Woordenlijst bij TMap Acceptatietest De door de toekomstige gebruiker(s) en beheerder(s) in een zoveel mogelijk als-ware-het-productie omgeving uitgevoerde test, die moet aantonen dat het ontwikkelde systeem aan de functionele en kwalitatieve eisen voldoet.
Audit trail Vastlegging van een spoor met behulp waarvan uit de resultaten van een gegevensverwerking de basisgegevens kunnen worden gevonden en van daaruit de resultaten kunnen worden gecontroleerd.
Bedrijfszekerheid De mate waarin het informatiesysteem vrij blijft van storingen.
Beheerbaarheid Het gemak waarmee het informatiesysteem in operationele staat kan worden gebracht en gehouden.
Beveiliging De zekerheid dat raadpleging of mutatie van de gegevens uitsluitend mogelijk is door die personen die daartoe bevoegd zijn.
Bevinding Een geconstateerd verschil tussen de verwachting (voorspelling) en de feitelijke uitkomst. Een bevinding kan gedaan worden op verschillende objecten, zoals de testbasis (bij de detail intake), het te testen systeem, de testinfrastructuur, enzovoort.
Black-box test Test op extern zichtbare eigenschappen van een object, zonder kennis van de interne opzet van het object.
Bruikbaarheid De mate waarin het informatiesysteem is toegesneden op de organisatie en het profiel van de eindgebruikers voor wie het bedoeld is en bijdraagt aan het bereiken van de bedrijfsdoelstellingen.
Connectiviteit Het gemak waarmee een koppeling met een ander informatiesysteem of binnen het informatiesysteem tot stand kan worden gebracht. Continuïteit De zekerheid dat de gegevensverwerking ongestoorde voortgang zal kunnen vinden, dat wil zeggen ook na ernstige storingen binnen redelijke termijn kan worden hervat.
Controleerbaarheid Het gemak waarmee de juistheid en volledigheid van de informatie (in het verloop van de tijd) gecontroleerd kan worden.
Degradatiemogelijkheid Het gemak waarmee de kern van de informatievoorziening kan worden voortgezet nadat een deel is uitgevallen.
Dekkingsgraad De verhouding tussen datgene wat getest kan worden en datgene wat met de testset getest wordt. Het begrip wordt vaak gebruikt in relatie tot programmacode (“met de beschikbare testgevallen wordt X% statement- of condition-coverage gehaald”) maar gebruik is ook mogelijk ten opzichte van functionele specificaties (paden, condities of interfaces).
Detail intake testbasis Het in detail beoordelen van de testbasis op de testbaarheid.
Dummy Een dummy is een FPA-functie waarvan de functionaliteit niet behoeft te worden gespecificeerd en/of gerealiseerd maar beschikbaar is omdat dit reeds is gebeurd buiten het project.
Dynamisch testen Testen, op basis van gerichte testgevallen, door executie van het testobject c.q. het draaien van programma’s.
Driver Een simulatieprogramma dat een programma vervangt dat de sturing c.q. aanroep van het testobject verzorgt.
Equivalentieklasse Verzameling van mogelijke invoerwaarden die tot een zelfde soort verwerking leiden (een bekend principe om testgevallen af te leiden).
Flexibiliteit De mate waarin de gebruiker zelf uitbreidingen of variaties op het informatiesysteem kan aanbrengen zonder dat de programmatuur wordt aangepast.
FPA-functie Onderverdeling van een gebruikersfunctie in FPA-functies: logische gegevensverzamelingen, koppelingen, invoer-, uitvoer- en opvragingsfuncties. Deze FPA-functies zijn de elementaire bouwstenen op basis waarvan de functionaliteit van een systeem bepaald wordt.
Functiepuntanalyse Functiepuntanalyse (FPA) is een methode met de mogelijkheid om een technologie-onafhankelijke meting te doen van de omvang van de door een geautomatiseerd systeem geboden functionaliteit en deze meting te gebruiken als basis voor productiviteitsmeting, het schatten van de benodigde middelen en projectbeheersing.
Functiepunt
Meeteenheid voor de functionaliteit c.q. omvang van de applicatie-software.
Functionaliteit De zekerheid dat de verwerking van de gegevens juist en volledig geschiedt, conform de beschrijving in de functionele specificaties.
Fysiek testgeval Fysieke beschrijving van de testgegevens op het niveau waarop ze kunnen worden ingevoerd. De beschrijving omvat tevens de uit te voeren testacties en de wijze waarop het verwachte en werkelijke resultaat kunnen worden vergeleken.
Gebruikersfunctie Een door de gebruiker onderkende eigenschap, waaraan het op te leveren product dient te voldoen. Gebruikersfuncties laten zich in het algemeen spraakgebruik het best omschrijven als objecten en processen.
Gebruikersvriendelijkheid Het gemak waarmee de eindgebruiker kan leren omgaan met het informatiesysteem en het bedieningsgemak van het informatiesysteem voor ingeleerde gebruikers.
Geïntegreerde test Testaanpak waarbij de systeemtest en de functionele acceptatietest tot één testsoort gecombineerd worden.
Geschiktheid infrastructuur De geschiktheid van de apparatuur, het netwerk, de systeemsoftware en het DBMS voor de betreffende toepassing en de mate waarin deze infrastructuur-elementen op elkaar aansluiten.
Grenswaardeanalyse Testprincipe gebaseerd op het feit dat een test rondom de grenswaarde een grotere kans voor het vinden van een fout heeft.
Herbruikbaarheid De mate waarin delen van het informatiesysteem, of van het ontwerp, opnieuw gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van andere toepassingen.
Herstelbaarheid Het gemak en de snelheid waarmee de informatievoorziening na een storing hersteld kan worden.
Initiële gegevensverzameling De gegevensverzameling (bestanden of database) die dient te worden geladen bij de aanvang van een testuitvoering. In de initiële gegevensverzameling zijn de testgevallen en de overige benodigde gegevens (fysiek) vastgelegd. In principe wordt de initiële gegevensverzameling eenmalig ingevoerd en bij iedere test opnieuw geladen.
Inpasbaarheid De mate waarin de handmatige procedures aansluiten op het geautomatiseerde informatiesysteem en de werkbaarheid van deze handmatige procedures voor de organisatie.
Integratietest Een door de ontwikkelaar in de laboratoriumomgeving uitgevoerde test, die moet aantonen dat een logische serie programma’s aan de in de technische specificaties gestelde eisen voldoet.
Juistheid De mate waarin het systeem de aangeboden invoer en mutaties correct volgens de specificatie verwerkt tot consistente gegevensverzamelingen.
Kloon Een kloon is een FPA-functie die reeds is gespecificeerd en/of gerealiseerd binnen een andere of dezelfde gebruikersfunctie binnen het project.
Known errors De bevindingen die onderkend zijn als daadwerkelijke fouten, maar (nog) niet opgelost worden.
Kwaliteit (ISO 8402) Het geheel van eigenschappen en kenmerken van een product of dienst dat van belang is voor het voldoen aan vastgestelde of vanzelfsprekende behoeften. Kwaliteit Mate waarin een product voldoet aan de gestelde functionele eisen en prestatie-eisen.
Kwaliteitsattribuut Eigenschap van een informatiesysteem.
Kwaliteitsborging Het geheel van alle geplande en systematische acties nodig om in voldoende mate het vertrouwen te geven dat een product of dienst voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen.
Mastertestplan Een testplan waarin de diverse testsoorten op elkaar afgestemd zijn.
Onderhoudbaarheid Het gemak waarmee het informatiesysteem kan worden aangepast aan nieuwe wensen van de gebruiker, de veranderende externe omgeving of om fouten te herstellen.
On-line Wijze van functioneren van een informatiesysteem waarbij het informatiesysteem opdrachten direct uitvoert en het antwoord (de uitvoer) direct op het scherm of anderszins wordt getoond.
Performance De snelheid waarmee het informatiesysteem interactieve en batch-transacties afhandelt.
Portabiliteit De diversiteit van het hardware- en software-platform waarin het informatiesysteem kan draaien, en het gemak waarmee het systeem kan worden overgebracht van de ene omgeving naar een andere.
Pre-test Het zodanig testen van de opgeleverde producten, dat bepaald wordt of het zinvol is een gestructureerde test met betrekking tot het testobject uit te voeren.
Programmatest De door de ontwikkelaar in de laboratoriumomgeving uitgevoerde test, die moet aantonen dat een programma aan de in de technische specificaties gestelde eisen voldoet.
Regressietest Regressie is het verschijnsel dat de kwaliteit van een systeem als geheel terugloopt als gevolg van individuele aanpassingen. Een regressietest is erop gericht om te controleren dat alle onderdelen van een systeem nog correct functioneren na het doorvoeren van een wijziging.
Risicorapportage Een rapportage die de mate waarin het systeem voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen en de risico’s, die verbonden zijn aan het in productie nemen van een bepaalde versie, beschrijft inclusief eventueel beschikbare alternatieven.
Robuustheid De mate waarin de informatievoorziening ook na een storing gewoon door kan gaan.
Statisch testen Testen door het controleren en onderzoeken van producten, zonder dat er sprake is van het uitvoeren van programma’s.
Stub Een simulatieprogramma dat een programma vervangt, inclusief de bijbehorende in- en uitvoerstromen, en wordt aangeroepen door het testobject.
Systeemtest De systeemtest is een door de ontwikkelaar in een (goed beheersbare) laboratoriumomgeving uitgevoerde test, die moet aantonen dat het ontwikkelde systeem of delen daarvan aan de in de functionele- en technische specificaties gestelde eisen voldoen.
Testactie Een handeling in een van te voren gedefinieerde uitgangssituatie die goed of fout kan verlopen.
Testbaarheid Het gemak en de snelheid waarmee de functionaliteit en het prestatieniveau van het systeem (na iedere aanpassing) getest kunnen worden.
Testbasis Alle documenten, waaruit de eisen zijn af te leiden, die aan een informatiesysteem worden gesteld. De documentatie waarop de test is gebaseerd. Indien een document nog slechts via de formele wijzigingsprocedure kan worden gewijzigd spreekt men over de gefixeerde testbasis.
Testdraaiboek Een planning van de uit te voeren testscripts; de testscripts zijn in het testdraaiboek in onderlinge samenhang en uit te voeren volgorde aangegeven.
Testeenheid Een verzameling processen, transacties en/of functies die gezamenlijk worden getest.
Testen Testen is het proces van plannen, voorbereiden en meten dat ten doel heeft de kenmerken van een informatiesysteem vast te stellen en het verschil tussen de actuele en de vereiste status aan te tonen.
Testfilosofie De gedachten en beginselen die ten grondslag liggen aan de gestructureerde testaanpak en de daarbij behorende testfasering inclusief de verschillende activiteiten daarin.
Testgeval Een logische of fysieke omschrijving van een uit te voeren test, gericht op een specifiek testdoel en gerelateerd aan een bepaalde testeenheid.
Testinfrastructuur De “infrastructuur” waarin de test wordt uitgevoerd bestaande uit testomgeving, testtools, kantoorinrichting, enzovoort.
Testmaat Geeft aan in hoeverre afhankelijkheden tussen opeenvolgende beslispunten worden getest. Bij testmaat n worden alle afhankelijkheden van acties vóór een beslispunt en na n-1 beslispunten geverifieerd door alle mogelijke combinaties van n opeenvolgende acties in testpaden onder te brengen.
Testobject Het te testen (deel van het) informatiesysteem.
Testomgeving
Een testomgeving is samenstelsel van componenten zoals hardware, software, communicatiemiddelen, procedures en de faciliteiten voor opbouw en gebruik van bestanden waarin een test wordt uitgevoerd.
Testorganisatie Een testorganisatie is het scheppen van doelmatige verhoudingen tussen testfuncties, testfaciliteiten en testactiviteiten teneinde tijdig een goed kwaliteitsadvies uit te brengen. Testplan In een testplan worden de globale opzet en de strategische keuzes met betrekking tot de uit te voeren test vastgelegd. Het testplan vormt het referentiekader gedurende de uitvoering van de test en dient tevens als instrument om met de opdrachtgever van de test te communiceren. Het testplan is een beschrijving van het testproject, inclusief een beschrijving van de activiteiten en de planning; dus niet een beschrijving van de tests zelf.
Testproces Het geheel van activiteiten, procedures en hulpmiddelen om het testen uit te voeren.
Testpunt Meeteenheid voor de omvang van een uit te voeren black-box test.
Testscript Opeenvolging van samenhangende acties en controles, gerelateerd aan fysieke testgevallen, waarvan de volgorde van uitvoering is aangegeven. Een beschrijving hoe er getest gaat worden.
Testset Een verzameling testgevallen specifiek gericht op één of meerdere kwaliteitsattributen en één of meerdere testeenheden.
Testsoort Een testsoort is een groep van testactiviteiten die gezamenlijk worden uitgevoerd en aangestuurd.
Testspecificatie Een beschrijving van de wijze waarop de logische testgevallen zijn geselecteerd, alsmede een beschrijving van de logische testgevallen. Een beschrijving wat er getest gaat worden.
Testspecificatietechniek Een gestandaardiseerde manier om vanuit uitgangsinformatie testgevallen af te leiden.
Teststrategie De teststrategie is de verdeling van de testinspanning en dekkingsgraad over de te testen delen of aspecten van het testobject, met als oogmerk de belangrijkste fouten zo vroeg en goedkoop mogelijk te vinden. Deze verdeling is afhankelijk gemaakt van risico’s op het gebied van business, systeemontwikkeling en testen.
Testteam Een samenwerkingsverband dat, onder leiding van een testmanager, de testactiviteiten voor haar rekening neemt.
Testtechniek Een testtechniek is een samenstel van acties om op universele wijze een testproduct te produceren.
Testtool Een testtool is een geautomatiseerd hulpmiddel dat ondersteuning biedt aan één of meer testactiviteiten, zoals planning en beheer, specificatie, opbouwen uitgangsbestanden, testuitvoering en beoordeling.
Testvorm Een groep testactiviteiten met het oogmerk het informatiesysteem op een aantal samenhangende kwaliteitsattributen te controleren.
Testware Alle testdocumentatie, zoals testspecificaties, testscripts, een beschrijving van de testinfrastructuur, etc., die tijdens het testproces wordt geproduceerd. Als eis geldt dat deze testdocumentatie voor onderhoudsdoeleinden gebruikt moet kunnen worden en daarom overdraagbaar en onderhoudbaar moet zijn.
Tijdigheid De mate waarin de informatie op tijd beschikbaar komt om de maatregelen te nemen waarvoor die informatie is bedoeld.
Toetsen Het inspecteren van de (tussen)producten in het systeemontwikkelingsproces.
Toetssoort Een toetssoort is een groep van toetsactiviteiten die gezamenlijk worden uitgevoerd en aangestuurd.
Uitwijkmogelijkheid Het gemak waarmee (een deel van) de informatievoorziening op een andere locatie kan worden voortgezet.
Volledigheid De zekerheid dat alle invoer en mutaties verwerkt worden door het systeem.
White-box test Test op intern aanwezige eigenschappen van een object, met kennis van de interne opzet van het object.
Zuinigheid De verhouding tussen het prestatieniveau van het systeem (uit te drukken in transactievolume en de totale snelheid) en de hoeveelheid resources die daarvoor gebruikt worden.