je niet in een Waterschap laten zien dat je eigenlijk een boerengemeenschap bent die dan direct het geld weg gaat halen bij huurders en andere inwoners van het Waterschap. Vandaar ook dat ik het niet verantwoord vindt om opnieuw mensen verantwoordelijk te maken voor dit besluit wat tegen het eigen advies van het DB in ging. Ik heb goede nota dat er hieronder wel twee lijsttrekkers waren, die vonden dat je best wel het geld bij de burgers weg kunt halen om de boeren te ontzien; goed renderende landbouwbedrijven. Ik heb geconstateerd dat dit mevrouw Dielissen, lijsttrekker CDA, was en dat dit ook de heer Van der Kallen van Ons Water was. Dat kan zijn. Daar staat elk open in om dat te zijn. Maar ik vind dat we met een dergelijke opstelling niet verder kunnen gaan. En ik vind dan ook
3/28
dat ik geen vertrouwen meer kan hebben in het huidige DB dat door wil gaan met het verhogen van de lasten van de burgers om de boeren te ontzien. De heer Van der Burg: wij betreuren het uiteraard dat de heer Coppens vond dat hij moest vertrekken. Maar een meerderheid in onze fractie is van mening dat wij de getalsverhoudingen in takt moeten houden. Er staan de komende maanden nog een aantal zeer belangrijke zaken op de agenda, onder andere de begroting en het waterbeheersplan. Dat laatste wordt door het DB afgedaan en niet door het AB. Dit laatste onderwerp bevat een aantal belangrijke beslispunten, waar de getalsverhouding van de fracties in het DB van doorslaggevende betekenis zou kunnen zijn voor de aanpak en de kosten. Het is dan ook nog maar drie maanden, maar dat is geen argument. Toentertijd vond het AB dat recht moest worden gedaan aan de getalsmatige verhoudingen van het AB en de doorwerking daarvan in het DB. Er is geen sprake van een demissionair DB dat geen belangrijke zaken meer doet. Het werk afmaken van het bestuursprogramma, gaat de komende maanden gewoon door. En dat zijn de argumenten dat een meerderheid in onze fractie het niet goed vindt om onze stem te laten verwateren. En die is dan ook voor opvulling. De heer Aertssen: het is duidelijk, ik ben één van degenen die een minderheidsstandpunt innemen binnen mijn fractie in de zin dat ik niet vind dat het bestuur voor twee maanden moet worden aangevuld. Het DB. We hebben nog maar twee maanden te gaan, iets meer als twee maanden. En dat betekent dat een nieuwe DB-lid dan net ingewerkt is voordat ie… Dan is de periode al weer ten einde. Dus praktisch gezien is dat niet handig. Het is alleen maar handig als de heer Van der Kallen in staat is om zoveel zetels te verzamelen dat hij wellicht twee DB-leden mag leveren, want dan zou de heer De Boer al ingewerkt zijn. Dat is namelijk de kandidaat van mijn fractie, heb ik begrepen. Maar dat moeten we nog maar zien. Ik heb een meer inhoudelijk argument waarom ik het niet steun. Er wordt betoogd dat als je geen DB-lid hebt, dat je ook geen invloed hebt binnen het DB. Dat zou zo kunnen zijn. Maar wij hebben gezien hoe het gegaan is met de invloed van Jef Coppens binnen het DB. Jef had veel invloed, maar uiteindelijk wordt hij gebroken door zijn fractie. En dat vind ik heel kwalijk. En het is natuurlijk zo dat een nieuw DB-lid uit onze fractie hetzelfde kan overkomen; juist op de cruciale momenten die nog gaan komen, als ik het goed begrijp. En ik vind dus ook dat we eigenlijk maar beter het voorbereidend werk voor deze belangrijke besluiten inderdaad maar aan het DB kunnen overlaten zoals het er nu is, en het AB laten beslissen wat er mee moet gaan gebeuren. Dat lijkt me een veel betere oplossing om te voorkomen dat er misschien opnieuw een DB-lid over een maand zelf opstapt of dat wij zeggen we hebben geen vertrouwen meer in je. Dus ik vind dat geen handige oplossing; juist omdat het om zulke essentiële zaken gaat. Een derde punt: het DB-lid wat de fractie Gebouwd voorstelt, heeft tegen het amendement gestemd , en heeft dus het voorstel van het DB gesteund, en ging in tegen de mening van de meerderheid van de AB-vergadering. De vraag die zich opdringt is nu of dit DB-lid straks in staat is om met enthousiasme – want daar is ook naar gevraagd op de vorige vergadering – dat voorstel te verdedigen richting de Provincie. Het is een vraag die ik nu eigenlijk niet goed kan stellen omdat het DB-lid nog maar virtueel… Geen DB-lid is, maar ik vind het wel een prangende vraag en ik zou willen dat hij daar ook een reactie op geeft. De heer Hendrickx: op dit moment zijn alle fracties vertegenwoordigd in het DB. Vanwege ook praktische overwegingen, omdat we toch maar een zeer korte tijd hebben tot onze termijn afgelopen is, zijn wij van mening dat het DB niet aangevuld hoeft te worden. Als andere partijen daar zeer beslist anders over denken, zullen wij daar wellicht wel in meegaan. Maar voor ons hoeft het eigenlijk niet, dus in die zin sluit ik me ook aan bij de woorden van de heer Schots. Ik heb wel behoefte om toch nog een paar opmerkingen te maken, of een hele korte opmerking, naar aanleiding van mevrouw Spronk en meerdere sprekers. Wij hebben de vorige AB een democratisch genomen besluit genomen, passend binnen de wet. Democratie is moeilijk en soms verlies je. De Voorzitter: ik wil graag op een paar dingen reageren. Ik denk dat over de keuze wel of niet aanvullen vanuit het DB geen behoefte bestaat om daar iets aan toe te voegen. Dat is uw keuze. Misschien moeten we, als u wel of niet wilt reageren op elkaar… Dat kan natuurlijk in tweede termijn wel. Anders moeten we met hand opsteken gewoon maar kijken of we wel of niet tot aanvulling komen. Meneer Van der Kallen, ik denk dat dit debat aangeeft dat de voelhorens van onze kant terecht uitstaken in de veronderstelling dat hier nog wel een beetje debat over zou ontstaan. En dan is het denk ik ordentelijk om eerst dit af te wikkelen om het vervolgens pas over mensen te hebben. Ik heb wel behoefte om toch te reageren op wat mevrouw Spronk en de heer Van Riet inbrachten, want dat doet toch wel zeer. Ik weet niet wat de betekenis is van uw oproep, van uw stelling geen vertrouwen neer te hebben. Maar het is wel apart, moet ik zeggen. Het DB had hier een voorstel. Dat wordt overruled door het AB en vervolgens verwijt u dat het DB.
4/28
De heer Van Riet: nee, ik verwijt het DB dat ze zich voor een voorstel, dat ze eerst onwettig verklaart, wel bereid verklaart om dit uit te voeren. En daarmee wordt u verantwoordelijk voor een onwettig voorstel. De Voorzitter: nee, u moet even zuiver blijven redeneren. Ook in de richting van de heer Aertssen zou dat het antwoord van mij zijn: nu het AB een verordening heeft vastgesteld zoals ze dat wenste, is het DB verplicht deze nieuwe verordening met de nieuwe tekst door te geleiden naar het college van GS met het verzoek daarop een besluit te nemen. Niet meer en niet minder. De heer Van Riet: de heer Coppens en de heer De Gier dachten over die verplichting heel anders en die hebben heel consequent en integer geredeneerd dat ze dit niet voor hun verantwoording willen nemen. De Voorzitter: dat respecteer ik ook in hoge mate, maar het Waterschap moet wel bestuurd worden. En als het AB een besluit neemt is dat de nieuwe werkelijkheid vanaf dat moment. Twee DB-leden, met alle respect, hebben daar hun consequenties aan verbonden. De overige DB-leden hebben gezegd: wij leiden dit door naar het College van GS en wij wachten de wijsheid van GS af hoe zij daarmee omgaat. De heer Van der Kallen heeft toen een oproep gedaan dat met enig enthousiasme te doen. We hebben daar gisteren in het DB over gesproken en ook gezien de gevoeligheid die er in deze vergadering ook weer tot uitdrukking komt, heeft het DB unaniem en met overtuiging besloten om alle stukken vanaf maart door het DB, de ambtelijke organisatie en het AB vastgelegd dan wel voorgelegd in een pakket te doen, inclusief de notulen van de vergadering van vorig week, en GS verzocht op basis van het besluit van het AB al dan niet goed te keuren, zonder daar iets aan af of toe te voegen. En wij waken ervoor daar niet in negatieve zin, niet in positieve zin op vooruit te lopen. Maar GS is best in staat om daar een besluit over te nemen in alle onafhankelijkheid die daarbij mag worden verwacht. Dus ik betreur het dat er nu dit gewicht aan gelegd wordt richting DB. Verder begrijp ik wel dat er na die vergadering van vorige week er nog wat pijn is, ook bij ons uiteraard; dat het uitgesproken wordt links en rechts. Daar heb ik begrip voor. Maar laten we toch proberen nu vanuit de nieuwe werkelijkheid verder te rederenen. Mag ik vragen of er behoefte is aan een tweede termijn, maar dan wel liefst over het agendapunt: gaan wij het DB aanvullen of niet. De heer Van der Kallen: toch één opmerking richting de heer Van Riet. De vorige vergadering sprak ik namens de categorie Bedrijfsgebouwd. Niet meer, niet minder. Als het gaat over het onderhavige agendapunt, is in ieder geval ondergetekende van mening dat een reglement zoals het er ligt, er ligt. En het is geen verplichting binnen dat reglement om vacatures op te vullen. Dus je kan het reglement hanteren zoals het er ligt. Het is geen verplichting om een vacature in te vullen, maar als er vanuit een geleding een voorstel komt om het in te vullen, denk ik dat het aan de algemeen bestuur is om daar simpelweg over te stemmen of die kandidaat wel of niet gekozen moet worden. De Voorzitter: bovenop het reglement is er een notitie Bestuurlijk Functioneren, in het AB geaccordeerd, en daar staat wel degelijk zes DB-leden. Vandaar de vraag. De heer Van der Kallen: ja, dat kan, maar dat hoeft niet in de zin van het is een verplichting om dat consequent… De Voorzitter: nee, maar daar kan het AB wel een besluit op nemen. De heer Van der Burg: misschien nog een aanvulling waarom wij de heer De Boer een uitstekende kandidaat vinden. Het werk in het DB is zeer zwaar en breed. Ben je met minder mensen, dan is dat moeilijk. Dan moeten de portefeuilles overgenomen worden. De heer De Boer heeft bestuurservaring, zelfs op het hoogste niveau. Wij denken dat het een goede zaak zou zijn voor het hele Waterschap als wij een deskundige persoon naar voren kunnen brengen; die punt één er voor gaat (hij heeft de tijd) en punt twee de ervaring kan inbrengen. Want, nogmaals er zijn belangrijke beslispunten die nog gaan komen. En dan zijn getalsverhoudingen vaak doorslaggevend. Dus wij raden daarom in meerderheid de heer De Boer van harte aan. De heer De Boer: ik was eigenlijk niet van plan om over dit agendapunt het woord te voeren omdat ik zoals gezegd de kandidaat ben voor mijn fractie, maar ik voel me toch geforceerd door de opmerking van de heer Aertssen om op dit punt te reageren. Het bevreemdt mij ten zeerste wat de heer Aertssen over de punten naar voren heeft gebracht, want ik wil eventjes hier in de
5/28
vergadering naar voren brengen dat hij zelf ook tegen het voorstel was en dat hij zichzelf ook beschikbaar heeft gesteld voor de vacature in het DB namens onze fractie. Dus dat is dan wel uitermate bevreemdend om zo’n opmerking jegens mij uit zijn mond te vernemen. Dan een inhoudelijke reactie. Het AB is hoogste besluitvormend orgaan van ons Waterschap. Het AB heeft een besluit genomen, de vorige vergadering. Dat moet uitgevoerd worden - dat is een normale gang van zaken - door het DB. Op een goede manier moet dat uitgevoerd worden. Zo zijn nou eenmaal de democratische procedures en binnen dat stelsel vind ik het geen probleem om in het DB plaats te nemen. De heer Aertssen: ik was niet van plan wat te zeggen, maar nu moet ik toch even reageren. Dat krijg je. Ik wil even reageren op de heer De Boer om alle misverstanden uit de wereld te helpen. Vorige week woensdagmiddag hadden wij spoedoverleg na de vergadering hier, en daar hebben wij geïnventariseerd hoe het zat met de opvulling voor het DB. Toen zijn er een aantal opties langs gekomen. Ik heb toen gelijk gezegd dat het voor mij waarschijnlijk onmogelijk was om dat te gaan doen. Ik heb dat gecheckt en toen heb ik een soort technisch mailtje rondgestuurd, dat ik, laten we maar zeggen virtueel in staat zou zijn om het wel te doen. Maar ik heb niet gezegd: ik meld me aan of zo. Dus even voor alle duidelijkheid, voordat er misverstanden over ontstaan. De Voorzitter: mag ik met hand opsteken vragen – of is dat te kort door de bocht – of u tot aanvulling wilt komen of niet? Wie is voor aanvulling? Stemming middels hand opsteken De Voorzitter: de verhouding is 14 voor, 20 tegen. Mag ik de conclusie trekken dat het AB in meerderheid besluit niet tot aanvulling over te gaan? De heer Van der Kallen: maar wat is de rechtskracht van een dergelijk besluit? De Voorzitter: nogmaals, op basis… De heer Van der Kallen: want er ligt namelijk geen voorstel voor. Dus ik wil van u graag weten wat de rechtskracht is van een dergelijk besluit. De voorzitter: mijn redenering is, dat op basis van het provinciaal reglement het AB drieënhalf jaar geleden besloten heeft om het DB te laten bestaan uit zes personen. Kennelijk zeg ik het niet precies genoeg. Er is een provinciaal reglement dat aangeeft dat het AB een DB kan benoemen met ten hoogste zes personen en dat het AB in een notitie, middels die notitie Bestuurlijk Functioneren, heeft aangegeven dat dit deze bestuursperiode zes mensen zullen zijn; 2 : 2 : 1 : 1. Dat is nu aan orde en ik begrijp uit de besluitvorming dat het AB in meerderheid zegt een nieuw besluit te willen nemen ten aanzien van de notitie Bestuurlijk Functioneren, en terug wil gaan naar vier DB-leden; 1 : 1 : 1 : 1. Besloten: het Algemeen Bestuur besluit voor het restant van deze zittingsperiode geen nieuwe leden voor het Dagelijks Bestuur te benoemen. 2. Notulen en besluitenlijst van het algemeen bestuur van 25 juni 2008 De Voorzitter: dan ga ik naar de notulen. Er zijn twee reacties op gekomen. De heer Van der Burg wijst erop dat, bovenaan pagina 31 waar een besluit is geformuleerd rondom Bouvigne, daar aan toegevoegd hoort te worden “met de aantekening dat de heren Van der Burg, Bruurs, Van der Kallen en Schots geacht worden tegen te hebben gestemd”. Ik denk dat het terecht is en ik stel voor om die wijziging daar aan toe te voegen. Mw. Dresen wijst op pagina 1 erop dat haar naam niet goed is geciteerd. Het is mevrouw DresenHoogveld in plaats van Hoogeveen. En bij de berichten van verhindering moet uiteraard haar naam ook toegevoegd worden. Dat is verzuimd. Kunt u met deze wijzigingen de notulen accorderen? Is ook de besluitenlijst akkoord? Besloten: het algemeen bestuur stelt de notulen en de besluitenlijst vast. 3. Mededelingen a. Rapportage Integrale gebiedsanalyse (IGA) (08I003173) b.
Bezwaar / rechtstreeks beroep Vereniging Landschapsbehoud in Prinsenbeek (08I003256)
c.
Ontwerp begroting Regionaal Archief West-Brabant 2009 (08I003172)
6/28
d.
Jaarverslag bezwaarschriften 2007 (08I003255) Mevrouw Spronk: wat betreft het jaarverslag van de Commissie Bezwaarschriften. We constateren dat er regelmatig vertraging is in de afhandeling. De oorzaak schijnt tweeërlei te zijn: het te laat aanleveren van gegevens door de ambtelijke organisatie, en daarnaast ook onduidelijke werkafspraken. Dat staat in het rapport, dus ik citeer. Niet alleen was dat zo in 2007, maar ook in 2006 was het al genoemd als een punt van kritiek, oftewel als een leerpunt. Het Waterschap heeft het onderzoek naar relevante feiten niet op tijd klaar, staat erin. Wij zijn van mening dat we dat niet kunnen maken naar de bezwaarmakers toe. Zij zijn onze klanten; voor hen doen we het, of ze nou wel of niet tevreden zijn. Het is slecht naar hen toe, maar het is ook slecht voor het imago van het Waterschap. Het is een onderdeel van de communicatie en wij willen u verzoeken om in 2009 alle bezwaarschriften op tijd en binnen de wettelijke termijn klaar te hebben. Als Waterschap pretenderen we niet alleen deskundig te zijn, maar ook efficiënt en slagvaardig. Dat willen we als Waterschap uitstralen. En in die zin zou dit ook duidelijk aandacht moeten krijgen, in 2009. De Voorzitter: uw betoog kan ik heel goed volgen. Dat is ook, denk ik, wat het Waterschap moet willen, wat u zegt. Dus daar zijn we het volstrekt over eens, dat dit uiteindelijk ook de doelstelling moet zijn. Maar we komen van ver. U kunt dat ook in de aanbiedingsbrief zien. Vorig jaar was het aanmerkelijk langer; de periode dat we er over deden. We hebben geweldig winst gemaakt. We zijn er nog niet. Ik zou graag ook die lijn willen geven, dat er duidelijke verbeteringen zijn, maar dat er nog een kwaliteitsslag te maken valt. Daar steun ik u graag in. Of dat in absolute zin voor 2008 realiseerbaar is, kan ik niet overzien op dit moment. Mevrouw Spronk: voor 2009. De Voorzitter: dit is 2007. En we zijn nu met 2008 bezig. Als u zegt in 2009, dat is de rapportage 2010, dan lijkt me dat een heel mooie doelstelling om na te streven.
e.
Overeenkomst onderhoud grenswaterlopen (08I003359)
f.
Terugmelding afronding switchtransactie (08I003166)
g.
Planning van de implementatie van het GAS (08I003353)
h.
Officieel bezoek aan Yangzhou, China (08I003597)
i.
Overdracht muskusrattenbestrijders (08I003598)
j.
Mededeling inzake verkiezingen (08I003626) De heer Poppelaars: een korte opmerking. Ik vind het mooi dat er een overzichtje gemaakt wordt over de kandidaatstelling. Ik wil er op wijzen dat de partij die in het eerste kolommetje staat; dat er 5 huidige AB-leden kandidaat zijn en 15 nieuwe kandidaten. Als er een overzichtje gemaakt wordt, dan wel graag de juiste cijfers. De Voorzitter: als er een foutje in zit excuses daarvoor. Bedankt voor de aanvulling.
Besloten: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan. 4. Ingekomen stukken a. Brief Unie van Waterschappen ‘Financiering primaire keringen’ (08B007545) De heer Van der Kallen: toen ik kennis nam van de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, respectievelijk van de brief van de Unie – eigenlijk moet ik zeggen, eerst de brief van de Unie en later de brief van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat – was ik eigenlijk wel geschrokken. Want in de beleving zoals die bij mij was van de vorige vergadering en versterkt door de inhoud van de notulen op dat punt, was ik echt van mening dat u het allemaal begrepen had, en dat u naar die vergadering van de Unie zou gaan met een duidelijk, helder, vanuit dit Waterschap… Dat wij daar buitengewoon terughoudend in zouden willen zijn als het gaat om het accepteren van verantwoordelijkheden en daarmee ook van financiële lasten zoals die nu bij het Rijk ligt, als het gaat over de primaire waterkering. Kijken we ook naar de ontwikkelingen op dat punt, dan is helder dat de Commissie Veerman een aantal zwakheden in de primaire waterkeringen vastlegt, die ook moeten worden aangepakt voordat ze het predicaat – wat dat ook moge zijn – veilig zijn naar de nieuwe normen. De Unie zegt in feite dat de Waterschappen bereid zijn de verantwoordelijkheden voor
7/28
de primaire waterkeringen over te nemen als ze voldoen aan huidige normen. Ik ben sowieso buitengewoon terughoudend als het gaat om verantwoordelijkheden van het Rijk overnemen voor de primaire waterkeringen. In de geschiedenis van het Nederlands waterschapsbestel hebben we de fameuze kreet ‘de calamiteuze Waterschappen’. Op Schouwen-Duiveland was ook het principe: ieder Waterschap was verantwoordelijk voor z’n dijk. Als het ene Waterschap werd opgevreten omdat het de verantwoordelijkheid financieel niet kon dragen, dan was het volgende Waterschap – wat erachter lag – aan de beurt omdat die dan de primaire waterkering voor z’n kiezen kreeg. Ik zeg niet dat het zo uit de hand zou lopen als in die dagen, toen de Staten van Zeeland en Holland en de Staten Generaal in moesten grijpen. Maar als we als Nederland niet leren van de fouten die we in het verleden hebben gemaakt, en de Commissie Veerman zelfs helder is dat ie feitelijk zegt ‘primaire waterkeringen zijn een zaak van solidariteit’, dan vind ik de brief van de Unie, die klaarblijkelijk ook gedragen wordt door dit Waterschap, eigenlijk onbestaanbaar. En ik begrijp ook niet… Ik wil heel graag van u weten wat uw inzet daar is geweest. Ik begrijp heus wel… Wij gaven het signaal van ‘wij willen niet’. Anderzijds kwam er ook wel een geluid uit deze vergadering van ‘we moeten streven naar een zeker draagvlak richting de staatssecretaris’. Maar ik wil daar toch graag van u een helder antwoord op, want anders heb ik een motie. En eigenlijk heb ik die motie toch. Want, in ieder geval voor ondergetekende, is het van het grootste belang dat we geen verantwoordelijkheid gaan dragen voor primaire waterkeringen, waar juist het solidariteitsprincipe en het nationaal belang zo dominant in is dat je het niet moet overlaten aan Waterschappen zoals we… Zeker die we in de toekomst krijgen met een gepolitiseerd systeem. We hebben er de afgelopen maanden een voorproefje van gekregen wat dat kan betekenen. We zouden het niet moeten willen. De Voorzitter: ik heb de notulen er ook nog eens op nagelezen. Mij stond bij, maar ik lees het ook terug, dat ik twee dingen heb gezegd – op z’n minst – bij dit onderwerp de vorige vergadering. Dat is enerzijds dat ik goed begrepen had wat de grondhouding was van deze Algemene Vergadering. Maar anderzijds heb ik ruimte gevraagd om te komen tot een unaniem Uniestandpunt zodat we als Unie van Waterschappen krachtig richting Staatssecretaris konden zijn en niet uiteen zouden vallen in allerlei deelbelangen, dan wel meningen. Daar heb ik van u de ruimte voor gekregen. En ik heb in die vergadering van de Unie me bekend tot de groep, een kleine groep overigens… Zo klein, twee tot drie waterschappen, die aangaven eigenlijk niet zoveel te voelen voor die verantwoordelijkheid zoals geformuleerd. En wat wij bereikt hebben, is dat de brief aanmerkelijk is aangepast en ook in de richting is omgebogen die u heeft uitgesproken. Maar niet in zijn maximale zin. Dat komt omdat de overgrote meerderheid van de Waterschappen toch zegt: in de kern moet je als Waterschap verantwoordelijk willen zijn vanuit je taak, vanuit de Waterschapswet, voor het op orde hebben van de keringen. Groot knelpunt daarbij was de financiering, en zeker dat idee van vereveningsfonds. Dat idee van vereveningsfonds is er in ieder geval helemaal uit gegaan. En financiering is in de brief terecht gekomen, dat wij veronderstelden dat het Rijk substantieel daar aan bij zou dragen. Dus in mijn beleving heb ik binnen de kaders die u als vergadering heeft gegeven gefunctioneerd: wel meegewerkt uiteindelijk aan compromisvoorstel. En als je nou kijkt wat er in staat, dan wordt hier aangegeven, niet dat vanaf het op orde zijn, maar na de derde toetsingsronde op orde zijn. En dat was wat we tot Veerman als het ideale beeld zagen. Veerman legt daar de factor 10 op, om hem moverende redenen – of dat reëel is weet ik niet – maar geeft ook weer heel nieuwe financieringsgedachten daarbij. Dus in die zin denk ik dat de brief van de Unie al redelijk ondergesneeuwd is onder andere rapporten en dat Veerman zo dominant is in het debat op het moment, dat er een nieuwe wet in aantocht is, dat er een nieuwe financieringsvorm in aantocht is. Dus ik denk dat ik aan kan geven – dat is mijn plicht natuurlijk – dat ik wel degelijk geprobeerd heb ideeën van u over te brengen; wel meegewerkt heb uiteindelijk aan dat compromisvoorstel wat sterk omgebogen is, waar een paar harde noten uitgehaald zijn waar u een hekel aan had als vergadering. En verder zou ik zeggen: laten we ons concentreren op het debat rondom de nieuwe Deltawet, Veerman, en de financiering die daarbij hoort. Want ik denk dat de wereld sterk veranderd is sinds die tijd. De heer Van der Kallen: met uw laatste woorden ben ik het helemaal eens. De wereld is inderdaad sterk veranderd. Dat is hartstikke helder. En in de brief staat na de derde toetsing, maar dat was wel de derde toetsing gebaseerd op de oude normen. En ik noem het de oude normen omdat Veerman toch nadrukkelijk andere normen hanteert. Het is niet aan mij om te discussiëren of een factor 10 juist is of niet. Maar kijk je naar het geïnvesteerd kapitaal in de bedreigde dijkkringen, laat ik het maar zo zeggen, als je kijkt naar de dijkkringen waaronder de Randstad valt en ik kijk naar het geïnvesteerd kapitaal is voor mij één ding helder: Nederland kan zich buiten het menselijk leed zelfs financieel een dergelijke ramp als in ‘53 niet permitteren. En als u dan de factor 10 er aan moet hangen om tot een hoger niveau van
8/28
veiligheid te komen, daarover kan je over discussiëren. U spreekt een zeker vertrouwen uit in de zin van laten we afwachten tot de wet behandeld is, en de financieringen. Ik kijk naar vandaag. En als ik kijk welke grepen in de kapitaalmarkt er op dit moment gebeuren, op nationaal, internationaal niveau, ben ik bang voor dat soort financieringen. En zeker als er een factor 10 aangehangen zou worden. Dan spreekt u weliswaar over een rijksbijdrage van substantieel belang, daar koop ik niks voor. Ten eerste zijn dat woorden vanuit Den Haag, en daar ben ik al buitengewoon terughoudend in. Straks wordt de wet zondanig veranderd dat wij die verantwoordelijkheid krijgen. En dan ligt het op ons bordje, letterlijk op ons bordje, het bordje van onze burgers en bedrijven. Ik begrijp uw houding ten opzichte van de overheid als kroonbenoemde; dat daar een zekere meegaandheid in zit en het belang erkennen van de invloed van de Kroon en haar ministers. Maar dit lid van het AB is niet een Kroon benoemde en heeft de Kroon hoog staan, maar haar ministers aanzienlijk minder. En in die zin denk ik toch dat een uitspraak van deze Algemene Vergadering om helder te maken dat gezien de veranderde omstandigheden… Want die zijn evident. Je kan niet voorbij aan de bevindingen van de Commissie Veerman. En ik denk ook dat je niet voorbij kan aan het nieuwe gegeven dat in de landsdiscussie mogelijk wel eens financiën dominanter zullen worden in de toekomst. Want alles heeft z’n prijs, ook wat er vandaag de dag allemaal gebeurt. En het is maar de vraag of die prijs voldoende verdisconteerd is en dat dit kan leiden tot een goede financiering van de voorstellen van de Commissie Veerman. En in die zin denk ik toch dat het zinvol is de motie… De Voorzitter: is die motie bekend bij de overige AB-leden? Is ie gekopieerd? Misschien mag ik… “Overwegende dat – dat kunt u misschien ook lezen – draagt het DB op in het licht van de nieuwe informatie voortkomende uit de rapportage van de Deltacommissie, de Unie en de staatssecretaris te informeren dat de brief van de Unie aan de staatssecretaris niet langer onderschreven wordt door het bestuur van Waterschap Brabantse Delta.“ We hebben daar in het DB over gesproken. Ik zou die motie toch willen ontraden. Misschien nog meer vanwege het neveneffect ervan dan inhoudelijk. De Unie heeft die brief geschreven destijds. Veerman, de Deltacommissie, is er nadien overheen gegaan met haar advies. Daar wordt nu alles op gericht in Nederland als het over water en veiligheid gaat. Om nu een brief te sturen aan de staatssecretaris waarin afstand wordt genomen van de brief van de Unie; dan heb je in ieder geval het effect dat je aantoont dat die Waterschappen toch ook maar niet op één lijn zitten. Dat die voorzitter misschien ook niet zo goed z’n werk heeft gedaan dat is niet het ergste, maar het eerste misschien wel. En ik denk dat het effect niet zo bar groot zal zijn omdat de focus ondertussen heel anders is geworden. Dus ik vraag u namens het DB deze motie niet te steunen. Ik weet niet of u leespauze wilt? Of u wilt reageren? Ik wacht het even af. De heer Aertssen: ik heb expres niks gezegd in de eerste termijn. Ik denk; ik zal eerst even afwachten hoe de discussie zich ontwikkelt. En het is helder: Van der Kallen z’n standpunt ken ik inmiddels. Ik heb ook een brief gezien van hem, maar die is wel geschreven op papier van Ons Water, dus ik vraag me af in welke hoedanigheid hij nou vanavond het woord voert. Ik vind het allemaal prima hoor, maar hij schrijft een brief namens Ons Water en daar doet hij nogal wat krasse uitspraken in. Onder andere dat het Rijk notoir onbetrouwbaar is gebleken. Ik vind dat nogal wat. Ik denk dat de situatie toch wat anders ligt. Ik ben geneigd om meer waarde te hechten aan de woorden van de Dijkgraaf en dat er dus getracht is binnen de Unie om samen op één lijn te komen. En dat is denk ik ook de manier om dit varkentje te wassen. Je moet trachten samen er uit te komen. En wat Van der Kallen wil; die plaatst zich toch een beetje buiten de werkelijkheid, denk ik. Je moet zelf, met z’n allen, trachten die lijn vast te houden dat we samen verantwoordelijk zijn in Nederland voor die veiligheid. En dan kan je zeggen: over die financiering zijn nog twijfels. Dat is denk ik wel helder. Maar daar wordt ook nog over gesproken, denk ik, in de toekomst. Dat kan je nu niet helemaal helder krijgen. Maar we moeten dat vertrouwen hebben dat het goed komt. En dan constateer ik ook nu, dat het vertrouwen kennelijk bij Ons Water, of bij de heer Van der Kallen, niet heel erg groot is. En ik vermoed dat als deze motie wordt aangenomen, dat het juist een averechts effect heeft. Als we nou willen dat de Waterschappen niet serieus worden genomen, dan moeten we vooral met zo’n motie instemmen. En dan denk ik dat ze zullen zeggen: zie je wel, die Waterschappen. Ze kunnen hun eigen boontjes niet doppen. Ze zijn niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de primaire kering op zich te nemen, en we gaan het misschien wel anders regelen in de toekomst. De heer Van der Heijden: wij zouden als fractie Ongebouwd even nog reageren. We zouden graag een kleine schorsing hebben zodat we onderling even kunnen overleggen.
9/28
De Voorzitter: oké, ik schors de vergadering. Schorsing De Voorzitter: ik heropen de vergadering. De heer Van Bavel: onze categorie zit hier verdeeld in. De meningen zijn wezenlijk verschillend. Ik denk dat daar op zich ook niks mis mee is. En wij geven de voorkeur voor een stemming. De heer Van der Kallen: een kleine reactie richting de heer Aertssen. Die spreekt dat we dit samen moeten doen. Dat vind ik ook. En ik vind dat het ultieme samen in Nederlands verband is; onze nationale overheid. Dat is samen. Dat is samen alle verantwoordelijkheden dragen, inclusief financiële verantwoordelijkheden. Het is prachtig dat de heer Aertssen oproept tot vertrouwen hebben in. Dat is tegenwoordig echt mode: je kan de televisie niet aanzetten – het ligt een beetje aan de zender – tenzij er een film is, maar als je een journaal treft, dan valt het woord vertrouwen misschien wel iedere minuut. Meerdere keren op sommige zenders; als je naar CNBC kijkt, kan het wel eens drie, vier keer in een minuut vallen. Dat is nou net wat ik zelden heb. Ik ben achterdochtig. Ik ben misschien paranoia. Maar één ding is wel helder: deze motie valt op geen enkele manier het Uniebesluit af. Het zegt alleen: er zijn nieuwe gegevens. Met die nieuwe gegevens zou je op een andere manier naar het Uniebesluit kunnen kijken. De één zou kunnen zeggen: vraag in een motie om naar de Unie te gaan en het opnieuw te bekijken. In mijn geval heb ik het geformuleerd: er zijn nieuwe feiten, dat is echt een andere wereld. Die nieuwe feiten zijn pure veiligheidsfeiten, geformuleerd door de Commissie Veerman. En natuurlijk sleep ik daar een stuk geschiedenis bij, want ik ben nou eenmaal een mannetje van geschiedenis als het gaat over Waterschappen en wat we er allemaal van kunnen leren. In deze brief is het geformuleerd als: we onderschrijven de Uniebrief niet langer. Dat is gebaseerd op de overwegingen... Vrijwel alle overwegingen gaan over nieuwe feiten die zijn geboren, tot stand zijn gekomen, na de totstandkoming van de Uniebrief. Dus in die zin heb ik niet het idee dat ik het eerder ingenomen standpunt van de Unie afval, want ik heb wel degelijk waardering voor de punten die u hebt opgenoemd. Want in de oorspronkelijke Uniebrief zaten ook andere elementen. Een paar Waterschappen, zoals Rivierenland, hebben daarin acties ondernomen. Dus ik ben niet blind voor de veranderingen die mede door uw inzet tot stand zijn gekomen, maar ik heb sinds de vorige vergadering één ding geleerd: willen we als Algemene Vergadering iets hards bereiken, dan moeten we het formaliseren. En dit is een pure formalisering naar aanleiding van, ik heb het goed begrepen. En dat ligt toch iets anders dan: ik had gehoopt dat u begrepen had. Vandaar. De Voorzitter: ik had bewust nog gewacht of er iemand wilde spreken, en de heer Van der Kallen als laatste. Want nou loop ik het risico dat als ik u het woord geef, dat de heer Van der Kallen ook weer wil reageren, als indiener van de motie. De heer Van Riet: ik wil graag proberen veel korter te zijn dan de heer Van der Kallen. Om u bij de stemming te helpen, wil ik namens de Ingezetenen zeggen dat wij deze motie van de heer Van der Kallen niet steunen. De Voorzitter: dan als laatste reactie zou ik willen geven. De focus van de Unie ligt nu op Veerman. Dat komt straks nog aan de orde in het agendapunt. Laten we proberen daar weer de goede toon te pakken te krijgen in reactie op die ontwikkeling. Dus nogmaals: het DB ontraadt deze motie, maar ik wil hem in stemming brengen op verzoek van de heer Van Bavel en de heer Van der Kallen. Mag dat met hand opsteken gebeuren? Wie is voor deze motie? Stemming middels hand opsteken De voorzitter: 7 voor de motie. Dan constateer ik dat deze motie is verworpen. b.
Brief de heer Van der Kallen ‘Eindrapportage 1e Bestuursovereenkomst periode 2004-2007’ met reactiebrief van het dagelijks bestuur (08E002122 en 08I003136) De heer Van der Kallen: ik dank het bestuur voor de brief. Ik deel de inhoud van die brief slechts op onderdelen. Maar één ding wil ik toch wel benadrukken. Dat is: als je de term ’reeds’ gebruikt in het tabelletje… Daar staat ‘reeds gerealiseerd’. Het gebruik van het woord ‘reeds’ suggereert dat dit al een gigantische prestatie is. Als je naar Droogbestrijding, hectaren, kijkt en je hebt reeds 15% gerealiseerd, dan heb ik daar een ander gevoel bij. Dan
10/28
had ik het staatje neutraler gevonden zonder het woordje ‘reeds’. En blijft natuurlijk in de brief zoals ik die heb geformuleerd, en in de zin bedoeld om met een zekere speld rondlopend de boel steeds verder in actie te krijgen zodat we straks wel het woord ‘reeds’ terecht mogen gebruiken omdat we de prognose, respectievelijk de opdracht bijna volledig hebben gerealiseerd. De Voorzitter: het DB blijft trots op wat reeds gepresteerd is. c.
Brief provincie Noord-Brabant ‘Jaarrekening 2007’ (08B009803)
d.
Brief de heer Huijssoon ‘Vragen ingevolge AB-reglement / baggerwerken Moerdijk’ met reactiebrief van het dagelijks bestuur (08E002908 en 08U007350) De heer Van der Kallen: dit is een langlopende zaak die al tot heel wat, in de ogen van de betrokken burgers, van het kastje naar de muur heeft betekend. Uw brief wekt in ieder geval de indruk dat nu bijna de kruiwagen en de bagger enzovoorts ter hand zal worden genomen, en wij zien daar met verlangen naar uit.
e.
Brief provincie Noord-Brabant ‘Gemeenschappelijke regeling Delta Waterlab 2008’ (08B010609)
f.
Brief Unie van Waterschappen ‘Financiering Primaire Waterkeringen’ (08B010196)
Besloten: het AB neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan. 5. Verslagen Regiocommissies a.
Verslag commissievergadering regio Midden d.d. 24 juni 2008 (08I002724)
b.
Verslag commissievergadering regio West d.d. 19 juni 2008 (08I003041)
c.
Verslag commissievergadering regio Oost d.d. 23 juni 2008 (08I003137) Mevrouw Spronk: het betreft een opmerking in het algemeen ten aanzien van de regiocommissies. En daarvoor wil in heel even kort in het collectieve geheugen van ons duiken. In 2003 heeft de toenmalige fusiewerkgroep het instellen van drie regiocommissies voorgesteld en het doel was om de aanwezige gebiedskennis van belangengroeperingen te bundelen en daarvan gebruik te maken om het AB te adviseren over regionale zaken. Toentertijd was niet iedereen overtuigd van het doel en het nut van deze commissies. Toen is de afspraak gemaakt om ermee te starten en na vier jaar te evalueren. Als ik dat goed heb opgeslagen. Ik zou willen adviseren om inderdaad ook te evalueren. In de wandelgangen beluister ik dat sommige mensen het bijzonder belangrijk vinden en dat anderen zich af en toe afvragen: wat is het nut ervan. En met name ook de positie, niet van de voorzitter van de regiocommissie, maar van de aanwezige AB-leden, dat die af en toe toch wat onduidelijk is. Ik adviseer u om inderdaad over te gaan tot een evaluatie om te toetsen of het nog steeds voldoet aan het doel wat toen is vastgesteld en eventueel bij te stellen als dat nodig mocht zijn. De Voorzitter: de vraag is, wilt u daar dit bestuur mee belasten of zegt u, het zal één van de onderwerpen worden bij het aantreden van het nieuwe bestuur hoe verder te gaan? Mevrouw Spronk: belangrijk om het nu dit jaar doen, is dat u nu ook alle deelnemers aan deze commissie kunt horen. Er zijn AB-leden die mogelijk niet meer terugkomen in het nieuwe bestuur. De Voorzitter: we zullen in het DB bespreken de wenselijkheid en of we in kunnen gaan op uw vraag dit jaar nog te evalueren ten aanzien van de regiocommissies. Besloten: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan.
6. Verslagen AB-commissies d.d. 10 september 2008 a.
Verslag AB commissie Beleid en Investeringen (08I003476) De heer Van der Burg: ik lees op bladzijde 3 dat de heer Aertssen zegt dat er vanuit de fractie Gebouwd unaniem steun is voor en instemming met de standpunten van de genoemde voorwaarden. Ik denk dat dit toch niet helemaal juist is, want ondergetekende is hier geen voorstander van.
11/28
De Voorzitter: daar nemen we akte van. b.
Verslag AB commissie Beheer en Onderhoud (08I003472)
c.
Verslag AB commissie Bestuur en Middelen (08I003479) De heer Schots: op bladzijde 3, agendapunt 5, financiële verordeningen 108 – 109 wordt melding gemaakt dat de voorzitter, die helaas niet meer in ons midden is, een onderwerp wat ik heb aangeroerd nog aan het DB zou voorleggen. Ik heb dat in het verslag niet meer teruggezien qua beantwoording. Ook niet bij het betreffende agendapunt. Dus ik zal daar nog even op teruggekomen.
Besloten: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. 7. Managementletter (08I003572) De Voorzitter: mevrouw Dielissen zal dit namens het DB behandelen, en ze wil graag vooraf nog een mededeling doen. Mevrouw Dielissen: na de nazending is nog een rekenfout ontdekt, dus die wil ik nu eerst even rechtzetten. Dat is in hoofdstuk 3, bedrijfsresultaat. Als u die pagina voor u heeft – de pagina’s zijn niet genummerd, dat is heel onhandig – dan staan in de meest rechter kolom 3 vetgedrukte bedragen. Per abuis is het middelste bedrag (167.000) afgetrokken van het bedrag daarboven (3.805.00), waardoor de uitkomst te laag is uitgepakt, want die 167.000 had er bij opgeteld moeten worden. En dan is de uitkomst 3.972.000. De heer Rokx: een aantal vragen heb ik schriftelijk ingediend. Mijn verzoek is om de antwoorden op die vragen op te nemen in de notulen, zodat die bij de volgende vergadering inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Er zijn twee punten die ik toch uit de management letter nog naar voren wil halen. Dat is eigenlijk een punt wat me zorgen baart. Dat is beleidsveld 6002 en 6502; dat gaat over handhaven en handhaving. Op beide beleidsvelden schiet het Waterschap duidelijk tekort. Het aantal toezichtscontroles op beide beleidsvelden is ver beneden de aangegeven prestatie-indicatoren zoals vermeld in het jaarplan 2008, terwijl de netto kosten voor beide beleidsvelden respectievelijk met 25% en 20% zijn gestegen. Er worden een aantal oorzaken genoemd. Maar mijn vraag is of we echt over dit punt ons zorgen moeten gaan maken? Een vraag die al eerder, bij een eerdere management letter gemaakt is, is: gaan we onze doelen voor de bestuursperiode realiseren? Gezien de voortgang van projecten en de inzet van middelen loopt de doelrealisatie op een aantal projecten stuk op met name verwerving van gronden. Echter, wat me zorgen baart is ook de voortgang van de OASstudies. De verwachting is dat er 4 studies in 2008 afgerond gaan worden en dat de overige 16 studies in 2009 gerealiseerd gaan worden. Als reden wordt aangegeven dat de studies complexer zijn dan verwacht en dat de gemeenten niet echt afspraken nakomen, ondanks het betoog van onze collega Van der Kallen. Mijn vraag is ook of deze ontwikkelingen consequenties kunnen hebben voor het Waterschap. De heer Schots: ik heb één vraag bij de management letter en één vraag naar aanleiding van de management letter. De vraag bij de management letter is of de baten van de Switch transactie - waarover we eerder in dit bestuur en in de commissies geïnformeerd zijn en die inmiddels ook geëffectueerd is zoals we gehoord hebben - voor een evenredig deel op 2008 in dit resultaat zijn meegenomen. De vraag naar aanleiding van de management letter grijpt even aan op datgene wat er momenteel op de financiële markten aan de gang is en waar orkaankracht nog maar een kleinheid is, om even die beeldspraak te gebruiken. We hebben als Waterschap een tweetal financiële producten: de Cross Border Lease waar we met wat Amerikaanse partijen werken en de recente Switch Transactie die ook met buitenlandse partijen van doen heeft. Mijn vraag is of wij als Waterschap met deze twee producten in de huidige financiële omstandigheden in de markt extra risico’s lopen dan we eerder hadden. En zo ja, wat dan de mogelijkheden zijn om daar wat aan te doen? De heer Van Bavel: complimenten voor de management letter. Een heldere opzet. Die hebben we al meerdere keren gezien. Je moet er eigenlijk diagonaal doorheen kunnen lezen, en de kleine lettertjes en wat tussen haakjes staat in de staart. Maar in ieder geval een paar vragen: de stand van zaken. Het structureren inkoopproces, zou in 2008 ten einde lopen. Liggen we daarmee op schema? En bij het inhuren van personeel: ook in de reguliere werkzaamheden, bijvoorbeeld maaiwerk en onderhoud, daar is het ideaal om personeel in te huren. Mijn cruciale vraag daar is: hoe zijn de meerjaren vooruitzichten voor het beheer en onderhoud in eigen
12/28
beheer ten aanzien van investeringen in werktuigen, waarbij de kwaliteit en de prijsverhouding zijn gewaarborgd? Want dat vind ik eigenlijk wel een hele wezenlijke. Welke strategie volgt het DB hierin en welke onderbouwingen hebben jullie als DB hiervoor ten grondslag liggen? Mevrouw Dielissen: ik zoek even beleidsveld 6002 op. Ja, ik heb ze bij de hand. De eerste vraag ging over de problemen die geschetst zijn bij handhaving. Daar is inderdaad te constateren dat de prognose tegenvalt. Dat heeft te maken met personele problemen: er is krapte op de arbeidsmarkt en dat merkt dus ook de afdeling Handhaving. Daar is hard aan gewerkt om dat weer recht te trekken. U legt dan nog het verband met lage prognose en dan toch veel hogere kosten. Maar die hogere kosten hebben te maken met een dubbeltelling vanwege personeel dat intern verschoven is. Dus daar is niet een rechtstreeks verband met die lage prognose. Zoals ik zei: er is hard aan gewerkt en we gaan er vanuit dat het nu weer bijgesteld is en dat het nu weer op koers kan gaan lopen. U stelde ook nog een vraag over de OAS-studies, waar nog melding over gemaakt wordt. Daarbij kan ik melden dat dit toch cijfers zijn die hetzelfde zijn zoals ze eerder zijn gepresenteerd. Dus in die zin kan ik daar nu niet van zeggen dat dit plotseling afwijkt van de lijn die we al hadden en die we al geconstateerd hadden. Meneer Schots had een vraag over de baten van de Switch Transactie. Die zijn nu niet meegenomen, maar die worden meegenomen in management letter 4. Wat betreft de constructies Cross Border Lease en Switch Transactie: op dit moment kan ik melden dat er geen directe effecten zijn. Wel iets meer risico, gelet op huidige situatie. Maar er zijn nog voldoende waarborgen bij deze financiële constructie, die ook met heel veel waarborgen is aangegaan, juist om het risico te verkleinen. Dus dat moet zich nu ook bewijzen. Dan had meneer Van Bavel een vraag over het structureren van het inkoopproces; of dat op schema loopt. Dat kan ik bevestigend antwoorden. De vraag over het beleid inzake investeringen in werktuigen, dat was een hele uitgebreide vraag waar ik nu niet in dit korte bestek antwoord op kan geven. Dus ik denk dat het zinvoller is om daar nog eens een keer met nadere informatie over te komen als daar behoefte aan is. Tot zo ver de eerste ronde. De voorzitter: is er behoefte aan een tweede termijn? De heer Rokx: dus uit het antwoord kan ik eigenlijk concluderen dat de geschetste problemen eigenlijk geen probleem vormen voor de bedrijfsvoering van het Waterschap; voor zowel handhaving als de OAS-studies? De heer Van Bavel: die vraag had ik niet voor niks gesteld, ten aanzien van de werktuigen. Wij als mensen die elke keer in het veld zitten, zien ook het Waterschap bij ons het werk doen. Het eigen personeel om het zo te zeggen. Als ik dan zie met wat voor materiaal ze die werkzaamheden moeten verrichten, dan denk ik bij mezelf: dat vind ik dan eigenlijk toch heel moeilijk om te kunnen concurreren met iemand die in mag schrijven. Op een gegeven moment, als ze met machines moeten rondrijden dat eigenlijk niet verantwoord is, dat de wielen zo omhoog komen, dat de bak zo breed is dat hij niet aan de andere zijde over kan zetten, dat vind ik toch eigenlijk jammer. Dus ik vind het van ons als Waterschap, komt dat niet over. Ik denk dat als wij een organisatie zijn, dan moeten we ook zelf met fatsoenlijk materiaal te veld kunnen gaan. En het mindere werk dat we zelf doen, dat we dat dan ook professioneel aanpakken, en niet met spullen die eigenlijk totaal afgeschreven zijn. Dat is een reactie vanuit het veld. Duidelijk. Mevrouw Dielissen: meneer Rokx wil ik antwoorden dat het inderdaad zo is dat deze management letter in ieder geval geen aanleiding geeft voor nieuwe vraagstellingen of problemen op deze gebieden, anders dan we al hadden vastgesteld. Meneer Van Bavel, ik begrijp dat u zich baseert op waarnemingen uit het veld. Ik kan meedelen dat er al een proces in gang is gezet om werktuigen te vervangen door nieuwe modellen. Maar ik denk toch dat het goed is om daar extra informatie over te geven. Dan weet u dat straks. De Voorzitter: we nemen kennis van de management letter. Besloten: het AB neemt de Managementletter 2008-3 voor kennisgeving aan. 8. Vaststelling kostentoedelingsverordening watersysteembeheer (08I003191) Dit agendapunt is behandeld op 1 oktober 2008 9. Waardering en afschrijving van activa (08I003201)
13/28
Besloten: het AB stemt in met: de nota waardering en afschrijving van activa. Deze wordt vervolgens met ingang van de begroting en meerjarenraming 2009-2013 toegepast; om de beleidsregels voor de waardering en afschrijving van activa minimaal elke vier jaar opnieuw te beoordelen en waar nodig bij te stellen; de extra last als gevolg van de nieuwe wetgeving en die vooralsnog geraamd wordt op € 3.700.000,- in het boekjaar 2008 ten laste van de reserves te brengen. 10. Financiële verordening artikel 108 en 109 Waterschapswet (08I003206) De heer Schots: zoals zojuist bij het verslag van de commissievergadering al gemeld, gaat mijn opmerking over verordening 109, dus niet 108. Ik zou graag, zoals ik dat in de commissie ook gezegd heb, bij artikel 2 van verordening 109 in het eerste lid, waar er gewezen wordt op een systematiek van interne toetsing, daar iets meer concretisering aan willen geven. We hebben de afgelopen periode heel veel over rechtmatigheid gesproken en het zwaarwegend belang daarvan. Daarbij is ook heel nadrukkelijk aan de orde geweest dat een onderdeel van het bewaken van rechtmatigheid is het aanpassen van interne procedures, waar u ontzettend veel werk aan verricht heeft. Een onderdeel daarvan is ook het periodiek kijken of die procedures werken zoals ze behoren te werken. Dat is een deel van de interne toetsing. Ik denk dat het gepast zou zijn om in deze verordening, zoals bij een aantal verwante thema’s ook gebeurd is, hier een verwijzing op te nemen naar een aparte adviesnota zoals u dat pleegt te noemen, waarin wat nadere uitwerking wordt gegeven aan wat interne toetsing bij ons Waterschap voorstelt. In de huidige omstandigheden vind ik dat enkel een verwijzing hiernaar en het verder openlaten in het licht van wat we de afgelopen periode over dit onderwerp besproken hebben en in het licht van onze toekomstplannen op dat gebied… Vind ik dat gepast en vind ik een enkele verwijzing naar deze twee woorden in het kader van deze verordening wat te gering. Ik had in de commissie ook gevraagd om dat te doen en de portefeuillehouder heeft toen beloofd dat nog in het DB te bespreken. Dus ik zou graag uw reactie op dit punt bij deze gelegenheid willen vernemen. Mevrouw Dielissen: om nog even in te gaan op die vraag die u inderdaad bij de commissievergadering al naar voren had gebracht. Ik pak de vraag er nog even bij. De interne toetsing is te mager zoals u hem verwoord ziet in het voorstel voor deze verordening. Een nadere uitwerking daarvan gaat plaatsvinden in het normen- en toetsingskader en in de controleplannen. En die zullen nog voorgelegd worden aan het AB. Dus straks krijgt u een nadere invulling van de wijze waarop die interne toetsing dan gestalte gaat krijgen. De heer Schots: dat zou dan gepast zijn en ook geen kwaad kunnen, denk ik, om die verwijzing dan ook hier te maken in de verordening. De Voorzitter: in technische zin constateer ik nu dat dit niet gebeurd is, een tekstwijziging. U heeft ook geen tekstvoorstel op dit moment? Het lastige is: we moeten die verordening wel in formele zin vaststellen. Als we nu geen tekstvoorstel hebben met elkaar, wordt dat een beetje lastig. Maar qua intentie zitten we dicht bij elkaar, begrijp ik. Maar u had graag een verwijzing gehad, dus ik ben even met de vraag bezig hoe nu dat op te lossen. Mijn voorstel is dat we dit agendapunt even aanhouden. Er komt beslist een moment vanavond dat we even tijd hebben om daar een tekstvoorstel bij te doen. En dan komen we daar straks even op terug. Mag dat de oplossing zijn op dit moment? We houden het even aan. Ik kom er straks op terug. Na behandeling van agendapunt 15 komt de vergadering terug op het tekstvoorstel. De Voorzitter: ik begrijp dat er een tekstvoorstel is voor 10. De secretarisdirecteur leest het tekstvoorstel voor om toe te voegen. De heer Van Stokkom: het voorstel is om niet in artikel 2, maar wel in de toelichting van artikel 2 bij verordening 109, de volgende tekst toe te voegen. De interne controle wordt op dit punt ingevuld door het opstellen van een normen- en toetsingskader en bijbehorende interne controleplannen. Het normenkader wordt door het AB vastgesteld. En het DB-beleid ten aanzien van de interne controle wordt ter kennis gebracht van het AB. Dat is het tekstvoorstel. De Voorzitter: oké. De vraag is of de heer Schots dat een verbetering vindt en dan akkoord kan gaan met verordening 109. De heer Schots: ik vind dat een verbetering. Ik ben er blij mee en ik ga er akkoord mee.
14/28
De Voorzitter: dan besluiten we alsnog – omdat we het even aangehouden hebben – ten aanzien van agendapunt 10. Besloten: het AB stemt in met de Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Brabantse Delta, mits er nog een tekst wordt toegevoegd aan de toelichting op artikel 2 van verordening 109; de Verordening voor de controle op het financieel beleid en op de inrichting van de financiële administratie waterschap Brabantse Delta. 11. Mogelijkheden met betrekking tot inzet egalisatiereserve CBL en opbrengst Switch transactie (08I003238) Besloten: het AB stemt in met het vanaf 2009 verdelen van de genoemde opbrengsten uit de Cross Border Leases en de switch-transactie naar rato van de netto begrotingsomvang van de taken in 2009 zijnde zuiveringsbeheer (53%) en watersysteembeheer (47%). 12. Vaststellen Sociaal Statuut Zimpro (08I003226) Besloten: het AB stemt in met het Sociaal Statuut Zimpro De Voorzitter: zou u met een beetje coulance nu naar agendapunt 19 willen gaan? Mevrouw Dielissen zit in tijdnood en als u dat dan eerst kunt doen, dan hebben we haar agendapunten behandeld. 13. Bestuurlijke Projectevaluaties (08I003195) De heer Van der Kallen: ik ben nogal een mopperaar, maar in dit geval denk ik toch dat een compliment op z’n plaats is. Want ik vind dit een hele goede rapportage. En met name de waterbodemsanering de Donge. Daar blijkt ook uit dat je maar liefst 200% van de doelen kan realiseren voor maar 2% prijsstijging, en dan ook nog 14 dagen eerder. Ik heb wel eens kritiek, maar in dit geval een heel dik compliment. Besloten: het AB stemt in met de evaluaties van de projecten. 14. Beleid waterschap met betrekking tot recreatie en cultuurhistorie (08I003235) De heer De Boer: onze fractie is akkoord met het hierin neergelegde scenario 2. Maar wij vinden wel dat het aspect cultuurhistorie in deze nota wat onderbelicht is. En we verzoeken u Recreatie en Cultuurhistorie in ongeveer dezelfde mate bevorderen. De heer Van der Kallen: voordat iemand gaat roepen bij Ons Water denken ze allemaal anders. Maar toch ook in dit geval… Ik wil één ding citeren: op het terrein van cultuurhistorie is onze houding van het Waterschap dus proactiever dan bij recreatie. En mijn categorie, de categorie Bedrijfsgebouwd, vindt cultuurhistorie hartstikke belangrijk want dat is een onderdeel van toerisme en recreatie. Maar evenzeer recreatie vinden we buitengewoon belangrijk, want dat is een belangrijke economische motor van deze regio. En kijken we dan naar de bijlagen: dan is het een prachtige opsomming van wat er allemaal gecombineerd kan worden; maar de landelementen van ons Waterschap met recreatie. Dat is een opsomming van fietspaden, wandelpaden, tot een laarzenpad toe, ongeacht wat ik me daarbij voor kan stellen. Maar wat wij misten in de opsomming, en wat we toch hopelijk in de komende jaren wel zullen vinden, is het medegebruik van het water voor recreatieve doelen, en dat we ook op dat punt net zo proactief mogen worden als bij de cultuurhistorie. Voor de rest zijn we akkoord met het voorstel. De heer Van der Aa: dank u voor de instemming en de lovende woorden. Maar ik moet inderdaad ook de heer De Boer antwoorden die zegt: er is wat onderbelichting voor de cultuurhistorie. Als we terug kijken en zeggen wat hebben we recent gedaan – en dat is ook de constatering in het stuk wel – dan hebben we eigenlijk meer aandacht gehad voor cultuurhistorie de laatste paar jaren dan in de recreatieve zin. Qua beleidsnota’s, en qua deelname aan projecten enzovoorts. Dus ik kan niet helemaal delen wat de heer De Boer zegt. Of moet zijn dat hij zegt: er zijn inderdaad wat minder voorbeelden genoemd van cultuurhistorie en naar de locatie gericht.
15/28
De heer De Boer: bij interruptie. De bijlage bevat alleen maar zaken op het gebied van de recreatie en niks op het gebied van cultuurhistorie. Kijken we naar ons kasteel Bouvigne; dat wordt ook nergens vermeld en zou je ook meer in kunnen zetten, dat is ook al in de commissie gezegd, voor dit soort doeleinden. De heer Van der Aa: dat hebben we ook in de commissie al aangegeven dat we dat willen meenemen. En in zoverre, maar dat ga ik ook al aan, zijn de voorbeelden wel op recreatie gericht. En de oproep van de heer Van der Kallen, daar hebben wij aandacht voor in de komende tijd. De voorzitter: nog behoefte aan een tweede termijn? U gaat akkoord? Besloten: het AB stemt in met een hoger ambitieniveau van het waterschap inzake recreatief medegebruik van het water en waterschapseigendommen en met nader uitwerken hiervan inclusief de consequenties ten behoeve van het nieuwe algemeen bestuur. 15. Standpuntbepaling waterschap inzake Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Bijlage (08I003236) De heer De Boer: onze fractie wil allereerst de waardering uitspreken voor de door de organisatie opgezette informatiebijeenkomst over dit onderwerp. Hier is heel veel nuttige informatie verschaft. Verder vindt de fractie dat ons Waterschap hard moet inzetten en ook moet vasthouden aan de uitgangspunten dat de kosten van aanvullende maatregelen voor het opvangen van de gevolgen voor 100% gecompenseerd moeten worden. Dat is ook al eerder gezegd. Wij moeten met name ook vasthouden aan de capaciteit van 30 m2 per seconde aanvoer zoetwater via de Rode Vaart om de belangen voor de landbouw veilig te stellen. We moeten met name ook oog hebben voor de lange termijn effecten en vooral voor de financiële consequenties hiervan. En een belangrijk punt is ook dat de fasering van de maatregelen gelijk met elkaar moeten oplopen. Dus niet het zoet maken, maar de aanvullende maatregelen voor de zoetwatervoorziening op een later tijdstip realiseren. Dus in gelijke mate dient dat op te lopen. De heer Van der Kallen: met het advies om in te stemmen met of het acceptabel zijn van, zal u helder zijn dat ik daar niet in mee kan gaan. Toch wil ik er wel iets over zeggen. Allereerst constateer ik dat het Waterschap steeds helderder is geworden als het gaat over het formuleren van de voorwaarden waaronder. Daarvoor mijn complimenten. Ik wil wel aangeven dat… En ook de complimenten voor de brief van 19 september, die we op tafel hebben aangetroffen. Het is een goede aanzet om de zaken wat scherper te formuleren en helder te maken het belang waar ons Waterschap voor staat. Anderzijds is de brief zoals gebruikelijk op een buitengewoon beschaafde toon weggezet. Wat mij betreft had het best iets scherper gemogen als het gaat over de Commissie Veerman in relatie met de zogenaamde reële prijs. Het is heel opvallend in de rapportage van de Commissie Veerman dat ie wel praat over een reële prijs voor de gebruikers als het gaat over de zoetwatervoorziening voor onder andere West-Brabant, maar dat datzelfde niet wordt geopperd als het gaat over de zoetwatervoorziening van Zuid-Holland. Het zal helder zijn: van mij had het in die brief van 19 september heel helder gemogen. Want wij zijn één land. En de burgers en boeren en tuinders van Zuid-Holland zijn niet meer en ook niet minder dan die van West-Brabant. En helaas moet ik constateren dat onze boeren, als het gaat over hun financiën, vermoedelijk ook niet beschikken over een dikkere portemonnee dan die van de boeren en tuinders in de Randstad. Dus als het gaat over een reële prijs, dan zou het moeten zijn: gelijke monniken, gelijke kappen. Wat mij betreft moet dat dan zijn dat het van een dermate maatschappelijk belang is. En als dat maatschappelijk belang in Zuid-Holland zodanig weegt dat ze zonder lastenverhoging zoetwater moeten kunnen krijgen uit het IJsselmeer, dan ben ik van mening dat het maatschappelijk belang ook voor onze boeren en tuinders moet gelden als het gaat over de zoetwatervoorziening. Dan over de realiteitswaarde van de discussie van de zoetwatervoorziening. Ook ik moet zeggen: de complimenten voor de thema-avond die op dat punt is georganiseerd. Maar helder was dat de man van Rijkswaterstaat heel eerlijk was toen hij zei: wij kunnen helemaal niet garanderen dat er altijd zoetwater ter beschikking zal zijn. Ik heb alle collega’s een brief gestuurd van 5 kantjes over wat ik heb opgepikt uit al die stukken. En ik wil met nadruk nog eens formuleren wat er staat, en dat hebben niet alle collega’s gehad, in de aanvullende startnotitie Waterkwaliteit Volkerak – Zoommeer. Daar staat in die nota van antwoord het volgende: de achterwaartse verzilting van november 2005 toont aan dat onder de huidige omstandigheden, dus nog zonder een zout Volkerak – Zoommeer, problemen ontstaan ten aanzien van de beschikbaarheid van oppervlaktewater ten behoeve van landbouw, drink- en proceswater. Naar verwachting zal de achterwaartse verzilting ten gevolge van de klimaatverandering in de toekomst vaker kunnen
16/28
optreden. En dat maakt helder dat er steeds vaker ook kansen zullen zijn dat de inlaat bij de Rode Vaart niet bedrijfszeker is in de zin dat er altijd zoetwater is. Tweede punt is, en dat heb ik nog niet in die brief vermeld want dat is toch informatie die ik later heb verkregen. Dat is: als we water gebruiken uit het Wilhelminakanaal, dan vindt er in feite ook… Het Wilhelminakanaal is wateronttrekkend aan haar omgeving. Dus de waterdiscussie over het Wilhelminakanaal, met name de zogenaamde pandendiscussie van Rijkswaterstaat, gaan ze van pand 2 en pand 3 één pand maken; en als we dan water onttrekken in droge tijden, dan onttrekt het Wilhelminakanaal water aan zijn omgeving, en dan zou het zo kunnen zijn… En een deskundige van het Waterschap heeft dat in de commissievergadering van de Regio West ook erkend - want je ziet ook in West hebben we het wel eens over water van Oost - dat de Reeshofvijvers wel eens droog kunnen vallen. En dat toont maar aan hoe subtiel in droge tijden de watervoorziening dan zal kunnen zijn. En daar hebben we allemaal rekening mee te houden. Voor mij is het van het grootste belang dat we ons over die zoetwatervoorziening niet in slaap laten sussen met al die mooie woorden en mogelijke waterakkoorden. Want als puntje bij paaltje komt, zal die 800 kuub die per seconde nodig is om de zoutindringing via de Nieuwe Waterweg tot stilstand te brengen domineren. En dan kom ik eigenlijk op uw laatste alinea, en dat vind ik een hele goede. Alleen, ik vind hem iets te versluierd gesteld. Als het gaat over; door de Rotterdamse Waterweg tijdens lage rivierafvoeren gedeeltelijk af te sluiten is er minder water nodig voor de zoutbestrijding. Dat is een hele goede. Alleen: wees dan maar concreet: eigenlijk moeten we gaan pleiten voor sluizen in de Nieuwe Waterweg. Want dan hebben we niet die 800 kuub per seconde in droge tijden nodig voor de zoetwater terugdringing in dat gebied. Uit de Deltanotitie blijkt bijvoorbeeld dat de Rijnafvoer, wat nu gemiddeld in de zomer 1700 kuub per seconde is wel eens terug zou kunnen gaan naar 700 kuub per seconde. En een simpele rekensom leert dan dat we allemaal een groot tekort krijgen aan zoetwater. En hoe eerder de discussie wordt gestart over sluizen in de Nieuwe Waterweg, die weliswaar het grootste deel van het jaar open zullen staan om de economie goed te laten verlopen. Maar als het gaat over het voorwaarden scheppen van een goede zoetwatervoorziening, is die discussie buitengewoon dringend. Het staat er enigszins versluiend, maar het staat er wel. En daarvoor mijn waardering. Resumerend: ik vind de voorwaarden naderen langzaam maar zeker het gehalte wat ik graag zou zien. Ik blijf principieel tegen een verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Dus ik zal aantekening vragen tegen dit voorstel en ik zal u zonder meer – daar mag u op rekenen mocht ik herkozen worden – lastig blijven vallen omtrent het bewaken van de zekerheid van de zoetwaterlevering. De heer Poppelaars: het moge duidelijk zijn dat het feit dat het Volkerak-Zoommeer zout gaat worden, dat lijkt een gelopen race. Dan is het ook zaak om te zorgen dat de gevolgen van dat Volkerak-Zoommeer voor West-Brabant aanvaardbaar zijn. De zoetwatervoorziening is heel erg belangrijk. Er zijn verschillende alternatieven in beeld gebracht. De heer Van der Kallen geeft aan dat er nog de nodige studie nodig zal zijn om dat verder te verduidelijken en te verfijnen. Maar we gaan er zondermeer vanuit dat daar vanuit dit Waterschap met de grootste zorgvuldigheid aan gewerkt gaat worden. En ook uw opmerkingen omtrent de kosten en het maatschappelijk belang van deze materie onderschrijven wij. De heer Van der Heijden: de vorige sprekers hebben al heel veel weggehaald wat ook voor de fractie Ongebouwd zeer belangrijk is. Toch willen wij ook nog even zeer benadrukken dat de kosten gewoon bij het Rijk weggelegd moeten worden voor de zoetwatervoorziening. We zouden toch graag eerst de zoetwatervoorziening goed op orde willen hebben voordat we ooit over zout gaan denken. Dan heb ik nog wel in ieder geval bij de zoetwatervoorziening… Er is in de commissie ook over gesproken, en de heer Van Hal zegt wel dat het bestuurlijk formeel heeft besloten dat de bestrijding van blauwalg belangrijker is dan die van bruinrot. Maar ik vind toch wel dat we toch nog even aan de agrarische sector moeten denken. Zijn er andere oplossingen? Liever geen met bruinrot besmet water. Dan heb ik het ook nog even over de informatiebijeenkomst: die was zeer duidelijk en netjes opgezet. Wij betreuren het wel als fractie dat er nog geen 50% van de AB-leden aanwezig was. De heer Van der Burg: zoetwater wordt een steeds kostbaarder goed. We spreken over een zout Volkerak-Zoommeer. Maar het wordt niet zout, het wordt brak. En in brak water, helaas, daar groeit niks. Dat wordt een soep die stinkt en waar niets in groeit en waar niets in kan leven. Het zal voor u geen nieuwtje zijn dat ondergetekende tegen het verzilten is van het Volkerak-Zoommeer. Ik denk dat we eerst nog eens alle andere mogelijkheden moeten doorrekenen en bekijken voordat we deze zeer rigoureuze stap nemen. Want verzilting is voor heel Nederland een probleem en wij halen dat daar gewoon vlot maar eventjes binnen. En een brak watermeer, daar zit ook niemand op te wachten, want dat stinkt.
17/28
De heer Van der Aa: deze keer niet vanuit DB. Maar ik wou alleen maar heel kort onderschrijven: op 1 oktober stond het op de agenda. En wij hebben ook als regiocommissie dit onderwerp aan de hand gehad. Dat kon toen nog niet meegestuurd worden. Ik wil alleen maar onderstrepen eigenlijk, het belang zoals het ook hier in het voorstel staat: dus op gelijktijdige realisering van de zoetwatervoorziening en ook dat financiële aspect. Dus het is alleen maar een adhesiebetuiging, een onderstreping vanuit onze regio Oost. De Voorzitter: dank u wel. Daar wilde ik u voor bedanken: voor de vergaderingbrede steun voor die lijn. Vorige week zaten we een dag voor de BOKV-vergadering en had ik uw standpunten mee kunnen nemen. Ondertussen is die vergadering achter de rug en u heeft daarover misschien in de krant gelezen dat het BOKV nu ook officieel haar advies heeft gegeven richting staatssecretaris. Eén op één wat u hier vanavond brengt, heb ik daar ingebracht en is toch ook wel bevestigd door met name de regionale partijen binnen het BOKV. We hebben een duidelijke koppeling in alle helderheid gebracht tussen de acceptatie van verzilting en het aanbrengen van een goede zoetwatervoorziening voor West-Brabant en financiering daarvan door het Rijk. Daar zit geen licht tussen, dat is helder. Dat zie je ook al in de ontwerpteksten van het Nationale Waterplan. Dat zie je ook terugkomen in de tekst van het ontwerp Provinciaal Waterplan. Daar zijn partijen het wel over eens. Dus in die zin is het denk ik alert blijven om te zorgen dat dit ook tot de eindstreep nu in beeld blijft. Meneer Van der Kallen, ik weet niet of dat nu nog vanavond nodig is: je kunt natuurlijk vervolgens in nuances en deelaspecten vervallen. Onze boodschap is helder: verzilting akkoord als dat de enige oplossing is, mits voorziening, mits financiering. Maar andere partijen wijzen op de autonome ontwikkelingen. En die zeggen: als er één keer per 10 jaar te weinig water is en die 30 kuub niet beschikbaar is voor West-Brabant en het Krammer- Volkerak is vergeven van blauwalg, dan heb je ook geen water voor je landbouw. Laten we het maar houden op de helderheid van de randvoorwaarden zoals wij die nu gesteld hebben, en niet teveel allerlei mitsen en maren er ook nog daar aan toevoegen. De boodschap is helder. U steunt ons daarin, begrijp ik. En laten we proberen dat dan ook tot de eindstreep zo vol te houden. En er is een aantekening tegen de verziltingsoptie van de heer Van der Burg en de heer Van der Kallen. Besloten: het AB – met uitzondering van de heren Van der Burg en Van der Kallen - stemt in met het volgende waterschapsstandpunt in het BOKV: een zout Volkerak-Zoommeer is acceptabel voor dit waterschap als dat een afdoende oplossing voor het blauwalgen probleem oplevert en onder de in deze nota genoemde voorwaarden: x Totstandkoming alternatieve watervoorziening voor West-Brabant (en delen van Zeeland via West-Brabant) via een aanvoer van uit het Hollands Diep via de Roode Vaart door en/of om Zevenbergen heen (voorkeursalternatief) vóórdat het VolkerakZoommeer zout gemaakt wordt. x Aanpassingen in het regionale watersysteem, zodat de polders langs het Hollands Diep tussen Willemstad en industrieterrein Moerdijk vanuit de Mark en Dintel van water voorzien kunnen worden. x Volledige financiering voor de benodigde compensatiewerken door het Rijk, ook van de benodigde aanpassingen aan sluizen, het verplaatsen van enkele inlaatpunten langs Dintel en Vliet, verruiming van de sluis Bovensas en wellicht aanpassing van het rivierprofiel van de Vliet bij de aantakking aan het Mark-Vliet kanaal om voldoende capaciteit te hebben voor de benodigde aanvoer. Ook dient er compensatie plaats te vinden van de extra personeelskosten ten gevolge van het weer in werking stellen van het schutbedrijf bij Dintelsas en Benedensas. x Eveneens compensatie van de gevolgen van zoute kwel in de langs het VolkerakZoommeer gelegen polders. x Sluiten van waterakkoorden zodat de zoetwaterbehoefte van circa 30 m3/s (25 m3/s bij de monding van de Roode Vaart Noord en 5 m3/s bij de Volkeraksluizen) gegarandeerd is, evenals de afvoer bij calamiteiten via het doorvoermiddel in de Philipsdam. Het waterschap zal hierbij afstemmen met andere betrokken waterschappen. 16. Interreg IVa-project ‘Bedreigende exoten’ (08I003234) (besluitnummer 2008-58; projectnummer 6035) De heer De Boer: steun van onze fractie voor dit agendapunt, voor dit voorstel. Het onderzoek is goed om mogelijk veel kosten voor de toekomst te voorkomen. Wij zouden wel graag zien dat aan het aspect ’voorlichting om oorzaken te bestrijden’ wellicht toch nog wat meer aandacht wordt besteed. En we willen er ook op wijzen dat het toch wel veel geld is – het is onvermijdelijk, maar het is toch veel geld – voor onderzoek, ook al zit er dan een forse subsidie op. Het blijft
18/28
gemeenschapsgeld, dus we moeten hier wel heel kritisch op blijven. Ondanks alles steunen wij dit voorstel. De heer Van der Burg: deze spreker steunt dit voorstel niet. Ik zie dat er onderzoek moet worden gepleegd naar de waternavel. Daar kan ik me wat bij voorstellen. Dat is een probleem; het dichtgroeien van de waterlopen. Maar dat wij onderzoek moeten gaan plegen naar de stierkikker, zonnebaars en exotische rivierkreeften, dat is voor mij milieuhobbyisme. Dat is geen wettelijk verplichte taak voor het Waterschap. Fazanten zijn ook exoten, die laten we ook hun gang gaan. Als het aan mij ligt zou ik alleen onderzoek naar de waternavel willen faciliteren. Want dat is nodig. Maar de stierkikker, de zonnebaars en de exotische rivierkreeft; ik denk dat dit geen taak voor ons Waterschap is. Dat moeten anderen maar doen. De heer Van der Aa: dit is inderdaad een exotisch verhaal met exotische namen. Eerst naar de heer De Boer. Die geeft onder andere aan dat het veel geld kost. Ik kan niet zeggen dat het voor een prikkie is, maar wat is veel? Het is kritisch begroot. U geeft daarbij aan dat u eigenlijk nog meer geld, meer aandacht wilt besteden, aan de voorlichting. Ik kan u zeggen dat bij eigenlijk al die drie projecten, of eigenlijk zijn het er twee waar wij direct in participeren, voorlichting een zeer belangrijk onderwerp is. En als u zegt nog meer, dan kan ik het niet in vierkante meters uitdrukken. Maar het staat eigenlijk prominent erbij. Voorlichting, monitoring, en dus naar de burger en de doelgroepen. En dan meneer Van der Burg; ik denk dat wij mogelijk wel van mening verschillen. Overigens participeren wij niet in alle exoten die u noemde. U hebt ook kunnen lezen dat het met name gaat over de waternavel – daar bent u het overigens mee eens – en dan bij ons ook de zonnebaars. En daar hebben we – dat heeft u ook in de toelichting kunnen lezen – ook direct mee te maken in ons werkgebied. Ik heb overigens niet de illusie dat ik u kan overtuigen van die andere diersoorten. Dat begrijp ik. De heer Van der Burg: de stierkikker, die moet u gewoon z’n gang maar laten gaan. Ik blijf het een soort milieuhobbyisme noemen, dat 3 ton kost en geen taak is van het Waterschap. Ik vind dit een verkeerde manier van het gebruik van het belastinggeld van de ingelanden. De heer Van der Aa: om u gerust te stellen, de stierkikker staat niet bij ons in het voorstel. Die wordt wel genoemd in dat Interreg project, maar die staat niet bij ons in het voorstel waarin wij participeren. In zo verre kunt u dan toch een stuk, gelukkig zijn wil ik niet zeggen, maar tevreden zijn. De heer Van der Burg: als ik lees dat het geen taak van het Waterschap is, dan moeten we ons daar ook niet mee bezighouden. De Voorzitter: u besluit hiertoe met de aantekening dat de heer Van der Burg tegen gestemd heeft. Besloten: het AB stemt – met uitzondering van de heer Van der Burg – in met deelname aan het interregproject ‘bedreigende exoten’ en stelt daarvoor een bedrag beschikbaar van € 311.330,-. Het waterschap ontvangt na goedkeuring van het project door interreg, € 196.915,- aan cofinanciering.
17. Aanvraag UVK Mark & Vliet (IP 8041) (08I003233) (besluitnummer 2008-45; projectnummer 20) Besloten: het AB stemt in met het verlenen van een uitvoeringskrediet voor de realisering van de resterende doelen binnen IP 8041 en het uitvoeren van de nog ontbrekende IGA Mark & Vliet. 18. Aanvraag UVK stuwen Steenpad / Triangelpolder (08I002290) (besluitnummer 2008-41; projectnummer 6773) Besloten: het AB stemt in met het ter beschikking stellen van een uitvoeringskrediet voor het uitvoeren van renovatie / aanpassen en automatiseren van diverse kunstwerken in regio West. 19. Aanvraag UVK project uitvoering ICT infrastructuurplan 2008-2012 (08I003229) (besluitnummer 2008-49; projectnummer 7560)
19/28
De heer Rokx: tijdens de commissie hebben we een duidelijke, of in ieder geval een uitleg gekregen van een ICT- techneut. Het is een hele zware kost. Wat me eigenlijk… En dat is ook ter sprake geweest en die vraag was ook gesteld: waarom is er geen risicoanalyse uitgevoerd? Want het is eigenlijk ook niet de vraag of er een rekencentrum moet komen. Maar de vraag is eigenlijk of we twee rekencentra met een uitwijklocatie moeten hebben. Ik heb in de voorbereiding op de vergadering toch nog even gesproken met iemand van de verzekeringen en die zei ook: worden bepaalde risico’s afgedekt, dan wordt toch vaak een risicoanalyse uitgevoerd. Mijn vraag is om in de toekomst toch te kijken of het mogelijk is om een risicoanalyse uit te voeren. Vermeld is ook dat er gezocht wordt naar oplossingen met bijvoorbeeld de gemeente Breda. We juichen dit erg toe. We vinden het ook ontzettend belangrijk dat het Waterschap een actieve opstelling inneemt ten aanzien van mogelijke participanten voor het ICT-project. Mevrouw Dielissen: ik wil inderdaad even wat langer stilstaan bij die risicoanalyse omdat dat als zwaar punt naar voren kwam bij de behandeling in de commissie. Het gaat dus om dat rekencentrum. Nog even om het in herinnering te brengen: het idee is nu om niet één groot rekencentrum te gaan maken bij de verhuizing naar Bouvigne, maar om te kiezen voor twee kleine rekencentra. Dus niet dat het ene rekencentrum een volledige reserve is, maar het worden twee rekencentra met ieder de helft van de servers. Maar tegelijkertijd de functie dat het tweede rekencentrum in noodgevallen de taken van het eerste rekencentrum kan overnemen en andersom, waarbij dus het tweede rekencentrum op heel andere locatie moet komen. Want het kan bij calamiteiten zo zijn dat dit nodig is. We hebben er bij de behandeling bij stilgestaan dat een tweede rekencentrum 6 ton meer kost en 1,2 ton beheerskosten meer per jaar. Toen werd aan de orde gesteld: is er een risicoanalyse om te bekijken of deze investering dan de moeite waard is? Zoals we toen al hebben toegezegd en ook uit het verslag blijkt, hebben we navraag gedaan bij de Unie Waterschapshuis. Internet hebben we nog bekeken, en een aantal andere Waterschappen. Maar dat bood niet zoveel houvast. We hebben nog Deloitte gevraagd om een snelle analyse. De conclusie van Deloitte was dat je voor deze oplossing kunt kiezen en dat daarmee meteen grote calamiteiten zijn afgedekt. Je kunt ook kiezen voor één rekencentrum en dan de kleinere risico’s per geval afdekken. Maar ook Deloitte zegt: het voordeel van een tweede rekencentrum is dat dan ook grote calamiteiten in één keer zijn afgedekt. Tenslotte hebben we nog zelf een benadering gedaan. Er is een berekening opgezet die er vanuit gaat dat als je met een tweede rekencentrum de kans op calamiteiten met 90% reduceert, en je weet wat de kosten van uitval zijn – we gaan dan uit van twee à drie weken, voor ongeveer 1,5 miljoen – dan kun je dus vanuit die kant benaderen wanneer de investeringskosten opwegen tegen het verlies dat je dan hebt. Dan zou het er op neerkomen dat als je een computeruitval zou hebben van zeg één keer in 7,5 tot 15 jaar, dat het dan al de investering waard is. Dus met deze extra informatie geef ik u het voorstel in overweging om te kiezen voor twee kleine rekencentra. De heer Rokx: nog even in de tweede termijn. Over wat voor soort risico’s praat u eigenlijk? Want ik kan me voorstellen… We hebben die nieuwe RWZI nu in bedrijf genomen. Het wordt steeds meer gecentraliseerd, steeds meer aan elkaar gekoppeld. Ik kan me voorstellen, bijvoorbeeld als een rekencentrum uitvalt, dat dit ook gevolgen kan hebben voor bijvoorbeeld een afvalwaterzuivering. Is dat correct of zie ik dat dan verkeerd? Mevrouw Dielissen: ja, dan praat u over de gevolgen van het uitvallen van het rekencentrum. Alles is binnen het Waterschap zo aan elkaar gekoppeld dat ik, maar even simpelweg gezegd, kan stellen dat dan alles plat ligt. De heer Rokx: dus eigenlijk is het dan maatschappelijk niet verantwoord, om het bij één rekencentrum te houden? Mevrouw Dielissen: ik moet er bestuurlijk niet aan denken, nee. De Voorzitter: U besluit hiertoe? Besloten: het AB neemt kennis van het rapport “ICT infrastructuurplan 2008-2012” en gaat akkoord met de uitvoering van de in dit rapport beschreven acties. Voor de realisering van dit plan wordt een krediet verleend. 20. Aanvraag UVK voor verbetervoorstellen als gevolg van waterschaarste 2006 (08I003187) (Besluitnummer 2008-44; projectnummer 6333)
20/28
Besloten: het AB stemt in met de toekenning van een uitvoeringskrediet voor de realisatie van diverse maatregelen die de waterschaarste voorkomen. 21. Herverdeling UVK project Bovenmark en herdefiniëring activiteiten (08I003270) (besluitnummer 2008-48) Besloten: het AB stemt in met het budgetneutraal herverdelen van het beschikbaar gestelde uitvoeringskrediet, alsmede met het herdefiniëren van de activiteiten 6749 en 6756, zoals opgenomen in bijgevoegd conceptbesluit.
22. Aanvraag UVK Stedelijke Water Opgave (08I003253) Besloten: het AB stemt in met het ter beschikking stellen van een uitvoeringskrediet van voor de uitvoering van projecten in 2008 en 2009 in het kader van het project Stedelijke Water Opgave (IP 6334).
23. Aanvraag UVK actuele leggers, beheerregisters en procesborging voor het gehele beheergebied (08I003222) (besluitnummer 2008-56) Besloten: het AB stemt in met beschikbaarstelling van een uitvoeringskrediet van voor: 1. “Versie 0 leggers” (met beschikbare gegevens) voor het gehele beheergebied in 1,5 jaar; 2. Een actueel beheerregister voor het gehele beheergebied in een doorlooptijd van 2,5 jaar; 3. “Versie 1 leggers” voor het gehele beheergebied in 3 jaar. 4. Organisatorische en procesmatige borging van de actualisatie van de producten in 1,5 jaar. 24. Aanvraag UVK definitief ontwerp herstel natte natuurparel Zonzeel (08I003210) (besluitnummer 2008-14; projectnummer 170) De heer Van der Burg: in de eerste plaats, ik heb een bericht gehoord wat mij sterkt dat het aanleggen van natte natuurparels, lees moerassen, een slechte zaak is. Wij moeten ons nu al zorgen gaan maken over de tijgermug die knokkelkoorts kan veroorzaken. En knokkelkoorts is helaas niet geneesbaar. Het aanleggen van moerassen is, denk ik, een slechte zaak. En ik filosofeer dat over 10 jaar die moerassen weer worden drooggelegd vanwege muggenoverlast. Maar ik lees nog iets anders: de doelrealisatie die met dit project bereikt wordt is moeilijk te duiden, aangezien het gebied in de huidige situatie al redelijk voldoet. Dan zijn we toch echt bezig met, wederom, milieuhobbyisme. Hier moeten we niet aan beginnen. Het gaat dan wederom verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken. Ik vind dit een slechte zaak en weer een voorbeeld van milieuhobbyisme. En daar moeten we ons niet aan wagen. De heer Van der Aa: ik herinner me toch al een paar eerdere bijeenkomsten waar u deze uitspraken heeft gedaan. Van de tijgermug: ik denk dat waar u zegt, dat zal over 10 jaar anders zijn; dat zullen wij moeten afwachten. Ik kan ook niet in de toekomst kijken. Ik deel overigens nu niet uw mening om zo pessimistisch te zijn over het realiseren van deze doelstelling. De heer Van der Burg: je moet vooruitkijken als bestuurder. U weet dat op een Waddeneiland het zo ernstig was met de muggen dat alle toeristen zijn verdwenen omdat daar ook de waterspiegel maar zo nodig verhoogd moest worden. Ik denk dat de boeren straks van een koude kermis thuiskomen omdat ook de knutten – dat weet iedereen, dat die de blauwtongziekte overbrengen – straks veelvuldig voorkomt bij de schapen. Een slechte zaak. We moeten het niet doen. Maar ja, helaas, ik sta alleen. De heer Van der Aa: ik wil niet zo pessimistisch zijn. En ik hoop dat we er niet in bevestigd worden zoals de heer Van der Burg… Ten aanzien van die toekomstverwachting van die muggen. Wat dat betreft hoop ik dat u geen gelijk krijgt, dan hebben wij er allemaal ons voordeel van. Ik zal u daar niet van kunnen overtuigen. Van de Waddeneilanden is mij niet zo bekend dat daar geen toeristen meer komen. Tenminste deze zomer toch nog wel. De heer Mureau: ik wilde nog even een ander geluid laten horen, zonder afbreuk te doen aan het signaal wat Jan geeft, want als we het hebben over bedreigende invasieve exoten... Misschien
21/28
hebben we het over 10 jaar inderdaad over de muggen waar Jan nu over spreekt. Dus we moeten er denk ik wel serieus mee omgaan. Maar over het voorstel wat nu voorligt, daar wilde ik m’n complimenten voor uitspreken. Het is bij ons in achtertuin. Het is een voorbeeld van het realiseren van je doelstelling op juiste plek. Staatsbosbeheer heeft het gebied volledig in bezit. Hier worden natuurdoelstellingen gerealiseerd; nou dat past één op één. Dus m’n complimenten daarvoor. De voorzitter: uw vergadering besluit hiertoe met de aantekening dat de heer Van der Burg tegen stemt. Besloten: het AB – met uitzondering van de heer Van der Burg – stemt in met: - het definitief ontwerp voor het herstel van de natte natuurparel Zonzeel; - het beschikbaar stellen van een krediet ter hoogte van. Bijna 2/3 van het totaal krediet is bestemd voor voorfinanciering voor natuurdoelstellingen. 25. Aanvraag UVK actualisatie Peilbesluiten (08I003221) (besluitnummer 2008-19; projectnummer 8205) Besloten: het AB stemt in met het verstrekken van een uitvoeringskrediet ten behoeve van de actualisatie van de peilbesluiten. 26. Aanvraag aanvullend krediet Natte Natuurparel Matjes 6682 (08I003213) (besluitnummer 2008-47; projectnummer 6682) De heer Poppelaars: eigenlijk niet zozeer omtrent dit onderwerp, want dit is gewoon een bepaalde manier van financieren. Wel wil ik hier een opmerking over maken. In de vorige vergadering hebben wij het inrichtingsplan besproken. In de voorbereiding van het inrichtingsplan is met de omgeving heel nadrukkelijk afgesproken dat er geen peilverhoging zou komen in de Kleine Beek. Ik vind het dan ook jammer dat, toen de nota van het Waterschap in de bus viel, daar een krantje bij was. Dat vind ik niet jammer, want dat is een goede zaak. Maar dat er dan in zo’n krantje staat dat met name in dit project stelselmatig, of stapsgewijs, het peil van de Kleine Beek verhoogd zal worden, dat heeft in de omgeving toch nogal wat onrust veroorzaakt. Aanvankelijk was het de bedoeling om dat peil te verhogen. In de uitwerking van de plannen is daar van afgezien. Wellicht dat het daardoor een beetje misgegaan is. Maar ik zou eigenlijk willen vragen om zorgvuldigheid naar de streek toe over projecten. De heer Van der Aa: dit verhaal is bekend. Het was mij overigens ook al opgevallen, want ik krijg die krant natuurlijk ook. Dat is mea culpa, meneer Poppelaars. Wij moeten daar voorzichtig in zijn. Dat is een kwestie van communicatie met de afdeling Communicatie. Besloten: het AB stemt in met het beschikbaar stellen ten behoeve van voorfinanciering landinrichtingscommissie Zundert. 27. Rapport Deltacommissie (08I003581) De heer Van der Burg: het is een duidelijk stuk, maar ik mis toch een kleine toevoeging. Ik lees: bij een zeespiegelstijging van 85 cm, enzovoorts. Ik zou daar eigenlijk aan toegevoegd willen hebben: inclusief bodemdaling. Want op de Waterschapsdag twee jaar geleden werd er verteld door een meneer die het kon weten dat als de zeespiegel 1 cm steeg, het land 2 cm daalde. Dus dat is een tamelijk belangrijk gegeven. In het rapport Veerman staat het, maar in dit stuk staat het niet. En dat mis ik toch een beetje. Want bodemdaling is minstens, zo niet nog belangrijker als zeespiegelstijging. Dus dat had ik er graag aan toegevoegd. De heer Van der Kallen: ik heb in de Volkerak-Zoommeer discussie al een stukje voorschot genomen, en ik zal me dan ook proberen te beperken. Wat cruciaal is in de omgang met de voorstellen van de Deltacommissie is dat we steeds meer in zullen moeten zoomen op wat anderen doen en wat dat betekent voor onze regio. Als ik naar het rapport van de Deltacommissie kijk: na verloop van tijd – ik heb het hele rapport wel drie keer gelezen – heb ik toch het gevoel dat dit voornamelijk een commissie was met vooral oog voor de belangen van de Randstad. Dat blijkt ook uit de veiligheidsberekeningen die eraan hingen. U constateert dat in het stuk van het DB ook heel helder. Enerzijds herkent men dat de Maeslantkering vaker dicht zal gaan zonder dat men aangeeft wat dat voor ons betekent. Maar die hele rapportage van de Deltacommissie leidt tot allerlei discussies in allerlei gebieden. In de regio Rotterdam, de Rijnmond spreekt men openlijk, voor bij hogere rivierafvoeren, over het aan alle kanten afsluiten van het eiland IJsselmonde. Dus zowel de Hollandse IJssel, de Rijn, de Maassystemen. Alles wat er naar toe stroomt. Als je daar aan gaat rekenen, wat dat bij hoge rivierafvoeren dan voor ons betekent; dat wil je simpelweg niet weten. Want dan is dat mooie inondatieplaatje wat we op ons bureel aantroffen niet meer dan een eerste
22/28
stap. Niet meer dan enkele dagen. De essentie is, die we als Waterschap aan moeten nemen; het kan niet zo zijn dat een Deltacommissie die kijkt naar veiligheid van de delta, eigenlijk aan de veiligheid van ons gebied nauwelijks aandacht besteedt. Alsof wij geen deel uitmaken van de delta. Respectievelijk alsof maatregelen genomen in die delta, zoals het sluiten van de Maeslantkering, voor ons geen gevolgen hebben. En ik vind dat echt heel wezenlijk. Want ook bij de discussies die nu elders woeden, bijvoorbeeld in het Rijnmondgebied over het afsluiten van alle waterlopen langs IJsselmonde in het geval van calamiteit - en in Rotterdam loopt die discussie zelfs al in termen van geld - zijn dat toch wel elementen. Naar aanleiding van de rapportage van de Deltacommissie het ik het Nationaal Bestuursakkoord Water nog eens bekeken. Daar ben ik eigenlijk wel van geschrokken. Want niet afwentelen is een gegeven. Terwijl, kijk je naar de rapportage van de Deltacommissie en het gemak waarmee men water afwentelt onze richting uit, dan lijkt me dat volkomen daarmee in strijd. Wat ik eigenlijk de doodsklap vond in NBW Actueel, was dat artikel 21: ‘dit NBW is niet in rechte afdwingbaar’. En eigenlijk zeg je dan als Rijksoverheid: we sluiten een akkoord, iedereen tekent ervoor, maar als puntje bij paaltje komt is het niet in rechte afdwingbaar. Ik heb echt de vraag, richting het DB maar ook richting al m’n collega’s: dit soort Nationaal Bestuursakkoord Water met een dergelijk artikel erin, in relatie met de Deltacommissie die met een groot gemak besluit de Hollandse delta te beschermen, en daar heb ik begrip voor want ik snap dat je Rotterdam of Dordrecht niet onder wilt laten lopen, maar het kan niet zo zijn dat je dat presenteert zonder de consequenties voor de andere gebieden zoals ons gebied in beeld te brengen. Dus wat mij betreft zou ik eigenlijk willen voorstellen dat wij als Waterschap bij de behandeling van de Deltacommissie rapportage in de tweede kamer daar op de publieke tribune aanwezig zijn en helder maken dat dit gewoon niet kan. Dan mag meneer Veerman over zoetwater, over Zuid-Holland doen alsof het allemaal gratis moet wezen, en dan bekruipt mij – dat is misschien een beetje achterbaks en een beetje achterdochtig – het gevoel dat meneer Veerman boert in Zuid-Holland en belang heeft bij goedkope zoetwaterprijzen daar. En hij woont in ZuidHolland en heeft belang bij droge voeten daar. Maar onze burgers, onze boeren en tuinders, onze bedrijven hebben ook belang bij droge voeten. En die discussie moet één op één gelijk oplopen. En dan mag je best op enig moment een afweging maken om simpelweg uit te rekenen wat het goedkoopste is. Dat zou best kunnen. Maar dan moeten daar fatsoenlijke vergoedingen tegenover staan. Dat vind ik een gebrek aan deze rapportage; het is wat mij betreft het prototype van een Randstadrapportage. Ik heb het zo geformuleerd in de zin van: ik kreeg echt het gevoel van denken ze nou in de Randstad dat wij nog steeds generaliteitsland zijn. Dat ze over ons konden beslissen en ons konden gebruiken als opmarsgebied en inondatiegebied. Letterlijk. Want toen waren we inondatiegebied, weliswaar om militaire redenen en niet om veiligheidsredenen. Maar dit wekt weer de indruk. En een krachtig standpunt innemen van: we willen hier alleen maar over praten als we gelijkwaardig zijn, de belangen in deze regio gelijkwaardig worden behandeld, moet wat mij betreft eigenlijk het startpunt zijn. Voor mezelf: ik trap er nooit meer in om een Nationaal Bestuursakkoord Water hier langs te zien komen zonder te vallen over een paraaf als artikel 21 dat het niet in rechte afdwingbaar is. Want eigenlijk is het dan het papier waarop het geschreven staat in juridische termen niet waard. De Voorzitter: meneer Van der Burg, we hebben natuurlijk snel na het verschijnen van Veerman deze notitie doen opstellen. Er worden een aantal citaten uitgehaald. Ik denk niet dat je kunt zeggen dat zeespiegelstijging per saldo ook leidt tot bodemdaling. Maar dat zijn twee processen waar we beide mee van doen hebben in Nederland, en opgeteld heeft dat z’n effect. Dus in die zin als dat een aanvulling kan zijn in het goed afwegen van allerlei elementen, dan neem ik graag uw gedachtelijn mee. Meneer Van der Kallen, elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Maar ik kan zeggen dat ik uw betoog zie als steun voor de inzet die wij als DB, die ik als dijkgraaf, namens u, namens West-Brabant, wil laten horen in de discussie Veerman. Want het gevoelen dat een aantal gevolgaspecten voor WestBrabant onvoldoende zijn belichting in de nota van Veerman is ook het gevoelen wat wij ervaren. Dus ik neem graag uw suggesties mee om daar krachtig het debat mee in te gaan. De twee brieven, die heeft u gezien, zijn daar een eerste aanzet toe. De komende tijd wordt binnen Unieverband natuurlijk het gesprek gevoerd wat de reactie van de Unie zal moeten zijn. Vervolgens wordt dat natuurlijk allemaal vertaald, ook in het Nationale Waterplan. Ook daar moeten we alert op zijn, dat wij onze belangen daar goed in terugzien. Er is ook wel sprake van beelden die misschien niet de werkelijkheid beslaan. Het gebruiken van het Krammer-Volkerak als bergingsgebied komt al voort uit het traject van Ruimte voor de Rivier. We hebben daar toen ook op ingesproken. Dit kaartbeeld is niet nu gemaakt, maar was toen al gemaakt en geeft aan wat er zou kunnen gebeuren als we ons systeem niet op orde hebben in relatie tot die berging. De vorige staatssecretaris hebben we daarvoor hier heen gehaald, en die heeft toen toegezegd dat de extra investeringen die nodig zijn om dit beeld hanteerbaar te maken, in haar beleving van het Rijk zouden moeten komen. Dat hebben we ook steeds in stukken, in brieven, elke keer herhaald. Dat komt nou heviger terug omdat Veerman een beeld creëert dat het meer zal voorkomen dan we tot
23/28
nu toe dachten, als die Maeslantkering wordt gesloten. Meer dan wij tot nu toe veronderstelden. En daarom wordt het vraagstuk alleen maar heftiger. Nogmaals, we kunnen daar hele bomen over opzetten; ik ervaar uw betoog als steun en ik denk dat wij inderdaad alert moeten zijn in WestBrabant dat wij zorgen dat onze belangen voldoende worden gewogen in het totale debat, als het gaat over veiligheid in Nederland. Oké, we nemen kennis van dit rapport? De heer Aertssen: ik wil toch even kort reageren. Het stuk staat op de agenda en ik heb het gelezen, een paar keer gelezen. Ook het rapport. Het komt op diverse plekken ook aan de orde en het staat op diverse plekken ter discussie. Ook met de heer Van der Kallen heb ik al een deel van die discussie een keer mogen voeren. Dus ik weet ongeveer hoe hij erin staat en hij roert op elke plek waar hij dat maar kan de trom. Hij heeft het dan over generaliteitsland, wat we bijna zouden zijn geworden. Ik ben al jarenlang Brabander, ik voel het dus niet zo. Juist omdat ik Brabander ben; ik heb nog niet het gevoel dat wij een ondergeschoven kindje zijn van Nederland. Absoluut niet. Dus in die zin wou ik daar toch afstand van nemen. Ik vind: het advies van de Commissie Veerman, want dat is het in feite nog, gaat over een nationaal plan hoe we met het water om moeten gaan. Ik denk dat er zeer verstandige dingen in staan. Ik heb dus niet het gevoel dat wij worden afgescheept straks met alle lasten. Ik vind het ook jammer dat u zegt: het gevoelen van de heer Van der Kallen delen wij. Dat vind ik wel zeer ruimhartig gesteld dan, moet ik zeggen. Want ik zou toch nog op z’n minst van u willen horen dat in ieder geval de toon toch nog wat anders zou moeten zijn. Ik vind de toon die de heer Van der Kallen aanslaat toch niet goed, want ik denk dat je daar alleen maar het paard achter de wagen spant. Dat zou mijn boodschap zijn. De heer Van Bavel: ik had er in de eerste termijn ook op kunnen reageren en dan had ik in dezelfde lijn erin gezeten als de heer Van der Kallen. Niet omdat ik bij hem aangesloten ben, maar ik heb hier toch ook duidelijk weergegeven, de specifieke consequenties die hier in verwoord staan bij het advies: het mag niet zo zijn dat wij als Waterschap straks een sluitpost dreigen te worden van de nationale belangen. Ik ben van mening dat er vooraf een integrale kostentoedeling, een afweging, nodig is om toch in te zien wat het gaat kosten voor de Waterschappen. Op een gegeven moment, als er besluiten genomen zijn, is het niet meer omkeerbaar. Dus dan zitten we met een situatie en dan kunnen we die niet meer geforceerd wijzigen. Dus ik denk toch dat we vooraf duidelijk in beeld moeten hebben wat ons te wachten staat ten aanzien van de kosten. De Voorzitter: meneer Aertssen, ik ben begonnen met het zeggen elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Ik wil ook geen Calimero-gedrag vertonen. We zijn een volwaardig deel van Nederland en we staan voor onze zaak. Maar hier is wel een punt om alert op te zijn en dat heb ik willen overbrengen. En de kosten; meneer Van Bavel, ik heb ook aangegeven, het is niet nieuw. Het is in het kader van het PKB Ruimte voor de Rivier. En toen hebben we de staatssecretaris gebracht tot haar uitspraak dat de kosten boven de normale kosten die we zelf moeten dragen om het systeem op orde te brengen voor het Rijk zouden zijn. Dat moeten we natuurlijk herbevestigd zien te krijgen in dit kader. Hebben we voldoende hierover gesproken? Besloten: het AB neemt kennis van de voorstellen van de commissie Veerman en van de mogelijke specifieke consequenties voor het Waterschap: inzet van de Maeslantkering en van het Volkerak-Zoommeer voor waterberging, consequenties daarvan voor de bescherming tegen wateroverlast in West-Brabant, de prijsvorming voor wateraanvoer en de timing van totstandkoming van de alternatieve wateraanvoerroute voor WestBrabant. Agendering van deze aandachtspunten via de Unie en – de twee laatstgenoemde – via het BOKV. 28. Rondvraag De heer Rubbens: dat zei ik in het begin al bij punt 1b, we hebben een nieuw bestuurslid voor Gebouwd, maar ik dacht dat we voor Ingezetenen ook nog een nieuw bestuurslid moesten kiezen. Maar er zijn al meer nieuwe gekomen. Is de lijst op? De Voorzitter: dat is goed dat u dat vraagt. We hebben twee vacatures in ons AB. Dan gaat er een traject opgestart worden om tot invulling daarvoor te komen. Het traject waar uiteindelijk nu de heer Crince in is gekomen, was rijp. Want we hebben hem bereid gevonden hierin geplaatst te worden. Een eerdere kandidaat is afgehaakt. Maar het was heel snel. In twee, drie dagen tijd is dat allemaal bewilligd en akkoord. De vacature vanuit de fractie Ingezetenen is gewoon niet zo ver. Dat loopt. Want mensen kunnen ook langer er over doen om te zeggen of ze wel of niet akkoord gaan met aanwijzing. Dat traject moet nog doorlopen worden. Het wordt wel kort dag, dat geef ik toe. Want in de vergadering dat hij of zij beëdigd wordt, is ook zo ongeveer de laatste inhoudelijke
24/28
vergadering aan de orde. En misschien dat de geleding Ingezetenen zodra wij de naam kennen en doorgeven, die persoon ook in hun geledingen willen opnemen in de voorbereiding naar commissies en noem maar op. Want anders wordt het wel heel erg theoretisch allemaal als waarnemer. De heer Popeplaars: dat is in het verleden ook altijd gebeurd voorzitter, dus dat doen we weer. De heer Van der Burg: in de vorige vergadering heb ik u gevraagd of u kennis had genomen van de bestrijdingsmethode tegen blauwalg. U zegt in het antwoord dat u daar een studie naar gaat verrichten, en we zoeken het uit. Mijn vraag is: hoe ver bent u met die studie, respectievelijk het uitzoeken hiervan? Tweede vraag: we gaan nu door met vier DB-leden. Is al bekend hoe nu de taken verdeeld gaan worden. De Voorzitter: het uitzoeken is nog gaande, ten aanzien van uw eerste vraag. En twee: we zijn wel snel, maar dit is wel heel snel als wij gedurende een vergadering al tot een taakverdeling zouden zijn gekomen. We hebben natuurlijk eerst af willen wachten of er aanvulling zou komen. En we zullen in onze eerste DB-vergadering over anderhalve week, bijna twee weken, ons beraden hoe we de taken verdelen voor de komende tijd en we zullen u dat zo snel mogelijk laten weten De heer Van der Burg: u geeft dat dan door middels e-mail hoe de situatie geworden is. Dank u. De voorzitter: dat lijkt me verstandig. De heer Aertssen: ik had nog een vraag over, dat is heel actueel feitelijk, de waterkering rond Zoom en Volkerak. Daarvan berust het onderhoud bij de Brabantse Delta heb ik begrepen. Dat is toch correct? Nou is mijn vraag eigenlijk: de zorg en het onderhoud en de financiering vindt dus ook plaats door de Brabantse Delta. Maar geldt dat nou ook voor alle andere keringen zoals sluisdeuren enzovoorts. Wie is daar verantwoordelijk voor? Als u dat niet weet, dan krijg ik dat misschien schriftelijk. De Voorzitter: ik denk dat uw vraag een diepere achtergrond heeft. Ik ben wat voorzichtig… We zullen u dat schriftelijk laten weten. De heer Aertssen: ik houd het echt, laten we zeggen, op een wat hoger abstractieniveau. De Voorzitter: ik weet wel dat de sluizen bij Dintelmond en Benedensas ons eigendom en beheer zijn. Maar of daarmee ook gezegd is dat alle sluizen overal tussen de primaire keringen diezelfde verantwoordelijkheid betreffen? Ik durf het even niet te zeggen. We zullen het laten weten. De heer Crince: ik wil toch nog even mijn dank uitspreken voor de snelheid die het Waterschapsbestuur heeft betracht bij mijn aanstelling zoals die nu is, en dat ik deze vergadering al heb bij kunnen wonen, en dat ik wellicht bij de laatste vergadering van deze periode toch nog wat extra kan doen, en me goed in kan zetten voor het Waterschap. 29. Sluiting De Voorzitter: ik sluit de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 3 december 2008.
De dijkgraaf
J.A.M. Vos
De secretaris-directeur
ir. H.T.C van Stokkom
25/28
Actielijst algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta
Uit vergadering
Actie
AB 25 juni 2008
Thema diversiteit meenemen in communicatie rond verkiezingen
AB 25 juni 2008
Huidige AB-leden uitnodigen voor opening hoofdkantoor
Tijdstip
Loopt 1 januari 2010 Loopt
AB 8 oktober 2008
AB informeren over evaluatie regiocommissies
AB 3 december 2008 Loopt, wordt separate nazending
AB 8 oktober 2008
Antwoorden op de vragen van de heer Rokx naar aanleiding van de managementletter bij de notulen van 8 oktober 2008 voegen
AB 3 december 2008 Afgehandeld, zie hierna
AB 8 oktober 2008
AB informeren over plannen rondom investeringen in werktuigen
AB 8 oktober 2008
Uitzoeken waar de zorg, onderhoud en financiering ligt voor alle keringen tussen de primaire keringen.
AB 3 december 2008 Loopt Separaat beantwoorden
26/28
Van: Verheijen-Kuhne, Carla namens Stokkom, Hein van Verzonden: woensdag 8 oktober 2008 14:19 Aan: Broek, Louis van den Onderwerp: FW: verslag B&M / schriftelijke vragen Eugene Rokx
-----Oorspronkelijk bericht----Van: Merks, Anton Verzonden: dinsdag 30 september 2008 10:43 Aan: '
[email protected]' CC: '
[email protected]'; Broek, Louis van den; Vos, Joseph; Stokkom, Hein van Onderwerp: RE: verslag B&M / schriftelijke vragen Eugene Rokx --Oorspronkelijk bericht----Van:
[email protected] [mailto:
[email protected]] Verzonden: maandag 29 september 2008 14:27 Aan: Merks, Anton Onderwerp: verslag B&M / schriftelijke vragen Urgentie: Hoog Beste Anton, In het verslag van de commissie B&M zijn een aantal vragen en/of opmerkingen niet genotuleerd. In de bespreking heb ik Dhr. Snelders gevraagd hoevaak het systeem van ons waterschap heeft stil gelegen en waarom het IRIS als een risico wordt gezien ? Verder heb ik opgemerkt dat het eigenlijk toch niet teveel gevraagd is om wat ook bedrijfsgebouwd heeft opgemerkt een risico-analyse uit te laten voeren. [Merks, Anton] Op de vraag of het rekencentrum van het van waterschap ooit wegens een grote calamiteit langdurig uit de lucht is geweest, is gedurende de commissievergadering aangegeven dat dit tot heden gelukkig nog niet is voorgekomen. Wel zijn met enige regelmaat het gehele of delen van het rekencentrum buiten gebruik gesteld wegens werkzaamheden, onderhoud en falen van apparatuur. Daarnaast is aangegeven dat de implementatie van grotere geïntegreerde systemen, zoals bijvoorbeeld IRIS maar ook in de toekomst de GAS, waar vele mensen werken op één systeem waarin een aantal bedrijfsfuncties binnen hetzelfde systeem worden aangestuurd, de afhankelijkheid van het waterschap van de beschikbaarheid van een dergelijk systeem vergroot en dat de schade die voortvloeit uit het niet beschikbaar zijn van een dergelijk systeem derhalve ook groter is. Derhalve moet professioneler beheer en een hogere beschikbaarheid worden geïmplementeerd voor dergelijke systemen. Naar aanleiding van de ML heb ik een aantal vragen die waarschijnlijk gezien de omvang van de agenda schriftelijk beantwoordt kunnen worden namelijk : Beleidsveld : 3000 Onder aan de pagina wordt een uitleg gegeven over de afwijking waarbij de extra afschrijvingen als hoofdoorzaak wordt aangemerkt. Echter in de tekst staat tevens vermeld dat er binnen de kapitaallasten een administratieve fout zit van 200.000 euro. Wat wordt hiermee bedoelt ? In marap 3 is de extra afschrijving verwerkt die uit het onderzoek naar de gevolgen van de nieuwe waterschapswet, alsmede het onderzoek naar het in gebruik zijn van de activa op 1-1, naar voren zijn gekomen. Deze extra afschrijvingen vormen afwijkingen ten opzichte van de begroting en zullen derhalve in de marap vernoemd moeten worden. Het gaat hierbij om bodemsanering en kwaliteitsbaggerprojecten die al voor 2008 afgeschreven hadden moeten zijn. (het betreft projecten van de fusiewaterschappen) De administratieve fout is afkomstig mbt revisie stuwen en schuiven waarvoor er in de begroting een onterecht bedrag is opgenomen en in ML hersteld is. Beleidsveld : 4000
27/28
De afwijking bedraagt ruim 1,8 miljoen waarvan 1,0 miljoen veroorzaakt door extra afschrijvingen en 800.000 euro als gevolg van een hogere chemicaliendosering en stijging van grondstofprijzen. Is de hogere chemicaliendosering van tijdelijke aard geweest of is dit structureel een probleem aan het worden ?
[Merks, Anton] In de ambitienota "Zuiveren met ambitie" die het AB heeft vastgesteld in december 2007 wordt in het kader van kringloopsluiting gesproken over fosfaathergebruik. De SNB kan het fosfaat terugwinnen uit het verbrande slib als er niet te veel ijzerzouten in het slib zitten. Daarom is bij de rwzi Bath gestart met het doseren van aluminiumzouten in plaats van ijzerzouten ten behoeve van de fosfaatverwijdering. Hiermee is ook rekening gehouden in het jaarplan en de begroting 2008. Dit is echter wel iets nieuws en nu blijkt dat er niet alleen een prijsnadeel is, maar dat ook de hoeveelheid benodigde chemicalien hoger ligt dan verwacht. De prognoses op dit moment zijn zo dat het huidige verwachte tekort niet verder zullen oplopen. Er is (zoals gebruikelijk met chemicaliendosering) een buffer opgebouwd in de zomer om in de laatste maanden van het jaar gerichter te kunnen sturen naar het gewenste verwijderingsrendement. Kortom, het chemicalientekort is op zich structureel, maar er deze wijze van dosering moet nog wel worden geevalueerd. Wellicht dat de uitgaven voor chemicalien dan dus niet op deze hoogte zullen blijven.
Beleidsveld : 5000
De ontwikkeling over de kosten voor inrichting en onderhoud vaarwegen en havens, baart mij zorgen. Ten opzichte van het jaarplan zijn de kosten 20% hoger a.g.v. veel storingen bij sluiscomplexen, langdurige ziekte van werknemer(s) en gewijzigde schuttijden. Corrigeer mij als ik me vergis : de taak van het onderhoud vaarwegen/havens en de inrichting ligt bij de provincie. De provincie heeft echter deze taak (tegen een vergoeding) gedelegeerd aan het waterschap. Ik veronderstel dat de vergoeding vanuit de provincie kostendekkend is. Echter de bijdrage vanuit de provincie zoals vermeld in de ML bedraagt ruim 1,4 miljoen. Onze nettokosten zijn begroot op ruim 2,4 miljoen. Wat zijn precies de afspraken met de provincie m.b.t. dit beleidsveld ? Dit heeft te maken doordat de kosten voor het beleidsveld 5000 doorbelast worden aan een gedeelte kwantiteit en vaarwegen. De afspraak met de provincie is dat het gedeelte vaarwegen wordt vergoed en kwantiteit is voor rekening van het waterschap. Ik hoop dat u mij nog tijdig van antwoorden kunt voorzien. Alvast bedankt voor de moeite, Met vriendelijke groet,
Eugene Rokx
28/28
Nummer : *08I004158* Barcode : *08I004158*
Mededeling 3a voor het algemeen bestuur van 3 december 2008 Onderwerp: uitwerking besluit AB inzake rekenkamerfunctie
Het AB heeft op 26 juni 2008 na ampele discussie het principebesluit genomen voor het waterschap een rekenkamercommissie met gemengde samenstelling (externe leden en AB-leden) in te stellen en voorts het DB verzocht na te gaan of hier voor aansluiting kan worden gezocht bij buurwaterschappen of andere overheden. Met betrekking tot de stand van zaken van uitvoering tot dit besluit kan het volgende worden gemeld. Er zijn twee sporen in beeld: een eigen rekenkamercommissie of aansluiten bij een reeds bestaande. Beide modaliteiten worden thans onderzocht op zowel juridische, personele, organisatorische als financiële aspecten. Aspecten die onderzocht en uitgewerkt moeten worden zijn onder meer: de bestuurlijk-organisatorische plaats van de rekenkamercommissie, de ondersteuning, de nauwkeurige omschrijving van de bevoegdheden etc. In het geval van aansluiting zoeken bij een al bestaande rekenkamer is een complicerende factor de eis van gemengde samenstelling. Hierover moeten goede afspraken worden gemaakt. Het geheel overziende kan gesteld worden dat de installatie en bemensing van een rekenkamercommissie meer tijd en inzet vergt dan eerst was ingeschat. De streefdatum van 3 december 2008 voor een verordening voor een rekenkamercommissie zal dan ook niet worden gehaald. In ieder geval zullen de rekenkamerfunctie en het principebesluit een plaats krijgen in de komende Notitie bestuurlijk functioneren 2009 –2013. De partijen die na de verkiezingen in het AB zullen komen, kunnen dan ook hun wensen met betrekking tot een rekenkamerfunctie kenbaar maken en vastleggen. Een meer realistische streefdatum voor een rekenkamerfunctie binnen het waterschap (goede organisatorische verankering, goed bemenst en goed geoutilleerd) is dan ook medio 2009.
Nummer : *08I003987* Barcode : 08I003987 Mededeling 3b voor het algemeen bestuur van 3 december 2008 Onderwerp: invulling basisinspanning NBW-Actueel
Inleiding In het recent afgesloten Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel (NBW-A, 25 juni 2008) is op aandrang van de VNG een nieuwe afspraak gemaakt over de invulling van de basisinspanning voor rioleringsstelsels. Deze wijkt af van de afspraak in het vorige Nationaal Bestuursakkoord Water. De nieuwe afspraak luidt: “De basisinspanning geldt onverkort. Gemeenten die de basisinspanning nog niet hebben gerealiseerd zullen uiterlijk in 2008 in beeld brengen hoe ver zij zijn met de uitvoering van de basisinspanning. De basisinspanning is bedoeld als doelvoorschrift hetgeen betekent dat kan worden gekozen voor alternatieve maatregelen. Indien gemeenten kunnen aantonen dat realisatie van de resterende maatregelen voor de basisinspanning niet kosteneffectief is in relatie tot verbetering van het watersysteem (waterkwaliteit en WB21), worden in overleg met het waterschap andere maatregelen getroffen die dezelfde doelstellingen bereiken. Indien het overleg van gemeente en waterschap niet leidt tot overeenstemming uiterlijk in 2008 dan blijft de basisinspanning gelden”.’ Het dagelijks bestuur heeft in een eerste reactie op 19 augustus 2008. beslist om tijdens het OAS-traject de spelregels niet te veranderen en de vigerende definitie van de basisinspanning aan te houden. Hier wordt onverkort aan vastgehouden. Dit nam echter niet de noodzaak weg om na te denken over de invulling van de basisinspanning volgens het NBW-actueel na het OAS-traject. Op 21 oktober 2008 heeft het dagelijks bestuur een strategie en een tijdspad vastgesteld waarin de randvoorwaarden zijn vastgelegd waarop er met de gemeenten invulling aan de basisinspanning conform NBW-A kan worden gegeven. Strategie In het NBW-A is aangegeven dat de gemeenten aan zet zijn om aan te tonen dat de maatregelen van de basisinspanning niet kosteneffectief zijn, en dat daarna in overleg met het waterschap alternatieve maatregelen kunnen worden bepaald in het gehele watersysteem (in tegenstelling tot alleen de waterketen). Waterschap Brabantse Delta zal de afspraak als gemaakt in het NBW-A nakomen. Wel zal vanaf het begin (bepalen kosteneffectiviteit) met de gemeenten samen worden gewerkt. Tijdspad Omdat eerst het OAS-proces wordt afgemaakt, is de deadline van 31 december 2008 voor het proces niet haalbaar. Van groot belang is wel dat er moet worden voorkomen dat de afspraak uit het NBW-A leidt tot een langdurige vertraging bij het uitvoeren van de basisinspanning. Waterschap Brabantse Delta biedt de gemeenten na afloop van de OAS daarom maximaal negen maanden de tijd om in samenspraak met het waterschap tot een alternatieve basisinspanning te komen. Dit houdt in dat de laatste alternatieve basisinspanning september 2010 overeengekomen moet zijn. Lukt dit niet dan wordt er teruggevallen op de maatregelen als bepaald in het OAS-proces. Het waterschap zet tijdens het proces in op het minimaliseren van de maatschappelijke kosten. Communicatie met de gemeenten De volgende communicatieactiviteiten zijn/worden ondernomen richting de gemeenten: x Op 23 oktober 2008 zal een medewerker van de VNG het NBW-A komen toelichten op een kennisdag water voor alle gemeenten van West-Brabant. Dit biedt een uitgelezen mogelijkheid om de communicatie te starten. x Er wordt een brief naar alle gemeenten gestuurd met het nieuwe beleid en de consequenties ervan. In de brief het verzoek om bestuurlijk te antwoorden of er akkoord wordt gegaan met het voorgestelde proces en het nieuwe tijdspad. x Per gemeente zal er daarna een gesprek plaatsvinden om de positie te bepalen.
Consequenties De in het NBW Actueel gekozen aanpak kan duidelijke voordelen voor het waterschap hebben. Ten eerste is de extra kosteneffectiviteit voor alle partijen gewenst. In de tweede plaats biedt het NBW Actueel voor de eerste maal een ambitie voor de afvalwaterketen waarover én gemeenten én waterschappen het bestuurlijk eens zijn geworden. Dat kan het samenwerkingsproces alleen maar ten goede komen Het waterschap stelt als randvoorwaarden een gelijkblijvend milieurendement bij maatschappelijke kosten die lager uitvallen dan bij de OAS. Indien er niet aan die randvoorwaarden wordt voldaan zal er worden teruggevallen op het resultaat van de OAS. Het maximale risico voor het waterschap bedraagt daarom een vertraging van negen maanden bij het uitvoeren van de maatregelen voor de basisinspanning.
-2-
Nummer : *08I003986* Barcode : 08I003986 Mededeling 3c voor het algemeen bestuur van 3 december 2008 Onderwerp: integraal hemelwaterbeleid Inleiding Op 12 juni 2007 heeft het DB opdracht gegeven tot het in hoofdlijnen uitwerken van het vernieuwde hemelwaterbeleid van waterschap Brabantse Delta. Sindsdien is in samenwerking met de gemeenten in West-Brabant een nieuw beleid opgesteld wat conform de huidige landelijke regenwatervisie is en tevens is voorbereid op de aankomende wet- en regelgeving. Het nieuwe integrale hemelwaterbeleid is op 21 oktober 2008 door het dagelijks bestuur vastgesteld. Relatie hemelwaterbeleid met hydraulische randvoorwaarden De grondslag van de kaders voor het integrale hemelwaterbeleid wordt geleverd door de beleidsregel hydraulische randvoorwaarden. Parallel aan het opstellen van het nieuwe integrale hemelwaterbeleid zijn ook de hydraulische randvoorwaarden aangepast. De hydraulische randvoorwaarden zijn in het DB van 19 augustus 2008 in ontwerp vastgesteld ten behoeve van de inspraak. Naar verwachting in maart zal de beleidsregel hydraulische randvoorwaarden ter besluitvorming aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. Er is hierdoor enkele maanden overlap waarin het nieuwe integrale hemelwaterbeleid en de vigerende hydraulische randvoorwaarden overlappen. Aangezien het nieuwe hemelwaterbeleid kan worden toegepast binnen de beleidsvrijheid van de vigerende hydraulische randvoorwaarden worden voor de overgangsperiode geen problemen verwacht. Proces Het hemelwaterbeleid is door een externe partij opgesteld op basis van workshops waarbij zowel enkele gemeenten als de belanghebbenden vanuit het waterschap aanwezig waren. Hierna is het ter commentaar ambtelijk aan alle gemeenten in het beheergebied voorgelegd. De reacties op het proces vanuit onze partners waren zeer positief. Vervolg strategie Hoewel het nieuwe hemelwaterbeleid goed kan dienen als basis, hebben de gemeenten aangegeven dat nog maatwerk nodig is om het te vertalen in (het verplichte) gemeentelijk hemelwaterbeleid in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Een verdere generieke specificering is echter niet mogelijk gezien de verschillen tussen de gemeenten. Bij de uitwerking van de specifieke punten, bijvoorbeeld ten aanzien van lozingen op water met specifieke doelstellingen en op water met een capaciteitsprobleem bij extreme neerslag, zal het waterschap een belangrijke rol spelen, als preventieve toetser (blijft het voorgestelde beleid binnen de voorschriften?) of als kenniscentrum. Betrokkenheid is vanuit waterschapsperspectief zeer gewenst omdat, binnen de randvoorwaarden, de gemeente nog veel keuzen heeft die direct van invloed zijn op waterkwaliteit- of waterkwantiteitsaspecten.
Nummer: *08I004022* Barcode: 08I003853 Mededeling 3d voor het algemeen bestuur van 3 december 2008 Onderwerp: stand van zaken budget buitenlandbeleid
Aanleiding In december 2007 heeft het AB ingestemd met de nota herijking buitenbeleid. Het bestuur stelt hiervoor jaarlijks een bedrag van € 125.000,- beschikbaar op de exploitatiebegroting (product 8110). De € 125.000,is opgebouwd uit € 50.000,- voor projectkosten en € 75.000,- voor inhuur personeel als medewerkers participeren in buitenlandse projecten. Op verzoek van het DB schetst deze notitie de stand van zaken van het budget buitenlandbeleid. Daarnaast bevat deze mededeling twee bijlagen. Op de eerste plaats het ‘Witboek Waterschappen en de Millenium Development Goals, stand van zaken 2008’. Deze map geeft een overzicht van de inzet van waterschappen op de Millenium Development Goals. Ook het project ‘Renovatie afvalwaterzuivering Nkhoma Hospital, Malawi’ is hierin opgenomen. De tweede bijlage is het boek ‘Nederlandse waterschappen en het buitenland 2008. Inventarisatie van internationale activiteiten van waterschappen’. De vorige druk van dit boek is verschenen in november 2006. Deze nieuwe versie laat zien dat het buitenlandbeleid van waterschap Brabantse Delta een flinke stap vooruit heeft gemaakt de afgelopen twee jaar, zowel binnen Europa (Interregprojecten) als buiten Europa. Stand van zaken budget buitenlandbeleid Uitgaven/reserveringen 2008 Lidmaatschap NWP Verkenningsmissie Malawi Afstudeeronderzoek student UNESCO-IHE (Gereserveerde) uitgaven 2008: € 13.055,50 Restant 2008: € 111.944,50 Reserveringen 2009 Lidmaatschap NWP Afstudeeronderzoek student UNESCO-IHE Project riolering en afvalwaterzuivering Yogjakarta (afhankelijk van goedkeuring subsidieaanvraag) Project Malawi (afhankelijk van uitkomsten verkenningsmissie) Gereserveerde uitgaven 2009: € 29.148,50 Gereserveerde uren 2009: 640 uur Resterend: € 95.851,50 Toelichting In 2008 is een start gemaakt met het internationale beleid van waterschap Brabantse Delta. Dit eerste jaar heeft met name in het teken gestaan van verkenning en oriëntatie. Na deze eerste verkenning zijn er twee projectvoorstellen die verder uitgewerkt gaan worden. Dit is enerzijds het project ‘Riolering en afvalwaterzuivering Yogjakarta’ dat samen met DHV is ingediend bij Partners voor Water. Partners voor Water heeft nog geen beslissing genomen over dit subsidieverzoek. Zodra er instemming is, kan het project van start gaan. Daarnaast is er besloten om eind 2008 een verkenningsmissie uit te voeren in het kader van het project ‘Renovatie afvalwatersysteem Nkhoma Hospital in Malawi’. Afhankelijk van de resultaten van de verkenningsmissie wordt er een projectvoorstel aan het bestuur voorgelegd. Tenslotte start er eind 2008 een student van UNESCO-IHE (afkomstig uit Guatemala) met een afstudeeronderzoek bij waterschap Brabantse Delta. De resultaten van het project kunnen naar verwachting worden gebruikt om (beheer)strategieën te ontwikkelen in het kader van onder andere de planstudie Waterberging Volkerak-Zoommeer, invulling te geven aan een nader te ontwikkelen klimaatstrategie voor het waterschap, alsmede inzicht te verschaffen in
de mogelijkheden van een meer dynamisch en anticiperend beheer van de bergboezems tijdens extreme hoogwater situaties. De totale kosten bedragen € 12.204,-. In 2009 zal, naast de start en uitvoering van de bovengenoemde projecten, aan de volgende zaken expliciet aandacht worden besteed: Naast ‘zuiveringsprojecten’ ook zoeken naar ‘watersysteem’ projecten; Voldoende communicatie (intern en extern) over behaalde resultaten; Netwerk onderhouden en vergroten met nieuwe kansrijke partners. Conclusie Waterschap Brabantse Delta levert op diverse internationale terreinen inzet. Deze bijdrage wordt niet alleen gezocht in projectondersteuning in het buitenland, maar ook door bijvoorbeeld de begeleiding van buitenlandse studenten, ontvangst van buitenlandse delegaties en advisering vanuit Nederland. Opgeteld ontstaat er op deze manier een gevarieerd geheel aan buitenland activiteiten. Uit het bovenstaande overzicht komt verder naar voren dat er tot op heden nog geen gebruik gemaakt hoeft te worden van het budget om vervangend personeel in te huren. Activiteiten in het kader van het buitenlandbeleid worden ingepast binnen de bestaande formatie, of worden volledig vergoed vanuit het internationale project (door middel van subsidies). Het totaal budget van € 125.000,- per jaar wordt zodoende nu nog niet uitgegeven. Het naar beneden bijstellen van het budget is momenteel nog niet verstandig, aangezien het jaar 2008 grotendeels in het teken heeft gestaan van oriëntatie en verkenning. Budgetten die aan het einde van het jaar nog op de exploitatiebegroting staan worden niet meegenomen naar het volgende kalenderjaar, maar komen te vervallen.
-2-
Nummer: *08I004098* Barcode: *08I004098* Mededeling 3e voor het algemeen bestuur van 3 december 2008 Onderwerp: zorgen wateroverlast buurtbewoners buurtschap Hazeldonk Per brief van 28 maart 2008 hebben de bewoners van het buurtschap Hazeldonk hun zorgen kenbaar gemaakt met betrekking tot diverse plannen die op dit moment in voorbereiding zijn en de mogelijke wateroverlast als gevolg daarvan. De brief is gericht aan het algemeen – en dagelijks bestuur van het waterschap, alsmede aan de Dienst Landelijk Gebied (DLG). De bewoners, voornamelijk agrariërs die met hun gronden langs en tegen de Hazeldonkse Beek gelegen zijn, ervaren regelmatig wateroverlast. Het betreft veelal gebieden, die van nature gevoelig zijn voor wateroverlast. In de nota “normering regionale wateroverlast 2 (waterbeheerplan)” waarmee het DB in de vergadering van 21 oktober 2008 ingestemd heeft, wordt voorgesteld om onder andere dit beekdal aan te merken als een gebied waar de NBW-normering geen uitgangspunt is. De plannen waar de buurtbewoners aan refereren zijn: het “inrichtingsplan Weerijs-zuid” van de herverkavelingscommissie Weerijs en het inrichtingsplan “Balleman”. Het inrichtingsplan “Weerijs-zuid” –het gaat hierbij om een wettelijk herverkavelingsproject- heeft onder andere betrekking op het bovenstrooms gedeelte van de beek (= Hazeldonkse beek), gelegen westelijk van de A16/HSL. Het inrichtingsplan “Balleman” heeft betrekking op het gelijknamige gebied, omsloten door A16/HSL, A58, Galdersche weg en Belgische grens en omvat onder andere maatregelen voor de Galdersche Beek. Dit is dezelfde beek als de Hazeldonkse Beek; oostelijk van de A16/HSL heet de beek Galdersche Beek. De Galdersche Beek heeft de functie van waternatuur; het aangrenzende beekdal is een natte natuurparel. Langs de Hazeldonksche Beek is de functie EVZ gelegd en ligt een opgave voor waterberging. Het plan “Balleman” wordt momenteel, op verzoek van het Uitvoeringsplatform Ulvenhout-Galder voorbereid door het waterschap (trekkerschap) en DLG. Het plan voorziet naast het herinrichten van de Galdersche Beek ook in het herstel van de natte natuurparel “Ganzenven”. Om de gewenste hydrologische randvoorwaarden te creëren is o.a. een beekbodemverhoging en hermeandering van de Galdersche Beek noodzakelijk. Deze maatregelen kunnen ongewenste effecten bovenstrooms (Hazeldonkse Beek) tot gevolg hebben. Eerder heeft het waterschap –recent nog in een brief van 11 april 2008- de buurtbewoners laten weten, dat de plannen voor de Galdersche Beek niet uitgevoerd worden, vóórdat een oplossing gevonden is voor ongewenste uitstralingseffecten bovenstrooms (=Hazeldonkse Beek). Om een hydrologisch onderbouwd en verantwoord inrichtingsplan te kunnen opstellen, heeft het waterschap een adviesbureau ingeschakeld. In de opdracht aan het adviesbureau zijn de vragen cq zorgen van de buurtbewoners geïntegreerd. Het adviesbureau adviseert om de bodemverhoging niet in een keer uit te voeren maar in 2 fasen. De eerste fase betreft een bodemverhoging met 20 cm en een meander van Galdersche Beek. Deze maatregelen hebben geen effect op het bovenstrooms gebied. Op 24 september heeft het waterschap samen met DLG een informatiebijeenkomst georganiseerd voor de buurtbewoners. De resultaten van het hydrologisch onderzoek zijn toegelicht. Ook is de 1e (ambtelijke) versie van het inrichtingsplan “Balleman” toegelicht, inclusief de gefaseerde wijze van uitvoering. De 1e fase van uitvoering is zodanig (beperkte beekbodemverhoging, hermeandering én het handhaven van de oorspronkelijke genormaliseerde waterloop die bij piekafvoeren weer een afvoerende functie krijgt) dat er géén effecten bovenstrooms verwacht worden. De 2de fase (verder verondiepen van de beek en het mogelijk dempen van de oorspronkelijke, genormaliseerde loop) vindt pas plaats op het moment dat via het herverkavelingsproces “Weerijs” voldoende gronden beschikbaar gekomen zijn langs de Hazeldonkse Beek. Deze gronden zullen ingezet worden voor een combinatie van waterberging en het realiseren van de ecologische verbindingszone langs de Hazeldonkse Beek.
Vanuit de bewonersgroep zijn kritische vragen gesteld, die met name betrekking hadden op de relatie met de wijze van gedifferentieerd onderhoud. Ook is bij een enkeling nog wat twijfel betreffende de capaciteit van de duikers onder de A16/HSL. Daarnaast zijn enkele suggesties gedaan om die mee te nemen bij de verdere planuitwerking. Door het waterschap is benadrukt dat de wateroverlast niet verergert als gevolg van de plannen. Tevens is toegezegd dat nagegaan wordt of via het onderhoud de huidige wateroverlast nog beperkt zou kunnen worden. Ook worden de buurtbewoners nog nader geïnformeerd over een aantal inhoudelijke zaken. Aan het eind van de vergadering werd namens de buurbewoners waardering uitgesproken in de richting van waterschap en DLG voor het initiatief van deze bijeenkomst.
-2-
Nummer : *08I004298* Barcode : *08I004298* Mededeling 3f voor het algemeen bestuur van 3 december 2008 Onderwerp: samenvatting Beleidsvoornemen reorganisatie Structuur steunt processen
Ter kennisname treft u in bijlage aan de samenvatting Beleidsvoornemen reorganisatie Structuur steunt processen. Het beleidsvoornemen is het startdocument voor de nadere uitwerking van de reorganisatie. De samenvatting bestaat uit drie onderdelen, de visie op de reorganisatie, de uitwerking op hoofdlijnen en het vervolgproces. De geplande ingangsdatum van de nieuwe organisatiestructuur is 1 juli 2009.
Samenvatting Beleidsvoornemen ten behoeve van algemeen bestuur op 3 december 2008
Samenvatting
Beleidsvoornemen reorganisatie Structuur steunt processen
Dit document (d.d. 7 november 2008) bevat een samenvatting van het beleidsvoornemen voor de reorganisatie Structuur steunt processen. Dit beleidsvoornemen is voor advies aan de OR voorgelegd. Het beleidsvoornemen is het startdocument voor de nadere uitwerking van de reorganisatie. De samenvatting bestaat uit drie onderdelen, de visie op de reorganisatie, de uitwerking op hoofdlijnen en het vervolgproces. Visie Aanleiding Waterschap Brabantse Delta functioneert nu bijna vijf jaar zonder dat er organisatiebrede veranderingen zijn aangebracht. Op onderdelen zijn er wel aanpassingen geweest, maar de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij de opbouw van de organisatie tijdens de fusie zijn niet gewijzigd. Deze indeling heeft goed gefunctioneerd en heeft er mede voor gezorgd dat de fusie is geslaagd. Zowel in kwaliteit, professionaliteit als geld zijn synergievoordelen behaald. Er komen echter nieuwe ontwikkelingen op ons af zoals de nieuwe Waterschapswet en de nieuwe Waterwet. Daarnaast vinden we dat de interne organisatie nog verder aan kwaliteit, efficiëntie (minder bureaucratie) en duidelijkheid kan winnen om daarmee het bestuur en de externe klanten nog beter te kunnen bedienen. Analyse en ambitie Met het verzelfstandigen van het laboratorium èn het aangekondigde vertrek van het sectorhoofd Watersystemen en waterkeringen hebben we een onderzoek laten uitvoeren naar de organisatie van de taak watersystemen en waterkeringen, en vanwege de interne samenwerking is ook de taak zuiveringsbeheer hierin meegenomen. Dit onderzoek laat zien dat op een aantal punten verbeteringen mogelijk zijn. In combinatie met de externe ontwikkelingen leidt dit tot de volgende conclusies. De ondersteuning aan het bestuur is versnipperd. Door de inefficiënties en onduidelijkheid door de regio-indeling en de verhouding centraal – decentraal, is relatief veel afstemming nodig. Daarnaast is de verdeling van de verantwoordelijkheden over de regio’s onduidelijk. Tot slot wordt gesignaleerd dat er nog teveel bureaucratie is. Dit vraagt om een gecoördineerde aanpak en meer efficiëntie. De huidige structuur (hiërarchie) zorgt dus voor veel coördinatie, verschillen in interpretatie van beleid en uitvoering en versnipperde ondersteuning aan het bestuur. Tegelijkertijd zijn de bedrijfsprocessen, gericht op het leveren van producten en diensten, goed ingebed in de bedrijfsvoering. Door het aanpassen van de structuur, kunnen deze knelpunten worden aangepakt, zodat deze processen nog beter kunnen verlopen. Het MT heeft met deze reorganisatie de ambitie om het waterschap te positioneren voor de taken waarvoor zij de komende tijd gesteld wordt en om de interne organisatie nog verder aan kwaliteit, efficiëntie en duidelijkheid te laten winnen om daarmee het bestuur en de externe klanten nog beter te kunnen bedienen. De organisatie speelt daarmee in op zowel de in- als externe ontwikkelingen. Ordeningsprincipes Om de ambitie en de doelstellingen te kunnen realiseren zijn de ordeningsprincipes aangepast. Het waterschap Brabantse Delta hanteert voor de nieuwe organisatie de volgende ordeningsprincipes: z
De waterschapstaken blijven het eerste ordeningsprincipe voor de hoofdstructuur; dat wil zeggen Watersystemen, Zuiveringsbeheer en Belastingen.
z
De werksoorten en -processen worden het tweede ordeningsprincipe. Hiermee wordt beoogd een integrale, gelijkvormige aanpak door de hele organisatie te versterken. Werk dat binnen de waterschapstaak bij elkaar hoort, wordt ook bij elkaar gepositioneerd.
z
Een geografische indeling voor de uitvoerende taken is het derde ordeningsprincipe. Doelstelling hierbij is de regionale/ lokale uitvoering en de aanspreekbaarheid richting klanten te borgen.
-2-
Samenvatting Beleidsvoornemen ten behoeve van algemeen bestuur op 3 december 2008 Scope De scope van de verandering omvat de huidige sectoren Strategisch Beleid & Onderzoek, Watersystemen en Waterkeringen en Zuiveringsbeheer. Ook de bedrijfsbureaus van deze sectoren in samenhang met de bedrijfsbureaus van beide andere sectoren (Financiën/ ICT en Middelen) en de Concernstaf (v.w.b. planning en control, AO/ IC en KAM). De afdeling ICT valt eveneens onder de scope van de verandering vanwege de relatie met Geo-Informatie. Hoe groot de veranderingen per afdeling zullen zijn, zal nog nader worden bekeken en kan per afdeling verschillen. Cultuur De huidige reorganisatie is met name een wijziging van de structuur, maar heeft verschillende raakvlakken met de cultuur binnen de organisatie. De cultuur van de organisatie is voor een deel bepalend voor het succes van deze reorganisatie. Daarom is in het beleidsvoornemen het speelveld bepaald en aangegeven welke normen nu en straks binnen de organisatie gelden. De reeds lopende trajecten op het terrein van cultuur zullen gewoon doorgaan. Daarnaast zal tijdens de reorganisatie geïnventariseerd worden aan welke punten nog verdere behoefte is en zal worden nagedacht over een organisatiebrede ontwikkeling op cultuurwaarden na de reorganisatie. Rechtspositionele gevolgen De reorganisatie heeft een aantal rechtspositionele gevolgen. Deze zullen geregeld worden in het in ontwikkeling zijnde (generieke) sociaal statuut. In geval van een openstaande vacature zal steeds bekeken worden of invulling nodig is en in welke vorm.
Uitwerking
Hoofdstructuur De nieuwe organisatie kent maximaal vier managementlagen, te weten: de secretarisdirecteur, de sectorhoofden, de afdelingshoofden en teamleiders. In de nieuwe structuur zullen vier sectoren gevormd worden. Drie op basis van de waterschapstaken, watersystemen, zuiveringsbeheer en belastingen, waarbij de laatste ook de ondersteunende taken FEZ en ICT omvat, en één sector met de overige ondersteunende taken. Ook in de nieuwe structuur blijft de matrixorganisatie in stand, waarbij de beleidsveldbeheerder verantwoordelijk is voor het realiseren van een product en de hiërarchische lijn verantwoordelijk is voor inzet van mensen, instrumentarium en kwaliteit. De sectorhoofden vervullen hierbij tevens de rol van beleidsveldbeheerders. Binnen de drie primaire sectoren zijn in principe alle benodigde werksoorten aanwezig om de producten en diensten te kunnen uitvoeren. Dit betekent dat het sectorhoofd integraal verantwoordelijk is voor alles wat binnen de sector cq. het beleidsveld plaatsvindt. Tevens zorgen de sectorhoofden voor een bestuurlijke kwaliteitstoets. De afdelingshoofden en beleidsmedewerkers zijn vakinhoudelijk verantwoordelijk en zijn op hun eigen terrein adviseur aan het bestuur. De verantwoordelijkheden worden daarmee lager in de organisatie belegd. Tevens zijn de afdelingshoofden integraal verantwoordelijk voor hun afdeling, dus inclusief personeel en budget. Hieronder is de hoofdstructuur schematisch weergegeven.
-3-
Samenvatting Beleidsvoornemen ten behoeve van algemeen bestuur op 3 december 2008 Regio’s De huidige sectoren Watersystemen en Waterkeringen en Zuiveringsbeheer kennen beide een regio-indeling. Hoewel deze als tweede ordeningsprincipe vervalt, blijft ook na de reorganisatie een belangrijk deel van het uitvoerende werk in de regio’s plaatsvinden. Het is van belang om hierbij het relatiemanagement tenminste op het huidige niveau te houden. De precieze verdeling tussen centraal en decentraal zal nog nader worden uitgewerkt. Vervolgproces Het MT fungeert als stuurgroep voor de reorganisatie. Daarnaast is er een projectgroep – met een externe projectleider – die de dagelijkse aansturing van het project verzorgt. De komende weken zal in werkgroepen de uitwerking van de verschillende werksoorten in meer detail worden vormgegeven. Op basis daarvan zal een volledig uitgewerkte beschrijving van de organisatie worden opgesteld. Aan de hand daarvan zal een fijnstructuur worden opgesteld die weer als uitgangspunt dient voor het functieboek en formatieplan voor de plaatsing. De OR is onder meer via de projectgroep direct betrokken bij de reorganisatie. Een formele adviesaanvraag is inmiddels aan de OR voorgelegd. De geplande ingangsdatum van de nieuwe organisatiestructuur is 1 juli 2009.
_______________
-4-
Nummer : *08I004552* Barcode : *08I004552* Mededeling 3g voor het algemeen bestuur van 3 december 2008 Onderwerp: Onderzoek belastingsamenwerking Het dagelijks bestuur van Brabantse Delta heeft in mei 2008, samen met de colleges van B&W van de gemeenten Bergen op Zoom, Breda, Etten-Leur, Oosterhout en Roosendaal, besloten tot een extern onderzoek naar de maximale synergievoordelen die te behalen zijn door vergaande samenvoeging van de uitvoering van de belastingprocessen van gemeenten en waterschap. Dit onderzoek is inmiddels afgerond. Het eindrapport ligt voor u bij de concernstaf ter inzage. Het onderzoek toont de haalbaarheid en meerwaarde in termen van continuïteit, kwaliteit en efficiency aan van één gezamenlijke uitvoerende belastingorganisatie voor de zes genoemde deelnemende partijen op basis van een formele gemeenschappelijke regeling. Het werkveld belastingen leent zich in uitvoerende zin uitstekend voor een dergelijke samenwerking, zeker als in ogenschouw wordt genomen dat de belastingbetalers en voor een deel ook de belastingobjecten (gebouwde en ongebouwde eigendommen) dezelfde zijn voor gemeente en waterschap. De realiteitswaarde van een dergelijke samenwerking heeft zich elders in Nederland inmiddels ook bewezen. De voor Brabantse Delta in het onderzoek indicatief berekende financiële voordelen bedragen na de aanloopfase iets meer dan € 1 miljoen per jaar. Als gevolg van te maken transitiekosten bedraagt de indicatieve terugverdientijd voor Brabantse Delta iets minder dan 4 jaar. Op grond van de onderzoeksresultaten heeft de ingestelde Stuurgroep Belastingsamenwerking West-Brabant - bestaande uit de dijkgraaf als voorzitter en de wethouders financiën van de vijf genoemde gemeenten als lid – geadviseerd over te gaan tot nadere uitwerking van het onderzochte model. De daartoe te nemen besluiten van de dagelijkse besturen kunnen worden gezien als een “go or no-go” beslissing. Indien alle zes deelnemende partijen tot een go-beslissing komen, zal het voornemen om te komen tot één gezamenlijke belastingorganisatie worden vastgelegd in een intentieovereenkomst. Aan de besturen is gevraagd deze besluitvorming vóór 15 januari 2009 af te ronden. In de vergadering van 18 november 2008 heeft het dagelijks bestuur van Brabantse Delta een “gobeslissing” genomen. De OR van Brabantse Delta heeft inmiddels ook een eerste positieve reactie afgegeven. In genoemde intentieovereenkomst zullen de voorwaarden worden opgenomen waaronder de gebondenheid van partijen om te komen tot één gezamenlijke belastingorganisatie blijft bestaan. Tevens zal daarin ook worden opgenomen dat nader wordt bezien op welke wijze andere West-Brabantse gemeenten bij de samenwerking kunnen aansluiten. Van de kant van verschillende van deze gemeenten is hiertoe duidelijk belangstelling getoond. Tevens zal in de intentieovereenkomst worden opgenomen dat de samenwerking is gebaseerd op het behoud van beleidsautonomie van de deelnemende partijen (bevoegdheid tot tariefstelling/ verordeningen etc. blijven bij de afzonderlijke organisaties) en behoud van de herkenbaarheid van de betreffende organisaties in de aanslagoplegging. In de intentieovereenkomst wordt als na te streven tijdstip voor de start van de gezamenlijke belastingorganisatie medio 2010 en uiterlijk 1 januari 2011 aangehouden. Door ondertekening van de intentieovereenkomst is het streven naar genoemde belastingsamenwerking niet meer vrijblijvend. Dit moment zal ook worden benut om de publiciteit te zoeken. In het vervolgproces zullen daarna nog diverse concrete uitwerkingen en keuzes gemaakt moeten worden, waarbij ook uw algemeen bestuur uitdrukkelijk zal worden betrokken.
Nummer : *08I004480* Barcode : *08I004480* Mededeling 3h voor het algemeen bestuur van 3 december 2008 Onderwerp: evaluatie regiocommissies Inleiding Bij de oprichting van waterschap Brabantse Delta in 2004 is in het oprichtingsreglement bepaald de instelling van regionale commissies (hierna te noemen regiocommissies). De reden dat de provincie deze bepaling regiocommissies opnam, was gelegen in de wens van de inliggende kwaniteitswaterschappen om de regionale binding niet verloren te laten gaan. Bij de andere Brabantse waterschappen ontbrak overigens een dergelijke bepaling. Aan de regiocommissies (in te stellen door het algemeen bestuur) werden adviesbevoegdheden toegekend met betrekking tot tenminste de volgende taakonderdelen: x de planvorming integraal waterbeheer en de uitvoering van het waterbeheersplan voor wat betreft onderdelen die betrekking hebben op de betreffende regio; x de voorbereiding en handhaving van peilbesluiten; x voorstellen van het dagelijks bestuur over keuren en eventuele andere op het watersysteembeheer betrekking hebbende regelgeving en beleid; x aanleg, verbetering en onderhoud van watersystemen waaronder de aanleg van ecologische verbindingszones; x nieuwbouw en verbetering van gemalen en kunstwerken ten behoeve van de waterbeheersing. Nadrukkelijk werd bepaald dat de taak van een regiocommissie bestond uit het adviseren van het dagelijks en algemeen bestuur over onderwerpen die in de regio van belang zijn voor het waterbeheer en het uitdragen van het centraal vastgestelde beleid. Voor wat betreft de samenstelling bepaalde het reglement dat - voor zover het de benoeming betrof van leden van het algemeen bestuur -, zorg werd gedragen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in het algemeen bestuur vertegenwoordigde belangencategorieën. Als gevolg van de Wet Modernisering Waterschapbestel is in 2008 voor het waterschap een nieuw reglement gaan gelden. In dit reglement is de bepaling inzake regiocommissies door de provincie geschrapt. Met het aantreden van een op nieuwe leest geschoeid algemeen bestuur doet zich de vraag voor of de regiocommissies gehandhaafd moeten worden. Deze evaluatie dient als onderdeel om tot een evenwichtige besluitvorming hierover te komen. Notitie bestuurlijk functioneren 2005 en Evaluatie In de Notitie bestuurlijk functioneren 2005 werd de bepaling uit het reglement inzake de regiocommissies verder uitgewerkt in basisgedachten (hieronder telkens aangehaald). In deze evaluatie zullen deze basisgedachten (die het algemeen bestuur via genoemde notitie heeft vastgelegd) worden geëvalueerd. Voor het opstellen van deze evaluatie is verder gebruik gemaakt van de regiocommissieverslagen, AB-notulen, presentielijsten, puntenlijstje DB heisessie voorjaar 2008 en de tussentijdse evaluatie 2005. Taak en rol van de regiocommissies De taak van deze commissies bestaat uit het overbrengen van de onderwerpen die in de regio van belang zijn aan het dagelijks bestuur en algemeen bestuur en vice versa. De rol van de regiocommissies is die van klankbordgroep, thermometer én spreekbuis van het waterschap te zijn in de regio. (De onderwerpen waarover ten minste advies – gevraagd en ongevraagd - kan worden uitgebracht door de regiocommissies staan omschreven in het reglement en het organisatierapport). Het gaat om een symbiose van kennis van waterbeheer en bestuur aan de ene kant en kennis van het gebied en wat er in de regio leeft (de samenleving) aan de andere kant.
Evaluatie In zijn algemeenheid hebben de regiocommissies vrijwel alleen geadviseerd over die onderwerpen waarover advies is gevraagd. Ongevraagd advies is slechts sporadisch voorgekomen. Adviezen werden in alle gevallen uitgebracht aan het dagelijks bestuur en ter kennis gebracht aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur heeft nimmer direct aan een regiocommissie gevraagd om advies uit te brengen. Voor andere beleidstrajecten (zoals bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water) zijn de regiocommissies niet ingeschakeld als klankbordgroep. Hiervoor werden eigen gremia in het leven geroepen. Van het naar voren brengen van onderwerpen die in één van de specifieke drie regio’s belang van belang zijn, kan niet echt worden gesproken. Het overgrote beeld is dat van een eenrichtingsverkeer van organisatie naar regiocommissie. Het moment van inschakelen van de regiocommissies is voor de organisatie altijd een lastige geweest. Inschakelen wordt ervaren als het rekken van de periode van besluitvorming. Na discussies worden de regiocommissies nu uit een oogpunt van snelheid en efficiency om advies gevraagd na behandeling van het voorstel in het MT en vóór behandeling van het voorstel in het dagelijks bestuur. Dit brengt met zich mee dat aan de regiocommissies voorstellen worden voorgelegd die nog niet door het dagelijks bestuur worden gedragen. Samenstelling regiocommissies Naast 4 AB-leden bestaat iedere regiocommissie nog uit 8 externe leden als volgt zijn geselecteerd: 1. Kamer van Koophandel, Vereniging voor Vreemdelingenverkeer, St. Brabants Bureau voor Toerisme (1 persoon per regio); 2. ZLTO, Agrarisch Jongeren Kontakt, Bond voor Plattelandsvrouwen (drie personen per regio); 3. Brabants Landschap, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Federatie van particuliere terreinbeheerders (1 persoon per regio); 4. woningbouwcorporaties en/of verenigingen (1 persoon per regio); 5. St. Beheer Natuur en Landelijk gebied en Brabantse Milieufederatie (1 persoon per regio); 6. watersportverenigingen, hengelsportverenigingen, ANWB (1 persoon per regio). De basisgedachte was dat de regiocommissies geen afspiegeling hoeven te zijn van het algemeen bestuur. Het ligt in de rede dat de toevoeging van ‘externe deskundigheid’ aan de regiocommissies primair vanuit deze invalshoek wordt ingevuld. Externe leden zouden bij voorkeur moeten bestaan uit ervaringsdeskundigen uit de betreffende regio, zodat er voeling bestaat met wat er in het gebied leeft. Zo zijn ze in 2004 ook geselecteerd. Via vertegenwoordiging vanuit belangrijke (overkoepelende) belangenorganisaties en maatschappelijke organisaties, die representatief zijn voor de desbetreffende regio, en inwoners uit het gebied zelf wordt de herkenbaarheid, aanspreekbaarheid en de legitimiteit bevorderd. Met deze samenstelling werd beoogd alle belangen in de regio (zowel vanuit het landelijk als het stedelijk gebied) in voldoende mate vertegenwoordigd en gewaarborgd te zijn. Evaluatie Hoewel handig voor het waterschap was clustering van organisaties binnen een zeker thema voor de betrokken organisaties zelf onhandig. Immers organisaties die niets met elkaar te maken hebben, moesten nu samen iemand afvaardigen. Of men daadwerkelijk samen hierover overleg heeft gevoerd, onttrekt zich aan de waarnemingen. Aan de waarborging van het vertegenwoordigd zijn van alle regiobelangen kan dan ook worden getwijfeld. Enkele externe leden hebben getwijfeld of zij wel een functie en rol hadden. Externe leden van grondgebonden organisaties hebben duidelijk meer affiniteit met en kennis van het waterschapswerk dan bijvoorbeeld het externe lid van een woningbouwvereniging. Dit blijkt ook uit de frequentie van aanwezigheid. De combinatie AB-leden met externe leden is geen optimale combinatie gebleken. AB-leden zijn gemiddeld meer aan het woord dan de andere leden en de externe leden zijn meer in een ‘ontvangende’ dan in een ‘zendende’ regiorol. Bijeenkomsten regiocommissies De bijeenkomsten van de regiocommissie vinden in de regio plaats. Gezien de taakstelling van de regiocommissies werd uitgegaan van een vergaderfrequentie van ongeveer zes maal per jaar. Door de regiocommissies kunnen per regio informatieavonden worden georganiseerd. Daarbij kunnen bijvoorbeeld zowel de vastgestelde begroting worden gepresenteerd als de beleidsvoornemens of projecten voor de betreffende regio. Daarmee wordt de band met gebied (de lijn van bestuur naar ingeland) zo kort mogelijk gehouden. Voeling houden met het gebied en een grotere betrokkenheid van de leden van het algemeen bestuur bij het gebied en hun achterbannen in de verschillende regio’s zijn aspecten die er door worden versterkt. Evaluatie De vergaderfrequentie is in 2008 teruggelopen tot 4 maal per jaar. Informatie-avonden zijn door de regiocommissies nimmer georganiseerd. Evenmin zijn de regiocommissies op andere wijzen naar buiten getreden. Door dagelijks en algemeen bestuur is nimmer van de mogelijkheid gebruik gemaakt om de regiocommissies aldus ook in te schakelen.
-2-
Rol van de voorzitter en de regiomanager De voorzitter van de regiocommissie (zijnde een DB-lid) speelt een belangrijke rol in de regiocommissie. Op de eerste plaats leidt hij natuurlijk de vergaderingen van zijn regiocommissie. Samen met de regiomanager, die als secretaris fungeert voor de regiocommissie, bepaalt hij de agenda en de vergaderfrequentie van de regiocommissie, en zal hij zorg dragen voor gedegen advisering. De voorzitter van de regiocommissie heeft hier een duidelijke rol in. Hij kan dus zorgen voor de kwaliteit van de vergaderingen en de adviezen en opereert zodanig (actief, initiërend en enthousiasmerend) dat de regiocommissie in zijn taak en functie tot ontwikkeling komt. Op de tweede plaats vertegenwoordigt hij het dagelijks bestuur in de regiocommissie. In deze hoedanigheid draagt hij het centraal vastgestelde beleid uit. Voorzitter en regiomanager maken samen de agenda voor de vergaderingen. Daarbij heeft de voorzitter het laatste woord. De regiomanager van de desbetreffende regio is secretaris van de regiocommissie, maar zoals al eerder hierboven vermeld maakt hij geen deel uit van de regiocommissie. In zijn functie van secretaris verzorgt hij de agenda, de verslaglegging, de uitnodigingen, bekendmaken van de vergaderingen en het redigeren van de adviezen etc. Voor een goed functioneren van een regiocommissie is hij dus een onmisbare spil. Voor de ambtelijke dienst is hij ook het aanspreekpunt voor de regiocommissie. Evaluatie De rol van voorzitter en de regiomanager is inderdaad cruciaal gebleken voor het functioneren van de regiocommissies. Opgemerkt wordt dat de kwaliteit van de verslagen wisselend is. Hoe agendavorming is verlopen, onttrekt zich aan de waarneming. Voorzitter en regiomanager hebben hier ook een grote rol in gespeeld en de vrije hand in gekregen. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk alles wat des regiocommissies is, ook daadwerkelijk op tijd aan de regiocommissie is voorgelegd. Uit de verslagen blijkt ook dat (de rondvraag van) de vergaderingen regelmatig wordt gebruikt om melding te doen van problemen uit de eigen buurt (niet gemaaide sloten, te hoge waterpeilen etc). Het samenspel tussen regiocommissievoorzitter en regiomanager lijkt een tendens in zich te hebben tot regionalisatie. Een tendens die enigszins op gespannen voet staat met het uitstralen van de één waterschapgedachte. Spelregels voor advisering Met name zal aandacht moeten worden besteed aan spelregels voor advisering. Deze spelregels zullen de effectiviteit en doelmatigheid van de regiocommissies vergroten en zodoende een bijdrage leveren aan de creativiteit en het werkplezier van de regiocommissie. Voor 2005 zullen deze spelregels dan ook geheel operationeel moeten zijn. In ieder geval zullen de verslagen van de regiocommissies standaard ter kennisneming van het algemeen bestuur worden gebracht. Evaluatie Spelregels voor advisering zijn in de praktijk ontstaan. De regiocommissies zijn in dit op zicht geheel vrijgelaten. Adviezen worden over het algemeen uitgebracht via de reguliere commissieverslagen; in een sporadisch geval is dit gebeurd via een aparte brief. Alle verslagen en adviezen zijn steeds ter kennis gebracht van het algemeen bestuur. Adviezen van de regiocommissies worden in de DB-voorstellen meegenomen (of beargumenteerd gewijzigd in het definitieve voorstel). Uit de AB-notulen blijkt dat het algemeen bestuur de adviezen niet heeft gebruikt om tot afwijkende besluitvorming te komen ten opzichte van het DB-voorstel. Bij inrichtingsplannen heeft het dagelijks bestuur er specifiek voor gekozen dat het advies van de regiocommissie een plaats krijgt in de begeleidende AB-nota èn dat tevens in de begeleidende nota wordt aangegeven wat met het advies in dit kader wordt gedaan. Dit heeft goed gewerkt. Adviezen van regiocommissies hebben hoogstens op een ondergeschikt punt tot aanpassing van een inrichtingsplan geleid. Ook hier wordt opgemerkt dat bij discussies over inrichtingsplannen in het algemeen bestuur zelden of nooit wordt gerefereerd aan het advies van de regiocommissie om tot afwijkende besluitvorming te komen ten opzichte van het DB-voorstel.
-3-
Evaluatie onder de regiocommissieleden Op 6 november 2008 is onder de leden van de regiocommissies een evaluatieformulier verspreid. Er zijn 17 formulieren retour ontvangen (de regiocommissies tellen in totaal 39 leden inclusief de voorzitters). Hieronder vindt u de scores op de gestelde vragen.
1. Taak van de regiocommissie De taak van deze commissies bestaat uit het overbrengen van de onderwerpen die in de regio van belang zijn aan het dagelijks bestuur en algemeen bestuur. Vraag: In hoeverre heeft naar uw mening het bestuur van het waterschap in de afgelopen vier jaren bij alle regionale wateronderwerpen de regiocommissie in voldoende mate om advies gevraagd? Onvoldoende: 2 Voldoende 9 Goed: 6.
2. Taak van de regiocommissie Een deel van de taak is ook het overbrengen van regionale onderwerpen naar het bestuur van het waterschap. Vraag: In hoeverre is deze taak van de regiocommissie naar uw mening in de afgelopen vier jaren ook tot uiting gekomen? Onvoldoende: 2 Voldoende: 9 Goed: 5
3. Rol van de regiocommissie De rol van de regiocommissies is die van klankbordgroep, thermometer én spreekbuis van het waterschap te zijn in de regio. Vraag: In hoeverre is deze rol van de regiocommissie in de afgelopen vier jaren naar uw mening tot uiting gekomen? Onvoldoende: 3 Voldoende: 13 Goed: 1
4. Rol van de regiocommissieleden / terugkoppeling Basisgedachte was AB-regiocommissieleden zouden terugkoppelen naar hun fracties wat er speelt in de regiocommissie en dat externe regiocommissieleden naar hun achterban respectievelijk maatschappelijke organisatie zouden terugmelden. Vraag: In hoeverre vindt u dat deze terugkoppeling de afgelopen vier jaren is geslaagd? Onvoldoende: 3 Voldoende: 8 Goed: 5
5. Rol van de regiocommissie / signalen inbrengen Een belangrijke rol voor de regiocommissieleden is ook het inbrengen van geluiden/signalen uit hun achterban of maatschappelijke organisatie naar de regiocommissie en het waterschap. Vraag: In hoeverre vindt u dat het inbrengen van signalen naar de regiocommissie en het waterschap de afgelopen vier jaren is geslaagd? Onvoldoende: 2 Voldoende: 8 Goed: 5
6. Functie van de regiocommissie Functie van de regiocommissie is adviesorgaan voor het dagelijks en het algemeen bestuur van het waterschap en adviezen uit te brengen over regionale wateronderwerpen. Vraag: In hoeverre heeft naar uw mening het bestuur van het waterschap ook geluisterd naar de uitgebrachte adviezen van de regiocommissie? Onvoldoende: 3 Voldoende: 10 Goed: 3.
-4-
7. De regiocommissie geeft gestalte aan de regionale binding De regiocommissie is bedoeld om de binding van waterschap aan de regio gestalte te geven. Vraag: Vindt u de regiocommissie het geschikte medium om de regionale binding tot uiting te laten komen? Ja: 12. En dan stel ik de volgende verbeteringen aan de regiocommissie voor: Worden niet echt voorgesteld met 1 uitzondering van een lid die vraagt de stukken per e-mail beschikbaar te stellen. Nee: 3 En dan stel ik het volgende alternatief voor de regiocommissie voor: a. Bijeenkomsten per project en in ieder geval zonder AB-leden. b. Periodieke regiobijeenkomsten, mix van voorlichtingsbijeenkomst en inbreng regio, rechstreekse werking. c. Klankbordgroepen en structureel in het nieuws komen. Eén formulier vermeldt ja en nee met als toelichting dat het waterschap zelf voorlichtingsbijeenkomsten moet organiseren. Algehele beeld: Op taak, rol en functie scoort de regiocommissie voldoende. Drie formulieren van de 14 stellen afschaffing van de regiocommissies voor. Verdere procedure Het DB zal deze evaluatie doorgeleiden naar de nieuwe bestuursleden om deze bij hun overwegingen te betrekken bij voor de bestuursperiode 2009-2012. Het DB doet hierbij de aanbeveling dat een vorm van regionale binding van belang wordt geacht: een vorm waarbij signalen en geluiden heen en weer naar en van bestuur en organisatie kunnen gaan en een manier van advisering kunnen inhouden. Er zijn vele vormen en regiocommissies is daar één van.
-5-
Agendapunt 4a
Agendapunt 5a
BESPREKINGSVERSLAG Nummer
:
08I003975
Betreft
:
overleg regiocommissie midden
Datum
:
30 september 2008
Plaats
:
Kantoor Ulvenhout
Aanwezig
:
Afwezig
:
de dames M.L.P.L. Knipscheer, S. Schokker, de heren J.C.M. de Beer, D.H. van Bruggen, J.G. Coppens, T. Hendrikx, P.N.M. Hendrickx, C.A.J. Jochems, M.A.J. van Koulil Mevrouw J.H.C. Dielissen, de heren E.C. Baartmans, H.H. Reininga en H. Schep
Opgesteld door :
Mieke Peeters
Kopie aan
Aanwezigen, mevrouw J.L.C.M. Genet-Flipsen, de heren J.P. van Hal, A.P. Lambregts, E. Pompe, J.S.A.S. Rombouts, RAB
1.
:
Opening en Mededelingen De voorzitter, de heer Coppens, vervangt mevrouw Dielissen, opent om 13:10 deze regiocommissie en heet de aanwezigen van harte welkom. Een bericht van verhindering is binnengekomen van mevrouw Dielissen en de heren Baartmans, Schep, Pijs, Hendriks, Jochems en Tilborghs. De heer Jochems is herstellende van een operatie. De excursie naar de Bavelsche Leij van vanmiddag wordt uitgesteld in verband met de slechte weersomstandigheden. x
Stavaza LOP-stuwen: De LOP-stuwen zijn meer dan vijf jaar in gebruik en momenteel wordt de balans opgemaakt. Met een aantal ZLTO afdelingen is gesproken over de ervaringen. Dit moet leiden tot een plan van aanpak van de evaluatie en verbetering van de LOP-stuwen, zodat deze uiteindelijk duurzaam kunnen worden geïmplementeerd. Een belangrijk aandachtspunt is de communicatie tussen waterschap en agrariërs. Hun ervaringen worden ook in het plan van aanpak meegenomen. De heer Van Koulil vraagt of in de bestaande locaties kan worden geschoven. De heer De Beer zegt dat het verplaatsen van de stuwen nog heel goed mogelijk is. Ook zal verspreid over het gebied een aantal voorbeeldstuwen van een knijpconstructie worden voorzien om ervaring op te doen.
x
Overeenkomst grensvormende waterlopen: Aan de zuidzijde van het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta bevinden zich verschillende grensvormende waterlopen. Teneinde het onderhoud aan deze waterlopen efficiënt uit te voeren bestaan er werkafspraken tussen de Vlaamse en Nederlandse waterbeheerders. 29 Augustus jl. is deze samenwerkingsovereenkomst ondertekend in Breda.
x
Wijziging besluit ontvangstplicht vanwege nieuw onderhoudsregime: Met dit besluit verandert er niets voor regio midden; het wordt nu alleen geformaliseerd. De heer Van Koulil spreekt nogmaals zijn zorg uit over de toenemende weerstand tegen de ontvangstplicht voor wat betreft kruiden, distels en in het bijzonder JKK. De voorzitter zegt dat de zorg terecht is maar dat vooralsnog er geen reden is het beleid te wijzigen. In geval van veel overlast van deze kruiden op eigen terreinen en terreinen van het waterschap kan lokaal bestreden worden. Hiervoor is een “piep”-systeem bij het waterschap in werking.
x
Stand van zaken project Stimuleringskader Groen-Blauwe Diensten De Baronie: Op dit moment bevindt het project zich in de planfase. De komende periode zal het maatregelenpakket vertaald moeten worden naar concrete afspraken over de financiering. Eerder is voor het revitaliseringsgebied Brabantse Delta een soortgelijke regeling afgesloten. Mevrouw Schokker vraagt of deze ervaringen in het project worden meegenomen. De heer De Beer zegt dat deze in lijn met elkaar lopen, en vraagt na de ervaringen in het revalitseringsgebied Brabantse Delta, zodat deze in dit verhaal kunnen worden meegenomen. Uit de notitie blijkt dat het waterschap niet bereid is financiële middelen hiervoor ter beschikking te stellen. De heer De Beer bevestigt dit; het project sluit volledig aan op de doelenrealisatie van het waterschap. Mevrouw Schokker is benieuwd of er veel belangstelling is voor deze regeling. De heer Van Koulil noemt hierbij als voorbeeld het pilot-project in Etten-Leur. Dit werd destijds goed ontvangen. Naar aanleiding van een de vraag van de heer Van Koulil zegt de heer De Beer dat de inzet van het waterschap is om de ecologische verbindingszones in eigendom te verkrijgen.
x
Wettelijke definitie natuurlijk water (vennen): Op verzoek van de regiocommissie hierbij een verduidelijking over de taak van het waterschap bij vennen met de functie waternatuur. Na afloop van de vergadering kunnen de kaarten met daarop de locatie van de vennen (wielen en meanders) met de functie waternatuur worden ingelezen. De heer Hendrickx is van mening dat indien oude vennen, die vroeger gedempt zijn, in het kader van het project hersteld gaan worden, dit voor rekening moet zijn voor de grondeigenaar. Dit was de reden dat hij de kaarten graag in wilde zien..
x
2.
Er is een uitnodiging gezonden aan de leden van de regiocommissies ter bespreking van het waterbeheerplan (gezamenlijke bijeenkomst) op 6 november a.s. De heer V. van den Berg van de afdeling Beleid zal een toelichting geven.
Verslag en actiepuntenlijst De voorzitter stelt het verslag zowel tekstueel als inhoudelijk aan de orde. Pag 3., agendapunt 5: Concept wijziging legger oppervlaktewatersysteem “Overgangsgebied Zandklei”: x Mevrouw Schokker informeert naar de stand van zaken inzake de gerechtelijke uitspraak in de zaak VLIP (Prinsenbeek). Het voorstel is doorgeschoven, en wordt bij de mededelingen behandeld in het dagelijks bestuur van 1 oktober a.s. Pag. 4. agendapunt 12: x Evaluatie van de LOP-stuwen moet zijn het LandschapsOntwikelingsPlan. x De duiker bevindt zich niet in de Sprundelseweg maar in de St. Janstraat; de problemen zijn inmiddels opgelost. Actiepuntenlijst: x De effecten voor de hengelsport voor wat betreft de kavelruil Weerijs Nood zijn nog niet bekend. Belangrijk is dat beide partijen elkaar goed op de hoogte houden. Ook bij de projectleider is het bekend hier alert op te zijn. x
Volgende week vindt een informatiebijeenkomst Kavelruil Weerijs Noord plaats, georganiseerd door DLG. Wethouder Oomen van de gemeente Breda zal hierbij aanwezig zijn.
x
Muskus- en beverrattenbestrijding: Het voornemen was dat de muskusrattenbestrijders per 1 januari 2009 zouden worden overgedragen van de provincie aan de waterschappen. Tijdens de uitwerking is gebleken dat er zodanige juridische en financiële implicaties aan kleven dat 1 januari 2009 niet meer haalbaar is. Men streeft nu naar de overdracht per 1 juli 2009. De discussie wel of niet bestrijden van muskus- en beverratten is nu niet aan de orde.
Het verslag wordt met dank aan de notuliste vastgesteld. 3.
Herzien beleidsregel hoogtecriteria voor waterkeringen De regiocommissie wordt geïnformeerd over de te herziene beleidsregel hoogtecriteria voor waterkeringen.
-2-
4.
Herzien beleidsregel hydraulische randvoorwaarden De regiocommissie wordt geïnformeerd over het opstarten van de procedure tot het herzien van de beleidsregel hydraulische randvoorwaarden. Voor waterhuishoudkundige voorzieningen, voor zowel particulieren als bedrijven, wordt het waterschap via de gemeente gevraagd een watertoets uit te voeren. Mevrouw Schokker merkt op dat er een landelijke evaluatie is geweest ten aanzien van de watertoets. Uit deze evaluatie is naar voren gekomen dat in geval van retentie ook naar alternatieven moeten worden gekeken. De heer De Beer zegt dat hier alle aandacht voor is binnen de organisatie. Ook de communicatie tussen de gemeenten en het waterschap is goed.
5.
Voortgangsrapportage Knelpunten wateroverlast De regiocommissie wordt geïnformeerd over de voortgang van het project knelpunten wateroverlast. Hierin is ook opgenomen de duiker in de St. janstraat. Voor acties/oplossingen is een onderscheid in twee fasen; dit heeft te maken met de termijnen waarin de knelpunten worden uitgevoerd.
6.
Rapport Deltacommissie De regiocommissie wordt geïnformeerd over het rapport van de Deltacommissie dat gaat over bescherming van Nederland tegen de gevolgen van klimaatverandering. Het volledige rapport zal aan de externe leden worden toegezonden met een kopie van de brief aan de staatssecretaris (met de uitkomsten uit het overleg van 16 september).
7.
Voorstellen: De regiocommissie wordt geïnformeerd over de volgende voorstellen: x Actualisatie peilbesluiten: In totaal worden zes peilbesluiten genomen. Het gaat hier om marginale veranderingen. x Stedelijke Water Opgave 2008-2009: Om wateroverlast te voorkomen voor het traject Zundert wordt de afvoercapaciteit verhoogd. Mevrouw Schokker is van mening dat naar de oorzaak van de wateroverlast moet worden onderzocht. De heer De Beer zegt dat het hier een stukje hemelwaterafvoer betreft in combinatie met de waterbergingslocaties. x Baggeren De Weelen te Stampersgat: De heer Hendrickx vraagt zich af wat het criterium is een agendapunt ter kennisgeving of ter advisering te agenderen. De heer De Beer kijkt dit na.
8.
Berichten uit regio Midden voor Brabantse Delta De heer Van Bruggen deelt mee dat voor wat betreft het project Vierde Bergboezem het waterschap in gesprek is met de gemeente Breda. Met de nieuwe plannen zijn veel visstoepen niet meer bereikbaar (weg afgesloten). De heer Van Koulil vraagt hoe de reacties waren naar aanleiding van de eerste bijeenkomst over de Turfvaart-Bijloop. De heer Hendrickx zegt dat de stemming over het algemeen niet positief was. Donderdag 2 oktober a.s. vindt een tweede bijeenkomst plaats.
9.
Nieuwsbrieven Bij de stukken is de nieuwsbrief “aanleg waterbergingsgebieden” gevoegd.
10.
Rondvraag De afspraak wordt gemaakt dat binnenkort middels een schriftelijke stemmingsronde het “Inrichtingsplan Mastbos” ter advisering aan de regiocommissie zal worden voorgelegd.
11.
Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun komst en sluit de vergadering om 14:50 uur.
-3-
Actiepuntenlijst Actiepuntenlijst Regiocommissie Midden x Ervaringen Groen-Blauwe Diensten in Revitaliseringsgebied Brabantse Delta
Actie door: JdB
Tijdstip beantwoording Tussentijds
x Toezenden rapport Deltacommissie en brief aan staatssecretaris
MP
Tussentijds
x Criterium agenderen (ter informatie/ter advisering)
JdB
Volgend overleg
-4-
Agendapunt 5b
BESPREKINGSVERSLAG Nummer
:
08I003985
Betreft
:
overleg regiocommissie Oost
Datum
:
29 september 2008
Plaats
:
Kantoor ‘s Gravenmoer
Aanwezig
:
Mevrouw S. Dresen, de heren J. van der Aa (voorzitter), J. Rombouts (secretaris), B. Dankers, G. de Jong, A. Jongevos, P. de Leeuw, H. van der Linden, R. Mutsaerts, C. Segers, C. Weterings
Afwezig
:
De heer C. Schoneville, en A. Theuns
Opgesteld door :
Mieke Peeters
Kopie aan
Aanwezigen, de heren J. de Beer, J. van Hal, R. Lambregts, E. Pompe, J. Rombouts, H. Eland
1.
Opening en Mededelingen De voorzitter, de heer Van der Aa opent om 13:30 deze regiocommissie en heet de aanwezigen van harte welkom. Er zijn geen berichten van verhindering binnengekomen. De heer Mutsaerts zal voortijdig de vergadering verlaten. x
x
x
x
2.
:
Wettelijke definitie natuurlijk water (vennen): De notitie betreft een verduidelijking van de taak van het waterschap bij vennen met de functie waternatuur. De heer Segers merkt op dat de OBN-regeling (Overlevingsplan Bos en Natuur) is komen te vervallen. En geeft aan een beroep te doen op ILG. Er is een uitnodiging gezonden aan de leden van de regiocommissies ter bespreking van het waterbeheerplan (gezamenlijke bijeenkomst) op 6 november a.s. De heer V. van den Berg van de afdeling Beleid zal een toelichting geven. De stukken worden tijdig toegezonden. Gepland staat dat volgend jaar een herschikking van de uitvoerende taken in de sectoren W&W en Zuiveringsbeheer plaatsvindt. De medewerkers zijn reeds geïnformeerd. Het doel van deze reorganisatie is efficiënter te functioneren. Mevrouw M. Cox zal een toelichting geven op de agendapunten 5. en 8. Deze onderwerpen worden behandeld voor punt 2. De beleidsregels hoogtecriteria voor waterkeringen en hydraulische randvoorwaarden liggen op het moment ter inzage op het regiokantoor. Deze bijlagen worden ter vergadering uitgereikt.
Rapport Deltacommissie De regiocommissie wordt geïnformeerd over het rapport van de Deltacommissie dat gaat over bescherming van Nederland tegen de gevolgen van klimaatverandering. Het rapport van de Deltacommissie staat a.s. woensdag op de agenda van het algemeen bestuur. Het voorstel is om bij de behandeling van het stuk via de Unie van Waterschappen aandacht te vragen voor die specifieke thema’s die in ons gebied aan de orde zijn. x De heer Jongevos informeert waar de BLKV. Dit Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak is ingesteld om het Volkerak-Zoommeer te verlossen van blauwalg en komt deze week bij elkaar om een advies uit te brengen aan de staatssecretaris. De BLKV dreigt te worden ingehaald door de commissie Veerman. x De heer Dankers zegt dat ten aanzien van het Volkerak-Zoommeer een belangrijke voorwaarde voor het waterschap de bekostiging van de zoetwateraanvoer moet zijn. Dit geldt ook voor agendapunt 6.
x
De heer Van der Linden vraagt aandacht voor de dijkversterking. Het is in de toekomst toegestaan dijken iets te verhogen, terwijl dit tien jaar geleden door de overheid werd afgewezen. De heer Weterings is van mening dat het algemeen belang hierbij voorop staat en niet het waterschapsbelang. Tevens merkt hij op dat er momenteel zoveel projecten lopen, maar er nog zoveel open einden zijn.
Advies: De commissie is van mening dat het waterschap zich best hard mag opstellen in de discussie over de lastenverdeling. In het rapport worden maatregelen voorgesteld die een algemeen belang dienen. De kosten voor deze maatregelen en de consequenties daarvan moeten door het rijk worden betaald en mogen niet op regionale overheden worden afgewenteld. 3.
Besluit ontvangstplicht vanwege nieuw onderhoudsregime x De heer Weterings vindt het een goed initiatief. x Voor het afvoeren van maaisel geldt de regel dat indien het maaisel bij een agrariër op het land ligt, het toegestaan is dit op eigen grond te verwerken binnen een straal van een kilometer.
4.
Herzien beleidsregel hoogtecriteria voor waterkeringen De regiocommissie wordt geïnformeerd over de te herziene beleidsregel hoogtecriteria voor waterkeringen. Voor technische vragen kan contact opgenomen worden met de secretaris.
5.
Herzien beleidsregel hydraulische randvoorwaarden De regiocommissie wordt geïnformeerd over de herziening van de beleidsregel hydraulische randvoorwaarden. De ondergrens voor het eisen van retentie bij een verharde oppervlak van 2.000 m2 of meer is daar in nader uitgewerkt.
6.
Standpuntbepaling waterschap inzake Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer De regiocommissie wordt geïnformeerd over het standpunt dat het waterschap inneemt met betrekking tot het BOKV advies. x Achtergrond van deze nota is het streven om 2 oktober a.s. een goed gefundeerd standpunt ten aanzien van de zoetwatervoorziening kan worden ingediend in het overleg met de BOKV. x De heer Dankers vindt het belangrijk in deze een minderheidsstandpunt in te nemen. x De heer Spierings vraagt of, m.n. voor wat betreft de inlaat vanuit het Wilhelminakanaal, rekening wordt gehouden met bruinrot. Hierover wordt niets vermeld in de notitie. Is of blijft de kwaliteit wel voldoende?Tevens vraagt hij aandacht voor voldoende aanvoer via de inlaat van de Roode Vaart. x De heer Dankers vraagt zich af hoe lang de problematiek blauwalg al speelt en of dit niet kan worden geaccepteerd. De voorzitter antwoordt dat dit speelt vanaf 1994 geeft aan dat hiervoor beleidskeuzes zijn gemaakt. x De heer Weterings spreekt zijn zorg uit over het dat feit dat, indien het probleem blauwalg is opgelost, men nooit de garantie krijgt dat de toestand (van zout naar zoet) in de toekomst nog wordt teruggedraaid. Advies: De regiocommissie benadrukt de noodzaak tot de zorg en garantie voor zoetwatervoorziening voor het landbouwgebied en is van mening dat alle financiële gevolgen voor het rijk dienen te komen.
7.
Stand van zaken knelpunten wateroverlast De regiocommissie wordt geïnformeerd over de voortgang van het project knelpunten wateroverlast. x In tegenstelling tot het vermelde in de notitie bevindt zich de eerste probleemlocatie in Dongevaart in plaats van in ’s Gravenmoer. x Voor wat betreft het verplaatsen van de duiker Vaartweg te Dongevaart vindt overleg plaats met de gemeente. De duiker is eigendom van de gemeente Dongen. De heer Rombouts zegt dat de kosten zullen worden gedeeld. Het is nogsteeds onduidelijk of de duiker kan worden verlegd. x Er worden gronden aangekocht ten behoeve van waterberging. De heer Dankers vraagt zich af waarom er veel gronden aangekocht worden terwijl er andere oplossingen op het gebied van landbouw voorhanden zijn. De heer Rombouts neemt de suggestie in het kader van blauwe diensten en schadevergoedingen mee. De heer Van der Aa is van mening dat het hier gronden betreft die niet meer geschikt zijn voor de landbouw. x Op verzoek van de heer Jongevos zal een lijst met de telefoonnummers van de opzichters bij het verslag worden gevoegd in verband met het doorverwijzen van praktische taken.
-2-
8.
Stand van zaken IGA’s x Mevrouw Cox geeft een toelichting op de IGA Bovenloop-De Donge. x De heer De Leeuw informeert naar het handhaven van de PH-waarden. Er wordt in dit gebied in elk geval geen water onttrokken. Naar verwachting zullen de PH-waarden alleen maar verbeteren, zowel kwantitatief als kwalitatief. x De heer Dankers spreekt zijn zorg uit over het verondiepen van sloten in natuurgebieden en spreekt de voorkeur uit voor het realiseren van LOP-stuwen waardoor de zaak regelbaar blijft. Mevrouw Cox zegt dat de verondieping, zoals in het plan staat beschreven evengoed een LOPstuw kan zijn. Hier is zeker rekening mee gehouden. x De heer Segers is van mening dat de verbreding van het Wilhelminakanaal gepaard gaat met peilverlaging wat consequenties kan hebben voor het waterbeheer. Mevrouw Cox bevestigt dit, maar zegt dat de verbreding van het Wilhelminakanaal bewust buiten de IGA is gelaten omdat het een veel te omvangrijk project betreft. Daarnaast is wel gestart met een milieueffect rapportage, waarin de effecten en maatregelen voor het verbreden van het kanaal worden onderzocht. Belanghebbende partijen, o.a. gemeenten en natuurbeheerders werken hieraan mee. x De heer De Jong merkt op dat in natuurgebieden in de watergang veel stuwen verdwijnen. Dit komt doordat de bestaande viswaterfunctie zo min mogelijk obstakels vraagt. Door de watergang natuurlijker in te richten kan een aantal stuwen verdwijnen. Hiervoor zijn verschillende scenario’s doorgerekend in het model en is naar de verhoudingen gekeken. x De heer Jongevos zegt dat het pompstation van Brabant Water (boswachterij Dorst) niet meer in de IGA wordt vermeld. Mevrouw Cox gaat dit na, de onttrekking ligt wellis waar buiten het gebied maar heeft naar verwachting wel invloed op het IGA gebied. x De heer Dankers vraagt zich af wat een EVX-traject is. Mevrouw Cox legt uit dat dit een niet officieel aangemerkte, vastgestelde EVZ op de kaart is. Een EVX is een kansrijke plek. De voorzitter bedankt mevrouw Cox voor de toelichting.
9.
Uitvoeringskredieten De regiocommissie wordt geïnformeerd over de volgende uitvoeringskredieten: - Actualisatie peilbesluiten: De heer Van der Linden maakt een opmerking over de personele inzet van het waterschap. De voorzitter zegt dat het de gebruikelijke gang van zaken is dat bij het starten van projecten de kosten die daarmee gemoeid zijn, met inzet van eigen personeel, inzichtelijk zijn. x De heer Weterings vraagt zich af of de notitie beleidsregel hydraulische randvoorwaarden raakvlakken heeft met deze notitie. De heer Rombouts zegt dat in het nieuwe peilenplan de berekeningen zijn meegenomen en dit met elkaar in evenwicht is. x De heer Dankers is van mening dat met het invoeren van de peilbesluiten het eerlijkheidsprincipe niet meer geldt. Hij betreurt het dat de discussie bemalen en onbemalen gebied niet meer is gevoerd binnen het waterschap; de solidariteit is zoek. De voorzitter zegt dat dit aan de orde komt in het algemeen bestuur. - Herstel natte natuurparel Zonzeel: Het algemeen bestuur wordt gevraagd in te stemmen met het definitief ontwerp voor het herstel van de natte natuurparel Zonzeel het beschikbaar stellen van een krediet. - Verbetervoorstellen a.g.v. waterschaarste 2008: De voorstellen worden in het algemeen bestuur behandeld van 1 oktober a.s.
10.
Intentieovereenkomst Waterberging Rielsedijk te Riel IP 7995 De regiocommissie wordt geïnformeerd over de intentieovereenkomst betreffende het project waterberging Rielsedijk, met als doel de onderlinge samenwerking en uitgangspunten in dit project met de partijen te bekrachtigen. x De suggestie wordt gedaan een dergelijke helofytenfilter als bij de Efteling in te zetten. Er zijn echter nog geen afspraken over de kosten gemaakt. Advies: De regiocommissie adviseert positief op de ondertekening van de intentieovereenkomst waterberging Rielsedijk te Riel.
11.
Verslag regiocommissie van 23 juni 2008 De voorzitter stelt het verslag zowel tekstueel als inhoudelijk aan de orde. Pag. 3, punt 7. Muskus- en beverrattenbestrijding: Vanwege administratieve problemen is de overdracht, oorspronkelijk per 1 januari 2009, uitgesteld. Het verslag wordt met dank aan de notuliste vastgesteld.
-3-
12.
Wat leeft er in de regio en rondvraag De heer Van der Linden informeert naar de stand van zaken/resultaten in het kader van het Bestuursprogramma tot nu toe. De voorzitter zegt dat recent een Kadernota wordt vastgesteld, met een terug- en vooruitblik. Dit als leidraad voor een nieuw bestuur om het Bestuursprogramma voor de komende vier jaar op af te stemmen. De heer Dankers informeert of de regiocommissie blijft bestaan na het aanstellen van een nieuw bestuur. Het nieuwe bestuur dient te bepalen of de regiocommissies blijven bestaan. In het nieuwe reglement , is niets voorgeschreven over adviesorganen. De heer Dankers informeert naar de stand van zaken EVZ rondom Dongen. Met name van uit de landbouwsector is gevraagd naar een gewijzigd tracé. Een onderzoeksopdracht is daarvoor niets. Hij vindt het jammer van de inmiddels geïnvesteerde tijd in o.a. workshops. Het voorstel van de heer Dankers is gronden te ruilen en van de olieleiding vandaan te blijven en vraagt aandacht voor het tracé langs de Fazantenweg. De heer De Leeuw spreekt zijn bezorgdheid uit over het gedrag van de schapen op de dijken. Het gemaal bij de sluis in Oosterhout in het Wilhelminakanaal wordt gebruikt voor de peilbeheersing van het kanaalpond zelf. De laatste slotbijeenkomst van de regiocommissie zal niet ongemerkt voorbij gaan.
13.
Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun komst en sluit de vergadering om 14:50 uur.
Actiepuntenlijst Actiepuntenlijst Regiocommissie Midden
Actie door:
x Toezenden telefoonnummer opzichter
CH
-4-
Tijdstip beantwoording Tussentijds
Agendapunt 5c
BESPREKINGSVERSLAG Nummer Barcode
: :
*08I004163*
Betreft
:
Verslag van het overleg van regiocommissie West
Datum
:
2 oktober 2008
Plaats
:
Heerle
Aanwezig
:
Afwezig
:
De heer Van Engelen, de heer Kamp, de heer Baptist, de heer Coppens, de heer Buijs, de heer Van der Kallen, de heer Vos, de heer Ooms, de heer Lambregts, de heer Polak en de heer Douben De heer Kavelaars, de heer Schreuders, de heer Brooijmans, de heer Van der Heijden en de heer Stoutjesdijk Mw. M. van de Leur
Opgesteld door : Kopie aan
:
*08I004163*
Aan- en afwezigen, de heer Van Hal, de heer Pompe, de heer De Beer, de heer Rombouts, RAB
Agenda Verslag punt
1.
Actie door
Opening en mededelingen De voorzitter, de heer Coppens, opent de vergadering om 08.45 uur en heet iedereen van harte welkom. Hij meldt dat er een nieuwe secretaresse is. Zij heet Marian van de Leur. De heer Coppens heeft één afmelding ontvangen, namelijk die van de heer Brooijmans. Voor deze vergadering zijn twee gastsprekers uitgenodigd, te weten: Piet Polak en Klaas-Jan Douben. In verband hiermee wil hij een verandering aanbrengen in de agenda. Hij stelt voor meteen te beginnen met de gastsprekers. Wijziging besluit ontvangstplicht Het gaat om het om en om ontvangen van baggerspecie en maaisel, besluit is dat het DB het heeft aangepast. Dit wordt voor kennisgeving aangenomen. Er is een gezamenlijke regiobijeenkomst op donderdag 6 oktober aanstaande, van 13.30 tot 16.00 uur in het regiokantoor in Ulvenhout. Mensen hebben een uitnodiging hierover ontvangen.
Allen
Over het peilenplan is iedereen op de hoogte gesteld. Alles ligt nu bij de waterportefeuillehouders. De heer Ooms wil graag een persoonlijk antwoord op zijn vraag. Er komt een gesprek hierover met belanghebbenden. De grondgebruikers in de Auvergnepolder willen tekst en uitleg van het waterschap. De heer Lambregts geeft aan dat op 14 maart 2008 een brief naar ZLTO is gestuurd waarin alles uiteen wordt gezet. Men komt tot de conclusie dat het gekozen communicatiekanaal verkeerd is. In het vervolg zal de heer Ooms als contactpersoon gelden en zal er een huiskamergesprek volgen.
R.Lambregts
2.
Gastsprekers Piet Polak en Klaas-Jan Douben Piet Polak en Klaas-Jan Douben informeren de commissieleden over de onderstaande twee onderwerpen: - waterverdelingsvraagstuk; - zoet / zout discussie. Hieronder vindt u een uiteenzetting van de gestelde vragen. Er wordt opgemerkt dat maatregelen rondom het Wilhelminakanaal ontwaterend werken op de waterstand in dat gebied. Ook de landbouwers zeggen dat. Er wordt gevraagd wat het standpunt van het waterschap is hierin. Er bestaat angst voor het verdrogen van de natuur in de Tilburgse wijk De Reeshof. Waterschap Dommelstroom heeft hierover een brief gestuurd naar rijkswaterstaat. Er wordt gevraagd hoe de zoetwatervoorziening op Voorne Putten en Goeree Overflakkee gewaarborgd blijft. Er wordt gevraagd of er in verband met het hoogteverschil in het Hollands Diep een buffer tussenzit. Er wordt gevraagd of het technisch te doen is met rijkswaterstaat af te spreken dat wij bij lozing vanuit het Wilhelminakanaal geen water innemen en bij geen lozing wel water innemen? Er wordt gevraagd op welke wijze de berekeningen zijn uitgevoerd en welke modelbenadering is gekozen. Wat is de frequentie van die afvoeren? Er wordt gevraagd of aangegeven kan worden wat het schadelijke effect zal zijn bij verdroging in de Reeshof. Er wordt gevraagd of er sluizen zijn gesloten in verband met blauwalg. De heer Coppens merkt op dat in deze vergadering de opmerking is gemaakt dat dit waterschap een gevoelig waterschapsgebied heeft. We worden vaak geconfronteerd met wateroverlast. Is dat zo? De heer Coppens merkt op dat in de Waterwet de normen worden gesteld waaraan we moeten voldoen. De heer Van der Kallen merkt op dat de deltacommissie heeft aangegeven dat de zomers steeds droger worden. Wat betekent dat voor het deltasysteem van dit gebied? De heer Van Engelen vraagt of er buiten het bellenscherm om ook wordt gekeken naar de snelheid van het sluiten van de schutdeuren. De heer Baptist vraagt waar die modellen op zijn gebaseerd van voor 1987 (grondwaterstudie). De heer Coppens vraagt of men bij de oplossing bij de inlaat van Oosterhout ook het bruinrot probleem wordt meegenomen? Hij geeft aan dat dit gedeelte van WestBrabant bruinrot vrij is en wil dat graag zo houden. De heer Kamp vraagt of de bedijking is berekend op het waterbergen in het Volkerak Zoommeer. Moet er iets aan de steenbekleding gebeuren? De heer Baptist vraagt of er wordt gecompenseerd of gemitigeerd door rijkswaterstaat. Er wordt opgemerkt dat de laatste paar maanden een discussie is geweest of ZuidHolland wilde aansluiten. Een aantal jaren geleden hebben ze ook de kans gehad. Toen wilden ze niet aanschuiven Tijdens de presentatie is over de bovenstaande vragen uitvoerig gediscussieerd en zijn de antwoorden gegeven door de twee gastsprekers.
-2-
De voorzitter bedankt de twee gastsprekers voor hun inzet en vraagt of hun emailadressen opgenomen kunnen worden in het verslag. Het emailadres van Piet Polak is:
[email protected] Het emailadres van Klaas-Jan Douben is:
[email protected]
3.
Verslag en actiepuntenlijst van 19 juni 2008 Er is een onderzoek geweest naar de structuur van de organisatie. Het MT heeft hierop volgend een zogenoemde heisessie gehad. Hieruit zijn ideeën naar voren gekomen. Deze ideeën zijn ook meegedeeld aan het DB en aan de werkorganisatie. Men is nu bezig met de inrichting ervan. Het heeft ook raakvlakken met regiocommissie. De heer Van der Kallen merkt op dat wanneer het de dienstverlening vanuit de regio’s betreft, het wel een taak voor het algemeen bestuur is. De heer Coppens vraagt hoeveel mensen (burgers) gebruik maken van de dienstverlening. De dienstverlening van buitendienst medewerkers blijft. De dienstverlening van de waterbeheerders aan de gemeentes wordt centraal geplaatst. De heer Van der Kallen vindt het belangrijk dat de dienstverlening niet verandert. De heer Kamp is benieuwd naar wat de aanleiding is om tot deze organisatieverandering te komen. Naar aanleiding van de mededeling over de organisatie-inrichting wordt er kort gediscussieerd. Het verslag en de actiepunten worden ongewijzigd vastgesteld.
4.
Herzien beleidsregel hoogtecriteria voor waterkeringen De heer Baptist vindt de term hoogtecriteria erg beperkt. Het gaat ook over bredere dijken enzovoort. De term hoogtecriteria is echter een landelijk begrip en is dus niet aan te passen. Het gaat om het beschermingsniveau achter de dijk. Er zijn vele mogelijkheden. Dit stuk wordt ter kennisname aangenomen.
5.
Herzien beleidsregel hydraulische randvoorwaarden
6.
Knelpunten wateroverlast
Dit stuk wordt ter kennisname aangenomen.
De beleving is dat de Iga’s een slechte voortgang ondervinden en dat knelpunten blijven liggen. Dit is niet juist. Alleen de Iga in de Hoevense Beemden loopt nog, de rest is afgerond. Voor deze regio’s niet dit soort knelpunten. De heer Coppens meldt dat hij van Jan van Hal heeft begrepen dat de knelpunten in beeld zijn en worden opgelost. De heer Baptist vraagt waar een discussie wordt gevoerd hoe een knelpunt wordt opgelost. Dit vindt plaats in de Iga, maar vooral later in het inrichtingsplan. Er wordt een berekening gemaakt en eindigt in het vasthouden en bergen. Knelpunten worden onder andere door landbouwers geconstateerd. De heer Van der Kallen merkt op dat per Iga een krediet wordt aangevraagd. In de algemene vergadering vindt de discussie plaats. De heer Coppens merkt op dat het niet alleen de boeren zijn die knelpunten aanleveren, maar ook de eigen medewerkers.
7.
Uitvoeringskredieten - Actualisatie peilbesluiten Volgens huidige planning komt volgend jaar april het peilenplan voor de Tonnekreek en Bloemendaal in de regiocommissie. In juli komt onder andere de Brabantse wal aan de orde. Uiteindelijk gaat het om 6 peilbesluitgebieden die eraan komen.
-3-
8.
Beleidsnotities - Buitendijks bouwen Steenbergen. Voor het buitendijks bouwen ligt beleid. In dit beleid is “nee tenzij” opgenomen. De heer Buijs merkt op dat iedereen buitendijks wil bouwen tegenwoordig. De gemeente is er niet erg content mee. In het advies opnemen dat als het gebeurd het op eigen risico is. De heer Van der Kallen merkt op dat het al in de wet staat dat het waterschap niet buitendijks hoeft te beschermen.
9.
Nieuwsbrieven De nieuwsbrieven worden voor kennisgeving aangenomen. De heer Lambregts merkt op dat er ook nog een nieuwsbrief is over Bergen op Zoom.
10.
Wat leeft er in de regio De heer Baptist merkt op dat hij veel klachten krijgt van natuurliefhebbers over dat het waterschap zich niet houdt aan de flora en faunawet, of dat niet volgens de gedragscode wordt gewerkt. Bij René Lambregts zijn deze klachten niet bekend. De heer Baptist vindt dat hij nog niet voldoende is geïnformeerd over welke aanpassingen er moeten gebeuren aan de gedragscode van het waterschap. Hierover zou een gesprek moeten komen. De heer Van der Kallen merkt op dat er een heldere presentatie is over het maaibeleid. Een presentatie aan de mensen zelf is duidelijker dan via de website. Rene Lambregts meldt dat hij juist positieve signalen ontvangt over de gedragscode. De heer Buijs vraagt welke soorten schade oplopen door het maaien. Hoe dient men om te gaan met flora vanuit landbouwkundig oogpunt en hoe gaat men om met exoten. De heer Baptist vraagt zich af of het waterschap wel voldoende kennis van de soorten heeft. Tijdens de volgende regiocommissie bijeenkomst komt op de agenda: een presentatie over beheer en onderhoud. Verzoek om binnen deze presentatie een relatie te leggen met de flora en faunawet en de gedragscode.
R.Lambregts
Hans van Kapel is ecoloog voor regio Midden en zal gevraagd worden hierover een presentatie te houden. Voorgesteld wordt op de volgende keer twee uur de tijd te nemen om het bovenstaande te bespreken. Hiervoor ook een onderzoeksecoloog, Jan de Vijlder, en de regiohydroloog uitnodigen.
11.
Rondvraag De heer Buijs merkt dat bij jaarlijks slootonderhoud verschil zit tussen de verschillende regio’s. De heer Coppens deelt mee dat hij verschillende malen deze vraag op tafel heeft gelegd. Hij krijgt als antwoord dat er geen verschil zit tussen de werkwijzen van de verschillende regio’s. Hij merkt op dat als het een probleem is, men contact moet zoeken met Johan de Beer en hem meenemen naar de problemen die de heer Buijs ondervindt. De heer Kamp merkt op dat Brabants Landschap aan kunst in de openbare ruimte doet. Er is een aantal projecten dat aanspreekt. Hij vraagt of waterschap Brabantse Delta hier ook beleid in en budget voor heeft.
12.
Sluiting De voorzitter sluit om 11.41 uur de vergadering en bedankt de aanwezigen voor hun inbreng. Omdat er vandaag geen presentielijst is gemaakt, wordt deze met het verslag meegezonden, zodat men alsnog zijn naam kan invullen. Het adres van het regiokantoor Midden is:
-4-
R.Lambregts
Chaamseweg 18 Ulvenhout
ACTIELIJST
vergadering regiocommissie West d.d. 2 oktober 2008
Datum
Omschrijving
Actie door
02-10-2008
Inplannen van een huiskamergesprek over het peilenplan.
R. Lambregts
02-10-2008
Peilenplan Tonnekreek en Bloemendaal behandelen in regiocommissie.
Waterschap
April 2009
02-10-2008
Peilenplan Brabantse Wal behandelen in regiocommissie.
Waterschap
Juli 2009
02-10-2008
Volgende keer agenderen: presentatie over beheer en onderhoud. Hiervoor ook de onderzoeksecoloog (Hans van Kapel), de regiohydroloog en de coördinator beheer en onderhoud uitnodigen.
R. Lambregts
Eerstvolgende vergadering in 2009
02-10-2008
Antwoord geven op de vraag of waterschap Brabantse Delta ook beleid heeft voor kunst in openbare ruimtes.
R. Lambregts
Eerstvolgende vergadering in 2009
-5-
Termijn
Agendapunt 6.I
Nummer: 08I004381 Barcode: 08I004381
Besprekingsverslag van de cie. Beleid en Investeringen Datum:
12 november 2008
Plaats:
Bergschot Breda
Aanwezig:
De heer J.J.M. van der Aa (voorzitter) De heer C.C.F. Mureau (cat. Gebouwd) De heer Ph. A. Aertssen (cat. Gebouwd) De heer W.J.H. de Boer (cat. Gebouwd) De heer P.J.N.M. van Bavel (cat. Ongebouwd) De heer W. Spierings (cat. Ongebouwd) (ged.) De heer R. van der Wal (cat. Ingezetenen) De heer J.A. van Riet (cat. Ingezetenen) De heer D.A. Notenboom (cat Bedrijfsgebouwd) De heer P.C. Geuze (cat. Bedrijfsgebouwd) (ged.) De heer A. Meuleman (sectorhoofd Strategie Beleid en Onderzoek) De heer J. van Hal (sectorhoofd Watersystemen en Waterkeringen) Mevrouw J. Brekelmans-Nooijens (notuliste)
Afwezig:
De heer A.P.H. Aarts (cat. Ingezetenen)
1. Opening De voorzitter opent de vergadering, heet iedereen welkom en deelt mede dat de heer Aarts zich heeft afgemeld. De heer Geuze is nog niet aanwezig. De voorzitter geeft aan dat met het vertrek van de heer De Gier het dagelijks bestuur besloten heeft hem als voorzitter van de commissie Beleid en Investeringen te benoemen voor de resterende bestuursperiode. De heer Van Riet wil van de gelegenheid gebruik maken om de heer De Gier te bedanken voor zijn optreden als voorzitter van deze commissie. Hij spreekt zijn waardering uit voor de relativerende en ontspannen wijze waarop hij het voorzitterschap heeft vormgegeven. Hij vraagt de voorzitter dit aan hem over te brengen, die dat op zijn beurt toezegt. De heer De Boer vraagt zich af of het wel een goede zaak is dat op verzoek van één AB-lid het agendapunt 'Toetreden waterschap Regge en Dinkel als aandeelhouder SNB (ap. 13)' van de agenda AB-commissie Beleid & Investeringen wordt gehaald en op de agenda van de ABcommissie Bestuur & Middelen wordt geplaatst. De voorzitter licht toe dat het per abuis verkeerd geagendeerd stond. Omdat het een bestuurlijke aangelegenheid betreft, hoort het net als bijvoorbeeld “Verdere fusie laboratoria” bij de commissie Bestuur en Middelen thuis. De heer Geuze sluit zich om 10.03 uur aan bij de vergadering. De heer Spierings vraagt naar de stand van zaken omtrent de kostentoedelingsverordening. De heer Meuleman geeft aan dat er tot op heden niet meer bekend is dan gisteren per mail aan het AB is gestuurd. Gedeputeerde Staten hebben het voornemen uitgesproken om goedkeuring te onthouden aan de door het AB op 1 oktober 2008 vastgestelde kostentoedelingsverordening. Onduidelijk is of het een algehele of gedeeltelijke onthouding betreft. De hoorzitting a.s. donderdag gaat gewoon door. De heer Aertssen geeft aan dat het woordvoerderschap van twee personen per fractie lastig hanteerbaar is, omdat dit nog al wat coördinatie binnen de fractie Gebouwd vergt. De heer Van Riet geeft aan dat de spreektijd per fractie in overeenstemming zou moeten zijn met de getalsverhouding in het AB. De heer Mureau stelt dat het geluid morgen vooral in overeenstemming zou moeten zijn met het eerdere AB-besluit. De voorzitter geeft aan dat de tijd van de hoorzitting morgen tot 1 uur beperkt is. Herhalingen zijn dan ook niet wenselijk en enige stroomlijning in woordvoerderschap lijkt daarom wenselijk. Vandaar dat die suggestie is gedaan.
1
2. Mededelingen De voorzitter meldt dat de heer Van Hal benoemd is tot kandidaat-wethouder in de gemeente EttenLeur. De voorzitter feliciteert hem daarmee en wenst hem veel succes. 3. Definitief ontwerp kadeversterking aanvulling inrichtingsplan Zwaluws Getij (ap 15). De heer Mureau vraagt hoe het waterschap de communicatie oppakt. Dit voorstel pakt namelijk maar één van de drie aspecten aan. Het baart hem zorgen hoe de belanghebbenden in de streek het zullen oppakken dat als je nu aangeeft dat je alles op orde brengt en later toch weer aan de slag gaat. De heer De Boer pleit voor openheid in de communicatie. Zijn inziens kun je gewoon uitleggen dat je nu de piping en macrostabiliteit nog niet kunt aanpakken vanwege het niet bekend zijn van de nieuwe normering. De voorzitter maakt uit de signalen op dat de communicatie richting omwonenden extra aandacht verdient en zal hier binnen het dagelijks bestuur aandacht voor vragen. Daarbij moet met name het aspect van voldoende veiligheid betrokken worden. Advies: De commissie adviseert om in te stemmen met (de aanvulling op) het definitief ontwerp van het Zwaluws Getij inzake de kadeversterking. 4. Nadere invulling waterkwaliteitsspoor riooloverstorten (agendapunt 16). De heer De Boer kan zich niet vinden in de voorgestelde kostenverdeling tussen waterschap en gemeente. Hij voelt er meer voor dat het waterschap 100% van de onderzoekskosten voor zijn rekening neemt, en de gemeente aan de lat staat voor de kosten van de maatregelen. Dit lijkt hem consistent en in overeenstemming met de landelijke lijn. Als je hiervan afwijkt doe je een zwaarder beroep op de onderhandelingen met de gemeente en dreigt het gevaar van vertraging. Kortom, hoewel hij zich realiseert dat het volgen van de landelijke lijn tot verhoging van de kredietaanvraag zal leiden, vindt hij de argumentatie om ervan af te wijken onvoldoende sterk. De heer Spierings geeft aan dat de fractie ongebouwd kan instemmen met dit voorstel. Hij vraagt zich af wat het verschil is tussen “de eigen ontwikkelde (globale) beoordelingsmethode” en de methode de “vervuiler betaalt”. De heer Meuleman verduidelijkt dat er in 2006 nog geen landelijke methode was en in het kader van de OAS heeft Brabantse Delta dus zelf een methode ontwikkeld. Deze is later landelijk in opdracht van de STOWA uitgewerkt. De heer Van Riet bemerkt een teneur dat het beleid ten aanzien van riooloverstorten versoepeld wordt. Hij is daar geen voorstander van. De voorzitter ontkracht dit. Het is geenszins het geval, het betreft eerder een verscherping van het beleid. De heer Mureau geeft aan dat het een belangrijk voorstel is voor een groot probleem. De fractie Gebouwd vraagt zich af of de aanpak niet te vrijblijvend is. Zijn de maatregelen bij de gemeente afdwingbaar? De heer Meuleman verklaart dat het waterschap niet wacht met toetsen van de maatregelen tot 2015. In 2012 dienen de gemeenten de maatregelen reeds vast te stellen. Alleen als het maatschappelijk onverantwoord is om de maatregelen uit te voeren, hebben gemeenten een escape. Wat betreft de afdwingbaarheid stelt hij dat de gemeente niet eenzijdig kan doorschuiven. In het NBW-actueel is afgesproken dat het waterschap daarmee moet instemmen. De heer Aertssen sluit zich aan bij de heer De Boer. Met het onderhandelingselement ligt het gevaar van willekeur op de loer. Ook is hij niet gerust op het tijdpad. Ook de heren Van Riet en Van Bavel hebben op persoonlijke titel sympathie voor de gedachtelijn van de heer De Boer. De heer Geuze geeft aan dat de fractie Bedrijfsgebouwd wel kan instemmen met het voorliggend voorstel. De voorzitter geeft in reactie op de discussie de argumentatie zoals het dagelijks bestuur deze voor het kostenverdelingsvoorstel hanteert. Omdat het een gezamenlijk probleem is, is het van belang dat gemeenten met cofinanciering het belang erkennen. Idee is dat met deze kostenverdeling de betrokkenheid van gemeenten toeneemt. Ook als het waterschap niet meedoet, blijft de verplichting voor gemeenten overeind om te onderzoeken wat ten aanzien van WKS nodig is. Het is dus logisch dat zij een bijdrage betalen aan de onderzoeken. Omdat ook het waterschap vanwege het uiteindelijke doel ook belang heeft, is een 50-50 verdeling gerechtvaardigd. Hij geeft aan dat hij het dagelijks bestuur zal informeren over de discussie over de kostenverdeling. Vraag: De heer Nooteboom vraagt om een verduidelijking van de financiële paragraaf. Klopt het dat als de gemeenten geen financiële bijdrage leveren, de totale kosten voor het waterschap 2 miljoen euro bedragen? Als dat zo is, klopt de toetsingslijst dan wel? Bijdragen van derden ontbreken. Antwoord: De kosten voor het gehele project bedragen 2.000.000 euro, de kosten voor het waterschap 1.000.000 euro. De toetsingslijst en het investeringsbesluit zijn voor de duidelijkheid aangepast en bijgevoegd. Hierin wordt nu het totaalbedrag in plaats van alleen het waterschapsdeel vermeld, dit heeft echter geen verdere (financiële) consequenties. Er is voor gekozen direct de voorgestelde
2
1.000.000 euro (kosten waterschap) aan te vragen in het kader van de projectvoortgang. De 50/50 verdeling is het aanbod van waterschap Brabantse Delta. Gaan de gemeenten hiermee niet akkoord dan ligt de bal verder bij de gemeenten. Het waterschap zal op basis van het voorgestelde bestuursbesluit niet akkoord gaan met een bijdrage hoger dan 50% en de consequentie van het niet accepteren van het aanbod is dat de gemeente het onderzoek zelf zal moeten doen. De kosten voor het waterschap komen dus niet boven de 50% (1 miljoen euro) uit. Advies: De commissie adviseert positief ten aanzien van het voorgestelde proces om te komen tot een nadere invulling van het waterkwaliteitsspoor (immissietoets) voor riooloverstorten, maar is verdeeld ten aanzien van de voorgestelde kostenverdeling met de gemeenten voor het onderzoek (50/50) en de maatregelen. 5. Aanvraag UVK project 7939 zwemwater (agendapunt 17). De heer Van Bavel geeft aan dat de fractie Ongebouwd het een maatschappelijke taak vindt en kan dus instemmen met het voorstel. De heer Van Riet stelt dat al het water eigenlijk gezond zwemwater zou moeten zijn. Wat is het perspectief, blijft het bij deze 17 plassen? De heer Meuleman stelt dat volgens de zwemwaterrichtlijn de provincie zwemwaterplassen dient aan te wijzen. Het is aan het waterschap om voor die plassen vervolgens een profiel vast te stellen. De richtlijn geeft normen voor de kwaliteit. Voorlopig gaat het alleen om deze 17 plassen. De heer Van der Wal vraagt n.a.v. “blz. 2 producten en planning” of de actualisatie van de 7 zwemwaterprofielen kosteloos is. De heer Meuleman ontkrachtigt dit en verduidelijkt dat het past binnen het totale krediet. De heer De Boer vraagt in aanvulling op de vragen van anderen naar de MVO-paragraaf. Daar staat dat de provincie op termijn de zwemwaterprofielen beschikbaar stelt voor publiek. Waarom nut het waterschap dit zelf ook niet communicatief uit? De voorzitter vindt dit een goede suggestie en geeft het aan de organisatie mee. Vraag: De heer Nooteboom vraagt naar de 17 zwemwaterlocaties. Is het mogelijk om een overzicht te krijgen van de locaties waar het om gaat? Antwoord: Zie bijlage voor aangepaste kaart. Advies: De commissie adviseert om in te stemmen met een uitvoeringskrediet van € 125.000,- voor het actualiseren van de reeds bestaande zwemwaterprofielen, het opstellen van de overige zwemwaterprofielen en het opstellen van de benodigde blauwalgenrapportages. 6. Aanvraag UVK projectgebied 19 De Ham kosten baten analyse oplossingsrichtingen wateroverlast (activiteit 78). De heer Mureau vraagt hoe hij de kaart moet lezen. Voldoen de blauwe plekken niet aan het NBW? En, wat zijn de juridische gevolgen als burgers in deze gebieden schade lijden? Hij is kritisch over het tijdspad. Het betreft een urgent probleem en waarom dan opnieuw onderzoek plegen en niet alvast overgaan naar altijd goed maatregelen? De heer Van Hal licht toe dat op het moment dat de gebieden zijn ingericht, het watersysteem voldeed aan de toen geldende normen. Inmiddels is de normering met het NBW aangescherpt en geven de blauwe vlekken aan dat de gebieden niet voldoen aan de nieuwe normen. De voorzitter geeft aan dat het dagelijks bestuur streeft naar het voldoen aan de normen. De heer Van Hal licht toe dat met een maatschappelijke kostenbatenanalyse wordt gezocht naar de meest slimme maatregelen om dit te bereiken. Er wordt gezocht naar oplossingen en maatregelen en niet naar het afkopen van risico’s en schades. De heer Van der Wal mist de maatschappelijke baten in de punten 1 tot en met 7 bij waterberging. De nadruk ligt vooral op de kostenkant. De heer Van Hal stelt dat de maatschappelijke baten tot uitdrukking komen doordat de omstandigheden verbeteren. Dat is lastig in euro’s uit te drukken. De heer Van Riet wijst op de passage op blz. 2 waar staat dat het kaartbeeld eerst nog eens kritisch tegen het licht wordt gehouden. Hij vraagt of de Commissie Beleid en Investeringen daar kennis van kan nemen. Dit kan de voorzitter niet toezeggen, omdat de nieuwe werkwijze van het bestuur niet bekend is. Hij verwijst vooralsnog naar de managementletter. Vraag: De heer Van Riet vraagt om een kaart waarbij de geografische aanduidingen uit de nota ook herkenbaar terug komen op de kaart. Antwoord: Zie bijlage voor aangepaste kaart
3
Advies: De commissie adviseert om in te stemmen met het beschikbaar stellen van een krediet van € 100.000 voor het opstellen van een afgewogen maatregelenpakket voor het onderdeel wateroverlast in gebied De Ham op basis van een Maatschappelijke Kosten-Baten-Analyse (op basis van Netto Contante Waarde). 7. Aanvraag UVK voor het stroomgebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart” (agendapunt 20). Vraag: De heer Van Riet vraagt om een kaart waarbij de aanduidingen Kibbelvaart en Brandsche Vaart ook herkenbaar terugkomen op de kaart. Antwoord: Zie bijlage voor aangepaste kaart De heer Van Riet vraagt hoe wordt omgegaan met de grondverwerving. De voorzitter stelt dat het de volle aandacht van het dagelijks bestuur heeft. Het betreft hier EVZ’s en dus staat het waterschap zelf aan de lat om tot overeenstemming te komen. Het is niet een van de 19 gebiedsgerichte projecten, maar het waterschap heeft samen met de gemeente Etten-Leur en Brabants Landschap een unieke samenwerking gerealiseerd. In een op handen zijnde samenwerkingsovereenkomst worden ten behoeve van realisatie van de EVZ’s op het grondgebied van Etten-Leur nadere afspraken gemaakt. Advies: De commissie adviseert positief ten aanzien van het beschikbaar stellen van een (deel van het totaal-benodigde) uitvoeringskrediet van € 3.000.000,= voor de integrale uitvoering van maatregelen in het stroomgebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart”. 8. Aanvraag UVK project Kreken Steenbergen-Ligne (agendapunt 21). De heer Nooteboom vraagt waarom een aantal projecten (nr 6220) niet wordt voortgezet. Waarom bleken ze niet meer subsidiabel? De voorzitter voert als reden de gewijzigde prioriteitstelling in de bestuursovereenkomst met de provincie aan. De heer Aertssen vraagt waarom er wel mogelijkheden zijn om de Kruislandse kreken in te richten en er geen geld meer is voor de vlakvormige natuur, Melanen. De heer Meuleman licht toe dat in de 2de bestuursovereenkomst met de provincie venherstel niet is opgenomen en daarmee is de subsidiegrond vervallen. In het provinciaal Waterplan wordt wel een aantal topgebieden aangeduid, die daarmee subsidiabel zijn, maar dan gaat het om natte natuurparels. Dat is hier niet aan de orde. Verder vraagt de heer Aertssen naar de getallen in het staatje. Het UVK van 2008 ten opzichte van 2006 lijkt verdubbeld. Dat vindt hij merkwaardig. De heer Van Hal verduidelijkt dat er ook veel meer werk is uitgevoerd. Een aantal projecten is vervallen, omdat ze niet in uitvoering gebracht kon worden. Op andere plekken deden zich kansen voor waarmee de doelrealisatie wel te bewerkstelligen is. In totaal is er meer werk uitgevoerd. De heer Van Bavel is niet gelukkig met de nieuwe manier van werken. Bestuur en burgers denken bij kredietvotering dat er bepaalde projecten in uitvoering worden genomen, waarvan later blijkt dat deze worden ingeruild voor andere projecten. De heer Van Hal maakt de kanttekening dat de eerder genoemde projecten niet vervallen, maar later worden uitgevoerd. Alleen voor De Lamp-Kruisland geldt dat niet. De heer Aertssen wijst naar het krantenartikel van de heer Van der Kallen, waarin hij stelt dat het waterschap projecten schrapt. Hij toont daarmee aan dat de werkwijze wel degelijk kan leiden tot verschillende interpretaties. Hij vindt dat storend, zeker als een bestuurslid dat zo communiceert. De heer Mureau stelt dat de fractie gebouwd kan instemmen met het advies. Binnen de fractie is wel opnieuw de vraag aan de orde geweest in hoeverre vernatten en aanleggen van moerassen in de toekomst kan leiden tot toename van muggen en bijbehorende ziekten. De fractie doet de suggestie om een stagiaire ecologie onderzoek te laten doen en te starten met een 0-meting. De voorzitter neemt de suggestie mee naar het dagelijks bestuur. De heer Geuze verlaat om 11.15 uur de vergadering. De heer Spierings merkt op dat er in deze commissie regelmatig een hoera-stemming is geuit over het feit dat er zo veel projecten in uitvoering worden genomen. Hij merkt daarbij op dat de keerzijde is dat er steeds meer hectare agrarische land verdwijnt. De heer Van Riet stelt dat de fractie ingezetenen kan instemmen met het voorstel. Advies: De commissie adviseert om in te stemmen met een extra Uitvoeringskrediet van € 3,2 miljoen voor de activiteiten inrichting het Laag en Oudland en inrichting Cruijslandse Kreken. 9. Aanvraag UVK Weerijs Noord (agendapunt 22). De heer Mureau geeft zijn complimenten voor de integrale kavelruil. Het budget voor aankoop lijkt hem mager, omgerekend kom je op 2,5 euro per meter. Dat is niet reëel. De voorzitter wijst hem erop dat het genoemde bedrag alleen de kosten voor het waterschap zijn. De grondverwervingskosten voor het waterschapsdeel wordt door de provincie voor 50 procent vergoed, het deel van de gemeente is volledig subsidiabel. De heer De Boer vindt het een goed voorbeeld van samenwerking. Hij vraagt waarom het waterschap moet voorfinancieren, wanneer het waterschap het geld terugontvangt en of er rente wordt geheven.
4
De voorzitter verklaart dat de gemeente 15 meter en het waterschap 10 meter dient aan te leggen. Door het als een werk weg te zetten wordt efficiënt gewerkt. Het bedrag wordt bij afronding verrekenend, zegt de heer Van Hal. Bij grote werken wordt tussentijds gedeclareerd. In de kosten zijn bovendien de rentetoerekening verwerkt. De heer Van Riet geeft namens de fractie Ingezetenen steun aan dit voorstel, evenals de heer De Boer namens de fractie Gebouwd. De heer Van Bavel geeft aan dat de fractie Ongebouwd vrijwillige kavelruil omarmt en steunt dit voorstel dan ook van harte. De voorzitter neemt de complimenten met dank aan en voegt eraan toe ook verheugd te zij over hoe gemeente Breda in deze de trekkersrol met succes oppakt. Advies: De commissie adviseert positief ten aanzien van participatie in de vrijwillige kavelruil WeerijsNoord en met de overname van de gronden die beschikbaar komen voor de realisatie van de EVZ. Tevens wordt ingestemd met het verstrekken van een uitvoeringskrediet van € 983.000,- voor de aankoop en inrichting van deze gronden inclusief de inrichting van de tweede fase Natte natuurparel Vloeiweide. 10. Aanvraag UVK project Roosendaal 2009-2014 (agendapunt 23). De heer Van Riet geeft aan dat een subliem goede kaart bij deze nota is gevoegd. Hij steunt namens de fractie Ingezetenen dit voorstel. Hij vraagt aandacht voor de Molenbeek. Tijdens een werkbezoek bleek de meestromende meander niet te functioneren. De heer Van Hal meldt dat hij naar aanleiding van de opmerking de vorige keer hier bij de projectenorganisatie aandacht voor heeft gevraagd. Hij weet dat er aan wordt gewerkt, maar kent de oplossing zelf alleen niet. De heer De Boer stelt dat fractie Gebouwd kan instemmen met dit voorstel. Het is een schitterend gebied, met hoog recreatief gehalte. De voorzitter is verheugd met de positieve uitlatingen en stelt vast dat de commissie positief adviseert. Advies: De commissie adviseert positief ten aanzien van het verstrekken van een uitvoeringskrediet van € 3,6 miljoen voor projecten in en rondom Roosendaal en in de gemeente Bergen op Zoom en Rucphen voor de periode 2009-2014. 11. Rondvraag / Sluiting. De voorzitter stelt vast dat niemand gebruik wenst te maken van de rondvraag. Hij dankt iedereen voor zijn bijdrage voor vandaag. Ook wil hij in deze laatste commissievergadering graag even terugblikken op de afgelopen bestuursperiode. Hij stelt dat de commissie beleid en investeringen een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan een goede voorbereiding van de besluitvorming over belangrijke investeringsvoorstellen en beleidsontwikkelingen door het algemeen bestuur. De (ex-) voorzitter, de heer de Gier, heeft hier een grote rol in gespeeld, maar kon dat niet alleen. De algemeen bestuursleden hebben allen een constructieve bijdrage geleverd, evenals de ambtelijke ondersteuners. Hij dankt iedereen voor hun inzet en betrokkenheid en sluit de vergadering om 11.50 uur.
5
Zevenbergen
BG De Bruin
Breda
Terheijden
BG Schuivenoord/Laakdijk
De Worp
Binnenpolder van Terheijden
Made
BG Emilia
Wagenberg
BG Zonzeel
BG Schuddebeurs
Lage Zwaluwe
Zwaluwse Haven
BG ……….
Regio Oost, District de Ham.
= bemalingsgebied met relatief veel berekende wateroverlast
Figuur: overzicht van alle zwemwateren in het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta (kaartje uit het nieuwe waterbeheerplan) Legenda: = zwemplas valt in de klasse “slecht” volgens de normen van de Europese zwemwaterrichtlijn = zwemplas valt minimaal in de klasse “aanvaardbaar” volgens de normen van de Europese zwemwaterrichtlijn = zwemplas waar regelmatig een blauwalgenbloei voorkomt
Tabel: overzicht van alle zwemwateren in het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta Zwemgelegenheid Meetpunt Plaats Regio 1 ‘t Zand 120.003 Alphen Oost 2 Markeplaat 200.016 Zevenbergen Oost 3 De Kuil 200.301 Prinsenbeek Midden 4 De Asterdplas 202.403 Breda Midden 5 Westpolderplas 202.603 Etten-Leur Midden 6 Laarse Heide 210.702 Zundert Midden 7 Galderse Meren 221.402 Breda Midden 8 Galderse Meren 221.403 Breda Midden 9 Galderse Meren 221.406 Breda Midden 10 ‘t Hoefsven 590.102 Waalwijk Oost 11 Het Blauwe Meer 590.816 Loon op Zand Oost 12 De Sprankelaar 590.940 Sprang Capelle Oost 13 Plas aan de Reeweg 690.117 Hoge Zwaluwe Oost 14 De Binnenschelde 830.001 Bergen op Zoom West 15 Natuurbad de Eendracht 890.305 Nieuw-Vossemeer West 16 De Ottermeerhoeve 240.120 Wouwse Plantage West 17 Biesbosch Marina 690.238 Drimmelen Oost In totaal 15 zwemplassen en 17 zwemlocaties. De Galderse Meren heeft, vanwege zijn afmeting, 3 zwemlocaties. Per zwemlocatie wordt een zwemwaterprofiel opgesteld.
TOETSINGSLIJST
Nummer : *08I003765* Barcode : *08I003765*
Projectnr.: 6030
Projectnaam:
Onderbouw maatregelen waterkwaliteitsspoor
(Ondersteunend) beheerproduct: 6610 WVO-vergunningen Projectleider:
G. Henckens
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-62 (Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): -
beleidsveld: uitvoeringsperiode van het werk: verwacht tijdstip oplevering: effect op het milieu: wijze van aanbesteding: opdrachtgever:
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief % daling/stijging tarief t.o.v. begr 2009 en MJR 2009-2012 l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
50 % watersysteemheffing 50 % zuiveringsheffing 1000 Planvorming oktober 2008 – december 2012 1 januari 2013 n.v.t. conform aanbestedingsbeleid J. van Hal
€ 2.000.000,€ 1.000.000,5 jaar 5% 50 % definitiefase € 230.975,- (obv de 50/50 kostenverdeling)
€ 230.975,Watersysteembeheer 0,35 % Zuiveringsbeheer 0,06 % Watersysteemheffing - 0,03 % Zuiveringsheffing - 0,01% n.v.t. t.l.v. nieuw beleid
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het Investeringsplan 2009-2013 is dit project opgenomen met een totaalbedrag van € 1.000.000,- met lasten ad € 249.000,- de datum ingebruikname 1 december 2013 en een afschrijvingstermijn van 5 jaar. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer: *08I003764* Barcode: *08I003764*
Projectnr.: 6030
Projectnaam:
Onderbouw maatregelen waterkwaliteitsspoor
(Ondersteunend) beheerproduct: 6610 WVO-vergunningen
BESLUITNUMMER: 2008-62
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 12 november 2008; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 2.000.000,- ten behoeve van de nadere invulling waterkwaliteitsspoor. Vanuit de gemeentes zal € 1.000.000,- bijgedragen worden aan dit project. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008.
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Agendapunt 6.II
Nummer: *08I004394* Barcode: 08I004394
Besprekingsverslag van de commissie Beheer en Onderhoud Datum:
12 november 2008
Plaats:
kamer 5.05 hoofdkantoor waterschap Brabantse Delta te Breda
Aanwezig:
De heer P. Oonincx (voorzitter) De heer C. Coppens (vice-voorzitter) De heer Van der Heijden (cat. ongebouwd) De heer Jongevos (cat. bedrijfsgebouwd) De heer Van der Kallen (cat. bedrijfsgebouwd) De heer Van Dalen (cat. gebouwd) De heer Rubbens (cat. gebouwd) De heer Huijssoon (cat. ingezetenen) De heer Schrijen (cat. ingezetenen) De heer Wijnenn (cat. ingezetenen) De heer Van Hal (sectorhoofd Watersystemen en Waterkeringen) De heer Van Rijn (sectorhoofd Zuiveringsbeheer) Mevr. C. Verheijen (notuliste)
Afwezig met kennisgeving:
De heer Welten (cat. gebouwd) De heer Bruurs (cat. ongebouwd)
1. Opening De voorzitter opent de vergadering om 14.00 uur. De bijeenkomst begint met een presentatie over de blauwalgen door de heer Hensen.
2. Mededelingen: er zijn geen mededelingen.
3. Aanvraag UVK voor korte termijn aanpak blauwalgen De voorzitter vraagt of de commissie een positief advies kan geven aan het AB over het voorstel om het geraamde bedrag van € 5,3 miljoen beschikbaar te stellen om in de periode 2009-2012 voor 20 waterpartijen plannen uit te werken en innovatieve maatregelen te beproeven t.b.v. de bestrijding van blauwalgen voor de korte termijn. Op voorstel van de heer Van der Heijden zal de commissie Beheer en Onderhoud het DB adviseren om het AB-voorstel in tweeën te splitsen: het huidig AB beslist over de praktijkproeven en het benodigd krediet voor het jaar 2009; het nieuw AB beslist over het benodigde krediet voor de jaren 2010 tot 2012. De commissie wil op deze manier voorkomen dat het huidig AB over zijn graf heen regeert; splitsing heeft bovendien als voordeel dat de resultaten van de praktijkproeven in 2009 meegenomen kunnen worden bij de besluitvorming door het nieuw bestuur. Over het bestuurlijk proces meldt de heer Van Hal desgevraagd dat het DB kan besluiten om het voorstel aan het AB aan te passen, als het instemt met bovengenoemd voorstel van de commissie.
De commissie concludeert daarop dat er een amendement ingediend zou kunnen worden mocht het DB niet instemmen met het voorstel van de commissie. De heer Van Hal zal nagaan hoeveel krediet nodig is voor het jaar 2009. De heer Van der Kallen pleit ervoor een deel van de kosten te verhalen bij de gemeenten, zijnde een van de grootste veroorzakers van de blauwalgenproblematiek in het stedelijk gebied. De meeste gemeenten hebben immers de basisinspanningen op lange termijn geschoven. De heer Wijnen is voorstander van het verzenden van brieven naar gemeenten, hengelsportverenigingen, pers en anderen om de bewustwording van de oorzaken van eutroof water respectievelijk de blauwalgenproblematiek te vergroten. De overige commissieleden beamen dat hier meer over gecommuniceerd zou moeten worden. Advies: De commissie adviseert het DB om het AB-voorstel in tweeën te splitsen: het huidig AB beslist over de praktijkproeven en het benodigd krediet voor het jaar 2009; het nieuw AB beslist over het benodigde krediet voor de jaren 2010 tot 2012. 4. Rondvraag a) De heer Rubbens vraagt naar de knelpuntenanalyse gemeente Halderberge. De heer Van Hal antwoordt dat er op cruciale locaties geen grond te koop is en onteigeningsprocedures gestart dienen te worden. Hij is voornemens het bestuur voor te stellen om te schrappen wat niet mogelijk is en met de rest van de werken door te gaan. De heer Wijnen betreurt de stagnatie als gevolg van de grondprijzen en oppert om de gemeenten te betrekken bij de onderhandelingen. b)
De heer Van der Heijden merkt op dat er de afgelopen week veel wateroverlast is ontstaan als gevolg van hevige regenval maar dat de waterberging bij het glastuinbouwgebied Westland droog is gebleven. Het bevreemdt hem tevens dat het gemaal Westland al 6 maanden in reparatie is. De inzet van noodpompen gebeurt naar zijn mening niet adequaat. De heer Van Hal zal nagaan hoe het staat met de reparatie van het gemaal. Hij zal tevens nagaan waardoor de waterberging niet is volgelopen.
c)
De heer Wijnen verzoekt om daar waar regelmatig noodpompen ingezet moeten worden, duurzame maatregelen te treffen. De voorzitter antwoordt hierop dat het Plan van Aanpak reeds uitvoerig met externe partijen is besproken en goedgekeurd.
d)
De heer Van der Heijden heeft vernomen dat tuinders rondom Steenbergen hun retentiebassins hebben geleegd in de sloten en verzoekt de handhavers hierop te laten toezien. De heer Van Hal zal nagaan of dit bekend is bij de afd. Handhaving.
e)
De heer Wijnen overhandigt een kopiebrief die op 15 augustus jl. is verzonden naar het waterschap en waarop noch een ontvangstbevestiging, noch een antwoord is gekomen. De voorzitter zegt toe e.e.a. te zullen nagaan.
f)
De heer Jongevos stelt voor om een memorandum van overdracht samen te stellen voor het nieuwe bestuur. De vergadering stemt hiermee in. Antwoord dagelijks bestuur op 3f. De Kadernota 2008 en de laatste managementletter van het jaar zijn een voldoende basis voor informatie en overdracht aan het nieuwe algemeen bestuur. Een extra overdrachtsdocument wordt niet noodzakelijk geacht.
De voorzitter dankt tenslotte alle commissieleden voor hun inbreng tijdens de laatste 4 jaren en sluit de vergadering om 15.15 uur.
2
BIJLAGE Beantwoording vragen commissie Beheer en Onderhoud 12 november 2008 Gemaal Westland De noodpomp van het gemaal Westland is op 4 november uit bedrijf genomen voor reparatie. Wel waren er al langer problemen met de zogenaamde asafdichting maar de noodpomp kon wel gewoon draaien. Dit type afdichting vertoont gauw lekkages en heeft meestal een geringe lekkage (stopbuspakking). Na demontage stelde de leverancier voor om een modificatie aan te brengen (om te bouwen naar vetsmering) om het probleem definitief te verhelpen. Na overleg tussen alle disciplines is besloten de modificatie aan te brengen. Het gemaal zal daardoor 2 weken uit bedrijf blijven, tot 18 november. Er zijn hiervoor bewust noodpompen achter de hand gehouden. Waterberging Er zijn berekeningen uitgevoerd om te toetsen of het glastuinbouwgebied Westland voldoet aan de in het NBW gestelde werknorm van T=50. Voor de berekeningen is daarom gekeken welke waterberging in het gebied noodzakelijk is om het laagst gelegen glastuinbouwperceel (de kas aan de Witte Ruiterweg, met een vloerpeil van NAP-0,32m) onder deze omstandigheden te vrijwaren van inundatie vanuit oppervlaktewater. Om dit zowel in de winter- als zomersituatie te bereiken (het gemiddelde zomerpeil is immers 30 cm hoger en hiermee tevens maatgevend) is een berging noodzakelijk gebleken van ca. 12.000 m3. De bodemhoogte van de waterberging is gekozen op NAP-0,80m en gaat bij een peilstijging in de watergang tot boven dat niveau inunderen en dus bergen. Bij dit waterniveau staat er dus nog lang geen water in de kassen. Het peil afgelopen dinsdagochtend is gekomen tot NAP –1,0 m. Bij dit niveau komt er al wel veel regenwater en afstromend water vanuit de nabijgelegen percelen, maar er treedt nog geen inundatie op vanuit de waterloop. Inzet noodpompen/tijdigheid In de nacht van 10 op 11 november is tussen 23:00 en 05:00 ca. 40 tot 45 millimeter gevallen. Dit heeft geleid tot behoorlijke peilstijgingen, zo ook bij het gemaal Westland. Een drietal medewerkers is vanaf ca. 03:00 bezig geweest met de eerste acties. Rond 04:30 is er telefonisch opgeschaald en om 04:45 is het besluit genomen tot het plaatsen van een tweetal noodpompen bij het gemaal Westland. Vanaf dit moment zijn er ca. 8 medewerkers in actie gekomen en was e.e.a. snel operationeel. In de loop van de vroege ochtend zijn er op een tweetal plaatsen nog pompen bijgeplaatst. De operationeel leider (sectorhoofd) is om 07:45 telefonisch op de hoogte gebracht van de reeds genomen maatregelen. In de loop van de middag hebben de peilen zich weer relatief snel hersteld, mede omdat er geen neerslag meer viel. Gemalen en stuwen De gemalen hebben een behoorlijke slok water te verwerken gekregen. Afgezien van wat extra storingen en aandacht voor de roosterreinigers heeft dit niet tot problemen geleid. Daarnaast zijn twee stuwen die vanwege een ombouw in het kader van de automatisering niet automatisch regelden, met de hand bijgeregeld. Dit vereiste wel extra inspanning maar heeft nergens voor overlast gezorgd. Gebruik retentievoorzieningen bij glastuinbouw. Vanuit de afdeling vergunningen worden eisen gesteld aan de retentievoorzieningen bij glastuinbouw. Op moment van oplevering worden deze gecontroleerd op een juiste functionele werking. Vanuit het handhavingsspoor worden deze retenties, afhankelijk van de grootte 1 keer per 2 of 4 jaar gecontroleerd. De retenties rond Steenbergen vallen bijna allemaal onder de categorie 1* 2 jaar. Op de juiste werking wordt dus wel degelijk toezicht gehouden. In het kader van deze vragen zal een extra steekproefsgewijze controle worden uitgevoerd rond het gebied van Steenbergen.
3
Agendapunt 6.III
Nummer : *08I004393* Barcode : *08I004393*
Besprekingsverslag van de commissie Bestuur en Middelen Datum:
12 november 2008
Plaats:
Breda
Aanwezig:
Mevr. Dielissen (voorzitter) Mevr. Spronk-Schölvinck (cat. ingezetenen) De heer R. van den Broek (cat. ingezetenen) De heer B. Poppelaars (cat. ingezetenen) De heer Hendrickx (cat. ongebouwd) De heer Van den Berg (cat. gebouwd) De heer Van Bavel (cat ongebouwd) De heer Van der Burg (cat. gebouwd) De heer Rokx (cat. gebouwd) Mevrouw Castelein-Hoogeveen (cat. bedrijfsgebouwd) De heer Th. Schots (cat. bedrijfsgebouwd) De heer Van Stokkom (secretaris-directeur) De heer L. van den Broek (concerncontroller) De heer Merks (notulist) De heer J.A.M. Vos (dijkgraaf ) en de heer D.E. Zijlmans (registeraccountant bij Ernst & Young)
Bij agendapunt 4:
Afwezig met kennisgeving:
De heer M. van Osch (cat. ingezetenen),
1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. De heer Poppelaars vervangt de heer Van Osch. 2. Mededelingen Er zijn geen mededelingen. 4. Rechtmatigheidsonderzoek 2008; “Rapport van feitelijke bevindingen” met reactie DB met reactie DB (agendapunt 7a). Met het oog op de aanwezigheid van de dijkgraaf en de heer Zijlmans stelt de voorzitter eerst agendapunt 4 aan de orde. De heer Zijlmans geeft een toelichting op het rapport en legt uit hoe zij gekomen zijn tot representatief beeld van de inkoop en de aanbestedingen. Hij doet de uitspraak dat er een beeld is dat er goede voortgang is geboekt en dat als deze lijn wordt voortgezet en bijzondere gevallen zich niet voordoen, een goedkeurende verklaring over 2009 verwacht mag worden. Hij geeft verder een toelichting hoe een rechtmatigheidsonderzoek verloopt. De voorzitter geeft de aanwezigen eerst de gelegenheid tot het stellen van vragen aan de heer Zijlmans. De heer Van den Broek vraagt of de aanbevelingen volgend jaar gecontroleerd worden op naleving. Hij en de heer Schots vragen naar de progressie in vergelijking met het voorjaar 2008. De heer Van den Berg vraagt of bekeken is of de geconstateerde afwijkingen voordelen hebben opgeleverd. De heer Van Bavel merkt op dat er sprake is van een steekproef. Volgt hier een wegingsfactor uit voor de hele organisatie?
De heer Zijlmans antwoordt dat de aanbevelingen in het rapport geen aanbevelingen zijn die afwijken van wat regelmatig wordt aanbevolen bij dit soort onderzoeken en dat dit ook altijd de aanbevelingen zijn die worden gemonitord. Verder antwoordt hij dat, kijkend naar de in gang gezette maatregelen en kijkend hoe effectief deze zijn, er een goede basis gelegd is. Hij verwacht geen structurele rechtmatigheidsproblemen. Er is niet bekeken of de geconstateerde afwijkingen voor- of nadelen hebben opgeleverd. Evenmin is dit onderzoek geprojecteerd naar de totale financiële organisatie van het waterschap. Er zit dus geen wegingsfactor in. De heer Zijlmans verlaat de vergadering. De voorzitter geeft voorts gelegenheid tot het stellen van vragen aan de dijkgraaf. Mevrouw Spronk geeft aan verheugd te zijn dat sinds de kwestie aan de orde is geweest in het algemeen bestuur er adequaat gereageerd is. Het is wel ernstig dat er nog steeds onregelmatigheden geconstateerd worden zoals het ontbreken van gunningsbrieven. Zij vraagt of er binnen het DB specifiek een DB-lid is belast als portefeuillehouder voor dit dossier, zoals is afgesproken in het algemeen bestuur. De heer van der Burg vraagt of de geconstateerde overtredingen te goeder of te kwader trouw zijn gedaan en of de betrokken medewerker is berispt. Hij vraagt voorts welk produkt Kuiper Electronics levert dat het zo uniek maakt. De heer Van Bavel vraagt, onder verwijzing naar de e-mail van P. van den Berg, naar de relatie met interimmanagers en het rechtmatigheidsonderzoek. De heer Schots vraagt of de bevindingen van het rapport zijn teruggekoppeld naar de organisatie om het leereffect te bevorderen. De dijkgraaf antwoordt dat in eerste instantie de heer J. Coppens met dit dossier aan de slag is gegaan als aandachtsveldhouder binnen de afgesproken lijnen van collegiaal bestuur en aandachthoudersschap. Na het vertrek van de heer J. Coppens, heeft het DB aan spreker gevraagd dit dossier over te nemen. Hij schetst verder de context en het verloop van het proces. Er is een strijdplan Rechtmatigheid opgesteld dat heeft geleid tot aanpassingen van het beleid (zoals het aanbestedingsbeleid), tot het ontwikkelen van interne documenten (zoals richtlijnen voor inkoop en intensieve implementatie in de organisatie). Indachtig de oproep van het algemeen bestuur zijn er nu onafhankelijke toetsers in de vorm van de nieuwe afdeling Inkoop. Het DB is verheugd dat er progressie is, maar ziet dat het wellicht nog een tandje beter kan. Men is er zich van bewust dat blijvend gewerkt moet worden aan houding en besef. Een actie die al ondernomen is, is het invoeren van het verplichte besluit inzake de gunning gevolgd door een gunningsbrief. In dit besluit krijgt dan tegelijkertijd ook een eventuele motivatie over een afwijking van het beleid een expliciete plaats en aandacht. Dit is een leerproces. Inzake de geconstateerde afwijkingen is er dan ook geen sprake van verwijtbaarheid, kwade trouw of berispingen. Het besluit inzake Kuiper Electronics is zelfs voorgelegd aan en goedgekeurd door het algemeen bestuur. Geleerd moet worden een en ander expliciet te maken. Hij antwoordt de heer Van Bavel dat inzake de inhuur van interimmanagers geheel is gehandeld conform de inkooprichtlijnen en dat er marktconforme prijzen zijn betaald. Hier is dus volstrekt rechtmatig gehandeld. Hij antwoordt voorts dat op 4 november jl. tijdens een speciale bijeenkomst de organisatie op de hoogte is gesteld van de bevindingen van het rapport; direct na de DB-vergadering. Hij merkt nog op dat Brabantse Delta een mooiere en eerdere start maakt dan de andere waterschappen, die nog moeten beginnen aan de rechtmatigheidstoetsing. Maar hij wijst er wel op dat het een paar jaar kan duren voordat rechtmatigheid is ingebed in de organisatie, zo leren ervaringen bij gemeenten. De secretaris-directeur antwoordt nog dat Kuiper Electronic de enige leverancier is van het TMX-systeem, een telemetrie-systeem voor het peilbeheer. Bij de afwegingen bij de inkoop daarvan is niet gebleken van te hoge prijsstellingen. Advies: De commissie adviseert het algemeen bestuur het Rechtmatigheidsonderzoek 2008; “Rapport van feitelijke bevindingen” voor kennisgeving aan te nemen. De dijkgraaf verlaat de vergadering. 3. Toetreden waterschap Regge en Dinkel als aandeelhouder SNB (agendapunt 13) De voorzitter stelt het agendapunt aan de orde. De heer Schots heeft de volgende vragen: 1.
Wordt de vereffening met Regge en Dinkel in cash afgewikkeld?
2. Tot welke nieuwe verwerkingstarieven leidt dit? 3.
In welke mate is Regge en Dinkel wat betreft tijdsduur en bedrag gevrijwaard?
4.
Hoe wordt een en ander specifiek in de boeken verantwoord?
De heer Van der Burg maakt zich zorgen. Naar zijn mening zou er sprake kunnen zijn van een mededingingskwestie nu er een verschil is tussen het (hoge) tarief van de aandeelhouders en het (lagere) tarief van de externe klanten van SNB. Hij vraagt of er een noodzaak is om deze constructie
-2-
aan de NMA te melden. De heer Van den Broek vraagt naar de achtergrond bij de opmerking over andere bestuursmodellen. De concerncontroller antwoordt de heer Schots het volgende. Een en ander wordt cash verrekend en niet op een andere wijze. Dit betekent voor het waterschap een extra inkomstenpost van € 3,5 miljoen. Wanneer dit in de boeken verwerkt gaat worden is nog niet bekend omdat de volledige besluitvorming in deze (ook bij de andere partners) nog niet is afgerond. Tegenover de opbrengst staat de afboeking op de waarde van de aandelen en de agioreserve. Hij antwoordt dat Regge en Dinkel gevrijwaard is voor risicos van voor de toetreding tot in totaal € 1.000.000,-- en 24 maanden. Inzake de speciale transacties als Cross border lease, geldt dat deze alleen van toepassing is voor de aandeelhouders die hier aan meedoen cq. in het verleden aan meededen. De voorzitter antwoordt dat de vragen van de heer van der Burg via het verslag zullen worden beantwoord. Zij merkt richting de heer Van den Broek op dat er wellicht nog meer nieuwe aandeelhouders komen. Dan moet er gekeken worden naar de vennootschappelijke organen. Antwoord over de tariefverschillen inzake SNB en de relatie met de Mededingingswet. Een onderneming mag geen misbruik maken van een economische machtspositie of mededingingsbeperkende afspraken maken (een monopolie creëren). Wanneer dit wel gebeurt, is er sprake van ontoelaatbare mededinging. Thans is er geen sprake van ontoelaatbare mededinging bij de SNB omdat er geen sprake is van een machtspositie die wordt misbruikt of afspraken zijn gemaakt die de mededinging beperken. Een vergoeding (tarief) voor het verwerken van slib is geen oneerlijke concurrentie als dit plaatsvindt onder marktconforme voorwaarden. De SNB hanteert zeker marktconforme tarieven voor haar externe klanten. Voor toetreden van nieuwe aandeelhouders is in de situatie van de SNB geen toestemming van de NMA nodig. Advies: De commissie adviseert positief richting algemeen bestuur. 5. Keuze accountant voor de periode 2009-2012 (agendapunt 7). De voorzitter stelt het agendapunt aan de orde. Advies: De commissie adviseert positief richting algemeen bestuur. 6. Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009 (agendapunt 8) De voorzitter stelt het agendapunt aan de orde. Mevrouw Spronk en de heer Poppelaars geven aan dat slechts een deel van de fractie ingezetenen voor het voorstel is. Immers de tarieven zijn gebaseerd op de Kostentoedelingsverordening. Ook de heer Van der Burg meldt dat de fractie gebouwd verdeeld is op dit punt. Mevrouw Castelein merkt op dat de fractie bedrijfsgebouwd in meerderheid voor is. De heer Hendrickx vindt het jammer dat de bevindingen van GS niet openbaar zijn. De fractie ongebouwd is verder akkoord. Advies: De commissie adviseert richting algemeen bestuur als volgt: de fractiegebouwd is verdeeld, de fractie ingezetenen in minderheid is voor, de fractie bedrijfsgebouwd in meerderheid is voor en de fractie ongebouwd is geheel voor. 7. Verordening verontreinigingsheffing en zuiveringsheffing 2009 (agendapunt 9). De voorzitter stelt het agendapunt aan de orde. Mevrouw Spronk merkt op dat communicatie nu wel heel omzichtig staat omschreven. Voor haar is het een hard gegeven. De voorzitter beaamt dit. De nu gekozen formulering kan licht tot misvattingen leiden: het woord ‘proberen’ wordt geschrapt. Men gaat deze acties vanzelfsprekend uitvoeren en niet proberen uit te voeren. Advies: De commissie adviseert positief richting algemeen bestuur.
-3-
8. Begroting 2009 (agendapunt 10). De voorzitter stelt het agendapunt aan de orde. Mevrouw Spronk merkt op dat op pagina 2 van de nota (het goed op stoom zijn van projecten) en pagina 5 (synergievoordelen) een nadere onderbouwing ontbreekt. Op pagina 8 van de nota (tabeltarieven) mist zij een terugblik op de tarieven tot 2005. De heer Van den Broek informeert naar het genoemde onderzoek inzake de calamiteitenreserve. Verder vraagt hij naar de status van deze begroting. De heer Van Bavel verwijst naar pagina 101 van de begroting en vraagt in hoeverre personeelskosten van externen hierin zijn opgenomen. De fractie ongebouwd is verder akkoord. De heer Hendrickx vraagt zich af of het wel zo is dat het algemeen bestuur geen rol heeft bij de komende reorganisatie met name wat betreft de regiokantoren. Dit was toch een nadrukkelijk punt voor de besturen van de fusiepartners. De heer Van den Berg vraagt of in de begroting geen rekening is gehouden met de toekomstige reorganisatie. De heer Van der Burg merkt op dat energieprijzen en rente dalen. Wanneer worden deze besparingen structureel verdisconteerd. Hij merkt verder op dat hij om de bekende redenen tegen de begroting is. Hij vraagt zich voorts af of ingezetenen niet tegen de begroting zou moeten zijn. De heer Schots merkt op dat de risicoparagraaf steeds dikker wordt. Zijn er binnen het DB gedachten om het risicobeheer als apart thema te adresseren ? De secretaris-directeur antwoordt dat in de Kadernota (pagina 42) de meerjarentrends van de lasten worden beschreven. De managementletter geeft inzicht hoe de projecten van het bestuursprogramma er voor staan en synergievoordelen zijn met name geïnvesteerd in personeel binnen de projectensfeer. Binnen de indertijd gestelde randvoorwaarden zijn 10 –15 fte gerealloceerd. Verder zijn delen van W&W en delen van SBO gecertificeerd, voortvloeiende uit het project stroomlijnen bedrijfsprocessen. Inzake het vergelijken van tarieven van voorgaande jaren merkt de concerncontroller nog op dat men gelet op de nieuwe Waterschapswet, op moet passen geen appels met peren te vergelijken. Hij beantwoordt de heer Van den Broek dat het betreffende onderzoek wordt opgepakt in het onderzoek naar het totale weerstandsvermogen in 2009. De begroting heeft een normale status: de uitgavenkant blijft hetzelfde, alleen de inkomstenkant kan wijzigen. De secretaris-directeur antwoordt de heer van Bavel dat externe personeelskosten inzake projecten hier niet in zitten. De vraag is dus niet zo eenvoudig te beantwoorden. Dus deels wel, deels niet. Hij antwoordt de heer van der Burg dat in de managementletters de prognoses worden gepresenteerd en dus langs die weg de bijgestelde verwachtingen op de begroting kunnen worden gevolgd. Naar de heer Van den Berg antwoordt hij dat de randvoorwaarden en doelstellingen van de reorganisatie gericht zijn op het verhogen van de kwaliteit en de efficiency. In de begroting komt dus dit niet zozeer tot uiting. In het verlengde hiervan antwoordt hij op de vraag van de heer Hendrickx dat de aannames bij de fusie in 2003/2004 deels niet zijn uitgekomen en hebben geleid tot meer bureaucratie. Hier moet wat aan worden gedaan. De voorzitter sluit hierbij aan dat voeling houden met de streek indertijd een belangrijk gegeven was. Hier kan natuurlijk ook middels een andere manier invulling aan worden gegeven dan via regiokantoren en regiocommissies. De suggestie van de heer Schots inzake het risicobeheer neemt zij graag mee. Advies: De commissie adviseert positief richting algemeen bestuur met de aantekening dat de heer van der Burg tegen is. 9. Mandatering dagelijks bestuur (voortkomend uit de financiële verordening artikel 108) (agendapunt 11). De voorzitter stelt het agendapunt aan de orde. De heer Van den Broek vraagt of dit niet aan het nieuwe bestuur moet worden overgelaten. De voorzitter antwoordt dat dit rechtstreeks voortvloeit uit de al aangenomen verordening. Om de werkprocessen lopende te houden en uit praktische overwegingen is het beter dat dit is vastgesteld vóór 1 januari 2009. Advies: De commissie adviseert positief richting algemeen bestuur.
-4-
10. Controleprotocol accountant en bijbehorend normenkader (agendapunt 12). De voorzitter stelt het agendapunt aan de orde. De heer Van den Broek geeft de suggestie van de fractie ingezetenen om het op pagina 5 genoemde bedrag te verlagen tot € 50.000,--. De voorzitter geeft aan dit mee te nemen naar het dagelijks bestuur. Advies: De commissie adviseert positief richting algemeen bestuur met de opmerking van de fractie ingezetenen om het op pagina 5 van het controleprotocol voor de accountantscontrole genoemde bedrag te verlagen tot € 50.000,--. Antwoord dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur neemt de suggestie over. Een aangepast voorstel zal richting algemeen bestuur worden gestuurd. 11. Verdere fusie laboratoria waterschappen (agendapunt 14). De voorzitter stelt het agendapunt aan de orde. De heer van der Burg merkt op de ontwikkelingen geanticipeerd kan worden door in de arbeidscontracten te laten opnemen dat personeel verder moet reizen. De heer Van den Broek vraagt naar de verkoopmogelijkheden inzake de verkoop van het nieuwe laboratoriumgebouw. De secretaris-directeur antwoordt de heer Van der Burg dat uit arbeidsrechtelijk oogpunt zijn suggestie niet mogelijk zal zijn. Bij sollicitatiegesprekken zal het vanzelfsprekend aan de orde worden gesteld. Het nieuwe laboratorium is gebouwd om courant in de markt te zijn. Hij durft geen voorspellingen te doen over de verkoopmogelijkheden in 2013. Advies: De commissie adviseert positief richting algemeen bestuur. 12. Rondvraag / sluiting Zowel de heer Schots als mevrouw Spronk zouden graag een eindplaatje zien dat eventueel kan dienen als overdrachtsdocument voor het nieuwe bestuur. Geantwoord wordt dat de laatste managementletter van het jaar eraan komt en een zeer goed beeld geeft. Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Spronk sluit de hele commissie zich aan bij de oproep om de twee vetrokken DB-leden zeker een plaats te geven op het afscheid op 17 december a.s. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter om 18.10 uur de vergadering.
-5-
Tariefsontwikkeling waterschap Brabantse Delta 2005-2009 2005
2006
2007
2008
6,76 0,21 11,72
6,62 0,22 10,76
6,41 0,20 9,79
6,80 0,19 10,58
24,53 0,44 20,17
23,67 0,45 20,36
22,96 0,37 18,62
25,55 0,39 20,62
46,50
45,00
46,50
49,50
Waterkering Ingezetenen Gebouwd Ongebouwd Waterkwantiteit Ingezetenen Gebouwd Ongebouwd Waterkwaliteit Tarief per v.e.
2009 Watersysteembeheer 1) Ingezetenen (35%) Gebouwd (54,9%) Overig ongebouwd (10,0%) * Openbare verharde wegen * Overig Natuurterreinen (0,1%)
48,78 0,57 64,88 32,44 1,62
Zuiveringsbeheer 1) Tarief per v.e.
46,5
1) In verband met de wijziging van de waterschapswet en de vanaf 2009 te hanteren taakindeling zijn de tarieven niet vergelijkbaar met de tarieven van 2005 t/m 2008. Op pagina 17 van de begroting 2009 zijn een aantal voorbeeld situaties weergegeven met het totale aanslagbedrag voor 2009.
-6-
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004290* Barcode: *08I004290* Onderwerp: Keuze accountant voor periode van 2009-2012 Sector en afdeling: financien/ICT Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 7 Ter inzage bij de concernstaf: 3 offertes accountantsdiensten (vertrouwelijk) Bijlagen: -Aan het algemeen bestuur Inleiding In de vergadering van het algemeen bestuur van juni 2008 is ingestemd met het programma van eisen voor accountantsdiensten 2009-2012. Na deze instemming is op ambtenlijk niveau de Europese aanbesteding voorbereid. In eerste instantie is een beschrijvend document opgesteld. Dit beschrijvend document is na overleg met de subcommissie financiele jaarstukken eind augustus geplaatst op de aanbestedingskalender voor Europese aanbestedingen. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met het benoemen van de accountant voor de periode 2009-2012? Strategie Uiterlijk 16 oktober 2008, 14.00 uur konden aanbieders van accountancydiensten hun inschrijving indienen. De inschrijvers waren Ernst & Young Accountants, Deloitte Accountants en PricewaterhouseCoopers. Vervolgens zijn door het ambtelijke inkoopteam de inschrijvingen beoordeeld op juistheid en op de vooraf vastgestelde criteria. Op grond van deze beoordeling zijn de drie inschrijvers uitgenodigd om op 6 november ieder een presentatie te houden voor de subcommissie financiele jaarstukken en het inkoopteam. Ook deze bevindingen zijn toegevoegd aan de beoordelingscriteria. De beoordelingscriteria betreffen prijs en kwaliteit. Volgens de vooraf gestelde wegingsfactoren en scores is een berekening gemaakt. Op basis hiervan is Ernst & Young Accountants als beste aanbieder naar voren gekomen Beoordeling x Financiële gevolgen offerte in lijn met huidige accountantskosten x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf Na besluitvoering zal een en ander intern worden gecommuniceerd. Begin 2009 kan de accountant zich presenteren aan het nieuwe bestuur. Advies: het AB stemt in met met het verlenen van de opdracht voor het verrichten van accountsdiensten voor waterschap Brabantse Delta aan Ernst & Young Accountants voor de boekjaren 2009 tot en met 2012.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Agendapunt 7a
Aan de leden van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Barcode
: : : *08I004190* :
Behandeld door Doorkiesnummer Datum Verzenddatum
: : : :
*08I004190*
L. van den Broek 076-5641244 4 november 2008 7 november 2008
Onderwerp: Rapportage rechtmatigheidsonderzoek inkoop en aanbestedingen Geachte heer/mevrouw, Inleiding In de vergadering van het algemeen bestuur van 2 april 2008 heeft het dagelijks bestuur aangegeven in oktober 2008 een rechtmatigheidsonderzoek uit te voeren met betrekking tot de inkoop en aanbestedingen over de periode van 1 april tot 1 oktober 2008. Dit om via een onafhankelijk onderzoek een beeld te krijgen met betrekking tot de vorderingen op dit terrein in aanloop naar het nieuwe rechtmatigheidstijdperk vanaf 1 januari 2009. Bijgaand bieden wij u het rapport van feitelijke bevindingen aan met betrekking tot het door Ernst & Young uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek. In deze begeleidende brief is achtereenvolgens opgenomen een toelichting, een samenvatting van de bevindingen van het rapport en een standpunt van het dagelijks bestuur met betrekking tot de bevindingen en aanbevelingen. Het onderzoek en de resultaten Het rapport De bijgevoegde rapportage van bevindingen is 1 op 1 de versie die ook besproken is in het dagelijks bestuur op 4 november jl. Het onderzoek heeft geleid tot bevindingen en aanbevelingen. Een (vertrouwelijk) overzicht met daarop vermeld de in het onderzoek betrokken posten ligt bij de concernstaf ter inzage voor de bestuursleden. Het uitgevoerde onderzoek Voor het uit te voeren onderzoek zijn drie offertes aangevraagd. Op basis van een beoordeling van het plan van aanpak en de daarbij geoffreerde prijs is het onderzoek gegund aan Ernst & Young Accountants. Voor het bepalen van de in het onderzoek te betrekken posten is een overzicht uit de verplichtingenadministratie aangereikt met de aangegane verplichtingen in de periode 1 april 2008 tot 1 oktober 2008. Op basis daarvan heeft Ernst & Young een aantal posten geselecteerd waarbij gekeken is naar: splitsing tussen exploitatie en projecten; splitsing in de omvang van de posten; verdeling over de organisatie. Na een kick-off meeting is Ernst en Young gestart met het opstellen van een normen- en toetsingskader voor het onderzoek. Vervolgens is de feitelijke toets uitgevoerd op basis van de beschikbaar gestelde informatie met betrekking tot de geselecteerde posten. Na afronding van het onderzoek heeft Ernst & Young een rapportage opgesteld en heeft er een afrondende bespreking plaats gevonden met de dijkgraaf, secretarisdirecteur, concerncontroller en hoofd Inkoop.
De De -
belangrijkste conclusies van het onderzoek belangrijkste conclusies die uit het onderzoek naar voren komen zijn: Het proces van inkoop en aanbestedingen heeft veel extra aandacht gekregen. Het is aannemelijk dat als het proces met dezelfde aandacht wordt voortgezet het in het kader van de jaarrekeningcontrole 2009 financieel rechtmatig zal worden bevonden. Er is 1 financiële onrechtmatigheid aangetroffen in de onderzochte posten. Er zijn enkele overige bevindingen met betrekking tot de aanbestedingsvorm. Er is 1 specifieke bevinding met betrekking tot interne autorisatie van een gunning. Er zijn enkele overige bevindingen.
Aanbevelingen naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek Zoals in de opdracht verzocht heeft Ernst & Young aan het eind van het rapport een aantal aanbevelingen opgenomen naar aanleiding van de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek. Deze aanbevelingen kunnen de organisatie helpen bij het op onderdelen verder verbeteren van de huidige situatie. Standpunt dagelijks bestuur met betrekking tot de bevindingen en conclusies uit het rapport Het dagelijks bestuur deelt de bevindingen en aanbevelingen van het rapport en is blij dat ook in deze onafhankelijke externe rapportage de positieve lijn vanaf april 2008 is terug te lezen. Het dagelijks bestuur wil daarbij benadrukken dat de intensieve aandacht voor dit onderwerp nodig blijft om in 2009 met succes de toets te kunnen doorstaan. Standpunt van het dagelijks bestuur met betrekking tot de aanbevelingen uit het rapport Het dagelijks bestuur ondersteunt de aanbevelingen uit het rapport. Deze aanbevelingen betekenen een intensivering en prioritering van deze onderwerpen voor de periode tot 1 januari 2009. Zij draagt de Secretaris-directeur op om de in het rapport genoemde aanbevelingen actief op te pakken in de komende periode. Het dagelijks bestuur zal de vorderingen op dit terrein blijven monitoren. Informatie, communicatie en media Gezien de gevoeligheid van het onderwerp is er op een actieve manier invulling gegeven aan het communiceren over dit onderwerp. Na behandeling in het dagelijks bestuur op 4 november 2008 is zoveel mogelijk tegelijkertijd invulling gegeven aan onderstaande acties: x verzending aan het algemeen bestuur; x informeren van het personeel; x informeren van de in het rapport genoemde bedrijven; x informeren van de provincie. Het rapport wordt vervolgens besproken in de commissie Bestuur en Middelen van 12 november a.s. en in de vergadering van het algemeen bestuur van 3 december a.s. Resumé Het algemeen bestuur neemt kennis van het rapport van Ernst & Young en deze begeleidende notitie en onderschrijft tevens de door het dagelijks bestuur ingezette lijn met betrekking tot de aandacht en aanbevelingen met betrekking tot het onderwerp. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-2-
Agendapunt 7b
Aan de leden van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta
Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Barcode: Behandeld door: Doorkiesnummer: Datum: Verzenddatum:
08I004531
07I003126 de heer L. van den Broek 076-5641244 20 november 2008 21 november 2008
Onderwerp: Managementletter 2008-4 Geacht bestuur, Bijgaand ontvangt u ter kennisname de 4e managementletter over het dienstjaar 2008 zoals die door het dagelijks bestuur in haar vergadering van 18 november 2008 is vastgesteld. Overdrachtsdocument Er is voor gekozen geen extra overdrachtsdocumenten op te stellen bij de afsluiting van de bestuursperiode. Deze laatste managementletter met bijlagen over 2008 geeft inzicht in de mate waarin de doelstellingen 2005-2008 naar verwachting eind 2008 zijn behaald. De peildatum voor de feitelijke realisatie is 1 oktober 2008 met daarnaast een prognose voor situatie per 31 december 2008. Deze rapportage kan daarmee een deel van de overdracht vormen naar het nieuwe bestuur. Managementinformatie De managementletter is het sluitstuk van de interne managementrapportages die per kwartaal worden opgesteld. In de managementletter wordt het principe van management by exeption zoveel mogelijk toegepast. Belangrijke Inhoudelijke en financiële afwijkingen worden opgenomen en toegelicht. De op verschillende niveaus (ambtelijk en bestuurlijk) te hanteren stuurinformatie blijft in ontwikkeling. Hierbij wordt ook gekeken naar de stuurinformatie die bijvoorbeeld bij de nieuwe bedrijfsvergelijkingen (vanaf eind 2008) gehanteerd gaat worden en de gewenste bestuurlijke informatievoorziening gekoppeld aan de implementatie van de nieuwe waterschapswet en de start van het nieuwe bestuur. Dit alles krijgt nadere invulling vanaf 2009. Voortschrijdend inzicht Steeds wordt op basis van de meest actuele inschattingen een prognose gedaan met betrekking tot inhoudelijke en financiële bedrijfsresultaten voor het volledige dienstjaar. De waarde van deze prognose neemt uiteraard steeds verder toe naar mate het jaar vordert. Inschatting bedrijfsresultaat De conclusie is dat voor de exploitatie het overgrote deel van de geplande producten en diensten voor 2008 wordt gerealiseerd met de daarvoor beschikbaar gestelde middelen. Per saldo ontstaat hier een nadeel van € 2,9 miljoen incl. de correctiepost van € 3,7 miljoen (nadeel) op de activa/afschrijvingen i.v.m. de gewijzigde regelgeving. Voor de projecten (zie bijlage 1 en 2) worden de geplande doelstellingen deels gerealiseerd. Daar waar dit niet volledig lukt is de moeizame grondverwerving vaak de beperkende factor.
In de kadernota is op basis van nadere analyse voor 2008 uitgegaan van investeringsvolume van ongeveer € 79 miljoen. De raming in deze 4e managementletter sluit € 48 miljoen. Ten opzichte van de oorspronkelijke raming voor 2008 is dit ca. 61%. Wij hopen u met deze managementletter voldoende te hebben geïnformeerd met betrekking tot de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten in 2008 tot op heden. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Managementletter 2008-4
Bestemd voor Datum
Doc.nr. 08I004387
Dagelijks bestuur 18 november 2008
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
Inleiding, doelstelling en algemene aandachtspunten Inleiding Doelstelling Aandachtspunten
Hoofdstuk 2:
Belangrijke ontwikkelingen per beleidsveld Beleidsveld 1000 - Planvorming Beleidsveld 2000 - Aanleg en onderhoud keringen Beleidsveld 3000 - Inrichting onderhoud watersys Beleidsveld 4000 - Bouw en expl zuiv techn werken Beleidsveld 5000 - Inrichting en oh vaarw/havens Beleidsveld 6000 Vergunningverlening/handhaving Beleidsveld 6001 - Vergunningverlening Beleidsveld 6002 - Handhaven keur Beleidsveld 6500 - Beheersen van lozingen Beleidsveld 6501 - Beheersing van lozingen Beleidsveld 6502 - Handhaving WVO Beleidsveld 7000 - Heffing en invordering Beleidsveld 8000 - Bestuur en communicatie Beleidsveld 9000 - Dekkingsmiddelen en saldo Ondersteunend hoofdproduct 0300 - Sector Middelen Ondersteunend hoofdproduct 0400 - Sector Financien/ICT Ondersteunend hoofdproduct 0500 - Concernstaf Ondersteunend hoofdproduct 0600 - Sector SBO
Hoofdstuk 3:
Bedrijfsresultaat Inschatting bedrijfsresultaat
Hoofdstuk 4:
Risicoparagraaf Risico's
2
Hoofdstuk 5:
Conclusie en bijlagen Conclusie Bijlagen Bijlage 1 Prognose doelrealisatie en investeringen Bijlage 2 Voortgangsinformatie projecten Bijlage 3 Gevoteerde kredieten
3
1. INLEIDING,
DOELSTELLING EN ALGEMENE AANDACHTSPUNTEN
INLEIDING Op basis van de afspraken uit de Planning en Control cyclus wordt er in aanloop naar iedere ABvergadering een managementletter vastgesteld door het DB en ter kennisname gebracht van het AB. Hierbij ontvangt u ML 2008-4. Overdrachtsdocument Zoals in de aanbiedingsbrief aangegeven kan deze laatste managementletter van deze bestuursperiode ook gezien worden als een soort overdrachtsdocument aan het nieuwe bestuur. Zij heeft daarmee een actueel beeld t.a.v. de mate van doelrealisatie per eind 2008 en de status van een aantal grote projecten. Daarnaast heeft zij daarmee een actueel beeld m.b.t. de reguliere exploitatie 2008. De peildatum voor feitelijke realisatie is daarbij 1 oktober 2008 en alle prognoses geven een inschatting van de resultaten per eind 2008.
DOELSTELLING De doelstelling van de managementletter is het bestuur op een beknopte en overzichtelijke manier te informeren over de inhoudelijke en financiële voortgang van de bedrijfsprocessen en projecten en daarmee over de inschatting van de bedrijfsresultaten voor het lopende jaar. Om beknopt en overzichtelijk te kunnen rapporteren zal zoveel mogelijk o.b.v. het principe van management by exception wordengerapporteerd. Concreet betekent dit dat ten aanzien van de reguliere bedrijfsactiviteiten alleen gerapporteerd wordt over zaken die (inhoudelijk of financieel) positief of negatief belangrijk afwijken van de prognoses in de begroting. Wel zal de status van bijzondere activiteiten, speerpunten en risico's worden vermeld. Een volledig beeld van voorgenomen activiteiten treft u in de begroting.
AANDACHTSPUNTEN Rechtmatigheid Op dit onderwerp ligt, mede als onderdeel van de implementatie van de nieuwe waterschapswet, in 2008 veel aandacht. Er is een strijdplan rechtmatigheid opgesteld waarin een aantal onderwerpen zijn opgenomen die hieraan een bijdrage leveren. Dit strijdplan is nu in uitvoering en hierover vindt regelmatig overleg plaats met de aandachtsveldhouder vanuit het DB en ook breed binnen de organisatie. In oktober is conform afspraak een rechtmatigheidsonderzoek uitgevoerd. In deze ABvergadering wordt hier separaat over gerapporteerd. De aanbevelingen uit het rapport zullen deze periode direct worden opgepakt. Daarnaast worden voor deze vergadering ook het controleprotocol en het normenkader geagendeerd. Dit alles om voor 2009 goed voorbereid te zijn voor het nieuwe rechtmatigheidstijdperk. Professionaliseren projectbeheersing Dit is een organisatiebreed speerpunt. Na extra aandacht voor de leidraad Projectmatig Werken (2006) en aanscherping van de rollen en de informatievoorziening (2007) ligt de focus voor 2008 op Projectcontrol. Gekoppeld aan de aanbevelingen vanuit het rechtmatigheidsonderzoek projecten zullen diverse acties worden uitgevoerd om te zorgen voor de benodigde verbeteringen. Diverse acties waren al eerder benoemd en zijn in uitvoering. Overige benoemde punten zijn in beoordeling/uitwerking en lopen door in 2009.
4
Juridische Kwaliteitszorg Na een 0-meting (legal audit) in 2006 wordt er vanaf 2007 extra aandacht aan dit onderwerp besteed. Eind september 2008 is opnieuw een externe audit uitgevoerd naar de mate waarin we als organisatie gevorderd zijn met de invulling en borging van ons juridisch kwaliteitssysteem. De eindconclusie is dat het systeem goed is opgezet en er van een implementatiefase overgestapt kan worden naar een beheerfase. Voor deze AB-vergadering is over dit onderwerp een afzonderlijke mededeling geagendeerd. Stroomlijnen bedrijfsprocessen De implementatie van de eerder geïdentificeerde verbeterpunten zal in 2008 voor het grootse deel worden afgerond. Aan de bedoelde verbeterpunten wordt druk gewerkt. Dit loopt het gehele jaar 2008. Periodiek wordt de interne monitor geactualiseerd die de voortgang van het proces aan geeft. Inmiddels in het overgrote deel van de acties afgerond waardoor de nodige kwaliteits- en efficientievoordelen zijn behaald. Implementatie waterschapswet Aangezien dit jaar de verkiezingen plaats vinden en vele onderdelen per 1-1-2009 in werking treden gaat hier veel aandacht naar uit in 2008. De project- en werkgroepen zijn druk doende met de uitvoering o.b.v. het opgestelde Plan van Aanpak met bijbehorende planning. Vele onderdelen zijn ook aan de orde geweest in de opiniesessies met het bestuur en uiteindelijk in concrete voorstellen in de AB-vergaderingen. De voorbereidingen liggen op schema om deze voor het overgrote deel voor eind 2008 te kunnen afronden
ALGEMEEN Speerpunten Om de rapportage zo compact mogelijk te houden worden ook de speerpunten alleen opgenomen als er al voortgang of bijzonderheden te melden zijn. Een aantal in de begroting opgenomen speerpunten komen daarmee niet in alle managementletters terecht.
Prognose + Realisatiecijfers De realisatiecijfers geven niet altijd een volledig beeld. Alleen de directe (externe) kosten worden automatisch verwerkt. De doorberekende kosten kunnen in het huidige financieel systeem niet eenvoudig tussentijds worden doorberekend. Wel wordt in de kolom prognose daar rekening mee gehouden zodat deze een juist beeld geeft. De verantwoordelijke product- en beleidsveldbeheerders binnen de organisatie actualiseren de prognose steeds o.b.v. de laatste ontwikkelingen. Daarmee geeft de prognose de beste inschatting van het eindresultaat per 31 december 2008. Het probleem van de niet volledige weergave van de realisatiecijfers wordt meegenomen als eis voor het nieuwe financiële systeem. Inschatting bedrijfsresultaat Het bedrijfsresultaat wordt bepaald door het saldo van de netto-lasten en de opbrengsten vanuit de waterschapsbelastingen. Voor het jaar 2008 hebben ook de verplichte correctie-afschrijvingen volgens de nieuwe waterschapswet een grote invloed op dit bedrijfsresultaat. Dit resulteert namelijk in een verwacht nadeel ten opzichte van het jaarplan 2008. Zonder de aangescherpte regels vanuit de nieuwe waterschapswet wordt een positiever bedrijfsresultaat verwacht.
5
BELEIDSVELD 1000 - PLANVORMING Speerpunten Regionale keringen Het provinciale beleid, incl. nut en noodzaak en flankerend vergunningenbeleid, is 3e kwartaal 2009 gereed. Eind 2008 is een bestuurlijk voorstel voor onze compartimenteringskeringen en hoogtecriteria voor de keringen langs de Mark en Vliet gereed. De beleidsegels hiervoor kunnen pas in 2009 worden vastgesteld. Financieel gezien is een voordeel van 50.000 euro mogelijk voor de normering van de regionale keringen en nut en noodzaak van de compartimenteringskeringen. De uitbestedingsprocedure heeft wel geleid tot een vertraging in de planning. Verwacht bestuursbesluit waterschap april 2009. Klimaatbeleid Opstellen van een plan van aanpak om zowel het waterbeleid en -beheer als het practische functioneren van het waterschap (energieverbruik e.d.) aan te passen aan de klimaatverandering. Ons waterschap is op veel terreinen actief, zowel in de dagelijkse bedrijfsvoering als in speciale projecten en landelijke onderzoeksprogramma's (participatie in Ruimte voor Klimaat en Kennis voor Klimaat). Beleid hiervoor is gewenst. In de Kadernota is financiële ruimte toegekend vanaf 2009. Een bestuursvoorstel met betrekking tot de te kiezen aanpak en ambitieniveau wordt voorbereid. Relatiebeheer Opzetten, continueren of uitbreiden van de periodieke (RO)overleggen met gemeentes om wateraspecten zo vroegtijdig mogelijk in te brengen. Daarnaast opstarten van projecten met gemeenten, bedrijven en waterbedrijven (o.a. toekomstvisie zuiveringsbeheer/waterketen). Het is erg belangrijk om de goede relatie met gemeenten ook in de toekomst in stand te houden. Zeker met het oog op de nieuwe wet Ruimtelijke Ordening die per 1 juli 2008 in werking is getreden (gemeenten zijn autonomer). Verdere professionalisering van relatiebeheer is voorzien in 2009. Richting geven aan veiligheidsfilosofie De nieuwe veiligheidsfilosofie stelt het waterschap voor allerlei uitdagingen, met name de risicobenadering en het zoeken naar innovatieve en kosteneffectieve oplossingen. Bestuur en dienst worden intensief hierbij betrokken. Betreft VNK (Veiligheid Nederland in Kaart). De 1e fase is bijna afgerond, wel enige vertraging. Volledige afronding ca 2015. Commissie Veerman kent een prominente plaats toe aan de risicobenadering (lees: VNK aanpak) en beveelt ook vanwege klimaatverandering veel hogere normen aan. Dus is een heldere veiligheidsfilosofie nodig. Bijdrage waterschappen vanaf 2009 is onduidelijk. Het waterschap heeft hiervoor nog geen geld gereserveerd. Bij Unie is aangedrongen op snel besluit.
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
1000 - Planvorming Totaal
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 3.200
272
3.200
2.912
2.985
2.982
3.200
272
3.200
2.912
2.985
2.982
Er wordt een overschot verwacht door lagere kapitaallasten i.v.m. uitstel van de afronding van o.a. OAS-studies en het project Stedelijke Wateropgave. Daarnaast hogere opbrengsten door bijdrage van RWS aan de studie over het Volkerak Zoommeer en een subsidie voor Leven met Water. Er worden lagere afdelingskosten verwacht i.v.m. geblokkeerde functies.
6
BELEIDSVELD 2000 - AANLEG
EN ONDERHOUD KERINGEN
Speerpunten Vaststellen leggers primaire waterkering Afronding van vaststelling van de leggers primaire waterkeringen (procedure per dijkring doorlopen) Dijkring 35 vastgesteld door DB. Dijkring 34 en 34a loopt volgens planning Opstellen algemeen onderhoudsplan WW(AOWW) Het opstellen van een algemeen onderhoudsplan voor waterlopen en waterkeringen. Plan beschrijft uniforme uitgangspunten voor het opstellen van onderhoudsbestekken voor waterlopen en waterkeringen. Plan is, na inspraak, vastgesteld in het AB van juni 2008. Daar waar nodig/wenselijk zullen de huidige (maai-)bestekken in 2009 worden aangepast o.b.v. vastgestelde uitgangspunten. Opstellen inspectie- en onderhoudsplan Het verder opstellen cq vaststellen van een inspectie en onderhoudsplan Onderhoudsplan is meegelift met het AOWW(Algemeen Onderhoudsplan WW. Met het inspectieplan wordt een aanvang gemaakt en in 2009 verder uitgevoerd. Gedifferentieerd onderhoud Het opstellen van een gedifferentieerd onderhoudsplan van de kades. In het algemeen onderhoudplan zijn ook de waterkeringen opgenomen en de wijze van (gedifferentieerd) onderhoud daarvan. Hieronder vallen ook de kades. Derhalve hoeft hier geen separaat onderhoudsplan voor worden opgesteld.
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen *
1000)
2000 - Aanleg en onderhoud keringen Totaal
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 3.389
377
3.403
3.323
3.587
3.529
3.389
377
3.403
3.323
3.587
3.529
Vanwege achterstallig onderhoud en het uitbesteden van het onderhoud aan primaire keringen ontstaat er een tekort op de directe kosten. Verschil op kapitaallasten komt voort uit het verschil van boekwaarde van projecten en onderzoekskosten die afgeschreven zijn.
7
BELEIDSVELD 3000 - INRICHTING
ONDERHOUD WATERSYSTEMEN
Speerpunten Vaststellen legger Het vaststellen van de leggers van met name de ontbrekende gebieden, aansluitend op het beschikbaar komen van de gegevens in het beheerregister Vanuit de IGA's worden zogenaamde peilenplannen opgesteld. Via de inmiddels vastgestelde procedure "handleiding peilbesluiten" worden deze peilenplannen omgezet naar peilbesluiten. In 2009/2010 zullen er voor het gehele gebeid een 6-tal peilbesluiten worden opgesteld. Methodiek herzien peilbesluiten Methodiek om de peilbesluiten te herzien. Gezamenlijk project voor alle regio’s wordt uitgevoerd door afdeling P&P. In het kader van de IGA’s gaan in 2009 herzieningen van bestaande peilbesluiten starten. De invulling van de stedelijke gebieden hebben hierbij een lagere prioriteit gekregen. Methodiek handhaving peilbesluiten Methodiek ontwikkelen om de naleving van peilbesluiten door het waterschap te kunnen controleren (normen, meetlocaties). Loopt goed. Methodiek is ontwikkeld en intern besproken. Implementatie in Wiski(systeem) is een van de werkzaamheden waarvoor een derde is ingehuurd. Het concept is al door WBD goedgekeurd, wordt dit jaar gerealiseerd. Europees aanbesteden Meerjarige Europese aanbesteding maaibestek 2008 op basis van het in begin 2008 vast te stellen onderhoudsplan Al het (bulk) maaiwerk aan watergangen voor 2008 t/m 2010 is Europees aanbesteed. Maaibootwerk is hierop uitgezonderd dit wordt in eigen beheer uitgevoerd.
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
3000 - Inrichting onderhoud watersys Totaal
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 24.619
2.687
24.649
23.926
25.784
25.988
24.619
2.687
24.649
23.926
25.784
25.988
Er is meer werk (uitbreiding pakket) Europees aanbesteed dan begroot als gevolg van uitwerking implementatienota eigen beheer/uitbesteding. Vanwege onderbezetting is er preventief onderhoud TMX (besturingssysteem) uitbesteed. Op de kapitaallasten ontstaat per saldo een nadeel (€ 772.000,-). Dit komt voor een belangrijk deel (€ 1.289.000) door extra afschrijving door de nieuwe Waterschapswet. Daartegenover staat een voordeel (€ 517.000,-) i.v.m. projecten die goedkoper en/of later worden gerealiseerd.
8
BELEIDSVELD 4000 - BOUW
EN EXPL ZUIV TECHN WERKEN
Speerpunten Civiele revisies AWP Een in 2006 uitgevoerd inspectieprogramma van de conditie van alle civiele delen van de AWP geeft aan dat een systematische revisie van de meest aangetaste onderdelen noodzakelijk is. De renovatie van Persstation Moerdijk is volgens planning uitgevoerd. Bij het opgraven van de leidingen is ontdekt dat er meer buisdelen vervangen moesten worden dan oorspronkelijk gepland was. De geplande renovatie van Persstation Roosendaal is in voorbereiding. Vervanging Zimpro-installatie Nieuwveer In 2007 is het besluit genomen om de Zimpro-installatie Nieuwveer te vervangen door een slibverwerkingsysteem met slibgisting en slibontwatering. In 2008 eindigt de voorbereidende fase en zal een bestuurlijk besluit worden gevraagd om te starten met de bouw van de nieuwe installatie. Het voorontwerp is gereed en het project ligt op schema Spanningsveld projecten en OAS-studies In 2008 en 2009 zullen de laatste OAS-studies worden afgerond. Een gedeelte van de vervangingsinvesteringen in het Investeringsplan worden beïnvloed door de uitkomsten van OASstudies. De uitdaging zal liggen in de balans tussen het waar mogelijk uitstellen van projecten en het uitvoeren van de ‘altijd goed’ vervangingen. In de derde managementletter werd uitgegaan van een verwachte projectomzet voor beleidsveld 4000 in 2008 van 13,0 mln. Deze prognose is nagenoeg gelijk gebleven.
Prestatie indicatoren Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 3, 2008 2008 2008 2008 2008
Prestatie indicatoren Stikstofverwijderingsrendement %
77,0%
76,8%
77,0%
77,0%
77,0%
77,0%
Fosfaatverwijderingsrendement %
76,2%
78,2%
76,2%
76,2%
76,2%
76,2%
Netto kosten
Netto kosten (bedragen * 1000) 4000 - Bouw en expl zuiv techn werken Totaal
Jaarplan 2008
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose t/m Marap. 3, Marap. 4, Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, 2008 2008 2008 2008 2008
46.816
15.629
46.937
47.033
48.659
48.429
46.816
15.629
46.937
47.033
48.659
48.429
Ten opzichte van de derde managementletter is het tekort gedaald mede doordat de verwachte doorberekening van de analysekosten van het Delta Waterlab t.o.v. die inschatting zijn gedaald met € 115.000,-. De eerder gemelde afwijkingen t.o.v. het jaarplan zijn nog steeds van toepassing: door het extra afschrijven van diverse projecten vanwege de afschrijvingsvoorschriften die gaan gelden in het kader van de nieuwe Waterschapswet wordt een tekort van EUR 1.050.000 verwacht. Het resterende tekort van EUR 678.000 is het gevolg van hogere chemicaliëndosering ten behoeve van de slibverwijdering en hogere onderhouds- en beheerkosten, o.a. door hogere grondstofprijzen.
9
BELEIDSVELD 5000 - INRICHTING
EN ONDERHOUD VAARW/HAVENS
Speerpunten Peiling waterbodems Om de afzet van slib te kunnen monitoren wordt in een cyclus van 5 jaar het gehele MarkVlietstelsel ingepeild. Voor 2008 staat 31 km in de planning. Inventarisatie voor Midden en West is uitgevoerd en hieruit blijkt dat de Roode Vaart gebaggerd moet worden. Voor regio West heeft de inventarisatie maar enkele plekken opgeleverd. Deze zullen in gezamenlijkheid worden aangepakt. Beheersovereenkomst Leurse Haven Op basis van bestaande overeenkomsten en afspraken wordt er een (actuele) nieuwe overeenkomst afgesloten met de gemeente Etten-Leur. 1ste verkennend gesprek met Gemeente Etten-Leur gehad op 4 juli jl. De bestaande overeenkomst blijkt om onbekende reden niet ondertekend te zijn. Wel wordt er naar gehandeld. Provincie is op de hoogte van de actie en het streven om in het eerst volgend bestuurlijk overleg met Etten-Leur een nieuwe overeenkomst te ondertekenen.
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
5000 - Inrichting en oh vaarw/havens Totaal
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 2.483
254
2.496
2.621
2.929
2.746
2.483
254
2.496
2.621
2.929
2.746
De bedrijfszekerheid van de sluiscomplexen laat te wensen over. Om de bedrijfszekerheid te vergroten zijn een aantal vervangingen noodzakelijk. Daarnaast zijn er extra kosten gemaakt om de storingen tijdig verholpen te krijgen. Tevens extra inhuur (door ziekte) bij de bediening kunstwerken. Tekort op de kapitaallasten door extra afschrijvingen die plaatsvinden.
10
BELEIDSVELD 6001 - VERGUNNINGVERLENING Speerpunten Nieuwe waterwet Conform DB-nota 21 augustus 2007 het aanpassen van de huidige keur aan de nieuwe waterwet. Interne projectgroep (trekker:beleid) brengt aanpassingen aan die nu al kunnen. Implementatiewetgeving loopt echter steeds verder uit waardoor vaststellen concept Keur met bijhorende beleidsregels (en het daarop volgend inspraakproces) pas in 2009 en wellicht pas in 2010 (i.p.v. 2008) kan plaatsvinden. NB: na afronding implementatiewet nog 40 weken nodig. 4wk aanpassingen en 36wk proceduretijd. Ontheffings- en vergunningenbeleid Parallel aan het aanpassen van de keur, het aanpassen van het ontheffingen- en vergunningenbeleid keur. Ook hier uitstel door vertraging Implementatiewetgeving Waterwet. % afgeronde beschikkingen binnen termijn Eind 2007 DB-besluit tijdelijke uitbreiding capaciteit en differentiatie in functies. In 2008 zal daarom het totaal % afgeronde beschikkingen binnen termijn de 95% benaderen, bij een gelijkblijvend aantal aanvragen. Eenvoudige ontheffingen zullen de 100% benaderen. In het tweede en derde kwartaal zijn er meer procedures binnen de termijn afgehandeld dan in het eerste kwartaal. Het tweede en derde kwartaal was 80% binnen de termijn. bezwaarschriften (actie 2007 JKZ) Door bij de complexere vergunningen met vooroverleg en conceptaanvragen te werken, wordt voorkomen dat zaken te snel in het juridische proces worden getrokken (bezwaarschriften minimaliseren) en in een quick-scan wordt nagegaan of grieven buiten de formele behandeling kunnen worden opgelost (bevorderen intrekken bezwaar). Beschreven werkwijze wordt op dit moment toegepast. Prestatie indicatoren Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008
Prestatie indicatoren Aantal afgeronde reguleringen
aantal
% Afgeronde procedures % binnen wettelijke termijn
850
650
850
850
850
850
90,00%
77,00%
90,00%
90,00%
80,00%
80,00%
Er is een stijgende lijn zichtbaar. 1ste kwartaal 72%, 2de en 3de kwartaal 80%. Positief resultaat, rekening houdende dat 2 medewerkers nog in een inwerkfase zitten en een ontstane vacature in september is ingevuld. Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
6001 - Vergunningverlening Totaal
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 1.416
-14
1.414
1.408
1.439
1.365
1.416
-14
1.414
1.408
1.439
1.365
11
BELEIDSVELD 6002 - HANDHAVEN
KEUR
Speerpunten Professionalisering handhaving Keur De professionalisering Keur is gebaseerd op kwaliteitscriteria, zoals die voor de handhaving van milieuwetgeving landelijk zijn vastgelegd en waaraan iedere bestuursrechtelijke handhavingsorganisatie moet voldoen. Deze criteria vormen de bouwstenen van een professionele d.w.z. een doelmatige, adequate en transparante handhaving. Dit resulteert in de nota handhaving keur. Externe bijstand is in 3e kwartaal 2008 aangetrokken (ook voor actualisatie professionalisering WVO). Implementatie wordt in 1e kwartaal 2009 verwacht.
Prestatie indicatoren Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008
Prestatie indicatoren Aantal toezichtscontroles aantal Aantal beschikkingen
aantal
Aantal repressieve controles
aantal
9.860
337
9.860
9.760
7.960
9.585
195
118
195
195
120
120
1.250
700
570
570
1.250
539
Ten opzichte van marap 3 is besloten de toezichtcontroles op de primaire keringen alsnog uit te voeren i.v.m. het beheer van onze primaire keringen. Bijstelling prognose van aantal beschikkingen en repressieve controles omdat tijdens de Schouwperiode 2007-2008 daadwerkelijk 25 % van de schouwsloten is gecontroleerd. Daarnaast heeft het inwerken van nieuwe medewerkers een lagere productie tot gevolg Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008
6002 - Handhaven keur
831
-1
831
773
1.016
1.047
Totaal
831
-1
831
773
1.016
1.047
De netto-kosten laten een tekort van 0,2 miljoen zien. In de praktijk zullen de netto kosten nagenoeg conform jaarplan zijn omdat 2 FTE aan keurtoezicht uit de regio's naar afdeling Handhaving op dit moment dubbel in de prognose zitten.
12
BELEIDSVELD 6501 - BEHEERSING
VAN LOZINGEN
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
6501 - Beheersing van lozingen Totaal
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 2.555
119
2.552
2.098
2.127
1.966
2.555
119
2.552
2.098
2.127
1.966
Verschil op de kapitaallasten is ontstaan doordat in de begroting bij het project Stimuleren afkoppelen met de verkeerde afschrijvingstermijn is gerekend. (5 jr. i.p.v. 40 jr)
BELEIDSVELD 6502 - HANDHAVING WVO Speerpunten Handhavingsprogramma PHOM Uitvoering van gezamenlijke handhavingsprioriteiten die door het Provinciaal Handhavingsoverleg Milieu (PHOM) bestuurlijk voor 2008 zijn vastgesteld. De WABO wordt behandeld in de Eerste Kamer in het 3e kwartaal van 2008. In het 4e kwartaal wordt vervolgens duidelijk hoe gemeenten benaderd moeten worden. De controle lozingen buitengebied (IBA) is naar verwachting eind 2008 afgerond. Toezichtslasten Onderzoeken mogelijkheden om te komen tot vermindering van toezichtslasten bij bedrijven (Rijksprogramma eenduidig toezicht). Het waterschap participeert voor de branche chemie. Programma met activiteiten voor frontoffices chemie en afval gereed. De ondertekening van de intentieverklaring Vernieuwing toezicht zal naar verwachting eind 2008 plaatsvinden.
Prestatie indicatoren Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008
Prestatie indicatoren Aantal toezichtscontroles aantal
3.809
5.450
4.150
4.420
4.670
aantal
850
458
850
650
650
650
Aantal processen-verbaal aantal
80
14
80
40
25
25
Aantal repressieve controles
5.450
Vanwege vertrek en inwerken van medewerkers is de productieve inzet verlaagd. Dit leidt onder andere tot een lager aantal (toezicht en repressieve) controles. Bijstelling prognose aantal processen-verbaal doordat de BOA capaciteit nu pas weer op orde is, in 1e kwartaal veel inzet is gevraagd van BOAs voor afhandeling klachten/calamiteiten en het Openbaar Ministerie meer aandacht heeft voor opsporing dan voor reguliere overtredingen.
13
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
6502 - Handhaving WVO Totaal
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 3.110
-23
3.108
2.983
2.544
2.354
3.110
-23
3.108
2.983
2.544
2.354
Lagere afdelingskosten door openstaande vacatures, opleidingstraject vakvolwassenheid en het vervallen van de inhaalslag Open Teelt en Veehouderij (105.000 EUR) vanwege voortschrijdend inzicht (nadruk op risico-benadering i.p.v. vasthouden aan controlefrequentie).
Beleidsveld : 7000 - Heffing en invordering Beleidsveldbeheerder : Cantrijn C
Speerpunten Nieuw belastingsysteem
Onder regie van het Waterschapshuis wordt een nieuw belastingsysteem ontwikkeld. Aan de ontwikkeling, de opbouw, inhoud en mogelijkheden van dit systeem wordt door het waterschap intensief meegewerkt. De kredietaanvraag voor het nieuwe belastingsysteem is in het juni AB goedgekeurd. Implementatie wordt medio 2009 verwacht.
Samenwerking horizontaal en Er wordt onderzocht op welke manier samengewerkt kan worden op het verticaal gebied van belastingen. Bestuursopdracht is verstrekt. Het is belangrijk dat er voldoende aandacht is om de medewerkers hierop te laten anticiperen. We moeten ervoor zorgdragen dat medewerkers daarvoor vakinhoudelijk en qua competenties klaar voor zijn. De effecten hiervan kunnen in dit stadium niet volledig worden overzien. De mogelijkheden voor verticale samenwerking worden momenteel onderzocht door een extern bureau. Het rapport is nog niet gepresenteerd, wordt half november in de stuurgroep besproken waarna dit rapport voorgelegd kan worden aan het DB en de gemeenten. Doel is om eind 2008 besluitvorming hierover plaats te laten vinden. Geld
Totaal netto kosten
Jaarplan 2008
Realisatie t/m marap 4
prognose Marap. 1, 2008
prognose Marap. 2, 2008
prognose Marap. 3, 2008
prognose Marap. 4, 2008
6.085
910
6.090
6.006
6.243
6.282
Prognose afwijking : negatieve waarde geeft een tekort weer, een positieve waarde een overschot
Toelichting Geld Per saldo worden hogere lasten verwacht dan geraamd. Afwijking betreft deels kosten gegevensverstrekking waarvan de verwachting is dat deze lager zullen zijn dan begroot. Daar tegenover staan hogere doorberekeningen uit diverse posten.
14
BELEIDSVELD 8000 – BESTUUR
EN COMMUNICATIE
Speerpunten Verkiezingen In het laatste kwartaal van 2008 vinden de (landelijke) verkiezingen plaats. De voorbereidingen hiervoor zijn in 2007 al opgestart en lopen uiteraard nagenoeg geheel 2008 door. Er komen in de nieuwe situatie 30 AB-leden en 5 DB leden, beide aantallen exclusief de voorzitter. Vanaf januari 2009 zullen zij formeel starten als nieuw bestuur. De voorbereidingen zijn zowel landelijk als bij Brabantse Delta zelf in volle gang. De lijsten (10 stuks) zijn inmiddels geregistreerd en ook de kandidaatstelling is afgerond. Alle overige acties zijn in uitvoering incl. de bijbehorende communicatie acties. Medio november starten de verkiezingen. Voorbereiding op en starten van nieuwe bestuur De voorbereiding vraagt veel aandacht. De kandidaat bestuurders zullen informatie willen voor het opstellen van hun programma. Daarvoor zullen informatiesets en –avonden moeten worden georganiseerd. Ook zullen de nieuwe bestuurders wegwijs gemaakt en ondersteund moeten worden om hun nieuwe taak goed te kunnen vervullen. Hiervoor zal een introductie c.q. studieprogramma worden opgesteld. Een informatieavond voor deelnemers aan de verkiezingen is inmiddels achter de rug. Naast uitleg over de taken van het waterschap en specifiek het bestuur hebben alle deelnemers een informatiemap ontvangen die hen kan helpen bij de verdere voorbereiding op hun bestuurlijke functie. Ook worden inmiddels voorbereidingen getroffen om te komen tot het introductieprogramma voor de nieuwe bestuurders.
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
8000 – Bestuur en communicatie Totaal
Realisatie Prognose Jaarplan t/m Prognose Prognose Prognose Marap. 1, 2008 Marap. 4, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 8.447
694
8.490
8.462
9.247
9.260
8.447
694
8.490
8.462
9.247
9.260
De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het project Implementatie waterschapswet in 2008 geheel ten laste komt van de exploitatiebegroting vanwege de afschrijvingsvoorschriften die gaan gelden in het kader van de nieuwe Waterschapswet.
15
Beleidsveld : 9000 - Dekkingsmiddelen en saldo Beleidsveldbeheerder : Cantrijn C
Speerpunten Switch transactie
In juli 2008 is de switchtransactie afgesloten waarbij een risicoreductie van 16,78 % gegenereerd is en een jaarlijkse netto opbrengst van 574.000 euro. Voor 2008 wordt de netto opbrengst na rato berekend en is ingeschat op 250.000 euro en is als zodanig in het resultaat verwerkt. Na een Europese openbare aanbesteding is als potfoliomanager LRI te Luxemburg aangesteld. Gegeven de marktomstandigheden n.a.v. de kredietcrisis is er nog voldoende buffer aanwezig binnen de constructie. Tevens dient deze constructie als bescherming op de door het waterschap in beheer zijnde deposito's. Er vindt intensief overleg plaats over de marktomstandigheden en de effecten op de portefeuille van het waterschap met de portfoliomanager.
Geld Jaarplan 2008
Overige dekk.middelen Opbrengst belastingen
Realisatie t/m marap 4
prognose Marap. 1, 2008
prognose Marap. 2, 2008
-2.058
-1.746
-2.061
-2.061
-89.095
-89.926
-89.120
-89.233
prognose Marap. 3, 2008 -1.863
prognose Marap. 4, 2008 -1.791
-88.810 -89.328
Prognose afwijking : negatieve waarde geeft een tekort weer, een positieve waarde een overschot
Toelichting Geld Netto directe kosten: Afwijking heeft te maken met bijstelling naar beneden van de post "onvoorzien". Opbrengsten: Prognose belastingopbrengsten is 230.500 euro naar beneden bijgesteld. Daarnaast is de verwachte opbrengst van de switchtransactie voor 2008 gesteld op 250.000 euro. Deze is transitorisch bepaald, na aftrek van te verwachte kosten. Per saldo ligt de verwachte opbrengst vrijwel gelijk aan de begrote opbrengst voor dit gehele beleidsveld. Conclusie
ONDERSTEUNEND
HOOFDPRODUCT
0200 – CENTRAAL MANAGEMENT
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m marap. 2 Marap. 1, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008
0200 – Centraal Management
607
9
606
464
447
453
Totaal
607
9
606
464
447
453
Toelichting: De lagere kosten ontstaan voor het grootste deel door een lagere doorberekening van ondersteunende systemen (foutief begroot).
16
Beleidsveld : 0300 - Sector Middelen Beleidsveldbeheerder : Overveld van M.J.
Speerpunten Herijking inkoopbeleid en proces
In navolging op het besluit een inkoopafdeling op te richten zal in 2008 nadere invulling gegeven worden aan het implementeren van een organisatiebreed inkoopproces. Om dit proces succesvol te implementeren zal een herijking van het inkoop en aanbestedingsbeleid noodzakelijk zijn. Het kader rondom inkopen en aanbesteden wordt daarbij opnieuw vastgesteld. Inkoop wordt steeds zichtbaarder in de organisatie, het inkoop en aanbestedingsbeleid is vastgesteld en geïmplementeerd evenals het nieuwe bestelsysteem waardoor rechtmatigheid steeds beter geborgd wordt.
Implementatie Delta Digitaal
Verdere implementatie van de in de notitie genoemde ambities. De voorbereidingen t.b.v. de implementatie en manier van werken zijn volop aan de gang. Implementatie en uitrol start in januari 2009.
Geld
Totaal netto kosten
Jaarplan 2008
Realisatie t/m marap 4
prognose Marap. 1, 2008
prognose Marap. 2, 2008
47.413
24.378
48.294
47.403
prognose prognose Marap. 3, Marap. 4, 2008 2008 47.838
47.078
Prognose afwijking : negatieve waarde geeft een tekort weer, een positieve waarde een overschot
Toelichting Geld Afdelingskosten: Doordat de afdeling inkoop is geformeerd en de reorganisatie van FZ een feit is, is de prognose van de uren hoger. Directe kosten: Prognose lager a.g.v. het afboeken van reserveringen de volgende reserveringen. Cursus deltawerken: 55.000, internetspiegel: 6.000, stagiaires: 90.000, inhuur urenmarkt 240.000, totaal: 391.000 euro. Verder een voordeel op de salariskosten a.g.v. o.a. Deltawaterlab: 870.000 euro, extra uitgaven interne faciliteiten 108.000 euro en huisvesting 175.000. Totaal effect: 978.000 euro. Opbrengsten: Betreft opbrengst verhuur Deltawaterlab, pand is eigendom van WBD. In de begroting was hier geen rekening mee gehouden.
17
Beleidsveld : 0400 - Sector Financien/ICT Beleidsveldbeheerder : Cantrijn C
Speerpunten Nieuwe comptabiliteitsvoorschriften
Met ingang van de begroting 2009 gelden er naar alle waarschijnlijkheid nieuwe regels voor de begroting en verantwoording van de opbrengsten en uitgaven van de waterschappen. Gedurende 2008 zal veel aandacht en inspanning gevraagd worden van de organisatie om e.e.a. te implementeren. Diverse notities zijn al aan het bestuur voorgelegd. Vanwege de voorschriften dreigde het waterschap 10-20 miljoen euro vervroegd af te moeten schrijven. Dit bleek een landelijk probleem. In samenspraak met de UvW is een oplossing hiervoor gevonden. De verwachting is nu dat de vervroegde afschrijving ongeveer 4 miljoen bedraagt.
Aanpassen Financieel Systeem
Vanuit het stroomlijnen zijn diverse acties voortgekomen voor het verbeteren/vervangen van het FMS. Door ontwikkelingen in het kader van het infoplan ( ERP / GAS) is het project geheel stil komen te liggen. Dit heeft ook consequenties voor het verdergaand automatiseren van de financiele administratie. Er wordt nu een inpactanalyse GAS uitgevoerd, het financieel pakket zal hier onderdeel van zijn. De bijgestelde verwachting is dat in het voorjaar 2009 een pakket geselecteerd wordt. Daarna kan gestart worden met de implementatie. Voor de selectie en implementatie zijn inmiddels werkgroepen geformeerd onder de projectorganisatie. In de meeste werkgroepen is FEZ vertegenwoordigd. Het beschrijvend document is nagenoeg gereed waarna de aanbesteding kan volgen.
Geld Jaarplan 2008
Realisatie t/m marap 4
5.435
1.463
Totaal netto kosten
prognose Jaarprognose Marap. 1, Marap. 2, 2008 2008 5.440
5.543
prognose Marap. 3, 2008
prognose Marap. 4, 2008
5.555
5.276
Prognose afwijking : negatieve waarde geeft een tekort weer, een positieve waarde een overschot
Toelichting Geld Netto directe kosten: De afwijking komt voor uit eind 2007. Het betreft hard- en software onderhoudskosten van eind 2007 doorgevoerde uitbreidingen waarmee in de begroting 2008 geen rekening is kunnen houden. In de reserveringen is momenteel ook rekening gehouden met onderhoudskosten welke nog niet aangewend zijn. Als dit zo blijft is de verwachting dat er geen tekort ontstaat op dit beleidsveld. Opbrengsten: In juli 2008 is de switchtransactie afgesloten wat een jaarlijks netto rendement genereert van 574.000 euro en een risicoreductie van 16,78 % oplevert. De opbrengst voor 2008 is naar verwachting 250.000 euro en zal in 2009 ontvangen worden. De opbrengst is nog niet als zodanig geboekt bij het samenstellen van deze marap.
18
ONDERSTEUNEND
HOOFDPRODUCT
0500 – CONCERNSTAF
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen *
1000)
Realisatie Jaarplan t/m 2008 Marap. 4, 2008
Prognose Prognose Prognose Prognose Marap. 1, Marap. 2, Marap 3 Marap 4 2008 2008 2008 2008
0500 - Concernstaf
615
230
615
909
960
995
Totaal
615
230
615
909
960
995
Toelichting: De hogere lasten ontstaan voor het grootste deel door een niet op dit onderdeel geraamde doorberekening van ondersteunende systemen (zie ook toelichting bij 200). Daarnaast zijn er hogere kosten i.v.m. ondersteuning op AO/IC-terrein mede gekoppeld aan rechtmatigheid
19
ONDERSTEUNEND
HOOFDPRODUCT
0600 - SECTOR SBO
Speerpunten Implementatie IRIS Implementatie van IRIS als productieomgeving vindt plaats 2e helft van 2008. De eerste helft van het jaar wordt gebruikt voor een testomgeving. Het IRIS-project is vertraagd door de late levering door Het Waterschapshuis. De productieomgeving zal daarom pas in 2009 worden geïmplementeerd. De eventuele financiële consequenties van de vertraging worden in beeld gebracht. Realiseren fusie Teneinde de beoogde fusiedatum (juni 2008) te halen zijn er door de diverse (sub)werkgroepen plannen van aanpak opgesteld. Een aparte gezamenlijke projectgroep is bezig met de vervanging van de laboratoria managementsystemen. Delta Waterlab is nu 8 maanden operationeel. Wel zijn de startkosten van Delta Waterlab enigszins hoger gebleken dan gepland, mede wegens de inrichting van de nieuwe ICT-omgeving. Uit het onderzoek naar de kostenffectiviteit voor de verdere opschaling van de laboratoria is gebleken dat het realiseren van een grotere laborganisatie een positief effect heeft op de kosten en efficiëntie. De besluitvorming (december 2008) wordt op dit moment voorbereid.
Netto kosten
Netto kosten
(bedragen * 1000)
0600 - Sector SBO Totaal
Realisatie Prognose Prognose Prognose Prognose Jaarplan t/m Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, 2008 Marap. 4, 2008 2008 2008 2008 2008 3.479
430
3.421
3.183
3.643
1.733
3.479
430
3.421
3.183
3.643
1.733
De lagere prognose wordt veroorzaakt doordat dit alleen de kosten van de eerste 4 maanden van ons eigen lab betreft. De prognose van de kosten voor de andere 8 maanden van Delta Waterlab zijn direct opgenomen op de primaire beleidsvelden. Voor centrale (geo)grafische informatie ontstaat een overschot door een lagere urenbesteding en dubbel begrote externe kosten.
20
3. BEDRIJFSRESULTAAT
INSCHATTING
Beleidsveld
BEDRIJFSRESULTAAT
(bedragen * 1000)
Prognose Prognose Prognose Prognose Afwijking Jaarplan Marap. 1, Marap. 2, Marap. 3, Marap. 4, t.o.v. 2008 2008 2008 2008 2008 jaarplan
1000 - Planvorming
3.200
3.200
2.912
2.985
2.982
218
2000 - Aanleg en onderhoud keringen
3.389
3.403
3.323
3.587
3.529
-140
3000 - Inrichting onderhoud watersys
24.619
24.649
23.926
25.784
25.988
-1.369
4000 - Bouw en expl zuiv techn werken
46.816
46.937
47.033
48.659
48.429
-1.613
5000 - Inrichting en oh vaarw/havens
2.483
2.496
2.621
2.929
2.746
-263
6001 - Vergunningverlening
1.416
1.414
1.408
1.439
1.365
51
6002 - Handhaven keur
831
831
773
1.016
1.047
-216
6501 - Beheersing van lozingen
2.555
2.552
2.098
2.127
1.966
589
6502 - Handhaving WVO
3.110
3.108
2.983
2.544
2.354
756
7000 - Heffing en invordering
6.085
6.090
6.006
6.243
6.282
-197
8000 - Bestuur en communicatie
8.447
8.490
8.462
9.247
9.260
-813
-2.058
-2.061
-2.061
-1.863
-1.791
-267
99.484 104.697 104.157
-3.264
9000 - Dekkingsmiddelen en saldo Totaal netto lasten Bijdrage provincie
100.892 101.109 -1.323
-1.323
-1.363
-1.441
-1.441
118
Opbrengst waterschapbelastingen Omslag ingezetenen
-9.727
-9.726
-9.726
-9.834
-9.870
143
-18.253
-18.252
-18.256
-18.081
-18.287
34
-3.423
-3.423
-3.425
-3.425
-3.435
12
-57.692
-57.719
-57.826
-57.470
-57.737
45
Totaal dekking
-90.418
-90.443
-90.596
-90.251
-90.769
352
Inschattting resultaat Onttr.(-)/toev. Egal. reserve
-10.474
-10.666
-8.888
-14.446
-13.388
-2.914
Omslag gebouwd Omslag ongebouwd WVO-heffing
21
4. RISICOPARAGRAAF
RISICO'S
Algemeen De belangrijkste algemene risico's worden jaarlijks benoemd in de kadernota en bij de begroting. Eventuele nieuwe en/of specifieke risico's waar we mee te maken krijgen en bijzondere ontwikkelingenworden hier in de loop van het jaar vermeld.
5. CONCLUSIE
EN BIJLAGEN
CONCLUSIE De hoofdconclusie van deze managementletter t.a.v. de exploitatiebegroting is dat het overgrote deel van de producten en diensten 2008 wordt uitgevoerd. Er ontstaat voor de exploitatie per saldo ten opzichte van de begroting een verwacht nadeel van ca. € 2,9 miljoen. Dit is mede het gevolg van een éénmalige correctie in 2008 (€ 3,7 miljoen), vanwege de nieuwe voorschriften met betrekking tot het activeren en afschrijven. Dit op basis van de notitie zoals die geagendeerd was voor het AB van oktober 2008. Dit betekent dat er buiten die correctiepost een voordeel wordt ingeschat op de reguliere exploitatie van € 0,8 miljoen ten opzichte van de begroting. Voor de projecten is de verwachting dat de afgesproken doelen deels worden bereikt. Bijlage 1 geeft hierin een nader inzicht. Een belangrijke factor bij doelen die niet volledig worden gerealiseerd is de problematiek van de grondverwerving. Zoals ook in bijlage 2 op een aantal onderdelen is te zien is de moeizame grondverwerving voor een aantal belangrijke projecten de beperkende factor om de doelen tijdig te kunnen realiseren. Dit terwijl in die situaties de benodigde inrichtingsplannen voor de betreffende gebieden wel zijn afgerond. Het investeringsvolume in bijlage 1 is op basis van een nadere actualisatie bijgesteld tot ca. 61 % van de raming in het IP 2009-2013 zoals die aan de kadernota ten grondslag ligt. Dit wordt veroorzaakt door uitstel, vertragingen, lagere investeringsramingen etc.
22
Overzicht doelrealisatie en inzet middelen projecten
ML2008-4
Bijgestelde Oorspronkelij opdracht BP ke opdracht vanuit VJN (BP) 2007
Doelen
Prognose Kadernota 2008 realisatie eind 2008
Doelrealisatie gereed
BIJLAGE 1
% VJN t.o.v. bijgestelde opdracht
Prognose actueel realisatie eind 2008
% Actueel t.o.v. bijgestelde opdracht
Thema 2 Vasthouden, bergen en afvoeren Hydrologisch herstel natte natuurparels (Hectare) 3.516 Regionale waterberging (Hectare) Verdrogingsbestrijding (Hectare)
2.165
64%
400
400
242
413
103%
265
66%
712
3.372
1115
1.129
1104
3.290
295%
1.830
1.120
100%
54%
17
17
8
17
100%
15
88%
44
44
21
47
107%
41
93%
15
14
8
16
114%
11
79%
33
33
14
54
164%
33
100%
25
25
4
8
32%
5
20%
57
66
9
45
68%
29
44%
92
92
83
105
114%
93
101%
12
17
5
15
88%
6
35%
Programma Stedelijke wateropgave Thema 3 Kwaliteit en ecologie Inrichten viswateren, oeververbindingen (Kilometer) Inrichten viswateren, vispassage (Vistrappen) Inrichten waternatuur lijnvormig (Kilometer) Inrichten waternatuur vlakvormig (Aantal) Realisatie beek- en kreekherstel (Kilometer) aanleg ecologische verbindingszones (Kilometer) OAS-studies
* Vanwege een fout in de administratie waren er in ML-3 meer hectare verdrogingsbestrijding gereed gemeld, dit is nu hersteld. ** De prognose bestaat uit projecten die volledig gereed zijn en projecten waarvan een gedeelte van de doelen al gerealiseerd zijn. Op basis van geactualiseerde detailplanningen zijn de prognoses voor deze managementletter herzien. Op enkele onderdelen komt de doelrealisatie op basis daarvan hoger of lager uit dan eerder was ingeschat in de Kadernota 2008. Daar waar de doelrealisatie niet wordt gehaald vertaald zich dat in bijlage 2 meestal in een rood kruisje voor de voortgang i.v.m. vertraging in de uitvoering. De beoogde totale doelrealisatie voor het project blijft meestal groen omdat met het project uiteindelijk wel de geplande doelrealisatie wordt gehaald. INZET MIDDELEN Beleidsvelden
Ontwikkelingsprojecten
Instandhoudingsprojecten
IP bedrag huidig Realisatie t/m Prognose IP bedrag Realisatie jaar Kadernota periode realisatie huidig huidig jaar t/m periode 2008 lopende jaar jaar Kadernota 2008 lopende jaar 0200 Centraal management
Prognose realisatie huidig jaar
225.000
0300 Sector Middelen
1.731.000
0400 Sector Financien/ICT
2.028.007
2.481.000
8.085.000
1.135.431
1.455.000
111.729
455.151
374.900
111.573
82.926
0500 Concernstaf
39.000
14.242
39.000
0600 Sector SBO
299.000
97.216
229.000
400.000
154.712
7.335.000
323.000
1.937.000
552.930
1.177.000
1000 Planvorming 2000 Aanleg en onderhoud keringen 3000 Inrichting onderhoud watersys 4000 Bouw en expl zuiv techn werken 5000 Inrichting en oh vaarw/havens
790.000
73.825
75.000
650.000
106.786
151.000
25.509.000
9.466.295
15.000.000
8.808.000
1.926.592
3.213.000
5.644.000
2.710.969
2.955.000
11.773.000
4.630.940
10.085.000
600.000
357.729
600.000
5.437.000
51.793
60.000
6500 Beheersing van lozingen
12.000
271.636
271.003 2.345.000
176.797
300.000
7000 Heffing en invordering 8000 Bestuur en communicatie Verv/aanp. materieel, dienstauto's en werkplaatsen Totaal (EUR)
560.000
104.773
580.000
2.081.000
880.971
2.345.000
*
0
50.000
530.000
0
530.000
38.801.000
15.789.351
23.912.154
40.483.900
9.175.594
24.424.926
Naast de gerealiseerde uitgaven zijn er voor de in uitvoering zijnde projecten nog miljoenen euro's aan aangegande verplichtingen die voor een deel pas in 2009 tot feitelijke betalingen gaan leiden.
*
Voor deze onderdelen stond in het IP geen raming op de betreffende plek. Dit kan de volgende redenen hebben: - Project zou volgend eerdere planning al in 2007 zijn afgerond; - Projectuitgaven in het IP opgenomen bij een ander onderdeel; - Project niet in IP maar inmiddels wel krediet verstrekt; De actuele uitgavenprognose in deze ML is voor 2008 is:
€
48.337.080 (61%)
Overzicht voortgang projecten ML 2008-3
BIJLAGE 2 Projecten Toelichting
Projectnaam
Doelen
Geld
Voortgang
0001 1. Halderberge
IGA in dec '08 afgerond; daarna aanvang met verdere planuitwerking
0002 2. Noordrand Midden
Grondverwervingsproces is recent actief opgepakt door de provincie. Vanwege de huidige eigendomssituatie is oplevering van een gedeelte van de NNP's (Weimeren) in de loop van 2009 te verwachten. Planvorming resterend deel vanaf 2009. Door vertraging van grondverwerving is een gedeelte van de doelrealisatie niet meer mogelijk binnen de planning. Met de gemeente Roosendaal is een samenwerkingsovereenkomst opgesteld waaronder een groot aantal evz projecten de komende jaren zal worden uitgevoerd. Met Bergen op Zoom moeten nog verdere afspraken gemaakt worden. Grondaankoop door de gemeente Steenbergen rond de kern van Dinteloord is niet gerealiseerd, waardoor doelrealisatie niet meer mogelijk is binnen de planning.
0003 3. Brabantse Wal 0004 4. Beekherstel Roosendaal
0005 5. Oud Prinslandse Polder 0006 6. Tonnekreek/Keenehaven
Het project integrale uitpak Tonnekreek loopt iets uit naar begin 2009. Dit heeft geringe consequenties voor het uitgavepatroon. Natuurbestek Castelre is uitgevoerd en pgeleverd. Voor het Merkse en de Bremer wordt een inrichtingplan opgesteld. De uitvoering is gepland voor eind 2009. Dit is volgens planning. Het waterschap gaat in samenwerking met de landinrichting versneld projecten uitvoeren. De uitgaven zullen naar verwachting sterk naijlen (2009 en 2010). Onverwacht lange RO procedure heeft de voortgang ernstig vertraagd. Ook zijn er nog 2 grondeigenaren die niet meerwerken aan de verkoop van een strook grond voor aanleg van een deel van de kade. Resultaat is een vertraging van de realisatie datum tot halverwege 2009.
0007 7. Merkske 0008 8. Chaamsche Beken 0009 9. 4de Bergboezem
0010 10. Kleine beek/aa of weerijs
Het project waterberging loopt iets uit naar begin 2009. Dit heeft geringe consequenties voor het uitgavepatroon. Binnen activiteit de Matjes zorgt inspraak voor enige vertraging van de uitvoering. Uitvoering is thans gericht op januari-maart 2009. Het is inmiddels duidelijk dat een groot deel van de doelrealisatie (NNP) niet tijdig gereed is en dat deze uitgevoerd wordt in 2009.
0011 11. Turfvaart/Bijloop 0012 12. Bovenmark
Vertraging in het beschikbaar komen van benodigde gronden, daardoor ook vertraging in doelrealisatie.
0013 13. Kreken Steenbergen
Gemeente Steenbergen was tot voor kort niet bereid aan de aanleg van evz's mede te werken Naar aanleiding van het Bestuurlijk Overleg wordt momenteel gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst EVZ. Met gemeente Bergen op Zoom wordt gewerkt aan de West Brabantse waterlinie. Momenteel wordt een inrichtingsplan voor de natte natuurparesl het Laag en Oudland opgesteld.
0014 14. Rietkreek/Langewater
Beide bestekken voor de inrichting van Rietkreek ( fase 1) en Lange Water zijn aanbesteed. Opdrachten zijn verleend. Uitvoering gestart.Oplevering eind 2008/begin 2009. Grondverwerving deelgebieden 2 + 3 mislukt,waardoor werkzaamheden in die gebieden niet mogelijk zijn. Grondverwerving voor Rietkreek ( fase 2 ) loopt. Scopewijziging volgt via gebruikelijke bestuursroute.
0015 15. Overdiepse Polder
Doelrealisatie is blanco omdat dit project geen expliciete doelrealisatie voor het BP heeft.Planfase loopt ten einde.Projectplan door staatssecretaris goedgekeurd ( okt.2008). Realisatiefase wordt opgestart waarin waterschap prominentere rol krijgt.Rolverdeling/verantwoordelijkheden etc. worden vastgelegd in te sluiten overeenkomsten.
0016 16. Westelijke Langstraat
Vertraging. Planning grondverwerving van de provincieloopt tot 2014. Aanpak: momenteel wordt een faseringsplan opgesteld, waarbij stukken die al in eigendom zijn eerst uitgevoerd kunnen worden en naargelang de grondverwerving volgt uitvoering overige delen. Uiterlijk gereed: 2 jaar na volledige verwerving. Plangebied "EVZ om Dongen" wordt opgeschaald (fase 1 + fase 2); wel enige uitloop in de tijd a.g.v. keuze EVZ-tracé. Gering risico; bezwaren tegen vergunningen kunnen evenwel voor vertraging zorgen.
0017 17. Donge 0018 18. De Leijen 0019 19. Gat van den Ham
Grondverwerving in het project Zwaluws Getij vormt een risico voor de voortgang dat vrij hoog ingeschat moet worden. Voor Zonzeel en EVZ Spoorzone vindt uitvoering plaats vanaf begin 2009.
0020 20. Mark-Vliet
Voortgang is afhankelijk van de grondverwerving. Realisatie van deelplannen op locaties waar de grond verworven is. Verder is de positie van projectontwikkelaars een aandachtspunt. Inzet t.b.v. grondverwerving is verhoogd. Grondaankoop binnenkort ( najaar 2008 ) verwacht op 3 locaties langs Steenbergsche Vliet/Haven; totaal ca 16 ha. Vetraging bij de aanbesteding en onvoorziene uitvoeringsproblemen
1075 Nieuwveer: influent en 1e trap 1521 Bath: Verv. Beluchtingselementen
nvt
2039 AWP: Civ. Revisie pompstation en persl.
nvt
2045 Bath: slibverwerking
nvt
2061 Roosendaal Vijzel
Uitvoering uitgesteld zodat combinatie met 2039 mogelijk is.
2070 AWP Boosterstation Hoeven 3063 Nieuwveer: Slibverwerking
4045 Dongemond: Mech. Slibindikking
nvt
5025 Alphen pl+rg +sloop oude rwzi
nvt
5031 Riel: uitbreiding RWZI
Scope van het project is gewijzigd. Slib van Chaam, Riel en Rijen wordt ingedikt in Rijen. De vergisting zal echter plaatsvinden in rwzi Nieuwveer. De capaciteit van de installatie in Nieuwveer moet daardoor groter zijn en zal duurder worden. De kosten worden feitelijk overgeheveld van de slibverwering in Rijen naar de slibverwerking in Nieuwveer. Voortgang conform planning, uitgaven schuiven deels door naar 2009. nvt
nvt
zie 5031 De omvang van de kosten zijn in het afgelopen half jaar duidelijk geworden. Over bepaald meerwerk loopt nog een geschil met de aannemer. De uiteindelijke projectkosten zullen ongeacht de uitkomst daarvan ruim binnen de raming blijven. Project is afgerond.
5047 Halsteren uitbreiding rwzi 5048 Ossendrecht Amoveren & Pl Bath
nvt
5050 Baarle/Nassau
nvt
5081 Nw Vossemeer RWZI 4e trap 6005 OAS Optimal.afvalwater studie
OAS loopt uit tov planning DB aug 2008. Er zijn afspraken gemaakt om planningsrisico's te verkleinen. Interne afspraak is dat planning randvoorwaarde is waarbinnen oplossingen gezocht worden. Externe afspraak is het vastleggen van OAS-afspraken met behulp van bestuursbrieven en ambtelijke / bestuurlijke bijeenkomst. AWA Zundert is na uitvoering OAS afgesloten. Verwacht wordt dat in 2009 16 AWA's worden afgesloten. In 2010 worden 2 AWA's afgesloten. De oorzaak van de vertraging is te wijten aan de inventarisatie van gegevens door gemeenten en de gevolgen ervan. Tevens worden gedurende de OASstudie fouten in gegevens ontdekt die hersteld moeten worden. Dit leidt tot opnieuw uitvoeren van delen van studies. Het budget voor de OAS-studies is voldoende.
6006 Riol.beleid: stimuleren afkopp
De regeling is gestopt per 1-1-2007. In de AB van juni 2008 is besloten om aangemelde en doorgeschoven projecten alsnog te laten uitvoeren. Een aanvullend krediet van € 700.000,- is hiervoor beschikbaargesteld.Projecten moeten wel nog dit jaar zijn afgerond. Jaarlijks monitoringsonderzoek is afgerond, noodzaak voor lokaal wel/niet baggeren wordt momenteel nader onderzocht
6264 Baggeren systeem mark en vliet 6273 Uitvoering baggerwerk 6311 Binnenschelde maatr uit VARIAN
VBK is aangevraagd voor quickscan. Het is de verwachting dat vanaf de 2e helft van 2008 een uitvoeringskrediet aangevraagd zal worden voor actviteiten voorvloeiend uit de quickscan. Quickscan is nagenoeg afgerond. Al dan niet uitvoeren van activiteiten is gerelateerd aan de ontwikkeling van de zwemwaterproblematiek (passend en evenredig). Het DBneemt uiterlijk 1 november 2008 een standpunt in over zijn rol/positie ten aanzien van de Binnenschelde. Een voorbehoud geldt voor verantwoordelijkheid a.g.v. de zwemwaterrichtlijn. Tot die tijd houdt het waterschap de handen vrij en werkt nog niet mee aan vervolgonderzoeken naar de bodemkwaliteit Binnenschelde en overleg met bestuurlijke partners.
6322 Kaderrichtlijn water &reconstr Het project 6322 betreft geen uitvoeringsproject. Het betreft een budgetreservering voor KRW maatregelen. Zodra projecten concreet genoeg voor uitvoering zijn, wordt het budget overgeheveld naar concrete uitvoeringsprojecten. Er is op dit moment budget gereserveerd (6,45 mln) voor de volgende projecten: 1 gebiedspilot waterkwaliteit 40 vismigratieknelpunten (waaronder 9 gemalen na 2015 te realiseren en 1 gemaal voor 2015) natte bufferstroken (realisatie na 2012 omdat dan pas uit normstelling blijkt of het nodig is) Naar de volgende uitvoeringsprojecten is al budget overgeheveld: 11 vispassages (Molenbeek, Aalskreek en Kleine beek) 3 zuiveringen (Nieuw Vossemeer, Halsteren en Chaam) 6336 Korte termijn bestrijding blauwalgen
Krediet beschikbaar gesteld. Te nemen maatregelen zijn omschreven en uitgewerkt. Door mislukt aanbesteding is er vertraging opgetreden. Overgrote deel van de uit tevoeren werkzaamheden zijn hierdoor vertraagd tot 2009. Voortschrijdend inzicht levert ook wijzigingen op in de uit te voeren werkzaamheden.
6685 Grondaankoop EVZ &Waterberging
Op 1 augustus nog € 314.987 beschikbaar. Indien krediet voor andere projecten beschikbaar is gesteld zal overheveling van grondverwervingskosten die ten laste van deze projecten komen, terugvloeien in 6685.
6704 Kopp bem. geb EVZ Vliet Ligne
Het onderzoek naar het koppelen van bemalingsgebieden is gereed. In september 2008 zal het sMT van de uitkomsten op de hoogte gesteld worden. Resultaten 2 extra IGA's worden in ontwerp WBP ingevoegd voor de inspraak. KRW opgave is door het DB vastgesteld conform AB besluit van december 2007.
7910 Opstellen div. beheersplannen
7926 Waterplan Gem Bergen o Zoom
De uitvoering is grotendeels afhankelijk van de sanering van de overstorten door de gemeente. Dit kost meer tijd dan gehoopt. In 2008 staat op het programma het baggeren van het Anton van Duinkerkenpark en Pielekenswater in Bergen op Zoom. Tevens wordt een deel van het krediet aangewend voor oeverinrichting. Voor 2009 richten we onze pijlen op de Vijverbergvijvers (baggeren en heirnrichting).
7930 Stedelijke Wateropgave
Binnen het huidige bestuursprogramma worden naar verwachting 15 notities gemeentelijke wateropgaven gerealiseerd, waarvan 4 stuks zijn verwerkt in een verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP). In 2009 worden de laatste 2 afgerond en worden er nog 3 extra notities gerealiseerd waarmee het eindtotaal op 20 komt.
8400 Waterkeringen Dongemond
Het werk is geheel klaar. Er staat nog wel een subsidievordering open bij de provincie: resp. € 48.000,-
8418 Drongelens Kanaal ondz dijkkw
Het betreft een primaire waterkering cat c waarvoor door het rijk nog normen moeten worden vastgesteld. Pas als de normen bekend zijn (na 2008) kan met voorbereiding worden gestart.
8450 Hwv Dongemond scheepw De Donge 8455 Aankoop primaire waterkeringen
Er is krediet beschikbaar gesteld. Eigenaren zijn benaderd. Vraagprijs ligt ver boven ons aanbod zodat naar verwachting geen overeenstemming kan worden bereikt. Er zal notitie voor het bestuur worden opgesteld.
9319 Verv materieel W&W
Krediet toegekend en via inkoop is het aanbestedingsproces opgestart
9610 Definit.Huisvesting Kantoor
Het realiseren van de (aangepaste) planning blijft onder druk staan van nog lopende procedures . De sloopwerkzaamheden zijn inmiddels volledig afgerond en de bouwwerkzaamheden zijn gestart. Op 14 november is het officiële moment waarop de 1e steen wordt gelegd.
= = = =
geen informatie beschikbaar negatieve afwijking (doelen < 90%, geld > 110% en planning > 2 maanden vertraging) op schema (doelen en geld > 90% en < 110% en binnen planning of < 2 maanden vertraging) positieve afwijking (doelen >110%, geld < 90%)
21-11-2008
Overzicht verstrekte kredieten 2008 ML 2008-4
Inv. Beslu Proj. nr. Omschrijving project it nr. 51 2085 Groot Onderhoud defosfatering Bath nr. 53 8314 Ontwikkelelen beleid procesautomatisering en telemetrie nr. nr. nr. nr. nr . nr. nr. nr. nr. nr. nr. nr . nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr nr. nr. nr.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 11 12 13 14 16 17 18 19 20
nr. nr nr nr nr. nr nr nr nr
38 40 41 43 44 45 47 48 49 52 54 55 56 58 60 61 62 63 64
nr nr nr
nr. nr. nr. nr. nr. nr. nr.
21 22 23 24 25 26 27 29 30 32 33 36
5050 5081 50 6026 8420 7510 7555 1075 6618 6337 4003 9319 19 7441 6006 7565 8205 6273 7926 6265 14 6308 6706 7525 6334 3 7910 1 1629 1521 7052 6770 6771 2053 165 6773 9610 6333 10 6682 187 7560 13 4 6697 9412 6035 8447 7939 6030 6341 202
korte termijnmaatregelen rwzi baarle nassau fuzzy filter rwzi Nieuw Vossemeer Maatregelen afvalwaterketen Zundert Aanvullend krediet OAS-studies Vaststellen normen waterkering Aanvullend krediet herziening inkoopproces (implementatie OBS modul
Vervanging WVO vergunningen en handhavingssyteem Aanv.krediet renovatie influent-ontvangwerk RWZI Nieuwveer
Vervanging gemaal Westpolder Kliene Beek voor Vis AA of Weerij Vervanging beluchtingselementen Rwzi Dongemond
Vervangen materieel 2008 aanv. Krediet Gat van Ham Waterhuishoudkundige aanpassingen Dongen-Vaart Aanvullend krediet Afkoppelingsregeling GAS Peilbesluiten Uitvoering baggerwerk Waterplan Bergen op Zoom Sanering baggerwerken
Rietkreek aanvullend krediet 1e fase Bijdrage Waterakkers Krooshekreinigers Regio Oost Gemeenschappelijk Belastingsysteem uitvoering maatregelen gemeentelijke wateropgave Aanvullend krediet 03 Brabantse Wal (6741, 7988, 7985) Opstellen waterbeheerplan -Aanv. krediet Halderberge Chaamse bossen verdrogingsbestrijding Vervanging beluchtingselementen Rwzi Bath Delta digitaal Automatisering stuwen Molenbeek Automatisering inlaat Paterserf Revisie Gasmengcompressoren Kavelruil Weerijs Noord Stuwen Steenpad en Triangelpolder Centrale huisvesting bouvingne lab -Aanv. kredietKunstwerken ter voorkoming waterschaarste Mark-Vliet Natte natuurparel Matjes (extra) KBA De Ham Realiseren infrastructuur
Aanvullend krediet Kreken Steenbergen Aanvullend krediet prj 04 Roosendaal Baggeren Weelen Stampersgat UVK Actuele leggers en beheerregisters Interreg prj bedreigende exoten Veiligheidstoetsing primaire waterkering derde ronde opstellen zwemwaterprofielen nadere invulling waterkwaliteitspoor verminderen blauwalgenoverlast 2e fase gebiedsinrichting Kibbelvaart-Brandsche vaart Totaal Kredieten verwerkt t/m DB 21-10-2008 en AB 03-12-08
BIJLAGE 3
AANGEVRAAGD bruto krediet inkomsten 320.000 105.000 750.000 1.735.000 3.252.000 550.000 155.000 150.000 650.000 360.000 180.000 1.000.000 330.000 673.500 492.000 186.000 750.000 2.900.000 320.000 2.100.000 950.000 1.100.000 755.000 705.000 315.000 2.500.000 1.500.000 2.911.000 270.000 2.414.000 600.000 3.000.000 3.126.000 300.000 100.000 85.000 155.000 250.000 2.767.000 400.000 3.000.000 430.000 100.000 3.150.000 3.195.500 3.615.000 450.000 3.650.000 311.330 430.000 125.000 1.000.000 5.300.000 3.000.000 78.906.830
Datum
DB AB DB DB
22-1-2008 19-2-2008
DB 260.500 AB 25.260 AB AB AB AB AB AB AB 500.000 AB DB DB AB DB 0 AB AB AB 604.000 AB 534.000 AB 839.000 AB 275.000 AB 352.500 AB DB DB AB 2.911.000 AB AB 830.000 AB 300.000 AB AB AB DB DB DB AB AB AB AB 2.004.000 AB 430.000 AB AB AB 3.143.250 AB 2.100.000 AB 190.000 DB AB 196.915 AB DB AB AB 900.000 AB 1.500.000 AB
22-1-2008 2-4-2008 2-4-2008 2-4-2008 2-4-2008 2-4-2008 2-4-2008 2-4-2008 25-6-2008 25-6-2008 15-4-2008 15-4-2008 8-10-2008 13-5-2008 25-6-2008 25-6-2008 8-10-2008 25-6-2008 25-6-2008 25-6-2008 25-6-2008 25-6-2008 13-5-2008 13-5-2008 8-10-2008 25-6-2008 25-6-2008 25-6-2008 25-6-2008 25-6-2008 25-6-2008 10-06-2008 10-06-2008 10-06-2008 3-12-2008 8-10-2008 25-6-2008 8-10-2008 8-10-2008 8-10-2008 3-12-2008 8-10-2008 3-12-2008 3-12-2008 19-08-2008 8-10-2008 8-10-2008 21-10-2008 3-12-2008 3-12-2008 3-12-2008 3-12-2008
25.142.675
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 08I004068 Barcode: 08I004068 Onderwerp: Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009 Sector en afdeling: Financiën & ICT Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 8 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Verordening (08I004069) Aan het algemeen bestuur Inleiding De Wet Modernisering Waterschapsbestel is op 1 januari 2008 in werking getreden. Deze wet verplicht tot invoering van de watersysteemheffing met ingang van 1 januari 2009. De Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009 vervangt de huidige waterschapsomslagen gebouwd, ongebouwd en ingezetenen door de watersysteemheffing gebouwd, ongebouwd exclusief natuurterreinen, natuurterreinen en ingezetenen. In de verordening zijn naast de wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen: - een minimum aanslagbedrag van € 5 waarbij alle aanslagen gecombineerd op een aanslagbiljet worden opgeteld; - de mogelijkheid van automatische incasso van de aanslagen; - vrijstelling watersysteemheffing gebouwd voor straatmeubilair; - vrijstelling watersysteemheffing gebouwd, ongebouwd en natuur voor eigendommen van het waterschap. Conform deze bepalingen in de huidige Verordening op de waterschapsomslagen waterschap Brabantse Delta 2004. Deze Verordening op de waterschapsomslagen waterschap Brabantse Delta 2004 wordt met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken. Tevens zal de berekening van het tarief voor het gebouwd in de Waterschapswet wijzigingen met ingang van 1 januari 2009. De heffingsmaatstaf, de WOZ waarde van een onroerende zaak, blijft gelijk. Het tarief wordt met ingang van 1 januari 2009 uitgedrukt in een vast percentage van het voor dat object vastgestelde WOZwaarde. Het betreft slechts een andere berekeningswijze met geen effect voor de hoogte van de aanslag gebouwd. Vraagstelling Stemt het AB in met de vaststelling van de Verordening watersysteemheffing 2009 conform bijgevoegd voorstel? De verordening dient volgens de Waterschapswet voor de begroting 2009 te worden vastgesteld. Strategie De Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009 wordt vastgesteld waarbij de tarieven zijn ontleend aan de begroting 2009. De begroting 2009 wordt vastgesteld na de vaststelling van de verordening door uw vergadering. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk de opbrengst van de watersysteemheffing is ten behoeve van de bekostiging van de watersysteemtaak. x
Juridische gevolgen ja, namelijk de verordening is de wettelijke grondslag voor het opleggen van de aanslagen watersysteemheffing met ingang van 1 januari 2009.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf De communicatie met de burgers en bedrijven zal ingaan op de gevolgen van de nieuwe wijze van aanslagoplegging. Het aanslagbiljet en de bijsluiter zijn daarbij het belangrijkste. Voorafgaand aan de verzending van het aanslagbiljet en de bijsluiter zal via de media (waterschapskrant) de gevolgen van de nieuwe van aanslagoplegging worden toegelicht. De tekst zal in samenwerking met de afdeling communicatie worden opgesteld. Voorafgaand aan de verzending van het aanslagbiljet en de bijsluiter wordt geprobeerd (persbericht) om via de media de gevolgen van de nieuwe wijze van aanslagoplegging toe te lichten. De verordening worden conform de regelgeving bekendgemaakt en gepubliceerd. Advies: Het AB stemt in met de vaststelling van de Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009. De verordening moet volgens de Waterschapswet voor de begroting 2009 worden vastgesteld. De tarieven zijn ontleend aan de begroting 2009.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer: 08I004069 Barcode: 08I004069 Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008 nummer 08I003698; gezien het advies van de AB-commissie Bestuur en Middelen van 12 november 2008; gelet op de artikelen 110, 113 en 117 Waterschapswet;
BESLUIT:
Vast te stellen de Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009 Hoofdstuk I Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Deze verordening verstaat onder: a. ingezetene: degene die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte; b. heffingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b; c. invorderingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel c; d. woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven; e. kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet; f. natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare; g ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen
zijn; h. gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin het waterschap bevoegd is het watersysteembeheer uit te oefenen; i. de heffing: de watersysteemheffing als genoemd in artikel 117, aanhef, Waterschapswet; j. verharde openbare wegen: de wegen genoemd in artikel 6.4, lid 2, Waterschapsbesluit.
Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplichtigen 1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een directe belasting geheven. 2. De watersysteemheffing wordt geheven van hen die: a. ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden; b. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap; c. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het gebied van het waterschap;
d. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap; 3. Heffingplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, zijn degenen die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is; 4. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingplichtig de: a. beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan het recht van beklemming, van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik; b. eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen. 5. Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingplicht: a. de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier; b. de opstaller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier.
Artikel 3 Heffingsmaatstaf Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf: a. ter zake van ingezetenen: de woonruimte; b. ter zake van ongebouwde onroerende zaken en ter zake van natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaak, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan; c. ter zake van gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor het kalenderjaar voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.
Hoofdstuk II Watersysteemheffing ingezetenen Artikel 4 Tarief ingezetenen Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen: € 48,78 per woonruimte.
Hoofdstuk III Watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken Artikel 5 Belastingobject 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, lid 2, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als één ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten: a. hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak; b. een natuurterrein. 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde eigendommen, niet zijnde natuurterreinen.
Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken 1.Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken: € 32,44 per hectare. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening bedraagt het tarief voor verharde openbare wegen € 64,88 per hectare.
Hoofdstuk IV Watersysteemheffing natuurterreinen Artikel 7 Belastingobject Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel c van deze verordening, wordt als één natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten: a. hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak; b. hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.
Artikel 8 Tarief natuurterreinen Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen: € 1,62 per hectare.
Hoofdstuk V Watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken Artikel 9 Belastingobject 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel d van deze verordening, wordt als één gebouwde onroerende zaak aangemerkt: a. een gebouwd eigendom; b. een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt; c. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; d. het binnen het gebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel; e. het binnen het gebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte, van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel. 2. Voor de toepassing van het eerste lid maken de ongebouwde eigendommen voor zover die een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, deel uit van de gebouwde onroerende zaak; 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, derde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.
Artikel 10 Tarief Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0226 % van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van deze verordening.
Hoofdstuk VI Heffing en invordering Artikel 11 Wijze van heffing De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen 1. Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen. 2. Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de belastingplichtigen is gesteld, kan de ambtenaar belast met de invordering de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.
Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen 1. Aanslagen die een bedrag van € 5 niet te boven gaan, worden niet geheven. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.
Artikel 14 Vrijstellingen 1. De watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van ongebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. 2. De watersysteemheffing natuurterreinen wordt niet geheven terzake van natuurterreinen waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. 3. De watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zaken van: a. straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen. b. gebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 15 Betaaltermijnen 1. Een belastingaanslag is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een navorderingsaanslag invorderbaar een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is, indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen door middel van de automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, de aanslag invorderbaar in zes gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 5. Indien hierdoor een lager aantal termijnen ontstaat dan in het derde lid is aangegeven, worden eerst maandelijkse termijnen van € 5 geïncasseerd en het restantbedrag tegelijk met de laatste termijn.
Artikel 16 Nadere regels Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de heffing.
Artikel 17 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel 1. De verordening op de waterschapsomslagen waterschap Brabantse Delta 2004, vastgesteld bij besluit van 7 januari 2004 laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 december 2007, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Toelichting Verordening watersysteemheffing 2009 Algemeen 1. Wettelijke basis De verordening op de watersysteemheffing is gebaseerd op de tekst van de Waterschapswet, zoals die is komen te luiden na de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel (Staatsblad 2007, 208). Zoals blijkt uit het bepaalde in artikel XII van deze wet, blijven de belastingbepalingen van hoofdstuk XVII van de Waterschapswet gelden voor de belastingtijdvakken die vóór 1 januari 2009 zijn aangevangen. Ook op belastbare feiten die zich voor dat tijdstip hebben voorgedaan, blijven laatstbedoelde belastingbepalingen van toepassing. In de toelichting op de verordening worden de bepalingen uit het zojuist genoemde hoofdstuk XVII van de Waterschapswet (Bijzondere bepalingen omtrent de omslagen) ook wel aangeduid als (de bepalingen uit) de 'oude' Waterschapswet. De term 'nieuwe Waterschapswet' staat in deze toelichting voor de bepalingen van het nieuwe hoofdstuk XVII, getiteld: De watersysteemheffing.
2. De watersysteemtaak In artikel 1, tweede lid, van de nieuwe Waterschapswet is "de zorg voor het watersysteem" als eerste hoofdtaak van het waterschap opgenomen. De zorg voor het watersysteem omvat de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding, waaronder ook de zorg voor de waterkwaliteit. Tot op heden werden deze taken afzonderlijk benoemd. Het gebruik van de term 'zorg voor het watersysteem' benadrukt dat sprake is van een nauwe onderlinge samenhang tussen deze taken en dat zij als één integrale taak moeten worden uitgevoerd. Hiermee is ook het integraal waterbeheer in de wet verankerd. In artikel 1, tweede lid, van de wet is daarnaast de zorg voor de zuivering van afvalwater als tweede hoofdtaak van het waterschap benoemd en is neergelegd dat de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden aan de waterschappen zijn of worden overgedragen. De zorg voor het watersysteem is één samenhangende taak die het waterschap in zijn gehele beheersgebied uitoefent. Op grond van artikel 2 van de Waterschapswet zijn het gebied en de taken van het waterschap door Provinciale Staten bepaald (Reglement voor het Waterschap Brabantse Delta 2008, provinciaal blad van Noord-Brabant, nummer 49/08).
3. De watersysteemheffing De watersysteemheffing is een geheel nieuwe belasting die de tot nu toe bestaande waterschapsomslagen en de huidige verontreinigingsheffing (deels) vervangt. Belastingplichtig voor de watersysteemheffing zijn de volgende categorieën: • de ingezetenen; • de eigenaren van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen; • de eigenaren van natuurterreinen en • de eigenaren van gebouwde onroerende zaken. De watersysteemheffing kent ten opzichte van de waterschapsomslagen dus een nieuwe belastingplichtige categorie, zijnde de eigenaren van natuurterreinen. Natuurterreinen zijn in wezen ongebouwde onroerende zaken. Zij hebben in de nieuwe Waterschapswet evenwel een aparte status gekregen, omdat hun wensen en behoeften op het gebied van de waterhuishouding nogal kunnen verschillen van die van het overige ongebouwd. In de toelichting wordt de term 'eigenaren' (van ongebouwde onroerende zaken, natuurterreinen en gebouwde onroerende zaken) gebruikt. De juridisch juiste term is 'degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft' (van ongebouwde onroerende zaken, natuurterreinen en gebouwde onroerende zaken). • Om de categorie overig ongebouwd van de categorie natuurterreinen te kunnen onderscheiden, heeft de wetgever eerstgenoemde steeds aangeduid als "ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen". In de verordening wordt dit onderscheid ook consequent gemaakt. Soms wordt hiervoor dezelfde terminologie als die uit de Waterschapswet gebruikt, soms wordt een iets andere woordkeuze gehanteerd. Steeds zal echter duidelijk zijn dat de categorie natuur of de categorie ongebouwd wordt bedoeld. Degenen die tot de belastingplichtige categorieën behoren, hebben per definitie belang bij de uitoefening van de taken van het waterschap.
4. De heffingsmaatstaven en de tarieven van de heffing Anders dan onder de oude Waterschapswet het geval was, geeft de nieuwe Waterschapswet in artikel 121 niet alleen voor de heffing ter zake van ongebouwde en gebouwde onroerende zaken, maar ook voor de heffing ter zake van de ingezetenen een duidelijke heffingsmaatstaf. De heffingsmaatstaf voor de ingezetenen is de woonruimte. Voor ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn en voor natuurterreinen is de heffingsmaatstaf de oppervlakte van de onroerende zaak en voor gebouwde onroerende zaken is de heffingsmaatstaf de op basis van de Wet waardering onroerende zaken bepaalde waarde. Het tarief van de belasting moet op grond van de wet onderscheidenlijk worden gesteld op een gelijk bedrag per woonruimte, op een gelijk bedrag per hectare of op een vast percentage van de WOZ waarde. De watersysteemheffing kent daarmee dus vier afzonderlijke tarieven, te weten: 1. een tarief voor de ingezetenen; 2. een tarief voor de eigenaren van ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn; 3. een tarief voor de eigenaren van natuurterreinen en 4. een tarief voor de eigenaren van gebouwde onroerende zaken.
Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk I Inleidende bepalingen Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplichtigen In artikel 2 is aangegeven van wie de belasting wordt geheven. Tezelfdertijd zijn in het artikel de belastbare feiten opgenomen. Deze vallen samen met de omschrijving van de belastingplichtigen. Belastingplichtig zijn degenen te wiens aanzien het belastbaar feit zich voordoet. Belastingplichtig zijn respectievelijk degenen die woonachtig zijn in het gebied van het waterschap en die aldaar het gebruik hebben van woonruimte (de ingezetenen) en degenen die in het gebied van het waterschap 'eigenaar' zijn van ongebouwde onroerende zaken anders dan natuurterreinen, van natuurterrein of van gebouwde onroerende zaken. Deze vier belastingplichtige categorieën zijn in artikel 2, onderdelen a tot en met d, van de verordening benoemd. Artikel 119, tweede en derde lid, van de Waterschapswet geeft voor een aantal specifieke situaties de rangorde aan bij het bepalen van de persoon van de heffingplichtige. Wat precies onder één ongebouwde onroerende zaak, één natuurterrein of één gebouwde onroerende zaak moet worden verstaan, is respectievelijk in de artikelen 5, 7 en 9 van de verordening aangegeven.
Artikel 3 Heffingsmaatstaf Artikel 121, eerste lid, van de Waterschapswet geeft per belastingplichtige categorie een regeling van de heffingsmaatstaf. Voor de ingezetenen is dat de woonruimte en voor de natuurterreinen en de ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn is dat de oppervlakte van de onroerende zaak. Voor gebouwde onroerende zaken is de heffingsmaatstaf de WOZ waarde.
Hoofdstuk II Watersysteemheffing ingezetenen Artikel 4 Tarief ingezetenen In dit artikel is de relatie tussen het tarief en de Kostentoedelingsverordening tot uitdrukking gebracht en is gevolg gegeven aan het bepaalde in artikel 121, eerste lid, onder a, van de Waterschapswet dat het tarief wordt gesteld op een gelijk bedrag per woonruimte.
Hoofdstuk III Watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken Artikel 5 Belastingobject ongebouwde onroerende zaken De Waterschapswet geeft in artikel 118 de voorschriften voor de afbakening van de verschillende soorten objecten waarop de heffing betrekking heeft. In het derde lid van deze wettelijke bepaling zijn de afbakeningsvoorschriften voor de ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn, opgenomen. Zoals blijkt uit de Waterschapswet zijn de kadastrale grenzen bepalend: een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan wordt als één ongebouwde onroerende zaak aangemerkt. Hierbij geldt de nuancering dat hetgeen ingevolge de wet wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak en hetgeen ingevolge de wet een natuurterrein is, bij de afbakening van het ongebouwde object buiten aanmerking moet worden gelaten. Laatstbedoelde objecten mogen met andere woorden niet worden meegenomen bij het bepalen van wat één ongebouwde onroerende zaak is. In artikel 5, eerste lid, van de verordening komt de wettelijke regeling terug. In het tweede lid van artikel 5 is het bepaalde in artikel 118, vijfde lid, van de Waterschapswet, weergegeven. Er is niet zozeer sprake van een afbakeningsvoorschrift,maar van een fictiebepaling op grond waarvan de in dit artikellid genoemde objecten als ongebouwde eigendommen, niet zijnde natuurterreinen, worden aangemerkt. Het gaat om openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail en hun kunstwerken. Ook waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen worden in genoemde wettelijke bepaling als ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, aangemerkt. Delen van waterverdedigingswerken die worden aangemerkt als woning, kwalificeren niet als ongebouwde objecten.
Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken Op grond van het bepaalde in artikel 121, eerste lid, onder b, van de Waterschapswet, wordt het tarief van de heffing ter zake van ongebouwde onroerende zaken gesteld op een gelijk bedrag per hectare. Zoals in het Algemeen deel van deze toelichting is opgemerkt, worden de tarieven bepaald op basis van de toedeling in de Kostentoedelingsverordening van het waterschap en de begroting van het heffingsjaar. In de Kostentoedelingsverordening van het waterschap is bepaald dat het tarief per hectare voor de verharde openbare wegen met 100% wordt verhoogd. Deze relatie met de Kostentoedelingsverordening is in artikel 6 aangegeven. Daarnaast geeft dit artikel gevolg aan het bepaalde in de Waterschapswet dat het tarief wordt gesteld op een gelijk bedrag per hectare.
Hoofdstuk IV Watersysteemheffing natuurterreinen Artikel 7 Belastingobject Het voorwerp van de belasting is het natuurterrein. Een natuurterrein is een ongebouwde onroerende zaak waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Of een onroerende zaak een natuurterrein is, wordt met andere woorden door de feitelijke en niet door de toekomstige bestemming of de bestemming volgens het bestemmingsplan bepaald. Geheel of nagenoeg geheel staat voor 90% of meer, terwijl gebruik van het woord 'duurzaam' erop duidt dat geen sprake mag zijn van een situatie die als tijdelijk is bedoeld. De wet merkt als één natuurterrein aan een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat hetgeen wordt aangemerkt als een gebouwde of een ongebouwde onroerende zaak, hierbij buiten aanmerking wordt gelaten. Bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare worden op grond van artikel 116, onderdeel c, van de Waterschapswet ook als natuurterreinen aangemerkt. Er is hier sprake van een fictie die erop neerkomt dat bossen en open wateren, mits zij aan de oppervlakte eis voldoen voor de heffing als natuurterrein worden aangemerkt. Daarom zijn ook bossen die bedrijfsmatig worden geëxploiteerd voor de toepassing van de onderhavige verordening natuurterreinen. De wetgever heeft hiervoor gekozen omdat het onderscheid in niet-bedrijfsmatig geëxploiteerde bossen enerzijds en bossen die wel als zodanig worden geëxploiteerd, in de praktijk moeilijk is te maken Natte veenweidegebieden worden, zoals ook uit de toelichting op het Waterschapsbesluit blijkt, niet als natuurterrein maar als agrarische grond aangemerkt. Deze keuze is door de wetgever gemaakt op grond van het feit dat deze gebieden ook een agrarische functie hebben. De objectafbakeningsvoorschriften van artikel 118, lid 4, van de wet gelden zowel voor natuurterreinen als voor bossen en open wateren. Bij open wateren moet worden gedacht aan wateren met een weids karakter. Openbare waterwegen behoren overigens niet tot de categorie natuurterreinen, maar tot de categorie overig ongebouwd.
Artikel 8 Tarief natuurterreinen Het tarief van de heffing wordt ingevolge artikel 121, eerste lid, onderdeel c, van de Waterschapswet gesteld op een gelijk bedrag per hectare. Dit wordt in het onderhavige artikel van de verordening tot uitdrukking gebracht. Daarnaast brengt deze bepaling de relatie tussen het tarief en de Kostentoedelingsverordening tot uitdrukking.
Hoofdstuk V Watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken Artikel 9 Belastingobject Het belastingobject is de gebouwde onroerende zaak. Wat onder één gebouwde onroerende zaak moet worden verstaan, blijkt uit artikel 118, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet. Ingevolge het eerste lid is één gebouwde onroerende zaak: • een gebouwd eigendom; • een zelfstandig buikbaar gedeelte van een gebouwd eigendom; • samenstellen van gebouwde eigendommen en samenstellen van zelfstandige gedeelten van gebouwde eigendommen; • het deel van de hiervoor genoemde objecten dat binnen de gemeentegrenzen ligt; • het deel van de hiervoor genoemde objecten dat binnen de waterschapsgrenzen ligt. In artikel 118, lid 2, van de Waterschapswet is een regeling opgenomen op grond waarvan samenstellen kunnen worden gevormd tussen ongebouwde en gebouwde eigendommen. Dit was onder de oude Waterschapswet niet mogelijk. In de nieuwe situatie wordt een samenstel als hier bedoeld aangemerkt als een gebouwd eigendom. De ongebouwde eigendommen die een samenstel met een gebouwde eigendom vormen, gaan daarvan immers deel uit maken. Het is van belang op te merken dat niet alle ongebouwde eigendommen een samenstel met een gebouwd eigendom kunnen vormen. Dit geldt voor ongebouwde eigendommen die bij de waardebepaling op grond van de Wet WOZ buiten aanmerking worden gelaten. Het gaat hier concreet om de ongebouwde eigendommen die zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ, dus: bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, Natuurschoonwetlandgoederen, natuurterreinen, openbare land- en waterwegen inclusief kunstwerken en spoorwegen inclusief kunstwerken. De samenstelbepaling uit de nieuwe Waterschapswet leidt ertoe dat een aantal objecten die tot nu toe bij de objectafbakening als gedeeltelijk gebouwd en gedeeltelijk ongebouwd werden aangemerkt en als gevolg hiervan onder vigeur van de oude Waterschapswet ook gedeeltelijk naar de oppervlakte en gedeeltelijk naar de waarde in het economische verkeer in de belastingheffing werden betrokken, dit tweeledig karakter kwijtraken. Deze objecten gaan voortaan op in het gebouwde object waarmee zij een samenstel vormen en worden dus 'gebouwd'. Dit betekent ook dat deze objecten, tezamen met het gebouwde object waarmee zij een samenstel vormen, naar de WOZ-waarde in de watersysteemheffing betrokken zullen worden. Er vindt in deze gevallen een verschuiving plaats van ongebouwd naar gebouwd. Voorbeelden van gevallen waarin dit aan de orde kan zijn, zijn sportterreinen en militaire oefenterreinen waarop zich ook gebouwde opstallen bevinden. Voordeel van het vormen van samenstellen is een betere aansluiting bij de objectafbakening van de Wet WOZ. De gemeentelijke objectafbakening is leidend.
Artikel 10 Tarief Het tarief van de belasting wordt gesteld op een vast percentage van de vastgestelde WOZwaarde.
Hoofdstuk VI Heffing en invordering Artikel 11 Wijze van heffing Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen op de volgende wijzen worden geheven: • bij wege van aanslag; • bij wege van voldoening op aangifte of • op andere wijze. Heffing bij wege van afdracht op aangifte is niet toegestaan. De toegestane heffingstechnieken verschillen van elkaar. Het hangt van de aard en de ingewikkeldheid van de te heffen belasting af, voor welke heffingswijze wordt gekozen. De huidige praktijk is dat de waterschapsomslagen bij wege van aanslag worden geheven. Voor de watersysteemheffing is er wat dit betreft geen verandering.
Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen Waterschappen kunnen in gevallen waarin ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of ter zake van hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, de belastingaanslag ten name van een van hen stellen. Dit is in artikel 142, eerste tot en met derde lid, van de Waterschapswet bepaald. Degene op wiens naam de aanslag is gesteld, moet het gehele bedrag van de aanslag voldoen. Hij is wel bevoegd hetgeen hij meer heeft voldaan dan overeenkomt met zijn belastingplicht, naar evenredigheid van ieders belastingplicht op de overige belastingplichtigen te verhalen. De regeling van artikel 142 Waterschapswet maakt de toevoeging 'cum suis', die in het verleden in de hier bedoelde gevallen wel eens op het aanslagbiljet placht te worden opgenomen, overbodig.
Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen Artikel 13 van de verordening is een weergave van hetgeen in artikel 115a van de Waterschapswet is bepaald. Het eerste lid van artikel 115a bepaalt dat een aanslag die een bij de belastingverordening te bepalen bedrag niet te boven gaat, niet wordt opgelegd. Elk waterschap is vrij deze grens (de doelmatigheidsdrempel) voor zichzelf te bepalen en in de heffingsverordening neer te leggen. Doelmatigheid van de heffing staat hierbij voorop. De bepaling voorkomt dat er aanslagen voor betrekkelijk geringe bedragen moeten worden opgelegd. De kosten van de aanslagoplegging zouden het bedrag van de belasting in deze gevallen namelijk als snel kunnen overstijgen. Indien meerdere aanslagen op één aanslagbiljet worden verenigd, geldt het voorgaande voor het totaal van de aanslag. Dit vloeit uit het bepaalde in het tweede lid van artikel 115a van de Waterschapwet voort. Het belang van deze bepaling blijkt in situaties waarin een belastingplichtige eigenaar is van meerdere objecten met een relatief geringe waarde in het gebied van het waterschap. Indien het waterschap de voor deze belastingplichtige bestemde aanslagen op één biljet verenigt, kan wellicht boven de eerder bedoelde doelmatigheidsdrempel worden uitgekomen (en kan de aanslag dus wel worden opgelegd). Door waterschap Brabantse Delta is de eerdergenoemde doelmatigheidsdrempel gesteld op € 5,-.
Artikel 14 Vrijstellingen Uit efficiencyoverwegingen is in artikel 14 bepaald dat de watersysteemheffing niet wordt geheven ter zake van onroerende zaken die bij het waterschap in eigendom zijn. Door een vrijstellingsbepaling in de verordening op te nemen wordt voorkomen dat het waterschap aan zichzelf aanslagen moet opleggen (vestzak-broekzak). Daarnaast is een vrijstelling opgenomen voor straatmeubilair.
Artikel 15 Betaaltermijnen Artikel 9 van de Invorderingswet kent een regeling inzake betaaltermijnen, waarvan ingevolge artikel 139 van de Waterschapswet kan worden afgeweken. In de verordening is aangesloten bij de regeling van de Invorderingswet. Op dit moment is de betaaltermijn van artikel 9, eerste lid, Invorderingswet nog twee maanden. In het wetsvoorstel Vierde tranche Awb dat thans bij de Eerste Kamer aanhangig is (Kamerstuknummer 29 702), wordt voorgesteld deze termijn te wijzigen in zes weken. De Vierde tranche Awb zal op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden. Dit tijdstip kan voor de verschillende onderdelen van het wetsvoorstel verschillend liggen. Omdat over de datum van inwerkingtreding op dit moment nog geen zekerheid bestaat, wordt in de verordening aangesloten bij de bestaande betaaltermijn uit de Invorderingswet. Een aanslag in de watersysteemheffing moet met inachtneming van het bepaalde in de Invorderingswet binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald en een navorderingsaanslag binnen één maand na de dagtekening. Het vierde lid behelst een aparte regeling voor gevallen waarin de belastingplichtige aan het waterschap een machtiging tot automatische incasso heeft afgegeven. Is hiervan sprake, dan wordt aan de belastingplichtige een ruimer aantal betaaltermijnen gegund. In het vijfde artikellid is bepaald wat het minimumtermijnbedrag in geval van automatische incasso is. Deze regeling kan met name nuttig zijn in gevallen waarin sprake is van relatief lage belastingaanslagen. Door een minimumtermijnbedrag in de verordening op te nemen, wordt voorkomen dat het waterschap periodiek geringe bedragen moet incasseren.
Artikel 16 Nadere regels Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven op het gebied van de heffing en de invordering van de watersysteemheffing. Deze bepaling is in de verordening opgenomen om er geen misverstanden over te laten bestaan dat er op het gebied van de heffing en de invordering van de belasting ook op andere plaatsen dan in de verordening zelf, regels kunnen zijn opgenomen. Het gaat hierbij met name om regels die gelden voor het doen van aangifte (voor de watersysteemheffing minder relevant), het opleggen van voorlopige aanslagen en regels in het kader van de invorderingsrente. Vergelijk voor dit laatste artikel 125a, eerste lid, tweede volzin, Waterschapwet. De bevoegdheid van het dagelijks bestuur van het waterschap om nadere regels te stellen betreft steeds bevoegdheden die in de AWR aan de Minister van Financién, het bestuur van 's Rijksbelastingen en de directeur zijn toegekend. Op grond van de 'vertaalbepaling' (artikel 123, derde lid, onder a) van de Waterschapswet is dat voor de waterschappen dus het dagelijks bestuur.
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 08I004070 Barcode: 08I004070 Onderwerp: Verordeningen verontreinigingsheffing en zuiveringsheffing 2009 Sector en afdeling: Financiën en ICT Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 9 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Verordening Zuiveringsheffing (08I004071) en verordening Verontreinigingsheffing (08I004072) Aan het algemeen bestuur Inleiding De Wet Modernisering Waterschapsbestel is op 1 januari 2008 in werking getreden. Als gevolg van deze inwerkingtreding wijzigt de financieringsstructuur van de waterschapstaken. Een van de gevolgen is dat de verontreinigingsheffing in haar huidige vorm verdwijnt. Er komen twee andere belastingen voor in de plaats. De zuiveringsheffing waarmee het zuiveren van afvalwater wordt gefinancierd en een verontreinigingsheffing over de lozingen op oppervlaktewater. De opbrengst van de verontreinigingsheffing komt ten goede aan het watersysteembeheer.
Schema taken, heffingen en wijzigingen jaar 2009 Waterkerings-wat Waterkeringsomslag 2008
Waterkwantiteitsomslag 2008
Watersysteemheffing 2009
Verontreinigingsheffing 2008
Verontreinigingsheffing 2009 (lozen op oppervlaktewater)
Zuiveringsheffing 2009 (lozen op zuiveringstechnische werken)
De huidige Verordening verontreinigingsheffing oppervlaktewateren waterschap Brabantse Delta 2004 wordt vervangen door twee belastingverordeningen: 1. de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 en; 2. de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009. Inhoudelijk vertonen beide verordeningen grote overeenkomsten omdat de heffingsplicht en heffingsmaatstaf hetzelfde zijn. In de verordeningen zijn naast de wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen: x een minimum aanslagbedrag van € 5 waarbij alle aanslagen gecombineerd op een aanslagbiljet worden opgeteld; x de mogelijkheid van automatische incasso van de aanslagen; x een vrijstelling voor lozingen door het waterschap zelf; x een vrijstelling voor lozingen door riooloverstorten op oppervlaktewater conform de vrijstelling in de komende Waterwet voor deze lozingen.
Bedrijfsmatige vervuilers De heffingsmaatstaf De verontreinigingsheffing en de zuiveringsheffing vertonen grote overeenkomsten. De wijze waarop men zich van dat water ontdoet, in casu afvoeren via de riolering of een zuiveringstechnisch werk dan wel lozen in een oppervlaktewater, is bepalend voor de van toepassing zijnde belasting. Voor beide belastingen blijft de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd, als heffingsmaatstaf gelden. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden (ve). Het tarief van de verontreinigingsheffing en de zuiveringsheffing is gelijk (wettelijk verplicht). Zuurstofbindende stoffen Voor de vervuilingswaarde van de zuurstofbindende stoffen wordt nog altijd uitgegaan van de gemiddelde hoeveelheid zuurstof die nodig is om de stoffen afkomstig van een persoon af te breken. Uit onderzoek dat enkele jaren geleden in opdracht van STOWA/CIW is uitgevoerd, is gebleken dat die hoeveelheid 54,8 kilogram per jaar bedraagt. Daarom vertegenwoordigt een ve met betrekking tot het zuurstofverbruik met ingang van 2009 het jaarlijks verbruik van 54,8 kilogram zuurstof. Voor de belastingen tot en met 2008 blijft de waarde van 49,6 kilogram gelden. Door de verhoging van het zuurstofverbruik dat een ve vertegenwoordigt neemt het aantal ve's van bedrijven af. Dit doet zich niet bij alle bedrijven voor. Het aantal ve's bij de meetbedrijven zal naar verwachting met ongeveer 10% dalen. Voor de meeste tabelbedrijven verandert er niets omdat de coëfficiënten en de klassegrenzen opgenomen in de wet niet wijzigen. Heffing andere stoffen De huidige verordening verontreinigingsheffing voorziet in de wettelijk verplichte heffing over zuurstofbindende stoffen en een heffing over de stof fosfor. Een heffing op andere stoffen is een keuze van het waterschap. De andere te belasten stoffen dan zuurstofbindende stoffen zijn de zware metalen, fosfor, sulfaat en chloride. Vanwege kostenveroorzakening en uit milieuoogpunt wordt fosfor thans als andere stof in de heffing betrokken. Voor het in de heffing betrekken van de zware metalen bestonden en bestaan noch uit milieuoogpunt, noch uit kostenveroorzakingsoogpunt redenen. Het betreft de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver, zink, arseen, kwik en cadmium. Voor zware metalen worden niet of nauwelijks kosten op de zuiveringen gemaakt. De lozing van zware metalen door bedrijven is door het vergunningeninstrument en de heffing over de lozing van zware metalen in het verleden (voor 2001) nagenoeg weggereguleerd. Een en ander is gebaseerd op gegevens van het voormalige Hoogheemraadschap van West-Brabant maar de betrokken afdelingen van waterschap Brabantse Delta (Ondersteuning en Advies Zuiveringsbeheer, Handhaving en Beleid SBO) geven aan dat er sindsdien geen wijzigingen zijn opgetreden. De heffing over fosfor wordt voortgezet bij de zuiveringsheffing. De stof fosfor veroorzaakt nog steeds extra kosten in het zuiveringsproces. Door middel van een heffingsvrije grens voor fosfor worden slechts bedrijven voor de lozing van fosfor belast voor zover meer dan normaal fosfor wordt geloosd. Meer dan normaal is meer fosfor als aanwezig in huishoudelijk afvalwater (0,657 kg/ve/jaar). Na aftrek van de heffingsvrije grens bedraagt het aantal ve's 4.913 (2006). Voor de verontreinigingsheffing (lozing op oppervlaktewateren) geldt dat fosfor leidt tot algenontwikkeling en eutrofiering. De lozing van fosfor op oppervlaktewateren is door het vergunningeninstrument echter inmiddels beperkt tot geringe hoeveelheden (63 ve). De bedrijven maken de kosten voor het terugdringen van fosfor bij lozingen op oppervlaktewateren zelf. Ook worden de diffuse bronnen van algenontwikkeling en eutrofiering van oppervlaktewateren niet belast. De heffing over de stof fosfor bij de verontreinigingsheffing over de lozingen op oppervlaktewateren komt daarom met ingang van 1 januari 2009 te vervallen. Voor sulfaat en chloride bestaan op dit moment nog geen redenen om deze stoffen in de zuiveringsheffing te betrekken. Er zijn echter ontwikkelingen waarbij aan het effluent van de RWZI Bath mogelijk hogere eisen worden gesteld zodat het effluent voor een bepaald (milieu)doel kan worden ingezet. In 2009 zullen deze ontwikkelingen en een eventuele zuiveringsheffing over de stoffen sulfaat en chloride nader worden onderzocht door de afdeling Ondersteuning en Advies van Zuiveringsbeheer. Huishoudelijke vervuilers De huidige verontreinigingsheffing wordt, voor wat betreft de huishoudens, geheven op basis van het woonruimteforfait. Dat wil zeggen dat de hoogte van de aanslag wordt gebaseerd op een vast bedrag per woonruimte. Een eenpersoonshuishouden betaalt 1 ve, een meerpersoonshuishouden 3 ve. Voor de zuiveringsheffing biedt de Waterschapswet de mogelijkheid om de huishoudelijke vervuilers te belasten voor de zuiveringsheffing middels het waterverbruik al dan niet gecombineerd met een vast deel. De forfaitaire methode, een vast bedrag per woonruimte, wordt dan losgelaten en de hoogte van de aanslag per woonruimte wordt afhankelijk van het waterverbruik per woonruimte. Voor de verontreinigingsheffing is dit niet mogelijk. De heffing op basis van het waterverbruik is in de wet opgenomen met het oog op de samenwerking met de waterleidingmaatschappijen. Bij een heffing over het waterverbruik wordt aangesloten bij het tijdvak of de tijdvakken gehanteerd door de waterleidingmaatschappijen. Waterschap Brabantse Delta heeft een bestuursopdracht gegeven tot nader onderzoek naar maximaal te behalen synergievoordelen bij verdergaande samenwerking met gemeenten. De gemeentelijke belastingen worden, gelijk de waterschapsbelastingen, forfaitair aan de huishoudens opgelegd. De gemeentelijke belastingen kennen eveneens, gelijk de waterschapsbelastingen, het kalenderjaar als heffingstijdvak.
Gelet op het onderzoek naar samenwerking met de gemeenten ligt een wijziging van de heffingsmethode voor huishoudens niet in de rede. Een onderzoek naar de wenselijkheid van een wijziging van de heffingsmethode van de wijze van aanslagoplegging aan huishoudens zal in het kader van het onderzoek naar samenwerkingsvoordelen moeten plaatsvinden. In de Verordening zuiveringsheffing worden de huishoudens derhalve op basis van het woonruimteforfait in de heffing betrokken. Vraagstelling Stemt het AB in met de vaststelling van beide verordeningen? Strategie Beide verordeningen dienen wettelijk voor de begroting 2009 te worden vastgesteld. De verordeningen zijn geagendeerd voor de begroting 2009. In de verordeningen is het tarief 2009 zoals opgenomen in de begroting 2009 vastgelegd. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk de opbrengst van de zuiveringsheffing is ten behoeve van de bekostiging van de waterzuiveringstaak. De opbrengst van de verontreinigingsheffing komt ten goede aan het watersysteembeheer. x
Juridische gevolgen ja, namelijk de verordeningen vormen de wettelijke basis voor het opleggen van de aanslagen zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing met ingang van 1 januari 2009.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf De communicatie met de burgers en bedrijven zal ingaan op de gevolgen van de nieuwe wijze van aanslagoplegging. Het aanslagbiljet en de bijsluiter zijn daarbij het belangrijkste. Voorafgaand aan de verzending van het aanslagbiljet en de bijsluiter zal via de media (waterschapskrant) de gevolgen van de nieuwe wijze van aanslagoplegging worden toegelicht. De tekst zal in samenwerking met de afdeling communicatie worden opgesteld. Voorafgaand aan de verzending van het aanslagbiljet en de bijsluiter wordt geprobeerd (persbericht) om via de media de gevolgen van de nieuwe wijze van aanslagoplegging toe te lichten. Advies: AB stemt in met de vaststelling van de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 en de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009. In de verordeningen zijn de tarieven 2009, zoals opgenomen in de begroting 2009, vastgelegd.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
.
Nummer: 08I004071 Barcode: 08I004071 Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008 nummer 08I003678; gezien het advies van de AB-commissie Bestuur en Middelen van 12 november 2008; gelet op de artikelen 110 en hoofdstuk XVIIb van de Waterschapswet en hoofdstuk 6.2 van het Waterschapsbesluit;
BESLUIT: vast te stellen de: Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009
Begripsbepalingen Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: a zuiveringtechnisch werk: een werk voor het zuiveren van afvalwater of het transport van afvalwater, niet zijnde een riolering; b stoffen: de stoffen genoemd in artikel 6 van deze verordening; c afvoeren: het brengen van stoffen op een riolering of op een zuiveringtechnisch werk in beheer bij het waterschap; d woonruimte: een ruimte die blijkens haar inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven; e bedrijfsruimte: een naar zijn of haar aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen terrein of ruimte, niet zijnde een woonruimte, een zuiveringtechnisch werk of een riolering. f riolering: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente; g de ambtenaar belast met de heffing: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b; h drinkwater: water als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Waterleidingwet; i ingenomen water: geleverd drink– en industriewater, onttrokken grond– en oppervlaktewater en opgevangen hemelwater; j waterleidingbedrijf: een bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Waterleidingwet. Bijlagen Artikel 2 Bij deze verordening behoren de volgende bijlagen: – Bijlage I: voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening; – Bijlage II: tabel afvalwatercoëfficiënten, zoals opgenomen in artikel 122k, derde lid, van de Waterschapswet.
Belastbaar feit en heffingsplicht Artikel 3 1 Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van direct of indirect afvoeren op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap. 2 Aan de heffing worden onderworpen: a ter zake het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte; b ter zake het afvoeren anders dan bedoeld onder a: degene die afvoert. 3 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, is heffingsplichtig: a in geval van gebruik van een woonruimte door de leden van een huishouden: degene die door de ambtenaar belast met de heffing is aangewezen; b in geval van gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven: degene die dat deel in gebruik heeft gegeven met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c in geval van het voor volgtijdig gebruik ter beschikking stellen van een woonruimte of bedrijfsruimte: degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld. 4 Indien stoffen met behulp van een riolering worden afgevoerd, is degene bij wie die riolering in beheer is, slechts voor die stoffen die de beheerder zelf op de riolering heeft gebracht aan een heffing onderworpen. 5 De opbrengst van de heffing kan tevens worden besteed: a aan het verstrekken van subsidies ter tegemoetkoming in de kosten van het voorbereiden en uitvoeren van maatregelen die verband houden met het zuiveren van afvalwater aan diegenen die tot het treffen van die maatregelen zijn gehouden; b aan het verstrekken van subsidies aan heffingsplichtigen tot behoud van het gebruik van zuiveringtechnische werken teneinde een stijging van het tarief van de heffing zoveel mogelijk te voorkomen. 6 Het afvoeren door het waterschap is vrijgesteld van de heffing. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsevenredigheid Artikel 4 1 De heffing ter zake van woonruimten en van bedrijfsruimten als bedoeld in artikel 15 is verschuldigd bij het begin van het heffingsjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de heffingsplicht. 2 Indien ter zake van woonruimten de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de heffingsplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de heffingsplicht aanvangt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand. 3 Indien ter zake van woonruimten de heffingsplicht bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de heffingsplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de heffingsplicht eindigt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand. 4 Indien de heffingsplicht voor woonruimten is beëindigd na de dagtekening van de aanslag, kan de heffingsplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing. 5 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de heffingsplichtige verhuist binnen het gebied van het waterschap en daarbij weer het gebruik krijgt van een woonruimte van waaruit eveneens wordt afgevoerd.
Heffingsjaar Artikel 5 Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
-2-
Grondslag en heffingsmaatstaf Artikel 6 1 Voor de heffing bedoeld in artikel 3 geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. 2 Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden. 3 Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot zuurstofbindende stoffen wordt bepaald op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening. Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt met betrekking tot zuurstofbindende stoffen een verbruik in het heffingsjaar van 54,8 kilogram zuurstof. 4 Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot de stof fosfor wordt bepaald op basis van de afgevoerde gewichtshoeveelheid, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening. Een vervuilingseenheid vertegenwoordigt een in het heffingsjaar afgevoerde gewichtshoeveelheid van 20 kilogram van de stof fosfor. 5 De stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver, zink, arseen, kwik, cadmium, chloride en sulfaat worden niet aan de heffing onderworpen. Meting, bemonstering en analyse Artikel 7 1 Het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen wordt berekend met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. De meting, bemonstering, analyse en berekening geschieden met in achtneming van de in Bijlage I opgenomen voorschriften. 2 De in het eerste lid bedoelde meting, bemonstering en analyse geschieden ieder etmaal van het heffingsjaar, behoudens het bepaalde in artikel 8. 3 De meting, bemonstering en analyse geschieden zodanig dat: a de gemeten hoeveelheid afvalwater niet meer dan 5% afwijkt van de werkelijke hoeveelheid afvalwater; b het verkregen monster representatief is voor de totale hoeveelheid stoffen die gedurende de bemonsteringsperiode vanuit het bedrijf of het bedrijfsonderdeel wordt afgevoerd. 4 De heffingsplichtige brengt de wijze van meting en bemonstering met een beschrijving van de daarvoor te gebruiken apparatuur, voor aanvang van het heffingsjaar, ter kennis van de ambtenaar belast met de heffing. 5 De ambtenaar belast met de heffing: a kan ambtshalve bepalen dat meting en bemonstering geschieden in afwijking van één of meer van de in Bijlage I, onderdeel A, opgenomen voorschriften, indien deze aannemelijk maakt dat dit noodzakelijk is ter voldoening aan het bepaalde in het derde lid, onderdelen a en b; b beslist op aanvraag van de heffingsplichtige, dat meting en bemonstering kunnen geschieden in afwijking van een of meer van de in Bijlage I, onderdeel A, opgenomen voorschriften, indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat daarbij wordt voldaan aan het bepaalde in het derde lid, onderdelen a en b; c beslist op aanvraag van de heffingsplichtige, dat kan worden afgeweken van de in Bijlage I, onderdeel B, opgenomen analysevoorschriften, indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat de nauwkeurigheid van de uitkomsten van de analyse hierdoor niet wordt beïnvloed; d kan omtrent de afwijkingen als bedoeld in de onderdelen a, b en c nadere voorschriften geven. 6 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c, bij voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval: a de voorschriften van Bijlage I, onderdelen A en B, waarvan wordt afgeweken; b de afwijkingen bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c; c de nadere voorschriften bedoeld in het vijfde lid, onderdeel d; d een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven. 7 De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of hoedanigheid van de afgevoerde, respectievelijk af te voeren stoffen, de desbetreffende beschikkingen, bedoeld in het vijfde lid, ambtshalve wijzigen of intrekken in verband met het bepaalde in het eerste lid en het derde lid.
-3-
Beperkte meting, bemonstering en analyse Artikel 8 1 Op aanvraag van de heffingsplichtige, die aannemelijk maakt dat voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden kan worden volstaan met gegevens welke met behulp van meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal etmalen zijn verkregen, besluit de ambtenaar belast met de heffing dat meting, bemonstering en analyse geschieden in afwijking van het bepaalde in artikel 7, tweede lid. Het besluit op aanvraag wordt genomen bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval: a een opgave van de afvalstromen en de stoffen welke in het onderzoek dienen te worden betrokken; b de tijdvakken waarin meting, bemonstering en analyse geschieden, hetzij ieder etmaal van die tijdvakken, hetzij één of meer daartoe aangewezen etmalen daarvan; c de wijze waarop de op de voet van letter b verkregen uitkomsten worden herleid tot het aantal vervuilingseenheden over een aldaar bedoeld tijdvak, onderscheidenlijk over het heffingsjaar; d een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven. 2 De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of hoedanigheid van de afgevoerde, respectievelijk af te voeren stoffen, de desbetreffende beschikking, bedoeld in het eerste lid, ambtshalve wijzigen of intrekken, indien toepassing van berekeningsvoorschrift IV van onderdeel C van bijlage I leidt tot een ander aantal etmalen dan in die beschikking is opgenomen. 3 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing, bedoeld in het tweede lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking. Hoedanigheidscorrectie Artikel 9 1 Indien de uitkomst van de methode tot bepaling van het chemisch zuurstofverbruik bedoeld in artikel 6 in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, wordt op aanvraag van de heffingsplichtige op die uitkomst een correctie toegepast. 2 De berekening van de correctie geschiedt met inachtneming van de voorschriften welke zijn opgenomen in Bijlage I, onderdeel C. 3 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing als bedoeld in het eerste lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval: a de wijze van berekening van de correctie; b de hoeveelheid en samenstelling van het afvalwater waarop de correctie van toepassing is; c de frequentie en de wijze van onderzoek met betrekking tot meting, bemonstering en analyse; d een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven. Tabel afvalwatercoëfficiënten
Artikel 10 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, kan het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan worden vastgesteld met behulp van de in Bijlage II van deze verordening opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten, indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar 1.000 of minder bedraagt en dit aantal aan de hand van de hoeveelheid ingenomen water kan worden bepaald. 2 Het aantal vervuilingseenheden als bedoeld in het eerste lid wordt berekend volgens de formule A x B, waarbij A = het aantal m³ in het kalenderjaar ten behoeve van de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water; B = de afvalwatercoëfficiënt behorende bij de klasse van de in Bijlage II opgenomen tabel met de klassengrenzen waarbinnen de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m³ ten behoeve van de bedrijfsruimte of van het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water is gelegen. 3 Indien de in het kalenderjaar ingenomen hoeveelheid water niet kan worden vastgesteld aan de hand van watermeterstanden die aan het begin en aan het einde van het kalenderjaar zijn opgenomen, stelt de ambtenaar belast met de heffing die hoeveelheid vast op een door hem nader vast te stellen wijze.
-4-
4 De vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m³ als bedoeld in het tweede lid wordt bepaald met toepassing van de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 122k van de Waterschapswet. 5 Indien het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan meer dan 1.000 bedraagt en de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat de berekening van het aantal vervuilingseenheden met toepassing van de in het eerste lid, aanhef, bedoelde tabel tot geen lagere uitkomst leidt dan die welke wordt verkregen bij berekening op de voet van artikel 7, eerste lid, beslist de ambtenaar belast met de heffing bij voor bezwaar vatbare beschikking op aanvraag van heffingsplichtige dat het aantal vervuilingseenheden wordt berekend met toepassing van de tabel. Vervuilingswaarde van tuinbouwkassen Artikel 11 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die worden afgevoerd vanuit een bedrijfsruimte of een onderdeel van een bedrijfsruimte bestemd om in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf onder een permanente opstand van glas of kunststof gewassen te telen, bepaald op basis van het tweede lid. 2 De vervuilingswaarde bedraagt drie vervuilingseenheden per hectare vloeroppervlak waarop onder glas of kunststof wordt geteeld en per deel van een hectare vloeroppervlak een evenredig deel van drie vervuilingseenheden. 3 Indien in de loop van het kalenderjaar het gebruik van een in het eerste lid bedoelde bedrijfsruimte of onderdeel van een bedrijfsruimte, dan wel van een deel daarvan, door de gebruiker aanvangt of eindigt, wordt hij in dat kalenderjaar voor die bedrijfsruimte, voor dat onderdeel of voor dat deel voor een evenredig gedeelte van het op basis van het tweede lid bepaald aantal vervuilingseenheden aan een heffing onderworpen. 4 Een vervuilingswaarde voor de bedrijfsruimte of het onderdeel van een bedrijfsruimte, berekend op basis van het tweede of derde lid, van minder dan vijf vervuilingseenheden wordt op drie vervuilingseenheden, en van één of minder dan één vervuilingseenheid op één vervuilingseenheid gesteld. Franchise en drempel Artikel 12 Voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden van de stof fosfor wordt een aftrek toegepast, met dien verstande dat het aantal vervuilingseenheden niet lager dan op nihil kan worden gesteld. De aftrek wordt bepaald door het totaal aantal vervuilingseenheden van de zuurstofbindende stoffen, als berekend op grond van de artikelen 7 tot en met 11, te vermenigvuldigen met 0,657 voor fosfor. Meetverplichting Artikel 13 1 Indien de vervuilingswaarde met betrekking tot de zuurstofbindende stoffen van een bedrijfsruimte minder bedraagt dan 1.000 vervuilingseenheden wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 7, het aantal vervuilingseenheden van de stof fosfor op nihil gesteld, tenzij de ambtenaar belast met de heffing aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot deze stof de in artikel 12, derde lid, bedoelde aftrek te boven gaat. 2 Indien de vervuilingswaarde met betrekking tot de zuurstofbindende stoffen van een bedrijfsruimte 1.000 vervuilingseenheden of meer bedraagt, wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 7, het aantal vervuilingseenheden van de stof fosfor op nihil gesteld, indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot deze stoffen de in artikel 12 bedoelde aftrek niet te boven gaat. Totale vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte Artikel 14 1 De vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte, wordt bepaald op de som van de aantallen vervuilingseenheden als berekend overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 13, voorzover deze van toepassing zijn.
-5-
2 De ambtenaar belast met de heffing is bevoegd twee of meer beschikkingen gebaseerd op de artikelen 7, 8, 9, 10, van de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 en/of de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 die betrekking hebben op dezelfde bedrijfsruimte of onderdelen daarvan in een geschrift te verenigen.
Vervuilingswaarde van kleine bedrijfsruimten Artikel 15 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of vanuit een zuiveringtechnisch werk voor het zuiveren van afvalwater worden afgevoerd gesteld op drie vervuilingseenheden indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt en op één vervuilingseenheid indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat die één vervuilingseenheid of minder bedraagt. 2 Indien de aanslag in het heffingsjaar al is opgelegd voor drie vervuilingseenheden en de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde één vervuilingseenheid of minder bedraagt, bestaat aanspraak op vermindering. De heffingsplichtige kan daartoe na afloop van het heffingsjaar of, bij beëindiging van de heffingsplicht, in de loop van het heffingsjaar een aanvraag indienen bij de ambtenaar belast met de heffing. Vervuilingswaarde van woonruimten Artikel 16 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden afgevoerd, gesteld op drie vervuilingseenheden. De vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een door één persoon gebruikte woonruimte worden afgevoerd, bedraagt één vervuilingseenheid. 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. De in de vorige volzin bedoelde woonruimten worden tezamen aangemerkt als een bedrijfsruimte dan wel als onderdeel van een bedrijfsruimte. 3 Indien de in het eerste lid bedoelde situatie dat een woonruimte wordt gebruikt door één persoon ontstaat in de loop van het heffingsjaar, wordt de vervuilingswaarde op één vervuilingseenheid vastgesteld met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin die situatie is ontstaan. Indien de hiervoor bedoelde situatie ontstaat op de eerste dag van een kalendermaand, wordt de vervuilingswaarde met ingang van die dag op één vervuilingseenheid vastgesteld. 4 Indien de in het derde lid bedoelde situatie ontstaat ná de dagtekening van de aanslag, bestaat aanspraak op vermindering. De heffingsplichtige kan daartoe een aanvraag indienen bij de ambtenaar belast met de heffing. Schatting Artikel 17 De ambtenaar belast met de heffing kan het aantal vervuilingseenheden in een kalenderjaar geheel of gedeeltelijk door middel van schatting vaststellen, indien door de heffingsplichtige: a zonder de in artikel 8 genoemde toestemming niet is voldaan aan de in artikel 7, tweede lid, opgenomen verplichting; b niet of niet geheel is voldaan aan de voorwaarden, verbonden aan de in artikel 8 genoemde toestemming; c meting, bemonstering en analyse niet of niet geheel zijn geschied in overeenstemming met de in bijlage I opgenomen voorschriften; d niet is voldaan aan de in artikel 7, eerste lid, eerste volzin, opgenomen verplichting en bepaling van de vervuilingswaarde overeenkomstig de artikelen 11, 15 en 16 niet mogelijk is, dan wel bepaling van de vervuilingswaarde op basis van artikel 10, vijfde lid, wel mogelijk is en door de heffingsplichtige gedurende het heffingsjaar geen aanvraag als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, is ingediend.
Tarief Artikel 18 Het tarief bedraagt € 46,50 per vervuilingseenheid.
-6-
Wijze van heffing en termijnen van betaling Artikel 19 1 De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. 2 De aanslag is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 3 Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 4 In afwijking van lid 2 en lid 3 geldt voor de aanslag vastgesteld met toepassing van artikel 15 en 16 en de bestuurlijke boete, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag en de bestuurlijke boete moeten worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 5 a In afwijking van lid 2 is een voorlopige aanslag, vastgesteld met toepassing van artikel 14, eerste lid, waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven. b De eerste termijn als bedoeld in lid 5, letter a, vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de toepassing van lid 5, letter a, niet leidt tot meer dan twee maandelijkse termijnen, wordt lid 2 van dit artikel toegepast. 6 Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 5. Indien hierdoor een lager aantal termijnen ontstaat dan in het derde lid is aangegeven, worden eerst maandelijkse termijnen van € 5 geïncasseerd en het restantbedrag tegelijk met de laatste termijn. Niet opleggen van aanslagen Artikel 20 1 Aanslagen die een bedrag van € 5 niet te boven gaan worden niet geheven. 2 Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als een aanslag. Nadere regels Artikel 21 Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering. Inwerkingtreding en citeertitel Artikel 22 1 De ‘Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2004, vastgesteld bij besluit van 7 januari 2004, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 december 2007, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009. 4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-7-
Bijlage I. Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening behorende bij de verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009. Definitiebepalingen In deze bijlage wordt verstaan onder: a etmaal: de aaneengesloten periode van 24 uur waarover een etmaalverzamelmonster wordt samengesteld; b debiet: de hoeveelheid afgevoerd afvalwater gedurende het etmaal; c debietmeter: meter waarmee (bijvoorbeeld door middel van magnetische inductie) het debiet gemeten wordt; d momentaan debiet: de hoeveelheid afgevoerd afvalwater gedurende een moment van meting; e kalibreren: bepalen van de waarde van de afwijkingen ten opzichte van een van toepassing zijnde standaard; f droog kalibreren: kalibreren van een debietmeter waarbij een doorstroming van een hoeveelheid water door de debietmeter wordt gesimuleerd; g nat kalibreren: kalibreren van een debietmeter waarbij daadwerkelijk een nauwkeurig bekende hoeveelheid vloeistof door de debietmeter wordt geleid; h gesloten meetsysteem: meetsysteem dat het debiet meet in een gesloten leiding of in een gesloten drukleiding, waarbij het afvalwater niet in contact staat met de buitenlucht; i open meetsysteem: meetsysteem waarbij het oppervlak van het stromende afvalwater in contact staat met de buitenlucht; j moedermeter: debietmeter, waarvan de installatie kan worden herleid naar de nationale volumestandaard van het Nederlands Meetinstituut; k bewaartermijn: de periode tussen het einde van het etmaal en het begin van de voorbehandeling ten behoeve van de uitvoering van de analyse; l aantoonbaarheidsgrens: laagste concentratie van de component in het monster waarvan de aanwezigheid nog met een bepaalde betrouwbaarheid kan worden vastgesteld, zijnde 3x de spreiding van binnenlabreproduceerbaarheid. A Wijze van meting, bemonstering en monsterbehandeling Paragraaf 1 Algemeen De meet– en bemonsteringsvoorzieningen verkeren in een goede staat, worden regelmatig schoongemaakt en zijn altijd goed en veilig toegankelijk. De meet– en bemonsteringsvoorzieningen worden overeenkomstig onderstaande bepalingen respectievelijk NEN 6600–1 geïnstalleerd en onderhouden. Van een uitgevoerde controle op de meet- en bemonsteringsvoorzieningen wordt een controlerapport opgesteld. Dit rapport bevat minimaal de datum van controle, een omschrijving van de controle, eventuele uitgevoerde bijstellingen en eventuele bijzonderheden. Een afvalwaterstroom kan zowel in een open als in een gesloten meetsysteem worden gemeten en bemonsterd. In paragraaf 2 wordt nader ingegaan op de meting en in paragraaf 3 op de bemonstering. In paragraaf 4 wordt nader ingegaan op de behandeling van het samengestelde etmaalverzamelmonster. Paragraaf 2 Meting De meting betreft het debiet. Het debiet wordt in de afvalwaterstroom gemeten. Onder omstandigheden kan het debiet worden bepaald op basis van meting van de hoeveelheid water in het watertoevoersysteem van het bedrijf of van de bedrijfsonderdelen. Als het debiet wordt gemeten in het watertoevoersysteem mag de per etmaal afgevoerde hoeveelheid afvalwater niet groter zijn dan de in dezelfde periode toegevoerde hoeveelheid water. 2.1 Open meetsystemen Bij open meetsystemen wordt een meetput of een meetgoot toegepast. Bij toepassing van een meetput gelden de volgende eisen: 1 de momentane debieten in het etmaal, gemeten bij overstorthoogten van minder dan 0,05 meter, bedragen gesommeerd minder dan 5% van het gemeten debiet; 2 de momentane debieten in het etmaal, gemeten bij overstorthoogten van minder dan 0,125 meter, bedragen gesommeerd minder dan 10% van het gemeten debiet. Bij toepassing van een meetgoot bedragen de momentane debieten in het etmaal, van minder dan 16,4% van het maximaal mogelijk momentane debiet, gesommeerd, minder dan 10% van het gemeten debiet.
-8-
Het open meetsysteem is voorzien van een niet-resetbare pulsteller. Registratie van momentane meetgegevens vindt plaats door middel van een printer of datalogger. De apparatuur voor de hoogtemeting wordt minimaal éénmaal per jaar bij overstorthoogten van 5, 10, 15, 20 en 25 centimeter droog gekalibreerd. In het kalibratierapport wordt voor elke overstorthoogte een vergelijking gemaakt tussen de gemeten hoeveelheid afvalwater gedurende de periode van het kalibreren, en de bij de desbetreffende overstorthoogte met behulp van de afvoerrelatie van de meetvoorziening berekende hoeveelheid afvalwater over de periode van het kalibreren. Zowel het absolute als het procentuele verschil wordt hierbij aangegeven. Bij ultrasone hoogtemeting wordt ook de temperatuurmeting en de temperatuurcorrectie gecontroleerd en gecorrigeerd bij afwijking. De werking van de volgapparatuur bij meting wordt gecontroleerd door vergelijking van de aanwijzing, registratie (recorder en/of printer), integratie en telling. 2.2 Gesloten meetsystemen De momentane debieten in het etmaal, van minder dan 10% van het maximaal mogelijk momentaan debiet, bedragen gesommeerd minder dan 5% van het gemeten debiet. Het gesloten meetsysteem is voorzien van een niet–resetbare pulsteller. Registratie van momentane meetgegevens vindt plaats door middel van een printer of datalogger. Inbouw Bij de inbouw van een nieuwe debietmeter in een gesloten meetsysteem wordt een ‘affabriek’ kalibratierapport meegeleverd, waarop naast de meterspecifieke kalibratiefactor, óók de correctiefactor, of meterconstante staat aangegeven. Natte kalibratie in ingebouwde toestand vindt direct plaats na inwerkingstelling van de debietmeter. Voorts worden aan de inbouw de volgende eisen gesteld: a Bij het inbouwen wordt rekening gehouden met de mogelijkheid tot het uitvoeren van een natte kalibratie in–situ. b De lengte van de rechte leiding vóór de meetbuis bedraagt minimaal vijf maal de diameter van de meetbuis, gerekend vanuit het hart van de meter. c De lengte van de rechte leiding ná de meetbuis bedraagt minimaal twee maal de diameter van de meetbuis, gerekend vanuit het hart van de meter. d De diameter van de rechte leiding vóór en ná de meetbuis is gelijk aan de nominale diameter van de meetbuis (de inwendige diameters van de meetbuis en in- en uitlaatstukken zijn gelijk). e Toegepaste pakkingen steken niet naar binnen toe uit. f De meetbuis is dusdanig ingebouwd dat deze altijd volledig gevuld is met water. g De meter is geaard door middel van een aardring, dan wel met een aardelectrode die is ingebouwd in de meter. Natte kalibratie De meetapparatuur wordt ten minste éénmaal per drie jaar in ingebouwde toestand nat gekalibreerd. In het jaar van natte kalibratie hoeft niet tevens een droge kalibratie te worden uitgevoerd. Voor debietmeters in mobiele meetapparatuur vindt de natte kalibratie jaarlijks plaats in ingebouwde toestand bij minimaal de volgende vijf meetpunten: 10%, 25%, 50%, 75% en 100% van het maximaal meetbereik op een ijkinstallatie of NKO–geaccrediteerde instelling, waarvan de installatie kan worden herleid naar de nationale volumestandaard van het Nederlands Meetinstituut (NMi). Voorts worden aan de natte kalibratie de volgende eisen gesteld: a Minimaal éénmaal per drie jaar worden gesloten meetsystemen in ingebouwde toestand nat gekalibreerd. Onder natte kalibratie wordt verstaan dat een vooraf nauwkeurig bepaalde hoeveelheid water door de te kalibreren meter wordt geleid (waarbij deze hoeveelheid is vastgesteld bij een onder b genoemde instelling), dan wel dat tijdelijk een tweede, bij voorkeur op hetzelfde meetprincipe gebaseerd meetsysteem in serie wordt geplaatst en fungeert als moedermeter, dan wel op een andere, door de ambtenaar belast met de heffing goedgekeurde methode. De wijze van natte kalibratie vindt in overleg met de afdeling Handhaving van het Waterschap plaats. b Indien bij de natte kalibratie gebruik gemaakt wordt van een moedermeter, wordt deze in ingebouwde toestand nat gekalibreerd bij minimaal de volgende vijf meetpunten: 10%, 25%, 50%, 75% en 100% van het maximaal meetbereik. De natte kalibratie vindt plaats op een ijkinstallatie van een ijkbevoegde of NKO–geaccrediteerde instelling, waarvan de installatie kan worden herleid naar de nationale volumestandaard van het Nederlands Meetinstituut (NMi). Ook wanneer de moedermeter nieuw is, wordt deze gekalibreerd op één van de genoemde installaties, waarbij de meter is ingebouwd in de meetset of meetwagen waarin deze in de praktijk zal worden ingezet. c Het kalibratierapport van de moedermeter, waaruit het onder b bepaalde moet blijken, mag niet ouder zijn dan één jaar. Dit kalibratierapport wordt bij die van het gekalibreerde meetsysteem gevoegd.
-9-
d Tijdens de natte kalibratie wordt zoveel water door het te kalibreren meetsysteem geleid, dat een procentuele afwijking is vast te stellen op 0,1%. Bij lage afvoeren kan dit betekenen dat de uitlezing in liters, deciliters of hectoliters moet worden ingesteld bij het kalibreren. De procentuele afwijking blijft namelijk gelijk. e Tijdens de natte kalibratie worden de gemeten hoeveelheden water van de te kalibreren flowmeter (én van de moedermeter, wanneer daarvan sprake is) door middel van printers of dataloggers met een frequentie van minimaal éénmaal per uur geregistreerd. In geval van het toepassen van dataloggers worden ook de ruwe, onbewerkte data bij het kalibratierapport gevoegd. f Bij de natte kalibratie wordt ook de randapparatuur, voor zover die betrokken is bij de registratie van de meetgegevens, op een goede werking gecontroleerd. Droge kalibratie Meetapparatuur voor debietmetingen wordt ten minste éénmaal per jaar droog gekalibreerd, tenzij in dat jaar een natte kalibratie plaatsvindt. Voorts worden aan de droge kalibratie de volgende eisen gesteld: a Bij een droge kalibratie wordt de weerstand of de geleidbaarheid tussen de elektroden gemeten. Wanneer aan de hand van deze controle blijkt dat de meetbuis (mogelijk) vervuild is, dient deze te worden gereinigd. b Op het kalibratierapport van een droge kalibratie wordt de weerstand of de geleidbaarheid tussen de elektroden weergegeven. Wanneer de meetbuis is gereinigd, wordt deze waarde zowel vóór, als ná het reinigen in het kalibratierapport vermeld. c Bij de droge kalibratie wordt ook de werking van randapparatuur, voor zover die betrokken is bij de registratie van de meetgegevens, op een goede werking gecontroleerd. d Wanneer bij een droge kalibratie blijkt dat de meetfout groter is dan 5%, wordt het gesloten meetsysteem onmiddellijk in ingebouwde toestand nat gekalibreerd, volgens de bepalingen welke van toepassing zijn bij een natte kalibratie. Kalibratierapport Van een debietmeter moet het meest recente kalibratierapport kunnen worden overlegd worden. Bij een natte kalibratie in ingebouwde toestand (dat wil zeggen: ter plekke op het bedrijf, of als complete mobiele meetset op een ijkbank van een daartoe bevoegde instantie), worden de volgende aspecten vastgesteld én gerapporteerd op het kalibratierapport: – de ‘as–found’ meetafwijking (de gevonden meetafwijking); – eventuele hardwarematige aanpassingen (nieuwe spoel, etc.); – de justering (softwarematige aanpassing van de correctiefactor/meterconstante); – de ‘as–left’ meetafwijking, eventueel na hardwarematige aanpassing/justering; – de (eventueel nieuwe) correctiefactor, of meterconstante. Paragraaf 3 Bemonstering 3.1 Algemeen, instelling en uitvoering van apparatuur De bemonstering dient plaats te vinden met behulp van automatische monstername–apparatuur. De bemonstering geschiedt in overeenstemming met NEN 6600–1 (Water–Monsterneming–Deel 1: Afvalwater 2002), met dien verstande dat bemonstering door steekbemonstering niet is toegestaan, tenzij anders bepaald. Paragraaf 4 Monsterbehandeling 4.1 Algemeen De monsterbehandeling geschiedt in overeenstemming met NEN 6600–1 (Water–Monsterneming–Deel 1: Afvalwater 2002) en conform paragraaf 9 van NEN 6600-1 wordt direct na monsterneming geconserveerd volgens NEN-EN-ISO 5667-3. De monsters worden gekoeld en in donker bewaard tussen 1° en 5° C. Van elk verzameld monster wordt een representatief deel van 3 liter gedurende 24 uur in een goed gesloten vat/fles bij maximaal 5° C in het donker te worden bewaard ten behoeve van contra-analyse door het waterschap. De monsterflessen bestemd voor analyse door de heffingplichtige en voor contra–analyse vanwege de ambtenaar belast met de heffing worden om en om gevuld. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat het monster voor de analyse op een heffingsparameter door de heffingplichtige en voor de desbetreffende contra–analyse vanwege de ambtenaar belast met de heffing zoveel mogelijk identiek zijn. 4.2 Conservering en maximale bewaartermijn De monsters uit het etmaalverzamelmonster worden tot en met het einde van de bewaartermijn
-10-
geconserveerd op de wijze zoals is aangegeven in tabel A. Als een monster uit het etmaalverzamelmonster wordt ingevroren of chemisch geconserveerd, geschiedt dit binnen 4 uur na afloop van het etmaal. De eventuele voorschriften met betrekking tot chemische conservering gelden in aanvulling op de voorschriften met betrekking tot de conserveringstemperatuur gedurende de bewaartermijn. In tabel A zijn tevens de maximale bewaartermijnen opgenomen die gelden voor de onderscheidenlijk uit te voeren analyses. De voorbehandeling ten behoeve van een analyse vangt na het einde van het etmaal aan, binnen de maximale bewaartermijn die bij de desbetreffende analyse in tabel A is vermeld. De voorbehandeling van het monster ten behoeve van de analyse, waaronder ondermeer wordt begrepen het ontdooien van bevroren monsters, wordt uitgevoerd op een wijze en binnen een zodanige termijn dat daardoor de representativiteit van het monster niet wordt verstoord. Een monster dat op één van de in tabel A aangegeven wijzen chemisch is geconserveerd wordt niet gebruikt voor één van de in tabel A opgenomen wijzen van analyse, waarvoor op basis van tabel A geen of andere voorschriften op het vlak van de chemische conservering gelden. Tabel A Analyse op:
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
Kjeldahlstikstof (N– Kj)
Temperatuur (T) in graden celsius Methode van conservering van het monster tot het einde van de bewaartermijn 1 T d 5q Koelen
Maximale bewaartermijn 24 uur
T < - 20° 1 T d 5q
Invriezen Koelen
28 dagen 48 uur
1 T d 5q
Aanzuren met geconcentreerd H2SO4 (18M) tot pH 2
28 dagen
T d –20q 1 T d 5q
Invriezen Koelen
28 dagen 48 uur
1 T d 5q
Aanzuren met geconcentreerd H2SO4 (18M) tot pH 2
28 dagen
T –20q 1 T d 5q
Invriezen Koelen
28 dagen 48 uur
1 T d 5q
Aanzuren met geconcentreerd H2SO4 (18M) tot pH 2
28 dagen
T –20q
Invriezen
28 dagen
Fosfor
Het biochemisch zuurstofverbruik is weliswaar geen heffingsparameter voor de zuiveringsheffing, maar wordt aangewend bij toepassing van berekeningsvoorschrift II van Onderdeel C van deze bijlage. Op grond van dit berekeningsvoorschrift wordt de methode van het biochemisch zuurstofverbruik toegepast voor de bepaling van het percentage chemisch zuurstofverbruik van de biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen. B Analysevoorschriften Paragraaf 1 Algemeen De analyses worden uitgevoerd in het representatieve monster, dat is verkregen op de in onderdeel A van deze bijlage vermelde wijze. Het onderzoek wordt in het water als zodanig uitgevoerd, dus zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende bestanddelen zijn verwijderd. Er is in dit onderdeel verwezen naar normbladen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie– Instituut. De publicatie van de normbladen wordt aangekondigd in de Nederlandse Staatscourant. Een wijziging in een normblad wordt eerst van kracht op 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de bekendmaking van de wijziging in de Nederlandse Staatscourant heeft plaatsgevonden. De in tabel B vermelde aantoonbaarheidsgrenzen zijn de concentraties van de desbetreffende stoffen die bij de analyse ten minste aangetoond moeten kunnen worden.
-11-
Paragraaf 2 Analyse De analyse van het monster geschiedt op de wijze, zoals is aangegeven in tabel B. Tabel B Analyse
volgens normblad
aantoonbaarheid sgrens
parameter / stof chemisch zuurstofverbruik
Ontsluiting
meting
-
NEN 6633
Pg/l volgens norm
NEN–ISO 5663 Kjeldahlstikstof (N-Kj)
-------------------------
(EN 25663)
NEN 6645-
of NEN 6646
-
NEN–EN 1899–1
volgens norm
NEN 6645
NEN–EN- ISO 15681-2
volgens norm
biochemisch
volgens norm
zuurstofverbruik Fosfor
C Berekeningsvoorschriften I
Berekeningswijze van het aantal vervuilingseenheden a Zuurstofbindende stoffen: (artikel 6, derde lid) Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik wordt berekend door het totale aantal kilogrammen zuurstofverbruik van de in het kalenderjaar afgevoerde zuurstofbindende stoffen te delen door 54,8 kilogram. Het aantal kilogrammen zuurstofverbruik van de gedurende zuurstofbindende stoffen wordt berekend volgens de formule:
een
etmaal
afgevoerde
Q x (CZV + 4,57 x N–Kj) 1000 In deze formule wordt verstaan onder: Q: het aantal m³ afgevoerd afvalwater per etmaal; CZV: het chemisch zuurstofverbruik bepaald volgens de in onderdeel B van deze bijlage vermelde analysevoorschriften, in mg/l; N–Kj: de som van ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens de in onderdeel B van de deze bijlage vermelde analysevoorschriften, in mg/l. b Andere dan zuurstofbindende stoffen: (artikel 6, vierde lid) Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot fosfor wordt berekend door het totale aantal kilogrammen van deze in het kalenderjaar afgevoerde stof te delen door 20,0 kilogram.
De afgevoerde hoeveelheden per etmaal voor de hierboven onder b genoemde stof worden bepaald met behulp van de formule: QxC 1000 In deze formules wordt verstaan onder: Q: het aantal m³ afgevoerd afvalwater per etmaal; C: de concentratie van de desbetreffende stoffen in mg/l, bepaald op de onder B omschreven wijze.
-12-
II
Indien de CZV–waarde voor ten minste 25% afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen in het afvalwater, wordt op die waarde een correctie toegepast door deze te vermenigvuldigen met de breuk 100 – T 75 waarbij T= het percentage CZV, afkomstig van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen.
III Bij de bepaling van het aantal etmalen in artikel 8, wordt gebruik gemaakt van de volgende formule:
§ 2 x Vn · ¨¨ tso ¸¸ © ¹
2
§ 2 x Vn · ¨¨ ¸¸ © tso ¹
2
xN
n=
, waarbij
n= N= V n= tso = VeO = VeF =
+N
het berekende aantal meetdagen; het aantal lozingsdagen per kalenderjaar; spreidingspercentage in de meetwaarden, uitgedrukt ten opzichte van de gemiddelde hoeveelheid zuurstofverbruik van de onderzoeksresultaten gedurende het heffingsjaar; 0,000175*VeO toelaatbare statistische onnauwkeurigheid = 35/e , met dien verstande dat VeO vervangen kan worden door VeF, waarbij: vervuilingswaarde van de verontreiniging van oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen; vervuilingswaarde van de verontreiniging van oppervlaktewater met de stof fosfor.
-13-
Bijlage II Tabel afvalwatercoëfficiënten (artikel 122k, derde lid, Waterschapswet) behorende bij de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 Klasse
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Klassegrenzen uitgedrukt in aantal vervuilingseenheden Afvalwatercoëfficiënt met betrekking tot het zuurstofverbruik uitgedrukt in aantal Per m³ ingenomen water vervuilingseenheden per m³ ingenomen water in het heffingsjaar ondergrens bovengrens >0 0,0013 0,0010 > 0,0013 0,0020 0,0016 > 0,0020 0,0031 0,0025 > 0,0031 0,0048 0,0039 > 0,0048 0,0075 0,0060 > 0,0075 0,012 0,0094 > 0,012 0,018 0,015 > 0,018 0,029 0,023 > 0,029 0,045 0,036 > 0,045 0,070 0,056 > 0,070 0,11 0,088 > 0,11 0,17 0,14 > 0,17 0,27 0,21 > 0,27 0,42 0,33 > 0,42 0,5
Toelichting bij de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 A ALGEMEEN Doelstelling en karakter zuiveringsheffing Bij de inwerkingtreding van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wet van 13 november 1969, Stb. 536) kreeg de zuiveringsheffing als doelstelling de financiering van de kosten van maatregelen tot het tegengaan en voorkomen van de verontreiniging van oppervlaktewateren (artikel 18, eerste lid). De zuiveringsheffing is dus een bestemmingsheffing (dekkingsmiddel van kosten). De maatregelen om verontreiniging van oppervlaktewater tegen te gaan zijn onder te verdelen in actief beheer (het feitelijk transporteren en zuiveren van afvalwater, alsmede het verbranden van zuiveringsslib) en passief beheer (vergunningverlening, toezicht en controle, handhaving, waterkwaliteitsbeheersplannen). Deze activiteiten samen werden tot dusver geduid als de zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Met de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel (Wet van 21 mei 2007, Stb. 208) is hier verandering in gekomen. Het zuiveren van stedelijk afvalwater is, zoals blijkt uit artikel 15a, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, een taak die bij het waterschap is ondergebracht. De financiering daarvan (de Waterschapswet spreekt van: de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater) gebeurt met ingang van 2009 uit de opbrengst van de zuiveringsheffing, waarvoor de bepalingen zijn opgenomen in de artikelen 122c tot en met 122k van de Waterschapswet. Alle overige activiteiten die niet tot het zuiveren en/of transporteren van afvalwater behoren, zijn samen met de zorg voor de waterkering en de zorg voor de beheersing van het oppervlaktewater nu ondergebracht in de zorg voor het watersysteem. De kosten daarvan worden voortaan bestreden uit de opbrengst van de watersysteemheffing, die in de plaats is gekomen van de waterschapsomslagen (artikel 117 van de Waterschapswet).
-14-
B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Bevoegdheid algemeen bestuur Uitsluitend het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van de belastingverordening. Dit vloeit voort uit artikel 110 van de Waterschapswet. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van de belastingverordening (artikel 84 van de Waterschapswet). Wettelijke grondslag De wettelijke basis voor het door waterschappen heffen van de zuiveringsheffing ligt in hoofdstuk XVIIb van de Waterschapswet. Voorts zijn in hoofdstuk 6 van het Waterschapsbesluit nog enkele nadere regels gesteld. Begripsbepalingen Artikel 1 Om duidelijkheid te scheppen over een aantal in de verordening voorkomende begrippen en om de leesbaarheid van de tekst te bevorderen, is van deze begrippen een omschrijving gegeven in artikel 1. Daarbij is aangesloten bij de begripsbepalingen in artikel 122c van de Waterschapswet. Onderdeel a Een zuiveringtechnisch werk is voor de Waterschapswet een voorziening voor het zuiveren of het transporteren van afvalwater. Het begrip omvat naast afvalwaterzuiveringsinstallaties ook gemalen, persleidingen, vrijvervalleidingen, open en dichte afvoergoten en pompstations ten behoeve van het afvalwater. Ook voorzieningen voor individuele behandeling van afvalwater (IBA’s) vallen onder het begrip zuiveringstechnisch werk. De gemeentelijke riolering wordt hier niet onder begrepen (zie onderdeel f, waarbij het begrip riolering is gedefinieerd). Onderdeel b Voor de omschrijving van ‘stoffen’ is verwezen naar de stoffen genoemd in artikel 6. In dat artikel zijn de stoffen opgenomen die door het waterschap in de heffing worden betrokken, alsmede de gewichtseenheden van die stoffen.
Onderdeel c Afvoeren is het brengen van stoffen op een riolering of op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap. Onderdeel d Dit onderdeel regelt wat onder een woonruimte moet worden verstaan. Niet elke bewoonde ruimte kan als woonruimte worden aangemerkt. Een woonruimte wordt geacht te zijn bestemd om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid. Of dit het geval is moet blijken uit de inrichting van de ruimte. In deze definitie wordt tot uitdrukking gebracht dat het moet gaan om een ruimte die zelfstandig bruikbaar is en derhalve niet meer dan bijkomstig afhankelijk is van elders in het gebouw aanwezige voorzieningen die voor de woonfunctie wel van wezenlijk belang zijn. Hierbij moet worden gedacht aan het met gebruikers van andere ruimten delen van faciliteiten als kookgelegenheid, sanitair of bad- en douchegelegenheid. Dit komt vaak in onder meer studentenhuizen en pensions voor. In een dergelijke situatie kan niet worden gesproken van een woonruimte in de zin van deze verordening. Zie hiervoor ook de arresten van de Hoge Raad van 23 juli 1984, BNB 1984/282, Belastingblad 1984, blz. 544, 8 februari 1995, BNB 1995/92, Belastingblad 1995, blz. 202, 10 januari 1996, BNB 1996/77, Belastingblad 1996, blz. 168). Dat het begrip woonruimte ruim moet worden uitgelegd valt af te leiden uit het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 1991 waarin een kajuitzeilschip als woonruimte werd aangemerkt (BNB 1991/213, Belastingblad 1991, blz. 479). Onderdeel e Bij de omschrijving van het begrip bedrijfsruimte is gekozen voor een negatieve formulering om een zo groot mogelijke reikwijdte aan het begrip te geven. Alles wat geen woonruimte is moet als een bedrijfsruimte worden aangemerkt. Zo is bijvoorbeeld ook een stuk landbouwgrond als een bedrijfsruimte aangemerkt (Hof ‘s–Gravenhage 17 maart 1993, Belastingblad 1993, blz. 457). In een ogenschijnlijk soortgelijke situatie oordeelde de rechter echter anders. Hierbij ging het om een kavel los land –deels akkerbouw, deels weiland- dat niet als bedrijfsruimte kon worden aangemerkt. Er stonden namelijk geen opstallen op en voor de exploitatie maakte de agrariër gebruik van machines die elders, in de schuur achter zijn boerderij, werden gestald. Hierdoor was hij meer dan bijkomstig afhankelijk van elders aanwezige, voor de bedrijfsexploitatie wezenlijke, voorzieningen (Hof ’s-Gravenhage, 18 februari 1997, Belastingblad 1997, blz. 729).
-15-
Of daar ook sprake van was bij de zandopspuiting wordt uit de casus niet duidelijk. Het Hof stelde alleen vast dat er sprake was van het afvoeren van met slib verontreinigd perswater en liet de aanslag in stand (Hof Arnhem 22 augustus 1997, Belastingblad 1997, blz. 745). Voor de vraag of sprake is van één of van twee bedrijfsruimten is onder andere van belang het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 1995 (BNB 1995/233, Belastingblad 1995, blz. 627) waarin een bij twee verschillende personen in gebruik zijnde stortplaats als één bedrijfsruimte werd aangemerkt. Daarbij speelde onder andere een rol het feit dat de stortplaats maar één ingang heeft, om de gehele stortplaats een hek staat en er geen deugdelijke afscheiding is tussen beide delen van de stortplaats. Onderdeel f Onder riolering wordt verstaan het gemeentelijk rioolstelsel zoals dat wordt bedoeld in artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Onderdeel g De inspecteur is het bestuursorgaan aan wie de wetgever door middel van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de bevoegdheid tot het opleggen van aanslagen en het doen van uitspraak op bezwaarschriften heeft geattribueerd. In artikel 123 van de Waterschapswet wordt onder meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing verklaard voor het heffen van belastingen door waterschappen. Dit artikel bepaalt voorts dat de bevoegdheden van de inspecteur toekomen aan de daartoe aangewezen ambtenaar van het waterschap. Die aanwijzing geschiedt bij een door het dagelijks bestuur te nemen aanwijzingsbesluit. Behalve het opleggen van aanslagen en het doen van uitspraak op bezwaarschriften komt krachtens deze verordening aan deze functionaris ook de bevoegdheid tot het afgeven van meetbeschikkingen toe (artikel 7 en verder). Onderdeel h en i Behalve via nutsbedrijven wordt ook op andere wijze water verkregen. Zo wordt op steeds grotere schaal door bedrijven voor sanitair gebruik hemelwater opgevangen. Omdat dit water na gebruik wordt afgevoerd, dient het eveneens in de berekening van de vervuilingswaarde te worden betrokken. Hoewel de Waterleidingwet een definitie van het begrip drinkwater geeft, moet hier in het kader van deze verordening niet uitsluitend voor menselijke consumptie geschikt water worden verstaan. Ook zaken als warm tapwater (vaak afkomstig van stadsverwarmingsbedrijven) en grijs water voor het wassen van kleding vallen hier onder. Daarom wordt aangesloten bij het begrip leidingwater zoals dat is omschreven in artikel 1, onderdeel b, van de Waterleidingwet.
-16-
Bijlagen Artikel 2 De grondslag voor de zuiveringsheffing wordt gevormd door de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die worden afgevoerd. Als heffingsmaatstaf geldt de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd, uitgedrukt in vervuilingseenheden. Zoals blijkt uit artikel 122g van de Waterschapswet is de hoofdregel dat het aantal vervuilingseenheden wordt vastgesteld met behulp van door middel van meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. In Bijlage I zijn nadere regels gesteld over de wijze van meting, bemonstering, analyse en berekening. Zie in dit verband ook de artikelen 7, 8 en 9 van de verordening. In de artikelen 122h, 122i en 122k van de Waterschapswet is ook een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel gegeven. Deze uitzonderingen, in casu voor woonruimten, kleine bedrijfsruimten, glastuinbouwbedrijven en bedrijven met een vervuilingswaarde van 1.000 vervuilingseenheden en minder, zijn eveneens in deze verordening opgenomen. Voor bedrijven met een vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik van 1.000 vervuilingseenheden en minder kan onder voorwaarden de berekening van het aantal vervuilingseenheden plaatsvinden met behulp van de tabel afvalwatercoëfficiënten en dus niet door middel van meting, bemonstering en analyse. Deze tabel is opgenomen in artikel 122k, derde lid, van de Waterschapswet en volledigheidshalve eveneens in Bijlage II. De wijze waarop deze tabel moet worden toegepast, is geregeld in artikel 10. De Bijlagen I en II maken deel uit van de verordening.
Belastbaar feit en heffingsplicht Artikel 3 Eerste lid De opbrengst van de zuiveringsheffing dient ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan het zuiveren van afvalwater. De zuiveringsheffing is daarmee primair een bestemmingsheffing met een retributief karakter. Tweede lid Heffingsplichtig zijn degenen die afvoeren. Dit afvoeren kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Voor de omschrijving van de belastingplicht wordt daarbij een koppeling gemaakt met het object van waaruit wordt afgevoerd. Aan de hand van de feitelijke omstandigheden moet worden beoordeeld wie gebruiker is. Ingeval er meerdere gebruikers zijn, zijn door het dagelijks bestuur beleidsregels vastgesteld op grond waarvan één van de gebruikers door de ambtenaar belast met de heffing als heffingsplichtige wordt aangewezen. Onderdeel a Vindt het afvoeren plaats vanuit een woonruimte of vanuit een bedrijfsruimte, dan is de gebruiker van die ruimte aan de heffing onderworpen. Het komt voor dat een woonruimte of een bedrijfsruimte aan een gebruiker wordt verhuurd, waarbij één van de voorwaarden luidt dat de belastingen, waar onder de zuiveringsheffing, worden gedragen door de verhuurder. Dergelijke overeenkomsten doen niet af aan de heffingsplicht: de gebruiker blijft heffingsplichtig. Deze kan op grond van de huurovereenkomst zelf het bedrag van de aanslag terugvorderen bij de verhuurder. De omschrijving van woonruimte is ook dusdanig dat er geen misverstand kan bestaan dat studentenhuizen met onzelfstandige wooneenheden dienen te worden aangemerkt als bedrijfsruimte, waarvoor de verhuurder op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel c, in de heffing kan worden betrokken. (Zie ook Hoge Raad 23 juli 1984, BNB 1984/282, Belastingblad 1984, blz. 544 en Hoge Raad 8 februari 1995, BNB 1995/92). In zijn arrest van 1 mei 1991 oordeelde de Hoge Raad dat als gebruiker van een bedrijfsruimte in de zin van de verordening slechts kan worden aangemerkt degene die zich daadwerkelijk min of meer duurzaam te eigen behoeve van de bedrijfsruimte kan bedienen. Daarom kon de aannemer die in opdracht van de landeigenaar op een stuk grond werkzaamheden uitvoert om deze geschikt te maken voor de bollenteelt, niet als gebruiker worden aangemerkt (BNB 1991/188, Belastingblad 1991, blz. 478). Ook kan het gebruik van een woonruimte of van een bedrijfsruimte er op zijn gericht om die voor kortere perioden ter beschikking te stellen van wisselende, opeenvolgende gebruikers. In dergelijke gevallen is de verhuurder/exploitant belastingplichtig.
-17-
Onderdeel b Vindt het afvoeren niet vanuit een woonruimte of vanuit een bedrijfsruimte plaats, dan is degene die afvoert heffingsplichtig. Deze bepaling komt overeen met die in artikel 18, tweede lid, onderdeel c, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en welke is ingevoerd nadat was gebleken dat (incidenteel) afvoeren vanuit een tankauto niet als afvoeren vanuit een bedrijfsruimte kon worden aangemerkt. Bovendien bleek in de praktijk het achterhalen van de identiteit van de achterliggende vervuiler niet altijd mogelijk te zijn, evenals het vaststellen van individuele vervuilingswaarden indien de stoffen van meer dan één adres afkomstig zijn. In die gevallen biedt deze bepaling soelaas, omdat degene die feitelijk afvoert (in het geval van een tankauto dus de vervoerder) rechtstreeks in de heffing kan worden betrokken. Door de gekozen formulering zijn overigens niet alleen lozingen vanuit tankauto’s aan de heffing onderworpen, maar ook alle andere denkbare wijzen van afvoeren anders dan vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte. Zo valt ook het afvoeren vanuit een zuiveringstechnisch werk onder de ratio van deze bepaling. Derde lid Onderdeel a Wanneer er met betrekking tot dezelfde woonruimte sprake is van meerdere gebruikers, wijst de ambtenaar belast met de heffing voor het opleggen van de aanslag één van hen aan als belastingplichtige. De criteria op grond waarvan die belastingplichtige wordt aangewezen, liggen vast in beleidsregels. Onderdeel b Wanneer een (onzelfstandig) deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven aan een ander, dan kan degene die dit in gebruik heeft gegeven de aan dat deel toe te rekenen zuiveringsheffing verhalen op degene die het in gebruik heeft. Hierbij kan worden gedacht aan bedrijfsverzamelgebouwen en dergelijke. Onderdeel c Wanneer het gaat om een woonruimte of een bedrijfsruimte die voor kortere perioden aan wisselende, opeenvolgende gebruikers ter beschikking wordt gesteld, kan de heffingsplichtige de zuiveringsheffing verhalen op degenen aan wie hij de ruimte ter beschikking heeft gesteld. Vierde lid In verreweg de meeste gevallen vindt het afvoeren naar het zuiveringstechnisch werk van het waterschap plaats via de gemeentelijke riolering. Dit vierde lid voorziet er in dat in dergelijke gevallen niet de gemeente, maar degene die via de riolering heeft afgevoerd in de heffing wordt betrokken. De gemeente zelf is alleen heffingsplichtig voor zover het gaat om het afvoeren vanuit objecten waarvan de gemeente als gebruiker kan worden aangemerkt. Vijfde lid Hier wordt aangegeven waar de opbrengst van de zuiveringsheffing, naast het financieren van het zuiveren van afvalwater, aan kan worden besteed. Zesde lid Het waterschap heeft er om doelmatigheidsredenen voor gekozen om het afvoeren vanuit objecten die het zelf in gebruik heeft, vrij te stellen van de zuiveringsheffing. Hoewel de Waterschapswet, anders dan de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, geen specifieke vrijstellingsbepaling kent voor het afvoeren door het waterschap zelf, kan een dergelijke vrijstellingsbepaling worden opgenomen op de voet van artikel 122l van de Waterschapswet.
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsevenredigheid Artikel 4 Eerste lid Hoewel de zuiveringsheffing een tijdvakheffing is, ontstaat bij woonruimten en kleine bedrijfsruimten de materiële belastingschuld door de regeling in het eerste lid toch bij het begin van het heffingsjaar. Dit heeft als voordeel dat al in het heffingsjaar zelf aanslagen kunnen worden opgelegd (formalisering van de belastingschuld) en dat niet gewacht hoeft te worden tot het heffingsjaar voorbij is. Bij een tijdvakbelasting is het echter niet zonder meer mogelijk om een definitieve aanslag gedurende het heffingsjaar op te leggen, omdat de omvang van de belastingschuld pas na afloop van het heffingsjaar bekend is. Dit blijkt uit een aantal uitspraken van de belastingrechter. Zie hiervoor Hoge Raad van 2 november 1994 inzake precariorechten (BNB 1995/12, Belastingblad 1994, blz. 819), Hof Amsterdam 15 december 1995 inzake
-18-
liggeld woonschepen (Belastingblad 1996, blz. 331) en Hof Amsterdam 23 april 1997 (Belastingblad 1997, blz. 495) inzake zuiveringsheffing. Uit deze jurisprudentie valt af te leiden dat om een definitieve aanslag al in het heffingsjaar zelf op te leggen, de heffingsverordening in een aantal zaken moet voorzien. Het gaat hierbij om: – een regeling op grond waarvan de belastingschuld wordt geacht bij het begin van het heffingsjaar te ontstaan (artikel 4, eerste lid); – een regeling op grond waarvan aanspraak op ontheffing bestaat indien de heffingsplicht in de loop van het jaar eindigt (voor woonruimten is dit geregeld in artikel 4, derde en vierde lid en voor kleine bedrijfsruimten voorziet artikel 15, tweede lid, daar in); – een regeling op grond waarvan aanspraak op vermindering bestaat indien de heffingsmaatstaf in de loop van het heffingsjaar wijzigt (voor woonruimten is dit geregeld in artikel 16, derde en vierde lid en voor kleine bedrijfsruimten in artikel 15, tweede lid). Tweede lid De vervuilingswaarde van een woonruimte wordt forfaitair vastgesteld op drie vervuilingseenheden en bij bewoning door één persoon op één vervuilingseenheid (artikel 16, eerste lid). De zuiveringsheffing is echter een tijdvakbelasting. Dit betekent dat wanneer de heffingsplicht zich niet gedurende het gehele heffingstijdvak voordoet, dit gevolgen heeft voor de berekening van de hoogte van de verschuldigde heffing. Artikel 122h, zesde lid, van de Waterschapswet bepaalt dat wanneer de heffingsplicht in de loop van het jaar aanvangt, de heffingsplichtige aan de heffing wordt onderworpen voor een evenredig gedeelte van het vastgestelde aantal vervuilingseenheden. In de verordening moet zijn aangegeven op welke wijze dat evenredig deel wordt vastgesteld. In deze verordening is gekozen voor de maandnauwkeurige variant. Derde lid Wanneer de heffingsplicht in de loop van het jaar eindigt, dan is de heffing op grond van artikel 122h, zesde lid, van de Waterschapswet eveneens voor een evenredig deel verschuldigd. Vierde lid Wanneer ná het opleggen van de aanslag de heffingsplicht in de loop van het jaar eindigt, is de ambtenaar belast met de heffing niet in de gelegenheid geweest om daar bij het vaststellen van de aanslag rekening mee te houden. Artikel 132 van de Waterschapswet geeft aan op welke wijze de heffingsplichtige aanspraak kan maken op ontheffing. Op de aanvraag zoals die kan worden ingediend, moet worden beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking. Dit opent voor de heffingsplichtige in voorkomende gevallen de volledige fiscale rechtsgang. Hiermee is deze procedure uit het oogpunt van de rechtsbescherming van de heffingsplichtige met voldoende waarborgen omkleed. Het staat het waterschap ook vrij om, op grond van eigen gegevens, uit eigener beweging een dergelijke ontheffing te verlenen zonder een aanvraag van de heffingsplichtige af te wachten. Vijfde lid Wanneer de heffingsplichtige verhuist naar een andere woonruimte van waaruit eveneens wordt afgevoerd, zijn zowel het tweede als het derde lid van toepassing. Er kan immers worden gesteld dat ook in dat geval sprake is van het eindigen van de heffingsplicht en het opnieuw ontstaan van de heffingsplicht. Dit zou resulteren in een vermindering van een al opgelegde, en mogelijk zelfs al betaalde, aanslag voor de oude woning en een nieuwe aanslag voor de nieuwe woning. Om pragmatische redenen is bepaald dat in een dergelijk geval het tweede en het derde lid niet van toepassing zijn. De aanslag verhuist dan als het ware mee. Uiteraard gaat dit niet op wanneer vanuit de nieuwe woning op een oppervlaktewater in beheer bij het waterschap wordt afgevoerd: dan is de verontreinigingsheffing verschuldigd. Heffingsjaar Artikel 5 In artikel 5 is bepaald dat het heffingsjaar gelijk is aan het kalenderjaar. Dit is wettelijk voorgeschreven zodat een afwijkende regeling in de verordening niet meer mogelijk is.
-19-
Grondslag en heffingsmaatstaf Artikel 6 De grondslag van de heffing is de hoeveelheid en hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. In het tweede lid is gekozen voor één uniforme heffingsmaatstaf, namelijk de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. Deze heffingsmaatstaf geldt dus zowel voor de zuurstofbindende als de overige stoffen en is gedefinieerd in relatie tot de stoffen ten aanzien waarvan het afvoeren is belast. Een verbruik van 54,8 kilogram zuurstof per heffingsjaar vertegenwoordigt één vervuilingseenheid. Voor de stoffen die worden genoemd in het vierde lid, gelden verschillende gewichtshoeveelheden per heffingsjaar. In het vierde lid zijn alle andere stoffen opgenomen die in de heffing worden betrokken. Het waterschap heeft de keuze om die stoffen niet in de heffing te betrekken. Daartoe dient op grond van artikel 122f, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet een afzonderlijke bepaling in de verordening te worden opgenomen. Het vijfde lid van artikel 6 voorziet daar in. Bij de heffingsmaatstaf is een onderscheid gemaakt tussen zuurstofbindende stoffen en andere stoffen. In beide gevallen is de heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde uitgedrukt in vervuilingseenheden. Bij zuurstofbindende stoffen gaat het om de hoeveelheid zuurstof die nodig is om die stoffen af te breken. Die hoeveelheid wordt bepaald op de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen. Daarbij is één vervuilingseenheid de zuurstofbehoefte die ontstaat door de gemiddelde afvoer van huishoudelijk afvalwater van één persoon per jaar. In 2001 is onderzoek gedaan naar de vervuilingswaarde van het afvalwater dat één persoon gemiddeld per jaar produceert. Naar aanleiding van dit onderzoek concludeerde de toenmalige Commissie Integraal Waterbeheer dat de op dat moment geldende getalswaarde van 136 gram zuurstof per etmaal of 49,6 kilogram per jaar beter in overeenstemming moest worden gebracht met de meest recente gegevens. Als gevolg daarvan is de gemiddelde zuurstofbehoefte verhoogd naar 150 gram per etmaal, of wel 54,8 kilogram per jaar. Voor de stof fosfor geldt een gewichtshoeveelheid van 20 kilogram voor één vervuilingseenheid.
Meting, bemonstering en analyse Artikel 7 Hier is de hoofdregel opgenomen op grond waarvan bij de zuiveringsheffing de vervuilingswaarde dient te worden vastgesteld. Deze hoofdregel geldt niet alleen ter zake van het afvoeren vanuit bedrijfsruimten, maar ook ter zake van het afvoeren vanuit zuiveringtechnische werken of op andere wijze. Eerste lid Voor zowel de zuurstofbindende stoffen als voor de andere stoffen wordt het aantal vervuilingseenheden bepaald door middel van meting, bemonstering en analyse van het afvalwater. Daarbij maakt het niet uit of dit elk etmaal geschiedt of gedurende een beperkt aantal etmalen. In Bijlage I zijn nadere regels gesteld met betrekking tot: - de wijze van meting, bemonstering en monsterbehandeling; - analysevoorschriften; - berekeningsvoorschriften. De kosten van een dergelijk onderzoek zijn voor rekening van de heffingsplichtige. Tweede lid Volgens het tweede lid dienen meting, bemonstering en analyse plaats te vinden gedurende alle dagen van het heffingsjaar. Hiervan kan echter onder omstandigheden worden afgeweken. Zie hierna onder artikel 8. Derde lid In het derde lid zijn de voorwaarden opgenomen waar meting en bemonstering aan moeten voldoen. De voorschriften van meting en bemonstering in Bijlage I zijn een waarborg voor de in het derde lid gestelde criteria. Als aan de voorschriften van Bijlage I niet kan worden voldaan, kan hiervan onder omstandigheden worden afgeweken.
-20-
Vierde lid De wijze van meting en bemonstering wordt, samen met een beschrijving van de te gebruiken apparatuur, vooraf meegedeeld aan ambtenaar belast met de heffing. Vijfde lid De ambtenaar belast met de heffing mag onder voorwaarden afwijken van de in Bijlage I opgenomen voorschriften. Dit mag hij: – ambtshalve wanneer hij aannemelijk maakt dat dit noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden in het derde lid; – op aanvraag van de belastingplichtige indien deze aannemelijk maakt dat ook dan nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden in het derde lid; – op aanvraag van de belastingplichtige indien deze aannemelijk maakt dat de nauwkeurigheid van de analyseresultaten er niet door wordt beïnvloed. Verder mag hij nadere voorschriften stellen. De beslissing op aanvraag wordt bij een voor bezwaar vatbare beschikking genomen. Hiertegen staat de gewone fiscale rechtsgang van bezwaar en beroep open. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is wel dat wanneer de heffingsplichtige zich niet kan verenigen met de beschikking en gebruik maakt van de hem ter beschikking staande rechtsmiddelen, de voorschriften in die beschikking wel moeten worden nageleefd. Dit om te voorkomen dat wanneer de heffingsplichtige in het ongelijk is gesteld en de beschikking onherroepelijk vaststaat, hij over onvoldoende gegevens beschikt om de vereiste aangifte te kunnen doen. De ambtenaar belast met de heffing zal in dat geval de aanslag immers geheel of gedeeltelijk op basis van schatting vaststellen en de heffingsplichtige kan vervolgens bij het betwisten van die schatting onvoldoende of geen tegenbewijs leveren. Zesde lid Hier is aangegeven welke elementen de bedoelde beschikking in ieder geval dient te bevatten.
Beperkte meting en bemonstering Artikel 8 In veel gevallen kan worden volstaan met een lagere frequentie dan ieder etmaal meten, bemonsteren en analyseren, zonder al te veel afbreuk te doen aan de nauwkeurigheid van het eindresultaat. Het spreekt voor zich dat een lagere frequentie zich vertaalt in lagere kosten voor de heffingsplichtige. De heffingsplichtige die aannemelijk weet te maken dat met een lagere frequentie kan worden volstaan, kan daar door middel van een aanvraag bij de ambtenaar belast met de heffing toestemming voor vragen. Ook op deze aanvraag wordt beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking, waartegen de volledige fiscale rechtsgang open staat. Hierbij geldt eveneens dat de voorschriften moeten worden nageleefd indien de heffingsplichtige zich niet kan verenigen met de beschikking en zolang deze nog niet onherroepelijk vaststaat. In zijn beschikking geeft hij in ieder geval voorschriften met betrekking tot de in de onderdelen a t/m d genoemde onderwerpen. Hoedanigheidscorrectie Artikel 9 Bij het bepalen van het chemisch zuurstofverbruik (CZV) kan in de uitkomst ook zuurstofverbruik tot uitdrukking komen van stoffen die in het natuurlijk milieu niet of nagenoeg niet afbreekbaar zijn. Op grond van jurisprudentie komt “nagenoeg niet” overeen met een percentage van niet meer dan 10%. Wanneer het gevonden zuurstofverbruik van dergelijke stoffen het totale chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate beïnvloedt, dan wordt de gevonden CZV gecorrigeerd. Artikel 9 voorziet erin dat de voorschriften die het waterschap betreffende de T–correctie stelt, kenbaar zijn voor de heffingsplichtigen (zie ook Bijlage I, onderdeel C. Daarnaast is in het artikel bepaald dat de heffingsplichtige voor toepassing van de T–correctie een aanvraag moet indienen. De ambtenaar belast met de heffing beslist hier op in een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit opent voor de heffingsplichtige in voorkomende gevallen de volledige fiscale rechtsgang. Hiermee is deze procedure uit het oogpunt van de rechtsbescherming van de heffingsplichtige met voldoende waarborgen omkleed. Tevens is voorgeschreven welke elementen de bedoelde beschikking dient te bevatten.
-21-
Tabel afvalwatercoëfficiënten Artikel 10 Meting, bemonstering en analyse van afvalwater kan onder voorwaarden achterwege blijven. Bij verreweg de meeste bedrijven gebeurt dit ook en daar wordt het aantal vervuilingseenheden van het zuurstofverbruik berekend met behulp van de tabel afvalwatercoëfficiënten. Deze tabel is opgenomen in Bijlage II en kent vijftien klassen met elk een afvalwatercoëfficiënt. Eerste lid Toepassing van de tabel is toegestaan indien: 1 de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat toepassing van de tabel niet leidt tot een aantal vervuilingseenheden van meer dan 1.000 en 2 er een relatie bestaat tussen de hoeveelheid ingenomen water en de vervuilingswaarde van de afgevoerde stoffen. Tweede lid De vervuilingswaarde van de over het heffingsjaar door het bedrijf of het bedrijfsonderdeel afgevoerde stoffen kan met behulp van de tabel worden berekend door het aantal kubieke meters in het heffingsjaar ingenomen water te vermenigvuldigen met de bij de klasse behorende afvalwatercoëfficiënt. Derde lid Vaak is de feitelijk in het heffingsjaar ingenomen hoeveelheid water niet direct vast te stellen, omdat de verbruiksperiode waarover het drinkwaterbedrijf afrekent, niet gelijk is aan het kalenderjaar. Ook kan er sprake zijn van een andere tariefstructuur dan gemeten waterverbruik. In dergelijke gevallen worden de beschikbare gegevens herleid tot verbruiken over het kalenderjaar. Vierde lid De indeling in een klasse is afhankelijk van de aard van het bedrijf of het bedrijfsonderdeel. Daarbij wordt uitgegaan van de conversietabel in artikel 2 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water (Besluit van 30 november 2002, Stb. 534). Uit onderzoek op initiatief van zowel de heffingsplichtige als de ambtenaar belast met de heffing kan blijken dat het bedrijf of het bedrijfsonderdeel in een andere klasse moet worden ingedeeld. De voorwaarden daarvoor staan in artikel 4 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water. Vijfde lid De tabel kan ook worden toegepast bij vervuilingswaarden van 1.000 vervuilingseenheden en meer. Voorwaarde is dan wel dat dit niet leidt tot een vervuilingswaaarde die lager is dan de vervuilingswaarde die wordt gevonden op basis van meting, bemonstering en analyse. Belasting van tuinbouwkassen Artikel 11 Op basis van artikel 11 worden tuinbouwkassen waarbinnen onder een permanente opstand van glas of kunststof het telen van gewassen plaatsvindt in de heffing betrokken op basis van een forfait van drie vervuilingseenheden per hectare permanente opstand. Uit onderzoek naar een afvalwatercoëfficiënt voor glastuinbouwbedrijven is gebleken dat de vervuilingswaarde van tuinbouwkassen geen relatie heeft met de hoeveelheid ingenomen water. Bepaling van de vervuilingswaarde op basis van meting, bemonstering en analyse bleek gezien de relatief hoge perceptiekosten evenmin een reële mogelijkheid. In verband daarmee is voor tuinbouwkassen thans een heffingsmaatstaf op basis van oppervlakte in de wet opgenomen (artikel 122i Waterschapswet). Indien de vervuilingswaarde als berekend op grond van artikel 11 minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt, is de forfaitregeling voor kleine bedrijfsruimten van artikel 15 van toepassing.
-22-
Franchise en drempel Artikel 12 Artikel 12 bepaalt dat bij de berekening van de vervuilingswaarde voor bedrijfsruimten ten aanzien van de niet– zuurstofbindende stoffen een heffingsvrije grens (aftrek) in acht wordt genomen. De hoogte van deze aftrek is bepaald op de gemiddelde vervuilingswaarde van huishoudelijk afvalwater met betrekking tot genoemde stoffen. De achterliggende gedachte bij de aftrek is dat woonruimten uitsluitend worden aangeslagen voor het afvoeren van zuurstofbindende stoffen en niet voor het afvoeren van andere stoffen. Uit onderzoek blijkt echter dat ook in huishoudelijk afvalwater een, zij het zeer geringe, hoeveelheid van die andere stoffen zit. Deze blijven bij woonruimten echter onbelast. Om te voorkomen dat een ongelijkheid ontstaat tussen woonruimten en bedrijfsruimten is in artikel 12 een aftrek opgenomen gelijk aan de gemiddelde vervuilingswaarde van huishoudelijk afvalwater met betrekking tot genoemde stoffen. Meetverplichting Artikel 13 Artikel 13 heeft als doel duidelijk te maken welke bedrijven onderzoek dienen te verrichten naar de samenstelling van het afvoeren van niet–zuurstofbindende stoffen (= andere stoffen). In de artikelen 7 en 8 staat dat de vervuilingswaarde voor bedrijfsruimten wordt vastgesteld door middel van (al dan niet dagelijkse) meting, bemonstering en analyse. Dit voorschrift geldt zowel voor de zuurstofbindende stoffen als voor de andere stoffen. Volgens artikel 13 kunnen meting, bemonstering en analyse ten aanzien van de andere stoffen in beginsel achterwege blijven bij bedrijfsruimten waarvoor de vervuilingswaarde met betrekking tot de zuurstofbindende stoffen minder dan 1.000 vervuilingseenheden bedraagt. Indien de ambtenaar belast met de heffing echter aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van de andere stoffen hoger is dan de heffingsvrije grens als bedoeld in artikel 12, dienen meting, bemonstering en analyse plaats te vinden. Dit is geregeld in het eerste lid van artikel 13. Voor bedrijfsruimten waarvoor de vervuilingswaarde met betrekking tot de zuurstofbindende stoffen meer dan 1.000 vervuilingseenheden bedraagt, geldt het omgekeerde. Ten aanzien van de andere stoffen dient in dat geval meting, bemonstering en analyse plaats te vinden, tenzij het bedrijf aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van die stoffen lager is dan de heffingsvrije grens als bedoeld in artikel 12. Dit is geregeld in het tweede lid van artikel 13. Totale vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte Artikel 14 Dit artikel voorziet in de totalisering van het bij de artikelen 7 t/m 13 berekende aantal vervuilingseenheden aan zuurstofbindende stoffen voor een bedrijfsruimte. Een dergelijke totalisering is onder meer van belang indien binnen één bedrijfsruimte: – voor de verschillende onderdelen van die bedrijfsruimte afzonderlijke meting, bemonstering en analyse plaatsvindt; – voor de verschillende onderdelen van die bedrijfsruimte afzonderlijke afvalwatercoëfficiënten van toepassing zijn; voor een onderdeel van die bedrijfsruimte wordt gemeten, bemonsterd en geanalyseerd en voor een ander onderdeel van die bedrijfsruimte een afvalwatercoëfficiënt van toepassing is; – naast zuurstofbindende stoffen eveneens niet–zuurstofbindende stoffen worden afgevoerd die in de heffing worden betrokken (na aftrek van de heffingsvrije grens van niet–zuurstofbindende stoffen). De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden tot in een decimaal nauwkeurig.
Forfaits voor kleine bedrijfsruimten Artikel 15 Eerste lid De regeling voor kleine bedrijfsruimten vindt haar basis vindt in artikel 122i, eerste lid, van de Waterschapswet. Indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden minder dan vijf bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op drie vervuilingseenheden gesteld en op één vervuilingseenheid indien die één of minder bedraagt.
-23-
Tweede lid Hoewel de zuiveringsheffing een tijdvakbelasting is, wordt aan bedrijven met een vervuilingswaarde van minder dan vijf vervuilingseenheden in veel gevallen al aan het begin van het heffingsjaar een aanslag voor drie vervuilingseenheden opgelegd. Dit is in artikel 4, eerste lid, geregeld. Na afloop van het heffingsjaar kan echter blijken dat de vervuilingswaarde één of minder vervuilingseenheid bedraagt. Daarom moet de verordening ook voorzien in een deugdelijke regeling voor ontheffing of vermindering. Indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden één of minder bedraagt, wordt op aanvraag van de belastingplichtige de vervuilingswaarde op 1 vervuilingseenheid gesteld. Het betreft hier een aanvraag in de zin van artikel 132, eerste lid, van de Waterschapswet. Deze moet worden ingediend binnen zes weken nadat de omstandigheid zich heeft voorgedaan. De vermindering kan door de ambtenaar belast met de heffing ook ambtshalve worden verleend. Forfaits voor woonruimten Artikel 16 Eerste lid In navolging van artikel 122h, eerste lid, van de Waterschapswet wordt de vervuilingswaarde voor een woonruimte vastgesteld op drie vervuilingseenheden, met dien verstande dat die wanneer de woonruimte door één persoon wordt bewoond één vervuilingseenheid bedraagt. Tweede lid Een uitzondering op deze hoofdregel geldt voor woonruimten die voor recreatiedoeleinden zijn bestemd en zich bevinden op een voor recreatiedoeleinden bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. Samen met de andere voorzieningen op dat terrein worden zij als één bedrijfsruimte aangemerkt. De exploitant van het terrein is dan de heffingsplichtige. Derde lid Na aanvang van de heffingsplicht kan het aantal bewoners verminderen tot één. Dit heeft gevolgen voor de vervuilingswaarde. Het is, analoog aan artikel 4, derde lid, de keuze van het waterschap hoe dit naar tijdsevenredigheid in de aanslag tot uitdrukking komt. Vierde lid Omdat de aanslag voor een woonruimte meestal al aan het begin van het heffingsjaar wordt opgelegd, moet de verordening voorzien in een regeling waardoor aanspraak op vermindering kan worden gemaakt. Dit gebeurt door middel van een aanvraag in de zin van artikel 132, eerste lid, Waterschapswet. Deze moet worden ingediend binnen zes weken nadat de omstandigheid zich heeft voorgedaan. De vermindering kan door de ambtenaar belast met de heffing ook ambtshalve worden verleend. Schatting Artikel 17 In artikel 122 j Waterschapswet is expliciet bepaald dat onder bepaalde, in de onderdelen a tot en met d nader omschreven, omstandigheden de vervuilingswaarde kan worden vastgesteld door middel van schatting. Bijvoorbeeld indien een bedrijf niet voldoet aan zijn verplichting tot meting, bemonstering en analyse of indien het bedrijf dat doet op een wijze die niet in overstemming is met de in de verordening of meetbeschikking opgenomen voorschriften. De bepaling is tevens een vangnetbepaling voor het afvoeren ter zake van stoffen vanuit objecten waarvoor in de verordening geen bijzondere regelingen zijn opgenomen en waarvoor de hoofdregel van artikel 7 (meting, bemonstering en analyse) niet kan worden toegepast. Overigens sluit dit artikel niet uit dat er ook andere omstandigheden kunnen zijn op grond waarvan schatting kan plaatsvinden.
Tarief Artikel 18 Dit artikel regelt het tarief per vervuilingseenheid.
-24-
Wijze van heffing en termijnen van betaling Artikel 19 Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Het gaat hier om drie verschillende heffingstechnieken. In dit artikel is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag. Artikel 9 van de Invorderingswet kent een regeling inzake betaaltermijnen, waarvan ingevolge artikel 139 van de Waterschapswet kan worden afgeweken. In artikel 19 zijn de betalingstermijnen van de aanslagen opgelegd door het waterschap opgenomen. Het vierde lid voorziet in afwijkende betalingstermijnen indien de heffingsplichtige een machtiging voor automatische incasso heeft afgegeven. Het zesde lid voorkomt dat met automatische incasso relatief geringe termijnbedragen ontstaan. Artikel 20 Dit artikel regelt dat voor het bedrag van € 5 en lager geen aanslag wordt opgelegd waarbij alle aanslagen op een aanslagbiljet worden opgeteld. Nadere regels Artikel 21 In verband met de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1996, 333) en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving (Stb. 1997, 510 en 580) komen de bevoegdheden die in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet zijn toebedeeld aan de Minister van Financiën vanaf 1 januari 1998 toe aan het dagelijks bestuur van het waterschap (zie artikel 123, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet). Voor die datum kwamen deze formele belastingbevoegdheden toe aan het algemeen bestuur van het waterschap. Het betreft het stellen van nadere regels ten aanzien van de volgende bevoegdheden: – de verplichting te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet; – de mogelijkheid een voorlopige aanslag op te leggen; – het berekenen van invorderingsrente. De bovenstaande bevoegdheden waren voor 1 januari 1998 expliciet in de belastingverordening geregeld. Artikel 20 is thans in de verordening opgenomen om expliciet aan de belastingplichtige kenbaar te maken dat ook het dagelijks bestuur regels kan stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de zuiveringsheffing.
Inwerkingtreding en citeertitel Artikel 22 Eerste lid Het eerste lid regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft echter gelden voor de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die feiten kunnen dus nog aanslagen worden opgelegd op basis van de oude verordening. Tweede lid Artikel 73, eerste lid, van de Waterschapswet schrijft voor dat besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende regels inhouden, niet verbinden dan wanneer zij zijn bekendgemaakt. Dit geldt derhalve ook voor belastingverordeningen. Zoals blijkt uit het tweede lid van artikel 73 geschiedt bekendmaking door plaatsing in een vanwege het waterschapsbestuur tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gestelde publicatie en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag– of nieuwsblad. De verordening treedt conform artikel 74 van de Waterschapswet in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. Derde lid Het tijdstip van ingang van de zuiveringsheffing is 1 januari 2009. Vierde lid Door het vierde lid van het onderhavige artikel 22 wordt de verordening voorzien van een citeertitel.
-25-
-26-
Nummer: 08I004072 Barcode: 08I004072 Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008 nummer 08I003678; gezien het advies van de AB-commissie Bestuur en Middelen van 12 november 2008; gelet op de artikelen 110 en 113, eerste lid, van de Waterschapswet en hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
BESLUIT: vast te stellen de: Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009
Begripsbepalingen Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: a oppervlaktewater: de oppervlaktewateren ten aanzien waarvan het waterschap bevoegd is tot vergunningverlening in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren; b stoffen: de stoffen genoemd in artikel 6 van deze verordening; c lozen: het brengen van stoffen in een oppervlaktewater als bedoeld onder a; d woonruimte: een ruimte die blijkens haar inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven; e bedrijfsruimte: een naar zijn of haar aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen terrein of ruimte, niet zijnde een woonruimte, een zuiveringtechnisch werk of een riolering. f riolering: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente; g zuiveringtechnisch werk: een werk voor het zuiveren van afvalwater of het transport van afvalwater, niet zijnde een riolering; h de ambtenaar belast met de heffing: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b; i watersysteem: het watersysteem zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Waterschapswet; j drinkwater: water als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Waterleidingwet; k ingenomen water: geleverd drink– en industriewater, onttrokken grond– en oppervlaktewater en opgevangen hemelwater; l waterleidingbedrijf: een bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Waterleidingwet. Bijlagen Artikel 2 Bij deze verordening behoren de volgende bijlagen: – Bijlage I: voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening; – Bijlage II: tabel afvalwatercoëfficiënten, zoals opgenomen in artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Belastbaar feit en heffingsplicht Artikel 3 1 Onder de naam verontreinigingsheffing wordt een directe belasting geheven ter zake van lozen. 2 Aan de heffing worden onderworpen: a ter zake van het lozen vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte; b ter zake van het lozen met behulp van een riolering of van een zuiveringstechnisch werk: degene bij wie die riolering of dat zuiveringstechnisch werk in beheer is; c ter zake van het lozen anders dan bedoeld onder a en b: degene die loost. 3 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, is heffingsplichtig: a in geval van gebruik van een woonruimte door de leden van een huishouden: degene die door de ambtenaar belast met de heffing is aangewezen; b in geval van gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven: degene die dat deel in gebruik heeft gegeven met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c in geval van het voor volgtijdig gebruik ter beschikking stellen van een woonruimte of bedrijfsruimte: degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld. 4 De opbrengst van de verontreinigingsheffing komt ten goede aan de bekostiging van het beheer van het watersysteem door het waterschap. 5 Van de heffing is vrijgesteld een lozing van het waterschap zelf met behulp van een werk voor het zuiveren van afvalwater op oppervlaktewater als bedoeld in artikel 1, onderdeel a. 6 Van de heffing is vrijgesteld een lozing door middel van een overstort vanuit een riolering op oppervlaktewater als bedoeld in artikel 1, onderdeel a. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsevenredigheid Artikel 4 1 De heffing ter zake van woonruimten en van bedrijfsruimten als bedoeld in artikel 13 is verschuldigd bij het begin van het heffingsjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de heffingsplicht. 2 Indien ter zake van woonruimten de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de heffingsplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de heffingsplicht aanvangt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand. 3 Indien ter zake van woonruimten de heffingsplicht bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de heffingsplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de heffingsplicht eindigt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand. 4 Indien de heffingsplicht voor woonruimten is beëindigd na de dagtekening van de aanslag, kan de heffingsplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing. 5 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de heffingsplichtige verhuist binnen het gebied van het waterschap en daarbij weer het gebruik krijgt van een woonruimte van waaruit eveneens wordt geloosd.
Heffingsjaar Artikel 5 Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
-2-
Grondslag en heffingsmaatstaf Artikel 6 1 Voor de heffing bedoeld in artikel 3 geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd. 2 Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden. 3 Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot zuurstofbindende stoffen wordt bepaald op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening. Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt met betrekking tot zuurstofbindende stoffen een verbruik in het heffingsjaar van 54,8 kilogram zuurstof. 4 De stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver, zink, arseen, kwik, cadmium, chloride, fosfor en sulfaat worden niet aan de heffing onderworpen. Meting, bemonstering en analyse Artikel 7 1 Het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen wordt berekend met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. De meting, bemonstering, analyse en berekening geschieden met in achtneming van de in Bijlage I opgenomen voorschriften. 2 De in het eerste lid bedoelde meting, bemonstering en analyse geschieden ieder etmaal van het heffingsjaar, behoudens het bepaalde in artikel 8. 3 De meting, bemonstering en analyse geschieden zodanig dat: a de gemeten hoeveelheid afvalwater niet meer dan 5% afwijkt van de werkelijke hoeveelheid afvalwater; b het verkregen monster representatief is voor de totale hoeveelheid stoffen die gedurende de bemonsteringsperiode vanuit het bedrijf of het bedrijfsonderdeel wordt geloosd. 4 De heffingsplichtige brengt de wijze van meting en bemonstering met een beschrijving van de daarvoor te gebruiken apparatuur, voor aanvang van het heffingsjaar, ter kennis van de ambtenaar belast met de heffing. 5 De ambtenaar belast met de heffing: a kan ambtshalve bepalen dat meting en bemonstering geschieden in afwijking van één of meer van de in Bijlage I, onderdeel A, opgenomen voorschriften, indien deze aannemelijk maakt dat dit noodzakelijk is ter voldoening aan het bepaalde in het derde lid, onderdelen a en b; b beslist op aanvraag van de heffingsplichtige, dat meting en bemonstering kunnen geschieden in afwijking van een of meer van de in Bijlage I, onderdeel A, opgenomen voorschriften, indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat daarbij wordt voldaan aan het bepaalde in het derde lid, onderdelen a en b; c beslist op aanvraag van de heffingsplichtige, dat kan worden afgeweken van de in Bijlage I, onderdeel B, opgenomen analysevoorschriften, indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat de nauwkeurigheid van de uitkomsten van de analyse hierdoor niet wordt beïnvloed; d kan omtrent de afwijkingen als bedoeld in de onderdelen a, b en c nadere voorschriften geven. 6 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c, bij voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval: a de voorschriften van Bijlage I, onderdelen A en B, waarvan wordt afgeweken; b de afwijkingen bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c; c de nadere voorschriften bedoeld in het vijfde lid, onderdeel d; d een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven. 7 De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of hoedanigheid van de geloosde, respectievelijk te lozen stoffen, de desbetreffende beschikkingen, bedoeld in het vijfde lid, ambtshalve wijzigen of intrekken in verband met het bepaalde in het eerste lid en het derde lid. Beperkte meting, bemonstering en analyse Artikel 8 1 Op aanvraag van de heffingsplichtige, die aannemelijk maakt dat voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden kan worden volstaan met gegevens welke met behulp van meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal etmalen zijn verkregen, besluit de ambtenaar belast met de heffing dat meting, bemonstering en analyse geschieden in afwijking van het bepaalde in artikel 7, tweede lid. Het besluit op aanvraag wordt genomen bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval:
-3-
a een opgave van de afvalstromen en de stoffen welke in het onderzoek dienen te worden betrokken; b de tijdvakken waarin meting, bemonstering en analyse geschieden, hetzij ieder etmaal van die tijdvakken, hetzij één of meer daartoe aangewezen etmalen daarvan; c de wijze waarop de op de voet van letter b verkregen uitkomsten worden herleid tot het aantal vervuilingseenheden over een aldaar bedoeld tijdvak, onderscheidenlijk over het heffingsjaar; d een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven. 2 De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of hoedanigheid van de geloosde, respectievelijk te lozen stoffen, de desbetreffende beschikking, bedoeld in het eerste lid, ambtshalve wijzigen of intrekken, indien toepassing van berekeningsvoorschrift IV van onderdeel C van bijlage I leidt tot een ander aantal etmalen dan in die beschikking is opgenomen. 3 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing, bedoeld in het tweede lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking. Hoedanigheidscorrectie Artikel 9 1 Indien de uitkomst van de methode tot bepaling van het chemisch zuurstofverbruik bedoeld in artikel 6 in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, wordt op aanvraag van de heffingsplichtige op die uitkomst een correctie toegepast. 2 De berekening van de correctie geschiedt met inachtneming van de voorschriften welke zijn opgenomen in Bijlage I, onderdeel C. 3 De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing als bedoeld in het eerste lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval: a de wijze van berekening van de correctie; b de hoeveelheid en samenstelling van het afvalwater waarop de correctie van toepassing is; c de frequentie en de wijze van onderzoek met betrekking tot meting, bemonstering en analyse; d een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven. Tabel afvalwatercoëfficiënten
Artikel 10 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, kan het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan worden vastgesteld met behulp van de in Bijlage II van deze verordening opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten, indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar 1.000 of minder bedraagt en dit aantal aan de hand van de hoeveelheid ingenomen water kan worden bepaald. 2 Het aantal vervuilingseenheden als bedoeld in het eerste lid wordt berekend volgens de formule A x B, waarbij A = het aantal m³ in het kalenderjaar ten behoeve van de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water; B = de afvalwatercoëfficiënt behorende bij de klasse van de in Bijlage II opgenomen tabel met de klassengrenzen waarbinnen de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m³ ten behoeve van de bedrijfsruimte of van het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water is gelegen. 3 Indien de in het kalenderjaar ingenomen hoeveelheid water niet kan worden vastgesteld aan de hand van watermeterstanden die aan het begin en aan het einde van het kalenderjaar zijn opgenomen, stelt de ambtenaar belast met de heffing die hoeveelheid vast op een door hem nader vast te stellen wijze. 4 De vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m³ als bedoeld in het tweede lid wordt bepaald met toepassing van de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. 5 Indien het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan meer dan 1.000 bedraagt en de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat de berekening van het aantal vervuilingseenheden met toepassing van de in het eerste lid, aanhef, bedoelde tabel tot geen lagere uitkomst leidt dan die welke wordt verkregen bij berekening op de voet van artikel 7, eerste lid, beslist de ambtenaar belast met de heffing bij voor bezwaar vatbare beschikking op aanvraag van heffingsplichtige dat het aantal vervuilingseenheden wordt berekend met toepassing van de tabel.
-4-
Vervuilingswaarde van tuinbouwkassen Artikel 11 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die worden geloosd vanuit een bedrijfsruimte of een onderdeel van een bedrijfsruimte bestemd om in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf onder een permanente opstand van glas of kunststof gewassen te telen, bepaald op basis van het tweede lid. 2 De vervuilingswaarde bedraagt drie vervuilingseenheden per hectare vloeroppervlak waarop onder glas of kunststof wordt geteeld en per deel van een hectare vloeroppervlak een evenredig deel van drie vervuilingseenheden. 3 Indien in de loop van het kalenderjaar het gebruik van een in het eerste lid bedoelde bedrijfsruimte of onderdeel van een bedrijfsruimte, dan wel van een deel daarvan, door de gebruiker aanvangt of eindigt, wordt hij in dat kalenderjaar voor die bedrijfsruimte, voor dat onderdeel of voor dat deel voor een evenredig gedeelte van het op basis van het tweede lid bepaald aantal vervuilingseenheden aan een heffing onderworpen. 4 Een vervuilingswaarde voor de bedrijfsruimte of het onderdeel van een bedrijfsruimte, berekend op basis van het tweede of derde lid, van minder dan vijf vervuilingseenheden wordt op drie vervuilingseenheden, en van één of minder dan één vervuilingseenheid op één vervuilingseenheid gesteld. Totale vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte Artikel 12 1 De vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte, wordt bepaald op de som van de aantallen vervuilingseenheden als berekend overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 11, voorzover deze van toepassing zijn. 2 De ambtenaar belast met de heffing is bevoegd twee of meer beschikkingen gebaseerd op de artikelen 7, 8, 9, 10 van de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 en/of de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 die betrekking hebben op dezelfde bedrijfsruimte of onderdelen daarvan in een geschrift te verenigen.
Vervuilingswaarde van kleine bedrijfsruimten Artikel 13 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of vanuit een zuiveringtechnisch werk voor het zuiveren van afvalwater worden geloosd gesteld op drie vervuilingseenheden indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt en op één vervuilingseenheid indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat die één vervuilingseenheid of minder bedraagt. 2 Indien de aanslag in het heffingsjaar al is opgelegd voor drie vervuilingseenheden en de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde één vervuilingseenheid of minder bedraagt, bestaat aanspraak op vermindering. De heffingsplichtige kan daartoe na afloop van het heffingsjaar of, bij beëindiging van de heffingsplicht, in de loop van het heffingsjaar een aanvraag indienen bij de ambtenaar belast met de heffing. Vervuilingswaarde van woonruimten Artikel 14 1 In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden geloosd, gesteld op drie vervuilingseenheden. De vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een door één persoon gebruikte woonruimte worden geloosd, bedraagt één vervuilingseenheid. 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. De in de vorige volzin bedoelde woonruimten worden tezamen aangemerkt als een bedrijfsruimte dan wel als onderdeel van een bedrijfsruimte.
-5-
3 Indien de in het eerste lid bedoelde situatie dat een woonruimte wordt gebruikt door één persoon ontstaat in de loop van het heffingsjaar, wordt de vervuilingswaarde op één vervuilingseenheid vastgesteld met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin die situatie is ontstaan. Indien de hiervoor bedoelde situatie ontstaat op de eerste dag van een kalendermaand, wordt de vervuilingswaarde met ingang van die dag op één vervuilingseenheid vastgesteld. 4 Indien de in het derde lid bedoelde situatie ontstaat ná de dagtekening van de aanslag, bestaat aanspraak op vermindering. De heffingsplichtige kan daartoe een aanvraag indienen bij de ambtenaar belast met de heffing. Schatting Artikel 15 De ambtenaar belast met de heffing kan het aantal vervuilingseenheden in een kalenderjaar geheel of gedeeltelijk door middel van schatting vaststellen, indien door de heffingsplichtige: a zonder de in artikel 8 genoemde toestemming niet is voldaan aan de in artikel 7, tweede lid, opgenomen verplichting; b niet of niet geheel is voldaan aan de voorwaarden, verbonden aan de in artikel 8 genoemde toestemming; c meting, bemonstering en analyse niet of niet geheel zijn geschied in overeenstemming met de in bijlage I opgenomen voorschriften; d niet is voldaan aan de in artikel 7, eerste lid, eerste volzin, opgenomen verplichting en bepaling van de vervuilingswaarde overeenkomstig de artikelen 11, 13 en 14 niet mogelijk is, dan wel bepaling van de vervuilingswaarde op basis van artikel 10, vijfde lid, wel mogelijk is en door de heffingsplichtige gedurende het heffingsjaar geen aanvraag als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, is ingediend.
Tarief Artikel 16 Het tarief bedraagt € 46,50 per vervuilingseenheid.
Wijze van heffing en termijnen van betaling Artikel 17 1 De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. 2 De aanslag is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 3 Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 4 In afwijking van lid 2 en lid 3 geldt voor de aanslag vastgesteld met toepassing van artikel 13 en 14 en de bestuurlijke boete zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag en de bestuurlijke boete moeten worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 5 a In afwijking van lid 2 is een voorlopige aanslag, vastgesteld met toepassing van artikel 12, eerste lid, waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven. b De eerste termijn als bedoeld in lid 5, letter a, vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de toepassing van lid 5, letter a, niet leidt tot meer dan twee maandelijkse termijnen, wordt lid 2 van dit artikel toegepast. 6 Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 5. Indien hierdoor een lager aantal termijnen ontstaat dan in het vierde lid is aangegeven, worden eerst maandelijkse termijnen van € 5 geïncasseerd en het restantbedrag tegelijk met de laatste termijn.
-6-
Niet opleggen van aanslagen Artikel 18 1 Aanslagen die een bedrag van € 5 niet te boven gaan worden niet geheven. 2 Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als een aanslag. Nadere regels Artikel 19 Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering. Inwerkingtreding en citeertitel Artikel 20 1 De ‘Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2004, vastgesteld bij besluit van 7 januari 2004, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 december 2007, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009. 4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-7-
Bijlage I. Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening behorende bij de verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 Definitiebepalingen In deze bijlage wordt verstaan onder: a etmaal: de aaneengesloten periode van 24 uur waarover een etmaalverzamelmonster wordt samengesteld; b debiet: de hoeveelheid geloosd afvalwater gedurende het etmaal; c debietmeter: meter waarmee (bijvoorbeeld door middel van magnetische inductie) het debiet gemeten wordt; d momentaan debiet: de hoeveelheid geloosd afvalwater gedurende een moment van meting; e kalibreren: bepalen van de waarde van de afwijkingen ten opzichte van een van toepassing zijnde standaard; f droog kalibreren: kalibreren van een debietmeter waarbij een doorstroming van een hoeveelheid water door de debietmeter wordt gesimuleerd; g nat kalibreren: kalibreren van een debietmeter waarbij daadwerkelijk een nauwkeurig bekende hoeveelheid vloeistof door de debietmeter wordt geleid; h gesloten meetsysteem: meetsysteem dat het debiet meet in een gesloten leiding of in een gesloten drukleiding, waarbij het afvalwater niet in contact staat met de buitenlucht; i open meetsysteem: meetsysteem waarbij het oppervlak van het stromende afvalwater in contact staat met de buitenlucht; j moedermeter: debietmeter, waarvan de installatie kan worden herleid naar de nationale volumestandaard van het Nederlands Meetinstituut; k bewaartermijn: de periode tussen het einde van het etmaal en het begin van de voorbehandeling ten behoeve van de uitvoering van de analyse; l aantoonbaarheidsgrens: laagste concentratie van de component in het monster waarvan de aanwezigheid nog met een bepaalde betrouwbaarheid kan worden vastgesteld, zijnde 3x de spreiding van binnenlabreproduceerbaarheid. A Wijze van meting, bemonstering en monsterbehandeling Paragraaf 1 Algemeen De meet– en bemonsteringsvoorzieningen verkeren in een goede staat, worden regelmatig schoongemaakt en zijn altijd goed en veilig toegankelijk. De meet– en bemonsteringsvoorzieningen worden overeenkomstig onderstaande bepalingen respectievelijk NEN 6600–1 geïnstalleerd en onderhouden. Van een uitgevoerde controle op de meet- en bemonsteringsvoorzieningen wordt een controlerapport opgesteld. Dit rapport bevat minimaal de datum van controle, een omschrijving van de controle, eventuele uitgevoerde bijstellingen en eventuele bijzonderheden. Een afvalwaterstroom kan zowel in een open als in een gesloten meetsysteem worden gemeten en bemonsterd. In paragraaf 2 wordt nader ingegaan op de meting en in paragraaf 3 op de bemonstering. In paragraaf 4 wordt nader ingegaan op de behandeling van het samengestelde etmaalverzamelmonster. Paragraaf 2 Meting De meting betreft het debiet. Het debiet wordt in de afvalwaterstroom gemeten. Onder omstandigheden kan het debiet worden bepaald op basis van meting van de hoeveelheid water in het watertoevoersysteem van het bedrijf of van de bedrijfsonderdelen. Als het debiet wordt gemeten in het watertoevoersysteem mag de per etmaal geloosde hoeveelheid afvalwater niet groter zijn dan de in dezelfde periode toegevoerde hoeveelheid water. 2.1 Open meetsystemen Bij open meetsystemen wordt een meetput of een meetgoot toegepast. Bij toepassing van een meetput gelden de volgende eisen: 1 de momentane debieten in het etmaal, gemeten bij overstorthoogten van minder dan 0,05 meter, bedragen gesommeerd minder dan 5% van het gemeten debiet; 2 de momentane debieten in het etmaal, gemeten bij overstorthoogten van minder dan 0,125 meter, bedragen gesommeerd minder dan 10% van het gemeten debiet. Bij toepassing van een meetgoot bedragen de momentane debieten in het etmaal, van minder dan 16,4% van het maximaal mogelijk momentane debiet, gesommeerd, minder dan 10% van het gemeten debiet.
-8-
Het open meetsysteem is voorzien van een niet-resetbare pulsteller. Registratie van momentane meetgegevens vindt plaats door middel van een printer of datalogger. De apparatuur voor de hoogtemeting wordt minimaal éénmaal per jaar bij overstorthoogten van 5, 10, 15, 20 en 25 centimeter droog gekalibreerd. In het kalibratierapport wordt voor elke overstorthoogte een vergelijking gemaakt tussen de gemeten hoeveelheid afvalwater gedurende de periode van het kalibreren, en de bij de desbetreffende overstorthoogte met behulp van de afvoerrelatie van de meetvoorziening berekende hoeveelheid afvalwater over de periode van het kalibreren. Zowel het absolute als het procentuele verschil wordt hierbij aangegeven. Bij ultrasone hoogtemeting wordt ook de temperatuurmeting en de temperatuurcorrectie gecontroleerd en gecorrigeerd bij afwijking. De werking van de volgapparatuur bij meting wordt gecontroleerd door vergelijking van de aanwijzing, registratie (recorder en/of printer), integratie en telling. 2.2 Gesloten meetsystemen De momentane debieten in het etmaal, van minder dan 10% van het maximaal mogelijk momentaan debiet, bedragen gesommeerd minder dan 5% van het gemeten debiet. Het gesloten meetsysteem is voorzien van een niet–resetbare pulsteller. Registratie van momentane meetgegevens vindt plaats door middel van een printer of datalogger. Inbouw Bij de inbouw van een nieuwe debietmeter in een gesloten meetsysteem wordt een ‘affabriek’ kalibratierapport meegeleverd, waarop naast de meterspecifieke kalibratiefactor, óók de correctiefactor, of meterconstante staat aangegeven. Natte kalibratie in ingebouwde toestand vindt direct plaats na inwerkingstelling van de debietmeter. Voorts worden aan de inbouw de volgende eisen gesteld: a Bij het inbouwen wordt rekening gehouden met de mogelijkheid tot het uitvoeren van een natte kalibratie in–situ. b De lengte van de rechte leiding vóór de meetbuis bedraagt minimaal vijf maal de diameter van de meetbuis, gerekend vanuit het hart van de meter. c De lengte van de rechte leiding ná de meetbuis bedraagt minimaal twee maal de diameter van de meetbuis, gerekend vanuit het hart van de meter. d De diameter van de rechte leiding vóór en ná de meetbuis is gelijk aan de nominale diameter van de meetbuis (de inwendige diameters van de meetbuis en in- en uitlaatstukken zijn gelijk). e Toegepaste pakkingen steken niet naar binnen toe uit. f De meetbuis is dusdanig ingebouwd dat deze altijd volledig gevuld is met water. g De meter is geaard door middel van een aardring, dan wel met een aardelectrode die is ingebouwd in de meter. Natte kalibratie De meetapparatuur wordt ten minste éénmaal per drie jaar in ingebouwde toestand nat gekalibreerd. In het jaar van natte kalibratie hoeft niet tevens een droge kalibratie te worden uitgevoerd. Voor debietmeters in mobiele meetapparatuur vindt de natte kalibratie jaarlijks plaats in ingebouwde toestand bij minimaal de volgende vijf meetpunten: 10%, 25%, 50%, 75% en 100% van het maximaal meetbereik op een ijkinstallatie of NKO–geaccrediteerde instelling, waarvan de installatie kan worden herleid naar de nationale volumestandaard van het Nederlands Meetinstituut (NMi). Voorts worden aan de natte kalibratie de volgende eisen gesteld: a Minimaal éénmaal per drie jaar worden gesloten meetsystemen in ingebouwde toestand nat gekalibreerd. Onder natte kalibratie wordt verstaan dat een vooraf nauwkeurig bepaalde hoeveelheid water door de te kalibreren meter wordt geleid (waarbij deze hoeveelheid is vastgesteld bij een onder b genoemde instelling), dan wel dat tijdelijk een tweede, bij voorkeur op hetzelfde meetprincipe gebaseerd meetsysteem in serie wordt geplaatst en fungeert als moedermeter, dan wel op een andere, door de ambtenaar belast met de heffing goedgekeurde methode. De wijze van natte kalibratie vindt in overleg met de afdeling Handhaving van het Waterschap plaats. b Indien bij de natte kalibratie gebruik gemaakt wordt van een moedermeter, wordt deze in ingebouwde toestand nat gekalibreerd bij minimaal de volgende vijf meetpunten: 10%, 25%, 50%, 75% en 100% van het maximaal meetbereik. De natte kalibratie vindt plaats op een ijkinstallatie van een ijkbevoegde of NKO–geaccrediteerde instelling, waarvan de installatie kan worden herleid naar de nationale volumestandaard van het Nederlands Meetinstituut (NMi). Ook wanneer de moedermeter nieuw is, wordt deze gekalibreerd op één van de genoemde installaties, waarbij de meter is ingebouwd in de meetset of meetwagen waarin deze in de praktijk zal worden ingezet. c Het kalibratierapport van de moedermeter, waaruit het onder b bepaalde moet blijken, mag niet ouder zijn dan één jaar. Dit kalibratierapport wordt bij die van het gekalibreerde meetsysteem gevoegd.
-9-
d Tijdens de natte kalibratie wordt zoveel water door het te kalibreren meetsysteem geleid, dat een procentuele afwijking is vast te stellen op 0,1%. Bij lage lozingen kan dit betekenen dat de uitlezing in liters, deciliters of hectoliters moet worden ingesteld bij het kalibreren. De procentuele afwijking blijft namelijk gelijk. e Tijdens de natte kalibratie worden de gemeten hoeveelheden water van de te kalibreren flowmeter (én van de moedermeter, wanneer daarvan sprake is) door middel van printers of dataloggers met een frequentie van minimaal éénmaal per uur geregistreerd. In geval van het toepassen van dataloggers worden ook de ruwe, onbewerkte data bij het kalibratierapport gevoegd. f Bij de natte kalibratie wordt ook de randapparatuur, voor zover die betrokken is bij de registratie van de meet-gegevens, op een goede werking gecontroleerd. Droge kalibratie Meetapparatuur voor debietmetingen wordt ten minste éénmaal per jaar droog gekalibreerd, tenzij in dat jaar een natte kalibratie plaatsvindt. Voorts worden aan de droge kalibratie de volgende eisen gesteld: a Bij een droge kalibratie wordt de weerstand of de geleidbaarheid tussen de elektroden gemeten. Wanneer aan de hand van deze controle blijkt dat de meetbuis (mogelijk) vervuild is, dient deze te worden gereinigd. b Op het kalibratierapport van een droge kalibratie wordt de weerstand of de geleidbaarheid tussen de elektroden weergegeven. Wanneer de meetbuis is gereinigd, wordt deze waarde zowel vóór, als ná het reinigen in het kalibratierapport vermeld. c Bij de droge kalibratie wordt ook de werking van randapparatuur, voor zover die betrokken is bij de registratie van de meetgegevens, op een goede werking gecontroleerd. d Wanneer bij een droge kalibratie blijkt dat de meetfout groter is dan 5%, wordt het gesloten meetsysteem onmiddellijk in ingebouwde toestand nat gekalibreerd, volgens de bepalingen welke van toepassing zijn bij een natte kalibratie. Kalibratierapport Van een debietmeter moet het meest recente kalibratierapport kunnen worden overlegd. Bij een natte kalibratie in ingebouwde toestand (dat wil zeggen: ter plekke op het bedrijf, of als complete mobiele meetset op een ijkbank van een daartoe bevoegde instantie), worden de volgende aspecten vastgesteld én gerapporteerd op het kalibratierapport: – de ‘as–found’ meetafwijking (de gevonden meetafwijking); – eventuele hardwarematige aanpassingen (nieuwe spoel, etc.); – de justering (softwarematige aanpassing van de correctiefactor/meterconstante); – de ‘as–left’ meetafwijking, eventueel na hardwarematige aanpassing/justering; – de (eventueel nieuwe) correctiefactor, of meterconstante.
-10-
Paragraaf 3 Bemonstering 3.1 Algemeen, instelling en uitvoering van apparatuur De bemonstering dient plaats te vinden met behulp van automatische monstername–apparatuur. De bemonstering geschiedt in overeenstemming met NEN 6600–1 (Water–Monsterneming–Deel 1: Afvalwater 2002), met dien verstande dat bemonstering door steekbemonstering niet is toegestaan, tenzij anders bepaald. Paragraaf 4 Monsterbehandeling 4.1 Algemeen De monsterbehandeling geschiedt in overeenstemming met NEN 6600–1 (Water–Monsterneming–Deel 1: Afvalwater 2002) en conform paragraaf 9 van NEN 6600-1 wordt direct na monsterneming geconserveerd volgens NEN-EN-ISO 5667-3. De monsters worden gekoeld en in donker bewaard tussen 1° en 5° C. Van elk verzameld monster wordt een representatief deel van 3 liter gedurende 24 uur in een goed gesloten vat/fles bij maximaal 5° C in het donker te worden bewaard ten behoeve van contra-analyse door het waterschap. De monsterflessen bestemd voor analyse door de heffingplichtige en voor contra–analyse vanwege de ambtenaar belast met de heffing worden om en om gevuld. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat het monster voor de analyse op een heffingsparameter door de heffingplichtige en voor de desbetreffende contra–analyse vanwege de ambtenaar belast met de heffing zoveel mogelijk identiek zijn. 4.2 Conservering en maximale bewaartermijn De monsters uit het etmaalverzamelmonster worden tot en met het einde van de bewaartermijn geconserveerd op de wijze zoals is aangegeven in tabel A. Als een monster uit het etmaalverzamelmonster wordt ingevroren of chemisch geconserveerd, geschiedt dit binnen 4 uur na afloop van het etmaal. De eventuele voorschriften met betrekking tot chemische conservering gelden in aanvulling op de voorschriften met betrekking tot de conserveringstemperatuur gedurende de bewaartermijn. In tabel A zijn tevens de maximale bewaartermijnen opgenomen die gelden voor de onderscheidenlijk uit te voeren analyses. De voorbehandeling ten behoeve van een analyse vangt na het einde van het etmaal aan, binnen de maximale bewaartermijn die bij de desbetreffende analyse in tabel A is vermeld. De voorbehandeling van het monster ten behoeve van de analyse, waaronder ondermeer wordt begrepen het ontdooien van bevroren monsters, wordt uitgevoerd op een wijze en binnen een zodanige termijn dat daardoor de representativiteit van het monster niet wordt verstoord. Een monster dat op één van de in tabel A aangegeven wijzen chemisch is geconserveerd wordt niet gebruikt voor één van de in tabel A opgenomen wijzen van analyse, waarvoor op basis van tabel A geen of andere voorschriften op het vlak van de chemische conservering gelden. Tabel A
Analyse op:
Biochemisch zuurstofverbruik (BZV) Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
Kjeldahlstikstof (N–Kj)
Temperatuur (T) in graden celsius Methode van conservering van het monster tot het einde van de bewaartermijn 1 T d 5q Koelen
Maximale bewaartermijn 24 uur
T < - 20° 1 T d 5q
Invriezen Koelen
28 dagen 48 uur
1 T d 5q
Aanzuren met geconcentreerd H2SO4 (18M) tot pH 2
28 dagen
T d –20q 1 T d 5q
Invriezen Koelen
28 dagen 48 uur
1 T d 5q
Aanzuren met geconcentreerd H2SO4 (18M) tot pH 2
28 dagen
T –20q
Invriezen
28 dagen
-11-
Het biochemisch zuurstofverbruik is weliswaar geen heffingsparameter voor de verontreinigingsheffing, maar wordt aangewend bij toepassing van berekeningsvoorschrift II van Onderdeel C van deze bijlage. Op grond van dit berekeningsvoorschrift wordt de methode van het biochemisch zuurstofverbruik toegepast voor de bepaling van het percentage chemisch zuurstofverbruik van de biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen. B Analysevoorschriften Paragraaf 1 Algemeen De analyses worden uitgevoerd in het representatieve monster, dat is verkregen op de in onderdeel A van deze bijlage vermelde wijze. Het onderzoek wordt in het water als zodanig uitgevoerd, dus zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende bestanddelen zijn verwijderd. Er is in dit onderdeel verwezen naar normbladen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie– Instituut. De publicatie van de normbladen wordt aangekondigd in de Nederlandse Staatscourant. Een wijziging in een normblad wordt eerst van kracht op 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de bekendmaking van de wijziging in de Nederlandse Staatscourant heeft plaatsgevonden. De in tabel B vermelde aantoonbaarheidsgrenzen zijn de concentraties van de desbetreffende stoffen die bij de analyse ten minste aangetoond moeten kunnen worden. Paragraaf 2 Analyse De analyse van het monster geschiedt op de wijze, zoals is aangegeven in tabel B. Tabel B
Analyse
volgens normblad
parameter / stof chemisch zuurstofverbruik
Kjeldahlstikstof (N-Kj)
Ontsluiting
meting
-
NEN 6633
-
NEN–ISO 5663
--------------------------
(EN 25663)
-----
of NEN 6646
aantoonbaarheidsrens Pg/l volgens norm
volgens norm
NEN 6645 biochemisch
NEN–EN 1899–1
volgens norm
zuurstofverbruik
C Berekeningsvoorschriften I
Berekeningswijze van het aantal vervuilingseenheden a Zuurstofbindende stoffen: (artikel 6, derde lid) Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik wordt berekend door het totale aantal kilogrammen zuurstofverbruik van de in het kalenderjaar afgevoerde zuurstofbindende stoffen te delen door 54,8 kilogram.
-12-
Het aantal kilogrammen zuurstofverbruik van de gedurende een etmaal afgevoerde zuurstofbindende stoffen wordt berekend volgens de formule: Q x (CZV + 4,57 x N–Kj) 1000 In deze formule wordt verstaan onder: Q: het aantal m³ afgevoerd afvalwater per etmaal; CZV: het chemisch zuurstofverbruik bepaald volgens de in onderdeel B van deze bijlage vermelde analysevoorschriften, in mg/l; N–Kj: de som van ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens de in onderdeel B van de deze bijlage vermelde analysevoorschriften, in mg/l. II
Indien de CZV–waarde voor ten minste 25% afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen in het afvalwater, wordt op die waarde een correctie toegepast door deze te vermenigvuldigen met de breuk 100 – T 75 waarbij T= het percentage CZV, afkomstig van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen.
III Indien door een bedrijf water wordt onttrokken aan oppervlaktewater en dit vervolgens weer wordt geloosd in oppervlaktewater, worden voor de berekening van de vervuilingswaarde de hoeveelheden verontreinigende stoffen, aanwezig in het ingenomen en vervolgens weer geloosde oppervlaktewater, in mindering gebracht op de hoeveelheden van die stoffen in het geloosde water, met dien verstande dat deze vermindering niet mag leiden tot een negatieve waarde. IV
Bij de bepaling van het aantal etmalen in artikel 8, wordt gebruik gemaakt van de volgende formule:
§ 2 x Vn · ¨¨ ¸¸ © tso ¹
2
§ 2 x Vn · ¨¨ ¸¸ © tso ¹
2
xN , waarbij
n=
n= N= V n= tso = VeO =
+N
het berekende aantal meetdagen; het aantal lozingsdagen per kalenderjaar; spreidingspercentage in de meetwaarden, uitgedrukt ten opzichte van de gemiddelde hoeveelheid zuurstofverbruik van de onderzoeksresultaten gedurende het heffingsjaar; 0,000175*VeO toelaatbare statistische onnauwkeurigheid = 35/e , waarbij: vervuilingswaarde van de verontreiniging van oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen;
Bijlage II Tabel afvalwatercoëfficiënten (artikel 22 Wet verontreiniging oppervlaktewateren) behorende bij de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009
Klasse
Klassegrenzen uitgedrukt in aantal vervuilingseenheden Afvalwatercoëfficiënt uitgedrukt in aantal met betrekking tot het zuurstofverbruik vervuilingseenheden per m³ Per m³ ingenomen water ingenomen water in het heffingsjaar
-13-
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
ondergrens >0 > 0,0013 > 0,0020 > 0,0031 > 0,0048 > 0,0075 > 0,012 > 0,018 > 0,029 > 0,045 > 0,070 > 0,11 > 0,17 > 0,27 > 0,42
bovengrens 0,0013 0,0020 0,0031 0,0048 0,0075 0,012 0,018 0,029 0,045 0,070 0,11 0,17 0,27 0,42
0,0010 0,0016 0,0025 0,0039 0,0060 0,0094 0,015 0,023 0,036 0,056 0,088 0,14 0,21 0,33 0,5
Toelichting bij de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 A ALGEMEEN Doelstelling en karakter verontreinigingsheffing Bij de inwerkingtreding van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wet van 13 november 1969, Stb. 536) kreeg de verontreinigingsheffing als doelstelling de financiering van de kosten van maatregelen tot het tegengaan en voorkomen van de verontreiniging van oppervlaktewateren (artikel 18, eerste lid). De verontreinigingsheffing is dus een bestemmingsheffing (dekkingsmiddel van kosten). De maatregelen om verontreiniging van oppervlaktewater tegen te gaan zijn onder te verdelen in actief beheer (het feitelijk transporteren en zuiveren van afvalwater, alsmede het verbranden van zuiveringsslib) en passief beheer (vergunningverlening, toezicht en controle, handhaving, waterkwaliteitsbeheersplannen). Deze activiteiten samen werden tot dusver geduid als de zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Met de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel (Wet van 21 mei 2007, Stb. 208) is hier verandering in gekomen. Het zuiveren van stedelijk afvalwater is, zoals blijkt uit artikel 15a, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, een taak die bij het waterschap is ondergebracht. De financiering daarvan (de Waterschapswet spreekt van: de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater) gebeurt met ingang van 2009 uit de opbrengst van de zuiveringsheffing, waarvoor de bepalingen zijn opgenomen in de artikelen 122c tot en met 122k van de Waterschapswet. Alle overige activiteiten die niet tot het zuiveren en/of transporteren van afvalwater behoren, zijn samen met de zorg voor de waterkering en de zorg voor de beheersing van het oppervlaktewater nu ondergebracht in de zorg voor het watersysteem. De kosten daarvan worden voortaan bestreden uit de opbrengst van de watersysteemheffing, die in de plaats is gekomen van de waterschapsomslagen (artikel 117 van de Waterschapswet). Hierdoor zou de situatie ontstaan dat directe lozingen op oppervlaktewater niet langer aan een specifieke heffing zouden zijn onderworpen. Dit werd niet wenselijk geacht, zodat de verontreinigingsheffing voor deze categorie lozingen wordt gecontinueerd. De opbrengst daarvan komst ten goede aan het watersysteem (artikel 18, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren). B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Bevoegdheid algemeen bestuur Uitsluitend het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van de belastingverordening. Dit vloeit voort uit artikel 110 van de Waterschapswet. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van de belastingverordening (artikel 84 van de Waterschapswet). Bevoegdheid instellen verontreinigingsheffing De bevoegdheid voor waterschappen om een verontreinigingsheffing in te stellen, ligt in artikel 18 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Voorts zijn in hoofdstuk 6 van het Waterschapsbesluit nog enkele nadere regels gesteld.
-14-
De essentialia van de verontreinigingsheffing hebben met de inwerkingtreding van de Wet van 16 maart 2000, houdende vervanging van hoofdstuk IV van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, een wettelijke basis gekregen (Stb. 2000, nr. 135) en zijn enigzins gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel (Stb. 2007, nr. 208). In deze verordening zijn deze essentialia overgenomen. De tabel afvalwatercoëfficiënten zoals die is opgenomen in artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren maakt als Bijlage I onderdeel uit van deze verordening. Begripsbepalingen Artikel 1 Om duidelijkheid te scheppen over een aantal in de verordening voorkomende begrippen en om de leesbaarheid van de tekst te bevorderen, is van deze begrippen een omschrijving gegeven in artikel 1. Daarbij is zo veel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in artikel 17 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Onderdeel a Het begrip ‘oppervlaktewateren’ is niet omschreven in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De wetgever heeft dit bewust achterwege gelaten omdat oppervlaktewater een grote verscheidenheid aan verschijningsvormen kent en niet het risico moet bestaan van een te beperkte begripsbepaling. Nadere definiëring zou moeten plaatsvinden door middel van jurisprudentie. In de Memorie van Toelichting is wel aangegeven welke eisen aan oppervlaktewater zouden kunnen worden gesteld. Zo zou het: - geschikt moeten zijn om te dienen als grondstof voor drinkwater voor de mens dat tegen een redelijke prijs is te distribueren; - geschikt moeten zijn om te dienen als drinkwater voor vee; - geschikt moeten zijn als sproei- en gietwater in de agrarische sector; - geschikt moeten zijn voor recreatieve doeleinden; - geschikt moeten zijn voor industriële toepassingen; of - vormen van aquatisch leven kunnen bevatten. Uit de Memorie van Toelichting blijkt verder dat het begrip zich niet beperkt tot openbare wateren. Zoals verwacht is in de jurisprudentie aan het begrip oppervlaktewater de nodige invulling gegeven. De meest uitgebreide definitie gaf de Hoge Raad in zijn arrest van 30 november 1982 (BNB 1983/89): ‘Als oppervlaktewater in de zin der wet is te beschouwen een – anders dan louter incidenteel aanwezige – aan het oppervlak en aan de open lucht grenzende watermassa (met inbegrip van een bedding waarin zodanige watermassa al dan niet bij voortduring voorkomt), tenzij daarin als gevolg van rechtmatig gebruik ten behoeve van een specifiek doel geen normaal samenhangend geheel van levende organismen en een niet–levende omgeving (ecosysteem) aanwezig is, dan wel het een ter berging van afval gegraven bekken betreft waarin slechts in een overgangsfase water aanwezig is en zich nog geen normaal ecosysteem heeft ontwikkeld.’ Op 8 november 1978 (BNB 1979/15) oordeelde de Hoge Raad dat bij een zuiveringsinstallatie behorende bezinkbedden niet als oppervlaktewater aangemerkt kunnen worden. Een sloot van 300 meter lang en 2,5 meter breed die ‘s winters is gevuld en ‘s zomers in de regel althans gedeeltelijk enig water bevat, moet onder andere vanwege het feit dat de sloot kan dienen voor landbouwdoeleinden, worden aangemerkt als oppervlaktewater (Hoge Raad 12 november 1980, BNB 1981/43 en na verwijzing Hof Amsterdam 28 oktober 1981 BNB 1983/55, Belastingblad 1987, blz. 249). Een sloot van waaruit geregeld – dat wil zeggen niet minder dan eenmaal per jaar – gedurende enige tijd water wegvloeit naar een ander slotenstelsel kan als oppervlaktewater worden aangemerkt (Hoge Raad 26 januari 1983, BNB 1983/89, Belastingblad 1983, blz. 182 en Hoge Raad 22 juni 1983, BNB 1983/241, Belastingblad 1983, blz. 465). Ook afgedamde slootgedeelten kunnen oppervlaktewater zijn (Hoge Raad 25 mei 1983, BNB 1983/247, Belastingblad 1983, blz. 462). Een open beekvak dat deel uitmaakt van een (ondergrondse) verbinding tussen twee oppervlaktewateren kan als oppervlaktewater worden aangemerkt, ook als de klep in de duiker onder de naast die verbinding gelegen weg gedurende het heffingsjaar was gesloten (Hoge Raad 27 maart 1985, BNB 1985/167, Belastingblad 1985, blz. 464). Een greppel van vijftig meter lang en een meter breed, die aan weerszijden van het lozingspunt slechts over een lengte van tien meter enig water bevat en niet in verbinding staat met enig oppervlaktewater, kan niet als oppervlaktewater worden aangemerkt (Hoge Raad 27 januari 1988, BNB 1988/123, Belastingblad 1988, blz. 223).
-15-
Om duidelijkheid te scheppen over een aantal in de verordening voorkomende begrippen en om de leesbaarheid van de tekst te bevorderen, is van deze begrippen een omschrijving gegeven in artikel 1. Daarbij is aangesloten bij de begripsbepalingen in artikel 17 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Onderdeel b Voor de omschrijving van ‘stoffen’ is verwezen naar de stoffen genoemd in artikel 6. In dat artikel zijn de stoffen opgenomen die door het waterschap in de heffing worden betrokken, alsmede de gewichtseenheden van die stoffen. Onderdeel c Lozen is het brengen van stoffen in oppervlaktewater waarvoor de bevoegdheid tot vergunningverlening berust bij het waterschap. Onderdeel d Dit onderdeel regelt wat onder een woonruimte moet worden verstaan. Niet elke bewoonde ruimte kan als woonruimte worden aangemerkt. Een woonruimte wordt geacht te zijn bestemd om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid. Of dit het geval is moet blijken uit de inrichting van de ruimte. In deze definitie wordt tot uitdrukking gebracht dat het moet gaan om een ruimte die zelfstandig bruikbaar is en derhalve niet meer dan bijkomstig afhankelijk is van elders in het gebouw aanwezige voorzieningen die voor de woonfunctie wel van wezenlijk belang zijn. Hierbij moet worden gedacht aan het met gebruikers van andere ruimten delen van faciliteiten als kookgelegenheid, sanitair of bad- en douchegelegenheid. Dit komt vaak in onder meer studentenhuizen en pensions voor. In een dergelijke situatie kan niet worden gesproken van een woonruimte in de zin van deze verordening. Zie hiervoor ook de arresten van de Hoge Raad van 23 juli 1984, BNB 1984/282, Belastingblad 1984, blz. 544, 8 februari 1995, BNB 1995/92, Belastingblad 1995, blz. 202, 10 januari 1996, BNB 1996/77, Belastingblad 1996, blz. 168). Dat het begrip woonruimte ruim moet worden uitgelegd valt af te leiden uit het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 1991 waarin een kajuitzeilschip als woonruimte werd aangemerkt (BNB 1991/213, Belastingblad 1991, blz. 479). Onderdeel e Bij de omschrijving van het begrip bedrijfsruimte is gekozen voor een negatieve formulering om een zo groot mogelijke reikwijdte aan het begrip te geven. Alles wat geen woonruimte is moet als een bedrijfsruimte worden aangemerkt. Zo is bijvoorbeeld ook een stuk landbouwgrond als een bedrijfsruimte aangemerkt (Hof ‘s– Gravenhage 17 maart 1993, Belastingblad 1993, blz. 457). In een ogenschijnlijk soortgelijke situatie oordeelde de rechter echter anders. Hierbij ging het om een kavel los land –deels akkerbouw, deels weiland- dat niet als bedrijfsruimte kon worden aangemerkt. Er stonden namelijk geen opstallen op en voor de exploitatie maakte de agrariër gebruik van machines die elders, in de schuur achter zijn boerderij, werden gestald. Hierdoor was hij meer dan bijkomstig afhankelijk van elders aanwezige, voor de bedrijfsexploitatie wezenlijke, voorzieningen (Hof ’s-Gravenhage, 18 februari 1997, Belastingblad 1997, blz. 729). Of daar ook sprake van was bij de zandopspuiting wordt uit de casus niet duidelijk. Het Hof stelde alleen vast dat er sprake was van het lozen van met slib verontreinigd perswater en liet de aanslag in stand (Hof Arnhem 22 augustus 1997, Belastingblad 1997, blz. 745). Voor de vraag of sprake is van één of van twee bedrijfsruimten is onder andere van belang het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 1995 (BNB 1995/233, Belastingblad 1995, blz. 627) waarin een bij twee verschillende personen in gebruik zijnde stortplaats als één bedrijfsruimte werd aangemerkt. Daarbij speelde onder andere een rol het feit dat de stortplaats maar één ingang heeft, om de gehele stortplaats een hek staat en er geen deugdelijke afscheiding is tussen beide delen van de stortplaats. Onderdeel f Onder riolering wordt verstaan het gemeentelijk rioolstelsel zoals dat wordt bedoeld in artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Onderdeel g Een zuiveringtechnisch werk is voor de Wet verontreiniging oppervlaktewateren een voorziening voor het zuiveren of het transporteren van afvalwater. Het begrip omvat naast afvalwaterzuiveringsinstallaties ook gemalen, persleidingen, vrijvervalleidingen, open en dichte afvoergoten en pompstations ten behoeve van het afvalwater. Ook voorzieningen voor individuele behandeling van afvalwater (IBA’s) vallen onder het begrip zuiveringstechnisch werk. De gemeentelijke riolering wordt hier niet onder begrepen (zie onderdeel f, waarbij het begrip riolering is gedefinieerd). Onderdeel h De inspecteur is het bestuursorgaan aan wie de wetgever door middel van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de bevoegdheid tot het opleggen van aanslagen en het doen van uitspraak op bezwaarschriften
-16-
heeft geattribueerd. In artikel 123 van de Waterschapswet wordt onder meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing verklaard voor het heffen van belastingen door waterschappen. Dit artikel bepaalt voorts dat de bevoegdheden van de inspecteur toekomen aan de daartoe aangewezen ambtenaar van het waterschap. Die aanwijzing geschiedt bij een door het dagelijks bestuur te nemen aanwijzingsbesluit. Behalve het opleggen van aanslagen en het doen van uitspraak op bezwaarschriften komt krachtens deze verordening aan deze functionaris ook de bevoegdheid tot het afgeven van meetbeschikkingen toe (artikel 7 en verder). Onderdeel i Hoewel de Waterleidingwet een definitie van het begrip drinkwater geeft, moet hier in het kader van deze verordening niet uitsluitend voor menselijke consumptie geschikt water worden verstaan. Ook zaken als warm tapwater (vaak afkomstig van stadsverwarmingsbedrijven) en “grijs” water voor het wassen van kleding vallen hier onder. Daarom wordt aangesloten bij het begrip leidingwater zoals dat is omschreven in artikel 1, onderdeel b, van de Waterleidingwet.
-17-
Onderdeel j Behalve via nutsbedrijven wordt ook op andere wijze water verkregen. Zo wordt op steeds grotere schaal door bedrijven voor sanitair gebruik hemelwater opgevangen. Omdat dit water na gebruik wordt geloosd, dient het eveneens in de berekening van de vervuilingswaarde te worden betrokken. Bijlagen Artikel 2 De grondslag voor de verontreinigingsheffing wordt gevormd door de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die worden geloosd. Als heffingsmaatstaf geldt de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd, uitgedrukt in vervuilingseenheden. Zoals blijkt uit artikel 20 eerste lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is de hoofdregel dat het aantal vervuilingseenheden wordt vastgesteld met behulp van door middel van meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. In Bijlage I zijn nadere regels gesteld over de wijze van meting, bemonstering, analyse en berekening. Zie in dit verband ook de artikelen 7, 8 en 9 van de verordening. In de artikelen 21 en 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is ook een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel gegeven. Deze uitzonderingen, in casu voor woonruimten, kleine bedrijfsruimten, glastuinbouwbedrijven en bedrijven met een vervuilingswaarde van 1.000 vervuilingseenheden en minder, zijn eveneens in deze verordening opgenomen. Voor bedrijven met een vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik van 1.000 vervuilingseenheden en minder kan onder voorwaarden de berekening van het aantal vervuilingseenheden plaatsvinden met behulp van de tabel afvalwatercoëfficiënten en dus niet door middel van meting, bemonstering en analyse. Deze tabel is opgenomen in artikel 2k, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en volledigheidshalve eveneens in Bijlage II. De wijze waarop deze tabel moet worden toegepast, is geregeld in artikel 10. De Bijlagen I en II maken deel uit van de verordening. Belastbaar feit en heffingsplicht Artikel 3 Eerste lid De verontreinigingsheffing is verschuldigd wanneer stoffen in oppervlaktewater worden geloosd. Deze doelstelling is tot uitdrukking gebracht in het eerste lid van artikel 3. De opbrengst komt, zoals blijkt uit het vierde lid, ten goede aan de bekostiging van het beheer van het watersysteem. De verontreinigingsheffing is dus primair een bestemmingsheffing die overigens wel een regulerende nevenwerking kan hebben. Het belastbare feit is het lozen van stoffen, dat wil zeggen het brengen van stoffen in een oppervlaktewater, waarvoor het waterschap bevoegd tot het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De vraag of het afgevoerde water van slechtere kwaliteit is dan het oppervlaktewater waarop wordt geloosd, is niet van belang. Dit bleek uit een arrest waarbij het ging om de lozing van opgepompt bronwater dat werd gebruikt als koelwater (Hoge Raad 12 september 1990, BNB 1991/15, Belastingblad 1990, blz. 771). Onderdeel a Vindt de lozing plaats vanuit een woonruimte of vanuit een bedrijfsruimte, dan is de gebruiker van die ruimte aan de heffing onderworpen. Het komt voor dat een woonruimte of een bedrijfsruimte aan een gebruiker wordt verhuurd, waarbij één van de voorwaarden luidt dat de belastingen, waar onder de verontreinigingsheffing, worden gedragen door de verhuurder. Dergelijke overeenkomsten doen niet af aan de heffingsplicht: de gebruiker blijft heffingsplichtig. Deze kan op grond van de huurovereenkomst zelf het bedrag van de aanslag terugvorderen bij de verhuurder. De omschrijving van woonruimte is ook dusdanig dat er geen misverstand kan bestaan dat studentenhuizen met onzelfstandige wooneenheden dienen te worden aangemerkt als bedrijfsruimte, waarvoor de verhuurder op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel c, in de heffing kan worden betrokken. (Zie ook Hoge Raad 23 juli 1984, BNB 1984/282, Belastingblad 1984, blz. 544 en Hoge Raad 8 februari 1995, BNB 1995/92). In zijn arrest van 1 mei 1991 oordeelde de Hoge Raad dat als gebruiker van een bedrijfsruimte in de zin van de verordening slechts kan worden aangemerkt degene die zich daadwerkelijk min of meer duurzaam te eigen behoeve van de bedrijfsruimte kan bedienen. Daarom kon de aannemer die in opdracht van de landeigenaar op een stuk grond werkzaamheden uitvoert om deze geschikt te maken voor de bollenteelt, niet als gebruiker worden aangemerkt (BNB 1991/188, Belastingblad 1991, blz. 478).
-18-
Ook kan het gebruik van een woonruimte of van een bedrijfsruimte er op zijn gericht om die voor kortere perioden ter beschikking te stellen van wisselende, opeenvolgende gebruikers. In dergelijke gevallen is de verhuurder/exploitant belastingplichtig. Onderdeel b Vindt het lozen niet vanuit een woonruimte of vanuit een bedrijfsruimte plaats, dan is degene die loost heffingsplichtig. Deze bepaling komt overeen met die in artikel 18, tweede lid, onderdeel c, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en welke is ingevoerd nadat was gebleken dat (incidenteel) lozen vanuit een tankauto niet als lozen vanuit een bedrijfsruimte kon worden aangemerkt. Bovendien bleek in de praktijk het achterhalen van de identiteit van de achterliggende vervuiler niet altijd mogelijk te zijn, evenals het vaststellen van individuele vervuilingswaarden indien de stoffen van meer dan één adres afkomstig zijn. In die gevallen biedt deze bepaling soelaas, omdat degene die feitelijk loost (in het geval van een tankauto dus de vervoerder) rechtstreeks in de heffing kan worden betrokken. Door de gekozen formulering zijn overigens niet alleen lozingen vanuit tankauto’s aan de heffing onderworpen, maar ook alle andere denkbare wijzen van lozen anders dan vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte. Zo valt ook het lozen vanuit een zuiveringstechnisch werk onder de ratio van deze bepaling. Derde lid Onderdeel a Wanneer er met betrekking tot dezelfde woonruimte sprake is van meerdere gebruikers, wijst de ambtenaar belast met de heffing voor het opleggen van de aanslag één van hen aan als belastingplichtige. De criteria op grond waarvan die belastingplichtige wordt aangewezen, liggen vast in beleidsregels. Onderdeel b Wanneer een (onzelfstandig) deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven aan een ander, dan kan degene die dit in gebruik heeft gegeven de aan dat deel toe te rekenen verontreinigingsheffing verhalen op degene die het in gebruik heeft. Hierbij kan worden gedacht aan bedrijfsverzamelgebouwen en dergelijke. Onderdeel c Wanneer het gaat om een woonruimte of een bedrijfsruimte die voor kortere perioden aan wisselende, opeenvolgende gebruikers ter beschikking wordt gesteld, kan de heffingsplichtige de verontreinigingsheffing verhalen op degenen aan wie hij de ruimte ter beschikking heeft gesteld. Vierde lid Hoewel het watersysteem in de vorm van de watersysteemheffing een eigen financieringsstructuur kent, komt de opbrengst van de verontreinigingsheffing ten goede aan de financiering van de kosten van het watersysteem. Vijfde lid Wanneer er wordt geloosd vanuit een eigen zuiveringsinstallatie van het waterschap, dan is die lozing vrijgesteld van de heffing. Deze bepaling is ontleend aan artikel 18, vijfde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Zesde lid Conform de komende Waterwet is een lozing vanuit een openbaar vuilwaterriool door middel van een riooloverstort vrijgesteld van de verontreinigingsheffing. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsevenredigheid Artikel 4 Eerste lid Hoewel de verontreinigingsheffing een tijdvakheffing is, ontstaat bij woonruimten en kleine bedrijfsruimten de materiële belastingschuld door de regeling in het eerste lid toch bij het begin van het heffingsjaar. Dit heeft als voordeel dat al in het heffingsjaar zelf aanslagen kunnen worden opgelegd (formalisering van de belastingschuld) en dat niet gewacht hoeft te worden tot het heffingsjaar voorbij is. Bij een tijdvakbelasting is het echter niet zonder meer mogelijk om een definitieve aanslag gedurende het heffingsjaar op te leggen, omdat de omvang van de belastingschuld pas na afloop van het heffingsjaar bekend is. Dit blijkt uit een aantal uitspraken van de belastingrechter. Zie hiervoor Hoge Raad van 2 november 1994 inzake precariorechten (BNB 1995/12, Belastingblad 1994, blz. 819), Hof Amsterdam 15 december 1995 inzake liggeld woonschepen (Belastingblad 1996, blz. 331) en Hof Amsterdam 23 april 1997 (Belastingblad 1997, blz. 495) inzake de verontreinigingsheffing. Uit deze jurisprudentie valt af te leiden dat om een definitieve
-19-
aanslag al in het heffingsjaar zelf op te leggen, de heffingsverordening in een aantal zaken moet voorzien. Het gaat hierbij om: – een regeling op grond waarvan de belastingschuld wordt geacht bij het begin van het heffingsjaar te ontstaan (artikel 4, eerste lid); – een regeling op grond waarvan aanspraak op ontheffing bestaat indien de heffingsplicht in de loop van het jaar eindigt (voor woonruimten is dit geregeld in artikel 4, derde en vierde lid en voor kleine bedrijfsruimten voorziet artikel 13, tweede lid, daar in); – een regeling op grond waarvan aanspraak op vermindering bestaat indien de heffingsmaatstaf in de loop van het heffingsjaar wijzigt (voor woonruimten is dit geregeld in artikel 14, derde en vierde lid en voor kleine bedrijfsruimten in artikel 13, tweede lid). Tweede lid De vervuilingswaarde van een woonruimte wordt forfaitair vastgesteld op drie vervuilingseenheden en bij bewoning door één persoon op één vervuilingseenheid (artikel 14, eerste lid). De verontreinigingsheffing is echter een tijdvakbelasting. Dit betekent dat wanneer de heffingsplicht zich niet gedurende het gehele heffingstijdvak voordoet, dit gevolgen heeft voor de berekening van de hoogte van de verschuldigde heffing. Artikel 21, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren bepaalt dat wanneer de heffingsplicht in de loop van het jaar aanvangt, de heffingsplichtige aan de heffing wordt onderworpen voor een evenredig gedeelte van het vastgestelde aantal vervuilingseenheden. In de verordening moet zijn aangegeven op welke wijze dat evenredig deel wordt vastgesteld. In deze verordening is gekozen voor de maandnauwkeurige variant. Derde lid Wanneer de heffingsplicht in de loop van het jaar eindigt, dan is de heffing op grond van artikel 21 vierde lid Wet verontreiniging oppervlaktewateren eveneens voor een evenredig deel verschuldigd. Vierde lid Wanneer ná het opleggen van de aanslag de heffingsplicht in de loop van het jaar eindigt, is de ambtenaar belast met de heffing niet in de gelegenheid geweest om daar bij het vaststellen van de aanslag rekening mee te houden. Artikel 132 van de Waterschapswet geeft aan op welke wijze de heffingsplichtige aanspraak kan maken op ontheffing. Op de aanvraag zoals die kan worden ingediend, moet worden beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking. Dit opent voor de heffingsplichtige in voorkomende gevallen de volledige fiscale rechtsgang. Hiermee is deze procedure uit het oogpunt van de rechtsbescherming van de heffingsplichtige met voldoende waarborgen omkleed. Het staat het waterschap ook vrij om, op grond van eigen gegevens, uit eigener beweging een dergelijke ontheffing te verlenen zonder een aanvraag van de heffingsplichtige af te wachten. Vijfde lid Wanneer de heffingsplichtige verhuist naar een andere woonruimte van waaruit eveneens wordt geloosd, zijn zowel het tweede als het derde lid van toepassing. Er kan immers worden gesteld dat ook in dat geval sprake is van het eindigen van de heffingsplicht en het opnieuw ontstaan van de heffingsplicht. Dit zou resulteren in een vermindering van een al opgelegde, en mogelijk zelfs al betaalde, aanslag voor de oude woning en een nieuwe aanslag voor de nieuwe woning. Om pragmatische redenen is bepaald dat in een dergelijk geval het tweede en het derde lid niet van toepassing zijn. De aanslag verhuist dan als het ware mee. Uiteraard gaat dit niet op wanneer vanuit de nieuwe woning wordt afgevoerd op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap: dan is de zuiveringsheffing verschuldigd. Heffingsjaar Artikel 5 In artikel 5 is bepaald dat het heffingsjaar gelijk is aan het kalenderjaar. Dit is wettelijk voorgeschreven zodat een afwijkende regeling in de verordening niet meer mogelijk is.
-20-
Grondslag en heffingsmaatstaf Artikel 6 De grondslag van de heffing is de hoeveelheid en hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd. In het tweede lid is gekozen voor één uniforme heffingsmaatstaf, namelijk de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd. Deze heffingsmaatstaf geldt dus zowel voor de zuurstofbindende als de overige stoffen en is gedefinieerd in relatie tot de stoffen ten aanzien waarvan het lozen belast. Een verbruik van 54,8 kilogram zuurstof per heffingsjaar vertegenwoordigt één vervuilingseenheid. Bij de heffingsmaatstaf is in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren een onderscheid gemaakt tussen zuurstofbindende stoffen en andere stoffen. In beide gevallen is de heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde uitgedrukt in vervuilingseenheden. Bij zuurstofbindende stoffen gaat het om de hoeveelheid zuurstof die nodig is om die stoffen af te breken. Die hoeveelheid wordt bepaald op de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen. Daarbij is één vervuilingseenheid de zuurstofbehoefte die ontstaat door de gemiddelde afvoer van huishoudelijk afvalwater van één persoon per jaar. In 2001 is onderzoek gedaan naar de vervuilingswaarde van het afvalwater dat één persoon gemiddeld per jaar produceert. Naar aanleiding van dit onderzoek concludeerde de toenmalige Commissie Integraal Waterbeheer dat de op dat moment geldende getalswaarde van 136 gram zuurstof per etmaal of 49,6 kilogram per jaar beter in overeenstemming moest worden gebracht met de meest recente gegevens. Als gevolg daarvan is de gemiddelde zuurstofbehoefte verhoogd naar 150 gram per etmaal, of wel 54,8 kilogram per jaar. Meting, bemonstering en analyse Artikel 7 Hier is de hoofdregel opgenomen op grond waarvan bij de verontreinigingsheffing de vervuilingswaarde dient te worden vastgesteld. Eerste lid Voor zowel de zuurstofbindende stoffen als voor de andere stoffen wordt het aantal vervuilingseenheden bepaald door middel van meting, bemonstering en analyse van het afvalwater. Daarbij maakt het niet uit of dit elk etmaal geschiedt of gedurende een beperkt aantal etmalen. In Bijlage I zijn nadere regels gesteld met betrekking tot: - de wijze van meting, bemonstering en monsterbehandeling; - analysevoorschriften; - berekeningsvoorschriften. De kosten van een dergelijk onderzoek zijn voor rekening van de heffingsplichtige. Tweede lid Volgens het tweede lid dienen meting, bemonstering en analyse plaats te vinden gedurende alle dagen van het heffingsjaar. Hiervan kan echter onder omstandigheden worden afgeweken. Zie hierna onder artikel 8. Derde lid In het derde lid zijn de voorwaarden opgenomen waar meting en bemonstering aan moeten voldoen. De voorschriften van meting en bemonstering in Bijlage I zijn een waarborg voor de in het derde lid gestelde criteria. Als aan de voorschriften van Bijlage I niet kan worden voldaan, kan hiervan onder omstandigheden worden afgeweken. Vierde lid De wijze van meting en bemonstering wordt, samen met een beschrijving van de te gebruiken apparatuur, vooraf meegedeeld aan ambtenaar belast met de heffing.
-21-
Vijfde lid De ambtenaar belast met de heffing mag onder voorwaarden afwijken van de in Bijlage I opgenomen voorschriften. Dit mag hij: – ambtshalve wanneer hij aannemelijk maakt dat dit noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden in het derde lid; – op aanvraag van de belastingplichtige indien deze aannemelijk maakt dat ook dan nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden in het derde lid; – op aanvraag van de belastingplichtige indien deze aannemelijk maakt dat de nauwkeurigheid van de analyseresultaten er niet door wordt beïnvloed. Verder mag hij nadere voorschriften stellen. De beslissing op aanvraag wordt bij een voor bezwaar vatbare beschikking genomen. Hiertegen staat de gewone fiscale rechtsgang van bezwaar en beroep open. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is wel dat wanneer de heffingsplichtige zich niet kan verenigen met de beschikking en gebruik maakt van de hem ter beschikking staande rechtsmiddelen, de voorschriften in die beschikking wel moeten worden nageleefd. Dit om te voorkomen dat wanneer de heffingsplichtige in het ongelijk is gesteld en de beschikking onherroepelijk vaststaat, hij over onvoldoende gegevens beschikt om de vereiste aangifte te kunnen doen. De ambtenaar belast met de heffing zal in dat geval de aanslag immers geheel of gedeeltelijk op basis van schatting vaststellen en de heffingsplichtige kan vervolgens bij het betwisten van die schatting onvoldoende of geen tegenbewijs leveren. Zesde lid Hier is aangegeven welke elementen de bedoelde beschikking in ieder geval dient te bevatten. Beperkte meting en bemonstering Artikel 8 In veel gevallen kan worden volstaan met een lagere frequentie dan ieder etmaal meten, bemonsteren en analyseren, zonder al te veel afbreuk te doen aan de nauwkeurigheid van het eindresultaat. Het spreekt voor zich dat een lagere frequentie zich vertaalt in lagere kosten voor de heffingsplichtige. De heffingsplichtige die aannemelijk weet te maken dat met een lagere frequentie kan worden volstaan, kan daar door middel van een aanvraag bij de ambtenaar belast met de heffing toestemming voor vragen. Ook op deze aanvraag wordt beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking, waartegen de volledige fiscale rechtsgang open staat. Hierbij geldt eveneens dat de voorschriften moeten worden nageleefd indien de heffingsplichtige zich niet kan verenigen met de beschikking en zolang deze nog niet onherroepelijk vaststaat. In zijn beschikking geeft hij in ieder geval voorschriften met betrekking tot de in de onderdelen a t/m d genoemde onderwerpen. Hoedanigheidscorrectie Artikel 9 Bij het bepalen van het chemisch zuurstofverbruik (CZV) kan in de uitkomst ook zuurstofverbruik tot uitdrukking komen van stoffen die in het natuurlijk milieu niet of nagenoeg niet afbreekbaar zijn. Op grond van jurisprudentie komt “nagenoeg niet” overeen met een percentage van niet meer dan 10%. Wanneer het gevonden zuurstofverbruik van dergelijke stoffen het totale chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate beïnvloedt, dan wordt de gevonden CZV gecorrigeerd. Artikel 9 voorziet erin dat de voorschriften die het waterschap betreffende de T–correctie stelt, kenbaar zijn voor de heffingsplichtigen (zie ook Bijlage I, onderdeel C). Daarnaast is in het artikel bepaald dat de heffingsplichtige voor toepassing van de T–correctie een aanvraag moet indienen. De ambtenaar belast met de heffing beslist hier op in een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit opent voor de heffingsplichtige in voorkomende gevallen de volledige fiscale rechtsgang. Hiermee is deze procedure uit het oogpunt van de rechtsbescherming van de heffingsplichtige met voldoende waarborgen omkleed. Tevens is voorgeschreven welke elementen de bedoelde beschikking dient te bevatten.
-22-
Tabel afvalwatercoëfficiënten Artikel 10 Meting, bemonstering en analyse van afvalwater kan onder voorwaarden achterwege blijven. Bij verreweg de meeste bedrijven gebeurt dit ook en daar wordt het aantal vervuilingseenheden van het zuurstofverbruik berekend met behulp van de tabel afvalwatercoëfficiënten. Deze tabel is opgenomen in Bijlage II en kent vijftien klassen met elk een afvalwatercoëfficiënt. Eerste lid Toepassing van de tabel is toegestaan indien: 1 de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat toepassing van de tabel niet leidt tot een aantal vervuilingseenheden van meer dan 1.000 en 2 er een relatie bestaat tussen de hoeveelheid ingenomen water en de vervuilingswaarde van de geloosde stoffen. Tweede lid De vervuilingswaarde van de over het heffingsjaar door het bedrijf of het bedrijfsonderdeel geloosde stoffen kan met behulp van de tabel worden berekend door het aantal kubieke meters in het heffingsjaar ingenomen water te vermenigvuldigen met de bij de klasse behorende afvalwatercoëfficiënt. Derde lid Vaak is de feitelijk in het heffingsjaar ingenomen hoeveelheid water niet direct vast te stellen, omdat de verbruiksperiode waarover het drinkwaterbedrijf afrekent, niet gelijk is aan het kalenderjaar. Ook kan er sprake zijn van een andere tariefstructuur dan gemeten waterverbruik. In dergelijke gevallen worden de beschikbare gegevens herleid tot verbruiken over het kalenderjaar. Vierde lid De indeling in een klasse is afhankelijk van de aard van het bedrijf of het bedrijfsonderdeel. Daarbij wordt uitgegaan van de conversietabel in artikel 2 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water (Besluit van 30 november 2002, Stb. 534). Uit onderzoek op initiatief van zowel de heffingsplichtige als de ambtenaar belast met de heffing kan blijken dat het bedrijf of het bedrijfsonderdeel in een andere klasse moet worden ingedeeld. De voorwaarden daarvoor staan in artikel 4 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water. Vijfde lid De tabel kan ook worden toegepast bij vervuilingswaarden van 1.000 vervuilingseenheden en meer. Voorwaarde is dan wel dat dit niet leidt tot een vervuilingswaaarde die lager is dan de vervuilingswaarde die wordt gevonden op basis van meting, bemonstering en analyse. Belasting van tuinbouwkassen Artikel 11 Op basis van artikel 11 worden tuinbouwkassen waarbinnen onder een permanente opstand van glas of kunststof het telen van gewassen plaatsvindt in de heffing betrokken op basis van een forfait van drie vervuilingseenheden per hectare permanente opstand. Uit onderzoek naar een afvalwatercoëfficiënt voor glastuinbouwbedrijven is gebleken dat de vervuilingswaarde van tuinbouwkassen geen relatie heeft met de hoeveelheid ingenomen water. Bepaling van de vervuilingswaarde op basis van meting, bemonstering en analyse bleek gezien de relatief hoge perceptiekosten evenmin een reële mogelijkheid. In verband daarmee is voor tuinbouwkassen thans een heffingsmaatstaf op basis van oppervlakte in de wet opgenomen (artikel 21, vijfde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren). Indien de vervuilingswaarde als berekend op grond van artikel 11 minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt, is de forfaitregeling voor kleine bedrijfsruimten van artikel 13 van toepassing.
-23-
Totale vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte Artikel 12 Dit artikel voorziet in de totalisering van het bij de artikelen 7 t/m 11 berekende aantal vervuilingseenheden aan zuurstofbindende stoffen voor een bedrijfsruimte. Een dergelijke totalisering is onder meer van belang indien binnen één bedrijfsruimte: – voor de verschillende onderdelen van die bedrijfsruimte afzonderlijke meting, bemonstering en analyse plaatsvindt; – voor de verschillende onderdelen van die bedrijfsruimte afzonderlijke afvalwatercoëfficiënten van toepassing zijn; – voor een onderdeel van die bedrijfsruimte wordt gemeten, bemonsterd en geanalyseerd en voor een ander onderdeel van die bedrijfsruimte een afvalwatercoëfficiënt van toepassing is; De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden tot in een decimaal nauwkeurig Forfaits voor kleine bedrijfsruimten Artikel 13 Eerste lid De regeling voor kleine bedrijfsruimten vindt haar basis vindt in artikel 21, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden minder dan vijf bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op drie vervuilingseenheden gesteld en op één vervuilingseenheid indien die één of minder bedraagt. Tweede lid Hoewel de verontreinigingsheffing een tijdvakbelasting is, wordt aan bedrijven met een vervuilingswaarde van minder dan vijf vervuilingseenheden in veel gevallen al aan het begin van het heffingsjaar een aanslag voor drie vervuilingseenheden opgelegd. Dit is in artikel 4, eerste lid, geregeld. Na afloop van het heffingsjaar kan echter blijken dat de vervuilingswaarde één of minder vervuilingseenheid bedraagt. Daarom moet de verordening ook voorzien in een deugdelijke regeling voor ontheffing of vermindering. Indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden één of minder bedraagt, wordt op aanvraag van de belastingplichtige de vervuilingswaarde op 1 vervuilingseenheid gesteld. Het betreft hier een aanvraag in de zin van artikel 132, eerste lid, van de Waterschapswet. Deze moet worden ingediend binnen zes weken nadat de omstandigheid zich heeft voorgedaan. De vermindering kan door de ambtenaar belast met de heffing ook ambtshalve worden verleend. Forfaits voor woonruimten Artikel 14 Eerste lid In navolging van artikel 21, eerste lid, van de Wet verontreinigingsheffing oppervlaktewateren wordt de vervuilingswaarde voor een woonruimte vastgesteld op drie vervuilingseenheden, met dien verstande dat die wanneer de woonruimte door één persoon wordt bewoond één vervuilingseenheid bedraagt. Tweede lid Een uitzondering op deze hoofdregel geldt voor woonruimten die voor recreatiedoeleinden zijn bestemd en zich bevinden op een voor recreatiedoeleinden bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. Samen met de andere voorzieningen op dat terrein worden zij als één bedrijfsruimte aangemerkt. De exploitant van het terrein is dan de heffingsplichtige. Derde lid Na aanvang van de heffingsplicht kan het aantal bewoners verminderen tot één. Dit heeft gevolgen voor de vervuilingswaarde. Het is, analoog aan artikel 4, derde lid, de keuze van het waterschap hoe dit naar tijdsevenredigheid in de aanslag tot uitdrukking komt.
-24-
Vierde lid Omdat de aanslag voor een woonruimte meestal al aan het begin van het heffingsjaar wordt opgelegd, moet de verordening voorzien in een regeling waardoor aanspraak op vermindering kan worden gemaakt. Dit gebeurt door middel van een aanvraag in de zin van artikel 132, eerste lid, Waterschapswet. Deze moet worden ingediend binnen zes weken nadat de omstandigheid zich heeft voorgedaan. De vermindering kan door de ambtenaar belast met de heffing ook ambtshalve worden verleend. Schatting Artikel 15 In artikel 20, achtste lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren is expliciet bepaald dat onder bepaalde, in de onderdelen a tot en met d nader omschreven, omstandigheden de vervuilingswaarde kan worden vastgesteld door middel van schatting. Bijvoorbeeld indien een bedrijf niet voldoet aan zijn verplichting tot meting, bemonstering en analyse of indien het bedrijf dat doet op een wijze die niet in overstemming is met de in de verordening of meetbeschikking opgenomen voorschriften. De bepaling is tevens een vangnetbepaling voor het lozen van stoffen vanuit objecten waarvoor in de verordening geen bijzondere regelingen zijn opgenomen en waarvoor de hoofdregel van artikel 7 (meting, bemonstering en analyse) niet kan worden toegepast. Overigens sluit dit artikel niet uit dat er ook andere omstandigheden kunnen zijn op grond waarvan schatting kan plaatsvinden. Tarief Artikel 16 Dit artikel regelt het tarief per vervuilingseenheid. Wijze van heffing en termijnen van betaling Artikel 17 Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Het gaat hier om drie verschillende heffingstechnieken. In dit artikel is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag Artikel 9 van de Invorderingswet kent een regeling inzake betaaltermijnen, waarvan ingevolge artikel 139 van de Waterschapswet kan worden afgeweken. In artikel 17 zijn de betalingstermijnen van de aanslagen opgelegd door het waterschap opgenomen. Het vierde lid voorziet in afwijkende betalingstermijnen indien de heffingsplichtige een machtiging voor automatische incasso heeft afgegeven. Het zesde lid voorkomt dat met automatische incasso relatief geringe termijnbedragen ontstaan. Artikel 18 Dit artikel regelt dat voor het bedrag van € 5 en lager geen aanslag wordt opgelegd waarbij alle aanslagen op een aanslagbiljet worden opgeteld. Nadere regels Artikel 19 In verband met de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1996, 333) en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving (Stb. 1997, 510 en 580) komen de bevoegdheden die in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet zijn toebedeeld aan de Minister van Financiën vanaf 1 januari 1998 toe aan het dagelijks bestuur van het waterschap (zie artikel 123, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet). Voor die datum kwamen deze formele belastingbevoegdheden toe aan het algemeen bestuur van het waterschap. Het betreft het stellen van nadere regels ten aanzien van de volgende bevoegdheden: – de verplichting te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet; – de mogelijkheid een voorlopige aanslag op te leggen; – het berekenen van invorderingsrente.
-25-
De bovenstaande bevoegdheden waren voor 1 januari 1998 expliciet in de belastingverordening geregeld. Artikel 19 is thans in de verordening opgenomen om expliciet aan de belastingplichtige kenbaar te maken dat ook het dagelijks bestuur regels kan stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de verontreinigingsheffing. Inwerkingtreding en citeertitel Artikel 20 Eerste lid Het eerste lid regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft echter gelden voor de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die feiten kunnen dus nog aanslagen worden opgelegd op basis van de oude verordening. Tweede lid Artikel 73, eerste lid, van de Waterschapswet schrijft voor dat besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende regels inhouden, niet verbinden dan wanneer zij zijn bekendgemaakt. Dit geldt derhalve ook voor belastingverordeningen. Zoals blijkt uit het tweede lid van artikel 73 geschiedt bekendmaking door plaatsing in een vanwege het waterschapsbestuur tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gestelde publicatie en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag– of nieuwsblad. De verordening treedt conform artikel 74 van de Waterschapswet in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. Derde lid Het tijdstip van ingang van de verontreinigingsheffing is 1 januari 2009. Vierde lid Door het vierde lid van het onderhavige artikel 20 wordt de verordening voorzien van een citeertitel.
-26-
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 08I004077 Barcode:
08I004077
Onderwerp: begroting 2009 Sector en afdeling: Financiën/ICT, afdeling FEZ Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 10 Ter inzage bij de concernstaf: Bijlagenboek begroting 2009 Bijlagen: begroting 2009 Aan het algemeen bestuur Inleiding Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta biedt u hierbij de begroting 2009 van waterschap Brabantse Delta aan. In de begroting 2009 zijn de door de organisatie aangeleverde programmaplannen voor het komende jaar verwerkt. De basis voor de begroting 2009 is de kadernota 2008 die in de vergadering van 25 juni 2008 aan de orde is geweest. De kadernota geeft de kaders en de uitgangspunten aan voor de begroting van het komende jaar. De kadernota geeft tevens een meerjarenperspectief en de gevolgen voor de tarieven voor de komende 4 jaar. De meerjarenraming wordt daarom niet meer bij de begroting gepresenteerd. De begroting 2009 is de basis voor het vaststellen van de tarieven voor de waterschapsbelastingen 2009. De tarieven vindt u in het hoofdstuk 2.4 tarieven 2009 en per taak op de pagina’s 79 tot en met 94. Naast de begroting is een bijlagenboek met detailstaten opgesteld. Het bijlagenboek is niet meegezonden maar wordt voor alle belangstellenden apart ter inzage gelegd. Met het investeringsplan 2009-2013 is, als onderdeel van de kadernota, ook in de vergadering van het algemeen bestuur van 25 juni 2008 ingestemd. Met ingang van 1 januari 2009 moet het waterschap voldoen aan de nieuwe regelgeving op grond van de nieuwe waterschapswet en de daarmee verbandhoudende nieuwe verslaggevingsregels en eisen rondom de rechtmatigheid. Waterschap Brabantse Delta heeft medio 2007 een projectgroep geformeerd om de nieuwe waterschapswet te implementeren. Het algemeen bestuur heeft in de diverse vergaderingen in 2008 besluiten genomen over uitgangspunten met betrekking tot afschrijving en waardering van activa, reserves en voorzieningen, kostenverdeling en treasury. In de vergadering van het algemeen bestuur van 8 oktober 2008 zijn de verordeningen op grond van artikel 108 en 109 vastgesteld. Deze verordeningen geven de kaders waarbinnen het financieel beleid en beheer wordt gevoerd alsmede de controle daarop. Naast de aanscherping van de eisen rondom rechtmatigheid is een van de belangrijkste wijzigingen het veranderen van het financieringsstelsel. Waar we tot 2008 nog spraken van Waterkwantiteit, - keringen en – kwaliteit, spreken we in 2009 nog over Watersystemen en Zuiveringsbeheer. Om een juiste verdeling over de diverse categorieën te krijgen is begin 2008 een kostentoedelingsonderzoek verricht door het adviesbureau Tauw. In deze aanbiedingsbrief wordt kort ingegaan op de ontwikkelingen en uitgangspunten van het uit te voeren beleid in het begrotingsjaar 2009.
Vraagstelling Kan het AB instemmen met de vaststelling van de begroting 2009? Strategie 1. Algemeen In de kadernota 2008 zijn de inhoudelijke en financiële uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd voor de begroting 2009. De begroting 2009 beschrijft de voorgenomen werkzaamheden in de diverse programma’s en is uiteindelijk de basis voor de belastingtarieven voor de diverse categorieën. Gesteld kan worden dat de op te leggen tarieven behalve voor ingezetenen en verharde openbare wegen in de begroting lager uitkomen dan geraamd in de kadernota. In deze aanbiedingsbrief wordt daar nog nader op ingegaan. Bij het samenstellen van de begroting 2009 is rekening gehouden met de jaarrekeningcijfers 2007 en de inschatting van de bedrijfsresultaten per september 2008. De begroting 2009 laat een bruto-omzet zien van € 115 miljoen. Na aftrek van diverse opbrengsten, geactiveerde lasten en geraamde onttrekkingen aan de reserves blijft er netto een bedrag over van ongeveer € 95 miljoen. Dit bedrag is als geraamde belastingopbrengst, verdeeld over de diverse taken, opgenomen. In de begroting 2009 is rekening gehouden met de in het algemeen bestuur van 1 oktober vastgestelde kostentoedeling. De Kadernota levert niet alleen feitelijke informatie over de stand van zaken van het waterbeheer in WestBrabant maar is ook de basis voor een gedegen discussie over de toekomstige ontwikkelingen van het waterschap en de financiële kaders die daarvoor nodig zijn. Want ook al is veel bereikt, er is ook nog veel te doen. Het nieuwe bestuur zal keuzes moeten maken in te realiseren doelen en zal ook draagvlak moeten creëren wanneer de kosten voor het waterbeheer oplopen. Dat is een lastige taak. Want of nu wordt gekozen voor het voortzetten van het huidige bestuursbeleid of juist voor het inperken van maatregelen en ambities: de belastingbetaler staat steeds kritischer tegenover lastenverzwaring enerzijds en risico’s op bijvoorbeeld overstromingen anderzijds. Daarnaast dient de nieuwe waterschapswet uiterlijk 1 januari 2009 volledig en juist te zijn geïmplementeerd en biedt de basis voor het bestuur dat bij de waterschapsverkiezingen in november 2008 aantreedt. 2. Belangrijkste speerpunten voor de jaren 2008 tot en met 2012 Onderstaand zijn de belangrijkste ontwikkelingen die spelen in de planperiode 2008-2012 kort aangestipt. Dit is vooral bedoeld om snel een globaal beeld te hebben van de belangrijkste ontwikkelingen. Deze zijn voor de beeldvorming hier gerangschikt naar thema (bijvoorbeeld nieuwe wetgeving, samenwerking etc.). In hoofdstuk 1 van het begrotingsboek zijn deze ontwikkelingen verder uitgeschreven en per programma opgesomd. Aflopen Bestuursperiode 2005-2008 Bestuursprogramma 2005-2008 In het in 2005 vastgestelde Bestuursprogramma 2005-2008 is aangegeven welke doelstellingen en ambities er in de planperiode door het waterschap gehaald moeten worden. Deze zijn veelal het gevolg van (inter-)nationale afspraken of afspraken met de Provincie en andere partners. Afgesproken is de benodigde inspanningen voor de langere termijn voortvarend op te pakken en gelijkmatig te verdelen over de beschikbare tijd. Het daarop gebaseerde investeringsvolume bedroeg over de periode 2005 tot en met 2008 gemiddeld € 62,5 miljoen per jaar. Uitgangspunt daarbij is dat de gemiddelde lastenstijging maximaal 4% (inclusief inflatie) per jaar is ten opzichte van het vertrekpunt in 2005. De doelstellingen en ambities moeten gerealiseerd worden binnen de (vaste) personele formatie van 498,5 fte. Als nu, bij het opstellen van deze begroting ruim drieënhalf jaar later, de balans wordt opgemaakt kan gesteld worden dat het waterschap goede resultaten heeft bereikt (belangrijk deel van bestuursopgave is waargemaakt). Veel projecten op het gebied van waterberging, beek- en kreekherstel, verdrogingsbestrijding, afvalwaterzuivering en bijvoorbeeld ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd of liggen goed op stoom. Zowel op het gebied van waterkwaliteit, veiligheid en waterkwantiteit is veel bereikt. Aan het eind van 2008 zal ook een evaluatie plaatsvinden. Deze evaluatie zal gerapporteerd worden aan het nieuwe bestuur en het nieuw vorm te geven beleids- en uitvoeringsprogramma. Nieuwe wet- en regelgeving Algemeen In de periode 2009 moet er veel nieuwe wetgeving worden geïmplementeerd binnen de waterschappen. Deze nieuwe wetgeving heeft een grote impact op de wijze van het (bestuurlijk) functioneren van het waterschap. De belangrijkste nieuwe wetgeving is opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterwet, de Wet algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de Waterschapswet. Onderwerpen die hier onder andere bij aan de orde komen zijn het vormgeven van nieuwe stroomgebiedsbeheerplannen, de 1 loket gedachte voor burgers en bedrijven, overdracht van het (ondiepe) grondwaterbeheer van de Provincie naar
de waterschappen en de omvang, samenstelling en rolverdeling van en tussen de bestuurlijke gremia van het waterschap en de bijbehorende consequenties voor de organisatie. Ook de financiering van de waterschapstaken verandert per 1 januari 2009. Wet Modernisering Waterschapsbestel Inmiddels is de nieuwe Waterschapswet van kracht. Met de komst van de nieuwe Waterschapswet neemt de grootte van het algemeen bestuur af naar 30 zetels, nemen niet langer individuele personen maar (politieke) partijen deel aan de verkiezingen, verandert de tariefstructuur en worden de spelregels voor doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid voor de uitvoering van de waterschapstaken aangescherpt. Ook schrijft de nieuwe Waterschapswet voor dat de meerjarenraming, de begroting en de jaarrekening in programma’s moet worden ingedeeld. In de Kadernota heeft deze indeling naar programma’s reeds vorm gekregen In november 2008 zijn de nieuwe (landelijke) waterschapsverkiezingen. De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang. De organisatie van de waterschappen ligt vast in de Waterschapswet. De wet regelt onder meer de taken en het bestuur van de waterschappen. Maar ook bijvoorbeeld hun bevoegdheid om belastingen te heffen. Recent is de Waterschapswet ingrijpend gewijzigd. De nieuwe Waterschapswet dient uiterlijk 1 januari 2009 volledig en juist te zijn geïmplementeerd en biedt de basis voor het bestuur dat bij de waterschapsverkiezingen in november 2008 aantreedt. Hoofddoel van de wet is om het algemeen bestuur van het waterschap democratischer en met meer invloed te laten opereren en om de transparantie naar de burger toe te vergroten. Waterschap Brabantse Delta implementeert wijzigingen die voortvloeien uit de wet overeenkomstig de ‘geest van de wet’ en laat het bestuur veel ruimte om de veranderingen concreet in te vullen. Met deze aanpak speelt het waterschap optimaal in op het doel van de wet en kan maximaal rendement voor bestuur en organisatie behaald worden. De komst van de nieuwe Waterschapswet, nieuwe regelgeving en de toenemende dynamiek in het waterbeheer heeft gevolgen voor de manier waarop het waterschap invulling geeft aan zijn bedrijfsvoering. De belangrijkste gevolgen zijn hieronder weer gegeven. Rechtmatigheid Rechtmatigheid is kort gezegd: het voldoen aan (externe) wet- en regelgeving. Uiteraard is dit niet nieuw. De nieuwe waterschapswet legt veel meer dan voorheen de nadruk op rechtmatigheid. Wat bijvoorbeeld betekent dat de accountant expliciet de taak krijgt een rechtmatigheidsoordeel op te nemen in de accountantsverklaring. Naast eigen deelwaarnemingen richt de accountant zijn oordeel hierbij vooral op het intern opgezette systeem van interne controle en de uitvoering daarvan. Het waterschap streeft er naar dat dit systeem op orde komt en dat het klaar is voor het jaar 2009 als de wet formeel in werking treedt. Nieuw belastingstelsel Een ander onderdeel van de nieuwe Waterschapswet is het nieuwe, vereenvoudigde belastingstelsel. De kern van de verandering is tweeledig: De taken waterkering en waterkwantiteit gaan op in het Watersysteembeheer; binnen de taak Watersysteembeheer onderscheiden we vanaf 2009 de volgende categorieën: ingezetenen, gebouwd, natuurterreinen en ongebouwd. De passieve waterkwaliteit (zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater) gaat over naar het Watersysteembeheer. Het resterende deel van de oorspronkelijke waterkwaliteitstaak bestaat uit het Zuiveringsbeheer en wordt dus vanaf 2009 ook zo genoemd. De heffing noemen we de zuiveringsheffing. Op de nieuwe belastingheffing wordt verderop nog nader ingegaan. Rekenkamercommissie Het instellen van een rekenkamer is voor de waterschappen geen verplichting (Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld gemeenten). Enkele jaren geleden kwam de Unie van Waterschappen echter met het plan een landelijke rekenkamer voor de waterschappen in te stellen. Dit voorstel heeft het toen om meerdere redenen niet gehaald. Inmiddels hebben diverse waterschappen een vorm van rekenkamerfunctie ingesteld. Het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta heeft in juni 2008 besloten om rekenkamercommissie in te stellen. De commissie zal bestaan uit leden van het algemeen bestuur en externe leden en een externe voorzitter. Gezocht zal worden naar samenwerking met andere waterschappen of gemeenten. Wijziging verslaggevingsvoorschriften De nieuwe waterschapswet houdt ook in de sinds 1992 in gebruik zijnde comptabiliteitsvoorschriften zijn gewijzigd. De nieuwe voorschriften zijn in de voorliggende begroting zoveel mogelijk ingevoerd. De begroting is opgesteld op basis van de door het algemeen bestuur geformuleerde programmaplannen. Gedurende 2008 zijn door het bestuur al diverse beleidsnota’s vastgesteld die betrekking hebben op het financieel beleid en beheer. Verwezen kan worden naar de notitie waardering en afschrijving van vaste activa, Reserves en voorzieningen, Treasurybeleid en Kostenverdeling. Deze notities maken onderdeel uit van de 8 oktober 2008 vastgestelde Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie en de Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie.
Andere belangrijke beleidsontwikkelingen Er dient bij het vorm geven van het beleid en de uitvoering daarvan steeds meer aandacht te zijn voor elkaar snel opvolgende situaties van wateroverlast en waterschaarste. Afspraken zoals die onder meer zijn vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), de (1e en 2e) bestuursovereenkomst met de Provincie en overige afspraken met de partners vormen in belangrijke mate het vertrekpunt. Verder zijn er belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de waterkeringen, het watersysteembeheer en de afvalwaterketen. Voor 2009/2010 staat de periodieke toetsing van primaire waterkeringen op de rol en in 2008 komt er ook meer duidelijkheid ten aanzien van de normering (door de Provincie) van de overige waterkeringen en het bijbehorende investeringsprogramma. Voor de waterlopen en waterkeringen worden overkoepelende onderhoudsplannen opgesteld waarin ook veel aandacht voor gedifferentieerd beheer en onderhoud. Ook wordt veel energie gestoken in het volledig en actueel krijgen van de leggers en beheerregisters. De samen met gemeenten in uitvoering zijnde Optimalisatie Afvalwater Studies (O.A.S.) leveren ook in 2009 belangrijke informatie voor de benodigde inspanningen door de gemeenten en waterschappen in de waterketen en daarmee voor de toekomstige investeringsprogramma’s. Daarnaast wordt het waterbeheerplan Brabantse delta 2010-2015 opgesteld. Dit plan beschrijft op hoofdlijnen het waterbeheer in het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta voor de periode 2010-2015. Gekoppeld aan de implementatie van de nieuwe waterschapswet zal ook het financieel beleid herijkt worden. Dit zowel om het beleid waar nodig te synchroniseren met de nieuwe wetgeving en gekoppeld daaraan tevens om het beleid t.a.v. reserves en voorzieningen opnieuw te beoordelen. Samenwerking en klantgerichtheid Samenwerking algemeen Samenwerking en klantgerichtheid zijn kernwaarden van ons waterschap. Zowel intern als extern ligt hierop een grote focus en zijn er vele ontwikkelingen. Dit sluit ook aan op de landelijke discussies over de samenwerking tussen overheden, de 1-loket gedachte (de klant centraal), e-governement etc. Een goed relatiebeheer is hierbij randvoorwaardelijk. Er zijn inmiddels vele voorbeelden van samenwerking zowel in de reguliere bedrijfsvoering als in de voorbereiding en uitvoering van projecten. Denk bijvoorbeeld aan samenwerking met de gemeenten op fronten als de OAS’n en belastingen en samenwerking ten aanzien van Inkoop, ICT en Laboratorium. Dit alles met als doel onze taken, doelstellingen en ambities tijdig waar te kunnen maken tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Het Waterschapshuis is een samenwerkingsverband tussen alle waterschappen op ICT-gebied. Belangrijke toekomstige systemen worden gezamenlijk, centraal ontwikkeld voor en door de waterschappen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van centraal ontwikkelde standaarden. Waterschap Brabantse Delta neemt actief deel in het waterschaphuis. Belastingsamenwerking Naar aanleiding van een onderzoek naar samenwerking met gemeenten op het gebied van de belastingen werkt een stuurgroep momenteel aan concrete samenwerkingsvoorstellen. Het uiteindelijke doel van de samenwerking is: (1) minder administratieve rompslomp aan de zijde van de klant en (2) efficiency-voordeel aan de zijde van het waterschap en gemeenten. Ook is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van samenwerking tussen waterschappen in Brabant en Limburg. Vooralsnog ziet het waterschap grotere voordelen in samenwerking met gemeenten, waardoor de focus in eerste aanleg hierop gericht is. Eind 2008 moet duidelijk worden of aan samenwerking met gemeenten mogelijk is. Als dat niet mogelijk is wordt alsnog de mogelijkheid van een samenwerking tussen de waterschappen onderzocht. Bestuurlijk is de intentie om eind 2008 op collegeniveau een beslissing te nemen. Samenwerking laboratoria De besturen van de waterschappen Hollandse en Brabantse Delta en Delfland hebben de gemeenschappelijke regeling Delta Waterlab opgericht om de laboratoriumactiviteiten gezamenlijk te verrichten. Delta Waterlab is gestart op 1 mei 2008. Het doel van de samenwerking is om in de toekomst sterker te staan op het gebied van kwaliteit, innovatie en efficiëntie. Dit gebeurt vanuit 2 locaties te weten Rotterdam (Dokhaven) en Breda. Voor de lokatie Breda is een nieuw laboratorium gebouwd dat in juni 2008 betrokken kon worden. Medio 2008 is een onderzoek gestart om te onderzoeken of een verdere opschaling van de laboratoria tot de mogelijkheden behoort. Bestuurlijk is de intentie uitgesproken om dit jaar nog een besluit te nemen over de samenwerking.
Klantgerichtheid Klantgerichtheid is vanuit de fusie als één van de belangrijke speerpunten voor de nieuwe organisatie benoemd. Het bestuur onderschrijft het belang van klantgerichtheid en heeft in 2007 klanttevredenheidonderzoeken laten uitvoeren voor: Vergunningen, Belastingen, Onderhoud waterlopen en Bereikbaarheid. De onderzoeken zijn uitgevoerd middels persoonlijke, telefonische en schriftelijke enquêtes. Ook is een klantenpanel bijeen geweest. Naar aanleiding van de resultaten heeft het bestuur ervoor gekozen om vooral te focussen op de onderdelen die nog ruimte laten voor verbetering en op het minimaal vasthouden van de huidige tevredenheid. Voor verbeteringen is vooral aansluiting gezocht bij de belangrijkste klantbehoeften: snelle en duidelijke informatie, correct contact en het nakomen van afspraken. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) In 2007 heeft het algemeen bestuur zijn ambitie vastgesteld voor een meer duurzame bedrijfsvoering volgens de principes van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Het bestuur beseft dat het navolgen van deze ambitie mogelijk meerkosten met zich meebrengt en dat er dus voortdurend keuzes gemaakt moeten worden in het zoekproces naar een evenwichtigere verdeling tussen de drie P’s: people, planet en profit. In de komende jaren zal het bestuur moeten zoeken naar het evenwicht tussen MVOambities en de hieraan verbonden kosten. In een aantal lopende of nog te starten projecten is al extra aandacht besteed aan MVO-aspecten. Zoals duurzaam inkopen, het diversiteitsbeleid personeel, buitenlandbeleid, vermindering CO2 uitstoot, maatschappelijke kosten- en baten analyse, gebruik bestrijdingsmiddelen en klimaatbeleid. Nieuwbouw Bouvigne Het bestuur heeft eerder gekozen voor de bouw van een nieuw centraal kantoor op de locatie Bouvigne. Het jaar 2009 staat in het teken van de realisatie van dit nieuwe kantoor. Voor de nieuwbouw op Bouvigne zijn zowel de vereiste monumentenwetvergunning als de bouwvergunningen definitief verleend. Het waterschap houd veel rekening met het inpassen van het kantoor in deze bijzondere omgeving. Daarnaast is er extra aandacht voor duurzaamheid en door het creëren van een flexibele werkomgeving kan volstaan worden met een kleinere omvang van het nieuwe kantoor. Op dit moment lopen er nog enige procedures tegen de vergunningen. Na de sloop van de gebouwen is gestart met de nieuwbouwwerkzaamheden. De verwachting is dat het nieuwe kantoor eind 2009 wordt opgeleverd. Per 1 januari 2010 zou dan verhuisd kunnen worden van de tijdelijke huurlocatie aan de Bergschot in Breda naar de nieuwe locatie. Organisatieontwikkelingen De vele genoemde in- en externe ontwikkelingen hebben ook hun beslag op de (inrichting van) de organisatie. Zowel vanuit de nieuwe regelgeving en bijbehorende samenwerking (b.v. vergunningverlening) als vanuit eigen ontwikkelingen en ambitie (bijvoorbeeld Laboratorium, ICT, Inkoop, stroomlijnen bedrijfsprocessen) wordt er voortdurend beoordeeld wat de beste koers is en welke consequenties dit heeft voor de organisatie. Dit om de organisatie optimaal te laten functioneren bij het uitvoeren van de taken en projecten. Ten aanzien van de bedrijfsvoering zijn er nodige verbeteringen in de bestuursperiode gerealiseerd. Na de fusie zijn er forse synergievoordelen geboekt. Ook is er een grote efficiency- en kwaliteitsslag gemaakt met het project ‘stroomlijnen bedrijfsprocessen’. Als uitwerking hiervan is een start gemaakt met het verder optimaliseren en borgen van het kwaliteitsmanagement (met de bijbehorende administratieve organisatie en de interne controle). Deze borging wordt ondersteund door de implementatie van het nieuwe kwaliteitsmanagementsysteem. Om het uitvoeren van projecten soepel te laten verlopen is ingezet op verbetering van de projectbeheersing, is de leidraad projectmatig werken herzien. De informatievoorziening rondom projecten is verbeterd door het rapporteren over projecten (risico’s, planning en financiële middelen) in de managementletters. De afspraken rondom kredietvotering en mandatering aan het dagelijks bestuur zijn waar mogelijk vereenvoudigd, waardoor slagvaardiger opgetreden kan worden. Ook is er veel aandacht voor managementontwikkeling en competentiemanagement. Door te sturen op competenties kunnen kwaliteiten/competenties van medewerkers beter benut worden en kan waar nodig beter worden ingezet op het aantrekken of ontwikkelen van deze competenties. Er is een start gemaakt met Deltawerken (inclusief digitaliseren) als voorbereiding op het nieuwe flexibele kantoorconcept voor de nieuwbouw op Bouvigne. In deze begroting is geen rekening gehouden met de toekomstige reorganisatie naar aanleiding van het rapport van het bureau Orange en Olive. Waterschap Brabantse Delta vindt het belangrijk om deel te nemen aan diverse vormen van bedrijfsvergelijking. In de vergelijking tussen waterschappen zijn dit producten zoals de begrotingsvergelijking, Integrale Prestatievergelijking (Ipwater) en de bedrijfsvergelijkingen waterbeheer en zuiveringsbeheer. Daarmee is een beeld verkregen, hoe het waterschap presteert, wat de ambities zijn en welke kosten daartegenover staan. Dit steeds ten opzichte van de collega waterschappen en met als doel enerzijds transparantie en verantwoording en anderzijds leren en verbeteren. In 2008 wordt een nieuwe bedrijfsvergelijking ontwikkeld die de bovengenoemde vergelijkingen deels zal vervangen.
Binnen het waterschap is een continue focus op de kwaliteit en efficiency van de organisatie en daarmee ook in de dienstverlening naar onze klanten. Dit is een proces wat ook de komende jaren verder wordt doorgezet. Dit proces uit zich ook in een verdere ontwikkeling van de automatisering en de aanschaf en implementatie van een Geïntegreerde Applicatie Suite (GAS) voor de ondersteunende processen waartoe het algemeen bestuur een uitvoeringskrediet heeft verleend in de vergadering van 25 juni 2008. Als het gaat om de ondersteunende diensten maakt het waterschap een professionaliseringslag op het gebied van inkoop- en aanbestedingsprocessen. Ook is er sprake van een adequaat contractmanagement en van de interne controle hierop. Accountant Het contract met de huidige accountant loopt tot en met het boekjaar 2008. Voor boekjaar 2009 tot en met 2012 zal een contract afgesloten worden met een accountant die op grond van Europese aanbesteding door het algemeen bestuur wordt geselecteerd. Muskusrattenbestrijding De bestrijding van de muskusratten, die momenteel wordt uitgevoerd door de provincie Noord-Brabant, wordt als een waterschapstaak beschouwd. Dit is onderkend door Gedeputeerde Staten (GS). Overdracht naar het waterschap is een logische stap. Bij de bestrijding van de muskusratten zijn 4 waterschappen betrokken. Deze waterschappen dragen bij in de kosten die de provincie daarvoor maakt. In opdracht van deze 4 waterschappen is onderzoek gedaan naar de mogelijke organisatiemodellen voor de muskusrattenbestrijding. Uit het onderzoek is de voorkeur uitgesproken voor één waterschap dat coördineert en uitvoert. Waterschap Brabantse Delta zal als coördinerend en uitvoerend waterschap gaan fungeren. Gestreefd wordt naar delegatie van de taak en overdracht van het personeel op 1 juli 2009. Mocht het zo zijn dat de muskusrattenwet van 1986 onderdeel gaat worden van de Waterwet, die per 1 januari 2010 wordt ingevoerd, dan komt de voorgenomen delegatie te vervallen. De taak gaat dan per 1 januari 2010 wettelijk over naar de waterschappen. Bijzondere posten In de begroting is met diverse bijzondere posten rekening gehouden. Deze worden hieronder kort genoemd. x Eenmalige correctie afschrijving van vaste activa op grond van de nieuwe waterschapswet in 2008 € 3,7 miljoen. x Het voordeel van de onlangs afgesloten switch transactie van € 574.000,- per jaar. x In de vergadering van het algemeen bestuur van 8 oktober is besloten om de opbrengsten vanuit de CBL-transacties en switchtransactie te verdelen op basis van de nettolasten per taak (zuiveringsbeheer 53% en 47% watersysteembeheer). x Vanwege de lagere winstverwachting van de Nederlandse waterschapsbank is het dividend met € 500.000,- verlaagd. x Rekening is gehouden met de nieuwe waterschapswet en nieuwe kostentoedeling. x Geen rekening is gehouden met de toekomstige reorganisatie naar aanleiding van het rapport van het bureau Orange en Olive. 3. Toelichting op de lasten- en tariefsontwikkeling Nieuwe verdeelsleutels kostentoerekening Het algemeen bestuur heeft ingestemd met de nieuwe verdeelsleutels kostentoerekening. De voornaamste aanpassing van het beleid is de verdeling van de producten naar de kostendrager Watersysteem en Zuiveringsbeheer. Daarbij zijn tevens alle overige interne verdeelsleutels beoordeeld. Kostentoedeling en categorieën De introductie van twee nieuwe taken Watersysteembeheer en Zuiveringsbeheer heeft grote gevolgen voor de kostentoedeling en de categorieën. In onderstaand figuur is grafisch de veranderingen in de taken weergegeven.
Waterschap Brabantse Delta
Waterkeringstaak
Waterkwantiteitstaak
Waterkwaliteitstaak
Passief zuiveren
Watersysteembeheer
Vaarwegen
Actief zuiveren
Zuiveringsbeheer
Vaarwegenbeheer
Veranderingen in taken onder invloed van de Waterschapswet Het onderscheid naar taakgebieden (waterkeringszorg, waterkwantiteitsbeheer) vervalt. Het passief waterkwaliteitsbeheer (15%) wordt in de toekomst vanuit het watersysteembeheer betaald. De directe lozingen op oppervlaktewater worden opgenomen in een nieuwe verontreinigingsheffing. De opbrengsten daarvan gaan naar het watersysteembeheer. De watersysteemheffing wordt opgelegd aan eigenaren en gebruikers (ingezetenen) van onroerende zaken. Daarbij blijft het onderscheid tussen eigenaren van gebouwde en ongebouwde zaken bestaan. Binnen de kostencategorie Ongebouwd is een aparte categorie Natuur geïntroduceerd. Daarnaast wordt voor verharde openbare wegen een gedifferentieerd tarief gehanteerd dat 100% hoger is dan voor ongebouwde onroerende zaken. Heffingsmaatstaf voor de gebouwde zaken blijft de WOZ-waarde. Voor ongebouwde zaken blijft de oppervlakte de heffingsmaatstaf. Daarnaast blijven ingezetenen een forfaitair bedrag per huishouden betalen. De wijze van kostentoedeling van de watersysteemheffing is in principe niet veel anders dan de kostentoedeling die het waterschap tot nu toe hanteert voor de omslagen: eerst wordt het percentage bepaald dat moet worden opgebracht door de ingezetenen. Bepalend voor dit percentage is vooral de inwonersdichtheid in het gebied. Vervolgens wordt de rest van het op te brengen bedrag verdeeld over de categorieën eigenaren op basis van de economische waarde. Besluitvorming over de kostentoedeling heeft plaatsgevonden in de vergadering van het algemeen bestuur van 1 oktober 2008 (zie onderstaand de tabel). Besloten is om 35 % van de kosten voor het watersysteembeheer toe te delen aan de ingezetenen daarnaast is ook besloten om gedifferentieerd tarief voor verharde openbare wegen te hanteren. Vaarwegenbeheer De taak vaarwegenbeheer omvat de taken om te zorg dragen voor een goed waterbeheer in kanalen, rivieren en vaarten zodanig dat veilig scheepvaartverkeer kan plaatsvinden. Deze taak verricht het waterschap in opdracht van de provincie Noord-Brabant. De provincie zorgt voor de financiering van deze taak. Kostentoedelingsverordering Op basis van de kostentoedelingsverordening 2009 bepaalt het waterschap de tarieven voor de omslagen van het waterysteembeheer. Dit leidt tot de toedelingspercentages in 2009. Watersysteembeheer Categorie Verdeling volgens omslagverordening in percentage -ingezetenen -gebouwd -ongebouwd * -natuur
35,0 54,9 10,0 0,1
* Voor verharde openbare wegen wordt een gedifferentieerd tarief gehanteerd dat 100% hoger is dan het tarief voor ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen geldt.
3.1 Tarieven 2009 De tarieven voor 2009 en kadernota 2008 voor de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing zijn hieronder weergegeven: Kadernota 2008 Watersysteemhefing Ingezetenen Gebouwd (op basis €2.500) Overig ongebouwd Verharde Openbare wegen Natuur
€ 42,62 € 0,62 € 39,59 €
1,67
Begroting 2009 € 48,78 € 0,57* € 32,44 € 64,88 € 1,62
Zuiveringsheffing € 47,02 € 46,50 * Met ingang van 1 januari 2009 zal het tarief voor de heffing gebouwd worden gesteld op een vast percentage van de woz-waarde (voor 2009 is dit percentage 0,0226%). 3.2 Watersysteembeheer (bedragen x € 1.000,-)
NR. programma
kadernota 2008 begroting jaar 2009
1000 PLANVORMING 2000 AANLEG EN ONDERH.WATERKER. 3000 INRICHTING EN ONDERH.WATERSYST 5000 INRICHT/ONDERHOUD VAARWEGEN EN HAVENS 6001 VERGUNNINGVERLENING 6002 HANDHAVING KEUR 6501 BEHEERSEN LOZINGEN 6502 HANDHAVING WVO 7000 HEFFING EN INVORDERING 8000 BESTUUR EN COMMUNICATIE 9000 DEKKINGSMIDDELEN EN SALDO OPBRENGST VERONTREINIGINGSHEFFING BESPAARDE RENTE TOTAAL
2009
2.851 3.777 26.320 1.695 1.356 844 1.279 1.747 3.632 3.226 (410) (296)
2.860 3.900 26.254 1.728 1.485 1.068 1.169 1.753 3.805 3.091 (1.702) (347)
46.021
45.064
TOTALE NETTO-LASTEN
46.021
45.064
OPBRENGST OMSLAGEN (ONTTR)./TOEV. EGAL RESERVE
(43.016) (3.005)
(42.205) (2.859)
De nettolasten voor de taak watersysteembeheer zijn in de begroting 2009 lager dan in de kadernota 2008 (verschil € 957.000). Het verschil ontstaat doordat het algemeen bestuur heeft besloten om de opbrengsten vanuit CBL-transacties en switchtransacties vanaf 2009 te verdelen op basis van de nettolasten per taak (zuiveringsbeheer 53% en 47% watersysteembeheer).
3.3 Taak vaarwegenbeheer Deze taak omvat alle lasten die worden gemaakt voor het vaarwegenbeheer dat voor de provincie NoordBrabant wordt uitgevoerd. Voor het grootste deel betreft dit zaken die onder de zogenaamde dubbelfunctieregeling vallen (50% provincie en 50% watersysteembeheer). Daarnaast zijn er posten die alleen maar voor het vaarwegenbeheer worden uitgevoerd en voor 100% worden doorberekend aan de provincie. Vaarwegenbeheer (bedragen x € 1.000,-)
NR. programma
1000 PLANVORMING 5000 INRICHT/ONDERHOUD VAARWEGEN EN HAVENS 6001 VERGUNNINGVERLENING 6002 HANDHAVING KEUR TOTAAL netto lasten bijdrage provincie Noord Brabant egalisatiereserve vaarwegen
kadernota 2008
begroting
2009
2009
36 1.583 59 51 1.729
32 1.591 64 55 1.743
(1.729) 500
(1.743) 500
3.4 Taak Zuiveringsbeheer (bedragen x € 1.000,-)
NR. programma
1000 PLANVORMING 4000 BOUW EN EXPLOITATIE ZTW 6501 BEHEERSEN VAN LOZINGEN 6502 Handhaving wvo 7000 HEFFING EN INVORDERING 8000 BESTUUR EN COMMUNICATIE 9000 DEKKINGSMIDDELEN EN SALDO RENTE RESERVE TOTAAL
TOTALE NETTO LASTEN OPBRENGST HEFFINGEN
kadernota
Begroting
2008
2009
528 46.747 1.279 1.317 2.759 1.370 (1.437)
525 47.926 1.169 1.316 2.851 1.309 (1.724)
52.563
53.372
52.563 51.546
53.372 52.483
De nettolasten zijn in 2009 ca € 809.000,- hoger dan in de kadernota 2008. Het verschil ontstaat doordat het algemeen bestuur heeft besloten om de opbrengsten vanuit CBL-transacties en switchtransacties vanaf 2009 te verdelen op basis van de nettolasten per taak (zuiveringsbeheer 53% en 47% watersysteembeheer).
4. Investeringsplan 2009-2013 Het investeringsplan 2009-2013 is als onderdeel van de kadernota aan u voorgelegd. Hier gaan we kort in op de gevolgen van het investeringsplan voor de begroting 2009 en de meerjarenraming 2010-2009. De koers die het algemeen bestuur heeft ingezet met het bestuursprogramma 2005-2008 heeft vanzelfsprekend zijn invloed op het investeringsplan 2009-2013. Het actuele investeringsvolume voor 20092013 komt overeen met de raming aan de hand van de doelstellingen uit het bestuursprogramma. Uiteindelijk zal de gemiddelde lastenstijging conform de afspraken uit het bestuursprogramma op jaarbasis niet meer dan gemiddeld 4% mogen stijgen. In het investeringsplan zitten aan het einde van de planperiode nog veel onbenoemde posten om de investeringsvolumes op een constant niveau te houden. Voor Zuiveringsbeheer is in beeld gebracht wat het niveau is waarmee een duurzame verantwoorde bedrijfsvoering kan worden gevoerd. Voor de overige kernthema’s zijn wel “duurzame investeringsniveaus” bepaald, maar dit is nog met de nodige voorbehouden gebeurd. In het investeringsplan 2009 is hier extra aandacht aan besteed. In onderstaande staten staan de gevolgen van het investeringsplan vermeld. Spreiding(bruto)investeringsvolumes lopende en nieuwe projecten (IP) TE INVESTEREN (x € 1.000,=)
Thema 1: Veiligheid Thema 2: Vasthouden/bergen /afvoeren & ecologie Thema 4: Watervoorziening Ondersteunende diensten Totaal
na 2013 2013 7.048 12.600
Totaal 30.748
t/m 2008 * 3.356
2009 1.365
2010 1.569
2011 2.410
2012 2.400
137.492
54.421
21.285
17.293
14.161
16.815
12.367
1.150
299.487
38.209
41.697
43.170
42.027
38.108
37.708
58.568
483
1.050
242
0
0
0
21.288 5.377 4.690 1.412 484 86.118 68.459 63.530 58.735 57.607
0 72.318
2.873
1.098
55.425 526.025
22.174 119.258
.
* De opgenomen bedragen in de kolom ‘t/m 2008’ zijn de investeringsuitgaven van projecten die vóór de planperiode zijn opgestart en in de planperiode doorlopen. De projecten die in 2008 volledig zijn afgerond, zijn niet meer opgenomen. 5. Lastenontwikkeling en -spreiding van het investeringsplan Nieuwe opgeleverde werken leiden tot nieuwe lasten, te onderscheiden in kapitaallasten en exploitatielasten. De kapitaallasten bestaan uit de afschrijvings- en rentekosten van de investering. Daarbij is een tegenraming opgenomen van 30% op de nieuwe lasten, omdat de ervaring leert dat geplande investeringen door allerlei oorzaken vertragingen kunnen ondervinden of door voortschrijdend inzicht niet kunnen doorgaan. Op basis van de investeringsplanning uit de hierboven vermelde tabel zijn de kapitaallasten berekend. Vervolgens zijn de berekende lasten afgezet tegen de cijfers uit het bestuursprogramma. In tegenstelling tot de investeringsplanning wordt de lastenspreiding per taak weergegeven. De kapitaallasten worden verdeeld in 2 groepen: nieuw beleid en bestaand beleid. Onder nieuw beleid wordt verstaan: alle nieuwe investeringsprojecten (de lasten worden cumulatief berekend over alle nog goed te keuren investeringsbedragen). Bestaand beleid (activastaat) zijn alle investeringsprojecten waarvan het investeringsbedrag goedgekeurd is. De voortvloeiende brutolasten van de in bovenstaande tabel vermelde investeringsplanning zijn in totaal circa € 59.941.000. De verdeling over de taken in de jaren 2009 tot en met 2013 is als volgt:
Lastenspreiding lopende en nieuwe projecten én bestaand beleid LASTEN (x € 1.000,=) Taak Watersysteemheffing Taak Vaarwegen Taak Zuiveringsheffing
Totaal 36.281 2.073 21.587
2009 3.193 147 529
2010 5.732 267 2.160
2011 7.224 459 3.389
2012 9.408 610 6.259
2013 10.724 590 9.250
Totaal bruto-lasten (1) Tegenraming IP-lasten (2)
59.941 3.555
3.869 1.161
8.159 582
11.072 527
16.277 579
20.564 706
Totaal kapitaallasten nieuw beleid = investeringsplan (A=1-2)
56.386
2.708
7.577
10.545
15.698
19.858
Kapitaallasten bestaand beleid * = Activastaat Bruto-lasten (3) Tegenraming bestaand beleid (4) Totaal kapitaallasten bestaand beleid (B=3-4)
161.903 2.559
31.274 1.159
34.544 1.210
35.607 90
31.814 68
28.664 32
159.344
30.115
33.334
35.517
31.746
28.632
Totaal kapitaallasten (A+B)
215.730
32.823
40.911
46.062
47.444
48.490
Kapitaallasten uit bestuursprogramma
213.064
38.564
40.278
42.457
44.679
47.086
216.128
33.237
40.912
46.061
47.445
48.473
Kapitaallasten uit kadernota
**
* op basis van meerjarenraming uit de begroting 2009 ** De kapitaallasten van het bestuursprogramma zijn geëxtrapoleerd naar de periode 2009-2013
De conclusie die uit bovenstaande tabel kan worden getrokken, is dat de lasten vanaf 2010 boven het investeringskader van het bestuursprogramma 2005-2008 komen te liggen. Zoals uit de tabel blijkt was dit in de kadernota verwerkt. 6. Treasury In de treasuryparagraaf van de begroting wordt geadviseerd om voor 2009 een maximumbedrag voor de aan te trekken geldleningen van € 110 miljoen vast te stellen. Op grond van het treasurystatuut en de daarbij behorende machtigingen is de bevoegdheid hiertoe doorlopend gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. 7. Wijziging verdeling voordelen Cross Border Lease en Switch transactie In navolging op het vorig jaar genomen besluit door het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta om de dividend opbrengsten in overeenstemming te brengen met het netto-lasten niveau worden met ingang van begrotingsjaar 2009 de voordelen die voortvloeien uit de Cross Border Lease transactie van zowel het waterschap als van de SNB alsmede het voordeel vanuit de zogenaamde Switch-transactie op dezelfde wijze verwerkt. De verdeling van deze opbrengsten is in overeenstemming gebracht met het netto-lastenniveau van de diverse taken (watersysteembeheer 47 % en zuiveringsbeheer 53%). 8. Ontwikkeling van de egalisatiereserves Het reserve- en voorzieningenbeleid van waterschap Brabantse Delta is verwoord in de notitie reserves en voorzieningen die op 2 april 2008 is vastgesteld door het algemeen bestuur. Bij de berekening van de egalisatiereserves voor de begroting 2009 is rekening gehouden met de jaarrekening 2007 en de inschatting van de bedrijfsresultaten over 2008 op grond van de per september 2008 bekende feiten. Per 1 januari 2009 wordt de egalisatiereserve waterkering, waterkwantiteit en 15 % van de egalisatiereserve waterkwaliteit onder gebracht onder de egalisatiereserve watersysteem en de resterende 85 % van de egalisatiereserve waterkwaliteit wordt dan de egalisatiereserve zuivering. Voor de komende vier jaar is door het algemeen bestuur is de maximale omvang (buffer) van de egalisatiereserve vastgesteld.
De minimale omvang per taak is: Taak watersyteem Zuivering
Omvang egalisatiereserves € 950.000,€ 1.100.000,-
Voor het vaarwegenbeheer houdt het waterschap een aparte egalisatiereserve aan van € 500.000,-. Dit bedrag wordt in overleg met de provincie Noord-Brabant gebruikt voor egalisatie van mogelijke toekomstige begrotingsverschillen. De ontwikkeling van de egalisatiereserves na 1-1-2009 ziet er als volgt uit: x € 1000,-
Waterkering Verwachte stand per 1 januari 2009 Aanpassing taak waterkering per 1-1-2009 Aanpassing taak waterkwantiteit per 1-1-2009 Aanpassing taak waterkwaliteit per 1-1-2009 Verwachte stand per 1-1-2009 na aanpassing taken Verwacht resultaat 2009 Onttr.egal.res naar calamiteitenreserve Verwachte stand per 31-12-2009
Waterkwantiteit
€ 682
Water kwaliteit
€ 3.411
Watersysteembeheer
€ 3.856
-/- € 682
€
-/- € 3.411
682
€ 3.411
-/- € 3.856
0
Zuiveringsbeheer
0
€ 578
0
€ 4.672 -/-€ 2.859
€ 3.278
€ 3.278 -/-€
889
-/-€ 100 0
0
0
€1.813
€ 2.290
Eind 2008 zal een onderzoek plaatsvinden naar de hoogte van de calamiteitenreserves. Hierbij zal met name beoordeeld worden of de hoogte in overeenstemming is met de redelijkerwijs te lopen risico’s. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk zie begrotingsboek voor de tarieven x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO niet van toepassing
Communicatieparagraaf: de Begroting 2009 en de daarbij behorende stukken dienen voor de vaststelling door het algemeen bestuur op 1 december 2008 gedurende minimaal 2 weken ter inzage te liggen voor belanghebbenden. De begroting is tevens kosteloos te downloaden van de website van het waterschap. Voor medewerkers wordt de begroting op het Waterweb geplaatst. Advies: het AB stemt in met: 1. de begroting 2009; 2. het onttrekken aan de egalisatiereserves van de diverse taken zoals vermeld in de begroting.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer: *08I004238* Barcode: *08I004238*
Addendum behorende bij de begroting 2009 (agendapunt 10) voor het algemeen bestuur van 3 december 2008
Inleiding In dit addendum worden de volgende onderwerpen behandeld die behoren in de nota financieel beheer van de begroting 2009. Als gevolg van de nieuwe regelgeving dienen de onder paragraaf 1 en 2 genoemde onderwerpen toegevoegd te worden aan de nota financieel beheer. Ondanks dat deze onderwerpen geen afbreuk doen aan de cijfermatige kwaliteit van de begroting wordt het van belang geacht deze onderwerpen door middel van dit addendum onder de aandacht te brengen. Het derde onderwerp van dit addendum betreft een onderdeel dat toegevoegd moet worden aan de risicoparagraaf die in de nota financieel beheer is opgenomen. Het betreft een korte analyse van de recente gebeurtenissen op de financiële markten en de mogelijke gevolgen voor het waterschap.
Addendum bij begroting 2009 1. Paragraaf weerstandsvermogen In artikel 4:11 van het waterschapbesluit is opgenomen dat in de begroting en jaarrekening een afzonderlijke verplichte paragraaf weerstandvermogen wordt opgenomen. Definitie weerstandvermogen Het weerstandsvermogen is het vermogen van een waterschap om financiële tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat de normale bedrijfsvoering wordt aangetast. Door aandacht voor het weerstandsvermogen kan voorkomen worden dat elke grote financiële tegenvaller die niet opgevangen kan worden zich direct vertaalt in extra tariefstijgingen. In artikel 4.8 van het Waterschapbesluit is opgenomen dat het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen: a. De weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover het waterschap beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken. b. Alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. Het is van belang dat inzicht bestaat in de risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd of verzekeringen afgesloten, om te kunnen beoordelen of de omvang van de weerstandcapaciteit voldoende is. In 2009 zal een brede risicoanalyse (inventarisatie en kwantificeren van de risico’s) worden gestart om te beoordelen of de omvang van reserves voldoende is. 2. Paragraaf Verbonden partijen In het waterschapsbesluit wordt onder een verbonden partij verstaan: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin het waterschap een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Een bestuurlijk belang betekent dat het waterschap op enigerlei wijze zeggenschap heeft. Een financieel belang betekent dat aan de verbonden partij een bedrag ter beschikking is gesteld dat niet verhaalbaar is indien de verbonden partij failliet zou gaan, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de verbonden partij niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De verbonden partijen voeren beleid uit dat het waterschap ook (gedeeltelijk) zelf had kunnen uitvoeren. Daarom blijft het waterschap verantwoordelijkheid dragen voor het bereiken van de doelstellingen die door de verbonden partijen worden beoogd en die veelal onderdeel vormen van de elders in deze begroting opgenomen programma’s. Ook gemeenschappelijke regelingen vallen hieronder.
Overzicht verbonden partijen waterschap Brabantse Delta: Naam HWB Lease I BV HWB Lease II BV N.V Slibverwerking NoordBrabant Nederlandse Waterschapsbank N.V.
Fonds nazorg gesloten stortplaatsen Noord-Brabant Gemeenschappelijke regeling DeltaWaterlab Gemeenschappelijke regelingen Streekarchieven Gemeenschappelijke regeling waterschap De Dommel en waterschap Brabantse Delta Unie van Waterschappen Waterschapshuis Noord-Brabantse Waterschapsbond
doelstelling Opgericht tbv de Cross Border Lease constructie Opgericht tbv de Cross Border Lease constructie Slibverbranding voor deelnemers en derden Het verstrekken van leningen en dienstverlening op het gebied van het betalingverkeer Financiering toekomstige sanering Put Dintelsas Gezamenlijk verrichten van laboratoriumwerkzaamheden Bewaren archieven
Aard/omvang Bijdrage 2009 100% aandeelhouder 100% aandeelhouder 28% aandeelhouder Nominale waarde aandelen € 308.000,-
€ 167.614,-
Zuiveren beheersgebiedoverschrijdende afvalwater Samenwerking Lid bestuur waterschappen Samenwerking waterschappen ICT Samenwerking Lid bestuur waterschappen
€ 2.526.000,€
225.000.-
€ 3.768.000,-
€
340.000,-
€
200.000,-
€
44.000,-
3. Impact kredietcrisis. 2008 zal de geschiedenis ingaan als het jaar dat de financiële wereld in zwaar weer is gekomen. In 2006 en 2007 begonnen de eerste contouren van problemen zich aan te dienen. In eerste instantie was het een Amerikaans probleem. Als gevolg van de subprime hypotheken ontstond daar de zogenaamde hypotheekcrisis. In 2008 bleek dat ook vele Europese financiële instellingen betrokken waren bij deze crisis. Het gevolg daarvan was dat de financiële instellingen elkaars kredietwaardigheid niet meer vertrouwden en het financiële systeem wereldwijd vrijwel stil kwam te liggen. Inmiddels zijn diverse financiële instellingen ernstig in de problemen geraakt met als uiteindelijk resultaat het faillissement van Lehmann Brothers en Washington Mutual en de reddingoperaties van de overheden om diverse banken en verzekeraars overeind te houden. Een van de meest in het oogspringende gebeurtenissen was het “omvallen” van de drie IJslandse banken waaronder Landsbanki en Kaupthing waar diverse overheden deposito’s hadden afgesloten. 3.2
Gevolgen voor het waterschap Het waterschap heeft vanuit de normale bedrijfsvoering geen deposito’s uitstaan. Het waterschap bankiert bij de Nederlandse Waterschapsbank en heeft daarnaast inningsrekeningen bij de RABObank en de Postbank. De saldi van deze laatste twee rekeningen worden regelmatig afgeroomd ten gunste van de rekening van de Nederlandse Waterschapsbank. Het waterschap heeft vanuit de in 1998 afgesloten cross border lease drie deposito’s ondergebracht bij drie verschillende banken. Vooralsnog zijn hier nog geen problemen te melden. Voor deze deposito’s heeft het waterschap in juni 2008 een dekking afgesloten bij Deutsche Bank AG in de vorm van een zogenaamde Credit Default Swap (CDS). Het waterschap heeft op haar beurt Deutsche Bank dekking gegeven in een tranche van een Colleteralized Debt Obligation (CDO), een zogenaamde Portfolio Credit Default Swap (PCDS). Het waterschap heeft in feite het risico op de drie deposito partijen omgeruild in een risico op meer dan 100 ondernemingen. Tegelijkertijd is het risico dat het waterschap zou lopen op de deposito’s verminderd met 16,78%. De Switch transactie is zodanig vorm gegeven dat de tranches waarin het waterschap deelneemt in de CDO een AA en AAA-rating hebben (S&P). Het waterschap zou na 12 faillissementen of zogenaamde credit-events pas gehouden zijn te betalen. Door de gebeurtenissen als gevolg van de kredietcrisis heeft het waterschap 2 defaults in haar portfolio. Dit heeft in principe voor het waterschap geen geldelijke gevolgen. De portfolio krijgt hierdoor wel een andere rating die in de toekomst, als de situatie zich stabiliseert, wellicht weer op het oude niveau terug komt. De CBL en de Switch transactie hebben een looptijd tot 2017. Het totale bedrag waarover het waterschap risico loopt bedraagt ongeveer € 170 miljoen.
-2-
3.2
N.V. Slibverwerking Noord-Brabant Waterschap Brabantse Delta is samen met de waterschappen Rivierenland, De Dommel en AA en Maas aandeelhouder in de N.V. Slibverwerking Noord-Brabant (SNB). De SNB heeft net als het waterschap eind jaren 90 van de vorige eeuw een cross borderlease transactie afgesloten. De SNB heeft als gevolg van deze transactie drie deposito’s lopen bij drie in aanvang gerenommeerde financiële instellingen. Als gevolg van de kredietcrisis en overnameperikelen zijn de deposito’s bij deze instellingen onder druk komen te staan. De SNB heeft net als het waterschap ter dekking van de risico’s op de deposito’s een switch transactie afgesloten. Deze Switch transactie leidde bij aanvang tot een risicoreductie van 18%. In de portfolio van de SNB zijn als gevolg van de kredietcrisis 4 defaults en of credit events te melden. Hierdoor is de buffer in deze portfolio met 30% afgenomen. Indien de kredietcrisis blijft aanhouden is het risico voor waterschap Brabantse Delta maximaal € 89 miljoen.
3.3
Nazorgfonds gesloten stortplaatsen Naar aanleiding van een brief van de provincie Noord-Brabant over de gevolgen van de kredietcrisis in relatie tot het nazorgfonds gesloten stortplaatsen kan het volgende worden gemeld. Het beheer van het vermogen van het Nazorgfonds van de provincie Noord-Brabant is zo ingericht dat op lange termijn kan worden voldaan aan de verplichtingen. Daartoe is het beleggingsstatuut opgesteld. 50% van het vermogen wordt belegd in vastrentende waarden en 50% in zakelijke waarden (aandelen en onroerend goed fondsen). Daarmee wordt volledig geopereerd binnen de wettelijke regels (Wet Fido) en wordt voorzien in het ten minste in stand houden van het ingelegde vermogen. Het ministerie van Financiën heeft bij de oprichting van de nazorgfondsen expliciet ingestemd met deze beleggingsstrategie. Bij de inrichting van het Nazorgfonds is rekening gehouden met waardeschommelingen van het vermogen. Essentie is dat op de lange termijn het Nazorgfonds aan de verplichtingen moet kunnen voldoen. Er is vooralsnog geen reden aan te nemen dat die doelstelling in gevaar is gekomen. De eerste verplichtingen van het Nazorgfonds verwachten we niet eerder dan in de loop van het volgende decennium. Het wordt niet verstandig geacht om nu op basis van de grote turbulentie in de markt het beleid te wijzigen. De waardeschommelingen zijn in grote mate ‘virtueel’ en er wordt niet dagelijks actief gehandeld in stukken. De waarde van vandaag kan in deze tijd grote afwijkingen vertonen met de waarde van morgen. In overleg met de vermogensbeheerders bekijkt de provincie voortdurend of het vermogensbeheer voldoet in relatie tot de mogelijke risico’s. In het verleden heeft dat geleid tot aanpassingen van het beleggingsstatuut. Ook in de toekomst zullen we dit blijven doen. Het risico dat het waterschap loopt door deelname in het waarborgfonds is maximaal € 167.500,-.
3.4
Toekomstige verwachtingen als gevolg van de kredietcrisis In deze risico paragraaf wordt naar aanleiding van het bovenstaande een korte uiteenzetting gegeven van de gevolgen voor het waterschap als de kredietcrisis uitmondt in een recessie. In het geval van een recessie is de verwachting dat de economische activiteit achteruitgaat met als gevolg faillissementen van bedrijven en dus een toename van de werkloosheid. Hierdoor kan het aantal kwijtscheldingsverzoeken die het waterschap krijgt toenemen. Ook het feit dat bedrijven verdwijnen, zal leiden tot minder inkomsten uit de waterschapsbelastingen. Verwacht wordt dan ook dat het voor het waterschap moeilijker zal worden om haar doelen te realiseren omdat de druk op de belastingtarieven zal toenemen.
Breda, 4 november 2008
-3-
Adviesnota aan het algemeen stuur Registratienummer: *08I004131* Barcode: *08I004131* Onderwerp: Mandatering dagelijks bestuur (voorkomend uit de financiële verordening art 108) Sector en afdeling: Financiën/ICT, afdeling FEZ Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 11 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: besluit (08I004132) Aan het algemeen bestuur Inleiding In de vergadering van het algemeen bestuur van oktober 2008 komt de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Brabantse Delta (artikel 108 Waterschapswet) aan de orde. In deze verordening zijn bij de artikelen 7 en 9 bepalingen opgenomen waarbij het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur bevoegdheden kan verstrekken onder meer met betrekking tot het goedkeuren van bepaalde voorbereiding- en uitvoeringskredieten, het af- en overschrijven van gevoteerde kredieten en het beschikken over de post onvoorziene uitgaven. In deze adviesnota wordt de uitwerking daarvan weergegeven. In de vergaderingen van het (voorlopig) algemeen bestuur van 11 februari 2004 en 5 april 2006 zijn voorstellen gedaan met betrekking tot de mandatering van het dagelijks bestuur tot het verstrekken van voorbereidingskredieten, het goedkeuren van instandhoudingsinvesteringen en het af- en overschrijven tussen gevoteerde kredieten bij gebiedsgerichte projecten op te nemen. In lijn met deze besluiten worden onderstaand voorstellen gedaan. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met: 1. Het beschikbaar gestelde algemeen voorbereidingskrediet te handhaven op € 5 miljoen. 2. Het verstrekken van de volgende bevoegdheden aan het dagelijks bestuur: Het goedkeuren van voorbereidingskredieten tot € 1 miljoen per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn dan 10% van de geraamde projectkosten in het Investeringsplan. Het goedkeuren van uitvoeringskredieten voor instandhoudingsinvesteringen die zijn opgenomen in het Investeringsplan en waarvan de uitgaven niet meer dan € 3 miljoen per investering bedragen. Het af- en overschrijven tussen (gemandateerde) instandhoudingsinvesteringen tot maximaal 20% van het in het Investeringsplan opgenomen bedrag per investering. Het overschrijden met 10% van de geraamde uitgaven van een door het algemeen bestuur geautoriseerd krediet voor een ontwikkelingsinvestering. Het af- en overschrijven van door het algemeen bestuur geautoriseerde kredieten van de activiteiten die deel uit maken van een gebiedsgericht project. Het beschikken over de post onvoorzien van de begroting. Het overschrijden van de nettokosten van een programma met 10% indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden?
Strategie Voorbereidingskredieten Opgenomen in de Verordening Beleids- en verantwoordingsfunctie (artikel 7, sub 4) Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid verstrekken tot het verlenen van voorbereidingskredieten voor investeringen. Bestaande procedure en mandatering Voor de voorbereiding van de projecten en activiteiten die in het Investeringsplan zijn opgenomen is door het algemeen bestuur een algemeen voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld van € 5,0 miljoen. Bij een aanvraag van een voorbereidingskrediet moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: - Het betreffende project dient in het lopende Investeringsplan te zijn opgenomen. - Een voorbereidingskrediet wordt alleen ter beschikking gesteld op basis van een opgesteld projectplan zoals dit in de leidraad projectmatig werken is opgenomen. - Het aan te vragen voorbereidingskrediet is inclusief de kosten van de interne uren. - Het aan te vragen voorbereidingskrediet bedraagt in beginsel 10% van de in het Investeringsplan geraamde projectkosten. - Bij de aanvraag van een uitvoeringskrediet dienen altijd de voorbereidingskosten te worden meegenomen, waardoor het gebruikte voorbereidingskrediet weer terugvloeit naar het algemene voorbereidingskrediet. - Indien de voorbereidingskosten € 1,0 miljoen of hoger zijn of meer dan 10% bedragen van de in het Investeringsplan geraamde projectkosten dan wordt een afzonderlijk voorbereidingskrediet aangevraagd aan het algemeen bestuur. - De secretaris heeft de bevoegdheid waartoe hij zelf door het dagelijks bestuur gemandateerd is om een voorbereidingskrediet van maximaal € 100.000,- per investering te verlenen, overgedragen aan de voor het desbetreffende beleidsveld verantwoordelijke beleidsveldbeheerder. Voorstel beleidslijn en mandaat verstrekken voorbereidingskredieten Voorgesteld wordt : - Het algemeen voorbereidingskrediet te handhaven op € 5 miljoen. Dit blijkt de laatste jaren voldoende te zijn. - Het dagelijks bestuur de bevoegdheid te verstrekken voor het verlenen van voorbereidingskredieten tot € 1,0 miljoen per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn dan 10% van de geraamde projectkosten in het Investeringsplan. - De overige bovenvermelde voorwaarden en ondermandateringen eveneens te handhaven. Uitvoeringskredieten Instandhoudingsinvesteringen Dit zijn investeringen ten behoeve van de vervanging van een (oud) bestaand actief als gevolg van economische veroudering of slijtage. Opgenomen in de Verordening Beleids- en verantwoordingsfunctie (artikel 7, sub 2 en artikel 9, sub 4) Op basis van het in artikel 6, tweede lid bedoelde overzicht van investeringen (= het Investeringplan) stelt het algemeen bestuur vast van welke investeringen de uitvoering gemandateerd wordt aan het dagelijks bestuur en worden de betreffende investeringen geautoriseerd. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden verstrekken ten aanzien van het af- en overschrijven van geautoriseerde investeringskredieten. Bestaande procedure en mandatering Jaarlijks wordt bij het Investeringsplan een lijst met instandhoudingsinvesteringen waarvan de uitgaven minder dan € 3 miljoen per investering bedragen aangeboden aan het algemeen bestuur met het verzoek de uitvoering van de investeringen te mandateren aan het dagelijks bestuur. De kredietaanvragen voor de instandhoudingsinvesteringen, die niet zijn opgenomen in het Investeringplan of waarvan de verwachte uitgaven meer dan € 3 miljoen bedragen moeten ter goedkeuring aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. Het is niet toegestaan de geautoriseerde uitgaven van instandhoudingsinvesteringen te overschrijden. De ramingen van dergelijke investeringen- gebaseerd op ervaringscijfers- kunnen nauwkeurig zijn. Bij overschrijding van de geautoriseerde uitgaven dient een verzoek voor een aanvullend krediet aan het algemeen bestuur gedaan te worden. Door het algemeen bestuur is in de vergadering van 5 april 2006 aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid verstrekt om tot maximaal 20% van het in het Investeringplan opgenomen bedrag per investering te mogen schuiven tussen de gemandateerde instandhoudingsinvesteringen. Het totaal beschikbare volume mag daarbij niet worden overschreden. Voorgesteld wordt dit mandaat te handhaven. Voorstel mandaat autorisatie instandhoudingsinvesteringen Het algemeen bestuur verleent aan het dagelijks bestuur het mandaat voor de uitvoering van de instandhoudingsinvesteringen die zijn opgenomen in het Investeringsplan en waarvan de geraamde uitgaven
-2-
niet meer dan € 3 miljoen bedragen. Daarbij krijgt het dagelijks bestuur de bevoegdheid om tot maximaal 20% van het in het Investeringsplan opgenomen bedrag per investering af- en over te schrijven tussen de gemandateerde instandhoudingsinvesteringen. Ontwikkelingsinvesteringen Dit zijn investeringen ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen of uitbreiding van bestaande activiteiten. 1. Autorisatie ontwikkelingsinvesteringen Opgenomen in de Verordening Beleids- en verantwoordingsfunctie (artikel 7, sub 3) Voor investeringen die in de loop van het begrotingsjaar in uitvoering worden genomen en waarvoor geen autorisatie is verleend legt het dagelijks bestuur voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan het algemeen bestuur voor. Deze paragraaf heeft tot gevolg dat alle ontwikkelingsinvesteringen autorisatie van het algemeen bestuur moeten hebben. Een mandaat aan het dagelijks bestuur is hierbij niet aan de orde. 2. Ruimte bij de uitvoering van ontwikkelingsinvesteringen A. Overschrijdingen Opgenomen in de Verordening Beleids- en verantwoordingsfunctie (in artikel 9, sub 3) Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid verstrekken voor een ontwikkelingsinvestering de geraamde uitgaven van een door het algemeen bestuur geautoriseerd krediet met een bepaald % te overschrijden zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het algemeen bestuur gerapporteerd. Bestaande procedure en mandatering Het Besluit ondermandatering door de secretaris-directeur 2008 staat de voor het desbetreffende beleidsveld verantwoordelijke beleidsveldsbeheerder toe de uitgaven van een geautoriseerd krediet van ontwikkelingsinvestering met 10% te overschrijden. Bedraagt de overschrijding meer dan 10% van de toegestane uitgaven dan dient een aanvullend krediet aangevraagd te worden bij het algemeen bestuur. De secretaris-directeur heeft zelf deze bevoegdheid van het dagelijks bestuur verkregen in het Besluit primaire mandatering waterschap Brabantse Delta 2008. In het kader van de rechtmatigheid dient het algemeen bestuur formeel te besluiten om het dagelijks bestuur toe te staan de uitgaven van een ontwikkelingsinvestering met 10% te overschrijden. In dit verband wordt opgemerkt dat het algemeen bestuur sinds begin 2008 door middel van projectevaluaties tweemaal per jaar geïnformeerd wordt over eventuele over- en onderschrijdingen. Voorstel mandaat overschrijdingen Het algemeen bestuur verstrekt aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid de geraamde uitgaven van een door het algemeen bestuur geautoriseerd krediet voor een ontwikkelingsinvestering met 10% te overschrijden zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het algemeen bestuur gerapporteerd. B. Af- en overschrijvingen tussen geautoriseerde kredieten Opgenomen in de Verordening Beleids- en verantwoordingsfunctie (in artikel 9, sub 4) Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden verstrekken ten aanzien van het af- en overschrijven van geautoriseerde investeringskredieten. Bestaande procedure en mandatering Voor de gebiedsgerichte projecten heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid af- en over te schrijven tussen geautoriseerde kredieten van de activiteiten, die deel uitmaken van het project. Het betreft altijd ontwikkelingsinvesteringen, die door het algemeen bestuur geautoriseerd zijn. Voorwaarde is hierbij dat de doelstellingen van het project niet wijzigen. Voorgesteld wordt dit mandaat te handhaven. Voorstel mandaat af- en overschrijving Het algemeen bestuur verstrekt aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot het af- en overschrijven van door het algemeen bestuur geautoriseerde kredieten van de activiteiten die deel uitmaken van een gebiedsgericht project.
-3-
Beschikken over de post onvoorzien uit de begroting Opgenomen in de Verordening Beleids- en verantwoordingsfunctie (in artikel 9, sub 1) Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid verstrekken een overschrijding van geautoriseerde netto-kosten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien uit de begroting. Bestaande procedure en mandatering Nu wordt ieder jaar bij het vaststellen van de begroting met een afzonderlijk besluit de bevoegdheid om te beschikken over onvoorzien overgedragen aan het dagelijks bestuur. Voorstel mandaat beschikking post onvoorzien Het algemeen bestuur verstrekt aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om een overschrijding van geautoriseerde netto-kosten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien uit de begroting. Door deze bevoegdheid in dit besluit op te nemen kan de jaarlijkse besluitvorming voortaan achterwege blijven. Af- en overschrijving tussen begrotingsposten Opgenomen in de Verordening Beleids- en verantwoordingsfunctie (in artikel 9, sub 2) Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid verstrekken de netto-kosten van een programma met een bepaald % van de netto-kosten te overschrijden zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het algemeen bestuur gerapporteerd. Bestaande procedure en mandatering Nu wordt ieder jaar bij het vaststellen van de begroting met een afzonderlijk besluit de bevoegdheid om met 10% af- en over te schrijven tussen de begrotingsposten binnen een beleidsveld overgedragen aan het dagelijks bestuur. Als programma indeling voor de begroting 2009 is gekozen voor de beleidsvelden. In de toekomst wordt wellicht voor een andere programma-indeling gekozen. In het voorgestelde mandaat wordt daarom gesproken over programma i.p.v. beleidsveld. Voorstel mandaat af- en overschrijvingen tussen ramingen van de begroting Het algemeen bestuur verstrekt aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om de netto-kosten van een programma met 10% van de netto-kosten te overschrijden zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden. Een dergelijk feit wordt achteraf aan het algemeen bestuur gerapporteerd. Door deze bevoegdheid in dit besluit op te nemen kan de jaarlijkse besluitvorming voortaan achterwege blijven. Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf Het mandateringschema uit de Leidraad projectmatig werken (Waterweb) zal worden aangepast. Advies: het AB stemt in met: 1. Het beschikbaar gestelde algemeen voorbereidingskrediet te handhaven op € 5,0 miljoen. 2. Het verstrekken van de volgende bevoegdheden aan het dagelijks bestuur: Het goedkeuren van voorbereidingskredieten tot € 1 miljoen per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn dan 10% van de geraamde projectkosten in het Investeringsplan. Het goedkeuren van uitvoeringskredieten voor instandhoudingsinvesteringen die zijn opgenomen in het Investeringsplan en waarvan de uitgaven niet meer dan € 3 miljoen per investering bedragen. Het af- en overschrijven tussen (gemandateerde) instandhoudingsinvesteringen tot maximaal 20% van het in het Investeringsplan opgenomen bedrag per investering. Het af- en overschrijven van door het algemeen bestuur geautoriseerde kredieten van de activiteiten die deel uit maken van een gebiedsgericht project.
-4-
-
Het overschrijden van de geraamde uitgaven van een door het algemeen bestuur geautoriseerd krediet voor een ontwikkelingsinvestering met 10%. Het beschikken over de post onvoorzien uit de begroting. Het overschrijden van de nettokosten van een programma met 10% indien de benodigde financiële ruimte elders in de begroting gevonden kan worden.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-5-
Nummer: *08I004132* Barcode: *08I004132* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008; Gezien het advies van de Commissie Bestuur en Middelen van 12 november 2008; Overwegende dat de bevoegdheden die aan het dagelijks bestuur verstrekt worden volgens de artikelen 7 en 9 van de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie waterschap Brabantse Delta eenduidig dienen te worden vastgelegd; Gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht inzake mandaat;
BESLUIT:
1. Het beschikbaar gestelde algemeen voorbereidingskrediet te handhaven op € 5,0 miljoen. 2. Het dagelijks bestuur de volgende bevoegdheden te verstrekken: -
voor het verlenen van voorbereidingskredieten tot € 1,0 miljoen per investering, waarbij het voorbereidingskrediet niet hoger mag zijn dan 10% van de geraamde projectkosten in het Investeringsplan.
-
voor de uitvoering van de instandhoudingsinvesteringen die zijn opgenomen in het Investeringsplan en waarvan de geraamde uitgaven niet meer dan € 3 miljoen per investering bedragen.
-
voor het af- en overschrijven tussen (gemandateerde) instandhoudingsinvesteringen tot maximaal 20% van het in het Investeringsplan opgenomen bedrag per investering.
-
om de geraamde uitgaven van een door het algemeen bestuur geautoriseerd krediet voor een ontwikkelingsinvestering met 10% te overschrijden zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid.
-
tot het af- en overschrijven van door het algemeen bestuur geautoriseerde kredieten van de activiteiten, die deel uitmaken van een gebiedsgericht project.
-
om een overschrijding van geautoriseerde netto-kosten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien uit de begroting.
-
om de netto-kosten van een programma met 10% van de netto-kosten te overschrijden zonder toestemming vooraf van het algemeen bestuur indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden.
3. De bevoegdheden die in de vergaderingen van het algemeen bestuur van 11 februari 2004 (04I/79) en 5 april 2006 (06I00290 en 06I00291) aan het dagelijks bestuur verstrekt zijn met betrekking tot voorbereidingskredieten en uitvoeringskredieten in te trekken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-2-
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004149* Barcode: *08I004149* Onderwerp: Controleprotocol accountant met bijbehorend normenkader Sector en afdeling: Concernstaf Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 12 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Controleprotocol accountant en normenkader Aan het algemeen bestuur Inleiding De nieuwe waterschapswet kent een aantal bepalingen met betrekking tot de rol van en afspraken met de accountant en de invulling van de rechtmatigheid. Enkele belangrijke wijzigingen zijn ten opzicht van de huidige situatie zijn: x Rechtmatigheid wordt een onderdeel van de controle door de accountant en de daarop gebaseerde accountantsverklaring. x Doelmatigheid en doeltreffendheid zijn primair het aandachtsgebied van het eigen bestuur. x Er worden een aantal producten opgesteld in relatie tot deze onderwerpen te weten: verordeningen op basis van artikel 108 en 109 van de waterschapswet (AB 1 oktober 2008); afspraken met betrekking tot invulling artikel 109A (doelmatigheidsonderzoek DB) (Nieuwe bestuur 2009); controleprotocol voor de accountant (AB 3 december 2008); normenkader rechtmatigheid (AB 3 december 2008); toetsingskader (DB november/december 2008); masterplan IC (DB november/december 2008); IC-plannen (MT november/december 2008). In deze nota met bijbehorende stukken gaat het om het controleprotocol en normenkader die voor de vergadering van het algemeen bestuur op 3 december a.s. geagendeerd worden. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met het bijgevoegde controleprotocol met bijbehorend normenkader? Strategie Bij de uitwerking van deze stukken is zoveel mogelijk aangesloten bij voorbeeldmateriaal dat in pilots van de Unie van Waterschappen is ontwikkeld alsmede voorbeelden van andere waterschappen. Inhoudelijk is in de invulling/afbakening aangesloten bij de wettelijke eisen en daarbij aansluitende adviezen van de Unie en de accountant rondom deze onderwerpen. Benoemen accountant De accountant wordt aangesteld door het algemeen bestuur van het waterschap. In verband met het aflopende contract met de huidige accountant loopt er een europees aanbestedingstraject voor de accountantsdiensten voor de periode 2009 t/m 2012. Deze inschrijving hiervoor liep t/m 16 oktober. Het proces om te komen tot een advies aan het algemeen bestuur van 3 december a.s. loopt via de subcommissie Financiële Jaarstukken (6 november) en de commissie Bestuur en Middelen (12 november). Afspraken met de accountant De basisafspraken met de accountant worden vastgelegd in bijgevoegde controleprotocol voor de accountant. Randvoorwaarde hierbij zijn uiteraard de wettelijke eisen op dit terrein. In het controleprotocol worden expliciet zaken vastgelegd over: x uitgangspunten accountantscontrole;
x goedkeuringstolerantie; x rapportagetolerantie; x afbakening rechtmatigheid; x normenkader rechtmatigheid; x reikwijdte accountantscontrole; x rapportering door de accountant. Zoals aangegeven is bij deze nadere uitwerking uitgegaan van advisering door de Unie en door de accountant. Deze zijn veelal gebaseerd op de wettelijke eisen op dit terrein. Deze zaken dienen, voor zover overstijgend aan de huidige afspraken en werkwijze, voor 1 januari 2009 ingevuld en geborgd te zijn binnen de organisatie. Mede gezien deze adviezen en de planning en impact hiervan wordt geadviseerd hierbij aan te sluiten. Dit laat onverlet dat in een volgende fase door het nieuwe bestuur opnieuw kan worden beoordeeld of de invulling van het geheel voldoet. Normenkader Als voorbereiding op het normenkader is een zogenaamde 0-inventarisatie opgesteld van alle relevante weten regelgeving voor het waterschap. Op basis van het uitgangspunt van financiële rechtmatigheid is vervolgens beoordeeld welke wet- en regelgeving bepalingen in zich heeft die zorgen voor lasten- of baten of balansmutaties voor het waterschap. De lijst die dan over blijft is het zogenaamde normenkader. Dit normenkader dient door het algemeen bestuur te worden vastgesteld. Dit normenkader zal periodiek worden geactualiseerd en jaarlijks opnieuw worden vastgesteld. Toetsingskader en IC-plannen Als verdere uitwerking van het normenkader worden er een toetsingskader en IC-plannen opgesteld. Deze vormen de vertaalslag naar de praktijk. In het toetsingskader wordt vastgelegd in welke onderdelen van het normenkader financiële bepalingen zijn opgenomen. In de IC-plannen wordt op basis van de bepalingen uit het normen- en toetsingskader vastgelegd hoe de interne controle hierop zal plaatsvinden. Deze controleplannen worden vervolgens getoetst aan de praktijk. Op basis daarvan wordt beoordeeld of eventuele aanvullende acties nodig zijn. Gezien de brede scope is er een nadere beoordeling gedaan van de belangrijkste risicogebieden met betrekking tot rechtmatigheid. Deze hebben de hoogste prioriteit bij de uitwerking opdat we deze belangrijkste risicogebieden hebben beoordeeld en uitgewerkt voor 1 januari 2009. Afstemming vooraf met de huidige accountant Het concept controleprotocol met normenkader is uitgezet bij de accountant met een verzoek om daarop een reactie te geven. Deze is inmiddels ontvangen en enkele kleine aanpassingen zijn al verwerkt in deze stukken. Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing x
Juridische gevolgen ja, namelijk dat het onvoldoende invulling geven aan de rechtmatigheidsbepalingen een niet-goedkeurende accountantsverklaring tot gevolg heeft.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig ja, namelijk dat de verwachting is dat een eventuele niet-goedkeurende accountantsverklaring zorgt voor negatieve publiciteit en imagoschade voor het waterschap.
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf Het controleprotocol met bijbehorend normenkader zal na vaststelling worden gecommuniceerd naar de belanghebbenden binnen de organisatie. Daarnaast dient het als basis voor de verdere uitwerking en vastlegging van rechtmatigheid binnen de organisatie.
-2-
Advies: het AB stemt in met bijgevoegd controleprotocol voor de accountant inclusief het bijbehorend normenkader.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-3-
Controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening van het Waterschap Brabantse Delta
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3
Inleiding ..................................................................................................................................... 3 Algemeen ................................................................................................................................. 3 Doelstelling .............................................................................................................................. 3 Wettelijk kader ......................................................................................................................... 3
2.1 2.2
Uitgangspunten voor de controle.............................................................................................. 4 Algemene uitgangspunten ........................................................................................................ 4 Overige wettelijke bepalingen................................................................................................... 4
3.1 3.2
Toleranties .................................................................................................................................. 5 Goedkeuringstoleranties .......................................................................................................... 5 Rapporteringtoleranties ............................................................................................................ 5
4.1 4.2 4.3
Afbakening rechtmatigheid........................................................................................................ 6 Rechtmatigheidscriteria ............................................................................................................ 6 Voorwaardencriterium .............................................................................................................. 6 Begrip rechtmatigheid .............................................................................................................. 6
5.1 5.2 5.3
Reikwijdte accountantscontrole ................................................................................................ 8 Wet- en regelgeving ................................................................................................................. 8 Accountantscontrole ................................................................................................................. 8 Actualiseren normenkader ..........................................................................................................8
6.1 6.2 6.3
Rapportering accountant ........................................................................................................... 9 Interim-controle ........................................................................................................................ 9 Verslag van bevindingen .......................................................................................................... 9 Accountantsverklaring .............................................................................................................. 9
2
3
4
5
6
Waterschap Brabantse Delta
2
1
Inleiding
1.1 Algemeen
In het kader van de opdrachtverstrekking aan de accountant kan het Algemeen Bestuur nadere aanwijzigen geven voor de accountantscontrole. Ter voorbereiding en ondersteuning van de uitvoering van de jaarlijkse accountantscontrole dient het Algemeen Bestuur onder andere vast te stellen wat de reikwijdte van het rechtmatigheidstraject is en de rol van de accountant. Deze aspecten worden in hoofdlijnen in dit controleprotocol geregeld. Dit protocol is van toepassing op de controle vanaf de jaarrekening 2009 van Waterschap Brabantse Delta. 1.2 Doelstelling Het doel van dit controleprotocol is om aan de accountant nadere aanwijzingen te geven over: de reikwijdte van de accountantscontrole; de daarvoor geldende normstellingen; de daarbij verder te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties.
Het Algemeen Bestuur kan de accountant alleen nadere aanwijzingen geven voor zover dit uitgaat boven de wettelijke minimumeisen. 1.3 Wettelijk kader De Waterschapswet (artikel 109, lid 2) schrijft voor dat het Algemeen Bestuur één of meer accountants aanwijst als bedoeld in artikel 393 eerste lid Boek 2 Burgerlijk Wetboek voor: de controle van de in artikel 103 van de Waterschapswet bedoelde jaarrekening; het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring; het uitbrengen van een verslag van bevindingen.
In de verordening ex artikel 109, lid 1 van de Waterschapswet zijn regels vastgelegd voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van Waterschap Brabantse Delta. In dit controleprotocol stelt het Algemeen Bestuur nadere aanwijzingen vast die specifiek van toepassing zijn vanaf het controlejaar 2009.
Waterschap Brabantse Delta
3
2 Uitgangspunten voor de controle 2.1 Algemene uitgangspunten De controle van de jaarrekening wordt uitgevoerd door de accountant, die door het Algemeen Bestuur is benoemd. De accountantscontrole is gericht op het afgeven van een oordeel over: de getrouwe weergave van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties (in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder verordeningen van het Algemeen Bestuur van het waterschap); de inrichting van het financieel beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; het in overeenstemming zijn van de opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 98a Waterschapswet (zie Besluit Begroting en Verantwoording Waterschappen); de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening. 2.2 Overige wettelijke bepalingen Voor zover van toepassing zullen bij de controle het Waterschapsbesluit, de adviezen en suggesties van het Platform Rechtmatigheid en de nadere voorschriften Controle en Overige Standaarden (NV COS) bepalend zijn voor de uit te voeren werkzaamheden.
Waterschap Brabantse Delta
4
3 Toleranties 3.1 Goedkeuringstoleranties De accountant richt de controle in op het ontdekken van belangrijke fouten en baseert zich daarbij op risicoanalyse, vastgestelde toleranties en statische deelwaarnemingen en extrapolaties.
De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers kan worden beïnvloed. De goedkeuringstolerantie is bepalend voor de oordeelsvorming en de strekking van de af te geven accountantsverklaring. In het hierna opgenomen schema zijn de voorgestelde goedkeuringstoleranties opgenomen. Deze komen overeen met het wettelijk minimum.
Goedkeuringstolerantie Fouten in de jaarrekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten)
Goedkeurend <= 1% <= 3%
Strekking accountantsverklaring Beperking OordeelAfkeurend onthouding > 1% < 3% >= 3% > 3% < 10%
>= 10%
-
Op basis van de concept-begroting 2009 van het Waterschap Brabantse Delta betekenen bovengenoemde percentages als voorbeeld dat een totaalbedrag aan fouten in de jaarrekening van maximaal € 1,16 miljoen en een totaal aan onzekerheden van maximaal circa € 3,48 miljoen de goedkeurende strekking van de accountantsverklaring niet zullen aantasten. 3.2 Rapporteringtoleranties Naast de goedkeuringstolerantie wordt de rapporteringstolerantie onderkend. De rapporteringstolerantie is een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Een lagere rapporteringstolerantie leidt in beginsel niet tot aanvullende controlewerkzaamheden, maar wel tot een uitgebreidere rapportage van bevindingen.
Voor de rapporteringstolerantie stelt het Algemeen Bestuur als maatstaf dat de accountant elke fout of onzekerheid € 50.000 rapporteert.
Waterschap Brabantse Delta
5
4 Afbakening rechtmatigheid 4.1 Rechtmatigheidscriteria De accountant dient negen rechtmatigheidscriteria mee te nemen in zijn controle op de vraag of de financiële beheershandelingen voldoen aan de van toepassing zijnde wettelijke regelingen. Het betreft de volgende criteria: 1. calculatiecriterium 2. valuteringscriterium 3. adresseringscriterium 4. volledigheidscriterium 5. aanvaardbaarheidscriterium 6. leveringscriterium 7. begrotingscriterium 8. voorwaardencriterium 9. misbruik en oneigenlijk gebruikcriterium
In het kader van het getrouwheidsonderzoek wordt al aandacht besteed aan de eerste zes van deze criteria. Voor de oordeelsvorming over de rechtmatigheid van het financieel beheer wordt voorgesteld om alleen aandacht te besteden aan de volgende rechtmatigheidscriteria: begrotingscriterium; passen de lasten, baten en balansmutaties binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begrotingskaders; voorwaardencriterium; wordt aan de voorwaarden uit de wet- en regelgeving voldaan; misbruik- en oneigenlijk gebruikcriterium; wordt geen misbruik en oneigenlijk gebruik van financiële mogelijkheden gemaakt. 4.2 Voorwaardencriterium Ten aanzien van het voorwaardencriterium kan nog een nadere keus worden gemaakt. Dit criterium ziet toe op de mate waarin lasten, baten en balansmutatie gebaseerd zijn op handelingen die voldoen aan in wet- en regelgeving gestelde voorwaarden. Zeven aspecten kunnen hierbij in ogenschouw worden genomen. a. Omschrijving doelgroep; b. Heffings- en declaratiegrondslag; c. Normbedragen; d. Bevoegdheden; e. Voeren van een administratie; f. Verkrijgen van bewijsstukken; g. Aan te houden termijnen.
De eerste drie aspecten worden samen ook wel recht, hoogte en duur genoemd. Het voorwaardencriterium veroorzaakt in belangrijke mate de grote inspanningen die nodig zijn om de rechtmatigheidscontrole in te voeren. Inperking van deze zeven aspecten levert dus ook een sterke beperking op van de te verrichten interne controle-inspanningen en verkleint de kans op een niet-goedkeurende accountantsverklaring sterk. Gelet hierop en gezien het feit dat het inmiddels bij gemeenten en provincies algemeen toegepaste praktijk is, wordt voorgesteld om bij de uitwerking van het voorwaardencriterium alleen de aspecten die betrekking hebben op recht, hoogte en duur in beschouwing te nemen. 4.3 Begrip rechtmatigheid Rechtmatigheid is een breed begrip en omvat alle wettelijke kaders en regelgeving waaraan een waterschap zich moet houden. Op grond van de wet kan rechtmatigheid worden onderscheiden in financiële en niet-financiële rechtmatigheid.
Waterschap Brabantse Delta
6
De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op baten, lasten en balansmutaties. Het gaat om gevolgen van financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan in de financiële administratie. De accountant komt in de accountantsverklaring tot een gekwantificeerd oordeel over de financiële rechtmatigheid. De niet-financiële rechtmatigheid heeft betrekking op handelingen en beslissingen van niet-financiële aard. Het gaat bijvoorbeeld om de naleving van privacy, milieuomstandigheden en arbeidsomstandigheden. De accountant moet een intern systeem van risicoafweging beoordelen dat in relatie tot deze handelingen en beslissingen is opgezet en daar zonodig in het accountantsrapport over rapporteren. Het algemeen bestuur sluit, mede op basis van adviezen van de Unie van Waterschappen en de accountant, voor de afbakening van de rechtmatigheidscontrole aan bij de financiële rechtmatigheid zoals bovengenoemd omschreven.
Waterschap Brabantse Delta
7
5 Reikwijdte accountantscontrole 5.1 Wet- en regelgeving
De wet geeft aan welke wet- en regelgeving minimaal onderdeel uit maken van de rechtmatigheidscontrole. Dit zijn externe wet- en regelgeving en verordeningen van het Algemeen Bestuur. Van besluiten van het Dagelijks Bestuur die rechtstreeks voortkomen uit de externe wet- en regelgeving of verordeningen van het Algemeen Bestuur, wordt getoetst of de betreffende besluiten daadwerkelijk zijn genomen. Inhoudelijk vallen deze besluiten buiten de rechtmatigheidscontrole evenals overige DB-besluiten die niet voortvloeien uit externe wet- en regelgeving of verordeningen van het Algemeen Bestuur. Voorgesteld wordt aan te sluiten bij het wettelijk kader zijnde externe weten regelgeving en verordeningen van het Algemeen Bestuur. 5.2 Accountantscontrole De accountantscontrole op rechtmatigheid is limitatief gericht op: regelgeving conform het normenkader: o externe wet- en regelgeving; o verordeningen van het Algemeen Bestuur; o Het beoordelen of besluiten van het Dagelijks Bestuur die verplicht voortvloeien uit externe regelgeving of verordeningen van het Algemeen Bestuur daadwerkelijk genomen zijn. de naleving van de volgende kaders: o de begroting; o de financiële verordening ex artikel 108 Waterschapswet; o de controleverordening ex artikel 109 Waterschapswet.
Vertaling naar Normenkader Voor alle genoemde wet- en regelgeving geldt dat in het kader van de financiële rechtmatigheid de regels met financiële consequenties relevant zijn. Hiervoor zijn relevante wet- en regelgeving, verordeningen en besluiten in een overzicht geplaatst. Dit overzicht wat als bijlage 1 is bijgevoegd wordt het normenkader genoemd en als zodanig door het Algemeen Bestuur vastgesteld. 5.3 Actualiseren normenkader Het normenkader volgens bijlage 1 is op basis van de huidige situatie zo volledig mogelijk opgesteld. Als later blijkt dat er iets ten onrechte niet is opgenomen in het normenkader of dat er relevante nieuwe wet- of regelgeving en/of verordeningen zijn dan dient dit aan het normenkader te worden toegevoegd. Het normenkader zal dan ook periodiek worden geactualiseerd en ter vaststelling worden aangeboden aan het Algemeen Bestuur.
Waterschap Brabantse Delta
8
6 Rapportering accountant 6.1 Interim-controle In de tweede helft van het jaar wordt door de accountant een zogenaamde interim-controle uitgevoerd. Over de uitkomsten van die tussentijdse controle wordt een verslag (managementletter) uitgebracht aan de Secretaris-Directeur met een afschrift aan het Dagelijks Bestuur. 6.2 Verslag van bevindingen Overeenkomstig de Waterschapswet wordt naar aanleiding van de jaarrekeningcontrole een verslag van bevindingen uitgebracht aan het Algemeen Bestuur. In het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd over de opzet en uitvoering van het financiële beheer en of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgen.
Gesignaleerde onrechtmatigheden worden toegelicht gespecificeerd naar de aard van het criterium (begrotingscriterium, voorwaardencriterium, etc.). Fouten of onzekerheden die de rapporteringstolerantie als bedoeld in paragraaf 3.2 van dit controleprotocol overschrijden, worden weergegeven in een apart overzicht bij het verslag van bevindingen. De accountant rapporteert ook over eventuele bevindingen met betrekking tot de betrouwbaarheid en de continuïteit van de door het waterschap gehanteerde geautomatiseerde informatieverzorging. 6.3 Accountantsverklaring In de accountantsverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid, uitmondend in een oordeel over de jaarrekening. Deze accountantsverklaring is bestemd voor het Algemeen Bestuur, zodat deze de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarrekening kan vaststellen.
Waterschap Brabantse Delta
9
Bijlage 1
NORMENKADER EXTERNE REGELGEVING RECHTMATIGHEIDSTOETSING ACCOUNTANT (VERPLICHT) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
Afspraken EMU beleid Algemene Wet Bestuursrecht Algemene Wet inzake Rijksbelastingen Ambtenarenwet Besluit Aanbestedingsrichtlijnen overheidsopdrachten (Nederlandse vertaling van de Europese richtlijnen) Brabantse Handhavingsstrategie Europese regels inzake staatssteun Faillissementswet Flora- en Faunawet Grondwaterwet Heffingsregeling lozing afvalwater op rijkswateren (amvb) Invorderingswet 1990 Jachtwet Mededingingswet Nationaal Bestuursakkoord Water Natuurbeschermingswet 1998 Nitraatrichtlijn Onteigeningswet Pachtwet Pensioenwet Provinciale Milieuverordening Regeling bijzondere subsidies waterkeren en water beheren (regeling van V&W febr. 2006) Rijks, provinciaal en gemeentelijke subsidieregelingen Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschapspersoneel Sociale verzekeringswetten (meerdere) Verordening ontgrondingen Provincie Noord Brabant 2008 Visserijwet Waterschapswet Waterstaatswet 1900 Werkloosheidswet Wet beheer Rijkswaterstaatwerken Wet financiering decentrale overheden (wet FIDO) Wet Inkomen en Arbeid (WIA) Wet Milieubeheer Wet op de inkomstenbelasting Wet op de omzetbelasting Wet op de Ruimtelijke Ordening Wet op de Waterhuishouding Wet op de waterkering Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren Wet Waardering Onroerende Zaken Wetboek van Strafrecht Woningwet Ziektewet
Bijlage 1
NORMENKADER INTERNE REGELGEVING RECHTMATIGHEIDSTOETSING ACCOUNTANT (VERPLICHT) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Algemene inkoopvoorwaarden Beleidsnota kostentoerekening Beleidsnota reserves en voorzieningen Besluit aanwijzing financiële ambtenaar Inkoop en aanbestedingsbeleid Waterschap Brabantse Delta Keur waterberging waterschap Brabantse Delta Keur Waterkeringen en oppervlaktewateren waterschap Brabantse Delta Legesverordening Lokale arbeidsvoorwaardenregeling waterschap Brabantse Delta Onderhoudsplan waterkeringen en waterlopen Sociaal Statuut Besluit Treasurystatuut (Incl. Treasurystatuut) Verordening controle financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie Verordening nadeelcompensatie Verordening nadeelcompensatie waterberging Verordening voorzieningen en onkostenvergoedingen AB en DB Besluit kwijtscheldingsbeleid Leidraad invordering Mandatering aan DB inzake instandhoudingsverplichtingen Nota waardering en afschrijving van activa 2008 Mandaatbesluit Sectorhoofd Middelen zienswijzen begroting Reg. Archief WestBrabant
AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB AB
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004150* Barcode: *08I004150* Onderwerp: Toetreding waterschap Regge en Dinkel tot SNB Sector en afdeling: Concernstaf Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 13 Ter inzage bij de concernstaf: Documenten die in de SNB-notitie als bijlage zijn aangegeven te weten: Samenwerkingsovereenkomst, Statuten en koopovereenkomst. Bijlagen: Brief SNB, participatie van waterschap Regge en Dinkel, AB-notitie (08I000839) met samenvatting participatiestrategie Aan het algemeen bestuur Inleiding In het algemeen bestuur van 2 april 2008 is een notitie (08I00839) vastgesteld waarin de condities zijn opgenomen waaronder nieuwe aandeelhouders kunnen toetreden tot de SNB. Na verdere uitwerking en onderhandeling blijkt nu dat enkele aanvullende besluiten nodig zijn om het toetredingstraject te kunnen afronden. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met de aanvullende bepalingen die nodig zijn om waterschap Regge en Dinkel te laten toetreden tot de SNB? Strategie Voor een groot deel zijn de aanvullende afspraken in lijn met de notitie van april alleen nu meer expliciet benoemd. Op enkele punten zijn het aanvullende afspraken ten opzichte van de eerdere besluitvorming op basis van het uiteindelijke bereikte onderhandelingsresultaat met waterschap Regge en Dinkel. Waarde van de aandelen Ter aanvulling op wat in hoofdstuk 3 van de bijgevoegde notitie is opgenomen wordt gemeld dat het genoemde totaalbedrag van de waarde van de aandelen van € 12.902.610,- (waterschap Brabantse Delta € 3.586.503,-) naast de verrekening van de waarde van de aandelen zelf bestaat uit een verrekening van (agio)reserves en voorzieningen. Na het sluiten van de overeenkomst worden de betreffende bedragen tussen partijen verrekend. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk Zoals eerder aangegeven wordt naast de directe financiële consequenties en verrekeningen het risico voor Brabantse Delta binnen de SNB (onderbezetting) verder beperkt. x
Juridische gevolgen ja, namelijk Bij toetreding van waterschap Regge en Dinkel wijzigen onder andere de percentages in het totale aandelenkapitaal. Op basis daarvan dienen onder andere de samenwerkingsovereenkomst en de statuten van de SNB te worden aangepast. In het bijgevoegde besluit is daartoe een mandaat aan de dijkgraaf opgenomen.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf Na definitieve besluitvorming zal er (door SNB) aandacht worden besteed aan de communicatie. Verder zal deze nota bij de interne belanghebbenden onder de aandacht worden gebracht. Advies: AB stemt in met de aanvullende bepalingen met betrekking tot de toetreding van waterschap Regge en Dinkel zoals opgenomen in deze notitie met bijlagen.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
PARTICIPATIE VAN WATERSCHAP REGGE EN DINKEL IN N.V. SLIBVERWERKING NOORD-BRABANT ONDERHANDELINGSRESULTAAT EN DEFINITIEVE BESLUITVORMING
Datum Revisie Door Document
: : : :
September 2008 0 SNB R.08.008/participatie WRD
September 2008 R.08.008/Participatie WRD
Inhoud
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Inleiding Randvoorwaarden besluitvorming Waarde aandelen SNB Samenwerkingsovereenkomst Koopovereenkomst Wijziging statuten Akte van levering Conclusies en besluitvorming Verwijzingen
5 6 6 7 9 9 10 10 11
i
September 2008 R.08.008/Participatie WRD
September 2008 R.08.008/Participatie WRD
1.
Inleiding
N.V. Slibverwerking Noord-Brabant (SNB) heeft zich tot doel gesteld om op duurzame wijze slib te verwerken voor haar aandeelhouders en mogelijke derde partijen. De huidige slibverbrandingsinstallatie (SVI) heeft een verwerkingscapaciteit van circa 400.000 ton slibkoek, waarbij SNB een maximale bezettingsgraad weet te realiseren. Hierbij komt ongeveer 60% van de aanvoer van de aandeelhouders; de overige circa 40% van andere waterschappen (externe klanten) op basis van contracten met een bepaalde looptijd. Om de duurzame verwerking van slib te continueren bestaat de behoefte om het aandeel afkomstig van aandeelhouders in de totale verwerkingscapaciteit te vergroten. De notitie ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ ŵĞƚ ƌĞĨĞƌĞŶƚŝĞ R.07.010/participatiestrategie [1] beschrijft de wijze waarop toetreding van een nieuwe aandeelhouder gerealiseerd kan worden. Deze notitie en het bijbehorende bestuursbesluit is begin 2008 door alle Algemene Besturen van de aandeelhoudende waterschappen goedgekeurd [2], [3], [4], [5]. Met Waterschap Regge en Dinkel (WRD), sinds maart 1998 klant van SNB en verantwoordelijk voor de aanlevering van ruim 50.000 ton slibkoek per jaar, zijn op 4 september 2006 de eerste gesprekken gestart over mogelijke deelname in SNB. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een principebesluit van het Algemeen Bestuur van Waterschap Regge en Dinkel op 4 juli 2007 [6] om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden van aandeelhouderschap in SNB. De afgelopen maanden heeft WRD een due diligence onderzoek uitgevoerd en hebben diverse toetredingsgesprekken plaatsgevonden met als doel participatie in SNB met ingang van 1 januari 2009. Recent is met WRD definitief overeenstemming bereikt over de feitelijke invulling van de randvoorwaarden van participatie en de inhoud van de benodigde documentatie, zoals de samenwerkingsovereenkomst tussen de aandeelhouders en koopovereenkomst betreffende de koop en verkoop van aandelen. Deze overeenstemming is tot stand gekomen dankzij uitgebreide financiële en juridische ondersteuning door diverse externe partijen. SNB is hierbij ondersteund door juristen van advocatenkantoor Simmons & Simmons en financieel ondersteund door Deloitte. WRD is ondersteund door NautaDutilh (juridisch) en Ernst & Young (financieel). De in de bijlage opgenomen definitieve documentatie is het uiteindelijke onderhandelingsresultaat tussen SNB en WRD. Dit uiteindelijke resultaat heeft de definitieve goedkeuring nodig van de Algemene Besturen van de aandeelhouders van SNB voor zover de resultaten afwijken van de randvoorwaarden zoals beschreven in ĚĞ ŶŽƚŝƚŝĞ ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ en de goedkeuring van het Algemeen Bestuur van Waterschap Regge en Dinkel. Definitieve goedkeuring door WRD zal naar verwachting plaatsvinden in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 29 oktober 2008. Bij de aandeelhouders van SNB zal dit plaatsvinden op 26 november 2008 (Waterschap De Dommel), 28 november 2008 (Waterschap Aa en Maas en Waterschap Rivierenland) en 3 december 2008 (Waterschap Brabantse Delta).
Rev. 0
5 van 12
September 2008 R.08.008/participatie WRD
2.
Randvoorwaarden besluitvorming
In de notitie ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ op basis waarvan de eerste besluitvorming door de aandeelhouders in april 2008 heeft plaatsgevonden, zijn de voorwaarden en de achtergronden aangegeven waaronder een potentiële aandeelhouder kan toetreden tot SNB. Meer specifiek hebben de aandeelhouders ingestemd met het volgende besluit: SNB vraagt de besturen van de aandeelhoudende waterschappen om: in te stemmen met het machtigen van de directie van SNB om als vertegenwoordiger van de bestaande aandeelhouders op te treden in de totstandkoming van de toetreding van een of meerdere nieuwe aandeelhouder(s) onder toezicht van de RvC; in te stemmen met algemene uitgangspunten van participatie in SNB; in te stemmen met een inbrengwaarde gebaseerde op de intrinsieke waarde van SNB waarbij afhankelijk van de onderhandelingen met potentiële aandeelhouders al dan niet sprake zal zijn van een (beperkte) overwaarde van SNB; in te stemmen met de handhaving van de uitgangspunten en grondslagen voor de kostenverdeling tussen alle aandeelhouders alsmede de voorgestelde aanpassingen om toetreding van nieuwe aandeelhouders mogelijk te maken; in te stemmen met de voorgestelde wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst en de statuten van SNB. De onderhandelingen met WRD zijn uitgevoerd met genoemde notitie als leidraad en hebben uiteindelijk geresulteerd in een overeenstemming die is weergegeven in een aantal documenten, waarvan de hoofdlijnen in de volgende hoofdstukken nader worden toegelicht. Afwijkingen ten opzichte van het genomen besluit worden in de tekst expliciet vermeld en toegelicht.
3.
Waarde aandelen SNB
In ŚŽŽĨĚƐƚƵŬϲǀĂŶĚĞŶŽƚŝƚŝĞ͞participatiestrategie͟ is nader ingegaan op de waardebepaling van SNB, waarbij gekozen is om op basis van de intrinsieke waarde de waardebepaling van SNB uit te voeren op advies van Deloitte. Hierbij is een bandbreedte aangegeven waarbinnen de inbreng van de nieuwe aandeelhouder moet liggen. Deze bedraagt minimaal een aandeel in het zichtbaar vermogen aangevuld met de niet geactiveerdĞ ďŽƵǁƌĞŶƚĞ ;Φ ϴϴ͘ϱϬϬ͘ϬϬϬͿ ĞŶ ŵĂdžŝŵĂĂů ĞĞŶ ĂĂŶĚĞĞůŝŶĚĞƚŽƚĂůĞŝŶƚƌŝŶƐŝĞŬĞǁĂĂƌĚĞǀĂŶ^E;ΦϭϬϳ͘ϳϬϬ͘ϬϬϬͿ͘ĞƵŝƚĞŝŶĚĞůŝũŬĞŝŶďƌĞŶŐŝƐŚŝĞƌďŝũ afhankelijk van het te bereiken onderhandelingsresultaat. Daarnaast wordt het aandeel gebaseerd op de gereserveerde capaciteit die wordt bepaald op basis van de individuele slibproductie en slibsamenstelling. Op basis van de geformuleerde uitgangspunten bedraagt het aandeel van WRD in de gereserveerde capaciteit 14,4% en worden de grenzen voor het aandeel in de waarde van SNB berekend op minimaal ΦϭϮ͘ϳϰϰ͘ϬϬϬĞŶmaximaal Φϭϱ͘ϱϬϴ͘ϴ00.
Rev. 0
6 van 12
September 2008 R.08.008/participatie WRD
WRD heeft tijdens het onderhandelingsproces aan Ernst & Young (E&Y) opdracht gegeven advies uit te brengen over de te gebruiken waarderingsmethode en de waarde inschatting van SNB. E&Y heeft aangegeven dat de waarde gebaseerd zou moeten worden op een evenredige aandeel van WRD in het aandelenkapitaal, vermeerderd met de contante waarde van de te verwachten agiouitkeringen. Op deze wijze komt de door E&Y berekende waarde op een bedrag uit van Φϴ͘ϮϮϲ͘ϬϬϬ͘ĞnjĞwaarde is beduidend lager dan de door SNB in ĚĞŶŽƚŝƚŝĞ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ genoemde waardes. UiƚĞŝŶĚĞůŝũŬŝƐŵĞƚtZĞĞŶǁĂĂƌĚĞǀŽŽƌĚĞĂĂŶĚĞůĞŶŽǀĞƌĞĞŶŐĞŬŽŵĞŶǀĂŶΦ12.902.610. Deze waarde ligt binnen de hierboven aangegeven grenzen en voldoet daarmee aan de gestelde ǀŽŽƌǁĂĂƌĚĞŶŝŶĚĞŶŽƚŝƚŝĞ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͘͟ŝũĚĞůĞǀĞƌŝŶŐǀĂŶĚĞĂĂŶĚĞůĞŶǀĂŶĚĞŚƵŝĚŝŐĞ aandeelhouders aan WRD wordt genoemde waarde verdeeld op onderstaande wijze uitgekeerd aan de bestaande aandeelhouders. Tevens is een tabel opgenomen waarbij wordt aangegeven wat het nieuwe belang van alle afzonderlijke aandeelhouders in SNB wordt. Waterschappen
Waarde aandelen
Waterschap Aa en Maas
5.784.354
Waterschap De Dommel
3.133.222
Waterschap Rivierenland
398.531
Waterschap Brabantse Delta
3.586.503
Totaal
12.902.610
Verdeling verkoop aandelen SNB aan WRD
Waterschappen
Voor 1-1-2009
Vanaf 1-1-2009
%
%
%
bedrag
37,8%
1.715.364
31,25%
1.418.125
-6,55%
-297.239
Waterschap De Dommel
31,5%
1.429.470
28,10%
1.275.178
-3,40%
-154.292
Waterschap Rivierenland
2,7%
122.526
2,25%
102.105
-0,45%
-20.421
28,0%
1.270.640
24,00%
1.089.120
-4,00%
-181.520
14,40%
653.472
14,40%
653.472
100,0%
4.538.000
100,0%
4.538.000
0,0%
0
Waterschap Regge en Dinkel Totaal
Aantal
Vanaf 1-1-2009
Waterschap Aa en Maas
Waterschap Brabantse Delta
Aantal
Verdeling aandelen
4.
Samenwerkingsovereenkomst
De samenwerking tussen de aandeelhouders ten behoeve van de totstandkoming van de vennootschap is nader uitgewerkt in een samenwerkingsovereenkomst van 13 september 1994 ;ĚĞ ͞KŽƌƐƉƌŽŶŬĞůŝũŬĞ ^ĂŵĞŶǁĞƌŬŝŶŐƐŽǀĞƌĞĞŶŬŽŵƐƚ͟Ϳ͕ ůĂƚĞƌ ŐĞǁŝũnjŝŐĚ ĚŽŽƌ ĞĞŶ ĂĂŶǀƵůůĞŶĚĞ overeenkomst gedateerd 27 september 2004 ; ĚĞ ͞ĂŶǀƵůůĞŶĚĞ KǀĞƌĞĞŶŬŽŵƐƚ͟). Ten behoeve van de toetreding van Waterschap Regge en Dinkel is de samenwerking nader uitgewerkt en vastgelegd in een nieuwe samenwerkingsovereenkomst, die de Oorspronkelijke Samenwerkingsovereenkomst en de Aanvullende Overeenkomst integraal vervangt. In het oorspronkelijke notitie ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ ǁĂƐ ƚĞƌ ŝůůƵƐƚƌĂƚŝĞ ĞĞŶ ǀŽŽƌůŽƉŝŐĞ samenwerkingsovereenkomst opgenomen. Vanuit deze voorlopige overeenkomst is gewerkt aan een definitieve samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst is volledig uitonderhandeld tussen SNB, namens de aandeelhouders, en WRD waarbij beide partijen zijn ondersteunt door advocaten. In bijlage 1 is deze overeenkomst opgenomen.
Rev. 0
7 van 12
September 2008 R.08.008/participatie WRD
De belangrijkste wijzigingen in deze definitieve overeenkomst ten opzichte van de voorlopige overeenkomst͕ njŽĂůƐ ŽƉŐĞŶŽŵĞŶ ŝŶ ĚĞ ŶŽƚŝƚŝĞ ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ betreffen de volgende onderwerpen. Uitgangspunten samenwerking In artikel 2.2. van de definitieve samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat de aandeelhouders zich verbinden zo spoedig mogelijk na ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst de statuten te wijzigen. Zie hoofdstuk 6 voor een nadere toelichting op deze statutenwijziging. Voor deze statutenwijziging is een aanvullend besluit nodig door de aandeelhouders van SNB. Voordracht commissaris In het oorspronkelijke notitie ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ŝƐŝŶŚŽŽfdstuk 4 reeds opgenomen dat WRD als aandeelhouder een commissaris zal leveren. In de definitieve samenwerkingsovereenkomst is dit verwoord in artiŬĞůϴ͗͞ZĂĂĚǀĂŶŽŵŵŝƐƐĂƌŝƐƐĞŶ͟. Rechtsgeldige besluitvorming In tegenstelling tot de huidige wijze van besluitvorming waarbij een 75% meerderheid benodigd is voor een aantal specifieke besluiten die een belangrijke invloed kunnen hebben op het aandeelhouderschap van alle aandeelhouders is overeengekomen dat een meerderheid van minimaal 95% benodigd is͘ ĞnjĞ ͞ďĞƐĐŚĞƌŵŝŶŐ ǀĂŶ ŚĞƚ ŵŝŶĚĞƌŚĞŝĚƐďĞůĂŶŐ͟ ŐĞĞĨƚ ĂĂŶ ĂůůĞ aandeelhouders, behoudens een aandeelhouder met een zeer klein belang, de mogelijkheid tot het blokkeren van besluiten. In bijlage 1 van de definitieve samenwerkingsovereenkomst zijn deze besluiten nader omschreven. Dit zal tevens verwoord moeten worden in de statuten van SNB. Over deze wijziging is een aanvullend besluit nodig door de aandeelhouders van SNB. Verdeling exploitatiekosten In artikel 9.3 van de definitieve samenwerkingsovereenkomst is expliciet opgenomen dat het postzegeltarief wordt gehanteerd voor alle aandeelhouders. In de voorlopige samenwerkingsovereenkomst was dit niet expliciet vermeld. Wel is in hoofdstuk 7 van de notitie ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ĂĂŶŐĞŐĞǀĞŶĚĂƚĚŝƚƵŝƚŐĂŶŐƐƉƵŶƚǀĂŶĚĞŬŽƐƚĞŶǀĞƌĚĞůŝŶŐŶŝĞƚǀĞƌĂŶĚĞƌĚďŝũ toetreding van een nieuwe aandeelhouder. Vrijwaring financiële en fiscale constructies Conform de notitie ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ǁŽƌĚƚtZŐĞǀƌŝũǁĂĂƌĚǀĂŶĂůůĞĂĂŶƐƉƌĂŬĞůŝũŬŚĞŝĚƚĞŶ aanzien van de CBL, VAMIL en Switch Transaction. Aanvullend is in de definitieve samenwerkingsovereenkomst ook een vrijwaring opgenomen ten aanzien van de BTWconstructie. De bepalingen hierover zijn in de definitieve samenwerkingsovereenkomst in artikel 13.4 nader uitgewerkt. Achtergrond voor het opnemen van deze vrijwaring ligt in het feit dat WRD nauwelijks of geen voordelen heeft van dit convenant met de Belastingdienst omdat de einddatum van het convenant bijna is bereikt en derhalve vrijgesteld wil worden van eventuele nadelige gevolgen van dit convenant. Over deze wijziging is een aanvullend besluit nodig door de aandeelhouders van SNB.
Rev. 0
8 van 12
September 2008 R.08.008/participatie WRD
5.
Koopovereenkomst
Om de verkoop en koop van aandelen van SEŵŽŐĞůŝũŬƚĞŵĂŬĞŶŝƐĞĞŶ͞Kvereenkomst tot koop ĞŶ ǀĞƌŬŽŽƉ ǀĂŶ ĂĂŶĚĞůĞŶ͟ opgesteld. Deze overeenkomst is opgenomen in bijlage 2 bij dit document. Een belangrijke voorwaarde die in deze overeenkomst is opgenomen en die niet was opgenomen ŝŶ ĚĞ ŶŽƚŝƚŝĞ ͟͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ ŝƐ ĚĂƚ ĚĞ ŚƵŝĚŝŐĞ ĂĂŶĚĞĞůŚŽƵĚĞƌƐ tZ ǀƌŝũǁĂƌĞŶ ǀĂŶ eventuele financiële claims. Het betreft hier claims die na toetreding van WRD zich kunnen voordoen maar nog betrekking hebben op de periode voor de toetreding. Deze vrijwaring wordt beperkt door de informatie welke WRD had moeten weten ten aanzien van eventuele claims op basis van het door WRD uitgevoerde Due Diligence onderzoek. Daarnaast is de betreffende vrijwaring of garantie beperkt in hoogte (artikel 7.5) en looptijd (artikel 7.6). In de voorbesprekingen met WRD is dit aspect van vrijwaring voor financiële claims niet aan de orde geweest en is derhalve niet meegenomen in de notitie ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚiesƚƌĂƚĞŐŝĞ͕͟ ǁĂĂƌĚŽŽƌ hierover ook geen afspraken overgemaakt zijn met de huidige aandeelhouders van SNB. Over deze wijziging is een aanvullend besluit nodig door de aandeelhouders van SNB. 6.
Wijziging statuten
Ten behoeve van de participatie van WRD dienen aanpassingen te worden doorgevoerd in de statuten van de vennootschap. In bijlage 3 zijn de nieuwe statuten integraal opgenomen. Deze wijzigingen zijn onder te verdelen in een drietal categorieën: Gemandateerde wijzigingen conform de notitŝĞ͞ƉĂƌƚŝĐŝƉĂƚŝĞƐƚƌĂƚĞŐŝĞ͟ Het betreft hier de wijziging van het aantal commissarissen en de voordracht van de commissarissen. Dit is in hoofdstuk 4 reeds aangegeven. In de statuten zijn hiervoor in artikel 21 lid 1 en 2 wijzigingen aangebracht. Niet gemandateerde wijzigingen die een aanvullend besluit van de aandeelhouders behoeven In tegenstelling tot de huidige wijze van besluitvorming waarbij een 75% meerderheid benodigd is voor een aantal specifieke besluiten die een belangrijke invloed kunnen hebben op het aandeelhouderschap van alle aandeelhouders is overeengekomen dat een meerderheid van minimaal 95% benodigd is. Dit is reeds aangegeven in hoofdstuk 4. De in bijlage 1 van de samenwerkingsovereenkomst genoemde besluiten zijn verwerkt in de statuten. Hiervoor wordt verwezen naar: Artikel 6 lid 1: uitgifte van aandelen. Artikel 7 lid 4: voorkeursrecht. Artikel 9 lid 3: uitgifte van eigen aandelen. Artikel 18: De in artikel 18 lid 1 en in lid 2 sub e tot en met h te nemen besluiten vereisen een meerheid van 95% van de stemmen (zie artikel 18 lid 6). Het betreft hier: wijziging in kostenverdeling, faillissement aangifte, deelnemen in een andere onderneming, wijzigingen verwerkingscapaciteit SVI en belangrijke veranderingen die het karakter van de onderneming veranderen. Artikel 30 lid 2: Vaststelling van de jaarrekening. Artikel 30 lid 3: Wijziging van de waarderingsgrondslagen van de jaarrekening. Artikel 44: Wijziging statuten, fusie, splitsing en ontbinding.
Rev. 0
9 van 12
September 2008 R.08.008/participatie WRD
Wettelijke wijzigingen De Minister van Justitie moet een verklaring van geen bezwaar afgeven ten behoeve van de wijziging in de statuten. Om dit te kunnen realiseren zijn in de statuten een aantal wijzigingen aangebracht die hiervoor noodzakelijk zijn en die sinds de laatste wijziging van de statuten 2001 wettelijk opgenomen moeten worden in de statuten van een N.V. Het betreft hier de volgende wijzigingen: Artikel 18 lid 1: Aan de goedkeuring van de algemene vergadering zijn onderworpen besluiten van de directie omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming. Deze bepaling dient bij wet opgenomen te worden. Artikel 33 lid 2: Tijdens de jaarvergadering is het verplicht om op de agenda de decharge van de commissarissen en de directie te behandelen. Artikel 33 lid 3: In dit artikel wordt geregeld dat een aandeelhouder die 1% van de aandelen houdt het recht heeft om een onderwerp op de agenda te plaatsen. De tekst die hiervoor is opgenomen betreft de wettelijke tekst.
7.
Akte van levering
De akte van levering is in bijlage 4 opgenomen. Dit een notariële akte waarbij conform de afspraken uit de koopovereenkomst de daadwerkelijke levering of eigendomoverdracht plaatsvindt van een deel van de aandelen van de huidige aandeelhouders van SNB naar WRD.
8.
Conclusies en besluitvorming
Vertegenwoordigers van SNB en WRD zijn na een langdurig en zorgvuldig onderhandelingstraject tot overeenstemming gekomen over de voorwaarden van participatie van WRD in SNB. Deze participatie betreft een belang van 14,4% in de vennootschap overeenkomend met een slibhoeveelheid van ongeveer 55.000 ton slibkoek op jaarbasis. Van de zijde van SNB heeft de directie door besluiten van de Algemene Besturen van haar aandeelhouders mandaat gekregen binnen randvoorwaarden de onderhandelingen te voeren en tot resultaat te brengen. Op enkele onderdelen na kon het gehele onderhandelingstraject met WRD binnen de gestelde randvoorwaarden worden gerealiseerd. Voor die aspecten van het onderhandelingsresultaat die niet in overeenstemming zijn met het mandaat is aanvullende besluitvorming nodig door de Algemene Besturen van de aandeelhouders, die daarbij tevens mandaat dienen te geven aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur voor het tekenen van alle in deze notitie toegelichte en tevens als bijlage bijgevoegde documenten. Deze documenten zijn eveneens zorgvuldig tot stand gekomen met behulp van de advocaat en notaris van SNB.
Rev. 0
10 van 12
September 2008 R.08.008/participatie WRD
Besluit SNB vraagt de besturen van de aandeelhouders om in te stemmen met: De voorliggende bepalingen uit de samenwerkingsovereenkomst. De voorliggende bepalingen uit de koopovereenkomst. De wijziging van de statuten zoals aangegeven. En om aan de voorzitter van het bestuur mandaat te geven om alle benodigde documenten ten behoeve van de participatie van WRD namens het waterschap te tekenen, waaronder in ieder geval wordt verstaan de samenwerkingsovereenkomst, de koopovereenkomst, de akte van levering en de statutenwijziging en daarbij behorende documenten ten behoeve van de officiële vaststellingsprocedure van de nieuwe statuten. Naast formele besluitvorming door de Algemene Besturen van de aandeelhouders van SNB zal ook het Algemeen Bestuur van WRD moeten instemmen met de participatie. Dezelfde documenten zoals opgenomen in de bijlagen worden ook aan het Algemeen Bestuur van WRD voorgelegd. 9.
Verwijzingen
[1] [2] [3] [4] [5] [6]
Notitie participatiestrategie, SNB, R.07.010/participatiestrategie Besluit AB, Waterschap Brabantse Delta, 2 april 2008 Besluit AB, Waterschap Rivierenland, 11 april 2008 Besluit AB, Waterschap De Dommel, 16 april 2008 Besluit AB, Waterschap Aa en Maas, 25 april 2008 Besluit AB, Waterschap Regge en Dinkel, 4 juli 2007.
Rev. 0
11 van 12
September 2008 R.08.008/participatie WRD
Overzicht bijlagen: Bijlage 1:
Samenwerkingsovereenkomst
Bijlage 2:
Koopovereenkomst
Bijlage 3:
Wijziging statuten
Bijlage 4:
Akte van levering
Rev. 0
12 van 12
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *08I000839* Barcode: *08I000839* Onderwerp: toetreden nieuwe aandeelhouders SNB Sector en afdeling: Concernstaf Datum behandeling: 2 april 2008 Agendapunt: 14a Ter inzage bij de concernstaf: (vertrouwelijk) concept participatiestrategie N.V. Slibverwerking NoordBrabant Bijlagen: samenvatting participatiestrategie N.V. Slibverwerking Noord-Brabant Aan het algemeen bestuur Inleiding De SNB verwerkt jaarlijks circa 400.000 ton slibkoek. Daarvan wordt circa 60% aangevoerd door de huidige aandeelhouders en circa 40% komt van externe klanten. Het risico van onderbezetting wordt geheel gedragen door de aandeelhouders en kan oplopen tot circa € 5,8 miljoen hetgeen neer komt op € 25,- per ton slibkoek. Om dit risico van onderbezetting te verlagen streeft de SNB naar een verhoging van het aandeel vaste bezetting in de totale verwerkingscapaciteit. Op basis van de geformuleerde uitgangspunten, het aantal nieuwe aandeelhouders en mede afhankelijk van het uiteindelijke onderhandelingsresultaat kan er voor de huidige deelnemers een lichte stijging ontstaan in de jaarlijkse bijdrage aan de SNB. Dit kan gezien worden als een verzekeringspremie tegen onderbezetting. Tegenover het genoemde risico van € 25,- staat in het meest nadelige geval een stijging per ton van ruim € 1,- per ton slibkoek. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met het in de bijgevoegde samenvatting opgenomen besluit met betrekking tot de participatie van nieuwe aandeelhouders in de SNB? Strategie Gezien de huidige omvang van levering door derden is risicoreductie met betrekking tot mogelijke onderbezetting een belangrijke factor voor de SNB. De contracten met de externe klanten lopen gespreid in de periode 2008 tot en met 2012 af. Op dat moment maken zij opnieuw de afweging waar zij hun slib laten verwerken. Gezien de huidige concurrentie en marktprijzen is er een aanzienlijke mogelijkheid dat partijen voor een andere oplossing kiezen dan SNB. Bij het eventueel toetreden als aandeelhouder hebben de huidige externe klanten extra zekerheid ten aanzien van een langdurige milieuverantwoorde manier van slibverbranding. In de participatiestrategie is uiteengezet hoe de huidige situatie is en wat de effecten zijn van het toetreden van nieuwe aandeelhouders. Uiteraard is daarbij enige bandbreedte aangegeven omdat het uiteindelijke resultaat afhankelijk is van de onderhandelingen met de betreffende partij. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk afhankelijk van het onderhandelingsresultaat kan er een lichte stijging ontstaan van de jaarlijkse bijdrage. Zoals aangegeven in het rapport staat er bij het toetreden van de 1e nieuwe aandeelhouder tegenover een maximale extra bijdrage van € 315.000,- (Brabantse Delta € 69.000,-) een risicoreductie van € 2.200.000,-. (Brabantse Delta € 835.000,-). Dit is het gevolg van de (uniforme) uitgangspunten voor de kostenverdeelsystematiek voor alle aandeelhouders. De uiteindelijke prijs per ton per aandeelhouder is afhankelijk van het organische stof gehalte van het slib en de toepassing van het postzegeltarief voor het transport. In het voorstel wordt op basis van de uniformiteit en gelijkwaardigheid uitgegaan van handhaving van dit postzegeltarief. Voor de huidige aandeelhouders heeft een nadelige uitwerking.
x
Juridische gevolgen ja, namelijk Bij toetreding van nieuwe aandeelhouders veranderen de percentages in het totale aandelenkapitaal en dienen de samenwerkingsovereenkomst en de statuten van de SNB aangepast te worden. Door instemming met de voorliggende concept-stukken kan dit verder door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de SNB worden afgewikkeld.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf Na besluitvorming zal een en ander bij de belanghebbenden binnen de organisatie bekend worden gemaakt. Bij uiteindelijke toetreding van nieuwe aandeelhouders zal hierover zowel intern als extern door partijen worden gecommuniceerd. De SNB zal van de besluitvorming op de hoogte worden gebracht. Advies: AB stemt in met het besluit zoals opgenomen in de bijgevoegde samenvatting participatiestrategie N.V. Slibverwerking Noord-Brabant.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
SAMENVATTING PARTICIPATIESTRATEGIE EXEMPLAAR VOOR WATERSCHAP BRABANTSE DELTA N.V. SLIBVERWERKING NOORD-BRABANT
Exemplaar Waterschap Brabantse Delta
Datum Revisie Door
: : :
Document
:
Rev.0
Februari 2008 0 ir. M.M. Lefferts, Directeur S.F. Bombeeck RA, Controller R.07.010/samenvatting part.strat.
Pagina 1 van 3
februari 2008 R.07.010, samenvatting
Samenvatting Inleiding N.V. Slibverwerking Noord-Brabant (SNB) verwerkt in de slibverbrandingsinstallatie (SVI) in Moerdijk ongeveer 400.000 ton slibkoek per jaar, waarvan ongeveer 250.000 ton van de aandeelhouders en ongeveer 150.000 ton van externe klanten. Mede gezien de gelimiteerde looptijd van de externe overeenkomsten streeft SNB naar een verhoging van het aandeel vaste bezetting in de totale verwerkingscapaciteit om daarmee het risico op onderbezetting te beperken. Dit risico wordt volledig gedragen door de huidige aandeelhouders van SNB en loopt bij een maximale onderbezetting van 40% RS WRW FLUFD ¼ PLOMRHQSHUMDDURIWHZHO¼SHUWRQVOLENRHNDit betekent dus dat door het wegvallen van deze klanten de aandeelhouders meer moeten gaan betalen. De doelstelling van het verhogen van de vaste bezetting kan gerealiseerd worden door het aantrekken van nieuwe aandeelhouders, waarbij onder andere de bestaande externe klanten als potentiële nieuwe aandeelhouders worden aangemerkt. Ten behoeve van de toetreding van nieuwe aandeelhouders zijn alle financiële, juridische, fiscale en eventuele aanvullende aspecten beoordeeld en in een participatiedocument beschreven. Belangrijke uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de toetreding van een nieuwe aandeelhouder zijn onder andere gelijkwaardigheid en solidariteit voor alle aandeelhouders, zoals beschreven in de (aanvullende ) samenwerkingsovereenkomst, en de huidige berekeningssystematiek van de verwerkingskosten voor de aandeelhouders. Financiële consequenties Toetreding zal plaatsvinden door een herverdeling van de bestaande aandelen, waarbij de nieuwe aandeelhouder zich inkoopt in het bestaande aandelenkapitaal, en een vergoeding van de nieuwe aandeelhouder aan de bestaande aandeelhouders op basis van de intrinsieke waarde van de vennootschap. Per saldo leveren deze twee betalingen een reductie van het uitstaande agiokapitaal op en navenant lagere financieringslasten. Het uiteindelijke financiële resultaat van toetreding voor de bestaande aandeelhouders zorgt voor een lichte toename in de jaarlijkse bijdrage die aan SNB betaald moet worden. Deze toename weegt echter niet op tegen het eerder genoemde financiële risico van onderbezetting. Dit beperkte negatief financiële resultaat kan betiteld worden als een verzekeringspremie op onderbezetting. Concreet vraagt de directie van SNB aan de aandeelhouders toestemming, op basis van de beschreven uitgangspunten, om de toetreding van nieuwe aandeelhouders te realiseren. In het specifieke geval van de eerste potentiële toetreder is sprake van een externe klant die verantwoordelijk is voor ruim 50.000 ton slibkoek per jaar (ongeveer 13% bezetting) waarbij afhankelijk van het onderhandelingsresultaat met betrekking tot de inbrengwaarde MDDUOLMNV PHHUNRVWHQ RQWVWDDQ YRRU GH EHVWDDQGH DDQGHHOKRXGHUV WXVVHQ ¼ WRW ¼ 315.000. Hiertegenover staat een aanzienlijke reductie van het risico op onderbezetting YDQ¼SHU jaar. In onderstaande tabel is dit nader uitgewerkt per aandeelhouder.
Exemplaar Waterschap Brabantse Delta
Rev.0
Pagina 2 van 3
februari 2008 R.07.010, samenvatting Niveaus van aandeelhouderswaarde Waterschap Aa en Maas Waterschap De Dommel Waterschap Rivierenland Waterschap Brabantse Delta Totaal
Minimumgrens ¼-159.000 ¼-81.000 ¼-6.000 ¼-69.000 ¼-315.000
Middenwaarde ¼-130.000 ¼-56.000 ¼-3.000 ¼-47.000 ¼-236.000
Maximumgrens ¼-107.000 ¼-37.000 ¼-2.000 ¼-30.000 ¼-176.000
Risico reductie op jaarbasis ¼ ¼ ¼ ¼ ¼
Tabel : Gevolgen voor bestaande aandeelhouders bij toetreding van een externe klant op jaarbasis. De grenswaarden geven de bandbreedte aan van de mogelijke omvang van de jaarlijkse meerkosten voor de bestaande aandeelhouders gebaseerd op een uitgewerkte waardebepaling. Toelichting: rood = nadelig en groen = voordelig voor bestaande aandeelhouders
Besluit SNB vraagt de besturen van de aandeelhoudende waterschappen om: in te stemmen met het machtigen van de directie van SNB om als vertegenwoordiger van de bestaande aandeelhouders op te treden in de totstandkoming van de toetreding van een of meerdere nieuwe aandeelhouder(s) onder toezicht van de RvC; in te stemmen met algemene uitgangspunten van participatie in SNB; in te stemmen met een inbrengwaarde gebaseerde op de intrinsieke waarde van SNB waarbij afhankelijk van de onderhandelingen met potentiële aandeelhouders al dan niet sprake zal zijn van een (beperkte) overwaarde van SNB; in te stemmen met de handhaving van de uitgangspunten en grondslagen voor de kostenverdeling tussen alle aandeelhouders alsmede de voorgestelde aanpassingen om toetreding van nieuwe aandeelhouders mogelijk te maken; in te stemmen met de voorgestelde wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst en de statuten van SNB. Een uitgebreide toelichting bij dit voorstel is opgenomen in het document Participatiestrategie (R.07.010/participatiestrategie, revisie 3 van januari 2008). In dit document is onder andere een toelichting gegeven op de structuur, de wet- en regelgeving en de financiële consequenties. Het document ligt (vertrouwelijk) ter inzage bij de concernstaf
Exemplaar voor Waterschap Brabantse Delta
Rev.0
Pagina 3 van 3
Nummer : *08I004541* Barcode : 08I004541 Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008; gezien het advies 'Participatie van waterschap Regge en Dinkel in N.V. Slibverwerking Noord-Brabant, Onderhandelingsresultaat en definitieve besluitvorming, d.d. september 20078, R.08.008/participatie WRD met de bijlagen: 1. Samenwerkingsovereenkomst; 2. Koopovereenkomst; 3. Wijziging Statuten en 4. Akte van levering; BESLUIT: in te stemmen met: de voorliggende bepalingen uit de Samenwerkingsovereenkomst; de voorliggende bepalingen uit de Koopovereenkomst; de wijziging van de Statuten zoals aangegeven; het geven van mandaat aan de dijkgraaf om alle benodigde documenten ten behoeve van de participatie van WRD namens het waterschap te tekenen, waaronder in ieder geval wordt verstaan de samenwerkingsovereenkomst, de koopovereenkomst, de akte van levering en de statutenwijziging en daarbij behorende documenten ten behoeve van de officiële vaststellingsprocedure van de nieuwe statuten. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004061* Barcode: *08I004061* Onderwerp: verdere fusie laboratoria waterschappen Sector en afdeling: Strategisch Beleid en Onderzoek Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 14 Ter inzage bij de concernstaf: rapport Berenschot: Fusie laboratoria waterschappen, 2 oktober 2008 Bijlagen: besluit beslisdocument bij businesscase fusie laboratoria Aan het algemeen bestuur Inleiding In de vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007 is besloten om per 1 mei 2008 een gemeenschappelijk regeling (GR) op te richten voor de samenvoeging van de laboratoria van waterschap Hollandse Delta en waterschap Brabantse Delta. Het hoogheemraadschap Defland heeft zich tevens aangesloten bij deze gemeenschappelijke regeling. Dit besluit heeft geleid tot het huidige Delta Waterlab met vestigingen in Rotterdam en Breda. In juni 2008 is in een paralleltraject aan de vorming van Delta Waterlab, namens zeven waterschappen (waaronder Brabantse Delta) een adviesbureau gevraagd een rapport op te stellen voor een verdere samenwerking (fusie) van laboratoriumorganisaties. Dit zijn de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta, Delfland, De Dommel, Hollandse Delta, Rijnland en Schieland en de Krimpenenerwaard. Het betreft allemaal waterschappen die de laboratoriumtaak niet meer zelfstandig uitvoeren maar ondergebracht hebben in een GR. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met het opgaan van Delta Waterlab in een verdere fusie met andere waterschapslaboratoria zoals uitgewerkt in bijgaand besluit? Het gevraagde besluit aan het algemeen bestuur is tevens opgenomen in het bijgevoegde Beslisdocument fusie waterschapslaboratoria en nader onderbouwd in het onderliggende rapport Fusie laboratoria Waterschappen. Strategie Aanleiding en aanpak fusie Aanleiding voor de opdracht aan het adviesbureau zijn diverse ontwikkelingen: x verbreding van het analysepakket, zodat meer kennis en expertise nodig is; x toename van de complexiteit van techniek en technologie, waardoor er voldoende financieel draagvlak moet zijn ten behoeve van bijvoorbeeld kapitaalintensieve apparatuur; x huidige marktontwikkelingen, met een tendens naar schaalvergroting en professionalisering. Doel van de verdere samenwerking is een kostenefficiënte en robustere laboratoriumorganisatie die beter in kan spelen op de genoemde ontwikkelingen. Met de fusie kunnen eveneens een aantal kwetsbaarheden worden opgelost zoals de relatief kleine schaal waarop in sommige specialisaties wordt geopereerd. Er wordt geadviseerd de fusie in deelstappen uit te voeren: x besluitvoering over dit advies in 2008; x 1 januari 2009: start van het proces na positieve besluitvorming in de algemene besturen. Werven van een projectdirecteur om het integratieproces aan te pakken; x 1 mei 2009: een nieuwe GR (inclusief bestuur) is opgericht;
1 januari 2011 uiterlijk: één uitvoeringsorganisatie, onder leiding van één bestuur en management, maar waarvan de werkzaamheden op vier locaties worden uitgevoerd (Boxtel, Breda, Leiden en Rotterdam). 1 januari 2013 (of zoveel eerder/later als mogelijk of noodzakelijk) realisatie van de samenvoering op één locatie. Om dit mogelijk te maken wordt een helder en onomkeerbaar besluit van de zeven waterschappen gevraagd. Daarmee is de 'of-vraag' eind dit jaar beantwoord en kan de 'hoe-vraag' worden opgepakt. Daarnaast is een strakke regie en medewerking nodig van de zeven waterschappen. Dat zijn de besturen van de zeven waterschappen en hun secretarisdirecteuren, de besturen van de drie huidige GR-en, hun directeuren en hun medewerkers plus ondernemingsraden. Taak en rol zijn verder uitgewerkt in het bijgevoegde besluit voor het algemeen bestuur. x x
Taken, dienstverlening en opdrachtgeverschap De nieuwe laboratoriumorganisatie werkt voor de aangesloten waterschappen en verricht bemonsteringen en voert onderzoek uit op basis van een zo groot mogelijk uniform pakket. Daarnaast is het mogelijk aanvullende opdrachten te geven. Hiervoor worden in dat geval aparte afspraken gemaakt. Het laboratorium wordt verantwoordelijk voor alle uitbestede laboratoriumwerkzaamheden. Om dit te realiseren moeten de opdrachtgevers intensief met elkaar optrekken en de taakuitvoering vastleggen. Zo onstaat collectief opdrachtgeverschap voor een uniform dienstverleningspakket. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk het voor de nieuwe organisatie benodigde budget is in de startsituatie met diverse locaties structureel circa € 14,7 mln. Dit is ruim € 1,1 mln. lager dan de optelsom van de huidige kosten van de zeven organisaties. Dit is een besparing van ruim 7,2%. Voor het opbrengen van het budget is een kostenverdeelsleutel opgesteld op basis van ILOW-punten met een correctie. Zonder correctie zullen namelijk niet alle deelnemers een voordeel realiseren. De correctie houdt in dat alle deelnemers eenzelfde procentueel besparingsvoordeel realiseren. De besparing ziet er dan als volgt uit: WSBD Struc. besparing
WSHD
DL
RL
SK
AM
DD
€ 170.600 € 323.719 € 86.792 € 285.605 € 48.588 € 100.513 € 121.385
In totaal worden de projectbegroting en tijdelijke personele (frictie-)kosten geraamd op € 1,8 mln. Deze kosten worden wederom op basis van de sleutel van de ILOW-punten over de deelnemers verdeeld. Op die basis kan de terugverdientijd worden berekend. Hieruit blijkt dat alle waterschappen binnen ongeveer twee jaar structureel voordeel ondervinden van de samenwerking: WSBD
WSHD
DL
RL
SK
AM
DD
Struc. besparing € 170.600 € 323.719 € 86.792 € 285.605 € 48.588 € 100.513 € 121.385 Transitiekosten € 277.355 € 443.011 €126.326 € 437.564 € 93.576 € 158.426 € 261.789 Terugverdientijd 1,63
1,37
1,46
1,69
1,93
1,58
2,16
In de eindfase, wanneer vanuit één locatie gewerkt gaat worden is de verwachting dat een besparing van 16,4% gehaald kan worden (ruim €1,1 mln. in de startfase en ruim € 1,5 mln. in de eindfase.) x
Juridische gevolgen ja, namelijk Rechtsvorm: voor de nieuwe laboratoriumorganisatie zijn verschillende rechtsvormen bekeken: de GR, de stichting en NV. Geadviseerd wordt de rechtsvorm GR met een openbaar lichaam. Deze vorm past uiteindelijk het beste bij de status van de laboratoriumorganisatie zijnde van en voor de waterschappen. Er is ook geen oogmerk om winst te maken. Om te komen tot een fusie van de laboratoriumorganisaties wordt geadviseerd de bestaande GR-en 'leeg' te maken en te liquideren en gelijktijdig een nieuwe GR op te richten. De provincie dient hieraan nog goedkeuring te verlenen. BTW-aspecten: op basis van het leerstuk koepelvrijstelling kan onder voorwaarden worden voorkomen dat BTW moet worden geheven over de dienstverlening van de laboratoriumorganisatie aan de waterschappen. Voor eventuele dienstverlening van waterschappen aan de laboratoriumorganisatie kan mogelijk ook een beroep worden gedaan op vrijstelling. Om hier uitsluitsel over te krijgen is overleg met de Inspecteur noodzakelijk. Aanbesteden, mededinging en staatssteun: Om te voorkomen dat het afnemen van diensten van de laboratoriumorganisatie aanbestedingsplichtig wordt moeten de waterschappen toezicht uitoefenen op de laboratoriumorganisatie als ware het een eigen dienst. De GR maakt dit het beste mogelijk al wordt dit wel steeds lastiger bij een toenemend aantal deelnemers. Daarnaast dient meer dan 90% van de
werkzaamheden voor de waterschappen verricht te worden. Meer dienstverlening aan derden leidt tot een aanbestedingsplicht voor het reguliere werk. Een onderneming mag geen misbruik maken van een economische machtspositie of mededingingsbeperkende afspraken maken. Wanneer dit wel gebeurt, is er sprake van ontoelaatbare mededinging. Strijd met het mededingingsrecht zou zich voor kunnen doen als de nieuwe laboratoriumorganisatie een te groot marktaandeel zou verkrijgen. Hier lijkt vooralsnog geen sprake van te zijn. Wanneer de waterschappen aan de laboratoriumorganisatie op niet marktconforme basis een financieel voordeel verstrekken dan is sprake van ontoelaatbare staatssteun. Staatssteun is op voorhand verboden of moet worden gemeld bij de Europese Commissie die vrijstelling kan verlenen. Inbreng door de waterschappen (van kapitaal, leningen/garanties) is geen staatssteun als dit plaatsvindt onder marktconforme voorwaarden. In het advies wordt er van uit gegaan dat met de gekozen rechtsvorm en het aantal deelnemers niet in strijd zal worden gehandeld met de Europese en Nederlandse regelgeving op het terrein van aanbesteding, mededinging en staatssteun. x
Personele gevolgen ja, namelijk geadviseerd wordt om met betrekking tot de rechtspositie van de nieuwe laboratoriumorganisatie te kiezen voor het blijven volgen van de SAW. Omdat de huidige sociaal statuten niet voorzien in een fusie zoals deze thans wordt voorgesteld dient met de vakorganisaties een nieuw sociaal statuut te worden afgesloten.
x
Overig ja, namelijk door het adviesbureau is een concept-besluit voorbereid. Zoals onder het kopje 'juridische gevolgen' is aangegeven zijn er verschillende uitgangspunten die, wanneer daar niet aan wordt voldaan, een andere (financiële) uitkomst van de fusie kunnen geven. Het betreft: - goedkeuring door de provincie van de nieuwe GR; - BTW-vrijstelling door de Inspecteur; - geen strijdigheid met Europese en Nederlandse regelgeving op het gebied van aanbesteding, mededinging en staatssteun. Er wordt nu echter wel een helder en onomkeerbaar besluit gevraagd van het algemeen bestuur waarmee de 'of-vraag' tot een fusie niet meer ter discussie zal staan. Daarom wordt geadviseerd aan het conceptbesluit toe te voegen dat besloten wordt onder het voorbehoud dat aan de genoemde uitgangspunten kan worden voldaan.
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf verplicht invullen Advies: het AB stemt in met het opgaan van Delta Waterlab in de verdere fusie met andere waterschapslaboratoria zoals uitgewerkt in bijgaand besluit onder het voorbehoud dat aan bepaalde uitgangspunten kan worden voldaan.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer : *08I003935* Barcode : *08I003935* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008, nummer 08I003934, met als ter inzage stuk het Rapport Berenschot: Fusie laboratoria Waterschappen, 2 oktober 2008 en Beslisdocument bij businesscase fusie laboratoria; gezien het advies van de AB-commissie Bestuur en Middelen van 12 november 2008 gezien het advies van de ondernemingsraad van Delta Waterlab;
BESLUIT: Onder het voorbehoud dat aan de volgende uitgangspunten kan worden voldaan: provinciale goedkeuring van de op te richten gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam, artikel 1, lid 2 WGR; BTW-vrijstelling door de Inspecteur over de wederzijdse dienstverlening tussen de laboratoriumorganisatie en de betrokken waterschappen; geen strijdigheid met Europese en Nederlandse regelgeving op het gebied aan aanbesteding, mededinging en staatssteun; 1.
de laboratoriumtaak voor het eigen waterschap, samen met die van de zes andere in het onderzoek betrokken waterschappen, uiterlijk per 1 januari 2011 in te brengen in de nieuw te vormen laboratoriumorganisatie voor de zeven waterschappen, onder instandhouding van 4 locaties, om vanuit de nieuwe organisatie op 1 januari 2013 of zoveel eerder als mogelijk, dan wel zoveel later als noodzakelijk, de concentratie op één locatie te realiseren; 2. de nieuwe organisatie uiterlijk met ingang van 1 januari 2011 de taken te laten uitvoeren en deze in te richten conform de voorstellen, alsmede deze als gezamenlijke waterschappen van het benodigde budget van € 14.7 mln. te voorzien, en dit budget conform de variant met de gecorrigeerde verdeelsleutel zoals weergegeven in paragraaf 7, tabel 3 van het Beslisdocument op te brengen; 3. voor de nieuwe organisatie de rechtsvorm van een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam te kiezen en op grond van artikel 1, lid 2 WGR, toestemming te verlenen aan het dagelijks bestuur om dit lichaam zo vroeg mogelijk in 2009 op te richten en het bestuur ervan te benoemen met als opdracht de effectuering van de besluiten onder 1 en 2 te realiseren; 4. te besluiten alle noodzakelijke medewerking te verlenen om de bestaande gemeenschappelijke regeling die het laboratorium in stand houdt waarin thans wordt deelgenomen, te weten Delta Waterlab, resp. GWL resp. Rijnland/HHSK, begin 2009 te wijzigen in dier voege, dat wordt vastgelegd dat het uitvoeren van de laboratoriumtaak uiterlijk per 31 december 2010 wordt beëindigd door gelijktijdige overdracht aan de nieuwe organisatie die op grond van het gevraagde besluit onder 1 jo. 3 wordt opgericht, alsmede om de gemeenschappelijke regeling per 31 december 2010 op te heffen; 5. een bijdrage in de kosten van het project beschikbaar te stellen op basis van de verdeelsleutel van ILOW-punten;
6.
opdracht te geven aan het dagelijks bestuur om ter uitwerking van de besluiten onder 1 t/m 4, samen met de andere dagelijkse besturen: a. alle voorbereidingshandelingen te verrichten om conform het besluit onder 3 de gemeenschappelijke regeling tot stand te brengen, zo vroeg mogelijk in 2009, waartoe ook behoort het in gecoördineerd verband voeren van overleg met de provincies over de vereiste goedkeuring; b. maximale medewerking te verlenen aan realisatie van de totstandkoming van de nieuwe organisatie uiterlijk per 1 januari 2011 en ontvlechting van de laboratoriumtaken uit het bestaande samenwerkingsverband op het terrein van de laboratoriumtaak waarin thans wordt deelgenomen, te weten Delta Waterlab, resp. GWL resp. Rijnland/HHSK; c. een bevoegdhedenovereenkomst te doen opstellen, en af te doen sluiten tussen de besturen van de bestaande drie gemeenschappelijke regelingen en het bestuur van de nieuwe gemeenschappelijke regeling, regelende de wijze waarop deze besturen zich in het transitieproces jegens elkaar verhouden als het gaat om besluiten van de huidige besturen op het terrein van onder andere investeringen, contracten en personeel, die reiken over de fusiedatum; d. de secretarisdirecteuren van de 7 waterschappen gezamenlijk mandaat te geven na besluitvorming in de algemene besturen een projectdirecteur aan te trekken voor de duur van het gehele integratieproces van vier jaar; e. te bevorderen dat het bestuur van de gemeenschappelijke regeling waarin thans wordt geparticipeerd, te weten Delta Waterlab, resp. GWL resp. Rijnland/HHSK, de projectdirecteur tevens aanstelt als (onbezoldigd) ambtenaar van de eigen organisatie, hem opneemt in de leiding en van een volmacht voorziet om zo te bewerkstelligen dat beslissingen op het terrein van onder andere investeringen, contracten en personeel, die reiken over de fusiedatum alleen in overeenstemming met hem genomen worden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-2-
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004025* Barcode: *08I004025* Onderwerp: definitief ontwerp, kadeversterking - aanvulling inrichtingsplan Zwaluws Getij, projectnummer: 172 Sector en afdeling: Watersystemen en Waterkeringen, afdeling Plannen en Projecten Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 15 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: -
overzichtskaart;
-
2 Kaarten met dwarsprofielen;
-
toelichting op tracés.
Aan het algemeen bestuur Inleiding Vanuit de wens om de getijdenwerking in het kreekrestant de Zwaluwse Haven weer terug te brengen is - als onderdeel van het project “Het Zwaluws Getij” - een stabiliteitsonderzoek voor de Zwaluwse Haven uitgevoerd. Ook de landelijke discussie aangaande boezemkeringen – naar aanleiding van de kwestie Wilnis – vormde aanleiding om dit veiligheidsaspect extra nauwkeurig te onderzoeken. Vraagstelling Voldoen de kaden van de Zwaluwse Haven aan de vigerende normen voor boezemkeringen gezien huidige en toekomstige ontwikkelingen? Strategie De stabiliteit van de kades is onderzocht volgens de methode zoals deze beschreven staat in de vigerende leidraden en Technische Rapporten. Hierbij is de Leidraad toetsen op veiligheid regionale waterkeringen (LTV, 2006) als uitgangspunt genomen. De normering waaraan middels de leidraad getoetst wordt, is opgenomen in een richtlijn, maar nog niet vastgesteld door de provinciale besturen. Geotechnische gegevens zijn ontleend aan het uitgevoerde gebiedsgerichte grondonderzoek. Er is onderzoek gedaan naar de aspecten golfoploop en golfoverslag, microstabiliteit, macrostabiliteit, stabiliteit voorland, piping en de aanwezige kunstwerken in de kade. Op een aantal aspecten scoren de kaden lokaal onvoldoende. Dit betreft met name de aspecten hoogte, piping en op één locatie ook macrostabiliteit. De benodigde maatregelen om het kruinhoogtetekort op te lossen zijn beperkt. De benodigde maatregelen voor het oplossen van het piping en macrostabiliteitsprobleem zijn veel omvangrijker (met name piping). Gezien het op dit moment nog ontbreekt aan formele toetswaterstanden en richtlijnen van de provincie om de kade te toetsen wordt geadviseerd de maatregelen voor piping en macrostabiliteit uit te stellen totdat er formele randvoorwaarden en normen zijn vastgesteld. Het uitstellen van de verbetermaatregelen voor piping en macrostabiliteit lijkt ook gerechtvaardigd omdat: x er in het verleden hoge waterstanden (in ieder geval tot NAP + 1,50 m) zijn gekeerd zonder dat er aanwijzingen voor piping of afschuiving zijn gevonden; x er in de herinrichting extra berging wordt gecreëerd door de ontpoldering van de Spie.
Voorgesteld wordt om in het inrichtingsplan de verbetermaatregelen ten aanzien van de kruinhoogte, en het aanbrengen van de kleilaag voor microstabiliteit mee te nemen. Dit heeft bovendien een positief effect op de grondbalans. De maatregelen in het inrichtingsplan staan nader omschreven in de bijlagen. Voorgesteld wordt om de maatregelen ten aanzien van piping en macrostabiliteit nog niet uit te voeren. Tevens wordt geadviseerd, zodra definitieve normen zijn vastgesteld, nader onderzoek uit te voeren naar de probleemlocaties ten aanzien van piping en macrostabiliteit. Het stabiliteitsonderzoek is niet parallel uitgevoerd geweest aan het opstellen van het inrichtingsplan. Dit had enerzijds te maken met de lange doorlooptijd van het onderzoek, maar ook met de verwachting van gebiedsdeskundigen dat de kering grotendeels zou voldoen aan de normering. Deze verwachting was gebaseerd op het feit dat in het verleden geen noemenswaardige problemen zijn opgetreden en dat delen van de kaden al recent versterkt zijn (2002). Doordat de planningen niet gelijk liepen was derhalve - door de benodigde kadeversterkingen – voor de tweede keer inspraak nodig, ten behoeve van uiteindelijk een beter plan. Het plan heeft ter inzage gelegen 2 juni tot 14 juli Hierop zijn geen reacties ontvangen, zodat het plan ongewijzigd is gebleven en geen inspraaknota opgesteld hoefde te worden. De regiobeheerders zijn op de hoogte van de huidige kwaliteit van de kaden en zijn hier in de dagelijkse praktijk alert op. Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing; de bekostiging van de kadeversterking kan plaatsvinden vanuit het project “Het Zwaluws Getij, 172” x
Juridische gevolgen ja, namelijk; inspraakprocedure AWB en keurvergunning
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig ja, namelijk door de extra inspraakprocedure wordt de uitvoering van het project pas op zijn vroegst begin 2009 uitgevoerd. Hierbij wordt opgemerkt dat de grondverwerving van één perceel nog moet plaatsvinden. Hierover is al informele overeenstemming met de pachter en de verpachter – i.c Domeinen - die echter nog formeel bekrachtigd moet worden.
x
Advies regiocommissie. De regiocommissie heeft op 14 april 2008 positief geadviseerd.
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf De communicatie over dit onderdeel vindt plaats binnen het communicatietraject van het Zwaluws Getij. Advies: het AB stemt in met (de aanvulling op) het definitief ontwerp van het Zwaluws Getij inzake de kadeversterking.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Schaal : 1:200
6
8m
WIJZIGING
P R O J E C T O M S CHRIJVING
Formaat : 594x841
CONCEPT
STATUS
DWARSPROFIELEN DP-W1 T/M DP-W5-3
T E K E N I N G O M SCHRIJVING
DE HAVEN VAN HOOGE ZWALUWE
CvL
GET.
postbus 40 tel. (0162) 487000 fax (0162) 451141
C0
W I J Z.NR
-
BLAD IN BLADEN
A1
FORMAAT
1:200
SCHAAL
R:\00170000\00170359\CIVIL3D\BESTEK\CONCEPT-C0\170359-DP-1.DWG
HEERENVEEN DEVENTER ALMERE CAPELLE A/D IJSSEL OOSTERHOUT
ORANJEWOUD OOSTERHOUT Beneluxweg 7 4900 AA Oosterhout
170359-DP-1
T E K E N I N GNUMMER
G. Kierkels
PROJECTLEIDER
TEKENAAR
CONCEPT
C. van Loon
DATUM
4 25-03-2008
2 C0
NR
WATERSCHAP BRABANTSE DELTA
0
OPDRACHTGEVER
Schaal : 1:200
6
8m
WIJZIGING
P R O J E C T O M S CHRIJVING
Formaat : 594x841
CONCEPT
STATUS
DWARSPROFIELEN DP-O1-1 T/M DP-O3-2
T E K E N I N G O M SCHRIJVING
DE HAVEN VAN HOOGE ZWALUWE
CvL
GET.
postbus 40 tel. (0162) 487000 fax (0162) 451141
C0
W I J Z.NR
-
BLAD IN BLADEN
594x1050
FORMAAT
1:200
SCHAAL
R:\00170000\00170359\CIVIL3D\BESTEK\CONCEPT-C0\170359-DP-2.DWG
HEERENVEEN DEVENTER ALMERE CAPELLE A/D IJSSEL OOSTERHOUT
ORANJEWOUD OOSTERHOUT Beneluxweg 7 4900 AA Oosterhout
170359-DP-2
T E K E N I N GNUMMER
G. Kierkels
PROJECTLEIDER
TEKENAAR
CONCEPT
C. van Loon
DATUM
4 25-03-2008
2 C0
NR
WATERSCHAP BRABANTSE DELTA
0
OPDRACHTGEVER
Memo Betreft: Beschrijving werkzaamheden kaden Zwaluws Getij
2008.29 Ad Mureau PJ Bart van Kees van de Noort kopie Tom Rozendal projectnumme 170359 memonr. aan
r datum
1 april 2008 Hieronder is een korte beschrijving van de werkzaamheden aan de kaden opgenomen. De deeltrajecten verwijzen naar de bestekstekening 170359-O-3. Deeltraject W1 Hier wordt de kade met circa 0,50 m opgehoogd tot NAP + 3,25 m. Tevens wordt een kleilaag van 1 m aangebracht op het binnen en buitentalud. Als gevolg hiervan verschuift de binnenteen van de kade circa 2 m naar de polderzijde. Het betreft een traject van circa 125 m lengte. Deeltraject W2 Hier wordt op het binnentalud een kleilaag van 1 m aangebracht. Als gevolg hiervan verschuift de binnenteen van de kade circa 4,5 m naar de polderzijde. Maar blijft buiten de teensloot. Het betreft een traject van circa 200 m lengte. Deeltraject W3 Hier vindt een forse kadeverbetering plaats. De kade wordt met circa 1 m opgehoogd tot NAP + 3,25 m. De kade. Als gevolg hiervan verschuift de binnenteen van de kade circa 11 m naar de polderzijde. De bestaande teensloot wordt gedempt en moet worden verlegd. Het betreft een traject van circa 200 m lengte. Deeltraject W4 Op dit traject vindt een kleine kruinverhoging plaats van circa 0,10 - 0,25 m tot NAP + 2,50 m. Het betreft een traject van circa 600 m lengte. Deeltraject W5 Hier wordt op het binnentalud een kleilaag van 1 m aangebracht. De binnenteen van de kade verschuift niet. Het betreft een traject van circa 400 m lengte. Deeltraject N1 Hier wordt de kade met circa 0,20 -0,40 m opgehoogd tot NAP + 2,65 m. Als gevolg hiervan verschuift de buitenteen van de kade circa 1,5 tot 3 m naar de waterzijde. Het betreft een traject van circa 275 m lengte. Deeltraject O1 Hier wordt de kade met circa 0,60 m tot 0,80 m opgehoogd tot NAP + 3 m. De kade wordt naar het water toe uitgebouwd onder een taludhelling van 1:3. Vanaf de buitenteen wordt een berm aangelegd van circa 2,50 m. Op deze berm wordt een taludbescherming aangebracht. In totaal wordt de kade circa 4,5 m richting het water uitgebouwd. Het betreft een traject van circa 400 m lengte.
blad 1 van 2
Deeltraject O2 Op dit traject vindt een kleine kruinhoging plaats van circa 0,10 m tot NAP + 2,50 m. Er vinden geen teenverschuivingen plaats. Het betreft een traject van circa 250 m lengte. Deeltraject O3 Hier wordt op het binnentalud een kleilaag van 1,30 m aangebracht. Als gevolg hiervan verschuift de binnenteen van de kade circa 4 m naar de polderzijde. Maar blijft buiten de teensloot. Het betreft een traject van circa 225 m lengte. Nieuwe kade langs Hamseweg bij polder de Spie (tekening 170359-PV-1) Langs de Hamseweg wordt bij de Spie een nieuwe kade aangelegd. Deze kade komt direct ten westen van de Hamseweg. De kade krijgte een kruinhoogte van NAP + 3,0 m en wordt uitgevoerd in klei. De totale breedte van de kade bedraagt 18 m. Aansluitend op de buitenteen wordt in polder de Spie een voorlandverbetering aangebracht. Deze voorlandverbetering bestaat uit het aanbrengen van een laag kleiig materiaal van 0,80 m op de al bestaande kleilaag van 0,30 tot 0,50 m. Dit om de benodigde kwelweglengte aan te brengen.
blad 2 van 2 zwaluws getij.doc
docnaam: c1 ap 15 bijlage memo definitief ontwerp kadeversterking aanvulling inrichtingsplan
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004029* Barcode: *08I004029* Onderwerp: nadere invulling waterkwaliteitsspoor riooloverstorten Sector en afdeling: SBO, afdeling Beleid Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 16 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding Landelijk beleid met betrekking tot gemeentelijk rioolbeheer eist voor het beperken van vuiluitworp uit de rioolstelsels dat de basisinspanning wordt behaald. De basisinspanning is een inspanningsverplichting gericht op het verlagen van de totale vuiluitworp (jaargemiddelde vracht) uit een rioolstelsel. Hierdoor kan het zijn dat lokaal, bij een overstort, er ook na uitvoeren van de basisinspanningsmaatregelen waterkwaliteitsproblemen optreden in het watersysteem, omdat bijvoorbeeld het watersysteem specifieke (KRW)eisen heeft of dat de basisinspanningsmaatregelen onvoldoende werken bij hoge piekbelastingen van het riool (bijvoorbeeld extreme neerslag). Om dit op te lossen is er voorgeschreven dat voor (gemengde1) rioleringsstelsels naast de basisinspanning de overstorten ook moeten voldoen aan het waterkwaliteitsspoor (immissiespoor). Tot nu toe zijn de inspanningen van Brabantse Delta er op gericht om invulling te geven aan de basisinspanning middels het OAS-traject. Omdat de maatregelen voor het waterkwaliteitsspoor invloed kunnen hebben op de maatregelen voor de basisinspanning, is er voor gekozen om het waterkwaliteitsspoor indicatief mee te nemen in de OAS. Hierdoor kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat er een randvoorziening voor de basisinspanning wordt geplaatst op locatie x terwijl die op locatie y voor de basisinspanning even goed had gewerkt, maar ook meteen een waterkwaliteitsspoor knelpunt had opgelost. De reden dat het waterkwaliteitsspoor niet direct in het OAS-traject is meegenomen is dat dit de optimalisatie-procedure vrijwel onmogelijk maakt. Dit komt omdat het effect op het watersysteem zou worden betrokken bij een optimalisatie binnen de waterketen. Op 21 februari 2006 heeft het dagelijks bestuur met betrekking tot het immissiespoor (waterkwaliteitsspoor) ingestemd met het volgende beleid: 1. immissie eisen bepalen met eigen ontwikkelde (globale) beoordelingsmethode; 2. bij start en afronding OAS “altijd goed maatregelen” benoemen en vastleggen in vergunningen. Indien lokaal oplossingen in het watersysteem mogelijk zijn, kunnen deze als “altijd goed maatregel” beschouwd worden; 3. maatregelen met name beoordelen op kosten versus baten. In het kader van het OAS-traject worden zoals gezegd in grote lijn de maatregelen bepaald die de gemeenten in het kader van het waterkwaliteitsspoor (WKS) zullen moeten gaan uitvoeren. Dit gebeurt aan de hand van een eenvoudige toets met een spreadsheet model dat oorspronkelijk in opdracht van Brabantse Delta is ontwikkeld, en later (landelijk) is uitgewerkt in opdracht van de STOWA (stap 1). Is het resultaat van de toets dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn, dan wordt er verder niet meer naar de lozing gekeken. Is dit wel het geval dan wordt middels hetzelfde spreadsheet model nagegaan wat de omvang van
1
Voor (verbeterd) gescheiden en afgekoppelde rioolstelsels wordt tot op heden aangenomen dat het uitstromende hemelwater dusdanig schoon is dat het per definitie geen waterkwaliteitsproblemen veroorzaakt.
de mitigerende maatregel (bergbezinkvoorziening of afkoppelen) zou moeten zijn. Deze indicatieve maatregelen worden meegenomen in de afweging binnen de OAS (stap 2). De spreadsheet berekening is echter niet nauwkeurig genoeg om daadwerkelijk te gebruiken als basis voor het uitvoeren van immissiemaatregelen. De waterkwaliteitsspoormaatregelen (immissie) dienen daarom verder te worden uitgewerkt en uiterlijk eind 2012 (de deadline die in de Wvo-vergunningen is opgenomen) in vergunningen of afvalwaterakkoord vastgelegd (stap 3). Bij deze uitwerking kan het zijn dat er alternatieve maatregelen (type/omvang) worden voorgesteld ten opzichte van de indicatieve maatregelen. Ook kan het zijn dat op sommige locaties het niet noodzakelijk blijkt om maatregelen te treffen. Van de gemeenten wordt verwacht dat de bepaalde maatregelen eind 2015 uitgevoerd zijn met eventueel uitloop tot 2027, conform de KRW doelstellingen. Voor circa 60 overstorten in ons beheergebied is al vastgesteld dat nader onderzoek nodig is; naar schatting zal voor circa 140 andere overstorten dit ook nodig blijken te zijn. In deze nota wordt een voorstel gedaan hoe stap 3 ingevuld kan worden voor deze overstorten (circa 40% van het totale aantal overstorten in beheergebied van het waterschap). Vraagstelling Kan worden ingestemd met de hier voorgestelde methode voor het bepalen van de maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor? Welk deel van de kosten voor het waterkwaliteitsspoor onderzoek wil het waterschap betalen? Welk deel van de kosten voor de waterkwaliteitsspoor maatregelen wil het waterschap betalen? Strategie Onderzoeksmethode In Nederland is er tot op heden geen overeenstemming over de optimale methode om het waterkwaliteitsspoor uit te werken. Sinds de komst van de KRW en sinds het mogelijk is om waterstanden in de riolering op grote schaal te meten is de ecologische scan (ecoscan) in opkomst. Gezien de huidige stand van kennis is gebruik te maken van twee typen ecoscans (een simpele en een uitgebreide). Beide scans zijn op basis van een bestaande STOWA-methodiek en sluiten aan bij de normen uit de KRW. Gezien de kosten die aan het onderzoek zijn verbonden is de strategie om het onderzoek stapsgewijs van grof naar fijn op te zetten door middel van 5 (chronologisch te stellen) vragen. Vraag 1: wijzen bestaande meetgevens (overstortmetingen, klachtendatabase) ook op een mogelijk probleem? Zo nee, geen verdere actie; zo ja naar stap 2. Vraag 2: is er op locatie (middels een eenvoudige ecologische scan) een waterkwaliteitsprobleem vast te stellen? Zo nee, geen verdere actie; zo ja naar stap 3. Vraag 3: kan er (op basis van een uitgebreide ecologische scan) worden vastgesteld wat de oorzaak is van het waterkwaliteitsprobleem? Zo ja dan kunnen direct maatregelen worden voorgesteld; zo nee naar stap 4. Vraag 4: welk onderzoek dient er uitgevoerd te worden om wel de oorzaak van het waterkwaliteitsprobleem te vinden en is dit onderzoek kosteneffectief ten opzichte van de kosten van de mogelijke maatregelen? Vraag 5: welke maatregelen kunnen worden genomen om het probleem op te heffen? Product Per overstort wordt er een korte rapportage opgesteld waaruit de conclusie volgt of: er actie dient te worden ondernomen bij de overstort; er verder onderzoek nodig is naar de oorzaak van de waterkwaliteitsproblemen; welke maatregelen er eventueel genomen kunnen worden om het probleem op te heffen. Indien mogelijk worden er dus ook oplossingsrichtingen aangedragen. Een keuze tussen mogelijke maatregelen en de exacte omvang ervan vergt eventueel een vervolgonderzoek of een akkoord tussen waterschap en gemeente. Dit valt buiten deze nota. Kostenverdeling: landelijk beeld In Nederland is er een zeer gedifferentieerd beeld van de verdeling van de kosten voor het waterkwaliteitsspoor onderzoek en de realisatie van de maatregelen. De lijn is dat de meeste waterkwaliteitsbeheerders de kosten voor het onderzoek voor 100% dragen en dat de kosten voor de maatregelen betaald worden door de gemeenten (mits het probleem wordt veroorzaakt door de overstort). Kostenverdeling Brabantse Delta
Onderzoek In afwijking van de landelijke lijn wordt er voorgesteld om de gemeenten voor te stellen de kosten voor vraag 1 tot en met 3 gezamenlijk (50/50) te dragen. De redenen hiervoor zijn: - Door de afspraken in het NBW-Actueel is het waterkwaliteitsspoor niet meer duidelijk los te zien van de basisinspanning. Het waterkwaliteitsspoor is een logisch vervolg van het OAS-proces (basisinspanning en indicatief waterkwaliteitsspoor), waar de onderzoekskosten 50/50 gedragen werden. - Het probleem is gezamenlijk en kan ook alleen in samenwerking worden opgelost. De resultaten kunnen grote financiële consequenties voor de gemeenten hebben. Maatregelen Voor de financiering van de maatregelen wordt voorgesteld de landelijke lijn te volgen (de vervuiler betaalt). Omdat in tegenstelling tot de basisinspanning in het kader van het waterkwaliteitsspoor van riooloverstorten het waterschap geen financiële verplichtingen heeft, houdt dit in dat de gemeente voor 100% aan de lat staat als de overstort het waterkwaliteitsprobleem veroorzaakt. Contact met gemeenten Op dit moment is er geen direct contact met de gemeenten geweest over onderzoeksmethode of kostenverdeling. We hebben alleen gemeld dat we eerst als Brabantse Delta ons standpunt wilden bepalen en daarna met de gemeenten in overleg zouden gaan. Het ontbreken van overleg met de gemeenten houdt impliciet in dat er een risico is dat gemeenten niet (direct) akkoord gaan met methode of kostenverdeling. Hier dient voor de start van het onderzoek duidelijkheid over te komen. Beoordeling x Financiële gevolgen ja namelijk: Uitgaande van een 50/50 kostenverdeling is voor de beantwoording van de hierboven genoemde vragen 1 t/m 3 voor het waterschap € 1.000.000,- nodig inclusief uren, BTW, onvoorzien en rente. Gezien de grote onzekerheid kan voor vraag 4 en 5 nog geen raming worden gegeven. Voor wat betreft vraag 5 ligt het overigens voor de hand dat de antwoorden daarop rechtstreeks zullen volgen uit die op vraag 1 t/m 3. Voor de kadernota is er een investeringsraming gemaakt voor het gehele waterkwaliteitsspoor (IP6030). Hierin is 1 miljoen euro opgenomen tot en met 2013 voor vraag 1 tot en met 5 (in plaats van 3). Gezien de bestaande onzekerheden wordt echter vooralsnog niet getornd aan deze raming. Wel dient te worden opgemerkt dat het onderzoek reeds in 2012 voltooid moet zijn, waardoor de verdeling over de jaren anders uitvalt. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing De urenbesteding voor technische projectleiding (afdeling onderzoek) en de administratieve projectleider (afdeling beleid) zijn geraamd op totaal 2000 uur. Deze uren vallen binnen de huidige formatie.
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf Het beleid ten aanzien van het waterkwaliteitsspoor dient breed uitgedragen te worden. Voor de start van het onderzoek zal met alle gemeenten contact worden gezocht om methode en kostenverdeling te bespreken. Na overeenstemming met alle partijen zal er een publicatie worden geplaatst in landelijke vakliteratuur. Advies: het AB stemt in met het voorgestelde proces om te komen tot een nadere invulling van het waterkwaliteitsspoor (immissietoets) voor riooloverstorten, en gaat akkoord met de kosten voor het waterschap en de voorgestelde kostenverdeling met de gemeenten voor het onderzoek (50/50) en de maatregelen en stelt daarvoor een uitvoeringskrediet ter beschikking van 1 miljoen euro.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST
Nummer : *08I003765* Barcode : *08I003765*
Projectnr.: 6030
Projectnaam:
Onderbouw maatregelen waterkwaliteitsspoor
(Ondersteunend) beheerproduct: 6610 WVO-vergunningen Projectleider:
G. Henckens
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-62 (Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): -
beleidsveld: uitvoeringsperiode van het werk: verwacht tijdstip oplevering: effect op het milieu: wijze van aanbesteding: opdrachtgever:
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief % daling/stijging tarief t.o.v. begr 2009 en MJR 2009-2012 l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
50 % watersysteemheffing 50 % zuiveringsheffing 1000 Planvorming oktober 2008 – december 2012 1 januari 2013 n.v.t. conform aanbestedingsbeleid J. van Hal
€ 1.000.000,5 jaar 5% 50 % definitiefase € 230.975,- (obv de 50/50 kostenverdeling)
€ 230.975,Watersysteembeheer 0,35 % Zuiveringsbeheer 0,06 % Watersysteemheffing - 0,03 % Zuiveringsheffing - 0,01% n.v.t. t.l.v. nieuw beleid
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het Investeringsplan 2009-2013 is dit project opgenomen met een totaalbedrag van € 1.000.000,- met lasten ad € 249.000,- de datum ingebruikname 1 december 2013 en een afschrijvingstermijn van 5 jaar. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer: *08I003764* Barcode: *08I003764*
Projectnr.: 6030
Projectnaam:
Onderbouw maatregelen waterkwaliteitsspoor
(Ondersteunend) beheerproduct: 6610 WVO-vergunningen
BESLUITNUMMER: 2008-62
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 12 november 2008; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 1.000.000,- ten behoeve van de nadere invulling waterkwaliteitsspoor. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008.
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004046* Barcode: 08I003630 Onderwerp: aanvraag UVK project 7939 zwemwater Sector en afdeling: SBO, afdeling Onderzoek Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 17 Ter inzage bij de concernstaf: Bijlagen: toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding De Europese zwemwaterrichtlijn van 2006 vervangt de richtlijn van 1975. Tot 2015 bevinden alle lidstaten zich in een overgangsfase van de oude zwemwaterrichtlijn naar de nieuwe. Daarna moeten alle lidstaten in het geheel volgens de zwemwaterrichtlijn van 2006 werken. In de overgangsfase moeten onder andere zwemwaterprofielen worden opgesteld. Op 24 maart 2011 moet voor elke zwemplas of zwemlocatie een zwemwaterprofiel zijn opgesteld. In het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta liggen 17 zwemlocaties. Er zal per zwemlocatie een zwemwaterprofiel worden opgesteld dus het waterschap moet uiteindelijk 17 zwemwaterprofielen opstellen. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met deze kredietaanvraag van € 125.000,- voor het actualiseren van de bestaande zwemwaterprofielen, het opstellen van de resterende zwemwaterprofielen en het opstellen van een aantal blauwalgenrapportages? Strategie Het project bestaat uit de volgende onderdelen: het opstellen van 10 zwemwaterprofielen; het actualiseren van 7 bestaande zwemwaterprofielen; het opstellen van 6 tot 7 blauwalgenrapportages. Voor de probleemplassen zijn in 2007 reeds zwemwaterprofielen opgesteld, 7 stuks in totaal. Er moeten nog 10 zwemwaterprofielen worden opgesteld. Met het opstellen van deze 10 zwemwaterprofielen beschikt het waterschap voor al haar zwemlocaties over een zwemwaterprofiel. Hiermee voldoet het waterschap ruim op tijd aan haar wettelijke verplichtingen. Naast het opstellen van de nog ontbrekende zwemwaterprofielen zullen de bestaande zwemwaterprofielen worden geactualiseerd. Dit lijkt wellicht voorbarig omdat deze zwemwaterprofielen nog in 2008 door het bestuur zijn vastgesteld. Er is echter een reden voor. De zwemwaterrichtlijn schrijft voor dat de zwemwaterprofielen regelmatig moeten worden geactualiseerd. De frequentie waarmee dit dient te gebeuren is afhankelijk van de klasse-indeling. De toetsing, die in de toekomst gaat leiden tot een klasse-indeling, is gebaseerd op een meetreeks van 4 jaar. In tegenstelling tot de oude richtlijn die de klasse-indeling baseert op 1 badseizoen. Dit betekent dat de waterkwaliteit in 2012 invloed gaat uitoefenen op de beoordeling in 2015. In 2006 is het waterschap begonnen met het meten van de bacteriologische parameters van de nieuwe zwemwaterrichtlijn en daarmee beschikt het waterschap na afloop van het badseizoen van 2009 voor het eerst over een volledige meetreeks waarmee een toetsing op klasse-indeling kan worden uitgevoerd.
De klasse-indeling heeft gevolgen voor de inspanningen die van het waterschap (en de andere, bij het zwemwater betrokken partijen) verwacht worden. De nieuwe zwemwaterrichtlijn vraagt namelijk van de waterbeheerder om, bij zwemplassen die “aanvaardbaar” of “slecht” scoren, passende beheersmaatregelen te treffen ter verbetering van de waterkwaliteit voor zover de te maken kosten realistisch en evenredig zijn. Tot slot worden 6 tot 7 blauwalgenrapportages opgesteld voor de zwemplassen met een risico op blauwalgenbloei. Een blauwalgenrapportage is een aanvulling op een zwemwaterprofiel. Het zwemwaterprofiel bevat een systeembeschrijving van de zwemplas, een inventarisatie van gezondheidsrisico’s en een bronnenanalyse voor faecale verontreiniging. Blauwalgenbloei wordt gezien als een gezondheidsrisico. Het zwemwaterprofiel is echter niet de plaats om dit risico te analyseren en dus dit gebeurt met behulp van een blauwalgenrapportage. Door het actualiseren/opstellen van alle zwemwaterprofielen is eind 2009 van alle zwemplassen precies bekend in welke klasse zij vallen. Vóór 2015 kunnen dan door de betrokken partijen, waaronder het waterschap, gericht maatregelen worden genomen om de waterkwaliteit te verbeteren van alle plassen die vallen in de categorie “slecht” of “aanvaardbaar”. Daarnaast is voor de zwemplassen met een risico op blauwalgenbloei bekend hoe groot het risico is en wat de mogelijke oorzaken zijn. Met die gegevens kan vervolgens een doorkijk worden gemaakt naar te nemen maatregelen. Producten en planning Tijdens en na het badseizoen van 2009 zullen: 10 zwemwaterprofielen worden opgesteld (ongeveer € 7.000,- per stuk); 6 tot 7 blauwalgenrapportages worden opgesteld (ongeveer €5.000,- per stuk); 7 zwemwaterprofielen worden geactualiseerd. De verwachting is dat eind 2009/begin 2010 alle producten kunnen worden opgeleverd. Uiterlijk in maart 2010 zijn alle producten door het DB vastgesteld. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk Een investering van € 125.000,- (zie toetsingslijst). Eventueel uit de zwemwaterprofielen en blauwalgenrapportages voortvloeiende maatregelen zijn geen onderdeel van deze investering. Toelichting op vragen MT en DB: Door MT en DB is de vraag gesteld waarom 16% van de totale kosten in rekening wordt gebracht bij zuivering terwijl het onderwerp van deze kredietaanvraag geen relatie heeft met zuivering. De reden hiervoor ligt bij de kostenverdeling van de verschillende producten over de sectoren. Het bestuur heeft in het AB van 2 april 2008 vastgesteld dat 80% van product 1150 in rekening wordt gebracht bij watersystemen en 20% bij zuivering. Het investeringsbedrag van €125.000 is samengesteld uit product 1150 en 3720. In totaal wordt daarom geen 20% maar 16% van het investeringsbedrag in rekening gebracht bij zuivering. x
Juridische gevolgen niet van toepassing Het waterschap voldoet met deze aanpak op tijd aan haar wettelijke verplichtingen.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen ja, namelijk
MVO aspect:
Score:
1.
De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap:
2.
De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit:
1
De zwemwaterrichtlijn schrijft voor dat de lidstaten zwemmers moeten informeren. Het zwemwaterprofiel zal op termijn door de provincie (communicatie richting burgers is een wettelijke taak van de provincie) beschikbaar worden gesteld aan het publiek. Zwemmers krijgen zodoende meer inzicht in de risico’s die ze lopen bij het zwemmen. 3.
De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P's.
1 De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes. Zoals eerder aangegeven zal de provincie op termijn de zwemwaterprofielen beschikbaar gaan stellen voor het publiek. Op korte termijn echter zal het waterschap de zwemwaterprofielen en de blauwalgenrapportages gebruiken om met alle betrokken partijen de dialoog aan te gaan over te nemen maatregelen. 4.
Totaalscore van de 4 aspecten 2 MVO score:
*
**
***
****
Communicatieparagraaf De opgestelde producten zullen worden verzonden aan het bevoegd gezag (de provincie) en aan de beheerders (gemeenten) en/of houders (exploitanten) van de zwemplassen. De profielen kunnen dienen als basis voor overleg. Het initiatief hiervoor ligt vooralsnog bij de provincie. In de toekomst komt het initiatief voor het nemen van maatregelen bij de waterkwaliteitsbeheerder te liggen. De waterkwaliteitsbeheerder constateert de noodzaak tot het nemen van maatregelen en gaat de dialoog aan met de betrokken partijen. Advies: AB stemt in met het verlenen van een uitvoeringskrediet van € 125.000,- voor het actualiseren van de reeds bestaande zwemwaterprofielen, het opstellen van de overige zwemwaterprofielen en het opstellen van de benodigde blauwalgenrapportages. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST
Nummer : *08I004050* Barcode : 08I004050
Projectnr.: 7939
Projectnaam:
Opstellen zwemwaterprofielen
(Ondersteunend) beheerproduct: 1150 Thema- en gebiedsgerichte plannen 3720 Monitoring kwaliteit Projectleider:
I. Keizer
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-61 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager):
-
beleidsveld:
-
uitvoeringsperiode van het werk: verwacht tijdstip oplevering: effect op het milieu: wijze van aanbesteding: opdrachtgever:
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief % daling/stijging tarief t.o.v. begr 2009 en MJR 2009-2012 l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
1150 84 % watersysteemheffing 16 % zuiveringsheffing 3720 100 % watersysteemheffing 1000 Planvorming 80 % 3000 Inrichting onderhoud watersystemen 20% april 2009 – februari 2010 1 maart 2010 n.v.t. conform aanbestedingsbeleid A. Meuleman
€ 125.000,4 jaar 5% 20 - 30% voorbereidingsfase
€ 35.250,€ 20.000,-
€55.250,-
Watersysteembeheer 0,08 % Zuiveringsbeheer 0,01 % Watersysteemheffing 0,04 % Zuiveringsheffing < 0,01% n.v.t. Is opgenomen in begroting 2009
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het Investeringsplan 2009-2012 is dit project opgenomen met een totaalbedrag van € 125.000,-- met lasten ad € 31.000,-- de datum ingebruikname 01-01-2011. Afschrijvingstermijn was 5 jaar. Nu op 4 jaar gezet omdat de zwemwaterprofielen om de 4 jaar moeten worden geactualiseerd. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *08I004049* Barcode : 08I004049
Projectnr.: 7939
Projectnaam:
Het opstellen van zwemwaterprofielen
(Ondersteunend) beheerproduct: 1150 Thema- gebiedsgerichte plannen 3720 Monitoring kwaliteit
BESLUITNUMMER: 2008-61
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 12 november 2008; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 125.000,- ten behoeve van het opstellen van zwemwaterprofielen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008.
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *08I004024* Barcode: *08I004024* Onderwerp: aanvraag UVK Projectgebied 19: De Ham, Kosten-Baten-Analyse oplossingsrichtingen wateroverlast (activiteit 78) Sector en afdeling: Watersystemen en Waterkeringen, afdeling Plannen en Projecten Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 18 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: kaart plangebied en inundatie De Ham, toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding Uit de geverifieerde berekeningsresultaten van de Integrale Gebiedsanalyse De Ham komt naar voren dat grote delen van de polder niet voldoen aan normen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (bijlage 1). Tevens wordt hierin een globaal voorstel gedaan voor maatregelen. Dit voorstel – het maatregelenpakket – leidt tot een verbetering van de huidige situatie, maar lost niet alle knelpunten op. Bovendien is niet doorgerekend wat de kosten van de maatregelen zijn en welke baten dit genereert. Een verdiepingsslag is daarom gewenst. In dit kader is van belang dat voor de meeste waterdoelen bij gebiedsgericht ontwikkelprojecten de baten niet of nauwelijks in euro’s uit te drukken zijn. Dit geldt voor verdroging, EVZ’s, kreken en vispassages. Alleen in het geval van waterberging kunnen zowel de kosten als baten eenduidig geformuleerd worden in euro’s. Ofwel welke kosten moeten gemaakt worden om welke schade te voorkomen! Uiteraard moeten in dit proces wel aannames gemaakt worden, maar als hier overeenstemming over is, dan is de uitkomst “waar”. Vraagstelling Hoe kan voor het Gebiedsgericht project “De Ham” een afgewogen maatregelenvoorstel geformuleerd worden ter bestrijding van wateroverlast, waarin de baten hoger zijn dan de kosten? Strategie Alvorens antwoord te geven op de vraagstelling behoeft het projectgebied nadere toelichting voor wat betreft de lopende activiteiten. De lopende activiteiten beslaan namelijk al (bijna) alle relevante waterdoelstellingen in dit gebied: Natte Natuurparels Alle natte natuurparels worden opgepakt in lopende of afgeronde activiteiten: Binnenpolder van Terheijden, Zonzeel en het Zwaluws Getij. Verdroogd gebied Qua verdroogd gebied resteert een taakstelling bij de Binnenpolder en de Worp. In beide gevallen is de grondpositie nog onvoldoende om tot uitvoering over te gaan. Binnen de vrijwillige kavelruil Gat van den Ham wordt hard gewerkt aan een goede grondpositie ten aanzien van de Worp.
Kreken en EVZ’s De Kreken en ecologische verbindingszones vallen vooral onder de projecten”Vrijwillige kavelruil Gat van den Ham” en “EVZ Mark Zwaluwse Haven”. In beide projecten ligt de focus op het verkrijgen van een goede grondpositie en minder op de uitvoering. Binnen activiteit EVZ De Ham (EVZ Mark-Zwaluwse Haven) loopt de grondverwerving moeizaam. Ook binnen het project “Het Zwaluws Getij is sprake van een EVZ, maar deze wordt normaal gerealiseerd binnen dit project. Tenslotte is er de EVZ nabij Weststad. Deze is al gedeeltelijk gerealiseerd en wordt verder ontwikkeld in uitbreidingsplannen van de gemeente Oosterhout. Uit voorgaande opsomming blijkt dat voor natte Natuurparels, verdroging, kreken en EVZ’s alles in uitvoering is of afhankelijk is van de voortgang van grondverwerving. Het eerste moment om daadwerkelijk een nieuwe activiteit op te starten voor uitvoering is daarmee afhankelijk van een goede grondpositie. Met name de vrijwillige kavelruil is in dit kader belangwekkend, hoewel er zich ook wel kansen voor doen langs de EVZ Mark-Zwaluwse Haven. Het opstarten van een nieuwe activiteit ten behoeve van deze doelen kan daarmee nog wel wachten tot 2009. Op dat moment zal ook de vispasseerbaarheid van de kunstwerken in het Vloedspui en het Gat van den Ham meegenomen worden. Het gaat om een gemaal en een afsluitbare inlaat. Waterberging Voor waterberging moet echter niet afgewacht worden. In het gebied De Ham is blijkens het geverifieerde kaartbeeld sprake van serieuze wateroverlast. Dit vraagt wel direct om maatregelen, maar welke?. Om voor het Gebiedsgericht project “De Ham” een afgewogen maatregelenvoorstel ter bestrijding van wateroverlast te formuleren wordt voorgesteld om eerst het kaartbeeld nog eens kritisch tegen het licht te houden. Daarna wordt een Maatschappelijke Kosten-Baten-Analyse uitgevoerd op basis van de Netto Contante Waarde. Hierbij worden per deelgebied – bij voorkeur een bemalingsgebied, maar indien nodig een kleiner gebied diverse scenario’s doorgerekend. Het 0-alternatief is hierbij: niets doen. Daarnaast worden de volgende projectalternatieven doorgerekend: 1. verbeteren waterafvoersituatie (vergroten gemalen, duikers, waterlopen en stuwen); 2. aanleg waterberging; 3. aanleg waterberging in combinatie met EVZ’s en kreken; 4. combinatie van 1, 2 en 3; 5. wijzigen grondgebruik (theoretische benadering, indien relevant); 6. aanleg tijdelijke noodvoorzieningen; 7. ? Bij het doorrekenen van projectalternatieven wordt ook rekening gehouden met het “nieuwe” beleid ten aanzien van wateroverlast zoals dit geformuleerd gaat worden in het nieuwe waterbeheersplan. Tevens wordt geadviseerd om deze activiteit te beschouwen als een proefproject voor het overige beheersgebied van het waterschap. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk zie toetsingslijst x
Juridische gevolgen dat is nog niet exact bekend, maar de afdeling juridische zaken en beleid worden nauw betrokken bij het project om de consequenties te kunnen duiden.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf Voorgesteld wordt om de activiteit niet in samenspraak met andere organisaties uit te voeren (maar wel uit te besteden). De uitkomsten van het onderzoek worden ter advisering voorgelegd aan het dagelijks bestuur, waarna dit besluit de basis vormt voor de verdere uitwerking van het inrichtingsplan en communicatie. In dit inrichtingsplan komen alle thema’s (wateroverlast, verdroging, kreken en EVZ’s en vispassages) weer samen. Advies: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een krediet van € 100.000,- voor het opstellen van een afgewogen maatregelenpakket voor het onderdeel wateroverlast in gebied De Ham op basis van een Maatschappelijke Kosten-Baten-Analyse (op basis van Netto Contante Waarde). Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Zevenbergen
Lage Zwaluwe
Breda
Terheijden
Wagenberg
Made
Regio Oost, District de Ham.
TOETSINGSLIJST
Nummer: *08I002390* Barcode: 08I002390
Activiteitnr.: 187
Beheerproduct:
Activiteitnaam: Kostenbatenanalyse De Ham (onderdeel van gebiedsproject 19 De Ham) 3210 Aanleg en verwerving waterlopen
Projectleider:
W. de Vries
Soort investering:
Ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-48 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever:
100% watersystemen Inrichting en onderhoud watersystemen najaar 2008-voorjaar 2009 01-07-2009 positief effect n.v.t. J. van Hal
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge:
€ 100.000,-,5 jaar (onderzoek) 5% 10% à 20% (voorbereidingsfase)
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing : % aandeel tarief 2010 % daling/stijging tarief 2010 t.o.v. MJR 2009-2013 l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
€ 23.100,-
€ 23.100,Watersysteemheffing: 0,05% Watersysteemheffing: +/+ 0,05% n.v.t. Moeten in de begroting 2009 worden opgenomen.
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2009-2013 is deze activiteit niet opgenomen. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer: **08I002391 Barcode: 08I002391
Activiteitnr.: 187
Naam activiteit:
Kostenbatenanalyse De Ham (onderdeel gebiedsgericht project 19 De Ham)
Beheerproduct 3210 Aanleg en verwerving waterlopen
BESLUITNUMMER: 2008-48
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 16 september 2008; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en investeringen van 12 november 2008; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een aanvullend uitvoeringskrediet groot € 100.000,- ten behoeve van de uitvoering van een kostenbatenanalyse voor waterberging het projectgebeid De Ham.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008.
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004454* Barcode: 08I003879 Onderwerp: aanvraag UVK voor korte termijn aanpak blauwalgen 2009-2012 (fase 2) en innovatieve maatregelen Sector en afdeling: Watersystemen en Waterkeringen, afdeling Plannen en Projecten Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 19 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding De problemen die op veel plaatsen in West Brabant aanwezig zijn met blauwalgen zijn in het thema DB van 6 maart 2007 over de KRW erkend als een belangrijk risico op vermindering van draagvlak bij gemeenten en burgers voor een succesvolle implementatie van de KRW. Gezien de uitgangspunten van de KRW en de ambitie van het waterschap wordt in het KRW-spoor ingezet op duurzame maatregelen. De effecten van maatregelen die ten behoeve van de blauwalgen genomen worden, sorteren veelal pas op lange termijn zichtbaar effect. Dat kan er toe leiden dat de blauwalgen overlast in de komende vijf tot tien jaren onverminderd blijft bestaan. In het DB van 21 augustus 2007 is ingestemd met het nader uitwerken van de ambitie om op korte termijn tot zichtbare waterkwaliteitsverbetering op probleemlocaties te komen. De volgende werkwijze wordt hiervoor gehanteerd: Opstellen van een uitvoeringsplan om op korte termijn de overlast door blauwalgen te verminderen. Het betreft hier maatregelen of pakketen van maatregelen waarvan op basis van ervaringen met grote zekerheid te zeggen is dat deze resultaat zullen opleveren. Uitvoeren van maatregelen en het volgen van de effecten van de maatregelen. In gezamelijkheid met de gemeenten word een communicatieplan opgesteld. Met de aanpak van de eerste 5 wateren is in 2008 gestart (fase 1). De hierboven beschreven werkwijze is gehanteerd. Een uitvoeringskrediet is beschikbaar gesteld. Een groot deel van de fase 1 maatregelen zijn nog niet afgerond vanwege de vertraging door een mislukte aanbesteding. De aanbieding stond niet in verhouding tot de geraamde kosten. Een van de uit te voeren maatregelen is het uitzetten van driehoeksmosselen. Uit onderzoek in opdracht van het waterschap is inmiddels gebleken dat de mosselen in het water waarin ze toegepast zullen worden, overleven en goed groeien. In het najaar van 2008 zullen de mosselen worden uitgezet. De te verwachtte resultaten zijn op basis van ervaringen elders in het land groot. Het communicatie traject ten behoeve fase 1, waarin waterschap Brabantse Delta samen met diverse gemeenten via informatieborden inzet op een gedragsverandering bij de ingelanden (gebruik van het water) verloopt volgens planning en naar tevredenheid van alle partijen. De informatieborden worden in het najaar van 2008 geplaatst. In diverse landelijke en regionale pers zijn de maatregelen die worden genomen in het kader van fase 1 uitvoerig behandeld. Voorbeelden hiervan zijn de bladen H2O, Elzevier, Binnenlands bestuur, Brabants dagblad en de Stem. Voorts heeft radio 1 aandacht besteed aan de korte termijn aanpak blauwalgenoverlast.
De in fase 1 voorziene monitoring van effecten is gericht op het monitoren van het overall-effect van alle maatregelen tezamen (per locatie). Er is niet voorzien in het monitoren van effecten van afzonderlijke maatregelen. De leereffecten zijn hierdoor beperkter. Conform het AB besluit van december 2007 worden de komende jaren (2009 tot en met 2012) nog eens circa 20 overlastlocaties aangepakt (fase 2). De werkwijze is conform de werkwijze en opgedane ervaringen uit fase 1. De ter beschikking zijnde maatregelpakketten ter bestrijding van de blauwalgen zijn beperkt. Uitbreiding van deze maatregelpakketten is van belang om nog efficienter en doelmatiger de blauwalgenproblematiek het hoofd te kunnen bieden. Parrallel aan fase 2 worden daarom in samenwerking met waterschappen Dommel en Aa en Maas, STOWA en Wageningen Universiteit (WUR), in daartoe geselecteerde waterpartijen innovatieve kansrijke maatregelen beproefd. Waterschap Brabantse Delta heeft 2 proeflocaties geselecteerd waarvan 1 zwemplas. Waterschap De Dommel en waterschap Aa en Maas hebben ieder 1 proeflocatie aangewezen. De zwemplas is zeer geschikt voor de opschaling van een veelbelovende nieuwe techniek die momenteel in het beheersgebied van De Dommel op kleinere schaal wordt getest. De eerste resultaten van deze proef zijn opmerkelijk en veelbelovend. Maatregelen, gericht op duurzame fosfaat/immobilisatie, zijn pas recent ontwikkeld en worden als belangrijke aanvulling gezien op het al bestaande maatregelenpakket. Van deze technieken zijn voor de betreffende watertypen (stadswateren en zwemplassen) nauwelijks tot geen gedocumenteerde ervaringen beschikbaar. De verwachting is dat de proeven worden gesteund door subsidie vanuit het KRW innovatieprogramma en provincie Noord Brabant. Een subsidieaanvraag hiervoor is in verband met de korte indieningsperiode reeds ingediend. Waterschap Brabantse Delta treedt daarbij op als penvoerder. Door snel te leren van de ervaringen van de praktijkproeven kan de invulling van fase 2 zo kosteneffectief als mogelijk en met een maximale kans op een positief effect worden ingevuld. In de oorspronkelijke opzet was het nemen van praktijkproeven nog niet voorzien. Evenmin bestond de mogelijkheid hiervoor subsidie aan te vragen. Het toevoegen van de praktijkproeven aan de projectopzet geeft een grote meerwaarde (optimale kosteneffectiviteit, maximaal milieurendement). Zowel bij de andere partners die betrokken zijn bij de subsidie-aanvraag als ook provinciaal en landelijk is veel belangstelling voor de praktijkproeven. Een eerste projectvoorstel dat ter toetsing is voorgelegd aan Senter Novem (KRW innovatieprogramma) en de provincie Noord-Brabant (beleidsregel Subsidie water) is met enthousiasme ontvangen. Ook de betreffende gemeenten zijn inmiddels (op ambtelijk niveau) enthousiast over het op constructieve wijze bijdragen aan de praktijkproeven. Over de verdeling van taken moeten met de gemeenten nog verdere afspraken worden gemaakt. Daarnaast zullen de ervaringen uit de praktijkproeven opschaalbaar zijn naar andere watertypen met blauwalgenoverlast. Vraagstelling Voor het maken en het uitvoeren van fase 2 (inclusief monitoring) is € 4.200.000,- gereserveerd. Voor het beproeven van innovatieve kansrijke technieken is geraamd dat de kosten voor dergelijk onderzoek voor het waterschap Brabantse Delta circa € 1.100.000,- (zonder bijdrage uit KRW innovatieprgamma en/of provincie) zullen bedragen. Voor de overige partners binnen de subsidie aanvraag is de bijdrage (exclusief subsidie) € 1.500.000,-. Elk waterschap betaald voor de gezamenlijke planvorming, en een deel van de uitvoering, een derde van de kostprijs. De resterende kosten zijn afhankelijk van de specifieke omstandigheden op de betreffende proeflocaties (waaronder de grootte van het water en de in te zetten maatregelen), en verschillen dus per waterschap. Op basis van de huidige subsidieregelingen wordt er vanuit gegaan dat op het totale bedrag voor de praktijkproeven 60-80% subsidie wordt verleend. Totale geraamde kosten korte termijn aanpak blauwalgen in West Brabant zijn: € 5.300.000,--. Dit is exclusief subsidie en exclusief bijdragen van gemeenten. Over het uitvoeringsdeel van fase 2 (dus niet de praktijkproeven) wordt met de provincie Noord-Brabant overlegd over subsidiemogelijkheden. Daarnaast wordt op basis van uitgangspunten genoemd in de nota "Taken en verantwoordelijkheden in (semi) geïsoleerde watergangen", van de Noord-Brabantse Waterschapsbond met de betreffende gemeenten overlegd over hun bijdrage. Verzocht wordt een UVK van € 5.300.000,- voor de uitvoering van fase 2 en de innovatieve kansrijke maatregelen beschikbaar te stellen. Strategie Door het waterschap is medio 2007 een workshop georganiseerd met interne en externe deskundigen om te onderzoeken welke maatregelen er getroffen kunnen worden en welke strategie het beste gevolgd kan worden. Tegen de achtergrond van de gebiedsspecifieke kenmerken, de mogelijke maatregelen en de centrale vraagstelling is een marsroute ontwikkeld. De marsroute is ingezet bij fase 1 en zal eveneens worden ingezet in fase 2.
Parallel aan fase 2 worden in 4 waterpartijen (vertegenwoordigen alle probleemlocaties) innovatieve kansrijke technieken beproefd om zo snel mogelijk het pakket aan bewezen maatregelen ter bestrijding van de blauwalgen zo groot en effectief mogelijk te maken. Elk van de waterschappen De Dommel, Aa en Maas en Brabantse Delta draagt bij met een proeflocatie in stedelijk gebied. Daarnaast wordt in West-Brabant een zwemplas als proeflocatie meegenomen. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk De raming van de bedragen is niet mogelijk op basis van eenheidsprijzen. Door de inzet van een combinatie van maatregelen kan een schatting worden gemaakt. De verwachting is dat de totale kosten voor het uitvoeren van maatregelen in fase 2 hoger uit kunnen vallen dan de in eerste instantie begrote € 4.200.000,- . Anderzijds kunnen de totale kosten € 5.300.000,- lager uitvallen door verstrekte subsidie, bijdragen van gemeenten en de inbreng van ervaringen uit de praktijkproeven. Uitsluitsel over de subsidie aanvragen is niet eerder dan eind 2008 te verwachten. Op voorhand is nog niet aan te geven hoeveel kostenreductie voor het waterschap hieruit voortvloeit. Risico's met betrekking tot de financiele gevolgen betreffen. Het verkrijgen van subsidie op zowel praktijkproeven als uitvoeringsmaatregelen is vooralsnog onzeker. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen ja, namelijk Voor de planvorming en uitvoering van de maatregelen ten behoeve van fase 2, en het beproeven van innovatieve kansrijke maatregelen is ruime inzet nodig van interne en externe medewerkers. Hiermee was in de oorspronkelijk begrote kosten rekening gehouden. Praktijkproeven waren destijds niet voorzien. In de nieuwe begroting (inclusief de praktijkproeven) is hiermee wel rekening gehouden.
x
Overig ja, namelijk Als de bovenvermelde maatregelen uitgevoerd worden, zal dit leiden tot: 1. draagvlakvergroting implementatie KRW; 2.op korte termijn vermindering van overlast door blauwalgen. Het is echter niet realistisch te verwachten dat hiermee nooit meer problemen door blauwalgen zullen optreden. Frequentie en intensiteit zullen behoorlijk afnemen en daarmee ook de overlast. Een incidentele blauwalgenbloei hoort echter bij de van nature relatief voedselrijke watersystemen van West-Brabant; zonodig worden deze geruimd. Door snel te leren van innovatieve kansrijke maatregelen wordt het maatregelenpakket ter bestrijding van de blauwalgen voor de korte en lange termijn groter waardoor de kans op positieve resultaten proportioneel wordt vergroot. Het efficiënt en doelmatig gebruik van maatregelen kan uiteindelijk leiden tot een kostenvoordeel.
x
MVO gevolgen ja, namelijk
MVO aspect:
Score:
1.
De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap:
0
2.
De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit:
2
3.
De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P's.
2
4.
De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes.
2
Totaalscore van de 4 aspecten 6 MVO score:
*
**
***
****
Ad 2) De blauwalgenproblematiek is dusdanig dat er extra aandacht voor nodig is. Resultaat op korte termijn is van groot belang om gezondheidsklachten, stankoverlast en andere ongemakken van blauwalgen bij de ingelanden tot een minimum te beperken. Vasthouden en vergoten van draagkracht van de ingelanden voor een succesvolle implementatie van de KRW is van groot belang. De KRW voorziet in lange termijn maatregelen. De korte termijn maatregelen dragen bij aan de implementatie van de activiteiten voortvloeiend uit de KRW en dragen eveneens bij aan een positief imago van het waterschap.
Ad 3) De in te zetten korte termijn maatregelen betreffen bewezen technieken maar ook nieuwe inzichten/technieken. Door een grote inzet te tonen (inzet van een pakket aan maatregelen, met als beoogd resultaat beperking overlast door blauwalgen), en een deel van de verantwoordelijkheid bij de ingelanden neer te leggen zijn de korte termijn maatregelen grensverleggend. Ad 4) Blauwalgenproblematiek is niet uniek voor het werkgebied van de Brabantse Delta. Evenmin is het uniek voor de nu beschouwde watertypen. Resultaten en opgedane ervaring zijn opschaalbaar naar andere watertypen binnen West-Brabant en ook naar andere gebieden. Ervaringen en resultaten worden onderbouwd. Communicatieparagraaf: Communicatie is een belangrijk onderdeel van de strategische keuzes. In samenwerking met de betreffende gemeentes wordt er een communicatieplan opgesteld, onder andere gericht op eigen verantwoordelijkheid en consequenties van gedrag van gebruikers van wateren. Als er een start gemaakt wordt met de uitvoeringsmaatregelen wordt er een persbericht opgesteld en aan de media verzonden waarin aangekondigd wordt dat het waterschap werk maakt van het bestrijden van de overlast door blauwalgen. Over de verkregen resultaten wordt breed gecommuniceerd en gepubliceerd. Naar aanleiding van het advies van de commissie beheer en onderhoud stelt het dagelijks bestuur voor om akkoord te gaan met de uitvoering van het onderzoek naar de innovatieve kansrijke maatregelen ad. € 1.100.000,- en de eerste jaarschijf van fase 2 ad. € 1.000.000,- . Advies: het AB stemt in met het ter beschikking stellen van de geraamde € 2.100.000,- (deel IP 2009) om in 2009 voor 5 waterpartijen plannen uit te werken en innovatieve maatregelen te beproeven ten behoeve van de bestrijding van blauwalgen voor de korte termijn.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST
Nummer : *08I004474* Barcode : *08I004474*
Projectnr.: 6341
Projectnaam:
Vermindering Blauwalgenoverlast 2e fase (deel t/m 2009)
Beheerproduct: 3250 Kwaliteitsmaatregelen in oppervlaktewater
Projectleider:
M. Hensen
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-63
Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever:
100 % watersysteembeheer 3000 Inrichting en onderhoud watersystemen januari 2009– december 2009 1 januari 2012 (bij uitvoering gehele project) positief effect conform aanbestedingsbeleid J. van Hal
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge:
€ 2.100.000,€ 600.000,- (voorlopige raming) 10 jaar 5% 20-30% ontwerpfase
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief % daling/stijging tarief t.o.v. begr 2009 en MJR 2009-2012 l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
€ 194.250,€ 55.000,€ €
249.250,-
Watersysteemheffing 0,46% Watersysteemheffing -/- 0,47% n.v.t. t.l.v. nieuw beleid
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het Investeringsplan 2009-2013 is dit project opgenomen voor een bedrag van € 4.200.000,-, waarvan t/m 2009 € 1.500.000,-; geen bijdragen van derden; datum ingebruikname 01-12-2011; afschrijvingstermijn van 10 jaar en jaarlijkse lasten van € 990.000,-. In deze lasten was abusievelijk € 385.000,- aan extra exploitatielasten per jaar opgenomen. Dit moet € 55.000,- per jaar zijn. Afschrijvingstermijn Het project betreft naast planvorming ook concrete maatregelen, zoals de aanleg van EVZ’s. Voorlopig wordt gerekend met een gemiddelde afschrijvingstermijn van 10 jaar. Bij ingebruikname worden door het toepassen van de componentenmethode de samenstellende delen gekoppeld aan de bijbehorende afschrijvingstermijnen volgens de afschrijvingstabel. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *08I004473* Barcode : *08I004473*
Projectnr.: 6341
Projectnaam:
Vermindering Blauwalgenoverlast 2e fase (deel t/m 2009)
Beheerproduct: 3250 Kwaliteitsmaatregelen in oppervlaktewater
BESLUITNUMMER: 2008-63
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta;
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008; gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 12 november 2008; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 2.100.000,- ten behoeve van het beperken van de blauwalgenoverlast: bestaande uit het onderzoek naar de innovatieve kansrijke maatregelen (€ 1.100.000,- ) en de eerste jaarschijf van fase 2 (€ 1.000.000,-). Daarbij wordt uitgegaan van een bijdrage van derden van € 600.000,- . Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004093* Barcode: *08I004093* Onderwerp: aanvraag UVK voor het stroomgebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart” Sector en afdeling: Watersystemen en Waterkeringen, afdeling Plannen en Projecten Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 20 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: kaart, toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding Onlangs is de Integrale Gebiedsanalyse (IGA) voor het gebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart” afgerond. Op basis van deze resultaten kunnen de “wateropgaven” verder uitgewerkt worden in concrete uitvoeringsmaatregelen. Deze wateropgaven bestaan uit het terugdringen van wateroverlast (onder andere 200 waterberging), het realiseren van ecologische verbindingszones (22 km, overeenkomend met 55 ha, waarvan 22 ha voor het waterschap en 33 ha voor de gemeenten), het verbeteren van de waterkwaliteit en het realiseren van de gewenste waterhuishouding voor de landbouw (GGOR-landbouw) en voor de natuur (200 ha verdrogingsbestrijding). Teneinde hier initiatieven in te kunnen nemen en de maatregelen te kunnen uitvoeren, zijn uitvoeringsmiddelen nodig. Het totaal benodigde krediet bedraagt ruim € 6.800.000,-- Dit bedrag is gebaseerd op de gekwantificeerde doelstellingen en op basis van kengetallen voor EVZ’s, waterberging en verdrogingsbestrijding. Vraagstelling Is het algemeen bestuur bereid om een uitvoeringskrediet beschikbaar te stellen van € 3.000.000,-- om een aanvang te kunnen maken met de beoogde doelrealisatie in het gebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart”. Strategie Op basis van de IGA-resultaten kunnen inrichtingsplannen opgesteld worden en kunnen uitvoeringsmaatregelen uitgewerkt worden. Het betreft veelal grondvragende doelstellingen (met name de EVZ’s en de waterberging). Naar verwachting komen deze gronden de komende jaren niet allemaal beschikbaar. Verwerving geschiedt op basis van vrijwilligheid en kan een langdurig proces zijn. Daarom wordt in deze aanvraag een deel van het totaalbenodigde krediet gevraagd, zijnde een bedrag van € 3.000.000,= . Verwacht wordt dat dit bedrag toereikend is om de komende jaren voortvarend aan de slag te gaan. Het betreft een bruto-krediet. Naar verwachting kan 50% subsidie verkregen worden voor de EVZrealisatie en voor waterberging. Hiervoor zijn afspraken gemaakt in het kader van de Bestuursovereenkomst tussen provincie en waterschap. Met dit krediet kan naar verwachting 15 km EVZ en 80 ha waterberging gerealiseerd worden. Dit stroomgebied maakt (nog) geen deel uit van een gebiedsgerichte project. Er wordt momenteel een voorstel uitgewerkt voor het algemeen bestuur om dit gebied samen te voegen met het noordelijk gelegen projectgebied Noordrandmidden, zodat met doelrealisatie in het gebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart” ook invulling gegeven kan worden aan de doelstellingen uit de Kadernota. Op verdrogingsbestrijding (in het gebied liggen géén TOP-gebieden) wordt vooralsnog niet ingezet. In het kader van de Bestuursovereenkomst zijn daarvoor geen middelen beschikbaar gesteld. De samenwerking met gemeenten op het gebied van EVZ’s (grondverwerving, inrichting en onderhoud) wordt vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten. Zodra aanvullend krediet nodig is, naar verwachting niet eerder dan 2012, wordt daarvoor voor het algemeen bestuur een voorstel geformuleerd.
Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk € 3.000.000,-x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf De totstandkoming van de IGA is begeleid door een breed samengestelde Klankbordgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, terreinbeheerders, gemeenten EttenLeur, Rucphen en provincie. Deze partijen worden/zijn betrokken bij het vervolgtraject (opstellen inrichtingsplannen). Advies: AB stemt in met het beschikbaar stellen van een (deel van het totaal-benodigde) uitvoeringskrediet van € 3.000.000,= voor de integrale uitvoering van maatregelen in het stroomgebied “Kibbelvaart-Brandsche Vaart”.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
K
L
Bosschenhoofd
Oudenbosch
St Willebrord
Grens stroomgebied Kibbelvaart - Brandse Vaart
Verdroogde gebieden
Reserveringsgebied 2050
EVZ Taakstelling
Gerealiseerd EVZ
Z Legenda
I
H
Etten-Leur
I
G
I
Effen
Princenhage
Y
C:\Data\kibbelvaart.mxd
Rijsbergen N
0
2,6 km
10-10-2008
Schaal 1:65.000
Tek.nr.
Versie
Gezien
Afd. Geo-Info
Datum
Getekend Gecorrigeerd
J
Breda
IP projecten & Doelstellingskaart E Kibbelvaart - Brandse Vaart F
Prinsenbeek
J
TOETSINGSLIJST
Nummer : *08I003941* Barcode : *08I003941*
Projectnr.: 202
Projectnaam:
Gebiedsinrichting Kibbelvaart – Brandsche Vaart
Beheerproduct: 3210 Aanleg en verwerving waterlopen Projectleider:
Peter Janssen
Soort investering:
Ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-64 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: -
uitvoeringsperiode van het werk: verwacht tijdstip oplevering: effect op het milieu: wijze van aanbesteding: opdrachtgever:
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief % daling/stijging tarief t.o.v. begr 2009 en MJR 2009-2013 l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
Watersystemen 100% Inrichting en onderhoud watersystemen 2009-2012 januari-2013 positief Conform aanbestedingsbeleid Jan van Hal
€ 3.000.000,€ 1.500.000,30 jr 5% 50 % (Initiatieffase)
€ 98.000,€ 98.000,0,18 % 0,18% n.v.t. Wordt opgenomen in meerjarenraming begroting 2010-2014
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan Dit project is niet opgenomen in het IP 2009-2013. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *08I003943* Barcode : 08I003943
Projectnr.: 202
Naam project:
Gebiedsinrichting Kibbelvaart – Brandsche Vaart
Beheerproduct 3210 Aanleg en verwerving waterlopen
BESLUITNUMMER: 2008-64
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 oktober 2008, nummer 08I003972; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 12 november 2008; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 3.000.000,- voor de gebiedsinrichting Kibbelvaart – Brandsche Vaart. Hierbij wordt uitgegaan van € 1.500.000,- aan subsidies en bijdragen van derden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan het algemeen bestuur Registratienummer: *08I004005* Barcode: *08I004005* Onderwerp: aanvraag en herverdeling UVK project Kreken Steenbergen-Ligne Sector en afdeling: Watersystemen & Waterkeringen, afdeling Plannen en Projecten Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 21 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: kaartje met ligging activiteiten, toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding Binnen het project Steenbergen-Ligne dient de activiteit 7913 uitgebreid te worden ten behoeve van de inrichting van de natte natuurparels Het Laag en Oudland. In de Cruijslandse Kreken kan gestart worden met de oeverinrichting. Inrichting Cruijslandse Kreken is een nieuwe activiteit binnen het project SteenbergenLigne. Voor beide is een extra uitvoeringskrediet (UVK) nodig. Anderzijds s zijn er binnen het projectgebied activiteiten die niet realiseerbaar blijken of in omvang beperketer zijn dan voorzien. Hierdoor wordt een deel van het in 2006 toegekende UVK niet besteed. Dit deel van het UVK kan worden ingezet voor de inrichting van de natte natuurparels Het Laag en Oudland. Vraagstelling Kan het AB instemmen met: 1. Het verlenen van een extra UVK van € 3,2 miljoen voor uitbreiding van de activiteit 7913 voor de inrichting van de natte natuurparels het Laag en Oudland en de nieuwe activiteit inrichting Cruijslandse Kreken. 2. Doorverschuiven van een deel het UVK 2006 van activiteiten die minder omvangrijk blijken te zijn of niet realiseerbaar zijn naar de activiteiten inrichting van de natte natuurparels Het Laag en Oudland en inrichting Cruijslandse Kreken. Strategie 7913 Planvorming realisatie West-Brabantse Waterlinie Noord Deze activiteit richt zich op het herstel van 425 ha natte natuurparel gelegen in Het Laag en Oudland. De eerder verwachte realisatie van een deel van de natte natuurparel voor het eind van dit jaar is niet gehaald. Inventarisatie van de mogelijkheden en afspraken met de partners namen meer tijd in beslag dan voorzien. Inmiddels zijn de IGA’s Cruijslandse Kreken en Ligne afgerond en is gestart met het opstellen van een inrichtingsplan voor Het Laag en Oudland. In dit inrichtingsplan worden de mogelijke maatregelen uit de IGA’s nader uitgewerkt. Het plan zal 2009 gereed zijn en de verwachting is dat in de jaren daarna circa 250 ha kan worden ingericht aangezien reeds nu ruim 290 ha in bezit is van Staatsbosbeheer of Brabants Landschap. De bruto investering voor de inrichting van deze oppervlakte bedraagt circa € 3.4 miljoen. De kosten zijn aanzienlijk hoger dan eerder voorzien aangezien het inrichting van schraalland betreft wat een hoge investering vraagt voor afgraving van de toplaag. Tevens wordt voorgesteld de naam van deze activiteit te wijzigen in Inrichting Het Laag en Oudland Inrichting Cruijslandse Kreken Voor de inrichting van de Cruijslandse Kreken is geen uitvoeringskrediet beschikbaar. Voor het waterschap ligt hier de taak voor 20 km oeverinrichting (evz en/of beek- en kreekherstel) en waterberging als aangegeven in de IGA Cruijslandse Kreken. Hiervan is tot nu toe slechts een klein deel gerealiseerd. In 2007 en 2008 deden zich mogelijkheden voor grondaankopen voor en is met het krediet Grondaankoop evz en waterberging (IP nummer 6685) de aankoop van ruim 22 ha gefinancierd. Momenteel vindt uitruil van deze gronden plaats ten behoeve de inrichting van stapstenen en oeverstroken. De bruto investering hiervoor bedraagt € 2 miljoen.
Op basis van de IGA resultaten wordt eind dit jaar gestart worden met het opstellen van een integraal inrichtingsplan in samenwerking met de gemeente Steenbergen. Na het opstellen van het inrichtingsplan is de verwachting dat de komende jaren op de reeds verworven gronden 8 km met een gemiddelde breedte van 25 m kan worden ingericht. Daarnaast wordt gestreefd naar de aankoop van nog 10 ha wat overeen komt met 4 km oeverinrichting met een gemiddelde breedte van 25 m. 6220 Planvorming en realisatie West Brabantse Waterlinie Voor de realisatie van de West Brabantse Waterlinie is inmiddels een definitief ontwerp opgesteld. Oorspronkelijk viel ook de inrichting van de Grote Melanen onder deze activiteit. De subsidiëring van de inrichting (vlakvormige waternatuur) was echter niet mogelijk. Daarom wordt voorgesteld dit onderdeel te laten vervallen en de voorgenomen baggerwerkzaamheden samen met het baggeren van de Kleine Melanen (6221) uit te voeren. De oorspronkelijke investering van € 1.000.000,-- door het waterschap kan daarmee worden teruggebracht tot € 700.000,-- waarmee een bedrag van € 300.000,-- vrij komt. 6734 Participatie duurzame ontwikkeling ‘De Heide ’ Bergen op Zoom Het betreft hier een plan van de gemeente Bergen op Zoom voor ontwikkeling van het bestaande recreatieen natuurterrein “De Heide”. Het waterschap wilde aan dit project meewerken voor verdrogingbestrijding in het natuurgebied en de aanleg van een evz langs de Kraggeloop ten oosten van het natuurgebied. In de nieuwe bestuursoverkomst met de provincie is geen subsidie beschikbaar voor verdrogingbestrijding in niet TOP gebieden. Daarom wordt voorgesteld deze activiteit te laten vervallen. Het krediet voor deze activiteit bedraagt € 861.000,--. 6735 De Lamp Kruisland Deze activiteit betrof de bijdrage van het waterschap aan de ontwikkeling van het landgoed De Lamp en omgeving in de Cruijslandse Kreken. Voor het waterschap ligt daar een taakstelling voor oeverinrichting en waterberging. De nieuwe eigenaar heeft echter aangegeven niet aan de landgoedontwikkeling te willen meewerken. Voorgesteld wordt daarom deze activiteit te laten vervallen. Het krediet voor deze activiteit bedraagt € 247.500,--. 178 Breede Watergang Voor de Breede Watergang is in 2006 samen met de gemeente Steenbergen een visie opgesteld met de intentie gezamenlijk deze ecologische verbindingszone in te richten. De gemeente heeft echter aangegeven aan dit plan geen prioriteit meer te willen geven. Uitvoering kan volgens de gemeente slechts plaatsvinden als onderdeel van de plannen voor de nieuw te ontwikkelen waterwijk ten noorden van Steenbergen. Besluitvorming hierover zal echter nog lange tijd duren. Voorgesteld wordt daarom deze activiteit te beëindigen. Het krediet voor deze activiteit bedraagt € 296.000,--. Doelrealisatie Activiteit
7913 6220
Inrichting Het Laag en Oudland Inrichting Cruijslandse Kreken West Brabantse waterlinie
Verdrogingsbestrijding/ Herstel Natte Natuurparel ha 250 280
EVZ/ Beek- en kreekherstel
Waterberging
Km 1 8 0,5
Waterberging kan in Het Laag en Oudland en de Cruijslandse Kreken pas bepaald worden als het inrichtingsplan gereed is.
ha ntb ntb 20
Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk een extra UVK van € 3,2 miljoen. Onderstaande tabel geeft de verschuivingen binnen het budget van het project aan. De totale bruto investering voor de inrichting Cruijslandse Kreken, inrichting het Laag en Oudland en de West Brabantse Waterlinie komt hiermee op € 6,1 miljoen. Ip nr 7913 6220 6734 6735 178
Activiteit Inrichting het Laag en Oudland inrichting van de Cruijslandse Kreken West Brabantse Waterlinie Ontwikkeling ‘De Heide ’ Bergen op Zoom De Lamp Kruisland Breede Watergang Totaal
UVK 2006 € 500.000 €0 € 1.000.000 € 861.000 €… 247.500 € 296.000 € 2.904.500
Wijziging € 2.900.000 € 2.000.000 - € 300.000 - € 861.000 - € 247.500 - € 296.000 € 3.195.500
Nieuw UVK € 3.400.000 € 2.000.000 € 700.000 €0 €0 €0 € 6.100.000
opmerkingen
vervalt vervalt vervalt
De bruto investering voor de inrichting Het Laag en Oudland bedraagt tot 2014 € 3,4 miljoen. Het betreft inrichting EHS welke voor 100% door rijkssubsidie wordt gedekt en inrichting natte natuurparel waar 50% rijkssubsidie op wordt verkregen. Het resterende deel wordt gedeeld door provincie en waterschap. Er resteert dan een netto bijdrage van circa € 500.000,-- voor het waterschap. Voor de inrichting Cruijslandse Kreken is de bruto investering € 2 miljoen. Na aftrek van subsidies (100% voor gemeente en 50% voor het waterschap) resteert een netto investering voor het waterschap van € 400.000,--. Voor de West Brabantse Waterlinie is provinciale subsidie beschikt voor 50% van de bijdrage van het waterschap. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen niet van toepassing
Communicatieparagraaf Met de gemeente Steenbergen is reeds gesproken over samenwerking bij de inrichting Cruijslandse Kreken. Deze afspraken zullen nader uitgewerkt worden. Voor het Laag en Oudland en de West Brabantse Waterlinie wordt regelmatig een klankbordgroep geconsulteerd. Advies: het AB stemt in met een extra UVK van € 3,2 miljoen voor de activiteiten inrichting het Laag en Oudland en inrichting Cruijslandse Kreken.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer : *08I002419* Barcode : *08I002419* Besluitnummer: 2008-50 Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen de adviesnota aanvraag en herverdeling UVK project Kreken Steenbergen-Ligne (08I004005); gezien het in de vergadering van het dagelijks bestuur datum 19 augustus 2008 genomen besluit om deze kredietverschuiving integraal met de aanvraag voor een aanvullend uitvoeringskrediet voor te leggen aan het algemeen bestuur;
BESLUIT: De reeds gevoteerde kredieten van de activiteiten die deel uitmaken van het gebiedsgerichte project 13 Steenbergen als volgt te wijzigen: Nr
Activiteit
Gevoteerd krediet voor wijziging
Verhoging
Verlaging
6220
Planvorming en realisatie West Brabantse Waterlinie
€ 1.000.000,-
€ 300.000,-
€
700.000,-
6734
Participatie duurzame ontwikkeling “De Heide” Bergen op Zoom
€
€ 861.000,-
€
0,-
861.000,-
Gevoteerd krediet na wijziging maar voor aanvullend krediet
6735
De Lamp Kruisland
€
247.500,-
€
247.500,-
€
0,-
178
Breede Watergang
€
296.000,-
€
296.000,-
€
0,-
Inrichting het Laag en Oudland
€
500.000,-
€ 1.704.500,-
€ 2.904.500,-
€ 1.704.500,-
7913
Totaal
€ 2.204.500,-
€ 1.704.500,-
€ 2.904.500,-
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Waterkant
Kladde
Klutsdorp
Oude Molen
Lepelstraat
Koevering
Zwarte Ruiter
Het Laag
Visberg
Valhoeve
Natte Natuurparel
Oeverinrichting
Legenda
Kruisland
Gezien
Afd. Geo-Info
De Rotting
Hazelaar
Gecorrigeerd
Getekend
N
0
Boeiink 1,6 km
20-10-2008
Schaal 1:40.000
Tek.nr.
Datum
Versie
Cruijslandse Kreken & Het Laag en Oudland
't Haantje
Cruijslandse Kreken
G:\SBO-GeoInformatie\Projecten\Plannen en Projecten\20081020_Natte Natuurparels\Docs\20081020_Natte Natuurparels.mxd
Moerstraten
Het Oudland
Welberg
Steenbergen
Blauwe Sluis
TOETSINGSLIJST
Nummer : *08I002417* Barcode : * Projectnr : 13
Beheerproduct:
Project naam:
Kreken Steenbergen bestaande uit de activiteiten: 7913 Inrichting het Laag en Oudland (aanvullend krediet) 189 Inrichting Cruijslandse kreken
3210 Aanleg en verwerving waterlopen
Projectleider:
H. Blaas
Soort investering:
Ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-52 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever: Financieel a. investeringsbedrag:
b. c. d. e.
subsidie/inkomsten: afschrijvingstermijnen: rentepercentage: nauwkeurigheidsmarge:
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing : % aandeel tarief 2016 (MJR 2009-2013) % daling/stijging tarief 2016 t.o.v. MJR 20092013 l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
Watersystemen 100% Inrichting en onderhoud watersystemen 2008-2015 01-01-2016 positief effect conform aanbestedingsbeleid J. van Hal
activiteit 7913: € 1.195.500,activiteit 189: € 2.000.000,€ 3.195.500,€ 3.143.250,30 jaar 5% 10% à 20% (voorbereidingsfase)
€ 3.400,-
€ 3.400,watersysteemheffing: < 0.01% watersysteemheffing: -/- 0,05% n.v.t. ten laste van nieuw beleid.
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het investeringsplan 2009-2013 is rekening gehouden met activiteit 7913 voor een investering van € 700.000,- met € 250.000,- subsidie. Geplande datum ingebruikname in het IP is september 2013. Voor de berekening van het effect op de heffing is uitgegaan van de gegevens van 2013, omdat de meerjarenraming niet zover als 2016 loopt. Voor activiteit 7913 is in 2006 een uitvoeringskrediet verstrekt van € 500.000,met € 250.000,- subsidie (IB 2006-35). Vervolgens is het krediet met € 1.704.500,- verhoogd door een kredietverschuiving binnen de gevoteerde kredieten van project 13 (IB 2008-50). Door dit aanvullende krediet van € 1.195.500,- komt het gevoteerde krediet voor activiteit 7913 op € 3.400.000,- met een verwachte subsidie van € 2.900.000,-. Activiteit 7913 heette voorheen West Brabantse Waterlinie Noord. In het investeringsplan is geen rekening gehouden met de activiteit 189 Cruijslandse kreken. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *08I002418* Barcode : 08I002418
Projectnr.: 13
Naam project:
Kreken Steenbergen bestaande uit de activiteiten: 7913 Inrichting het Laag en Oudland 189 Inrichting Cruijslandse kreken
Beheerproduct 3210 Aanleg en verwerving waterlopen
BESLUITNUMMER: 2008-52
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 19 augustus 2008; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 12 november 2008; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een (aanvullend) uitvoeringskrediet groot € 3.195.500,-- ten behoeve van de inrichting van het Laag, Oudland en de Cruijslandse kreken. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008.
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *08I004018* Barcode: *08I004018* Onderwerp: aanvraag UVK Weerijs-Noord Sector en afdeling: Watersystemen en Waterkeringen, afdeling Plannen en Projecten Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 22 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: kaartje projectgebied, toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding In 1988 is gestart met het landinrichtingsproject Weerijs. Dit gebied ligt ten zuidwesten van Breda. De belangrijkste opgaven zijn het verbeteren van de agrarische structuur en het vrijruilen van gronden voor de realisatie van andere, maatschappelijke, doelen. Door voortschrijdend inzicht, ervaringen uit de praktijk en veranderingen in wettelijke structuren is besloten het oorspronkelijke plangebied op te delen in twee delen, namelijk: Weerijs-Zuid en Weerijs-Noord. Elk gebied heeft een andere operationele aanpak. In Weerijs-Zuid wordt de gebiedsontwikkeling gerealiseerd door middel van een wettelijke ruilverkaveling. Voor Weerijs-Noord is gekozen voor een vrijwillige kavelruil. In 2006 is een verkenning gedaan naar de doelen en de kansrijke projecten in het gebied. Hieruit is gebleken dat er verschillende reconstructie- en beleidsdoelen gerealiseerd moeten worden, waarvoor beweging in de grondsituatie nodig is. Ook is een inventarisatie gehouden naar het aantal agrariërs met ruilwensen. Daarbij is voldoende draagvlak gevonden om een vrijwillige kavelruil te starten. De dienst Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) heeft in het gebied circa 61 hectare grond beschikbaar die voor de ruiling kan worden ingezet. De Turfvaart en de Bijloop (beekherstel) liggen in het gebied Weerijs-Noord en zijn in in het Reconstructieplan De Baronie opgenomen als Ecologische Verbindingszone (EVZ). Het waterschap is samen met de gemeente Breda verantwoordelijk voor de inrichting van beide EVZ's. In totaal moet er circa 4,5 km EVZ worden gerealiseerd. Daarnaast zal de tweede fase van de Natte natuurparel Vloeiweide worden ingericht. Vraagstelling Kan het bestuur instemmen met participatie in de vrijwillige kavelruil om zo de benodigde gronden voor de EVZ in eigendom te verwerven? Strategie Strategie In Weerijs-Noord is het de bedoeling dat de reconstructiedoelen in het gebied integraal, op projectmatige wijze en met vrijwillige instrumenten worden gerealiseerd. In 2006 is er een verkenning gedaan naar de bereidheid onder landeigenaren in het gebied om mee te werken aan een vrijwillige kavelruil. Hieruit bleek dat een groot aantal eigenaren hierover positief gestemd is en dat er tevens een groot aantal eigenaren aangeeft gronden te willen ruilen. Omdat de diverse partijen wensen, doelen en belangen hebben die met de grondpositie te maken hebben, zijn de partijen van elkaar afhankelijk. Ruiling van grond op vrijwillige basis biedt voor alle partijen perspectief op doelrealisatie. Daarom is er een projectteam samengesteld waarin alle betrokken partijen zijn vertegenwoordigd. Het projectteam Weerijs-Noord bestaat uit een (ambtelijke) vertegenwoording van provincie Noord-Brabant, Dienst Landelijk Gebied, Brabants Landschap, Brabantse Milieufederatie, ZLTO, gemeente Breda en het waterschap. Vanwege het belang dat Weerijs-Noord heeft als landschappelijke drager en als uitloopgebied voor de stad Breda, wil de gemeente Breda als opdrachtgever fungeren van het project "Integraal inrichtingsplan en kavelruil Weerijs-Noord". De provincie ondersteunt het proces door het beschikbaar stellen van financiën voor de proceskosten en het beschikbaar stellen van DLG-uren voor de procesbegeleiding.
Door het projectteam is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld. In dit PvA wordt duidelijkheid gegeven over de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken organisaties. Het PvA beperkt zich tot het opstellen van een Integraal Inrichtingsplan en het ruilen van de gronden op basis van dit inrichtingsplan. De inrichting van de gronden behoort niet tot het project. Proceskosten De DLG-uren vallen binnen de Prestatieafspraken tussen de provincie Noord-Brabant en DLG Noord-Brabant. Hiermee zijn de kosten voor de te maken uren door medewerkers van DLG gedekt. Voor de overige proceskosten is een raming opgesteld. Daarbij is afgesproken dat waterschap en gemeente Breda ieder € 25.000,- bijdragen in de proceskosten. Dat het waterschap een bijdrage levert aan het proces is zeer verdedigbaar, aangezien het waterschap waarschijnlijk meer kosten had moeten maken als hier geen kavelruil zou plaatsvinden. In dat geval zouden namelijk kosten gemaakt moeten worden voor het benaderen van eigenaren, opstellen overeenkomsten en actes en het passeren van de actes bij de notaris. Verwervingskosten Het ruilen van de gronden is één van de voorwaarden voor de realisering van de doelen van de betrokken partijen. In totaal is voor de EVZ langs de Bijloop en de Turfvaart binnen het plangebied 11,2 hectare nodig. Hiervan komt 40% voor rekening van het waterschap. Dit komt overeen met 4,5 ha. De overige hectaren komen voor rekening van de gemeente Breda. Volgens het financieringsplan dat door DLG is opgesteld komt de bijdrage van het waterschap voor verwerving van de benodigde gronden op € 112.000,-. Inrichtingskosten De kosten voor de inrichting van deze gronden, inclusief voorfinanciering van het gemeentelijk deel (10-25 meter) plus het herstel van de tweede fase Natte natuurparel Vloeiweide (75 ha) worden inclusief interne begeleiding geraamd op € 876.000,-. Totale kosten De optelling van de proceskosten, verwervingskosten en inrichtingskosten betekenen een gezamenlijke investering van € 1.013.000,-. Tabel: doelen en kosten Doel: Hoeveelheid: Vrijwillige kavelruil Grondverwerving Inrichting EVZ (turfvaart) Beekherstel (bijloop)
4,5 ha 1,5 km
Natte natuurparel
75 ha
Inrichting EVZ (gemeente)
6,7 ha
Overige kosten en verplichtingen Totaal:
3,0 km
Onderdeel: Bijdrage in de proceskosten Grondverwerving Inrichting waterschap Inrichting waterschap
Kosten Waterschap € 25.000
Opmerking:
€112.000 € 75.000 € 210.000 € 225.000
Voorfinanciering van de inrichting door de gemeente Interne kosten
Af: voorbereidingskrediet Benodigd uitvoeringskrediet
€ 335.000
€ 31.000 € 1.013.000 € 30.000 € 983.000
Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk in totaal is voor het proces voor de grondruiling en de inrichting van deze percelen is een totaalbedrag nodig van € 1.013.000,-. Dit bedrag is inclusief de kosten voor de interne begeleiding van het project en een bedrag voor onvoorziene kosten (10%). Omdat reeds eerder een krediet beschikbaar is gesteld van € 30.000,-, is nog een bedrag nodig van € 983.000,-. In het Investeringsprogramma 2009-2013 is voor het project "Weerijs Noord" (IP 165) een investeringsbedrag opgenomen. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
Advies regiocommissie De regiocommissie adviseert positief over het voorstel, maar vraagt aandacht voor de beheerkosten van de ecologische verbindingszone: ten aanzien van het beheer moeten met de gemeente Breda tijdig afspraken gemaakt worden, die werkbaar en kostenefficiënt zijn. Tevens wordt aandacht gevraag voor stroomlijning met de structuurvisie 2020 van de gemeente Breda.
x
MVO gevolgen ja, namelijk door participatie in de vrijwillige kavelruil Weerijs-Noord kunnen de doelstellingen van het waterschap worden verwezenlijkt, terwijl ook andere maatschappelijke doelen worden bereikt en de agrarische en economische structuur van het gebied wordt verbeterd.
MVO aspect:
Score:
1.
De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap:
1
2.
De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit:
2
3.
De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P's.
0
4.
De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes.
1
4 Totaalscore van de 4 aspecten MVO score:
*
**
***
****
Communicatieparagraaf De externe communicatie over de kavelruiling is een verantwoordelijkheid van het projectteam. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de kanalen van de wijkraad, de BMF en het ledenbestand van de ZLTO. De wijkraad Buitengebied Breda Zuid-West vormt een vertegenwoordiging van de inwoners van het gebied tussen de A58, A16, Dr. Batenburglaan, Overaseweg en de gemeentegrens met Zundert. De BMF draagt zorg voor de communicatie over de kavelruiling naar de verschillende natuurwerkgroepen. Over het Inrichtingsplan op hoofdlijnen en de start van de kavelruil zal een informatiebijeenkomst worden gehouden. Tijdens deze voorlichtingsbijeenkomst zal de gemeente Breda, als formele opdrachtgever, de voorzitter leveren. Advies: AB stemt in met participatie in de vrijwillige kavelruil Weerijs-Noord en met de overname van de gronden die beschikbaar komen voor de realisatie van de EVZ. Tevens wordt ingestemd met het verstrekken van een uitvoeringskrediet van € 983.000,- voor de aankoop en inrichting van deze gronden inclusief de inrichting van de tweede fase Natte natuurparel Vloeiweide.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
ETTEN-LEUR A58
Vloeiweide
bijloop
turfvaart
A16/HSL
BREDA
TOETSINGSLIJST
Nummer : *08I002159* Barcode : 08I002159
Activiteitnr.: 165 Beheerproduct:
Activiteitnaam: Weerijs Noord (onderdeel project 11 Turfvaart/Bijloop) 3210 Aanleg en verwerving waterlopen
Projectleider:
W. de Vries
Soort investering:
Ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-40 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever:
Watersystemen 100% Inrichting en onderhoud watersystemen 2008 t/m 2013 01-01-2014 positief effect conform aanbestedingsbeleid J. van Hal
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge:
€ 983.000,€ 435.500,30 jaar 5% 10% à 20% (voorbereidingsfase)
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing : % aandeel tarief (extrapolatie MJR 2009-2013) % daling/stijging tarief t.o.v. MJR 2009-2013 (extrapolatie) l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
€ 35.600,-
€ 35.600,watersysteembeheer: 0,06 % watersysteembeheer: < 0,01% n.v.t. Ten laste van nieuw beleid
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2009-2013 is € 2.260.000,- geraamd; verwachte bijdrage van derden van € 1.130.000,-; datum gereed 01-12-2012, jaarlijkse last € 93.000,-. Voor deze activiteit is reeds € 30.000,- gevoteerd in het AB van 04 april 2007. Voor het resterende deel (€ 1.247.000,-) van het IP 2009-2013 opgenomen bedrag volgt in een later stadium een voorstel. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
Nummer : *08I002161* Barcode : *08I002161* INVESTERINGSBESLUIT
Activititeitnr.: 165
Naam activiteit:
Weerijs Noord (onderdeel project 11 Turfvaart-Bijloop)
Beheerproduct: 3210 Aanleg en verwerving waterlopen
BESLUITNUMMER: 2008-40
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta, gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 16 september 2008; gelezen het voorstel van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 12 november 2008;
gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 983.000,- ten behoeve van de kavelruil Weerijs-Noord en de inrichting van de betreffende gronden. Hierbij wordt uitgegaan van € 435.500,- voor subsidies en bijdragen van derden. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *08I003953* Barcode: *08I003953* Onderwerp: aanvraag UVK project Roosendaal 2009-2014 Sector en afdeling: Watersystemen & Waterkeringen, afdeling Plannen & Projecten Datum behandeling: 3 december 2008 Agendapunt: 23 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: kaartje met locatie activiteiten, toetsingslijst en besluitenlijst Aan het algemeen bestuur Inleiding Met de gemeente Roosendaal zijn recentelijk afspraken gemaakt over samenwerking bij de uitvoering van activiteiten in en rondom Roosendaal. Dit onder voorbehoud van goedkeuring van het benodigde UVK door het AB (zie DB nota 08I001976). Het betreft de aanleg aan ecologische verbindingszones vaak in combinatie met andere doelen als waterberging en recreatie. De projecten zullen worden uitgevoerd in de periode 2009 tot en met 2014. Vraagstelling Kan het AB instemmen met het toekennen van een UVK van € 3.6 miljoen voor uitvoering van projecten in en rondom Roosendaal in samenwerking met de gemeentes Roosendaal, Rucphen en Bergen op Zoom. Het betreft hier een bruto investering. Netto zal het waterschap € 1,5 miljoen investeren in de projecten. Strategie Het in 2006 verstrekte uitvoeringskrediet is gebruikt voor de uitvoering van fase 1 van de Molenbeek (7901), en voorbereiding van evz Elderse Turfvaart (8078), evz de Zoom en herstel beken Noord-Zuid (8236) conform de UVK aanvraag in 2006. Van het UVK 2006 worden ook de activiteiten in het kader van de voorbereiding van de samenwerking gefinancierd. Dit betreft grondaankopen en de voorbereiding van activiteiten langs de Molenbeek, Elderse Turfvaart, Zoom en beken Noord-Zuid. Voor de periode 2009 - 2014 is echter een nieuw UVK nodig. De samenwerking met de gemeente Roosendaal omvat activiteiten die onderdeel zijn van het uitvoeringsprogramma van het waterschap: Waterberging/EVZ Molenbeek (7901) fases 2a en 2b: aanleg evz in combinatie met waterberging en vispassages vanaf gerealiseerde fase 1 tot Belgische grens; fase 3: aanleg evz langs Molenbeek in stedelijk gebied Roosendaal. Natte of Elderse Turfvaart (8078) aanleg evz en waternatuur langs Elderse Turfvaart in het landelijk gebied; aanleg evz in combinatie met waterberging langs Kletterwater in stedelijk gebied Roosendaal. Zoom en beken Noord-Zuid (8236) aanleg evz in combinatie met waterberging en waternatuur langs de Zoom binnen de gemeente Roosendaal; aanleg evz langs Rissebeek en Zeepe (ruim 8 km). Rozenven verbetering waterkwaliteit in en om Rozenven voor herstel vlakvormige waternatuur.
Staaltjes watervoerend maken van de Staaltjes als onderdeel van het waterplan Roosendaal. In het verlengde van bovengenoemde activiteiten worden in het projectgebied de volgende activiteiten met de gemeentes Rucphen en Bergen op Zoom uitgevoerd: Natte of Elderse Turfvaart (8078) in samenwerking met de gemeente Rucphen aanleg evz in combinatie met waterberging en waternatuur langs Rucphense deel van de Elderse Turfvaart. Zoom en beken Noord-Zuid (8236) in samenwerking met de gemeente Bergen op Zoom aanleg evz in combinatie met waterberging en waternatuur langs Bergen op Zoomse deel van de Zoom; aanleg evz Bleekloop-Wouwse Plantage. ./.
Ligging van de activiteiten is weergeven op het bijgevoegde kaartje. De meeste van bovengenoemde activiteiten zullen naar verwachting in 2012 zijn afgerond. Molenbeek fase 3 (de aanleg van evz in de stad) heeft naar verwachting een looptijd tot 2014 of later vanwege de moeilijke grondverwerving in het stedelijk gebied. Doelrealisatie De doelrealisatie van de activiteiten is als volgt: - waterberging nader te bepalen - vistrappen 2 stuks - evz 22 km - waternatuur lijnvormig 6 km - waternatuur vlakvormig 1 stuk De doelrealisatie waterberging moet nog nader worden bepaald aangezien deze zal worden gerealiseerd door verbreding van de beekprofielen. De hoeveelheid waterberging wordt nog bepaald aan de hand van uit te voeren hydraulische berekeningen tijdens het ontwerp. IP nummering De 3 activiteiten (Molenbeek, Eldersche Turfvaart, Zoom) worden nu opgesplitst in 12 activiteiten welke in omvang, startdatum en looptijd verschillen. De IP nummering zal daarom moeten worden aangepast zodat elke activiteit een eigen IP nummer. krijgt (zie ook onderstaande tabel). Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk : Voor zover de activiteiten plaatsvinden in het landelijk gebied zal het waterschap trekker zijn. Voor de activiteiten in het stedelijk gebied is de gemeente trekker. Als trekker zal het waterschap een krediet aan moeten vragen voor de gehele bruto investering. De bruto investering voor het waterschap is € 5,9 miljoen. Voor alle genoemde activiteiten is een totale bruto investering van € 7,3 miljoen nodig. Een deel van de investering valt nog onder het UVK 2006. Dit betreft betalingen voor grondaankopen, start uitvoering Molenbeek fase 2a, voorbereiding Elderse Turfvaart, Zoom en Rissebeek. Van het UVK 2006 resteert hiervoor nog € 2,3 miljoen en dit dient dus in mindering gebracht te worden op de totale bruto investering van € 5,9 miljoen. Er resteert dan een benodigd extra UVK € 3,6 miljoen voor de periode 2009 – 2014. Voor de subsidies kan worden uitgegaan van een 100% vergoeding van het gemeentedeel en 50% voor het waterschapsdeel. De netto investering van het waterschap bedraagt dan na aftrek van de bijdragen van de partners en subsidies € 1,5 miljoen. Onderstaande tabel geeft het overzicht van het benodigde UVK per activiteit. Het UVK 2008 is in deze tabel de vereiste extra bruto investering voor het waterschap voor 2009 tot 2014.
UVK aanvraag 2006 IP Activiteit nr. 7901 Waterberging /EVZ Molenbeek 7901 Toedeling van IP nrs.6326+6728 7901 7901 8078
Stapsteen Elderse Turfvaart
UVK 2006 € 2.667.000 € 175.000
7901 191 192
€ 287.000
8078 8078 8236 8236
UVK aanvraag 2008 IP nr. activiteit
193 8078 194 195
TKV Zoom
8236 8236 8236 Totaal
€ 300.000 € 150.000
8236 196
€ 150.000
197 198 199
Waterberging /EVZ Molenbeek fase 1 en 2a Waterberging /EVZ Molenbeek fase 2b Waterberging /EVZ Molenbeek fase 3 Rozenven Natte- of Eldersche Turfvaart (Roosendaal) Kletterwater Natte- of Eldersche Turfvaart (Rucphen) De Zoom (Roosendaal) De Zoom (Bergen op Zoom) Rissebeek Bleekloop Staaltjes
€ 3.729.000
Bruto Investering € 2.674.074
UVK 2008 €0
€ 580.000
€ 405.000
€ 311.000
€ 310.000
€ 50.000 € 290.035
€ 50.000 €0
€ 147.000 € 238.000
€ 147.000 € 238.000
€ 293.140 € 150.000
€0
€ 2.139.000 € 415.000 € 50.000 € 7.338.000
€ 2.000.000 € 415.000 € 50.000 € 3.615.000
x
Juridische gevolgen ja, namelijk met goedkeuring van het uitvoeringskrediet bekrachtigt het waterschap de eerder goedgekeurde samenwerkingsovereenkomst met de gemeente Roosendaal.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
x
MVO gevolgen ja, namelijk
MVO aspect:
Score:
1.
De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap:
0
2.
De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit:
1
Bij planning, ontwerp en uitvoering van de activiteiten zal intensief overleg met partners en bewoners worden gevoerd 3.
De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P's.
0
4.
De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes.
0
Totaalscore van de 4 aspecten 1 MVO score:
*
**
***
****
Communicatieparagraaf De communicatie over de activiteiten zal worden verzorgd door de trekker van de desbetreffende activiteit. Publicatie van de resultaten zal in overleg met de betrokken partijen gebeuren. Gezamenlijk stellen de gemeente en het waterschap een communicatieplan op. Advies: AB stemt in met het verstrekken van een uitvoeringskrediet voor projecten in en rondom Roosendaal en in de gemeente Bergen op Zoom en Rucphen voor de periode 2009-2014 van € 3,6 miljoen. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Bergen op Zoom
Bleekloop
De Zoom
Molenbeek Fase 2
Waterschaps- landsgrens
Gemeentegrenzen
Legenda
0
4,0 km
14-10-2008
Schaal 1: 100.000
Tek.nr.
Gezien
N
Datum
Versie
2009-2014 Afd. Geo-Informatie Gecorrigeerd
Getekend
Ligging activiteiten Roosendaal
EVZ-Zonneland
Rozenven
Natte- of Eldersche Turfvaart
Kletterwater
G: \ SBO-GeoI nformatie\Projecten\ Plannen en Projecten\20080618_Ligging activiteiten Roosendaal 2009-2014\Docs\ Ligging activiteiten Roosendaal 2009-2014.mxd
Rissebeekcomplex
Molenbeek Fase 3
Roosendaal
Etten-Leur
TOETSINGSLIJST
Nummer : *08I002696* Barcode : 08I002696 Projectnr : 4
Beheerproduct:
Project naam:
UVK beken Roosendaal (2009-2014) bestaande uit de activiteiten: 191 EVZ/waterberging Molenbeek fase 2b 192 EVZ/waterberging Molenbeek fase 3, 193 Waternatuur Rozenven 194 EVZ/waterberging Kletterwater 195 Eldersche Turfvaart Rucphen, 196 EVZ/Waterbeheersing Zoom Bergen op Zoom 197 EVZ Rissebeek 198 EVZ Bleekloop 199 Waterafvoer Staaljes
3210 Aanleg en verwerving waterlopen
Projectleider:
H. Blaas
Soort investering:
Ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2008-54
Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - opdrachtgever: Financieel a. investeringsbedrag:
b. c. d. e.
subsidie/inkomsten: afschrijvingstermijnen: rentepercentage: nauwkeurigheidsmarge:
Watersystemen 100% Inrichting en onderhoud watersystemen 2009-2013 01-01-2014 positief effect conform aanbestedingsbeleid J. van Hal
191 192 193 194 195 197 198 199
Molenbeek fase 2b Molenbeek fase 3 Rozenven Kletterwater Turfvaart Rucphen Rissebeek Bleekloop Staaltjes
€ 405.000,€ 310.000,€ 50.000,€ 147.000,€ 238.000,€ 2.000.000,€ 415.000,€ 50.000,€ 3.615.000,-
€ 2.100.000,30 jaar 5% 10% à 20% (voorbereidingsfase)
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing : % aandeel tarief 2014 (MJR 2009-2013) % daling/stijging tarief 2014 t.o.v. MJR 20092013 l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
€ 98.500,-
€ 98.500,watersysteemheffing: 0,18 % watersysteemheffing: -/- 0,26% n.v.t. Ten laste van nieuw beleid.
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het Investeringsplan 2009-2013 voor activiteit 8236 (nieuwe nummers 196-197-198-199) een nog te voteren bedrag van € 1.875.000,- opgenomen met een verwachte bijdrage van derden van € 1.014.000,Voor de overige activiteiten zijn geen bedragen geraamd in het IP2009-2013. De daling van het tarief 2014 wordt veroorzaakt doordat in het IP met een kortere (foutieve) afschrijvingstermijn was gerekend. Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering; hiervoor is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *08I002698* Barcode : * Projectnr.: 04
Naam project:
UItvoeringskrediet beken Roosendaal (2009-2014) bestaande uit de activiteiten: 191 EVZ/waterberging Molenbeek fase 2b 192 EVZ/waterberging Molenbeek fase 3, 193 Waternatuur Rozenven 194 EVZ/waterberging Kletterwater 195 Eldersche Turfvaart Rucphen, 196 EVZ/Waterbeheersing Zoom Bergen op Zoom 197 EVZ Rissebeek 198 EVZ Bleekloop 199 Waterafvoer Staaljes
Beheerproduct 3210 Aanleg en verwerving waterlopen
BESLUITNUMMER: 2008-54
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 19 augustus 2008; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 12 november 2008; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 3.615.000,- ten behoeve van de uitvoering van het gebiedsgerichte project beken Roosendaal in de periode 2009-2014. Hierbij wordt uitgegaan van € 2.100.000,- voor subsidies en bijdragen van derden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 3 december 2008. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom