Agenda Algemeen bestuur Op 5 december 2007, aanvang 09.30 uur Plaats: Hof van Breda
Nummer : *07I002908* Barcode : *07I002908* Agenda agendapunt Cie/Woordvoerder
Onderwerp
1.
Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming
2.
Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst van het algemeen bestuur van 3 oktober 2007. Besluit: het algemeen bestuur stelt de notulen en de besluitenlijst vast.
3.
Mededelingen a. Stuwen Bovenmark b. Watersysteemrapportage (voorheen jaarverslag) c. Stand van zaken Watertoets d. IGA Aa en Weerijs e. Gebruik Post Onvoorzien op de Begroting Besluit: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan.
4.
Ingekomen stukken a. Brief H. Machielse en antwoord DB b. Brief provincie inzake Jaarrekening c. Brieven inzake motie Bezoldiging directie NWB d. Brief inzake 5e lijn SNB Besluit: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan.
5.
Verslagen Regiocommissies a. Verslag commissievergadering regio Midden d.d. 15 augustus en 2 oktober 2007 b. Verslag commissievergadering regio West d.d. 2 oktober 2007 c. Verslag commissievergadering regio Oost d.d. 2 oktober 2007 Besluit: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan.
6.
7.
Verslagen AB-commissies a. Verslag commissievergadering Beleid en Investeringen d.d. 14 november 2007 b. Verslag commissievergadering Beheer en Onderhoud d.d. 14 november 2007 c. Verslag commissievergadering Bestuur en Middelen d.d. 14 november 2007. Besluit: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. J. Coppens
Managementletter 4
Opmerkingen
Bijlage
Bijlage Bijlage Bijlage Nazending Nazending
Bijlage Nazending Bijlage Bijlage
Bijlage Bijlage Bijlage
Nazending Nazending Nazending
Nazending
8.
B&M / J. Coppens
Planning & Controlcyclus 2008 De planning & control cyclus is grotendeels gelijk aan die van 2007. Ten aanzien van de P&C producten voorjaarsnota en investeringsplan zijn een aantal bestuurlijk relevante wijzgingen doorgevoerd. Wat betreft de planning is een en ander gebaseerd op de inmiddels vastgestelde bestuursroute. Besluit: het AB stemt in met de planning & control cyclus 2008.
Bijlage
9.
B&M / J. Coppens
Beleidsbegroting 2008 en meerjarenraming 20092012 De tarieven op basis van de begroting 2008 blijven binnen het in het Bestuursprogramma gestelde kader. De tarieven 2008 worden als volgt: Waterkwantiteit: ingezetenen € 25,55 per woonruimte; gebouwd € 0,39 per eenheid economische waarde van € 2.500; ongebouwd € 20,62 per hectare. Waterkering: ingezetenen € 6,80 per woonruimte, gebouwd € 0,19 per eenheid economische waarde van € 2.500; ongebouwd € 10,58 per hectare. Waterkwaliteit: € 49,50 per v.e. Besluit: het AB stemt in met: 1. de vaststelling van de voorliggende begroting 2008 en neemt kennis van de meerjarenraming 2009-2012; 2. de onttrekkingen aan de egalisatiereserves van de diverse taken zoals vermeld in de begroting; 3. de machtiging aan het dagelijks bestuur tot het beschikken over de post onvoorzien en de machtiging tot het doen van af- en overschrijvingen; 4. de wijziging van de sleutel vanaf 2007 voor toerekening van het dividend van de Nederlandse Waterschapsbank over taken keringenbeheer, kwantiteitsbeheer en kwaliteitsbeheer op basis van de nettolasten.
Bijlage
10.
B&M / J. Coppens
Bijlage Wijzigingen belastingverordeningen (vaststelling tarieven 2008) De tarieven 2008 voor de waterschapsomslagen en de verontreinigingsheffing volgen uit de begroting 2008. De formele juridische vaststelling van de tarieven 2008 geschiedt door een wijziging van de omslagverordening en de heffingsverordening. Besluit: het AB stemt in met de wijziging van de omslagverordening en de heffingsverordening.
11.
B&M / A. Dielissen
Switch transaction
Nazending
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
-2-
12.
B&M / A. Dielissen
Bijlage Masterplan MVO Het algemeen bestuur heeft op 3 oktober de ambitie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen vastgesteld. In de betreffende nota is toegezegd dat op 5 december het algemeen bestuur een masterplan MVO zal ontvangen. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het toepassen van de richtlijnen in het masterplan MVO.
13.
B&M / J. Coppens
Bijlage Herijking Buitenlandbeleid Vanuit het DB is de vraag gerezen of het niet goed zou zijn als het waterschap zich zou herbezinnen op het huidige buitenlandbeleid. Deze nota geeft een overzicht van argumenten en criteria die een rol spelen bij het internationaal beleid. Vervolgens worden er drie opties uiteengezet aan de hand waarvan het bestuur richting kan geven aan het buitenlandbeleid. Besluit: het AB stemt in met het voorstel om het internationale beleid van het waterschap uit te breiden volgens de geschetste opties B en C en reserveert daarvoor een jaarlijks bedrag van € 125 000,- op de exploitatiebegroting. Een belangrijke voorwaarde is dat het waterschap niet geheel zelfstandig op zoek gaat naar internationale projecten. Internationale samenwerking wordt bij voorkeur gestart op verzoek van een vragende partij. Het waterschap zoekt daarbij samenwerking met ketenpartners en maakt gebruik van bestaande netwerken op dit gebied.
14.
B&I / P. de Gier
Beleidsnota ‘zuiveren met ambitie’ Brabantse Delta is een kostenbewust en efficiënt waterschap. De ambitie vanuit de zuiveringstaak is het optimaliseren van de waterketen, waarbij de focus op efficiency wordt gehouden, maar nadrukkelijk meer aandacht wordt geschonken aan de kernthema’ s duurzaamheid, betrouwbaarheid en samenwerking. Deze thema’s zijn ingevuld met een pakket maatregelen op het gebied van energiebesparing, hergebruik, innovatie en het voldoen aan wet- en regelgeving (MVO-keurmerk. Besluit: het AB stemt in met a) de beleidsnota ‘Zuiveren met ambitie’ en b) een principebesluit tot het nemen van de beschreven maatregelen voor de korte en de middenlange termijn.
Bijlage
15.
B&I / P. de Gier
Overdracht muskusrattenbestrijdingsorganisatie
Nazending
16.
B&M / J. Coppens
Vaststelling wijziging Archiefverordening waterschap Brabantse Delta De wijziging betreft de aanwijzing van het regionaal archief Tilburg als archiefbewaarplaats en het verwijderen van de archiefbewaarplaats in de regio Oost. Besluit: het AB stemt in met de vaststelling van de 1e wijziging Archiefverordening waterschap Brabantse Delta.
Bijlage
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
-3-
17.
B&M / A. Dielissen
Vaststellen sociaal statuut Delta Waterlab In de vergadering van het Algemeen Bestuur van 27 juni 2007 is besloten tot samenvoeging van de laboratoria van waterschap Hollandse Delta en waterschap Brabantse Delta en is opdracht gegeven aan de Stuurgroep om een en ander voor te bereiden en uit te werken. Op het personele vlak betekent dit onder andere dat er een Sociaal Statuut opgesteld moet worden dat afstemming behoeft met de vakbonden. Deze afstemming heeft plaatsgevonden in diverse bijeenkomsten van het Bijzonder Georganiseerd Overleg. Dit heeft in de afrondende bijeenkomst van het BGO op 11 oktober 2007 geleid tot een onderhandelaarsakkoord over bijgevoegd Sociaal Statuut. Besluit: het AB stelt het bijgevoegde Sociaal Statuut Delta Waterlab vast.
Bijlage
18.
B&I / J. van der Aa
Ondertekening tweede bestuursovereenkomst tussen waterschappen en provincie Instemming met ondertekening van de tweede bestuursovereenkomst tussen waterschappen en provincie voor de realisering van de wateropgaven in de provincie Noord-Brabant. Besluit: het AB stemt in met ondertekening van de tweede bestuursovereenkomst tussen waterschappen en provincie voor de realisering van de wateropgaven in de provincie NoordBrabant.
Bijlage
19.
B&I / P. de Gier
Stand van zaken Planstudie Volkerak/Zoommeer Informatie te geven over de stand van zaken met betrekking tot het vervolg van de Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer. Besluit: het AB neemt kennis van de stand van zaken inzake Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer en stemt in met de voorgestelde zienswijze.
Bijlage
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
-4-
20.
B&I / P. de Gier
Voorstel KRW maatregelen 2010 t/m 2015; stvaza IP project 7910 Fase 3 van het kaderrichtlijn water proces is afgerond. Resultaat is een voorstel voor maatregelen voor de eerste KRW planperiode (2010 t/m 2015). Het voorstel is tot stand gekomen in nauw overleg met de betrokken overheden, terreinbeheerders en maatschappelijke belangenorganisaties. De maatregelen zullen bijdragen aan het realiseren van de ecologische doelen tegen uiterlijk eind 2027. Het bereiken van de chemische doelen is lastiger en vooral afhankelijk van aanvullend Europees/landelijk beleid. De voorgestelde maatregelen worden haalbaar en betaalbaar geacht. Besluit: het AB stemt in met de uitwerking van de voorgestelde kaderrichtlijn water maatregelen in de concept teksten van het nieuwe waterbeheerplan (waterschap) en de KRW stroomgebiedbeheerplannen voor respectievelijk Maas en Schelde (rapportage aan de Europese Commissie). Een definitief besluit over de maatregelen zal in de tweede helft van 2009, na de formele inspraakronde, worden genomen met de vaststelling van de nieuwe plannen.
Bijlage
21.
B&I / J. van der Aa
Aanvraag extra UVK voor extra kosten Vierde Bergboezem Informeren van het AB over de hogere kosten voor de realisatie fase 1 van de Vierde Bergboezem en goedkeuring van een extra uitvoeringskrediet. Besluit: het AB stemt in met een extra uitvoeringskrediet ten behoeve van fase 1 van het project Vierde Bergboezem.
Bijlage
22.
B&I / J. van der Aa
Bijlage Aankoop grond Vierde Bergboezem Voor de inrichting van de Vierde Bergboezem zijn gronden nodig voor de aanleg van een kade. Hiervoor worden door het waterschap percelen gekocht die liggen onder en grenzen aan de geplande kade. Bij een viertal aankopen overschrijdt de aankoopsom het gemandateerde bedrag. Voor dergelijke aankopen is de instemming van het algemeen bestuur nodig. In totaal gaat het hier om een verwerving van ca 29,36.05 ha inclusief aankoopkosten. Besluit: het AB stemt in met de aankoop van 29,36.35 ha landbouwgrond inclusief aankoopkosten ten behoeve van de Vierde Bergboezem.
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
-5-
23.
B&I / J. van der Aa
Vaststelling Inrichtingsplan en Inspraaknota Zwaluws getij Het voorlopig ontwerp inrichtingsplan Zwaluws getij heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn in totaal 4 zienswijzen binnengekomen. In de bijgevoegde inspraaknota zijn de zienswijzen verwoord en beoordeeld. Op grond van de beoordeling van de zienswijzen wordt een wijziging aangebracht in het ontwerp. Besluit: het AB stemt in met het vaststellen van de inspraaknota, de daaruit voortvloeiende planwijzigingen en het definitief ontwerp inrichtingsplan Zwaluws Getij.
Bijlage
24.
B&I / J. van der Aa
Op korte termijn verminderen blauwalgenoverlast Invulling geven aan de intentie van het DB om op korte termijn tot zichtbare resultaten in de waterkwaliteit te komen door het nemen van een investeringsbesluit (uitvoeringskrediet). Besluit: het AB stemt in met: x de voorgestelde maatregelen om blauwalgenoverlast te reduceren in vijf stadswateren en twee havens voor een bedrag van € 1,294 mln euro in 2008 uit te voeren, onder voorbehoud van samenwerking met de gemeente; x het in 2008 uitwerken van maatregelen voor reductie van blauwalgenoverlast in vijf andere stadswateren ter uitvoering in 2009.
Bijlage
25.
B&O / P. Oonincx
Aanbestedingsbeleid Betreft vaststelling van het aanbestedingsbeleid door het algemeen bestuur. Besluit:het AB stemt in met de Nota Aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006 en het daarin weergegeven aanbestedingsbeleid.
Bijlage
26.
B&O./ P. Oonincx
Knelpuntenanalyse
Nazending
Implementatie Waterschapswet
Nazending
B&M / J. Coppens
Voorstel voor het anders verwerken van agiowaardering SNB De verwachting is dat met ingang van boekjaar 2009 nieuwe verslaggevingvoorschriften in werking zullen treden. De accountant adviseert om, vooruitlopend hierop, de verslaglegging van de agiowaardering van SNB anders te verwerken. Besluit: Het AB stemt in met het verwerken van de eenmalige correctie herwaardering balanswaarde agio SNB in de jaarrekening 2007.
Bijlage
27. 28.
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
-6-
29.
B&O / P. Oonincx
Bijlage Aanvraag UVK renovatie E-installatie rwzi's Lage Zwaluwe en Willemstad In het IP is onder nummer 5035 de renovatie van de E-installatie voor kleine rwzi's opgenomen. Twee kleine rwzi's, te weten rwzi Lage Zwaluwe en rwzi Willemstad, vallen onder dit project. Beide zuiveringen voldoen op een aantal punten niet aan de thans geldende normen op het gebied van veiligheid en bedrijfszekerheid én door de verouderde technieken zijn beide zuiveringen niet geschikt om beheer op afstand te kunnen bedrijven. Om op een goede manier de procesvoering op afstand te kunnen voeren zijn aanvullende werken nodig. Besluit: het AB stemt in met de renovatie van de E-installaties voor rwzi's Lage Zwaluwe en Willemstad en stelt daarvoor een uitvoeringskrediet beschikbaar.
30.
B&O / P. Oonincx
Aanvraag UVK renovatie influent-ontvangwerk en zandvang rwzi Nieuwveer De influent-ontvangwerken en de zandvanginstallatie van rwzi Nieuwveer is op diverse punten toe aan groot onderhoud en/of herziening naar de huidige stand der techniek en de actuele wetgeving op arboen milieugebied. De maatregelen, die in de voorbereidingsfase aan de hand van inspecties zijn vastgesteld, vormen samen dit renovatieproject. De strategie is gericht op een doelmatige en efficiënte realisatie van de maatregelen in 2008. Besluit: het AB stemt in met het project en met het toekennen van een uitvoeringskrediet ten behoeve van de realisatie van het renovatieproject influent-ontvangwerken en zandvanginstallatie rwzi Nieuwveer.
Bijlage
31.
B&O / C. Coppens
Aanvraag UVK civiele renovatie AWP (korte termijn maatregelen) inclusief afdekking vijzels persstation Roosendaal Persstations, leidingen en kelders van de AWP zijn inmiddels circa 35 jaar in bedrijf. Na een inspectie (project 2020) blijkt een eerste maatregelenpakket noodzakelijk om de civiele en bouwkundige installaties van de AWP in een zodanige staat te brengen dat tot na het jaar 2020 een bedrijfszekere werking gegarandeerd kan worden. Besluit: het AB stemt in met de projectaanpak en stelt een uitvoeringskrediet beschikbaar ten behoeve van instandhoudingproject 2039 “civiele renovatie AWP, inclusief afdekking vijzels persstation Roosendaal”.
Bijlage
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
-7-
32.
B&O / C. Coppens
Aanvraag UVK Eigendommenbeheersysteem Betreft het informeren van het algemeen bestuur over de voortgang van de werkzaamheden op het gebied van het eigendommenbeheer en in te stemmen met het verzoek tot het beschikbaar stellen van Een uitvoeringskrediet voor de aanschaf van programma, licenties en implementatie van een eigendommenbeheer-systeem. Besluit: het AB stemt in met het advies om over te gaan tot aanschaf van de module Ergo en de implementatie daarvan. Hiervoor wordt een krediet verstrekt. Tevens neemt het AB kennis van de huidige stand van zaken met betrekking tot het eigendommenbeheer.
Bijlage
33.
B&O / P. Oonincx
Aanvraag UVK telecommunicatie Het verkrijgen van een krediet voor de aanschaf van een nieuwe telefooncentrale. Besluit: het AB stemt in met het ter beschikking stellen van een uitvoeringskrediet voor de realisatie van een nieuwe telefonieinfrastructuur.
Bijlage
34.
B&O / C. Coppens
Aanvraag UVK voor verwerving primaire waterkering Bijlage Het beleid van het waterschap, zoals verwoord in het Beheersplan waterkeringen, is erop gericht om alle bij het waterschap in beheer en onderhoud zijnde primaire waterkeringen (totaal circa 148 km) in eigendom te verkrijgen. Op dit moment is nog circa 9 kilometer (circa 70 ha) primaire waterkering in handen van derden (particulieren en gemeente Moerdijk). Ten behoeve van het verwerven van het eigendom van deze 9 km wordt een uitvoeringskrediet gevraagd. Besluit: het AB stemt in met verwerving van de resterende 9 kilometer (circa 70 ha) primaire waterkering en stelt hiervoor een krediet beschikbaar.
35.
Rondvraag
36.
Sluiting
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen en de verslagen van de AB-commissies kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
Breda, 2 november 2007
* Redactionele opmerkingen met betrekking tot de notulen kunt u tot 24 uur voor aanvang van de vergadering kenbaar maken bij de concernstaf.
-8-
Vergadering algemeen bestuur d.d. 5 december 2007 Agendapunt 2
Nummer : *07I002656* Barcode : *07I002656*
Besluitenlijst d.d. 3 oktober 2007 Agendapunt 1.
Opening Spreekrecht Bepaling primus bij hoofdelijke stemming: AB-lid C. Jochems.
2.
Instellen Commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven en onderzoek van de benoemingsbescheiden van de heer M. van Osch. Besloten: Het AB wijst de heren Schots, Poppelaars, Hendrickx en Jochems aan voor de Commissie Geloofsbrieven.
3.
Besluit inzake toelating tot lid van het algemeen bestuur. Besloten: Het AB besluit de heer M. van Osch te Roosendaal per 3 oktober 2007 toe te laten als lid van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta ter vervulling van de opengevallen plaats in de belangencategorie Ingezetenen, kiesdistrict 3.
4.
Afleggen Eed/Belofte
5.
Notulen* en besluitenlijst Notulen en besluitenlijst van het algemeen bestuur van 27 juni 2007. Besloten: het algemeen bestuur stelt de gewijzigde notulen en de besluitenlijst vast.
6.
Mededelingen a. overzicht van juridische procedures in 2006 en 2007 (t/m 15 augustus 2007) b. Rapportage Integrale gebiedsanalyses. c. Structuurvisie West-Brabant. d. Interreg IVa projectvoorstel. e. Kwaliteitsplan Juridische Kwaliteitszorg. f. Vergaderingenoverzicht 2008 g. Klanttevredenheidsonderzoeken 2007; verbeteracties en vervolgaanpak Besloten: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan.
7.
Ingekomen stukken a. Brief ZLTO afdeling Drimmelen inzake communicatie Binnenpolder met korte toelichting van het DB. b. Op verzoek van AB-lid Van der Burg het antwoord van de provincie inzake ‘verzoek tot afkeuring jaarcijfers 2006 van waterschap Brabantse Delta’. c. Muskus- en beverrattenbestrijding jaarverslag 2006. Besloten: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan.
8.
Verslagen Regiocommissies a. Verslag regiocommissie Oost d.d. 25 juni 2007 b. Verslag regiocommissie West d.d. 28 juni 2007 c. Verslag regiocommissie Midden d.d. 26 juni 2007 Besloten: het algemeen bestuur neemt de verslagen voor kennisgeving aan.
9.
Verslagen AB-commissies a. Besprekingsverslag van de commissie Beleid en Investeringen. b. Besprekingsverslag van de commissie Beheer en Onderhoud. c. Besprekingsverslag van de commissie Bestuur en Middelen. Besloten: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan.
10.
Personele wijziging in AB-commissie Bestuur & Middelen Door het ontslag van mevrouw Demirel vindt er een personele wijziging plaats in deze commissie voor de categorie Ingezetenen. Besloten: het AB benoemt: als lid van de commissie Bestuur en Middelen: de heer M. van Osch.
10a.
Personele wijzigingen in Regio-adviescommissie West Door het ontslag van mevrouw Demirel vinden er personele wijzigingen plaats in deze commissie voor de categorie Ingezetenen. Besloten: Het algemeen bestuur benoemt de heer Schrijen tot plaatsvervangend lid in de Regio-adviescommissie West.
11.
Managementletter 2007-3 Besloten: Het AB neemt de Managementletter 2007-3 voor kennisgeving aan.
12.
Vaststelling ambitie Duurzaam Ondernemen In het bestuursprogramma 2005 – 2008 kiest het algemeen bestuur voor een actieve rol in de samenleving. Het bestuur is van mening dat het waterschap een maatschappelijk betrokken organisatie dient te zijn. Besloten: Het algemeen bestuur kiest ervoor de hieronder geformuleerde ambitie te hebben ten aanzien van de bedrijfsvoering: “Waterschap Brabantse Delta heeft de ambitie om in zijn bedrijfsvoering de principes toe te passen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en maakt dit tot onderdeel van zijn missie. Dat houdt in dat de organisatie verantwoordelijkheid neemt voor de lange termijn consequenties van haar handelen op sociaal, ecologisch en economisch gebied in de hele keten, daar verantwoording over aflegt en de dialoog aangaat met de belanghebbenden. Het waterschap is hierin vernieuwend en vat zijn kerntaken ruim op, passend bij het versterken van het strategisch vermogen van de organisatie. Dit vindt plaats door een zorgvuldige afweging van maatschappelijke kosten en baten op de lange termijn”.
13.
Herijking buitenlandbeleid Dit agendapunt zal worden geagendeerd voor het AB van 5 december 2007.
14.
Inzet van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones Het algemeen bestuur conform toezegging van het DB informeren over de mogelijkheden voor het inzetten van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones. Besloten: Het algemeen bestuur verwerpt de motie van de fractie ongebouwd inzake agrarisch natuurbeheer en draagt verder het DB op agrarisch natuurbeheer door een agrariër tevens aanpalend eigenaar van een ecologische verbindingszone in eigendom bij het waterschap, in voorkomende gevallen mogelijk te maken met inachtneming van het bestaande aanbestedingsbeleid.
15.
Inrichtingsplan Voorbos/Broekloop Het 'voorlopig' ontwerp Inrichtingsplan Voorbos/ Broekloop heeft van 26 maart tot en met 9 mei 2007 ter inzage gelegen en er zijn 6 reacties binnengekomen. In de bijlage zijn de reacties verwoord en is de beoordeling gedaan. Op een enkele aanpassing na kan het ontwerp 'definitief' vastgesteld worden. Na controle van de situatie ter plaatse wordt de ophoging van de beekbodem in de Broekloop minder hoog uitgewerkt. Besloten: het AB stemt in met de inspraaknota inzake Voorbos/Broekloop en stelt het Inrichtingsplan Voorbos/Broekloop vast.
-2-
16.
Inrichtingsplan 5 deelgebieden in projectgebied Chaamse beken Op verzoek van de Landinrichtingscommissie Baarle-Nassau heeft het waterschap voor 5 deelgebieden een inrichtingsplan opgesteld. Het betreft de volgende gebieden: Zwartlaag, Chaams Broek, Zuidzijde Chaam, Staartenweg en (een deel van de) Strijbeekse Heide. Het plan is vooruitlopend op de Integrale Gebiedsanalyse (IGA) tot stand gekomen ('geen-spijtmaatregel'). Met de uitvoering van dit plan worden uiterlijk medio 2008 de volgende doelen uit het Bestuursprogramma 2005-2008 gerealiseerd: 55 ha verdrogingsbestrijding, 32 ha herstel natte natuurparels, 8 ha waterberging, 3 km beekherstel Besloten: het AB stemt in met het inrichtingsplan voor de 5 deelgebieden (activiteit 157), gelegen in het projectgebied "Chaamse Beken".
17.
Bijdrage aan irichtingsplan waterberging/EVZ Molenbeek Roosendaal fase 1 Van de activiteit Waterberging/EVZ Molenbeek Roosendaal (IP nr. 7901) wordt de eerste fase uitgevoerd. Trekker van deze activiteit is de gemeente Roosendaal aangezien een belangrijk deel van de werkzaamheden in het Molenbeekpark van Roosendaal plaatsvindt. Het waterschap is, samen met Staatsbosbeheer, partner in het project. Het project omvat de aanleg van recreatie en verkeersvoorzieningen, waterberging, ecologische inrichting van de Molenbeek en de aanleg van een vispassage. Besloten: het AB stemt in met de bijdrage aan de inrichting van Molenbeek fase 1 ten behoeve van de genoemde doelrealisatie , waarbij de gemeente Roosendaal trekker is van het project en het waterschap partner.
18.
Inrichtingsplan Tonnekreek - Keenehaven Voor het samengestelde project Integrale aanpak kreken en EVZ’s is een inrichtingsplan opgesteld voor kreekherstel, realisatie EVZ, waterberging en natuurontwikkeling op gronden van Staatsbosbeheer en het waterschap. In het projectgebied 6, Tonnekreek-Keenehaven spelen diverse activiteiten die in onderstaande nota worden toegelicht. Voor de deelprojecten Integrale aanpak kreken en EVZ’s, herstel grachten Fort Sabina en Vispassage Aalskreek wordt extra krediet aangevraagd. Besloten: het AB stemt in met: x het inrichtingsplan "Integrale aanpak Tonnekreek" en neemt voor kennisgeving aan de stand van zaken van project 6: “TonnekreekKeenehaven”; x het beschikbaar stellen van extra krediet, ten behoeve van de deelprojecten Herstel grachten Fort Sabina , Vispassage Aalskreek en Integrale aanpak kreken en EVZ’s Tonnekreek.
19.
Bijdrage aan Inrichtingsplan West-Brabantse waterlinie Zuid Het waterschap werkt samen met de gemeente Bergen op Zoom, Brabants Landschap en Evides aan de inrichting van de West Brabantse Waterlinie. De gemeente Bergen op Zoom is trekker van deze activiteit. Hoofddoel is cultuurhistorie; het herstel van het zuidelijk deel van de West Brabantse Waterlinie. Aangezien vernatting van de waterlinie een belangrijk onderdeel is van het plan is het waterschap hierbij betroken. Voor het waterschap zijn de te bereiken doelstellingen verdrogingbestrijding en waterberging. Besloten: het AB stemt in met met de bijdrage aan het plan voor herstel van de West Brabantse Waterlinie Zuid ten behoeve van de waterdoelen waterberging en verdrogingbestrijding. Het plan wordt onder leiding van de gemeente Bergen op Zoom uitgevoerd.
20.
Uitvoering Inrichtingsplan Castelré (Merkske) Het waterschap trekt op verzoek van de landinrichtingscommissie Baarle Nassau de natuurbouw in het gebied Castelré. De natuurbouw volgt op de kavelaanvaardingswerken in het kader van de ruilverkaveling Baarle-Nassau. De kavelaanvaardingswerken zijn voor Castelré dit voorjaar afgerond. De natuurbouw omvat de plannen voor natuurontwikkeling als ontwikkeld in het kader van de ruilverkaveling Baarle-Nassau aangevuld met maatregelen vanuit de IGA het Merkske. Belangrijke doelrealisatie is de ontwikkeling van 168 ha natte natuurparel. De start van de uitvoering is gepland voor najaar 2007. Het werk is naar verwachting begin 2008 voltooid. Besloten: het AB stemt in met de uitvoering van het inrichtingplan Castelré (Natuurbouw) van de Landinrichtingscommissie Baarle-Nassau.
-3-
21.
Project Hazenmeren - Langematen fase 1 In het projectgebied 11 'Turfvaart/Bijloop' wordt het project 'Hazenmeren/Langematen fase 1' volledig ingericht. Het project behelst het herstel van het Hazenmeersven (3 ha), het verontdiepen en dempen van een aantal waterlopen (herstel natte natuurparel) en de aanplant van bos (2 ha). De gronden waarop het project zal worden gerealiseerd zijn in eigendom van Brabants Landschap en Trappistenklooster “Maria Toevlucht". Met beide partijen inmiddels overeenstemming over de uitvoering van de plannen. Het definitief ontwerp is gereed en er is gestart met het opstellen van het bestek en bestekstekeningen. Besloten: het AB stemt in met het definitief ontwerp voor het project 'Hazenmeren/Langematen fase 1' en de verdere uitwerking en uitvoering hiervan.
22.
Aanvraag UVK rwzi Bath, renovatie sliblijn Het projectdoel betreft de instandhouding van de slibverwerking op de rwzi Bath. Hiertoe dienen diverse versleten en verouderde onderdelen te worden vervangen. Daarnaast bestaat het project uit capaciteitsuitbreidingen in de sliblijn om te kunnen voldoen aan vergunningseisen inzake het tegengaan van slibuitspoeling. Besloten: het AB stemt in met de renovatie van de sliblijn van de rwzi Bath volgens project 2045 en het daarvoor benodigde uitvoeringskrediet.
23.
Aanvraag UVK rwzi Halsteren korte termijn maatregelen De lozingsnorm van de zuivering Halsteren wordt regelmatig overschreden doordat er slibuitspoeling plaatsvindt vanuit de nabezinktank. Over enkele jaren wordt de zuivering naar aanleiding van de uitkomst van de OAS-studie aanzienlijk aangepast/uitgebreid. De frequente overschrijding van de lozingsnorm kan relatief snel voorkomen worden door een drietal maatregelen te nemen. Door deze maatregelen op korte termijn te treffen, wordt voorkomen dat de lozingseis nog jaren wordt overschreden. Besloten: het AB stemt in met de realisatie van de korte termijn maatregelen op de rwzi Halsteren en stelt daartoe een uitvoeringskrediet beschikbaar.
24.
Aanvraag UVK Overdiepse Polder In het kader van Ruimte voor de Rivier wordt de Overdiepse Polder ingericht om eens in de 25 jaar als meestromende berging te fungeren. Hiertoe wordt de huidige primaire waterkering verlaagd, een nieuwe dijk aangelegd en de waterhuishouding aangepast. Als beheerder is het waterschap bij de voorbereidende activiteiten betrokken. De voorbereiding eindigt volgens planning in 2011. Besloten: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet voor de begeleiding en advisering in het project Overdiepse Polder voor de periode t/m 2011
25.
Aanvraag UVK Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) Goedkeuring uitvoeringskrediet en aangaan overeenkomst met Stichting GBKN-Zuid voor aanschaf, ingebruikname en onderhoud van de Grootschalige BasisKaart Nederland. Dit is de meest gedetailleerde topografische kaart van Nederland, beschikbaar voor het gehele beheergebied en binnenkort een van de authentieke basisregistraties voor de overheid. Gebruik door de overheid is dan verplicht. Gebruik van de GBKN zal de kwaliteit en uniformiteit van de watersystemen aanzienlijk verbeteren. Besloten: het AB stemt in met: 1. het per 1 januari 2008 beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet van € 90.000,- voor aanschaf, ingebruikname en onderhoud van de GBKN. Deze investering is in het investeringsplan 2008-2012 opgenomen voor het jaar 2009, maar de GBKN is recent voor het gehele beheergebied beschikbaar gekomen. De initiële aanschafkosten en de onderhoudskosten zijn structureel lager dan begroot. 2. het sluiten van een overeenkomst met Stichting GBKN-Zuid voor aanschaf en onderhoud van de GBKN.
-4-
26.
Aanvraag aanvullend UVK oplossen wateroverlast Oudeweg Aanleiding voor het project is dat er wateroverlast problemen zijn voorgekomen in de watergang langs de Oudeweg te Lage Zwaluwe. Met name op 10 en 11 september 2005 is er extreem veel neerslag gevallen en zijn ook delen van de kern van Lage Zwaluwe onder water komen te staan. Door het waterschap is aan de bewoners en gemeente toegezegd prioriteit te geven aan het uitvoeren van de benodigde maatregelen om wateroverlast in de toekomst te voorkomen. Met dit pakket van maatregelen kan de frequentie van optreden van wateroverlast worden beperkt. Besloten: AB stemt in het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet voor het oplossen van de wateroverlast in Lage Zwaluwe.
27.
Aanvraag aanvullend UVK wateroverlast Vosdonk In december 2005 heeft Grontmij een studie uitgevoerd naar aanleiding van de wateroverlast op industieterrein Vosdonk-zuid. De conclusie van de studie is dat de wateroverlast kan worden teruggedrongen door middel van de aanleg van een automatische stuw benedenstrooms van een bestaande retentievoorziening. De retentievoorziening wordt hierdoor aanzienlijk beter benut (5.500 m³ extra berging). In het AB van 6 december 2006 is reeds een uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld voor de uitvoering. De aanbesteding wijst echter uit dat een aanvullend krediet benodigd is. Besloten: het AB stemt in met een aanvullend uitvoeringskrediet voor de realisatie van een automatische stuw op industrieterrein Vosdonk te Etten-Leur .
28.
Motie Design and Construct Op 24 augustus 2007 heeft het DB een motie ontvangen van het AB-lid Van der Kallen inzake design and Construct bij aanbestingsbeleid. De motie verzoekt het AB uit te spreken dat het dagelijks bestuur het klaarblijkelijke nieuwe aanbestedingsbeleid (inzake Design and Construct) middels een nieuwe nota aanbestedingsbeleid dient voor te leggen ter vaststelling aan het algemeen bestuur. Besloten: Het AB verwerpt de motie Van der Kallen inzake Design and Construct en draagt het DB op in de komende AB-vergadering het huidige aanbestedingsbeleid ter vaststelling voor te leggen.
28a.
Motie Spronk inzake salarisstructuur Nederlandse Waterschapsbank Besloten: het AB neemt de geamendeerde motie Spronk inzake salarisstructuur Nederlandse Waterschapsbank aan inhoudende dat: Verzoekt het DB tijdens de komende aandeelhoudersvergadering van de Nederlandse Waterschapsbank NV of zoveel eerder als mogelijk, bij motie het voorstel wordt gedaan om zodra mogelijk, doch in ieder geval bij een personele wisseling in de directie, de bezoldiging van de directie van de Nederlandse Waterschapsbank NV te matigen.
29.
Rondvraag
30.
Sluiting om 12.55 uur
De actielijst van het algemeen bestuur vindt u voortaan direct onder de notulen van de vorige vergadering.
-5-
Nummer : *07I002877* Barcode : *07I002877* Notulen van de vergadering van het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta d.d. 3 oktober 2007 om 09.30 uur te Breda Aanwezig: De voorzitter: J.A.M. Vos De leden: J.J.M. van der Aa, A.P.H. Aarts, Ph.A. Aertssen, E.C. Baartmans, P.J.N.M. van Bavel, D.J.P.M. van den Berg, W.J.H. de Boer, R.J.M. van den Broek, L.A.C.M. Brooijmans, J.A.M. Bruurs, J.D.G. van der Burg, A.M.E. Castelein-Hoogeveen, C.A.A. Coppens, J.G. Coppens, J.H.C. Dielissen, S.W.M.M. Dresen-Hoogvelt, P.C. de Geuze, P. de Gier, J.J.M. van der Heijden, P.M.N. Hendrickx, C. Huijssoon, G.H.M. de Jong, C.A.J. Jochems, A.J. Jongevos, L.H. van der Kallen, M.L.P.L. Knipscheer, C.C.F. Mureau, D.A. Notenboom, P.W.C.M. Oonincx, M. van Osch, H.J.M. Poppelaars, J.A. van Riet, E.H.N. Rokx, C.G.J.J. Rubbens, J.N.M. Schrijen, A.C.L.M. SpronkSchölvinck, Th.J.J.M. Schots , J.A.M. Slenders, R. van der Wal, C.J.A. Welten, A.A.F.M. Wijnen De secretaris-directeur: H.T.C. van Stokkom Notulist: H. Mutsaerts van Het Notuleercentrum Afwezig met kennisgeving: W. Spierings, A.J.J. de Bruijn, C.W.F.M. Ooms, J.M. van Dalen 1. Opening De voorzitter: Dames en heren, van harte welkom op onze AB-vergadering. Ik open de vergadering. Er hebben zich vier mensen afgemeld, de heren Spierings, De Bruijn, Ooms en Van Dalen. De heer De Geuze komt iets later. Mevrouw Castelein: Ik wil een aanvulling op de agenda doen. Is het mogelijk het stuk SNB bij de ingekomen stukken te behandelen? De voorzitter: Dat spreken we af. Spreekrecht De voorzitter: Er hebben zich geen insprekers gemeld. Bepaling primus bij hoofdelijke stemming De voorzitter: Ik bepaal de primus bij hoofdelijke stemming. Dat is nummer 14, de heer Jochems. 2. Instellen Commissie voor onderzoek van de geloofsbrieven en onderzoek van de benoemingsbescheiden van de heer M. van Osch. De voorzitter: De heren Hendrickx (vervangt de heer Spierings), Schots, Poppelaars en Jochems nemen deel aan de commissie Geloofsbrieven. Besloten: Het AB wijst de heren Schots, Poppelaars, Spierings en Jochems aan voor de Commissie Geloofsbrieven. 3. Besluit inzake toelating tot lid van het algemeen bestuur. De voorzitter: Ik heropen de vergadering. Ik geef het woord aan de heer Schots. De heer Schots: De commissie kan akkoord gaan met het toelaten van de heer Van Osch tot deze vergadering.
Besloten: Het AB besluit de heer M. van Osch te Roosendaal per 3 oktober 2007 toe te laten als lid van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta ter vervulling van de opengevallen plaats in de belangencategorie Ingezetenen, kiesdistrict 3. 4. Afleggen Eed/Belofte De voorzitter: Dan wil ik nu over gaan tot het afleggen van de eed. Ik zweer dat ik, om als lid van het algemeen bestuur te worden gekozen of benoemd, rechtstreeks noch middellijk onder welke naam of welk voorwendsel ook, aan iemand enige gift of gunst heb gedaan of beloofd. Ik zweer dat ik, om iets in het ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk, van iemand enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik wetten zal nakomen, dat ik mijn plichten als lid van het algemeen bestuur naar eer en geweten zal vervullen. De heer Van Osch: Zo waarlijk helpe mij God almachtig. De voorzitter: De heer Van Osch proficiat en welkom in ons algemeen bestuur. 5. Notulen en besluitenlijst van 27 juni 2007 De voorzitter: De heer Mureau stelt de volgende wijzigingen voor: Pagina 11 onder punt 16: Eigen Huis Natuurvereniging moet zijn: Agrarische Natuurvereniging Onderaan deze pagina: 25 en 32 cm moet zijn meter. Pagina 12 bovenaan: 'Een uitvoeringskrediet moet als voorwaarde gehanteerd worden' moet zijn 'dit moet te zijner tijd bij het voteren van het uitvoeringskrediet als voorwaarde gehanteerd worden'. De heer Van der Aa stelt de volgende wijzigingen voor: Pagina 12 bovenaan regel 3: "wij hebben in overleg met gemeente Drimmelen een groenfonds ingesteld" wijzigen in: “De gemeente Drimmelen heeft een groenfonds ingesteld”. In de 5e alinea: “Ik kan met de heer van der Aa instemmen” moet zijn de heer Van der Kallen. Besloten: het algemeen bestuur stelt de notulen met deze aanpassingen en de besluitenlijst van 27 juni 2007 vast. 6. Mededelingen a.
overzicht van juridische procedures in 2006 en 2007 (t/m 15 augustus 2007)
De heer De Boer: Ik heb de vorige keer gevraagd om dit overzicht. Thans zit het bij de stukken. Wij kunnen constateren dat er ongelooflijk veel procedures zijn waar het waterschap bij betrokken is. Dat zal een behoorlijk beslag leggen op de ambtelijke organisatie. Ik wil even reageren op wat er staat over de Moerdijkse belangenvereniging. Wij hebben kunnen constateren dat die vereniging de procedure heeft verloren. Wanneer moeten de IBA’s gerealiseerd zijn in het buitengebied van Moerdijk? Is daar een deadline voor gesteld? De voorzitter: Er zijn twee momenten: De datum dat IBA’s in het buitengebied gerealiseerd dienen te zijn, is gepasseerd. Omdat het een omvangrijke klus is om in 21 gemeenten de handhaving ter hand te nemen, hebben wij daar een procedure voor afgesproken met de gemeenten. Dat is een keer in uw AB geagendeerd geweest. In de loop van 2008 zullen in de gemeente Moerdijk controles worden uitgevoerd. Dan zal blijken in hoeverre burgers voldoen aan de norm. Als dat niet het geval is, dan volgt er een handhavingactie. b.
Rapportage Integrale gebiedsanalyses.
De heer Van Riet: Voorgesteld wordt de IGA’s ter kennisgeving aan te nemen. Ik heb over de IGA Bovenmark een aanvullende opmerking die ik graag verwerkt zou zien. Op bladzijde 30 wordt gezegd over de meander Klokkenberg, dat die uitgebaggerd en aangesloten is op de Bovenmark, zodat zij mee stroomt. Dat is niet juist. Die meander is dichtgeslibd. Er is geen stroom meer. Bovendien is dat rottend materiaal slecht voor de waterkwaliteit. Ik hoop dat dit zo spoedig mogelijk hersteld kan worden. De voorzitter: Wij hebben eerder met u afgesproken dat de IGA’s ter kennisname naar u gaan. Als dit een zinvolle oproep of aanwijzing is, dan wil ik dat natuurlijk beoordelen. De heer Van der Heijden: Het lijkt mij beter dat als wij een IGA beginnen, wij de grondgebruikers vroeger inlichten en niet iemand langs sturen die een strookje op de kaart groen heeft staan en dan komt informeren of dat de gebruiker oftewel eigenaar eventueel bereid is om te verkopen. Die man heeft geen prijs bij, weet geen meters. Een grondgebruiker of eigenaar wil toch op de hoogte zijn over wat de bedoeling is voor zijn grond. Zorg dat die man beslagen ten ijs komt. Hij moet rechtlijnig zijn, dit is de bedoeling en dit is de prijs die het waterschap kan bieden. Kunnen jullie dat eventueel meenemen?
-2-
De voorzitter: Als wij onze werkwijze kunnen verbeteren, zullen wij dat zeker doen. Als deze partij daartoe aanleiding geeft, zullen wij dat meenemen. c. d. e.
Structuurvisie West-Brabant. Interreg IVa projectvoorstel. Kwaliteitsplan Juridische Kwaliteitszorg.
De heer Van den Broek: Er wordt gesproken bij e. in de tweede alinea over het kwaliteitsplan. Daar staat dan dat acties en maatregelen kunnen worden overgenomen. Dat is nogal vrijblijvend. Volgens mij moet het woord kunnen gewoon weg. Dit moet zullen zijn. De voorzitter: Dat is geen probleem. f. g.
Vergaderingenoverzicht 2008 Klanttevredenheidsonderzoeken 2007; verbeteracties en vervolgaanpak
De heer Van Bavel: In de commissie Bestuur en Middelen is dit onderwerp uitvoerig behandeld. De knelpunten zijn blootgelegd. De na-evaluatie in de komende jaren zal aantonen of wij goed bezig zijn. Het inrichten van een centraal klantencentrum zal zeker bijdragen of een bijdrage kunnen leveren, mits deze gegevens adequaat behandeld worden en erop gereageerd wordt door de organisatie. De categorie ongebouwd wacht met belangstelling de evaluatie af. Wij hebben goede hoop, maar er zijn veel verbeterpunten zeker ten aanzien van het buitengebied. De voorzitter: Bedankt voor uw aandacht voor dit onderwerp. h.
Nagekomen mededeling knelpuntenanalyse.
Besloten: het algemeen bestuur neemt de mededelingen voor kennisgeving aan. 7. Ingekomen stukken a.
Brief ZLTO afdeling Drimmelen inzake communicatie Binnenpolder met korte toelichting van het DB.
De heer Mureau: Er wordt aangegeven bij punt 7a dat er begin september bestuurlijk overleg plaatsvindt. Ik ben benieuwd of dit heeft plaatsgevonden en wat daarvan de uitkomst is. De heer Van der Aa: Begin september is de tweede helft van september geworden. Er heeft overleg plaatsgevonden. De communicatie tussen het waterschap en ingelanden in de binnenpolder en omstreken heeft plaatsgevonden. Het is belangrijk om te melden dat er een afspraak is gemaakt om voor de betrokkenen een voorlichtingsbijeenkomst te houden met name ten aanzien van het instrumentarium aangaande de natuurparel. Dat onderzoek is uitgevoerd. Daar zal binnenkort gevolg aan gegeven worden. De heer Mureau: In alle projecten komt het enorme belang van communicatie terug. In dit geval is het duidelijk misgegaan. Probeer daar als organisatie in de toekomst je voordeel mee te doen. Ik merk zelf in het gebied dat er vaak verschillend tegen communicatie aangekeken wordt. Mensen in het gebied ervaren communicatie anders dan mensen die communicatie moeten voeren. Naast het sturen van algemene nieuwsbrieven of een persbericht is denk ik ook persoonlijk contact met mensen die direct betrokken zijn bij een project, heel belangrijk. De heer Van der Aa: Dat is duidelijk geworden uit het gesprek. Er zijn wat onvolkomenheden gepasseerd met twee verschillende aanvangstijdstippen. Dat mag niet voorkomen. Dat geldt ook voor de datum op de tweede brief. Deze acties zullen wij in het vervolg ter harte nemen. b. c.
Op verzoek van AB-lid Van der Burg het antwoord van de provincie inzake ‘verzoek tot afkeuring jaarcijfers 2006 van Waterschap Brabantse Delta’. Muskus- en beverrattenbestrijding jaarverslag 2006.
De heer Van Riet: Wij hebben in de vorige vergadering kort aan de orde gehad de muskusrattenbestrijding. Het is goed dat hier het jaarverslag ligt. Het gaat bij de provincie primair om veiligheid, dat is uitermate belangrijk en onderschrijf ik volledig. Uit dit jaarverslag blijkt weer dat wij niet weten of wij met deze bestrijding ons doel bereiken, of het schadelijk is voor de veiligheid en of de methodes maatschappelijk verantwoord zijn. Als we kijken naar de foto’s op bladzijden 7 en 15, deze geven aan waar muskusratten gangen graven en waar oevers in elkaar zakken, maar de relatie met de veiligheid van de dijken is niet te zien. Dit misverstand treedt telkens weer op bij de muskusrattenbestrijding. Ook moet het waterschap in de toekomst bij de nut- en noodzaakdiscussie stilstaan bij hetgeen op bladzijde 18 wordt beschreven dat de Unie van Waterschappen zich ook namens ons sterk maakt in Brussel bij de Europese regelgeving om de
-3-
verdrinkingsdood van deze dieren die nu vijf minuten is, niet te beperken tot drie minuten. Dat vind ik nog altijd een onmenselijke situatie. Dat is iets wat ik mijn kinderen en kleinkinderen niet duidelijk kan maken. Dat wij ons als waterschap daar sterk voor maken. Ik hoop dat bij de verdere discussie ook ons waterschap zich zo zal opstellen om er voor te zorgen dat het inderdaad aantoonbaar is dat de veiligheid in het gedrang is en dat er bovendien natuurlijkere bestrijdingsmiddelen gezocht worden die niet zo wreed zijn als de huidige. De voorzitter: In dit stadium nemen wij kennis van uw oproep. De heer Oonincx heeft daar namens het DB de vorige keer iets over gezegd. Hier moet zorgvuldiger naar gekeken worden omdat de algemene overtuiging is dat deze dieren enorme schade aanbrengen aan keringen en dijken. De bestrijding zal vooralsnog noodzakelijk blijken. Dit moet zo humaan mogelijk, maar het is de vraag of dit humaner kan. Dat zal moeten blijken uit nieuwe technieken en onderzoeken. Wij nemen dit voorlopig mee. d.
Vijfde lijn SNB
Mevrouw Castelein: Het is een vervolg op een discussie die wij enige tijd geleden hebben gevoerd. Wij hebben onze zorgen uitgesproken over de realiteit van het vullen van de capaciteit van de vijfde lijn. In oktober 2007 krijgen wij daarop een reactie. In het jaarverslag van SNB geeft men op pagina 20 letterlijk aan: “Als er voor 1 juli 2007 geen duidelijkheid komt over de capaciteitsvulling, komt het project voor onbepaalde tijd stil te liggen.” Als wij dan verder lezen in het aanvullende stuk, dan komt het SNB op dit moment niet verder dan als contacthouder met de waterschappen, de mogelijkheid dat er duidelijkheid komt in de toekomst en een andere potentiële aanbieder waarvan op korte termijn geen resultaten zijn te verwachten. Onze conclusie is dat er dus nog niets concreets is afgesproken over capaciteitsvulling en komt het project voor onbepaalde tijd stil te liggen. Interpreteert onze fractie dat juist? De voorzitter: In dit dossier is het van belang voor welk anker je wilt gaan liggen. Als je meent dat die uitbreiding er niet moet komen, dan kan het anker tijd belangrijk zijn. In juli of oktober, sluit het dossier en ga over tot de orde van de dag. Je kunt ook voor een ander anker gaan liggen. Dit AB heeft een aantal randvoorwaarden meegegeven waaraan een nieuw voorstel aan moet voldoen. Dan is tijd een minder belangrijk element. Dan wachten we rustig af tot SNB heeft voldaan aan de randvoorwaarden. Dat beoordelen we dan en dan is het ja of nee. Het laatste is wat het DB voorstaat. Laat de directie en rvc hun werk doen. Zodra zij met een voorstel komen, dan zullen wij dat beoordelen op basis van de randvoorwaarden. Mevrouw Castelein: Ik vind de passage die zij zelf in het jaarverslag zetten, verrassend. Zij investeren daar toch tijd en aandacht in. Laten wij voor onszelf een deadline stellen. Die hebben zij ook heel helder gecommuniceerd. Het is niet geheel vrijblijvend wat er in een jaarverslag staat. Dan is er maar een conclusie mogelijk op dit moment. De voorzitter: Het DB leest de notitie van het SNB zo dat zij de handdoek niet in de ring heeft gegooid. Dat er ook andere, nieuwe omstandigheden zijn die het vraagstuk actueel houden. Bijvoorbeeld het gegeven dat De Dommel haar vergistinginstallatie in Mierlo niet realiseert. Dat leidt tot aanzienlijk grotere hoeveelheden bij SNB. Ons investeringsidee in Nieuwveer ter vervanging van de Zimpro-installatie leidt tot enige toename van de slibstroom. Ook daar zal een antwoord op moeten komen. De laatste notitie van de directeur duidt erop dat zij de handdoek niet in de ring gooien. Ik zou toch enige ruimte willen houden wat in de laatste vergadering van de ava verteld wordt ten aanzien van het investeringsvoorstel. De heer Van der Burg: Ik heb al gemeld dat het mijns inziens geen goede zaak is de capaciteit uit te breiden als op langere termijn de aanbodmarkt voor slib zal gaan krimpen. Ik ben voor de goede orde geen aandeelhouder van Siemens. Siemens gaat op 19 oktober a.s. een lezing geven over de resultaten van de pilot bij de Zuiderzeeland. Onze medewerker, Jacques Jonk, zal erbij zijn. Het is denk ik heel goed dat wij naar Jonk gaan luisteren over wat de resultaten zijn. Als blijkt dat die markt op termijn met 70% gaat slinken doordat dat systeem van Siemens, Kannibaal genoemd, die naam duidt op het opeten van het slib door bacteriën waardoor er maar 30% van de oorspronkelijke hoeveelheid overblijft, als dat een succes wordt dan moeten wij niet investeren in capaciteitsuitbreiding. Daarbij vind ik het heel jammer dat niet alle bestuursleden het financiële jaarverslag hebben gekregen. Het gaat om geld. Wij hebben wel een investeringsvoorstel gekregen dat aan alle kanten m.i. rammelde door onvolledigheid. Maar in het financiële verslag kunt u zien dat de winstmarge op de omzet 8 pro mille is en dat de winst in 2006 met 85% is gedaald. Het gaat niet goed met SNB. Het is een bedrijf dat zeer matig draait en uitzicht heeft op een krimpende markt. Ik denk dat uitbreiding onverantwoord is. Ik vrees dat er al heel veel kosten zijn gemaakt voor alle vergunningen. Ik zou graag willen weten welke initiële kosten SNB al heeft gemaakt gezien de kans dat het helemaal afgeblazen wordt. Mevrouw Castelein: Ik ben op zoek naar wat het DB nu voorstaat. U zegt dat u liever wat tijd en ruimte geeft aan SNB om dit verder te onderzoeken. Zij zijn hier al vrij lang mee bezig. Ik hoor een periode van twee jaar en zij zijn nog steeds niet in staat om daar enige duidelijkheid over te geven. U geeft een paar opties aan, waarvan ik mij afvraag of je praat over 20% of over meer capaciteit van de vijfde lijn. Als wij hier twee jaar
-4-
geleden heel neutraal in waren gestapt, dan hadden wij anders gereageerd in de zin van neem nog maar wat tijd. De invalshoek van ons was vanaf het begin heel kritisch. Ze moeten het nog maar waarmaken dat die capaciteit werkelijk te vinden is. Ze krijgen het niet voor elkaar om het helder te krijgen. Onze terughoudendheid is van meet af aan helder. Ons probleem is dat het maar doorgaat, er wordt tijd en aandacht binnen de organisatie aan besteed. De voorzitter: Het eerste deel van de heer Van der Burg is op zich te volgen. Als er een nieuwe techniek zou ontstaan en toepasbaar wordt waardoor de stroom met 70% afneemt, dan doe je dit soort investeringen niet meer. Dat volg ik zonder meer. Het tweede deel wil ik nuanceren. De aandeelhouders van SNB sturen heel sterk op tarieven, wij proberen deze zo laag mogelijk te houden. Dus zorgen wij dat het bedrijf geen winst maakt om te voorkomen dat daar vet op het bot komt, waarvan wij zeggen dat kan in de tarieven tot uitdrukking komen. Dat is het stuurelement en het lijkt erop dat het bedrijf een marginaal bestaan leidt. Ik wil in het DB voorstellen om in de volgende ava de directie en de rvc te vragen een concrete deadline te noemen. Mevrouw Castelein: Daar kunnen wij mee leven. De heer Van der Burg: Ik las iets cryptisch. Kunt u uitleggen dat er een switch gemaakt zou worden bij de transactie SNB/Deutsche Bank. Wat houdt dat in, het zegt mij niets. Kunt u enige helderheid geven? De voorzitter: Dat kan ik nu niet zo snel uitleggen. Dat zullen wij in een notitie verwoorden. Het heeft te maken met een juridische constructie die destijds gekozen is en nu geoptimaliseerd kan worden. Besloten: het algemeen bestuur neemt de ingekomen stukken voor kennisgeving aan 8. Verslagen Regiocommissies a. b. c.
Verslag regiocommissie Oost d.d. 25 juni 2007 Verslag regiocommissie West d.d. 28 juni 2007 Verslag regiocommissie Midden d.d. 26 juni 2007
De heer Rokx: Een lid van de regiocommissie heeft in de vorige vergadering aandacht gevraagd voor de problematiek rond het Jacobskruiskruid. Helaas kon ik in het verslag zijn punt niet terugvinden. Het punt is het volgende. Het verbaasde hem dat de aanpak van het kruid in de najaarschouw meegenomen zou worden en niet in de zomerschouw. Als je deze aanpak meeneemt in de najaarschouw, dan werk je een verspreiding van het onkruid in de hand. Wij praten nu over ecologische verbindingszones, het mag niet zo zijn dat we straks praten over ecologische vergiftingzones. Mevrouw Dielissen: Gisteren is dit in de regiocommissie nogmaals aan de orde geweest als een groot probleem, met name het risico van verspreiding van zaden. Wij hebben gisteren besloten hier toch binnen de organisatie nogmaals aandacht voor te vragen om een systeem te bedenken waarbij wij, als boeren klagen over het Jacobskruiskruid op een bepaalde plaats, hierop reageren door er pleksgewijs te maaien. Dit nemen wij mee, hier kan ik nog geen toezeggingen over doen. De heer Rokx: Is deze oplossing in de praktijk haalbaar? Het maaibeleid is niet overal optimaal. Afgelopen zomer zagen wij dat waar laat gemaaid wordt, de begroeiing in de sloten het water ophoudt. Mevrouw Dielissen: Het is een systeem van het Brabants Landschap. Het pleksgewijs maaien staat los van het reguliere maaibeleid. Besloten: het algemeen bestuur neemt de verslagen voor kennisgeving aan. 9. Verslagen AB-commissies a. Besprekingsverslag van de commissie Beleid en Investeringen. De heer De Geuze: Het betreft agendapunt 18. Hierover is in de commissie een discussie gevoerd over de forse extra kredietaanvraag. Ik wil hierop straks bij het agendapunt ook terugkomen. Naar mijn idee is niet volledig weergegeven wat in de commissie is besproken. Er is gesproken over de eerste stap, dat die moet zijn dat wanneer er sprake is van een forse overschrijding van de begroting, eerst wordt gekeken naar alternatieven, zodat het project binnen de begroting kan worden uitgevoerd. Dat is stap een. Als dat niet lukt, dan komt stap twee aan de orde, dit staat wel in het verslag, namelijk kijken of er bij andere projecten gelden zijn die ingezet kunnen worden zonder dat daardoor de totale begroting om zeep wordt geholpen. Ik wil de eerste stap graag toegevoegd zien. b. Besprekingsverslag van de commissie Beheer en Onderhoud. c. Besprekingsverslag van de commissie Bestuur en Middelen.
-5-
Mevrouw Spronk: Ik heb in de commissie Bestuur en Middelen aangegeven dat ik overwoog om een actie te beginnen tegen het extreem hoge salaris van de voorzitter en directie van de Waterschapsbank. Naar aanleiding van de positieve reacties die ik heb ontvangen van medebestuursleden zal ik hiervoor een motie indienen, mede namens drie anderen, en ik neem aan dat deze besproken gaat worden. De voorzitter: Zeker, het reglement van orde geeft aan dat er ook moties ingediend kunnen worden vreemd aan de agenda. Deze zullen aan het einde van de vergadering behandeld worden. Ik stel voor dat wij uw motie behandelen na punt 28 a. Ik neem aan dat de tekst verspreid zal worden in de loop van de vergadering. Besloten: het AB neemt de verslagen voor kennisgeving aan. 10. Personele wijziging in AB-commissie Bestuur & Middelen Besloten: het AB benoemt als lid van de commissie Bestuur en Middelen: de heer M. van Osch. 10.a Personele wijzigingen in Regioadviescommissie West Besloten: Het algemeen bestuur benoemt de heer Schrijen tot plaatsvervangend lid in de Regioadviescommissie West. 11. Managementletter 2007-3 De heer Van den Broek: Een tweetal opmerkingen waar overigens geen causale relatie tussen zit. De fractie is enigszins bezorgd over het nadelige verschil op de reguliere bedrijfsvoering van 1.6 miljoen ten opzichte van de begroting. Wij hebben met veel genoegen kennis genomen van de grensoverschrijdende activiteiten. De heer Rokx: Vanuit de fractie wil ik aandacht vragen voor een aantal punten. Op pagina 6 staat het relatiebeheer met gemeenten. Er wordt 6 fte gestoken in de beoordeling van artikel-19 plannen. Wij vragen de toezegging dat in de evaluatie een overzicht is opgenomen van de behandelde plannen. Er wordt op deze items ook tijd geschreven. Op pagina 9 bij het Europees aanbesteden is mijn vraag welke bestekken dit betreft en is hier iets over te zeggen? Op pagina 13, de Waterwet: zit dit reeds in de 6 fte en hoe denkt het DB hieraan voor 1 januari 2008 gestalte te geven? We lezen niets over het Activiteitenbesluit lozing afvalwater buiteninrichtingen en besluit lozing afvalwater huishoudens. Verder heb ik nog een opmerking over de beleidsuitgangspunten ten aanzien van het omgaan met regenwater. Dit moet via de Wet Gemeentelijke watertaak per 1 januari 2008 geregeld worden. We lezen hier niets over. Hoe gaat het DB hier gestalte aan geven? Op pagina 15 onder Wabo: heeft het DB inzicht of er bij de gemeente voldoende capaciteit aanwezig is voor deze nieuwe taak? Onze fractie heeft hierbij bedenkingen omdat wij vrezen dat de vele wijzigingen ten gevolge van de herziening regelgeving afvalwater zal leiden tot grote verwarring bij de burgers. De burger zal verwijtend naar het waterschap kijken. Wordt hier extra aandacht aan besteed? Op pagina 23 leest men dat er een tekort is ontstaan van 1.600.000 euro. Een bedrag van 700.000 euro is te wijten aan hogere afdelingskosten door implementatie van de Flora- en Faunawet en de verwerking hiervan in de (Europese) aanbesteding maaibestekken. Het doel van Europees aanbesteden is om kosten te besparen. Worden deze extra kosten niet meer dan eens gecompenseerd door een lager aanbestedingsbedrag? Op pagina 24 staat de conclusie waar het om draait. Er is een negatief bedrijfsresultaat van 1.6 miljoen euro. Wij hebben extra baten ontvangen voor 1.6 miljoen euro uit de dividenduitkering van de NWB, maar daar tegenover staat een extra afschrijving bij SNB van 5.200.000 euro. Ik las in de conclusie tussen de regels door dat er een voorstel gedaan zal worden in de komende vergadering van het AB voor de afschrijving. Kan ik hieruit opmaken dat een gedeelte van de 1.6 miljoen euro aangewend gaat worden om de 5.2 miljoen euro te compenseren? De heer Van Bavel: Ik zal mij beperken tot een algemene opmerking: het is een heldere samenvattende management letter. We zien heel duidelijk het stroomlijnen van de processen en de parameters en het aftikken van de projecten, er zitten evaluatiemomenten in en er wordt gewerkt aan een verbetering van de doorstroomproducten. Wij zitten met de uitvoering van het bestuursakkoord behoorlijk op de goede weg. Voor de helderheid, een negatieve afwijking ten opzichte van de reguliere begroting, en dat is in dit geval de 1.6 miljoen euro, dat is een punt dat aanwezig is. Het is duidelijk om scherp te moeten blijven. Projectmeevallers mogen geen compenserende invloed hebben op de tegenvallers. Dit zal alles vertroebelen, daar moeten wij goed mee oppassen. De organisatie blijft hierdoor minder scherp. Onze taak is een maximaal rendement tegen de laagst mogelijke maatschappelijke lasten. Dit is een uitgangspunt dat met het bestuur is vastgelegd. Daar staan wij ook achter. De goede wil is aanwezig, maar het is een kwestie van getallen op de goede plaats zetten. De heer Van der Burg: Ik lees op de eerste pagina dat er een extra dividenduitkering van de NWB komt. Is dit een echte dividenduitkering of kapitaalsuitkering? Dat is een verschil. Er is een extra afschrijving van 5.2 miljoen. Op grond waarvan is deze afschrijving nodig?
-6-
De heer Coppens: Als u de inleiding van de management letter leest, dan ziet u dat er management bij exception wordt gevoerd. Dat betekent dat wij in grove lijnen proberen neer te zetten datgene wat in positieve of negatieve zin afwijkt van de begroting. U moet daarbij ook rekening houden met het feit dat wij proberen dat zo kort en bondig mogelijk te doen. Per sector wordt een aantal posities toegewezen om de management letter op te stellen, dan proberen wij te bereiken om geen langdradige verhalen op papier te zetten die in feite niet van invloed zijn op de uitvoering van de begroting, maar die meer een algemeen beeld geven van wat er op dit moment in de waterschapswereld speelt. De vragen van de heer Rokx over de Waterwet en de gemeentelijke watertaken en al dit soort zaken zijn natuurlijk interessant, maar of het onderdeel moet uitmaken van de management letter, ik denk van niet. Dan gaan we verzanden in veel informatie. De heer Van den Berg: Die vragen kunnen wij niet meer in de commissie stellen. De voorzitter: Wij hebben met uw instemming voor de werkwijze gekozen om de management letter rechtstreeks naar het AB te sturen. Er kan altijd nadien in de commissie over gesproken worden. De heer Coppens: Ik zal proberen de zorgen van de heer Van den Broek en de andere sprekers over de 1.6 miljoen euro die wij in vergelijking met de begroting tekort gaan komen, weg te nemen. U moet bij dit alles de Europese aanbesteding betrekken. Deze is goed verlopen. Het totale bedrag is iets boven de begroting uitgekomen, wat wij verwacht hadden. Voor dit jaar zijn wij voor 60% voor ons gebied gedifferentieerd onderhoud gaan plegen. Dit vraagt extra aandacht en brengt meer kosten met zich mee. U moet er hierbij ook rekening mee houden dat er het eerste jaar meer toezicht vanuit de organisatie is. Die extra kosten worden bijgeschreven op het productonderhoud watersysteem. Als u dit allemaal weet, dan denk ik dat het in totaliteit nogal gaat meevallen. Wij zijn blij met de opmerking van de heer Van den Broek over de grensoverschrijdende samenwerking. Wij schrijven geen tijd op basis van ieder plan dat wij van de gemeente krijgen. Wij schrijven tijd in zijn totaliteit. Wij hebben 6 fte’s die de plannen beoordelen en dat is de vorm van tijdschrijven. Ook landelijk is het nodige te doen over de Wabo. Hoe wij daar met de gemeenten mee omgaan mag u duidelijk zijn. De Unie heeft daarover een rapport laten samenstellen door de commissie Biesheuvel. Dit komt op dit moment in het parlement aan de orde. De invoering van de Wabo is uitgesteld tot januari 2009. Op dit moment hebben wij met de gemeenten daarover een workshop gehad. Als er inhoud gegeven gaat worden aan het concept is het primair een zorg van de gemeente. Wij hebben als waterschap aangeboden heel ver te gaan in het adviestraject, ook in het belang van de gemeente. Wij hebben van de Nederlandse Waterschapsbank een mededeling ontvangen dat het om extra dividend gaat. Dat hebben wij als zodanig meegenomen. Het heeft te maken met de inkrimping van het eigen vermogen. Wij hebben het zo van de Waterschapsbank overgenomen. De relatie met de 5.2 miljoen extra afschrijving is dat er in feite helemaal niets gebeurt. De investering in SNB is op annuïteitenbasis in overleg met de eigen accountant vormgegeven. SNB heeft een lineaire afschrijving gehanteerd. Er komen nieuwe comptabiliteitsvoorschriften en nieuwe verslagleggingregels. De verslagleggingregels bepalen dat daar waar wij deelnemen in NV’s, wij daar op gelijke wijze de afschrijving moeten hanteren. Bij een annuïteitenafschrijving wordt in de beginjaren minder afgeschreven dan lineair. Lineair is gedurende dertig jaren hetzelfde bedrag afgeschreven, maar om nu weer de parallelle vergelijking te krijgen moeten wij extra 5.2 miljoen afschrijven. Daarmee lopen wij weer gelijk met het SNB. Op termijn komt dat weer terug. Het is vestzak/broekzak. Ik denk dat ik in grote lijnen heb geantwoord. Wij blijven uiteraard scherp om voortdurend tegen de laagst mogelijke kosten te exploiteren. De heer Rokx: Het punt van de 1.6 miljoen euro en het negatieve bedrijfsresultaat, hierbij was 700.000 euro veroorzaakt door hoge afdelingskosten. Is dit structureel of incidenteel? Dat is belangrijk voor de komende management letter. De heer Van den Berg: Het ontbreken van de AMvB’s in de rapportages is een groot gemis. Vooral 1 januari 2008 is heel kort bij. Gisteren is mij in Eindhoven duidelijk geworden dat er bij het personeel van de gemeente veel onduidelijkheid is. Bij ons eigen personeel bestaat veel ongerustheid over hoe het nou na 1 januari moet gaan. Bij het samenwerken, de eenloketfunctie, komt nog veel op ons af. Ik wil vermelden dat het een essentieel punt is dat de waterwetgeving gaat veranderen, wat heel veel op zijn kop zal zetten. De heer Coppens: Die zorg is terecht. Wij proberen als waterschap er alles aan te doen om deze zorg over te brengen bij de gemeenten. Hierin zijn wij al heel ver in gegaan. Ook op andere terreinen die op het bord van de gemeenten liggen, proberen wij onze inbreng te leveren. Wij moeten de jaarrekening afwachten zodat wij kunnen constateren of het om een structurele of incidentele situatie gaat. Misschien zien wij het al bij de vierde Marap. De Marap-3 was al minder dan de Marap-2. Laten wij hopen dat deze trend zich voorzet. Het is zeker niet structureel. Besloten: Het AB neemt de Managementletter 2007-3 voor kennisgeving aan. 12. Vaststelling ambitie Duurzaam Ondernemen
-7-
Mevrouw Spronk: Onze fractie vindt het een bijzonder belangrijk document. Het waterschap positioneert zich hiermee midden in de samenleving. Wij hebben een aantal punten aangedragen voor het vervolgtraject. Tijdens de commissie is aangegeven dat de bruikbare elementen mogelijk in het masterplan gebruikt gaan worden. Wij zouden eigenlijk hardere toezeggingen willen krijgen, zoals over het inbouwen van evaluatiemomenten, het stellen van meetbare doelen en het aangeven van de meerkosten, zodat men bewust is van het ingenomen standpunt en daarom eventueel bereid om hier meer voor uit te trekken indien nodig. Verder gaat het om arbeidsparticipatie van culturele minderheden. Het personeelsbestand van het waterschap zou een weerspiegeling moeten zijn van de Nederlandse samenleving. Het waterschap kan een steentje bijdragen aan de integratie van nieuwkomers in onze samenleving. Wij willen hierover duidelijker toezeggingen krijgen, nu of in het masterplan. Mevrouw Dielissen: Hierover is uitgebreid in de commissie gesproken. Er is een beeld ontstaan van hetgeen voor de AB-leden belangrijk is bij het omgaan met MVO en hoe dat in de organisatie gestalte kan krijgen. Het is een waardevolle bijdrage geweest om mee te nemen bij het opstellen van het masterplan. De elementen die u net noemde worden daarin meegenomen. Het moet een masterplan worden dat weergeeft hoe de organisatie hiermee omgaat. Om te voorkomen dat het een lijstje van projecten wordt, is het meest praktisch om daar geen toezegging over te doen, maar wel de toezegging dat wij dit allemaal serieus gaan bekijken en in het masterplan opnemen. In december bij de vergadering ligt het masterplan voor en dan kan de beoordeling plaatsvinden of de punten juist en naar tevredenheid zijn opgenomen. Er is nu een goede basis over hoe het masterplan wordt ingestoken. De heer Van der Burg: Duurzaam ondernemen is prima, maar niet tot iedere prijs. Hier hangt vaak een extra prijskaartje aan. Er zijn grenzen. Ik vertrouw erop dat deze grenzen in de gaten worden gehouden. De heer Van Bavel: Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een beginsel en onderdeel van ons statuut. Het is telkens zoeken naar een goede balans tussen sociaal-economische en maatschappelijke taken. Deze toets kan onafhankelijk gebeuren en in de tijdgeest beoordeeld worden. Ik denk dat hieraan bepaalde kaders en richtlijnen ten grondslag liggen zodat wij een hulpmiddel hebben om nog beter te kunnen sturen. Onze categorie zit er op deze manier in. Mevrouw Dielissen: Het gevaar van doorslaan is zo goed mogelijk getracht in te perken bij de definitie van de ambitie. Hier is de zorgvuldige afweging geformuleerd. Het gaat om de balans die steeds gezocht moet worden. Het masterplan moet praktisch ingestoken worden, zodat men hier als bestuur mee uit de voeten kan en een beoordeling kunt geven over in hoeverre een bepaald voorstel maatschappelijk verantwoord is en dat op basis daarvan gehandeld wordt. Zo willen wij dit insteken. Besloten: Het algemeen bestuur kiest ervoor de hieronder geformuleerde ambitie te hebben ten aanzien van de bedrijfsvoering: “Waterschap Brabantse Delta heeft de ambitie om in zijn bedrijfsvoering de principes toe te passen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en maakt dit tot onderdeel van zijn missie. Dat houdt in dat de organisatie verantwoordelijkheid neemt voor de lange termijn consequenties van haar handelen op sociaal, ecologisch en economisch gebied in de hele keten, daar verantwoording over aflegt en de dialoog aangaat met de belanghebbenden. Het waterschap is hierin vernieuwend en vat zijn kerntaken ruim op, passend bij het versterken van het strategisch vermogen van de organisatie. Dit vindt plaats door een zorgvuldige afweging van maatschappelijke kosten en baten op de lange termijn”. 13. Herijking buitenlandbeleid Dit agendapunt zal worden geagendeerd voor het AB van 5 december 2007. 14. Inzet van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones De heer Bruurs: In de commissie Beheer en Onderhoud is uitgebreid aandacht besteed aan deze notitie. De fractie ongebouwd heeft moeite met een aantal punten. In de Miljoenennota is het landelijk beleid vastgesteld om de agrariërs meer te betrekken bij het natuuronderhoud. Zij kunnen pakketten op maat aanbieden en uitvoeren. Iedereen weet dat het Jacobskruiskruid een sluipende moordenaar is, waar iets aan gedaan moet worden. Met het bestuursprogramma hebben wij een zwaar programma op ons genomen. Er moeten doelen gerealiseerd worden en er moeten een hoop ecologische verbindingszones bijkomen. Door agrarisch natuurbeheer zullen agrariërs eerder bereid zijn en meer geneigd om eventueel gronden over te dragen en te onderhouden. Niet iedereen zal hierin interesse hebben. Er speelt een aantal zaken in de landbouw, zoals het tweesporenbeleid. Een aantal bedrijven gaat grootschalig, een aantal andere gaat kiezen voor verbreding. Vooral voor het tweede soort bedrijven kunnen pakketten op maat gemaakt worden, zodat de agrariër zeker in aanmerking moet kunnen komen voor onderhoud van de ecologische verbindingszones, al of niet in samenwerking met een agrarische natuurvereniging. Hiervoor hebben wij een motie voorbereid die wij eventueel in stemming willen brengen.
-8-
De heer Mureau: Ik heb in de AB-vergadering van april gevraagd om deze notitie. Ik ben teleurgesteld omdat het niet meer is dan een herhaling van zetten. Wij merken wel dat er in het AB meer enthousiasme ontstaat voor mijn idee op dit gebied. Er is draagvlak onder grondgebruikers met een positief effect op de doelstellingen voor het realiseren van de evz. Mijn fractie staat positief tegenover de motie. De heer Huijssoon: Namens mijn fractie wil ik in zijn algemeenheid stellen dat de natuurdoelen voorop moeten blijven staan. Het onderhoud kan het beste via aanbestedingen plaatsvinden, dat is ook goed voor de besteding van de waterschapsgelden. Iedereen, ook agrarische natuurverenigingen, moeten kunnen aantonen dat zij het vak beheersen. Er ligt een motie van de fractie ongebouwd. Of wij deze motie wel of niet steunen, is afhankelijk van het antwoord dat wij zo krijgen. Wij hebben vernomen dat er op korte termijn een gesprek zal plaatsvinden tussen het waterschap en de ZLTO, de belangenorganisatie van de agrariërs. Wij hebben in de commissie begrepen van de fractie ongebouwd, de heer Bruurs, dat er onrust is bij de agrariërs. Wij vinden dat je dan aan tafel moet gaan zitten met deze onrustige mensen. Ik stel voor dit zo snel mogelijk te doen. Dan kan er al wat kou uit de lucht genomen worden. Ik ga niet in op de inhoud van de motie. Ik weet niet of deze in stemming wordt gebracht door de fractie ongebouwd. Vindt binnenkort een gesprek plaats met de ZLTO? Afhankelijk hiervan besluiten wij wat wij gaan doen met de motie. Voorgesteld wordt het huidige beleid voort te zetten, terwijl het huidige beleid niet goed is. Dat is in de commissie ook namens het DB gezegd en ik citeer: “Er wordt wel naar gestreefd om de ecologische doelen te realiseren”. Dat willen wij toch nog even aanstippen. De heer Van der Kallen: Mijn fractie heeft kennis genomen van de gesprekken. In de commissie Beheer en Onderhoud hebben wij uitvoerig bij het beheer van de evz stilgestaan. Wat mij opviel bij het kopje: inzet van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones, is dat “bij” nog breder is dan “in” ecologische verbindingszones. Mijn fractie waardeert het woordje “bij”. Er is een stuk onrust. Wij streven als waterschap bepaalde ecologische doelen na. Daar hebben wij ook de opdracht voor gekregen van het Rijk, de provincie en Europa. De doelen moeten wel haalbaar zijn. Belangrijk voor de haalbaarheid is het draagvlak wat voor die ecologische doelen wordt gecreëerd in het gebied bij alle belanghebbenden. De aanpalende agrariërs zijn de belanghebbenden bij uitstek. Over welke bedreiging voor de agrarische productie als zodanig het ook gaat, zij zijn belanghebbende. Mijn categorie vindt het goed dat in de motie wordt gesproken over aanpalende agrariërs. Zij zijn de grootste belanghebbende bij het specifieke beheer van en bij de ecologische verbindingszones. Daarom doen zij het met het juiste hart en niet met een soort automatisme maar gericht op de specifieke situatie ter plaatse en dus met het juiste maatwerk. Mijn fractie waardeert de motie, mits het financiële aspect goed geregeld is. De agrariër moet het wel kunnen, maar men moet hem ook de mogelijkheid bieden om het te leren en ervaring op te doen onder streng toezicht van het waterschap, zeker in de beginperiode. De aanpalende agrariër moet de kans krijgen dit tegen hetzelfde tarief per strekkende meter te doen als waar de aanbesteding op heeft plaatsgevonden, zodat helder is dat het niet een financieel nadeel oplevert voor het waterschap, maar dat ook helder is dat het aanpalend is. Deze afspraak moet met alle bereidwillige agrariërs gemaakt worden zodat draagvlak wordt gecreëerd. Dan is men ook eerder geneigd om gronden over te dragen. Mijn categorie is voornemens deze motie te steunen. De heer Oonincx: Ik wil het AB er in eerste instantie op attenderen wat in grote lijnen bij alle fracties leeft en wat daarvan de gevolgen zijn. In het stuk komt het een beetje negatief over voor de agrariërs, daarvoor mijn verontschuldiging. Wij moeten wel een aantal zaken onderscheiden. Er wordt gesproken over een actief beheer en over een ecologische verbindingszone. Een actief voorhandenbeheer heeft totaal andere kwaliteiten en ook een andere benadering nodig als een evz. Wij spreken hier toch duidelijk over een evz, waarvan wij zeggen om hierop het agrarisch onderhoud los te laten. Wij zijn hier niet op tegen, maar willen waarschuwen dat dit financieel toch grote gevolgen kan hebben. Het is gebleken uit onderzoek dat het landelijk heel moeilijk is het doel bij de ecologische verbindingszone te halen. Over dit onderzoek kunt u lezen op de tweede bladzijde. Het is heel moeilijk daar onze doelen te halen. De motie zou kunnen zeggen, leg het bij de agrariërs weg. Daarvan zeg ik, succes er mee, maar als wij 431 kilometer evz willen gaan realiseren, dan kan men praten over misschien wel 500 of 600 contracten voor het waterschap. Al deze contracten moeten nageleefd en gecontroleerd worden. Misschien komt het waterschap met een groot aantal contracten te zitten, die allemaal gecontroleerd moeten worden. Ik stel hier mijn vraagtekens bij, zeker als het ook nog uitbesteedt gaat worden aan de buurman of een groep agrariërs gaat het uitbesteden aan een agrariër. Dan vraag ik me af: bij wie moet het waterschap zich vervoegen om te bereiken wat de ecologische verbindingszone voorstaat. Dat lijkt mij een groot probleem. Er wordt gezegd door de heer Bruurs dat de agrariërs een stukje maatwerk kunnen leveren, dat is duidelijk. Niet alle bedrijven willen zich daarvoor inzetten, dat lijkt mij simpel. Als bedrijven steeds groter worden, hoeveel bedrijven maken dan gebruik van dit fenomeen evz-onderhoud. Dat de heer Mureau teleurgesteld is in het stuk wat al eerder door hem naar voren is gebracht, het wordt nu toch behandeld. Ik hoop dat wij een antwoord vinden, meneer Mureau. De heer Huijssoon haalt aan dat de punten van aanbesteden en het vak beheersen dicht bij elkaar liggen. Als men gaat denken over onderhoud door agrariërs op aanpalende percelen wat de heer Van der Kallen zegt, dan ben ik het hiermee eens mits het valt onder het aanbestedingsbeleid van het waterschap. Dan hebben wij geen verschil van mening. Als hier een prijs uit gaat rollen die gekoppeld kan worden aan de prijs van de landelijke of regionale aannemer in het bestek dat aangenomen gaat worden, dan heb ik er helemaal geen moeite mee. Als dit overeenkomt met de financiële uitgangspunten is helemaal mooi. Het gesprek met de ZLTO is mij niet bekend, het zal best zo zijn dat dit op de rol staat. Praten is in dit geval niet verkeerd. Ik
-9-
ben het met u eens dat er veel onrust leeft bij de agrariërs over dit fenomeen. Dit is een gevoelige kwestie. Wij kunnen wat met de opmerkingen van de heer Van der Kallen. Wij moeten gaan werken aan de onrust. Ik hoop dat het financiële punt valt binnen het prijspeil dat wij hanteren voor die zones. De voorzitter: Ik wil de discussie wat inkaderen. De heer Oonincx stelt namens het DB voor om te vertrekken vanuit het eerste doel namelijk het beheren van de ecologische verbindingszone conform de doelstelling. Dat staat buiten kijf. Binnen dat kader is het voor het DB bespreekbaar om de aanpalend eigenaar uit te nodigen. Wij schatten in dat het aanbestedingsbeleid hiermee niet strijdig behoeft te zijn. Als u hiermee kunt leven, hoeft de motie wellicht niet in stemming worden gebracht. De heer Bruurs: De heer Oonincx zegt dat hij in principe niet veel moeite heeft met de motie. Ik ga ervan uit dat hij voor is. Het is een beetje ongelukkig weggezet in de notitie zegt hij. Dat siert hem. Ik denk dat het financieel niet meer zal gaan kosten. Hij spreekt over 431 kilometer en dat er honderden contracten moeten worden afgesloten. Ik denk dat dit wel mee zal vallen. Hij zegt dat als met mensen contracten worden opgesteld, dan besteden die mensen de contracten weer uit. Het waterschap heeft veel ervaring met aanbestedingen, aannemers en onderaannemers. Degene die het contract aangaat, is verantwoordelijk. Daarover hoeft niemand zich ongerust te maken. Ik denk niet dat agrariërs de contracten weer aan derden gaan uitbesteden. De heer Mureau: Ik ben blij met de meegaande woorden van de heer Oonincx. Ik hoop dat er veel contracten moeten worden afgesloten, want dan is het een succesvol beleid geweest om de evz te realiseren. In de notitie staat, en de heer Oonincx refereert er ook een keer aan, over het realiseren van doelen dat “in de praktijk blijkt dat de natuurdoelen waar het uiteindelijk om gaat, niet of nauwelijks gerealiseerd kunnen worden, ook als het overeengekomen beheer goed uitgevoerd wordt”. Dat is cruciaal en dat kan men niet op het bordje van de beheerder leggen. Dat betekent dat het overeengekomen beheer niet goed is. Hier moet eerst goed naar gekeken worden voordat je afspraken maakt. De heer Huijssoon: De heer Oonincx geeft aan beducht te zijn voor de financiële gevolgen. Wij vinden dat ecologie een paar centen meer mag kosten. Hij twijfelt ook aan goed onderhoud door de agrariër. Dat weet ik niet. De agrariër voelt zich toch al het ondergeschoven kindje. Om nu hieraan te gaan twijfelen, is geen goede zaak. Ik weet niet of het nodig is dat de agrariërs cursussen gaan volgen. Als dat wel zo is, dan moet het waterschap die maar betalen. Het valt ook binnen het aanbestedingsbeleid. U weet niets van een gesprek met de ZLTO. Dat was juist voor ons heel belangrijk. Ik eis daarom dat u zo snel mogelijk met de ZLTO rond de tafel gaat zitten. Een andere move of beleid kan dan misschien zonder motie. Als dat gesprek er niet komt, neigt men er naar het via een motie te bereiken. Kan er voor de volgende vergadering van het algemeen bestuur dan een voorstel op tafel liggen? De voorzitter: Op bondsniveau is er halfjaarlijks overleg met de ZLTO. Op afdeling- en regioniveau vindt er regelmatig overleg met de ZLTO plaats. Alle onderwerpen die aan de orde moeten komen, komen regelmatig aan de orde. Elk onderwerp wat bespreekbaar moet zijn, vindt heel snel zijn weg. Wij zullen daar heel snel over praten als daar behoefte aan bestaat. De heer Huijssoon: Ik weet niet of de motie wel of niet in stemming komt straks. Wij vinden dat de agrariër niet een soort status aparte moet gaan krijgen als het hierover gaat. Als de motie in stemming komt, wil ik even een schorsing om te overleggen met mijn fractie. De heer Van der Kallen: Ik ben verbaasd en tegelijkertijd blij want dit DB heeft wel degelijk lerend vermogen getoond. Bij de discussie in de commissie Beheer en Onderhoud had men toch nog een aantal andere posities, inclusief het aanbestedingsbeleid wat niet zou kunnen. Ik was van mening dat het wel kon en gelukkig kan het aanbestedingsbeleid nu ook. De ecologische doelen zijn moeilijk te halen. Hoe komt dat nou? Ik denk dat het komt omdat wij als het ware de ecologische doelen als een grote vlek over die evz leggen en eigenlijk niet de principes hanteren van maatwerk. Een voorbeeld is het Jacobskruiskruid. In Engeland zijn er weinig agrariërs die denken dat maaien een effectieve methode is. Het is een lage plant, plat op de grond en tweejarig. Daar bestrijdt iedereen deze plantjes het meest door het uit te rukken als de meest effectieve methode. Hoe ga je nou straks dat ecologisch beheer doen in de evz en ik hoop dat er honderden agrariërs zullen zijn die met een eenvoudig standaardcontract de boel aanpakken, dan denk ik dat zij met hun specifieke kennis van de evz, net als boeren in het verleden goede landschapsbeheerders zullen blijken te zijn, die dat op hun manier inpassen. Of zij de kwaliteit halen, er zijn dagelijks opzichters in het gebied die hun pappenheimers kennen. Zij zijn zeker in staat om werkende weg bij iedereen het kwaliteitsniveau te halen dat nodig is. Dan denk ik dat de ecologische doelen eerder en sneller in die stukjes evz die het geluk hebben onder het beheer van een aanpalende agrariër te vallen, behaald worden. Het is aan de indiener om de motie wel of niet in te dienen. Ik vraag om het echt de kans te geven en te proberen hierbij de betogen in deze vergadering te betrekken. Wij denken dat wij hier punten kunnen maken, vooral ook voor het draagvlak. Dat draagvlak is nodig om alle ecologische verbindingszones die wij als AB zo graag willen, ook te realiseren.
-10-
De heer Jochems: Heb u de motie als bestuur wel gelezen? Ik neem aan van wel. Komt deze zo dan in stemming? Of wilt u als bestuur dat er iets aan veranderd wordt voordat deze aanvaardbaar is of is deze zo aanvaardbaar? De heer Van Bavel: Ik merk dat er draagvlak is om het agrarisch natuurbeheer een kans te bieden. Wij moeten praktisch werken, dat is essentieel bij zulke projecten. Ik wil als idee meegeven om agrarische aanbestedingen in het leven te roepen met een vertegenwoordiging van het waterschap en de ZLTO. Probeer samen een sleutel te vinden voor de financiële en kwaliteitsborging. Als daaraan voldaan wordt, is er geen belemmering om hier handen en voeten aan te geven. Het is een meerwaarde voor het waterschap om natuurgebieden in te richten en te onderhouden. Ik laat de motie aan u over. Mevrouw Spronk: Ik heb begrip voor alle problemen van de agrariërs. Ik ben geneigd de motie te steunen. Ik zie de agrariër zeker ook als landschapsbeheerder. Er moeten wel duidelijke kwaliteitscriteria worden vastgelegd om het kwaliteitsniveau te handhaven of te creëren. Ik zie niet veel verschil tussen de motie en het stuk van het DB. Op pagina twee boven aan staat dat “agrariërs en verenigingen voor agrarisch natuurbeheer kunnen gewoon meedingen naar de opdracht of worden uitgenodigd een offerte uit te brengen.” Wat mij betreft dekt dat elkaar. De heer De Boer: Wij hebben gesproken over deze motie in onze fractie. Een deel van de fractie wil een aantal randvoorwaarden stellen. Als er geïnvesteerd gaat worden door het waterschap in agrarisch natuurbeheer, dan moeten dit duurzame investeringen zijn en effectief op langere termijn. Als het waterschap gaat investeren, dan moet er ook sprake zijn van een eenvoudige goede regeling, die goed uitvoerbaar is. Hierover bestaat twijfel binnen onze fractie. Deze regeling moet controleerbaar zijn en toetsbaar door het AB op de inzet van financiële middelen. Als deze randvoorwaarden goed worden ingevuld, dan zijn wij voor het inschakelen van agrariërs bij het realiseren van onze ecologische doeleinden. De heer Van den Broek: Ik heb een informatieve vraag voor de indieners van de motie. De tweede constatering vat ik op maar dat wil ik bevestigd of ontkend hebben, als een status aparte voor de agrariërs. Zo ja, wat legitimeert nou die status aparte? De heer Van Riet: Ik vestig eerst nog de aandacht op de notitie van het DB dat agrariërs en verenigingen worden uitgenodigd om een offerte uit te brengen. Dit dekt de strekking van de motie al. Ik wil het DB meegeven dat als dat verder vorm krijgt, hierbij ook met name de lessen uit het verleden te gebruiken. In het verleden liep dit niet goed. Die ervaringen moet je gebruiken om het in de toekomst wel goed te laten lopen. Bovendien denk ik dat er toch extra aandacht gegeven moet worden aan de problemen van de aanpalende eigenaar. Enerzijds beheert hij zijn eigen land voor productie en anderzijds beheert hij de ecologische verbindingszone waar natuurdoelen behaald moeten worden. Deze twee doelen zijn af en toe strijdig. De beheerder mag niet in gewetensnood komen. Het is bekend dat bij het beheer van het eigen stuk toch met de trekkers door de ecologische verbindingszone gereden werd. Dat was korter, maar daardoor verstoor je het hele reliëf in de evz. Dit zijn situaties uit het verleden, natuurlijk willen wij dat agrariërs en natuurverenigingen ook deze kennis en vaardigheden opdoen, maar deze mogen niet ten koste gaan van de doelen die wij onszelf binnen de evz gesteld hebben en die met gemeenschapsgeld van de burgers worden betaald. De heer Oonincx: In grote lijnen lijkt het op elkaar. Ik heb het AB willen waarschuwen voor de mogelijkheid dat als er veel mensen gebruik maken van deze situatie, het wel eens zo zou kunnen zijn dat er financiële gevolgen ontstaan doordat dit allemaal gecontroleerd moet worden. Veel sprekers hebben gezegd dat het financieel goed in de gaten moet worden gehouden en dat het niet meer mag kosten. Ik heb alleen willen aangeven met honderden contracten en 431 kilometer evz dat dit allemaal moet worden gecontroleerd. Het hoeft niet zo te zijn, misschien maken weinig mensen er gebruik van, maar ik vind dat ik u dit moet meegeven bij uw afweging in uw beslissing. Het moet kloppen in de termen van Europese aanbesteding, of de kosten moeten gelijk liggen aan wat er normaal voor geldt. Of het wat mag kosten laat ik aan u over. Als er een goede regeling moet komen, moet dit liggen in de lijn van wat wij er nu voor betalen. Er zijn bij mij geen twijfels over bepaalde punten. Als ik agrariër ben en ik heb een mooi stuk grond en daarnaast komt 20 tot 25 meter evz te liggen, dan twijfel ik wel eens hoe de boer daarmee omgaat. Zijn eigen stukje land onderhoudt hij keurig, maar de evz ligt anders qua structuur. Daar heb ik twijfels over in het denkpatroon over hoe hij daarmee omgaat. Ik ondersteun dat het wat meer mag kosten. Er is goed contact met de Brabantse Delta en de ZLTO over dit soort onderwerpen. Hoe gaat men met de motie om? Ik stel voor dat als de motie aangepast wordt, dit overeen moet komen met het aanbestedingsbeleid van de Brabantse Delta. Dat moet aangepast worden in de motie. Maatwerk en draagvlak zijn heel belangrijk. Het onderhoud van evz is heel belangrijk en helder, maar het ligt gevoelig. Hoe meer draagvlak wij krijgen uit die hoek, des te beter het voor ons is en des te beter wij die zaak kunnen onderhouden. Als er een werkgroep moet komen, dan krijg je weer een opsplitsing van een ondergeschikt verhaal. Er moeten voorstellen komen. De motie is duidelijk, maar moet zodanig aangepast worden dat het gebeurt binnen het aanbestedingsbeleid van de Brabantse Delta. Ik stel voor de verandering van de motie direct tijdens de schorsing aan de orde te stellen. In grote lijnen zal het daar op neer moeten komen. Dat lijkt mij als ik hoor wat de fracties zeggen over wat zij denken hoe het dan wel moet.
-11-
De heer Van der Kallen: De dijkgraaf heeft gezegd dat het past binnen het aanbestedingsbeleid. Ik denk dat de ondertekenaars die regel dan best door willen schrappen. De heer Van den Broek: Hoe moet het aanbestedingsbeleid dan verder aangescherpt worden en waarom is het in deze vorm dan niet acceptabel? Dat is kennelijk toch een cruciaal punt voor het totaal. De heer Oonincx: Wij moeten oppassen met een werkgroep, want dan krijgen wij een status aparte binnen onze organisatie. Daar moeten wij voorzichtig mee zijn. Natuurlijk worden er goede criteria aangelegd en worden goede afspraken met elkaar gemaakt als overgegaan wordt tot het inschakelen van agrariërs bij het beheer. Ik ben het eens met duurzame investeringen en controle. Buiten normale investeringen zal het waterschap niet extreem investeren in dit onderwerp. De aannemers die nu in de evz werken, moeten bijgeschoold worden en krijgen een opleiding van het waterschap hoe hiermee om te gaan. Ook die agrariërs moeten bijgespijkerd worden als we besluiten om over te gaan tot agrarisch natuurbeheer. De voorzitter: Als ik het goed overzie, dan constateer ik dat u er qua principe men het vergaderingbreed over eens bent, namelijk: mits het bereiken van de doelen voor de evz primair overeind staan ook agrarisch natuurbeheer ruimte te geven. Wel vanuit die basisredenering. Er is mogelijk wat verschil in verwachting, waarbij de ene partij veronderstelt dat veel agrariërs hieraan willen voldoen en de andere groep twijfels heeft over de controle hierop en bij het inhoud geven. Dat moet de praktijk uitwijzen. Ik stel in die zin voor namens het DB de motie niet in stemming te brengen, omdat het DB uitspreekt dit beginsel van agrarisch natuurbeheer mogelijk te maken. Als de indiener de motie in wil dienen en in stemming wil brengen, dan kan het DB goed overweg met de motie inclusief het eerste bolletje bij constaterende dat, maar het tweede bolletje willen wij laten schrappen; omdat hieraan binnen het huidige aanbestedingsbeleid vorm te geven is. Een opdracht aan het DB is dan niet nodig, want wij gaan er mee aan de slag. Een derde optie is dat de indiener de motie onverkort overeind houdt. Er zijn drie opties: het DB gaat ermee aan de slag, de motie indienen enkel met het eerste bolletje na constaterende dat, of het geheel indienen. De heer Bruurs: Ik verzoek u de vergadering te schorsen om te overleggen. De voorzitter: Ik schors de vergadering. De voorzitter: Ik stel voor weer te beginnen. De heer Bruurs: Ik constateer toch dat er breed draagvlak is voor het verhaal. Door het tweede bolletje uit de motie te schrappen gaan wij ons natuurlijk op glad ijs begeven. Wij zijn geen aannemers. Wij moeten gaan concurreren met aannemers, daar hebben wij een beetje schrik voor. Wij willen geen aparte status. Wij houden onverkort vast aan de motie. De voorzitter: Duidelijk mag zijn dat het DB de onverkorte motie sterk ontraadt. Ook om niet in juridische problemen te komen ten aanzien van ons aanbestedingsbeleid. Het DB stelt wel voor om goed met de motie overweg te kunnen het tweede bolletje te schrappen. Dat is het alternatief van het DB. Mocht de eerste variant het niet halen, dan stel ik voor dat de tweede variant in stemming kan worden gebracht. Ik breng de motie zoals deze is ingediend nu in stemming. De heer Van Osch: Ik stel een hoofdelijke stemming voor. De voorzitter: Dat is dan bepaald. De heer Van der Kallen: Bij deze eerste stemming over de ongewijzigde motie, ervan uitgaande dat er een tweede stemming komt over een motie met maar een bolletje, zullen wij tegenstemmen. Het tweede bolletje wekt de suggestie alsof het huidige aanbestedingsbeleid strijdig zou zijn met deze motie en die suggestie onderschrijven wij niet. De heer C. Coppens: Als DB-lid zal ik de ingediende motie ondersteunen, omdat ik er heilig van overtuigd ben dat het draagvlak onder de grondgebruikers om te komen tot de realisatie van evz’s met deze motie een stap verder wordt gebracht. In het belang van het waterschap ondersteun ik de motie van de fractie ongebouwd. De heer Mureau: Ik sluit mij aan bij de heer Coppens. Ik denk dat de motie zoals deze er nu ligt, zowel voor de boeren die te maken hebben met een evz als voor het waterschap een hele goede zaak is. De heer Huijssoon: Onze fractie heeft zowel voors als tegens. Wij vragen daarom om hoofdelijke stemming. De voorzitter: Voor de helderheid, eerst wordt de onverkorte motie in stemming gebracht. Haalt deze het niet, dan wordt de motie zonder het tweede bolletje in stemming gebracht. (Volgt stemming). Mijn telling wijst uit dat er 23 mensen tegen zijn en 18 voor. Deze motie is verworpen.
-12-
De voorzitter: Ik stel nu voor de motie zoals deze door het DB is voorgesteld, in stemming te brengen. Wie is voor deze motie? Dat lijkt mij een vergaderingbrede ondersteuning. Daarmee is deze gewijzigde motie aangenomen en zullen wij op die manier aan de slag gaan. Besloten: Het algemeen bestuur verwerpt de motie van de fractie ongebouwd inzake agrarisch natuurbeheer en draagt verder het DB op agrarisch natuurbeheer door een agrariër tevens aanpalend eigenaar van een ecologische verbindingszone in eigendom bij het waterschap, in voorkomende gevallen mogelijk te maken met inachtneming van het bestaande aanbestedingsbeleid. 15. Inrichtingsplan Voorbos/Broekloop Besloten: het AB stemt in met de inspraaknota inzake Voorbos/Broekloop en stelt het Inrichtingsplan Voorbos/Broekloop vast. 16. Inrichtingsplan 5 deelgebieden in projectgebied Chaamse beken
Besloten: het AB stemt in met het inrichtingplan voor de 5 deelgebieden (activiteit 157) gelegen in het projectgebied “Chaamse Beken”. 17. Bijdrage aan inrichtingsplan waterberging/EVZ Molenbeek Roosendaal fase 1 De heer De Boer: Dit is een prachtig gebied, er liggen schitterende plannen, een voorbeeld van multifunctionele inrichting. Aan alles is gedacht, wij realiseren er onze waterdoelen, de recreatie wordt zeer positief beïnvloed en ook de natuur. Ik heb een vraag over de presentatie van dit stuk aan het AB. Wat is eigenlijk de bedoeling? De uitvoering van de werken is in een vergevorderd stadium. Het is meer een notitie ter informatie dan als een stuk waar het AB mee moet instemmen. Wij kunnen hier als AB geen nee meer tegen zeggen, tenminste dat veronderstel ik. Waarom wordt dit stuk ter besluitvorming voorgelegd aan het AB in plaats van ter kennisgeving? De heer Van der Aa: In de afgelopen vergadering van 27 juni jl. hebben wij de bestuursroute nog een keer vastgesteld in de relatie tussen de IGA’s en de ontwerp inrichtingsplannen, enzovoorts. Daar is eigenlijk een gewijzigde afspraak zeker ten aanzien van de behandeling van de IGA’s uit voortgekomen. Uitdrukkelijk hebben wij in die route bepaald dat de inrichtingsplannen worden vastgesteld door het AB. Dat is de reden. U stemt in feite in met het plan. Voorzitter, dit gaat over de Chaamse beken, niet? De heer De Gier: De reden is dat meerdere partijen aan dit project bijdragen en dat wij ook een bijdrage moeten doen, die met dit voorstel gehonoreerd zal worden. Overigens in aanvulling op wat Van der Aa zei, het is op zich zo dat inrichtingsplannen gewoon aan het AB getoond moeten worden. Dan doen wij. De heer De Boer: De werken zijn bijna afgerond. Ik vind dat u hier te laat mee komt. De heer De Gier: Ik verontschuldig mij voor onze snelheid van handelen. De heer Van der Heijden: Ik zou graag willen dat het waterschap redelijk goed toezicht houdt op de waterberging zodat deze in functie blijft. Wij hebben eerdere waterbergingen gezien die op een gegeven moment volgroeien met allerlei ecologie en die het doel voorbijschieten van de waterberging. Aandacht daarvoor van het waterschap. De heer De Gier: Daar is het DB het mee eens. Dat is wel eens een probleem, dat de waterbergingfunctie verwordt in de sfeer waar u op doelt. Het DB zal daar zicht op houden. Besluit: het AB stemt in met de bijdrage aan de inrichting van Molenbeek fase 1 ten behoeve van de genoemde doelrealisatie, waarbij de gemeente Roosendaal trekker is van het project en het waterschap partner. 18. Inrichtingsplan Tonnekreek - Keenehaven De heer De Geuze: Ik wil eerst de insteek aangeven die wij gekozen hebben bij de bespreking in de commissie. Wij besteden in deze organisatie veel aandacht aan het maken van plannen en het zorgvuldig afwegen van prioriteiten. Die plannen leiden tot jaarplannen en daar horen begrotingen bij. Op basis van de begroting worden afspraken gemaakt over heffingen. Uit het voorliggende plan blijkt dat voor bijna 100% de begroting wordt overschreden. Dit heb ik in de commissie ter sprake gebracht, omdat er aandacht moet zijn voor hoe men hiermee omgaat. Het lijkt nu dat wanneer zich zo’n probleem voordoet, er eenvoudigweg om meer geld gevraagd wordt en niet een beetje meer geld, maar bijna 100% meer geld. Naar onze mening moet het zo zijn dat wanneer zoiets aan de orde is, en dat kan zijn door gewijzigde omstandigheden of voortschrijdend inzicht, er eerst gekeken moet worden naar hoe wij dat project op een andere manier kunnen aanpakken of dat er alternatieven voor het project zijn, zijn er faseringen denkbaar, waarbij toch een goede stap kunnen zetten zonder dat de begroting vergaand moet worden overschreden. Dat is stap een. Als vervolgens blijkt dat het niet anders kan, dan moeten de consequenties voor alle afspraken worden bekeken en of er dekking is voor deze overschrijding. Er was veel enthousiaste bijval van andere fracties voor dit standpunt. Daarom heb ik aan het begin van deze vergadering een opmerking gemaakt over het verslag,
-13-
omdat ik daar stap één in miste. Er is wel genoteerd dat ik een opmerking gemaakt heb, maar dit staat niet bij de samenvatting van het agendapunt. Mijn vraag is in ieder geval geïnformeerd te worden over stap één. Ik vind wel iets terug over stap twee in de gewijzigde notitie. Een aantal projecten wordt onderschreden of niet uitgevoerd. Daarmee is er wel dekking. Men moet niet vergeten dat men bij het opstellen van begrotingen uitgaat van tegenramingen en rekent men met 30% op projecten die niet doorgaan of goedkoper uitvallen. Dus ik denk dat stap twee ook nog meer aandacht behoeft dan nu in de notitie is gegeven. De heer Van Bavel: Ik blijf bij stap twee. Wij hebben gezocht naar een alternatieve manier van dekking. De dekking van eventuele meevallers is bedrijfseconomisch een onjuiste manier van werken. Het geeft de dekking in zijn geheel wel aan op dit moment, maar er zou een situatie kunnen ontstaan dat doorschuifkredieten naar voren komen en die zijn dan niet meer gedekt. Dit project zou in principe uit de pot onvoorzien gedekt moeten worden. Dat is de insteek die ik daarbij zou kiezen en niet met middelen die niet geïnvesteerd worden. Graag hierop een reactie. De heer Van Riet: Naar aanleiding van dit punt en de agendapunten 15, 16, 17, 19, 20 en 21, die steunen wij. Ik zie er twee verbindende elementen in. In de eerste plaats is het goed dat er vaart gemaakt wordt met deze voorstellen. Daarvoor waardering. Uiteindelijk is het nog steeds papier. Het is belangrijk, zeker in verband met de verkiezingen van volgend jaar, de burgers te kunnen laten zien dat de schop in de grond gaat. Dan kunnen wij hen recht in de ogen kijken. Wij hebben waardering voor de vaart die gemaakt wordt. Het tweede punt is, en dat komt in alle voorstellen naar voren, dat grondverwerving voor natuurgebieden steeds een probleem is. Dat is een verbindend element. Wij hebben het hier eerder in stemming gehad. Er zijn meerdere argumenten naar voren gekomen om te zijner tijd te pleiten voor de onteigeningstitel. Wij waren ook kritisch over de enorme ophoging van het budget voor de Tonnekreek. Dat hebben wij in de commissie besproken. Wij kunnen leven met de manier waarop het extra krediet wordt gezocht. Wij hopen dat dit in de toekomst direct duidelijk gemaakt wordt. Het laatste punt hierbij is de ontbrekende bijdrage van de gemeente Moerdijk. Het blijkt steeds weer op meerdere terreinen dat Moerdijk het lelijke eendje in de vijver van het waterschap is. Er gloort nu een beetje hoop, want men heeft nu voor het eerst een waterambtenaar aangetrokken. Wij hopen dat daarmee ook de samenwerking met het waterschap beter zal worden en dat het lelijke eendje uiteindelijk een mooie zwaan zal worden. Ik roep degenen met invloed op het bestuur van de gemeente Moerdijk op om de gemeente Moerdijk een watervriendelijke gemeente te laten zijn. De heer Aertssen: Ik wil ingaan op de wijze waarop je met dit soort overschrijdingen moet omgaan. Inhoudelijk is er geen probleem met dit plan. Ik constateer dat ook dit project weer met een aantal onzekerheden is omgeven en dat wreekt zich vooral weer op de verwerving van gronden en het ruilen van gronden. Het is nog maar de vraag of het extra krediet wordt uitgegeven binnen de termijn die ervoor staat. Net zo goed als we nu ergens anders geld vandaan halen op projecten waar wij het niet uit kunnen geven, nu hiernaar toe brengen. Waar hebben wij het over? Het is een vestzak, broekzakverhaal. Ik heb geen moeite met deze wijze van financiering. Wij hebben als bestuur een doelstelling dat wij dit jaar iets van 62 miljoen euro dacht ik proberen om te zetten. Dit is voor mij eerder maatgevend en laten wij daar naar streven. Elders zijn er tegenvallers, die kunnen we hier goed inzetten. Ook hier kunnen tegenvallers ontstaan en misschien krijgen wij in het najaar een voorstel om het geld wat hier overblijft, elders in te zetten. Dat is een warrig verhaal. Ik kan goed met het voorstel leven. De heer De Gier: Ik geef de heer De Geuze gelijk dat in het verslag onvoldoende is weergegeven wat wij besproken hebben. Het DB aanvaardt de door u geschetste volgorde in activiteiten van de uitvoerders. Onze organisatie heeft naar alternatieven gekeken die door u als eerste gesuggereerd worden. Binnen het gebied zijn er geen bestaande mogelijkheden voor waterberging. Dat is jammer. Via extra grondaankoop zouden wij het grondverzet dat nodig zou zijn om het water te kunnen bergen, kunnen beperken. Er is echter geen bereidheid in het gebied die gronden te verkopen, dus is er geen geschikte locatie om de grond te verwerken en moeten wij de kosten begroten op het afvoeren van grond. Dat is het doemscenario dat in dit voorstel wordt voorgesteld. Dat is de afweging van alternatieven die door ons heeft plaatsgevonden. Het DB stond toen voor de keus wat moet je dan doen, maar eerlijk gezegd gaat het om de uitvoerders namens ons. Moet je dan naar het AB te gaan om extra geld te vragen om de waterberging toch te realiseren of moet je het waterbergingdoel opgeven? Vooralsnog kiezen wij natuurlijk voor het eerste en dat is de reden dat het voorstel hier voorligt. Het is een uitleg bij het voorstel die wellicht beter in het voorstel had kunnen staan. Dat geef ik u onmiddellijk mee. Ik wil ermee duidelijk maken dat binnen de organisatie goed rekening is gehouden met de door u gestelde volgorde bij de afweging van de investering. Nu dat zo is vragen wij om een nieuw krediet en hebt u terecht gezegd, wat is dat nou voor een manier van dekken? Nou kom ik toch in de problemen na een aantal reacties van u. Op zich lijkt het mij bestuurlijk zuiver en in dat opzicht heeft het DB ook naar de commissie geluisterd, dat wanneer je extra geld nodig hebt, dit eerst weghaalt binnen de bestaande begroting. Het AB heeft de begroting in zijn geheel vastgesteld. Wij hebben natuurlijk getracht een alternatief voor de dekking te vinden. Het is inderdaad een vestzak, broekzakverhaal. Dat is de kwaliteit van ons bestuurlijk handelen. U kunt het warrig noemen. Ik sluit niet uit dat wij opnieuw met dit plan bij u komen. Dit zou kunnen, maar dat vloeit voort uit de uiterst ingewikkelde processen waar wij mee bezig zijn. Men moet rekening houden met een aantal onzekere factoren. De kwaliteit van ons bestuur is dat wij deze
-14-
onzekere factoren geleidelijk aan verminderen. Het zou kunnen. Naar beste weten denken wij dit niet nodig te hebben. Ik kan nu niet tegen u zeggen, meneer Aertssen: wij zullen nooit meer met dit voorstel bij u komen. Wij moeten u optimaal informeren naar beste weten. Bij de alternatieve dekking is rekening gehouden met de tegenraming, meneer De Geuze. Gegeven de tegenraming wordt deze suggestie gedaan. De heer Van Bavel vindt het onjuist op deze wijze tegenvallers te dekken. Ik vind dat bestuurlijk zuiver. Ik had u nog willen horen als het op een andere manier gedaan was. Natuurlijk kan men uit onvoorzien putten, maar dat kan niet zomaar. Je moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Uitvoering is nodig, zegt de heer Van Riet. Mee eens. Het ritselt van de initiatieven. Wij zijn geweldig goed bezig in Brabant. Overal komt je borden van ons tegen. Provinciebreed zijn er wel ontwikkelingen in het kader van de onteigeningstitel. Als Moerdijk niet meewerkt, dan leggen wij dat gedeelte niet aan waarvoor zij schatplichtig zijn volgens ons. De heer De Geuze: Ik bedank en complimenteer de heer De Gier voor het antwoord. U zegt dat de toelichting op de alternatieven niet in de notitie staat. Daar zit een stukje van onze pijn. Als je deze notitie voor het eerst leest, dan lijkt het heel gemakkelijk te zijn om meer geld te vragen. Dat is het signaal dat wij hiermee af willen geven. Zo gemakkelijk hoort het niet te gaan. Inhoudelijk mis ik nog steeds een fasering van dit project. Is dit mogelijk? Als we een project zouden doen dat binnen de begroting blijft, hoeveel bloed vloeit hier dan uit? Ik denk dat dit nog wel eens zou kunnen meevallen. De heer Van Bavel: Ik begrijp de manier van dekking heel goed. Ik wil graag een nadere toelichting horen op de definitie onvoorzien. Ik kan mij voorstellen dat projecten die overschrijdend zijn, uit een andere pot zoals eventueel van onvoorziene maatregelen, gedaan zouden kunnen worden voorbij dat wij andere projecten af doen breken, om het zo te zeggen. De heer Aertssen: Mijn opmerking over vestzak, broekzak budgettering is een positieve kwalificatie. Bestuurlijk gezien is dat een goede oplossing van het DB. De zorg over de grondverwerving is een voortdurende zorg. Men wil er iets aan doen om dit op een bepaalde manier beter aan te pakken. De voorzitter: Ik wil reageren op wat de heer De Geuze aangeeft over fasering. Het bestuursprogramma, de voorjaarsnota’s en de begrotingen richten zich op sturen op doelen. Het gaat om zoveel ha vernatten, zoveel natuurherstel, zoveel kilometer evz, zoveel kilometer kreek- en beekherstel. De doelen staan centraal. Als faseren betekent later de doelen bereiken, dan zijn wij in strijd met het bestuursprogramma. Wij proberen zoveel mogelijk van die doelen te halen om af te strepen op wat wij met elkaar hebben afgesproken. Natuurlijk moet men kijken naar of het slimmer kan, maar de doelen moeten overeind blijven. De heer De Gier: Het signaal wat u afgeeft, wordt in ieder geval door het DB volstrekt gedeeld. Het is volstrekt normaal in het bedrijfsleven en bij menig overheidsorgaan. Dit is bij het waterschap niet altijd gewoon. Het lerend vermogen van het DB is groot mede dankzij uw opmerkingen. Over de post onvoorzien kan beter een keer in de commissie een goede uitleg worden gegeven. De voorzitter: Zullen wij afspreken dat wij daar een korte notitie aan wijden? De heer De Gier: Meneer Aertssen, bedankt voor uw positieve opmerkingen en houding. Er zijn duidelijk positieve ontwikkelingen bij de grondverwerving, maar er is sprake van een zekere schaarste, dat valt niet te ontkennen. De heer De Geuze: Ik ben blij met de woorden van de heer De Gier dat het signaal duidelijk is overgekomen. Het verwoorden van hoe de doelen moeten worden gehaald, stelt mij niet gerust. Want bij die doelen horen ook alle financiële afspraken die wij gemaakt hebben, dat moet goed met elkaar in balans blijven. Wij zullen hier scherp op blijven. Wij geven dit signaal niet voor de eerste keer af. Ook bij een aantal van de andere fracties was de stemming na de commissie zodanig dat het misschien een keer nodig is om tegen te stemmen als het niet goed is voorbereid. Dat wil ik naar de toekomst afgeven. Een volgende keer zien wij ons genoodzaakt om tegen te gaan stemmen. De voorzitter: Wij gaan ervan uit dat dit niet nodig is. Besloten: het AB stemt in met: x Het inrichtingplan “Integrale aanpak Tonnekreek” en neemt voor kennisgeving aan de stand van zaken van project 6: “Tonnekreek-Keenehaven”; x het beschikbaar stellen van extra krediet, ten behoeve van de deelprojecten Herstel grachten Fort Sabina, Vispassage Aalskreek en Integrale aanpak kreken en EVZ’s Tonnekreek.
19. Bijdrage aan Inrichtingsplan West-Brabantse waterlinie Zuid Besloten: het AB stemt in met de bijdrage aan het plan voor herstel van de West Brabantse Waterlinie Zuid ten behoeve van de waterdoelen waterberging en verdrogingbestrijding. Het plan wordt onder leiding van de gemeente Bergen op Zoom uitgevoerd.
-15-
20. Uitvoering Inrichtingsplan Castelré (Merkske) Besloten: het AB stemt in met de uitvoering van het inrichtingplan Castelré (Natuurbouw) van de Landinrichtingscommissie Baarle-Nassau. 21. Project Hazenmeren - Langematen fase 1 Besloten: het AB stemt in met het definitief ontwerp voor het project “Hazenmeren/Langematen fase 1” en de verdere uitwerking en uitvoering hiervan. 22. Aanvraag UVK rwzi Bath, renovatie sliblijn
Besloten: het AB stemt in met de renovatie van de sliblijn van de rwzi Bath volgens project 2045 en het daarvoor benodigde uitvoeringskrediet. 23. Aanvraag UVK rwzi Halsteren korte termijn maatregelen Besloten: het AB stemt in met de realisatie van de korte termijn maatregelen op de rwzi Halsteren en stelt daartoe een uitvoeringskrediet beschikbaar. 24. Aanvraag UVK Overdiepse Polder Besloten: het AB stemt in met het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet voor de begeleiding en advisering in het project Overdiepse Polder voor de periode tot en met 2011 25. Aanvraag UVK Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) Besloten: het AB stemt in met: 1. het per 1 januari 2008 beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet van € 90.000,- voor aanschaf, ingebruikname en onderhoud van de GBKN. Deze investering is in het investeringsplan 2008-2012 opgenomen voor het jaar 2009, maar de GKBN is recent voor het gehele beheergebied beschikbaar gekomen. De initiële aanschafkosten en de onderhoudskosten zijn structureel lager dan begroot. 2. het sluiten van een overeenkomst met de Stichting GKBN-Zuid voor aanschaf en onderhoud van de GBKN. 26. Aanvraag aanvullend UVK oplossen wateroverlast Oudeweg Besloten: AB stemt in het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet voor het oplossen van de wateroverlast in Lage Zwaluwe. 27. Aanvraag aanvullend UVK wateroverlast Vosdonk Besloten: het AB stemt in met een aanvullend uitvoeringskrediet voor de realisatie van een automatische stuw op industrieterrein Vosdonk te Etten-Leur. 28. Motie Design and Construct De heer Van der Kallen: De motie spreekt in grote lijnen voor zichzelf. U noemt het een motie design and construct. Ik noem het een motie over aanbestedingsbeleid, want in het dictum van de motie komt het woord design and construct niet eens voor. De discussie die over de motie is gevoerd, voor een belangrijk deel schriftelijk, middels enerzijds het begeleidend stuk van het DB, later gevolgd door een discussie in de commissie respectievelijk een e-mail van mij die ik aan de leden heb toegestuurd, respectievelijk uw brief van 18 september 2007, richt zich met name over wie is bevoegd tot wat. Dat is in feite de essentie. In de laatste brief schrijft u zelf, zoals ook in artikel 77 Waterschapswet staat vermeld, dat in principe de bevoegdheid tot het vaststellen van regels en beleid bij het AB berust, tenzij dat bijvoorbeeld door de provincie bij reglement anders is bepaald. De essentie van de reactie van het DB is: tenzij de provincie anders heeft bepaald. U drukt niet voor niets in uw brief van 18 september 2007 dat bewuste artikel 15 van het door Provinciale Staten vastgesteld reglement voor waterschap Brabantse Delta dik uit. Ik benadruk dat artikel 77 gaat over het vaststellen van regels en beleid. Wat wil nou het curieuze in uw reactie? In artikel 15 van het reglement voor het waterschap komen geen regels en beleid voor. Dat artikel 15 f strekt slechts tot de vaststelling van bestekken en het uitvoeren van de voorwaarden van aanbesteding van het waterschap. Strekt slechts tot de voorwaarden en aanbesteding. Dit is vanzelfsprekend een taak van het DB, want regels en beleid opstellen is een zaak van het AB en de uitvoering van de regels en van het beleid is aan het DB. Wat zijn nu eigenlijk de voorwaarden? Deze zijn bij aanbestedingen gericht op onder welke omstandigheden moeten offerten gedeponeerd worden. Voorwaarden kunnen zijn de kredietwaardigheid van degene die een offerte indient, de deskundigheid van degenen die een offerte indienen of de geschiedenis van degenen die een offerte indienen met betrekking tot ervaring met dergelijke objecten enzovoort. Ik betreur het zeer hoe het DB met artikel 77 van de Waterschapswet omgaat. U draait het in feite om. Feitelijk zegt u dat wanneer het AB het zich niet heeft voorbehouden, het een taak van het DB is. Ik ben daarover verbijsterd. Ik snap werkelijk niet hoe mensen met enige juridische achtergrond en ik veronderstel dat die dat hebben opgeschreven, dat op deze wijze verwoorden. Ik vind het ook jammer, want de essentie van het aanbestedingsbeleid en u zegt in een soort bijzin, ja, er is in dit land niet zo heel veel te bepalen. U schrijft zelf: terzake van aanbesteden heeft geen enkele overheid veel beleidsruimte. Nou, het tegendeel is waar.
-16-
Het enige waar wij ons aan moeten houden zijn de criteria voor een Europese aanbesteding. Alle andere vormen zijn min of meer vrijblijvend, zij het dat de rechter dat voor een deel beperkt, maar deze hebben wel degelijk beleidsruimte. Bijvoorbeeld de grens waarop wij vaststellen als AB wat mag onderhands met een inschrijver, wat mag onderhands met twee of drie inschrijvers, wat mag openbaar aanbesteed worden. Die grenzen mogen wij zelf als AB vaststellen. U claimt dat dit een bevoegdheid van het DB zou zijn, enkel en alleen op de omschrijving van de voorwaarden van aanbesteding, terwijl de wetgever in artikel 77 spreekt over regels van beleid. Voorzitter, u schrijft in uw brief dat het voor het DB geen halszaak is. Het is voor mij ook geen halszaak, maar ik zal verder stappen ondernemen in het proces van het hoeden van bevoegdheden van het AB. Ik heb vaak het gevoel dat wij als AB steeds verder op afstand worden gezet van wat er gebeurt. Ik ben best bereid te erkennen dat het hartstikke praktisch is wat het DB in haar wijsheid doet. Als bestuurder, deel uitmakend van het AB, moet men wel invloed blijven behouden op wat het DB beslist. Tijdens een regiocommissie werd min of meer gezegd dat er ergens een mededeling over gedaan is, dus enzovoorts. Maar ja, als het een curieuze zaak is kunt u het wel ter kennisneming brengen aan het AB en zelfs als het AB niet reageert, is dat niet wie zwijgt stemt toe, want het is slechts ter kennisname en het is geen beleid. Om te schetsen hoe afstand nemen wordt gecreëerd, een discussie over Volkerak zoet of zout vind ik van zo’n prominent belang dat dit in het AB besproken moet worden. Zelfs al zou het niet bij wet geregeld zijn in het aanbestedingsbeleid, vind ik het aanbestedingsbeleid van zulk groot belang, mede gezien de kwetsbaarheid van het aanbestedingsbeleid heeft. Ik hoef alle schandalen in dit land niet op volgorde te zetten en het aantal bestuurders dat sneuvelt op het aanbestedingsbeleid om aan die kwetsbaarheid grond te geven, dat hoort bij het AB zelf, zelfs als het wettelijk niet geregeld is. Maar als het wel wettelijk geregeld is zoals in dit geval, dan kunt u zich voorstellen dat ik de motie handhaaf zoals ingediend, want het dictum geeft aan om het aanbestedingsbeleid te bespreken in het AB. Ook als je kiest voor andere methoden zoals design and construct, zitten hier elementen in die verder reiken dan het aanbestedingsbeleid. Als je zegt, wij gaan die taak meer en meer uitbesteden, dan zeg je eigenlijk ook dat de samenstelling van het personeel wordt veranderd. Dat heeft personele gevolgen, dat zou je ook budgettair ter plaatse allemaal bij zo’n bespreking moeten betrekken, want dat hoort erbij. Zeker als categorie bedrijfsgebouwd waarbij wij de financiële gang van zaken behoeden, zijn dat belangrijke zaken. Ik handhaaf de motie zoals ingediend. Het dictum gaat enkel over de wens van ondergetekende en de indieners om het aanbestedingsbeleid te bespreken in de AB respectievelijk te komen tot een nieuwe vorm van aanbestedingsbeleid. De voorzitter: Ik zou het jammer vinden als het AB het gevoel heeft dat men op te grote afstand wordt geplaatst door het DB. Dit kan niet aan de orde zijn. Dat moet men met elkaar bewaken. Er is altijd wel een rolverdeling binnen een grote organisatie. Wij willen alle informatie en besluitvormingsmomenten aan het AB geven die daarbij horen. Wij constateren dat het DB de afgelopen drie jaar op basis van het provinciale reglement gewerkt heeft en dat het DB het aanbestedingsbeleid heeft geformuleerd en uitgevoerd. U heeft in de brief kunnen lezen hoe het DB dat beredeneerd heeft in de afgelopen drie jaar. Wij kunnen hier nu een hele discussie over voeren of kijken naar hoe men het in de toekomst doet. Het DB geeft twee richtingen aan, namelijk de nieuwe Waterschapswet verlangt dat al dit soort aspecten opnieuw worden heroverwogen. Wij zullen het komend jaar of uiterlijk aan het begin van de nieuwe bestuursperiode met het AB hierover een nieuwe discussie moeten voeren over wat wil het AB bij zich houden en wat laat men over aan het DB. We kunnen zeggen, we hebben hier drie jaar mee gewerkt en dat ene jaar overbruggen we wel en het komend jaar komt het op basis van de nieuwe Waterschapswet toch aan de orde en zullen wij daar met het nieuwe bestuur een discussie over voeren, al dan niet voorbereid door u als AB in deze bestuursperiode. Een andere mogelijkheid is dat het AB dat beleid nu alsnog wil vastleggen en draagt het DB op om binnen niet al te lange tijd met een voorstel te komen voor het aanbestedingsbeleid binnen dit waterschap. Met beide modellen kan het DB leven. Het gaat erom wat u wilt. Heeft de meerderheid een goed gevoel bij hoe het tot nu toe gelopen is en willen wij deze vier jaar daarmee doorgaan en in de nieuwe bestuursperiode een nieuw besluit nemen of zegt u: wij willen in het laatste jaar nog expliciet zelf bevestigen wat het aanbestedingsbeleid in het laatste jaar moet zijn. Twee modellen die bespreekbaar zijn voor het DB, nog los van het feit of de motie in stemming moet komen en aanvaard wordt. De heer Van den Broek: Zijn het twee modellen? Dat is mij niet duidelijk. In de tijd gezien hebben wij het over tussen nu en een halfjaar dat er toch een voorstel moet komen, want dit AB zal het af moeten kaarten. Het is één scenario. De voorzitter: De nieuwe Waterschapswet ligt er. Het is een keuze op zich of het huidige AB daar een uitspraak over doet in deze bestuursperiode of dat men het overlaat aan het nieuwe AB. Dan komt men op een half jaartje verschil. Wenst iemand het woord of kunnen we een keuze maken? De heer Van der Kallen: U zegt, het goede gevoel bij wat er is gebeurd. Ik had geen slecht gevoel bij wat er is gebeurd, maar nu heb ik dat wel. Dat is de essentie van wat ik zeg. Ik heb ontdekt dat u in mijn ogen niet naar de letter/geest van artikel 77 van de Waterschapswet hebt gehandeld met betrekking tot het aanbestedingsbeleid. Dat roept bij mij een andere vraag op, namelijk op welke andere punten worden regels en wetten niet goed uitgevoerd of heeft men een interpretatie die anders is dan die van ondergetekende? Ik ben op één ding heel gevoelig, namelijk de bevoegdheden die mij uit hoofde van mijn functie zijn aangereikt en ik ben ook heel gevoelig als het gaat over de interpretatie van de wet. Als je op het ene punt zegt: er staat wel dat het AB bevoegd is voor het stellen van regels en beleid en op het andere punt zegt, ja, maar op basis van de voorwaarden die de provincie aan aanbesteding stelt, vind ik dat het DB ook regels en beleid mag vaststellen, dat is voor mij een idee van ja, dat is een verkeerde houding van het DB. En als het DB op
-17-
dit punt een verkeerde houding heeft ten aanzien van zijn bevoegdheden, op welke andere punten hebben zij dat dan ook? Ik heb niet voor niets de discussie over Volkerak genoemd want iedereen die mij kent, weet dat ik daar een hele specifieke opvatting over heb en dat ik het van belang vind dat alle belangen bij de zoet/zout discussie worden meegewogen. Ik vind dat men dat soort majeure zaken die van groot belang zijn voor grote delen van de belangen die wij worden geacht te dienen voor onze ingezetenen maar ook voor de categorie ongebouwd, om die te wegen en daarin een balans te vinden. Ik vind dat het DB niet altijd een positie inneemt om dat onderwerp hier op tafel te leggen. Hetzelfde was de discussie over de geborgde zetels bijvoorbeeld. Bij andere waterschappen is bijna zonder uitzondering aan de AB’s van die waterschappen gevraagd van: welke positie moeten wij kiezen richting provincie als het gaat over de aantallen c.q. de verdeling van de aantallen geborgde zetels. Nee, ons waterschap, het DB, dacht dat zij dat zelf konden regelen en dat het wel even geregeld kon worden in een themavergadering zonder besluit. Wat doen wij als AB eigenlijk? Nu ik hier stuit op een duidelijk wettelijk kader dat zegt: dit is van het AB, dus niet van het DB, maak ik nu daar een punt van, maar ik zet het in een kader van totaal de beleving die ik ook op andere punten beleef dat het AB niet die rol krijgt toebedeeld door dit DB en wij hebben niet altijd de kennis over wat er speelt, die kennis moet van u komen, maar ook van uw instinct van wat is aan het AB. En dan zeg ik die afweging is niet altijd de afweging die ik als AB-lid graag zou zien. En als ik dan een wettelijke grond vind om daartegen te protesteren en die denk ik hier gevonden te hebben, dan doe ik dat. Ik vraag in deze de steun van het algemeen bestuur voor iets simpels als het bespreken van het klaarblijkelijk nieuwe aanbestedingsbeleid. Ik heb gezien de bestuurlijke verantwoordelijkheden de behoefte als AB op de strepen te staan en te zeggen: dit is een bevoegdheid die is toegekend aan het AB en niet aan het DB. Ik vraag hiervoor de steun van de organisatie om het nieuwe aanbestedingsbeleid te bespreken. Ik geef aan om te zeggen: we kiezen voor een duidelijk beleid, zodat in de toekomst duidelijk is wat een bevoegdheid is van het AB en wat van het DB. De heer Aertssen: Ik kan de heer Van der Kallen een heel eind volgen in zijn redenering die voor een groot deel steekhoudend is. Ik pleit ervoor om zo snel mogelijk het aanbestedingsbeleid in het AB aan de orde te stellen. Dan wordt de angel er uitgetrokken. Het moet toch gebeuren, dan kan het ook beter zo snel mogelijk, dan is het voor iedereen helder. Van der Kallen heeft gelijk als hij zegt, we moeten duidelijk zijn in onze bevoegdheden. De heer Hendrickx: Ik luister altijd graag naar Van der Kallen, maar misschien is hij in zijn vurigheid nu toch iets te ver gegaan. Wij vinden de verhouding tussen het AB en het DB goed. Het DB luistert ook naar wij wat hier naar voren brengen. Het gevoel van de heer Van der Kallen is niet dat van onze fractie. Het aanbesteden is uitvoeren en dat is specifiek een taak van het DB. Wij vinden ook dat het DB eigenlijk altijd juist gehandeld heeft. Er zijn geen zaken die niet kloppen. Als het AB wil discussiëren over het aanbestedingsbeleid, dan moet dat ook gebeuren. Bestaat hieraan behoefte op dit moment of is er aanleiding voor of wacht men op de nieuwe Waterschapswet, waarbij toch geregeld moet worden waar welke bevoegdheden liggen. Onze fractie wil wachten op de nieuwe Waterschapswet om dit dan goed te regelen wie welke bevoegdheid heeft en nog een keer discussiëren over dit onderwerp. De heer Huijssoon: Het is nu een welles-nietes discussie geworden. Ik weet nog steeds niet of Van der Kallen de motie indient. De voorzitter zegt dat het niet de bedoeling is van het DB om het AB op afstand te zetten. Die tijd is voorbij. Wij hebben twee of drie jaar moeten knokken voor inzage in de besluitenlijsten van het DB. Dat inzicht is er nu wel, al is het wel eens te laat. Wij kunnen leven met uw toezegging om dit allemaal te bekijken bij de invoering van de nieuwe Waterschapswet. De heer Van der Kallen spreekt in zijn motie over de concurrentie en de regionale werkgelegenheid. Ik denk dat in de aanbestedingsnota ook geregeld is de omgang met regionale inschrijvers. Het is het artikel dat aansluit op paragraaf 4.3.4 waar dan gesproken wordt over innovatief aanbesteden. Ik denk dat de omgang met regionale inschrijvers goed gebeurt. Elk jaar evalueren wij. er is elk jaar contact met regionale aannemers. Als er problemen zouden zijn met design and construct, dan zullen de aannemers hier zeker op terugkomen. Ik weet niet of de motie wel of niet wordt ingediend, dus ik weet nog niet of wij deze wel of niet moeten steunen. Als deze wel wordt ingediend, zal ik een stemverklaring afleggen. De heer Van der Kallen: Ik houd de motie overeind. De voorzitter: Er zijn drie modellen: één is de motie van de heer Van der Kallen, twee: in deze bestuursperiode afspraken maken over het aanbestedingsbeleid of drie: we wachten op de volgende bestuursperiode na invoering van de nieuwe Waterschapswet om de bevoegdheden opnieuw vast te leggen. Het is aan het AB de keus te maken. Het DB verzet zich tegen geen van de modellen. De voorzitter: Ik schors de vergadering voor een paar minuten. De voorzitter: De vergadering is heropend. De motie wordt in stemming gebracht. Ik stel voor door handopsteken de motie van Van der Kallen aan de orde te stellen. Wie is voor de motie van Van der Kallen? Er zijn 16 stemmen tegen en 8 voor, de motie is verworpen. Wenst het AB voor het laatste jaar het aanbestedingsbeleid te bevestigen? Hiervoor is een meerderheid. Er komt een voorstel naar het AB.
Besloten: Het AB verwerpt de motie Van der Kallen inzake Design and Construct en draagt het DB op in de komende AB-vergadering het huidige aanbestedingsbeleid ter vaststelling voor te leggen.
-18-
28a Salarissen bestuur Waterschapsbank Mevrouw Spronk: Ik licht de motie toe mede namens de heren De Boer, Bruurs en Jongevos. Er is veel maatschappelijke onrust over de opvallend hoge salarissen in het bedrijfsleven en in de publieke sector. Hier valt ook de directievoorzitter van de Waterschapsbank onder. Hij staat zelfs in de top tien van de best betaalde bestuurders in de publieke sector. Deze maatschappelijke onrust was voor het waterschap Aa en Maas, het algemeen bestuur, de aanleiding om het DB te verzoeken om op de aandeelhoudersvergadering van de Waterschapsbank de bezoldiging te wijzigen en dit niet hoger te laten zijn dan dat van de ministerpresident. Inmiddels is die motie door Aa en Maas unaniem aangenomen en ook waterschap De Dommel heeft zich hierover gebogen en wil de bezoldiging laten matigen. Ook andere waterschappen zijn hiermee bezig, bijvoorbeeld Hollandse Delta en Delfland en mogelijk ook nog anderen in het land. Nadat ik van veel collega-bestuurders een positieve reactie heb gekregen, heb ik de feiten onderzocht. Reeds in 2005 heeft minister Zalm namens de staat die voor 17% aandeelhouder is van de Waterschapsbank, een duidelijk signaal afgegeven dat hij het niet eens was met de hoogte van het salaris en weigerde hij akkoord te gaan met het beloningsbeleid. De overige aandeelhouders, de waterschappen, zijn er wel mee akkoord gegaan. Minister Zalm heeft per brief aangegeven dat het beloningsbeleid van de Waterschapsbank niet overeenstemt met de code Tabaksblat, de code die gehanteerd wordt voor staatsdeelnemingen. Hij heeft verzocht aan de waterschappen hier aandacht aan te besteden. In het jaarverslag heb ik gevonden dat sindsdien het basissalaris van de directievoorzitter is bevroren op 317.000 euro. Het variabele deel is echter verdubbeld van 54.000 naar 104.000 euro per jaar. Inmiddels is er ook het advies van de commissie Dijkstal. Het is verrassend dat de Waterschapsbank niet voorkomt op de lijst van organisaties die tot de semipublieke sector behoren. Dit betekent dat op grond van de commissie Dijkstal de hoogte van het salaris op basis van de minister-president niet afgedwongen kan worden. Voor de Waterschapsbank geldt alleen de code Tabaksblat en de maatschappelijke onrust. Er is een ongezonde relatie tussen het inkomen aan de top en daaronder. Een paar zaken op een rij. De Waterschapsbank is een bank van en voor de publieke sector met een vaste klantenkring, zoals waterschappen, gemeenten en aan de overheid gelieerde instanties zoals sociale woningbouw, onderwijsinstellingen en zorginstellingen. De bank concurreert niet op een open markt, in die zin dat zij zich niet hoeft te bewijzen in die markt. Tevens zijn de aandelen niet verhandelbaar op de beurs. De Waterschapsbank is een kleine organisatie met 34 medewerkers en drie directieleden. Het is de vraag of dit in verhouding met elkaar staat. De drie directieleden ontvingen in 2006 respectievelijk 523.000, 408.000 en 397.000 euro. Voorzitter, het kan niet zo zijn dat de waterschappen alles doen om efficiënt en effectief tegen zo laag mogelijke kosten te werken, terwijl het salaris van de top van de Waterschapsbank extreem de pan uitrijst. De salarissen van de voorzitter en de directieleden zijn extreem hoog en maatschappelijk niet verantwoord. Wij verzoeken u op de eerstvolgende aandeelhoudersvergadering of zoveel eerder als mogelijk een motie in te dienen om de bezoldiging van de directie te matigen en niet hoger te laten zijn dan dat van de minister-president. Volgend jaar gaat de huidige voorzitter met pensioen en vermoedelijk niet lang daarna zal een tweede directielid ook met pensioen gaan. De eerste heeft als geboortejaar 1945 en de tweede 1948, dus ook dat zal spoedig volgen. Al dan niet toevallig wel een perfect moment om zonder al teveel juridische en financiële consequenties het salarisbeleid voor de top van de Waterschapsbank rigoureus te wijzigen. De voorzitter: Het DB voelt nadrukkelijk mee met wat maatschappelijk in debat is, dat kennelijk in de top van het bedrijfsleven men hier en daar doorschiet met vergoedingen. Het DB heeft daarbij hetzelfde gevoel. Wij vinden het niet handig deze motie met deze tekst aan te gaan nemen. Ik gebruik dezelfde elementen als die u gebruikt bij de onderbouwing. Het maatschappelijk gevoelen is er. Aan de andere kant constateren wij dat de bank uitstekend functioneert. Naast het jaarlijkse dividend ontvangen de aandeelhouders een behoorlijk extra dividend omdat het goed gaat in een overigens volstrekt commerciële harde bankwereld. De aandeelhouders zijn wel overheidsinstellingen en de aandelen kunnen alleen binnen die overheden gewisseld worden, maar het functioneren van de bank is in een harde bankwereld, die even concurrerend is als voor overige banken. Neem onszelf, onlangs hebben wij een grote lening gesloten bij een andere bank dan de Waterschapsbank. Dag in dag uit moeten zij concurreren om geld binnen te halen en scherpe offertes maken. Ondanks dat functioneert de bank voortvarend. De code Tabaksblatt: wij hebben ons laten overtuigen dat de directie wel degelijk werkt binnen deze code. De commissie Dijkstal is blijkbaar tot de conclusie gekomen op basis van gegevenheden dat het hier om een commerciële instelling gaat en niet om een overheidsinstelling, waarbij het niet aan de orde is in het kader van vergoedingen dit in te passen in de lijn zoals voor overheden geldt. U heeft zelf ook aangegeven dat een half jaar geleden er een heroverweging heeft plaatsgevonden en hebben de aandeelhouders de raad van commissarissen opgedragen hier nadrukkelijk naar te kijken. Die zijn met voorstellen gekomen en binnen de voorstellen wordt nu uitdrukkelijk gewerkt. Er heeft een afbakening plaatsgevonden. Wij kunnen moeilijk beoordelen of er een directie is te werven die het werk goed kan doen binnen de miljardenstromen als zij worden beloond met een salaris op het niveau van de minister-president. Daar moet je voorzichtig mee zijn. Wel kunnen wij het signaal afgeven om te matigen, laten wij de kritische grens zoeken. Als de laatste regel van de motie weggelaten wordt, is deze beter hanteerbaar. Het DB ontraadt de motie. Men wil wel het signaal doorgeven van matiging in algemene zin. Formeel stel ik u namens het DB voor deze motie niet over te nemen. Mevrouw Spronk: Dankzij de steun van zeer velen gaan wij een punt zetten achter matigen en vervalt de laatste regel. De voorzitter: Ik begrijp dat de indienster en haar medeondertekenaars de laatste regel laten vervallen en de motie in stemming brengen. De DB-leden kunnen goed overweg met het besluit. Kunnen wij ons
-19-
concentreren op het besluit en dit aanpassen met”verzoekt het DB” en de tekst van het bolletje, exclusief de laatste regel, is dan de opdracht die wordt verleend. Zullen wij met handopsteken kijken naar het nieuwe voorstel wie deze motie steunt? De meerderheid is voor, de motie is aangenomen. Besloten: het AB neemt de geamendeerde motie Spronk inzake salarisstructuur Nederlandse Waterschapsbank aan inhoudende dat: Verzoekt het DB tijdens de komende aandeelhoudersvergadering van de Nederlandse Waterschapsbank NV of zoveel eerder als mogelijk, bij motie het voorstel wordt gedaan om zodra mogelijk, doch in ieder geval bij een personele wisseling in de directie, de bezoldiging van de directie van de Nederlandse Waterschapsbank NV te matigen. 29. Rondvraag De heer Van der Burg: Ik maak mij regelmatig zorgen als ik voorstellen zie met de eufemistische aanduiding het aanleggen van natte natuurparels. Het zijn toch zompige moerassen. Je ziet op Schiermonnikoog een muggenplaag, op de Veluwe is een knuttenplaag. Dit is een kleine mug die blauwtong overbrengt en die paarden vreselijk bijt zodat deze jeuk krijgen. De kans op malaria wordt er weer groter door, ook door het warme klimaat. Ik vraag u en ook ongebouwd erop te letten om niet terug te gaan naar het verleden, want die moerassen zijn niet voor niets drooggelegd. Straks wordt de provincie Brabant ook vergeven van de muggen. Ik wil u verzoeken het aanleggen van natte natuurparels te matigen. Het tweede punt is dat ik door de achterban ben gevraagd hoe het kan dat het waterschap 800.000 euro uitgeeft voor het restaureren van een oude molen die op instorten stond. Dat is niet de taak van het waterschap, dat is namelijk droge voeten en veilige dijken en niet het restaureren van een oude molen. Dit is een soort hobbyisme dat vermeden moet worden. De voorzitter: De natte natuurparels worden uitgevoerd in opdracht van de provincie. Daar moet vooral Provinciale Staten iets van vinden als dit wijziging behoeft. Ik ken het getal van 800.000 euro niet. De heer Van der Burg: Ik zal mijn achterban informeren. Tevens zal ik de provincie benaderen over de natte natuurparels. De heer Wijnen: In de vorige AB-vergadering heb ik geklaagd over de wateroverlast in de streek. U bent gaan kijken, dank daarvoor. Dan hebt u zelf kunnen zien wat er gaande is. Ik heb de vragen en antwoorden van u doorgenomen met de commissie B en O. Ik verzoek u dit onderwerp op de agenda te plaatsen van de eerstvolgende commissievergadering B en O. De voorzitter: Wij willen dit vraagstuk verbreden. Er wordt gewerkt aan een knelpuntenkaart. Er wordt intensief overleg gepleegd met de afdelingen van de ZLTO die het aangaat en we willen van grof naar fijn komen tot een voorstel voor wijzigingen. Ik stel voor dat proces dominant te laten zijn en niet tussendoor individuele vragen hierover mee te nemen, want dat leidt af van het hoofdproces. Dat neemt niet weg dat wij evenzeer zoeken naar oplossingen, maar laten wij dit vanuit de totale aanpak doen. De heer Wijnen: Wij zijn blij met de knelpuntenanalyse die 4 november besproken wordt. De doelstelling is hetzelfde, zowel van het waterschap als van de commissie. Er moet duidelijk gesproken worden over wat wel en wat niet kan en over het wensenpakket van de agrarische sector. De voorzitter: Dat gebeurt compleet, maar op basis van de totale problematiek maar niet op basis van specifieke vragen. Wij zullen u over het grote proces rapporteren. De heer Van Osch: Ik bedank u voor de leerzame ochtend. Ik heb een vraag over de behandeling van agendapunt 14. Op grond waarvan heeft u of het DB een geamendeerde motie in stemming gebracht? Was het een motie van het DB of was het een motie van het DB met instemming van de fractie ongebouwd of was het een amendement op uw eigen voorstel? De voorzitter: Ik neem als voorzitter de vrijheid te komen tot een adequate besluitvorming. Elk voorstel wat daartoe dient kan ons helpen. Dat is hier aan de orde. De heer Van den Broek: Op 21 september jl. heb ik deelgenomen aan een excursie van de Brabantse Delta. Mijn complimenten voor de inhoud hiervan. Deze had een hoog educatief gehalte. De heer Aertssen: In uw brief van 19 september jl. staat onder ad 4 dat u een zienswijze gaat indienen bij de provincie in de kwestie rond geborgde zekerheid. Doet u dit namens het DB of namens het AB inclusief het DB? Het zou kunnen zijn dat er binnen het AB verschil van inzicht bestaat over dit onderwerp. Het is ons bekend dat het DB daar een andere mening over heeft. Kunnen wij een afschrift krijgen van de zienswijze? De voorzitter: Wij gaan ervan uit dat het DB een zienswijze indient consistent met het voorgaande. U ontvangt daarvan een afschrift.
-20-
De heer Van Riet: U zegt consistent met de eerdere zienswijze. Eerder is uitgesproken dat de uitkomst van de zienswijze niet democratisch was en ook de voorbereiding vonden wij slecht. Steeds hebben wij gepleit voor meer dan één geborgde zetel voor natuurvertegenwoordigers. Ik zie dat in het waterschap De Dommel inderdaad twee geborgde zetels aan de natuur is toegewezen. De vraag is of dat een reden is voor ons waterschap om het eerdere standpunt te verbreden zodat ook de natuur meer evenwichtig vertegenwoordigd wordt in de groep geborgde zetels. Er zijn weer de nodige klachten over het slechte beheer van de toegang tot de Strijbeekse Beek, waardoor men daar gaat motorcrossen. Dat lijkt mij niet nodig, want Staatsbosbeheer die iets dergelijks in beheer heeft, doet dat naar wat ik hoor, wel uitstekend. Misschien is dit een reden daar eens te gaan kijken. Er ligt blijkbaar een management probleem rond de Strijbeekse Beek. Of het om onkunde of onwil gaat van de mensen die daarbij betrokken zijn, dat weet ik niet, maar het management moet dit oplossen. De voorzitter: Het DB heeft strikt vanuit de wetgeving geredeneerd. Hierin staat dat het college van GS het dagelijks bestuur van het waterschap consulteert in het artikel 3 en artikel 4-overleg. Dat hebben wij redelijk letterlijk genomen inderdaad. Wij hebben het thema-AB benut om de diverse standpunten van de AB-leden te inventariseren. Het DB heeft vervolgens in het artikel 3 en artikel 4-overleg gepleit voor negen geborgde zetels in de verhouding 4-4-1. Het DB vindt nu als sluitstuk dat zij een zienswijze moet indienen nu GS uiteindelijk gaat voor 4-3-1 in plaats van 4-4-1, dat is consistent en helder voor eenieder. Om aan het sluitstuk plotseling als DB op te gaan voeren twee zetels voor natuur lijkt ons ongeloofwaardig. Bij mijn weten heeft u een eerdere poging gedaan om draagvlak te krijgen voor uw standpunt binnen het AB. Die discussie is afgerond. Ik stel voor dat het DB deze zienswijze op deze manier indient. Uw tweede punt, het is lastig als één persoon in het veld meent dat er iets niet goed gaat. Wij hebben ons als DB ervan laten overtuigen dat er niets aan de hand is op dit moment. De heer Van der Kallen: Nu men moet gaan nadenken over details bij Bouvigne, wil ik het DB aandacht vragen voor de zwaluw, de oeverzwaluw, de huis- en de gierzwaluw. Een kleine uitstekende richel in de stenen kan al een positieve uitwerking hebben. Dan laten wij ook aan de omgeving zien dat wij oog voor de omgeving hebben. Ik verzoek u dit mee te nemen. De waterschappen De Dommel en Brabant Water hebben een soort innovatieplatform voor watertechnologie opgericht met als oogmerk om waterkennis in geld om te zetten. Ook Philips heeft aangegeven daar in mee te doen. Ik mis mijn waterschap. Zijn wij niet uitgenodigd? Wat is de positie van het DB als het gaat om deelname aan dit soort op kennis gerichte innovatieplatforms die ook nog een commercieel doel nastreven, want kennis die je hebt mag je proberen in klinkende munt ten behoeve van het waterschap om te zetten. De voorzitter: Bij mijn weten heeft het AB bij het vaststellen van het eerdere definitief ontwerp uitgesproken welke duurzaamheidaspecten men wilde meenemen zoals cederdak en dat soort zaken. Bij mijn weten zijn voorzieningen voor zwaluwen afgevallen. Wij nemen dit mee als aandachtspunt voor het tweede ontwerp zonder daarin toezeggingen te kunnen doen. Over de tweede opmerking verwijs ik naar de notitie maatschappelijk verantwoord ondernemen zoals daar straks door u is vastgesteld. Het meedoen aan trajecten rondom vermarkting van waterkennis, ontwikkeling op het terrein van water en gezondheid is op zich een onderwerp dat door ons serieus genomen moet worden. Wij zijn regelmatig op de hoogte gesteld door Brabant Water en De Dommel van het traject dat zij doorlopen. Er zit een zekere uitnodiging in om mee te doen. Wij moeten ons beraden of het zinvol is en of het waarde heeft. Het DB verzet zich hier ten principale niet tegen. Totnogtoe is het er niet van gekomen. 30. Sluiting De voorzitter: Hiermee sluit ik de vergadering om 13.00 uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 5 december 2007. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-21-
Actielijst algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta Uit vergadering
Actie
Tijdstip
AB 4 april 2007
Lijstje met nog openstaande beslispunten voor het AB die voortvloeien uit de nieuwe Waterschapswet en daarmee samenhangende regelgeving toezenden aan de AB-leden.
Meteen zodra voorhanden Loopt (thema AB 15 november 2007) AB 5 december 2007
AB 4 april 2007
Geen standpunt inbrengen bij de Unie van waterschappen over het rapport Financiering primaire waterkeringen (commissie Vellinga) vóórdat dit een AB is behandeld.
AB 27 juni 2007
Adviesnota aan AB inzake de houding van het waterschap in het kader van recreatieve ontwikkelingen en voorzieningen waaronder recreatief medegebruik waterschapseigendommen
AB 27 juni 2007
Mededeling inzake evaluatie / stand van zaken Watertoets waarbij AB 5 december naast de relatie met gemeenten ook wordt ingegaan op de relatie met 2007 provincie Afgehandeld
AB 3 oktober 2007
Mededeling inzake de criteria over het gebruik van de post Onvoorzien op de Begroting.
AB 5 december 2007
AB 3 oktober 2007
Terugmelding uit het DB over het stellen van een deadline inzake het investeringsvoorstel van de SNB voor een 5e lijn.
AB 5 december 2007 Afgehandeld
AB 3 oktober 2007
Afschrift van de zienswijze van het DB over de geborgde zetels aan AB-leden.
Na verzending Afgehandeld
AB april 2008 Loopt
Nummer : *07I002844* Barcode : *07I002844* Mededeling 3a voor het algemeen bestuur van 5 december 2007 Onderwerp: stuwen Bovenmark De Bovenmark heeft nog 2 stuwen, die een barrière vormen voor optrekkende vis. Dit zijn de stuw Galder en de stuw Blauwe kamer. Zodra voldoende (EHS-)grond beschikbaar is wordt het Markdal ingericht voor natuurontwikkeling (natte natuurparel) en waterberging. De Bovenmark krijgt dan een natuurlijker profiel (ondieper en meer meanders). De beide stuwen komen dan te vervallen. Zie in dit verband ook de Integrale Gebiedsanalyse Bovenmark van juli 2007. Op basis van het recent vastgestelde aankoopplan “Ulvenhout-Galder” zijn de verwachtingen ten aanzien van de grondverwerving hoog gespannen. Het scala aan instrumenten wat ingezet kan worden om gronden beschikbaar te krijgen, is aanzienlijk groter dan in het verleden. Passieve aanbodgestuurde grondverwerving is inmiddels vervangen door een actieve vraaggestuurde aanpak. In haar vergadering van 18 september 2007, heeft het DB daarom besloten om nú geen tijdelijke voorzieningen te treffen om de 2 stuwen in de Bovenmark vispasseerbaar te maken. Dergelijke voorzieningen leiden immers tot desinvesteringen (minimaal € 150.000,- per stuw). Het voornemen is vooralsnog om de Mark vispasseerbaar te maken op het moment dat voldoende gronden beschikbaar zijn voor een integrale herinrichting van het hele Markdal. Vanuit het waterschap wordt tussentijds een voortvarende aanpak bepleit in de richting van de provincie met betrekking tot de uitvoering van het aankoopplan. Begin 2009 wordt het DB geïnformeerd over de vorderingen op het gebied van grondverwerving in het Markdal en vindt, indien de verwachtingen ten aanzien van de grondaankopen onvoldoende waargemaakt worden, een heroverweging plaats van dit besluit.
Nummer : *07I002900* Barcode : *07I002900* Mededeling 3b voor het algemeen bestuur van 5 december 2007 Onderwerp: watersysteemrapportage (voorheen jaarverslag) Inleiding In het verleden rapporteerde het waterschap periodiek de resultaten van de monitoring op het gebied van waterkwaliteit en waterkwantiteit in een (papieren) jaarverslag. Om te toetsen of dit jaarverslag afdoende voorziet in de informatiebehoefte is begin 2007 een interne en externe evaluatie uitgevoerd. Dit klantenoverleg is gevoerd met een drietal gemeenten, de provincie, de BMF, Brabant Water en vertegenwoordigers van het DB en AB. Uit dit klantenoverleg kwam naar voren dat er behoefte was aan een watersysteemrapportage met de volgende doelstelling: x een beeld geven van de samenhang en de werkzaamheden van de verschillende afdelingen die werken aan het watersysteem; x uitstralen dat het waterschap de waterautoriteit is in West-Brabant; x gegevens moeten up tot date zijn en snel toegankelijk. Resultaat Het resultaat van het bovenstaande wordt 16 november 2007 gepubliceerd op de internetpagina van het waterschap. Door te kiezen voor een website wordt tegemoet gekomen aan de wens om het verslag snel, toegankelijk en correct weer te kunnen geven. Om de samenhang tussen de werkzaamheden van de verschillende afdelingen weer te geven is de rapportage opgezet volgens de Deming-cirkel (plan-do-check-act). x plan: geeft inzicht in de te bereiken doelen op Europees, Rijks en waterschapsniveau; x do: laat zien welke maatregelen genomen zijn om de doelen te bereiken; x check: geeft inzicht in hoeverre de doelen al of niet bereikt zijn; x act: geeft acties aan die ondernomen moeten worden als de doelen niet bereikt zijn.
Nummer : *07I002899* Barcode : *07I002899* Mededeling 3c voor het algemeen bestuur van 5 december 2007 Onderwerp: stand van zaken watertoets Aanleiding In de vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007 werd in de rondvraag gevraagd naar de stand van zaken wat betreft de watertoets. Naar aanleiding van een passage in een managementrapportage over een jaarlijkse evaluatie van het verloop van de watertoets door de waterbeheerders, werd gevraagd of dit een landelijke evaluatie betrof. Tevens werd geconstateerd dat niet alle opmerkingen van het waterschap door gemeenten gehonoreerd worden en dat het waterschap dan de durf moet hebben om dan naar de provincie te gaan. Gevraagd werd naar de resultaten van de evaluatie met de gemeenten en vooral een evaluatie met de provincie. Het dagelijks bestuur heeft in reactie daarop deze mededeling toegezegd. Evaluatie watertoets met de gemeenten De passage in de managementrapportage die aanleiding was voor de vraag ging over de medewerkers van het eigen waterschap die in het kader van de watertoets regulier overleg met gemeenten voeren, naast het reguliere relatiebeheer met gemeenten. Het doel van een regulier watertoetsoverleg is voortijdig op de hoogte te zijn van ruimtelijke initiatieven en vroegtijdig bij de ruimtelijke planvorming betrokken te zijn. Het is daarbij gebruikelijk eens per jaar na te gaan of deze contacten procesmatig goed verlopen en als er zaken niet goed gaan, na te gaan hoe dat komt en hoe het beter kan. Het verloop van watertoetsen is een terugkerend agendapunt bij de reguliere bestuurlijke overleggen tussen het waterschapsbestuur en de colleges van de gemeenten. Daarnaast worden bestuurlijke overleggen aangegrepen om specifieke plannen te bespreken als daar specifieke bestuurlijke aandacht nodig is. Het beeld is dat over het algemeen de watertoets goed verloopt, mede door de reguliere overleggen. In de praktijk is het daarom de afgelopen jaren maar een paar keer voorgekomen dat een ruimtelijk plan bestuurlijk aan de orde is gesteld. Het goed verlopen van het watertoetsproces wil echter niet zeggen dat altijd alle aspecten die het waterschap aandraagt gehonoreerd worden in het bestemmingsplan. Ten eerste vindt bij het vaststellen van bestemmingsplan een brede belangenafweging plaats. Het uiteindelijke besluit over hoe het wateradvies van het waterschap doorwerkt in het bestemmingsplan wordt genomen door de gemeenteraad. Bij die besluitvorming speelt de realiseerbaarheid van het plan een zeer belangrijke rol, ook wat betreft de wateraspecten. Ten tweede beperkt een bestemmingsplan zich tot ruimtelijk relevante aspecten. Verschillende wateraspecten hebben niet altijd ruimtelijke consequenties. Deze aspecten werken daarom niet rechtstreeks door in een bestemmingsplan, maar in andere plannen zoals bijvoorbeeld het gemeentelijk rioleringsplan. Indien een gemeenteraad besluit om ondanks twijfels over de realiseerbaarheid een bestemmingsplan toch vast te stellen, neemt de gemeenteraad daarmee ook de verantwoordelijkheid op zich voor de correcte uitvoering van het plan. Het waterschap mag conform de watertoets een gemeente daarop aanspreken en zal dat ook doen. Daarnaast kan het waterschap na het doorlopen van de watertoets nog de reguliere juridische wegen benutten door het indienen van een zienswijze, bezwaar maken en beroep aantekenen. Onder de huidige Wet op de ruimtelijke ordening heeft het college van Gedeputeerde Staten een goedkeurende bevoegdheid. Ieder bestemmingsplan moet worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Voordat daarover een besluit genomen wordt, wordt eerst advies ingewonnen bij de Provinciale Planologische Commissie. Daarin zijn ook de waterschappen vertegenwoordigd. Het waterschap stelt daar ambtelijk zaken aan de orde als dat nodig is. De praktijk is dat het waterschap slechts een paar keer per jaar een opmerking hoeft te maken in de PPC en dat die opmerkingen vrijwel altijd één op één worden opgenomen in het PPCadvies. Bovendien is het in Brabant gebruikelijk dat gemeenten al vroeger in het planvormingsproces aan de hand van een voorontwerp bestemmingsplan een eerste voorlopig advies vragen aan de PPC. Daarmee wordt voorkomen dat de gemeente bij het formele PPC-advies helemaal achteraan in de procedure voor verrassingen komt te staan. In bijna alle gevallen worden problemen al in dat eerste voorlopige advies vanwege opmerkingen van het waterschap opgenomen en daardoor nog opgelost. Een gemeente weet immers dat als die opmerkingen genegeerd worden, dit bij het latere formele PPC-advies leidt tot een advies
tot onthouding van goedkeuring. Daarbij is de praktijk van de afgelopen jaren dat gedeputeerde staten in hun goedkeuringsbesluit zelden afwijken van het PPC-advies. Controle op de uitvoering van watertoetsmaatregelen De watertoets is primair bedoeld om waterhuishoudkundige aspecten op een goede manier af te wegen in ruimtelijke plannen, waarbij het uiteindelijk gaat om de bestemmingen in het bestemmingsplan. In de watertoets worden tevens allerlei maatregelen afgesproken die niet doorwerken in de bestemmingen en voorschriften. Het waterschap heeft echter nog andere instrumenten om de naleving van gemaakte afspraken te bewaken. Allereerst zijn voor ingrepen in het watersysteem keurontheffingen nodig waar het waterschap voorwaarden aan kan verbinden en die gehandhaafd kunnen worden. Daarnaast kan het waterschap ook nog gebruik maken van haar bevoegdheden op het gebied van de Wvo, de aansluiting op de RWZI, de adviesrol bij de GRP, maar ook de stedelijke wateropgave en de OAS. In het project ‘stroomlijnen bedrijfsprocessen’ is gebleken dat juist de controle op de uitvoering van de verleende vergunningen en ontheffingen in de huidige situatie niet optimaal is. Controle vindt vooral steekproefsgewijs plaats. Hierbij worden overigens nauwelijks tekortkomingen geconstateerd. Hierdoor komt het in de praktijk zelden voor dat het waterschap handhavend optreedt richting een gemeente. Momenteel worden verbeteracties geformuleerd en ingevoerd om de controle op peil te brengen. Daarnaast speelt dat voor een deel van de handhaving (gerelateerd aan de basisinspanning) is besloten deze voorlopig uit te stellen tot na de afronding van de OAS. Evaluatie watertoets met de provincie en andere partijen Zoals er regulier overleg is met de gemeenten, is er ook regulier overleg (werkgroep watertoets) tussen de waterschappen, Rijkswaterstaat, waterbedrijven en de provincie op het gebied van de watertoets. De provincie is vanuit twee disciplines in dat overleg aanwezig, namelijk als bevoegd gezag ruimtelijke ordening en als waterbeheerder (grondwater). Het doel van dat overleg is enerzijds het bijhouden van ontwikkelingen en het maken van onderlinge werkafspraken, maar ook de continue bewaking en evaluatie van de watertoetsen en de opstelling van de provincie als toezichthouder. Ook hier is het beeld dat de watertoets op dit moment in het algemeen goed verloopt. Indien er toch bestuurlijke aspecten besproken moeten worden, kan dit in de reguliere overleggen tussen de Noord-Brabantse Waterschapsbond en Gedeputeerde Staten. In de praktijk is dit de afgelopen jaren niet voorgekomen. Conclusie De watertoets verloopt in het algemeen goed en het waterschap neemt waar nodig haar bestuurlijke verantwoordelijkheid en gaat daarbij het inschakelen van de provincie niet uit de weg. De controle van de correcte uitvoering van verleende ontheffingen en vergunningen schiet nog wel te kort.
-2-
Agendapunt 4a
Bijlage bij agendapunt 4a
Agendapunt 4c
Aan de waterschappen die aandeelhouder zijn van de Nederlandse Waterschapsbank
Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Barcode: Behandeld door: Doorkiesnummer: Datum : Verzenddatum :
*07U007421*
*07U007421* de heer mr. A. Merks 076 564 1062 26 oktober 2007 30 oktober 2007
Onderwerp: motie inzake bezoldiging voorzitter/directie Nederlandse Waterschapsbank Geachte heer, mevrouw, In de vergadering van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta is op 3 oktober jl. een motie ingediend. In deze met grote meerderheid door het algemeen bestuur aangenomen motie, wordt het dagelijks bestuur gevraagd tijdens de komende aandeelhoudersvergadering van de Nederlandse Waterschapsbank NV of zoveel eerder als mogelijk, bij motie het voorstel te doen om zodra mogelijk, doch in ieder geval bij een personele wisseling in de directie, de bezoldiging van de directie van de Nederlandse Waterschapsbank NV te matigen. Aan de directie van de Nederlandse Waterschapsbank is gevraagd dit onderwerp voor de eerstkomende aandeelhoudersvergadering te agenderen. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Agendapunt 4d
N.V. Slibverwerking Noord-Brabant De heer M. Lefferts, directeur Postbus 72 4780 AB MOERDIJK
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Barcode
: : : *07U007412* :
Behandeld door Doorkiesnummer Datum Verzenddatum
: : : :
*07U007412* de heer L. van den Broek 076 564 12 44 23 oktober 2007 30 oktober 2007
Onderwerp: 5e lijn SNB Geachte heer Lefferts, In de vergadering van ons algemeen bestuur van 3 oktober 2007 is gesproken over de mogelijke uitbreiding van de SNB met een 5e lijn. Dit naar aanleiding van een passage in het jaarverslag 2006 van de SNB en een door u toegestuurde notitie over de stand van zaken. Er is inmiddels een geruime periode verstreken na de voorwaardelijke instemming met het investeringsvoorstel (april 2006). De actuele situatie is dat nog niet voldaan kan worden aan alle randvoorwaarden en daarmee de realisatie van een 5e lijn op korte termijn niet aan de orde is. Ons algemeen bestuur heeft gesproken over het stellen van een deadline aan de SNB om te komen tot invulling van de randvoorwaarden. Toegezegd is dit in te brengen in de eerstkomende Aandeelhoudersvergadering van de SNB op 26 november 2007 en de SNB daarin te verzoeken om een concrete deadline aan te geven. Hierbij doen wij u dan ook het verzoek dit te agenderen voor de genoemde Aandeelhoudersvergadering bij de bespreking van de voortgang met betrekking tot de 5e lijn.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Agendapunt 5a
BESPREKINGSVERSLAG Nummer
:
07I002662
Betreft
:
extra overleg regiocommissie midden
Datum
:
15 augustus 2007
Plaats
:
kantoor Ulvenhout
Aanwezig
:
Afwezig
:
de dames J.H.C. Dielissen, M.L.P.L. Knipscheer en S. Schokker en de heren J.B.A. de Beer, P.N.M. Hendrickx, M.A.J. van Koulil, J.C.M.M. Pijs en H. Schep Gasten: H. Blaas, P. Janssen, W. de Vries en M. Waaijers de heren E.C. Baartmans, D.H. van Bruggen, T.C.E. Hendriks, C.A.J. Jochems, H.H. Reininga en E. Tilborgs Mieke Peeters
Opgesteld door : Kopie aan
:
aan- en afwezigen, mevrouw J.L.C.M. Genet-Flipsen, de heren L.C.M. van den Broek (concernstaf), J.P. van Hal, A.P. Lambregts, E. Pompe, J.S.A.S. Rombouts en RAB
1.
Opening en Mededelingen De voorzitter, mevrouw Dielissen, opent om 16:00 uur deze extra vergadering van de regiocommissie en heet de aanwezigen van harte welkom. Een bericht van verhindering is binnengekomen van de heren Baartmans, Van Bruggen, Hendriks, Jochems, Reininga en Tilborghs. Als gevolg van het feit dat er een nieuwe bestuursroute is afgesproken over inrichtingsplannen worden deze tussentijds aan de regiocommissie voorgelegd ter advisering. In het vervolg zullen dergelijke plannen meelopen met de reguliere vergaderingen. De projectmanagers zijn aanwezig voor toelichting bij de betreffende inrichtingsplannen.
2.
Mededelingen Er zijn geen mededelingen.
3.
Project Hazenmeren/Langematen fase 1 De regiocommissie wordt advies gevraagd over het definitief ontwerp voor het project “Hazenmeren/Langematen fase 1’, het gebied ten noorden van het Trappistenklooster “Maria Toevlucht”, en de verdere uitwerking en uitvoering hiervan. De heer De Vries geeft hierop een toelichting. Het Trappistenklooster geeft geen financiële bijdrage aan het project. Wel is er een goede samenwerking en staat het open voor natuurontwikkeling om de kwaliteit van de omgeving te verhogen. Advies De regiocommissie midden adviseert positief aan het dagelijks bestuur. Daarbij in aanmerking nemende dat uit aanvullende informatie is gebleken dat in het Beheer- en onderhoudsplan genoemde grondeigenaren uitsluitend bestaan uit de terreinbeheerders en het Trappistenklooster en het geen derden betreft. Dit in verband met het feit dat in het plan (pagina 18) staat dat over beheer en onderhoud met grondeigenaren nog nadere afspraken gemaakt moeten worden. De voorzitter dankt de heer De Vries voor zijn toelichting.
4.
Inrichtingsplan vijf deelgebieden in projectgebied Chaamse Beken De regiocommissie wordt advies gevraagd over het inrichtingsplan voor de vijf deelgebieden, gelegen in het projectgebied “Chaamse Beken”. De heer Janssen geeft hierop een toelichting. De plannen die er liggen worden door alle betrokken partijen breed gedragen. De aanliggende grondeigenaren zijn nog niet persoonlijk benaderd. Een informatiebijeenkomst zal in oktober plaatsvinden. Een extra inspraak van aangrenzende grondeigenaren is niet nodig bevonden. Indien er sprake is van vernatting zal maatwerk worden geleverd in overleg met betrokken grondeigenaren. Mevrouw Schokker vraagt of er een samenhang is tussen de zes te realiseren activiteiten in het projectgebied. Er is niet altijd een samenhang, dit ligt aan de hydrologische situatie. Alle activiteiten worden doorgerekend met dezelfde modellen, maar hiervoor is wel degelijk aandacht. De IGA vormt het kopstuk voor alle plannen. Op het moment lopen nog geen procedures voor gewijzigde natuurdoeltypen. Advies De regiocommissie midden adviseert positief aan het dagelijks bestuur met de kanttekening dat voor aanliggende percelen maatwerkoplossingen mogelijk zijn als er sprake is van uitstraling van de vernatting. De voorzitter dankt de heer Janssen voor zijn toelichting.
5.
Inrichtingsplan Castelré (Merkske) De regiocommissie wordt advies gevraagd over het inrichtingsplan Castelré (Merkske). De heer Blaas geeft hierop een toelichting. Het verwerven van gronden van Belgische eigenaren heeft de aandacht, maar de contacten met de Belgen verlopen langzaam. Dit zal pas vlotter verlopen als RVK Zondereigen is opgestart en we via de ruilverkaveling gronden kunnen verwerven. Mevrouw Schokker vraagt of het afrasteren van natuurgebieden noodzakelijk is. Dit is echter nodig om het vee te keren. Omdat in de EHS geen gebruik wordt gemaakt van technische voorzieningen wordt hier dan ook geen gebruik gemaakt van een verticale helofytenfilter. Advies De regiocommissie midden adviseert positief aan het dagelijks bestuur met het verzoek om aan te blijven dringen bij de Vlaamse overheid op natuurherstellende maatregelen aan Vlaamse zijde van Het Merkske. De voorzitter dankt de heer Blaas voor zijn toelichting.
6.
Inrichtingsplan Voorbos-Broekloop De regiocommissie wordt advies gevraagd over het ontwerp inrichtingsplan Voorbos-Broekloop met inspraaknota. De heer Janssen geeft hierop een toelichting. Uiteindelijk (2030-2035) moet de grondwaterstand in het Voorbos 30 cm. worden verhoogd. De randsloten resulteren in een grondwaterstandverlaging ter plaatse. Dit is gewenst om woningen te beschermen tegen grondwateroverlast. Dit zal in een geleidelijk proces plaatsvinden. Het type bos verandert niet wezenlijk, het betreft een loofbos. De maatregelen moeten nog worden uitgevoerd. Mevrouw Knipscheer benadrukt het belang van communicatie. Belanghebbenden/omwonenden zijn bij dit project tijdig geïnformeerd middels een informatiebijeenkomst en nieuwsbrief. De heer Hendrickx vraagt of meetgegevens beschikbaar kunnen worden gesteld door het waterschap. Het waterschap is bezig geleidelijk actiever te communiceren met geïnteresseerden via algemene informatievoorziening op allerlei manieren. Internet is hier een onderdeel van. Naar aanleiding van de inspraak zijn de plannen enigszins aangepast; de beek nabij de Deken Dr. Dirckxweg zal minder ondiep worden gemaakt.
-2-
De Habitatdoelstellingen zouden mogelijk niet gehaald worden als gevolg van de ingebrachte zienswijzen. Een extra berekening wordt uitgevoerd, maar deze zal naar verwachting geen nieuwe feiten opleveren. Er is nog steeds discussie over kavelruil van een laag gelegen perceel (blauwe diensten). De eigenaar heeft inmiddels veel bedenktijd gehad en naar verwachting zal dit geen doorgang hebben. Advies De regiocommissie midden adviseert positief aan het dagelijks bestuur. De voorzitter dankt de heer Janssen voor zijn toelichting. 7.
Rondvraag De heer Van Koulil is van mening dat er in de praktijk onvoldoende wordt opgetreden ten aanzien van “probleemkuiden” in de watergangen en noemt als voorbeeld het Jacobskruiskruid. Dit is niet in de zomerschouw opgenomen, maar zou volgens toezegging van het waterschap wel in de najaarsschouw worden meegenomen. De secretaris gaat dit na en koppelt dit terug met de commissieleden. De heer Schep is van mening dat de communicatie over projecten die het waterschap in samenwerking met de terreinbeherende organisaties regelt, onevenwichtig is. Mevrouw Dielissen zegt dat dit het waterschap andersom ook wel eens opvalt. Dit moet dus beter geregeld worden. Zij neemt dit signaal mee naar het dagelijks bestuur.
8.
Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit onder dankzegging de vergadering om 17:30 uur.
-3-
-4-
Agendapunt 5a
BESPREKINGSVERSLAG Nummer
:
*07I002660*
Betreft
:
overleg regiocommissie midden
Datum
:
2 oktober 2007
Plaats
:
kantoor Ulvenhout
Aanwezig
:
de dames J.H.C. Dielissen en M.L.P.L. Knipscheer en de heren, J.C.M. de Beer, D.H. van Bruggen, P.N.M. Hendrickx, T.C.E. Hendriks, C.A.J. Jochems, M.A.J. van Koulil, J.C.M.M. Pijs, H. Schep en E. Tilborghs Gasten: de heren H. Blaas, L.P.M. Frijters, W.T. de Vries (agendapunt 3 t/m 6)
Afwezig
:
de heren E.C. Baartmans, H.H. Reininga en mevrouw S. Schokker
*07I002660*
Opgesteld door :
Mieke Peeters
Kopie aan
aan- en afwezigen, mevrouw J.L.C.M. Genet-Flipsen, de heren L.C.M. van den Broek (DB/concernstaf), J.P. van Hal, A.P. Lambregts, E. Pompe, J.S.A.S. Rombouts, RAB
1.
:
Opening en Mededelingen De voorzitter, mevrouw Dielissen, opent om 13:30 uur deze regiocommissie en heet de aanwezigen van harte welkom. Een bericht van verhindering is binnengekomen van mevrouw Schokker en de heren Baartmans en Reininga. Eind november zal nog een extra vergadering worden gepland ter advisering van de uitgangspunten van onderhoudsplannen. In tegenstelling tot de agenda worden de agendapunten 4, 5 en 6 niet ter advisering maar ter informatie behandeld. Inventariseren wateroverlastlocaties Naar aanleiding van de wateroverlast begin juli in de omgeving Hoeven wordt momenteel door het waterschap een gebiedsdekkende kaart gemaakt met daarop de plaatsen waar de problemen bij extreme neerslag zich voordoen. Tevens vindt afstemming hierover met de ZLTO plaats, wat moet leiden tot korte termijn maatregelen. Ook is het waterschap met de gemeente Halderberge in gesprek om maatregelen te treffen. De heer Jochems geeft het signaal af dat de onrust in de streek over de wateroverlast en het maaibeheer niet is weggenomen. Uitnodiging KRW van 31 oktober 2007 Op woensdag 31 oktober a.s. vindt een gezamenlijke bijeenkomst voor de drie regiocommissies plaats waarbij een presentatie wordt gegeven op de KRW. Na de lunch vindt een excursie in het gebied plaats. De heren Jochems en Schep melden zich af voor deze dag. Voorafgaand aan deze gezamenlijke bijeenkomst is er een extra regiocommissie voor advisering van enkele inrichtingsplannen.
2.
Verslag en actiepuntenlijst en lijst van adviezen en respons van 26 juni en verslag van 15 augustus 2007 De voorzitter stelt de verslagen zowel tekstueel als inhoudelijk aan de orde. De verslagen worden met dank aan de notuliste vastgesteld. Actiepuntenlijst van 26 juni 2007: Het plaatsen van resultaten kwaliteitsmonitoring op de website: Het plaatsen van bevindingen van het monitoren van de waterkwaliteit op de website gebeurt al. Persberichten over blauwalg, botulisme of verontreiniging van water komen ook standaard op de website te staan. Grondaankoop Noord-Rand Midden: Voor IGA Noord-rand Midden is door de provincie een concept grondaankoopplan opgesteld. Het waterschap heeft hierop commentaar gegeven. De voorlichtingsbijeenkomst zal samen met het grondaankoopplan van de Landinrichting Ulvenhout-Galder worden opgepakt. Waterbelangen in verband met Wro/instellen provinciale verordening: Met de nieuwe Wro veranderen de taken en bevoegdheden van de provincie. De Noord-Brabantse Waterschapsbond heeft er bij de provincie op aangedrongen stevig de regierol op te pakken en hier de benodigde instrumenten voor in te zetten. Een van deze instrumenten is een verordening waarin regels kunnen worden opgenomen over de inhoud van de bestemmingsplannen. De provincie is echter terughoudend in het opstellen van een dergelijke verordening. Subsidie bij projecten: Inmiddels worden projecten die onderdeel uitmaken van de bestuursovereenkomst tussen provincie en waterschap voorgelegd aan het Advies Team Projecten van de provincie. Overigens is per 1 januari 2007 het Investeringsbudget Landelijk Gebied in werking getreden, een subsidieregeling die door de provincie wordt verstrekt, waarbij het waterschap nauw betrokken is. Jacobskruiskruid: De heer Van Koulil merkt op dat tijdens bijeenkomsten afgelopen winter door het waterschap is toegezegd dat er adequaat tegen Jacobskruiskruid zou worden opgetreden en is bang dat het kruid zich in de toekomst alleen maar verder zal verspreiden. Jacobskruiskruid wordt niet pas giftig als het afsterft, maar is ook levend giftig voor vee. Het probleem is echter dat het vee het in gedroogde vorm niet meer als giftig herkent, met alle nare gevolgen van dien. De heer Schep geeft aan dat Brabants Landschap preventief Jacobskruidkruid bestrijdt, daar waar omwonenden er last van zouden krijgen door zaadverspreiding, norm ca. 100 m. De regiocommissie vraagt zich af of het waterschap niet hetzelfde kan doen. Hierover zou een ongevraagd advies aan het algemeen bestuur kunnen worden uitgebracht. In de extra regiocommissie van 31 oktober a.s. zal een definitief advies worden opgesteld. De heer De Beer zal i.s.m. de heren Koulil en Hendrickx een conceptadvies formuleren. Communicatie projecten waterschap/terreinbeherende organisaties: De voorzitter heeft het signaal meegenomen naar het dagelijks bestuur met het verzoek over de externe communicatie betreffende projecten aan het begin van het traject afspraken te maken met de samenwerkingspartners.
3.
Inrichtingsplan De Matjes De regiocommissie wordt advies gevraagd over het definitief ontwerp voor het inrichtingsplan De Matjes, gelegen in het buitengebied van de gemeente Zundert. In dit inrichtingsplan worden de maatregelen beschreven die zullen worden genomen om verdroging van het gebied tegen te gaan en de ecologische waarden te herstellen. De heer De Vries geeft hierop een toelichting. Het gebied De Matjes is grotendeels in eigendom van het Staatsbosbeheer. Het inrichtingsplan is gelijktijdig met de IGA uitgewerkt. De uitvoering van het plan is voorzien voor 2008. In het plan mist de voorzitter een beschrijving van het vervolgtraject. De heer De Vries zegt toe dit in het plan op te nemen. In de kostenraming is ervan uitgegaan dat vrijkomende grond binnen een straal van 2 km kan worden verwerkt. Wanneer dit niet mogelijk is kan deze post relatief zwaar op de projectkosten drukken. De heer Van Koulil vraagt op welke manier het waterschap hiermee omgaat, het is nu financieel een open einde. De heer De Vries geeft aan dat 2 km een realistische schaal is. De afzetmogelijkheden moeten echter nog bekeken worden. Eventueel kan met een (tussen)depot worden gewerkt of kan de grond aan de aannemer komen te vervallen. In een later stadium van de
-2-
voorbereiding zal een nauwkeurigere kostenraming worden opgesteld. Aan de hand van deze raming zal krediet worden aangevraagd via de bestuursroute naar het algemeen bestuur van april 2008. De heer Frijters zegt toe in het inrichtingsplan te vermelden dat er sprake is van een gecalculeerd risico. Op korte termijn zullen gesprekken gevoerd worden met de ingelanden op wiens gronden effecten zullen optreden als gevolg van de maatregelen. Dit zal vóór, of in de eerste weken van de inspraakprocedure gaan plaatsvinden, zodat formeel kan worden ingesproken op het plan. De heer Van Koulil stelt een vraag over de benutting van het totale vergunde gebied (blz. 11). Op dit moment wordt door de PIDPA (waterleidingmaatschappij voor de provincie Antwerpen) nog niet de volledige vergunde hoeveelheid grondwater onttrokken. Ten zuiden van het projectgebied De Matjes blijft de grondwaterwinning hetzelfde. Wel is er toegezegd om pompputten te gebruiken die wat verder liggen van de grens. Op blz. 19 van het plan, 3.2 Oevers, doelstelling, wordt op verzoek van de heer Van Koulil de omschrijving ‘gepoogd’ vervangen door ‘nagestreefd’’. Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Knipscheer wordt bevestigd dat het gebied aan de Belgische kant van de grens ‘De Maatjes’ wordt genoemd en het aansluitende gebied aan de Nederlandse zijde ‘De Matjes’. De heer Hendrickx merkt op dat De Matjes in de zomer al een heel erg nat gebied is en vraagt zich af of het gebied nu nog natter wordt. De heer Frijters geeft aan dat de plannen met name voorzien in het verhogen van de grondwaterstanden in het voorjaar. In de zomer en het najaar blijft de situatie zoals die nu is. Advies De regiocommissie midden adviseert positief aan het dagelijks bestuur. De voorzitter dankt de heren De Vries en Frijters voor hun toelichting. 4.
Inrichtingsplan Turfvaart-Bijloop Met deze notitie wordt de regiocommissie geïnformeerd over het ontwerp inrichtingsplan TurfvaartBijloop Zuid (het gebied ten zuidwesten van het kruispunt Zundertseweg-Ettensebaan). De doelstelling van dit project is het herstellen van de natte natuurparel, het beekherstel en het tegengaan van verdroging. De heer De Vries geeft hierop een toelichting. Na een betere bestudering van het rapport, uitstralingseffecten van de maatregel, blijkt het stuk nog niet klaar te zijn voor advisering. Het voorstel is dit plan alleen ter informatie te bespreken. In december gaat het inrichtingsplan naar het dagelijks bestuur om daarna de inspraak in te gaan. Na de inspraakprocedure wordt het plan in het algemeen bestuur van juni voorgelegd. Uitvoering is beoogd voor na de zomer in 2008. De heer Jochems stelt voor om herinrichting Weerijs gezamenlijk op te laten trekken om verwarring in de streek te voorkomen. De heer De Vries stelt voor de inspraakprocedure voor herinrichting Weerijs later te houden dan de inspraakprocedure Turfvaart-Bijloop omdat dit plantechnisch niet op elkaar af te stemmen valt. Momenteel vindt al afstemming plaats met herinrichting Weerijs. De heer Schep merkt op dat de bemalingscapaciteit van gemaal De Zoek omhoog gaat. Er wordt in de plannen gesproken over de aanleg van een helofytenfilter en het aankoppelen van de Zoekseloop op de Bijloop. Het streven van het waterschap is echter om geen landbouwkundig water via de Bijloop af te voeren. De achterliggende gedachte is dat de capaciteit van gemaal De Zoek wordt vergroot om ervoor te zorgen voor de droge voeten in De Zoek (voldoen aan NBW norm). Het idee achter het helofytenfilter is het zuiveren van landbouwwater. Daarnaast wordt met de aanleg van het filter extra berging gecreëerd. Voor het aantakken van de Zoekseloop op de Bijloop is pas sprake wanneer het helofytenfilter is gerealiseerd en de waterkwaliteit voldoet aan de norm om te worden afgevoerd via de Bijloop. Het rendement en het effect van het filter op de waterkwaliteit zal vanaf de aanleg worden gemonitord. Wanneer het water na de aanleg van het filter niet voldoet aan de doelstelling, worden er aanvullende maatregelen getroffen om de waterkwaliteit te verbeteren. De heer Hendrickx maakt zijn complimenten over het helofytenfilter. De heer Tilborgs informeert naar de uitstraling buiten de natte natuurparel in verband met de waterpeilverhoging. Hiervoor wordt, afhankelijk van de teelt, contact opgenomen met de grondgebruiker.
-3-
De heer Tilborghs is van mening dat een uitstralingszone van 800 m. bij het Vervul best veel is. De heer De Vries zegt dat aan een ontwerp wordt gewerkt om het water door middel van een gemaaltje er uit te laten pompen. Op die manier kan de uitstralingszone tot nul worden teruggebracht. De heer De Vries zegt toe dat de waterhuishouding rondom de Bijloop nog goed in beeld moet komen. Dit wordt in het rapport nog verder uitgewerkt. De heer Tilborghs vraagt of de capaciteit van de Turfvaart afdoende is om al het water af te voeren. Met name de Vloeiweide begint aardig dicht te groeien (stroomafwaarts). De heer De Vries zegt dat, volgens de berekeningen, er voldoende capaciteit is. Voor wat betreft de Turfvaart staat een aantal stuwen gepland. De heer Schep vraagt of er rekening mee is gehouden dat deze stuwen geen problemen gaan vormen voor wat betreft inundatie en geen stremmende werking hebben bij echte piekafvoeren. Het antwoord hierop is dat het alleen benedenstrooms betreft, bovenstrooms verandert er niets. Ter hoogte van het ven De Bak en de Fles is altijd een zwak punt voor het overstromen van de Turfvaart. De heer Schep vraagt meer aandacht om de Turfvaart binnen de kades te houden bij piekbelastingen. De heer Schep vraagt ook aandacht voor tijdelijke waterberging voor de Turfvaart en is van mening dat er meer ruimte moet komen. Ook zal dit in de toekomst meer bovenstrooms van het Rondgors noodzakelijk zijn gezien het grote debiet dat er bij pieken doorheen geperst moet worden. Een overloop naar de Bijloop is hierbij niet wenselijk. De heer Tilborghs vraagt of de familie Huijbregts, eigenaar van de kades (het stuk tussen de Ettensebaan), bij de plannen is betrokken. De heer De Vries neemt deze punten in de plannen mee. Het inrichtingsplan komt ter advisering terug in de regiocommissie op het moment dat het voor de tweede keer naar het algemeen bestuur (april 2008) gaat met inspraaknota. De voorzitter dankt de heer De Vries voor zijn toelichting. 5.
Extra kosten Vierde Bergboezem Met deze notitie wordt de regiocommissie geïnformeerd over de hogere kosten voor de realisatie van fase 1 van het project Vierde Bergboezem (ten noorden van de woonwijk Haagse Beemden), met als doel de wateroverlast in Breda te voorkomen. Deze kosten zijn aanzienlijk hoger dan begroot door aankoop van de gronden ten behoeve van de kade, hogere voorbereidingskosten dan geraamd en een niet voorziene opruiming van een slibdepot. De heer Blaas geeft hierop een toelichting. De uitvoering en oplevering van fase 1 is gepland in 2008. Alle aan te kopen gronden grenzen aan de kades en liggen in de boezems. Er vallen geen gronden buiten de boezems. De heer Hendrickx vraagt of het waterschap niet te vrijgevig is om ca. 25 hectaren grond om niet over te dragen aan terreinbeheerders of wat daarvan de achterliggende gedachte is. De heer Blaas zal dit verduidelijken. De voorzitter dankt de heer Blaas voor zijn toelichting.
-4-
6.
Aankoop grond Vierde Bergboezem Dit agendapunt is bij punt 5. besproken.
7.
Berichten uit regio midden voor Brabantse Delta De heer Pijs heeft een punt van kritiek op de uitgifte van de jaarlijkse pachtgronden van het waterschap. Bij geworven gronden door het waterschap wordt volgens hem geen rekening gehouden met de vorige gebruiker. Er worden door het waterschap geen afspraken met deze gebruiker gemaakt, maar de gronden worden per inschrijving toegekend aan de hoogste inschrijver. Hij noemt hier als voorbeeld de grond van Domeinen in Etten-Leur. De secretaris gaat dit na en zal tevens een indicatie geven van het aantal hectaren. De heer Jochems benadrukt nogmaals het belang van een goede samenwerking tussen het waterschap en herinrichting Weerijs; deze moet gelijk lopen en acties (grondruil) dienen gezamenlijk te worden opgepakt.
8.
Terugkoppeling maatregelen klanttevredenheidsonderzoek In 2007 heeft het waterschap een onderzoek laten uitvoeren naar de tevredenheid van de klanten van het waterschap. Dit onderzoek richtte zich op vier specifieke producten en diensten van het waterschap, t.w. bereikbaarheid, belastingen, vergunningen en onderhoud waterlopen. Als gemiddeld rapportcijfer kreeg het waterschap een 7,3. Het waterschap zoekt de verbeteringen vooral op het gebied van snelle en duidelijke informatievoorziening. Om het huidige niveau voor onderhoud waterlopen (gemiddeld rapportcijfer van 6,5) te verbeteren wordt o.a. een opzichter vrijgemaakt voor een aantal taken, m.n. het contact met de klant. Ook de buitendienstmedewerkers hebben inmiddels communicatietrainingen gevolgd. Tevens wordt een panel gevormd met een groep grondgebruikers, o.a. ZLTO, om ervaringen in het veld uit te wisselen. Volgend jaar worden de acties opnieuw gemeten middels een vervolgonderzoek.
9.
IGA: Samenstelling klankbordgroep Hoevense Beemden (concept) en klankbordgroep Rooskensdonk en Vughtpolder (concept) De concept samenstelling van de klankbordgroepen Hoevense Beemden en Rooskensdonk en Vughtpolder zijn bekend. In beide klankbordgroepen is nog een vacature vrij voor een lid van de regiocommissie. Aanmelden kan via de secretaris. De voorzitter geeft als suggestie mee een lid van de Vogelwerkgroep in de klankbordgroep Rooskensdonk en Vughtpolder te betrekken. Dit zijn nl. belangrijke gebieden voor vogels. De eerste bijeenkomst van de klankbordgroep Hoevense Beemden vindt plaats dinsdag 30 oktober a.s.
10.
Inzet van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones Met deze notitie wordt de regiocommissie geïnformeerd over de mogelijkheden voor het inzetten van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones. De heer Hendrickx deelt mee dat vanuit de fractie ongebouwd een motie met betrekking tot deze notitie zal worden ingediend in het algemeen bestuur.
11.
Aanpassing herziening keur vanwege Waterwet Met deze notitie wordt de regiocommissie geïnformeerd over de voorgestelde aanpak van de herziening van de keur en het ontheffingenbeleid naar aanleiding van de Waterwet.
12.
Gezamenlijke onderzoeken ‘waterberging en natuur’ en ‘water vasthouden’ Met deze notitie wordt de regiocommissie geïnformeerd over het toepassen van de checklist voor waterberging en natuur en het via de NBWB participeren in de vervolgstudies, samen met de andere Brabantse waterschappen.
13.
Vermindering overlast door blauwalgen Met deze notitie wordt de regiocommissie geïnformeerd over een korte termijn aanpak om de overlast door blauwalgen binnen het beheersgebied van het waterschap zoveel mogelijk te beperken. Voor twee locaties in regio midden is naar een zichtbare oplossing gezocht. De retentievijver in de Hoge Neerstraat te Etten-Leur zal worden gebaggerd en in de Linievijver te Breda worden driehoeksmosselen uitgezet. De heer van Bruggen vindt het een goed idee om voordat deze mosselen worden uitgezet in de Linievijver, dit af te stemmen in de Visstandbeheercommissie. De secretaris gaat na of het uitzetten van de driehoeksmossel problemen oplevert (evt. verstopping?)
-5-
14.
Bestuursverkiezingen 2008 Met deze notitie wordt de regiocommissie geïnformeerd over het project Bestuursverkiezingen 2008, het beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet hiervoor, en het aanwijzen van twee DB-leden die zitting nemen in de stuurgroep bestuursverkiezingen waterschap Brabantse Delta. Op verzoek wordt de Bijlage Algemene Informatie Verkiezingen 2008 toegezonden.
15.
Stand van zaken huisvesting Bouvigne De voorzitter geeft een toelichting op de huidige stand van zaken huisvesting Bouvigne. De bezwaren tegen nieuwbouw zijn door de rechtbank Breda afgewezen. Vanwege het beroep door drie partijen was de monumentenvergunning geschorst. Die schorsing is nu weer van de baan omdat de bezwaren zijn afgewezen. Er wordt wel rekening mee gehouden dat de bezwaarmakers beroep aantekenen bij de Raad van State. Om de klanten, met name de inwoners van Breda, te informeren over de nieuwbouwplannen heeft het waterschap in de maanden juli en augustus vier open dagen georganiseerd. In totaal zijn er bijna 10.000 bezoekers geweest.
16.
Nieuwsbrieven/persberichten Voorafgaand aan deze vergadering is tussentijds een aantal nieuwsbrieven/persberichten aan de regiocommissie toegezonden, t.w.: - Persbericht botulisme in Haagse Beemden; - Persbericht XTC-afval in sloot Etten-Leur; - Waterschap Brabantse Delta opent deuren buitenplaats Bouvigne; - Nieuwsbrief natuurgebied De Drenk-De Lokker.
17.
Rondvraag Naar aanleiding van een vraag van de heer Pijs wordt in de volgende uitnodiging aan de regiocommissie het verzoek opgenomen dat bij afwezigheid van de algemene bestuursleden zij ervoor dienen te zorgen dat hun plaatsvervangers worden uitgenodigd. Als lid van de klankbordgroep IGA Noord-Rand Midden vraagt de heer Pijs om terugmelding van de opmerkingen uit de klankbordgroepbijeenkomst. De secretaris vraagt dit na. Naar de mening van de heer Pijs wordt door de gemeente Etten-Leur, met betrekking tot wateroverlast Vosdonk, enkel gesproken over het afvoeren van het water vanuit het stedelijk gebied. De heer Pijs vraagt zich af of er rekening mee gehouden is dat de problemen zich niet verplaatsen naar het landelijk gebied. De secretaris neemt deze zorg mee in het ambtelijk overleg met de gemeente. De heer Tilborghs vraagt aandacht voor het onderhoud aan de waterlopen. Vooral bij nieuwe situaties en andere eigenaren komt het vaak voor dat door diverse obstakels het onderhoud aan de waterlopen wordt belemmerd. De heer De Beer zegt dat het een taak is van de opzichters dit nauwlettend in de gaten te houden en de oor- en oogfunctie is hierbij heel belangrijk. De mensen worden in eerste instantie op de overtreding gewezen en vervolgens kan middels de keur door het waterschap handhavend worden opgetreden. De voorzitter oppert het idee hiervoor aandacht te vragen bij (verenigingen van) landschaps- en tuinarchitecten en hoveniers. Zondag 30 september heeft een open dag van het waterschap in de Zwartenbergse polder te EttenLeur plaatsgevonden. Het is een geslaagde dag geweest met tussen de 800 en 1.000 bezoekers.
18.
Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 15:30 uur.
-6-
Actiepuntenlijst Actiepuntenlijst Regiocommissie midden
Actie door: MP
Tijdstip beantwoording Tussentijds
x Advies Jacobskruiskruid
JB
Volgend overleg
x Uitnodigen plaatsvervangers bij afwezigheid algemene bestuursleden
AB-leden
x Plannen extra vergadering over onderhoudsplannen
x Terugmelding KBG Noord-Rand Midden
JB
Tussentijds
x Wateroverlast Vosdonk (afvoer)
JB
Volgend overleg
JB
Tussentijds
JB
Tussentijds
x Afstemming met Visstandbeheercommissie: uitzetten driekhoeksmossel in Linievijver x Eventuele problemen door uitzetten van driehoeksmossel (verstopping?) x Procedure uitgifte gebruik gronden
JB
Volgend overleg
x Suggestie doorgeven: lid van de Vogelwerkgroep voor de klankbordgroep Rooskensdonk en Vughtpolder
JB
Tussentijds
-7-
Vergadering regiocommissie West, Agendapunt 2
BESPREKINGSVERSLAG
Agendapunt 5b
Nummer Barcode
: :
*07I002642*
Betreft
:
Overleg regiocommissie West
Datum
:
2 oktober 2007
Plaats
:
Kantoor regio West te Heerle
Aanwezig
:
R. Lambregts (secretaris), C.A.A. Coppens (voorzitter), H. Baptist (namens BMF), E. Buijs (namens ZLTO), L.A.C.M. Brooijmans (namens categorie ingezetenen), J.J.M. van der Heijden (namens categorie ongebouwd), G. Kamp (namens woningbouwvereniging West-Brabant), C.W.M.F. Ooms (namens categorie gebouwd, A. Vos (namens Bosgroep)
Afwezig
:
R.G. van Engelen (namens HISWA/KvK), L.H. van der Kallen (categorie bedrijfsgebouwd), O. Kavelaars (namens ZLTO), C.G. Schreuders (namens de georganiseerde sportvisserij), C. Stoutjesdijk (namens ZLTO)
*07I002642*
Opgesteld door :
S. Peeters
Kopie aan
Aanwezigen, afwezigen, Regiomanagers Oost en Midden, Concernstaf
:
1.
Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Niet aanwezig zijn de heren Van Engelen, Van der Kallen, Kavelaars, Schreuders en Stoutjesdijk. Hij geeft aan dat de reden van verplaatsing van de bijeenkomst is dat op de oorspronkelijke datum van 4 oktober een DB-excursie is gepland. De regiocommissie werd vervolgens verplaatst naar 5 oktober, maar ook die datum gooiden andere belangrijke afspraken roet in het eten. Vandaar dat de bijeenkomst verplaatst is naar 2 oktober. Mededeling: • Jacobskruiskruid en aansprakelijkheid waterschap: de leden zijn van mening dat het waterschap gekozen heeft voor een veilige handelswijze omdat er misschien best bruikbaar hooi/gras bij is. Overigens wordt landelijk gekeken naar meer structurele oplossingen en waardoor het explosief verspreidt.
2.
Verslag en actiepuntenlijst Bij de fusie is gekozen voor de huidige regio-indeling. Op basis van de geluiden uit het gebied is een verzoek gedaan om de indeling aan te passen dat serieus is onderzocht maar is weerlegd vanuit de organisatie. De voorzitter deelt mede dat de brief die naar hen is verzonden onherroepelijk is. Misschien dat er nog iets bereikt kan worden door voldoende (de meerderheid van de) AB-leden te overtuigen. De heer Buijs geeft aan dat alle praktische mogelijkheden over het hoofd gezien worden en dat het bemalen gebied van Halderberge minder goed behandeld wordt dan de rest van het gebied. Voorbeeld daarvan is dat de aannemer werkt van de hoge zandgronden in Prinsenbeek naar de natte kleigronden in Oud Gastel, waar hij in december pas klaar is. De voorzitter beaamt dat dat een zeer onlogische werkvolgorde is die tot problemen kan gaan leiden. Toegezegd wordt dat de secretaris dit meeneemt naar J. de Beer, de manager van regio Midden. De secretaris geeft aan dat het pleiten voor betere onderhoudsvoorwaarden, waarbij uniformiteit hiertussen belangrijker is dan waar de regiogrenzen precies gelegd worden. Naar aanleiding van het verplaatsen van de vergaderdatum informeert de heer Baptist of de stukken eerder kunnen worden toegezonden. De secretaris geeft aan dat ernaar gestreefd wordt de stukken
ongeveer anderhalve week van tevoren toe te zenden. Eerder is bijna niet mogelijk i.v.m. de planning van de MT en DB vergaderingen. De secretaris geeft aan dat op 31 oktober de ochtend gereserveerd is voor de KRW-bijeenkomst en ‘s middags is een excursie gepland, beide voor de leden van de drie regiocommissies gezamenlijk. Tot slot geeft de secretaris aan dat het eigenlijk de bedoeling was het nieuwe onderhoudsplan in deze commissievergadering te behandelen, maar het plan is nog niet voldoende gereed. De volgende bijeenkomst is pas in januari en dat zou weer te laat zijn. Vandaar dat een extra bijeenkomst van de regiocommissie georganiseerd zou moeten worden. Als datum is daarvoor gekozen 28 november a.s. van 09.00 uur – 12.00 uur. Ron Lambregts komt dan het onderhoudsplan toelichten waarna een discussie kan volgen. De heer Baptist geeft aan dat hij kan instemmen met het antwoord over de wijziging van het wateraanvoerbeleid zoals dat in het verslag is opgenomen. Onder dankzegging aan de samensteller wordt het verslag zonder wijzigingen vastgesteld.
3.
Inrichtingsplan fase 1 Moseven-Heiloop De heer Baptist informeert naar de juridische gevolgen omdat het gebied mogelijk deel uitmaakt van het Natura 2000 gebied waardoor er formeel een Natuurbeschermingswetvergunning nodig kan zijn. De heer Vos geeft aan dat er rekening is gehouden met de Natuurbeschermingswet en de vele andere wetten. Het gebied valt buiten het Natura 2000 gebied. Onderzoek naar de effecten van de maatregelen op het Natura 2000 gebied in de nabijheid is uitgevoerd. Advies: Regiocommissie West adviseert positief over het Inrichtingsplan fase 1 Moseven-Heiloop
4.
Inrichtingsplan waterberging/EVZ Molenbeek Roosendaal fase 1 Het betreft een project onder leiding van de gemeente Roosendaal en is volop in uitvoering. Het waterschap is één van de participanten voor zover het waterschapbelang betreft, namelijk aanleg retentie, zandvang, ecopassage met 5 vistrappen. Op vragen/opmerkingen vanuit de commissie wordt aangegeven dat de waterberging niet continu onder water staat. Bij een te hoog peil treedt de berging in werking en loopt weer leeg als het peil het toelaat. De leden zijn van mening dat het een mooi plan is. Zij benadrukken dat het van belang is dat de functies die nu benoemd zijn ook behouden blijven in de toekomst. De secretaris geeft aan dat de doelstelling van het gebied goed vastgelegd moet worden en dat in het onderhoudsplan moet worden opgenomen hoe de verschillende functies onderhouden moeten worden.
5.
Inrichtingsplan Tonnekreek-Keenehaven De heer Buijs verbaast zich erover dat de grondverwerving nog niet helemaal rond is. De voorzitter geeft aan dat het waterschap alleen kan onteigenen bij waterlopen. Op andere locaties moet het verwerven op vrijwillige basis gebeuren door het aanbieden van ruilgrond. Dat is vaak een langdurig proces. De grondverwerving is nog maar kortgeleden opgestart dus er valt nog weinig te zeggen over het verloop. Naar aanleiding van de besteksraming wordt geïnformeerd hoe het mogelijk is dat de aannemer telkens zoveel hoger uitkomen dan het waterschap. De aanbestedingen vallen de laatste tijd inderdaad vrij hoog uit, dit wordt veroorzaakt door het vele werk dat de aannemers aangeboden krijgen waardoor zij niet zo scherp meer aanbieden. Het waterschap moet daar in het vervolg bij de eigen besteksraming wel rekening mee houden.
6.
Inrichtingsplan Noordpolder Ossendrecht Het dagelijks bestuur heeft serieus gekeken naar het advies van regiocommissie West. Als gevolg daarvan is het plan nu in 2 delen opgeknipt. De waterberging komt in het tweede deelplan aan de orde. Ook in Water uit de Wal zijn de opmerkingen vanuit de regiocommissie meegenomen. Aan de oorspronkelijk4 (Brabantse) locaties is een locatie toegevoegd op Zeeuws grondgebied. Verder zijn er allerhande opties meegenomen in het project Water uit de Wal. De rol van Evides in Water uit de Wal is die van één van de participanten, maar ze zijn wel erg geïnteresseerd in de mogelijkheden als uitruil tegen de eeuwigdurende onttrekkingvergunning op de Brabantse Wal. De heer Baptist is van mening dat het voor de aanleg van de buffer belangrijker is om te bekijken welke gebieden het best geschikt zijn voor de retentie dan de grens Brabant-Zeeland.
-2-
De voorzitter deelt mede dat het gevoel dat in de vorige commissievergadering naar boven kwam vooral de grote ruimtelijke claim betrof die gelegd wordt aan Brabantse zijde ten behoeve van de watervoorziening van Zeeland. Daarom is de aanpassing van het plan om ook aan Zeeuwse zijde te kijken positief. Vanuit de commissie wordt opgemerkt dat er een goed overzicht zou moeten komen met alle plannen en projecten die lopen op de Brabantse Wal. De voorzitter geeft aan dat er een Platform Brabantse Wal bestaat waar alle initiatieven samen zouden moeten komen om tegenstrijdige plannen op de Wal te voorkomen.
7.
8.
Inrichting West-Brabantse Waterlinie Zuid Het betreft een plan onder leiding van de gemeente Bergen op Zoom waarin het waterschap participeert met het creëren van een waterberging die past binnen de herinrichting van Fort Roovere tegen een naar verhouding geringe vergoeding. De A4 is niet opgenomen op de kaart maar is wel meegenomen in het plan.
Stand van zaken IGA’s De secretaris deelt een overzicht uit van de stavaza van een aantal IGA’s. Dit overzicht is bijgevoegd. Naar aanleiding van de vraag vanuit de commissie geeft de voorzitter aan dat de leden van de regiocommissie uitgenodigd (zouden moeten) worden voor de Klankbordgroepbijeenkomsten om de inbreng van hun achterban te kunnen leveren. Mochten zij daarbij niet aanwezig kunnen zijn dan kunnen zij ook nog inbreng leveren in de commissievergaderingen. Gezien de hoge besteksramingen wordt geïnformeerd of de werken dan niet op basis van uurtarief in eigen regie uitgevoerd kunnen worden in plaats van te duur aanbesteed. De voorzitter geeft aan dat wellicht richting DB kan worden aangegeven om via een pilot te bezien wat de kosten zouden zijn van het uitvoeren van een project in eigen regie ingeval de raming van het waterschap ruim wordt overschreden.
9.
Gezamenlijke onderzoeken ‘waterberging en natuur’ en ‘water vasthouden’ Dit agendapunt wordt zonder discussie voor kennisgeving aangenomen.
10.
Inzet van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones De leden zijn van mening dat de inzet van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones heel goed mogelijk is. Juist als de agrariër/aanliggende gebruiker de evz zelf mag onderhouden op basis van de randvoorwaarden die het waterschap opstelt zal de bereidheid tot meewerken veel groter zijn. Afgesproken wordt op 28 november een onderhoudsplan EVZ ter inzage te hebben.
11.
Aanpak herziening keur vanwege Waterwet Dit agendapunt wordt zonder discussie voor kennisgeving aangenomen.
12.
Structuurvisie West-Brabant Dit agendapunt wordt zonder discussie voor kennisgeving aangenomen.
13.
Planstudie Volkerak-Zoommeer Brabantse Delta gaf de voorkeur aan de zoete variant, maar nu het besluit neigt richting zoute variant is het wel verstandig dat de gevolgen voor het waterschap van een zoute variant al geïnventariseerd worden. De dijkgraaf vertegenwoordigt het waterschap in de Stuugroep. Ondanks dat er geen formeel AB besluit is genomen is het AB wel geïnformeerd door het DB en heeft geen ander standpunt ingenomen dan het DB. Veel belangrijker dan de vraag zoet/zout is het ondervangen van de voor- en nadelen die beide varianten met zich meebrengen.
-3-
14.
Vermindering overlast door blauwalgen In 2015 moet voldaan zijn aan de KRW doelstellingen en dat houdt in dat er nog heel veel werk verricht moet worden. Deze nota behelst maatregelen om blauwalg in de stadswateren en het MarkVlietsysteem te voorkomen. De leden geven aan dat het aanbrengen van fasering en prioritering van belang is. De secretaris geeft aan dat het noodzakelijk is dat de blauwalgvorming in stadswateren en MVS afneemt want 1 out = all out in de KRW. Nieuwe plassen blijven redelijk blauwalgenvrij doordat bij de aanleg rekening wordt gehouden met diepte etc. Anders omgaan met inrichting voorkomt een heleboel problemen.
15.
Emissie reductieopgave nutriënten stroomgebied Mark en Vliet De heer Baptist informeert naar het beleid van het waterschap met betrekking tot de blauwe knooppunten bij uitmonden, wat ermee gedaan wordt en of dat hierin nog een rol speelt.
16.
Terugkoppeling maatregelen klanttevredenheidsonderzoek Zoals in het vorig verslag al was opgenomen blijft het cijfer voor onderhoud waterlopen met een achter in het klanttevredenheidsonderzoek. Het streven is wel om dat cijfer te verhogen door beleid scherper te stellen en meer duidelijkheid te verschaffen. In de overige punten kwam het waterschap vrij goed naar voren, kleine verbeterpunten zijn er en worden doorgevoerd. Als ‘klant’ zijn benaderd grote bedrijven, burgers, agrariërs belangengroeperingen.
6,5 het wel en
17.
Bestuursverkiezingen 2008 Door de wijziging van de Waterschapswet en het Waterschapsbesluit zullen de verkiezingen afwijken van de verkiezingen zoals die tot nu toe gehouden zijn. Er zal worden uitgegaan van een lijstenstelsel voor ingezetenen en een benoemingsprocedure voor de andere categorieën. Het aantal leden mag maximaal 30 bedragen, het aantal geborgde zetels maximaal 9. Het waterschap heeft aan de provincie een verdeling van 4 zetels voor gebouwd, 4 zetels voor ongebouwd en 1 zetel voor natuurterreinen voorgesteld. Ondanks dit voorstel heeft de provincie gekozen voor 3 zetels voor ongebouwd. Hiertegen is door het waterschap bezwaar aangetekend.
18.
Kredietaanvragen Het stadsgemaal staat op dezelfde locatie als het persstation Bergen op Zoom. Dit agendapunt wordt zonder discussie voor kennisgeving aangenomen
19.
Persberichten en nieuwsbrieven: a) Persbericht Nieuw-Vossemeer: Waterschap baggert Rietkreek: er is sprake van een prestatiebestek. De aannemer heeft zelf gekozen voor deze wijze van uitvoering. De heer Baptist vraagt zich af of er een reden is dat de specie wordt afgevoerd en of het waterschap op de hoogte is van de aanwezigheid van arsenicum op bepaalde locaties. Als dat bekend is moet het waterschap dat meegeven richting aannemer. De secretaris deelt mede dat er geen specieklassering ten grondslag ligt aan de keuze voor afvoeren. Het is de keuze van de aannemer. Ook een doorzichtkengetal is opgenomen in het programma van eisen. De heer van der Heijden geeft aan dat het een nieuwe manier van baggeren is om het water eruit te persen en het restant meteen af te voeren. De kosten van baggerdepots en alles eromheen zijn veel te hoog.
20.
Rondvraag De heer Kamp complimenteert het waterschap met de sterk verbeterde kwaliteit van de nieuwsbrieven. De heer Ooms geeft aan dat fouten zoals gemaakt zijn door de gemeente Bergen op Zoom niet mogen gebeuren. Daardoor is vuil water in het oppervlaktewater terecht gekomen en is schoon water naar de zuivering afgevoerd. De secretaris deelt mede dat de gemeente inderdaad een foute aansluiting gemaakt had en dat ze daarvoor een proces-verbaal gekregen hebben.
-4-
De heer Baptist deelt mede dat hij de waterteunisbloem heeft aangetroffen in de Kruislandse Kreken. Hij wil graag weten of die elders ook is aangetroffen, wat de bron is en wat de maatregelen van het waterschap zijn om verspreiding te voorkomen. Deze vragen zullen worden voorgelegd aan mensen binnen de organisatie die daar meer kennis over hebben. Verder geeft de heer Baptist aan dat hij niet positief is over de huidige manier van werken van het waterschap. Na het broedseizoen is gemaaid en het riet is op de kant gegooid. Mogelijk waren daar nog vogelnesten aanwezig. Tot slot geeft hij aan dat er dit jaar aan het MVS minimaal sprake is geweest van botulisme. Hij heeft slechts enkele slachtoffers geconstateerd. De heer Brooijmans vertelt een anekdote over de aanleg van de damwand aan het Doornedijkje in 1986. Op verzoek van de heer Buijs hieronder de link naar de Keur op de website van Brabantse Delta: http://www.brabantsedelta.nl/meer_weten_over/vergunningen/keur, aan de rechterkant onder ‘links’ staat bovenaan de Keur in pdf en daaronder de afzonderlijke keurkaarten. Æ zie afbeelding hieronder.
Tot slot merkt de secretaris op dat de gemeente Steenbergen de meerkosten voor de aanleg van een aquaduct van de A4 probeert te halen bij de provincie, maar de gedeputeerde Onno Hoes werkt daar tot op heden niet aan mee. Het waterschap blijft neutraal in dezen.
14.
Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 12.00 uur.
-5-
Actie door:
Actiepuntenlijst Regiocommissie West
x Uitzoeken visie waterschap mbt maatregelen vismigratie in plannen waterschap
RLa
x Inlichten regiomanager als knelpunt in schouw blijkt
Leden
x Vraag hoe om te gaan met wildschade als gevolg van de aanleg van natte natuurparels meenemen naar Kring ZLTO
Voorzitter
x Overleg met J. de Beer inzake volgorde onderhoud watergangen in regio Midden
RLa
x Onderhoudsplan EVZ
Voorzitter
x Uitzoeken beleid waterschap tav blauwe knooppunten bij uitmondingen
RLa
x Vragen van de heer Baptist mbt waterteunisbloem voorleggen aan deskundigen
RLa
-6-
Tijdstip beantwoording
28 november 2007
Besluitenlijst regiocommissie West bij verslag van 2 oktober 2007 Advies Inrichtingsplan fase 1 Moseven-Heiloop: Regiocommissie West adviseert positief over het Inrichtingsplan fase 1 Moseven-Heiloop
Inzet van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones De leden zijn van mening dat de inzet van agrarisch natuurbeheer bij ecologische verbindingszones heel goed mogelijk is. Juist als de agrariër/aanliggende gebruiker de evz zelf mag onderhouden op basis van de randvoorwaarden die het waterschap opstelt zal de bereidheid tot meewerken veel groter zijn.
-7-
Voortgang IGA’s in regio West t.b.v. regiocommissievergadering op 2 oktober 2007 Oude Prinslandse Polder Definitieve rapportages augustus jl. opgeleverd. Verspreiden verslag laatste Klankbordgroep begin oktober.
Tonnekreek-Keenehaven Opstellen rapportages. Afronding oktober 2007.
Niervaert-Bloemendaal Adviesbureau brengt huidige situatie en knelpunten in beeld. Eerste Klankbordgroep is in de eerste week van november. Afronding is gepland februari 2008.
Kruisland Effecten verkennende maatregelen uitgerekend. Tweede Klankbordgroep op 11 oktober a.s. (09.00 – 13.00). Afronding gepland in januari 2008.
Rietkreek-Langewater Effecten verkennende maatregelen uitgerekend. Tweede Klankbordgroep heeft op 24 september jl. plaatsgevonden. Afronding gepland in januari 2008.
Ligne Adviesbureau brengt huidige situatie en knelpunten in beeld. Eerste Klankbordgroep is op 30 oktober a.s. (13.00 – 17.00). Afronding is gepland februari 2008.
Molenbeek Adviesbureau brengt huidige situatie en knelpunten in beeld. Eerste en tweede Klankbordgroep zijn samengevoegd en zijn op 6 november a.s. (13.00 – 17.00). Begin oktober bilaterale overleggen gemeenten en ZLTO over de aandachtspunten. Afronding is gepland januari 2008.
Brabantse Wal Effectberekeningen van de maatregelen lopen nu. In november zal een volgende Klankbordgroepbijeenkomst plaatsvinden. Afronding gepland in december 2007.
-8-
Agendapunt 5c
BESPREKINGSVERSLAG Nummer Barcode
: :
*07I002713*
Betreft
:
Regiocommissie Oost
Datum
:
1 oktober 2007
Plaats
:
's Gravenmoer
Aanwezig
:
Afwezig
:
De heren: J. van der Aa (voorzitter), J. Rombouts (secretaris), B. Dankers, G. de Jong, A. Jongevos, P. de Leeuw, R. Mutsaers, C. Schonewille, C. Segers, W. Spierings, A. Theuns, C. Weterings en mevr. S. Dresen H. van der Linden
*07I002713*
Opgesteld door :
mevr. A. Michielsen
Kopie aan
aan- en afwezigen, de heren L. van den Broek, concernstaf, regiomanagers, archief
:
Agenda Verslag punt
1.
Actie door
Opening en mededelingen De voorzitter heet de aanwezigen welkom. Er is een bericht van verhindering ontvangen van H. van der Linden De voorzitter maakt melding van de KRW bijeenkomst op 31 oktober waarbij alle drie de regiocommissies aanwezig zullen zijn. De agenda volgt binnenkort.
2.
Stand van zaken IGA’s De secretaris geeft een toelichting op de stand van zaken van de IGA’s, Gat van de Ham, Oosterhout-Waalwijk en Oude Leij. Voor IGA Oude Leij wordt nog een klankbordgroep opgericht. Ivm kennis en binding met het gebied worden de heren P. van Bavel en B. J. van Loon als kandidaten voor de klankbordgroep voorgesteld. De secretaris zal de namen doorgeven aan de projectleider. Andere suggesties voor de bezetting graag via de mail toesturen (
[email protected])
3.
Inrichtingsplan Oude Leijen Marc Treffers en Jelle Agema geven een toelichting op het inrichtingsplan. Doelstellingen van het inrichtingsplan zijn het realiseren van een EVZ en viswaterfunctie (provinciaal benoemde doelen). Om zo goed mogelijk invulling te geven aan bestuursprogramma is gekeken wat voor maatregelen getroffen kunnen worden. Het inrichtingsplan is onderdeel van de IGA Oude Leij. Het betreft een samenwerking tussen TWM, Brabants Landschap en het waterschap. De evz komt volgt de nieuw aan te leggen “by-pass”. Tussen de bestaande loop en de nieuw gegraven evz komt een natte zone te liggen die tevens een bufferend vermogen heeft en als waterberging functioneert. De heer Spierings vraagt of de nieuwe situatie is doorberekend met lokale waterberging. De heer Treffers meldt dat de nieuwe dimensionering wordt meegenomen in de IGA. Verder dringt de heer Spierings er op aan om de stuw aan de Bredaseweg te automatiseren om beter te kunnen anticiperen op watergolven. De heer Agema geeft aan dat er in het bovenstrooms gebied zeker mogelijkheden zijn. De heer Segers vraagt waarom de oude waterloop moet blijven liggen. De heer
J.Rombouts
Agenda Verslag punt
Actie door
Treffers legt uit dat de nieuwe waterloop in het noordelijk gedeelte vrij smal waardoor deze langer een stromend karakter zal hebben. Om het water bij hogere afvoeren toch voldoende te kunnen blijven afvoeren blijft de oude loop als bypass in takt. In het zuidelijk gedeelte is meer ruimte en overcapaciteit aanwezig waardoor de verandering in het profiel minder effect heeft op de omgeving. De heer Segers informeert verder naar het effect op de waterhuishouding (vijvers) van de golfbaan in relatie tot de geplande werkzaamheden. De heer Treffers geeft aan dat daar naar gekeken is en overleg over is gevoerd met de exploitant. De nieuwe situatie krijgt een meer bufferend karakter waardoor de afvoer uit het gebeid beter wordt geregeld, langer vasthouden van water op de plek waar het valt. De heer Segers merkt hierbij wel op dat er dan een groter risico bestaat van onderlopen van de golfbaan of delen daarvan. De heer Mutsaers vraagt of het grondwater stijgt na deze maatregelen. De heer Treffers antwoordt dat dit in het noordelijk gedeelte niet het geval is. In het zuidelijk gedeelte kan het grondwater wat verhogen ivm de hoogteverschillen onder andere door de aanleg van vistrappen. Dit zal ook voor de huidige vegetatie gevolgen hebben. De heer Dankers vraagt of TWM nog eigenaar is van gronden in het gebied. Hierop wordt bevestigend geantwoord. De heer Dankers vraagt waarin het verschil zit tussen 1.200 m beekherstel en 300 m EVZ. De heer Treffers geeft aan dat dit komt door de EHS-begrenzing. De heer Van der Aa vraagt hoe het zit met schouwpaden. De heer Treffers merkt op dat deze zijn opgenomen in het plan. Dit vormt een onderdeel van het onderhoudsplan. De heer De Leeuw informeert of het grondwater voorafgaand aan bouwwerkzaamheden wordt vastgelegd. De heer Treffers antwoordt dat dit voor het noordelijk gedeelte (nog) niet specifiek voor dit project gedaan wordt. Het grondwater wordt sowieso ikv het provinciaal grondwatermeetnet continue gemonitord. Voor het zuidelijk gedeelte is het grondwater al wel gepeild omdat hiervoor een ontgrondingsvergunning nodig is. De regiocommissie geeft een positief advies rekening houdend met gemaakte opmerkingen: - de relatie bovenstrooms en benedenstrooms deel en waterberging moeten worden meegenomen in IGA. - aandacht wordt gevraagd voor het functioneren van de stuw aan de Bredaseweg. De voorzitter bedankt de heren Treffers en Agema voor hun inbreng.
4.
Belang van waterbeheer voor de landbouw De heer Dankers geeft een toelichting op het belang van waterbeheer voor de landbouw. Samenwerken om water goed te beheren is voor landbouw zeer belangrijk. Afvoeren is een van de belangrijkste factoren. Samenwerking is van essentieel belang voor de verdeling van water zowel bij droogte als bij wateroverlast. Door veranderde taken van het waterschap (brede kijk) is rol van landbouw in waterschapsbestuur veranderd. Landbouw speelt een hele grote rol in relatie tot de natuurgebieden. Hij refereert aan een recent voorbeeld uit de media waarin wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat 2 ha landbouwgebied gelijk staat aan 1 ha regenwoud voor wat betreft Co2-benutting. Samenwerking moet in stand gehouden worden. Hij benadrukt het belang van het zorgvuldig omgaan met beregenen om verdroging te voorkomen. Hij spreekt zijn zorg uit voor de risico’s van stilstaand water. De heer Spierings geeft als aanvulling op de toelichting nog aan dat hij het jammer vindt dat de “Van Bavel theorie” (water in de haarvaten) nog geen vervolg heeft gekregen in de praktijk. De voorzitter bedankt de heer Dankers voor zijn toelichting.
5.
Wateroverlast juli 2007 De heer Spierings geeft aan dat de problematiek groot is geweest en stelt voor om gedifferentieerd maaibeheer alleen toe te passen waar mogelijk is. De heer Weterings vraagt zich af hoe dit komend jaar voorkomen kan worden en geeft de suggestie om in contact te treden met de betrokkenen.
-2-
Agenda Verslag punt
Actie door
De secretaris geeft aan dat de signalen vanuit meerdere betrokken ons ook hebben bereikt, er nog schadeclaims lopen als gevolg van de overlast en de signalen die nog worden opgevangen zullen worden opgepakt. Nagegaan zal worden of er maatregelen getroffen kunnen worden. Aan de maaibestekken worden ook enkele wijzigingen doorgevoerd. Er volgt een knelpuntenanalyse. Hierover zal nog contact met de streek volgen. Verder spreekt de heer de Leeuw zijn zorg uit over de ontwikkelingen op het gebied van emissie via neerslag.
6.
Verkiezingen 2008, aanpassing waterschapsreglement Het waterschapsreglement ligt op dit moment ter visie. Opmerkingen worden verwerkt in de inspraaknota. Gestreefd wordt naar een bestuur van 30 pers. Verkiezingen vinden plaats via het lijstenstelsel. Opgemerkt wordt dat de regiocommissie niet meer in het reglement opgenomen is en is dan dus in de toekomst geen reglementaire commissie meer. Het is het AB dan vrij om wel of niet een regiocommissie in te stellen. Mevr. Dresen stelt voor om een voorzet voor regiocommissies te laten nemen door het huidige zittende bestuur. De voorzitter neemt de suggestie mee naar het bestuur. De heer Schonewille geeft aan het bijzonder jammer te vinden indien de regiocommissie geen bestaansrecht meer zou hebben. Verankering in de regio wordt als zeer belangrijk ervaren. Voor het overige wordt het reglement voor kennisgeving aangenomen.
7.
JR
voorzitter
Gezamenlijke onderzoeken “waterberging en natuur” en “water vasthouden”. Er is een discussie geweest tussen de landbouw en de terreinbeheerders over waterbergingen. In de visie van terreinbeheerders zijn waterschappen teveel gericht op gestuurde waterberging en te weinig op water vasthouden. Hiervoor zal een nader onderzoek worden gestart d.m.v. een gezamenlijke pilot waarover nog nadere afspraken worden gemaakt. Omdat er op dit moment nog geen concreet instrumentarium voorhanden is om water vast te houden is het voorstel om hier een instrument voor uit te werken. (groen/blauwe dienst). De regiocommissie neemt de nota voor kennisgeving aan.
8.
Vermindering overlast door blauwalgen Er wordt een onderzoek gestart naar de mogelijkheden van vermindering door blauwalgen. Het onderzoek loopt vooruit op de KRW. Het is de bedoeling om verspreid in het gebied een zestal locaties uit te kiezen om na te gaan welke maatregelen getroffen kunnen worden en deze daarna zo spoedig mogelijk ook daadwerkelijk te realiseren. Twee locaties per regio. De regiocommissie neemt de nota voor kennisgeving aan.
9.
Verslag van 25 juni 2007 Punt 3; Zwaluws Getij: is in regio gepresenteerd. waarvan terugmelding nog zal plaatsvinden. Punt 3 Spoorzone: is in AB aan de orde geweest. Aandachtspunten zijn met gemeente afgestemd en worden opgenomen in het plan (oa. wandelpaden). Punt 4 Binnenpolder Terheijden: er is een schrijven ontvangen van ZLTO over communicatie met belanghebbenden in de Binnenpolder. Hier is inmiddels overleg over gevoerd. De commissie stemt in met het verslag.
10.
Wat leeft er in de regio De heer Weterings: het maaibeleid is bij velen een doorn in het oog, ook bij diegenen die geen klacht hebben ingediend. Hij stelt voor om bezwaarmakers uit te nodigen JR voor bv. een hoorzitting om na te gaan wat de problemen zijn. Hierdoor kunnen wellicht betere maatregelen getroffen worden. Overigens wijst hij ook op het belang
-3-
Agenda Verslag punt
Actie door
van een goede voorlichting en communicatie naar ingelanden buiten het dit jaar zwaar getroffen gebied. JR De heer Weterings: maaisel wordt niet opgeruimd van de bermen, specifiek in gemeente Drimmelen. De secretaris geeft aan dat gemeente verantwoordelijk is voor ruimen van maaisel. Hij zegt toe e.e.a. na te gaan bij gemeente. De heer Theuns: heeft vernomen dat er een vaarverbinding wordt aangelegd bij Waalwijk naar ‘t Oude Maasje. Hij geeft aan dat zijn voorkeur uitgaat naar een sluis zoals bij Schipdiep. Tevens maakt hij melding van de discussie over een ligplaats van een woonboot. De heer Segers: spreekt de complimenten uit aan het waterschap voor beheer en realisatie van natuurdoelen, met name bij vernattingsprojecten. Deze worden voortvarend aangepakt en voor de ondersteuning/medewerking door het waterschap wordt waardering uitgesproken. De heer Dankers/mevr. Dresen: vragen naar de ontwikkelingen mbt EVZ om Dongen en het tracé. Zij stellen voor om de EVZ zo dicht mogelijk langs bebouwd gebied te leggen. Voorzitter geeft aan dat tracés worden beoordeeld mbt haalbaarheid en effecten op de omgeving. Binnenkort zal hierover nader overleg plaatsvinden. E.e.a. wordt besproken in de klankbordgroep. De heer Mutsaers: in hoeverre kan er bij sommige schouwpaden gewerkt worden met smallere machines ivm de “verdringing” van beplanting. Secretaris: in toekomst gaat het waterschap zich zelf meer richten op specialistisch onderhoud en meer specifieke situaties. Nadruk zal hierbij liggen op ecologische functies. Dit heeft de aandacht maar vergt tijd. De heer Mutsaers pleit voor meer voorlichting over hoe het waterschap is ingericht op de toekomst b.v. meer neerslagintensiteit (klimaatverandering). Dit wordt als suggestie meegegeven aan het bestuur. De secretaris onderschrijft deze suggestie. Voorzitter zegt toe punt mee te nemen naar het bestuur. De heer Spierings merkt op dat meer communicatie t.a.v. de Westelijke Langstraat voorzitter erg belangrijk is. De heer Spierings: geeft aan dat men zich in verband met het kernontwikkelingsplan Capelle zorgen maakt om de vernatting van de Langstraat. In de IGA Oosterhout-Waalwijk is de Willemspolder aangewezen als waterbergingsgebied. Is er gereageerd op de inspraaknotitie waarbij ook andere gebieden zijn gesuggereerd, de Oranjepolder ten westen van A58 lijkt een geschiktere locatie. De heer Dankers deelt mede dat het onderwerp serieus is besproken en wordt nagegaan.
11.
Rondvraag -
De heer Mutsaers vraagt of er sprake is van samenwerking tussen waterschap en golfbaan Vossenhole bij de nieuw te realiseren golfbaan in Dongen. De secretaris deelt mede dat partijen al met elkaar in gesprek zijn. De heer De Leeuw vraagt aandacht voor de onkruiddruk en groei aardappelgewas en de relatie met meerjaren strategie ivm drainage. De voorzitter maakt nogmaals melding van de gezamenlijke KRW bijeenkomst op 31 oktober waarvoor een voorzet agenda-indeling is bijgevoegd. De definitieve agenda volgt. Mevr. Dresen geeft alvast aan later te komen. Op 26 november wordt een extra regiocommissievergadering gehouden voor de behandeling van het onderhoudsplan. Voor het overige wordt geen gebruik gemaakt van de rondvraag.
12.
Sluiting De vergadering wordt om 16.00 uur gesloten.
-4-
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I0028101* Barcode: 07I0028101 Onderwerp: Planning & Control cyclus 2008 Sector en afdeling: bedrijfsbureau SBO Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 8 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Rapport Planning & Control cyclus 2008 Aan het algemeen bestuur Inleiding Jaarlijks wordt er binnen het waterschap een P&C-cyclus opgesteld waarin per onderdeel een doelstelling, planning en activiteiten zijn opgenomen. Na vaststelling dient deze als basis voor de organisatie bij de planning van alle relevante activiteiten voor 2008. De opgenomen bestuurlijke routes voor de onderdelen zijn gelijk aan die van 2007 met uitzondering van de voorjaarsnota (kadernota) en zijn gebaseerd op de data uit de inmiddels vastgestelde bestuursagenda 2008. Het document is tot stand gekomen via het P&C-overleg waarin alle sectoren zijn vertegenwoordigd. In deze notitie wordt ingegaan op enkele wijzigingen in de P&C cyclus ten opzichte van voorgaande jaren. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met de bijgevoegde P&C-cyclus 2008 en de daarin opgenomen activiteiten? Strategie Bij het opstellen van de P&C cyclus wordt zoveel mogelijk balans gezocht tussen het goed informeren van het management en bestuur en het op een zo efficiënt mogelijk wijze uitvoeren van deze P&C cyclus binnen de organisatie. De volgende relevante wijzigingen voor u als bestuur leiden tot een efficiëncywinst zonder afbreuk te doen aan de informatiewaarde: 1) Voorjaarsnota en investeringsplan samenvoegen tot één document “kadernota” en deze in de juni AB vaststellen. De belangrijkste motivatie voor juni in plaats van april betreft de mate van actualiteit. Er is op dit later moment meer inzicht in de actuele stand van reservers, investeringen en exploitatieuitgaven op basis van de jaarrekeningresultaten. Daarnaast kunnen de relevante wijzigingen uit de waterschapswet in de voorbereidingen worden betrokken. 2) Het éénmaal per jaar presenteren van de meerjarenraming in de kadernota. De begroting betreft vervolgens de uitwerking van de eerste jaarschijf van de kadernota. Deze wijzigingen zijn verwerkt in bijgevoegde P&C cyclus 2008. Waterschapswet De nieuwe waterschapswet heeft ook zijn weerslag op de P&C-producten: De kadernota is het eerste product waarin de vereisten vanuit de nieuwe waterschapswet verder worden uitgewerkt. Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf Na vaststelling van de P&C-cyclus zal hierover worden gecommuniceerd binnen de organisatie en zal deze tevens integraal op waterweb worden geplaatst. Advies: het AB stemt in met de planning en control cyclus 2008 Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Planning & Control cyclus
2008 Kerntaken / Missie
Visie Strategische plannen
Strategische Doelstellingen
Bestuursprogramma Strategische beleidsnota’s zoals KAM-beleidsplan/MVO, Waterbeheerplan, Informatiebeleidsplan
Planning Kadernota (incl. investeringsplan) Begroting Jaarplannen Afdelingsplannen
Uitvoering
Bijsturing Bijsturen van activiteiten o.b.v. managementinformatie om de gestelde doelen en planning te behalen. Anders herprioriteren.
Beheersen van Processen
Transparantie en verantwoording Tussentijdse rapportages: o.a. marap/ ML en bedrijfsvergelijkingen Jaarrekening (incl. jaarrapportages) Voortgangsoverleg afdelingsplan Uitvoeren audits en directiebeoordelingen
Realisatie producten/diensten (exploitatie), projecten en overige doelstellingen zoals ontwikkeling (project)organisatie
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
2
Invalshoeken Planning & Control
4
3
Planning & Control-cyclus 2008 3.1 Kadernota (incl. investeringsplan) 3.2 Jaarrap 3.3 Jaarrekening 3.4 Marap / Projectvoortgangsrapportage / Managementletter 3.5 Bedrijfsvergelijkingen 3.6 Jaarplan 3.7 Begroting 3.8 Afdelingsplan 3.9 Bestuursprogramma
4
Bijlage 1 Bestuursagenda 2008
Planning & Control cyclus 2008
5 6 8 9 11 15 16 18 20 22
Pagina 2 van 23
1
Inleiding
Planning & Control (P&C) is het continue op effectieve en efficiënte wijze beheersen van de totale bedrijfsvoering (zoals middelen, prestaties, kwaliteit, arbo en milieu), waarbij zowel intern als naar belanghebbenden op elk moment en niveau verantwoording afgelegd kan worden en het waterschap tijdig kan bijsturen. De P&C cyclus geeft hier invulling aan door middel van diverse P&C producten op het gebied van planning, sturing en verantwoording. Deze P&C cyclus wordt jaarlijks binnen het waterschap opgesteld waarin per onderdeel een doelstelling, planning en activiteiten worden opgenomen. Aanpassingen P&C cyclus 2008 Bij het opstellen van de P&C cyclus wordt zoveel mogelijk een balans gezocht tussen het goed informeren van het management en bestuur en het op een zo efficiënt mogelijke wijze uitvoeren van deze P&C cyclus binnen de organisatie. Om deze redenen zijn de volgende relevante aanpassingen gedaan: 1) Voorjaarsnota en investeringsplan samenvoegen tot één document “kadernota” en deze in de juni AB vaststellen. 2) Het investeringsplan direct na vaststelling als referentiepunt gebruiken in de managementletter (vanaf ML 3). 3) Het éénmaal per jaar presenteren van de meerjarenraming in de kadernota. 4) Bij managementletter 1 alleen de noemenswaardige afwijkingen ten opzichte van de begroting/jaarplan rapporten en het uitgebreide voortraject van maraps laten vervallen. 5) Afhankelijk van de behoefte van beleidsveldbeheerders en/of productbeheerders faciliteren van een extra gesprek half november over de voortgang en bijsturing voor het lopende jaar. 6) Meer aandacht vragen voor de controlmomenten op de afdelingsplannen. De P&C-cyclus zal nadrukkelijk binnen de organisatie worden gecommuniceerd zodat alle actoren hier tijdig rekening mee kunnen houden in hun werkplanningen voor 2008 Missie Planning & Control is het geheel van adviserende activiteiten en voorwaardenscheppende/ toetsende maatregelen dat is gericht op het verkrijgen van een situatie waarin: De informatievoorziening aan management en bestuur over producten, projecten, middelen, maatschappelijke effecten en werkprocessen, juist en tijdig plaatsvindt; De organisatie doelgericht, doelmatig en doeltreffend werkt; De werking van de organisatie transparant is; Risico’s inzichtelijk en aanvaardbaar zijn. Visie Het belang van een goede en gedragen P&C-cyclus is noodzakelijk. Het geeft richting aan de planning en control producten die een belangrijke basis vormen voor de informatievoorziening op de verschillende niveaus binnen de organisatie en vanuit de organisatie richting het bestuur en externe belanghebbenden. Vanwege het belang, de bestuurlijke agenda en de cyclische gedachte/samenhang tussen de producten is een strakke planning en uitvoering van de onderdelen uit de P&C-cyclus van groot belang. Na vaststelling van de jaarlijkse P&C-cyclus zal er dus ruime aandacht worden besteed aan de communicatie hierover binnen de organisatie en richting het bestuur. Speerpunten 2008 Naast de diverse reguliere P&C producten staat 2008 grotendeels in het teken van het uitvoeren van diverse audits. Het gebruik van het managementinformatiesysteem Navigus voor projecten krijgt meer nadruk. Daarnaast wordt er veel energie gestoken in de verdere implementatie en inrichting van het KAM-informatiesysteem B-wise met alle procesbeschrijvingen volgens WIA. Ook zal er aandacht zijn voor risicomanagement. Op het gebied van benchmarks vindt vanaf dit jaar een aantal bedrijfsvergelijkingen op basis van de nieuwe methode plaats. Hiermee worden alle openstaande acties uit het stroomlijnen aangepakt en afgerond.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 3 van 23
2
Invalshoeken Planning & Control
Als we kijken naar Planning & Control binnen Brabantse Delta zijn er 3 invalshoeken te onderscheiden: BBP, Projecten en Hiërarchie. Elke invalshoek is vervolgens weer te onderscheiden in verschillende niveaus van detaillering. Dit geheel is in onderstaand figuur weergegeven als 3 piramides.
Bestuurlijk
Beleidsveld
Programma
Totale organisatie
Project
Sector
Beheerproduct
Activiteit
Afdeling
BBP
Projecten
Hiërarchie
BBP BBP staat voor Beleids- en BeheerProces bij waterschappen. BBP is een besturingsmodel waarmee de bedrijfsvoering effectief en efficiënt ingericht kan worden. BBP wordt inmiddels landelijk door nagenoeg alle waterschappen gehanteerd. Eenduidige definities en toepassingen van deze systematiek door waterschappen leidt tot mogelijkheden van bedrijfsvergelijking (benchmarking). Een belangrijk kenmerk van BBP is, dat alle werkzaamheden van de waterschappen onderverdeeld worden in producten (top-down). Bij deze productindeling staan de taken en doelstellingen van het waterschap centraal (outputgerichte benadering). Aan de onderverdeling in producten zijn intern ook de verantwoordelijkheden (productbeheerders en beleidsveldbeheerders) en de inrichting van bijvoorbeeld het financieel- en het tijdverantwoordingssysteem gekoppeld. Deze indeling maakt sturen en beheersen op alle niveaus in de organisatie mogelijk. De meeste planning & control producten zijn dan ook opgehangen aan deze kapstok. Projecten Naast de productstructuur wordt binnen het waterschap ook de projectstructuur onderkend. Deze invalshoek wordt toegepast voor het uitvoeren van projecten uit het investeringsplan (maakt onderdeel uit van het P&C product “Kadernota”). Hierover wordt binnen de P&C cyclus op diverse niveaus apart gerapporteerd via de projectvoortgangsrapportages en de managementletters. Alle activiteiten/projecten zijn altijd te koppelen aan een beheerproduct/beleidsveld. Het betreft alleen het tijdelijk anders organiseren van werkzaamheden en verantwoordelijkheden om te kunnen komen betere sturing en beheersing. Hiërarchie De interne organisatie is hiërarchisch opgebouwd uit sectoren met daartoe behorende afdelingen. Zij leveren diverse bijdragen aan de producten (BBP) en projecten in de organisatie. Ook deze organisatorische eenheden moeten effectief en efficiënt functioneren. Hiervoor wordt vooral het P&C product “Afdelingsplannen” (inclusief opleidingsplan en voortgangsbewaking) ingezet.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 4 van 23
Planning & Control-cyclus 2008
Planning & Control cyclus 2008
3
Pagina 5 van 23
3.1 Kadernota (incl. investeringsplan) Doelgroep : DB & AB / totale organisatie Productbeheerder : Secretaris-directeur Opsteller(s) : Beleidsveldbeheerders, productbeheerders, projectleiders, FEZ, MT/CC, SBO Termijn : Middellange termijn (1-4 jaar) Doelstelling De kadernota geeft, zoals de naam al zegt, kaders aan op het gebied van reguliere waterschapstaken, te realiseren doelen, investeringsvolumes en de consequenties voor de tariefsontwikkeling. Het is de jaarlijkse voortgangsrapportage op het bestuursprogramma. Het investeringsplan maakt onderdeel uit van de kadernota en besteedt aandacht aan de verdere uitwerking van de doelen in concrete projecten (binnen de gestelde kaders). Er wordt inzichtelijk gemaakt of de realisatie van het bestuursprogramma nog op koers ligt. Daarnaast wordt beoordeeld en benoemd of er nieuwe externe ontwikkelingen zijn voor de beleidsvelden en zo ja welke consequenties die hebben. Ook zal er gekeken worden naar de interne organisatie. Zonodig kan er bijstelling van prioriteiten plaatsvinden. Ook wordt aandacht besteed aan wat de consequenties zijn van deze beleidskeuzes en prioriteitstellingen richting de financieringsbehoefte en de tariefsontwikkelingen voor de heffing en omslagen voor de komende jaren. Het bestuur kan zodoende de koers en de kaders (bij)stellen voor de nieuwe planperiode. Op basis van de goedgekeurde kadernota met meerjarenperspectief inclusief investeringsplan kan de organisatie vervolgens binnen de daar gestelde kaders aan de slag om de jaarplannen/begroting verder uit te werken. Planning
Activiteiten 1. Houden startbijeenkomst Het traject van de kadernota wordt voorafgegaan met een thema MT waarbij ook alle bedrijfskundigen en andere direct betrokkenen aanwezig zijn. In dit thema MT wordt een toelichting gegeven op de planning en wordt inhoudelijk gediscussieerd over de onderwerpen die in de kadernota aan de orde moeten komen.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 6 van 23
2. Aanleveren gegevens beleidsveldbeheerders De beleidsveldbeheerders leveren in een nader te bepalen format informatie aan over de door hen geschetste ontwikkelingen op de diverse beleidsvelden. Ook wordt specifiek aandacht gevraagd voor financiële input voor de meerjarenraming. De bedrijfskundigen hebben hierin een coördinerende rol. 3. Verzamelen interne en externe ontwikkelingen De ontwikkelingen die van invloed zijn op het toekomstig werk van het waterschap worden geïnventariseerd. Het gaat daarbij om zowel wettelijke, bestuurlijke als organisatorische ontwikkelingen. 4. Opstellen en actualiseren ProjectStartDocumenten (PSD’s) Alle opdrachtgevers zullen in samenwerking met de betrokkenen (Bouwzaken, Plannen & Projecten, Regio’s, Onderzoek, diverse medewerkers) nieuwe PSD’s opstellen en bestaande PSD’s actualiseren voor de hele planperiode. Deze PSD’s worden door de opdrachtgevers/projectleiders zelf verwerkt in de projectendatabase (peildatum 29 februari). De bedrijfskundigen hebben hierin een coördinerende rol. 5. Bepalen voortgang en match met bestuursprogramma Vanuit het vastgestelde bestuursprogramma dienen de benoemde doelstellingen en prioriteiten geëvalueerd te worden. Zijn de gemaakte afspraken in het bestuursprogramma nog steeds haalbaar? Hierbij wordt gekeken naar: de realisatie van het bestuursprogramma tot nu toe (peildatum 1 januari 2008); de afgegeven prognose op het gebied van doelrealisatie en investeringsvolumes; de tariefsontwikkeling; de geldigheid van de in het verleden geformuleerde randvoorwaarden en uitgangspunten; de gestelde prioriteiten. 6. Berekenen financiële positie en tariefsontwikkeling Om het financiële kader voor de planperiode vast te leggen zal FEZ een aantal financiële analyses doen (scenario’s uitwerken). Gedacht kan worden aan de tariefsontwikkeling, reservepolitiek en uitgangspunten voor rente, lonen en prijzen. Specifiek voor de projecten worden lasten- en investeringsoverzichten opgesteld en getoetst aan het Bestuursprogramma. Bij het uitvoeren van deze activiteit wordt rekening gehouden met de vereisten vanuit de nieuwe waterschapswet. 7. Schrijven kadernota + bijlagen (incl. redigeren van tekstvoorstellen) Alle input vanuit verschillende sectoren wordt samengevoegd tot de kadernota. 8. Bespreken en vaststellen De kadernota wordt behandeld in het managementteam, dagelijks bestuur en commissie bestuur en middelen, waarna het zal worden vastgesteld door het algemeen bestuur.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 7 van 23
3.2 Jaarrap Doelgroep Productbeheerder Opsteller(s) Termijn
: : : :
Beleidsveldbeheerder, totale organisatie Beleidsveldbeheerder, beheerproductbeheerder Beleidsveldbeheerder, beheerproductbeheerder en bedrijfsbureau Korte termijn (1 jaar)
Doelstelling Binnen het waterschap wordt niet alleen tussentijds verantwoording over de uitvoering vastgelegd, maar ook na afloop van het jaar. Dit gebeurt door middel van de jaarrap waarbij een uiteenzetting wordt gegeven over de verrichte prestaties, bijbehorende kosten en uren van de organisatie. In het document wordt inzichtelijk gemaakt hoe de realisatie van de in het jaarplan en begroting aangegeven doelen of speerpunten tot stand zijn gekomen en met welke middelen dit gerealiseerd is, in relatie tot het jaarplan. Planning
Activiteiten 1. Opstellen jaarrap op beheerproductniveau De beheerproductbeheerder analyseert en licht toe (in samenwerking met het bedrijfsbureau): de realisatie van speerpunten en prestatie-indicatoren, kengetallen, de werkelijke financiële baten en lasten en de werkelijk gemaakte uren ten opzichte van de planning volgens het jaarplan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Management Informatie Systeem (Navigus). 2. Bespreken jaarrap per beheerproduct met beleidsveldbeheerder De jaarrap, inclusief indirecte kosten en toelichting wordt besproken tussen de productbeheerder en de beleidsveldbeheerder. Samen bekijken zij de resultaten en evalueren op basis van het plan en beoordelen de consequenties voor het lopende jaar. 3. Opstellen jaarrap op beleidsveldniveau De beleidsveldbeheerder maakt voor zijn beleidsveld (in samenwerking met het bedrijfsbureau) een rapportage opgebouwd uit die van de onderliggende beheerproducten (aggregeren). Deze informatie wordt in definitieve vorm opgenomen in het boekwerk van de jaarrekening (zie opstellen ontwerp-jaarrekening). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Management Informatie Systeem (Navigus).
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 8 van 23
3.3 Jaarrekening Doelgroep : Productbeheerder : Opsteller(s) : Termijn :
DB & AB, totale organisatie, externen Hoofd afdeling Financieel Economische Zaken (FEZ) Afdeling FEZ, beleidsveldbeheerder & beheerproductbeheerder AB-vergadering juni volgend op jaar van verantwoording
Doelstelling De jaarrekening kan worden gezien als de laatste stap in de planning & control cyclus. De jaarrekening is het document waarmee het dagelijks bestuur van het waterschap jaarlijks verantwoording aflegt aan het algemeen bestuur over de uitkomsten van het gevoerde (financieel) beheer. In de jaarrekening wordt inzichtelijk gemaakt hoe de realisatie van de in het jaarplan en in de begroting aangegeven doelen of speerpunten tot stand zijn gekomen en met welke middelen dit gerealiseerd is. Daarnaast wordt door middel van het document op transparante wijze verantwoording afgelegd richting externen. Het is van belang dat de jaarrekening zo spoedig mogelijk na afloop van een jaar wordt opgesteld en behandeld. Eventuele noodzakelijke bijsturingsmaatregelen die op basis van de jaarrekening genomen worden, kunnen dan een vroegtijdig effect hebben en betrokken worden bij de volgende kadernota en begroting. Planning
Activiteiten 1. Afsluiten van de administratie De jaarrekening vormt het sluitstuk van de administratie van een bepaald jaar. De jaarrekening kan pas worden opgesteld als de administratie is afgesloten. 2. Opstellen van de ontwerp-jaarrekening De eindresultaten van de administratie worden opgenomen in de ontwerp-jaarrekening. Dit geldt voor alle onderdelen van de jaarrekening zoals de exploitatierekening (jaarrekening naar kostenen opbrengstsoorten en naar kostendragers/producten), het bijbehorend verslag ter verantwoording van het financieel beheer en de jaarraps per beleidsveld. 3. Opstellen verslag ter verantwoording van het financieel beheer In het verslag ter verantwoording van het financieel beheer geeft de financieel ambtenaar een uiteenzetting over het gevoerde financieel beleid van het afgelopen jaar. 4. Terugmelding voorlopige jaarrekeningresultaten In het algemeen bestuur van april wordt alvast het voorlopige jaarrekeningresultaat gepresenteerd. Hierbij wordt ook een vergelijking gemaakt met het verwachte resultaat uit managementletter 4. 5. Controle door een registeraccountant De registeraccountant controleert de jaarrekening en het daarbij behorende verslag ter verantwoording van het financiële beheer. Deze controle vindt plaats op grond van artikel 109 van
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 9 van 23
de waterschapswet en de verordening op de controle van de administratie en vermogenswaarden van het waterschap. De resultaten van het onderzoek legt de accountant vast in een rapport. 6. Bespreking en vaststelling jaarrekening in MT/DB/AB De jaarrekening en bijbehorende stukken worden achtereenvolgens door het managementteam, dagelijks bestuur, subcommissie financiële jaarstukken, commissie beheer en middelen en het algemeen bestuur besproken en vastgesteld. Bijzonderheid hierbij is dat indien het dagelijks bestuur de betreffende stukken alsmede de eventuele bemerkingen aanvaardt, dan wordt de financieel ambtenaar gedechargeerd en is de jaarrekening met bijbehorende stukken van het dagelijks bestuur.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 10 van 23
3.4 Marap / Projectvoortgangsrapportage / Managementletter Doelgroep : DB & AB / totale organisatie Productbeheerder : Concerncontroller Opsteller(s) : Beleidsveldbeheerders, productbeheerders, projectgroepleden, projectleiders en bedrijfsbureau Termijn : Korte termijn (1/4 jaar) Doelstelling De managementrapportage (marap), projectvoortgangsrapportage en de managementletter zijn control-instrumenten. De marap is een voortgangsrapportage op productniveau die vier keer per jaar wordt opgesteld en die samen met de projectvoortgangsrapportage als input dient voor de managementletter. In de marap wordt ingegaan op de realisatie van de doelen/speerpunten, prestatie-indicatoren, kengetallen, begrote uren en kosten zoals afgesproken in het jaarplan. Hierbij wordt ook een inschatting gemaakt over de verwachtingen voor de jaarprognoses en de afwijkingen van het jaarplan. De projectvoortgangsrapportage geeft een indicatie van de voortgang van de projecten . Hierbij wordt een inschatting gegeven van de verwachte opleveringsdatum, de verwachte uitgaven inclusief personeelsinzet en mogelijke complicaties bij de uitvoering. De managementletter is een instrument van tussentijdse informatievoorziening richting het MT en het bestuur. De belangrijkste conclusies uit de maraps op beleidsveldniveau worden hierin op beleidsveldniveau gepresenteerd samen met een aantal algemene aandachtspunten, risico’s, onzekerheden, inschatting van het bedrijfsresultaat en conclusies. Een samenvatting van de projectvoortgangsrapportage wordt als bijlage opgenomen in de managementletter. Monitor stroomlijnen Aan managementletter 2 en 4 is de monitor realisatie stroomlijnen bedrijfsprocessen toegevoegd. Hiermee wordt de informatievoorziening en de voortgangsbewaking van de implementatie van de plannen van aanpak stroomlijnen vorm gegeven.
Maraps/Managementletters Voor de maraps/managementletters gelden de volgende data: Maraps/managementletter 1 : peildatum 10 februari, thema MT 4 maart Maraps/managementletter 2 : peildatum 27 april, thema MT 27 mei Maraps/managementletter 3 : peildatum 27 juli, thema MT 2 september Maraps/managementletter 4 : peildatum 28 september, thema MT 4 november
Planning marap/managementletter 1 Activiteiten marap/managementletter 1 In managementletter 1 wordt alleen gerapporteerd over de noemenswaardige afwijkingen (zowel inhoudelijk als financieel) ten opzichte van begroting/jaarplan. Voor deze rapportage vervalt het uitgebreide voortraject van opstellen maraps. Wel moet waar nodig bijstellingen ten opzichte van de begroting in de bronsystemen worden verwerkt. De product- en beleidsveldbeheerders blijven verantwoordelijk voor het benoemen, bespreken en rapporteren van de grote afwijkingen en de bijbehorende cijfers.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 11 van 23
Planning maraps/managementletters 2 t/m 4
Activiteiten maraps/managementletters 2 t/m 4 Er wordt vanuit gegaan dat de bronsystemen altijd de actuele situatie aangeven. Ten behoeve van een tijdige en volledige informatievoorziening stellen productbeheerders vòòr de peildatum (zie hierboven) vast dat alle planningsgegevens in de bronsystemen (reserveringen van nog te verwachten uitgaven in FMS en budgeturen in TIM) volledig actueel zijn. Voor de rapportages wordt gebruik gemaakt van het Management Informatie Systeem Navigus. 0. Opstellen monitor stroomlijnen In de aanloop naar het opstellen van de 2e en 4e marap/managementletter wordt de informatie voor de monitor realisatie stroomlijnen verzameld. 1. Beoordelen en actualiseren inhoud bronsystemen De peildatum, zowel financieel als voor de uren, ligt zo dicht mogelijk bij de eerste dag van de maand. Dit betekent dat alle medewerkers bij aanvang van het maraptraject niet meer dan 1 week achter zijn met het tijdschrijven. Daarnaast zorgt de productbeheerder ervoor dat zijn reserveringen voor de peildatum een actueel beeld geven van de nog te verwachten uitgaven. 2. Herberekenen indirecte kosten Op basis van de door de productbeheerders geactualiseerde planningsgegevens in de bronsystemen berekent FEZ de indirecte kosten. 3. Opstellen marap op productniveau De productbeheerder stelt de marap op. De productbeheerder, ondersteund door het bedrijfsbureau, analyseert en licht de realisatie van het jaarplan en de afwijkingen van de actuele jaarprognoses ten opzichte van het jaarplan toe. Ook kunnen speerpunten worden toegevoegd naar aanleiding van bijvoorbeeld de analyse uit bedrijfsvergelijkingen. 4. Bespreking marap met beleidsveldbeheerder De marap, inclusief indirecte kosten en toelichting, wordt besproken tussen de productbeheerder en de beleidsveldbeheerder. Tevens wordt hierbij de voortgangsinformatie stroomlijnen ten behoeve van de monitor besproken. 5. Opstellen marap op beleidsveldniveau Aan de hand van de maraps op beheerproductniveau stelt de beleidsveldbeheerder (in samenwerking met het bedrijfsbureau) in het Management Informatie Systeem (Navigus) de marap op beleidsveldniveau op.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 12 van 23
6. Opstellen managementletter Op basis van de onderliggende maraps op beleidsveldniveau stelt de concerncontroller (in samenwerking met de beleidsveldbeheerders en het bedrijfsbureau) de managementletter op. Hierbij wordt de voor MT en bestuur relevante informatie overgenomen uit de maraps op beleidsveldniveau. Eventuele cruciale zaken die na het opstellen van de maraps aan het licht zijn gekomen, dienen nog wel meegenomen te worden in de managementletter (tot aan behandeling in het MT). In de managementletter wordt tevens de voortgang van de projecten gemeld (zie projectvoortgangsrapportage). 7. Bespreking managementletter in MT, DB en AB De managementletter doorloopt, ten behoeve van de actualiteit, de verkorte bestuurlijke route, waardoor deze niet in de AB-commissies zal worden behandeld. 8. Bespreking noodzakelijke bijsturing met beleidsveldbeheerder Dit extra overlegmoment tussen productbeheerder en beleidsveldbeheerder is mogelijk om eventuele noodzakelijke bijsturing te bespreken. Na de peildatum voor marap 4 is er namelijk nog een behoorlijke periode te gaan.
Projectvoortgangsrapportages Voor de projectvoortgangsrapportages gelden Projectvoortgangsrapportage 1 : peildatum 27 Projectvoortgangsrapportage 2 : peildatum 20 Projectvoortgangsrapportage 3 : peildatum 20 Projectvoortgangsrapportage 4 : peildatum 21
de volgende data: januari april juli september
Planning projectvoortgangsrapportages
Activiteiten projectvoortgangsrapportages 1. Beoordelen en actualiseren inhoud bronsystemen Het projectgroeplid zorgt ervoor dat vòòr de peildatum de urenprognose in TIM actueel is, het financiële plaatje in FMS de juiste situatie aangeeft (en past indien nodig hiervoor de reserveringen aan) en de projectinformatie in de projectendatabase op orde is. 2. Opstellen rapportage op activiteitenniveau Het projectgroeplid stelt in Navigus een rapportage op voor zijn/haar activiteit. Het gaat hierbij om het toelichten van afwijkingen op het gebied van doelen, voortgang, geld en risico’s. Het referentiepunt hiervoor is het laatst vastgestelde investeringsplan. 3. Bespreken rapportage met projectleider De activiteitenrapportage wordt besproken met de projectleider. Indien projectleider en projectgroeplid dezelfde persoon zijn, is deze stap niet van toepassing.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 13 van 23
4. Opstellen rapportage op projectniveau Na het bespreken van de rapportage op activiteitenniveau met de verschillende projectgroepleden is het de beurt aan de projectleider deze informatie geaggregeerd te verwerken tot een rapportage op projectniveau. De toelichtingen op doelen, voortgang, geld en risico’s worden nu gerapporteerd voor het hele project. Indien projectleider en projectgroeplid dezelfde persoon zijn, is deze stap niet van toepassing. 5. Bespreken rapportage met opdrachtgever De projectrapportages en activiteitenrapportages (indien projectgroeplid is projectleider) worden vervolgens weer besproken met de opdrachtgever. Voor ontwikkelingsinvesteringen is dit de beleidsveldbeheerder en voor instandhoudingsinvesteringen de productbeheerder. 6. Opstellen opdrachtgeversrapportage De rapportages op projectniveau en activiteitenniveau worden in Navigus samengevat tot een opdrachtgeversrapportage. Deze rapportage is alleen op hoofdlijnen. In deze rapportage kan de opdrachtgever zelf een samenvattende toelichting invullen. 7. Opstellen bestuursrapportage De bestuursrapportage betreft een automatische aggregatie van alle opdrachtgeversrapportages. Het is een rapportage op hoofdlijnen over doelrealisatie, inzet van middelen per beleidsveld en toont een scorecard met de belangrijkste projecten waarop de toelichtingen van de opdrachtgevers te zien zijn. De bestuursrapportage maakt onderdeel uit van de managementletter.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 14 van 23
3.5 Bedrijfsvergelijkingen Doelgroep : DB & AB / totale organisatie / externen Productbeheerder : Concerncontroller Opsteller(s) : Beleidsveldbeheerder, productbeheerder & bedrijfsbureau Termijn : Korte termijn (1 jaar) Doelstelling Het doel van bedrijfsvergelijkingen is tweeledig: enerzijds het extern verantwoorden van wat de waterschappen doen - dus richting diverse belanghebbenden - en anderzijds het verbeteren van de bedrijfsprocessen binnen de waterschappen. Die laatstgenoemde doelstelling is voor de waterschappen zelf eigenlijk de belangrijkste. Ontwikkelingen De ontwikkeling van het enthousiasme voor bedrijfsvergelijken bij waterschappen heeft een cruciaal punt bereikt. Er is door de veelheid aan initiatieven een spaghetti structuur ontstaan van projecten. De samenhang is niet altijd duidelijk. Voor de beeldvorming en daarmee het enthousiasme is genoemde structuur (of het gebrek daaraan) ongewenst. De Uniewerkgroep Middelen heeft daarom een ad-hocwerkgroep in het leven geroepen om na te denken over het verband tussen de bestaande projecten en om een voorstel te doen om de samenhang te verbeteren.
Planning Door de hierboven beschreven ontwikkelingen is het nog niet duidelijk welke bedrijfsvergelijkingen in 2008 gaan lopen. Voor 2008 neemt het waterschap in ieder geval deel aan de bedrijfsvergelijking zuiveringsbeheer. Daarnaast zullen in 2008 in ieder geval geen andere grote benchmarks uitkomen. Wel worden voorbereidingen getroffen voor een tweede ronde bedrijfsvergelijkingen waterbeheer. Daarnaast zal een bestuurlijke waterschapsvergelijking worden gepresenteerd in de tweede helft van het jaar. Zo gauw de planning bekend is, wordt deze toegevoegd aan de P&C cyclus en wordt daarover apart gecommuniceerd.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 15 van 23
3.6 Jaarplan Doelgroep Productbeheerder Opsteller(s) Termijn
: : : :
Beleidsveldbeheerder, secretaris-directeur, totale organisatie Beleidsveldbeheerder, beheerproductbeheerder Beleidsveldbeheerder, beheerproductbeheerder, bedrijfsbureau Korte termijn (1 jaar)
Doelstelling Het jaarplan is de opmaat naar de begroting en kan gezien worden als een jaarlijks planningsinstrument op de kadernota. In het jaarplan wordt inzichtelijk gemaakt hoe de realisatie van de in de kadernota aangegeven doelen/speerpunten tot stand gaat komen op het niveau van de beheerproducten en beleidsvelden. Tevens wordt bij het jaarplan definitief en integraal inzichtelijk gemaakt wat de financiële consequenties van de beleidskeuzes en prioriteitsstellingen zijn. Op basis van de goedgekeurde jaarplannen kan de organisatie vervolgens binnen de daar gestelde kaders aan de slag om de doelen/speerpunten te verwezenlijken. Leeswijzer figuur: met de rapportages (input) van de betreffende beheerproducten maakt de beleidsveldbeheerder zijn rapportage op beleidsveldniveau en daarmee rapporteert hij/legt hij verantwoording af aan de secretaris-directeur. Uiteindelijk wordt mede op basis hiervan de begroting opgebouwd die aan het bestuur ter vaststelling wordt aangeboden
OUTPUT
INPUT
Begroting Rapportage
Rapportage
Beleidsvelden (BVB)
BPB
Rapportage
Medewerker
SD
Rapportage
Beheerproducten (BPB)
BVB
Aggregeren Planning
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 16 van 23
Activiteiten 1. Inventarisatie ontwikkelingen Op basis van in- en externe ontwikkelingen worden de gevolgen van de beleidsontwikkelingen voor het beheerproduct voor de komende planperiode geïnventariseerd. 2. Bepalen output en kwaliteit Op basis van bestuursprogramma/kadernota wordt voor de komende planperiode de gewenste output bepaald (incl. kengetallen en prestatie-indicatoren). Op basis van de klanten/afnemers van het product wordt bepaald welke kwaliteitseisen gesteld worden aan het product en welke invloed deze hebben op een mogelijke efficiëntere, of effectievere totstandkoming van de beheerproducten. Op basis hiervan worden speerpunten vastgesteld hoe in de komende planperiode de kwaliteit en de totstandkoming van het product afgestemd gaat worden op de kwaliteitseisen van de klant. 3. Bepalen vraaguren op afdelingsniveau De voor de output benodigde capaciteit wordt op basis van voorgaande stappen vastgesteld door de beheerproductbeheerder. De benodigde capaciteit in de vorm van het gevraagde aantal uren per afdeling die een bijdrage levert aan het beheerproduct wordt als vraaguren geregistreerd en door de beleidsveldbeheerder gefiatteerd. Deze capaciteit wordt door de productbeheerder vervolgens ingekocht bij de betreffende afdelingshoofden op de urenmarkt. 4. Inkopen benodigde capaciteit (urenmarkt) De benodigde capaciteit wordt op de urenmarkt op VRIJDAG 20 JUNI 2008 ‘ingekocht’ door de productbeheerders bij de afdelingshoofden. Dit kan eventueel (bij onvoldoende middelen) leiden tot een bijstelling van de output voor de komende planperiode door de productbeheerder, of extra inhuur van personeel door een afdelingshoofd. Het resultaat van de urenmarkt, na bekrachtiging door het MT, is de uren/fte-begroting die voor zowel de jaarplannen, de begroting als de daarvoor nodige kostenverdelingen, bepalend is. Deze urenbegroting wordt in TIM verwerkt op afdelingsniveau. Vervolgens verdelen de afdelingshoofden de ‘verkochte’ uren over de medewerkers. 5. Opstellen jaarplan De productbeheerder stelt in samenwerking met het bedrijfsbureau het jaarplan op in het Management Informatie Systeem (Navigus). Hierbij worden de beleidsontwikkelingen, speerpunten, prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen. Daarnaast wordt de personele en financiële inzet ten opzichte van het lopende begrotingsjaar en de daaraan voorafgaande jaarrekening geanalyseerd en toegelicht. De raming van de financiële inzet is beschreven bij het opstellen van de begroting. 6. Bespreking jaarplan met beleidsveldbeheerder Het jaarplan, inclusief directe kosten en toelichting, wordt besproken tussen de productbeheerder en de beleidsveldbeheerder. 7. Opstellen jaarplan op beleidsveldniveau Op basis van de onderliggende jaarplannen op beheerproductniveau stelt de beleidsveldbeheerder, in samenwerking met het bedrijfsbureau, het jaarplan op beleidsveldniveau op. 8. Bespreken jaarplan met secretaris-directeur, concerncontroller en beleidsveldbeheerder Het jaarplan op beleidsveldniveau, inclusief kosten en toelichting, wordt besproken tussen de secretaris-directeur, concerncontroller en de beleidsveldbeheerder. Het jaarplan op beleidsveldniveau wordt gebruikt als input voor de begroting.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 17 van 23
3.7 Begroting Doelgroep Productbeheerder Opsteller(s) Termijn
: : : :
DB & AB / totale organisatie Afdelingshoofd FEZ Beleidsveldbeheerder, beheerproductbeheerder, bedrijfsbureaus & FEZ Korte termijn (1 jaar)
Doelstelling Met de begroting wordt inzichtelijk gemaakt hoe de realisatie van de in de kadernota aangegeven doelen/speerpunten tot stand gaan komen. Tevens wordt bij de begroting definitief inzichtelijk gemaakt wat de financiële consequenties van de beleidskeuzes en prioriteitstellingen zijn richting de tariefsontwikkelingen voor de heffing en omslagen van het komende jaar. De kadernota dient hierbij als kader waarbinnen de begroting wordt uitgewerkt. Op basis van de goedgekeurde begroting kan de organisatie vervolgens binnen de daar gestelde kaders aan de slag om de doelen/speerpunten te verwezenlijken. Planning
Activiteiten 1. Maken van begrotingsoverzichten Door FEZ worden begrotingsoverzichten gemaakt ten behoeve van de productbeheerders. In deze overzichten staan per product: begroting komend jaar, begroting huidig jaar, laatst opgemaakte jaarrekening, werkelijke uitgaven huidig jaar en het financiële kader vanuit bestuursprogramma/kadernota. Een overzicht van de reserveringen van het huidige jaar worden als bijlage met de begrotingsoverzichten meegezonden. 2. Invullen begrotingsoverzichten De productbeheerders (in samenwerking met het bedrijfsbureau) vullen de begrotingsbedragen voor komend jaar in. Hierbij geven ze ook de reserveringen voor komend jaar aan. De beleidsveldbeheerder geeft zijn fiat. 3. Verwerken financiële begroting in FMS De begrotingsgegevens worden verwerkt tot een financiële begroting die wordt ingebracht in FMS, waarna een controleoverzicht begroting wordt gemaakt. De financiële administratie zorgt ervoor dat de reserveringen voor 1 januari in FMS ingevoerd zijn. De financiële inzet voor de producten wordt hierna zichtbaar in de jaarplannen in het Management Informatie Systeem (Navigus). 4. Controle begroting FMS met kadernota De in FMS ingebrachte begroting per beleidsveld wordt gecontroleerd met de reeds opgemaakte kadernota. Eventuele op- of aanmerkingen worden in het overleg met de productbeheerder meegenomen.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 18 van 23
5. Overleg productbeheerders De controleoverzichten worden ter beoordeling voorgelegd aan de productbeheerders. Indien de productbeheerders niet met de begrotingscijfers akkoord gaan, zal afdeling FEZ aanpassingen moeten doen. 6. Doorboeken en scenario’s opstellen In FMS worden alle benodigde doorboekingen gedaan waarna met behulp van FMS de scenario's worden opgesteld die ter beoordeling naar het MT gaan. Hierbij wordt ook een verschillenanalyse toegevoegd. 7. Bespreking scenario’s Het MT bespreekt de scenario’s en geeft eventueel aan welke aanpassingen plaats moeten vinden. 8. Uitwerking scenario’s & boeken opstellen Na goedkeuring door het MT worden de scenario's verder uitgewerkt en worden de begrotingsboeken opgesteld. In de boeken komt ook de kerninformatie van de jaarplannen per beleidsveld. 9. Bespreking en vaststelling begroting in MT, DB en AB In het MT, DB en AB wordt de beleidsbegroting behandeld, waarna het zal worden vastgesteld door het AB.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 19 van 23
3.8 Afdelingsplan Doelgroep : Verantwoordelijke(n) : Opsteller(s) : Termijn :
Sectorhoofd, afdelingshoofden / totale organisatie Afdelingshoofd Afdelingshoofd, medewerkers afdeling, bedrijfsbureau Korte termijn (1 jaar)
Doelstelling Het afdelingsplan kan gezien worden als een middel om de kwaliteit en ontwikkeling van de bedrijfsvoering in brede zin op afdelingsniveau te borgen en te stimuleren. Bij het afdelingsplan is het dan ook van belang op te merken dat het een product is van de hele afdeling en niet alleen van het afdelingshoofd. Bij het totstandkomingtraject zijn de medewerkers dan ook actief betrokken. Met het afdelingsplan kan en moet invulling gegeven worden aan de doelstelling van het Waterschap Brabantse Delta om Total Quality Management (TQM) als managementconcept in te voeren. TQM is gebaseerd op een intrinsieke drijfveer om continu te verbeteren. Het door het waterschap omarmde INK-managementmodel is hierbij een hulpmiddel. De voortgang van het afdelingsplan dient samen met de medewerkers bewaakt te worden door regelmatige bespreking in het afdelingsoverleg. Daarnaast dient het plan ook aan de orde te komen in de afstemming met het sectorhoofd en de beoordeling door het sectorhoofd. Planning
Activiteiten 1. Bepalen strategie en beleid De centrale kaders van het waterschap en ontwikkelingen in de organisatie en de omgeving vormen de basis voor eventuele bijstelling van de visie op de ontwikkeling van de afdeling in het komende jaar. Hiertoe worden voor de komende planperiode speerpunten benoemd en wordt eventueel de structuur aangepast en cultuur binnen de afdeling op afgestemd. 2. Uitvoeren SWOT-analyse De afdeling kijkt terug op de vorige SWOT-analyse en actualiseert deze. Dit leidt tot aanpassing van diverse verbeterpunten en speerpunten. 3. Prioriteren verbeteracties Op basis van de verbeteracties die voortkomen uit de SWOT-analyse en de eventuele bijstelling van de visie van de afdeling op het komende jaar vindt prioritering van de uit te voeren verbeteracties plaats. 4. Inventarisatie opleidingsnoodzaak en –behoefte De opleidingsnoodzaak en –behoefte wordt geïnventariseerd en globaal weergegeven in het afdelingsplan.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 20 van 23
5. Invullen format afdelingsplan Het afdelingshoofd kan in samenwerking met het bedrijfsbureau het format van het afdelingsplan gaan invullen. Hierbij wordt ook aandacht gevraagd voor diverse ARBO-aspecten uit het concernbrede KAM-jaarplan. 6. Bespreking afdelingsplan met sectorhoofd Het afdelingsplan wordt besproken tussen het afdelingshoofd en het sectorhoofd.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 21 van 23
3.9
Bestuursprogramma
Doelgroep Productbeheerder Opsteller(s) Termijn
: : : :
DB & AB / totale organisatie Concerncontroller MT Lange termijn (4 jaar)
Doelstelling Het bestuursprogramma kan worden gezien als stap 1 in de Planning & Control-cyclus. Het is een strategisch beleidsstuk dat bij het aantreden van een nieuw bestuur wordt vastgesteld. Daarin wordt de missie en visie van de organisatie vertaald naar de verschillende beleidsterreinen. Daarbij worden doelstellingen geformuleerd die men (gefaseerd) wenst te realiseren in de bestuursperiode en waarop men aan het einde van die periode (na 4 jaar) afgerekend kan worden. In verband met het doel van dit product is het van groot belang dat het (nieuwe) bestuur hier bij betrokken wordt. Planning
De voorbereidingen van het bestuurprogramma zullen vanaf juni gaan starten. De verkiezingen vinden plaats in november 2008 waarna het nieuwe bestuur in december 2008 wordt benoemd. In het eerste kwartaal van 2009 kan het bestuursprogramma door het nieuwe bestuur worden vastgesteld. Activiteiten De strategische verkenning is één van de onderdelen dat als input wordt gebruikt voor het nieuwe bestuursprogramma. Deze zal tijdig zijn afgerond. De specifieke activiteiten voor het bestuursprogramma moeten nog verder worden uitgewerkt.
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 22 van 23
Planning & Control cyclus 2008
Pagina 23 van 23
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I002834 Barcode: 07I002834 Onderwerp: beleidsbegroting 2008 en meerjarenraming 2009-2012 Sector en afdeling: Financiën/ICT, afdeling FEZ Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 9 Ter inzage bij de concernstaf: Bijlagenboek begroting 2008 Bijlagen: Begroting 2008 en meerjarenraming 2009-2012 en besluit machtiging beschikken over onvoorzien en machtiging tot het doen van af- en overschrijving Aan het algemeen bestuur Inleiding Hierbij biedt het dagelijks bestuur u de beleidsbegroting 2008 en de meerjarenraming 2009-2012 van waterschap Brabantse Delta aan. In de begroting 2008 zijn de door de productbeheerders en de afdelingshoofden aangeleverde gegevens verwerkt. Hierbij is rekening gehouden met de kaders die zijn gesteld door het bestuursprogramma en de voorjaarsnota 2007. De begroting 2008 is de basis voor het vaststellen van de tarieven voor de waterschapsbelastingen 2008. De tarieven vindt u in het hoofdstuk begroting 2008 en meerjarenraming 2009-2012 per taak op de pagina’s 79 tot en met 94. Bij de vaststelling van de begroting 2008 behoren ook de volgende besluiten te worden genomen: x machtiging aan het dagelijks bestuur voor de beschikking over de post onvoorzien; x machtiging aan het dagelijks bestuur tot het doen van af- en overschrijvingen. Naast de beleidsbegroting is een bijlagenboek met detailstaten opgesteld. Het bijlagenboek is niet meegezonden maar wordt voor alle belangstellenden apart ter inzage gelegd bij de concernstaf. Het investeringsplan 2008-2012 is in de vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007 vastgesteld. In deze aanbiedingsbrief wordt in het kort ingegaan op de uitgangspunten bij het opstellen van de begroting 2008. Vraagstelling Kan het AB instemmen met de vaststelling van de begroting 2008 en kennis te nemen van de meerjarenraming 2009-2012? Strategie 1. Algemeen In de voorjaarsnota 2007 zijn de inhoudelijke en financiële uitgangspunten geformuleerd voor de begroting 2008. De lastenstijging in de begroting 2008 blijft binnen de in het bestuursprogramma gestelde kaders. Ten opzichte van de voorjaarsnota zijn de tarieven voor waterkwantiteit voor de categorie ongebouwd en ingezetenen en voor waterkwaliteit hoger dan in de voorjaarsnota geraamd. Hieronder wordt daar op hoofdlijnen op ingegaan. Bij de berekening van de tarieven voor de begroting 2008 is rekening gehouden met de jaarrekeningcijfers 2006 en de inschatting van de bedrijfsresultaten per september 2007. In 2006 heeft het algemeen bestuur ingestemd met de maatregel om de batige saldi over 2005 in 2007 en 2008 in te zetten om de tarieven te matigen. In feite wordt hiermee de over 2005 te veel geheven waterschapsbelasting teruggegeven aan de belastingbetaler. In paragraaf 7 wordt een overzicht gegeven van het verloop van de egalisatiereserve.
De begroting 2008 laat een bruto-omzet zien van € 117 miljoen. Na aftrek van diverse opbrengsten en geactiveerde lasten en geraamde onttrekkingen aan de reserves blijft er netto een bedrag over van ongeveer € 90 miljoen. Dit bedrag is als geraamde belastingopbrengst, verdeeld over de diverse taken, opgenomen. 2. Belangrijkste speerpunten voor de jaren 2008 tot en met 2012 Onderstaand zijn de belangrijkste ontwikkelingen die spelen in de planperiode 2008-2012 kort aangestipt. Dit is vooral bedoeld om snel een globaal beeld te hebben van de belangrijkste ontwikkelingen. Deze zijn voor de beeldvorming hier gerangschikt naar thema (b.v. nieuwe wetgeving, samenwerking etc.) In hoofdstuk 1 van het begrotingsboek zijn deze ontwikkelingen verder uitgeschreven en per beleidsveld opgesomd. Aflopen Bestuursperiode 2005-2008 Bestuursprogramma 2005-2008 In het in 2005 vastgestelde Bestuursprogramma 2005-2008 is aangegeven welke doelstellingen en ambities er in de planperiode door het waterschap gehaald moeten worden. Deze zijn veelal het gevolg van (inter-)nationale afspraken of afspraken met de Provincie en andere partners. Afgesproken is de benodigde inspanningen voor de langere termijn voortvarend op te pakken en gelijkmatig te verdelen over de beschikbare tijd. Het daarop gebaseerde investeringsvolume bedraagt vanaf 2005 tot en met 2008 gemiddeld € 62,5 miljoen per jaar. Uitgangspunt daarbij is dat de gemiddelde lastenstijging maximaal 4% (incl. inflatie) per jaar is ten opzichte van het vertrekpunt in 2005. De doelstellingen en ambities moeten gerealiseerd worden binnen de (vaste) personele formatie van 498,5 fte. We staan nu aan de vooravond van het laatste jaar van deze bestuursperiode en het bijbehorende programma. Dit betekent dat ook 2008 in het teken zal staan van het realiseren van de in het programma opgenomen doelen en ambities. Mede door vaak lange voorbereidingsperiodes ligt een fors deel van de te realiseren doelen in dit laatste jaar. Dit legt voor 2008 een grote druk op de (project-)organisatie. Evaluatie In het 2e halfjaar van 2008 zal ook een evaluatie plaatsvinden. Deze evaluatie zal zich richten op zowel de mate van realisatie van de afgesproken doelen en ambities als op het bestuurlijk functioneren in de bestuursperiode. Hiermee komt belangrijke informatie beschikbaar als handreiking voor het nieuwe bestuur en het door haar begin 2009 nieuw vorm te geven programma. Nieuwe wet- en regelgeving Algemeen In de periode 2008-2009 moet er veel nieuwe wetgeving worden geïmplementeerd binnen de waterschappen. Deze nieuwe wetgeving heeft een grote impact op de wijze van het (bestuurlijk) functioneren van het waterschap. De belangrijkste nieuwe wetgeving is opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterwet, de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de Waterschapswet. Onderwerpen die hier onder andere bij aan de orde komen zijn het vormgeven van nieuwe stroomgebiedsbeheerplannen, de 1 loket gedachte voor burgers en bedrijven, overdracht van het (ondiepe) grondwaterbeheer van de Provincie naar de waterschappen en de omvang, samenstelling en rolverdeling van en tussen de bestuurlijke gremia van het waterschap en de bijbehorende consequenties voor de organisatie. Ook de financiering van de waterschapstaken verandert per 1 januari 2009. Waterschapsbestuur en verkiezingen In november 2008 zijn de nieuwe (landelijke) waterschapsverkiezingen. De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang. Een kleinere omvang van het bestuur, een nieuwe indeling van de categorieën, een lijstenstelsel voor de categorie ingezetenen en de mogelijkheid van internetstemmen zijn zaken met een forse impact. Enerzijds voor het organiseren van de verkiezingen zelf en anderzijds voor de mogelijke consequenties voor het bestuurlijk functioneren en gekoppeld daaraan voor de ambtelijke organisatie. Belangrijke beleidsontwikkelingen Er dient bij het vorm geven van het beleid en de uitvoering daarvan steeds meer aandacht te zijn voor elkaar snel opvolgende situaties van wateroverlast en waterschaarste. Afspraken zoals die onder meer zijn vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), de (1e en 2e) bestuursovereenkomst met de Provincie en overige afspraken met de partners vormen in belangrijke mate het vertrekpunt. Verder zijn er belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de waterkeringen, het watersysteembeheer en de afvalwaterketen. Voor 2009/2010 staat de periodieke toetsing van primaire waterkeringen op de rol en in 2008 komt er ook meer duidelijkheid t.a.v. de normering (door de Provincie) van de overige waterkeringen en het bijbehorende investeringsprogramma. Voor de waterlopen en waterkeringen worden overkoepelende onderhoudsplannen opgesteld waarin ook veel aandacht voor gedifferentieerd beheer en onderhoud. Ook wordt veel energie gestoken in het volledig en actueel krijgen van de leggers en beheerregisters. De samen met gemeenten in uitvoering zijnde Optimalisatie Afvalwater Studies (O.A.S.) leveren in 2008 en 2009 een belangrijke informatie voor de benodigde inspanningen door de gemeenten en waterschappen in de waterketen en daarmee voor de toekomstige investeringsprogramma’s. Gekoppeld aan de implementatie van de nieuwe waterschapswet zal ook het financieel beleid herijkt worden. Dit zowel om het beleid waar nodig te
synchroniseren met de nieuwe wetgeving en gekoppeld daaraan tevens om het beleid t.a.v. reserves en voorzieningen opnieuw te beoordelen. Samenwerking en klantgerichtheid Samenwerking algemeen Samenwerking en klantgerichtheid zijn kernwaarden van ons waterschap. Zowel intern als extern ligt hierop een grote focus en zijn er vele ontwikkelingen. Dit sluit ook aan op de landelijke discussies over de samenwerking tussen overheden, de 1-loket gedachte (de klant centraal), E-governement etc. Een goed relatiebeheer is hierbij randvoorwaardelijk. Er zijn inmiddels vele voorbeelden van samenwerking zowel in de reguliere bedrijfsvoering als in de voorbereiding en uitvoering van projecten. Denk bijvoorbeeld aan samenwerking met de gemeenten op fronten als de OAS’n en belastingen en samenwerking t.a.v. inkoop, ict en laboratorium. Dit alles met als doel onze taken, doelstellingen en ambities tijdig waar te kunnen maken tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Een specifiek voorbeeld dat we hier willen noemen is het Waterschapshuis. Dit is een samenwerkingsverband tussen alle waterschappen op ICT-gebied. Belangrijke toekomstige systemen worden gezamenlijk, centraal ontwikkeld voor en door de waterschappen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van centraal ontwikkelde standaarden. De eerste systemen worden in 2008 en 2009 operationeel. Samenwerking laboratoria De besturen van de waterschappen Hollandse Delta en Brabantse Delta hebben besloten hun laboratoriumactiviteiten m.i.v. medio 2008 te bundelen om daarmee naar de toekomst sterker te staan op het gebied van kwaliteit, innovatie en efficiëntie. Hiertoe wordt een gemeenschappelijke regeling opgericht waarbinnen alle laboratoriumactiviteiten worden ondergebracht. Dit gebeurt (voorlopig) vanuit 2 locaties te weten Rotterdam (Dokhaven) en Breda. In verband met de huisvestingsproblematiek op Bouvigne wordt momenteel op het industrieterrein Steenakker in Breda een nieuw laboratorium gebouwd wat medio 2008 klaar is en ten dienste staat van de nieuwe laboratoriumorganisatie. Voor de middellange termijn is de verwachting dat meer waterschappen voor dit vraagstuk komen en mogelijk bij het initiatief willen aansluiten. Het is aan de nieuwe organisatie om te beoordelen wat dat voor de toekomstige omvang en locatie(s) van de gemeenschappelijke regeling betekent. Klantgerichtheid Ook klantgerichtheid staat hoog in het vaandel. In 2007 zijn onderzoeken uitgevoerd op een aantal deelterreinen met belangrijke klantcontacten. Ook is er gebruik gemaakt van een klantenpanel. Het waterschap scoort op deze onderdelen gemiddeld een 7. Op basis van de uitkomsten zijn verbeterplannen opgesteld om dit niveau minimaal te behouden en waar mogelijk verder te verbeteren. Ook voor 2008 worden er weer nieuwe initiatieven opgestart. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) De waterschappen kunnen en willen als overheidsorganisaties niet aan dit onderwerp voorbij gaan. Na het deelnemen aan een pilot en het formuleren en vaststellen van een visie en masterplan op dit gebied zal vanaf 2008 MVO nadrukkelijker worden meegenomen in de bedrijfsvoering. Hierbij wordt ingezoomd op de consequenties van voorstellen en handelingen t.a.v. People, Planet en Profit en het zoeken van de juiste balans hierin. Ook een maatschappelijke kosten en baten analyse maakt hier onderdeel van uit. De recentelijk opgestelde ambitienota Zuiveringsbeheer heeft dit onderwerp in belangrijke mate in zich. Zaken als kringloopsluiting, energiebesparing en innovatie zijn daarin belangrijke componenten. Huisvesting Bij de fusie heeft het waterschap bewust gekozen het centrale kantoor te verhuizen naar een nieuwe tijdelijk huisvesting aan de Bergschot in Breda en plannen te ontwikkelen voor ver- en nieuwbouw op Bouvigne. In deze periode zetelt het Laboratorium nog op Bouvigne en wordt het nog gebruikt voor vergaderingen. De plannen zijn voorbereid en de besluitvorming voor de monumentenwetvergunning is afgerond. Hiertegen lopen nog beroepsprocedures maar de verwachting is dat in het najaar 2007 een en ander definitief wordt afgerond waarna de procedure m.b.t. de bouwvergunning kan worden afgerond. Als het laboratorium dan medio 2008 is verhuisd kan de benodigde sloop plaats vinden waarna de nieuw en verbouw wordt gestart. De verwachting is dat het waterschap in 2010 haar nieuwe kantoor kan betrekken. Organisatieontwikkelingen De vele genoemde in- en externe ontwikkelingen hebben ook hun beslag op de (inrichting van) de organisatie. Zowel vanuit de nieuwe regelgeving en bijbehorende samenwerking (b.v. vergunningverlening) als vanuit eigen ontwikkelingen en ambitie (b.v. laboratorium, ict, inkoop, stroomlijnen bedrijfsprocessen) wordt er voortdurend beoordeeld wat de beste koers is en welke consequenties dit heeft voor de organisatie. Dit om de organisatie optimaal te laten functioneren bij het uitvoeren van de taken en projecten. In 2008 en 2009 wordt aandacht geschonken aan het invoeren van een nieuwe flexibele manier van werken (project Deltawerken) die voorgestaan wordt in het nieuwe kantoor. Het waterschap implementeert organisatiebreed afspraken en systemen om de bedrijfsvoering zo efficiënt en effectief mogelijk te ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn: de herijking van het inkoop- en aanbestedingsbeleid, facilitair bedrijf, het project digitaliseren (Delta Digitaal), het onderhoudbeheersysteem (OBS), het geografisch informatiesysteem (IRIS) en het kwaliteitsmanagementsysteem. Vanuit het nieuwe informatiebeleidsplan
wordt in het najaar 2007 beoordeeld of het wenselijk en rendabel is om over te gaan tot een Geïntegreerd Automatiseringssysteem (GAS) voor de ondersteunende diensten. Het contract met de huidige accountant loopt tot en met het boekjaar 2008. Dit heeft tot gevolg dat in het voorjaar van 2008 de aanbesteding moet worden gestart voor de keuze van een accountant voor de periode vanaf 2009. Bij deze aanbesteding zal het bestuur nadrukkelijk worden betrokken. Muskusrattenbestrijding De bestrijding van de muskusratten, die momenteel wordt uitgevoerd door de provincie, wordt als een waterschapstaak beschouwd. Dit is onderkend door GS. Overdracht naar het waterschap is een logische stap. Bij de bestrijding van de muskusratten zijn 4 waterschappen betrokken. Deze waterschappen dragen bij in de kosten die de provincie daarvoor maakt. In opdracht van deze 4 waterschappen is onderzoek gedaan naar de mogelijke organisatiemodellen voor de muskusrattenbestrijding. Uit het onderzoek is de voorkeur uitgesproken voor één waterschap dat coördineert en uitvoert. Als coördinerend waterschap is het waterschap Brabantse Delta een belangrijke gegadigde gezien het hoge aantal km’s te beheren waterkering en het feit dat de meeste bestrijders nu in ons gebied werken. Op dit moment vindt binnen de betrokken waterschappen de interne besluitvorming plaats. De waterschappen wordt gevraagd om in te stemmen de coördinatie en uitvoering van de bestrijding toe te wijze aan één waterschap. Bijzondere posten In de begroting is met diverse bijzondere posten rekening gehouden. Deze worden hieronder kort genoemd. Een aantal posten is al uitgevoerd in 2007, maar heeft wel aanzienlijke invloed op de begroting 2008. - Eenmalige correctie herwaardering balanswaarde agio SNB (in 2007) van 5,3 miljoen. - Het voordeel van de financieringstransactie bij SNB van € 458.000,- per jaar met ingang van april 2007. - In 2008 is een extra afschrijving opgenomen voor de restantboekwaarde van de oude kantoorgebouwen van Bouvigne + sloopkosten (€ 2,5 miljoen). - 2008 is het laatste jaar met kapitaallasten van de fusie. - De extra dividenduitkering van de NWB is in de reserves verwerkt (€ 10,6 miljoen); - Voor het laboratorium is in de begroting financieel nog geen rekening gehouden met de fusie met het laboratorium van Hollandse Delta per 1 juni 2008. De eigen begroting voor dit onderdeel wijzigt per die datum in een bijdrage aan de gemeenschappelijke regeling (2008 financieel neutraal) - In 2010 bevat de begroting zowel huisvestingslasten voor het pand Bergschot 69 (laatste jaar) als voor de nieuwbouw op Bouvigne (eerst jaar kapitaallasten). - De ambitienota Zuiveringsbeheer is in de begroting 2008 opgenomen voor € 650.000,- Door stijging van de rente in het laatste half jaar ontstaat een afwijkend renteomslagpercentage: in de begroting 2008 is gerekend met 4,76 % en in de voorjaarsnota 2007 met 4,48% ( verschil € 650.000) per jaar
3. Toelichting op de lasten- en tariefsontwikkeling
- per ingezetene - per ingezetene voorjaarsnota
€ €
kering 2008 6,80 7,00
€ €
- per eenheid economische waarde (x € 2.500) - per eenheid economische waarde voorjaarsnota
€ €
0,19 0,21
€ €
0,39 0,39
- per belastbare hectare - per belastbare hectare voorjaarsnota
€ €
10,58 10,75
€ €
20,62 20,09
- per ve - per ve voorjaarsnota
kwantiteit 2008 25,55 24,68
Kwaliteit 2008
€ €
49,50 49,00
Onderstaand zijn per taak de ontwikkeling van de lasten, de belastingopbrengst en tarieven in de planperiode vermeld. Daarbij worden de meest in het oog springende zaken in de lastenontwikkeling toegelicht en wordt stilgestaan bij belangrijke afwijkingen in de tariefsontwikkeling. Het verschil tussen de nettolasten en de opbrengst van de heffing/omslagen wordt gedekt door mutaties van de egalisatiereserves op basis van het daarvoor vastgestelde beleid. Een uitgebreide toelichting op de lasten treft u in de begrotingsstukken aan. Ook is rekening gehouden met het beleid over de omvang van de egalisatiereserves.
De onttrekkingen aan de egalisatiereserves zijn zodanig dat daarmee een gelijkmatig tariefsverloop in de planperiode wordt verkregen. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de batige saldi van de jaarrekening 2005 in 2007 en 2008 in de tarieven verwerkt moeten worden. In de paragrafen met de tariefsontwikkeling zijn de nettolasten van het bestuursprogramma geëxtrapoleerd om een goed beeld te kunnen vormen van de lastenontwikkeling van de begroting ten opzichte van het bestuursprogramma. De tariefsontwikkeling in de begroting blijft binnen de in het bestuursprogramma gestelde kaders. De tarieven wijken op onderdelen af van de voorjaarsnota 2007. De volgende oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen: - De uitgangspositie van de egalisatiereserve is nu gebaseerd op Managementletter 3 van 2007. De voorjaarsnota 2007 was gebaseerd op managementletter 4 van 2006. De batige saldi van de jaarrekening 2005 zijn in 2007 en 2008 ingezet om de stijging van de tarieven te matigen. - Actuele inschatting van investerings- en exploitatielasten. De voorbereiding voor de voorjaarsnota 2007 is afgerond in februari 2007. Voor de begroting 2008 en meerjarenraming zijn de investeringen gebaseerd op het in juni 2007 vastgestelde investeringsplan en de exploitatielasten zijn gebaseerd op de actuele inzichten per september 2007. 3.1 Taak waterkeringenbeheer Verdeling over de belangencategorieën: Categorie
Verdeling volgens Verdeling na aanpassing i.v.m. omslagverordening rechtstreekse toedeling in percentage perceptiekosten/verkiezingskosten Begroting 2007 Begroting 2008 42 41,5 41,5 46 46,4 46,3 12 12,1 12,1
-ingezetenen -gebouwd -ongebouwd
Waterkeringenbeheer (bedragen x € 1.000,-)
Nettolasten Begroting 2008/MJR Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008 Opbrengst omslagen Tarieven: Ingezetenen Begroting 2008/MJR Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008 Gebouwd: ( x 2.268) Begroting 2008/MJR Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008 Ongebouwd Begroting 2008/MJR Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008
Rek. 2004
Rek. 2005
Rek. 2006
4.509
4.816
5.267
4.862
5.387 5.148
6,23
6,76
0,28
6,76 0,21
10,64
0,21 11,72
11,72
Begr. 2007
Manage -mentletter 3 2007
Begr. 2008
Mjr. 2009
Mjr. 2010
Mjr. 2011
Mjr. 2012
5.225 5.669 5.048
5.142 5.142 5.865 4.602
4.798 5.142 5.865 4.644
5.791 5.578 5.927 4.923
5.992 5.794 6.164 5.662
6.344 6.089 6.411 6.226
6.233 6.068 6.667 6.329
6.358 6.080 6.934 6.358
6,62 6,62 7,02
6,41 6,41 7,48
6,41 6,41 7,48
6,80 7,00 7,58
7,81 7,54
8,57 7,93
8,69 8,30
8,72 8,36
0,22 0.22 0,25
0,20 0,20 0,26
0,20 0.20 0,26
0,19 0,21 0,26
0,21 0,21
0,22 0,22
0,21 0,21
0,20 0,21
10,76 10,76 12,17
9,79 9,79 13,17
9,79 9,79 13,17
10,58 10,75 13,56
12,20 11,65
13,46 12,33
13,71 12,95
13,82 13,11
Noot bij gebouwd: de WOZ-rekeneenheid is verhoogd van € 2.268 tot € 2.500. Bij het heffen van de omslagen gebouwd wordt met ingang van 2006 gerekend met € 2.500. De nettolasten voor de taak waterkeringenbeheer zijn in 2008 hoger dan in de begroting 2007 (€ 649.000) en de voorjaarsnota (verschil van € 213.000). Voor het meerjarenbeeld is het van belang te onderkennen dat er vanaf 2008 naast de reguliere kostenstijging extra lasten ontstaan vanuit nieuwe investeringen voor onder meer beheerregisters, veiligheidstoetsing en verbetering regionale waterkeringen. Ook de voorgestelde wijziging van de verwerking van het dividend heeft invloed op de cijfers van waterkeringszorg. Voor de boezem- en regionale keringen wordt momenteel beleid ontwikkeld. Dit beleid zal vertaald moeten worden naar een inhoudsopgave voor het
beheerregister van beide keringen. Om dit te ondersteunen zullen enkele pilots worden uitgevoerd. Het inrichten en uiteindelijk vullen van beide beheerregisters zal projectmatig worden aangepakt. De legger primaire keringen (procedure afronding per dijkring volledig doorlopen) zal in 2008 worden afgerond. Van de gevoerde dijkcontroles wordt alles digitaal vastgelegd. Het waterschap gaat door met de algehele schouwvoering. De toetsingen van dijkring 35 (2009) en 34 en 34a (2010) worden voorbereid en bezien wordt of beide gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd. Voor de kades wordt een gedifferentieerd onderhoudsplan opgesteld. 3.2 Taak waterkwantiteitsbeheer Splitsing over belanghebbenden: Categorie Verdeling volgens Verdeling na aanpassing i.v.m. omslagverordening rechtstreekse toedeling in percentage perceptiekosten/verkiezingskosten Begroting 2007 Begroting 2008 -ingezetenen 30 28,9 29,0 -gebouwd 60 60,3 60,3 -ongebouwd 10 10,8 10,7 Waterkwantiteitsbeheer (bedragen x € 1.000,-)
Nettolasten Begroting 2008 Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008 Opbrengst omslagen Tarieven: Ingezetenen Begroting 2008 Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008 Gebouwd: (x 2.268)* Begroting 2007 Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008 Ongebouwd Begroting 2007 Voorjaarsnota 2006 Best.prog. 2005-2008
Rek. 2004
Rek. 2005
Rek. 2006
25.464
23.826
25.556
26.236
27.549 27.366
23,75
24,53
0,62
24,53 0,44
20,13
0,49 20,17
20,17
Begr. 2007
Managementletter 3 2007
Begr. 2008
Mjr. 2009
Mjr. 2010
Mjr. 2011
Mjr. 2012
25.588 29.059 26.174
26.983 26.983 30.531 23.737
25.053 26.983 30.531 23.630
30.935 29.732 31.693 26.481
32.499 30.314 32.961 30.898
33.451 32.705 34.279 33.176
34.124 33.725 35.650 34.904
36.336 35.661 37.076 36.781
23.67 23,67 23,67 25,52
22,96 22,96 26,96
22,96 22,96 26,96
25,55 24,68 28,42
29,74 27,32
31,82 31,37
33,30 32,89
34,79 34,08
0,45 0,45 0,50
0,37 0,37 0,52
0,37 0,37 0,52
0,39 0,39 0,54
0,43 0,41
0,44 0,45
0,45 0,45
0,45 0,45
20,36 20,36 21,09
18,62 18,62 22,54
18,62 18,62 22,54
20,62 20,09 24,05
24,09 22,37
25,89 25,82
27,21 25,82
28,54 28,27
Noot bij gebouwd: de WOZ-rekeneenheid is verhoogd van € 2.268 tot € 2.500. Bij het heffen van de omslagen gebouwd wordt met ingang van 2006 gerekend met € 2.500. De totale nettolasten stijgen ten opzichte van de meerjarenraming van de voorjaarsnota en begroting 2007 door onder andere hogere kapitaallasten (als gevolg van een betere inschatting van de uit te voeren projecten en een inhaalslag van de achtergebleven realisatie van ontwikkelingsprojecten). De tarieven zijn over 2008 hoger dan in de voorjaarsnota en begroting van het voorafgaand jaar. Dit komt enerzijds door een andere verdeling het dividend van de waterschapsbank. Ook de afspraak die het bestuur heeft gemaakt over het teruggeven van de positieve saldi van de jaarrekening 2005 in 2007 en 2008 aan de belastingbetalers heeft invloed. De tarieven over de jaren 2009 tot en met 2012 zijn eveneens hoger dan in de meerjarenraming van de voorjaarsnota 2007 doordat er meer projecten worden gerealiseerd die vanaf 2008 kapitaallasten gaan genereren. Daarnaast heeft de aanpassing van de kwijtscheldingsnorm in 2007 een verhogend effect op de tarieven. De belangrijkste speerpunten met betrekking tot watersystemen zijn: - Meerjarige Europese aanbesteding maaibestek 2008 op basis van het in begin 2008 vast te stellen onderhoudsplan. - Het vaststellen van de leggers van met name de ontbrekende gebieden, aansluitend op het beschikbaar komen van de gegevens in het beheerregister. - De rol van het beheerregister in de primaire processen meenemen in de auditronde van het KAM-systeem en waar nodig verbeteringen doorvoeren. In 2007 is het systeem Intwis in gebruik genomen voor de opslag en ontsluiting van chemische meetgegevens. In 2008 moet ook de ontsluiting van biologische meetgegevens via Intwis gaan lopen. De Kaderrichtlijn Water stelt "niet afwentelen" centraal. Om dat te realiseren, speelt onder andere het waterakkoord een rol. Daartoe is wel een verbreding nodig van het waterakkoord naar waterkwaliteit. De normering van stoffen is nog in ontwikkeling. Hierdoor is het beeld van de probleemstoffen nog niet helemaal duidelijk.
3.3 Taak vaarwegenbeheer Deze taak omvat alle lasten die worden gemaakt voor het vaarwegenbeheer dat voor de provincie NoordBrabant wordt uitgevoerd. Voor het grootste deel betreft dit zaken die onder de zogenaamde dubbelfunctieregeling vallen (50% provincie en 50% waterkwantiteitsbeheer). Daarnaast zijn er posten die alleen maar voor het vaarwegenbeheer worden uitgevoerd en voor 100% worden doorberekend aan de provincie. Vaarwegenbeheer (bedragen x € 1.000,-) Rek. 2004
Rek. 2005
Rek. 2006
Begr. 2008
Mjr. 2009
Mjr. 2010
Mjr. 2011
Mjr. 2012
1.042
Managementletter 3 2007 1.332
Nettolasten
1.394
670
t.l.v Provincie Noord-Brabant
1.298
1.722
1.927
1.959
1.981
1.394
670
1.042
1.332
1.298
1.722
1.927
1.959
1.981
De in 2007 opgestelde legger vaarwegen wordt in procedure gebracht en vastgesteld in 2008. Om de afzet van slib te kunnen monitoren wordt in een cyclus van 5 jaar het gehele Mark-Vlietstelsel ingepeild. Voor 2008 staat 31 kilometer in de planning. Op basis van bestaande overeenkomsten en afspraken worden (actuele) nieuwe overeenkomsten afgesloten met de in het waterbeheersgebied liggende gemeenten (denkend aan Leurse haven). Het waterschap brengt peilschalen aan bij bruggen en viaducten om zo een kwaliteitsverbetering door te voeren. 3.4 Taak waterkwaliteitsbeheer Waterkwaliteitsbeheer (bedragen x € 1.000,-)
Nettolasten Begroting 2008 Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008 Opbrengst heffing Tarieven: Per v.e. Begroting 2008 Voorjaarsnota 2007 Best.prog. 2005-2008
Rek. 2004
Rek. 2005
Rek. 2006
50.819
53.222
53.887
52.348
56.907 57.834
55.664 59.233 53.791
45,00
46,50
45,00
46,50
45,00 47,50
Begr. 2007
Managementletter 3 2007
Begr. 2008
Mjr. 2009
Mjr. 2010
Mjr. 2011
Mjr. 2012
57.859 57.859 61.264 55.276
50.415 57.859 61.264 55.601
63.234 62.440 63.521 57.692
65.184 63.085 66.062 62.839
69.184 66.273 68.704 69.390
71.302 68.187 71.452 72.086
73.612 69.684 74.311 74.208
46,50 46,50 49,46
46,50 46,50 49.,46
49,50 49,00 50,91
54,50 53,25
60,00 57,25
62,00 59,25
63,50 60,00
De nettolasten zijn in 2008 ca. € 5.375.000,- hoger dan in begroting 2007 en € 794.000 hoger dan de voorjaarsnota 2007. De voorgestelde wijziging van de verwerking van het dividend heeft een matigend effect op de tarieven van de taak kwaliteitsbeheer. Er is een ambitienota zuiveringsbeheer opgesteld die aan het bestuur zal worden voorgelegd. Hierin komen diverse beleidskeuzes en bijbehorende maatregelen voor de komende jaren aan bod. Een in 2006 uitgevoerd inspectieprogramma van de conditie van alle civiele delen van de AWP geeft aan dat een systematische revisie van de meest aangetaste onderdelen noodzakelijk is. In 2007 is het besluit genomen om de Zimpro-installatie op de zuivering Nieuwveer te vervangen door een slibverwerkingsysteem met slibgisting en -ontwatering. In 2008 eindigt de voorbereidende fase en zal een bestuurlijk besluit worden gevraagd om te starten met de bouw van de nieuwe installatie. In 2008 en 2009 zullen de laatste OAS-studies worden afgerond. Een gedeelte van de vervangingsinvesteringen in het investeringsplan worden beïnvloed door de uitkomsten van OAS-studies. De uitdaging zal liggen in de balans tussen het waar mogelijk uitstellen van projecten en het uitvoeren van de vervangingen zonder spijt.
4. Investeringsplan 2008-2012 Het investeringsplan 2008-2012 is, zoals hiervoor is aangegeven, afzonderlijk van deze begroting aan u voorgelegd. Hier gaan we kort in op de gevolgen van het investeringsplan voor de begroting 2008 en de meerjarenraming 2009-2012. De koers die het algemeen bestuur heeft ingezet met het bestuursprogramma 2005-2008 heeft vanzelfsprekend zijn invloed op het investeringsplan 2008-2012. Het actuele investeringsvolume voor 20082012 komt overeen met de raming aan de hand van de doelstellingen uit het bestuursprogramma. Uiteindelijk zal de gemiddelde lastenstijging conform de afspraken uit het bestuursprogramma op jaarbasis niet meer dan gemiddeld 4% mogen stijgen. In het investeringsplan zitten aan het einde van de planperiode nog veel onbenoemde posten om de investeringsvolumes op een constant niveau te houden. Voor Zuiveringsbeheer is in beeld gebracht wat het niveau is waarmee een duurzame verantwoorde bedrijfsvoering kan worden gevoerd. Voor de overige kernthema’s zijn wel “duurzame investeringsniveaus” bepaald, maar dit is nog met de nodige voorbehouden gebeurd. In het investeringsplan 2008 is hier extra aandacht aan besteed. In onderstaande staten staan de gevolgen van het investeringsplan vermeld. Spreiding(bruto)investeringsvolumes lopende en nieuwe projecten (IP) TE INVESTEREN (x € 1.000,=) Totaal Thema 1: Veiligheid 6.629 Vasthouden/bergen /afvoeren 124.258 Thema 3: Waterkwaliteit & ecologie 290.202 Thema 4: Watervoorziening 1.095 Thema 5: Ondersteunende diensten 54.844 Totaal 477.028
t/m 2007 * 1.370
2008 1.471
2009 982
2010 926
2011 876
na 2012 2012 1.004
28.996
38.393
15.773
14.369
14.520
12.207
0
33.523 855
52.739 240
66.724 0
53.778 0
38.264 0
45.174 0
0 0
11.730 22.659 16.070 1.709 1.278 1.398 76.474 115.502 99.549 70.782 54.938 59.783
0
0 0.
* De opgenomen bedragen in de kolom ‘t/m 2007’ zijn de investeringsuitgaven van projecten die vóór de planperiode zijn opgestart en in de planperiode doorlopen. De projecten die in 2007 volledig zijn afgerond, zijn niet meer opgenomen. 5. Lastenontwikkeling en -spreiding van het investeringsplan Nieuwe opgeleverde werken leiden tot nieuwe lasten, te onderscheiden in kapitaallasten en exploitatielasten. De kapitaallasten bestaan uit de afschrijvings- en rentekosten van de investering. Daarbij is, conform een besluit van het algemeen bestuur, met ingang van 2006 een tegenraming opgenomen van 30% op de nieuwe lasten, omdat de ervaring leert dat geplande investeringen door allerlei oorzaken vertragingen kunnen ondervinden of door voortschrijdend inzicht niet kunnen doorgaan. Op basis van de investeringsplanning uit de hierboven vermelde tabel zijn de kapitaallasten berekend. Vervolgens zijn de berekende lasten afgezet tegen de cijfers uit het bestuursprogramma. In tegenstelling tot de investeringsplanning wordt de lastenspreiding per taak weergegeven. De kapitaallasten worden verdeeld in 2 groepen: nieuw beleid en bestaand beleid. Onder nieuw beleid wordt verstaan: alle nieuwe investeringsprojecten (de lasten worden cumulatief berekend over alle nog goed te keuren investeringsbedragen). Bestaand beleid (activastaat) zijn alle investeringsprojecten waarvan het investeringsbedrag goedgekeurd is. De voortvloeiende brutolasten van de in bovenstaande tabel vermelde investeringsplanning zijn in totaal circa € 70.375.000. De verdeling over de taken in de jaren 2008 tot en met 2012 is als volgt:
Lastenspreiding lopende en nieuwe projecten én bestaand beleid LASTEN (x € 1.000,=) Totaal 2.525 22.512 1.792 43.546
2008 14 1.059 0 1.255
2009 443 3.529 355 5.193
2010 602 4.293 407 9.147
2011 699 5.475 488 12.318
2012 767 8.156 542 15.633
Totaal bruto-lasten (1) Tegenraming IP-lasten (2)
70.375 6.517
2.328 715
9.520 1.685
14.449 1.031
18.980 1.282
25.098 1.804
Totaal kapitaallasten nieuw beleid = investeringsplan (A=1-2)
63.858
1.613
7.835
13.418
17.698
23.294
Taak Taak Taak Taak
Waterkeringszorg Waterkwantiteit Vaarwegen Waterkwaliteit
Kapitaallasten bestaand beleid * = Activastaat Bruto-lasten (3) Tegenraming bestaand beleid (4) Totaal kapitaallasten bestaand beleid (B=3-4)
159.101 2.004
35.632 896
33.267 900
31.786 101
30.339 69
28.077 38
157.097
34.736
32.367
31.685
30.270
28.039
Totaal kapitaallasten (A+B)
220.955
36.349
40.202
45.103
47.968
51.333
Kapitaallasten uit bestuursprogramma
203.691
37.713
38.564
40.278
42.457
44.679
37.434
38.458
44.019
47.093
49.547
Kapitaallasten uit voorjaarsnota
216.551 * op basis van meerjarenraming uit de begroting 2008
De conclusie die uit bovenstaande tabel kan worden getrokken, is dat de lasten binnen het investeringskader van het bestuursprogramma 2005-2008 blijven. De kapitaallasten van het bestuursprogramma zijn geëxtrapoleerd naar de periode 2009-2012. 5. Treasury In de treasuryparagraaf van de begroting wordt geadviseerd om voor 2008 een maximumbedrag voor de aan te trekken geldleningen van € 95 miljoen vast te stellen. Op grond van het treasurystatuut en de daarbij behorende machtigingen is de bevoegdheid hiertoe doorlopend gedelegeerd aan het dagelijks bestuur. 6. Wijziging verdeling dividend Waterschapsbank Waterschap Brabantse Delta heeft in 2007 een extra dividend ontvangen van € 10,6 miljoen van de Nederlandse Waterschapsbank. Deze extra ontvangst is geheel verwerkt in 2007. Voorgesteld wordt om de verdeling van het dividend in overeenstemming te brengen met het netto-lastenniveau van de diverse taken (kering 5%, kwantiteit 30% en kwaliteit 65%).
7. Ontwikkeling van de egalisatiereserves Het reserve- en voorzieningenbeleid van waterschap Brabantse Delta staat in de notitie reserves en voorzieningen die is vastgesteld door het algemeen bestuur. Bij het bepalen van de egalisatiereserves is, zoals in paragraaf 2 al is medegedeeld, rekening gehouden met de cijfers uit de jaarrekening 2006 en met een inschatting van de resultaten over 2007 op basis van de derde managementletter. De ontwikkeling van de egalisatiereserves ziet er als volgt uit: Kering Kwantiteit Egalisatiereserve 1-1-2005 € 1.365 € 3.703 (conform jaarrekening 2004) Resultaat 2005 € 332 € 3.540 (conform jaarrekening 2005) Toevoeging calamiteitenreserve
Egalisatiereserve 1-1-2006 (conform jaarrekening 2005) Resultaat 2006 (conform jaarrekening 2006) Toevoeging calamiteitenreserve
€ €
Egalisatiereserve 1-1-2007 (conform jaarrekening 2006) Resultaat 2007 (conform Marap 3 2007) Toevoeging calamiteitenreserve Eenmalige correctie agiowaardering Snb Egalisatiereserve 1-1-2008 (conform Marap 3 2007) Resultaat 2008 (conform Begroting 2008) Toevoeging calamiteitenreserve
€ €
€ €
1.697
x € 1.000,Kwaliteit
€
4.419
€ €
4.613 1008.932
€
7.243
€
219- €
618
€ €
7.861
€
1.478
€
154- €
1.324
€
869- €
1.423- € € € 6.438
€
4.455- € €
971008.735 5.185 1005.1868.634 5.542100-
Egalisatiereserve 1-1-2009 € 455 € 1.983 € 2.992 (conform Begroting 2008) Begin 2008 zal een onderzoek plaatsvinden naar de hoogte van de calamiteitenreserves. Hierbij zal met name beoordeeld worden of de hoogte in overeenstemming is met de redelijkerwijs te lopen risico’s. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk zie begrotingsboek voor de tarieven x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf: de begrotingsstukken komen voor de vaststelling ter inzage te liggen voor belanghebbenden. Na goedkeuring is de begroting via de website van het waterschap op te vragen. Voor medewerkers wordt de begroting op het Waterweb geplaatst. Advies: het AB stemt in met: 1. de vaststelling van de voorliggende begroting 2008 en neemt kennis van de meerjarenraming 20092012; 2. de onttrekkingen aan de egalisatiereserves van de diverse taken zoals vermeld in de begroting; 3. de machtiging aan het dagelijks bestuur tot het beschikken over de post onvoorzien en de machtiging tot het doen van af- en overschrijvingen; 4. de wijziging van de sleutel vanaf 2007 voor toerekening van het dividend van de Nederlandse Waterschapsbank over taken keringenbeheer, kwantiteitsbeheer en kwaliteitsbeheer op basis van de nettolasten. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer : *07I002748* Barcode : *07I002748* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007 nummer 07I002751; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor waterschappen;
BESLUIT: Het dagelijks bestuur voor het dienstjaar 2008 te machtigen tot: a.
het beschikken over de in de begroting opgenomen ramingen voor onvoorziene uitgaven van € 550.000,-- (alleen voor incidentele uitgaven);
b.
het besluiten tot het doen van af- en overschrijvingen van ramingen binnen de totalen van de exploitatiebegroting tot een maximum van 10% per beleidsveld. Indien dit wijzigingen voor de kosten per taak tot gevolg heeft, blijft deze af- en overschrijving beperkt tot het maximum van het via de post onvoorzien te dekken bedrag.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I002820 Barcode: 07I002820 Onderwerp: Wijzigingen belastingverordeningen (vaststelling tarieven 2008) Sector en afdeling: Financiën & ICT, Belastingen Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 10 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: - besluit wijziging van de Verordening op de waterschapsomslagen waterschap Brabantse Delta 2004 - besluit wijziging op de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2004 Aan het algemeen bestuur Inleiding De tarieven 2008 bepalen de hoogte van de verontreinigingsheffing en de waterschapsomslagen 2008. De tarieven volgen uit de begroting 2008. Deze tarieven dienen in de Verordening op de waterschapsomslagen waterschap Brabantse Delta 2004 en de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2004 te worden opgenomen door een formele wijziging van deze verordeningen. Vraagstelling Stemt het algemeen bestuur in met de wijziging van de omslagverordening en de heffingsverordening? Strategie
Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing x
Juridische gevolgen ja, namelijk door de wijziging van de belastingverordeningen worden de tarieven 2008 rechtsgeldig vastgesteld.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De wijzigingen van de belastingverordeningen verkrijgen rechtskracht na bekendmaking conform artikel 73 Waterschapswet. Na vaststelling door de AB zal bekendmaking in de kranten en plaatsing op de website plaatsvinden. Advies: het AB stemt in met de wijziging van de omslagverordening en de heffingsverordening. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer : *07I002821* Barcode : *07I002821* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007 nummer 07I002484; gelet op de artikelen 110 en 113 van de Waterschapswet
;
BESLUIT: Vast te stellen de volgende wijziging van de Verordening op de waterschapsomslagen waterschap Brabantse Delta 2004 (vijfde wijziging).
Artikel I Tarieven ongebouwd Artikel 6, tarieven ongebouwd wordt vervangen door: Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening bedragen de tarieven van de waterschapsomslag per hectare, bedoeld in artikel 3: a voor het waterkwantiteitsbeheer € 20,62. b voor de waterkeringszorg € 10,58.
Artikel II Tarieven gebouwd Artikel 11, tarieven gebouwd, wordt vervangen door: Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening bedragen de tarieven van de waterschapsomslag, bedoeld in artikel 8, voor elke volle € 2.500,- van de heffingsmaatstaf: a voor het waterkwantiteitsbeheer € 0,39. b voor de waterkeringszorg € 0,19.
Artikel III Tarief ingezetenen Artikel 14, tarieven ingezetenen, wordt als volgt gewijzigd: na per woonruimte wordt € 29,37 vervangen door € 32,35.
Artikel IV Inwerkingtreding 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.
2.
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2008.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-2-
Nummer : *07I002822* Barcode : *07I002822* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007 nummer 07I002484; gelet op artikelen 110 en 113 van de Waterschapswet en hoofdstuk IV van de Wet Verontreiniging oppervlaktewateren;
BESLUIT: Vast te stellen de volgende wijziging op de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta 2004 (vijfde wijziging). Artikel I Tarief In artikel 18 wordt € 46,50 vervangen door € 49,50. Artikel II Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008. 2. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2008. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007. De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I002892 Barcode: 07I002892 Onderwerp: Masterplan MVO Sector en afdeling: Beleid en CS Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 12 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Masterplan MVO Aan het algemeen bestuur Inleiding Op 3 oktober 2007 heeft het algemeen bestuur de hier onder omkaderde ambitie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen vastgesteld. Het uitspreken van een ambitie schept de verplichting er ook invulling aan te geven. In de nota van 3 oktober is toegezegd dat op 5 december 2007 een masterplan MVO zou worden aangeboden. Dat masterplan is hier als bijlage opgenomen. Vraagstelling Het waterschap wil op korte termijn starten met het concreet inhoud geven aan zijn ambitie op MVO gebied. Het is van belang daarbij de hele organisatie te betrekken. Een paar "losse" projecten, gedragen door enkele medewerkers volstaan niet om te bereiken dat het MVO denken en handelen voor lange tijd verankerd zit in de organisatie. MVO, en daarmee ook duurzaam ondernemen, moet bij alle medewerkers tussen de oren zitten. De uitdaging voor 2008 is te komen tot een goede aanpak en daarop volgende uitvoering om dat te bereiken. Het masterplan biedt daartoe handvatten. Strategie Het als bijlage toegevoegde masterplan heeft tot doel handvatten te bieden voor het waarmaken van de ambitie op MVO terrein. In de eerste plaats is daarvoor nodig dat het denken en handelen vanuit MVO perspectief tot de normale gang van zaken gaat behoren. Daar is de komende tijd een belangrijke inspanning te leveren. Daarnaast zal het MVO denken gestimuleerd worden door het uitvoeren van speciale projecten, bijvoorbeeld gericht op het inhalen van een achterstand. In het masterplan worden projecten genoemd die in 2008 aan de orde zullen komen. Waar wenselijk, worden ze in afzonderlijke nota’s aan het bestuur aangeboden. Vervolgens wordt en model aangeboden om ook reguliere plannen en projectvoorstellen te beoordelen op het MVO gehalte. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk daar waar extra kosten worden gemaakt als wordt gekozen voor het toepassen van MVO criteria. In dat geval worden die kosten inzichtelijk gemaakt bij het betreffende voorstel. Eventueel te maken kosten voor de implementatie zijn opgenomen in de begroting 2008. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen ja, namelijk daar waar een projectmatige aanpak extra inzet vereist. Waar dat van toepassing is zal het in de plannen worden aangegeven. Het implementeren van de voorstellen in het masterplan zal zoveel mogelijk plaats vinden binnen de beschikbare uren.
x
Overig niet van toepassing
x
Communicatie zie bijlage
Advies: Het algemeen bestuur stemt in met het toepassen van de richtlijnen in het masterplan MVO. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Bijlage bij nota voor AB van 5 december 2007.
Masterplan Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Dit masterplan heeft tot doel handvatten te bieden voor het waarmaken van de ambitie op MVO terrein. In de eerste plaats is daarvoor nodig dat het denken en handelen vanuit MVO perspectief tot de normale gang van zaken gaat behoren. Daar is de komende tijd een belangrijke inspanning te leveren. Daarnaast zal het MVO denken gestimuleerd worden door het uitvoeren van speciale projecten, bijvoorbeeld gericht op het inhalen van een achterstand. In het masterplan worden projecten genoemd die in 2008 aan de orde zullen komen. Waar wenselijk, worden ze in afzonderlijke nota’s aan het bestuur aangeboden Gekozen is voor de term Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen als gesproken wordt over bedrijfsaktiviteiten die rekening houden met People, Planet, Profit aspecten op de lange termijn. De term Duurzaam Ondernemen is in veel gevallen net zo goed van toepassing Ambitie Op 3 oktober heeft het algemeen bestuur de onderstaande ambitie vastgesteld. Waterschap Brabantse Delta heeft de ambitie om in zijn bedrijfsvoering de principes toe te passen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en maakt dit tot onderdeel van zijn missie. Dat houdt in dat de organisatie verantwoordelijkheid neemt voor de lange termijn consequenties van zijn handelen op sociaal, ecologisch en economisch gebied in de hele keten, daar verantwoording over aflegt en de dialoog aangaat met de belanghebbenden. Het waterschap is hierin vernieuwend en vat zijn kerntaken ruim op, passend bij het versterken van het strategisch vermogen van de organisatie. Dit vindt plaats door een zorgvuldige afweging van maatschappelijke kosten en baten op de lange termijn. Visie Waterschap Brabantse Delta is een overheidsorganisatie. In de beleving van de burger maakt het weinig uit of het nu gaat om een landelijke overheid of een plaatselijke overheid met specifieke taken. Als een rijksoverheid een boodschap communiceert wordt ook een waterschap daarop afgerekend. Men verwacht van die overheid dat ze het goede voorbeeld geeft. Dat betekent dat Waterschap Brabantse Delta die rol wil vervullen. MVO moet deel gaan uitmaken van de dagelijkse bedrijfsvoering. De burger moet het waterschap ervaren als een organisatie die het goede voorbeeld geeft op terreinen die soms door hogere overheden als wenselijk zijn benoemd. Medewerkers van het waterschap moeten met trots over die rol kunnen spreken en regelmatig met ideeën komen om die rol nog beter te kunnen vervullen. Visie op communicatie In de communicatie over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en Duurzaam Ondernemen kan onderscheid worden gemaakt in de procescommunicatie en de algemene communicatie over MVO. In de procescommunicatie gaat het om het toepassen van de richtlijnen uit het masterplan bij het formuleren van concrete, handelingsgerichte acties. Dit is een interactief proces, waarbij met een select gezelschap wordt gekeken naar hoe we de door het waterschap gestelde doelstellingen het beste kunnen behalen, wat er voor nodig is en wie welk aandeel daarin heeft. Het investeren in intern draagvlak en mensen verantwoordelijk maken voor hun eigen aandeel in het geheel is van groot belang voor het welslagen van de ambities. Een sterke regie van dit proces door een projectleider is van groot belang. Zo kan de kwaliteit en voortgang waterschapsbreed geborgd worden. Om ervoor te zorgen dat MVO echt tussen de oren van de organisatie komt, zullen eerst de eindtermen in termen van kennis, houding en gedrag van de sector/afdeling/medewerkers moeten worden bepaald. Centrale vragen hierbij zijn: wat moeten zij weten, denken en doen? Omdat niet iedereen in dezelfde mate met de voorgestelde projecten te maken krijgt, is het van belang bij de uitwerking van de projecten nauwkeurig de doelgroep te bepalen. Met deze doelgroepen zal vervolgens moeten worden bekeken wat er per project voor nodig is om de doelstellingen te kunnen bereiken en wat ieder hier op onderdelen in kan betekenen. De nadruk zal liggen op mondelinge communicatie in groepsvormen, waar het in eerste instantie gaat om het uitwisselen van meningen en het vormen van beelden. Dit zal resulteren in concrete plannen van aanpak om te komen tot een aangepaste (MVO) wijze van werken. Ook bijeenkomsten in het teken van kennisontwikkeling en training behoren tot de mogelijkheden. Leidinggevenden spelen in het proces een belangrijke rol. Zij zijn immers eindverantwoordelijk voor hun afdeling en zijn degenen die, ook door zelf voorbeeldgedrag te tonen, hun medewerkers kunnen motiveren en stimuleren. Ook kunnen de leidinggevenden hun medewerkers aanspreken op ongewenst gedrag en hen bijsturen. Dit alles is mogelijk op de werkvloer, tijdens het werkoverleg, bilaterale gesprekken en in beoordelings- en functioneringsgesprekken. Om leidinggevenden hiertoe in staat te stellen, zijn nodig:
duidelijke verwachtingen en prioriteiten vanuit bestuur en managementteam, heldere afspraken over gewenst gedrag en concrete eindtermen of streefdoelen. Om MVO echt te laten slagen is het van belang dit goed te monitoren, vorderingen te meten en resultaten te rapporteren. Deze meetmomenten zijn tevens communicatiemomenten richting de interne, maar ook externe doelgroep (als daar aanleiding toe is). Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van algemene communicatiemiddelen, zoals: waterweb, Delta Contact voor intern en voor extern bijvoorbeeld: een persbericht, bericht op internet, de voorjaarsnota. Kenmerkend voor deze algemene communicatie is dat het steeds vanuit de paraplu MVO wordt gecommuniceerd, zodat ook de samenhang tussen de projecten tot uiting komt. Het bovenstaande zal nader worden uitgewerkt in een afzonderlijk plan van aanpak. MVO projecten Er is al gesteld dat MVO onderdeel zou moeten zijn van de dagelijkse bedrijfsvoering. Maar de praktijk is soms nog anders. Het is dan wenselijk die bedrijfsvoering te verbeteren door een betere balans aan te brengen tussen de aspecten People, Planet en Profit. Dat kan door nieuw beleid te ontwikkelen en in te voeren via een “MVO project”. Gebieden waar Waterschap Brabantse Delta zich nog kan verbeteren in MVO opzicht zijn onder meer boven water gehaald in de pilotstudie MVO (2006). Een aantal van die thema’s zijn opgepakt en inmiddels in de vorm van een adviesnota aangeboden aan het bestuur. Hieronder wordt van de nu in beeld zijnde thema’s kort inzicht gegeven op de inhoud en planning voor zover dat bij het opstellen van dit masterplan bekend was.
Naam thema
Duurzaam inkopen
Korte omschrijving inhoud thema
In de Nota Inkoopbeleid, vastgesteld in 2006, valt te lezen dat duurzaamheid een volwaardig beoordelingscriterium is bij de besluitvorming. Ondersteunend daarbij is de beschikbaarheid van duurzame inkooppakketten, o.a. ontwikkeld door SenterNovem. Voor WBD is duurzaam inkopen nog geen dagelijkse praktijk en verdient de komende tijd extra aandacht. De overheid wil bereiken dat in 2010 al haar inkopen het predicaat duurzaam verdienen. Wil het WBD die mijlpaal halen, dan dient er snel serieus te worden gestart met duurzaam inkopen. Samen met de uitrol van het nieuw aan te schaffen softwarepakket inkoop, zal een start worden gemaakt met het verder stimuleren van duurzaam inkopen. De richtlijnen van SenterNovem bieden daarbij ondersteuning. De verwachting is dat dit eind 2007 / begin 2008 zal gebeuren.
Wenselijkheid tot opnemen van dit thema Wat is de planning
Naam thema
Vermindering CO2 uitstoot en energiebesparing
Korte omschrijving inhoud thema Wenselijkheid tot opnemen van dit thema Wat is de planning
De overheid stelt zich ten doel om in 2020 de CO2 uitstoot ten opzichte van 1990 met 30% te verminderen. Het waterschap streeft er de bedrijfsvoering naar datzelfde doel te halen. Om te kunnen voldoen aan de nationale afspraken voor CO2 reductie moeten er nu maatregelen worden genomen. Dit vereist extra aandacht en investeringen en bovenal het stellen van heldere doelen. Binnen het waterschap is het de zuiveringstaak die verreweg de meeste energie gebruikt, waardoor ook daar de grootste besparing kan worden gerealiseerd. In de nota “Zuiveren met ambitie” worden voorstellen gedaan. Deze nota wordt aangeboden aan het AB op 5 december 2007. Daarnaast kan energie worden bespaard door het onderwerp vast onderdeel te laten zijn bij het maken van inrichtingsplannen. En in het kader van het stimuleren van de bewustwording van de waterschapsmedewerkers is het van belang ook op kleinere schaal te werken aan besparingen. De bewustwordingsactiviteiten zullen zich vanaf 2008 richten op besparingen die medewerkers simpel kunnen realiseren. Daarbij valt te denken aan: licht uit als je niet op je kamer bent, standaard dubbelzijdig printen, niet onnodig (kleuren) printen, vaker op de fiets naar het werk, meer gebruik maken van het openbaar vervoer voor dienstreizen, niet onnodig machines en motoren laten draaien, autorijden volgens de principes van “het nieuwe rijden”. Behaalde resultaten zullen zoveel mogelijk zichtbaar worden gemaakt. Bovenstaande, relatief kleine, besparingen zijn vooral van belang bij het tussen de oren krijgen van het MVO denken bij brede groepen medewerkers.
Naam thema
Maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA)
Waarom is het een MVO thema?
Een MKBA heeft als doel om voorafgaand aan een investering een heldere afweging te maken tussen de nadelen en de voordelen van een project en de wijze waarop het kan worden uitgevoerd. Dit dient te leiden tot borging van zachte belangen (natuurbeleving, woongenot, et cetera). Bovendien wordt inzichtelijk gemaakt waar het waterschap haar geld in investeert. Het uitvoeren van een MKBA is draagt zodoende bij aan het maatschappelijk verantwoord ondernemen van het waterschap.
Wenselijkheid tot opnemen van dit thema Wat is de planning
De MKBA is momenteel nog geen standaard punt bij een investeringsvoorstel. Bij grotere investeringen is het wenselijk deze afweging op te nemen.
Naam thema
Bevorderen deelname aan het arbeidsproces van ondervertegenwoordigde doelgroepen De personeelsopbouw van het waterschap wijkt nogal af van de samenstelling van de bevolking. Het is wenselijk doelgroepen die in belangrijke mate achter lopen in de deelname aan het arbeidsproces een extra kans te geven. Het waterschap loopt achter waar het de deelname aan het arbeidsproces betreft van ondervertegenwoordigde doelgroepen.
Korte omschrijving inhoud thema Wenselijkheid tot opnemen van dit thema Wat is de planning
Na goedkeuring van het masterplan MVO wordt in 2008 een voorstel voorbereid hoe de MKBA vormgegeven zal worden. Dit voorstel geeft aan vanaf welk investeringsbedrag een MKBA uitgevoerd dient te worden en volgens welke methode (hiervoor wordt aansluiting gezocht bij de leidraad OEI van de ministeries van EZ en V&W en de kengetallen van het ministerie van LNV).
In 2008 wordt actie ondernomen om het personeelsbestand meer in overeenstemming te brengen met de samenstelling van de bevolking. Het is wenselijk daarbij duidelijke doelen te formuleren. De kwaliteit van het nieuw aan te stellen personeel blijft op de eerste plaats staan.
Naam thema
Buitenlandbeleid
Korte omschrijving inhoud thema
Het huidige buitenlandbeleid van het waterschap (zoals vastgesteld door het AB in april 2006) richt zich met name op grensoverschrijdende samenwerking. Tijdens een thema DB (juni 2007) is gebleken dat het bestuur zich wil herbezinnen op dit standpunt. Het waterschap wordt regelmatig benaderd om deel te nemen aan internationale projecten. Door de rijksoverheid worden hiertoe stimuleringsfondsen opgericht. Andere waterschappen maken volop gebruik van deze subsidies en voeren tal van projecten uit zowel binnen Europa als daarbuiten. Op 5 december 2007 zal het AB beslissen over een mogelijke internationalisering van het waterschapsbeleid.
Wenselijkheid tot opnemen van dit thema
Internationalisering is een duidelijk voorbeeld van beleid waar het waterschap haar maatschappelijke betrokkenheid laat zien. Internationale projecten benadrukken namelijk de Planet en People aspecten, naast het aspect Profit. Het buitenlandbeleid staat nog in de kinderschoenen en verdient de komende tijd veel aandacht. Op de eerste plaats zodat we helder kunnen formuleren welke criteria we hanteren en om aansluiting te zoeken bij Uniebeleid en NWP-activiteiten. Als vervolg daarop bij het vinden van interessante projecten en geschikte partners.
Wat is de planning
Op 5 december 2007 wordt het AB gevraagd een beslissing te nemen over het voorstel buitenlandbeleid. Indien het bestuur instemt met een verdere internationalisering wordt bezien welke richtlijnen de Unie en het National
Water Partnership (NWP) hiervoor hebben opgesteld, welke subsidiemogelijkheden er zoal zijn en wat voor projecten andere waterschappen uitvoeren op internationaal gebied. Vervolgens zal vanuit de afdeling Beleid, samen met de afdelingen Bouwzaken, Advies en Ondersteuning en Plannen en Projecten, de mogelijkheden in kaart worden gebracht. Belangrijk daarbij is dat samenwerkingsprojecten bij voorkeur worden gestart op verzoek van een vragende partij. Het waterschap zoekt daarbij samenwerking met ketenpartners en maakt gebruik van bestaande netwerken op dit gebied. Concrete voorstellen worden steeds ter goedkeuring aan het bestuur voorgelegd.
Naam thema
Terugdringen gebruik van bestrijdingsmiddelen
Korte omschrijving inhoud thema Wenselijkheid tot opnemen van dit thema Wat is de planning
Het streven is te komen tot een gefaseerde invoering van een vrijwel volledig chemicaliënvrije wijze van onkruidbestrijding. Op dijken is dat nu nog een probleem. Op termijn (ongeveer 2010) is certificering het streven.
Het is wenselijk om het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen zover mogelijk terug te dringen. Een eerste stap is al gezet met het vaststellen van een nota hierover door het DB op 24 januari 2006. Gestart zal worden met het bestrijdingsmiddelenvrij maken in regio midden. Dat is de regio met de minste dijken.
Keurmerk MVO Alle voorstellen, projectplannen e.d. bevatten elementen die te maken hebben met de drie P’s. Dat maakt niet ieder project tot een MVO project. Het is wenselijk te beschikken over een meetlat waarmee het MVO gehalte van voorstellen kan worden beoordeeld. Het INK managementmodel biedt daartoe richtlijnen bij het resultaatgebied “Waardering door de maatschappij”. Die richtlijnen zijn vertaald en gebundeld tot de onderstaande vier criteria. Aan elk daarvan kan een plan of voorstel in meer of mindere mate voldoen en daarmee het keurmerk MVO verdienen. 1. 2.
De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap. De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit. 3. De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P's. 4. De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes. Elk van deze criteria kan worden gescoord op een schaal die iets zegt over de mate waarin dat aspect van toepassing is. Niet van toepassing = 0 punten; in geringe mate = 1 punt, in hoge mate = 2 punten. Het totaal aantal punten wordt vertaald naar een aantal sterren: 1 of 2 pt = *; 3 of 4 pt = ** enz. Een plan waarbij alle vier de aspecten in hoge mate aanwezig zijn heeft een MVO keurmerk van ****. Deze werkwijze is voor het eerst toegepast in de nota “Internationalisering” die op de agenda staat van het AB van 5 december 2007. Aanbieden van nota’s en plannen In de definitie van de MVO ambitie staat dat er een evenwichtige afweging van maatschappelijke kosten en baten op de lange termijn plaatsvindt. Dat betekent dat nota’s en plannen voldoende informatie moeten bevatten om dat te kunnen waarmaken. Het toekennen van punten en sterren is onvoldoende. Ze moeten ook worden onderbouwd met argumenten. Daarnaast is het een voorwaarde dat het inzichtelijk wordt gemaakt wat de extra kosten zijn. Waar mogelijk kunnen meerdere varianten worden aangeboden met de daarbij horende meerkosten. Evaluatie en bijstelling Dit masterplan biedt instrumenten en kaders waarmee aan de slag gegaan kan worden. Het is nu nog theorie. De praktijk moet leren of deze werkwijze voldoet. Dat betekent dat er regelmatig moet worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. In de jaarplannen dient aandacht te worden besteed aan de inbedding van MVO. In de rapportages wordt gemeld in hoeverre de geplande acties tot resultaten hebben geleid en worden suggesties voor verbeteringen gedaan. Jaarlijks zal in de voorjaarnota een rapportage worden opgenomen over de mate waarin het gedachtegoed van MVO in de organisatie is verankerd en met welk succes speciale MVO projecten zijn uitgevoerd. Ook zal worden gerapporteerd over de extra kosten die zijn gemaakt.
Er zal, zeker in de eerstkomende jaren, frequenter een tussenbalans moeten worden gemaakt zodat kan worden beoordeeld of het waterschap nog op de ingezette MVO koers zit. Waar nodig en wenselijk wordt bijgesteld. Dit masterplan is geen roestvrijstalen kader dat voor jaren vast staat. Het is een hulpmiddel dat mee groeit met de ervaringen in de praktijk. x
Financiële gevolgen ja, namelijk daar waar extra kosten worden gemaakt als wordt gekozen voor het toepassen van MVO criteria. In dat geval worden die kosten inzichtelijk gemaakt bij het betreffende voorstel. Eventueel te maken kosten voor de implementatie zijn opgenomen in de begroting 2008.
x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen ja, namelijk daar waar een projectmatige aanpak extra inzet vereist. Waar dat van toepassing is zal het in de plannen worden aangegeven. Het implementeren van de voorstellen in het masterplan zal zoveel mogelijk plaats vinden binnen de beschikbare uren.
Adviesnota aan Algemeen Bestuur Registratienummer: *07I002816* Barcode: *07I002825* Onderwerp: Herijking buitenlandbeleid Sector en afdeling: SBO Beleid Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 13 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: -Aan het Algemeen Bestuur Inleiding In april 2006 is door het waterschap de nota buitenlandbeleid waterschap Brabantse Delta vastgesteld. In dat besluit is vastgelegd dat het waterschap zich met name richt op grensoverschrijdende samenwerking. Het primaire doel is het op orde brengen van het watersysteem in het eigen beheergebied (binnen de eigen Euregio) en het opbouwen van een grensoverschrijdend netwerk aan contacten. Dat betekent dat we ons terughoudend opstellen bij het inzetten van eigen capaciteit in projecten van internationale samenwerking. Hoewel dit besluit pas vrij recent is genomen, zijn er (onder andere vanuit het bestuur) geluiden waar te nemen dat een herbezinning op dit standpunt wellicht wenselijk is. Dit sluit onder andere aan bij de ambitie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) die het AB op 3 oktober 2007 heeft aangenomen. Ook diverse externe ontwikkelingen laten een trend zien om verder te kijken dan de grenzen van het eigen beheersgebied. De discussie over klimaatverandering roept de vraag op wat het waterschap kan doen aan het beperken van de mondiale klimaatverandering en aan de mogelijk schadelijke gevolgen daarvan. Het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking vraagt inzet van de waterschappen bij de realisatie van de Millennium Development Goals. In de Werkgroep en de Commissie Internationale Zaken van de Unie van Waterschappen horen we over ontwikkelingen op het gebied van internationale samenwerking. Verder zien we interessante projecten bij andere waterschappen. Verschillende instanties richten stimuleringsfondsen en subsidieprogramma’s op en het waterschap wordt door organisaties/instanties (denk aan het ministerie van LNV, UNESCO-IHE, Partners for Water) benaderd om te participeren in internationale projecten. Vanuit verschillende hoeken wordt het waterschap zodoende aangespoord om verder te kijken dan alleen samenwerking in de grensstreek. Vraagstelling Op welke wijze wil het waterschap zich positioneren in het internationale speelveld? Strategie Op 26 juni 2007 heeft er een thema DB plaatsgevonden, waarin gediscussieerd is over een mogelijke herijking van het buitenlandbeleid. De wens om het buitenlandbeleid verder uit te bouwen werd duidelijk herkend door de aanwezigen. Op 21 augustus heeft het DB ingestemd met de nota “Herijking buitenlandbeleid Brabantse Delta”. In de AB commissie is op enkele punten verduidelijking gevraagd. De nota is vervolgens aangepast en wordt bij deze opnieuw voorgelegd. De belangrijkste argumenten om het buitenlandbeleid van het waterschap uit te breiden zijn als volgt weer te geven: 1. maatschappelijke verantwoordelijkheid met het oog op de toestand in minder ontwikkelde landen; 2. ontwikkeling van de eigen organisatie (kennisontwikkeling, ontwikkeling van personeel en versterking imago); 3. bijdragen aan de groei van de export van de Nederlandse watersector. Het waterschap is zich er van bewust dat we niet de enige instantie zijn die zich in het internationale speelveld bevindt. Tal van andere overheden, kennisinstellingen, NGO’s en bedrijven hebben ervaring op het gebied van internationale samenwerking. Er zijn ook diverse netwerken ontwikkeld waar deze instanties
kennis en ervaring uit wisselen. Ons waterschap dient aansluiting te vinden bij deze structuren, teneinde te kunnen profiteren van deze kennis, ervaring en communicatiekanalen. De Unie vervult een paraplu-functie om de initiatieven van de verschillende waterschappen te stroomlijnen. Een tweede netwerk dat van belang kan zijn is het Netherlands Water Partnership (NWP). Deze organisatie versterkt de samenwerking tussen partijen in de Nederlandse watersector, biedt mogelijkheden voor kennisuitwisseling over (internationale) projecten en ze vertegenwoordigt de Nederlandse watersector in internationale gremia. Checklist Tijdens het zoekproces naar mogelijke internationale projecten dient er een afweging te worden gemaakt om te voorkomen dat er op ad hoc basis internationale projecten worden gestart. Daartoe zal in het verlengde van dit besluit een “checklist internationale projecten” worden ontwikkeld die overeenkomt met de strekking van deze nota. Deze checklist internationale projecten zal ter kennisname aan het bestuur worden voorgelegd. Een aantal belangrijke overwegingen zijn in ieder geval: het belang van het ontvangende land dient voorop te staan, projecten worden bij voorkeur gestart op verzoek van het ontvangende land; tijdens het zoekproces naar projecten en bij het formuleren van een projectvoorstel wordt afstemming gezocht met ketenpartners, de Unie en andere relevante netwerkorganisaties. Deze netwerken vervullen een ondersteunende rol, aangezien zij zorg dragen voor het stroomlijnen van internationale projecten (van onder andere waterschappen) en kennis en ervaring op dit gebied bundelen. Afstemming met ketenpartners bevorderd de samenwerking en kennisuitwisseling met andere partners en draagt bij aan een integrale aanpak van de wateropgave binnen de gehele keten; het voorgestelde project sluit aan bij onze primaire taken, namelijk bescherming tegen hoogwater, integraal waterbeheer en zuivering van afvalwater; transparantie over de kosten en inzet. Uit een korte verkenning is gebleken dat andere waterschappen volgens de boeken jaarlijks tussen de € 10.000,- en € 25.000,- investeren in internationale projecten. De personele kosten (1 à 2 fte’s op jaarbasis) worden niet bij deze kosten opgeteld. Brabantse Delta wil alles onder één begrotingspost brengen; voldoen aan de MVO-criteria (zie kader volgende pagina). De toepassing van deze checklist zorgt er voor dat het project voldoet aan de eisen die het bestuur stelt aan internationale samenwerking. Mogelijke ontwikkelingsrichtingen buitenlandbeleid Brabantse Delta Met inachtneming van de bovenstaande overwegingen, wordt het bestuur gevraagd de onderstaande mogelijkheden af te wegen en tot een besluit te komen in welke richting we ons buitenlandbeleid willen ontwikkelen. Mogelijkheid A Een eerste mogelijkheid kan zijn om het huidige beleid niet te herzien. Het waterschap dient zich te richten op de primaire taken. Ontwikkelingshulp is belangrijk, maar behoort niet tot onze taak. Samenwerking dient alleen plaats te vinden met partijen die direct invloed uit oefenen op ons beheersgebied (zoals Vlaamse waterbeheerders). Mogelijkheid B Een tweede strategie is om de internationale samenwerking uit te breiden tot (nieuwe) EU-lidstaten. Het motief voor dergelijke samenwerking is vooral gelegen in gezamenlijke kennisontwikkeling, het creëren van afzetmarkten voor Nederlandse bedrijven, inspelen op de vereisten om voor Europese subsidies in aanmerking te komen en het versterken van de eenheid op Europees niveau. Mogelijkheid C Een derde mogelijkheid is om het buitenlandbeleid uit te breiden tot meer ontwikkelingsgerichte projecten in zogenaamde focuslanden. De term ‘ontwikkelingsgericht’ heeft betrekking op projecten die de nadruk leggen op ondersteuning van het ontvangende land, in plaats van winst halen voor het eigen waterschap. Met ‘focuslanden’ worden die landen bedoeld die door het ministerie van Economische zaken zijn aangemerkt als landen waar Nederland zich op concentreert bij buitenlandse activiteiten. Deze lijst met ‘focuslanden’ is overgenomen door de Unie. Keuzevoorstel De drie mogelijkheden hebben in toenemende mate gevolgen voor het buitenland beleid: mogelijkheid A wijkt niet af, en mogelijkheid C het meest. Variant A draagt nauwelijks bij aan het nemen van extra maatschappelijke verantwoordelijkheid, ontwikkeling van het eigen personeel, imagoverbetering en groei van de export van de Nederlandse watersector. Variant C scoort maximaal op deze punten. Deze variant vraagt wel om veranderingen, waarmee ook kosten gepaard gaan. Mogelijkheid B schetst een alternatief: aangezien de samenwerking zich richt op EU-landen, dragen projecten ook bij aan het eigen watersysteembelang. In een schema ziet de afweging er als volgt uit:
Variant A Maatschappelijke verantwoordelijkheid Ontwikkeling personeel Imago Export watersector Toename kosten Belang voor eigen watersysteem - = negatief effect 0 = neutraal
0 0 0 0 0 + + = positief effect
Variant B
Variant C
+ + + + 0/+
++ ++ ++ + -0
Uit het bovenstaande kan de conclusie worden getrokken dat zowel mogelijkheid B als mogelijkheid C een nieuwe weg opent voor het buitenlandbeleid, aansluitend bij de heersende trend om verder te kijken dan de eigen regio. Naar aanleiding van geluiden vanuit andere waterschappen en een inventarisatie van de Unie is het gevoel ontstaan dat we als Brabantse Delta enigszins achterblijven op het gebied van internationale samenwerking in verhouding tot de andere Nederlandse waterschappen. De keuze voor één van deze twee varianten (B of C) sluit de andere echter niet uit. Het advies is om beide mogelijkheden open te stellen. De keuze voor een combinatie van de mogelijkheden B en C leidt ertoe dat het waterschap zich naar buiten toe kan profileren met een eigenstandig internationaal beleid. Concrete projectvoorstellen worden altijd ter goedkeuring aan het bestuur voorgelegd. Extra stimulans voor internationalisering: het MVO keurmerk Op 3 oktober 2007 heeft het AB de ambitie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) vastgesteld. In het Masterplan MVO (AB 5 december 2007) is internationalisering aangewezen als één van de speerpunten om de MVO-ambitie in de praktijk tot uiting te brengen. Daarom wordt in deze nota specifiek nagegaan in hoeverre het voorstel voldoet aan de MVO-criteria. 1. De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap. Het waterschap is niet wettelijk verplicht om haar kennis uit te dragen naar het buitenland. De trend is dat steeds meer overheden en bedrijven in het buitenland gaan opereren. De deelname aan internationale projecten berust op een vrijwillige keuze (2 MVO punten). 2. De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit. De motivatie om deel te nemen aan internationale projecten is niet gelegen in het profit aspect. De belangrijkste argumenten zijn people (zowel ontwikkeling eigen personeel als verbetering van de leefsituatie van mensen) en planet (bijdrage leveren aan een duurzame omgang met water) (2 MVO punten). 3. De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P’s. Een uitbreiding van de internationale activiteiten van het waterschap is vernieuwend. Tot op heden heeft het waterschap nauwelijks internationale projecten uitgevoerd die verder reikten dan grensoverschrijdende samenwerking. Internationalisering zet met name in op people en planet (2 MVO punten). 4. De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes. Internationale projecten zijn uitstekend geschikt om over te communiceren naar andere partijen. Dit kan bijvoorbeeld via lidmaatschap van het NWP verlopen. Het NWP verspreid ieder jaar een jaaroverzicht onder de leden met daarin cijfers over de uitgevoerde projecten, activiteiten en samenwerkingsverbanden. Daarnaast brengt het NWP de ‘Dutch Water Sector’ uit, een informatieblad over de Nederlandse watersector in het buitenland. Daarnaast wordt er in Unieverband op verschillende wijzen gecommuniceerd over waterschappen en hun buitenlandse projecten. Bijvoorbeeld in CINTER en WINTER, door middel van publicaties als “Nederlandse waterschappen en het buitenland” en op symposia. Internationale projecten zijn bij uitstek een middel waarmee een waterschap zich naar buiten kan presenteren (2 MVO punten). Uit het bovenstaande volgt de conclusie dat het voorstel tot internationalisering volledig voldoet aan alle vier de MVO-criteria en daarom ook een MVO keurmerk van **** krijgt toegewezen.
Beoordeling x Financiële gevolgen: Het voorstel is om een jaarlijkse reservering van maximaal € 125.000,- op te nemen in de exploitatiebegroting. Bestaande uit: - € 50.000,- projectkosten (waaronder lidmaatschap NWP: € 3.000,- per jaar). - Anderhalf fte op jaarbasis om vervangende capaciteit in te huren voor personeelsleden die dat jaar participeren in internationale projecten. De kosten hiervoor zijn ongeveer € 75.000,- (één fte kost per jaar gemiddeld € 50.000,-). Totaal Jaarlijkse reservering op de exploitatiebegroting: x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen Inhuur van vervangende capaciteit
x
Overig niet van toepassing
€ 125.000,-
Communicatieparagraaf De communicatie zal enerzijds plaatsvinden volgens de reguliere wijze waarop het waterschap over haar projecten communiceert. In het Masterplan MVO is aangegeven dat er in de communicatie van projecten die sterk samenhangen met MVO specifiek aandacht zal worden geschonken aan de MVO-doelstellingen. Daarnaast is het belangrijk om de projecten ook op hoger schaalniveau goed te communiceren. Dit kan bijvoorbeeld via lidmaatschap van het NWP. Deze netwerkorganisatie stimuleert en faciliteert kennisuitwisseling over internationale projecten. Daarnaast dienen de projecten goed richting de Unie te worden gecommuniceerd, om optimaal gebruik te kunnen maken van dit netwerk. Voor wat betreft de communicatie is belangrijk dat we: 1) duidelijk een eigen rol vervullen in projecten; 2) de hieraan verbonden kosten duidelijk in beeld brengen. Advies: het AB stemt in met het voorstel om het internationale beleid van het waterschap uit te breiden volgens de geschetste opties B en C en reserveert daarvoor een jaarlijks bedrag van € 125.000,- op de exploitatiebegroting. Een belangrijke voorwaarde is dat het waterschap niet geheel zelfstandig op zoek gaat naar internationale projecten. Internationale samenwerking wordt bij voorkeur gestart op verzoek van een vragende partij. Het waterschap zoekt daarbij samenwerking met ketenpartners en maakt gebruik van bestaande netwerken op dit gebied.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *7I002806* Barcode: 7I002806* Onderwerp: Beleidsnota “Zuiveren met ambitie” Sector en afdeling: Zuiveringsbeheer, Advies & Ondersteuning Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 14 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: overzicht maatregelen, kosten en planning Ambitienota Aan het algemeen bestuur Inleiding In september 2006 heeft het dagelijks bestuur opdracht gegeven aan de sector Zuiveringsbeheer een toekomstvisie op te stellen voor de zuiveringstaak van het waterschap. Een interne werkgroep gevormd door het management van de sector Zuiveringsbeheer en medewerkers van de afdelingen Beleid en Vergunningen heeft in een aantal bijeenkomsten nagedacht over trends in de maatschappij en over de mogelijke invloed van deze ontwikkelingen op de uitvoering van de zuiveringstaak. Hierbij zijn ook meningen gepolst van enkele externe partijen (gemeenten, industriële lozers). De hieruit ontstane visie vormt de basis voor de beleidsnota. Het proces is ondersteund door adviesbureau DHV die ook het eindrapport Zuiveren met Ambitie heeft opgesteld. In deze adviesnota worden de bevindingen van de werkgroep samengevat weergegeven en wordt advies gegeven met betrekking tot de uitoefening van de zuiveringstaak door het waterschap in de komende jaren. Vraagstelling Schets van de huidige situatie Waterschap Brabantse Delta is een kostenbewust en efficiënt waterschap. Het bestuur heeft hier de afgelopen jaren ook op gestuurd en daarmee een goed resultaat neergezet. Ook de zuiveringstaak wordt op een kostenefficiënte manier uitgevoerd waarbij de beheersing van de primaire processen zeer goed is. Dit blijkt tevens uit de diverse uitgevoerde bedrijfs- en begrotingsvergelijkingen waarbij Brabantse Delta als meest kostenefficiënt waterschap naar voren komt. Door zo kostenefficiënt te werken, zijn echter wel een aantal kwetsbare punten aan te wijzen ten aanzien van het te allen tijde kunnen voldoen aan de wet- en regelgeving en daarmee komt de betrouwbaarheid in het geding. Onder andere ten aanzien van de stikstofnorm en de afnameverplichting zijn de marges op een aantal plaatsen klein te noemen. Het zuiveren van afvalwater is een overheidstaak en heeft te maken met lange termijn belangen, investeringen die voor dertig, veertig jaar en langer gemaakt worden. Vanwege de lange termijn keuzes die gemaakt moeten worden en de focus op kostenefficiëntie, is tot nu toe door Brabantse Delta vaak gekozen voor beproefde methoden in plaats van meer innovatieve en/of flexibele technieken. Daarnaast beperkt de wet- en regelgeving ook de handelingsvrijheid van de organisatie. Een trend die wordt waargenomen is het steeds meer uitbesteden van werkzaamheden. Een aandachtspunt hierbij is het op peil houden van het kennisniveau binnen de eigen organisatie. Des te belangrijker om een aantrekkelijke werkgever te zijn en te blijven om te kunnen investeren in nieuwe medewerkers. Ook op het gebied van samenwerking is een verandering waar te nemen. Waar voorheen veelal vanuit een verdedigende houding de samenwerking werd benaderd, is de focus nu veel meer gericht op het creëren van win-win situaties. Brabantse Delta streeft hierbij naar meer inzicht in de afvalwaterketen en daarmee mogelijkheden tot optimalisatie van de afvalwaterketen.
Inspelen op de toekomst De opdracht van het dagelijks bestuur om een beleidsnota voor de zuiveringstaak op te stellen is door de werkgroep vertaald in de vraag: Wat zegt de visie van het waterschap en wat betekent dat voor de zuiveringstaak? De visie van het waterschap luidt: ‘Brabantse Delta is een waterschap dat nu en in de toekomst staat voor de efficiënte uitvoering van zijn missie. Een waterschap dat weet wat er in de omgeving speelt, zich open naar klanten en toekomst opstelt. Een waterschap dat gekend, erkend en gewaardeerd wordt door de boeren, burgers, buitenlui, bedrijven en bestuurders van West-Brabant. Maar ook een waterschap waar mensen graag willen werken en zich kunnen ontwikkelen’ Strategie Uitgangspunten De zuiveringstaak van het waterschap sluit direct aan op de rioleringstaak van de gemeenten. Het bestaande sanitatieconcept en wijze van inzameling van het afvalwater zijn in sterke mate bepalend voor de hoeveelheid en samenstelling van het rioolwater en hebben daarmee een belangrijke invloed op de wijze van zuiveren. Hoewel het principe van de huidige wijze van inzameling van het afvalwater voor discussie vatbaar is, moet benadrukt worden dat de riolering een belangrijke verworvenheid is voor milieu en volksgezondheid. Het is niet te verwachten dat de wijze van afvalwaterinzameling de komende jaren fundamenteel zal wijzigen. Aangezien de huidige infrastructuur voor transport en zuivering is afgestemd op de rioleringen en gezien de lange technische levensduur en afschrijvingstermijnen wordt de bestaande hoofdstructuur van de zuiveringstechnische werken als uitgangspunt genomen. Dit neemt niet weg dat innovatief onderzoek naar nieuwe sanitatie-concepten voor de lange termijn, en een bijdrage daaraan door het waterschap, wel relevant zijn. Visie op de zuiveringstaak Door de werkgroep is nagegaan welke trends in de maatschappij zijn waar te nemen. Voor de toekomstige ontwikkelingen van de zuiveringstaak zijn drie mogelijke trends gedefinieerd: duurzaamheid/veiligheid, kennis/netwerk en ‘voor wat hoort wat’. De discussies over de betekenis van deze trends in het licht van de visie van het waterschap hebben geleid tot de volgende visie op de zuiveringstaak: ‘De zuiveringstaak wordt op een maatschappelijk verantwoorde manier uitgevoerd, waarbij duurzaam en betrouwbaar voorop staan bij het vervullen van de verplichtingen. En waar dit bevorderend is voor de effectiviteit en efficiëntie in samenwerking met de partners van het waterschap’ Het waterschap vervult een aantal belangrijke maatschappelijke taken en heeft een voorbeeldfunctie als overheid voor haar omgeving. Des te belangrijker is het dat het waterschap op een maatschappelijk verantwoorde manier met haar verplichtingen omgaat. Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent ondernemen waarbij bewust is nagedacht over de gewenste balans tussen People, Planet en Profit. Ambitie zuiveringstaak en speerpunten De ambitie vanuit de zuiveringstaak is het optimaliseren van de (afval)waterketen, waarbij de focus op Profit wordt gehouden, maar nadrukkelijk ook meer aandacht wordt geschonken aan Planet en People. Hierbij is een proactieve houding nodig, waarbij partners in de waterketen worden benaderd om mee te werken aan de optimalisatie van de (afval)waterketen. Door de focus op Profit te houden wordt daarbij de ambitie niet alleen op het ‘wat’ gericht, maar ook op ‘hoe’ en ‘tegen welke kosten’. Kortom: meer evenwicht in People, Planet en Profit zonder dat dit ten koste gaat van de huidige ‘drive’ om tot de goedkoopste waterschappen van Nederland te behoren. In onderstaande figuur zijn de verandering en de ambitie schematisch weergegeven.
Visioen Kringloopsluiting Energie People
Afvalwaterketen
Am
Planet
bit ie
Profit Huidige situatie
Als speerpunten voor de zuiveringstaak zijn, naast een permanent kostenbewustzijn, gedefinieerd: kringloopsluiting, energie, betrouwbaarheid, innovatie, samenwerking en organisatie. Hierna worden deze speerpunten uitgewerkt en vertaald in concrete maatregelen. Deze maatregelen zijn overzichtelijk weergegeven in de bijlage, inclusief een globale duiding van de financiële consequenties en de planning. Het aspect duurzaamheid is veelomvattend, ook als het wordt toegespitst op de zuiveringstaak. Hierbij zijn de volgende aspecten te noemen: energie, nuttige inzet effluent, biologische fosfaatverwijdering, beleid hemelwater, rioolvreemd water, duurzaam bouwen, stoffenbeleid etc. In het kader van deze ambitienota zuiveringstaak is het begrip duurzaamheid beperkt tot de belangrijkste aspecten kringloopsluiting en energie.
Kringloopsluiting Ambitie kringloopsluiting: x op termijn alle effluent nuttig inzetten bij watervoorziening en hergebruik x hergebruik van fosfaat uit zuiveringsslib
Nuttige inzet effluenten Een belangrijk onderwerp van kringloopsluiting bij de zuiveringstaak is het nuttig inzetten van het effluent van de rwzi’s. Het effluent levert in veel gevallen een bijdrage aan de lokale watervoorziening c.q. verdrogingbestrijding. Een strikte voorwaarde bij de inzet van het effluent bij de watervoorziening is dat het voldoet aan strenge kwaliteitseisen. Hierbij zal een afweging gemaakt moeten worden tussen de kosten van het vergaand zuiveren van het effluent en de baten van de watervoorziening. Door het waterschap is in samenwerking met Grontmij dit voorjaar een toekomstvisie studie uitgevoerd met betrekking tot de rwzi’s die lozen op binnenwater (eindrapport d.d. juni 2007). De conclusie is dat de effluentlozingen van de rwzi’s Baarle-Nassau, Halsteren, Nieuw-Vossemeer, Riel en Waspik gehandhaafd kunnen worden, zij het dat bij een aantal van deze rwzi’s rekening gehouden moet worden met aanscherping van de effluenteisen. Voor de rwzi’s Rijen en Kaatsheuvel wordt aanbevolen de lozingspunten te verplaatsen om beter aan te sluiten bij de gewenste waterhuishouding. De rwzi Chaam neemt een bijzondere positie in door de lozing van het effluent op de ecologisch kwetsbare Chaamse Beek en die geen grote rol speelt in de watervoorziening. Een mogelijke oplossing is het afvalwater van Chaam via een aan te leggen persleiding naar Baarle-Nassau te transporteren en aldaar, na zuivering, een bijdrage te laten leveren aan de watervoorziening. De lozing te Chaam kan dan worden beëindigd waardoor het altijd aanwezige risico van negatieve beïnvloeding van de ecologie kan worden weggenomen. Beide rwzi’s zijn in het Investeringsprogramma opgenomen als renovatieproject en als object van de Altijdgoed maatregelen KRW. Voorgesteld wordt een maatschappelijke kosten-baten analyse (MKBA) van deze oplossing uit te voeren en op basis van de resultaten een besluit te nemen over de toekomst van deze rwzi’s. Ook wordt voorgesteld studies te laten verrichten naar de mogelijkheden van het nuttig inzetten van effluent dat nu op groot buitenwater wordt geloosd. Te denken valt aan de rwzi Nieuwveer die het effluent loost op het Hollands Diep, maar dit ook relatief eenvoudig op de Mark kan lozen. Hierbij zal een afweging gemaakt moeten worden tussen de ecologie, de watervoorziening en de kosten. Te denken valt ook de nuttige inzet van het effluent van de rwzi Bath voor industriële of agrarische watervoorziening. Een andere vorm van nuttig inzetten van effluent is hergebruik. Gedacht moet worden aan het inzetten van effluent als grondstof voor ‘ water op maat’ oplossingen. Hierbij wordt het effluent nabehandeld en op basis van een overeenkomst met een afnemer op specificatie geleverd. Een goed voorbeeld hiervan is de levering van nabehandeld effluent van de rwzi Kaatsheuvel aan De Efteling. Voorgesteld wordt in samenwerking met de ketenpartners (met name het waterleidingbedrijf) de mogelijkheden van deze toepassing te gaan verkennen. Fosfaathergebruik Een ander belangrijk onderwerp van kringloopsluiting in de waterzuivering is het hergebruik van stoffen die uit het afvalwater worden verwijderd. Het hergebruik van fosfaat komt hierbij als eerste in beeld. De in het zuiveringsslib vastgelegde fosfaat komt na verbranding van het slib bij SNB terecht in de as. Het fosfaat kan uit de verbrandingsas worden teruggewonnen door de fosfaatindustrie. Voorwaarde hiervoor is dat het ijzergehalte in de as niet te hoog is. Dit betekent dat voor de fosfaatverwijdering op de zuiveringen geen gebruik mag worden gemaakt van ijzerzouten. Alternatieve technieken zijn chemische defosfatering met aluminium zouten of biologische fosfaatverwijdering. Het gebruik van aluminiumdosering in plaats van de huidige ijzerzouten kost naar verwachting € 0,4 miljoen extra per jaar. Voorgesteld wordt hiertoe over te gaan zodra het hergebruikspoor operationeel is. Dit vraagt nauwkeurige afstemming met SNB. Voor de lange termijn wordt voorgesteld over te gaan op biologische defosfatering. Hierdoor wordt het gebruik van defosfateringschemicaliën sterk gereduceerd en zijn de hergebruikmogelijkheden optimaal.
Het uitbreiden of renoveren van rwzi’s is een goede gelegenheid om biologische defosfatering te introduceren. De huidige inschatting is dat ombouw tot biologische fosfaatverwijdering € 1,1 miljoen extra kosten per jaar met zich mee zal brengen. Dit is exclusief de rwzi Nieuwveer, waar toepassing van biologische defosfatering niet goed inpasbaar is in het twee-traps zuiveringsconcept. Op de rwzi Bath wordt 45% van de totale fosfaatvracht aangevoerd. Bij de aanpassingen van de installatie (2002) voor de stikstofverwijdering is tot op zekere hoogte geanticipeerd op een mogelijk latere toepassing van biologische defosfatering. Naar alle waarschijnlijkheid is het mogelijk om binnen de bestaande installatie, na het aanbrengen van aanvullende voorzieningen, eventueel gedurende een deel van het jaar, over te gaan op biologische defosfatering. In dat geval kan het chemicaliëngebruik worden beperkt en is mogelijk een kostenbesparing te realiseren. Om die reden wordt voorgesteld de haalbaarheid van biologische defosfatering binnen de bestaande rwzi Bath te onderzoeken. Energiebesparing Ambitie energiebesparing: x 2% energiebesparing per jaar, 30% CO2-reductie in 2020 t.o.v. 1990 (conform kabinetsbeleid) x strategie: besparen – vergroenen - opwekken
Voorgesteld wordt om de nationale afspraken van toepassing te verklaren op het waterschap. Uitgaande van de doelstellingen van het kabinet betekent dit 2% energiebesparing per jaar en 30% CO2 reductie in 2020 t.o.v. 1990. Voor het waterschap betekent dit een noodzakelijke besparing van fossiele energie van ongeveer 20 GWh. Door energiebesparingsmaatregelen kan het verbruik ongeveer 10 GWh worden teruggebracht: vervangen Zimpro door slibgisting (reeds besloten), ombouw van oppervlaktebeluchting naar bellenbeluchting op de rwzi Nieuwveer en een reeks van energiebesparende maatregelen op de andere installaties. Deze acties zijn door de opgeleverde besparingen min of meer budgetneutraal te realiseren. Om vervolgens nog 10 GWh te kunnen besparen dient groene stroom te worden ingekocht. Een mogelijk alternatief is het zelf opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld windmolens. Voorgesteld wordt een studie uit te voeren naar de mogelijkheden om de terreinen van het waterschap in te zetten als lokatie voor het opwekken van duurzame energie. Betrouwbaarheid Ambitie betrouwbaarheid: x altijd voldoen aan wet- en regelgeving
Betrouwbaar zijn betekent voor de zuiveringstaak het te allen tijde goed uitvoeren van de zuiveringstaken en het voldoen aan de verplichtingen. Concreet betekent dit o.a. het voldoen aan de met de gemeenten afgesproken pompcapaciteit. Om als betrouwbaar op de afnamecapaciteit gezien te kunnen worden is het niet meer acceptabel dat bij storing of onderhoud de beschikbare capaciteit te ver daalt. Dit betekent dat alle nu nog enkelvoudig uitgevoerde gemalen minimaal van een reserve pompopstelling moeten worden voorzien. Dit is in het huidige beleid al voorzien. Daarnaast is het voorstel om de AWP–persstations van een derde pomp te voorzien. De lasten van deze maatregelen liggen rond de € 0,5 miljoen per jaar. Een andere verplichting is het voldoen aan de milieuvergunningen, waarbij met name met name de stikstofverwijdering kritisch is. De eis is 75% stikstofverwijdering, in de praktijk wordt afhankelijk van de weersomstandigheden 75,5-76,5% gehaald. De ambitie is om het percentage stikstofverwijdering van de huidige 76% te verhogen naar 80%. Dit kan bereikt worden door het nemen van gerichte optimalisatiemaatregelen op de bestaande rwzi’s, waarvan een aantal al gepland en in uitvoering zijn. De extra lasten hiervan bedragen € 0,2 miljoen per jaar. Innovatie Ambitie innovatie: x actieve rol bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor de afvalwaterketen x bijdrage leveren aan innovatieve ontwikkelingen die de Nederlandse (afval)watersector verder ontplooien x innovatiebudget € 200.000,-- per jaar
Innovatie speelt een belangrijke rol in de bevordering van het verschuiven van de aandacht van Profit naar People en Planet. De innovatie is tot nu toe vooral gericht op optimalisatie en kostenbeheersing. Vanuit de nieuwe visie zal de aandacht van de innovatie ook gericht moeten zijn op energiebesparing, kwaliteitsverbetering en nieuwe technologieën.
Naar schatting zal voor deze onderzoeksprojecten de komende jaren ongeveer € 200.000 per jaar nodig zijn. Op dit moment worden de volgende concrete projecten voorbereid: x toepassing Hybride Membraanbioreactor op de rwzi Baarle-Nassau x Fuzzy-filteronderzoek Nieuw-Vossemeer x optimalisatie continue-zandfiltratie met actieve kool op rwzi Kaatsheuvel x monitoring rioolvreemd water x ondersteuning kringloopsluiting project Zorgboerderij De Beukenhof te Breda Bij de innovatieprojecten wordt steeds samengewerkt met Stowa, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven. Samenwerking Ambitie samenwerking: x optimaliseren afvalwaterketen in samenwerking met ketenpartners (gemeenten, waterleiding en bedrijven) x op weg naar een Afvalwaterketenbedrijf? x samenwerken aan innovatie (Stowa, onderzoeksinstellingen, bedrijven) Het waterschap wil samenwerking op verschillende manieren en verschillende niveaus actiever oppakken. Samenwerken in de afvalwaterketen om een hogere efficiëntie en duurzaamheid in de gehele keten te bereiken. Hierbij gaat het met name om de samenwerking met de gemeenten bij het zoeken naar de maatschappelijk optimale ketenaanpak (OAS-studies) en het beheer van de infrastructuur. De concrete invulling van deze samenwerking zal neergelegd worden in de af te sluiten Afvalwaterakkoorden (AWA). Ook is intensievere samenwerking met bedrijven van belang. Deze kan gestalte krijgen door het gezamenlijk zoeken naar mogelijkheden om de zuiveringsopgave van bedrijf en waterschap te optimaliseren. En tot slot samenwerking met externe partijen bij het zoeken naar technologische innovatie. Wat betekent de ambitie voor de organisatie? Ambitie organisatie: x van technisch meesterschap naar procesmanagement x centrale aansturing, decentrale uitvoering x uitdagende, aantrekkelijke werksituatue
Technisch meesterschap alleen is niet meer voldoende. In toenemende mate ontstaat de behoefte aan vaardigheden op het gebied van procesmanagement. Het vakgebied verandert van een ambachtelijke wijze van uitvoeren van beheer en onderhoud naar de regie voeren over het geautomatiseerde zuiveringsproces en de regie voeren over het onderhoudsproces. Ontwikkelingen in het beheer en onderhoud lopen redelijk gelijk op en hebben invloed op de organisatie, werkwijze en taakinhoud van medewerkers en op wat we daarbij nog zelf kunnen en/of willen uitvoeren. Daarbij wordt het centraal kaders stellen voor de decentrale uitvoering, steeds belangrijker. De organisatie zal deze ontwikkeling niet alleen moeten volgen, maar ook richting willen geven. Dit vraagt om keuzes van het management en ontwikkeling van medewerkers. Het huidige personeelsbeleid en de daarbij ontwikkelde personeelsinstrumenten sluiten goed aan bij de noodzaak om de organisatie in de geschetste richting te ontwikkelen. De vergrijzing en daarmee gepaard gaande afvloeiing van een belangrijk deel van het huidige personeel vormen een kans om deze verschuiving zonder al te schokkende personele problemen te verwezenlijken. Daarnaast is het des te belangrijker om voor het behouden en aantrekken van personeel een uitdagende, aantrekkelijke werksituatie te creëren. Dit kan onder andere door aandacht voor permanente persoonlijke ontwikkeling. Beoordeling x Financiële gevolgen In het huidige IP zijn al veel maatregelen opgenomen die goed aansluiten bij de genoemde ambities. De uit het nieuwe beleid voortvloeiende extra maatregelen en activiteiten zijn weergegeven in de bijlage. Het betreft concrete investeringsprojecten, beheersmaatregelen en studies/onderzoeken. In het overzicht is ook een globale fasering in korte, midden en lange termijn (respectievelijk 2009, 2011 en 2012 en later). Hierbij is uitgegaan van maatregelen met een hoog ‘milieurendement’ op de korte en middenlange termijn. Ten aanzien van de jaarlijkse kosten van deze maatregelen is een nadere toelichting op zijn plaats. De investeringen in energiebesparing zijn geselecteerd op kostendekkendheid en leiden dus niet tot een verhoging van de jaarlijkse kosten. De investeringen in reservepompen van rioolbemaling en afvalwatertransport leiden op de korte termijn tot extra kapitaalslasten. Echter het aantal draaiuren per pomp wordt hierdoor aanzienlijk verlaagd, waardoor de vervangingsinvesteringen worden uitgesteld. De overige kosten, zoals die van fosfaathergebruik zijn gericht op het duurzaamheid waarvan de winst moeilijk in geld is uit te drukken. De voorgestelde studies/onderzoek zijn opgenomen in de korte termijn maatregelen.
De projecten met een lager rendement (bio-P) en/of een grotere onzekerheid (windenergie) zijn in de lange termijn maatregelen meegenomen. Samengevat zijn de globale financiële consequenties van het programma van de Ambitienota (ruwe schatting):
Korte termijn (2009) Middenlange termijn (2012) (incl. opheffen rwzi Chaam) Lange termijn (2013 e.v.) (incl. bio-P en windenergie) Totaal
Onderzoek/studie (M€) 0,25
0,25
Investeringskosten (M€) 7,5
Jaarlijkse kosten (M€) 1,3
+16,8
+0,7
+44,0
+1,5
68
3,5
Door het uitvoeren van de genoemde maatregelen voor de korte en middenlange termijn zullen de jaarlijkse lasten stijgen met € 1,3- € 2,0 miljoen. Het Wvo-tarief zal hierdoor € 1,10 tot ongeveer € 1,65 stijgen. Brabantse Delta zal ook na deze stijging tot de top van de goedkoopste waterschappen blijven behoren. Op langere termijn kunnen uit de voorgestelde studies meer maatregelen volgen. Te denken valt aan het invoeren van biologische defosfatering (€ 24 miljoen) of toepassing van windenergie (€ 20 miljoen). x MVO-keurmerk Op 3 oktober 2007 heeft het AB de ambitie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen vastgesteld. In dat kader is een beoordelingssystematiek opgezet waarmee nagegaan kan worden in welke mate een voorstel tegemoet komt aan de MVO-ambitie. Toepassing van deze systematiek op de onderhavige nota Zuiveren met ambitie leidt tot het volgende beeld. 1. De actie gaat verder dan de wettelijke verplichtingen en kerntaken van het waterschap. Het voorgestelde pakket van maatregelen heeft betrekking op de kerntaken van het waterschap en is in eerste instantie gefocust op het kunnen voldoen aan wet- en regelgeving. Op de aspecten energiegebruik en effluenthergebruik gaan de ambities verder dan de strikte toepassing van de verplichtingen (1 MVOpunt) 2. De actie kan wel betrekking hebben op het uitvoeren van kerntaken, maar onderscheidt zich dan van het reguliere werk doordat er in de wijze van uitvoering extra aandacht is voor de aspecten People, Planet en Profit. De focus van het waterschap was en is sterk gericht op kostenbeheersing (Profit). In de beschreven voorstellen wordt expliciet extra aandacht gevraagd voor de aspecten Planet (energiebesparing, effluenthergebruik, fosfaathergebruik). Het waarmaken van de ambities vraagt van de organisatie een innovatieve, veranderingsgezinde opstelling en levert daardoor voor medewerkers een uitdagend en aantrekkelijk perspectief (People) (1,5 MVO-punt) 3. De actie kenmerkt zich door vernieuwende en/of grensverleggende aspecten, gericht op één of meer van de drie P's. Met name op het aspect duurzaamheid (Planet) is sprake van grensverleggende aspecten (1 MVO-punt) 4. De actie leent zich om er buiten de organisatie over te communiceren zodat ook andere partijen er van kunnen leren en het waterschap verantwoording aflegt over gemaakte keuzes. De integrale beschouwing van de MVO-aspecten en de vertaling ervan naar een samenhangend pakket maatregelen leent zich zeker voor communicatie naar andere waterschappen in de vorm van publicaties, voordrachten etc. In de bestaande overlegstructuren in de zuiveringswereld (Vereniging van Zuiveringsbeheerders, Landelijk Technologenplatform etc.) zal het gedachtegoed worden ingebracht, waardoor andere partijen ervan kunnen leren (2 MVO-punten) De totaalscore op de genoemde criteria is 5,5 punten op een schaal van 8 en krijgt hiermee een MVOkeurmerk van *** (op een schaal van maximaal 4 *) x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen In het voorafgaande is aangegeven wat de te verwachten ontwikkeling is van de organisatie en taakstelling van het zuiveringsbeheer.
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf Op 23 augustus 2007 is een themabijeenkomst van het algemeen bestuur gewijd aan het onderwerp Zuiveren met ambitie. Intern zal de ambitienota worden gecommuniceerd in diverse werkoverleggen en via het Waterweb. Extern zal de communicatie bestaan uit presentaties in diverse gremia met andere waterschappen, in overleggen met gemeenten (OAS-verband). Ook wordt een publicatie over dit onderwerp overwogen Advies:Het algemeen bestuur stemt in met: a) de beleidsnota ‘Zuiveren met ambitie’ en b) een principe-besluit tot het nemen van de beschreven maatregelen voor de korte en de middenlange termijn. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Inkoop groene stroom i.p.v. grijze stroom
Onderzoek naar het actief opwekken van duurzame energie op de terreinen van Brabantse Delta (voornamelijk windenergie)
Toepassen biologisch fosfaatverwijdering i.p.v. chemische fosfaatverwijdering bij nieuwbouw of verbouw.
6
8
Haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden van biologische P-verwijdering in de bestaande de rwzi Bath
5
9
Gebruik aluminiumzouten i.p.v. ijzerzouten om hergebruik van fosfaat uit verbrandingsas zuiveringsslib mogelijk te maken. Planning afstemmen met SNB
4
Uitvoeren energiebesparingsmaatregelen op rwzi’s conform Energienota, o.a. vervanging Zimpro door slibgisting (al besloten) en toepassen bellenbeluchting Nieuwveer i.p.v. oppervlaktebeluchting.
Onderzoek naar de mogelijkheden van inzet effluent als basis voor ‘water op maat’ (industriewater, proceswater) i.s.m. provincie, industrie, waterleidingbedrijven
3
7
Onderzoek naar wenselijkheid van het verplaatsen van effluentlozingen van buitenwater naar binnenwater (o.a. Nieuwveer, Dinteloord)
2
Energie
Uitvoeren van een haalbaarheidsstudie m.b.t. het opheffen rwzi Chaam en aansluiten op rwzi Baarle-Nassau (renovatie, uitbreiding 4e trap). Innovatieve toepassing van Hybride MBR. (investerings- en jaarlijkse lasten onder voorbehoud van de uitkomsten van de studie)
1
Kringloopsluiting
Maatregel
Nr
Speerpunt
n.v.t.
(20)
0,05
K
5,6 (excl. opheffen Zimpro)
M
K L
(24)
n.v.t.
(10)
InvesteringsKosten (milj. €)
L
K
0,05
0,05
K
K
0,05
0,05
OnderzoeksKosten (milj. €)
K
Termijn (kort, midden, lang) K M
Overzicht maatregelen, kosten en planning Ambitienota
(0,5)
2008 >2012
2008
2010-2012 -0,2 (excl. opheffen Zimpro)
0,02
> 2012
2008
2008
2008
2008
2008 2009-2012
Planning
(1,0)
0,4
(0,7)
Jaarlijkse Kosten (milj. €/jaar)
Intensieve samenwerking met gemeenten op basis van OAS, vastleggen in een Afvalwaterakkoord (AWA). Het betreft niet alleen optimalisatie van kosten, ook beheerstaken, gegevensuitwisseling, investeringen etc.
Ter overweging: pilot starten met één of meerdere gemeenten om te komen tot een afvalwaterketenbedrijf
Kennisuitwisseling, participatie in afvalwaterprojecten van bedrijven (voorbeeld Cargill, LWM)
16
17
18
Opstellen actieplan om risico’s van effluentlozingen te beperken, o.a. monitoring effluentkwaliteit met signalering (‘early warning’)
13
Samenwerking
Beperken risico’s effluentlozingen. Opheffen rwzi’s Putte/ Ossendrecht en afvoeren naar rwzi Bath (reeds opgenomen in IP)
12
Starten onderzoeksprojecten gericht op duurzame zuivering van afvalwater en kringloopsluiting. O.a. x toepassing Hybride MBR (rwzi Chaam of Baarle-Nassau i.s.m. TUD, Stowa) x Fuzzy-filter (al in uitvoering op rwzi Nieuw-Vossemeer) x optimalisatie continu-zandfiltratie met actieve kool i.s.m. Paques, Groot-Salland, Stowa x monitoring rioolvreemd water x kringloopsluiting Zorgboerderij De Beukenhof Breda
Verhoging stikstofverwijdering in het beheersgebied naar 80% (reeds geplande nieuwbouw rwzi’s Nieuwveer en Dongemond, optimalisatiemaatregelen op de rwzi’s Bath en Waalwijk)
11
15
Verbeteren beschikbaarheid rioolbemaling (voorzien in redundantie 1-pomps gemalen, plaatsing 3e pomp op AWP-persstations)
10
Innovatie
Hogere betrouwbaarheid
1,2
IP
1,5
M/L
M
K
2009
Voortgaand programma
K
K
Voortgaand programma
2008
2010
2012
2009
2008
0,2
0,2
0,2
0,5
K
K
6,0
K
20
Organisatie afstemmen op veranderende taken en accenten van de bedrijfsvoering: van technisch meesterschap naar procesmanagement.
Nieuwe samenwerkingsvormen met bedrijfsleven onderzoeken (haalbaarheid, wenselijkheid). Afstemmen met project Kostenvergelijking Zuiveren van NBWB en BZW/VIW.
Totale kosten korte termijn (2008-2009) (inclusief studies) Totale kosten middellange termijn (2010-2012) (inclusief opheffen Chaam) Totale kosten lange termijn (>2012) (incl. bio-P en windenergie)
Organisatie
19
1,3 + 0,7 + 1,5
7,5 + 16,8 +44,0
2009-2011
M
0,25
2008-2009
K
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002808* Barcode : *07I002808* Onderwerp: Vaststellen 1e wijziging van de Archiefverordening waterschap Brabantse Delta Sector en afdeling: Middelen, Registratuur, Archief en Bibliotheek Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 16 Ter inzage bij de concernstaf: Bijlagen: Wijzigingsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding Door de aanwijzing van het Regionaal Archief Tilburg als archiefbewaarplaats voor het archief van de voorlopers van waterschap De Dongestroom moet de Archiefverordening worden aangepast. De archiefbewaarplaats zoals wij die in de regio Oost te ’s Gravenmoer hadden, voldeed niet aan de geldende regels die de Provinciale Archiefinspectie heeft opgelegd voor statische archieven. Dit betekent dat de archiefbewaarplaats regio Oost uit de verordening gehaald is. Het archief van waterschap De Dongestroom betreft een semi-statisch archief, dat nog moet worden opgeschoond en beschreven. Dit archief mag wel in de archiefruimte van ’s Gravenmoer blijven, totdat het geïnventariseerd overgebracht kan worden. Vraagstelling Kan het AB instemmen met de 1e wijziging van de Archiefverordening waterschap Brabantse Delta. Strategie Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing x
Juridische gevolgen aanpassing van de verordening is door juridische zaken getoetst.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De wijziging van de verordening dient wettelijk te worden bekendgemaakt. Indien aan deze wettelijke bekendmakingsplicht niet is voldaan zijn de wijzigingen niet rechtsgeldig vastgesteld. Advies: Het AB stemt in met de vaststelling van de 1e wijziging van de Archiefverordening waterschap Brabantse Delta. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer : *07I002809* Barcode : *07I002809*
Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007 nummer 07I002363; gelet op de artikelen 35, eerste lid, 36, 37, tweede lid van de Archiefwet 1995;
B E S L U I T:
vast te stellen de volgende 1e wijziging van de Archiefverordening waterschap Brabantse Delta; Artikel I In artikel 2 wordt “regiokantoor Oost te ’s-Gravenmoer van het waterschap” vervangen door “Regionaal archief Tilburg”. Artikel II In artikel 10 wordt “regiokantoor Oost van het waterschap te ’s-Gravenmoer” vervangen door “Regionaal archief Tilburg”. Artikel III In artikel 12 komen de volgende zinnen te vervallen: “Het beheer van de bewaarplaats in het regiokantoor Oost te ’s-Gravenmoer van het waterschap staat onder toezicht van de secretaris-directeur. Het dagelijks bestuur kan ter ondersteuning van de secretaris-directeur een deskundige aanwijzen, die in het bezit is van een diploma archivistiek als bedoeld in artikel 22 van de wet.” Artikel IV Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta van 5 december 2007.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002885* Barcode: *07I002885* Onderwerp: Vaststellen Sociaal Statuut Delta Waterlab Sector en afdeling: Middelen/P&O Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 17 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Sociaal Statuut Delta Waterlab Aan het algemeen bestuur Inleiding In de vergadering van het algemeen bestuur van 27 juni 2007 is besloten tot samenvoeging van de laboratoria (inclusief de hydrobiologische laboratoria) van waterschap Hollandse Delta en waterschap Brabantse Delta en is opdracht gegeven aan de Stuurgroep om de samenvoeging voor te bereiden en uit te werken. Op het personele vlak betekent dit onder andere dat er een Sociaal Statuut opgesteld moet worden. Hierin wordt geregeld hoe de eventuele nadelige rechtspositionele en sociale gevolgen van de samenvoeging voor de medewerkers zo veel mogelijk kunnen worden gereduceerd en er worden afspraken gemaakt over de plaatsingsvolgorde en -criteria. Voor het opstellen van het Sociaal Statuut is afstemming met de vakbonden noodzakelijk. Deze afstemming heeft plaatsgevonden in diverse bijeenkomsten van het Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO), waarin een delegatie namens de werknemersverenigingen en een delegatie namens de werkgevers zitting hebben. In de afrondende bijeenkomst van het BGO op 11 oktober 2007 is er een onderhandelingsakkoord bereikt over het Sociaal Statuut, dat u bij deze nota aantreft. De bonden hebben hierover inmiddels achterbanberaad gehouden met hun leden, zowel bij waterschap Hollandse Delta als bij waterschap Brabantse Delta. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met het Sociaal Statuut Delta Waterlab? Strategie Als het Sociaal Statuut Delta Waterlab in december 2007 is vastgesteld kan de plaatsingsprocedure in januari 2008 starten, zodat de Gemeenschappelijke Regeling Delta Waterlab volgens planning van start kan gaan. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk het sociaal statuut is gemaakt als vangnet voor medewerkers die negatieve consequenties als gevolg van de samenvoeging van de laboratoria hebben. Daar waar noodzakelijk geacht volgen financiële compensaties (bijvoorbeeld voor degenen die veel verder moeten gaan reizen of die in een functie worden geplaatst met een lagere salarisschaal). Een en ander hangt af van het definitieve resultaat van het plaatsingsproces. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen ja, namelijk het sociaal statuut delta waterlab bevat een bepaling dat de werkgever een werkgelegenheidsresultaatverplichting heeft, wat inhoudt dat als een medewerker niet bij Delta Waterlab of de moederorganisaties geplaatst kan worden, dat de betreffende medewerker via een bemiddelingsbureau intensief naar een andere baan buiten het waterschap begeleid wordt.
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf Na vaststelling wordt het sociaal statuut bekend gemaakt bij de betrokken medewerkers. Advies: het AB stelt het bijgevoegde Sociaal Statuut Delta Waterlab vast. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Sociaal Statuut Delta Waterlab (definitieve versie 11 oktober 2007)
Registratienummer: 07I002891
Voorwoord Naar aanleiding van het geschetste toekomstperspectief (rapportage Twynstra Gudde) hebben de besturen van de waterschappen Brabantse Delta en Hollandse Delta in september 2006 het voornemen geuit om over te gaan tot één gezamenlijke laboratoriumorganisatie; Delta Waterlab. Met de samenvoeging wordt schaalvergroting beoogd die moet leiden tot efficiëntie, effectiviteit en innovatie. De samenvoeging van de laboratoria van waterschap Hollandse Delta en waterschap Brabantse Delta heeft gevolgen voor de bij de laboratoria werkzame medewerkers, de medewerkers die hydrobiologische taken uitvoeren en mogelijk voor medewerkers die ondersteunend werk voor de laboratoria verrichten. Dat is de reden waarom er een Sociaal Statuut Delta Waterlab is opgesteld. Doel van het Sociaal Statuut is om nadelige rechtspositionele en sociale gevolgen van de samenvoeging zo veel mogelijk te reduceren en helderheid te geven over het plaatsingsproces. Voorafgaande aan de definitieve vaststelling van dit Sociaal Statuut door de algemene besturen van beide waterschappen is inhoudelijk overeenstemming met de commissies voor het Georganiseerd Overleg noodzakelijk, georganiseerd in een Bijzonder Georganiseerd Overleg. De huidige waterschapsbesturen en het bestuur van de nieuwe laboratoriumorganisatie hebben een resultaatverplichting met betrekking tot de werkgelegenheid van de bij de fusie betrokken medewerkers. Ten gevolge van deze samenvoeging vallen geen gedwongen ontslagen. Hierbij wordt van de betrokken medewerkers uitgaande van hun eigen verantwoordelijkheid, alle medewerking verwacht bij het krijgen van een functie. In de tekst wordt gesproken over het bestuur en de stuurgroep. Ter verduidelijking geldt tot de start van de Gemeenschappelijke Regeling (de fusiedatum) dat het bestuur vertegenwoordigd wordt door de Stuurgroep. Vanaf de fusiedatum is de bestuurlijke vertegenwoordiging geregeld in het bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling.
Hoofdstuk 1. Algemeen. 1.0 Algemeen a. Er is een sociaal statuut ten behoeve van de vorming van het Delta Waterlab, verder te noemen sociaal statuut. Hieronder wordt verstaan het navolgende reglement waarin Waterschap Brabantse Delta en Waterschap Hollandse Delta en de bonden (AbvaKabo FNV, CNV Publieke Zaak) namens het gezamenlijk personeel van de laboratoria in de commissie voor bijzonder georganiseerd overleg, afspraken hebben vastgelegd over wederzijdse rechten en verplichtingen bij de samenvoeging en de personele aspecten daarvan. b. Daar waar in het sociaal statuut is vermeld "ambtenaar", "werknemer", “hij" of "zijn" kan tevens de vrouwelijke vorm worden gelezen. c. Datum van samenvoeging: 1 mei 2008 (vermoedelijk) 1.1 a. b. c.
d. e. f.
g. h. i.
j. k.
l. m.
n. o. p. q.
Definities bestaande functie: een functie die in het organisatieplan als ongewijzigd wordt gedefinieerd; dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta of waterschap Hollandse Delta; Delta Waterlab: de nieuwe organisatie die ontstaat na de samenvoeging van de twee laboratoria (inclusief de hydrobiologische laboratoria) van waterschap Hollandse Delta en waterschap Brabantse Delta; functie: het geheel van werkzaamheden dat door de medewerker dient te worden verricht in opdracht van het dagelijks bestuur; functiegebonden toelage: de toelage die onafhankelijk van de persoon, vanwege het vervullen van de functie wordt toegekend en geen onkostenvergoeding is; medewerker: hij die op de dag voorafgaande aan de invoering van de reorganisatie een vaste of tijdelijke aanstelling heeft die direct betrokken is bij de werkzaamheden van Delta Waterlab of negatieve consequenties voor wat betreft zijn/haar taakinhoud ervaart als gevolg van de fusie Delta Waterlab; nieuwe functie: een functie die in het organisatieplan als nieuw wordt gedefinieerd; outplacement: de begeleiding door een externe organisatie om de medewerker op kosten van de waterschappen Brabantse Delta en Hollandse Delta aan een externe baan te helpen; passende functie: een functie die de medewerker redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden, zijn vaardigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Hierbij geldt dat sprake kan zijn van een passende functie indien de functieschaal één schaal lager is dan de functieschaal die geldt voor betrokkene op de dag direct voorafgaand aan de datum van de reorganisatie. In die gevallen waar plaatsingsproblemen voorkomen kunnen worden door het plaatsen in een functie met een functieschaal die twee schalen lager is dan de functieschaal van betrokkene op de dag direct voorafgaande aan de datum van de reorganisatie, dan wordt dit ook als passend aangemerkt; persoonsgebonden toelage: de toelage die geen functiegebonden toelage en geen onkostenvergoeding is; plaatsingsprobleem: er is sprake van een plaatsingsprobleem indien er voor een bepaalde functie meer medewerkers zijn dan formatieruimte, waardoor het niet mogelijk is alle medewerkers te plaatsen; reisafstand: de kortste afstand die de ambtenaar tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling moet afleggen volgens door de waterschappen vastgestelde uitgangspunten; salarisperspectieven: de salarisschaal en opeenvolgende periodieken van de functie of uitloopsalarisschaal waarin de medewerker tot het moment van plaatsing is ingedeeld dan wel hem nog toekomen zonder speciaal daaraan gestelde voorwaarden, tot en met het daaraan verbonden maximum salaris, inclusief eventuele uitloopsalarisnummers, en andere schriftelijk toegekende garanties; standplaats: plaats van tewerkstelling volgens door de waterschappen vastgestelde uitgangspunten; stuurgroep: het gemandateerde bevoegd gezag van Delta Waterlab tot het moment dat het bestuur van Delta Waterlab is benoemd; vervallen functie: een functie die in het organisatieplan niet terug komt; voorkeursfunctie: een functie waarvan de medewerker te kennen geeft, deze bij voorkeur te willen vervullen;
1.2 De in dit Sociaal Statuut Delta Waterlab genoemde bedragen zijn altijd bruto, tenzij anders is aangegeven.
1.3 a. b.
c.
1.4 a. b. c.
1.5 a. b. c.
d.
Verplichtingen waterschappen/Delta Waterlab De stuurgroep heeft een resultaatverplichting met betrekking tot de werkgelegenheid van de bij de fusie betrokken medewerkers. De resultaatverplichting houdt een begeleiding van werk naar werk in: - In eerste instantie wordt gekeken of alle medewerkers conform de plaatsingsregels van dit raamwerk Sociaal Statuut bij Delta Waterlab geplaatst kunnen worden. - Wanneer het niet bij alle medewerkers leidt tot een plaatsing bij Delta Waterlab dan worden de medewerkers, indien er plaatsingsmogelijkheden zijn, bij de moederorganisaties geplaatst. - Indien het niet mogelijk is gebleken om alle medewerkers of bij Delta Waterlab of bij één van de moederorganisaties te plaatsen, dan wordt de medewerker, door inschakeling van een extern bureau, intensief begeleid naar ander werk buiten de moederorganisaties. Hierbij kan de medewerker (als indiensttreding op korte termijn bij een andere werkgever niet mogelijk is), in dienst treden van het externe bureau. De stuurgroep zorgt ervoor dat alle direct betrokken medewerkers tijdig en regelmatig worden geïnformeerd over de reorganisatie. Deze medewerkers ontvangen allen een exemplaar van het organisatieplan en het Sociaal Statuut Delta Waterlab. Verplichtingen medewerker De medewerker verleent alle medewerking die nodig is voor een juiste toepassing van dit Sociaal Statuut Delta Waterlab. De medewerker is verplicht een aan hem aangeboden passende functie te aanvaarden. Indien de medewerker onvoldoende meewerkt aan de voor hem geldende verplichtingen uit dit Sociaal Statuut Delta Waterlab, kan dit onder andere uitsluiting van deze regeling betekenen. Randvoorwaarden Delta Waterlab stelt het kwaliteitscriterium voorop bij de beslissingen die genomen moeten worden. De medewerker blijft zoveel mogelijk de functie vervullen die hij vóór de reorganisatie ook vervulde (mens volgt functie). Besluiten voor de medewerker worden niet eerder genomen dan nadat de betrokkene, indien hij dat wenst, is gehoord en hij zijn wensen, belangstelling en alles wat hij van belang acht kenbaar heeft kunnen maken. Hij kan zich laten bijstaan door een raadsman. Voor situaties waarin dit statuut niet voorziet gelden de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel en de regelingen van Delta Waterlab.
Hoofdstuk 2 Plaatsingsproces 2.1 Bestaande- en nieuwe functie Na vaststelling van het organisatieplan wordt de status voor iedere medewerker bepaald. De medewerkers krijgen van de Stuurgroep deze statusbepaling toegestuurd. De volgende medewerkers zijn te onderscheiden: a. Medewerkers van wie de functie niet verandert of nagenoeg ongewijzigd terugkomt (80/20 regel) in de nieuwe organisatieopzet. Kortweg: bestaande functie. De 80/20 regel betekent dat 80% van de organieke werkzaamheden die voor de reorganisatie verricht werden, terugkomt in de nieuwe functie. b. Medewerkers met een bestaande functie volgen deze functie. Zij krijgen wel de mogelijkheid om via belangstellingsregistratie hun belangstelling voor andere functies kenbaar te maken. Aan alle ambtenaren wordt voor de start van het plaatsingsproces het vastgestelde functieboek ter beschikking gesteld. Bij een situatie van medewerkers met een bestaande functie waar meer kandidaten zijn dan functies, worden medewerkers geplaatst volgens het principe beschreven in artikel 2.7. Medewerkers die hierdoor niet geplaatst kunnen worden vallen onder de bepalingen die gelden voor medewerkers met de status nieuwe functie. c. Medewerkers wier functie is komen te vervallen in de nieuwe organisatie-opzet of wiens functie voor meer dan 20% wijzigt. Kortweg: nieuwe functie. Ook medewerkers met de status nieuwe functie geven hun functievoorkeuren aan op het belangstellingsregistratieformulier. Met hun wordt als eerste het plaatsingstraject gestart. d. Voor het plaatsingsproces start, stelt de stuurgroep de status van alle functies vast op basis van de principes genoemd in artikelen 2.1 lid a en 2.1 lid c. De stuurgroep ontvangt de statusbepalingslijst voorzien van een advies van de Plaatsingscommissie. Indien er na de vaststelling van de statusbepalingslijst bedenkingen ingediend worden, dan beslist de stuurgroep hierover nadat de plaatsingscommissie hierover zwaarwegend advies heeft uitgebracht. 2.2
Plaatsingsproces De plaatsing geschiedt in twee ronden. In de eerste ronde worden de teamleiders geplaatst. In de tweede ronde worden de overige medewerkers geplaatst. b. De voorbereiding van plaatsingsronde 1 en 2 wordt voorbereid door de voorbereidingscommissie. Het is de taak van de plaatsingscommissie om de stuurgroep te adviseren over de definitieve plaatsing van de betrokken medewerkers, conform de regels in hoofdstuk 2 van dit Sociaal Statuut. c. De stuurgroep bekrachtigt de plaatsingen en informeert de medewerkers zo spoedig mogelijk na besluitvorming. a.
2.3 Samenstelling Plaatsingscommissie De plaatsingscommissie adviseert de Stuurgroep over het plaatsen van alle medewerkers. De plaatsingscommissie bestaat uit: - twee leden namens de werkgeversorganisatie aangewezen door de Stuurgroep; - twee leden namens de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Bijzonder Georganiseerd Overleg; - een onafhankelijke voorzitter (aangewezen door de bovengenoemde leden). 2.4 Voorbereidingscommissie De Voorbereidingscommissie (VBC) adviseert de plaatsingscommissie over het plaatsen van alle medewerkers. De voorbereidingscommissie bestaat uit: - een sectordirecteur (WSBD) en directeur (WSHD); - de directeur Delta Waterlab; - een lid (of plaatsvervangend lid van de plaatsingscommissie vanuit de werknemersvertegenwoordiging); - een lid door de BOR aan te wijzen; - een personeelsadviseur als ambtelijk secretaris.
2.5 a. b.
c.
d. e. f.
2.6 a.
b.
c.
d. e.
2.7 a. b.
c. 2.8 a. b.
c.
d.
Werkwijze Voorbereidingscommissie De vergaderingen van de VBC zijn besloten. De commissieleden ontvangen de belangstellingsregistratieformulieren van de medewerkers, waarop gegevens vermeld zijn met betrekking tot de huidige salarisschaal, scholing en ervaring van de medewerker en de voorkeursfunctie van de medewerkers. De VBC heeft de bevoegdheid: medewerkers te horen, informanten te horen, alle voor de plaatsing van belang zijnde stukken in te zien en medewerkers te vragen mee te werken aan geschiktheidsonderzoeken. De in sub c van dit artikel bedoelde medewerkers kunnen zich laten bijstaan door een raadsman. Een oordeel van de VBC over het functioneren van de medewerker kan mede worden gebaseerd op actuele schriftelijke formele beoordelingen opgemaakt bij de waterschappen. De ambtelijk secretaris en zijn plaatsvervanger zijn geen lid van de voorbereidingscommissie en hebben geen stemrecht. Verloop plaatsingsronde Elke plaatsingsronde start met het kenbaar maken van hun voorkeuren door de medewerkers die interesse hebben in de opengestelde functies. Dit gebeurt aan de hand van een belangstellingsregistratieformulier. Na de start van een plaatsingsronde (het openstellen van de functies) kunnen de medewerkers met bestaande functies en moeten de medewerkers met een nieuwe functie binnen 14 dagen hun belangstelling kenbaar maken. Twee weken na de start komt de betreffende voorbereidingscommissie bijeen om alle binnengekomen belangstellingsregistratieformulier te behandelen. Binnen zes weken brengt de voorbereidingscommissie schriftelijk en gemotiveerd advies uit aan de plaatsingscommissie. De plaatsingscommissie brengt binnen vier weken schriftelijk en gemotiveerd advies uit aan de Stuurgroep. Binnen vier weken nadat de plaatsingscommissie een advies heeft uitgebracht, ontvangen alle betrokken medewerker een schriftelijk besluit van de Stuurgroep. In het geval dat de Stuurgroep ten aanzien van een medewerker een besluit neemt dat afwijkt van het terzake door de plaatsingscommissie uitgebrachte advies, wordt dit schriftelijk en gemotiveerd aan de betrokken medewerker meegedeeld. Plaatsingsvolgorde Bij de plaatsing in een functie geldt als regel: mens volgt functie, wanneer het gaat om een bestaande functie en er voldoende formatieruimte is. Wanneer er sprake is van meerdere kandidaten voor één functie, draagt de plaatsingscommissie de kwalitatief meest geschikte kandidaat voor. Kwaliteit wordt vertaald in relevante kennis en ervaring in relatie tot de opengestelde functie. Daarnaast worden actuele formele schriftelijke beoordelingen meegewogen. Medewerkers met een vaste aanstelling gaan voor die met een tijdelijk contract. Passende functie Plaatsing in een functie geschiedt bij voorkeur in een functie met een functieschaal die gelijk is aan de functieschaal in de vorige functie. Als dit niet mogelijk is, kan geplaatst worden in een passende functie met functieschaal die 1 schaal lager is dan de functie die men op de dag voor de datum van de fusie bekleedde. In dit geval geldt de loongarantie van artikel 3.1. In die gevallen waar plaatsingsproblemen voorkomen kunnen worden door het plaatsen in een functie met een functieschaal die twee schalen lager is dan de functieschaal van betrokkene op de dag direct voorafgaande aan de datum van de reorganisatie bekleedde, dan wordt dit ook als passend aangemerkt. In dit geval geldt de loongarantie van artikel 3.1. Als plaatsing zoals bedoeld in dit artikel niet mogelijk is, treedt artikel 1.3 lid b van dit Sociaal Statuut Delta Waterlab in werking, tenzij een andere oplossing is overeengekomen.
2.9 a.
b c.
2.10 a.
b. c.
Evaluatie van de plaatsing door de medewerker Binnen 12 maanden na de plaatsingsdatum kan de medewerker aangeven dat zijn functie niet passend is. Hij vraagt dan schriftelijk aan het bestuur/de stuurgroep van Delta Waterlab een onderzoek in te stellen naar het al dan niet passend zijn van de functie. Het bestuur/de stuurgroep van Delta Waterlab informeert de medewerker binnen drie maanden schriftelijk over de uitkomst van het onderzoek. Als het bestuur/de stuurgroep van Delta Waterlab tot het oordeel komt dat de functie wel passend is, deelt het bestuur/de stuurgroep dit als besluit schriftelijk mee. Evaluatie van plaatsing door het bestuur Binnen 12 maanden na de plaatsingsdatum kan het bestuur van Delta Waterlab aangeven het vermoeden te hebben dat de betrokken functie voor een medewerker niet passend is en onderzoekt het bestuur of deze aanname klopt. Het bestuur stelt de medewerker van het onderzoek op de hoogte. Het bestuur van Delta Waterlab informeert de medewerker binnen drie maanden schriftelijk over de uitkomst van het onderzoek. Als het bestuur van Delta Waterlab alsnog tot het oordeel komt dat de functie niet passend is, geldt artikel 1.3 lid b van dit Sociaal Statuut.
Hoofdstuk 3 Financiële regelingen 3.1 Salarisgarantie Indien er sprake is van een uitloopschaal behoudt de ambtenaar de aanspraak op het hoogste salarisbedrag in de uitloopschaal, zoals dat geldt voor de functie van waaruit hij is herplaatst, mits hij op het moment van toekenning voldoet aan de vóór de samenvoeging geldende criteria. Voor zover de ambtenaar op het moment van herplaatsing nog niet in de functieschaal is ingedeeld, worden onder deze aanspraken tevens verstaan de opeenvolgende salarisnummers tot en met het hoogste bedrag van de functieschaal en de uitloopschaal, mits voldaan wordt aan de voor de samenvoeging geldende criteria. De ambtenaar die in de functie- of uitloopschaal is ingedeeld en op het moment van herplaatsing schriftelijk een hoger salaris in het vooruitzicht is gesteld in verband met ontwikkelingen in de functie die hij op het moment van herplaatsing vervult, houdt het recht op deze salarisvooruitzichten. 3.2 a.
b.
c.
d.
e.
f.
3.3 a. b
3.4 a.
b.
c.
Salaris, salarisaanspraken, toelagen en onkostenvergoedingen De ambtenaar behoudt tenminste het salaris en de salarisaanspraken verbonden aan zijn functie, die hij op het moment van de samenvoeging vervult overeenkomstig het gestelde in artikel 3.1. Tevens behoudt hij de persoonlijke of garantietoelage die hij voor de samenvoeging genoot. De eventuele toelagen niet zijnde vaste persoonlijke en/of (oude) garantietoelagen, worden afgebouwd volgens de voor de betreffende toelage vastgestelde of vast te stellen regels. Toelagecomponenten verbonden aan de nieuwe functie zullen op de oude toelagen in mindering worden gebracht. Indien de ambtenaar in zijn nieuwe functie geen aanspraak meer kan maken op bepaalde (onkosten)vergoedingen wordt hem een aflopende toelage toegekend, die in de eerste 12 maanden na aanvang van de nieuwe werkzaamheden 100% bedraagt van de laatstelijk verleende vergoeding(en) en vervolgens 75, 50 en 25% gedurende de daarop volgende perioden van telkens 12 maanden. Ambtenaren, van wie de dagelijkse reisafstand woon/werkverkeer door een verandering in de plaats van tewerkstelling met meer dan 5 kilometer enkele reisafstand toeneemt, krijgen voor de totale afstand tussen woonplaats en plaats van tewerkstelling een brutokilometervergoeding gelijk aan het maximum van de onbelaste vergoeding voor dienstreizen (thans € 0,19). Voor bepaling van de reisafstand (kortste route), zoals bedoeld in deze en in de navolgende bepaling, wordt gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner (meest actuele versie op 1 maart 2008). De ambtenaar, bedoeld in het vierde lid van dit artikel, ontvangt, naast de in het vierde lid genoemde vergoeding, gedurende een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van samenvoeging, een reiskosteninconveniëntentoelage van € 0,10 netto per kilometer. Deze vergoeding bedraagt per maand 1/12 deel van de op jaarbasis te berekenen vergoeding voor de extra af te leggen kilometers. De ambtenaar, bedoeld in het vierde lid van dit artikel, ontvangt bij een verhuizing binnen 2 jaar na de datum van samenvoeging naar de nieuwe plaats van tewerkstelling of omgeving (binnen een straal van 15 km) een verplaatsingskostenvergoeding conform de sectorale arbeidsvoorwaardenregeling waterschapspersoneel. Persoonsgebonden toelage De medewerker behoudt een persoonsgebonden toelage die aan tijd gebonden is, totdat de termijn van toekenning, zoals die was afgesproken, is verlopen. De medewerker behoudt een persoonsgebonden toelage die niet aan tijd gebonden is, zolang hij voldoet aan de voorwaarden die aan de toekenning van de toelage ten grondslag lag. Functiegebonden toelage Indien de medewerker in de oude functie recht had op een functiegebonden toelage en deze in de nieuwe functie komt te vervallen, wordt het verlies van deze toelage gecompenseerd conform de afkoopregeling beschreven in dit artikel. Indien de medewerker in de oude functie recht had op een functiegebonden toelage en in de nieuwe functie opnieuw recht krijgt op een (andere) functiegebonden toelage, worden de toelagen verrekend. Als het verschil negatief is wordt overgegaan tot compensatie conform de afkoopregeling beschreven in dit artikel. De afkoop wordt berekend volgens op basis van het volgende afbouwprincipe:het eerste jaar 100%, het tweede jaar 75%, het derde jaar 50% en het vierde jaar 25% van de oorspronkelijke toelage als bedoeld in sub a en het verschil in toelage als bedoeld in sub b.
d. e.
De periode op basis waarvan de afkoop berekend wordt, kan nooit langer zijn dan de periode waarover de toelage is genoten. Van de medewerker, aan wie een eenmalige vergoeding conform dit artikel is toegekend en aan wie binnen drie jaar na de organisatiewijziging ontslag op eigen verzoek wordt verleend of die ten gevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden binnen vier jaren na de organisatiewijziging wordt ontslagen, wordt de aan hem toegekende vergoeding naar evenredigheid teruggevorderd.
3.5 Ambtsjubileumgratificaties Een medewerker die als gevolg van de reorganisatie een functie elders aanvaardt, krijgt de gratificatie die bij een ambtsjubileum hoort naar rato uitbetaald als in de nieuwe functie de opgebouwde overheidsjaren niet worden overgenomen. Dit recht geldt uitsluitend als de gratificatie voor een 25-jarig binnen 2,5 en een 40-jarig of 50 jarig jubileum binnen vijf jaar tegemoet kon worden gezien. 3.6 Bij- en omscholingsfaciliteiten Het bestuur/de stuurgroep kan de medewerker met het oog op de aan de (nieuwe) functie verbonden eisen, verplichten en/of in de gelegenheid stellen zich volledig of gedeeltelijk om-, herof bij te scholen. De kosten worden vergoed conform de bepalingen in de SAW, waarbij de terugbetalingsverplichting niet van toepassing is. 3.7 Vacatures De medewerkers die niet bij Delta Waterlab geplaatst worden, worden bij het ontstaan van vacatures bij Delta Waterlab of de moederorganisaties aangemerkt als interne kandidaat in de sollicitatieprocedure. Het bestuur/de stuurgroep informeert de medewerker hierover. 3.8 a.
b.
c.
d.
3.9 a.
b. c.
Suppletie bij aanvaarden functie elders De medewerker die elders een functie aanvaardt tegen een lagere bruto maandbezoldiging dan waarop hij in zijn oorspronkelijke functie recht had, ontvangt een loonsuppletie tot 100% van zijn netto bezoldiging gedurende de periode dat hij aanspraak zou kunnen maken op een werkeloosheidsuitkering op basis van de SAW met een maximum van drie jaar. Voor het aanvaarden van een nieuwe functie met minder contracturen dan de oorspronkelijke functie, geldt de suppletie naar rato voor de aangegane contracturen. De suppletie wordt beëindigd als de voor de medewerker geldende duur is verstreken, of als de inkomsten in de nieuwe betrekking de oorspronkelijke netto berekeningsbasis voor de suppletie van betrokkene te boven gaan. Aan het eind van iedere maand geeft de medewerker een overzicht van de inkomsten uit de nieuwe betrekking die hij die maand heeft genoten. Op basis hiervan wordt bepaald hoe hoog de toeslag moet zijn. Wanneer het recht op suppletie is komen te vervallen door het bereiken dan wel overschrijden van de oorspronkelijke netto berekeningsbasis, kan dit recht niet meer herleven. Georganiseerd overleg en medezeggenschap De commissie voor bijzonder georganiseerd overleg zal binnen 6 maanden na de samenvoeging worden vervangen door een commissie georganiseerd overleg, die zal functioneren op basis van het overeenstemmingsvereiste. Medezeggenschap zal ook in de samengevoegde organisatie voor het bestuursorgaan een wezenlijk onderdeel van het personeelbeleid vormen. De verordening voor het georganiseerd overleg zal in overeenstemming met de bonden (AbvaKabo FNV, CNV Publieke Zaak) worden vastgesteld.
Hoofdstuk 4 Bezwaarprocedure 4.1 a. b. c.
Algemene Wet Bestuursrecht Tegen elk besluit dat het bestuur/de stuurgroep neemt jegens een medewerker kan deze bezwaar maken conform de Algemene Wet Bestuursrecht. Hoofdstukken 6 en 7 Algemene Wet Bestuursrecht zijn met name van toepassing. Het bestuur/de stuurgroep kan bepalen dat er een adviescommissie ingesteld wordt conform artikel 7:13 Algemene Wet Bestuursrecht.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen 5.1 a.
b.
5.2 a.
b. c.
5.3 a. b.
Vertrouwenspersonen De stuurgroep zal tijdig, doch uiterlijk voor het plaatsingsproces start, met de Bijzondere Ondernemingsraad (BOR) twee onafhankelijke vertrouwenspersonen benoemen (één vrouw en één man) waaruit de medewerkers kunnen kiezen. Het bestuur/de stuurgroep stelt een regeling vast omtrent de werkwijze en de termijn van het uitbrengen van advies van de onafhankelijke vertrouwenspersonen. Hardheidsclausule In die gevallen waarin toepassing van het Sociaal Statuut Delta Waterlab leidt tot individueel onbillijke situaties, kan de betrokken medewerker het bestuur/de stuurgroep schriftelijk verzoeken de toepassing van dit statuut te toetsen aan de redelijkheid en billijkheid. Het verzoek van de medewerker om toepassing van de hardheidsclausule wordt door het bestuur/de stuurgroep voor advies aan de onafhankelijke vertrouwenspersoon voorgelegd. Het bestuur/de stuurgroep kan na advies van de vertrouwenspersoon, besluiten om ten gunste van de medewerker van dit Sociaal Statuut Delta Waterlab af te wijken. Inwerkingtreding Het Sociaal Statuut Delta Waterlab treedt in werking op 1 januari 2008. Het Sociaal Statuut Delta Waterlab is van kracht tot twee jaar na inwerkingtreding van de samenvoeging.
Toelichting Sociaal Statuut 1. Toelichting artikel 1.1 lid d en artikel 2.8 In deze artikelen wordt het begrip passende functie genoemd. Het betreft hier functies die de medewerker redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden, zijn vaardigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Hierbij wordt gepoogd medewerkers in eerste instantie te plaatsen in een functie met een gelijke functieschaal. Mocht dit door plaatsingsproblemen niet mogelijk zijn, dan wordt de medewerker indien mogelijk geplaatst in een functie waarvan de functieschaal 1 schaal lager is dan de functie die de medewerker bekleedde voor de fusiedatum. Met als uitgangspunt de bovenstaande definitie wordt dit ook als passend beschouwd. Mocht er hierna nog steeds een plaatsingsprobleem voor de betreffende medewerker aanwezig zijn en dit opgelost kan worden door het plaatsen in een functie waarvan de functieschaal 2 schalen lager is dan de functie die de medewerker bekleedde voor de fusiedatum, dan wordt dit ook als passend beschouwd. In alle gevallen behoudt de medewerker de rechten zoals omschreven in artikel 3.1. Als een medewerker in een passende functie geplaatst wordt waarvan de functieschaal 1 of 2 schalen lager is dan de functie die hij voor de fusiedatum bekleedde, dan streven zowel de werkgever als de werknemer ernaar om, indien de mogelijkheden in geval van vacatures zich hiervoor voordoen, de medewerker op termijn weer te plaatsen in een passende functie met een functieschaal met minder schalen verschil ten opzichte van de functie die hij voor de fusiedatum bekleedde. 2. Toelichting artikel 1.3 lid b Pas als alle mogelijkheden voor plaatsing bij Delta Waterlab en daarna bij de moederorganisaties ontbreken, treedt artikel 1.3 lid b in werking. In dat geval wordt de situatie van de betreffende medewerker met een extern bureau besproken, waarbij de externe plaatsingsmogelijkheden worden beschouwd. Afhankelijk hiervan kunnen zich de volgende situaties voordoen: 1. Er zijn directe plaatsingsmogelijkheden bij een andere organisatie. In dat geval bemiddelt het externe bureau een medewerker direct naar ander werk, waarbij de medewerker in dienst treedt van de nieuwe werkgever. 2. Er zijn geen directe plaatsingsmogelijkheden bij een externe organisatie, maar er op korte termijn zijn deze er wel. In dat geval blijft de medewerker voor een korte termijn in dienst van de moederorganisatie en treedt op korte termijn in dienst van de nieuwe werkgever. 3. Er zijn geen directe plaatsingsmogelijkheden en er is geen uitzicht op plaatsingsmogelijkheden op korte termijn. In dat geval treedt de medewerker in dienst van het externe bureau, waarbij een intensief bemiddelingstraject wordt gestart. 3. Toelichting artikel 3.1 en 3.2 Doelstelling van de bepaling ten aanzien van de salarisgarantie is, dat het salaris dat een medewerker op de dag voor de samenvoeging heeft, inclusief het daarbij behorende, vastgelegde perspectief, wordt gegarandeerd. In het kader van de plaatsing wordt een functieboek opgesteld, waarin voor iedere functie een waardering wordt opgenomen. Deze waardering valt niet onder de salarisgarantie van het sociaal statuut. Voor berekening van de reisafstand woon-werk wordt gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner (meest actuele versie op 1 maart 2008). Daarbij vindt bepaling van de reisafstand plaats volgens de in kilometers gezien kortste route. Vanzelfsprekend kunnen medewerkers volgens een andere route c.q. met openbaar vervoer reizen, maar hiermee wordt geen rekening gehouden bij de vaststelling van de reiskostenvergoeding. De vergoeding als bedoeld in het vierde lid, is gekoppeld aan de fiscale regelgeving zoals die op enig moment geldt voor de hoogte van de onbelaste vergoeding voor dienstreizen. Consequentie van deze koppeling is, dat, indien de fiscale regelgeving op dit punt wijzigt, deze vergoeding ook wijzigt. De norm van vijf kilometer enkele reis is een drempel; bij overschrijding ervan worden ook de eerste vijf kilometers vergoed. De in het vijfde lid vermelde inconveniëntenvergoeding vormt een netto-vergoeding. Deze wordt gedurende twee jaar betaald ingeval de reisafstand enkele reis woon-werk met meer dan vijf kilometer toeneemt en wordt in dat geval berekend over de extra af te leggen kilometers ten opzichte van de woon-werkafstand op de dag voor de samenvoeging.
Indien een medewerker in de eerste jaren een andere (tijdelijke) standplaats heeft, dan wordt de hiervoor te verstrekken reiskostenvergoeding, zoals bedoeld in artikel 3.2, berekend aan de hand van de naar de (tijdelijke) standplaats bepaalde reisafstand.
Aldus vastgesteld in het algemeen bestuur van 5 december 2007. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002825* Barcode: *07I002825* Onderwerp: ondertekening tweede bestuursovereenkomst tussen waterschappen en provincie Sector en afdeling: SBO Beleid Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 18 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: 1. Specificatie van het waterschapsbod ten behoeve van de tweede bestuursovereenkomst met de Provincie. 2. Tekst concept bestuursovereenkomst (concept) 3. Kwaliteitscriteria (concept) 4. Brief van de Noord-Brabantse Waterschapsbond d.d. 26 september 2007 over ambitie, financiering en aandachtspunten bij de realisatie van de waterschapsthema’s in Noord-Brabant Aan het algemeen bestuur Inleiding Om de uitvoering van de revitalisering in Noord-Brabant een impuls te geven zijn de waterschappen en de provincie in november 2004 een 1e Bestuursovereenkomst aangegaan. Daartoe werd door elke partij € 30 miljoen (extra) ter beschikking gesteld. Vorig jaar november is de voortgang gerapporteerd aan het overleg GS-NBWB. Zoals het er toen naar uitzag zou het beschikbare geld voor deze bestuursovereenkomst, die een looptijd heeft tot 31/12/2008 (met de mogelijkheid om nieuwe verplichtingen aan te gaan tot 31/12/2007) in de loop van 2007 zijn uitgeput. De constatering van de uitputting van de middelen in 2007 was de aanleiding om in oktober 2006 een brief aan GS te zenden met deze boodschap (mede ten behoeve van de begrotingsbehandeling in Staten voor 2007) en GS te verzoeken spoed te zetten achter het verlengen van de huidige Bestuursovereenkomst. Dit heeft (mede) geleid tot een strategische notitie van de provincie waarin zij voorstelde een werkgroep 2e Bestuursovereenkomst in te stellen. Tevens werd een financiële doorkijk gegeven van de mogelijke provinciale bijdrage voor de toekomst. De werkgroep zou een nieuwe bestuursovereenkomst moeten voorbereiden, zodat een en ander zou kunnen resulteren in een tweede bestuursovereenkomst. In het overleg tussen (nieuwe) Statenleden op 8 februari 2007 hebben de gezamenlijke waterschappen een bod uitgebracht voor de nieuwe Bestuursovereenkomst. Dit bod hield in dat de waterschappen in de periode van 2007 tot en met eind 2013 (periode gekoppeld aan het ILG) een totaal projectvolume uitvoeren van € 425 miljoen (met een gewenste bijdrage van de provincie van € 160 miljoen). Het co financieringsbod van de provincie in de genoemde strategische notitie van 18 januari bedroeg slechts € 95miljoen voor deze periode. Dit bod van de waterschappen is per brief van 26/03/07 onder de aandacht van de informateur van het nieuwe GS-College gebracht. In het overleg van GS-NBWB van 24 mei 2007 heeft de werkgroep gerapporteerd over de evaluatie van de eerste bestuursovereenkomst en de voortgang bij het opstellen van de tweede bestuursovereenkomst kort weergegeven. Huidige stand van zaken. De periode van april 2007 tot en met juli 2007 is door de werkgroep benut om een concept voor een 2e Bestuursovereenkomst op te stellen. Tevens is door de waterschappen hard gewerkt om het genoemde bod van € 425 miljoen nader te specificeren en te onderbouwen. Na de inventarisatie per waterschap blijkt de totale omvang van de te leveren prestaties opgelopen te zijn tot ruim € 475 miljoen (zie Bijlage 1). De gewenste bijdrage van de provincie komt nu op ruim € 187 miljoen (waterschappen op € 151 miljoen), terwijl in het bod van februari 2007 een bijdrage van beide partijen was voorzien van € 160 miljoen. Het verschil in bijdrage tussen waterschappen en provincie ontstaat door de afspraken over de financiering van de EVZ’s.
De door de waterschappen te leveren prestaties (in het kader van de ILG-bestuursovereenkomst wordt gesproken over prestatietabel) is gespecificeerd naar doelen en niet meer zoals bij de eerste bestuursovereenkomst, weergegeven in een projectenlijst. Die heeft te maken met een andere sturingsfilosofie, sturen op doelen om zodoende efficiënter en flexibeler te kunnen werken, en met de Rijksdoelen in het kader van het ILG. Zo zijn er 6 hoofdgroepen van te leveren prestaties ontstaan, te weten: 1. verdrogingsbestrijding; 2. inrichting en morfologie (inclusief viswater en vistrappen); 3. waterberging; 4. water(bodem)kwaliteit; 5. overige maatregelen ten behoeve van duurzaam en natuurlijk waterbeheer; 6. EVZ’s. Deze hoofdgroepen zijn weer onderverdeeld in subcategorieën (veelal gerelateerd aan de TOP-gebieden dan wel de Natura 2000 gebieden). In een aparte kolom is aangegeven, of de betreffende prestatie ook binnen het ILG (als RIJKSdoel) is opgenomen. In het geval van een RIJKSdoel verschaft het Rijk een 50% Rijksbijdrage. Ook is in een kolom de relatie naar het pMJP (MeerJarenProgramma van de provincie) gelegd. In de daarna volgende kolommen zijn de voorgenomen prestaties en de mogelijk financiering opgenomen. Bij de calculatie/begroting van kosten van de prestaties is uitgegaan van de normkosten zoals ook opgenomen in de ILG-overeenkomst tussen Rijk en provincies, tenzij de waterschappen van mening waren dat de werkelijke kosten van de betreffende prestatie duidelijk/significant afwijken van de normkosten. Bij de financiering is uitgegaan van de afspraken tussen Rijk en provincie (via het ILG) en van vigerende afspraken tussen de andere partijen (bijv voor EVZ: 20% voor rekening van de gemeenten, 60% voor de provincie en 20% voor de waterschappen en geen bijdrage van het Rijk). In de loop van juli 2007 kwam naar aanleiding van de aangeleverde prestatietabellen vanuit de provincie de reactie dat deze doelstellingen financieel niet haalbaar zijn voor de provincie. Daarbij werd aangegeven: “Denk voorlopig maar aan de helft”. Dit komt dan overigens vrijwel overeen met het bod dat de provincie in de strategische notitie van 18 januari 2007 deed (omgerekend kwam dat neer op een bijdrage van de provincie van € 95 miljoen). Inmiddels is uit het ingelaste overleg met de gedeputeerde op 6 september gebleken dat dit ook min of meer het bod van de provincie wordt. In het overleg van de Noord-Brabantse waterschapsbond met Gedeputeerde Staten van 17 september is hier over verder gesproken; naar aanleiding van dit overleg is de als bijlage 4 bijgevoegde brief van de Bond verstuurd. Voorgesteld wordt een provinciale bijdrage tot en met 2013 van € 85 miljoen met een p.m. post (gelijk aan de prognose van de waterschappen) van € 38 miljoen voor KRW maatregelen. Tevens gaf de provincie aan dat zodra het Rijk via het ILG meer geld voor verdrogingaanpak beschikbaar stelt, zij bereid is de ontbrekende € 13 miljoen voor dit thema bij te dragen. Tevens geven zij aan, dat in de begroting voor deze collegeperiode van de genoemde € 85 miljoen er 51 miljoen in de begroting is opgenomen. Anders weergegeven ziet het bod van de provincie er als volgt uit: Provinciaal bod voor de ILG periode (2007-2013) (Hard in de begroting van de provincie: (2007-2011) Extra voor KRW maatregelen (vanaf 2009) Extra voor verdrogingaanpak (indien Rijk ILG verhoogd na 2009) Maximale bijdrage bod provincie tot 2013
€ 85 miljoen € 51 miljoen) € 38 miljoen € 13 miljoen €136 miljoen
De wateropgave van rond de € 475 miljoen wordt door beide partijen gedeeld als een serieuze wateropgave tot en met 2013. De partijen zijn het er ook over eens dat ze zich hier bestuurlijk hard voor moeten maken om deze gerealiseerd te krijgen. Op basis van de huidige situatie moet geconstateerd worden dat de financiering niet dekkend is. GS doet een hard aanbod voor een bedrag van € 85 miljoen met een mogelijke bijstelling in de loop van de 2010/2011 naar € 136 miljoen (ten opzichte van de prognose van € 187 miljoen een gat van € 51 miljoen). Partijen stellen voor om met vereende krachten de uitvoering op te pakken/voort te zetten en tegelijkertijd te trachten de financiering “passend” te krijgen. IJk momenten daarbij zijn: o het moment dat de KRW maatregelen helder zijn (najaar 2008); o midterm review van het ILG (eind 2009; geeft inzicht in extra geld voor waterdoelen / KRW maatregelen vanuit het Rijk (inclusief mogelijk extra middelen voor verdrogingbestrijding)); o midterm review van de collegeperiode van GS (1/7/2009); o medio 2011: voorbereiding van een nieuw bestuursakkoord van GS (doelstelling vastleggen provinciaal budget t/m 2013); o begin 2009: aantreden nieuwe AB’s waterschappen, vaststellen bestuursprogramma’s van de waterschappen.
Op dit moment legt de werkgroep de laatste hand aan de concept tekst voor Bestuursovereenkomst (bijlage 2). Ondertekening van de Bestuursovereenkomst kan plaatsvinden nadat de Algemeen Besturen van de waterschappen hiermee hebben ingestemd, dit is in begin december. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met ondertekening van de tweede Bestuursovereenkomst tussen provincie en waterschappen voor de realisering van de wateropgaven in de provincie Noord-Brabant? Strategie Voorgesteld wordt om in te stemmen met de bestuursovereenkomst. Deze tweede bestuursovereenkomst heeft een aantal belangrijke pluspunten ten opzichte van de eerste. De overeenkomst voorziet in doelensturing en daarmee een minder stroperige afstemming met de provincie. Ook draagt de provincie bij aan waterberging, een belangrijk discussiepunt in de aanloop naar deze bestuursovereenkomst. Tenslotte is de financiële inzet van de provincie in deze bestuursovereenkomst fors hoger dan in de eerste. De waterschappen handhaven in deze overeenkomst hun ambitie met betrekking tot het realiseren van de totale wateropgave. Wél verlagen zij hun “harde financiële aanbod” van februari 2007 (= € 160 miljoen) naar de helft (in overeenstemming met de harde financiële inzet van de provincie), met een optie van extra € 72 miljoen (verschil tussen de voor de totale ambitie benodigde € 152 miljoen en het bod van € 80 miljoen). Op de afgesproken ijk momenten kan dit bijgesteld worden. De ambitie komt overeen met de in allerlei kaders afgesproken waterdoelen. De financiële middelen die het waterschap hiertoe moet inzetten zijn tot aan 2009 geborgd in het eerste bestuursprogramma. Voor de meerjarenbegroting voor de jaren daarna is uitgegaan van de huidige inspanning conform het huidige bestuursprogramma. Aandachtspunten: o Alhoewel de tekst van het Bestuursakkoord spreekt van “handhaven van de ambities”, hebben waterschappen De Dommel en Rivierenland aangegeven in hun meerjarenbegroting uit te gaan van lagere ambities. Dit betekent dat er minder druk staat op het beschikbaar komen van provinciale middelen. Ons waterschap kan zich laten voorstaan ook werkelijk te willen gaan voor de afgesproken doelen. Aan de andere kant is er wel het besef dat de benodigde versnelling van het uitvoeringsprogramma een enorme opgave is, die voortdurend aandacht en inspanningen vraagt. o Een extra financieel risico wordt gelopen omdat niet alleen het bod van de provincie lager is dan waar waterschappen om gevraagd hebben, maar het grootste deel van het bod ook door de sturing op beleidsthema’s bij de ILG subsidie (“schotten”) gebonden is aan specifieke thema’s. De omvang van dit risico is op dit moment nog niet in te schatten en zal sowieso deels in de uitvoering pas in beeld komen. o Op dit moment is er geen geld (wél een pm post en een intentie voor € 38 miljoen vanaf 2009) beschikbaar voor KRW maatregelen aan het watersysteem. Tussen nu en eind 2008 is er voor het waterschap voor een totaal projectvolume van circa € 5 miljoen financiering nodig. Als hiervoor geen oplossing gevonden wordt, zal dit leiden tot vertraging in het opstarten van deze projecten. o De bestuursovereenkomst gaat uit van het gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor alle waterdoelen. Mocht op één van de ijk momenten blijken dat de provincie onvoldoende geld ter beschikking stelt voor de totale ambitie, dan heeft het waterschap de mogelijkheid van prioritering en fasering. Het Rijk richt zich vooral op TOP gebieden, de provincie vooral op ecologische verbindingszones, natte natuurparels en beekherstel. o Deze tweede bestuursovereenkomst gaat uit van doelensturing. Dat maakt de realisatie van projecten een stuk efficiënter omdat er minder overleg vooraf nodig is. Dit zal wel een cultuuromslag vragen, zowel bij de provincie als bij de eigen organisatie (meer eigen verantwoordelijkheid voor de projectleider). o Om doelensturing mogelijk te maken, zijn kwaliteitscriteria afgesproken (zie bijlage 3). Deze zijn opgesteld in overleg tussen provincie en waterschappen. De criteria zijn beknopt en zullen naar verwachting voldoende sturing geven. Beoordeling x Financiële gevolgen: deze zijn conform de huidige meerjarenbegroting. x
Juridische gevolgen: de tekst is getoetst door een tweetal juristen van provincie en van waterschapszijde.
x
Personele gevolgen: geen.
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf Ondertekening van de bestuursovereenkomst zal ongetwijfeld aandacht krijgen in de media. Er liggen nog geen voorstellen hiervoor.
Advies: Het AB stemt in met ondertekening van de tweede bestuursovereenkomst tussen waterschappen en provincie voor de realisering van de wateropgaven in de provincie Noord-Brabant. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Beek- en kreekherstel
Beek- en kreekherstel
B1
B2
Beek- en kreekherstel
A
overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen buiten VHR
Binnen of tbv TOPgebieden overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen binnen VHR
Buiten Nature2000
Binnen Nature2000
oa bescherming / herstel Wijstverschijnselen en andere diverse maatregelen
Venherstel; herstel geïsoleerde wateren(binnen TOP-gebieden)
A
B
Andere milieukwaliteit EHS
overige maatregelen tbv KRW en niet vallende onder 2C
B
Actief Randenbeheer
A2
A1
Subtotaal
als onderdeel van 2B of andere specifieke categorieën
overige waterbergingen
B
volgens al bestaande regeling
geen prestatieafspraak maar 'uitnodiging'tot uitvoeren
zowel binnen als buiten EHS
nee
Ja
nee
ja
ja
??
ja
als onderdeel van 1 (A en B) of 2A
A
C
??
vispassages voor zover behorend tot 2A en 2B
nee
nee
nee
ja
nee
ja
ja
Binnen ILG
D
versie 18 juli 2007
6. EVZ 's (breedte 25 m)
5. Overige maatregelen tbv duurzaam en natuurlijk waterbeheer
4. water(bodem)kw aliteit
3. Waterberging
Verdroging in overige EHS
C
Subtotaal
verdroging TOP-gebieden (=incl. overige EHS)
verdroging TOP-gebieden (=incl. overige EHS)
onderwerp/bereik
B
A
Subgroep
Subtotaal Overige morfologische ingrepen inperken tot 'klaar' vóór C 2015 tbv KRW
Verdrogingsbestrijding
2. Inrichting en morfologie (incl. viswater / vistrappen)
1.
Hoofdgroep
Waterthema's
1,6a
1,5a
1,5a
1,5a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,3a
1,3a
1,3a
1,3a
1,3a
1,2b
1,2a
Nummer pMJP
eenheid (ha, m3, km of stuks)
401 km
44 stuks
0
0
2.394 km 1 ha
3.188 ha
1.137 ha
236 ha
1.815 ha
97 stuk
17
149 km 251 km
19
83 km
30.702 ha
2.620 ha
16.456 ha
11.626 ha
prestaties totaal NB
240.500
300.000
0
0
4.327
17.188
24.938
35.688
110.070
49.500
245.000
245.000
87.750 475.820
13.200
0
34.510
5.750 22.250
75.471
27.848
5.701
41.923
19.080
60.866
31.285 56.754
4.439
21.030
100.190
7.276
53.159
39.755
totale kosten (x 1.000 €)
0 88.902
6.600
0
1.500
2.875 3.050
14.883
0
0
14.883
2.772
250
0 10.515
0
10.515
46.457
0
26.580
19.878
RIJKS bijdrage
Met commentaar prov; 10-08-07
0
0
0
0
245.000
2.250
3.688
3.688
kosten per eenheid (€)
Prestaties en kosten Noord-Brabant
Waterthema's: Prognose prestaties Noord-Brabantse waterschappen ikv 2e Bestuursovereenkomst
0
0
0
0
17.550 47.963
0
0
17.500
0 1.000
8.000
0
1.100
6.900
500
100
1.689 3.313
324
1.301
Overige bijdragen derden
52.650 187.028
3.300
0
7.755
1.437 9.100
26.294
13.924
2.301
10.070
7.904
30.258
14.798 21.463
2.057
4.607
26.867
3.638
13.290
9.939
Provincie
17.550 oké 151.928 oké
3.300 oké
0 oké
7.755 oké
1.437 oké 9.100 oké
26.294 oké
13.924 oké
2.301 oké
10.070 oké
7.904 oké
30.258 oké
14.798 oké 21.463 oké
2.057 oké
4.607 oké
26.867 oké
3.638 oké
13.290 oké
9.939 oké
Waterschappen
Resterende kosten
Financiering (x 1.000 euro) Test op verdeling projectkosten
pMJP-nr's toegevoegd.
Claim lijkt hoog; nog overleg binnen provincie (met natuur); normbedragen erg hoog!!(m.n. Rivierenland)
Alleen binnen TOP-gebieden; buiten TOP geen OBN-subsidie!
Provincie nog geen geld; MTR 2009?
Bod provincie afwachten
Bod provincie afwachten
Provincie vindt de normkosten erg hoog (variëren ook sterk per waterschap (m.n. Rivierenland erg hoog!) ILG: 55.000/km of 5.500/ha!
Zie opmerkingen bij 2A en 2B
Hiervoor heeft provincie nog geen budget voor beschikbaar; discussiepunt 6 september.
2B1+ 2B2: bod provincie volgt!
2B1+ 2B2: bod provincie volgt!
Provincie heeft voor ca. 150 km geld beschikbaar in TOP-gebieden; waterschappen vragen maar 83 km!!
Geen bijdrage van de provincie en Rijk!
Voor 1A en 1B totaal tot MTR € 24 milj (12 Rijk; 12 prov) beschikbaar; gevraagd ruim € 23 milj van prov!!
Voorlopige reactie (ambtelijk) van de provincie
Bijlage 1a
Registratienummer 07I002873
A
C
B
Verdroging in overige EHS
A
Beek- en kreekherstel
Binnen of tbv TOPgebieden overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen binnen VHR overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen buiten VHR
Buiten Nature2000
Binnen Nature2000
onderwerp/bereik
verdroging TOP-gebieden (=incl. overige EHS) verdroging TOP-gebieden (=incl. overige EHS)
Subtotaal
Verdrogingsbestrijding
Subgroep
Venherstel; herstel geïsoleerde wateren(binnen TOP-gebieden)
B
B
oa bescherming / herstel Wijstverschijnselen en andere diverse maatregelen
overige maatregelen tbv KRW en niet vallende onder 2C
A
Andere milieukwaliteit EHS
Actief Randenbeheer
A2
A1
volgens al bestaande regeling
geen prestatieafspraak maar 'uitnodiging'tot uitvoeren
zowel binnen als buiten EHS
nee
Ja
nee
ja
ja
overige waterbergingen
C
Subtotaal
ja ??
als onderdeel van 2B of andere specifieke categorieën
B
A
als onderdeel van 1 (A en B) of 2A
versie 18 juli 2007
6. EVZ 's (breedte 25 m)
5. Overige maatregelen tbv duurzaam en natuurlijk waterbeheer
4. water(bodem)k waliteit
3. Waterberging
1,3a
nee
eenheid (ha, m3, km of stuks)
120 km
1 stuks
600 km ha
1.600 ha
750 ha
150 ha
700 ha
15 stuk
40 km 48 km
4
4 km
7.780 ha
1.500 ha
1.710 ha
4.570 ha
prestaties
200.000
300.000
4.167
25.000
25.000
25.000
280
200.000
200.000
200.000
4.000
4.000
4.000
kosten per eenheid (€)
prestaties en kosten
Met commentaar prov; 10-08-07
1,6a
1,5a
1,5a
1,5a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,3a
1,3a
nee
??
1,3a
nee
vispassages voor zover behorend tot 2A en 2B
1,3a
1,2b
1,2a
Nummer pMJP
ja
nee
ja
ja
Binnen ILG
D
B1 Beek- en kreekherstel 2. Inrichting en morfologie (incl. B2 Beek- en kreekherstel viswater / vistrappen) Subtotaal Overige morfologische ingrepen inperken tot 'klaar' vóór C 2015 tbv KRW
1.
Hoofdgroep
Waterthema's
Waterthema's: Prognose prestaties waterschap Aa en Maas ikv 2e Bestuursovereenkomst
24.000 129.720
300
6.000
2.500
40.000
18.750
3.750
17.500
4.200
12.000
8.000 9.600
800
800
31.120
6.000
6.840
18.280
totale kosten (x 1.000 €)
19.110
150
1.250
4.750
0
4.750
0
0 400
0
400
12.560
0
3.420
9.140
RIJKS bijdrage
Bijlage 1b
0
0
4.800 11.800
7.000
1.000
6.000
Overige bijdragen derden
14.400 54.205
75
3.000
625
14.125
9.375
1.375
3.375
2.100
6.000
4.000 4.600
400
200
9.280
3.000
1.710
4.570
Provincie
4.800 oké 44.605 oké
75 oké
oké
3.000 oké
625 oké oké
14.125 oké
9.375 oké
1.375 oké
3.375 oké
2.100 oké
6.000 oké
4.000 oké 4.600 oké
400 oké
200 oké
9.280 oké
3.000 oké
1.710 oké
4.570 oké
Waterschapp en
Resterende kosten
Financiering (x 1.000 euro)
Test op verdeling projectkosten
C
B
A
Verdroging in overige EHS
Beek- en kreekherstel
Beek- en kreekherstel
A
B1
oa bescherming / herstel Wijstverschijnselen en andere diverse maatregelen
Venherstel; herstel geïsoleerde wateren(binnen TOP-gebieden)
A
B
overige maatregelen tbv KRW en niet vallende onder 2C
B
Actief Randenbeheer
Andere milieukwaliteit EHS
A2
A1 1,5a
1,5a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
volgens al bestaande regeling
nee
Ja
1,6a
1,5a 5 gebiedsprojecten (mits overeenstem geen prestatieafspraak maar 'uitnodiging'tot nee zie 5b uitvoeren
ja
ja
overige waterbergingen
C
zowel binnen als buiten EHS
??
als onderdeel van 2B of andere specifieke categorieën
B
Subtotaal
ja
A
1,3a
1,3a
1,3a
1,3a
1,3a
1,2b
1,2a
Nummer pMJP
161 km
23 stuks
1.350 km ha
712 ha
362 ha
0 ha
350 ha
28 stuks
82 km 99 km
2 km
15 km
1.068 ha 7.068 ha
4.600 ha
1.400 ha
prestaties
200.000
300.000
23.750
23.750
23.750
150.000
200.000
200.000
200.000
1.000
4.000
4.000
kosten per eenheid (€)
prestaties en kosten eenheid (ha, m3, km of stuks)
32.200 154.328
6.900
3.000
1.250
16.910
8.598
0
8.313
4.200
45.000
16.400 19.800
400
3.000
1.068 25.068
18.400
5.600
Totale kosten (x 1.000 €)
0 19.653
3.450
0
625
2.078
0
2.078
0
0
0 1.500
0
1.500
0 12.000
9.200
2.800
RIJKS bijdrage
0
0
0
6.440 6.440
Overige bijdragen derden
Bijlage 1c
19.320 70.557
1.725
0
1.500
313
7.416
4.299
0
3.117
2.100
22.500
8.200 9.150
200
750
534 6.534
4.600
1.400
Provincie
6.440 oké 57.677 oké
1.725 oké
0 oké
1.500 oké
313 oké oké
7.416 oké
4.299 oké
0 oké
3.117 oké
2.100 oké
22.500 oké
8.200 oké 9.150 oké
200 oké
750 oké
534 oké 6.534 oké
4.600 oké
1.400 oké
Waterschapp en
Resterende kosten
Financiering (x 1.000 euro)
versie 18 juli 2007
Met commentaar prov; 10-08-07
Toelichting / wijzigingen tov de oorspronkelijke tabel van Vincent dd 25 juni: 1) Alle prestaties gecorrigeerd voor een 7 jarige periode ipv een 6 jarige; Rijksbijdrage gecorrigeerd tov opgave Vincent. Totaalbedragen toegevoegd per kolom Thema 1: Prestaties gebaseerd ogv einddoelstelling Cork2 is alle NNP's gedaan; di 7055 ha (Markiezaatsmeer en Binnenschelde zijn buiten beschouwing gelaten ivm VZM). De helft van de Cork1 doelstelling (3528 ha) is al gereed per 1/1/07, dus gaat het om ca 5300 ha. Verdeling van de 5300 ha cf Vincent Thema 3: 2) Prestaties waterberging waren opgegeven voor de periode tot 2050; dit is gecorrigeerd en een andere verdeling over de subgroepen van 3 (meer natuur); Normkosten waterberging cf IP Thema 2: 3) Normkosten beek- en kreekherstel: waterschap is nog op zoek naar normkosten; dit aangehouden ogv ervaring en IP raming; 4) Prognose KRW uitgaven gebaseerd op € 13 miljoen per jaar waarvan de helft voor het watersysteem, cq € 45 miljoen voor 7 jaar; onderverdeeld over categorien 2C en 4B Waarschijnlijk zal KRW geld vooral nodig zijn om tijdig (2016) doelstelling beek en kreekherstel te halen 5) Normkosten vispassages: gemiddelde genomen tussen normkosten voor kleine en voor grote; Thema 5: Opgave ogv afspraak in Bond van € 1 miljoen / jaar; dat leidt tot wat lagere realisatie (23 ipv 30 vpv 37 ven
Totaal
6. EVZ 's (breedte 25 m)
5. Overige maatregelen tbv duurzaam en natuurlijk waterbeheer
4. water(bodem)k waliteit
3. Waterberging
??
als onderdeel van 1 (A en B) of 2A
nee
Inperken tot 'klaar vóór Overige morfologische ingrepen 2015'; gaat om extra tbv KRW vispassages (2) en morfologische ingrepen
vispassages voor zover behorend tot 2A en 2B
C
nee
nee
ja
nee
ja
ja
Binnen ILG
D
Binnen of tbv TOPgebieden overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen binnen VHR overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen buiten VHR
Buiten Nature2000
Binnen Nature2000
onderwerp/bereik
verdroging TOP-gebieden (=incl. overige EHS) verdroging TOP-gebieden (=incl. overige EHS)
Subtotaal
Verdrogingsbestrijding
Subgroep
2. Inrichting B2 Beek- en kreekherstel en morfologie (incl. viswater / Subtotaal vistrappen)
1.
Hoofdgroep
Waterthema's
Waterthema's: Prognose prestaties waterschap Brabantse Delta ikv 2e Bestuursovereenkomst Test op verdeling projectkosten
Beek- en kreekherstel
Beek- en kreekherstel
B1
B2
Beek- en kreekherstel
A
Binnen of tbv TOPgebieden overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen binnen VHR overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen buiten VHR
Buiten Nature2000
Binnen Nature2000
Venherstel; herstel geïsoleerde wateren(binnen TOP-gebieden)
B
volgens al bestaande regeling
geen prestatieafspraak maar 'uitnodiging'tot uitvoeren
ja
nee
Ja
nee
deels
1,6a
1,5a
1,5a
1,5a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,3a
1,3a
1,3a
1,3a
1,3a
1,2b
1,2a
Nummer pMJP
95
20
119
25 840
65
750
42
27 91
13
51
15.531
0
10.132
5.399
prestaties
km
stuks
km ha
ha ha
ha
ha
stuks
km km
km
km
ha
ha
ha
ha
eenheid (ha, m3, km of stuks)
ca 100 km dubbelfunctie EVZ/Beek en kreekherstel is meegenomen als EVZ ivm grondverwerving, immers er is geen sprake van EHS hiervan 22 km gerealiseerd, 78 doelstelling, waarvan 40 km gepland deze liggen in de categorie overige beken 2B2 en 6, vanwege dubbeltelling is iedere categorie met 20 km verlaagd.
6
4.750 30.550 abdk slechts deels beschikt ! 0 nog overeleg voeren over kosten inrichten EHS 3.300 38.600
0 46.130
3.000
0
1.500
250 3.000
0 7.500
0
7.500
2.772
250
0 6.503
0
6.503
21.355
0
13.932
7.424
RIJKS bijdrage ILG
0 0
4.750 28.163
0
0
17.500
1.000
0 1.000
100
900
500
100
1.689 3.313
324
1.301
Overige bijdragen derden
Bijlage 1d
14.250 52.913
1.500
0
3.000
125 9.075
250 4.150
600
3.300
3.404
75
2.598 6.657
1.457
2.601
10.678
0
6.966
3.712
Provincie
4.750 oké 43.413 oké
1.500 oké
0 oké
3.000 oké
125 oké 9.075 oké
250 oké 4.150 oké
600 oké
3.300 oké
3.404 oké
75 oké
2.598 oké 6.657 oké
1.457 oké
2.601 oké
10.678 oké
0 oké
6.966 oké
3.712 oké
Waterschapp en
Resterende kosten
Financiering (x 1.000 euro)
Met commentaar prov; 10-08-07
uitgegaan wordt van bruto kosten en 500.000 euro per venlokatie, doel 12 vennen, normbedrag 500.000 euro per ven
gemeentes rijk (WBB, Abdk,NBW) terreinbeheerders EU/FES
idem uitvoering belid Actief bodembeheer de kempen (Abdk)
5B
Externe financiering;
aangegeven is het aantal knelpunten (stuwen) wat wordt verwijderd, niet altijd in de vorm van vistrappen, normbedrag is hierop aangepast
4B
25,0 miljoen
bronherstel; uitgegaan wordt van één pilotgebied tegen een vast bedrag van 250.000 water vast houdem in de haarvaten; uitgegaan wordt van 5 pilotgebieden van ieder 50.000 euro
2D
23.750 170.619
6.000
0
25.000
500 22.150
500 16.800
1.300
15.000
10.080
500
6.885 23.129
3.239
13.005
42.710
0
27.863
14.847
totale kosten (x 1.000 €)
2C
250.000
300.000
4.200
20.000
20.000
20.000
240.000
255.000
255.000
255.000
2.750
2.750
kosten per eenheid (€)
prestaties en kosten (optimistisch)
toelichting 4A2 blauwe knopen (helofytenfilters) zoals vastgelegd in reconstructieplannen, 20 ha, normbedrag 150.000 euro per ha waterbodemsanering als onder deel van Beekherstel, 160.000 m3, normbedrag 100 euro per m3 Overige kwaliteitsmaatregelen; pilotgebied landschot, strabrecht, groene woud 3,15 miljoen
EVZ's Inclusief gemeentelijk deel
oa bescherming / herstel Wijstverschijnselen en andere diverse maatregelen
overige maatregelen tbv KRW en niet vallende onder 2C
A
Andere milieukwaliteit EHS
B
Actief Randenbeheer
A2
A1
ja
gestuurd overige waterbergingen
zowel binnen als buiten EHS
nee
gestuurd als onderdeel van 2B of andere specifieke categorieën
B
C
Subtotaal
ja
55%
vispassages voor zover behorend tot 2A en 2B
gestuurd als onderdeel van 1 (A en B) of 2A
A
nee
nee
nee
ja
nee
ja
ja
Binnen ILG
D
versie 18 juli 2007
6. EVZ 's (breedte 25 m)
5. Overige maatregelen tbv duurzaam en natuurlijk waterbeheer
4. water(bodem)kw aliteit
3. Waterberging
Verdroging in overige EHS
Subtotaal
verdroging TOP-gebieden
B
verdroging TOP-gebieden
onderwerp/bereik
C
A
Subgroep
Subtotaal Overige morfologische ingrepen inperken tot 'klaar' vóór C tbv KRW 2015
Verdrogingsbestrijding
2. Inrichting en morfologie (incl. viswater / vistrappen)
1.
Hoofdgroep
Waterthema's
Waterthema's: Prognose prestaties waterschap De Dommel ikv 2e Bestuursovereenkomst Test op verdeling projectkosten
Verdrogingsbestrijding
Verdroging in overige EHS
Beek- en kreekherstel
overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen buiten VHR
C
Venherstel; herstel geïsoleerde wateren(binnen TOP-gebieden)
A
B
overige maatregelen tbv KRW en niet vallende onder 2C
oa bescherming / herstel Wijstverschijnselen en andere diverse maatregelen
Andere milieukwaliteit EHS
B
Actief Randenbeheer
A2
A1
Subtotaal
volgens al bestaande regeling
geen prestatieafspraak maar 'uitnodiging'tot uitvoeren
zowel binnen als buiten EHS
nee
Ja
nee
ja
ja
??
als onderdeel van 2B of andere specifieke categorieën
overige waterbergingen
ja
als onderdeel van 1 (A en B) of 2A
A
B
??
vispassages voor zover behorend tot 2A en 2B
D
nee
nee
ja
nee
overige beken/kreken uit WHP/revitaliseringsplannen binnen VHR
Subtotaal Overige morfologische ingrepen inperken tot 'klaar' vóór C tbv KRW 2015
B2
Beek- en kreekherstel
Beek- en kreekherstel
A
B1
nee
ja
ja
Binnen ILG
Binnen of tbv TOPgebieden
Buiten Nature2000
Binnen Nature2000
onderwerp/bereik
verdroging TOP-gebieden (=incl. overige EHS) verdroging TOP-gebieden (=incl. overige EHS)
Subtotaal
C
B
A
Subgroep
versie 18 juli 2007
6. EVZ 's (breedte 25 m)
5. Overige maatregelen tbv duurzaam en natuurlijk waterbeheer
4. water(bodem)k waliteit
3. Waterberging
2. Inrichting en morfologie (incl. viswater / vistrappen)
1.
Hoofdgroep
Waterthema's
1,6a
1,5a
1,5a
1,5a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,2a/4,1a
1,3a
1,3a
1,3a
1,3a
1,3a
1,2b
1,2a
Nummer pMJP
25 km
0 stuks
325 km 1 ha
36 ha
0 ha
21 ha
15 ha
12 stuks
17 km
0 km 13 km
0 km
13 km
323 ha
52 ha
14 ha
257 ha
prestaties
eenheid (ha, m3, km of stuks)
7.800 21.154
0
0
510
1.500 100
1.761
0
651
1.110
600
3.366
0 4.225
0
4.225
1.292
208
56
1.028
totale kosten (x 1.000 €)
0 4.009
0
0
0
750 50
555
0
0
555
0
0
0 2.113
0
2.113
542
0
28
514
RIJKS bijdrage
Bijlage 1e
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0
0
0
0
0
0
1.560 1.560
Overige bijdragen derden
4.680 9.352
0
0
255
375 25
603
0
326
278
300
1.683
0 1.056
0
1.056
375
104
14
257
Provincie
1.560 oké 6.232 oké
0 oké
0 oké
255 oké
375 oké 25 oké
603 oké
0 oké
326 oké
278 oké
300 oké
1.683 oké
0 oké 1.056 oké
0 oké
1.056 oké
375 oké
104 oké
14 oké
257 oké
Waterschapp en
Resterende kosten
Financiering (x 1.000 euro)
Met commentaar prov; 10-08-07
312.000
0
4.615 100.000
0
31.000
74.000
50.000
198.000
325.000
325.000
325.000
4.000
4.000
4.000
kosten per eenheid (€)
prestaties en kosten
Waterthema's: Prognose prestaties waterschap Rivierenland ikv 2e Bestuursovereenkomst Test op verdeling projectkosten
Bijlage 2
TWEEDE BESTUURSOVEREENKOMST voor de realisering van de wateropgaven in de provincie Noord-Brabant. Het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, ten deze vertegenwoordigd door de heer O. Hoes, hierna te noemen: de provincie en 1.
het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Aa en Maas, vertegenwoordigd door de heer / mevrouw …………………………, handelend ter uitvoering van het op grond van artikel 56 Waterschapswet genomen besluit van het Algemeen Bestuur van het Waterschap Aa en Maas d.d. …………………..2007; 2. het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Brabantse Delta, vertegenwoordigd door de heer / mevrouw ……………………….., handelend ter uitvoering van het op grond van artikel 56 Waterschapswet genomen besluit van het Algemeen Bestuur van het Waterschap Brabantse Delta d.d. …………………..2007; 3. het Dagelijks Bestuur van het Waterschap van De Dommel, vertegenwoordigd door de heer / mevrouw ……………………….., handelend ter uitvoering van het op grond van artikel 56 Waterschapswet genomen besluit van het Algemeen Bestuur van het Waterschap van De Dommel d.d. ………………….. en 4. het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Rivierenland, vertegenwoordigd door de heer / mevrouw ……………………….., handelend ter uitvoering van het op grond van artikel 56 Waterschapswet genomen besluit van het Algemeen Bestuur van het Waterschap Rivierenland d.d. ………………….., hierna te noemen: de waterschappen c.q. het waterschap;
overwegende,
1. dat de provincie en de waterschappen gezamenlijk tot doel hebben het watersysteem in NoordBrabant op orde te brengen; 2. dat de provincie en de waterschappen onderkennen dat het waterbeheer volop verandert en dat dit zich afspeelt in een maatschappelijke en ruimtelijke omgeving met wisselende kansen, prioriteiten en beperkingen, waarbij een flexibele inzet van instrumenten, maatregelen en activiteiten de kansen op succesvol beheer vergroot; 3. dat de provincie en de waterschappen de wens hebben om een impuls te geven aan de uitvoering van het Waterhuishoudingsplan van de provincie en de Waterbeheersplannen van de waterschappen door het sluiten van een tweede bestuursovereenkomst voor de realisering van de wateropgaven in de provincie, waarin afspraken worden vastgelegd inzake proces, voortgang en financiering van maatregelen die leiden tot realisering van bedoelde wateropgaven; 4. dat de provincie en de waterschappen op 10 november 2004 een overeenkomst als bedoeld in artikel 14 Reconstructiewet concentratiegebieden hebben gesloten voor de uitvoering van de waterthema’s in de Reconstructie- en Gebiedsplannen in Noord-Brabant; 5. dat de daaruit voortgekomen samenwerking tussen de provincie en de waterschappen terzake van het landelijk gebied in Noord-Brabant succesvol genoemd mag worden en dat het daarom wenselijk is dat deze samenwerking ook in de door de inwerkingtreding van de Wet inrichting landelijk gebied (waarin de Reconstructiewet voor een belangrijk deel is opgegaan) ontstane nieuwe situatie wordt voortgezet; 6. dat de provincie en de waterschappen voor de komende periode de samenwerking willen laten uitgroeien door sturing en prioritering op doelen, door het terugdringen van de administratieve lasten en door het vergroten van de armslag van de waterschappen binnen de in deze overeenkomst aangegeven kaders, waardoor beter ingespeeld kan worden op kansen, prioriteiten en beperkingen en waardoor een meer effectieve inzet van mensen en middelen mogelijk wordt; 7. dat de samenwerking tussen provincie en waterschappen in Noord-Brabant met betrekking tot de wateropgaven in het landelijk gebied vooral gericht dient te zijn op concrete resultaten en maatschappelijke effecten; 8. dat het algemene bestuurlijke kader voor de samenwerking tussen provincies en waterschappen is vervat in het rapport van de Unie van Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg IPO van april 2005: ‘De provincies bepalen de beleidskaders door het stellen van realistische natuurdoelen, bepalen kaders en gekwantificeerde opgaven, zorgen voor verankering van functiewijziging of – beperkingen in de ruimtelijke ordening en verwerven gronden. Waterschappen en andere trekkers van het gebiedsproces vertalen de opgave in concrete uitvoering van projecten en bepalen de condities die daarvoor nodig zijn. Daarna neemt men de uitvoering ter hand. De waterschappen en
9.
10. 11.
12.
13.
14.
15. 16.
17.
18. 19.
andere trekkers leggen keuzen en knelpunten die buiten hun ‘oplossingsruimte’ liggen tijdig terug bij provincie of gemeente. Deze schakelen op hun beurt het Rijk in wanneer bijstelling van kaders of doelstellingen nodig is’ dat de Wet Inrichting Landelijk Gebied (Stb. 2006, 666, hierna te noemen: de Wet), die op 1 januari 2007 in werking is getreden (Stb. 2006, 677) onder meer regels stelt over de verdeling van de bevoegdheden tussen Rijk en provincies bij de vaststelling, financiering en uitvoering van het gebiedsgerichte beleid met inbegrip van de reconstructie concentratiegebieden, waarbij de systematiek van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) als leidend beginsel geldt; dat Gedeputeerde staten van iedere provincie ingevolge artikel 2 van de Wet zorg dragen voor de realisatie van het gebiedsgerichte beleid; dat Gedeputeerde staten voor de provincie Noord-Brabant na overleg met de gemeenten en waterschappen in deze provincie een provinciaal meerjarenprogramma voor het gebiedsgerichte beleid hebben ontworpen als bedoeld in artikel 4 van de Wet, welk programma voor wat betreft het ILG-gerelateerde deel op 15 december 2006 is vastgesteld door Provinciale Staten (Herzien Besluit 61/06E ), onder de titel Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied Noord-Brabant 2007 2013; dat het eerste jaar van de investeringsperiode 2007 – 2013 gezien moet worden als een jaar waarin ervaring moet worden opgedaan met de nieuwe werkwijze volgens de ILG-systematiek, welke werkwijze volgens de Wet in ieder geval in het jaar 2009 moet worden geëvalueerd; dat de provincie op 18 december 2006 met het Rijk een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7 van de Wet, bij welke overeenkomst het Rijk voor de investeringsperiode 2007 – 2013 in het kader van het ILG een budget ter beschikking heeft gesteld waarmee de in de ILG-overeenkomst vastgelegde, door de provincie te leveren, prestaties ter realisering van de Rijksdoelen terzake van het gebiedsgerichte beleid mede moeten worden gefinancierd; dat Gedeputeerde Staten krachtens artikel 11, eerste lid van de Wet bevoegd zijn om ten laste van het verleende investeringsbudget verplichtingen aan te gaan onder meer door het aangaan van overeenkomsten; dat in het onder punt 11 van deze overwegingen genoemde besluit van Provinciale Staten de eigen bijdrage (co-financiering) van de provincie aan het realiseren van de Rijksdoelen is vastgelegd; dat de opgaven voor het Waterbeleid 21e eeuw die in juli 2003 in het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn vastgelegd, de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de realisering van de waterdoelen als beschreven in het Waterhuishoudingsplan van de provincie een additionele inzet van provinciale middelen rechtvaardigen en dat zulks mutatis mutandis eveneens het geval is waar het de waterbeheersplannen van de waterschappen betreft; dat de verplichtingen die voortvloeien uit de onder punt 13 van deze overwegingen genoemde ILGovereenkomst worden nagekomen als voorzien in artikel 18, derde lid van bedoelde ILGovereenkomst, waarbij partijen op het moment van het in werking treden van deze tweede bestuursovereenkomst in nader overleg zullen vaststellen of en zoja in hoeverre die verplichtingen geacht zullen worden te vallen onder de zogenoemde lopende verplichtingen die door de provincie bij de ILG-overeenkomst zijn overgenomen van het Rijk; dat de terzake van de onder punt 3 van deze overwegingen genoemde samenwerking te maken afspraken worden vastgelegd in de navolgende bestuursovereenkomst; dat de concretisering van het financiële deel van deze afspraken voor wat betreft de provincie zal plaatsvinden onder toepassing van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied (Pb. 160/06, in werking getreden op 1 juni 2007) en de Beleidsregel Water (Pb 211/05, gewijzigd Pb 07/07, gewijzigde versie in werking getreden 24 januari 2007 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006).
Verklaren overeen te zijn gekomen als volgt: 1.
BEGRIPSBEPALINGEN
In deze tweede bestuursovereenkomst wordt verstaan onder: a. b.
c. d.
e. f.
de Wet: Wet Inrichting Landelijk Gebied; pMJP: provinciaal Meerjaren Programma, Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied Noord-Brabant 2007 – 2013 zoals dat geldt op het moment van het aangaan van deze tweede bestuursovereenkomst dan wel nadien door Provinciale Staten nader zal worden vastgesteld; Waterhuishoudingsplan: het door Provinciale Staten vastgestelde Waterhuishoudingsplan NoordBrabant zoals dat geldt gedurende de looptijd van deze tweede bestuursovereenkomst; Waterbeheersplannen: door de waterschappen op grond van de Wet op de Waterhuishouding dan wel de Waterwet tot stand gebrachte plannen tot uitvoering van de taken tot beheer van het watersysteem; Revitaliseringsplannen: de ter uitvoering van de Reconstructiewet concentratiegebieden en het provinciale beleid ‘Hand aan de Ploeg’ in Noord-Brabant tot stand gekomen plannen; doel: elk van de hoofddoelen zoals beschreven in het pMJP;
g.
h. i. j.
k. l.
m. n. o. p.
q.
r.
s.
t.
u.
2.
prestatie: elke activiteit zoals beschreven in het pMJP die bijdraagt aan de realisering van één of meer doelen van het pMJP, alsmede een met elkaar verband houdende set van activiteiten als bedoeld in artikel 1 sub h. van de Beleidsregel Water; partijen: de provincie en de waterschappen die deze tweede bestuursovereenkomst sluiten; GS-Bond: het overleg tussen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en de Noord-Brabantse Waterschapsbond; de ILG-overeenkomst: de tussen het Rijk en de Provincie Noord-Brabant d.d. 18 december 2006 gesloten bestuursovereenkomst Investeringsbudget Landelijk Gebied 2007 – 2013, welke als Appendix I aan deze tweede bestuursovereenkomst is gehecht; investeringsperiode: de in artikel 3, tweede lid van de Wet bedoelde 7-jarige periode 2007 tot en met 2013; midterm review: de tussentijdse opname van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de ILG-overeenkomst halverwege de investeringsperiode, zoals nader omschreven in Bijlage 2a van de ILG-overeenkomst; de verordening: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Noord-Brabant (Pb. 160/06, in werking getreden op 1 juni 2007); de Beleidsregel: Beleidsregel Water (Pb 211/05, gewijzigd Pb 07/07, gewijzigde versie in werking getreden 24 januari 2007 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006); POP2: het Plattelands Ontwikkelings Programma Nederland, 2007 – 2013 als bedoeld in artikel 154 van Verordening (EG) 1698/2005 (Pb L 277); beek- en kreekherstel: het herstel van beken en kreken die een specifieke natuurfunctie hebben in het vigerende Waterhuishoudingsplan alsmede – tot de vaststelling van het nieuwe Waterhuishoudingsplan in 2009 - die beken en kreken die in de revitaliseringsplannen zijn aangemerkt als ‘te herstellen beek’; verdrogingsbestrijding: het realiseren van de hydrologische randvoorwaarden van de natuurdoeltypen zoals aangegeven in de Natuurgebiedsplannen van Noord-Brabant (vastgesteld in 2002 op basis van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en nadien jaarlijks geactualiseerd); Ecologische Hoofdstructuur (EHS): samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden, als bedoeld in het Structuurschema Groene Ruimte (Wet van 23 februari 2004 tot alsnog toekennen van rechtskracht aan de planologische kernbeslissing Structuurschema groene ruimte, Kamerstukken II 1993/94, 22 880, nr. 39); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW): de op 2 juli 2003 gesloten bestuursovereenkomst tussen het Rijk, het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen met als doel het in 2015 op orde hebben en daarna op orde houden van het Nederlandse watersysteem en behelzende taakstellende afspraken en procesafspraken om dat doel te bereiken; Europese Kaderrichtlijn Water (KRW): richtlijn 2000/60/EG van het Europese Parlement en de Raad d.d. 23 oktober 2000, Publicatieblad EG L 327, 22/12/2000, tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid; Verdrag van Malta: Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed (herzien) Trb. 1992-32 (Trb. 1992-97);
DOEL VAN DEZE TWEEDE BESTUURSOVEREENKOMST Het doel van deze tweede bestuursovereenkomst is het vastleggen van afspraken terzake van de gecoördineerde uitvoering van de wateropgave uit het pMJP en de invulling van de taakstelling die voortvloeit uit de KRW, alsmede het nakomen van de afspraken die zijn vastgelegd in het NBW. Partijen hebben hun beleid daarover vastgelegd in het Waterhuishoudingsplan, de waterbeheersplannen en de revitaliseringsplannen.
2A. AMBITIE EN IJKMOMENTEN 1. Partijen hebben de ambitie tijdens de 7-jarige investeringsperiode de gehele wateropgave uit het pMJP uit te voeren. Naar de huidige inschatting gaat het hierbij om het realiseren van prestaties met een totale omvang van € 475 miljoen. In deze overeenkomst leggen partijen afspraken vast over het eerste deel daarvan. 2. De Provinciale subsidie voor ILG doelen is gerelateerd aan en gemaximeerd door de bijdrage van het Rijk. Partijen zullen zich ervoor inspannen dat het Rijk de nog ontbrekende middelen, met name voor verdrogingsbestrijding en uitvoering KRW, beschikbaar stelt. 3.
4.
In de doelen waarover in deze overeenkomst afspraken zijn gemaakt, is een deel van de KRWopgave meegenomen. Bestuurlijk overleg in stroomgebiedsverband kan resulteren in aanvullende doelen met daarbij behorende subsidies. Partijen spreken een vijftal ijkmomenten af waarbij alle afspraken uit deze overeenkomst worden betrokken en nieuwe afspraken worden gemaakt over het realiseren van de ambitie: i. Najaar 2008 Doelstelling: opgave KRW vaststellen ii. 1 juli 2009 Doelstelling: € 25 mln aan nieuwe verplichtingen voor provinciale subsidiegelden iii. In 2010 Midterm review, parallel aan het midterm review van de ILG-overeenkomst. Doelstelling: onderbouwd toekomstbeeld extra ILG-gerelateerde projecten.
iv. Medio 2011 v.
Einde 2013
Voorbereiding van een nieuw bestuursakkoord van Gedeputeerde Staten. Doelstelling: vastleggen provinciaal budget tot en met 2013 Doelstelling: Totaal beschikbare budget is verplicht, inclusief de eventuele bij de ijkmomenten afgesproken toevoegingen.
3.
OVERLEG 1. Partijen voeren ten minste éénmaal per jaar bestuurlijk overleg over de uitvoering van deze Tweede Bestuursovereenkomst. 2. Het bestuurlijke overleg over de uitvoering en de ijkmomenten van deze tweede bestuursovereenkomst vindt plaats in GS-Bond en het ambtelijke (voor)overleg in daartoe door GSBond aangewezen overlegkaders.
4
REALISERING VAN PRESTATIES 1. Partijen zullen al datgene doen wat binnen hun mogelijkheden ligt om de bij deze tweede bestuursovereenkomst afgesproken prestaties te realiseren; daarbij zullen zij aan alle hierna in artikel 6 genoemde doelen en prestaties evenwichtig uitvoering geven. 2. Indien de maatregelen die noodzakelijk zijn om de in de Natuurgebiedsplannen gestelde natuurdoelen te halen technisch of maatschappelijk niet haalbaar zijn, treden partijen in overleg over de te volgen koers.
4A. STURING EN PROGRAMMERING 1. Partijen sturen op doelen, door middel van afspraken over resultaten, kosten en kwaliteitsniveau’s voor pakketten van prestaties. 2. De waterschappen stemmen de programmering af met de reconstructie- en gebiedscommissies en houden bij de uitvoering rekening met andere belangen. 3. De provincie kan bij complexe projecten in onderling overleg een inhoudelijke bijdrage leveren en richting geven aan de afweging van belangen. 5.
HERZIENING PLANNEN, VERORDENINGEN, KEUREN, VERGUNNINGEN EN BESLUITEN 1. De provincie levert de waterschappen al dan niet op hun verzoek tijdig de nodige gegevens voor de noodzakelijke aanpassing van de waterbeheersplannen en overige besluiten betreffende de inrichting van de waterhuishouding in hun beheersgebied in verband met de uitvoering van de in deze tweede bestuursovereenkomst overeengekomen prestaties. 2. De provincie draagt binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders – indien de uitvoering van deze bestuursovereenkomst dat nodig maakt - zorg voor een tijdige aanpassing van de terzake geldende plannen, alsmede voor verlening dan wel wijziging van de voor de realisering van de betrokken prestaties benodigde vergunningen door de daartoe bevoegde instanties. 3. De waterschappen houden bij de op het moment van het aangaan van deze tweede bestuursovereenkomst in herziening zijnde waterbeheersplannen rekening met hetgeen in deze tweede bestuursovereenkomst tussen partijen is overeengekomen.
6.
PRESTATIES EN BUDGETTEN PER DOEL 1. Partijen stellen vast dat de in Appendix II bij deze tweede bestuursovereenkomst per waterschap vermelde prestaties geleverd moeten worden ter realisatie van de in het pMJP, het Waterhuishoudingsplan, de waterbeheersplannen, de revitaliseringsplannen, de KRW en het NBW beschreven doelen en taken en zij verplichten zich – behoudens op het moment van het sluiten van deze tweede bestuursovereenkomst niet te voorziene omstandigheden – om daartoe voor de investeringsperiode tesamen toereikende budgetten ter beschikking te stellen. 2. De waterschappen stellen in overleg terreinbeheerders in de gelegenheid delen van de prestaties over te nemen, inclusief de daaraan verbonden budgetten. De door terreinbeheerders gerealiseerde prestaties strekken mede ter voldoening van de verplichtingen van de waterschappen in het kader van deze Tweede Bestuursoverenkomst. 3. De provincie stelt al datgene in het werk wat tot haar mogelijkheden behoort om de gronden te verwerven die nodig zijn voor de realisering van de prestaties die betrekking hebben op de EHS. 4. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde prestaties en de bijbehorende budgetten per hoofd- en subgroep worden gebundeld weergegeven in de navolgende tabel:
HOOFDGROEP
SUBGROEP
ONDERWERP
ILG
NR.
1. Verdrogingsbestrijding
A
Verdroging TOP-gebieden
Ja
1.2a
B
Verdroging in overige EHS
Nee
1.2b
2. Inrichting en morfologie
EENHEID
Maatregelen tot terugdringing verdroging
ha
idem
ha
Maatregelen tot behoud, herstel en ontwikkeling van hydrologie en morfologie
A
Beek- en kreekherstel TOP-gebieden
Ja
1.3a
B
Beek- en kreekherstel overige beken uit WHP
Nee
1.3a
idem
km
C
Overige morfologische ingrepen t.b.v. KRW
Nee
1.3a
idem
divers e
D
Vispassages
Nee
A
Als onderdeel van 1(A en B) of 2A
Ja
idem Stuk Maatregelen tot terugdringing verdroging en 1.2a en ter invulling ha van EHS en 4.1a WB21-doelen
3. Waterberging
1
PRESTATIE
PMJP
Incl. ILG-budget Rijk
1.3a
km
AANTAL
SUBSIDIE1
EIGEN BIJDRAGE WS’N
HOOFDGROEP
SUBGROEP
3. Waterberging (vervolg)
B
C
4. WaterA1 (bodem)kwaliteit
A2
B
5. Overige maatregelen t.b.v. A duurzaam en natuurlijk waterbeheer
B
6. EVZ’s3
ONDERWERP
3
NR.
PRESTATIE
PMJP
EENHEID
Als onderdeel van 2B of andere specifieke categorieën
1.2a en idem 4.1a
ha
Overige waterbergingen
1.2a en Idem 4.1a
ha
Ja
1.5a
Bronmaatregelen om de belasting met km probleemstoffen bovenwettelijk te verminderen
Andere milieuJa kwaliteit EHS
1.5a
Idem
Overige maatregelen t.b.v. KRW en niet vallende onder 2C
Idem + divers 1.5a en soortene 1.7a bescher-ming
Actief randenbeheer
AANTAL
divers e
o.a. bescherming/he rstel Nee wijstverschijnselen en andere diverse maatregelen Herstel vennen en geïsoleerde Nee wateren
Realisering EHS
2
ILG
Ja
stuk
1.1c1
Inrichting robuuste verbindingszones EHS
km
Incl. ILG-budget Rijk -> Noord-Brabant Ecologische Verbindingszones (zie artikel 15, lid 5 van deze overeenkomst)
SUBSIDIE2
EIGEN BIJDRAGE WS’N
7.
BUDGET EN KOSTENVERDELING 1. De provinciale middelen, met inbegrip van de door het Rijk op grond van de ILG-overeenkomst aan de provincie ter beschikking te stellen middelen, worden beschikbaar gesteld in de vorm van subsidies, waarbij de provincie aan elk waterschap afzonderlijk voor het totaal van de met dat waterschap overeengekomen prestaties een subsidie verleent; indien de provincie van oordeel is dat een door één of meer waterschappen aangevraagde subsidie op grond van de vigerende regelingen niet kan worden verleend, dan wel indien de provinciale middelen daartoe ontoereikend blijken te zijn treedt zij daarover in overleg met het betrokken waterschap of de betrokken waterschappen, waarbij de mogelijkheid van een versobering van de uit te voeren maatregelen dan wel een vermindering van het aantal eenheden onderwerp van bedoeld overleg zal zijn. 2. Voor het realiseren van de prestaties als bedoeld in artikel 6 van deze tweede bestuursovereenkomst vraagt elk waterschap voor zijn aandeel in die realisatie subsidie aan bij de provincie met inachtneming van het daaromtrent in de verordening en de Beleidsregel bepaalde. 3. Een aanvraag bevat een specificatie van de verschillende prestaties conform daarvoor door de provincie beschikbaar gestelde aanvraagformulier; het waterschap voegt daarbij de bescheiden die op grond van de verordening alsmede van hoofdstuk 3 van het pMJP en de Beleidsregel zijn vereist. 4. De provincie draagt zorg voor een gecoördineerde behandeling van de subsidieaanvragen van de waterschappen, waarbij alle beleidsaangelegenheden waarvoor door de provincie subsidie kan worden verstrekt terzake van de overeengekomen prestaties worden betrokken. 5. Indien de werkelijke kosten voor het realiseren van een prestatie lager zijn dan de kosten waarmee rekening werd gehouden bij het aanvragen en toekennen van het recht op subsidie, is het waterschap gerechtigd om het niet bestede deel van het subsidiebedrag in te zetten voor het realiseren van een groter aantal eenheden van dezelfde prestatie, dan wel, in overeenstemming met de provincie, voor het realiseren van andere prestaties die voorkomen op Appendix II bij deze overeenkomst, mits de bron van het door de provincie beschikbaar gestelde budget zich daar niet tegen verzet. 6. Indien de werkelijke kosten voor het realiseren van een prestatie hoger zijn dan de kosten waarmee rekening gehouden werd bij het aanvragen en verlenen van de subsidie, gaan partijen na of daarvoor binnen het beheersgebied van het waterschap dan wel tussen de waterschappen onderling een oplossing gevonden kan worden, onder de voorwaarde, dat de bron van het door de provincie beschikbaar gestelde budget zich daar niet tegen verzet.
7. Indien een waterschap niet in staat blijkt te zijn om één of meer van de overeengekomen prestaties te leveren en er evenmin toepassing kan worden gegeven aan het bepaalde in het zesde lid van dit artikel, wordt de toegekende subsidie naar rato van de geldelijke waarde van de niet te leveren prestaties verlaagd. 8. Provincie en waterschap plegen overleg indien zich gevallen voordoen als bedoeld in de leden 5, 6 en 7 van dit artikel. 9.
8.
De waterschappen doen datgene wat in hun vermogen ligt om geldelijke bijdragen te verwerven voor de realisering van de overeengekomen prestaties, welke bijdragen door andere instanties dan de provincie worden verleend.
SCHADECLAIMS
Alle schadeclaims die een rechtstreeks gevolg zijn van de realisering van een prestatie worden geacht deel uit te maken van de voor de betrokken prestatie verleende subsidie. 9. NALEVING VERDRAG VAN MALTA Partijen zullen door middel van overleg, gecoördineerde voorbereiding en planning de risico’s die verbonden zijn aan het naleven van de verplichtingen, voortvloeiende uit het Verdrag van Malta binnen aanvaardbare proporties houden; zij stellen daartoe een zogenoemde ‘Malta-leidraad’ op en wijzen binnen hun organisaties één persoon aan die als aanspreekpunt fungeert voor alle bij de onderwerpelijke activiteit betrokken instanties. 10 NORMBEDRAGEN VOOR EN KWALITEITSNIVEAU’S VAN TE LEVEREN PRESTATIES 1. Partijen stellen in gezamenlijk overleg een lijst op van prestaties met de daarbij behorende normbedragen en kwaliteitsniveau’s. Deze lijst maakt onlosmakelijk deel uit van deze tweede bestuursovereenkomst (Appendix III) en wordt eveneens in gezamenlijk overleg aangepast aan de actuele omstandigheden indien deze daartoe aanleiding geven. 2. De raming van de kosten van de realisering van de overeengekomen prestaties als grondslag voor de te verlenen subsidies vindt plaats op basis van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde overleg overeengekomen normkosten. 3. Indien een waterschap reeds voorafgaand aan de uitvoering van een of meer activiteiten die bijdragen aan het realiseren van een afgesproken prestatie tot de constatering komt dat de betrokken activiteit(en) niet op basis van de normkosten als bedoeld in het tweede lid van dit artikel kan c.q. kunnen worden uitgevoerd, pleegt het waterschap daarover overleg met de provincie.
4.
De vaststelling van het uiteindelijke subsidiebedrag vindt plaats op basis van de werkelijke kosten, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 van de verordening.
11. RISICO’S BIJ HET REALISEREN VAN PRESTATIES Iedere partij is verantwoordelijk voor de risico’s die verbonden zijn aan de realisering van de prestaties waartoe hij zich bij deze tweede bestuursovereenkomst heeft verplicht. 12. MIDTERM REVIEW 1. Partijen stellen mede ter voorbereiding van en parallel aan de midterm review, doch uiterlijk 1 juli 2010, in gezamenlijk overleg een beschrijvend overzicht op van de in die eerste helft geleverde prestaties en gerealiseerde doelen. 2. Bij de beoordeling van de geleverde prestaties geldt de in artikel 10 van deze overeenkomst bedoelde lijst als toetsingsinstrument. 3. De midterm review bevat tevens een analyse van de invloed van de tijdens de eerste helft van de investeringsperiode tot stand gekomen wijzigingen van het Waterhuishoudingsplan en de waterbeheersplannen alsmede van de invloed van de besluiten inzake de uitvoering van KRWmaatregelen en van de invoering van de Waterwet op de te leveren prestaties. 13. LOPENDE VERPLICHTINGEN 1. Ter zake van lopende verplichtingen en restanttaakstellingen met betrekking tot rijksdoelen conformeren de waterschappen zich aan het bepaalde in artikel 4 van de ILG-overeenkomst. 2. Zodra de definitieve verplichtingenstand en de restanttaakstelling bekend zijn bekend zijn, treden partijen in overleg welke consequenties dit heeft voor deze Tweede Bestuursovereenkomst. Zonodig worden prestaties en budgetten hierop aangepast. 3. De op grond van de in 2004 door partijen gesloten eerste bestuursovereenkomst aangegane verplichtingen als bedoeld in artikel 18, derde lid van die overeenkomst worden door partijen onverkort nagekomen. 14. FINANCIEEL BEHEER 1. Ter zake van het financieel beheer conformeren de waterschappen zich aan het bepaalde in artikel 5 van de ILG-overeenkomst. De waterschappen verbinden zich ertoe om de besteding van de aan hen betaalde kasgelden voor het einde van de overeengekomen periode af te ronden. 2. Indien blijkt dat zich bij het nakomen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel complicaties voordoen, pleegt het betrokken waterschap tijdig overleg met de provincie, waarbij de provincie zich zal inspannen om de gebleken complicatie(s) in overleg met het Rijk tot een oplossing te brengen. 15. VERWERVING, INRICHTING EN BEHEER VAN GRONDEN 1. De Provincie is eerst-verantwoordelijke voor de grondverwerving binnen en ten behoeve van de EHS; de waterschappen zijn eerst-verantwoordelijke voor grondverwerving bij overige prestaties. 2. Ter zake van de verwerving van gronden als onderdeel van de realisering van een prestatie geldt het bepaalde in artikel 6 van de ILG-overeenkomst als randvoorwaarde voor de Tweede Bestuursovereenkomst. 3. Over grondaankoop door de waterschappen in het kader van de realisering van de overeengekomen prestaties alsmede de medefinanciering hiervan vindt overleg plaats tussen het betrokken waterschap of de betrokken waterschappen en de provincie in de daartoe aangewezen overlegkaders. 4. De provincie betrekt de waterschappen bij de opstelling van aankoopplannen. Partijen zullen zal al datgene doen wat binnen hun bevoegdheden en vermogen ligt om deze plannen te realiseren. 5. Partijen doen al datgene wat binnen hun mogelijkheden en bevoegdheden ligt om voldoende draagvlak te creëren bij de omwonenden van terreinen die ten behoeve van de realisering van de overeengekomen prestaties worden aangekocht. 16. EVALUATIE, MONITORING EN VERANTWOORDING 1. Ter zake van de evaluatie, monitoring en verantwoording conformeren de waterschappen zich aan het bepaalde in artikel 7 van de ILG-overeenkomst en de daarin genoemde bijlagen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen prestaties die worden gefinancierd uit lopende verplichtingen en prestaties die uit hoofde van deze tweede bestuursovereenkomst worden geleverd. 2. De accountantsverklaring als bedoeld in artikel 14, tweede lid sub a van de verordening wordt door de provincie ter beschikking gesteld van de provinciale accountant ten behoeve van de verantwoording door de provincie jegens het Rijk zoals voorzien in artikel 7 van de ILGovereenkomst. 3. De waterschappen stellen de gegevens met betrekking tot de in deze tweede bestuursovereenkomst afgesproken prestaties, voor zover de waterschappen beheerder zijn van die gegevens, ter beschikking volgens de systematiek die beschreven is in Appendix 2b van de ILG-overeenkomst. Zij doen dit zo vaak als nodig is (naar verwachting drie maal per jaar) om de provincie in staat te stellen zorg te dragen voor verantwoording aan het rijk bij de uitvoering van de ILG-overeenkomst en voor verantwoording aan Provinciale Staten in het kader van MARAP’s, begroting en rekening.
17. INSCHAKELING RIJKSOVERHEIDSDIENSTEN Terzake van de inschakeling van rijksoverheidsdiensten bij de uitvoering van Programma Beheer conformeren de waterschappen zich aan het bepaalde in artikel 8 van de ILG-overeenkomst en de in dat artikel bedoelde protocollen. 18. COMMUNICATIE 1. Partijen stemmen hun communicatie ter zake van de uitvoering van deze tweede bestuursovereenkomst op elkaar af in het in artikel 3 bedoelde overleg. 2. Partijen houden in hun communicatieplannen en bij de uitvoering daarvan rekening met de in deze tweede bestuursovereenkomst vastgelegde afspraken. 19. INWERKINGTREDING EN LOOPTIJD Deze tweede bestuursovereenkomst treedt onmiddellijk in werking nadat deze door partijen is ondertekend. De looptijd bestrijkt de gehele investeringsperiode. 20. WIJZIGING VAN DEZE TWEEDE BESTUURSOVEREENKOMST 1. Indien een der partijen, na inwerkingtreding van deze tweede bestuursovereenkomst, wijziging of aanvulling daarvan wenst, formuleert zij een voorstel daartoe. 2. In ieder geval zal er beraad tussen partijen plaatsvinden over mogelijke wijziging of aanvulling bij gelegenheid van het opstellen van de midterm review als bedoeld in artikel 12 van deze tweede bestuursovereenkomst. 3. Partijen nemen een gezamenlijk besluit naar aanleiding van het in het eerste lid bedoelde voorstel dan wel van de midterm review. 4. Indien het besluit als bedoeld in het derde lid van dit artikel daartoe aanleiding geeft, dient het betrokken waterschap een aanvullende subsidieaanvraag in. 5. Tussentijdse beëindiging van deze tweede bestuursovereenkomst is niet mogelijk. 6. Indien Provinciale Staten dan wel een algemeen bestuur van een waterschap besluiten nemen c.q. neemt waardoor uitvoering van deze tweede bestuursovereenkomst niet of niet geheel mogelijk wordt treden partijen met elkaar in overleg. 21. GESCHILLEN Verschillen van mening tussen partijen ter zake van de uitleg en uitvoering van deze tweede bestuursovereenkomst zullen zoveel mogelijk langs minnelijke weg worden opgelost. 22. APPENDICES De volgende Appendices maken deel uit van deze tweede bestuursovereenkomst: I. de ILG-overeenkomst met de daaraan verbonden bijlagen; II. overzicht van de door elk waterschap te leveren prestaties gedurende de investeringsperiode; III. de lijst van prestaties met de daarbij behorende normbedragen en kwaliteitsniveau’s als bedoeld in artikel 10 van deze tweede bestuursovereenkomst.
Aldus overeengekomen te ‘s-Hertogenbosch d.d. ………………2007 en ondertekend in tweevoud,
Namens de provincie……………………………………………………………………………(handtekening) O. Hoes Namens het waterschap …………………………………………………………………….
…………………………………………………………………(handtekening)
……………………………………………………………… (naam)
enzovoort.
PS. Niet (helemaal) verwerkt uit evaluatie:
1. Voorstel Bij het maken van prestatie-afspraken in een tweede bestuursovereenkomst een set ambitieuze maar wel haalbare afspraken toevoegen over de uitvoering van de grondverwerving, zowel qua prestaties, strategie, inzet van instrumenten, gelden en menskracht. 2. Voorstel In de nieuwe bestuursovereenkomst spreken provincie en waterschappen af welke bijdrage de provincie kan leveren aan de problematiek van niet-actuele bestemmingsplannen. 3 Voorstel: In de tweede bestuursovereenkomst maken partijen duidelijke afspraken over eigen personeelskosten of inhuur van extra personeel. 4. Voorstel: In de 2e bestuursovereenkomst bevestigen, dat het verwerven van projectsubsidies van derden (buiten de provincie) met name een aangelegenheid is voor de waterschappen.
Bijlage 3
Basiskwaliteitseisen doelen Tweede Bestuursovereenkomst Discussienotitie
Aanleiding De basiskwaliteitseisen definiëren het product wat de waterschappen leveren en de randvoorwaarden die er aan hangen. De basiskwaliteitseisen vormen een onderdeel van de Tweede BO.
1.
Verdrogingsbestrijding x x
2.
Zoveel mogelijk de OGOR voor de natuurdoeltypen bereiken, conform de kaders voor het GGOR en met inachtneming van de prioriteitsstelling voor en doelstellingen van Natura 2000-gebieden. Daarmee bereiken we voor de aangepakte arealen tenminste dat er één klasse verbetering - op de schaal van zeer ernstig tot niet verdroogd - zoals in het ILG-contract staat.
Beek- en kreekherstel x x
3.
Doel conform ‘Streefbeelden beken en kreken’ (2002), dan wel de ‘Streefbeelden KRW’ (2007) zodra deze vastgesteld zijn. Uitgangspunt ten aanzien van vispassages is een optimale landschappelijke en ecologische inpassing waarbij minimaal de migratiefunctionaliteit gewaarborgd is.
Verbetering waterkwaliteit x
Baggeren / bodemsanering onder voorwaarde dat: o WBB niet van toepassing is en er geen sprake is van onderhoudbaggeren o noodzakelijk voor beek- en kreekherstel, waarbij dit zowel inrichting van de beek (herstellen oude meanders, dempen oude tracé’s) als water(bodem-)kwaliteit (kwaliteitsbaggeren) van de beek/kreek kan betreffen.
x x x
Voorwaarde: waterberging welke invulling geeft aan de werknormen waterberging. Binnen EHS: Waterberging afgestemd op de natuurdoeltype. Bij afwijking van natuurdoeltype treedt waterschap in overleg met provincie. Buiten EHS: Waterberging wordt landschappelijk ingepast.
x
Volgt nog
4.
Regionale waterberging
5.
EVZ
Algemene randvoorwaarden x x x
Projecten voldoen aan voorwaarden pMJP-ILG en pMJP-Overige doelen (in opstelling). (Streek)Proces: rekening houden met andere belangen van zowel streek, provincie als overige overheden Watertoets: Maatregelen, projecten worden - minimaal - hydrologisch neutraal aangelegd.
Bepalingen Kosten x x x
Normkosten in de bestuursovereenkomst ILG zijn richtbedragen. Bij overschrijding van de normkosten op het niveau van ene project wordt overleg gevoerd met de provincie. Kosten die in aanmerking komen: alles wat nodig is voor het behalen van het primaire doel en niet onder een andre regeling valt Kosten voor andere doelen kunnen beperkt ‘meeliften’. Kosten voor (1) secundaire doelen die voor andere partijen essentieel zijn of (2) ondersteunende maatregelen die noodzakelijk zijn voor het primaire doel, zijn subsidiabel tot maximaal 5 à 10% van de totale subsidiabele kosten. Deze kosten zijn altijd onderhevig aan beoordeling.
Bijlage 4
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002874* Barcode: 07I002874 Onderwerp: Stand van zaken Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Sector en afdeling: SBO (Beleid) Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 19 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Startnotitie en zienswijze Aan het algemeen bestuur Inleiding Sinds 2005 loopt de Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer. Het waterschap heeft in de inspraaknotitie op de startnotitie voor de Planstudie begin 2005 de volgende bestuurlijke uitgangspunten ingebracht: Het waterschap draagt zowel in financiële als in personele zin bij aan deze planstudie. Beide varianten, de zoete en de zoute variant, dienen op een gelijkwaardige wijze te worden onderzocht. Er moet een alternatieve zoetwatervoorziening vanuit het Hollands Diep gerealiseerd worden als er gekozen wordt voor een zoute variant. Aandacht voor de consequenties voor het peilbeheer en de scheepvaart op de Mark en Vliet. Het waterschap participeert in de Planstudie en draagt 15% van de kosten bij. Op 11 januari 2007 stemde het Bestuurlijk Overleg Krammer Volkerak (BOKV) in met de volgende twee hoofdconclusies: (1) alleen met een zoute variant kunnen we de oorspronkelijke doelstellingen halen; (2) de zoute variant kan niet binnen de oorspronkelijke randvoorwaarden worden gerealiseerd. Daartoe dient er een aanvullende studie plaats te vinden. De staatssecretaris is hierover schriftelijk gerapporteerd. x De besluitvorming rond de zoetwatervoorziening loopt geheel parallel (oftewel gelijktijdig) met de besluitvorming over het vervolg op de Planstudie. x De conclusies en het advies zullen aan de staatssecretaris worden aangeboden; de brief aan de staatssecretaris zal eerst via een schriftelijke ronde aan de leden van het BOKV worden voorgelegd. x Na het gesprek met de staatssecretaris wordt een vergadering van het BOKV belegd. x De klankbordgroep wordt middels een brief geïnformeerd over de besluiten van het BOKV. Over bovenstaande bent u in uw AB vergadering van 4 april geïnformeerd. Op dat moment was nog niet duidelijk welke rol het BOKV zou spelen in het vervolg. De staatssecretaris heeft in antwoord op bovengenoemde BOKV brief besloten dat het BOKV ook voor het aanvullend onderzoek de rol vervult van initiatiefnemer voor projectnota/MER. Op 26 juni 2007 heeft het dagelijks bestuur ingestemd met een bijdrage van 15% in de kosten van het aanvullende onderzoek. Inmiddels is het vervolgonderzoek gestart. Het waterschap is direct betrokken naar de deelstudie om zoutindringing vanuit een zout Volkerak-Zoommeer tegen te gaan. Het is nog te vroeg om hiervan (voorlopige) resultaten te geven en hetzelfde geldt ook voor andere deelonderzoeken waarbij het waterschap niet betrokken is. Ook is het waterschap direct betrokken bij de brede discussie duurzame watervoorziening voor de landbouw die voorafgaand aan besluitvorming gevoerd moet worden. Binnenkort start deze discussie in West-Brabant.
Ook is een aanvulling op de startnotitie ten behoeve van het MER opgesteld (bijgevoegd). Deze zal van 5 november tot en met 17 december ter inzage liggen. De startnotitie is behandeld in het ambtelijk overleg (OKV) en zal in het BOKV van 2 november a.s. ter kennis name worden geagendeerd. Dit is zo gedaan vanwege tijdsdruk en omdat de aanvulling volledig gebaseerd is op de bestuurlijke samenvatting van de resultaten van de Planstudie tot nu toe, het projectvoorstel en de brief van het BOKV aan de staatssecretaris (deze stukken waren bijlage bij de AB nota voor 4 april). Het is de bedoeling het aanvullend onderzoek in maart 2008 af te ronden. Op 7 februari 2008 is een tussentijds BOKV voorzien en op 3 april 2008 zal het BOKV een besluit nemen over de resultaten. Vraagstelling Kennis te nemen van de stand van zaken met betrekking tot de Planstudie Waterkwaliteit VolkerakZoommeer. Strategie De strategie van het waterschap is erop gericht om beide alternatieven, zoet en zout, gelijkwaardig te laten onderzoeken. Dat is gebeurd en duidelijk is geworden dat het zoute alternatief de beste kansen biedt voor een oplossing, maar dat er nog problemen zijn – oplossing binnen de eerder vastgestelde randvoorwaarden is niet mogelijk – en risico’s. Op die conclusie wordt thans voortgebouwd in het vervolg van de Planstudie en het MER. Op uitdrukkelijke wens van het waterschap zijn besluitvorming over de uitkomsten van de Planstudie en over de landbouwwatervoorziening gekoppeld. Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De communicatie over de Planstudie wordt verzorgd vanuit het BOKV. Het waterschap maakt deel uit van de werkgroep die hiervoor is ingesteld. Advies: Het AB neemt kennis van de stand van zaken inzake de Planstudie Waterkwaliteit VolkerakZoommeer en stemt in met de voorgestelde zienswijze.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Aanvullende Startnotitie in het kader van de procedure voor de milieueffectrapportage
Versie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 1 van 15
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1.1 1.2 1.3
Waterkwaliteitsproblemen in het Volkerak-Zoommeer Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Een Aanvullende Startnotitie
2
Welke informatie is er tot nu toe verzameld?
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Context Referentiealternatief Alternatief Zoet Alternatief Zout Conclusies
3
Aanvullend onderzoek
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Noodzaak voor aanvullend onderzoek Zoutindringing vanuit het Volkerak-Zoommeer naar omliggende wateren Getijdendynamiek op het Volkerak-Zoommeer Waterberging op het Volkerak-Zoommeer Kosten-batenanalyse Zoetwatervoorziening voor de landbouw
4
Procedure en besluitvorming
4.1 4.2 4.3 4.4
Besluitvorming Betrokken partijen en instanties Procedure voor de milieueffectrapportage Informatie en inspraakmogelijkheden
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 2 van 15
1.
Inleiding
1.1
Waterkwaliteitsproblemen in het Volkerak-Zoommeer
Het Volkerak-Zoommeer kampt met ernstige waterkwaliteitsproblemen. Het ecosysteem functioneert niet goed en er is sprake van een jaarlijks terugkerende blauwalgenbloei. Deze algenbloei kan tot sterfte van andere soorten leiden en veroorzaakt grote overlast voor gebruikers en omwonenden. Rijkswaterstaat heeft de problematiek daarom onderzocht en een aantal oplossingsrichtingen verkend. Hieruit kwam een beperkt aantal kansrijke oplossingsrichtingen naar voren. Ook werd duidelijk, dat een structurele aanpak van de problematiek, alleen mogelijk is met ingrijpende maatregelen. De problematiek van het Volkerak-Zoommeer is van invloed op verschillende functies die het meer vervult. Daarom heeft het Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak (BOKV) het initiatief genomen de problematiek aan te pakken. De besluitvorming over de oplossingen is in handen van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, als waterstaatkundig beheerder van het VolkerakZoommeer. De gedeputeerde staten van de Provincie Zeeland is bevoegd om een besluit te nemen over het plan tot realisatie van een eventueel nieuw doorlaatmiddel naar de Oosterschelde. Beide overheden vormen het zogeheten bevoegd gezag.
In het BOKV zijn de volgende overheden vertegenwoordigd: x De ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; x De provincies Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant; x De waterschappen Brabantse Delta, Zeeuwse Eilanden en Hollandse Delta; x De gemeentes Tholen, Oostflakkee, Moerdijk, Reimerswaal, Schouwen Duiveland, Bergen op Zoom en Steenbergen Het BOKV heeft in 2004 in samenspraak met het Directoraat-Generaal Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het project ‘Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer’ gestart. Dit project heeft tot doel structurele oplossingen voor de problematiek in het Volkerak-Zoommeer te ontwikkelen, die op de lange termijn (2040) tot een duurzaam functionerend ecosysteem in het VolkerakZoommeer leiden. Omdat hiervoor ingrijpende maatregelen nodig zijn, die niet op korte termijn gerealiseerd kunnen worden, is besloten de problematiek in twee stappen aan te pakken. De eerste stap is er op gericht de blauwalgenproblematiek aan te pakken met maatregelen die zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande infrastructuur in het gebied, zoals spuisluizen. Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat er uiterlijk 2015 geen sprake meer is van overlast door blauwalgen in het Volkerak-Zoommeer. De oplossing voor de blauwalgenproblematiek moet passen binnen oplossing voor de langere termijn (2040). Dit is de tweede stap die leidt tot een definitieve oplossing voor de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer, waarbij sprake zal kunnen zijn van een duurzaam functionerend ecosysteem. 1.2
Planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer
In 2004 is een planstudie naar oplossingen voor de blauwalgenproblematiek gestart. Uit de verkenning van Rijkswaterstaat is gebleken, dat de alternatieven zogenaamde m.e.r.-plichtige maatregelen bevatten. Dit zijn maatregelen, waarover geen besluit genomen kan worden, zonder dat de procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.-procedure) is doorlopen. Deze procedure schrijft voor dat de effecten van de maatregelen in een Milieueffectrapport (MER) worden beschreven. De procedure kent ook vaste regels over inspraak en advies. De m.e.r.-procedure is in december 2004 officieel gestart met het uitbrengen van een startnotitie. In de startnotitie zijn twee alternatieven gepresenteerd, die de problematiek zouden kunnen oplossen. Het gaat om het Alternatief Zoet, waarbij het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld wordt met zoet water uit het Hollandsch Diep en het Alternatief Zout, waarbij het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld wordt met zout water uit de Oosterschelde. Beide alternatieven hebben als uitgangspunt, dat ze snel kunnen worden uitgevoerd, waarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt kan worden van bestaande kunstwerken. Bovendien mogen de alternatieven geen problemen veroorzaken op de omliggende wateren van het Volkerak-Zoommeer. De effectiviteit en de milieueffecten van de alternatieven zijn bepaald door ze te vergelijken met het Referentiealternatief, waarbij het huidige beheer in het gebied wordt voortgezet.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 3 van 15
Na het uitbrengen van de Startnotitie heeft inspraak plaatsgevonden: een ieder kon aangeven welke informatie in het MER opgenomen zou moeten worden. De Commissie voor de milieueffectrapportage is gevraagd advies te geven over de inhoud van het MER. Op grond hiervan heeft het bevoegd gezag in maart 2005 de Richtlijnen voor het MER vastgesteld. Hierin is aangegeven welke informatie het MER zou moeten bevatten om het milieubelang in de besluitvorming mee te kunnen wegen. In september 2005 is het onderzoek naar de effectiviteit en de milieueffecten van de alternatieven van start gegaan. Dit onderzoek is in december 2006 afgerond. Op grond hiervan is meer informatie naar voren gekomen over het oplossend vermogen van de alternatieven die in de Startnotitie zijn beschreven. Uit deze informatie blijkt, dat Alternatief Zoet de problematiek niet kan oplossen: de blauwalgenproblematiek blijft bestaan. Alternatief Zout kan de blauwalgenproblematiek wel het hoofd bieden. Dit alternatief brengt alleen wel negatieve effecten met zich mee, die moeten worden opgelost. Zo is er namelijk meer getijdenbeweging op het Volkerak-Zoommeer nodig om te voorkomen dat er overlast door andere algen ontstaat. Door de getijdenbeweging gaat het waterpeil op het Volkerak-Zoommeer meer variëren dan is afgesproken in het Interim Peilbesluit 1996. Bovendien leidt Alternatief Zout zeer waarschijnlijk tot meer zoutindringing op het Hollandsch Diep en het Haringvliet dan aanvankelijk was voorzien. Hierdoor voldoet het alternatief niet aan de uitgangspunten die aan het begin van de studie waren vastgesteld. Omdat de blauwalgenproblematiek in het Volkerak-Zoommeer opgelost moet worden, wil het BOKV meer zicht krijgen op het Alternatief Zout met een beperkte getijdendynamiek, hierna aangeduid als het Aangepaste Alternatief Zout. In overleg met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft het BOKV het initiatief genomen om aanvullend onderzoek te doen naar het Aangepaste Alternatief Zout. Dit onderzoek wordt naar verwachting in de eerste helft van 2008 afgerond. 1.3
Een Aanvullende Startnotitie
Het Aangepaste Alternatief Zout verschilt op een aantal punten duidelijk van het Alternatief Zout dat in 2004 is gepresenteerd. Het Aangepaste Alternatief Zout voldoet niet aan alle uitgangspunten die destijds zijn beschreven. Het BOKV wil daarom betrokkenen en belanghebbenden in staat stellen kennis te nemen van het Aangepaste Alternatief Zout en van het onderzoek dat hiernaar wordt gedaan. Daarom heeft het BOKV besloten om voorliggende Aanvullende Startnotitie uit te brengen. Deze Aanvullende Startnotitie beschrijft op hoofdlijnen de resultaten van het onderzoek dat tot nu toe is gedaan naar de alternatieven die in de Startnotitie in 2004 zijn gepresenteerd. Deze beschrijving komt aan de orde in hoofdstuk 2. Op basis van deze beschrijving wordt duidelijk dat alleen Alternatief Zout - zij het in aangepaste vorm - de potentie heeft om de problematiek op te lossen. Dit alternatief wordt daarom verder onderzocht. Hoofdstuk 3 beschrijft de contouren van het aanvullende onderzoek naar dit Aangepaste Alternatief Zout. Zowel de resultaten van het onderzoek dat tot nu toe is gedaan, als die van het aanvullende onderzoek dat in de komende periode wordt uitgevoerd, worden opgenomen in het Milieueffectrapport. Deze Aanvullende Startnotitie geeft aan welke informatie er ten behoeve van de besluitvorming wordt verzameld en vormt daarmee een aanvulling op de Startnotitie die in 2004 is verschenen. De Startnotitie, de Aanvullende Startnotitie en het Milieueffectrapport worden opgesteld in het kader van de procedure voor de milieueffectrapportage die voor het project Waterkwaliteit VolkerakZoommeer wordt doorlopen. Hoofdstuk 4 geeft toelichting op deze besluitvormingsprocedure. Op de Aanvullende Startnotitie is inspraak mogelijk: iedereen kan dus reageren op de inhoud van dit stuk. Hoofdstuk 4 geeft ook aan in welke periode inspraak mogelijk is en hoe er ingesproken kan worden.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 4 van 15
2.
Onderzoek naar alternatieven: welke informatie is er tot nu toe verzameld?
2.1
Context
Het Volkerak-Zoommeer heeft al jaren een slechte waterkwaliteit, met als gevolg een jaarlijks terugkerende, overmatige bloei van blauwalgen. De slechte waterkwaliteit wordt veroorzaakt doordat de West-Brabantse rivieren veel voedingsstoffen aanvoeren naar het meer, doordat er voedingsstoffen vrijkomen uit de bodem van het meer en doordat het water lang verblijft in het meer. Hierdoor vormt het Volkerak-Zoommeer een ideale broedplaats voor allerlei algen. Eén van die algen is de blauwalg. Deze zorgen voor stankoverlast, onveilig zwemwater en water dat minder geschikt is voor landbouwgebruik (wegens de blauwalgen moet de inname van water elke zomer worden gestaakt). Om de blauwalgenproblematiek op te lossen is de planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer opgezet. Het doel van deze planstudie is om zo snel mogelijk, maar uiterlijk in 2015, de waterkwaliteit in het Volkerak-Zoommeer zodanig te verbeteren, dat blauwalgenbloei geen overlast meer veroorzaakt op de gebruiksfuncties van het meer. In 2005 is een studie gestart naar mogelijke oplossingen voor deze problematiek. Er zijn in deze studie twee alternatieven onderzocht. Bij Alternatief Zoet wordt het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met zoet water uit het Hollandsch Diep. Alternatief Zout betreft het doorspoelen van het meer met zout water uit de Oosterschelde. Daarnaast is bekeken hoe de waterkwaliteit zich zal ontwikkelen wanneer het huidige beheer wordt voortgezet. Gezien de blauwalgenproblematiek is dit beheer continu in beweging en wordt bekeken of dit geoptimaliseerd kan worden met biologische beheersmiddelen en het zoveel mogelijk terugdringen van de belasting met voedingsstoffen. Deze situatie is het Referentiealternatief genoemd. Hoe is het onderzoek aangepakt? Er is met computermodellen bekeken wat de effecten zijn van de alternatieven op de algenbloei in het Volkerak-Zoommeer. De modellen brachten de invloed van waterbewegingen (stromingen, peilfluctuaties), weersinvloeden (wind, lichtinval, temperatuur), het zoutgehalte van het water, de aanwezigheid van voedingsstoffen en begrazing door mosselen op de groeiprocessen van (blauw)algen in beeld. Het resultaat is weergegeven in de concentratie van algen van het water, uitgedrukt in milligram chlorofyl per kubieke meter water. Naast de concentratie van de blauwalgen zijn de gevolgen van het gebruik van zoet water voor het Benedenrivierengebied en de gevolgen van een zout Volkerak-Zoommeer voor de Zuid-Hollandse en Brabantse rivieren in kaart gebracht. De modellen zijn door onafhankelijke deskundigen beoordeeld. Zij concludeerden dat dit een goede aanpak is en dat de resultaten voor de drie alternatieven betrouwbaar zijn. 2.2
Referentiealternatief
Bij het Referentiealternatief wordt het Volkerak-Zoommeer niet doorgespoeld zoals bij Alternatief Zoet en Alternatief Zout. Het gehalte aan voedingsstoffen in het meer wordt wel omlaag gebracht door een vermindering van de aanvoer van voedingsstoffen door de West-Brabantse rivieren en het Hollandsch Diep. Desondanks blijft het water in het Volkerak-Zoommeer zo voedselrijk, dat blauwalgenbloei blijft optreden. Kortom, bij het Referentiealternatief wordt het blauwalgenprobleem niet opgelost. 2.3
Alternatief Zoet
Bij Alternatief Zoet wordt er bij de Volkeraksluizen zoet water uit het Hollandsch Diep ingelaten. Hiermee wordt het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld, zodat het voedselgehalte in het meer omlaag gaat en de blauwalgen zich niet meer kunnen ontwikkelen in het meer. Het water in het Hollandsch Diep wordt ook gebruikt om de instroom van zout water uit de Noordzee via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan. Daarom kan er geen onbeperkte hoeveelheid zoet water worden ingelaten. Er kan dan te veel zout water vanuit zee naar het Benedenrivierengebied stromen, dat hierdoor verzilt. In de berekeningen is er van uitgegaan dat er maximaal 150 m3 zoet water per
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 5 van 15
seconde van het Hollandsch Diep naar het Volkerak-Zoommeer kan stromen. Het water stroomt weer weg via de Bathse Spuisluizen naar de Westerschelde en via de Krammersluizen naar de Oosterschelde. Onderstaande figuren geven de resultaten van het onderzoek weer. De figuren laten zien dat er van juni tot november blauwalgen in het Krammer-Volkerak en in het Zoommeer aanwezig zijn. De hoeveelheid voedingsstoffen kan met het doorspoelen dus niet zover naar beneden gebracht worden dat de blauwalgen volledig verdwijnen. Een aanvaardbare blauwalgenconcentratie ligt in de orde van 20 tot 30 milligram per kubieke meter water. In beide figuren laten een hogere concentratie zien. De blauwalgen verdwijnen dus niet, en de kans is groot dat er drijflagen ontstaan met de bijbehorende (stank)overlast.
Krammer-Volkerak
In het onderzoek is rekening gehouden met een wateraanvoer van maximaal 150 m3 zoet water per seconde. De kans is groot dat de grote rivieren in de zomermaanden te weinig zoet water aanvoeren om zowel de verzilting in het Benedenrivierengebied tegen te gaan als het VolkerakZoommeer door te spoelen. Dit leidt ertoe dat de doorspoeling van het Volkerak-Zoommeer dan tijdelijk stopgezet moet worden. De concentratie blauwalgen zal dan nog hoger worden dan in bovenstaande figuren is weergegeven. Alles overziende moet daarom geconcludeerd worden dat Alternatief Zoet niet effectief is: het blauwalgenprobleem kan niet opgelost worden door het Volkerak-Zoommeer met zoetwater door te spoelen. 2.4
Alternatief Zout
Bij dit alternatief wordt het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met zout water uit de Oosterschelde. De bedoeling is om het Volkerak-Zoommeer zover te verzilten, dat blauwalgen geen overlevingskansen meer hebben. Hiervoor moet het chloridegehalte van het water minstens 8 à 10 gram chloride per liter zijn. Net als bij het Referentiealternatief en Alternatief Zoet blijven de Brabantse rivieren zoet, voedselrijk water aanvoeren naar het meer. Bij de Volkeraksluizen wordt bovendien een beperkte zoetwaterstroom naar het Volkerak in stand gehouden, om te voorkomen dat er bij het schutten te veel zout water naar het Hollandsch Diep stroomt. Om het benodigde zoutgehalte te kunnen behalen, moet er daarom veel zout water worden aangevoerd. Het gaat om een aanvoer uit de Oosterschelde van 100 m3 zout water per seconde. Hiervoor moet er een nieuw doorlaatmiddel in de Philipsdam worden aangelegd, tussen de Krammersluizen en de Grevelingendam. Het water wordt weer afgevoerd via de Bathse Spuisluis naar de Westerschelde en via het nieuwe doorlaatmiddel naar de Oosterschelde. Bijgaande figuren geven de resultaten van de berekeningen weer. Zij geven een totaal ander beeld dan de resultaten van Alternatief Zoet. De blauwalgen zijn volledig verdwenen. In plaats daarvan komen verschillende soorten zoutwateralgen tot ontwikkeling. Deze geven echter geen overlast. Toch kan de concentratie van algen nog steeds hoog zijn. Dat komt omdat het water nog steeds relatief veel voedingsstoffen bevat. Mogelijk lukt het om organismen in het meer te krijgen die deze algen als voedsel gebruiken, zoals mosselen. Hierdoor kan de hoeveelheid algen afnemen.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 6 van 15
Krammer-Volkerak
Alternatief Zout leidt tot het gewenste effect: de blauwalgen verdwijnen. Er zitten wel wat haken en ogen aan dit alternatief. Het Volkerak-Zoommeer blijft een zeer voedselrijk meer. Er blijven dan ook veel andere soorten algen in het water aanwezig, de figuren laten dit ook zien. Er is een kans dat het hierbij onder andere om zoute plaagalgen gaat. Deze zijn momenteel nog niet in de Delta gesignaleerd, maar wel in het kustwater. De kans dat zich zoute plaagalgen in het Volkerak-Zoommeer vestigen kan sterk worden verkleind, door waterdynamiek toe te laten op het Volkerak-Zoommeer. Het gaat daarbij om meer stroming en peilfluctuaties. Hierdoor gaat het waterpeil op het VolkerakZoommeer meer variëren dan is afgesproken in het Interim Peilbesluit 1996. Het water uit het Volkerak-Zoommeer wordt momenteel onder andere gebruikt voor de beregening van omliggende landbouwgronden en het doorspoelen van sloten. Bij Alternatief Zout is het meer niet langer een zoetwaterreservoir en kan het water hier niet meer voor worden gebruikt. Er moet daarom een alternatieve aanvoer van zoetwater worden gezocht. Een ander probleem is, dat er bij het schutten van schepen in de Volkeraksluizen zout water het Hollandsch Diep en Haringvliet in stroomt. Dit probleem kan beperkt worden door de sluisdrempels aan te passen of luchtbellenschermen aan te leggen. Ook kan een beperkte zoetwaterstroom van het Hollandsch Diep in de richting van het Volkerak plaatsvinden. Bij lage afvoeren op de Rijn komt deze zoetwaterstroom echter in gevaar, waardoor het zoutgehalte op het Hollandsch Diep en Haringvliet zal stijgen. Het gevolg is dat de inname van water voor de drinkwatervoorziening vaker en langduriger moet worden gestaakt. Het zelfde verschijnsel doet zich voor op de Brabantse rivieren. Hier kan het probleem echter wel opgelost worden door de aanvoer van een beperkte, extra hoeveelheid zoet water. 2.5
Conclusies
Op basis van het onderzoek naar de alternatieven kunnen de volgende conclusies worden getrokken: x
Het Referentiealternatief lost de overlast door blauwalgen niet op, ondanks een aanzienlijke vermindering van de aanvoer van voedingsstoffen naar het meer.
x
Alternatief Zoet gaat uit van zoetwateraanvoer uit het Hollandsch Diep. De hoeveelheid water die naar het Volkerak-Zoommeer geleid kan worden is beperkt. Er moet in het Hollandsch Diep namelijk voldoende zoet water beschikbaar blijven om de zoutindringing vanuit zee via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan. In de zomermaanden kunnen lage waterstanden in de Rijn de voor het Volkerak-Zoommeer beschikbare zoetwateraanvoer verder beperken. Wanneer uitgegaan wordt van de grootst mogelijke zoetwateraanvoer naar het Volkerak-Zoommeer lukt het niet de blauwalgen te verdrijven. Alternatief Zoet lost het probleem van de blauwalgen dus niet op.
x
Alternatief Zout gaat uit van het doorspoelen van het Volkerak-Zoommeer met zout water. Dit alternatief leidt wel tot het gewenste effect: de blauwalgen verdwijnen wanneer het meer met zout water wordt doorgespoeld. Dit alternatief heeft wel een aantal ongewenste neveneffecten.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 7 van 15
De maatregelen die nodig zijn om deze effecten tegen te gaan voldoen niet aan alle randvoorwaarden en uitgangspunten, die in de Startnotitie uit 2004 zijn genoemd: o Om voldoende zout water aan te kunnen voeren moet de bestaande infrastructuur toch worden aangepast. Dit leidt tot veel hogere kosten dan aanvankelijk was voorzien. o Er zal vanuit het Volkerak-Zoommeer bij lage rivierstanden zout kunnen binnendringen in het Hollandsch Diep en Haringvliet. Hierdoor wordt een aangrenzend watersysteem met een probleem geconfronteerd. Mogelijk moet hierdoor de inname van zoet water vaker worden gestaakt. Dit is in strijd met de uitgangspunten. Dezelfde problematiek geldt voor de Brabantse rivieren. o Om te voorkomen dat zich andere plaagalgen vestigen in het Volkerak-Zoommeer, wordt voorgesteld om meer getijdendynamiek op het meer toe te laten. terwijl afgesproken was dat dit niet zou gebeuren. Hierdoor ontstaan grotere peilfluctuaties, dan nu op basis van het Interim Peilbesluit 1996 zijn toegestaan. Dit alternatief kan daarom niet zondermeer worden uitgevoerd. Om meer zicht te krijgen op de mogelijke consequenties van Alternatief Zout wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 8 van 15
3
Aanvullend onderzoek naar Alternatief Zout
3.1
Noodzaak voor aanvullend onderzoek
Het onderzoek dat in hoofdstuk 2 op hoofdlijnen is beschreven, wordt opgenomen in het Milieueffectrapport. Uit het onderzoek blijkt dat een zout Volkerak-Zoommeer de meeste kans biedt dat de gewenste waterkwaliteit wordt bereikt. Het BOKV is echter van mening, dat er meer informatie over Alternatief Zout nodig is om een beslissing over de te treffen maatregelen te kunnen nemen. Het gaat daarbij om: x Zoutindringing vanuit het Volkerak-Zoommeer naar omliggende wateren x Getijdendynamiek op het Volkerak-Zoommeer x Waterberging op het Volkerak-Zoommeer x Baten van een schoon , zout Volkerak-Zoommeer x Zoetwatervoorziening voor de landbouw Dit hoofdstuk geeft een korte beschrijving van deze onderwerpen. Het onderzoek geeft aan welke voorwaarden er aan Alternatief Zout worden gesteld op het gebied van waterkwaliteit, ecologische ontwikkelingen, scheepvaart en waterberging. Op grond daarvan wordt Alternatief Zout aangepast. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de gevolgen van de klimaatverandering die steeds duidelijker zichtbaar worden. Het onderzoek richt zich niet alleen op het Volkerak-Zoommeer, maar ook op de omgeving hiervan. Hiermee ontstaat zicht op de effecten van de toekomstige inrichting van het Volkerak-Zoommeer op de aangrenzende wateren in de Delta. Naar verwachting komen de resultaten van de vervolgonderzoeken in het eerste kwartaal van 2008 beschikbaar. De onderzoeksresultaten worden opgenomen in het milieueffectrapport. Op basis hiervan kan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat een zorgvuldig afgewogen besluit nemen over de toekomst van het Volkerak-Zoommeer. 3.2
Zoutindringing vanuit het Volkerak-Zoommeer naar omliggende wateren
Wanneer het Volkerak-Zoommeer zout wordt, kan er via de scheepvaartsluizen makkelijk zout water naar de omliggende zoete wateren stromen. Het gaat zowel om het Benedenrivierengebied als de Brabantse rivieren. Dit is ongewenst en moet zoveel mogelijk worden voorkomen. In het onderzoek wordt vastgesteld wat de meest (kosten)effectieve methoden zijn om de zoutindringing tegen te gaan. Hiervoor wordt de effectiviteit van luchtbellenschermen en verhogingen (drempels) in de sluiskolken onderzocht. Ook wordt aandacht besteed aan het creëren van een zoetwaterstroming door de sluiskolken, die tegendruk biedt tegen het zoute water. Voor elk van deze maatregelen wordt de zoutbelasting van de omliggende zoete wateren uitgerekend. Op grond hiervan wordt bepaald of het zoutgehalte van het water (tijdelijk)zo hoog wordt, dat er enige tijd geen water ingenomen kan worden voor de drinkwaterbereiding of voor de landbouw. Tenslotte wordt samen met betrokken partijen in de regio bekeken hoe de gevolgen van deze extra verzilting kunnen worden weggenomen, of zoveel mogelijk beperkt. Voor het Benedenrivierengebied kan dit bijvoorbeeld door aanvoer van zoet water vanaf een locatie die niet aan verzilting onderhevig is, door de inzet van regionaal beschikbaar zoet water of eventueel door het ontzilten van het ter plekke beschikbare oppervlaktewater. In de Brabantse rivieren kan de verzilting worden beperkt door extra zoet water uit het Hollandsch Diep, de Bergsche Maas of de Amer via de Mark en de Vliet aan te voeren, waarmee het zouter geworden water wordt verdund. Wellicht draagt dit ook bij aan het verbeteren van de waterkwaliteit in het West-Brabantse kanalen- en rivierenstelsel. De inzet van regionaal beschikbaar zoet water en mogelijkheden van ontzilting van ter plaatse beschikbaar oppervlaktewater worden ook voor West-Brabant onderzocht. 3.3
Getijdendynamiek op het Volkerak-Zoommeer
Het doorspoelen van het Volkerak-Zoommeer met zout water lost de problematiek van de blauwalgen op. Er moet wel worden voorkomen dat er geen overlast door andere algen ontstaat. Dit kan door getijdendynamiek op het Volkerak-Zoommeer toe te laten. Hiervoor zijn doorlaatmiddelen nodig.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 9 van 15
De vraag is welke getijdendynamiek op het Volkerak-Zoommeer nodig is om de gewenste ecologische kwaliteit te bereiken. Afhankelijk hiervan kan de capaciteit van de doorlaatmiddelen bepaald worden. Het toelaten van getijdendynamiek leidt tot variaties in het waterpeil en stromingen. Over de peilen op het Volkerak-Zoommeer is een aantal afspraken gemaakt. Volgens het interim-peilbesluit van 1996 mag de waterstand variëren tussen NAP+0,15 en NAP-0,10 meter, mede met het oog op de afwatering van aangrenzende gebieden. De effecten van de getijdendynamiek op de waterafvoer van West-Brabant zullen daarom worden onderzocht. In het Tractaat met België is ten behoeve van de bevaarbaarheid van de Schelde-Rijn Verbinding vastgelegd dat de waterstand niet boven NAP+0,50 en niet beneden NAP-1,0 meter mag komen. Daarom worden de effecten van getijdendynamiek op de scheepvaart op de Schelde-Rijn Verbinding onderzocht. Er wordt bekeken of er onder de verwachte omstandigheden nog steeds een vlotte en veilige doorvaart mogelijk blijft. 3.4
Waterberging op het Volkerak-Zoommeer
In de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier is vastgelegd, dat er in tijden van extreme hoogwaterafvoer op de Rijn en de Maas rivierwater wordt geborgen op het VolkerakZoommeer. Het water wordt ingelaten via de Volkeraksluizen. Hierdoor gaat het waterpeil op het Volkerak-Zoommeer tijdelijk omhoog. Als het hoogwater voorbij is, wordt het water weer teruggespuid naar het Hollandsch Diep. Het overtollige water kan ook via een nieuw doorlaatmiddel in de Philipsdam naar de Oosterschelde wordt afgevoerd. In 2008 start voor de waterberging op het Volkerak-Zoommeer een afzonderlijke planstudie/m.e.r.-procedure. Het waterpeil op het Volkerak-Zoommeer kan ook stijgen bij overvloedige regenval. Om te voorkomen dat delen van West-Brabant onder water lopen, moet het water tijdig worden afgevoerd. Een deel van het water wordt afgevoerd via de Bathse Spuisluis. Aangezien deze sluis onvoldoende capaciteit heeft, worden de Krammersluizen ingezet als extra spuisluis. Dit is geregeld in het Waterakkoord Volkerak-Zoommeer. De Krammersluizen zijn echter niet gebouwd als spuisluis en kunnen door het spuien beschadigd raken. Het ligt daarom voor de hand te bezien of een nieuw doorlaatmiddel ook een rol kan spelen bij de berging en afvoer van water van de grote rivieren en het afvoeren van water in perioden van wateroverlast. Als het water via een nieuw doorlaatmiddel naar de Oosterschelde wordt afgevoerd, kan de peilopzet door waterberging op het Volkerak-Zoommeer beperkt blijven door vooraf het peil te verlagen, of kan er meer water worden geborgen. 3.5
Baten van een schoon, zout Volkerak-Zoommeer
Een zout Volkerak-Zoommeer, met een dynamiek die leidt tot een duurzaam goede ecologische kwaliteit, biedt voordelen voor omliggende gemeenten en bedrijven. Het kan weer aantrekkelijk zijn om aan het water te wonen. De waterkwaliteit vormt geen belemmering meer om woonwijken aan het water te bouwen. Ook de recreatie op en langs een schoon Volkerak-Zoommeer kan zich weer ontwikkelen, met positieve gevolgen voor het gebruik van jachthavens, recreatieterreinen, horecavoorzieningen etc. Mosselvissers kunnen het Volkerak-Zoommeer gebruiken voor het kweken van mosselen. In samenwerking met de betrokken partijen worden deze ontwikkelingen uitgewerkt en de economische baten voor de verschillende sectoren in beeld gebracht. De uitkomsten van dit onderzoek worden opgenomen in de kosten-batenanalyse die samen met het milieueffectrapport wordt opgesteld. 3.6
Zoetwatervoorziening voor de landbouw
Bij het doorspoelen van het Volkerak-Zoommeer met zout water, kan het water niet meer gebruikt worden in de landbouw voor het doorspoelen en beregenen. Daarom zijn de opbrengstenderving voor de landbouw en de kosten voor alternatieve aanvoer van zoet water in kaart gebracht. Momenteel wordt de zogeheten Brede discussie duurzame zoetwatersituatie voor de landbouw gevoerd. Hierin wordt per regio met betrokken partijen besproken hoe de landbouw kan worden voortgezet bij een zout Volkerak-Zoommeer. De bedoeling is uit te komen op een gedeeld inzicht over de meest wenselijke ontwikkeling in het gebied, mede gelet op de haalbaarheid en betaalbaarheid daarvan. In de discussie wordt gebruik gemaakt van de resultaten van het
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 10 van 15
onderzoek naar zoutindringing, opbrengstenderving voor de landbouw en de kosten voor alternatieve aanvoer van zoet water. Op Tholen en Sint Philipsland is deze discussie reeds gevoerd. De uitkomst is dat betrokken partijen kansen zien voor een zoetwatervoorziening voor de landbouw vanuit het Hollandsch Diep via West Brabant. Door de deelnemers aan de discussie is een voorstel opgesteld voor gezamenlijke financiering van de investering die hiervoor benodigd is. De zoetwatervoorziening moet gerealiseerd zijn, voordat het Volkerak-Zoommeer zout wordt. Momenteel wordt een vergelijkbare discussie gevoerd in Noordwest Brabant. De bedoeling is om deze discussie de eerste helft van 2008 af te ronden. Op basis van de resultaten van de discussies, de kosten-batenanalyse en het onderzoek naar aanvoer van zoet water en ontziltingsmethoden kan een verantwoord besluit over haalbare alternatieven voor de voorziening van zoet water voor de landbouw in de regio’s Tholen, Sint Philipsland, West-Brabant, Reigersbergse Polder en Overflakkee worden genomen (voor dit laatste gebied wordt aangenomen dat vooral via het hier ontwikkelde Krekenplan de oplossing wordt gevonden voor de zoetwateraanvoer).
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 11 van 15
4
Procedure en besluitvorming
4.1
Besluitvorming
In de Startnotitie die in 2004 is gepubliceerd zijn de eerste contouren geschetst van alternatieven die de blauwalgenproblematiek aanpakken. Onderzoek heeft uitgewezen, dat de alternatieven uit 2004 niet voldoen. Alternatief Zoet blijkt de problematiek helemaal niet op te kunnen lossen, en Alternatief Zout moet aangepast worden. Deze Aanvullende Startnotitie beschrijft het onderzoek dat uitgevoerd wordt naar het Aangepaste Alternatief Zout. Het onderzoek is erop gericht om besluitvorming over de alternatieven mogelijk te maken. Deze besluitvorming richt zich onder andere op het wijzigen van het waterbeheer en mogelijk ook van de inrichting en infrastructuur van het Volkerak-Zoommeer. Hierover kan geen besluitvorming plaatsvinden zonder dat de effecten van de verschillende alternatieven zijn beschreven in een Milieueffectrapport (MER). Bovendien moet de procedure voor de milieueffectrapportage worden doorlopen.
M.e.r.-plichtige besluiten in relatie tot de planstudie Waterkwaliteit Volkerak Zoommeer 1.
De uitvoering van werken voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden die niet tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen (Categorie C 19.2 van het Besluit milieueffectrapportage). M.e.r.-plicht geldt in de gevallen waarin het meerjarig gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken meer dan 2.000 miljoen kubieke meter per jaar bedraagt en de hoeveelheid overgebracht water 5% van dit debiet overschrijdt. Het m.e.r-plichtige besluit is het besluit van de waterstaatkundig beheerder.
2.
Voor de wijziging of uitbreiding van een zee- of deltadijk om een nieuw doorlaatmiddel naar de Oosterschelde te realiseren geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht (Categorie D 12.1 van het Besluit milieueffectrapportage) voor de goedkeuring door gedeputeerde staten van het plan bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wet op de waterkering.
4.2
Betrokken partijen en instanties
Er zijn verschillende partijen op formele wijze betrokken in de m.e.r.-procedure. Initiatiefnemer De initiatiefnemer is degene die een activiteit wil ondernemen. Deze rol wordt vervuld door het Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het opstellen van de startnotitie en het MER. Bevoegd Gezag Het bevoegd gezag is de overheidsinstantie, die bevoegd is om over het voornemen van de initiatiefnemer een besluit te nemen. De besluitvorming over de overbrenging van water tussen stroomgebieden is in handen van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, als waterstaatkundig beheerder van het Volkerak-Zoommeer. De gedeputeerde staten van de provincie Zeeland is bevoegd om een besluit te nemen over het plan tot realisatie van een eventueel nieuw doorlaatmiddel naar de Oosterschelde. Hiervoor geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Wanneer hiervoor een MER opgesteld moet worden, zal de minister van Verkeer en Waterstaat als coördinerend bevoegd gezag optreden. Commissie voor de milieueffectrapportage Het bevoegd gezag wordt bij haar besluiten geadviseerd door de onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.). Deze commissie van deskundigen adviseert het bevoegd gezag over de richtlijnen waar het MER aan moet voldoen. In tweede instantie adviseert de Commissie m.e.r. over de juistheid en volledigheid van het MER. Daartoe toetst zij het MER aan de richtlijnen voor het MER en aan de wettelijk eisen waaraan een MER moet voldoen. De commissie betrekt de reacties van insprekers bij haar adviezen.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 12 van 15
Wettelijke Adviseurs De wettelijke adviseurs adviseren het bevoegd gezag over de richtlijnen voor het MER en nadat het MER gereed is over de inhoud ervan. De wettelijke adviseurs in de m.e.r.-procedure zijn de VROMInspecteur en de directeuren van de betrokken beleidsdirecties van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Insprekers De m.e.r.-procedure voorziet in inspraak, waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op de plannen. De eerste inspraakperiode volgde op de publicatie van de startnotitie in 2004. Bij publicatie van deze Aanvullende Startnotitie is opnieuw inspraak mogelijk. Het is hierbij voor een ieder mogelijk zijn visie naar voren te brengen en voorstellen te doen voor onderwerpen, die in het MER aan de orde moeten komen. De volgende periode van inspraak volgt op de publicatie van het MER. Dan kunnen de insprekers hun mening geven over de inhoud van het MER. Het Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat coördineert namens het bevoegd gezag de inspraakprocedure.
4.3
Overzicht van de procedure voor de milieueffectrapportage
Deze planstudie doorloopt de procedure voor de milieueffectrapportage. Deze procedure bestaat uit een aantal fasen. Voorbereiding en start De m.e.r. procedure Volkerak-Zoommeer is officieel van start gegaan met het uitbrengen van de startnotitie in 2004. Hierin gaf de initiatiefnemer aan het voornemen te hebben maatregelen te treffen om de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer te verbeteren. Ten behoeve hiervan heeft al een verkenning van de contouren van mogelijke alternatieven plaatsgevonden, zodat duidelijk wordt waar de studie zich op gaat richten. Na de publicatie van de startnotitie was er de gelegenheid te reageren op de inhoud van de startnotitie. Het bevoegd gezag heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage gevraagd advies uit te brengen over de richtlijnen, die aangeven welke informatie het MER moet bevatten. Het bevoegd gezag heeft ook de wettelijke adviseurs gevraagd hierover te adviseren. Op basis van de startnotitie, de inspraakreacties en de ontvangen adviezen heeft het bevoegd gezag richtlijnen vastgesteld, die aangeven welke onderwerpen in het MER moeten worden uitgewerkt. Het onderzoek dat tot nu toe is gedaan geeft een ander zicht op de alternatieven die in de Startnotitie zijn beschreven. Daarom is, in aanvulling op de Startnotitie uit 2004 voorliggende Aanvullende Startnotitie opgesteld. Hierin is aangeduid welke alternatieven geen oplossing kunnen bieden en hoe het overgebleven alternatief aangepast zou moeten worden. Er is aangegeven welk onderzoek noodzakelijk is om hierover besluiten te kunnen nemen. Na publicatie van deze Aanvullende Startnotitie vindt er opnieuw inspraak en advies plaats en zal het bevoegd gezag Aanvullende Richtlijnen voor het MER vaststellen. Planvorming en onderzoek De initiatiefnemer onderzoekt mogelijke oplossingsrichtingen en hun effecten. De resultaten hiervan worden beschreven in het MER. Ook wordt de kosten-batenanalyse opgesteld. Het MER wordt vervolgens door de initiatiefnemer voorgelegd aan het bevoegd gezag, die kan bepalen of het MER voldoet aan de gestelde eisen. Als het bevoegd gezag het MER aanvaard heeft, wordt het rapport samen met de voorgenomen besluiten gepubliceerd. Er wordt naar gestreefd het MER en de voorgenomen besluiten medio 2008 te publiceren. Aansluitend vindt opnieuw een periode van inspraak en advies plaats. Insprekers kunnen schriftelijk of mondeling hun mening geven over de inhoud van het MER en de voorgenomen besluiten. Aan de Commissie voor de milieueffectrapportage en de wettelijke adviseurs wordt gevraagd een advies uit te brengen over de inhoud van het MER. Besluitvorming en realisatie In de derde fase staat de besluitvorming over de te nemen maatregelen centraal. Het bevoegd gezag zal bij deze besluitvorming de inspraakreacties en de ontvangen adviezen betrekken. De besluiten staan nog open voor bezwaar en beroep. Als de besluiten definitief zijn, kan tot daadwerkelijke realisatie van het gekozen alternatief worden overgegaan.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 13 van 15
In schema ziet de procedure er als volgt uit.
Voorbereiding en start
Verkenning Opstellen en publiceren Startnotitie Inspraak en advies Opstellen van Richtlijnen voor het MER
Besluitvorming en realisatie
Planvorming en onderzoek
Start planvorming en onderzoek naar effecten
4.4
Opstellen en publiceren Aanvullende Startnotitie Inspraak en advies Opstellen van Aanvullende Richtlijnen voor het MER Vervolg planvorming en onderzoek naar effecten Opstellen en publiceren MER en voorgenomen besluiten Inspraak en advies over het MER en voorgenomen besluiten Bestuurlijk overleg Besluitvorming Bezwaar en beroep Realisatie van het gekozen plan
Informatie en inspraakmogelijkheden
Informatie Meer informatie over het project ‘Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer’ is te vinden op het internet. Het adres is www.volkerakzoommeer.nl Het is ook mogelijk contact op te nemen met de projectorganisatie ‘Waterkwaliteit VolkerakZoommeer’. Dit kan via Rijkswaterstaat Zeeland, telefoonnummer 0118-622227. Hier kan tevens een exemplaar van de Aanvullende Startnotitie worden aangevraagd. Inspraakmogelijkheden Deze startnotitie ligt van 5 november 2007 tot en met 17 december 2007 ter inzage op de volgende plaatsen: x de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; x de provinciehuizen van de provincies Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant; x de kantoren van de waterschappen Brabantse Delta, Zeeuwse Eilanden en Hollandse Delta; x de gemeentehuizen van de gemeenten Tholen, Oostflakkee, Moerdijk, Reimerswaal, Schouwen Duiveland, Bergen op Zoom en Steenbergen [Hoekse Waard, Voorne Putten, Dordrecht, Rotterdam]; x de vestigingen van de openbare bibliotheken in genoemde gemeenten. Het is tot en met 17 december 2007 mogelijk schriftelijk te reageren op deze startnotitie. Deze reacties kunnen worden gericht aan: Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer Postbus 30316 2500 GH Den Haag
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 14 van 15
Het is ook mogelijk te reageren op de internetsite van het Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat; het adres hiervan is: www.inspraakvenw.nl Op 6 december 2007 vindt er een informatiebijeenkomst over de startnotitie plaats. Deze wordt gehouden in Restaurant Grevelingen in Bruinisse, tussen 19.30 en 22.00 uur. Tijdens deze bijeenkomst kunt u meer informatie krijgen over de inhoud van deze Aanvullende Startnotitie. Ook kunt u desgewenst ter plekke uw schriftelijke reactie op de Aanvullende Startnotitie opstellen en indienen bij vertegenwoordigers van het Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat die op deze bijeenkomst aanwezig zijn.
Aanvullende Startnotitie Volkerak-Zoommeerversie 3 oktober 2007 commentaar OKV en KBG
pag 15 van 15
Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Barcode
: : : *07U007397* :
Behandeld door Doorkiesnummer Datum Verzenddatum
: de heer P. Polak : 076 - 5641475 : 24 oktober 2007 :
*07U007397*
Onderwerp: zienswijze ten behoeve van inspraakprocedure Geachte heer/mevrouw Het waterschap Brabantse Delta heeft kennis genomen van de aanvullende Startnotitie in het kader van de procedure voor de milieueffectrapportage van de planstudie Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer. Zoals uit de startnotitie blijkt, worden de volgende aspecten nader onderzocht. Het betreft: 1. zoutindringing vanuit het Volkerak-Zoommeer naar omliggende wateren; 2. getijdendynamiek op het Volkerak-Zoommeer; 3. waterberging op het Volkerak-Zoommeer; 4. baten van een schoon, zout Volkerak-Zoommeer; 5. zoetwatervoorziening voor de landbouw. Over de te onderzoeken aspecten wil het waterschap het volgende onder uw aandacht brengen: 1. Zoutindringing vanuit het Volkerak-Zoommeer naar omliggende wateren Als het Volkerak-Zoommeer zout wordt, moeten de sluizen bij Dintelsas en Benedensas gesloten worden om te voorkomen, dat er te veel zoutindringing plaatsvindt. Hierdoor moet het schutbedrijf in werking gesteld worden, waardoor personele bezetting van de sluizen nodig is. Voor de financiële gevolgen hiervan acht het waterschap het rijk verantwoordelijk. Zoutindringing vindt ook plaats door het schutten van schepen bij de riviermondingen bij Dintelsas en Benedensas. Het waterschap staat op het standpunt, dat er op kosten van het rijk maatregelen bij de sluizen genomen dienen te worden om de zoutindringing zo beperkt mogelijk te laten. Eveneens dient onderzocht te worden welke aanvullende maatregelen er getroffen moeten worden om de nadelige gevolgen voor de zoetwatervoorziening ten behoeve van peilbeheer en beregening in de aangrenzende polders van het Mark-Vliet systeem op te heffen. Daarnaast wordt de Binnenschelde verzilt doordat peilbeheer plaatsvindt door water uit het Zoommeer in de Binnenschelde te pompen. Onderzocht dient te worden welke gevolgen dit heeft voor de waterkwaliteit en de blauwalgenproblematiek van de Binnenschelde. 2. Getijdendynamiek op het Volkerak-Zoommeer Als er meer getijdendynamiek ingesteld gaat worden op het Volkerak-Zoommeer heeft dit gevolgen voor de waterhuishouding van West-Brabant. Aan dit aspect dient in de planstudie aandacht besteed te worden naar de gevolgen van de getijdendynamiek en of er maatregelen getroffen moeten worden om de mogelijke nadelige effecten hiervan te compenseren. Ook deze maatregelen moeten volgens het standpunt van het waterschap op kosten van het rijk uitgevoerd te worden.
3. Zoetwatervoorziening voor de landbouw Ten behoeve van het peilbeheer, beregening en watervoorziening voor ecologische functies is het van groot belang, dat de zoetwatervoorziening voor het westelijk deel van West-Brabant gegarandeerd wordt. De Mark en Vliet staan momenteel in open verbinding met het Volkerak-Zoommeer. Hierdoor kan het Mark-Vliet systeem voorzien worden van zoet water vanuit het Volkerak-Zoommeer. Daarnaast worden de Polders van Nieuw-Vossemeer en de Auvergnepolder via inlaatduikers vanuit het VolkerakZoommeer voorzien van zoet water. Als het Volkerak-Zoommeer zout wordt, vervalt deze mogelijkheid. Het waterschap staat op het standpunt, dat er op kosten van het rijk een alternatieve zoetwateraanvoer gerealiseerd moet worden voordat het Volkerak-Zoommeer zout wordt.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-2-
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002824* Barcode:: *07I002825* Onderwerp: Voorstel KRW maatregelen 2010 t/m 2015/StaVaZa IP7910 Sector en afdeling: SBO Beleid Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 20 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: rapport “Samen Sterk Voor Gezond Water” en de Brochure Samen Sterk voor Gezond Water – Kaderrichtlijn Water opgave 2010 t/m 2015 Aan het algemeen bestuur Inleiding Op 28 juni 2006 heeft het AB ingestemd met de strategie om maatregelen te selecteren voor het voldoen aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn water. De maatregelen zullen worden opgenomen in het waterbeheerplan voor de periode 2010 t/m 2015 en de stroomgebiedbeheerplannen voor Maas en Schelde. Het selecteren van de maatregelen en het opstellen van de nieuwe waterplannen maakt onderdeel uit van het IP project 7910 (KRW, waterbeheerplan en beheerplan waterkeringen). In het AB van 27 juni 2007 is het AB geïnformeerd over de voortgang. In die vergadering heeft het AB besloten om het bestaande Beheerplan Waterkeringen 2004 – 2008 geldig te houden en een actieprogramma op te stellen voor het overgangsjaar 2009. Tevens heeft het AB de bestuurlijke kalender voor 2007 t/m 2009 goedgekeurd. Inmiddels is fase 3 van het kaderrichtlijn water proces conform planning afgerond. In een participatief gebiedsproces waaraan overheden, terreinbeheerders en belangenorganisaties hebben deelgenomen zijn kansrijke maatregelen geselecteerd voor de eerste stroomgebiedbeheerplannen. Afgesproken is dat elke partij een besluit neemt over de verdere uitwerking van die maatregelen waarvoor zij wettelijk gezien verantwoordelijk is. In deze nota worden de maatregelen voor het waterschap gepresenteerd en voorgelegd ter goedkeuring. Het betreft een voorlopige goedkeuring omdat er nog een Maas en Schelde brede bestuurlijke afstemming zal plaatsvinden tot maart 2008 en de concept waterplannen eind 2008 ter inzage zullen worden gelegd (formele inspraakprocedure). Een definitieve beslissing over het maatregelpakket wordt genomen in december 2009. Voorafgaand aan de AB vergadering van 5 december wordt het onderwerp besproken op het thema AB van 15 november 2007. Vraagstelling Stemt het AB in met het voorgestelde maatregelpakket voor de kaderrichtlijn water (planperiode 2010 t/m 2015) ter nadere uitwerking in het nieuwe waterbeheerplan en ter opname in de stroomgebiedbeheerplannen voor respectievelijk Maas en Schelde? Strategie Criteria voor de selectie van maatregelen Om kansrijke maatregelen te selecteren voor het realiseren van de doelen zijn de volgende criteria gehanteerd: 1. Duurzaam: a. Een brongerichte aanpak verdient de voorkeur boven ‘end-of-pipe’ maatregelen; b. Eenmalige (kostbare) maatregelen met een langetermijn rendement (lees: gunstige maatschappelijke kosten-baten verhouding) verdienen de voorkeur boven periodiek terugkerende ingrepen. Deze terugkerende ingrepen kunnen voor een hoge kostenpost op langere termijn zorgen. c. Maatregelen die het zelf-regulerend vermogen van watersystemen vergroten (lees: de natuur zelf het werk laten doen) verdienen de voorkeur.
d.
2. 3.
4. 5.
Voorkomen van nieuwe onomkeerbare hydromorfologische ingrepen tenzij er zwaarwegende redenen zijn van verbetering van de kwaliteit van het bredere leefmilieu en/of maatschappelijke belangen (zoals verwoord in artikel 4 van de kaderrichtlijn). Niet afwentelen van problemen op andere deelgebieden, partners of toekomstige generaties. Kosten-effectief. Dit is geen doel op zichzelf; inzet is zoveel mogelijk te komen tot duurzame oplossingen met een gunstige maatschappelijke kosten-baten verhouding op de lange termijn. Maatregelen die hoog scoren op alle drie de criteria verdienen daarom de voorkeur. Synergie: maatregelen die meerdere doelen (KRW, Waterbeheer 21e eeuw, Natura 2000) dienen verdienen de voorkeur boven maatregelen die ‘slechts’ op een doel zijn gericht. Haalbaar en betaalbaar: maatschappelijk aanvaardbare lasten en een evenwichtige inzet van de betrokken overheden/waterbeheerders.
De geselecteerde maatregelen zijn vergeleken met de voorstellen uit andere deelgebieden in de stroomgebieden van Maas en Schelde. Voorstel van maatregelen De voorgestelde maatregelen voor rijk, provincie, waterschap en gemeenten zijn beschreven en onderbouwd in het rapport Samen Sterk voor Gezond Water – Voorstel voor kaderichtlijn water maatregelen (2010 t/m 2015) voor het deelgebied Brabant-West. Het rapport is als bijlage toegevoegd. De brochure vat het rapport samen. Dit advies heeft alleen betrekking op de maatregelen waarvoor het waterschap verantwoordelijk is. Chemie – prioritaire stoffen De prioritaire stoffen zijn stoffen die het meest gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Europa stelt hiervoor de normen vast. Voor het realiseren van de chemische doelen zal het lastig zijn om de komende jaren verdere voortgang te boeken. Dit hangt samen met het diffuse karakter van de bronnen, de inspanningen die buurlanden als België en Frankrijk zullen treffen en de vraag of de Internationale Maas en Schelde Commissies erin zullen slagen normen, doelen en maatregelen op elkaar af te stemmen en het nationale/Europese (producten)beleid. Wat betreft normoverschrijdingen voor de prioritaire stoffen gaat het in het deelgebied Brabant-West waarschijnlijk (de concept normen zijn immers nog niet definitief vastgesteld) om zware metalen (nikkel en cadmium) en een beperkt aantal gewasbeschermingsmiddelen (atrazine, lindaan en diuron). Tenslotte is tributyltin in een waterlichaam (Mark-Vliet) een knelpunt (meetcijfers uit de periode 2000 tot eind 2005). Atrazine, lindaan en diuron zijn middelen die inmiddels verboden zijn. Ze breken echter moeilijk af in water waardoor het enige jaren kan duren voordat de normen worden gehaald. Voor nikkel betreft het een zeer lichte normoverschrijding in een viertal waterlichamen. Voor cadmium wordt de norm overschreden in een achttal waterlichamen. Er is geen specifieke regionale oorzaak bekend. Deels kan de normoverschrijding te maken hebben met natuurlijke achtergrondwaarden (in relatie tot zuurgraad van de ondergrond). Voor beide metalen is het Europese normstellingtraject nog niet volledig afgerond. Vanuit de bodem kan op termijn via de interactie grondwater-oppervlaktewater nalevering plaatsvinden waardoor normoverschrijdingen kunnen blijven optreden. Voorstel maatregelen: geen specifieke maatregelen in aanvulling op Europees/landelijk beleid. Als uit periodieke projectmetingen blijkt dat er illegaal bestrijdingsmiddelen worden gebruikt dan zal in overleg met de AID handhaving worden aangescherpt. Aan burgers en bedrijven zal voorlichting worden gegeven over effecten van gebruik van bestrijdingsmiddelen en inzamelpunten voor (restanten van) verboden middelen. Chemie –overige stoffen Voor de overige stoffen die schadelijk zijn voor mens en milieu worden overschrijdingen van de concept normen geconstateerd voor koper en zink (in vrijwel alle waterlichamen, variërend van licht tot aanzienlijk) en een aantal (grotendeels verboden) bestrijdingsmiddelen (carbaryl, diazinon, dichloorvos, ethylpartahion, heptachloor en metalochloor). Voor koper en zink is de uit- en afspoeling van gronden de grootste bron. Andere bronnen zijn verkeer- en vervoer, en uitlogende bouwmaterialen (zowel in Vlaanderen als Nederland). Voor koper en zink mogen de Europese lidstaten zelf normen afleiden. Geprobeerd wordt deze af te stemmen in de Internationale Maas en Schelde Commissies. De normen zullen onder andere worden gerelateerd aan de biologische beschikbaarheid in water en kunnen daardoor mogelijk gaan verschillen per type waterlichaam. Gezien het diffuse karakter van de bronnen zal het lastig zijn deze, zonder een aangepast Europees productenbeleid (bijvoorbeeld alternatieve bouwmaterialen) , aan te pakken. Voor de verboden bestrijdingsmiddelen geldt dat ze moeilijk worden afgebroken in water en dat ze mogelijk ook illegaal worden gebruikt. Voor glyfosaat (vanuit chemische onkruidbestrijding) is geen norm voor oppervlaktewater voorhanden, wel voor de kwaliteit van inname punten voor drinkwater. Glysfosaat is verantwoordelijk voor de overschrijding van de norm voor gewasbeschermingsmiddelen in de spaarbekkens in de Biesbosch. Inschatting van onder andere Brabant Water is dat deze stof op termijn problemen op gaat leveren voor de drinkwaterbereiding.
-2-
Voorstel maatregelen: Er zullen normen worden voorgesteld voor koper en zink die rekening houden met de biologische beschikbaarheid in water. Het Europees/landelijk beleid is leidend. In aanvulling zal samen met gemeenten voorlichting worden gegeven aan burgers en bedrijven over toepassing van alternatieve bouwmaterialen. Voor het hemelwaterbeleid geldt ‘duurzaam en verantwoord afkoppelen’. Maatregelen die voortkomen uit de OAS studies zullen worden uitgewerkt. Gemeenten zullen worden gestimuleerd om net als het waterschap duurzaam onkruidbeheer uit te voeren (gericht op minder glyfosaat in het water). Indien uit metingen blijkt dat de situatie voor bestrijdingsmiddelen niet verder verbeterd, dan zal verscherpte handhaving worden overwogen. Chemie – stoffen die van randvoorwaarden zijn voor het ecologisch functioneren Het betreft stoffen/parameters die randvoorwaarden zijn voor het kunnen halen van de ecologische doelen. Hiervoor moeten de waterbeheerders zelf normen formuleren afgestemd op de karakteristieke eigenschappen van het type waterlichaam en het voorkomen van afwentelen op andere waterlichamen. In het deelgebied komen knelpunten voor met zuurstof, doorzicht, meststoffen (stikstof en fosfaat), ammonium/ammoniak (van belang voor vissen) , Coli-bacteriën (van belang voor onder andere zwemwater en drinkwater), chloride, sulfaat en zuurgraad. Meststoffen vormen een probleem in vrijwel alle waterlichamen en dragen bij aan de blauwalgenoverlast in zowel Mark-Vliet als het Volkerak-Zoommeer. Uit modelberekeningen is gebleken dat het landelijk mestbeleid (zoals verwoord in de Decembernota 2006) niet voldoende zal zijn om de blauwalgenoverlast op te lossen. De belasting met meststoffen heeft echter een bovenregionaal, internationaal karakter waardoor de aanpak ervan het beste onder regie van het rijk kan worden uitgewerkt. Normoverschrijdingen voor sulfaat, chloride en zuurgraad hebben veelal te maken met de natuurlijke omstandigheden (bijvoorbeeld brakke kwel). Problemen met zuurstof en Coli-bacteriën treden vaak lokaal op en hebben te maken met belasting van het water in combinatie met een geringe watervoerendheid in droge perioden. Voorstel maatregelen: Er zullen door het waterschap normen worden voorgesteld voor die gebaseerd zijn op de natuurlijke condities van de typen waterlichamen en rekening houden met het principe van niet afwentelen. In aanvulling op het landelijk mestbeleid zal een tweetal integrale stroomgebiedprojecten worden voorgesteld om de aanpak van diffuse bronnen te stimuleren, een voor de Boven-Mark en een voor de Molenbeek. Voor deze waterlichamen is, samen met Vlaanderen, een grote winst te boeken (met name reductie van fosfaat). De positieve resultaten van de waterkwaliteitpilots Rietkreek en Chaamse beken zullen hierin worden meegenomen. Tevens zal het areaal akkerrandenbeheer worden uitgebreid. Actief randenbeheer is vooral effectief voor het tegengaan van belasting van oppervlaktewater met bestrijdingsmiddelen. In het kader van de niet-afwentelopgave naar Volkerak-Zoommeer is het waterschap bereid mee te werken aan een verkenning van maatregelen in aanvulling op het landelijk beleid (Rijkswaterstaat Zeeland is hiervoor de initiatiefnemer). De effectiviteit van aanleg en beheer van natte bufferstroken (ervaringen uit pilot Chaamse Beken) zal in die verkenning worden meegenomen. Voor een aantal rwzi’s zullen aanvullende maatregelen worden getroffen in de lijn van de afgesproken ‘altijd goed KRW aanpak’. In het kader van het waterkwaliteitspoor zal samen met gemeenten bekeken voor welke rioolwateroverstorten nog nadere maatregelen zijn gewenst. Aan de provincie wordt voorgesteld om de viswaternorm voor ammonium /ammoniak voor alle (daarvoor relevante) waterlichamen van toepassing te verklaren. In overleg met de provincie wordt bekeken of en zo ja welke aanvullende maatregelen zijn gewenst voor de waterlichamen die tevens een status als Vogel- en Habitatrichtlijn gebied (Natura2000) hebben (Markiezaatmeer, Binnenschelde en Vennen bij Groote Meer). Ecologie – herstel en inrichting van waterlichamen Wat betreft ecologische doelrealisatie heeft het waterschap de meeste mogelijkheden om duurzame en kosteneffectieve maatregelen te treffen die bovendien kansen bieden voor synergie met doelen voor wateroverlast en watertekorten (Waterbeheer 21e eeuw) en Natura2000. Het gaat dan om een breed scala aan herstel- en inrichtingsmaatregelen voor diverse provinciale waterfuncties (waternatuur, viswater, ecologische verbindingszones (EVZ) en afspraken uit de reconstructie/revitalisering van het platteland (natte natuurparels, beek- en kreekherstel). Deze bestaande maatregeltypen dragen voor een zeer groot deel bij aan het realiseren van de kaderrichtlijn water doelen. Een gefaseerde uitvoering van de bestaande beleidafspraken tot eind 2021 wordt voorgesteld (zie tabel 1). Tabel 1: Voorstel KRW maatregelen ecologisch herstel en inrichting
Einddoel: 2000 t/m 2006 : 2007 t/m 2009: 2010 t/m 2015 2016 t/m 2021
EVZ (km)
Beek/kreek (km)
Viswater (km)
Waternatuur (km)
431 130
251 141
183 69
90 11
Natte natuurparels (ha) 7039 427
+ 112
+ 55
+ 44
+ 20
+ 2938
+ 115 + 74
+ 55 0
+ 55 + 15
+ 31 + 28
+ 3674 0
-3-
Voorgesteld wordt om het huidige investeringsritme van het bestaande bestuursprogramma van het waterschap (2005 t/m 2008) voort te zetten in de periode tot eind 2015. Daarmee kan in financiële zin voor circa 90% aan de doelstellingen uit het waterhuishoudingplan en de afspraken uit de reconstructie/revitalisering worden voldaan. Aanname is dat daarmee voor een groot deel de ecologische doelen van de KRW gerealiseerd kunnen worden. Deze aanname gaat voorbij aan drie risicofactoren: 1. Onzekerheden omtrent het exacte effect van maatregelen op het herstel van ecologische doelgroepen (water- en oeverplanten, algen, vissen en ongewervelde waterdieren). 2. Kritische onzekerheden in de snelheid van maatregelrealisatie vanwege de keuze voor grondverwerving op basis van vrijwilligheid. 3. De vraag in hoeverre maatregelen voldoende zullen zijn om te voldoen aan fysisch-chemische randvoorwaarden (waaronder met name normen voor fosfaat en stikstof). Voorstel: Om maximale flexibiliteit in de uitvoering te behouden en rekening te houden met grondverwerving op basis van vrijwilligheid is het voorstel de kilometers en hectares uit tabel 1 voor het hele deelgebied (en niet per waterlichaam) op te nemen in de stroomgebiedbeheerplannen voor Maas en Schelde en hierbij aan te tekenen dat minimaal 50% hiervan zeker gerealiseerd zal zijn voor eind 2015. Met een gefaseerde aanpak tot eind 2021 is de inschatting van alle waterschappen in het Maas stroomgebied dat de ecologische doelen tegen eind 2027 gerealiseerd kunnen zijn. Voorstel is om bij de evaluatie van de eerste stroomgebiedbeheerplannen (in 2014/2015) te bezien of de voortgang voldoende is en bijstelling behoeft. Samen met de andere partijen in het Maas stroomgebied zal de komende jaren nader onderzoek worden gedaan naar maatregel-effect relaties, bijvoorbeeld door het verder ontwikkelen van modelinstrumentarium (waaronder de Nederlandse KRW verkenner en het Waalse Pegase model). Gebaseerd op de beleidvisie vissen zullen tussen 2007 en eind 2021 38 vistrappen worden aangelegd. Opgave van niet afwentelen De opgave van niet afwentelen is een tweezijdig vraagstuk. Problemen in bovenstrooms gelegen waterlichamen mogen niet worden afgewenteld op benedenstrooms gelegen waterlichamen en vice versa. Zo zal enerzijds reductie van emissies van een aantal stoffen gewenst zijn in het deelgebied Brabant-West, anderzijds zal het voor vissen mogelijk moeten zijn om vanuit zee de rivieren op te trekken en vice versa.Uit het gebiedsproces voor de KRW en verschillende studie is gebleken dat de niet afwentelopgave bovenregionaal van karakter is en niet door een partij kan worden opgelost. Een heldere regie van het rijk is hierbij gewenst. Helder is ook dat het oplossen ervan niet voor 2015 kan zonder disproportionele maatschappelijke kosten. Voor het deelgebied Brabant-West spelen de volgende afwentelvragen: x Noordzee. Internationaal is afgesproken dat tussen 1995 en 1985 50% emissiereductie moet worden bereikt voor stikstof en fosfaat. Ook voor zware metalen gelden reductiepercentages. Voor zowel de waterlichamen in het deelstroomgebied Dongestroom (niet direct beïnvloed door ingrepen in het deltagebied) als het Mark-Vliet systeem is voldaan aan de 50% reductie voor zowel stikstof als fosfaat. Voor zware metalen zijn de doelen niet gehaald. Aan de resterende afwentelopgave kan alleen worden voldaan met aanvullend generiek landelijk beleid. Dit is niet voorzien voor de eerste KRW planperiode. x Volkerak-Zoommeer. Zowel in een zoete als een zoute variant is een reductie gewenst van emissies van meststoffen. De opgave hiervoor kan niet voor 2015 worden gerealiseerd. Haalbaar is wel een proefproject waarin aanvullende maatregelen worden verkend. Regie van het rijk is hiervoor gewenst om drie redenen: (1) door de compartimentering van de Delta zijn extra kwetsbare ecosystemen ontstaan omdat de natuurlijke bufferzones voor de verwerking van messtoffen (zoet-zout overgangen) zijn verdwenen, (2) de belasting van het Volkerak-Zoommeer niet alleen vanuit West-Brabant plaatsvindt maar bovenregionaal/internationaal van karakter is en (3) het rijk verantwoordelijk is voor het generieke mestbeleid. De besluitvorming over deze problematiek zal in het Bestuurlijk Overleg Krammer-Volkerak plaatsvinden. x Wilhelminakanaal. Voor dit kanaal dat door meerdere waterschapgebieden loopt voert Rijkswaterstaat Noord-Brabant het waterkwaliteitsbeheer. Vanwege de relatief hoge bijdrage van het effluent van de RWZI Dongemond is afgesproken de capaciteit van de biologische zuivering van deze RWZI uit te breiden. x Hollandsch Diep/Amer: de relatieve bijdrage van emissiebronnen is zo gering dat geen aanvullende maatregelen zijn voorzien voor de rwzi’s die hierop hun effluent lozen. Ter bevordering van vismigratie wordt met Rijkswaterstaat Zuid-Holland samengewerkt. x Westerschelde: de relatieve bijdrage van het effluent van de RWZI Bath als emissiebron op de Westerschelde is zo gering dat geen aanvullende maatregelen zijn voorzien. Samenwerken met Vlaanderen Zowel Vlaanderen als Nederland moeten verantwoording afleggen over de kaderrichtlijn maatregelen. De eerste signalen zijn dat Vlaanderen voortvarend aan de slag gaat met de opgave waardoor op termijn verbeteringen zichtbaar zullen worden. Via enerzijds de Vlaamse waterschappen en het stroomgebiedcomité van de Mark en anderzijds via het Maasbrede en Schelde brede kaderrichtlijn water overleg wordt blijvend geïnvesteerd in samenwerking. Het waterschap zal in direct overleg met de Vlaamse partijen trachten maatregelprogramma’s en meetnetten op elkaar af te stemmen en waar mogelijk kansen voor Interreg projecten (Europese subsidie) benutten.
-4-
Samenwerken met gemeenten In de lopende overleggen over de gemeentelijke wateropgave zullen kaderrichtlijn water maatregelen worden geselecteerd en uitgewerkt in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s water. Aan de 21 gemeenten in het beheer gebied van het waterschap is gevraagd uiterlijk eind december 2007 een ambtelijk voorstel voor de KRW maatregelen (periode 2010 t/m 2015) gereed te hebben en hierover uiterlijk in maart 2008 een besluit te laten nemen door het college en/of de gemeenteraad. Het waterschap ondersteunt de gemeenten hierbij. Samenwerken met maatschappelijke belangenorganisaties De klankbordgroep KRW Brabant-West heeft een positief advies uitgebracht over de voorgestelde maatregelen van het waterschap en heeft het waterschap een groot compliment gegeven voor de openheid waarmee maatschappelijke belangenorganisaties in het proces zijn betrokken. Zij vraagt het waterschap deze participatieve aanpak verder door te zetten en te streven naar partnerships bij de uitvoering van maatregelen. Vervolg van het bestuurlijk traject Medio 2008 zal het AB opnieuw worden geïnformeerd over de voortgang in het opstellen van de concept waterplannen, de gemeentelijke KRW opgave en de resultaten van de Maas en Schelde brede bestuurlijke afwegingen. Eind 2008 zal het concept waterbeheerplan na vaststelling door het AB ter visie worden gelegd. Tegelijkertijd zullen dan ook het concept waterhuishoudingplan van de provincie Noord-Brabant en de concept stroomgebiedbeheerplannen van Maas en Schelde ter visie worden gelegd. Medio 2009 zullen de inspraak reacties aan het AB worden voorgelegd. Tenslotte zal het AB worden gevraagd het nieuwe waterbeheerplan definitief vast te stellen (uiterlijk december 2009). Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk om het voorgestelde pakket aan maatregelen te kunnen uitvoeren is de inschatting dat doortrekken van de investeringsritmiek van het bestuursprogramma 2005 t/m 2008 in de periode 2009 t/m 2015 voldoende zal zijn voor het voldoen aan de KRW opgave. Dit betreft dan inclusief het ‘altijd goed KRW’ aandeel. Hierbij moet wel worden aangetekend dat dit gebaseerd is op een gefaseerde aanpak voor het bereiken van de kaderrichtlijn water doelen tegen uiterlijk 2027. Met andere woorden: ook na 2015 zullen investeringen nodig blijven voor de KRW. Dit is feitelijk een uitwerking van ‘het haalbaar en betaalbaar’ criterium. In de concept teksten van het waterbeheerplan en de stroomgebiedebeheerplannen voor Maas en Schelde zal de financiële onderbouwing van het maatregelpakket 2010 t/m 2015 in lijn van deze investeringsritmiek nader worden uitgewerkt. Eind 2009 wordt door het AB een definitief besluit genomen over de investeringen voor de KRW. x
Juridische gevolgen ja, namelijk voor de maatregelen zoals die in de nieuwe waterplannen zullen worden opgenomen is een plan MER verplicht. Deze wordt parallel aan het opstellen van de waterplannen opgesteld onder coördinatie van de provincie Noord-Brabant. Hierover komt een aparte DB nota.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig ja, namelijk risico’s. Er zijn een aantal risico’s in de gekozen benadering: o De maatregelen zijn geselecteerd vanuit het vertrekpunt dat het huidige ruimtegebruik (of veranderingen daarin op basis van bestaand beleid en reeds gemaakte bestuurlijke afspraken) niet wezenlijk zal veranderen (conform landelijke afspraken). De kaderrichtlijn water vraagt echter om elke 6 jaar (bij aanvang van een nieuwe planperiode) opnieuw te bezien of de doelen verder kunnen worden bijgesteld in de richting van zo natuurlijk mogelijke watersystemen. Door uit te gaan van het huidige ruimtegebruik bestaat het risico dat kansen voor veranderingen in de richting van minder milieubelasting en/of anticiperen op veranderingen worden gemist. Het advies is daarom om tijdens de eerste KRW planperiode een strategische toekomstverkenning ‘adaptief duurzaam stroomgebiedbeheer’ uit te voeren met de partners uit het ingezette gebiedsproces voor de KRW. o De doelen voor chemie zullen niet volledig tegen 2027 zijn gerealiseerd. Dit heeft enerzijds te maken met het bestaande Europese/landelijke beleid dat niet voldoende zal zijn en anderzijds met de verwachte nalevering van een aantal zware metalen uit het grondwater. Het waterschap heeft weinig mogelijkheden voor het bijdragen aan oplossingen voor deze problemen. o Voor het realiseren van de ecologische doelen zijn herstel- en inrichtingsmaatregelen van waterschap en gemeenten zeer belangrijk maar niet voldoende. Als daarnaast niet volledig aan de fysisch-chemische randvoorwaarden wordt voldaan zal voor een aantal waterlichamen de KRW opgave niet volledig tegen 2027 zijn gerealiseerd. Ook hiervoor geldt dat het bestaande Europese/landelijke beleid beperkend is en er mogelijk aanscherpingen na 2015 nodig zijn.
-5-
Communicatieparagraaf De voorgestelde maatregelen zijn in beeld gebracht in interactief gebiedsproces waarbij de overheden, terreinbeheerders en maatschappelijke sectoren/belangenorganisaties zijn betrokken. Advies is deze lijn door te zetten en maatregelen zoveel mogelijk via partnerships vorm te geven. Advies: het AB stemt in met de uitwerking van de voorgestelde kaderrichtlijn water maatregelen in de concept teksten van het nieuwe waterbeheerplan (waterschap) en de KRW stroomgebiedbeheerplannen voor respectievelijk Maas en Schelde (rapportage aan de Europese Commissie). Een definitief besluit over de maatregelen zal in de tweede helft van 2009, na de formele inspraakronde, worden genomen met de vaststelling van de nieuwe plannen.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
-6-
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002849* Barcode: *07I002849* Onderwerp: aanvraag extra UVK voor extra kosten Vierde Bergboezem Sector en afdeling: W&W, P&P Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 21 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen:
-
kaart met ligging project kaart met inrichtingsplan kaart met doelrealisaties toetsingslijst en investeringsbesluit
Aan het algemeen bestuur Inleiding Ten behoeve van de voortgang is het project Vierde Bergboezem opgedeeld in drie fasen. Fase 1 omvat de waterberging met een beperkte natuurinrichting onder leiding van het waterschap. Fase 2 omvat de realisatie van de natuurcompensatie HSL/A16 wat zal worden getrokken door Staatsbosbeheer. Fase 3 is de invulling van de EHS in het gebied na de te verwachten aanwijzing door GS Noord-Brabant. Deze fase zal naar verwachting worden getrokken door DLG in opdracht van de provincie. De voorbereiding van fase 1 is reeds gestart, de start van de andere 2 fases wacht op bestuurlijke afspraken en beslissingen van de diverse organisaties. Fase 1 Fase 1 is aanbesteed als een D&C contract en de aannemer werkt momenteel aan de planuitwerking en voorbereiding van de uitvoering die naar verwachting begin januari 2008 zal starten en voor het einde van dat jaar is afgerond. De werkzaamheden omvatten de aanleg van: een waterkerende kade langs de Zuidwest rand van de boezem; twee inlaatwerken in de Molenpolder/Buitendijks Slangwijk; uitgraven van een meestromende nevengeul in de Molenpolder/Buitendijks Slangwijk; vernatting van de natte natuurparel het Haagsche Beemdenbos en Molenpolder/Buitendijks Slangwijk; aanpassingen aan gemaal Kraaiennest; een natuurlijke inrichting van de Molenpolder/Buitendijks Slangwijk; natte natuur in de Werft en Hooijdonk. Doelrealisatie De hiermee gerealiseerde doelrealisatie is: 281 ha waterberging; herstel 72 ha natte natuurparel; 2,4 km Evz langs de Mark (Werft en Molenpolder). Financiën December 2005 heeft het AB een uitvoeringskrediet van € 8,7 miljoen goedgekeurd. Dit was gebaseerd op toenmalige inzicht in uit te voeren werken en te verkrijgen subsidies. Inmiddels is er een beter inzicht in de kosten, aangezien het project is aanbesteed (als D&C contract ), de beschikkingen van subsidies zijn ontvangen en bijdragen van partners bestuurlijk zijn vastgesteld. De begroting is daardoor gewijzigd ten opzichte van die van 2005.
Hieronder vindt u een vergelijking tussen de begroting van 2005 en de huidige begroting.
Begroting Vierde Bergboezem 2005 Begroting Vierde Bergboezem 2007
bijdragen begroting waterschap subsidies overige partners € 8.742.000 € 2.611.000 € 2.925.000 € 3.206.000 € 12.110.000 € 4.388.264 € 5.680.736 € 2.041.000
De totale kosten bedragen volgens de huidige begroting ruim € 12 miljoen in plaats van € 8,7 miljoen. De hogere kosten worden veroorzaakt door: 1. de grondaankopen voor de kades (€ 1.800.000); 2. de hogere kosten voor voorbereiding (€ 1.200.000); 3. het opruimen van een oud slibdepot van het waterschap in de Molenpolder (€ 1.000.000); 4. een relatief grote post onvoorzien om onverwachte aanvullende werken te kunnen betalen (€ 800.000). Ten behoeve van de aanleg van de waterkerende kades moet de ondergrond voor de kade worden verworven. Op bijeenkomsten met boeren uit het gebied is duidelijk geworden dat er geen medewerking was voor het verkopen van de relatief smalle strook die strikt nodig is voor de kade. Deze strook zou via onteigening moeten worden verkregen. Dit zou een lange, moeilijke weg worden die de uitvoering van de Vierde bergboezem zou kunnen vertragen tot na 2010. Het waterschap is in 2006 gestart met verwerven van gronden voor de kades van de Vierde Bergboezem, waarbij het uitgangspunt was dat er niet een smalle strook maar gehele percelen, liggende onder en langs de geplande kade, werden verworven. Dit om de realisatie van de Vierde bergboezem niet verder te vertragen. Deze aankopen waren in 2005 niet voorzien. Momenteel is er een overeenkomst voor verkoop met alle eigenaren van de benodigde percelen. In totaal wordt 46 ha aangekocht. Van de verworven 46 ha zal het waterschap een groot deel doorleveren aan Staatsbosbeheer ten behoeve van de natuurontwikkeling in de Vierde Bergboezem. Door de complexiteit van het project en de lange looptijd van het project blijken de voorbereidingskosten hoger uit te vallen dan eerder voorzien. Hogere kosten worden vooral veroorzaakt door advieskosten en onderzoek voor de planvorming en externe proces- en projectbegeleiding. De hogere kosten worden ook veroorzaakt door de niet eerder begrootte bijdrage voor de IGA Rooskensdonk Hoge Vughtpolder. Het slibdepot in de Molenpolder is in de jaren 50 aangelegd door het toenmalige waterschap. Hiervan is 1 ha vervuild met Cadmium en Zink. Het gevaar bestaat dat de verontreiniging zich bij een overstroming verspreid over de rest van de bergboezem. Om dit te voorkomen is geadviseerd dit verontreinigde deel op te ruimen. De kosten zijn geschat op basis van kengetallen. In het D&C contract is getracht alle ontwikkelingen en benodigde werken te voorzien. Er blijft echter een risico bestaan voor niet voorziene werken. Hiervoor is een relatief groot bedrag in de begroting opgenomen. Tegenover de hogere kosten staan ook hoger inkomsten uit subsidies. Subsidies zijn beschikt vanuit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB); en de provincie voor waterdoelen (Bsw), Subsidie Landelijk gebied en Inrichting Evz’s. Voor de grondaankopen voor de kades en het opruimen van het slibdepot worden de subsidiemogelijkheden verder onderzocht. De bijdrage van de partners is afgenomen ten opzichte van 2005. Dit omdat in de begroting van 2005 werd uitgegaan van een volledige natuur- en recreatie-inrichting naast de waterberging. In de huidige fase 1 is het aandeel inrichting natuur relatief gering en worden nog geen recreatievoorzieningen aangelegd. Voor de uitvoering van de eerste fase van de Vierde Bergboezem is derhalve een extra financiering van € 3,4 miljoen nodig. Hiervoor wordt een aanvullend uitvoeringskrediet gevraagd. Vraagstelling Kan het AB instemmen met het verstrekken van een extra uitvoeringskrediet van € 3,4 miljoen voor de fase 1 van de Vierde bergboezem? Strategie
Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk een extra uitvoeringskrediet van € 3,4 miljoen. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf Communicatie naar boeren en bewoners van de nabij gelegen woonwijk Haagse Beemden is een onderdeel van het plan. Regelmatig zullen in samenwerking met de afdeling communicatie informatieavonden over de plannen en de voorgang worden gehouden. Advies: het AB stemt in met een extra uitvoeringskrediet van € 3,4 miljoen ten behoeve van fase 1 van het project Vierde Bergboezem. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer : *07I002561* Barcode : *07I002561*
TOETSINGSLIJST
Hoofdprojectnr.: 9
Beheerproducten:
Projectmanager:
Projectnaam:
Vierde Bergboezem (aanvullend krediet) bestaande uit de volgende activiteiten: 68 Algemene kosten en IGA 7813 Vierde bergboezem Haagde Beemden
2250 Aanleg en verwerving kades en overige waterkeringen 3210 Aanleg en verwerving waterlopen H. Blaas
Investeringsbesluit: 2007-46 (alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld:
- uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - projectgever:
1% kering/95% kwantiteit/4 % kwaliteit 2000 Aanleg en onderhoud waterkering 3000 Inrichting en onderhoud watersystemen 2007-2008 1 januari 2009 positieve bijdrage aan het behalen van ecologische doelstellingen conform aanbestedingsbeleid J. van Hal
Financieel a. investeringsbedrag:
project 68: € 200.000,- (incl. IGA) project 7813: € 3.168.000,totaal: € 3.368.000,-
b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen:
€ 1.590.700,project 68: 30 jaar project 7813: 13% 30 jaar (EVZ) 87% 40 jaar (bouwkundig)
d. rentepercentage: e. nauwkeuringheidsmarge
4,5% ± 10 % (voorbereidingsfase)
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h):
€ 110.500,-,-,-,€ 110.500,-
k. effect op de heffing: % aandeel van het tarief 2009:
Kering: 0,02% Kwantiteit : 0,34% Kwaliteit : < 0,01%
Kering: + 0,01% Kwantiteit: +0,33% Kwaliteit: < 0,01% n.v.t. Moeten worden opgenomen in de begroting 2009.
% stijging tarieven 2009 t.o.v. MJR 2007-2011:
l. te ramen netto lasten voor 2007: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2008-2012 met het aanvullende krediet voor project 7813 geen rekening gehouden. Wel is € 65.000,- geraamd voor de IGA. Door het algemeen bestuur is in de vergadering van het 7 december 2005 reeds € 8.742.000,- beschikbaar gesteld. De verwachte subsidie en bijdrage van derden bedroeg toen € 6.131.000,-. Met het aanvullende krediet van € 3.368.000,- wordt het totale uitvoeringskrediet voor de Vierde bergboezem € 12.110.000,-. Totaal verwachte subsidie en bijdragen van derden: € 7.722.000,De investering van € 100.000,- voor de integrale gebiedsanalyse (50% IGA Rooskensdonk) van dit gebied wordt in mindering gebracht op het eerder toegekende voorbereidingskrediet van € 2.500.000,- voor de Integrale Gebiedsanalyses (project 6800). Besluitvorming Omdat het een ontwikkelingsinvestering betreft is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer Barcode
Projectnr.: 9
: *07I002560* : *07I002560* Projectnaam:
Vierde Bergboezem (aanvullend uitvoeringskrediet)
Beheerproduct: 2250 Aanleg en verwerving kades en overige waterkeringen 3210 Aanleg en verwerving waterlopen
BESLUITNUMMER: 2007-46
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 14 november 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een aanvullend uitvoeringskrediet groot € 3.368.000,-van het uitvoeren van het project Vierde Bergboezem. Hierbij wordt uitgegaan van € 1.590.700,- aan subsidies en bijdragen van derden. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007 De dijkgraaf De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I002836 Barcode: 07I002836 Onderwerp: inspraaknota definitief ontwerp inrichtingsplan Zwaluws getij Sector en afdeling: WW/PP Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 23 Ter inzage bij de concernstaf: Definitief ontwerp inrichtingsplan inclusief tekening Bijlagen: inspraaknota, kaart plangebied, detailtekeningen en besluit Aan het algemeen bestuur Inleiding Binnen het integrale projectgebied Gat van de Ham (19) ligt de kreek “de Haven van Hooge Zwaluwe”. Het krekencomplex heeft verschillende functies: waternatuur, kreekherstel, viswater en ecologische verbindingszone en draagt zorg voor de afvoer en berging van een aantal verschillende polders. De kreek heeft tevens een functie als natte natuurparel met als streefbeeld "getijdenkreek". De kreek wordt door de Amersluis afgesloten van het buitenwater “De Amer”. De inrichting, waterkwaliteit en het peil- en stromingsregime zijn op dit moment niet voldoende om aan de ecologische doelstellingen te kunnen voldoen. Ten behoeve van de beperkte getijdenwerking wil het waterschap de inrichting van het systeem aanpassen en het gebied opnieuw ecologische inrichten. Daarnaast is een controle uitgevoerd op de stabiliteit van de kaden door middel van een stabiliteitsonderzoek. Bij de ecologische inrichting gaat het om de inrichting van een aantal percelen, optimalisering van de oeverzones en het baggeren en verondiepen van delen van de kreek. Het bovenstaande is verwerkt in het voorlopig ontwerp-inrichtingsplan (VO) Zwaluws getij. Met dit plan heeft het DB in de vergadering van 12 juni 2007 ingestemd. Het plan heeft vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegen in het kader van de Algemene wet Bestuursrecht. In de tussentijd is ook een info-avond georganiseerd voor het publiek en de directe belanghebbenden. Ingediende zienswijzen zijn verwerkt in bijgaande inspraaknota. Samenvatting inspraaknota: Er zijn vier zienswijzen ingediend. 1. - de heer P.M. de Nijs, Burgemeester Vlaklaan 38 te Hooge Zwaluwe, namens bewoners van de Burgemeester Vlaklaan nrs. 16 t/m 38. Zij maken op voorhand bezwaar tegen een eventueel aan te leggen fiets/wandelpad op de dijk achter hun woningen. Zij zijn van menig dat hierdoor hun privacy in hun tuinen verloren gaat. Daarnaast spreken zij hun zorg uit over de grondwaterstand. Zij verwachten dat na de herintroductie van het getij de grondwaterstand zal verslechteren waardoor zij meer last krijgen van vocht in hun huizen.
2. - West Brabantse Vogelwerkgroep. De heren van Vugt en van Iersel spreken hun zorg uit over een tweetal zaken, namelijk: - Het fourageergebied ten behoeve van de ganzen; de vraag hierin is of door de inrichting van het gebied niet een deel van de weilanden verdwijnt die nu dienst doen als fourageergebied. - De voorgestelde vogelkijkhut; door de inrichting zal naar hun idee het gebied verruigen waardoor de vogels niet goed zichtbaar meer zijn. Voorgesteld wordt om de vogelkijkhut te verplaatsen naar de uitstroom van het gemaal de Hamse Polders. 3. - De heer A.F.H. de Rond, Steenplaats 2 te Lage Zwaluwe. Nevengeul: In het inrichtingsplan (VO) is ter hoogte van de Steenplaats een nieuw te graven nevengeul opgenomen. Met dit plan is de heer de Rond het niet eens. Hij pacht de grond waarop deze nevengeul is gepland al jarenlang van Staatsbosbeheer (reguliere pacht). Doordat het perceel door de aanleg van de nevengeul wordt doorsneden is het niet meer te gebruiken als landbouwgrond. Dit leidt tot aantasting van de uitoefening van zijn bedrijf met verstrekkende gevolgen. Door deze beperking vreest hij dat zijn bedrijf en bedrijfswoning in waarde dalen. 4. - De heer J.C.J.M. Romme, Hamseweg 3 te Hooge Zwaluwe. Naar zijn mening is hij onvoldoende gehoord in de plannen. Daarnaast vraagt hij zich af wat de gevolgen zijn van het project voor de landbouw in het gebied en welke financiële mogelijkheden hier voor open staan. Wat betreft bruinrot hoopt hij door het herintroduceren van het getij hiervan geen last te krijgen. Door de jaren heen is zijn perceel gedeeltelijk afgebrokkeld. Indien door de maatregelen zijn perceel nog verder afbrokkelt wil hij de schade verhalen. Indien de kades en waterkeringen het water niet kunnen keren wie gaat dan de schade vergoeden? Wordt de waterafvoer door dit project ook bij hogere waterstanden, zoals springtij, verbeterd? Is de kwaliteit van het oppervlaktewater m.b.t. verontreiniging en zoutgehalte voldoende onderzocht? De zienswijzen zijn beoordeeld en waar nodig wordt het ontwerp hierop aangepast en doorgevoerd in het definitief ontwerp inrichtingsplan (zie strategie). Strategie Met het voorlopig ontwerp inrichtingsplan is in het DB-vergadering van 12 juni 2007 ingestemd. Het plan heeft vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegen in het kader van de Algemene wet Bestuursrecht. Op een door het waterschap georganiseerde informatieavond hebben de direct omwonenden en belanghebbende uit de omgeving van Hooge en Lage Zwaluwe kennis kunnen nemen van de voorgenomen plannen in de Haven van Hooge Zwaluwe. Deze bijeenkomst heeft ook een aantal zorgpunten opgeleverd die later als ingekomen zienswijze zijn behandeld in de inspraaknota. Door middel van extra nader onderzoek zijn deze zienswijzen op een verantwoorde manier beoordeeld en beantwoord. De zienswijzen hebben een wijziging tot gevolg voor het definitief ontwerp-inrichtingsplan. Met name de zienswijze van de heer de Rond heeft geleid tot een aanpassing van het plan. Hierdoor vervalt een deelplan. Dit heeft betrekking op het graven van de nevengeul in de omgeving van de Steenplaats te Lage Zwaluwe. Waar mogelijk wordt deze vervangen door een eenzijdig taludverflauwing van de kreekoever. De beoogde natuurdoeltypen worden hierdoor nog steeds gehaald. Stabiliteitsonderzoek kaden: Parallel aan het opstellen van het inrichtingsplan is de stabiliteit van de kaden getoetst. Er bestaat voor deze type kaden nog geen verplichting om deze te toetsen op veiligheid. De normeringen voor regionale waterkeringen en kaden zijn nog niet vastgesteld. In deze toetsing is gebruikt gemaakt van de redelijkerwijs te verwachten normering en randvoorwaarden aan de hand van beschikbare adviezen en technische rapporten. Op een aantal aspecten scoren de kaden nu lokaal onvoldoende. Dit betreft met name de aspecten hoogte, piping, microstabiliteit en op twee locaties ook macrostabiliteit. De benodigde verbetermaatregelen ten aanzien van de microstabiliteit en de kruinhoogte zijn beperkt en kunnen naar verwachting binnen het project uitgevoerd worden. Hiertoe dient in beide gevallen incidenteel een kleilaag aangebracht te worden. Vanuit het inrichtingsplan is een overschot aan klei aanwezig die gebruikt kan worden om deze problemen op te lossen. Hiermee worden hoge afvoerkosten van grond vermeden. Uitgangspunt hierbij is wel dat de uitkomende klei geschikt is voor toepassing in dijken. Dit wordt momenteel onderzocht. De benodigde maatregelen voor het oplossen van het piping en macrostabiliteitsprobleem zijn veel omvangrijker (met name piping). Gezien het op dit moment nog ontbreekt aan formele normering (toetswaterstanden en richtlijnen van de provincie) om de kade te toetsen wordt geadviseerd de
maatregelen ter voorkoming van piping en macrostabiliteit uit te stellen, totdat er formele randvoorwaarden en normen zijn vastgesteld. Het uitstellen van de verbetermaatregelen voor piping en macrostabiliteit lijkt ook gerechtvaardigd omdat in het verleden hoge waterstanden (in ieder geval tot NAP + 1,80 m) zijn gekeerd zonder dat aanwijzingen voor piping of afschuiving zijn gevonden. Daarnaast wordt er door de herinrichting van de haven extra berging gecreëerd door de ontpoldering van de Spie. Met de herintroductie van het getij treden geen hogere waterstanden op dan in de huidige situatie. Wel wordt de frequentie van in- en uitstromen verhoogd. De geschatte kosten voor de verbetermaatregelen in de toekomst (piping en macrostabiliteit) bedragen ca. € 4-5 miljoen. Te zijner tijd worden de probleemlocaties nader onderzocht en de maatregelen in het investeringsprogramma opgenomen. Concreet worden nu de verbetermaatregelen ten aanzien van de kruinhoogte en het aanbrengen van de kleilaag voor microstabiliteit meegenomen in het inrichtingsplan. De omvangrijkere maatregelen ten aanzien van piping en macrostabiliteit worden nog niet uitgevoerd. De officiële normering hiertoe wordt afgewacht. Het veiligheidsniveau wordt door het inrichtingsplan niet negatief beïnvloed. De waterberging neemt zelfs toe. Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De streek is middels dit open planproces betrokken bij de inrichtingsplannen. Een informatieavond heeft hiertoe bijgedragen. Vervolgens worden de mensen op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van het project middels nieuwsbrieven, krantenartikelen in dagbladen en plaatselijke weekbladen. Degene die een zienswijze hebben ingediend worden persoonlijk via een brief geïnformeerd. Advies: Het AB stemt in met het vaststellen van de inspraaknota, de daaruit voortvloeiende planwijzigingen en het definitief ontwerp inrichtingsplan Zwaluws Getij. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
INSPRAAKNOTA Voorlopig ontwerpinrichtingsplan Zwaluws getij haven van Hooge Zwaluwe
Algemeen Het dagelijks bestuur van het Waterschap Brabantse Delta heeft via een advertentie in het dagblad BN/ De Stem, edities Breda en Oosterhout, en via het weekblad ’t Carillon bekend gemaakt dat een inspraakprocedure wordt opgestart voor het voorlopig ontwerpinrichtingsplan van het project “Zwaluws Getij” te Hooge en Lage Zwaluwe. Het ontwerpinrichtingsplan omvat het realiseren van verschillende ecologische en hydrologische doelen zoals natuurontwikkeling, kreekherstel, herintroductie getijdenwerking, vergroten waterberging en stimuleren recreatief medegebruik in en om het boezemgebied de ‘Haven van Hooge Zwaluwe’. Deze loopt globaal van de kern van Hooge Zwaluwe in noordelijke richting tot de Amersluis aan de Amerweg te Lage Zwaluwe. Het inrichtingsplan is tot stand gekomen in samenwerking met de volgende instanties: Staatsbosbeheer, provincie Noord Brabant en de gemeente Drimmelen. Het ontwerpinrichtingsplan heeft vanaf woensdag 1 augustus 2007 tot en met dinsdag 11 september 2007 op de volgende plaatsen ter inzage gelegen: • waterschap Brabantse Delta, Bergschot 69-1 te Breda • waterschap Brabantse Delta, regiokantoor oost, Hoofdstraat 49 te ’s Gravenmoer. • gemeente Drimmelen, Park 1 te Made. Om het ontwerpinrichtingsplan toe te lichten en uw vragen over dit plan te beantwoorden, heeft het waterschap een informatiebijeenkomst georganiseerd op 29 augustus 2007. Deze heeft plaats gevonden vanaf 19.30 uur in ontmoetingscentrum de Zonzeel, Poolsestraat 13 in Hooge Zwaluwe. Schriftelijke zienswijzen konden gericht worden aan het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta. Voor eventueel mondelinge zienswijzen kon contact gezocht worden met de betreffende projectmanager of projectleider van dit project. In het algemeen blijkt uit de ingekomen reacties en de georganiseerde informatieavond dat het inrichtingsplan met instemming en waardering wordt ontvangen. In het vervolg van deze inspraaknota wordt ingegaan op de opmerkingen en kanttekeningen die ten aanzien van het plan naar voren zijn gebracht. De inspraakreacties zijn daartoe samengevat en van een reactie voorzien. Indien de ingekomen reacties hebben geleid tot aanpassing van het inrichtingsplan is dit nadrukkelijk in de reactie vermeld. Van de volgende personen/instanties is een schriftelijk inspraakreactie ontvangen: x x x
De heer P.M de Nijs , Burgemeester Vlaklaan 38 te Hooge Zwaluwe, mede namens een 11 –tal bewoners aan de Burgemeester Vlaklaan nrs. 16 t/m 36. De heer A.F.H. de Rond, Steenplaats 2 te Lage Zwaluwe, via Stichting Rechtsbijstand. De heer J.C.J.M. Romme, Hamseweg 3 te Hooge Zwaluwe
Van de volgende personen/instanties is een mondelinge inspraakreactie ontvangen: West Brabantse Vogelwerkgroep in aanwezigheid van de heren H. van Vugt en P. van Iersel
Samenvatting van de inspraakreactie - de heer P.M de Nijs , Burgemeester Vlaklaan 38 te Hooge Zwaluwe De bewoners van de Burgemeester Vlaklaan nrs. 16 t/m 38 hebben in principe twee inspraakreacties ingediend over de geschetste plannen. Zij maken op voorhand bezwaar tegen een eventueel aan te leggen fiets/ wandelpad op de dijk achter hun woningen. Zij zijn van menig dat hierdoor hun privacy in hun tuinen verloren gaat. Daarnaast spreken zij hun zorg uit over de grondwaterstand. Zij verwachten dat na de herintroductie van het getij de grondwaterstand zal verslechteren waardoor zij meer last krijgen van vocht in hun huizen.
- De heer A.F.H. de Rond, Steenplaats 2 te Lage Zwaluwe Nevengeul: In het inrichtingsplan is ter hoogte van de Steenplaats een nieuw te graven nevengeul opgenomen. Met komst van deze nevengeul is de heer De Rond het niet eens. Hij pacht de grond waarop deze nevengeul is gepland al jarenlang van Staatsbosbeheer(reguliere pacht). Doordat het perceel door de aanleg van de nevengeul wordt doorsneden is het niet meer te gebruiken als landbouwgrond. Dit leidt tot aantasting van de uitoefening van zijn bedrijf met verstrekkende gevolgen. Door deze beperking vreest hij dat zijn bedrijf en bedrijfswoning in waarde dalen. Volgens de heer de Rond zijn er ter plaatse van de geplande nevengeul beschermde diersoorten (vleermuizen) aangetroffen. Hij vreest dat deze door de maatregelen verstoord worden. Tevens maakt de heer de Rond er ons op attent dat de Habitatrichtlijn in dit gebied van toepassing is. - De heer J.C.J.M. Romme, Hamseweg 3 te Hooge Zwaluwe Communicatie: Als landbouwer in het naast het project gelegen gebied vindt dat hij dat zijn mening onvoldoende is gehoord. Een persoonlijk gesprek vooraf zou naar zijn idee beter zijn geweest. Gevolgen: Daarnaast vraagt hij zich af wat de gevolgen zijn van het project voor de akkerbouw en veeteelt in het gebied en welke financiële mogelijkheden hier voor open staan. Bruinrot: Wat betreft bruinrot hoopt hij door het herintroduceren van het getij hiervan geen last te krijgen. Graag wil hij een garantie dat hij niet te maken krijgt met bruinrot en de beperkingen hiervan. Afkalving perceel: Door de jaren heen is zijn perceel al gedeeltelijk afgebrokkeld. Indien door de maatregelen zijn perceel nog verder afbrokkelt, wil hij de schade verhalen. Zijn vraag is met name bij wie deze te verhalen is. Hij pleit voor een harde beschoeiing omdat bomen en struiken niet onderhouden worden. Het eigendom van de heer Romme bestaat uit een kade en een buitendijks in de boezem gelegen perceeltje. Tevens pleit hij voor een regeling voor achterstallig onderhoud. Waterkering,waterafvoer: Is er een schaderegeling indien de kades en waterkeringen het water niet kunnen keren? Wordt de waterafvoer door dit project ook bij hogere waterstanden, zoals springtij, verbeterd? Waterkwaliteit: Is de kwaliteit van het oppervlaktewater m.b.t. verontreiniging en zoutgehalte voldoende onderzocht? - West Brabantse Vogelwerkgroep.
De heren Van Vugt en Van Iersel spreken in een mondeling overleg hun zorg uit over een tweetal zaken,namelijk: 1. Het foerageergebied ten behoeve van de ganzen; de vraag hierin is of door de inrichting van het gebied niet een deel van de weilanden verdwijnt die nu dienst doen als foerageergebied. 2. De voorgestelde vogelkijkhut; door de inrichting zal naar hun idee het gebied verruigen waardoor de vogels niet goed zichtbaar meer zijn. Voorgesteld wordt om de vogelkijkhut te verplaatsen naar de uitstroom van het gemaal de Hamse Polders.
Behandeling van de inspraakreactie - de heer P.M de Nijs , Burgemeester Vlaklaan 38 te Hooge Zwaluwe Fiets/wandelpad: Op een opgestelde belevingskaart zijn de mogelijkheden aangegeven voor een eventueel aan te leggen wandel/ fietspad. Het staat nog niet vast of dit er komt. De gemeente moet als initiatiefnemer aangeven of het pad daadwerkelijk wenselijk is. De gemeente Drimmelen gaat een visie opstellen over het gehele fiets- en wandelpadenstelsel binnen de gemeente. In het najaar zal de gemeente een beleidsnota recreatie en toerisme presenteren waar het fietspadenstelsel onderdeel van zal uitmaken. Daarna moet het waterschap instemmen met de voorgestelde plannen met de Keur als basis. Het eventuele pad moet op kosten van de gemeente worden aangelegd. Ten aanzien van het beheer vanuit het waterschap wordt een eventueel pad op de kade niet wenselijk geacht. De voorstellen vanuit de gemeente worden tegemoet gezien.
Eventuele bezwaren tegen het pad kunnen via de gemeente ingebracht worden. Conclusie: Vooralsnog wordt er in het voorliggende inrichtingsplan geen fietspad opgenomen. Grondwaterstand: Ten aanzien van de hydrologische effecten van de herinrichting op de omgeving wordt het volgende opgemerkt. De invloed van het getij op de grondwaterstand ter plaatse van de ‘Grijze Wijk’ in Hooge Zwaluwe zal nihil zijn. Door middel van onderzoek zijn berekeningen gedaan naar de invloed van het getij op de grondwaterstand. Hieruit blijkt dat er nauwelijks invloed is omdat het peil gemiddeld niet in hoogte veranderd. Door de frequentie van in- en uitstromen van het water ontstaat een variabel peil waarbij het peil gemiddeld lager komt te liggen dan in de huidige situatie. Omdat het water minder lang hoog staat, wordt de situatie juist gunstiger. Overigens is de bemaling van het poldergebied achter de kade van grotere invloed dan het getij. Hier bevindt zich direct achter de kade een waterloop die te allen tijde een lager peil heeft dan het peil in de haven. De waterloop watert af op het gemaal Zonzeel. Deze polderbemaling wijzigt niet. Bij baggerwerkzaamheden op de Haven van Hooge Zwaluwe moet er wel voor worden gewaakt dat de afsluitende kleilagen onder de bodem van de Haven niet worden doorsneden. Dit zou leiden tot een toename van de kwel. Conclusie: Geconcludeerd kan worden dat mits er bij de uitvoering de aanwezige kleilaag op de bodem van de Haven niet wordt doorsneden er waarschijnlijk een geringe verbetering van de kwelsituatie wordt gerealiseerd. Er zal in ieder geval geen verslechtering optreden. -De heer A.F.H. de Rond, Steenplaats 2 te Lage Zwaluwe Nevengeul: In het inrichtingsplan is inderdaad een nevengeul gepland. De afmetingen van de geul blijven beperkt tot een breedte van maximaal 10 meter en een lengte van 300 meter. Doordat de geul het perceel doorsnijdt ontstaat er een eiland. Hierdoor is het perceel onbruikbaar geworden voor de landbouw. Doordat het perceel eigendom is van Staatsbosbeheer is lopen de contacten hierover via hun. De zienswijze is hierdoor besproken met de verpachter (SBB) van het betreffende perceel. Gezien de reguliere pacht is besloten dit perceel in de kavelruil, die in dit gebied loopt, op te nemen. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat vervangende grond wordt aangeboden. De nevengeul wordt echter niet aangelegd. Wel wordt onderzocht of een taludverflauwing aan de kreek mogelijk is. Wat betreft de beschermde diersoorten en de Habitatrichtlijn is het waterschap op de hoogte en wordt hier tijdens eventueel uitvoering voldoende rekening mee gehouden. Nadere informatie vanuit het parallel lopende stabiliteitsonderzoek geeft aan dat de nevengeul dicht langs de kade niet wenselijk is. Conclusie: De mogelijkheden tot een eventuele kavelruil wordt onderzocht. Het plan m.b.t. het graven van de nevengeul vervalt. Wel wordt onderzocht of een taludverflauwing aan de kreek mogelijk is. Uiteraard gebeurt dit in nauwe samenwerking met SBB en de heer de Rond. E.e.a wordt teruggekoppeld met eventuele andere belanghebbenden. -De heer J.C.J.M. Romme, Hamseweg 3 te Hooge Zwaluwe Communicatie: In het plangebied zijn ca. 50 personen direct belanghebbende. De heer Romme vormt hierop geen uitzondering. Deze personen zijn persoonlijk uitgenodigd voor een informatieavond. Hier werden de plannen toegelicht. Het is ondoenlijk om alle omwonenden in een persoonlijk gesprek de plannen toe te lichten. Hiervoor is geen tijd beschikbaar. Gevolgen: Het onderhavige project heeft geen directe of indirecte gevolgen voor de landbouw in het algemeen. Het project speelt zich af binnen de boezemkades waar haast geen landbouw gepleegd wordt. Uitzonderingen daargelaten. Logischerwijs is een financiële regeling hiervoor dan ook niet getroffen. Het neemt niet weg dat de geëigende wettelijke regelingen hier voor borg staan. Bruinrot: Op de rivier de Amer is tot nu toe nog geen bruinrot aangetroffen ofwel gemeten. Het herintroduceren van het getij zal dit niet veranderen. Echter de garantie afgeven dat dit nimmer gebeurt, voert hier te ver en kan dan ook niet gegeven worden. Wel kan in het sluitingsprotocol opgenomen worden dat indien de situatie zich voordoet in goed overleg de sluizen gesloten worden. Afkalving perceel: Juridisch gezien ligt de bewijslast van het afkalven van eigendommen bij de eigenaar. In dit geval bij de heer Romme zelf. Indien het betreffende buitendijksgelegen perceel is
afgebrokkeld, wordt hiertoe de schade op een adequate manier afgehandeld door het waterschap. Het toepassen van harde beschoeiing past niet in de doelstellingen van het project en in het beleid van het waterschap. Indien er sprake is van achterstallig onderhoud wordt getracht dit mee te nemen in het project of wordt dit doorgegeven aan de regio oost. Waterkering,waterafvoer: Het gebied beschermen tegen overstromingen en het voeren van een juiste waterhuishouding is een primaire taak van het waterschap. Voert het waterschap deze taken niet goed uit dan worden zij hierop aangesproken. Indien zich hoger waterstanden voordoen zoals springtij wordt de sluis gesloten. Hiertoe is een sluitingsprotocol opgesteld. De situatie m.b.t. de herintroductie van het getij wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. Het peil wijzigt niet in hoogte, alleen de frequentie van in- en uitstromen is hoger. Waterkwaliteit: Gestreefd wordt naar een oppervlaktewaterkwaliteitsniveau Stowa 5. STOWA niveau 5 houdt in dat met name de inrichting van de haven van Hooge Zwaluwe op orde moet komen, dus meer variatie binnen het kreekprofiel en meer variatie van de oevers e.d. conform het voorgestelde streefbeeld. De waterkwaliteit van de Amer is gezien nutriënten (P) "schoner" dan het water in de Zwaluwse haven. Van sommige metalen zijn de concentraties in het Hollands Diep hoger maar zal na inschatting niet leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit van de Zwaluwse haven. Verder is er al enkele jaren sprake van beïnvloeding van de Zwaluwse haven door Amerwater omdat de suatiesluis gedurende een groot deel van het jaar open staat. De verversingsgraad wordt door de maatregel verhoogd van 3% naar ongeveer 100%. Van verslechtering van het zoutgehalte is geen sprake. De zoutinvloed vanuit de Haringvlietsluizen reikt slecht tot enkele kilometers landinwaarts. Conclusie: Gezien het bovenstaande is er geen aanleiding het plan te wijzigen. - West Brabantse Vogelwerkgroep, Breda In het inrichtingsplan worden alleen de oevers van het betreffende perceel vergraven. Het resterende gedeelte van dit perceel wordt niet heringericht. Wel zal de begrazing extensiever worden en de getijdenwerking toenemen. Overstroming zal niet frequent plaatsvinden. Naar de locatie van de vogelkijkhut (eventueel scherm)wordt nog eens kritisch gekeken. De voorgestelde locatie bij het gemaal is in particulier eigendom waardoor plaatsing daar mogelijk niet kan plaatsvinden. Dit wordt onderzocht. Uitgangspunt is dat vanuit de vogelkijkhut water-en rietvogels gemakkelijk en ongestoord bekeken kunnen worden. Conclusie: Ten aanzien van het foerageergebied van de ganzen wordt geconcludeerd dat er op het betreffende perceel nauwelijks werkzaamheden uitgevoerd worden. Het betreft alleen het verflauwen van oevers. Hierdoor treedt er, gezien de huidige situatie, geen verslechtering op. Er is eerder sprake van verbetering. Er wordt nader onderzocht of de vogelkijkhut op een door alle partijen geschikt bevonden locatie geplaatst kan worden.
Conclusie en voorstel Gezien de voorgaande behandeling van de ingediende inspraakreacties zijn wij van mening dat er reden is wijzigingen aan te brengen in het ter inzage gelegde inrichtingsplan. De wijzigingen bestaan uit vervallen van een deelplan. Dit heeft alleen betrekking op het graven van de nevengeul in de omgeving van de Steenplaats te Lage Zwaluwe. Wel wordt onderzocht of een taludverflauwing aan de kreek mogelijk is. Uiteraard gebeurt dit in nauwe samenwerking met SBB en de heer De Rond. Het totale plan zal overigens nog gedurende 4 weken ter inzage worden gelegd in het kader van het verlenen van een keurvergunning waarbij eenieder de mogelijkheid wordt geboden om schriftelijk zienswijzen tegen het plan in te dienen. Middels een publicatie in het plaatselijke dagblad en weekblad wordt eenieder geïnformeerd.
17 September 2007
Nr 1
Reactie van: Dhr. P.M de Nijs, Burgemeester Vlaklaan 38 te Hooge zwaluwe mede namens een 11 –tal bewoners aan de Burgemeester Vlaklaan nrs. 16 t/m 36.
Grondwaterstand: Daarnaast spreken zij hun zorg uit over de grondwaterstand. Zij verwachten dat na de herintroductie van het getij de grondwaterstand zal verslechteren waardoor zij meer last krijgen van vocht in hun huizen.
Reactie Fiets/wandelpad: Zij maken op voorhand bezwaar tegen een eventueel aan te leggen fiets/ wandelpad op de dijk achter hun woningen. Zij zijn van menig dat hierdoor hun privacy in hun tuinen verloren gaat.
Grondwaterstand: Ten aanzien van de hydrologische effecten van de herinrichting op de omgeving wordt het volgende opgemerkt. De invloed van het getij op de grondwaterstand ter plaatse van de ‘Grijze Wijk’ in Hooge Zwaluwe zal nihil zijn. Door middel van onderzoek zijn berekeningen gedaan naar invloed van het getij op de grondwaterstand. Hieruit blijkt dat er nauwelijks invloed is omdat het peil gemiddeld niet in hoogte veranderd. Door de frequentie van in- en uitstromen van het water ontstaat een variabel peil waarbij het peil gemiddeld lager komt te liggen dan in de huidige situatie. Omdat het water minder lang hoog staat wordt de situatie juist gunstiger. Overigens is de bemaling van het poldergebied achter de kade van grotere invloed dan het getij. Hier bevindt zich direct achter de kade een waterloop die ten allen tijde een lager peil heeft dan het peil in de haven. De waterloop watert af op gemaal Zonzeel. Deze polderbemaling wijzigt niet. Bij baggerwerkzaamheden op de Haven van Hooge Zwaluwe moet er wel voor worden gewaakt dat de afsluitende kleilagen onder de bodem van de Haven niet worden doorsneden. Dit zou leiden tot een toename van de kwel.
Beoordeling Fiets/wandelpad: Op een opgestelde belevingskaart zijn de mogelijkheden aangegeven voor een eventueel aan te leggen wandel/ fietspad. Het staat nog niet vast of dit er komt. De gemeente moet als initiatiefnemer aangeven of het pad daadwerkelijk wenselijk is. De gemeente Drimmelen gaat een visie opstellen over het gehele fiets- en wandelpadenstelsel binnen de gemeente. In het najaar zal de gemeente een beleidsnota recreatie en toerisme presenteren waar het fietspadenstelsel onderdeel van zal uitmaken.Daarna moet het waterschap instemmen met de voorgestelde plannen met de keur als basis. Het eventuele pad moet op kosten van de gemeente worden aangelegd. Ten aanzien van het beheer vanuit het waterschap wordt een eventueel pad op de kade niet als wenselijk geacht. De voorstellen vanuit de gemeente worden tegemoet gezien. Eventuele bezwaren tegen het pad kunnen via de gemeente ingebracht worden.
Inspraakprocedure AwB, van 1 augustus 2007 tot en met 11 september 2007
Inspraaknota: Inrichtingsplan Zwaluws Getij
Advies
Geconcludeerd kan worden dat mits er bij de uitvoering de aanwezige kleilaag op de bodem van de Haven niet wordt doorsneden er waarschijnlijk een geringe verbetering van de kwelsituatie wordt gerealiseerd. Er zal in ieder geval geen verslechtering optreden.
Vooralsnog wordt er in het voorliggende inrichtingsplan geen fietspad opgenomen.
Nr 2
Reactie van: Dhr. A.F.H. de Rond, Steenplaats 2 te Lage Zwaluwe via Stichting Rechtsbijstand.
Reactie Nevengeul: In het inrichtingsplan is ter hoogte van de Steenplaats een nieuw te graven nevengeul opgenomen. Met komst van deze nevengeul is de heer de Rond het niet eens. Hij pacht de grond waarop deze nevengeul is gepland al jarenlang van Staatsbosbeheer(reguliere pacht). Doordat het perceel door de aanleg van de nevengeul wordt doorsneden is het niet meer te gebruiken als landbouwgrond. Dit leidt tot aantasting van de uitoefening van zijn bedrijf met verstrekkende gevolgen. Door deze beperking vreest hij dat zijn bedrijf en bedrijfswoning in waarde dalen.
Beoordeling Nevengeul: In het inrichtingsplan is inderdaad een nevengeul gepland. De afmetingen van de geul blijven beperkt tot een breedte van maximaal 10 meter en een lengte van 300 meter. Doordat de geul het perceel doorsnijdt ontstaat er een eiland. Hierdoor is het perceel onbruikbaar geworden voor de landbouw. Doordat het perceel eigendom is van Staatsbosbeheer is lopen de contacten hierover via hun. De zienswijze is hierdoor besproken met de verpachter (SBB) van het betreffende perceel. Gezien de reguliere pacht is besloten dit perceel in de kavelruil, die in dit gebied loopt, op te nemen. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat vervangende grond wordt aangeboden. De nevengeul wordt echter niet aangelegd. Wel wordt onderzocht of een taludverflauwing aan de kreek mogelijk is. Wat betreft de beschermde diersoorten en de Habitatrichtlijn is het waterschap op de hoogte en wordt hier tijdens eventueel uitvoering voldoende rekening mee gehouden. Nadere informatie vanuit het parallel lopende stabiliteitsonderzoek geeft aan dat de nevengeul dicht langs de kade niet wenselijk is.
Advies De mogelijkheden tot een eventuele kavelruil wordt onderzocht. Het plan m.b.t. het graven van de nevengeul vervalt. Wel wordt onderzocht of een taludverflauwing aan de kreek mogelijk is. Uiteraard gebeurt dit in nauwe samenwerking met SBB en de heer de Rond. E.e.a wordt teruggekoppeld met eventuele andere belanghebbenden.
Nr 3
Reactie van: Dhr. J.C.J.M. Romme, Hamseweg 3 te Hooge Zwaluwe.
Beoordeling Communicatie: In het plangebied zijn c.a. 50 personen direct belanghebbende. De heer Romme vormt hierop geen uitzondering. Deze personen zijn persoonlijk uitgenodigd voor een informatieavond. Hier werden de plannen toegelicht. Het is ondoenlijk om alle omwonenden in een persoonlijk gesprek de plannen toe te lichten. Hiervoor is geen tijd beschikbaar. Gevolgen: Het onderhavige project heeft geen directe of indirecte gevolgen voor de landbouw in het algemeen. Het project speelt zich binnen de boezemkades af waar haast geen landbouw gepleegd wordt. Uitzonderingen daargelaten. Logischerwijs is een financiële regeling hiervoor dan ook niet getroffen. Het neemt niet dat de geëigende wettelijke regelingen hier voor borg staan. Bruinrot: Op de rivier de Amer is tot nu toe nog geen bruinrot aangetroffen ofwel gemeten. Het herintroduceren van het getij zal dit niet veranderen. Echter de garantie afgeven dat dit nimmer gebeurt voert hier te ver en kan dan ook niet gegeven worden. Wel kan in het sluitingsprotocol opgenomen worden dat indien de situatie zich voordoet in goed overleg de sluizen gesloten worden. Afkalving perceel: Juridisch gezien ligt de bewijslast van het afkalven van eigendommen bij de eigenaar. In dit geval bij de heer Romme zelf. Indien het betreffende buitendijksgelegen perceel is afgebrokkeld wordt hiertoe de schade op een adequate manier afgehandeld door het waterschap. Het toepassen van harde beschoeiing past niet in de doelstellingen van het project en in het beleid van het waterschap. Indien er sprake achterstallig onderhoud wordt getracht dit mee te nemen in het project of wordt dit doorgegeven aan de regio Oost. Waterkering,waterafvoer: Het gebied beschermen tegen overstromingen en het voeren van een juiste waterhuishouding is een primaire taak van het waterschap. Voert het waterschap deze taken niet goed uit dan worden zij hier op aangesproken. Indien zich hoger waterstanden voordoen zoals springtij wordt de sluis gesloten. Hiertoe is een sluitingsprotocol opgesteld. De situatie m.b.t. de herintroductie van het getij wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. Het peil wijzigt niet in hoogte. Alleen de frequentie van in en uitstromen is hoger.
Reactie Communicatie: Als landbouwer in het naast het project gelegen gebied vindt dat hij dat zijn mening onvoldoende is gehoord. Een persoonlijk gesprek vooraf zou naar zijn idee beter zijn geweest.
Gevolgen: Daarnaast vraagt hij zich af wat de gevolgen zijn van het project voor de akkerbouw en veeteelt in het gebied en welke financiële mogelijkheden hier voor open staan.
Bruinrot: Wat betreft bruinrot hoopt hij door het herintroduceren van het getij hiervan geen last te krijgen. Graag wil hij een garantie dat hij niet te maken krijgt met bruinrot en de beperkingen hiervan.
Afkalving perceel: Door de jaren heen is zijn perceel al gedeeltelijk afgebrokkeld. Indien door de maatregelen zijn perceel nog verder afbrokkelt wil hij de schade verhalen. Zijn vraag is met name bij wie deze te verhalen is. Hij pleit voor een harde beschoeiing omdat bomen en struiken niet onderhouden worden.
Waterkering,waterafvoer: Is er een schaderegeling indien de kades en waterkeringen het water niet kunnen keren? Wordt de waterafvoer door dit project ook bij hogere waterstanden, zoals springtij, verbeterd?
Advies Ten aanzien van punt 3, geen aanpassingen.
Nr
Reactie van:
Reactie Waterkwaliteit: Is de kwaliteit van het oppervlaktewater m.b.t. verontreiniging en zoutgehalte voldoende onderzocht?
Beoordeling
Van verslechtering van het zoutgehalte is geen sprake. De zoutinvloed vanuit de Haringvlietsluizen reikt slecht tot enkele kilometers landinwaarts.
STOWA niveau 5 houdt in dat met name de inrichting van de haven van Hooge Zwaluwe op orde moet komen, dus meer variatie binnen het kreekprofiel en meer variatie van de oevers e.d. conform het voorgestelde streefbeeld. De waterkwaliteit van de Amer is gezien nutriënten (P) "schoner" dan het water in de Zwaluwse haven. Wat betreft sommige metalen zijn de concentraties in het Hollands Diep hoger maar zal na inschatting niet leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit van de Zwaluwse haven. Verder is er al enkele jaren sprake van beïnvloeding van de Zwaluwse haven door Amer water omdat er een de suatiesluis gedurende een groot deel van het jaar open staat. De verversingsgraad wordt door de maatregel verhoogd van 3 naar meer dan 100%.
Waterkwaliteit: Gestreefd wordt naar een oppervlaktewater-kwaliteitsniveau Stowa 5.
Advies
4
West Brabantse Vogelwerkgroep Breda
Vogelkijkhut Voorgesteld wordt om de vogelkijkhut te verplaatsen naar de uitstroom van het gemaal de Hamse Polders omdat door de inrichting naar hun idee het gebied zal verruigen waardoor de vogels niet goed zichtbaar meer zijn.
Foerageergebied Ten aanzien van het foerageergebied van de ganzen is de vraag of door de inrichting van het gebied niet een deel van de weilanden verdwijnt die nu dienst doen als foerageergebied.
Vogelkijkhut: Naar de locatie van de vogelkijkhut (eventueel scherm)wordt nog eens kritisch gekeken. De voorgestelde locatie bij het gemaal is in particulier eigendom waardoor plaatsing daar mogelijk niet kan plaatsvinden. Dit wordt onderzocht. Uitgangspunt is dat vanuit de vogelkijkhut water-en rietvogels gemakkelijk en ongestoord bekeken kunnen worden.
Foerageergebied In het inrichtingsplan worden alleen de oevers van het betreffende perceel vergraven. Het resterende gedeelte van dit perceel wordt niet heringericht. Wel zal de begrazing extensiever worden en de getijdenwerking toenemen. Overstroming zal niet frequent plaatsvinden.
Wat betreft de locatie van de vogelkijkhut wordt er nader onderzocht of deze op een door alle partijen geschikt bevonden locatie geplaatst kan worden.
Ten aanzien van het foerageergebied van de ganzen wordt geconcludeerd dat er op het betreffende perceel nauwelijks werkzaamheden uitgevoerd worden. Het betreft alleen het verflauwen van oevers. Hierdoor treedt er,gezien de huidige situatie,geen verslechtering op. Er is eerder sprake van verbetering.
Nummer : *07I002752* Barcode : *07I002752* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007; gezien het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 14 november 2007; gelet op de Inspraakverordening waterschap Brabantse Delta: Overwegingen x gelet op het besluit van het DB van 12 juni 2007 waarbij het concept inrichtingsplan Zwaluws Getij voor een periode van 6 weken voor eenieder ter inzage gelegd is; x gelet op de binnengekomen zienswijzen tijdens de periode van inspraak;
BESLUIT: in te stemmen met de Inspraaknota Zwaluws Getij en vast te stellen het Inrichtingsplan Haven van Hooge Zwaluwe met kenmerk: projectnummer 170359, revisie 0.2, 19 juli 2007 inclusief bijlagen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007.
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002818* Barcode: *07I002658 Onderwerp: op korte termijn verminderen van blauwalgenoverlast Sector en afdeling: SBO-beleid Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 24 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Investeringsbesluit en Toetsingslijst Aan het algemeen bestuur Inleiding Op veel plaatsen is overlast door drijflagen van blauwalgen een jaarlijks terugkerend probleem. Het manifesteert zich op plaatsen waar veel mensen last van kunnen hebben (stadswateren, jachthavens langs de Mark-Vliet boezem, enz.). Blauwalgen zijn hinderlijk, storend en in bepaalde situaties zelfs giftig en dus gevaarlijk. In 2006 waren er problemen met blauwalgen in 22 stadswateren, 5 locaties in de Mark-Vliet boezem en in 2 zwemplassen. Gezien de uitgangspunten van de KRW en de ambitie van het waterschap wordt in het KRW-spoor ingezet op duurzame maatregelen. Vaak zijn dit maatregelen die echter pas op lange termijn zichtbaar effect sorteren. Deze aanpak kan er toe leiden dat de blauwalgen overlast in de komende vijf tot tien jaren onverminderd blijft bestaan. Dit ondanks de grote inspanningen van waterschap, gemeenten en andere partijen. Deze kan leiden tot een imago-probleem voor het waterschap als beheerder van het watersysteem. Daarnaast vergroot hierdoor het risico van vermindering van draagvlak bij de overige participanten voor het realiseren van KRWdoelen. Deze situatie is in het thema DB van 6 maart 2007 over de KRW door het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta erkend als een belangrijk risico voor de succesvolle implementatie van de KRW. Voor de zomervakantie van 2007 is een workshop gehouden met externe deskundigen om de aanpak in hoofdlijnen te schetsen. Het DB van 21 augustus 2007 heeft op basis van het resultaat van de workshop ingestemd met het nader uitwerken van de ambitie om op korte termijn tot zichtbare waterkwaliteitsverbetering te komen. Deze nadere uitwerking is gezien de krappe planning in twee fasen opgesplitst: fase 1 (tot en met september 2007): formuleren concept uitvoeringsplan voor het aanvragen van een uitvoeringskrediet; fase 2 (tot en met december 2007): opstellen definitief uitvoeringsplan in samenwerking met gemeenten. De uitvoering is voorzien in 2008 (fase 3). In deze nota wordt het resultaat van fase 1 weergegeven en wordt hiermee een uitvoeringskrediet aangevraagd (voor fase 3). Vraagstelling Welke maatregelen kan het waterschap in de komende jaren uitvoeren om voor de direct betrokkenen (burgers, gemeenten, terreinbeheerders) ook op korte termijn merkbare verbetering te bereiken om de overlast ten gevolge van blauwalgen te verminderen? Strategie Tegen de achtergrond van de gebiedsspecifieke kenmerken, de mogelijke maatregelen en de centrale vraagstelling is de volgende marsroute ontwikkeld: 1. prioriteit op locaties met veel impact Concreet betekent dit een focus op stadswateren, (jacht)havens en een enkele zwemplas. Aan blauwalgengroei in poldersloten is minder prioriteit toegekend.
2. focus op technieken die op korte termijn tot verbetering kunnen leiden Concreet betekent dit een focus op maatregelen als afvissen, inzet van driehoeksmosselen, baggeren, mechanische menging, oeverinrichting en doorspoeling. 3. concentratie op beperkt aantal kansrijke locaties, verspreid over het beheersgebied Concreet betekent dit dat voor het eerste jaar van het uitvoeringsplan (2008) een beperkt aantal locaties aangepakt zal gaan worden, waarna op basis van resultaten een vervolg kan worden gegeven in de daarop volgende jaren. Uitgegaan wordt van een termijn van (maximaal) 5 jaar. Op basis van de genoemde marsroute is een concept uitvoeringsplan opgesteld voor 5 van de ca. 20 stadwateren met blauwalgenoverlast en voor de havens van Steenbergen en Roosendaal. Hierbij een overzicht van de maatregelen en kosten per locatie: Locatie
Maatregelen
Haven Steenbergen
Bellenscherm tegen instroming drijflagen
Haven Roosendaal Bellenscherm tegen instroming drijflagen (wordt tevens gebaggerd in 2008) Aanvullende maatregelen op baggerwerk Anton van Duijnkerkenpark; van de gemeente in 2008: Optimalisatie Bergen op Zoom inrichting+visbeheer+communicatie Tolberg; Optimalisatie gemeente inrichting+visbeheer+communicatie Roosendaal Blaak; gemeente Recirculatie+communicatie Tilburg (inrichting van waterpartijen is hier al goed)
Hoge Neerstraat; gemeente EttenLeur
Linievijver; gemeente Breda Alle locaties
Kosten (incl. 19% BTW) € 62.000,-
€ 62.000,€ 316.000,-
€ 122.000,-
Verwachte impact op blauwalgen voldoende, mits technisch goed inpasbaar voldoende groot, mits belasting door vogels e.d. verminderd kan worden onzeker; beperkte doorstroming kan een knelpunt blijven voldoende
€ 95.000,jaarlijkse kosten (huur in 2008) Bij goede werking € 338.000,investeringskosten (in 2009) € 315.000, voldoende mits Aanvullende maatregelen op gedeeltelijke belasting door vogels opschoning van het waterschap in 2007: e.d. verminderd kan baggeren+ optimalisatie worden; effect pas in inrichting+visbeheer+ communicatie 2009 zichtbaar Proef met driehoeksmosselen + visbeheer € 79.000,groot, mits de + uitzetten waterplanten afvoersituatie van de vijver verbeterd Monitoring chemie, ecologie en blauwalgen € 105.000,3 jaar lang
De voorgestelde maatregelen bevatten voornamelijk investeringen die tevens goed passen in een duurzame aanpak (altijd goed maatregelen). Enkele posten zijn echter aan te merken als beheerskosten die in de exploitatiebegroting moeten worden verwerkt: energiekosten bellenscherm: 2x € 1.500,- per jaar; eerste proef met recirculatie in De Blaak: € 95.000,- voor 2008; monitoringskosten voor 3 meetjaren in de periode 2009-2014: € 105.000,-. Verantwoordelijkheid waterschap stadswateren Het waterschap is waterkwaliteitsbeheerder van al het oppervlaktewater binnen het beheersgebied. Het waterschap heeft daarmee een inspanningsverplichting om een goede waterkwaliteit te bereiken. Hoe ver het waterschap gaat in investeringen voor een goede waterkwaliteit dient door het bestuur gemaakt te worden waarbij de kosten en maatschappelijke baten worden afgewogen. Voor wat betreft de kleinere en diverse stadswateren kan een inschatting van het maatschappelijk draagvlak gemaakt worden op basis van de bereidwilligheid van de gemeenten om hierin samen te werken. Samenwerking komt tot uiting in aanpak van bronnen zoals overstorten en uitwerpselen van honden en vogels en gezamenlijke communicatie naar bewoners. In gevallen dat de gemeente tevens nog verantwoordelijk is voor het onderhoud van de wateren hoort ook het eventueel uitvoeren van baggerwerkzaamheden tot de taken van de gemeente. Dit is van toepassing bij de genoemde locaties van de gemeente Bergen op Zoom, Roosendaal en de Linievijver. Bij alle geselecteerde stadswateren is er een bereidheid van de gemeente om samen de waterkwaliteit te verbeteren.
Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk € 1,294 mln investeringskosten voor uitvoering van maatregelen in 2008 (zie investeringsbesluit); deze kosten zijn niet begroot en niet voorzien in het IP en de meerjarenraming. Voor deze kosten is wellicht subsidie te verkrijgen. Hier is vooralsnog geen rekening mee gehouden. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig ja, namelijk zie tekst over verantwoordelijkheid waterschap voor stadswateren. Kwaliteitsverbetering van deze wateren wordt wenselijk geacht door de gemeenten en de omwonenden. Met zichtbare resultaten op korte termijn kan het waterschap zich positief manifesteren.
Communicatieparagraaf Het is van zeer groot belang om de ambitie om op korte termijn tot zichtbare kwaliteitsverbetering te komen breed uit te dragen. Een communicatieplan wordt in de periode tot en met december 2007 uitgewerkt samen met de betrokken gemeenten. Communicatie zal op verschillende pijlers rusten: projectcommunicatie naar direct omwonenden; interne communicatie; algemene externe communicatie gericht op burgers en andere overheden. Advies: Het AB stemt in met: de voorgestelde maatregelen om blauwalgenoverlast te reduceren in vijf stadswateren en twee havens voor een bedrag van € 1,294 mln euro in 2008 uit te voeren, onder voorbehoud van samenwerking met de gemeente; het in 2008 uitwerken van maatregelen voor reductie van blauwalgenoverlast in vijf andere stadswateren ter uitvoering in 2009. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST Nummer : *07I002819* Barcode : *07I002819*
Projectnr.:
Projectnaam:
Vermindering blauwalgenoverlast
(Ondersteunend) beheerproduct: 3250 Kwaliteitsmaatregelen in oppervlaktewater Projectleider:
Victor v.d. Berg
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2007-44 (Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): beleidsveld: -
uitvoeringsperiode van het werk: verwacht tijdstip oplevering: effect op het milieu:
-
wijze van aanbesteding: projectgever: projectnemer:
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief 2010 % daling/stijging tarief 2010 t.o.v. MJR 2008-2011 l. te ramen netto lasten voor 2007: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
100 % Kwaliteit 3000 Inrichten en onderhoud Watersystemen 2008 1-januari-2009 verbeterde waterkwaliteit a.g.v. minder blauwalgenoverlast. n.v.t. J. v. Hal V. v.d. Berg
€ 1.294.000 € 0,10 jaar 4,5 % 50 % Definitiefase € € € € €
164.000,38.000,0,0,202.000,-
Kwaliteit 0,413 % Kwaliteit 0,41 % € 0,Wordt opgenomen in Begroting 2009
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan Het project is niet in het IP 2008-2012 opgenomen Besluitvorming Omdat het een project bevat dat niet het IP is opgenomen is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *07I002823* Barcode : *07I002823* Projectnr.: Beheerproducten:
Projectnaam:
Vermindering blauwalgenoverlast
3250 Kwaliteitsmaatregelen in oppervlaktewater
BESLUITNUMMER: 2007-44
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007; gelezen het advies van de AB-commissie Beleid en Investeringen van 14 november 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 1.294.000,- ten behoeve van : het verminderen van de blauwalgenoverlast. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007 De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I002829 Barcode: 07I002829 Onderwerp: Aanbestedingsbeleid Sector en afdeling: Directie en concernstaf Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 25 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: 1. Besluit, 2. Nota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006 Aan het algemeen bestuur Inleiding Het algemeen bestuur heeft in zijn vergadering van 3 oktober 2007 besloten het aanbestedingsbeleid zoals dit door het DB in juni 2006 is vastgesteld, alsnog zelf vast te stellen. Om aan organisatie en belanghebbenden duidelijk te maken dat er geen sprake is van nieuw aanbestedingsbeleid is de titel van de nota ongewijzigd. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met de Nota Aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006? Strategie Het Aanbestedingsbeleid Rekening houdend met de regelgeving en de ervaringen van het waterschap voldoet het aanbestedingsbeleid aan de volgende punten: x
x
De beschrijving van het wettelijk kader De beschrijving voldoet aan de Europese en nationale regelgeving, zoals hiervoor omschreven. Op nationaal niveau is het ARW 2005 van belang. Beleid is dat voor het waterschap het ARW 2005 voor werken van toepassing wordt verklaard als opvolger van het ARW 2004 dat eerder van toepassing was verklaard. In de nota aanbestedingsbeleid wordt voorts ruimte gegeven aan de mogelijkheden tot toepassing van de nieuwe aanbestedingsvormen zoals Design & Construct, de concurrentiegerichte dialoog en het aanbesteden van raamovereenkomsten. Drempelbedragen De bedragen waarboven Europees moet worden aanbesteed zijn verlaagd zodat eerder Europees moet worden aanbesteed. Dit is opgenomen in de onderstaande tabel met de overige drempelbedragen voor nationale aanbestedingen en onderhandse aanbestedingen die het waterschap zelf heeft vastgesteld. De niet-Europese drempelbedragen (het eigen beleid van het waterschap) zijn sinds 2005 ongwijzigd.
Drempelbedragen Type Aanbesteding 1
(in euro exclusief BTW) Werken
Diensten
Leveringen
15.000
25.000
15.000
> 15.000 - 150.000
> 25.000 - 150.000
> 15.000 - 150.000
Openbare / Niet openbare procedure (nationaal)
> 150.000 - 5.278.000
> 150.000 - 211.000
> 150.000 - 211.000
Openbare / Niet openbare procedure (Europees)
> 5.278.000
> 211.000
> 211.000
Gunning uit de hand (1 offerte) Onderhandse procedure (minimaal 3 offertes) of Openbare / Niet openbare procedure (nationaal)
x
x
x
x
x
x
Integriteitseisen In het aanbestedingsbeleid wordt verwezen naar het vastgestelde integriteitsbeleid dat bepalingen bevat over aanbesteden. In bijlage V van het aanbestedingsbeleid is één en ander verder uitgewerkt. Beoordeling De wijze waarop de beoordeling van bedrijven en hun offertes plaats dient te vinden voldoet aan huidige regelgeving en jurisprudentie. Het beleid bevat duidelijke voorschriften voor uitsluitingsgronden, minimumeisen, selectiecriteria en gunningcriteria. Elektronische middelen bij aanbesteden Aan het beleid is een gedeelte toegevoegd over elektronische middelen bij aanbesteden. Beleid is dat het gebruik hiervan wordt gestimuleerd. Voordelen zijn dat doeltreffender en transparanter kan worden aanbesteed en tijd kan worden bespaard. Raakvlakken Centrale Inkoop In het aanbestedingsbeleid wordt verwezen naar het Inkoopbeleid dat bepalingen bevat over aanbesteden. RACI-tabel De RACI-tabel geeft aan wie verantwoordelijk is voor een aanbesteding en wie geïnformeerd moeten worden. In het aanbestedingsbeleid is de RACI-tabel uit praktische overwegingen versoepeld in die zin dat Centrale Inkoop en Juridische Zaken niet meer verplicht voor alle aanbestedingen moeten worden geïnformeerd en om advies moeten worden gevraagd. Dit is nu ‘in beginsel’. Uitgangspunt blijft wel de coördinerende rol van Centrale Inkoop bij afdelings-, regio-, en sectoroverschrijdende aanbestedingen en de toetsende en adviserende rol van Juridische Zaken. Praktische zaken Om het aanbesteden binnen de organisatie zo goed mogelijk te faciliteren bevat de beleidsnota Aanbestedingsbeleid diverse hulpmiddelen. Zo is er een overzicht voor het opstellen van een aanbestedingsdossier, een lijst met links naar relevante internet-sites en een overzicht van veel gebruikte algemene voorwaarden. De nota aanbestedingsbeleid is daarmee ook een naslagwerk. Verder bevat Waterweb een apart gedeelte met praktische informatie om het aanbesteden verder te ondersteunen.
Beoordeling x Financiële gevolgen niet van toepassing x
1
Juridische gevolgen niet van toepassing
Bij gunning uit de hand wordt slecht 1 offerte opgevraagd en/of onderhandeld met één leverancier of bedrijf naar keuze. Bij een onderhandse procedure worden minimaal 3 offertes opgevraagd bij leveranciers of bedrijven naar keuze. Bij een openbare aanbesteding vindt selectie en gunning in één ronde plaats. Bij een niet-openbare procedure worden in de eerste ronde geschikte aanbieders geselecteerd. In een tweede ronde brengen deze aanbieders een offerte uit. Bij een nationale procedure kunnen alle geïnteresseerde leveranciers/bedrijven uit Nederland een offerte uitbrengen. Er mag niet worden onderhandeld. Bij een Europese procedure kunnen alle geïnteresseerde leveranciers/bedrijven uit Europa een offerte uitbrengen. Er mag niet worden onderhandeld.
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig ja, namelijk wetgeving en jurisprudentie inzake aanbesteding zijn nog altijd in beweging. Verwacht wordt dat ook het gedeelte dat nog niet door Europese regelgeving is dichtgetimmerd, in de nabije toekomst strikter zal worden gereguleerd. In dat geval zal het aanbestedingsbeleid worden geactualiseerd en weer ter besluitvorming worden voorgelegd.
Communicatieparagraaf Het aanbestedingsbeleid zal op de gebruikelijke wijze worden bekend gemakt. Advies: het AB stemt in met met Nota Aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006 en het daarin weergegeven aanbestedingsbeleid. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer : *07I002665* Barcode :
*07I002665*
NOTA AANBESTEDINGSBELEID WATERSCHAP BRABANTSE DELTA 2006
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 1 van 48
1 INLEIDING ...............................................................................................................3 1.1 Aanleiding ..........................................................................................................3 1.2 Begripsbepaling en reikwijdte ................................................................................3 2 DOELSTELLINGEN VAN HET BELEID .............................................................................5 3 BESCHRIJVING WETTELIJK KADER ..............................................................................6 3.1 Europese regelgeving ...........................................................................................6 3.2 Nationale regelgeving...........................................................................................7 3.2.1 Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten ........................................7 3.2.2 UAR 2001, versus ARW 2005 ...........................................................................7 3.2.3 Wet BIBOB ....................................................................................................8 3.2.4 Algemene wet bestuursrecht ............................................................................8 3.2.5 Waterschapswet / Reglement voor het waterschap Brabantse Delta.......................8 3.2.6 Burgerlijk Wetboek .........................................................................................8 3.2.7 Wet op de ondernemingsraden .........................................................................8 4 BELEIDSUITGANGSPUNTEN ........................................................................................9 4.1 Juridische beleidsuitgangspunten ...........................................................................9 4.1.1 Het naleven van wet- en regelgeving ................................................................9 4.1.2 Het nastreven van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie .......................9 4.1.3 Toepassen van een aanbestedingsreglement ......................................................9 4.2 Ethische en ideële beleidsuitgangspunten ................................................................9 4.2.1 Aandacht voor duurzaamheid ...........................................................................9 4.2.2 Maatschappelijke eisen aan de leveranciers...................................................... 10 4.2.3 Integriteiteisen van bestuurders en ambtenaren ............................................... 10 4.3 Economische en kwalitatieve beleidsuitgangspunten ............................................... 11 4.3.1 Te hanteren aanbestedingsprocedure .............................................................. 11 4.3.2 Drempelbedragen......................................................................................... 13 4.3.3 Kwalitatieve beoordeling van gegadigden/inschrijvers en gunning ....................... 13 4.3.4 Aandacht voor innovatief aanbesteden ............................................................ 15 4.3.5 Omgang met regionale inschrijvers ................................................................. 15 4.3.6 Elektronische middelen bij aanbesteden........................................................... 16 4.4 Organisatorische beleidsuitgangspunten................................................................ 16 4.4.1 Raakvlakken met de taken van de afdeling Centrale Inkoop................................ 16 4.4.2 Hanteren van een standaardwerkwijze ............................................................ 16 4.4.3 Continue streven naar verbetering .................................................................. 17 4.5 Afwijken van het aanbestedingsbeleid................................................................... 17 5. EVALUATIE............................................................................................................ 19 Bijlage I Schematisch overzicht aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta ........ 20 Bijlage II Lijst van implementatiepunten ............................................................... 22 Bijlage III RACI-tabel hoofdactiviteiten tactisch inkoopproces.................................... 23 Bijlage IV de Wet BIBOB ..................................................................................... 24 Bijlage V Integriteit van bestuurders en ambtenaren .............................................. 26 Bijlage VI Voorbeelden van werken, diensten en leveringen...................................... 28 Bijlage VII Toelichting op ARW 2005 ...................................................................... 30 Bijlage VIII Elektronisch aanbesteden...................................................................... 31 Bijlage IX Europees aanbesteden.......................................................................... 33 Bijlage X Selectiecriteria en bewijsstukken ............................................................ 40 Bijlage XI Richtlijnen inhoud aanbestedingsdossier .................................................. 45 Bijlage XII Relevante Internet sites ........................................................................ 46 Bijlage XIII Tabel veelgebruikte algemene voorwaarden (uitvoering)............................ 48
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 2 van 48
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding In deze nota wordt het aanbestedingsbeleid van waterschap Brabantse Delta verwoord. Het hebben en actueel houden van een helder aanbestedingsbeleid is een randvoorwaarde voor het verder ontwikkelen en professionaliseren van opdrachtverlening aan derden. Een andere reden is gelegen in de bijzondere verantwoordelijkheid die overheidsorganisaties dragen: naast wetgever en handhaver moeten zij ook verantwoording afleggen over de besteding van publieke gelden. Meer nog dan voor private organisaties geldt dat de doelmatigheid van overheidsinkopen aantoonbaar en controleerbaar moet zijn. Tot slot is de overheid als inkopende partij niet over het hoofd te zien. Decentrale overheden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het merendeel van de overheidsinkopen (€ 18,8 miljard).
1.2 Begripsbepaling en reikwijdte Om verwarring te voorkomen en om de reikwijdte van deze nota aan te geven wordt in deze paragraaf ingegaan op de begrippen inkopen, gunnen, aanbesteden en verwerven. In de praktijk worden deze begrippen veelal door elkaar gebruikt. In het normale spraakgebruik wordt het woord inkopen vaak alleen verbonden aan het inkopen van goederen, terwijl aanbesteden een normaal gebruikt woord in de bouw is. Het woord verwerven wordt vooral gebezigd bij het aankopen van onroerend goed. In deze nota wordt onder inkoop verstaan: elk proces dat leidt tot een factuur. Het gaat dan om de inkoop van werken, diensten en leveringen. Deze termen sluiten aan bij de geldende Europese richtlijn voor het aanbesteden van overheidsopdrachten (zie ook hoofdstuk 3). In bijlage VI zijn voorbeelden aangegeven wat onder werken, diensten en leveringen kan worden verstaan. Inkopen is een procesmatige activiteit die men kan onderverdelen in zeven fasen:
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 3 van 48
Figuur 1: Het inkoopproces in zeven fasen (Bron: Handreiking 'Verdien aan besteden' van de VNG, UvW en IPO, 2003) De term gunnen betekent in deze nota het verlenen van een opdracht aan een derde tot het uitvoeren of leveren van een bepaald werk, dienst of product. Onder aanbesteden wordt verstaan: het proces dat vooraf gaat aan het verstrekken van een opdracht aan een (externe) derde voor de uitvoering van werken of de levering van diensten of producten. Aanbesteden is een vorm van marktbenadering waarin het waterschap, na concurrentiestelling, een opdracht gunt. De verschillende fasen van het tactische inkoopproces worden in een aanbesteding gestructureerd doorlopen. In het tactisch inkoopproces worden de meeste beleidsbeslissingen genomen en is het effect op het uiteindelijke resultaat het grootst. Doel is om het inkoopproces transparant, objectief en non-discriminatoir te laten verlopen.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 4 van 48
2 DOELSTELLINGEN VAN HET BELEID Bij het inkopen en aanbesteden worden gemeenschapsgelden aangewend. Het waterschap heeft de verantwoordelijkheid deze gelden op een rechtmatige, efficiënte en integere wijze te besteden. Dit vereist de nodige zorgvuldigheid. Gelet op deze verantwoordelijkheid is het noodzakelijk om te beschikken over een helder en eenduidig beleid om onrechtmatig, niet-efficiënt en niet-integer aanbesteden te voorkomen en de daarmee gepaard gaande risico's, zoals schadeclaims en gerechtelijke procedures e.d., te beperken. Gelet op het voorgaande worden de volgende vier doelstellingen van het aanbestedingsbeleid geformuleerd: 1. Het naleven van wet- en regelgeving; 2. Het waarborgen van de integriteit bij de aanbesteding, zowel intern als extern; 3. Het bevorderen van economisch aanbesteden, dat wil zeggen het op zodanige wijze aanbesteden dat zowel een optimale kwaliteit als een zo doelmatig mogelijke inzet van geldelijke middelen wordt bereikt; 4. Het afleggen van verantwoording over aanbestedingen en de gevolgde procedures. Met het oog op deze doelstellingen is er in deze nota naar gestreefd heldere uitgangspunten en randvoorwaarden te formuleren, die door de gehele organisatie gehanteerd worden bij de uitvoering van aanbestedingen. Deze nota dient om de medewerkers die betrokken zijn bij het aanbestedingsproces praktisch te ondersteunen bij een correcte, efficiënte en effectieve uitvoering van hun taken op dit gebied. De nota bevat daarom naast het algemene beleid, ook een aantal nadere uitwerkingen, modellen en voorbeelden. Vanwege het specifieke en specialistische karakter daarvan, zijn deze in de bijlagen opgenomen. Tot slot is de nota tevens bedoeld als leidraad bij de uitvoering van inkooptaken, daar waar het aanbestedingen betreft. Voor de goede orde: de toepassing van deze nota is niet vrijblijvend. Het waterschap heeft ten opzichte van opdrachtnemers en burgers de verplichting zich aan het vastgestelde en gepubliceerde beleid te houden. Het uiteindelijke doel is immers als waterschap een eenduidige, heldere en efficiënte werkwijze te bereiken, die tevens de toets der rechtmatigheid kan doorstaan. Deze nota zal dan ook na vaststelling door het dagelijks bestuur als onderdeel van het waterschapsbeleid voor alle sectoren, afdelingen en medewerkers bindend zijn.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 5 van 48
3 BESCHRIJVING WETTELIJK KADER Op het gebied van aanbesteden van overheidsopdrachten bestaat zowel Europese als nationale regelgeving. In dit hoofdstuk wordt deze regelgeving kort toegelicht. In hoofdstuk 4 vindt vervolgens de doorwerking van deze regelgeving plaats naar het beleid van Brabantse Delta.
3.1 Europese regelgeving Voor aanbestedingen van Nederlandse overheden vormt de Europese richtlijn 2004/18/EG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Richtlijn WLD) het belangrijkste uitgangspunt en toetsingskader. Voorbeelden van werken, diensten en leveringen zijn opgenomen in bijlage VI. Doel van deze Richtlijn WLD is het openstellen van overheidsopdrachten om het daarmee mogelijk te maken dat alle bedrijven uit de lidstaten van de Europese Unie, ongeacht hun nationaliteit, op gelijke wijze naar overheidsopdrachten kunnen meedingen (liberalisering van de markt). De Richtlijn WLD bevat voorschriften voor: De openbaarheid waaraan aanbestedingen van overheidsopdrachten moeten voldoen (o.a. publicatie vooraf); De doorzichtigheid van de aanbestedingsprocedures door vaste procedures en eenduidigheid van eisen; De non-discriminatie bij aanbestedingen opdat op basis van objectieve criteria de beste aanbieder wordt geselecteerd. Toepassing van deze voorschriften is alleen verplicht als de raming van de waarde van de opdracht (exclusief BTW) in de Richtlijn WLD bepaalde drempelwaarden overschrijdt. De drempelwaarden worden elke twee jaar opnieuw vastgesteld en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de EG en de Staatscourant. De eerstvolgende aanpassing zal dus eind 2007 plaatsvinden. Deze drempelwaarden gelden automatisch voor het waterschap en behoeven dus niet steeds opnieuw te worden vastgesteld. De drempelwaarden zoals deze van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 gelden, zijn: Voor werken: € 5.278.000,-Voor diensten: € 211.000,-Voor leveringen: € 211.000,-Toepassing van de Richtlijn WLD voor aanbesteden houdt in dat overheidsopdrachten boven de drempelbedragen voor Europees aanbesteden moeten worden aanbesteed met gebruikmaking van een openbare aanbesteding of een openbare aanbesteding met voorafgaande selectie (in de Richtlijn WLD resp. "openbare procedure" en "niet-openbare procedure" genoemd). Onder specifieke omstandigheden zijn ook andere procedures mogelijk zoals: - de concurrentiegerichte dialoog voor bijzonder complexe opdrachten; - een onderhandelingsprocedure met of zonder voorafgaande bekendmaking; - een raamovereenkomst; - een dynamisch aankoopsysteem; - een concessieovereenkomst; - een prijsvraag; (zie verder bijlage IX).
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 6 van 48
3.2 Nationale regelgeving 3.2.1 Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten Het Besluit Aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao) is de implementatie van de Richtlijn WLD in Nederland. Het Bao bevat de regels voor het verstrekken van opdrachten voor werken, leveringen en diensten. Het Bao vervangt het Besluit overheidsaanbestedingen waarmee eerder Europese regelgeving was geïmplementeerd. Het Bao is enkel van toepassing wanneer de Europese drempels worden overschreden. 3.2.2 UAR 2001, versus ARW 2005 Aanbestedende diensten, waaronder het waterschap dienen zelf zorg te dragen voor de juiste toepassing van het Bao in de dagelijkse aanbestedingspraktijk. Voor werken boven én onder de Europese drempel is in het ARW 2005 elke aanbestedingsprocedure geheel uitgeschreven en kan onafhankelijk van de andere procedures worden geraadpleegd. De verschillen tussen de Europese en nationale procedure worden in een oogopslag duidelijk. Op grond van de Beleidsregels aanbesteding van werken 2005 zijn de aanbestedende diensten van de vier bouwdepartementen, te weten Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Verkeer en Waterstaat, Defensie en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verplicht het ARW 2005 toe te passen. In tegenstelling tot de vier bouwdepartementen zijn andere overheden, zoals gemeenten, provincies en waterschappen, niet verplicht het ARW 2005 toe te passen al wordt dit wel geadviseerd door de VNG het IPO en de UvW. Het ARW 2005 volgt het ARW 2004 op dat op 1 maart 2004 door het waterschap van toepassing is verklaard ter vervanging van het UAR-EG 1991 en het UAR 2001. Ondanks dat de beleidsmatige keuze gemaakt kan worden het UAR 2001 nog van toepassing te laten zijn op aanbestedingen onder de Europese drempels zal het waterschap het UAR 2001 niet meer toepassen maar gebruik maken van het ARW 2005. Dit vanwege de volgende redenen: met het UAR 2001 kun je niet elektronisch aankondigen en elektronisch aanbesteden; de terminologie en de definities lopen niet parallel met het Bao; bij aanbestedingsgeschillen is de burgerlijke rechter i.p.v. de Raad van Arbitrage bevoegd; het ARW 2005 bevat een helder standpunt ten aanzien van rekenvergoeding (Er worden geen onkosten vergoed voor het opstellen van een offerte (alleen een ontwerpvergoeding kan worden toegekend); het UAR is tot stand gekomen in gezamenlijkheid met de bouwsector. Het is een resultaat van polderen waarbij niet altijd de positie van de overheid als inkoper voorop stond; in het UAR mogen enveloppen niet geopend worden; bij het ARW 2005 wordt een verklaring van bestuurder van inschrijver gevraagd; bij het ARW 2005 kan gewerkt worden met eigen verklaringen; er hoeft bij het ARW 2005 geen bus gehanteerd te worden. De ontvangst van de inschrijvingen/offertes is daarmee vormvrij. Om onduidelijkheden te voorkomen moet de ontvangst duidelijk worden voorgeschreven. Denk hierbij aan: methode om in te leveren (elektronisch, in persoon), locatie om in te leveren, uiterlijk tijdstip om in te leveren, wie neemt in ontvangst, ontvangstbevestiging, e.d. de onderhandelingsprocedure en raamovereenkomsten ontbreken in het UAR 2001, evenals elektronisch veilen; nadere inlichtingen geven aan individuele inschrijvers in geval van gerechtvaardigd commercieel belang mag volgens het ARW 2005; het ARW 2005 laat experimenten toe. Brabantse Delta maakt daarom de keuze voor het ARW 2005 en past de UAR 1986 en 2001 alsook de UAREG 1991 en het ARW 2004 niet meer toe. Met enkele aanpassingen is het ook mogelijk het ARW 2005 toe te passen voor leveringen en diensten. Zie verder bijlage VII.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 7 van 48
3.2.3 Wet BIBOB De Wet BIBOB (Bevordering IntegriteitsBeoordelingen door het Openbaar Bestuur) biedt de mogelijkheid aan aanbestedende diensten om bij het Bureau BIBOB in concrete aanbestedingen advies te vragen over de aanwezigheid van feiten en omstandigheden die binnen de Richtlijn WLD aanleiding kunnen zijn partijen uit te sluiten. De wet is bedoeld als (extra) houvast bij het voorkomen van ongewilde facilitering van illegale praktijken. Het openbaar bestuur moet in staat worden gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Daartoe zijn inmiddels door Brabantse Delta beleidsregels vastgesteld die overigens nog niet zijn toegepast. Reden daarvoor is dat de lasten voor inschrijvers (extra vragenlijsten en te overleggen documenten) nog niet hebben opgewogen tegen de baten voor het waterschap (zekerheid dat met een bonafide bedrijf wordt gewerkt). De wet BIBOB leidt dan ook een slapend bestaan binnen het waterschap (evenals bij veel andere overheidsorganisaties). Meer over de wet BIBOB en de wijze waarop het waterschap hier invulling aan kan geven is opgenomen in bijlage IV. 3.2.4 Algemene wet bestuursrecht In de Algemene wet bestuursrecht zijn algemene regels van bestuursrecht opgenomen zoals de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (onder meer het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel) en regels met betrekking tot vertegenwoordigingsbevoegdheid (mandaat). Het waterschap is gehouden om deze regels bij het voorbereiden en nemen van besluiten in acht te nemen. 3.2.5 Waterschapswet / Reglement voor het waterschap Brabantse Delta De Waterschapswet en het Reglement vormen het specifieke wettelijk kader voor het handelen van Brabantse Delta. In de artikelen 33, 45 en 48 van de Waterschapswet worden de incompatibiliteiten voor bestuursleden en de voorzitter genoemd. In artikel 15, onderdeel g, van het Reglement wordt de bevoegdheid voor het aanbestedingsbeleid aan het dagelijks bestuur toegekend, tenzij het algemeen bestuur anders heeft beslist. 3.2.6 Burgerlijk Wetboek Het Burgerlijk Wetboek is relevant ten aanzien van het algemene contractenrecht. Aanbesteding speelt zich hoofdzakelijk af in de precontractuele fase. Het aangaan van een overeenkomst wordt voorafgegaan door wensen en verwachtingen. Deze precontractuele fase, die conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad als rechtsverhouding kan worden aangemerkt, is belangrijk omdat hetgeen zich in deze fase afspeelt, gevolgen heeft voor de uiteindelijke overeenkomst. Als voorbeeld kan genoemd worden de situatie dat de onderhandelingen over een opdracht in een zodanig vergevorderd stadium zijn gekomen dat het Brabantse Delta niet meer vrijstaat om deze onderhandelingen zonder meer, dat wil zeggen zonder vergoeding van gemaakte kosten, af te breken. In het uiterste geval kan bij afbreking van onderhandelingen zelfs sprake zijn van een verplichting tot betaling van gederfde winst. Daar staat tegenover dat in zijn algemeenheid op de aanbesteder geen plicht rust tot het sluiten van een overeenkomst. 3.2.7 Wet op de ondernemingsraden Artikel 25, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden geeft een opsomming van besluiten waarover de ondernemer in de voorbereidende fase van zijn besluitvorming advies aan de ondernemingsraad moet vragen. Hieronder vallen o.a. besluiten tot het doen van een belangrijke investering ten behoeve van de (eigen) onderneming (onderdeel h) in combinatie met het verstrekken c.q. formuleren van een adviesopdracht ter zake aan een deskundige buiten de onderneming (onderdeel n). Voorbeeld: advies over aankoop van een bedrijfspand.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 8 van 48
4 BELEIDSUITGANGSPUNTEN Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de gehanteerde beleidsuitgangspunten. Er worden vier onderdelen onderscheiden: 1. Juridische beleidsuitgangspunten; 2. Ethische en ideële beleidsuitgangspunten; 3. Economische en kwalitatieve beleidsuitgangspunten; 4. Organisatorische beleidsuitgangspunten. Gezamenlijk geven deze beleidsuitgangspunten antwoord op de vraag wat wij als waterschap Brabantse Delta belangrijk vinden op het gebied van inkoop en aanbesteden.
4.1 Juridische beleidsuitgangspunten 4.1.1 Het naleven van wet- en regelgeving Het lijkt misschien overbodig om de naleving van wet- en regelgeving als beleidsuitgangspunt expliciet op te nemen, maar waterschap Brabantse Delta wil daarmee aangeven dat: Het geloofwaardig invulling wil geven aan de bijzondere verantwoordelijkheid die op het waterschap als overheidsorgaan rust; Het de eigen organisatie door middel van training en opleiding in staat stelt om op dit gebied up-to-date te zijn. 4.1.2 Het nastreven van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie Aan het bevorderen van mededinging (non-discriminatie), waardoor concurrentie, objectiviteit en transparantie wordt gestimuleerd ligt de gedachte ten grondslag dat dit zal leiden tot een betere prijs-kwaliteitverhouding. Door het onderschrijven van deze beleidsuitgangspunten onderstreept het waterschap dan ook het belang van doelmatige besteding van publieke gelden en openbare controle op bestuurlijke en ambtelijke integriteit. Het aanbestedingsbeleid is dan ook een verdere uitwerking van het integriteitbeleid waarin is opgenomen dat beleid met betrekking tot aanbesteden aanwezig is. 4.1.3 Toepassen van een aanbestedingsreglement Om aan de uitgangspunten van § 4.1.2. te voldoen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van een aanbestedingsreglement. In een dergelijk reglement worden de eisen uit de wetgeving, waaronder Richtlijn WLD, vertaald naar de praktijk. Een aanbestedingsreglement bevat de eisen waaraan een aanbestedingsprocedure moet voldoen, waaronder: a) De in acht te nemen inschrijvingstermijnen; b) De te verstrekken gegevens; c) De te hanteren selectie- en gunningcriteria (zie § 4.3.2); d) De verplichting tot motivering van de gunning. Zoals in paragraaf 3.2.2. is verwoord wordt het ARW 2005 van toepassing verklaard. In bijlage I wordt het te voeren beleid op dit punt schematisch weergegeven en nader toegelicht.
4.2 Ethische en ideële beleidsuitgangspunten Deze uitgangspunten geven aan welke waarden en normen het waterschap uitdraagt in het aanbestedingsbeleid. 4.2.1 Aandacht voor duurzaamheid Bestuur en management vindt het vanzelfsprekend dat de organisatie, vanuit de voorbeeldfunctie, in alle opzichten voldoet aan de geldende milieuwet- en regelgeving. Het waterschap stimuleert in dit kader de toepassing van duurzame materialen en technieken,
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 9 van 48
zowel intern als in contacten met de relaties. Duurzaamheid is, naast kosten en doelmatigheid, een volwaardig beoordelingscriterium bij de besluitvorming. Binnen het KAM-beleidsplan 2006 worden de volgende voorstellen gedaan voor wat betreft het beleid voor Duurzaam Ondernemen/Duurzaam Inkopen en Duurzaam Bouwen. Duurzaam ondernemen Het waterschap neemt als initiatiefnemer en penvoerder deel aan het landelijk pilotproject “Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) waterschappen”. In feite betreft het hier een doorvertaling van datgene wat in het KAMbeleidsplan over duurzaamheid is opgenomen: de thema’s economie (Profit) en milieu (Planet) komen daarin het meest nadrukkelijk aan bod. De scope van het MVO project is ruimer en kent een derde thema: (People) de sociaal-culturele aspecten. Vertegenwoordigingen van werknemers, directie en bestuur nemen aan het project deel. Het waterschap heeft uitgesproken op het vlak van duurzaam ondernemen een actieve rol te willen spelen in het benaderen van belanghebbenden. Dit aspect is binnen fase 2 van het pilotproject MVO ingebed. Duurzaam bouwen Binnen de organisatie is het opstellen van een visiedocument m.b.t. duurzaam bouwen neergelegd bij de afdeling Bouwzaken van de sector Zuiveringsbeheer. Dit komt in 2006 gereed. Duurzaam Inkopen Gewerkt wordt aan een verbetering van het totale inkoopbeleid inclusief de aanschaf van een bijbehorend inkoopprogramma. 4.2.2 Maatschappelijke eisen aan de leveranciers Brabantse Delta hanteert als uitgangspunt dat opdrachtnemers zich houden aan de gangbare normen en waarden op het gebied van arbeidsvoorwaarden. Dit betekent dat de opdrachtnemer zijn werknemers redelijk beloont, geen gebruik maakt van kinderarbeid en niet discrimineert. Met de inwerkingtreding van de Wet BIBOB heeft het waterschap een instrument in handen vekregen om de integriteit van opdrachtnemers te beoordelen. Indien Brabantse Delta bij opdrachten die Europees worden aanbesteed voornemens is eventuele toepassing van de Wet BIBOB onderdeel te maken van de procedure, zal hiervan vooraf in de bekendmaking of (voorgenomen) aankondiging melding worden gemaakt. Er bestaat zo de mogelijkheid te bezien of er aanleiding bestaat een BIBOB-advies te vragen (zie ook § 4.3.3.). De uitkomsten van het advies zullen worden meegewogen in het besluit tot het al of niet gunnen van een opdracht. Indien Brabantse Delta voornemens is om een opdracht niet te gunnen (mede) op basis van het BIBOB-advies, wordt de inschrijver hiervan vooraf schriftelijk in kennis gesteld met de mogelijkheid hierop te reageren. 4.2.3 Integriteiteisen van bestuurders en ambtenaren Niet alleen aan opdrachtnemers, maar ook aan de integriteit van de eigen bestuurlijke en ambtelijke organisatie worden eisen gesteld. Uitgangspunt is dat bestuurders en ambtenaren een zakelijke relatie onderhouden met bedrijven en leveranciers en geen directe of indirecte persoonlijke belangen hebben bij opdrachtverstrekking. Het vastgestelde integriteitsbeleid voor bestuurders en de bepalingen in de Ambtenarenwet en de SAW ondermeer ten aanzien van het aannemen van geschenken, het vervullen van nevenfuncties en het melden van misstanden (klokkenluidersregeling) is onverkort van toepassing (vindplaats van de regels omtrent integriteit is opgenomen in bijlage V). Voor bestuurders geldt bovendien dat zij niet rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aan mogen gaan betreffende het aannemen van werk of het doen van leveranties aan het waterschap, tenzij hiervoor door gedeputeerde staten ontheffing is verleend.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 10 van 48
4.3 Economische en kwalitatieve beleidsuitgangspunten Deze uitgangspunten hebben te maken met de manier waarop Brabantse Delta de markt benadert en de economische en kwalitatieve criteria die worden gehanteerd in het selectieproces. 4.3.1 Te hanteren aanbestedingsprocedure Brabantse Delta hanteert als algemeen uitgangspunt dat er zoveel mogelijk in concurrentie wordt ingekocht. In welke mate er concurrentie wordt gezocht, is afhankelijk van de waarde van de in te kopen werken, diensten en leveringen. Ook de aard van de opdracht kan bepalend zijn. Brabantse Delta benadert de markt in beginsel op vier verschillende hoofdvormen. Hieronder worden per hoofdvorm enkele veel genoemde voor- en nadelen opgesomd. Dit betekent niet dat deze in elke situatie van toepassing zijn. De opsomming is met name bedoeld om een stuk algemene bewustwording te creëren. 1. Openbare aanbesteding (Europees / nationaal) Een openbare aanbesteding is een aanbesteding die algemeen (Europees of nationaal) bekend wordt gemaakt en waarbij iedereen (binnen EU of Nederland) een offerte mag indienen. Voordelen: Een maximale mededinging die kan leiden tot de laagst mogelijke kostprijs; De openbaarheid en niet-discriminatoir handelen door de overheid zijn gewaarborgd, mede door de objectiviteit van de procedure; Het behouden van inzicht in de marktsituatie en in de marktverhoudingen en het objectief kunnen toetsen van de kennis die nodig is om reële kostenbegrotingen te maken; Kennismaking met (voor de opdrachtgever) onbekende bedrijven. Nadelen: De kwaliteits- en geschiktheideisen dienen zeer zorgvuldig geformuleerd te worden omdat het bij onbekende aannemers / leveranciers / dienstverleners vaak moeilijk te beoordelen is of zij aan de te stellen eisen voldoen; Bij ingewikkelde aanbestedingen, zeker die waarbij het gunningcriterium 'economisch meest voordelige aanbieding' geldt, moeten hogere kosten worden gemaakt ten behoeve van de selectie; dit geldt zowel voor de inschrijver, die veel werk van zijn inschrijving moet maken, als ook voor het waterschap die mogelijk veel en complexe aanbiedingen moet vergelijken. 2. Niet-openbare aanbesteding (Europees / nationaal) Bij deze vorm van aanbesteden wordt de aanbesteding algemeen (Europees of nationaal) bekend gemaakt en kan iedereen (binnen EU of Nederland) zich als gegadigde melden. Vervolgens worden één of meer van hen (bij een Europese procedure minimaal 5 bij een nationale 3) uitgenodigd om in te schrijven. Voordelen: Een ruime mededinging, omdat openbaar bekend gemaakt wordt dat gegadigden zich voor een opdracht kunnen aandienen; De openheid en non-discriminatie zijn gewaarborgd, mede door de objectiviteit van de procedure (mits goed uitgevoerd); Kennismaking met (voor de opdrachtgever) onbekende bedrijven; Het behouden van inzicht in de marktsituatie en in de marktverhoudingen en het objectief kunnen toetsen van de kennis die nodig is om een reële kostenbegroting te maken; De opdrachtgever kan van tevoren een maximum aantal tot inschrijving uit te nodigen gegadigden vaststellen; dit loont vooral de moeite indien het gunningcriterium meer bevat dan alleen de laagste prijs (minder aanbiedingen om te vergelijken).
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 11 van 48
Nadelen: De selectieprocedure vergt meer tijd (tijdwinst kan geboekt worden door de selectie te starten voordat het bestek gereed is); De prijs kan gemiddeld iets hoger liggen doordat er minder concurrentie is. Kans op onderlinge prijsafspraken (met name bij voorafgaande selectie) tussen inschrijvers is groter (ondanks verbod). 3. Onderhandse aanbesteding / onderhandelingsprocedure met of zonder voorafgaande aankondiging Deze vormen van aanbesteden zijn slechts bij uitzondering toegestaan. Bij deze vorm van aanbesteden wordt een beperkt aantal van tenminste twee (bij Europese aanbesteding minimaal drie) natuurlijke of rechtspersonen tot inschrijving of onderhandeling uitgenodigd. De Onderhandelingsprocedure met of zonder voorafgaande aankondiging verloopt tot en met de inschrijving net zoals de niet-openbare procedure. Na de ontvangst van de inschrijvingen onderhandelt het waterschap met de inschrijvers. De onderhandelingen resulteren in aanbiedingen van de uitgenodigden. Het waterschap kiest daaruit het aanbod dat hij wenst te aanvaarden. Dit laat onverlet dat het waterschap de onderhandelingen zou kunnen faseren door bijvoorbeeld een tussentijdse bieding in te lassen Voordelen: De procedure vraagt (behoudens tussentijdse biedingen) minder tijd; De mogelijkheid rechtstreeks bedrijven uit te nodigen die voor het werk geschikt zijn, bijvoorbeeld bedrijven met speciale kwaliteiten of faciliteiten; Het scheppen en/of in stand houden van een vertrouwensrelatie met de aannemer / leverancier / dienstverlener. Nadelen: Het concurrentie-element is kleiner; Verlies van inzicht in de marktsituatie en in de marktverhoudingen (bij frequent gebruik); Minder kans op contact met een onbekend, maar wel goed bedrijf; Problemen bij de keuze wie uitgenodigd zullen worden c.q., verantwoordingsproblemen; Openbaarheid en non-discriminatie zijn niet inherent aan deze procedures; Kans op onderlinge prijsafspraken (met name bij voorafgaande selectie) tussen inschrijvers is groter (ondanks verbod). Een onderhandse aanbesteding en een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging lijkt enigszins op een openbare aanbesteding met voorafgaande selectie. Het belangrijkste verschil is dat bij een openbare aanbesteding met voorafgaande selectie alle bedrijven (dus ook voor Brabantse Delta onbekende bedrijven) in de gelegenheid gesteld worden zich als geïnteresseerde aan te melden waarna, op basis van vooraf bepaalde objectieve criteria, een aantal bedrijven gevraagd wordt te offreren. Bij een onderhandse aanbesteding en de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging selecteert Brabantse Delta vooraf een aantal (bij Brabantse Delta bekende) bedrijven. Deze bedrijven worden in de gelegenheid gesteld zich als geïnteresseerde aan te melden of mogen direct een offerte indienen. Ter voorkoming van de gesignaleerde nadelen wordt standaardisatie van deze procedures en roulatie bij het uitnodigen van inschrijvers voorgestaan. 4. Gunning uit de hand (enkelvoudige uitnodiging) Bij deze vorm van inkopen (er is hier strikt genomen geen sprake van aanbesteden) wordt één leverancier uitgenodigd om een offerte uit te brengen waarna met deze leverancier een onderhandelingstraject wordt opgestart. Een enkelvoudige uitnodiging wordt daarom ook wel een één op één relatie genoemd.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 12 van 48
Voordelen: De procedure is vaak kort; Een maximale mogelijkheid om bij de keuze van de opdrachtnemer rekening te houden met hun knowhow in relatie tot de eisen die aan het werk te stellen zijn; De vertrouwensrelatie met de aannemer / leverancier / dienstverlener kan benut worden; De uitvoeringswijze kan vooraf worden besproken, hetgeen een gunstige invloed op de prijs-kwaliteitverhouding kan hebben; De kosten van de procedure zijn laag. Nadelen: Geen concurrentie, hetgeen tot een hogere prijs kan leiden; Vereist grote kostendeskundigheid van de opdrachtgever; Het risico is aanwezig dat steeds weer hetzelfde bedrijf wordt uitgenodigd om als enige een aanbieding te doen; er kan dan een al te goede verstandhouding ontstaan. Hierdoor kan de waakzaamheid in verschillende opzichten kan verslappen; Verantwoordingsproblemen, in de zin van openbaarheid en objectiviteit. 4.3.2 Drempelbedragen Om de keuze voor de juiste vorm van aanbesteden te vereenvoudigen zal gebruik gemaakt worden van drempelbedragen. Hierdoor wordt het mogelijk om snel en in een oogopslag na te gaan welke vorm van aanbesteden in beginsel moet worden gevolgd. De verschillende drempelbedragen zijn weergegeven in bijlage I. 4.3.3 Kwalitatieve beoordeling van gegadigden/inschrijvers en gunning In het aanbestedingsrecht wordt onderscheid gemaakt tussen de kwalitatieve beoordeling van gegadigden en inschrijvers en de gunning. De kwalitatieve beoordeling ziet op de selectie van de aanbieder, de gunning heeft betrekking op de eigenschappen van de aanbieding. Bij de kwalitatieve beoordeling moet een onderscheid gemaakt worden in: 1. uitsluitingsgronden: gronden die de aanbieder betreffen op basis waarvan deze kan en zelfs moet worden uitgesloten; 2. minimumeisen: eisen waaraan de aanbieder minimaal moet voldoen om voor deelneming aan de aanbesteding van een opdracht in aanmerking te kunnen komen; 3. selectiecriteria: criteria op grond waarvan (bij andere dan openbare procedures) gegadigden worden geselecteerd voor een uitnodiging tot inschrijving. Ad 1. Uitsluitingsgronden Op basis van de aanbestedingsregels kan het waterschap aanbieders die bepaalde overtredingen of misdrijven hebben begaan of zich op andere wijze hebben misdragen, uitsluiten van een aanbestedingsprocedure. Met toepassing van de beleidsregels wet BIBOB kan het waterschap toetsen of zich zulke gevallen hebben voorgedaan. Er zijn twee typen uitsluitingsgronden, dwingende en facultatieve. Zij zijn beide van toepassing bij Europese aanbestedingen, bij andere bestedingen in ieder geval de facultatieve. De dwingende uitsluitingsgronden schrijven voor dat het waterschap iedere gegadigde of inschrijver uitsluit, die onherroepelijk veroordeeld is op grond van een van de genoemde artikelen uit het Wetboek van Strafrecht. Alleen om dwingende redenen van algemeen belang kan de aanbesteder hier van afwijken. De facultatieve uitsluitingsgronden geven het waterschap de mogelijkheid om de gegadigden op wie een van de zeven genoemde gronden van toepassing is, uit te sluiten. Het gaat onder meer om faillissement of dreigend faillissement, het begaan van een ernstige beroepsfout, het niet voldoen van sociale zekerheidsbijdragen en het in ernstige mate afgeven van valse verklaringen. De beoordeling of daadwerkelijk tot uitsluiting wordt overgegaan en voor hoe lang die uitsluiting geldt, dient, gelet op de algemene uitgangspunten van de Richtlijn WLD, steeds proportioneel en niet-discriminatoir te zijn. Proportioneel houdt in dat de uitsluiting en
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 13 van 48
de duur van die uitsluiting in verhouding moeten staan tot de ernst van de onregelmatige gedraging en de omvang van de overheidsopdracht. Uitsluiten vraagt om maatwerk per aanbestedingsprocedure. Gebruik van een 'zwarte lijst' met bedrijven die bij voorbaat of voor een langere periode zijn uitgesloten, is hiermee strijdig. Ad 2. en 3 Minimumeisen en selectiecriteria Selectiecriteria en minimumeisen zien op de financieel-economische draagkracht en technische bekwaamheid, die gelden voor het selecteren van bedrijven (aanbieders). Het gaat hier om objectieve criteria die opgesteld moeten worden door het waterschap en die (bij een nietopenbare procedure) vooraf bekend gemaakt moeten worden. Bij een openbare procedure dienen deze gegevens over het algemeen tegelijkertijd met de offerte ingeleverd te worden. Inschrijvers kunnen worden uitgesloten indien zij niet aan deze eisen voldoen of niet volledig de gestelde vragen hebben beantwoord. In de praktijk wordt het verschil tussen minimumeisen en selectiecriteria niet altijd onderkend. Dit komt omdat dat zowel ten aanzien van de minimumeisen als de selectiecriteria dezelfde bewijsstukken kunnen worden gevraagd. Voorts geldt dat bij andere dan openbare procedures het waterschap kan afzien van het hanteren van minimumeisen en uitsluitend zodanig selectiecriteria kan formuleren dat een rangorde van alle zich meldende gegadigden kan worden vastgesteld. De volgende minimumeisen komen veel voor: Een bewijs van inschrijving in het nationale beroeps/handelsregister; x x Inzage in omzet en balansen van de afgelopen drie jaar; x Bankverklaringen over de solvabiliteit en liquiditeit van de onderneming; x Opgave van de afgesloten en geldende verzekeringspolissen met polisvoorwaarden en x x x x
maximumbedragen; Een certificaat waaruit blijkt dat het bedrijf heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van belastingen en heffingen; Een certificaat waaruit blijkt dat het bedrijf heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van sociale premies; Een lijst van in omvang en aard vergelijkbare projecten; Een opgave van het organisatieschema van de onderneming.
De keuze voor bepaalde minimumeisen is maatwerk. Overigens wordt een aanbieder pas als inschrijver beschouwd als alle vereiste zaken kunnen worden overlegd.
Om te voorkomen dat de kosten en administratieve lasten voor bedrijven onnodig oplopen, zal Brabantse Delta binnen de geldende wettelijke kaders (Richtlijn WLD, aanbestedingsreglementen) en afhankelijk van de aard en omvang van de opdracht zo mogelijk eigen verklaringen van bedrijven vragen in plaats van officiële, vaak dure, bewijsstukken. Deze eigen verklaringen worden dan alleen voor de winnaar gecontroleerd. Nadeel is wel dat mocht een winnaar niet de benodigde verklaringen kunnen overleggen er vertraging optreedt in de gunning. Algemeen uitgangspunt is dat de te stellen selectiecriteria proportioneel zijn, dat wil zeggen dat zij in redelijke verhouding moeten staan tot de aard en omvang van de opdracht (zie bijlage X). Gunningcriteria Gunningcriteria gelden voor het selecteren (gunnen) van de aanbieding. Bij het beoordelen van inschrijvingen maakt Brabantse Delta een keuze uit twee gunningcriteria: a. óf b.
de laagste prijs; de economisch meest voordelige inschrijving
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 14 van 48
Het toe te passen gunningcriterium wordt bij Europese aanbestedingen en aanbestedingen waarbij het ARW2005 van toepassing is verklaard vooraf bepaald en bekendgemaakt. Ad a. De laagste prijs Dit criterium wordt in beginsel toegepast voor werken, diensten en leveringen die een hoge mate van standaardisatie kennen, goed (in een bestek) technisch zijn te specificeren dan wel waarvan het kwaliteitsniveau goed kan worden vastgelegd. Inschrijvers kunnen zich dan niet onderscheiden met de inhoud van hun aanbieding maar alleen met de prijs. Ad b. de economische meest voordelige inschrijving Bij het criterium economisch meest voordelige aanbieding wordt de keus bepaald op grond van een weging van de scores die zijn gekregen op meerdere gunningcriteria. Gunningcriteria betreffen aspecten zoals bijvoorbeeld prijs, kwaliteit en levertijd. De wegingsfactoren worden in volgorde van belangrijkheid vooraf bekend gemaakt zodat potentiële inschrijvers precies zien aan welke aspecten de aanbestedende dienst veel waarde hecht. Indien mogelijk wordt het relatieve gewicht van de verschillende criteria aangegeven Op die manier kan de keuze te allen tijde worden verantwoord en wordt recht gedaan aan de beginselen van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie. 4.3.4 Aandacht voor innovatief aanbesteden Onder innovatief aanbesteden wordt verstaan een aanbestedingsproces waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de kennis en innovatiekracht die in de markt aanwezig is. Kenmerkend voor innovatief aanbesteden is het functioneel specificeren van een programma van eisen zodat marktpartijen de beste (technische) oplossing inbrengen die voldoet aan het functionele kader en het uitvoeren van risicoanalyses, waarin wordt bepaald welke risico's aanwezig zijn tijdens de voorbereiding en uitvoering van een aanbesteding en gedurende de looptijd van de af te sluiten overeenkomst(en). Deze vorm van aanbesteden wordt uitsluitend toegepast voor opdrachten die zich daarvoor lenen en wordt in alle gevallen aan het dagelijks bestuur ter goedkeuring voorgelegd. In deze gevallen kan ook sprake zijn van het toekennen van een vergoeding van inschrijvingskosten. In het ARW 2005 is geen bepaling opgenomen over een rekenvergoeding zodat dit apart geregeld moet worden. (zie bijlage VII). Met de implementatie van de Richtlijn WLD in het Bao zijn ook nieuwe vormen van aanbesteden beschikbaar gekomen (o.a. concurrentie gerichte dialoog) en wordt het gebruik van elektronische middelen gestimuleerd (elektronisch indienen van stukken en het houden van elektronische veilingen). Onder voorwaarden kunnen dan ook termijnen worden bekort. 4.3.5 Omgang met regionale inschrijvers Onder regionale inschrijvers wordt in deze nota verstaan: gevestigd binnen het waterschapsgebied. Brabantse Delta wil zowel recht doen aan het streven naar een zo breed mogelijke concurrentie als aan het belang van het regionale bedrijfsleven. Voor onderhandse aanbestedingen geldt dat Brabantse Delta zowel regionale als niet-regionale aanbieders uitnodigt om offerte uit te brengen. Dit aspect speelt met name waar binnen het waterschap veelal wordt gewerkt met vaste lokale inschrijvers. De bekendheid met het werk van het waterschap en de lokale kennis zou tot efficiencyvoordeel moeten leiden wat echter ook tot uiting zou moeten komen in de prijs-, kwaliteitsverhouding. Het betrekken van een niet-regionale inschrijvers in de aanbesteding kan daarbij de concurrentiepositie op het gewenste niveau brengen. Verder worden alle (regionale) inschrijvers waarmee langdurig wordt samengewerkt (bv. op basis van raamovereenkomsten) minimaal een maal per jaar geëvalueerd. Evaluatie geschiedt aan de hand van een objectieve methodiek (die zal worden uitgewerkt in nog op te stellen inkoopbeleid).
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 15 van 48
4.3.6 Elektronische middelen bij aanbesteden De Richtlijn WLD stelt dat elektronische middelen gelijk gesteld moeten worden met klassieke middelen voor communicatie en informatie-uitwisseling. Hiermee zou doeltreffender en transparanter aanbesteed kunnen worden. Bovendien wordt tijd bespaard. In de Richtlijn WLD wordt daarom het gebruik van elektronische middelen bevorderd. In het Bao en het ARW 2005 hebben de bepalingen uit de Richtlijn WLD een plaats gekregen. Er is op vier manieren ruimte gemaakt voor het gebruik van elektronische middelen bij het aanbesteden: a. de aanbesteder gebruikt elektronische middelen voor het aankondigen; b. de aanbesteder stelt de aanbestedingsdocumenten langs elektronische weg beschikbaar; c. indiening van de aanmelding en de inschrijving met elektronische middelen; d. de aanbesteder kan een elektronische veiling houden als onderdeel van de aanbesteder. Omdat de beschreven voordelen van elektronische middelen wordt onderschreven zal binnen waterschap Brabantse Delta het gebruik hiervan gestimuleerd. In bijlage VIII wordt hier nader op ingegaan.
4.4 Organisatorische beleidsuitgangspunten In deze paragraaf wordt ingegaan op de raakvlakken met de taken van de afdeling Centrale Inkoop, daar waar het aanbesteden betreft.
4.4.1 Raakvlakken met de taken van de afdeling Centrale Inkoop Binnen waterschap Brabantse Delta is gekozen voor integraal management en budgethouderschap. De integraal managers (of budgethouders) hebben een eigen taakstelling en worden afgerekend op de vraag of ze deze taakstelling uitvoeren binnen het beschikbaar gestelde budget. De inkoop wordt vanuit de afdeling Centrale Inkoop in beginsel centraal gecoördineerd. Waar gewenst biedt de afdeling Centrale Inkoop decentrale ondersteuning en advisering aan. De aard van de in te kopen producten speelt daarbij een belangrijke rol. Naar mate er sprake is van een meer dienstoverschrijdend karakter en de gevoelswaarde van de producten lager wordt, is centraal gecoördineerde inkoop het meest gewenst. Algemeen uitgangspunt is het streven naar inkoopsynergie, ofwel het bundelen van inkoopvolumes. Op die manier kan (strategische) kostenreductie worden bereikt. De afdeling Centrale Inkoop heeft hierin een coördinerende rol, die is uitgewerkt in de hierna te bespreken RACI-tabel. De rol van Centrale Inkoop, projectleiders en budgethouders is voor wat betreft de drie fasen van het aanbestedingsproces (te weten specificeren, selecteren en contracteren) uitgewerkt in de RACI-tabel (zie bijlage III). RACI staat voor ‘Responsibe’ (= uitvoerder), ‘Accountable’ (= eindverantwoordelijke), ‘(to be) Consulted’ (= wie moet er om advies gevraagd worden) en ‘(to be) Informed (= wie moet er geïnformeerd worden). Door de afdeling Centrale Inkoop te betrekken bij de inkoop kan invulling worden gegeven aan de coördinerende rol bij afdelings-, regio-, en sectoroverschrijdende zaken. 4.4.2 Hanteren van een standaardwerkwijze Naast het aanbestedingsbeleid zal de afdeling Centrale Inkoop een specifiek inkoopbeleidsplan opstellen om het gehele inkoop- en aanbestedingsproces zo professioneel mogelijk in te richten. Dit inkoopbeleidsplan zal o.a. omvatten het inkoopproces, leveranciersbeleid en standaarddocumenten zoals bv. : x x x x
Brieven voor het aanvragen van offertes Beoordelingsformulieren Opdrachtbrieven Brieven voor het afwijzen van een leverancier
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 16 van 48
4.4.3 Continue streven naar verbetering Gezien de diversiteit van de opdrachten, het groot aantal medewerkers dat zich thans met inkoop, aanbesteding en bestek schrijven bezig houdt en de (mede) hierdoor versnipperd aanwezige kennis, wordt er veel aandacht besteed aan de implementatie van het (nieuwe) beleid. Om hierop te kunnen inspelen, gaat waterschap Brabantse Delta (pro)actief op zoek naar verbetermogelijkheden. Om hieraan tegemoet te komen is een ambtelijk aanbestedingsoverleg ingesteld waarin de afdelingen die frequent aanbesteden zijn vertegenwoordigd. Doel is het uitwisselen van kennis en ervaringen op het gebied van aanbesteden en te komen tot verbetervoorstellen. Dit overleg heeft tevens een taak in de tweejaarlijkse evaluatie (zie hoofdstuk 5).
4.5 Afwijken van het aanbestedingsbeleid Afwijking van het beleid is uitsluitend mogelijk op basis van een gemotiveerd advies aan het dagelijks bestuur. In spoedeisende gevallen beslist de dijkgraaf. Het dagelijks bestuur verleent mandaat aan de sectorhoofden van de bevoegdheid om afwijkende besluiten te nemen voor opdrachten met een waarde tot € 150.000. Er worden drie situaties onderscheiden: 1. De situatie dat in eerste instantie conform beleid is gekozen voor een bepaalde aanbestedingsvorm en deze aanbesteding niet tot het beoogde resultaat (en vervolgens ook niet tot gunning) heeft geleid. Hiervan is sprake als er geen, geen geschikte, onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen zijn gedaan. Onder het begrip 'geen geschikte inschrijvingen' wordt verstaan: die onaanvaardbaar on en onregelmatig zijn, maar waarvan de inhoud daarentegen geen enkel verband houdt met de opdracht en die derhalve volstrekt ongeschikt zijn om in de behoeften van het waterschap te voorzien. Het gaat om dermate gebrekkige inschrijvingen, dat zij met niet-gedane inschrijvingen gelijk moeten worden gesteld. Voorbeelden van onregelmatige inschrijvingen zijn: offertes die niet voldoen aan de voor de opdracht geldende regels, offertes die bedingen bevatten die een eenzijdige bevoordeling inhouden (bv. van een bepaalde nationale industrie) en offertes die onderling zijn afgestemd. Onaanvaardbare inschrijvingen zijn onder meer offertes die te laat zijn binnengekomen, offertes waarvan de prijs te hoog is in verhouding tot de door Brabantse Delta opgestelde besteksramingen of offertes waarvan de prijs abnormaal laag is in verhouding met de door Brabantse Delta opgestelde kostenraming. 2. De situatie dat het voornemen bestaat om primair, in afwijking van het beleid, voor onderhandse in plaats van openbaar (nationaal) aan te besteden. Hiervan kan gemotiveerd gebruik gemaakt worden indien: Dit gezien de aard van de opdracht of marktsituatie objectief gezien noodzakelijk is (bijvoorbeeld bij zeer specialistische producten of diensten die slechts door één of een beperkt aantal leveranciers kunnen worden geleverd). Uit de jurisprudentie blijkt overigens dat een louter op basis van een (te) krappe planning ingegeven keuze om onderhands in plaats van openbaar aan te besteden in beginsel geen reden is voor afwijking; Er sprake is van onvoorziene, niet aan Brabantse Delta te wijten, gebeurtenissen (zoals overstromingen) en er bovendien een causaal verband bestaat tussen de onvoorziene gebeurtenis en de geboden urgentie. 3. De situatie dat het voornemen bestaat om bij opdrachten boven de drempelbedragen voor Europese aanbesteding direct een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande EG-publicatie te voeren. Dit is o.a. toegestaan indien er sprake is van dwingende spoed. Er is sprake van 'dwingende spoed' in strikt noodzakelijke gevallen, voortvloeiende uit gebeurtenissen die door Brabantse Delta niet konden worden voorzien. Bovendien is vereist dat de termijnen van de openbare en niet-openbare procedure onmogelijk kunnen worden
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 17 van 48
toegepast. Tot slot mogen de omstandigheden waarop ter verantwoording van de dwingende spoed een beroep wordt gedaan, in geen geval aan Brabantse Delta te wijten zijn. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG moet, voordat een beroep kan worden gedaan op de in deze bepaling vastgestelde afwijking, cumulatief aan alle voornoemde voorwaarden zijn voldaan. Nota Bene: In de praktijk komt het voor dat het vanuit een optimale bedrijfsvoering, onderhoudsoogpunt en/of continuïteit gewenst is om bijvoorbeeld een bepaald specifiek type installatie of product aan te schaffen. Om te voorkomen dat dergelijke opdrachten telkens een kostbare en tijdrovende Europese openbare aanbestedingsprocedure gevolgd dient te worden kan worden gekozen voor het aangaan van raamovereenkomst die voor een langere tijd worden aangegaan. Hoofdregel blijft echter dat het niet is toegestaan om te vragen naar concrete producten of merken. Het waterschap moet de technische eisen en bouwstoffen omschrijven in algemene termen en prestatie-eisen en niet in de vorm van een verwijzing naar specifieke producten of merken. Zo wordt de kring van aanbieders zo groot mogelijk gehouden en worden discriminerende eisen voorkomen. Er mag wel verwezen worden naar nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, Europese technische goedkeuringen of gemeenschappelijke technische specificaties (Europese of nationale normalisatieinstituten zoals CEN en NEN). Maar er zijn uitzonderingen. Zo mag wel verwezen worden naar een specifiek product als daar bij staat 'of daarmee overeenstemmend'. Verder mag worden afgeweken van de hoofdregel om in algemene termen te omschrijven als dit 'de aanbestedende dienst verplicht tot gebruik van producten of materiaal dat met de reeds door de aanbestedende dienst gebruikte apparatuur onverenigbaar is, dan wel tot onevenredige grote technische moeilijkheden leidt'. Dit moet echter wel goed onderbouwd kunnen worden en schriftelijk worden vastgelegd
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 18 van 48
5. EVALUATIE Het aanbestedingsbeleid zal tweejaarlijks worden geëvalueerd binnen het ambtelijk aanbestedingsoverleg, tenzij interne of externe ontwikkelingen aanleiding geven om dat eerder te doen. De evaluatie geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten: Zijn de wettelijke en beleidsuitgangspunten nog actueel? Is het beleid voldoende bekend binnen de organisatie? Wordt het beleid voldoende nageleefd? De uitkomsten van de evaluatie worden aan het managementteam gerapporteerd en ter kennisneming aan het dagelijks bestuur gebracht. Voor zover noodzakelijk worden de eventuele bijstellingen ter goedkeuring aan het dagelijks bestuur voorgelegd. Uiteindelijke doel is om te komen tot een structurele verbetering en professionalisering van aanbesteden.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 19 van 48
Bijlage I
Schematisch overzicht aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta Drempelbedragen (in euro exclusief BTW)
Type Aanbesteding
Gunning uit de hand (1 offerte) Onderhandse procedure (minimaal 3 offertes)
Werken
Diensten
Leveringen
15.000
25.000
15.000
> 15.000 - 150.000
> 25.000 - 150.000
> 15.000 - 150.000
> 150.000 - 5.278.000*
> 150.000 - 211.000*
> 150.000 - 211.000*
of Openbare / Niet openbare procedure (nationaal) Openbare / Niet openbare procedure (nationaal)
Openbare / Niet openbare procedure (Europees)
o.b.v. ARW 2005 > 5.278.000**
> 211.000**
> 211.000**
o.b.v. Richtlijn WLD, Bao of ARW 2005
o.b.v. Richtlijn WLD of Bao
o.b.v. Richtlijn WLD of Bao
*
de bedragen zijn gekoppeld van de Inkoopinstructie van het waterschap waarbij de hoogte van het bedrag mede afhankelijk is van de werkbaarheid. ** het betreft de tweejaarlijks aan te passen wettelijk voorgeschreven drempelbedragen voor Europese aanbestedingen (excl. BTW). Deze bedragen gelden automatisch voor het waterschap en behoeven dus niet apart te worden vastgesteld.
Toelichting schematisch overzicht aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta Het beleid gaat uit van een aantal (keuze)mogelijkheden voor het aanbesteden gekoppeld aan drempelbedragen. Deze drempelbedragen zijn tevens van belang voor de vraag of de aanbesteding al of niet plaatsvindt op basis van een van (overeenkomstige) toepassing verklaard (bestaand) aanbestedingsreglement, inclusief opstelling van een bestek. Afwijking van het beleid is uitsluitend mogelijk op basis van een gemotiveerd voorstel aan het dagelijks bestuur (zie paragraaf 4.5.). Op de aanbesteding van Werken wordt het ARW 2005 van toepassing verklaard. Voor leveringen en diensten kan tevens het ARW 2005 (met enkele aanpassingen) van toepassing worden verklaard. Voor de toepassing van algemene voorwaarden bij de uitvoering wordt verwezen naar bijlage XIII. Het wordt overigens niet voorgestaan eigen reglementen te gaan ontwikkelen voor diensten en/of leveringen mede nu verwacht wordt dat met het beschikbaar komen van een Aanbestedingswet in deze leemte zal worden voorzien. Werken Voor werken die Europees worden aanbesteed is de Richtlijn WLD van toepassing alsmede het Bao. Het ARW 2005 dient te worden toegepast. Werken met een geraamde waarde van meer dan € 150.000 (tot het Europese drempelbedrag) moeten openbaar worden aanbesteed op basis van het ARW 2005 (dus inclusief opstelling van een bestek). Dit bedrag van € 150.000 sluit aan bij het omslagpunt, waarbij de kosten van (besteks)voorbereiding over het algemeen worden gecompenseerd door een lagere aanneemsom. Werken waarvan de geraamde waarde lager is dan € 150.000 mogen naar keuze onderhands of openbaar worden aanbesteed. Het opstellen van een bestek, programma van eisen of een technische omschrijving van het werk dan wel van toepassing verklaren van het ARW 2005 is naar keuze van de opdrachtgever. Bij onderhandse aanbesteding zonder voorselectie moet
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 20 van 48
een objectieve wijze van aanbesteden het uitgangspunt zijn. Hier moet invulling aan gegeven worden door minimaal drie offertes te vragen (waarvan minimaal één aanbieder van buiten het waterschapsgebied). Een andere objectieve methode is het rouleren tussen te benaderen bedrijven. Werken met een geraamde waarde tot € 15.000 mogen naar keuze onderhands of enkelvoudig worden aanbesteed. Diensten en Leveringen Aanbesteding van diensten en leveringen boven het Europese drempelbedrag geschiedt overeenkomstig de Richtlijn WLD alsmede het Bao. Het ARW 2005 kan (met enkele aanpassingen) van toepassing worden verklaard. Indien gekozen wordt voor de niet-openbare procedure op basis van de Richtlijn WLD (d.w.z. openbaar met voorselectie) dan mogen op grond van artikel 44 van de Richtlijn WLD minimaal 5 natuurlijke of rechtspersonen deelnemen aan de inschrijving. Diensten en leveringen met een geraamde waarde van meer dan € 150.000 (tot het Europese drempelbedrag) moeten openbaar worden aanbesteed op basis van een bestek, programma van eisen of technische omschrijving. Het eventueel van overeenkomstige toepassing verklaren van een bestaand aanbestedingsreglement (het ARW 2005) of opstellen van eigen regels voor de aanbesteding is naar keuze van de opdrachtgever. Diensten met een geraamde waarde tot € 150.000 mogen naar keuze onderhands of openbaar worden aanbesteed. Het opstellen van een bestek, programma van eisen of een technische omschrijving van de dienst dan wel van toepassing verklaren van een bestaand aanbestedingsreglement (het ARW 2005) of eigen regels voor de aanbesteding is naar keuze van de opdrachtgever. Bij onderhandse aanbesteding zonder voorselectie moet een objectieve wijze van aanbesteden het uitgangspunt zijn. Hier moet invulling aan gegeven worden door minimaal drie offertes te vragen (waarvan minimaal één aanbieder van buiten het waterschapsgebied). Een andere objectieve methode is het rouleren tussen te benaderen bedrijven. Diensten met een geraamde waarde tot € 25.000 en leveringen met een geraamde waarde tot € 15.000,--mogen naar keuze onderhands of enkelvoudig worden aanbesteed. N.B.: Als gevolg van recente (Europese) ontwikkelingen is het niet altijd duidelijk welke regels een decentrale overheid moet volgen bij IIB diensten waarop het lichtere regiem van de Richtlijn WLD van toepassing is en opdrachten waarvan de geraamde waarde beneden het (Europese) drempelbedrag blijft. De algemene aanbestedingsbeginselen (transparant, objectief en nondiscriminatoir) zijn echter altijd van toepassing en dus ook op deze opdrachten. Met name het transparantiebeginsel vereist soms een ‘passende mate van openbaarheid’. De precieze vereiste omvang en vorm van de openbaarheid hangt af van de soort opdracht en de mate waarin er alleen regionale of nationale, of ook Europese gegadigden kunnen zijn. Bij een relatief kleine opdracht kan volstaan worden met publicatie op de eigen website of bekendmaking in een lokale, regionale of gespecialiseerde krant, terwijl bij grotere opdrachten gekozen kan worden voor bekendmaking op www.aanbestedingskalender.nl, in een nationale krant of middels een aankondiging in het Supplement op het Publicatieblad van de EG. Meer informatie hierover is te vinden op de website van Europa Decentraal, www.europadecentraal.nl (voor overige sites zie bijlage XII).
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 21 van 48
Bijlage II
Lijst van implementatiepunten
Hieronder zijn de belangrijkste implementatiepunten opgenomen die door de werkgroep aanbesteden opgepakt dienen te worden na vaststelling van het geactualiseerde aanbestedingsbeleid. Doelstelling is om het geactualiseerde aanbestedingsbeleid wederom breed in de organisatie te verspreiden met het oog op de verdere professionalisering (groeimodel) en het bereiken van een optimale strategische kosteneffectiviteit. Dit kan plaatsvinden door: x Voortzetten van de werkgroep aanbesteden, met als doel: - Het uitwisselen van praktijkervaringen gericht op de leermomenten; - Inzicht en overzicht te krijgen in voorgenomen aan te besteden projecten; - Het bespreken van actuele ontwikkelingen (wetgeving, jurisprudentie etc.), in het bijzonder voor wat betreft de uniformering van de drie Europese richtlijnen Werken, Diensten en Leveringen tot één Richtlijn WLD, de implementatie hiervan in het Bao en de toepassing van het ARW 2005 in plaats van het ARW 2004. - Het monitoren en evalueren van (de effecten van) het aanbestedingsbeleid. x Verspreiden van het nieuwe aanbestedingsbeleid, zowel digitaal (op Waterweb) als op papier; x Organiseren en geven van workshops waarin een toelichting wordt gegeven op het nieuwe aanbestedingsbeleid; x Selecteren en organiseren van de te plannen (externe) opleiding en training inzake aanbesteden in het algemeen en de huidige regelgeving in het bijzonder.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 22 van 48
Bijlage III
RACI-tabel hoofdactiviteiten tactisch inkoopproces Responsible
Accountable
Consulted
Informed
(uitvoerder)
(eindverantwoordelijke)
(wie moet er in beginsel om advies gevraagd worden)
(wie moet er in beginsel ingelicht worden)
1A Opstellen PvE en ontwerp
Projectleider
Afdelingshoofd
ProDuctBeheerder
BeleidsVeldBeheerder
1B Keuze aanbestedingsprocedure en vaststellen van selectie-, gunning- en beoordelingscriteria en de gewenste contractvorm
Projectleider
Afdelingshoofd
Centrale Inkoop**
BVB
1C Opstellen bestek/ offerteaanvraag
Projectleider
Omschrijving hoofdactiviteiten tot en met de aanbestedingsfase
1. SPECIFICEREN
PDB JZ** Afdelingshoofd
Centrale Inkoop*
PDB
JZ*
BVB
2. SELECTEREN 2A Uitvoering aanbestedingsprocedure
Projectleider
Afdelingshoofd
Centrale inkoop
2B Beoordelen offertes / inschrijvingen
Projectleider
Afdelingshoofd
Centrale Inkoop
2C Opstellen schriftelijk gunningadvies
Projectleider
Projectleider
JZ*
Projectleider Centrale Inkoop***
Afdelingshoofd
PDB
3. CONTRACTEREN 3A Onderhandelen met opdrachtnemer(s)
(PDB)**** (JZ)**** 3B Gunning(brief)
Projectleider
Afdelingshoofd
JZ*
BVB***** 3C Aanmelden gunning bij afdeling Centrale Inkoop t.b.v. registratie als inkooporder
Projectleider
3D Aanleggen en bijhouden inkoop- en aanbestedingsdossier
Projectleider
Afdelingshoofd
Centrale Inkoop PDB BVB
* ** *** **** ***** NB: -
-
Afdelingshoofd
Bij alle opdrachten die openbaar (nationaal / Europees) worden aanbesteed. Bij alle Europese aanbestedingen en voorgenomen afwijkingen van het aanbestedingsbeleid voor wat betreft openbaar (nationaal / Europees) aanbesteden. Bij dienstoverschrijdende inkopen Ter beoordeling van de projectleider. Afhankelijk van het mandaat
Het kader wordt gevormd door de geldende (onder)mandaatregeling en de Regeling Budgethouders waterschap Brabantse Delta. Afwijkingen worden in de projectopdracht opgenomen en vastgelegd in een specifiek projectmandaat. Het definitieve contract wordt opgenomen in het contractenregister van waterschap Brabantse Delta. De RACI-tabel is afgestemd op de leidraad “Projectmatig werken “ van waterschap Brabantse Delta.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 23 van 48
Bijlage IV
de Wet BIBOB
Algemeen Op 1 juni 2003 is de Wet BIBOB in werking getreden. De wet is bedoeld als (extra) houvast voor het openbaar bestuur bij het voorkomen van ongewilde facilitering van illegale praktijken. Het openbaar bestuur moet in staat worden gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd, zowel wat betreft zijn bestuurlijke rol bij het verlenen van subsidies en vergunningen, als in zijn civielrechtelijke rol als contractpartij bij aanbestedingen en andere verbintenissen, aldus de Memorie van Toelichting bij de wet. De wet is van toepassing op het verlenen van subsidies, vergunningen (op bepaalde terreinen) en bij aanbestedingen (gunning). Voor de waterschappen is de wet vooralsnog uitsluitend van belang c.q. van toepassing op aanbestedingen. Toepassing op vergunningverlening is vooralsnog voorbehouden aan gemeenten, provincies en de Staat (Ministeries) op een beperkt aantal beleidsterreinen. Voor subsidies geldt dat de wet uitsluitend van toepassing is indien de weigeringsgronden van artikel 3 expliciet in de betreffende subsidieregeling zijn opgenomen. Dit is (nog) niet het geval zodat de wet op dit punt thans voor Brabantse Delta geen praktische consequenties heeft. Uiteraard kan bij eventuele nieuw vast te stellen of te wijzigen subsidieverordeningen de vraag aan de orde zijn of daarin de (weigeringsgronden van de) Wet BIBOB verwerkt moet worden. Hierop wordt dan op dat moment aandacht besteed. De Wet BIBOB biedt voor aanbestedingen geen nieuwe weigeringsgrond. Wel kan het bureau BIBOB onderzoek doen of er sprake is van de uitsluitingsgronden uit de Richtlijn WLD. De keuze voor een landelijk Bureau BIBOB is bewust genomen. De bestuursorganen hebben op deze manier zonodig via het Bureau toegang tot de privacygevoelige informatie uit de gesloten bronnen. Het Bureau "zeeft" de gevonden informatie, haalt de niet-relevante informatie eruit en verwerkt de relevante informatie in een advies. Op deze manier wordt tevens gewaarborgd dat de privacygevoelige informatie uit deze bronnen op eenduidige, efficiënte en verantwoorde wijze wordt beoordeeld. Het proces: totstandkoming van het BIBOB-advies Het bureau werkt volgens een gestandaardiseerd screeningsproces om tot een advies te komen. Hierbij beschikt het zowel over de informatie die door de betrokkene zelf wordt aangeleverd op het aanvraagformulier alsook over informatie uit open en gesloten bronnen. Open bronnen zijn voor iedereen vrij toegankelijk (o.a. Kamer van Koophandel, Kadaster); gesloten bronnen zijn alleen toegankelijk op grond van een in de wet geregelde bevoegdheid. Het gaat hierbij onder andere om justitiële, politiële en fiscale bronnen waarvan in de Wet BIBOB in artikel 27 een opsomming is gegeven. De verschillende stappen in het screeningsproces waarborgen dat niet onnodig privacygevoelige informatie wordt verzameld: Ten eerste worden in de verificatiefase de door de aanvrager ingeleverde gegevens gecontroleerd op ontvankelijkheid (valt het verzoek in het toepassingsgebied van de Wet BIBOB?), volledigheid en juistheid. Is dit het geval dan worden alle betrokken natuurlijke en rechtspersonen in kaart gebracht. Dit zijn de subjecten die in de volgende fasen nader worden onderzocht. Het kan hier dus ook gaan om derden, die zakelijke relaties met de aanvrager onderhouden! De volgende fase bestaat uit het onderzoeken van de relevante en actuele antecedenten van deze subjecten. Wanneer hierin zogenaamde 'hits' voorkomen, kan dit voldoende zijn voor een negatief BIBOB-advies. Als dat niet het geval is, wordt met behulp van een quickscan gekeken of er aanleiding is voor diepgaander onderzoek. Na afronding van dit totale onderzoek volgt de beoordeling. Beoordeling De in de informatiebronnen gevonden feiten en omstandigheden worden onder meer beoordeeld op relevantie, recentheid, strafmaat, recidiven en relatie met de aanvrager. Op basis hiervan wordt een concept BIBOB-advies samengesteld.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 24 van 48
Rol van de officier van justitie Dit concept-advies gaat ter toetsing naar de landelijke BIBOB-officier. Indien een zwaarwegend strafvorderlijk belang van een lopend onderzoek zou worden geschaad door het gebruik van bepaalde gegevens in het BIBOB-advies, kan de officier bepalen dat die gegevens niet gebruikt mogen worden. In dit geval gaat het belang van het lopende onderzoek voor en zal Bureau BIBOB deze informatie niet gebruiken in haar advies. Overigens kan de officier van justitie na afloop van het strafrechtelijk onderzoek het bestuursorgaan alsnog "tippen" om een nieuw BIBOB-advies aan te vragen. De officier van justitie heeft naast deze toetsende rol en zijn tipfunctie overigens meerdere ondersteunende rollen in verband met BIBOB. Hij is ook informatieleverancier en in die zin verplicht om desgevraagd persoonsgegevens aan het Bureau te verstrekken. Verder is hij intermediair bij het verkrijgen van gegevens uit het buitenland, als het Bureau strafrechtelijke informatie uit het buitenland nodig heeft. Tenslotte is de landelijke BIBOB officier ook nog lid van de begeleidingscommissie. BIBOB-advies Als resultaat van de screening door Bureau BIBOB kunnen drie maten van gevaar worden geconstateerd: geen gevaar, enig gevaar of ernstig gevaar. Beslissing van het bestuursorgaan De keuze is aan het bestuursorgaan om het BIBOB-advies al dan niet integraal over te nemen in de uiteindelijke beschikking (discretionaire bevoegdheid). Bij het BIBOB-advies geen gevaar kan het bestuursorgaan positief beschikken. In geval van een BIBOB-advies enige mate van gevaar kan het bestuursorgaan positief beschikken maar extra voorwaarden stellen. Luidt het BIBOBadvies ernstige mate van gevaar, dan kan het bestuursorgaan negatief beschikken. Het bestuursorgaan kan het advies ook naast zich neerleggen of een eigen weging geven aan de motivering. Vooraf dient bij een voorgenomen negatieve beschikking aan de betrokkene zijn zienswijze te worden gevraagd (artikel 33, Wet BIBOB). Aan derden dient ook de informatie verstrekt te worden voor zover deze op hen betrekking heeft. Tegen de beschikking kan vervolgens bezwaar of beroep worden aangetekend volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Termijn Het verzoek om een BIBOB-advies leidt tot opschorting van de wettelijke termijn voor het afgeven van een beschikking door het bestuursorgaan, voor de duur dat het Bureau BIBOB nodig heeft om het advies uit te brengen. Het Bureau rondt het advies aan het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst af binnen de daarvoor bij wet vastgestelde termijn van vier weken. Maar als er bijvoorbeeld sprake is van een uitgebreid onderzoek naar ingewikkelde (fiscale) afschermingsconstructies, kan de termijn eenmalig worden verlengd met vier weken. Beleidsregels De wet BIBOB verplicht bestuursorganen dat voor de toepassing van de wet beleidsregels worden vastgesteld. Dit heeft bij het waterschap plaatsgevonden (Beleidsregels integriteit en uitsluiting bij aanbestedingen in BIBOB-sectoren waterschap Brabantse Delta, besluit voorlopig dagelijks bestuur d.d. 21 juni 2004 en geactualiseerd bij besluit van het dagelijks bestuur d.d. 21 februari 2006). Onderdeel van de beleidsregels is het horen van betrokkenen bij het voornemen van het waterschap een negatieve beschikking te nemen. Dit horen zal plaatsvinden door de commissie wet BIBOB. Taak en werkwijze van de commissie zijn vastgelegd in een verordening (Verordening commissie wet BIBOB, besluit voorlopig algemeen bestuur d.d. 29 september 2004).
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 25 van 48
Bijlage V
Integriteit van bestuurders en ambtenaren
Hieronder staan vermeld de vindplaats en korte inhoud van wet en regelgeving inzake integriteit van bestuurders en ambtenaren. Wetboek van Strafrecht verduistering (artikel 359); vervalsing (artikel 360); verduistering, beschadiging, vernieling van akten, bewijsmateriaal, bescheiden e.d (artikel 361); fraude en corruptie (artikel 362 en 363). Wetboek van Strafvordering In dit wetboek is in artikel 162 de verplichting voor de ambtenaar neergelegd om onverwijld aangifte te doen van misdrijven. Ambtenarenwet De Ambtenarenwet verplicht de waterschappen voorschriften vast te stellen inzake melding, registratie en verbieden van nevenwerkzaamheden (artikel 125, lid 3, juncto lid 1, sub j. en k.) In de Ambtenarenwet is ook de verplichting opgenomen voorschriften vast te stellen voor de openbaarmaking van geregistreerde nevenwerkzaamheden (artikel 125, lid 1, sub l) en de melding van financiële belangen (artikel 125 lid 2) van ambtenaren die zijn aangesteld in een functie waarvoor dit ter bescherming van de integriteit van de openbare dienst noodzakelijk is. Op basis van artikel 125 lid 1 sub m moet het waterschap voorschriften vaststellen inzake een procedure voor het omgaan met bij een ambtenaar levende vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar hij werkzaam is (klokkenluidersregeling). In de Ambtenarenwet is geregeld dat de ambtenaar verplicht is tot geheimhouding van hetgeen hem in verband met zijn functie ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt (artikel 125a, derde lid). Op basis van de nieuwe Ambtenarenwet (inwerkingtreding 6 maart 2006) zal het waterschap verplicht worden om een eigen integriteitsbeleid te voeren en hiervoor verantwoording af te leggen. Tevens zal het waterschap moeten beschikken over een gedragscode betreffende normen en waarden voor goed ambtelijk handelen en zal de eed of belofte weer moeten worden afgenomen bij alle ambtenaren die in dienst treden van het waterschap. Tenslotte zal in de gewijzigde Ambtenarenwet de verplichting worden opgenomen dat het bevoegd gezag en de ambtenaar zich als goed werkgever en goed ambtenaar dienen te gedragen. De Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschappen (SAW) Ook in de rechtspositieregelingen van de waterschappen is het één en ander geregeld over integriteit. In artikel 6.2.1. van de SAW is in algemene zin geregeld dat de ambtenaar gehouden is zijn betrekking nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Daarnaast is in de artikelen 6.2.2 t/m 6.2.7 van de SAW een aantal specifieke gedragsregels opgenomen. Die hebben betrekking op het persoonlijk gebruik van goederen en diensten, het aannemen van geschenken en gelden, het melden, registreren en openbaar maken van nevenwerkzaamheden, de melding en registratie van financiële belangen en het verbod om deel te nemen aan aannemingen of leveringen ten behoeve van de openbare dienst.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 26 van 48
In artikel 2.1.3 van de SAW is geregeld dat de ambtenaar verplicht is de eed of belofte af te leggen die bij of krachtens wet, bij instructie of bij besluit van het dagelijks bestuur is voorgeschreven. Ten slotte is in artikel 6.1.15 van de SAW geregeld dat er een regeling is voor het omgaan met vermoedens van misstanden (klokkenluidersregeling). Lokale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschap Brabantse Delta Deze lokale regelingen voorzien in hoofdstuk 6 in: een Regeling vertrouwenspersoon (6.3); Integriteitsbeleid (6.4); Een Klokkenluidersregeling (6.5). Notitie Integriteit bestuurders en medewerkers waterschap Brabantse Delta, besluit algemeen bestuur d.d. 5 april 2006. De notitie bevat integriteitsbeleid voor zowel bestuurders als medewerkers en geeft invulling aan de gewijzigde Ambtenarenwet en de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt. De notitie bevat de volgende onderwerpen: a. het afleggen van de eed of belofte; b. een bedragcode integriteit voor bestuurders en ambtenaren; c. borging van en verantwoording over het integriteitsbeleid.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 27 van 48
Bijlage VI
Voorbeelden van werken, diensten en leveringen
Werken, bijlage I Richtlijn WLD In de Richtlijn WLD wordt een ‘werk’ omschreven als: ‘het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen’. Voorbeelden van werken (niet limitatief): rioolwaterzuiveringsinstallaties; werkzaamheden aan damwanden; baggerwerkzaamheden (niet maaiwerkzaamheden); dijkverstreking; verbouwingen; nieuwbouw. Onder ‘werk’ valt bij de bouw van bijvoorbeeld een rioolwaterzuivering ook de levering van bouwmaterialen en elektrotechnische installaties, alsook de werkzaamheden die door een architect of constructiebureau worden verricht. Leveringen In de Richtlijn WLD worden als leveringen beschouwd: ‘andere dan overheidsopdrachten voor werken die betrekking hebben op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten. Onder producten wordt verstaan roerende zaken en vermogensrechten daarop, alsook het verrichten van werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren van de geleverde producten. Voorbeelden van leveringen (niet limitatief): inkoop van chemicaliën voor het laboratorium; inkoop van elektriciteit; meubilair; computers; kantoorartikelen; machines; telefooncentrale Diensten, bijlage II Richtlijn WLD Diensten betreffen alle opdrachten die geen werk of levering zijn zoals hiervoor omschreven. Er wordt in de richtlijn een onderscheid gemaakt in IIA diensten (die volledig onder de werking van de richtlijn vallen) en IIB diensten (die hier slechts gedeeltelijk onder vallen, te weten de bepalingen met betrekking tot techniche specificaties en het achteraf melden van de gunning aan de Europese commissie.). In de richtlijn zijn de (categorieën) diensten gekoppeld aan de zogenaamde Europese CPC codes (Central Product Classification codes) waarmee het toepassingsbereik van de Richtlijn WLD wordt bepaald. Voorbeelden van IIA diensten (niet-limitatief): onderhouds- en reparatiediensten (waaronder het maaien van waterlopen) telecommunicatiediensten service- en telefooncentralediensten financiële diensten (waaronder verzekeringen) accountancydiensten diensten van bedrijfsadvisering advertentie- en reclamediensten drukkerijdiensten computer- en aanverwante diensten (incl. software) bouwkundige diensten (advieswerkzaamheden) technische en geïntegreerde technische diensten (advieswerkzaamheden) onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten meetactiviteiten groenvoorzieningen
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 28 van 48
diensten voor het schoonmaken van gebouwen incl glazenbewassing afvalverwerkingsdiensten (slib, bedrijfsafval, chemisch afval, papier, glas, enz.) transportdiensten over land (m.u.v. spoorwegen) en door de lucht
Voorbeelden van IIB diensten (niet-limitatief): juridische advisering catering opsporings- en bewakingsdiensten uitzenddiensten opleidingsdiensten diensten voor personeel(s)- en organisatie(beleid) gezondheids- en sociale diensten spoorwegvervoersdiensten vervoerdiensten over het water overige diensten
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 29 van 48
Bijlage VII
Toelichting op ARW 2005
Aanbestedende diensten dienen zelf zorg te dragen voor de juiste toepassing van het Bao in hun dagelijkse aanbestedingspraktijk.In het ARW 2005 (de opvolger van het ARW 2004) is elke aanbestedingsprocedure geheel uitgeschreven en kan onafhankelijk van de andere procedures worden geraadpleegd. Door de gehanteerde methode is elke procedure, zonder verwijzing over en weer, leesbaar door alle betreffende artikelen in één kolom te plaatsen. De verschillen tussen de Europese en nationale procedure worden in een oogopslag duidelijk. Op grond van de Beleidsregels aanbesteding van werken 2005 zijn de aanbestedende diensten van de vier bouwdepartementen, te weten Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Verkeer en Waterstaat, Defensie en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verplicht het ARW 2005 toe te passen. Met deze samenwerking hebben deze overheidsopdrachtgevers op het gebied van werken laten zien ernst te willen maken met het afschaffen van een lappendeken aan reglementen. In tegenstelling tot de vier bouwdepartementen zijn andere overheden, zoals gemeenten, provincies en waterschappen, niet verplicht het ARW 2005 toe te passen. Overigens heeft de VNG recentelijk de gemeenten geadviseerd om het ARW 2005 te gaan hanteren. Om het gebruik van het ARW 2005 te bevorderen heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de koepelorganisaties van gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten – VNG), provincies (Interprovinciaal Overleg – IPO) en waterschappen (Unie van Waterschappen) nauw betrokken bij het opstellen van het ARW 2005. Aangezien het waterschap eerder het ARW 2004 van toepassing heeft verklaard zal nu ook het ARW 2005 worden toegepast. In het ARW 2005 zijn de nodige veranderingen aangebracht als gevolg van het Bao. Het ARW 2005 is tegelijkertijd met het Bao in werking getreden, dus op 1 december 2005. Belangrijkste wijzigingen zijn een nieuwe procedure, de concurrentiegerichte dialoog en het stimuleren van het gebruik van elektronische middelen. In een aantal gevallen bestaat er de mogelijkheid om een elektronische veiling aan de gunning vooraf te laten gaan. Nieuw is ook een expliciete regeling van het gunnen van opdrachten op basis van raamovereenkomsten. Zaken die al eerder in het ARW 2004 waren geregeld en zijn overgenomen in het ARW 2005 betreffen: het openen van de enveloppen; het omkeren van de bewijslast ten aanzien van een niet passende aanbieding; het verplicht laten ondertekenen door een bestuurder van een verklaring bij de inschrijving; het laten vervallen van de rekenvergoeding; en, het inschakelen van de rechter ingeval van geschillen. Praktische het het het het het het
zaken betreffen: mogelijk maken van elektronische bekendmaking; conformeren van enkele definities en termen aan de Europese betekenis; toestaan van inlichtingen over een alternatieve aanbieding in specifieke gevallen; toestaan van eigen verklaringen, verwerken van het Alcatel-arrest, en, onder voorwaarden toestaan van experimenten.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 30 van 48
Bijlage VIII Elektronisch aanbesteden Het BAO definieert in artikel 1, onderdeel bb, een elektronisch middel als een middel waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking, met inbegrip van digitale compressie en gegevensopslag, en van verspreiding, overbrenging en ontvangst door middel van draden, straalverbindingen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen. Kortom: het gebruik van computerapparatuur, digitale documenten en de mogelijkheden van het internet bij het aanbesteden. In dit verband moet opgemerkt worden dat het BAO in artikel 1, onderdeel hhh, onder ‘schriftelijk’ ook informatie verstaat die met elektronische middelen is overgebracht of opgeslagen. In paragraaf 4.3.6 is aangegeven dat er op vier manieren ruimte is gemaakt voor het gebruik van elektronische middelen bij het aanbesteden: a. de aanbesteder gebruikt elektronische middelen voor het aankondigen; b. de aanbesteder stelt de aanbestedingsdocumenten langs elektronische weg beschikbaar; c. indiening van de aanmelding en de inschrijving met elektronische middelen; d. de aanbesteder kan een elektronische veiling houden als onderdeel van de aanbesteder. Ad. a. De aanbesteder gebruikt elektronische middelen bij het aankondigen Bij een Europese aanbesteding kan het waterschap ervoor kiezen om de aankondiging van de aanbesteding langs elektronische weg te verzenden naar de Europese Commissie (het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen). Het waterschap moet daarbij vastgestelde modellen gebruiken. In Nederland kan deze aankondiging het eenvoudigste gebeuren via een applicatie op de internetsite http://www.aanbestedingskalender.nl Deze door de Commissie gecertificeerde site zendt de aankondiging rechtstreeks door naar de Commissie en zorgt daarna tevens voor een Nederlandse publicatie op het internet. Ook de vooraankondiging kan langs elektronische weg gepubliceerd worden. Publicatie van een vooraankondiging is alleen verplicht indien het waterschap gebruik wil maken van de bijbehorende mogelijkheid om de termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen in te korten Het waterschap kan de vooraankondiging zelf via zijn kopersprofiel (de internetsite) publiceren: http://www.brabantsedelta.nl/default.asp?id=20 Het ARW 2005 definieert kopersprofiel als een op het internet gepubliceerde beschrijving van de aanbesteder en zijn inkoopbeleid. De aanbesteder dient publicatie van de vooraankondiging via zijn kopersprofiel vooraf langs elektronische weg te melden aan de Europese Commissie. Voor Europese aanbestedingen beloont het BAO aankondigen langs elektronische weg met een verkorting van termijnen. Het waterschap mag de termijn voor de ontvangst voor de inschrijvingen voor de Openbare procedure, de Niet-openbare procedure, de onderhandelingsprocedures en de Concurrentiegerichte dialoog met 7 dagen verkorten. Bij de nationale aanbesteding zijn de normale termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen korter dan die bij de Europese aanbesteding. Een dergelijke forse verkorting zou daar leiden tot een situatie dat er te weinig tijd is voor het indienen van de inschrijving. Daarom kiest het ARW 2005 ervoor om de verkorting bij de nationale aanbesteding te beperken tot 4 dagen voor aankondigen langs elektronische weg. Ad. b. De aanbesteder stelt de aanbestedingsdocumenten langs elektronische weg beschikbaar Voor Europese aanbestedingen kan het waterschap tevens vanaf de aankondiging vrije, rechtstreekse en volledige toegang bieden tot het bestek en alle aanvullende stukken, waarbij hij in de aankondiging het internetadres vermeldt, dat toegang biedt tot deze documenten. In dat geval mag hij de termijnen nog eens met 5 dagen verkorten. Deze verkorting mag opgeteld worden bij de verkorting als gevolg van elektronisch aankondigen, zodat de totale verkorting komt op 12 dagen. Voor de nationale aanbesteding is de toegestane verkorting voor het langs elektronische weg beschikbaar maken van documenten eveneens 5 dagen, zodat de verkorting cumulatief uit komt op 9 dagen.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 31 van 48
Ad. c. Indiening van de aanmelding en de inschrijving met elektronische middelen Artikel 42, lid 1, van het BAO geeft aan dat de aanbesteder kan bepalen of de aanmelding of de inschrijving ingediend kunnen worden via de post, de fax of langs elektronische weg of een combinatie van deze middelen. Indien de aanbesteder elektronische indiening toestaat, moet hij duidelijk maken hoe de aanmelding of de inschrijving moet worden ingediend en hoe deze moet worden ondertekend. Bovendien moet de aanbesteder de bijzondere waarborgen scheppen die vermeldt zijn in artikel 42, lid 10, van het BAO, dat onder meer vereist dat tot de uiterste datum voor indiening niemand toegang moet kunnen hebben tot de ingediende informatie. Na het uiterste tijdstip mag toegang alleen mogelijk zijn door twee gelijktijdig optredende gemachtigden. Elektronische ondertekening gebeurt met een elektronische handtekening. Een elektronische handtekening moet voldoen aan artikel 15a, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en heeft dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, indien de methode die daarbij is gebruikt voor authentificatie voldoende betrouwbaar is in relatie tot het belang van het ondertekende document. De aanbesteder kan vereisen dat de elektronische handtekening ‘geavanceerd’ is conform het genoemde artikel 15a van het Burgerlijk Wetboek. Een geavanceerde elektronische handtekening maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren en zorgt ervoor dat het ondertekende bestand niet kan worden gewijzigd zonder dat dit kan worden opgespoord. Een elektronische handtekening is gebaseerd op een ‘gekwalificeerd certificaat’. Certificerende instellingen in Nederland die gerechtigd zijn om een dergelijk certificaat uit te geven staan onder toezicht van de OPTA. De toevoeging in artikel 42, lid 7, van het BAO, dat de aanbesteder dient te waarborgen dat encryptie beschikbaar is, is kennelijk fout. Dit ligt buiten de macht van de aanbesteder. Het is de verantwoordelijkheid van de inschrijver om zich te voorzien van een elektronische handtekening met een voldoende betrouwbaarheidsniveau. De aanbesteder geeft slechts aan welk betrouwbaarheidsniveau hij vereist. Ad. d. De aanbesteder kan een elektronische veiling houden als onderdeel van de aanbesteding Een elektronische veiling is volgens de definitie van het ARW een zich herhalend elektronisch proces voor de presentatie van nieuwe, verlaagde prijzen of van nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen. Elektronisch veilen is geen aparte aanbestedingsprocedure, maar slechts een stap die het waterschap kan invoegen in een Openbare, een Niet-openbare een Onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking of een Onderhandse procedure. Tot aan het moment van de elektronische veilig die plaats vindt direct voordat de aanbesteder de opdracht kan gunnen, worden deze procedures op de normale wijze doorlopen. Dat houdt in dat een volledige beoordeling aan de hand van de gunningcriteria op het moment van de elektronische veilig reeds afgerond is. De veiling vindt vervolgens plaats aan de hand van nauwkeurige en kwantificeerbare specificaties voor de overheidsopdracht. De elektronische veiling kan zowel toegepast worden bij aanbestedingen waarbij de laagste prijs het gunningcriterium is als bij aanbestedingen waarbij de economisch meest voordelige aanbieding gegund wordt. Voorwaarde is steeds dat de aanbesteder de veilingwaarden in een wiskundige formule onderbrengt, waarbij hij tijdens de veiling automatisch herklasseert bij nieuw ingediende prijzen of waarden. Inschrijvers moeten op elk moment tijden de veilig hun klassering kennen. De identiteit van de andere inschrijvers met echter niet bekend gemaakt worden.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 32 van 48
Bijlage IX
Europees aanbesteden
1. Inleiding Doel van de Richtlijn WLD is het openstellen van overheidsopdrachten voor alle bedrijven die gevestigd zijn in de EG. Om daar voor te zorgen, worden er regels gesteld op het gebied van de bekendmaking van overheidsopdrachten en op het gebied van het bevorderen van eerlijke concurrentie tussen Europese bedrijven. Voor de regels op het gebied van de bekendmaking en van de proceduretijden die volgens de Richtlijn WLD minimaal moeten worden toegepast, wordt verwezen naar de richtlijn zelf. Ook wordt de aandacht gevestigd op de "enuntiatieve aankondiging" - vooraankondiging - zoals beschreven in art 35. Dit zijn voorafgaande aankondigingen op basis van de jaarbegroting waarna, onder voorwaarden, bij de openbare en niet-openbare procedure termijnen kunnen worden bekort. Deze bijlage dient om te helpen bij het beoordelen of de Richtlijn WLD moet worden toegepast bij het willen opdragen van een werk, levering of dienst zo ja, welke bijzonderheden gelden bij het toepassen van de Richtlijn. 2. ("Europese") methoden van aanbesteden. Hierna volgt een opsomming van de mogelijkheden die de verschillende procedures bieden voor aanbestedende diensten. Deze zijn grotendeels overgenomen uit deel II van het ARW 2005 met daarnaast verwijzingen naar de vindplaatsen in het Bao De openbare procedure en de niet-openbare procedure mogen vrijelijk gebruikt worden terwijl toepassing van de beide onderhandelingsprocedures en de nieuwe concurrentiegerichte dialoog slechts in specifieke gevallen is toegestaan. 2.1 De openbare procedure De openbare procedure is de meest eenvoudige procedure. Hier kan het waterschap volstaan met het aankondigen van de opdracht die hij wil gunnen waarna iedere geïnteresseerde ondernemer zich in kan schrijven. Na de beoordeling van inschrijvers aan de hand van de uitsluitingsgronden en de geschiktheideisen en van hun inschrijvingen aan de hand van de gunningcriteria beslist het waterschap aan wie hij de opdracht wil gunnen en deelt hij het voornemen tot gunning aan alle inschrijvers mee. Tenzij een of meer inschrijvers in beroep gaan tegen dit voornemen gunt het waterschap vervolgens de opdracht. Deze procedure is geschikt wanneer inschrijven weinig inspanning kost zodat de transactiekosten beperkt zijn. 2.2 De niet-openbare procedure In tegenstelling tot wat de naam zou doen vermoeden is de niet-openbare procedure net zo openbaar als de openbare procedure. Deze procedure wordt algemeen bekendgemaakt, waarna iedere ondernemer zich kan aanmelden als gegadigde. Verschil met de openbare procedure is dat de procedure in twee delen is geknipt, waarbij het waterschap eerst de gegadigden selecteert aan de hand van de uitsluitingsgronden en de selectiecriteria. Daarna nodigt hij de geselecteerde gegadigden uit om in te schrijven en verloopt de procedure verder net zo als de openbare procedure. Voordeel van de niet-openbare procedure is dat de transactiekosten lager kunnen zijn dan bij de openbare procedure. Het waterschap kan het aantal inschrijvers beperken tot het aantal dat nodig is voor voldoende concurrentie. Alleen de uitgenodigde gegadigden maken offertekosten. Het waterschap loopt bovendien niet het risico dat hij een overmaat aan inschrijvingen moet beoordelen. 2.3 Onder specifieke omstandigheden zijn ook andere procedures mogelijk x De concurrentiegerichte dialoog (artikelen 28 en 29, Bao) is bedoeld voor het aanbesteden van bijzonder complexe overheidsopdrachten waarbij het waterschap niet vooraf maar pas in dialoog met ondernemers de specificaties van het werk kan bepalen waaraan hij behoefte heeft. Het waterschap last de dialoogfase in na de selectie van ondernemers die zich hebben aangemeld. De dialoog wordt gevoerd op basis van een ‘beschrijvend
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 33 van 48
x
x
x
document’ dat wel het te bereiken resultaat beschrijft maar niet de mogelijke oplossingen. Na de beëindiging van de dialoog volgt de uitnodiging tot inschrijving en verloopt de procedure verder op dezelfde wijze als de inschrijvingsfase van de Niet-openbare procedure. Het waterschap kan de dialoog in fasen doen verlopen, waarbij het aantal te bespreken oplossingen aan de hand van de gunningcriteria stapsgewijs wordt gereduceerd. De dialoog is vertrouwelijk. Na beëindiging van de dialoog schrijft iedere deelnemer aan de dialoog in met de eigen oplossing of oplossingen die hij in samenspraak met het waterschap heeft geformuleerd. Het Bao laat de mogelijkheid open dat het waterschap alle deelnemers aan de dialoog uitnodigt om op hetzelfde bestek in te schrijven. Indien dat bestek echter geheel of gedeeltelijk een oplossing bevat die het waterschap ter kennis gekomen is uit zijn dialoog met een of meer deelnemers, dient het waterschap de instemming te hebben van de desbetreffende deelnemers. Gunning door onderhandelingen na voorafgaande aankondiging, bijvoorbeeld wanneer eerder onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen zijn gedaan (artikel 30 Bao). De Onderhandelingsprocedure met voorafgaande aankondiging verloopt tot en met de inschrijving net zoals de Niet-openbare procedure. Na de ontvangst van de inschrijvingen onderhandelt het waterschap met de inschrijvers. De onderhandelingen resulteren in aanbiedingen van de uitgenodigden. Het waterschap kiest daaruit het aanbod dat hij wenst te aanvaarden. Dit laat onverlet dat het waterschap de onderhandelingen zou kunnen faseren door bijvoorbeeld een tussentijdse bieding in te lassen. Na deze bieding zou het waterschap de onderhandelingen voort kunnen zetten. Zie artikel 30, lid 5, van Bao. Voorwaarde is dat aan artikel 44, lid 8, Bao wordt voldaan, dat eist dat ‘het aantal inschrijvingen in de slotfase zodanig is dat daadwerkelijke mededinging kan worden gegarandeerd’ ‘voor zover er een voldoende aantal geschikte oplossingen of gegadigden is’. De Commissie is van mening dat voor daadwerkelijke mededinging normaliter ten minste drie inschrijvingen nodig zijn. De Commissie draagt dit standpunt al sinds 1989 uit In de onderhandelingsfase onderhandelt het waterschap parallel met meerdere inschrijvers. Het waterschap dient daarbij vertrouwelijk om te gaan met de informatie die hij van elk van de inschrijvers verkrijgt. Met name behoort deze informatie niet gebruikt te worden om de inschrijvers tegen elkaar uit te spelen. Gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande aankondiging, bijvoorbeeld wanneer er geen of geen geschikte inschrijvingen zijn ingediend of bij spoed (artikel 31 Bao). De onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging verloopt als de onderhandelingsprocedure met voorafgaande aankondiging, maar dan zonder de mogelijkheid voor iedere ondernemer om zich aan te melden als gegadigde. Gunning van een raamovereenkomst (artikel 32 Bao). Van een raamovereenkomst is sprake indien het waterschap gedurende een bepaalde periode (maximaal 4 jaar) bepaalde producten of diensten wil afnemen van een geselecteerde groep van minimaal 3 aanbieders en daarover vooraf afspraken wil maken over bijvoorbeeld de te leveren kwaliteit, hoeveelheid en leveringstermijn. Een raamovereenkomst is een overeenkomst tussen een of meer aanbestedende diensten en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen overheidsopdrachten vast te leggen. Voorop staat dat een raamovereenkomst eerst door het waterschap moet worden aanbesteed als een normale overheidsopdracht. Vervolgens zal het waterschap op basis van de raamovereenkomst nadere opdrachten plaatsen. Voor het plaatsen van deze nadere opdrachten geldt een regime dat afhankelijk is van het type raamovereenkomst. Het Bao, c.q. de Richtlijn WLD onderscheidt een raamovereenkomst met een enkele ondernemer en een raamovereenkomst met meerdere ondernemers In de raamovereenkomst met een enkele ondernemer kan de nadere opdracht direct worden verstrekt op basis van de in de raamovereenkomst vastgelegde voorwaarden. Enige aanvulling of aanpassing is mogelijk mits dit geen substantiële wijziging inhoudt. In de raamovereenkomst met meerdere ondernemers kan het waterschap, wanneer alle voorwaarden voldoende in de raamovereenkomst bepaald zijn, direct nadere opdrachten plaatsen. Indien de voorwaarden verder ingevuld moeten worden kan het waterschap nadere opdrachten plaatsen door alle contractanten uit te nodigen die in staat zijn om de opdracht uit te voeren. Deze krijgen de gelegenheid om in concurrentie een aanbieding
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 34 van 48
x x x
x
doen. Overigens heeft een raamovereenkomst normaliter maximaal een looptijd van vier jaar. Gunning door middel van een dynamisch aankoopsysteem, een elektronisch proces voor het doen van gangbare aankopen (artikel 33 Bao) Gunning door middel van een bijzondere procedure voor alleen het ontwerp en bouwen van een complex sociale woningen (artikel 34 Bao) Gunning van een concessieovereenkomst (artikelen 58 Bao). Een concessieovereenkomst voor werken is, blijkens artikel 1, onderdeel l, van het Bao een overeenkomst met dezelfde kenmerken als een overheidsopdracht voor werken, waarbij de tegenprestatie voor de uit te voeren werken in ieder geval bestaat uit het recht het werk te exploiteren, al dan niet gecombineerd met een prijs. De Europese Commissie werkte in een interpretatieve mededeling (Interpretatieve mededeling van de Commissie over concessieovereenkomsten in het communautaire recht van 12 april 2000; PbEG 2000, C 121, pag. 2) nader uit aan welke eisen een overheidsopdracht moet voldoen om aangemerkt te kunnen worden als een concessieovereenkomst. Onderscheidend element van een concessieovereenkomst is dat de concessiehouder daadwerkelijk een exploitatierisico loopt. Bij het aanbesteden van een Concessieovereenkomst voor werken is de aanbesteder – de concessieverlener – veel vrijer in de te volgen aanbestedingsprocedure. Het Bao, c.q. Richtlijn WLD, kent voor deze aanbestedingen slechts een beperkt aantal procedureregels. Bijzonder is dat de procedureregels niet alleen tot de aanbesteder gericht zijn, maar via de aanbesteder ook tot de opdrachtnemer – de concessiehouder – met betrekking tot de werken die hij aan derden uitbesteedt. Met betrekking tot de vrijheid van procedure merkt de Europese Commissie in haar interpretatieve mededeling op dat de concessieverlener – de aanbesteder – vrij is in zijn keuze van de meest geschikte procedure voor de verlening van concessies voor openbare werken, en met name om een onderhandelingsprocedure te beginnen. Niettemin is het een vrijheid binnen grenzen. De aanbesteder moet wel voldoen aan de beginselen van het EG-Verdrag, zoals de beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling, transparantie, wederzijdse erkenning en proportionaliteit. Ten aanzien van de concessiehouder maakt het Bao c.q. Richtlijn WLD onderscheid tussen twee situaties. De eerste situatie is dat de inschrijver die de concessie verwerft zelf een aanbestedende dienst is. Bij het uitbesteden van werken aan derden dient een dergelijke concessiehouder zich uit dien hoofde te houden aan de voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken. De tweede situatie is dat de concessiehouder zelf geen aanbestedende dienst is. In dat geval bevat de procedure voor de concessieovereenkomst een aantal voorwaarden die de aanbesteder – dus de concessieverlener – dient op te leggen aan deze concessiehouder. Die voorwaarden betreffen het voorschrijven van een zekere vorm van transparante aanbesteding van opdrachten voor werken die de concessiehouder door derden uit wil laten voeren. Gunning door middel van een prijsvraag (artikel 67-75 Bao)
Bij elke procedure horen bepaalde specifieke regels ten aanzien van de aankondigingen (artikelen 35-37, 60, 70 Bao), termijn (artikelen 38-39, 61 Bao), de verstrekking van informatie (artikelen 40 -43 Bao), en selectie en gunning (artikelen 44-46, 73 Bao), de toelaatbaarheid van elektronische veilingen (artikel 57 Bao), meerwerk (artikel 63 Bao) . Daarnaast zijn er regels inzake de rechtsbescherming. De Commissie kan procedures inluiden op grond van artikel 3 van Richtlijn WLD (artikel 76 Bao). 3. Bijzonderheden (Voor)aankondigingen / opdrachtverlening Voor alle Europese aanbestedingsprocedures met uitzondering van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, moet een aankondiging worden gemaakt in het Publicatieblad van de EG. Ondernemers moeten uit de aankondiging kunnen opmaken of de betrokken opdracht voor hen interessant kan zijn. Het waterschap kan daarnaast voor opdrachten ook een vooraankondiging publiceren (enuntiatieve aankondiging, art. 35 Bao). Een vooraankondiging bevat een opsomming van de overheidsopdrachten die een aanbestedende dienst voornemens is het komende jaar Europees aan te besteden. De vooraankondiging dient te worden gepubliceerd in het Publicatieblad van
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 35 van 48
de EG. Het publiceren van een dergelijke vooraankondiging is niet (meer) verplicht maar heeft wel als voordeel dat onder voorwaarden aanbestedingsprocedures kunnen worden verkort (art. 38 Bao). Artikel 35 Bao bepaalt dat de aanbesteder die een opdracht heeft verleend het resultaat door middel van een aankondiging bekendmaakt. Hij zendt hiertoe deze aankondiging uiterlijk 48 dagen na de verlening van de desbetreffende opdracht aan het Bureau voor officiële publicaties van de Europese Gemeenschappen. Ook van besluiten tot het niet-plaatsen van een opdracht of het herbeginnen van de aanbesteding moet het Bureau voor officiële publicaties van de Europese Gemeenschappen in kennis worden gesteld. Vaststelling waarde van de opdracht De raming van de waarde van een opdracht moet op reële wijze geschieden. Er mag niet naar toe worden gewerkt om toepassing van de Richtlijn WLD te ontgaan. Bij aanschaf van homogene goederen (i.c. goederen bestemd voor een zelfde doel, b.v. verschillende kantoormeubelen) moet de waarde van de afzonderlijke delen van de opdracht bij elkaar worden opgeteld. Voor opdrachten van onbepaalde duur of met een looptijd langer dan 48 maanden, geldt als waarde van de opdracht 48 maal het maandelijks te betalen bedrag. Voor opdrachten die regelmatig worden verleend of gedurende een bepaalde periode worden herhaald, geldt als waarde van de opdracht het totale reële bedrag van de in de vorige 12 maanden verstrekte opdrachten van dezelfde aard (eventueel aangepast aan hoeveelheidswijzigingen). Eventuele optietermijnen worden daarbij meegenomen. Percelen(regeling) Opdrachten kunnen worden verdeeld in percelen. Voor toetsing of een geraamde opdrachtsom uitkomt boven de drempelwaarde volgens de Europese richtlijnen, moet echter de totale waarde van de bij elkaar opgetelde percelen genomen worden. Ook al ligt de waarde van een afzonderlijk perceel onder de drempelwaarde van de Europese richtlijn, toch moet dit perceel in overeenstemming met de richtlijn worden aanbesteed indien de totale waarde van de opdracht boven de drempelwaarde uitkomt. Een uitzondering hierop is de zogenaamde 20%-regeling in de Richtlijn WLD en het Bao: Werken: Kleinere percelen met een waarde van maximaal € 1.000.000 hoeven niet Europees te worden aanbesteed, mits de totale waarde van deze percelen niet meer dan 20 % van de waarde van de totale opdracht vertegenwoordigen. Voorbeeld Een opdracht voor de bouw van een gemaal is verdeeld in de volgende percelen: perceel 1: 4.000.000 euro perceel 2: 1.500.000 euro 900.000 euro perceel 3: Totaal : 6.400.000 euro Het totale bedrag van alle percelen tezamen bedraagt 6.400.000 Euro, het drempelbedrag is dus bereikt. Perceel 3 heeft een waarde van minder dan 1.000.000 Euro. Een bijkomende eis is dat de waarde van de percelen die niet aanbesteed worden niet meer mag bedragen dan 20% van de waarde van de totale opdracht, in dit geval 1.280.000 Euro. Dit betekent dat ervoor gekozen kan worden om perceel 3 niet Europees aan te besteden. De overige percelen dienen wel Europees aanbesteed te worden aangezien de waarde van alle percelen tezamen, inclusief het vrijgestelde perceel, boven het drempelbedrag uitkomt. Leveringen en diensten Kleinere percelen met een waarde van maximaal € 80.000 hoeven niet Europees te worden aanbesteed, mits de totale waarde van deze percelen niet meer dan 20 % van de waarde van de totale opdracht vertegenwoordigen.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 36 van 48
Voorbeeld Een opdracht voor het onderhoud van een gebouw is verdeeld in de volgende percelen: perceel 1: 100.000 euro perceel 2: 60.000 euro perceel 3: 45.000 euro perceel 4: 45.000 euro Totaal 250.000 euro Het totale bedrag van alle percelen tezamen bedraagt 250.000 Euro, het drempelbedrag is dus bereikt. De percelen 2,3 en 4 hebben elk een waarde van minder dan 80.000 Euro. Een bijkomende eis is dat de waarde van de percelen die niet aanbesteed worden niet meer mag bedragen dan 20% van de waarde van de totale opdracht, in dit geval 50.000 Euro. Dit betekent dat ervoor gekozen kan worden om of perceel 3 of perceel 4 niet Europees aan te besteden. De overige percelen dienen wel Europees aanbesteed te worden aangezien de waarde van alle percelen tezamen, inclusief het vrijgestelde perceel, boven het drempelbedrag uitkomt. N.B.: Het gebruik maken van de percelenregeling dient op een goede manier in de advertentie tot uitdrukking te worden gebracht. 4. Het gebruik van technische specificaties en normen Opdrachten moeten nauwkeurig en zo objectief mogelijk worden gespecificeerd. Daarbij moet zo mogelijk worden verwezen naar Europese normen, Europese technische goedkeuringen of naar gemeenschappelijke technische specificaties (zie definities in bijlage VI bij de Richtlijn WLD). Er mag niet worden verwezen naar bepaalde merken, typen of octrooien, omdat daarmee andere aanbieders zouden worden uitgesloten. Voor zover specificatie zonder verwijzing naar een merk niet voldoende nauwkeurig is te omschrijven, moet aan de beschrijving worden toegevoegd: of gelijkwaardig. De Richtlijn WLD verruimt de mogelijkheid voor technische specificaties. Het is nu ook mogelijk daarin specificaties op te nemen met een hoger milieubeschermingsniveau en om specificaties op te nemen met een sociale strekking, ten minste zolang deze niet leiden tot discriminatie en zolang deze verband houden met het werk zelf. 5. Selectiecriteria Selectiecriteria moeten voorafgaand aan de aanbesteding worden bekend gemaakt. Ze moeten objectief zijn en voor alle gegadigde aanbieders gelijk. Ook moeten ze op gelijke wijze op alle aanbieders worden toegepast. De mogelijke selectiecriteria staan in de Richtlijn WLD art. 47 t/m 52. Aan selectie gaat drie stappen vooraf. In de eerste stap bepaalt het waterschap wie van de gegadigden hij moet uitsluiten (uitsluitingscriteria), in de tweede stap wie van de gegadigden hij op grond van eigen beleid wil uitsluiten en in de derde stap wie van de gegadigden niet voldoen aan de eisen die hij voor de realisatie van de uitvoering van de opdracht stelt (minimumeisen en selectiecriteria). Bij een niet-openbare procedure kan het aantal inschrijvers aan een minimum worden gebonden (minimaal 5). Bij een procedure van gunning door onderhandelingen met bekendmaking bedraagt het minimumaantal 3. Blijft na toepassing van de selectie volgens de vooraf gestelde criteria een te groot aantal gegadigden voor de aanbesteding over, dan kan dit door loting worden verkleind. Aan gegadigden die niet tot inschrijving worden uitgenodigd, moet - binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek daartoe - schriftelijk worden aangegeven waarom hij niet wordt uitgenodigd. Aan inschrijvers die niet in aanmerking komen voor de opdracht, moeten binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek daartoe - de kenmerken en de relatieve voordelen van de winnende aanbieding worden toegelicht, alsmede de naam van de begunstigde.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 37 van 48
6. Gunningbeslissing en gunning In verband met uitspraken van het Hof van Justitie inzake Alcatel en Commissie/Oostenrijk (HvJEG, Zaak C-81/98, 1999, blz. I-7671 en HvJEG, 24 juni 2004, Zaak C-212/02) schrijft het Bao voor dat gunning in twee stappen verloopt. Eerst neemt het waterschap de gunningbeslissing en deelt deze mee aan de inschrijvers en vervolgens wacht hij ten minste 15 dagen. Hij kan na deze termijn de overeenkomst sluiten wanneer geen van de verliezende inschrijvers in deze wachtperiode beroep heeft aangetekend tegen de gunningbeslissing. De mededeling van de gunningbeslissing dient niet alleen schriftelijk maar in ieder geval per fax en/of e-mail verzonder te worden zodat alle betrokken deze gunningbeslissing gelijktijdig ontvangen. De verplichte wachtperiode van 15 dagen wordt niet voorgeschreven door de Richtlijn WLD, maar is noodzakelijk ten behoeve van implementatie van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen. In de vermelde uitspraken heeft het Hof geoordeeld dat de bepalingen van deze richtlijnen ‘aldus moeten worden uitgelegd, dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat tegen het aan het sluiten van de overeenkomst voorafgaande besluit waarbij de aanbestedende dienst kiest met welke inschrijver hij de overeenkomst wil sluiten, in elk geval beroep kan worden ingesteld waarin de verzoeker de nietigverklaring van dit besluit kan vorderen (…), los van de mogelijkheid om na het sluiten van de overeenkomsten schadevergoeding te verkrijgen’. In het verleden gebeurde het vaak dat een verliezende inschrijver die in beroep in het gelijk werd gesteld, wel een schadevergoeding kreeg, maar dat de opdracht zelf door de inschrijver werd uitgevoerd aan wie de opdracht eerder – ten onrechte dus – gegund was. Aan deze situatie heeft het Hof nu een eind gemaakt. De verliezende inschrijver wordt niet langer geconfronteerd met een voldongen feit, maar krijgt de gelegenheid om tijdens deze wachtperiode van 15 dagen in beroep te gaan. Het ARW 2005 bepaalt in iedere procedure, met uitzondering van de Onderhandse procedure, dat: 1. de aanbesteder de gegadigden en inschrijvers zo spoedig mogelijk en gelijktijdig in kennis stelt van de gunningbeslissing; 2. deze mededeling ten minste de gronden voor de gunningbeslissing bevat; 3. de aanbesteder niet eerder mag gunnen dan nadat een termijn van 15 dagen is verstreken na verending van de mededeling van de gunningbeslissing; 4. de aanbesteder niet over mag gaan tot gunning indien binnen 15 dagen na verzending van de mededeling van de gunningbeslissing een kort geding aanhangig is gemakt; 5. de aanbesteder in dat geval moet wachten met gunning totdat in kort geding vonnis is gewezen, tenzij een zwaarwegend belang onverwijlde gunning gebiedt. Deze invoering van de ‘Alcateltermijn’, zoals de wachtperiode wel wordt aangeduid, werkt ook door in de termijn van gestanddoening. Deze bedraagt nu voor alle procedures 45 dagen met uitzondering van de termijnen in de Onderhandse procedure en in de procedure van een Raamovereenkomst met een enkele ondernemer, die 30 dagen bedragen en met uitzondering van de procedure voor een Concessieovereenkomst die geen gestanddoeningstermijn kent. In geval van een kort geding gericht tegen een gunningbeslissing eindigt de gestanddoeningstermijn 8 dagen na de dag waarop in eerste aanleg is beslist. 7. Bezwaar en beroep Indien een aanbieder het niet eens is met de beslissing van de aanbestedende dienst over de opdrachtverlening, kan een klacht worden ingediend bij zowel de Europese Commissie [EC] als, zoals hiervoor aan de orde kwam, bij de Nederlandse rechter. Een klacht bij de EC betekent dat de betreffende lidstaat - in het geval van Brabantse Delta dus: Nederland - op de klacht moet ingaan en bij erkenning van de klacht door de EC eventueel een procedure bij het Europese Hof tegemoet kan zien. Legt het Europese Hof een dwangsom of boete op aan de lidstaat, dan zal deze de schade proberen te verhalen op de aanbestedende dienst. Een aanbieder kan ook een procedure - meestal kort geding - aanspannen bij de Nederlandse rechter, nu tegen de aanbestedende dienst zelf.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 38 van 48
De eis in geval van een gesloten overeenkomst strijd met de Europese aanbestedingsvoorschriften kan overigens uitsluitend een vordering tot schadevergoeding (10% aanneemsom) betreffen, niet de nietigheid van de overeenkomst.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 39 van 48
Bijlage X
Selectiecriteria en bewijsstukken
Hieronder volgt ter adstructie een (niet-limitatief) overzicht van in feitelijke aanbestedingen voorgekomen eisen die in een aantal gevallen tot onredelijke situaties hebben geleid, aangezien de eisen niet in verhouding stonden tot de aard en omvang van de opdracht. A. SELECTIECRITERIA (Beroeps)aansprakelijkheid In inkoopvoorwaarden van aanbestedende diensten wordt bedongen dat aansprakelijkheid geldt voor alle schade, die uit gebreken in de geleverde producten mocht voortvloeien, ook schade als gevolg van productiestagnatie. Onder AVB-polissen wordt slechts aansprakelijkheid gedekt voor schade, die bestaat uit of voortvloeit uit materiële schade. Indien productiestagnatie optreedt als gevolg van het niet functioneren van producten, is dekking uitgesloten. In die omstandigheden is aansprakelijkheid onaanvaardbaar. Voorts wordt aanvaarding van aansprakelijkheid bedongen voor bedragen, die in geen enkele verhouding staan tot de prijs van het product (prijs product bijv. €. 1.500,--, aansprakelijkheidsrisico € 5.000.000,--). Verzekeringen Beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen zijn kostbaar. Het vooraf vragen van een dergelijke verzekering is, gezien de onzekerheid van de uiteindelijk gunning, vooral voor het MKB een zware eis. Het doel van een redelijke risicobeperking kan ook op een ander moment worden verkregen. Wat betreft het vereiste dat een inschrijver zich "adequaat heeft verzekerd en zich verzekerd zal houden" wordt aanbevolen de volgende formulering te gebruiken: "Leverancier stelt zich garant dat op het moment van een eventuele gunning een passende wettelijke aansprakelijkheids- en/of beroepsaansprakelijkheidsverzekering aanwezig is". Garanties In bepaalde sectoren worden garantietermijnen van 10-15 jaar bedongen, of zelfs wel garantie voor de gehele levensduur van het product (soms 30 jaar!). Deze termijnen staan buiten elke proportie en gaan geheel voorbij aan normale slijtage van het product. Een richtlijn van de Europese Commissie op het gebied van garanties voor consumentenproducten gaat uit van een termijn van 2 jaar. Een dergelijke termijn kan daarom als redelijk en daarmede als maximum worden aangemerkt. Geldigheidsduur offertes Aanbestedende diensten bedingen soms termijnen van enige jaren zonder mogelijkheid van indexering, zodat de geoffreerde prijzen ook na verloop van enige jaren nog zouden gelden. Voor aanbieders kunnen zich echter belangrijke wijzigingen in de kostprijsfactoren voordoen. Uit commercieel oogpunt is het veelal niet haalbaar om een en ander op voorhand in de geoffreerde prijzen te verdisconteren. Voor aanbieders kan dit grote risico's meebrengen. Omzeteisen In sommige gevallen worden omzeteisen te hoog opgeschroefd; bijvoorbeeld de eis dat de gemiddelde jaaromzet € 10.000.000,-- dient te bedragen bij een opdracht van naar schatting € 150.000,--. Soms wordt een bepaalde omzetgrootte verlangd ook al wordt naderhand de opdracht in zeer kleine delen gegund, waardoor de omzetgrootte niet relevant is voor de te gunnen opdracht. CV's werknemers. Aanbevolen wordt slechts CV's te vragen indien de aard van de opdracht daartoe aanleiding geeft. Het vragen naar het Curriculum Vitae van medewerkers blijkt in de praktijk vaak zijn werking te missen. Aanbestedingsprocedures zijn lange trajecten. Als de offerte is uitgebracht, kan het nog geruime tijd duren voordat de beslissing valt. Het blijkt in de praktijk voor inschrijvers moeilijk medewerkers die aan de offerte hebben gewerkt gedurende een lange
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 40 van 48
periode beschikbaar te houden voor een potentiële opdracht. De werkelijke vraag is in de praktijk ook veeleer of de opdracht wordt geklaard conform de offerte, waarbij in veel gevallen ook kan worden volstaan met afspraken over kwalificaties en/of functieomschrijvingen. Hierbij kan eventueel gebruik worden gemaakt van standaarden die in de markt zijn ontwikkeld. Opgemerkt dient te worden dat bij meer technische aspecten eerder met functieomschrijvingen kan worden volstaan dan bijvoorbeeld bij informatie management. De aanbeveling is bij een aanbesteding in eerste instantie te bezien of volstaan kan worden met kwalificaties en/of functieomschrijvingen van de medewerkers, en slechts naar de CV's van specifieke medewerkers te vragen indien dit in het specifieke geval noodzakelijk is. De richtlijnen laten uitsluitend toe dat CV's worden gevraagd van leidinggevend personeel dat met de uitvoering van de opdracht is belast. Beschikbaarstelling van proefopstellingen In de kantoormeubelbranche bedingen aanbestedende diensten dat kantoormeubilair door verschillende fabrikanten als proefopstelling gedurende bijvoorbeeld een half jaar beschikbaar wordt gesteld. Na deze periode wordt beslist aan welke fabrikant de opdracht wordt gegund. De proefopstellingen kunnen vervolgens door de verschillende fabrikanten worden teruggenomen. Door het dagelijks gebruik gedurende enige maanden is dit meubilair meestal niet meer bruikbaar. De kosten voor de proefopstellingen zijn fors. Naleveringsverplichting gedurende lange periode In de kantoormeubelbranche wordt een steeds wisselend productassortiment gevoerd. Het is niet mogelijk om, zoals aanbestedende diensten wel bedingen, na vele jaren een uitbreiding van een opstelling te realiseren door levering van hetzelfde meubilair. Het betreffende meubilair is immers niet meer in productie en kan niet tegen redelijke kosten opnieuw in productie worden genomen. Ook in andere sectoren wordt wel aangedrongen op de aanvaarding van een naleveringsverplichting, ook voor reserveonderdelen en aanpassings- en uitbreidingsmateriaal en voor de gehele levensduur (soms 30 jaar!). In dat verband bestaat veelal een grote afhankelijkheid van toeleveranciers, zodat een absolute verplichting redelijkerwijs niet kan worden aanvaard. Eisen aan het productieproces Het belang van de aanbestedende dienst is de levering van een bepaald product. Er bestaat voor de aanbestedende dienst geen redelijk belang om te controleren op welke wijze en met welke voortgang de fabricage van het product plaatsvindt, zolang het product maar tijdig wordt geleverd. Aanbestedende diensten bedingen wel eens een controlerecht, waardoor zij te allen tijde de gebouwen van inschrijvers kunnen betreden om het productieproces te controleren. Aanhouden minimumvoorraad / reserveren capaciteit Ook in dit verband geldt dat de aanbestedende dienst slechts belang heeft bij tijdige levering van het overeengekomen product. Het aanhouden van een minimumvoorraad of het reserveren van een bepaalde capaciteit is een eigen verantwoordelijkheid van inschrijvers. Indien hij zich vastlegt op een bepaalde leveringstermijn, is hij gehouden deze in acht te nemen, ongeacht zijn voorraad of capaciteit. Bij overschrijding van de leveringstermijn hangt hem een claim tot schadevergoeding boven het hoofd, zodat hij alle reden heft om zich te vergewissen van de beschikbaar voorraad en capaciteit. Opgave ontwikkelingsbudget voor nieuwe producten Deze eis lijkt ingegeven door de wens van aanbestedende diensten om producten te krijgen volgens de laatste stand van de techniek. Het ontwikkelingsbudget van inschrijvers wordt in dat verband als graadmeter gebruikt voor de mate waarin inschrijvers de laatste stand van de techniek toepast. Het ontwikkelingsbudget ziet echter op toekomstige producten, terwijl de aanbesteding betrekking heeft op het bestaande productenpakket van inschrijvers. Bij iedere aanbesteding kunnen aanbestedende diensten zich uiteraard in alle vrijheid oriënteren op het aanbod en het innovatiegehalte van de aangeboden producten. Leveranciers kunnen overigens ook door technologielicenties nieuwe technieken verwerven, zodat het ontwikkelingsbudget in
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 41 van 48
dit opzicht niet doorslaggevend is. Het ontwikkelingsbudget moet ook worden afgezet tegen het totale productengamma, de omzet en de structuur van het bedrijf van inschrijvers en is daarom als nominaal bedrag ook een tamelijk willekeurig toetsingscriterium. De Europese Commissie heeft uitgesproken dat een dergelijke eis niet in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijnen. Er bestaat overigens geen bezwaar tegen dat de aanbestedende dienst zich vergewist van de feitelijke deskundigheid van de fabrikant voor wat betreft de technische kenmerken van het product, ter onderscheiding van zuivere handelaren die de aanbestedende dienst bij gebreken geen ondersteuning kunnen bieden. De opgave van het ontwikkelingsbudget lijkt hiertoe niet nodig. Opgave budget voor milieu-investeringen Binnen de EG-aanbestedingsregels bestaan voor aanbestedende diensten al voldoende instrumenten om milieubeleid te realiseren. Denk aan wettelijke regels waarvan schending uitsluiting rechtvaardigt in verband met het plegen van een milieudelict dat de beroepsethiek in het gedrang brengt. Milieubeleid kan, onder bepaalde voorwaarden, ook worden neergelegd in de omschrijving van de technische specificaties, de eisen m.b.t. economische en technische geschiktheid en in de gunningcriteria. Zo kunnen bepaalde milieukeuren worden voorgeschreven. Het budget voor milieu-investeringen vormt daarnaast een tamelijk willekeurig gegeven, dat per definitie moet worden gerelateerd aan de omvang van de onderneming van inschrijvers. Het zal onder meer onduidelijk zijn of dit budget de kosten in verband met de inachtneming van bestaande wettelijke regels betreft of uitsluitend extra, d.w.z. "bovenwettelijke" maatregelen. Als zelfstandig selectiecriterium bestaan voor het milieubudget geen argumenten. De Europese Commissie heeft laten weten dat een dergelijke eis niet in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijnen. Opgave winstmarges of winstverwachtingen bij open calculaties. Deze eis getuigt van overdreven bemoeizucht. De gevraagde informatie is per definitie van uiterst vertrouwelijke aard. De aanbestedende dienst heeft overigens ook geen belang bij deze informatie, daar het aanbestedingsproces een goede waarborg is voor scherpe prijsconcurrentie tussen inschrijvers. Bij beursgenoteerde vennootschappen mogen ze in het geheel niet worden gevraagd. De Europese Commissie heeft laten weten dat een dergelijke eis niet in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijnen. Bankgarantie Aanbestedende diensten vragen in sommige gevallen voor de gunning een bereidverklaring tot het afgeven van een bankgarantie. Afgezien dat een dergelijke bankgarantie volgens de regels alleen na gunning mag worden gevraagd, is dit een zware eis waarvoor -als een garantie volgens de regels al gevraagd mag worden- enkel met terughoudendheid moet worden gekozen. Een onvoorwaardelijke bereidverklaring tot het afgeven van een bankgarantie komt in de praktijk vrijwel op hetzelfde neer als het afgeven van een bankgarantie. Het wordt aanbevolen slechts in die gevallen een (bereidverklaring tot het afgeven van een) bankgarantie te vragen als andere eisen zoals een bankverklaring niet voldoen. Van deze zware eis dient dan ook enkel gemotiveerd gebruik te worden gemaakt. Milieu/duurzaam bouwen Ondanks dat op nationaal niveau afspraken zijn gemaakt over eisen op het gebied van het milieu en/of duurzaam bouwen, komt het in de praktijk regelmatig voor dat aanbesteders verdergaande eisen stellen. Omdat deze eisen per aanbesteder nogal kunnen verschillen, ontstaat een dermate grote diversificatie dat inschrijvers moeilijk aan de vervulling van deze eisen kunnen voldoen. ARBO Arbeidsomstandigheden vormen een onderwerp, waaraan terecht veel aandacht dient te worden besteed. Ook aanbesteders hebben hier een grote verantwoordelijkheid. In de praktijk
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 42 van 48
komt het echter regelmatig voor dat zij deze verantwoordelijkheid doorschuiven naar inschrijvers. Werklozen/allochtonen Het komt regelmatig voor dat aanbesteders als eis stellen dat bij de uitvoering van een werk een bepaald percentage van de aannemingssom dient te worden benut ten behoeve van de inzet van werklozen en/of allochtonen. Hierbij wordt dan meestal niet gekeken naar de arbeidsmarkt, waarop geen of te weinig doelgroepen beschikbaar zijn, zodat onmogelijk aan de eis kan worden voldaan. Aanbevolen wordt op centraal niveau (sociaal bestek) uitvoerbare afspraken te maken over de inzet van kansarmen.
B. BEWIJSSTUKKEN Onderstaand volgt een (niet limitatieve) opsomming van verschillende bewijsstukken die in aanbestedingsprocedures zijn gevraagd. Aanbestedende diensten worden opgeroepen om bij ieder bewijsstuk dat wordt gevraagd steeds te bezien in hoeverre dit in redelijk verband staat tot de opdracht (proportionaliteitsvereiste). Onderstaand overzicht treedt niet in de plaats van het algemene uitgangspunt, dat zoveel mogelijk zou moeten worden gewerkt met de 'eigen-verklaring'. Het overleggen van één exemplaar van het gevraagde bewijsstuk dient te volstaan. De aanbestedende dienst moet daarbij aangeven hoe oud de bewijsstukken maximaal mogen zijn. Harmonisatie van de geldigheidsduur van de bewijsstukken wordt aanbevolen. Er zou bijvoorbeeld kunnen worden uitgegaan van een geldigheidsduur van een jaar. A. Zinvolle bewijsstukken: Verklaring van de fiscus; Non faillietverklaring, mits recent; Verklaring van betalingsgedrag aan Gak/uitvoeringsinstantie; Financieel overzicht (NB: tussentijdse financiële gegevens van beursgenoteerde ondernemingen mogen niet worden gegeven); Omzetgegevens op deelgebieden; Verklaring van de bedrijfsvereniging. B. Voorbeelden van bewijsstukken die vaak standaard gevraagd worden, maar uitsluitend relevant zijn voor specifieke opdrachten. Bij iedere aanbesteding dient te worden bekeken in hoeverre het voor de opdracht noodzakelijk is het bewijsstuk te vragen (proportionaliteitsvereiste): Bankverklaring; Samenwerkingsverbanden met buitenlandse adviseurs en instellingen; Verklaring van goed gedrag (NB: deze verklaring kan nog geen rechtspersoon betreffen); Verklaring van inzetten genoemd personeel; Verklaring van justitie omtrent juridisch verleden; Verklaring onafhankelijk te zijn; Algemene ondernemingsgegevens; Verzekeringsbewijs; CV's van medewerkers. De richtlijnen laten uitsluitend toe dat CV's worden gevraagd van leidinggevend personeel dat met de uitvoering van de opdracht is belast; Overzicht vestigingsplaatsen, vervoers- en communicatiemiddelen; Overzicht onderhanden zijnde projecten; Overzicht orderportefeuille; Visie op architectonische beleving; Kwaliteitssysteem/ borgings- en/of kwaliteitsplan; Opleidingsplan; Werktalen van de uitvoerenden van het project; Verklaring van personele bezetting;
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 43 van 48
Opgave van beschikbare apparatuur; Diploma's; Bewijsstukken omtrent ervaring; Opgave geproduceerde aantallen per type product; Opgave maximale productiecapaciteit in aantallen per type product, alsmede eventueel geplande capaciteitsuitbreiding; Opgave van een schoonmaakplan en plan van aanpak; Opgave van de in te zetten materialen en middelen, inclusief productveiligheidsbladen; Opgave van de bezetting van de bedrijfslocatie van waaruit de activiteiten geleid zullen worden, alsmede het aantal of percentage medewerkers met een algemeen erkend vakdiploma; Opgave aantal stafmedewerkers, inclusief directie, met opgave van functies en gevolgde opleidingen; Opgave van aantal medewerkers naar aard van het dienstverband, leeftijd en geslacht, lengte dienstverband per leeftijdscategorie en nationaliteit. De Europese Commissie heeft laten weten dat het vragen van deze eis/referentie niet in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijnen; Omzetverklaringen over een aantal jaren met een differentie naar regio; Aantal verloren en verworven (schoonmaak)contracten met omzetindicatie over een aantal jaren. Het moeten opgeven van het aantal verloren contracten is niet in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijnen; Projectfoto's; Tekeningen; Bereidheidsverklaring tot antecedentenonderzoek; Geheimhoudingsverklaring; Visie op milieuvriendelijk bouwen. De Europese Commissie heeft laten weten dat het vragen van deze eis/referentie niet in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijnen; Opgave van current ratio, quick ratio, solvabiliteit en rentabiliteit. Volstaan kan immers worden met een accountantsverklaring; Tevredenheidsverklaringen. Leveringsvoorwaarden.
C. Voorbeelden van bewijsstukken die meestal niet zinvol zijn en waarmee uiterst terughoudend moet worden omgegaan: Milieuverklaring: een verklaring tot bereidheid het milieubeleid van de regering te volgen; Referentielijst met opgave van de aanneemsom, geldverstrekkers, betrokken adviseurs en aannemers. De Europese Commissie heeft laten weten dat het vragen van deze eis/referentie niet in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijnen; Opgave van eventuele lidmaatschappen van brancheorganisaties met een opgave van de doelstellingen. De Europese Commissie heeft laten weten dat het vragen van deze eis/referentie niet in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijnen.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 44 van 48
Bijlage XI
Richtlijnen inhoud aanbestedingsdossier
Van iedere aanbesteding wordt een deugdelijk aanbestedingsdossier bijgehouden om: in geval van een rechtszaak het proces van aanbesteding aan te tonen; te worden gebruikt voor het opstellen van rapportages; als sturingsinstrument te dienen voor nog in procedure te brengen aanbestedingen.
Inschrijfbiljet laagste inschrijving / offerte of economisch meest voordelige inschrijving
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 45 van 48
Bijlage XII -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Relevante Internet sites
Eigen site: www.brabantsedelta.nl. Onder het kopje ‘Aanbestedingen/bestekken’ (via ‘meer weten over’ en ‘digitale documenten’) zijn lopende aanbestedingen en aanbestedingsstukken opgenomen. Waterweb: http://waterweb/default.asp?id=8. Via ‘organisatie’, ‘deltawijzer’ en ‘aanbesteden’ kom je op een pagina met het aanbestedingsbeleid, veelgestelde vragen en links. Aanbestedingskalender: www.aanbestedingskalender.nl. Site voor het plaatsen en beheren van aankondigingen voor aanbestedingen op nationaal en Europees niveau. Bestekken Online: http://bestekken.sdu.nl: Pilot van Rijkswaterstaat en SDU voor het online beschikbaar stellen in de GWW-sector; Bureau BIBOB: http://www.justitie.nl/bibob/: Informatiesite van het ministerie van Justitie over de dienstverlening van het bureau Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (BIBOB) ; EG-adviescentrum: www.egadvies.nl: website van het EG-adviescentrum o.a. met betrekking tot advisering van overheden omtrent aanbestedingen; Europa Decentraal: http://www.europadecentraal.nl: Website voor decentrale overheden met de laatste informatie over Europees recht en beleid, ook op het gebied van aanbestedingen; Europese Commissie: http://www.eu.nl: EU-site van de Europese Commissie in Nederland. Nederlandstalig en verhelderend in het woud van EU-websites. Zoek niet naar trefwoord ‘aanbestedingen’ maar ‘overheidsopdrachten’. Gemeentelijk Inkoopplatform: http://www.winadvies.nl: Informatiesite van het gemeentelijk Inkoopplatform (GIP); Inkooppagina: http://inkoop.pagina.nl: Portaal voor de inkoper. Rubrieken onder meer: boeken, artikelen, NEVI, vakbladen, congressen, brancheorganisaties, opleidingen; Maatschappelijk verantwoord overnemen: http://www.mvo.ez.nl: EZ-site over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Informatie over nationaal en internationaal politiek kader van MVO; Ministerie van Economische Zaken: http://www.ez.nl: Site van het ministerie met o.a. informatie over Europees aanbesteden en producten van bijvoorbeeld het Interdepartementaal Overleg Europees Aanbesteden (via Onderwerpen – Overzicht - Aanbesteden); NEVI: http://www.nevi.nl: Website van de Nederlandse Vereniging voor Inkoopmanagement (NEVI). Informatie over vakontwikkeling, publicaties en opleidingen. Speciale aandacht voor het NEVI Platform for Public Procurement (NPPP); PIANOo: Dit staat voor Professioneel en Innovatief Aanbesteden, Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers http://www.pianoo.nl. PIANOo zorgt voor uitwisseling van praktijkkennis over aanbesteden en brengt vragers en aanbieders van praktijkkennis met elkaar in verbinding. PIANOo geeft informatie, advies of hulp bij aanbestedingen. Onder de knop 'GIT' (http://git.ovia.nl) zijn voorbeelden, formulieren en modellen opgenomen van onderhands gunnen tot Europees aanbesteden PPS-kenniscentrum: http://pps.minfin.nl/: Diverse informatie inzake PPS en aanbesteden; SIMAP: http//simap.eu.int: EU-site over elektronisch aankondigen van EU-aanbestedingen. Met officiële procedures, instructies en de nieuwste formulieren; Stichting CROW: http://www.crow.nl: Kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur. De stichting is uitgever en beheerder van de gestandaardiseerde bestekssystematiek voor de grond-, water- en wegenbouw (RAW-systematiek); Stichting STABU: http://www.stabu.nl: Deze stichting is de uitgever en beheerder van de gestandaardiseerde bestekssystematiek voor de woning- en utiliteitsbouw (STABUsystematiek); Stichting Stimulansz: http://www.stimulansz.nl: Informatie over aanpak aanbestedingsprocedures inzake sociale zekerheidsthema’s; TED Database: http://ted.publications.eu.int/official; EU-site met toegang tot alle gepubliceerde Europese aanbestedingen;
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 46 van 48
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 47 van 48
Bijlage XIII Tabel veelgebruikte algemene voorwaarden (uitvoering) Werken: Naam Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV 1989) Uniforme Administratieve Voorwaarden voor technische installaties (UAVTI 1992) Uniforme Administratieve Voorwaarden voor ge:integreerde contractvormen UAV-GC 2000)
Wat wordt geregeld? Het betreft standaardvoorwaarden voor opdrachten tot uitvoering van werken (rechtsverhouding opdrachtgever en aannemer). Het betreft standaardvoorwaarden voor opdrachten m.b.t. technische installaties (rechtsverhouding opdrachtgever en aannemer). Het betreft standaardvoorwaarden voor opdrachten waarin ontwerp en uitvoering geïntegreerd zijn, desgewenst met meerjarig onderhoud (rechtsverhouding opdrachtgever en opdrachtnemer).
Leveringen: Naam Algemene Rijksinkoopvoorwaarden 1993 (ARIV)
Wat wordt geregeld? Het waterschap heeft deze inkoopvoorwaarden van toepassing verklaard. Het betreft standaardvoorwaarden voor opdrachten tot levering (rechtsverhouding opdrachtgever en leverancier).
Diensten: Naam De Nieuwe Regeling 2005 (DNR 2005)
Wat wordt geregeld? Het betreft standaardvoorwaarden voor opdrachten tot dienstverlening (rechtsverhouding opdrachtgever en architect, ingenieur en advieur). DNR 2005 vervangt zowel de RVOI 2001 als de SR 1997.
ABNota aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006, versie 5 december 2007 def Pagina 48 van 48
Nummer : *07I002664* Barcode : *07I002664* Het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007 ; gezien het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 14 november 2007; gelet op artikel 77 van de Waterschapswet en artikel 15 onderdeel g van het reglement voor Waterschap Brabantse Delta;
BESLUIT: Vast te stellen de Nota Aanbestedingsbeleid waterschap Brabantse Delta 2006 en het daarin weergegeven aanbestedingsbeleid. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I002736 Barcode: 07I002736 Onderwerp: Voorstel voor het anders verwerken van agiowaardering SNB Sector en afdeling: Financiën/ICT afdeling FEZ Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 28 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: -Aan het algemeen bestuur Inleiding De verwachting is dat met ingang van boekjaar 2009 nieuwe verslaggevingvoorschriften in werking zullen treden. De accountant adviseert om, vooruitlopend hierop, de verslaglegging van de agiowaardering van SNB anders te verwerken. Het agio wordt door de SNB lineair afgelost. Het Hoogheemraadschap van WestBrabant heeft in 1999 in overleg met de accountant besloten de kapitaallasten op annuïtaire basis te verantwoorden. Hierdoor ontstaat een verschil tussen de waarde van de agio in de balans van de SNB en in onze balans. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de post herwaardering balanswaarde agio SNB. Op grond van de nieuwe verslaggevingregels is de huidige verwerking niet toegestaan. Dit zal leiden tot een eenmalige correctie van € 5,2 miljoen (extra afschrijving). Waterschap Brabantse Delta is met 4 andere Brabantse Waterschappen aandeelhouder van de N.V. Slibverwerking Noord-Brabant (SNB). Deze N.V. houdt zich bezig met het verbranden van het door de deelnemers en eventueel gecontracteerde derden geproduceerde slib. Voor de financiering van de N.V. is gekozen voor aandelen en het beschikbaar stellen van agio op deze aandelen. Als gevolg hiervan werkt de N.V. slechts met eigen vermogen. Er zijn ten behoeve van deze oorspronkelijke investeringen geen leningen aangetrokken door de N.V. waarvoor rente betaald moet worden. De N.V. gebruikt de in de kostprijs begrepen afschrijvingen, die in de exploitatieperiode van 25 jaar wordt ontvangen, om de ter beschikking gestelde agio af te lossen. Vraagstelling Kan het AB instemmen met het verwerken van eenmalige correctie van € 5,2 miljoen in de jaarrekening 2007? Strategie Het aandeel van waterschap Brabantse Delta in zowel aandelenkapitaal als agio is vastgesteld op 28%. In totaliteit is door het waterschap Brabantse Delta oorspronkelijk € 1,27 miljoen in aandelenkapitaal en € 35,7 miljoen in agio gestort. De jaarlijkse aflossing van de SNB op het agio bedraagt € 1,4 miljoen (lineair). Waterschap Brabantse Delta heeft echter gekozen voor een gelijkmatig mogelijke last gedurende de totale looptijd op basis van annuïteiten. Hierdoor wordt er jaarlijks een herwaardering op de balanspost opgenomen om de aansluiting met balanswaarde van de SNB zichtbaar te maken. Balanswaarde agio per 1 januari 2007 Brabantse Delta Balanswaarde agio per 1 januari 2007 SNB Herwaardering balanswaarde agio
€ 29.153.000,€ 23.967.000,€ 5.186.000,-
(Lineaire afschrijving = het aflossingsgedeelte is elke maand gelijk terwijl het rentegedeelte tijdens de looptijd daalt. Annuïteitenberekening = het bedrag aan rente en afschrijving per maand is elke maand gelijk. In het begin van de looptijd bestaat een groter deel uit rente en een kleiner deel uit aflossing. Aan het einde van de looptijd ligt deze verhouding precies andersom).
De nieuwe verslaggevingvoorschriften zullen naar verwachting met ingang van boekjaar 2009 in werking treden. Op grond van de nieuwe verslaggevingregels is de huidige wijze, verschillende balanswaarde bij het waterschap en de SNB, niet meer toegestaan. De accountant adviseert om vooruitlopend op de nieuwe regelgeving de verslaglegging van waardering agio slibverwerking op basis van lineaire basis te gaan verwerken. Dit zal leiden tot een eenmalige correctie van € 5.186.000,-- (extra last 2007). De volgende opties zijn in beschouwing genomen: - optie 1; tekort volledig ten lasten van de egalisatiereserve waterkwaliteit in boekjaar 2007; - optie 2; 50 % van het tekort in 2007 en 50 % van het tekort in 2008 ten lasten egalisatiereserve waterkwaliteit. De stand van de egalisatiereserve waterkwaliteit is op dit moment: stand 1 januari 2007 € 8.733.000,-onttrekking op basis van managementletter 3 € 700.000,-- (waterkwaliteit) stand 31 december 2007 € 8.033.000,--* * stand 31 december is exclusief de eenmalige correctie. De reden om te kiezen voor optie 1 is dat de voorkeur uitgaat naar het verwerken van de correctie in één jaar. De verantwoording van de agio afschrijving zal na goedkeuring op lineaire wijze plaatsvinden. Hiermee wordt aangesloten met de gebruikelijke afschrijvingssystematiek van het waterschap. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk een eenmalige correctie van € 5.186.000,-x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De correctie zal worden verwerkt in de Jaarrekening 2007. Advies: Het AB stemt in met het verwerken van de eenmalige correctie herwaardering balanswaarde agio SNB in de jaarrekening 2007.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Nummer : *07I002814* Barcode : *07I002814*
Adviesnota aan algemeen bestuur Onderwerp: aanvraag UVK renovatie E-installatie rwzi Lage Zwaluwe en Willemstad Sector en afdeling: Zuiveringsbeheer, afdeling Bouwzaken Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 29 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Toetsingslijst en Investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding De elektrische installatie van acht kleine rwzi’s, welke in het begin van de 80-er jaren zijn gebouwd, is sindsdien niet meer gerenoveerd. In 2003 zijn door een externe firma inspectie’s uitgevoerd met betrekking tot acht rwzi’s. Twee belangrijke conclusies destijds (2003) waren uit de evaluatie van het vooronderzoek: a) De installaties voldoen op een aantal punten niet aan de thans geldende normen op het gebied van veiligheid en bedrijfszekerheid. Dit is geen wettelijke verplichting, echter aanbevolen wordt de installaties in overeenstemming te brengen met het momenteel gangbaar veiligheidsniveau, zodat flexibele en veilige inzet van eigen én ingeleend personeel verantwoord mogelijk is. b) Het besturingsgedeelte van de elektrische installaties is niet geschikt voor het implementeren van Beheer op Afstand voor Zuiveringen (BOAZ). Hiervoor is toepassing van een programmeerbare besturing (PLCtechniek) vereist. Deze PLC-techniek is momenteel niet aanwezig. Inmiddels is de renovatie van een zestal elektrotechnische installaties opgenomen in renovatieprojecten op zuiveringen waarbij ook civiele en mechanische onderdelen worden vervangen. Vanuit de oorspronkelijk gedefinieerde scope in 2003 blijven momenteel rwzi Lage Zwaluwe en rwzi Willemstad over, om in 2007 te starten met de renovatie van de elektrische installatie. Deze renovatie is onder projectnummer 5035 opgenomen in het IP 2008-2012 voor een bedrag van Euro 420.000,= Vraagstelling Projecten waarbij de besturingsinstallatie vernieuwd wordt, worden momenteel op basis van de in 2005 vastgestelde beleidsvisie procesautomatisering en het van daaruit ontwikkelde basisontwerp opgestart. In het kader van BOAZ zijn aanpassingen in de besturingssoftware nodig. Daarnaast dienen aanvullende procesmonitoren worden toegepast om beheer op afstand mogelijk te maken. Zo zal de beluchtingsregeling worden aangepast (op basis van ammoniummonitoring) en de spuislibafvoer worden geautomatiseerd op basis van een drogestofmeting. Binnen het huidige BOAZ project (projectnummer 5036) is voor rwzi Lage Zwaluwe en rwzi Willemstad geen geld gereserveerd. Begin 2007 heeft bij een aantal rwzi's slibuitspoeling plaatsgevonden met als gevolg een overschrijding van de WvO vergunning. Om adequaat te kunnen reageren bij slibuitspoeling wordt het toepassen van een troebelheidsmeting in het effluent geadviseerd. Naast de oorspronkelijke projectomvang, zoals gedefinieerd in de inleiding onder de items a en b, wordt geadviseerd de procesautomatisering voor te bereiden op het beheren op afstand. De voorzieningen voor beheer op afstand en de nodige procesmonitoren worden opgenomen in dit project.
Gevraagd wordt om akkoord te gaan met de gewijzigde projectomvang en daarvoor een uitvoeringskrediet beschikbaar te stellen van € 780.000,-. Strategie Op basis van de prognoses uit de Werkgroep Toetsing is de verwachting dat er geen biologische uitbreiding zal plaatsvinden op rwzi Lage Zwaluwe en rwzi Willemstad. Voor beide rwzi’s zal in 2007 nog een OAS (optimalisatie afvalwater systemen) uitgevoerd worden. De invloed van de uitkomsten van deze studies (bijvoorbeeld een hydraulische uitbreiding) op dit project zijn naar verwachting gering. Daarnaast zal dit project invulling geven aan het uitvoeren van de beleidsvisie procesautomatisering. De beleidsvisie heeft als grondgedachte dat procesvoering mensonafhankelijk kan plaatsvinden vanaf een willekeurige werkplek en op ieder tijdstip. Proceslocaties functioneren geheel autonoom en kunnen onbemand draaien. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk In het IP is een investeringbedrag van € 420.000,= gereserveerd voor projectnummer 5035. Door in dit project voorzieningen op te nemen voor beheer op afstand zodat invulling wordt gegeven aan de in 2005 vastgestelde beleidsvisie procesautomatisering zal een hoger investeringbedrag nodig zijn om de werken te kunnen realiseren. Het nieuwe investeringbedrag is € 780.000,= . x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig ja, namelijk door wijzigingen in de projectomvang start de uitvoering niet 2007 maar in 2008.
Communicatieparagraaf In de uitvoering zal middels publicatieborden aandacht worden gegeven aan het project en een persbericht worden uitgegeven. Advies: het AB stemt in met de renovatie van de E-installaties voor rwzi's Lage Zwaluwe en Willemstad en stelt daarvoor een uitvoeringskrediet van € 780.000,= beschikbaar. Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST
Nummer : *07I002141* Barcode : *07I002141*
Activiteitnr: 5035
Naam activiteit: Renovatie E-installatie kleine RWZI’s
Beheerproduct: 4210 Bouw en verwerving zuiveringsinstallaties Projectleider:
E. Antonissen
Investeringsbesluit: 2007-36 Soort investering:
Instandhoudingsinvestering
(alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - projectgever: Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen:
100 % kwaliteit 4000 Bouw en expl. zuiveringstech.werken april – december 2008 1 januari 2009 n.v.t. conform aanbestedingbeleid B. Kremer
d. rentepercentage: e. nauwkeuringheidsmarge
€ 780.000,€ -,mechanisch/elektrisch (80%): 20 jaar software (20%): 5 jaar 4,5% ± 20% a 30% (ontwerpfase)
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (f tot en met i):
€ 83.500,€ € € € 83.500,-
k.
effect op de heffing: % aandeel van het tarief 2009: % stijging tarieven 2009 t.o.v. MJR 2007-2011
l. te ramen netto lasten voor 2007: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
kwaliteit: 0,13% kwaliteit: +/+ 0,07% n.v.t. t.l.v. nieuw beleid.
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2008-2012 is € 420.000,- opgenomen met als datum in gebruik 1 mei 2009 en een jaarlijkse last van € 50.000,-. In 2004 is voor dit project een voorbereidingskrediet van € 25.000,- beschikbaar gesteld.
Besluitvorming Het gevraagde uitvoeringskrediet wijkt meer dan 20% af van het bedrag dat in het IP 2008-2012 is opgenomen: goedkeuring van het algemeen bestuur is daarom vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *07I002142* Barcode : *07I002142* Projectnr.: 5035
Beheerproduct:
Projectnaam:
Renovatie E-installatie kleine RWZI’s
4210 Bouw en verwerving Zuiveringsinstallaties
BESLUITNUMMER: 2007-36
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007; gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 14 november 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 780.000,- ten behoeve van het uitvoeren van de renovatie van de E-installatie van de rwzi’s Lage Zwaluwe en Willemstad. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007.
De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002807* Barcode:
07I002807
Onderwerp: Aanvraag UVK renovatie ontvangwerk en zandvang rwzi Nieuwveer Sector en afdeling: Zuiveringsbeheer, afdeling bouwzaken Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 30 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Toetsingslijst en Investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding De rwzi Nieuwveer verwerkt het afvalwater van de woonkernen Breda en omgeving. Rwzi Nieuwveer is een grote zuivering (ontwerpcapaciteit van 16.500 m³/uur) ten noorden van Breda en bestaat uit twee hoofdonderdelen, namelijk de waterlijn en de sliblijn. De totale rwzi behoeft groot onderhoud. Dit onderhoud is samengevoegd in een aantal clusterprojecten. Deze kredietaanvraag betreft groot onderhoud aan het influent-ontvangwerk en de zandverwijderingsinstallatie (onderdeel van de waterlijn). Daar wordt het ontvangen afvalwater opgevoerd en ontdaan van zand. Waarom dit project? De renovatie van het influent-ontvangwerk en de zandvang heeft tot doel om dit deel veilig en betrouwbaar te laten functioneren. De constructie en de onderdelen vertonen aantasting, slijtage en gebreken, waardoor bedienbaarheid en betrouwbaarheid in het geding komen, er niet voldaan wordt aan de oorspronkelijke functionaliteit en opvoercapaciteit, en er niet voldaan wordt aan de huidige (arbo- en milieu) wet- en regelgeving. Wat is de inhoud van het project? Om de knelpunten weg te nemen is in het investeringsprogramma een vervangingsinvestering opgenomen (project IP-1075). Het gedeelte van de rwzi dat binnen het project wordt aangepakt, is het gedeelte tussen de aanvoerleidingen en de eerste beluchting. De renovatie betreft vervanging, revisie en herstel van bouwkundige en werktuigbouwkundige voorzieningen, en dan met name de zogenaamde natte zijde van de installatie. Enkele onderdelen zijn: nieuwe betonbescherming, een nieuwe hoofdafsluiter, herstel van de compartimentering, vervanging van de afdekking van de ontvangkelder, revisie van de influentvijzels, een milieutechnisch verantwoorde opstelling voor zandcontainers en mechanische revisie van bewegende onderdelen. De bouwfasering en aanpak worden afgestemd op de bedrijfsvoering van de zuivering, ook rekening houdend met andere projecten op de rwzi. De ontwerpcapaciteit van de zuivering verandert niet; het project is niet gevoelig voor uitkomsten van de Optimalisatiestudie van het Afvalwater Systeem (OAS) van het aanvoerende gebied van rwzi Nieuwveer. Vraagstelling Is het AB bereid om een uitvoeringskrediet van € 2.250.000,- te verstrekken voor de realisatie van het project ‘renovatie influent-ontvangwerk en zandvang rwzi Nieuwveer’? Strategie Wat is de plaats van het project? De rwzi Nieuwveer behoeft een scala aan maatregelen. De knelpunten aan de beide hoofdonderdelen (waterlijn en sliblijn) van rwzi Nieuwveer zijn eind 2005 geïnventariseerd; de benodigde maatregelen zijn opgenomen in een aantal clusterprojecten. Het clusterproject waarvoor nu uitvoeringskrediet wordt gevraagd, maakt deel uit van het programma ‘waterlijn rwzi Nieuwveer’. Betreffende dit programma (circa € 15,5 miljoen te besteden in 5 jaar): het eerste clusterproject ‘Procesautomatisering en aandrijvingen’ (€ 6,2 miljoen) is nagenoeg afgerond (2006/2007). Het tweede clusterproject, deze renovatie (€ 2,25 miljoen), is in 2007 voorbereid; de realisatie is voorzien voor 2008. De overige clusterprojecten aan de waterlijn zullen aansluitend conform de planning ter hand genomen worden. Ter beoordeling van de omvang van de investering het volgende. De vervangingswaarde van rwzi Nieuwveer bedraagt circa € 80 miljoen, bestaande uit circa € 60 miljoen waterlijn en circa € 20 miljoen sliblijn. Een
jaarlijkse investering van zo’n € 3 miljoen voor groot onderhoud aan de waterlijn is gezien de vervangingswaarde van de waterlijn een reëel uitgangspunt. De investering van € 2,25 miljoen voor dit project is een acceptabele investering. Hiermee zijn de aan te pakken installatieonderdelen voor 10 jaar gevrijwaard van groot onderhoud. Aangezien de raming meer dan 20% afwijkt ten opzichte van het IP-bedrag (€ 1.615.000,-), wordt de kredietaanvraag voorgelegd aan het AB. Tijdens de voorbereiding van het project is aan de hand van inspecties gebleken dat op enkele punten aanvullende maatregelen nodig zijn (enkele onderdelen moeten compleet vervangen worden in plaats van opgeknapt; enkele aanverwante zaken, waaronder de betonnen toeleidingsgoten, moeten ook worden aangepakt). Dit veroorzaakt de hogere raming. De werkzaamheden worden conform planning in de periode april 2008 tot september 2008 verricht. Door middel van een projectevaluatie zal worden teruggekoppeld hoe het clusterproject is verlopen. Het AB wordt geadviseerd om voor de realisatie van het project een uitvoeringskrediet van € 2,25 miljoen ter beschikking te stellen. Beoordeling x Financiële gevolgen: Het project staat in het investeringsprogramma 2008-2012 voor totaal € 1.615.000. De raming van de kosten valt hoger uit, namelijk totaal € 2.250.000. Tijdens de voorbereiding van het project is aan de hand van inspecties gebleken dat op enkele punten aanvullende maatregelen nodig zijn. De extra kosten worden binnen het IP opgevangen, zodat het project niet leidt tot lastenverhoging. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig De werkzaamheden worden verricht aan een in bedrijf zijnde zuivering. De bouwfasering en aanpak zijn daarop afgestemd, terwijl ook rekening gehouden wordt met andere projecten op de rwzi. Ten behoeve van werkzaamheden aan de ontvangkelder wordt een tijdelijke pompinstallatie toegepast. De werkzaamheden worden zodanig ingevuld dat er geen extra beperking voor de hydraulische capaciteit van de rwzi optreedt. Ook tijdens de bouwfase wordt voldaan aan de eisen van de vergunningverlener met betrekking tot te lozen effluent. Het project is gericht op het terugbrengen naar de oorspronkelijke functionaliteit en de ontwerpcapaciteit. Het project is niet gevoelig voor uitkomsten van de Optimalisatiestudie van het Afvalwater Systeem (OAS).
Communicatieparagraaf Er wordt aandacht besteed aan afstemming met de gemeente Breda voor wat betreft het tijdelijk bufferen van afvalwater in het gemeentelijke stelsel. De gemeente is de verlener van de bouwvergunning. Met de provincie is overleg over de invulling van de maatregelen in het kader van de WM-vergunning en over te onttrekken grondwater (bemaling). Als communicatiemiddel wordt onder meer gebruik gemaakt van een projectflyer, waarin de relevante project- en contactgegevens zijn opgenomen. De flyer zal ruim voor de realisatie worden uitgereikt aan de betrokken personen en instanties. Het projectteam draagt zorg voor de interne afstemming en samenwerking, aangezien werkzaamheden verricht worden aan een in bedrijf zijnde zuivering. De relevante projectdocumenten zijn ook ter inzage bij de projectleider van het waterschap. De adviesdiensten zijn en de werken worden conform het aanbestedingsbeleid van waterschap Brabantse Delta aanbesteed. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de eigen website en www.aanbestedingskalender.nl, ondersteund met advertenties in Cobouw en GWW-krant (voorheen: Aanbestedingskrant). Advies: het AB stemt in met het project en met het toekennen van een uitvoeringskrediet van € 2.250.000,ten behoeve van de realisatie van renovatieproject influent-ontvangwerken & zandvanginstallatie rwzi Nieuwveer. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST
Nummer : *07I002513* Barcode : *07I002513*
Projectnr.: 1075
Projectnaam:
Renovatie influent-ontvangwerk en zandvang rwzi Nieuwveer
(Ondersteunend) beheerproduct: 4110 Bouw en verwerving transportstelsels Projectleider:
K. Nipius
Soort investering:
vervangingsinvestering
Investeringsbesluit: 2007-40 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - projectgever: - projectnemer:
100 % Kwaliteit 4000 Zuiveringtechnische werken 2008 1-januari-2009 n.v.t. conform aanbestedingsbeleid J. Gooiker K. Nipius
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen:
€ 2.250.000 € 0,20 jaar (100 %)
d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge:
4,5 % 20-30 % Voorbereidingsfase
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (f tot en met i): k. effect op de heffing: % aandeel tarief 2009 % daling/stijging tarief 2009 t.o.v. MJR 2007-2011 l. te ramen netto lasten voor 2007: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
€ € € € €
173.000,0,0,0,173.000,-
Kwaliteit 0,27 % Kwaliteit 0,18 % € 0,Wordt opgenomen in Begroting 2009
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2008-2012 is het project 1075 opgenomen met een totale investering van € 1.615.000,- in bedrijf augustus 2009. De lasten a € 139.000,- zijn opgenomen vanaf 2010.
Besluitvorming Omdat vervangingsinvestering meer dan 20 % afwijkt ten opzichte van het IP 2008-2012 is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *07I002350* Barcode : *07I002350* Projectnr.: 1075
Beheerproducten:
Projectnaam:
Renovatie ontvangwerk en zandvang rwzi Nieuwveer
4110 Bouw en verwerving transportstelsels
BESLUITNUMMER: 2007-40
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007; gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 14 november 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 2.250.000,- ten behoeve van het uitvoeren van het project renovatie ontvangwerk en zandvang rwzi Nieuwveer. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007 De dijkgraaf De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002837* Barcode: *07I002837* Onderwerp:
aanvraag UVK civiele renovatie AWP (korte termijn maatregelen) inclusief afdekking vijzels persstation Roosendaal
Sector en afdeling: Zuiveringsbeheer, afdeling bouwzaken Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 31 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Toetsingslijst, Investeringsbesluit en kaart foto bijlage schadebeeld en overzicht probleemlocaties Aan het algemeen bestuur Inleiding De “AWP” is een afvalwatertransportsysteem dat in het begin van de jaren ‘70 is aangelegd om industriële afvalwaterstromen uit West-Brabant af te leiden van het Hollandsch Diep en het Zoommeer en het water na zuivering te lozen op de Westerschelde. Sinds de aanleg zijn diverse kernen op de AWP aangesloten zodat inmiddels niet alleen industrieel maar ook huishoudelijk afvalwater, met een dertigtal gemalen, via de zuivering in Bath wordt afgevoerd naar de Westerschelde. Diverse leidingtrajecten op de AWP zijn reeds verdubbeld. Het waterschap gaat er voor dit project van uit dat de AWP tot in lengte van jaren in gebruik zal blijven met een voorlopig maximum van 20.000 m³/u. De werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties welke deel uitmaken van de AWP zijn grotendeels al eens of meermalen vervangen of gerenoveerd. De civiele en bouwkundige installaties zoals persleidingen, kelders en de bijbehorende persstations zijn inmiddels gedurende 35 jaar onafgebroken in bedrijf. Om de bedrijfszekerheid te kunnen blijven waarborgen zal via reguliere inspecties de onderhoudstoestand van deze civiele en bouwkundige installaties moeten worden onderzocht en waar nodig verbeterd. In 2005 is er een systematische faalkansanalyse uitgevoerd voor het leidingstelsel van de AWP. Uit deze analyse volgde dat er een aantal inspecties in het veld uitgevoerd moesten worden om de onderhoudstoestand vast te stellen. Onder project 2020 is hiertoe in april 2006 €180.000,- beschikbaar gesteld voor een inspectieprogramma. In het onderzoek zijn separaat ook de gebouwonderdelen (de persstations van het AWP stelsel) geïnspecteerd. Om invulling te geven aan het aspect “Instandhouding installaties” uit het Bestuursprogramma is voor wat betreft de natte en ondergrondse infrastructuur van de AWP een bedrag van € 3.000.000,- opgenomen in het IP. Uit het nu uitgevoerde inspectieproject blijkt dat op korte termijn een aantal herstel en renovatie werkzaamheden nodig zijn ter grootte van € 5.500.000,-. Het project is daarbij beperkt tot die civiele/bouwkundige onderdelen van de AWP waarvan het denkbaar is dat, bij het achterwege laten van deze maatregelen, dit tot ernstige schade en/of (tijdelijke) afvoerbeperking zouden kunnen leiden. Bij de renovatie van onderdelen op de AWP locatie Roosendaal is het uitvoeringstechnisch handig om ook de afdekking van het vijzelgemaal van Roosendaal-stad te realiseren. Voor dit project (nr. 2061) is € 600.000,in het IP voorzien. Vraagstelling Het AB wordt verzocht om in te stemmen met het project en om een uitvoeringskrediet van € 6.100.000 toe te kennen voor de realisatie van renovatieproject UVK project 2039/2061 civiele renovatie AWP inclusief afdekking vijzels persstation Roosendaal.
Strategie Vervangingsinvestering voor bedrijfszekerheid De civiele en bouwkundige delen van de AWP) zijn reeds 35 jaar onafgebroken in gebruik. Veel locaties kunnen niet zonder meer geinspecteerd worden. In 2006 en 2007 zijn tijdens geplande “stops” leidingen en kelders waar mogelijk droog gezet, gereinigd en/of opgegraven. Van de inspecties is verslag gelegd. Daarbij zijn schades geconstateerd die de bedrijfszekerheid van de installaties ondermijnen. De ernstige schades dienen direct hersteld te worden. In een bijlage bij deze nota wordt een kort overzicht gegeven van de geconstateerde problemen. Om een indruk te geven van het schadebeeld zijn ook enkele foto’s uit het inspectierapport toegevoegd. Is de investering van € 6.100.000,- wel proportioneel? De civiele en bouwkundige delen van de AWP hebben een geschatte vervangingswaarde van € 100 miljoen. Voor soortgelijke infrastructuur worden bij vergelijkbare organisaties (gemeentes, Brabant water, Prorail) jaarlijks reserveringen gemaakt voor “groot onderhoud” variërend van 0,5 tot 3 procent van de vervangingswaarde. In eigen investeringsplannen wordt doorgaans jaarlijks voor civiel onderhoud 5 promille van de vervangingswaarde gerekend. In het verleden zijn al vaker grotere en kleinere onderhoudsprojecten aan de AWP uitgevoerd. Met name op het gebied van herstel en bescherming van en tegen (beton)corrosie. Ook inclusief deze injectie van €5.500.000,- blijven de onderhoudsinvesteringen in de AWP over de afgelopen 35 jaar ruim onder het normbedrag. Fasering – Alleen noodzakelijke werkzaamheden nu! Het project bestaat uit die herstelwerkzaamheden, waarvan de directe aanpak geadviseerd wordt. Deze urgentie kan twee redenen hebben. Reden kan zijn dat de bedrijfszekerheid direct in het geding is. Een andere reden kan zijn, dat verwacht wordt qua schadeontwikkeling, dat herstel van de schade nu substantieel minder kost dan herstel bij voortwoekeren van de schade. Niet urgente herstelwerkzaamheden (verwijdering scaling in de 1e AWP leiding Moerdijk-Hoeven, herstel en herinrichtingskosten van de AWPgerelateerde gebouwen en terreinen) vallen buiten dit project. Fasering – Welke investeringen in de AWP zijn verder nog te verwachten in de nabije toekomst? Naast civiel en bouwkundig onderhoud zullen in komende jaren ook de werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties gereviseerd of vervangen moeten worden. Deze kosten komen elke 10 a 20 jaar terug, afhankelijk van bedrijfsomstandigheden. Op alle persstations moeten daarnaast stankmaatregelen gereviseerd of uitgebreid worden. Niet kritisch onderhoud aan persstations en terreinen (zie onder) is op termijn ook noodzakelijk. Ook uitbreidingsinvesteringen zijn voorzien. Om aan de afvoerprognoses voor Moerdijk te kunnen voldoen is de ombouw van het voormalige persstation Hoeven tot “booster”-station gepland. Daarna dient de scaling in de 1e AWP leiding Moerdijk-Hoeven verwijderd te worden. Binnen vijf jaar zal circa 3 kilometer van de AWP in deel tracé Bergen op Zoom - Bath verdubbeld moeten worden. Verwacht wordt dat in de komende jaren nogmaals ca 20 miljoen euro geïnvesteerd zal moeten worden (uitbreiding en instandhouding). Beoordeling x Financiële gevolgen: In het IP 2008-2012 is een bedrag van € 3.000.000,- opgenomen als instandhoudinginvestering inzake de AWP. Gelijktijdig met de renovatie wordt ook de afdekking van het vijzelgemaal van Roosendaal-stad gerealiseerd. Voor de afdekking cq renovatie van dit stadsgemaal stond € 600.000 in het IP. Bij de inspecties blijken meer herstelwerkzaamheden noodzakelijk dan vooraf verwacht werd. De totale projectkosten overschrijden de IP-raming met circa 70%. De kosten komen uit op € 6.100.000,Voorstel houdt in dat de project(kredieten) worden samengevoegd (onder project nummer 2039). x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig Het project grijpt in op de bedrijfsvoering van de AWP. De bouwfasering en aanpak zijn daarom afgestemd op het in zoveel mogelijk in stand houden van de transportcapaciteit. Ten behoeve van werkzaamheden aan de ontvangkelders worden een tijdelijke pompinstallaties toegepast. Het project is gericht op het terugbrengen naar de oorspronkelijke functionaliteit en de ontwerpcapaciteit, afgestemd op huidige wet- en regelgeving en actuele voorschriften op het gebied van arbeidsomstandigheden. De uitkomsten van de OAS zijn nog niet bekend. Eventuele maatregelen voortkomend uit de OAS kunnen onafhankelijk van het project gerealiseerd gaan worden. Daarom wordt uitgegaan van de huidige afnameverplichtingen voor de AWP; resp. het stadsgemaal Roosendaal.
Communicatieparagraaf Er wordt aandacht besteed aan de afstemming met afvoerende gemeentes voor wat betreft het tijdelijk bufferen van afvalwater in het gemeentelijke stelsels. Het projectteam draagt zorg voor de interne afstemming en samenwerking, aangezien werkzaamheden verricht worden aan in bedrijf zijnde installaties. De relevante projectdocumenten zijn ook ter inzage bij de projectleider van het waterschap. De adviesdiensten zijn en de werken worden conform het aanbestedingsbeleid van waterschap Brabantse Delta aanbesteed. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de eigen website en www.aanbestedingskalender.nl, ondersteund met advertenties in Cobouw en GWW-krant (voorheen: Aanbestedingskrant). Advies: het AB stemt in met de projectaanpak en stelt een uitvoeringskrediet van € 6.100.000,- beschikbaar ten behoeve van instandhoudingproject 2039 “civiele renovatie AWP inclusief afdekking vijzels persstation Roosendaal”. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST Nummer : *07I002430* Barcode : *07I002430*
Projectnr.: 2039
Projectnaam:
Civiele renovatie AWP (korte termijn maatregelen) Afdekking vijzels persstation Roosendaal (project 2061)
(Ondersteunend) beheerproduct: 4110 Bouw en verwerving transportstelsels Projectleider:
Frank van Zijl
Soort investering:
vervangingsinvestering
Investeringsbesluit: 2007-42 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - projectgever: - projectnemer:
100 % Kwaliteit 4000 Zuiveringtechnische werken 2008 én 2009 1-januari-2010 n.v.t. conform aanbestedingsbeleid C. Monsieurs F. van Zijl
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge:
€ 6.100.000 € 0,20 jaar 4,5 % 20-30 % Voorbereidingsfase
Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief 2011 % daling/stijging tarief 2011 t.o.v. MJR 2008-2011 l. te ramen netto lasten voor 2007: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
€ 470.000,€ 0,€ 0,€ 0,€ 470.000,Kwaliteit 0,417 % Kwaliteit 0,38% € 0,Wordt opgenomen in Begroting 2009
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2008-2012 zijn de projecten 2039 en 2061 opgenomen met een resp. totale investering van € 3.000.000,- resp. € 600.000,-. In bedrijfname van onderdelen verloopt gefaseerd gedurende de werkzaamheden. De lasten a € 339.000,- zijn opgenomen vanaf 2011. Besluitvorming Omdat het een instandhoudinginvestering betreft groter dan € 3.000.000,- is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *07I002431* Barcode : *07I002431* Projectnr.: 2039
Beheerproducten:
Projectnaam:
Civiele renovatie AWP (korte termijn maatregelen) Afdekking vijzels persstation Roosendaal
4110 Bouw en verwerving transportstelsels
BESLUITNUMMER: 2007-42
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007; gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 14 november 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 6.100.000,- ten behoeve van : het uitvoeren van het project civiele renovatie AWP (korte termijn maatregelen) en afdekking vijzels persstation Roosendaal. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007 De dijkgraaf De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Leidingdelen Roosendaal - BOZ en Rijn-Scheldekanaal – Waarde, en van Drukput - Bath KB Mangaten aanbrengen/herstellen, Waarnodig bouten vervangen Zinkerput luik afdichten
Bergen op Zoom Buffertoren herstellen
Roosendaal Kelder herstellen en conserveren, Stadgemaal renoveren en afdekken Buffertoren herstellen
Project 2039 Civiele renovatie AWP Locatie werkzaamheden
Aansluitingen Aansluitingen nazien en herstellen
Moerdijk Kelder herstellen en conserveren, Verbindingsleidingen herstellen, Leiding Zevenbergen vervangen, Buffertoren herstellen
Totalen (x1.000 Euro) incl BTW
Totalen (x1.000 Euro)
B02, F01 C05/6
K02
K01
J02
J01
H01/2/3
F01
Leidingwerk BOZ Verbindingsleidingen BoZ corrosie Diverse locaties Zie actieplan
Mangaten S-RKanaal-Waarde KB opgevreten, corrosie Zinkerput S-Rkanaal Compartimenteringsluik opgevreten Mangaten Drukput Bath KB aan vervanging toe Buffertorens RSD, BOZ en Moerdijk Beton aangetast, staal gecorrodeerd Ontvangstkelder Moerdijk Coating en beton aangetast Ontvangstkelder Roosendaal Vijzelgemaal+geurmaatregelen Coating en beton aangetast Leidingwerk Moerdijk • Krooncorrosie verbindingsleidingen, • Influentleiding Zevenbergen • Pomp defect
E01
E02
Mangaten vanaf BOZ ri. RSD: Boutverbindingen hadden geen KB en zijn zwaar gecorrodeerd
C01
Locatie/Probleem
Totaal
20
5135 6100
Verbindingsleidingen technisch herstellen/vervangen. Leiding AC Z’bergen vervangen Pomp renoveren
Diverse
Opnieuw inw. inspecteren
• •
25
•
180 90
Onderzoek noodvoorzieningen, en herstel coatings en diverse voorz.
Beton repareren Staalwerk oplassen vervangen en beschermen Onderzoek noodvoorzieningen, herstel coatings en diverse voorz.
KB vervangen
Vervangen/Afdichten
KB vervangen
Achtereenvolgens vrijgraven en preventief vervangen; KB afwegen boutverbindingen.
Aanpak
900
600 1470
820
170
130
90
570
70
Kosten € 1.000
Fotopositie:
Coatingschade en aantasting beton tot ca. 4 cm diepte. Aantasting betonnen kolom tot op de wapening. Herstellen!
Kolom van de Ontvangkelder Moerdijk
Nr.: 1
Fotopositie:
Bouten gecorrodeerd; Detail aantasting boutverbindingen. Vervangen en beschermen.
Foto van bouten op mangatdeksel D44 leiding RSD naar BOZ
Nr.: 2
Bijlage schadebeeld inspecties ten behoeve van civiel renovatie AWP
Fotopositie:
Coatingschade en aantasting beton tot ca. 4 cm diepte. Aantasting betonnen kolom tot op de wapening. Herstellen!
Kolom van de Ontvangkelder Roosendaal
Nr.: 3
De terugslagklep ligt los in de kelder en is tijdens inspectie verwijderd. Herstellen.
Coatingschade en aantasting beton tot op de wapening van de kelderwand
Beton door H2S zodanig aangetast dat wapening in beeld komt. Vervangen!
Ontvangkelder Moerdijk
Wand Ontvangkelder Moerdijk
Foto bovenzijde binnenwand verbindingsleiding Moerdijk
Nr.: 6
Nr. 5
Nr.: 4
Nr.8 Mangat dat voorzien was van kathodische bescherming (Zink broodje). Bouten in goede orde, zinkbroodje valt uiteen. KB vervangen.
Nr.: 7
Mangat voorzien van afsluiter en kathodische bescherming (Zink broodje).
Bouten in goede orde, zinkbroodje valt uiteen. KB vervangen.
Nr.9
Bouten in goede orde, KB / zinkbroodje reeds vervangen.
Mangat voorzien van afsluiter en kathodische bescherming (Zink broodje).
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I002813 Barcode: 07I002813 Onderwerp: Aanvraag UVK Eigendommenbeheersysteem Sector en afdeling: Financiën/ICT Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 32 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Toetsingslijst en Investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding Naar aanleiding van opmerkingen van de accountant gedurende enkele jaren over de volledigheid van opbrengsten voortvloeiende uit eigendommen is in mei 2007 opdracht gegeven om er voor zorg te dragen het eigendommenbeheer voor 1 oktober 2007 op orde te brengen zodanig dat daaruit de volledigheid valt vast te stellen. De huidige methodiek van eigendomsregistratie voldoet niet aan de wensen en eisen die vanuit de organisatie aan vastgoedbeheer worden gesteld. De wens is dat een eigendommenregistratiesysteem wordt geïntroduceerd dat, Waterschapsbreed, alle relevante informatie gaat bevatten, van rechten en plichten die rusten op eigendommen van het waterschap. Op basis van een korte inventarisatie van de systemen welke in gebruik zijn bij andere Waterschappen voor het eigendommenbeheer, is gebleken dat de Intwis (IRIS) ERGO module of specifiek maatwerk wordt toegepast binnen andere waterschappen. Een quickscan is uitgevoerd ter bepaling of ERGO ook in de behoefte van het waterschap Brabantse Delta zou voorzien. Het resultaat van dit onderzoek was dat de huidig bekende wensen en eisen, goed worden ingewilligd door ERGO. Op basis van dit resultaat en een korte marktverkenning is het advies over te gaan tot de implementatie van ERGO. In het project “7557 Eigendommenbeheersysteem” worden alle werkzaamheden uitgevoerd die benodigd zijn om INTWIS ERGO als eigendommenregistratiesysteem voor het Waterschap Brabantse Delta te realiseren. Dit project was al opgenomen in het investeringsplan 2008-2012 voor € 75.000,-. In het informatieplan was dit project niet voorzien. Vraagstelling Waterschap Brabantse Delta heeft in totaal circa 6.000 percelen in eigendom. Op een gedeelte van deze percelen rusten rechten van derden. Daarnaast heeft waterschap Brabantse Delta ook rechten in eigendom die rusten op percelen van anderen. Een goed overzicht hiervan is onontbeerlijk. Het belang van een goede gegevenshuishouding is dus groot. De consequenties van het niet op orde hebben hiervan kunnen onder andere zijn: x geen inzicht in de volledigheid van de opbrengsten van jacht, pacht, huur en visrechten etc. verband houdende met de eigendommen; x ongewenst gebruik van gronden door derden; x verlies van eigendom door verkrijgende verjaring door derden. Van al deze eigendommen dienen administratieve zaken te worden bijgehouden die inzicht geven over het beheer c.q. verwerving. Op dit moment gebeurt dat handmatig. Dit voldoet niet meer aan de huidige eisen. Er is binnen het waterschap een sterke behoefte alle informatie gerelateerd aan eigendommenbeheer op 1 plaats te gaan samenbrengen zodat deze makkelijker gedeeld kan worden met andere systemen. Daarnaast kan de hoeveelheid werk die dit proces nu met zich meebrengt op deze manier worden teruggedrongen. De vraag is derhalve concreet in te stemmen met de aanschaf van een eigendommenbeheersysteem teneinde de administratie en bewaking van eigendommen te moderniseren en optimaliseren zodanig dat bovengenoemde omissies in de toekomst zoveel mogelijk worden tegengegaan.
Strategie Er moet een goed werkend geautomatiseerd systeem worden gerealiseerd met daarin alle relevante informatie omtrent de eigendommen van het Waterschap Brabantse Delta . Verdere uitgangspunten/randvoorwaarden zijn van toepassing: x Voor de opslag en beheer van vastgoedinformatie is gekozen voor het systeem INTWIS ERGO. x De gegevens dienen op één plaats in de organisatie te worden opgeslagen en te worden beheerd. x De juistheid en volledigheid van de gegevens speelt een belangrijke rol. Een separaat traject zal worden gestart om deze kwaliteit te beoordelen en eventueel te verbeteren. x De technische implementatie dient aan te sluiten op de reeds aanwezige technisch infrastructuur. x Voor wat betreft overige software dient er te worden aangesloten op de standaarden zoals die in het informatiebeleid zijn gedefinieerd. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het gebruik van Business Objects als rapportengenerator. x De vastgoedgegevens dienen via Intranet te kunnen worden ontsloten. x Er dient een organisatie te worden opgezet die het beheer van de applicatie voor haar rekening kan nemen. Het uiteindelijke resultaat van dit project moet zijn dat: x er tijd wordt bespaard doordat informatie gerelateerd aan eigendommen direct en eenduidig beschikbaar is bij de afdeling Plannen en Projecten, ongeveer 100 uur per jaar. Daarnaast kan door automatisering en verbetering van Interne Controle tijd worden bespaard bij de afdeling FEZ, Administratie, ongeveer 50 uur per jaar; x de kwaliteit van de gegevens op een hoger peil komt; x integratie met bestaande informatiesystemen mogelijk wordt; x de volledigheid van gerelateerde inkomsten wordt aangetoond; x waterschap Brabantse Delta naar buiten kan treden als een professionele organisatie. Afbakening van het project: Het kader voor het implementeren van het nieuw eigendomsregistratiesysteem zal zich in eerste instantie beperken tot het vervangen van het huidige proces. De werkzaamheden die momenteel worden uitgevoerd, het registreren van eigendommen en rechten met betrekking tot vastgoed, zullen daarna in ERGO worden uitgevoerd. Om dit te bereiken dienen diverse acties te worden uitgevoerd, variërend van het installeren van het systeem tot het volgen van opleidingen. Al deze acties worden verder gespecificeerd in een gedetailleerde projectplanning. Gedurende de reeds uitgevoerde quick-scan is vastgesteld dat het huidig aangeboden ERGO voldoet aan de nu bekende eisen en wensen. Omdat in dit project de introductie van een eigendommenbeheersysteem voorop staat, waarbij ERGO minimaal de functionaliteiten moet bieden die nu voorhanden zijn, zullen geen extra functionaliteiten in ERGO worden bijgebouwd. Om een korte doorlooptijd van het project te bewerkstelligen, zullen verdere gedurende de implementatie naar boven gekomen eisen en wensen in een eventueel separaat project worden gerealiseerd. Het eindproduct van het project is een goed werkend eigendommenregistratiesysteem INTWIS ERGO, dat aansluit op de processen en eisen en wensen zoals die door het waterschap worden gesteld. Het systeem moet voldoende hulpmiddelen bieden om op een adequate wijze vastgoed binnen het waterschap te beheren en het proces van grondaankoop te stroomlijnen. Dit systeem sluit tevens aan op het contractenbeheersysteem. Momenteel is de afdeling Plannen en Projecten bezig met een nadere inventarisatie van de voorhanden zijnde gegevens. Het is de bedoeling dat deze inventarisatie voor 31/12/2007 zal zijn afgerond zodat een goede basis beschikbaar is om het nieuwe eigendommenbeheersysteem mee te vullen. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk aanschaf van het eigendommenbeheersysteem (licenties en externe consultancy) zal ongeveer € 85.000,-- bedragen. Daarnaast zijn er de kosten van interne uren ten behoeve van de implementatie (trainingen, testen configuratie, etc) van het systeem, € 20.000,- en is een post onvoorzien opgenomen van € 10.000,-. Totaal wordt een krediet aangevraagd van € 115.000,-. In het Investeringsplan 2008 is € 75.000,- opgenomen voor realisatie van dit project. Verwezen kan worden naar de bijbehorende toetsingslijst. x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De projectleider fungeert als aanspreekpunt voor de werkgroep en de organisatie. Gedurende het project worden direct betrokkenen op de hoogte gehouden van de voortgang. Daar de gebruikersgroep van het
eigendommeninformatie systeem niet zeer groot is zullen enkele klankbordsessies worden gepland waarin de gebruikers op de hoogte worden gesteld van de ontwikkelingen en de gemaakte keuzes binnen het project zullen worden geverifieerd. Advies: het AB stemt in met het advies om over te gaan tot aanschaf van de module Ergo en de implementatie daarvan. Hiervoor wordt een krediet verstrekt van € 115.000,-. Tevens neemt het AB kennis van de huidige stand van zaken met betrekking tot het eigendommenbeheer.
Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST
Nummer : *07I002826* Barcode : *07I002826*
Projectnr.: 7557
Projectnaam:
Eigendommenbeheersysteem
(Ondersteunend) beheerproduct: 360 Interne Faciliteiten Projectleider:
A. Hieltjes
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2007-45
Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager):
-
beleidsveld: uitvoeringsperiode van het werk: verwacht tijdstip oplevering: effect op het milieu: wijze van aanbesteding: opdrachtgever:
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief 2009
% daling/stijging tarief t.o.v. begr 2007 en MJR 2007-2011
l. te ramen netto lasten voor 2007:
8 % waterkering 38 % waterkwantiteit 54 % waterkwaliteit 300 Sector Middelen oktober 2007 – februari 2008 1 februari 2008 n.v.t. conform aanbestedingsbeleid G. van der Lienden
€ 115.000,n.v.t. Software 5 jaar 4,5 % 10 % (realisatiefase) € 26.000,-
€ 26.000 Kering Kwantiteit Kwaliteit Kering Kwantieit Kwaliteit n.v.t.
0,036 % 0,032 % 0,022 % 0,013 % 0,011 % 0,008%
m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
Zijn opgenomen in IP 2008-2012 het hogere investeringsbedrag t.l.v. onvoorzien
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2008-2012 is dit project opgenomen voor een bedrag van € 75.000,- met datum in gebruik april 2007. De lasten zijn opgenomen voor € 18.000 vanaf 2008.
Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering: goedkeuring door het algemeen bestuur is daarom vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *07I002827* Barcode : *07I002827*
Projectnr.: 7557
Projectnaam:
Eigendommenbeheersysteem
(Ondersteunend) beheerproduct: 360 Interne faciliteiten BESLUITNUMMER: 2007-45
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007 gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 14 november 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 115.000 ten behoeve van het Eigendommenbeheersysteem Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007 De dijkgraaf De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: 07I002810 Barcode: 07I002810 Onderwerp: Aanvraag UVK telecommunicatie Sector en afdeling: Financiën/ICT, afdeling ICT Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 33 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: Toetsingslijst en Investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding De huidige telefoniecontracten met de providers KPN (vaste telefonie), Vodafone (mobiele telefonie) en Versatel (specials, met name buitenlandverkeer) lopen ten einde. Een interne projectgroep heeft daarom de huidige telefonie-infrastructuur en diensten geëvalueerd en de nieuwe eisen geïnventariseerd. Bij het waterschapshuis is nagegaan of er aangesloten zou worden bij een landelijke aanbesteding conform OT 2000. De waterschappen hebben alle aangegeven hier niet aan mee te willen doen, met name om flexibiliteit in de contracten aan te kunnen brengen. Ook de soms slechte ervaringen met de huidige constructie speelde de daarmee een rol (meerdere providers die slecht samenwerken ten behoeve van een geïntegreerde telefonie infrastructuur). Onderling hebben de waterschappen gebruik gemaakt van elkaars programma van eisen. In de afgelopen periode heeft daarop een Europese aanbesteding plaatsgevonden waarbij KPN de beste aanbieding heeft gedaan en die is gegund voor het totaal van telefonie (vast, mobiel en buitenland), telefoniegerelateerde voorzieningen en onderhoudsdiensten. Met de aangeboden oplossing komt er een nieuwe telefooncentrale op het hoofdkantoor, worden de centrales op de regiokantoren (met uitzondering van Bouvigne) en rwzi's vervangen door VoIP-apparatuur (telefoneren tussen de waterschapslocaties verloopt met het internetprotocol over onze reeds aanwezige datacommunicatielijnen). Bij eenzelfde belvolume zullen de telefoniekosten dalen. Het Europese aanbestedingstraject is ingegaan in de veronderstelling dat het huidige leasecontract vervangen zou gaan worden door een nieuwe leasecontract en dat er dus geen investeringskrediet aangevraagd zou behoeven te worden. Bij de contractbesprekingen met KPN is gebleken dat aankoop van de nieuwe centrale voordeliger is dan lease. Het waterschap kan namelijk tegen gunstigere voorwaarden geld lenen. Derhalve wordt voorgesteld een investeringskrediet van € 240.000,-- (aanschaf centrale, nieuwe toestellen, aanpassingen IP-netwerk, installatie) ter beschikking te stellen. Vraagstelling Kan het AB instemmen met het beschikbaar stellen van € 240.000,-- voor de aanschaf van een nieuwe telefooncentrale? Strategie
Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk de jaarlijkse kosten voor telefonie zullen bij een gelijkblijvend belvolume dalen met ca. € 60.000,-- (13% ten opzichte van 2006). x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig niet van toepassing
Communicatieparagraaf De medewerkers zullen betrokken worden bij de overstap naar de nieuwe GSM-provider en begeleid bij het gebruik van de nieuwe telefoontoestellen. Advies: het AB stemt in met het ter beschikking stellen van € 240.000,-- voor de realisatie van een nieuwe telefonie-infrastructuur. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST
Nummer : *07I002668* Barcode : *07I002668*
Projectnr.:
Projectnaam:
Aanvraag UVK telecommunicatie
(Ondersteunend) beheerproduct: 360 Interne Faciliteiten Projectleider:
C.W.A.M. van Engelen
Soort investering:
ontwikkelingsinvestering
Investeringsbesluit: 2007-47 Alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): -
beleidsveld: uitvoeringsperiode van het werk: verwacht tijdstip oplevering: effect op het milieu: wijze van aanbesteding: opdrachtgever:
Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeurigheidsmarge: Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten op basis van annuïteit: g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten: j. netto jaarlijkse lasten (e tot en met h): k. effect op de heffing: % aandeel tarief 2008
% daling/stijging tarief t.o.v. begr 2007 en MJR 2007-2011
l. te ramen netto lasten voor 2008: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
8 % waterkering 38 % waterkwantiteit 54 % waterkwaliteit oktober 2007-januari 2008 1 januari 2008 n.v.t. conform aanbestedingsbeleid A. Hieltjes
€ 240.000,5 jaar 4,5 % 10 % (realisatiefase)
€ 55.000,-/- € 60.000,-/- €
5.000,-
Kering Kwantiteit Kwaliteit Kering Kwantieit Kwaliteit
-/- 0,008 % -/- 0,007 % -/- 0,005 % 0,007 % 0,007 % 0,005%
Zijn opgenomen in begroting t.l.v. begroting 2008
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2008-2012 is dit project niet opgenomen. In de begroting 2008 is rekening gehouden met leasekosten van de telefooncentrale (€ 118.000) nu wordt overgegaan tot koop van een telefooncentrale.
Besluitvorming Deze investering betreft een ontwikkelingsinvestering: goedkeuring door het algemeen bestuur is daarom vereist.
-2-
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *07I002667* Barcode : *07I002667*
Projectnr.:
Projectnaam:
Aanvraag UVK telecommunicatie
(Ondersteunend) beheerproduct: 360 Interne Faciliteiten
BESLUITNUMMER: 47-2007
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007; gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 14 november 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 240.000,00 ten behoeve van Aanvraag UVK telecommunicatie Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007. De dijkgraaf De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
Adviesnota aan algemeen bestuur Registratienummer: *07I002838* Barcode: *07I002838* Onderwerp: verwerving primaire waterkering Sector en afdeling: watersystemen en waterkeringen afdeling plannen en projecten Datum behandeling: 5 december 2007 Agendapunt: 34 Ter inzage bij de concernstaf: -Bijlagen: kaartje, toetsingslijst en investeringsbesluit Aan het algemeen bestuur Inleiding De totale lengte van de bij het waterschap in beheer en onderhoud zijnde primaire kering bedraagt 148 km. Van deze 148 km is 139 km ook in eigendom van het waterschap. De overige 9 km is in eigendom van particulieren en een deel van de gemeente Moerdijk. In het beheersplan waterkeringen is gesteld dat ernaar gestreefd wordt de primaire waterkering in eigendom te verkrijgen. Voor de taakuitoefening is het eigendomsrecht weliswaar geen direct vereiste; de wettelijke bepalingen voor waterkeringen geven voldoende waarborgen voor de instandhouding van de kering. Voor het dagelijks beheer van de waterkering en met name voor de kwaliteit van de grasmat is het eigendomsrecht een voordeel. Als eigenaar kan het waterschap meer invloed uitoefenen op het medegebruik van het dijkweiland. Om deze reden is in het investeringsplan als activiteit opgenomen het verwerven van de 9 km resterende primaire waterkering. Het gaat om in totaal circa 70 ha primaire kering die bij 13 eigenaren in eigendom is. Veelal betreft het eigenaren die het dijkweiland aan anderen in gebruik hebben gegeven. Voor dit agrarisch medegebruik is een ontheffing aan de gebruiker verleend. Met de aankoop is naar verwachting een bedrag gemoeid van € 945.000,-- inclusief verwervingskosten. Vraagstelling Kan het algemeen bestuur instemmen met de verwerving van de primaire dijk en hiervoor een krediet beschikbaar stellen van maximaal € 945.000,--. Strategie De betreffende eigenaren worden individueel benaderd waarbij wordt voorgesteld de dijk aan het waterschap te verkopen. Voor de verwerving zal door een onafhankelijk deskundige een prijs worden vastgesteld, rekening houdend met de bestemming en de hieraan gekoppelde wettelijke gebruiksbeperkingen. Alle grondeigenaren zullen eenzelfde aanbod ontvangen waarbij onderscheid wordt gemaakt voor verpachte waterkering en vrij opleverbare waterkering. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt voor de vooraf te bepalen prijs zal de dijk in eigendom blijven van de grondeigenaar. Aankopen zullen aan het algemeen bestuur ter kennis worden gebracht. Beoordeling x Financiële gevolgen ja, namelijk zie toetsingslijst x
Juridische gevolgen niet van toepassing
x
Personele gevolgen niet van toepassing
x
Overig ja, namelijk na verwerving zal het gebruik van het dijkweiland in beginsel ongewijzigd worden voortgezet. Het waterschap zal als eigenaar, naast de publiekrechtelijke vergunning voor beweiding, een
gebruiksovereenkomst aan de betreffende gebruikers verlenen waarin expliciet gebruiksvoorwaarden zullen worden opgenomen. Communicatieparagraaf niet van toepassing Advies: het AB stemt in met de verwerving van de resterende 9 kilometer primaire waterkering en stelt hiervoor een krediet van € 945.000,-- beschikbaar. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur, De dijkgraaf
De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom
TOETSINGSLIJST
Nummer : *07I002429* Barcode : *07I002429*
Project: 8455
Projectnaam:
Aankoop primaire waterkering
Beheerproduct: 2210 Bouw en verwerving primaire waterkering Projectleider:
J. de Hoon
Investeringsbesluit: 2007-39 Soort investering:
Ontwikkelingsinvestering
(alle hierna genoemde bedragen zijn inclusief BTW) Algemeen - functie (kostendrager): - beleidsveld: - uitvoeringsperiode van het werk: - verwacht tijdstip oplevering: - effect op het milieu: - wijze van aanbesteding: - projectgever: Financieel a. investeringsbedrag: b. subsidie/inkomsten: c. afschrijvingstermijnen: d. rentepercentage: e. nauwkeuringheidsmarge Gemiddelde lasten over een vol jaar: f. kapitaallasten (rente): g. (hogere) overige exploitatiekosten: h. wegvallende/verminderde kosten: i. inkomsten j. netto jaarlijkse lasten (e t/m i) k. effect op de heffing: % aandeel van het tarief 2009: % stijging tarieven 2009 t.o.v. MJR 2008-2011 l. te ramen netto lasten voor 2007: m. wijze van dekking van de jaarlijkse lasten:
100 % kering 2000 Aanleg en onderhoud waterkering 2008 1 januari 2009 n.v.t. n.v.t. J. van Hal
€ 945.000,Geen afschrijving op gronden 4,5% ± 10 a 20% (voorbereidingsfase) € 42.525,-
€ 42.525,Kering: 0,736% 0% n.v.t. zijn geraamd in begroting 2008
Afstemming op Meerjarenraming/Investeringsplan In het IP 2008-2012 is het project opgenomen met een investering van € 945.000,-; datum gereed 1 januari 2008; jaarlijkse lasten € 42.525,-. Besluitvorming Omdat het een ontwikkelingsinvestering betreft is goedkeuring van het algemeen bestuur vereist.
INVESTERINGSBESLUIT
Nummer : *07I002428* Barcode : *07I002428* Projectnr.: 8455
Beheerproduct:
Projectnaam:
Aankoop primaire waterkering
2210 Bouw en verwerving primaire waterkering
BESLUITNUMMER: 2007-39
Het algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,
gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 23 oktober 2007; gelezen het advies van de AB-commissie Beheer en Onderhoud van 14 november 2007; gelet op de Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen;
BESLUIT:
te voteren een uitvoeringskrediet groot € 945.000,- ten behoeve van de aankoop van primaire waterkering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 5 december 2007 De dijkgraaf De secretaris-directeur
J.A.M. Vos
ir. H.T.C. van Stokkom