Wijzigingen Wet Werk en Bijstand (Wwb) en de Wet investeren in jongeren (Wij) Hoofdpunten en overgangsrecht
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 3 2. De wijzigingen op hoofdpunten ........................................................................................................... 4 2.1 Aanscherping voorwaarden en sancties voor jongeren ................................................................. 4 2.2 Aanscherping gezinsbijstand en huishoudinkomentoets ............................................................... 4 2.3 Melding en aanvraagprocedure ..................................................................................................... 5 2.4 Tegenprestatie naar vermogen ...................................................................................................... 5 2.5 Beperking van de verblijfsduur in het buitenland ........................................................................... 6 2.6 Alleenstaande ouders .................................................................................................................... 6 2.7 De inkomensgrens van het gemeentelijk minimabeleid wordt genormeerd op 110% ................... 6 2.8 Verordeningsplicht participatie van schoolgaande kinderen ......................................................... 6 2.9 Inkomen uit studiefinanciering ....................................................................................................... 7 3. Invoering en overgangsrecht ............................................................................................................... 7 3.1 Samenvoeging WWB en WIJ, aanscherping voorwaarden en sancties jongeren ........................ 7 3.2 Aanscherping gezinsbijstand en huishoudinkomentoets ............................................................... 7 3.5 De inkomensgrens van het gemeentelijk minimabeleid wordt genormeerd op 110% ................... 8 3.6 Inkomen uit studiefinanciering ....................................................................................................... 8 4. Samenloop wetsvoorstel huisbezoeken .............................................................................................. 8 5. Overige maatregelen en voorstellen die van invloed zijn op de WWB ............................................... 9
2
1. Inleiding De regering acht het wenselijk om de eigen verantwoordelijkheid ten behoeve van deelname aan het arbeidsproces en maatschappelijke activiteiten aan te scherpen, om het belang van scholing als essentieel element voor een goede uitgangspositie op de arbeidsmarkt te benadrukken en bij te dragen aan een versterking van de balans tussen rechten en plichten. Dit heeft geleid tot een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet werk en bijstand (Wwb) en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (Wij) gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden. De beoogde ingangsdatum van dit wetsvoorstel is 1 januari 2012. Op 11 oktober 2011 is het wetsvoorstel aangenomen in de Tweede Kamer. De volgende moties zijn aangenomen: •
verzoek aan de regering om zeker te stellen dat na de decentralisatie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wmo een daadwerkelijk beroep op de uitzondering op de gezinsbijstand in het geval van een substantiële zorgbehoefte mogelijk blijft
•
oproep aan de regering om een regeling binnen de bijzondere bijstand uit te werken voor de onvermijdbare kosten voor levensonderhoud van gezinnen met drie of meer volwassen personen die wel willen werken maar niet kunnen werken of niet (langer) in staat zijn om te werken, waarvan de financiering plaatsvindt uit de middelen van de bijzondere bijstand
•
verzoek aan de regering om de implementatie in de ICT-systemen te monitoren en de Kamer daar indien nodig over te informeren
De behandeling in de Eerste Kamer is gepland voor de week voor Kerst.
3
2. De wijzigingen op hoofdpunten 2.1 Aanscherping voorwaarden en sancties voor jongeren De WIJ wordt samengevoegd met de WWB. De WIJ wordt ingetrokken. Een jongere (tot 27) die zich meldt bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) krijgt een zoektijd van 4 weken. De focus ligt op de mogelijkheden van de jongere binnen het uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs, of werk. Na 4 weken mag de jongere een aanvraag indienen voor ondersteuning en een eventuele uitkering. Het college toetst of er aantoonbare inspanningen zijn gedaan om werk te vinden, en stelt vast of er nog mogelijkheden zijn binnen het regulier onderwijs (startkwalificatie). De jongere moet hiervoor zelf documenten overleggen. Indien de jongere recht heeft op een Werkloosheidswet-uitkering (WW-uitkering), mag hij zich melden voor een WWB-uitkering vanaf vier weken voor einde van de WW-uitkering, De laatste vier weken WW worden dan gezien als de zoektijd. Het college weigert ondersteuning en uitkering als er nog mogelijkheden zijn binnen het regulier onderwijs en deze onvoldoende zijn benut . Als uit gedrag en houding van de jongere ondubbelzinnig blijkt dat hij geen inspanningen heeft gepleegd en onwillig blijft om aan het werk te gaan, bestaat geen recht op ondersteuning en uitkering. De jongere kan zich opnieuw melden. Dan gaat weer een zoektijd van 4 weken lopen. Als de aanvraag eerder wordt gedaan dan na 4 weken, kan een maatregel worden opgelegd of de aanvraag wordt buiten behandeling gelaten. Voor vluchtelingenjongeren is een uitzondering gemaakt: zij kunnen na melding een voorschot vragen. Een voorschot kan worden verleend indien onevenredig bezwarende individuele omstandigheden daartoe noodzaken. Het gaat om uitgenodigde vluchtelingen en vluchtelingen van wie de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva) is geëindigd die in het Centrale Opvang Asielzoekers (COA) wordt verstrekt. Zij hebben geen mogelijkheden om de vier weken zoektijd te overbruggen. De gemeente maakt een plan van aanpak waarin wordt vastgelegd hoe de ondersteuning eruit ziet, welke verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling betrokkene heeft, en wat er van hem wordt verwacht. Het plan van aanpak is onderdeel van de beschikking en vatbaar voor bezwaar en beroep. Het college dient periodiek het plan van aanpak, in samenspraak met de jongere, te evalueren en zo nodig bij te stellen. Inkomstenvrijlatingen en premies zijn voor jongeren niet van toepassing. Voor jongeren kunnen geen participatieplaatsen worden ingezet.
2.2 Aanscherping gezinsbijstand en huishoudinkomentoets Er wordt niet alleen rekening gehouden met de inkomsten van aanvrager en partner, maar van alle gezinsleden. Een gezin wordt als eenheid een zelfstandig subject van bijstand en krijgt recht op 100%. Er is een nieuwe definitie van gezin: de gehuwden tezamen, de gehuwden met hun minderjarige en meerderjarige kinderen, de alleenstaande ouder met zijn/haar minderjarige en meerderjarige kinderen, de alleenstaande met zijn/haar meerderjarige kinderen, die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. Onder meerderjarige kinderen wordt ook verstaan stiefkinderen en aangetrouwde kinderen.
4
Uitzondering: de meerderjarige bloed- of aanverwant in de eerste graad die studeert of een opleiding volgt, en van wie het in aanmerking te nemen inkomen (inclusief de studiefinanciering) niet meer bedraagt dan 80% van het wettelijk minimum loon (€ 1023,42). Uitzondering: zorgbehoevend gezinslid tot 65 jaar. Indien indicatie al bestond voor 65-jarige leeftijd, dan geldt uitzondering ook na het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Er moet sprake zijn van een geldig indicatiebesluit op grond van de AWBZ voor tenminste 10 uur per week, voor zover het betreft persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, verblijf, of voortgezet verblijf, waarbij voor begeleiding, verblijf of voortgezet verblijf een dagdeel geldt als 4 uren en een etmaal als 24 uren. Aannemelijk moet zijn dat deze zorg voor minstens 10 uren worden verleend door ouders of meerderjarige kinderen. Er is geen PGB, en er wordt geen zorg in natura verleend. De zorgbehoevende krijgt een zelfstandig recht op bijstand. Alle inkomens- en vermogensbestanddelen van de bloed- en aanverwanten in de eerste graad die het hoofdverblijf hebben in dezelfde woning worden bij de bijstandsverlening aan de gezinseenheid betrokken. Inkomsten van kinderen tot 16 jaar worden vrijgelaten. Voor 16- en 17-jarigen worden de inkomensgrenzen van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) gehanteerd, na verdubbeling. Uitzondering: bestaand uitkeringsrecht op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong) wordt niet betrokken bij de huishoudinkomenstoets. Zakelijke relaties zoals onderhuurschap, kostgangerschap of andere woonvormen en bloed- en aanverwanten in de tweede graad en verder, vallen niet onder de reikwijdte van de gezinsbijstand.
2.3 Melding en aanvraagprocedure Gezinsleden kunnen niet ieder voor zich een aanvraag doen, dit moet gezamenlijk. Thuiswonende jongeren tot 27 jaar moeten gezamenlijk met de ouders een gezinsuitkering aanvragen. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders van 27 jaar en ouder verandert er niets. Zij melden zich bij UWV en mogen meteen een aanvraag indienen. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders jonger dan 27 jaar, en gezinnen waarvan alle gezinsleden jonger zijn dan 27 jaar, geldt na melding bij het UWV een zoektijd van 4 weken voordat zij een aanvraag mogen indienen. Voor gezinnen waartoe gezinsleden behoren die zowel jonger zijn dan 27 jaar als 27 jaar en ouder geldt dat zij bij melding bij het UWV meteen een aanvraag mogen indienen. Wel geldt voor alle gezinsleden jonger dan 27 jaar de zoektijd van 4 weken. Na 4 weken onderzoekt het college de inspanningen, wat kan leiden tot uitsluiting van de jongere van het recht op bijstand, of een maatregel op de gezinsbijstand. Voor personen van 65 jaar en ouder verandert er niets. Zij melden zich bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Voor een gezin waarvan één van de gezinsleden jonger is dan 27 jaar, niet zijnde de partner van de persoon van 65 jaar of ouder, geldt melding en aanvraag bij het college.
2.4 Tegenprestatie naar vermogen Een bevoegdheid voor het college om mensen met WWB, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of Wet inkomensvoorziening oudere en 5
gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) te verplichten om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten. De tegenprestatie kent geen verplichte samenloop met een re-integratietraject, en hoeft niet direct gericht te zijn op arbeidsinschakeling. De werkzaamheden worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waar ze worden verricht en leiden niet tot verdringing op de arbeidsmarkt (additioneel). De werkzaamheden moeten door de uitkeringsgerechtigde verricht kunnen worden (opdragen van werkzaamheden naar vermogen).
2.5 Beperking van de verblijfsduur in het buitenland Voor alle bijstandsgerechtigden geldt een maximale periode van verblijf in het buitenland met behoud van uitkering van 4 weken per kalenderjaar. Uitzondering: personen van 65 jaar of ouder mogen 13 weken per kalenderjaar in het buitenland verblijven met behoud van uitkering. In de Memorie van Toelichting wordt expliciet vermeld dat het vóóraf melden van verblijf in het buitenland een verplichting is op grond van artikel 17 WWB.
2.6 Alleenstaande ouders De specifieke ontheffingsmogelijkheid van de arbeidsverplichting wordt aangescherpt (9a WWB). De ontheffing is maximaal 5 jaar. Er moet een plan van aanpak worden opgesteld met betrekking tot de re-integratieverplichtingen, waarbij de focus blijft op het halen van een startkwalificatie. Iedere 6 maanden vindt een heronderzoek van het plan van aanpak plaats. Bij niet nakomen van de re-integratieverplichtingen volgt intrekking van de ontheffing en een maatregeloverweging. Na intrekking van de ontheffing is geen nieuwe ontheffing mogelijk. Er wordt een vrijlating van inkomsten uit arbeid ingevoerd voor alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar. De vrijlating (voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling) bedraagt 12,5% van de inkomsten uitarbeid tot een maximum van € 120 per maand, voor maximaal 3 jaar. De algemene vrijlating voor alle bijstandsgerechtigden (25%, max. € 187, 6 mnd) blijft bestaan. De nieuwe vrijlating voor alleenstaande ouders volgt op de algemene vrijlating. De vrijlating van de aanvullende alleenstaande ouderkorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting voor alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar komt te vervallen.
2.7 De inkomensgrens van het gemeentelijk minimabeleid wordt genormeerd op 110% Er geldt een maximale inkomensgrens van 110% van het van toepassing zijnde sociaal minimum voor alle categoriale voorzieningen, zoals langdurigheidstoeslag, categoriale bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten, ouderen, mensen met schoolgaande kinderen, collectieve aanvullende ziektekostenverzekeringen, stadspassen en voorzieningen op sociaal cultureel terrein.
2.8 Verordeningsplicht participatie van schoolgaande kinderen Doel: het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. 6
De inkomensondersteuning dient rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen ten goede te komen: wenselijk is om de bijstand in natura te verstrekken. In de verordening moet invulling worden gegeven aan het begrip “maatschappelijke participatie”.
2.9 Inkomen uit studiefinanciering Het inkomen uit studiefinanciering dat op grond van de WWB in aanmerking wordt genomen wordt gewijzigd naar het normbedrag voor levensonderhoud op grond van overzicht 1 in artikel 3.18 van de WSF2000. Indien er partnertoeslag of eenoudertoeslag wordt verleend worden deze toeslagen ook in aanmerking genomen
3. Invoering en overgangsrecht De algemene datum van inwerkingtreding is 1 januari 2012. Op bepaalde onderdelen wordt hiervan afgeweken, of is overgangsrecht van toepassing.
3.1 Samenvoeging WWB en WIJ, aanscherping voorwaarden en sancties jongeren De WIJ wordt ingetrokken per 1 januari 2012. De verplichting om eerst de mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs te onderzoeken geldt vanaf 1 juli 2012. Hiermee wordt aangesloten bij een wijziging van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, waarbij met ingang van het schooljaar 2012/2013 de mogelijkheid van een “bindend studieadvies” (bij gebrek aan studievoortgang) wordt geïntroduceerd. Alle door het college genomen besluiten op grond van de WIJ gelden als door het college genomen besluiten op grond van de WWB vanaf 1 januari 2012. Een voor 1 januari 2012 ingegaan werkleeraanbod wordt geacht na 1 januari 2012 ondersteuning op grond van de WWB te zijn. Voor 1 juli 2012 worden de besluiten op grond van de WIJ in overeenstemming gebracht met de WWB , voor zover deze besluiten afwijken van de WWB. Een besluit inhoudende een werkleeraanbod wordt na 1 juli 2012 in overeenstemming gebracht met de WWB. Een aanvraag WIJ die is ingediend voor 1 januari 2012 en waarop op 1 januari 2012 nog niet is beslist, wordt beslist op grond van de WWB.
3.2 Aanscherping gezinsbijstand en huishoudinkomentoets De dag voorafgaand aan de inwerkingtreding is peildatum: 31 december 2011. Voor bloed- en aanverwanten in de eerste graad die in dezelfde woning het hoofdverblijf hebben, en waarvan één of meer van die bloed- en aanverwanten op de peildatum een uitkering ontvangt of ontvangen op grond van de WWB en WIJ, blijft het recht en/of de hoogte van die uitkering tot 1 juli 2012 ongewijzigd, voor zover dat recht of de hoogte zou wijzigen als gevolg van de nieuwe definitie van gezin. 7
Aanpassingen van recht of hoogte op andere gronden (middelen, uitsluiting) vallen niet onder het overgangsrecht.
3.5 De inkomensgrens van het gemeentelijk minimabeleid wordt genormeerd op 110% Voor reeds op 31 december 2011 lopende periodieke verstrekkingen geldt een overgangstermijn tot 1 april 2012.
3.6 Inkomen uit studiefinanciering Voor personen die op 31 december 2011 een uitkering op grond van de WWB of WIJ ontvangen geldt dat tot 1 juli 2012 het oude normbedrag in aanmerking wordt genomen.
4. Samenloop wetsvoorstel huisbezoeken Wetsvoorstel: Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek Beoogde ingangsdatum: 1 januari 2012 Van toepassing op Wwb/WIJ, Ioaw/z, Anw, AKW, AOW, TW In het wetsvoorstel is de mogelijkheid is geregeld om de leefsituatie te kunnen verifiëren door middel van een aanbod van een huisbezoek alsmede de rechtsgevolgen indien door de cliënt de leefsituatie niet kan worden aangetoond en evenmin een huisbezoek toestaat. Onder leefsituatie wordt zowel de woonsituatie (woont betrokkene feitelijk op het aangegeven adres; is sprake van een zelfstandige woonruimte) als de leefvorm (alleenstaand of gehuwd/gezamenlijke huishouding voerend) verstaan. Tevens is van belang of er kosten geheel of gedeeltelijk kunnen worden gedeeld. Leefvorm Op het moment dat de leefvorm niet kan worden aangetoond zal de uitkering worden toegekend dan wel herzien naar de helft van de van toepassing zijnde gezinsnorm. Wanneer de verlaagde uitkering (helft van de van toepassing zijnde gezinsnorm) wordt toegekend, omdat belanghebbende niet kan aantonen dat hij alleenstaande of alleenstaande ouder is, kan deze uitkering niet op grond van de gemeentelijke verordening worden verhoogd met de toeslag voor de alleenstaande of alleenstaande ouder. Feitelijke woonsituatie In de situatie dat wanneer het verstrekte adres van de belanghebbende weliswaar overeenstemt met het adres waaronder hij staat ingeschreven in de GBA, komt het voor dat hij desondanks aldaar niet feitelijk woonachtig is. Om het recht op bijstand te kunnen vaststellen of te kunnen continueren dient helderheid te worden geboden omtrent de feitelijke woonsituatie. De belanghebbende dient dit aan te tonen. Om hem daartoe in de gelegenheid te stellen is geregeld dat een huisbezoek wordt aangeboden. Indien de belanghebbende niet door middel van een huisbezoek zijn feitelijke woonsituatie aantoont, wordt de uitbetaling van de bijstand opgeschort en wordt hij binnen een door het college gestelde termijn in de gelegenheid gesteld om op andere wijze aan te tonen dat zijn feitelijke woonadres overeenstemt met het verstrekte adres, alvorens de uitbetaling wordt beëindigd. 8
De opschorting eindigt indien de belanghebbende op andere wijze kan aantonen, dat het feitelijke woonadres en het verstrekte adres wel met elkaar overeenstemmen. Bij aanvragen wordt gebruik gemaakt van de bepalingen in 4:5 Awb (opschorting beslistermijn en verzoek nadere informatie). Kunnen delen van kosten Wanneer bijstand wordt gevraagd, moet aangetoond worden dat de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet voor een deel of het geheel kunnen worden gedeeld met een ander. Hierbij kan het zowel gaan om alleenstaanden of alleenstaande ouders als om gehuwden of samenwonenden. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan kostgangers. Om hen daartoe in de gelegenheid te stellen is geregeld dat een huisbezoek wordt aangeboden. Indien niet kan worden aangetoond dat de betreffende kosten niet kunnen worden gedeeld met een ander, wordt bij de toepasselijke bijstandsnorm een verlaging toegepast. In de gemeentelijke verordening zal de verlaging van de norm moeten worden bepaald die moet worden toegepast als niet kan worden aangetoond dat de kosten niet kunnen worden gedeeld met een ander. Ioaw/z In de Ioaw/z gelden vergelijkbare bepalingen met betrekking tot leefvorm en feitelijke woonsituatie.
5. Overige maatregelen en voorstellen die van invloed zijn op de WWB Maatregelen ter aanscherping van zowel de toegang tot de bijstand als de verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand door EU-burgers die niet (meer) economisch actief zijn: - De regels over verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand worden aangescherpt voor alle vreemdelingen (EU en niet-EU) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zal tijdig een besluit nemen over het verblijfsrecht van vreemdelingen. - Vreemdelingen (EU en niet-EU) komen pas in aanmerking voor bijstand, nadat ze - vanwege het beroep op bijstand - bij de IND hun verblijfsrecht hebben laten vaststellen. Voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan de wet: aan bijstandsverlening wordt voor een ieder de algemene voorwaarde gekoppeld dat personen die de Nederlandse taal niet machtig zijn, zo snel mogelijk een cursus Nederlands moeten volgen en met goed gevolg afronden. Maatregelen tegen misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies: o.a. alles terugvorderen, sanctie ter hoogte van fraudebedrag, recidiveperiode 5 jaar, 3 maanden uitsluiting bij recidive. Beoogde ingangsdatum 1 juli 2012.
9