Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs In de natuur kunnen verscheidene vogelsoorten in eenzelfde streek samenwonen zonder daarom elkaar te bestrijden. Ze bezetten diverse ecologische nesten aangezien ze verschillende voedingsbronnen hebben. In de reuzenvolière verblijven tal van vogelsoorten op verschillende ''verdiepingen'': er zijn er die op het uiteinde van hoge takken wonen, anderen leven op de tussenverdiepingen, terwijl de laatste soort haar voedsel zoekt aan de voet van bomen of in struiken. De reuzenvolière is opgesteld uit 16 grote bogen die ons aan een 19de eeuwse metallische architectuur doen denken. Haar dimensies zijn indrukwekkend: een grondoppervlakte van 3.000 vierkante meter, wat wil zeggen dat de reuzenvolière 100 meter lang, 30 meter breed en 15 meter hoog is! Alle vogels die in de reuzenvolière ondergebracht zijn, hebben één gemeenschappelijk punt: ze zijn afkomstig uit vochtige streken. Zo vinden we er bijvoorbeeld de Abdim's ooievaar, de hamerkopvogel, de koereiger, de rode ibis, de lepelbekreiger, de Afrikaanse nimmerzat, de hagedash ibis, de purperkoet en nog vele andere soorten. Een kleine waterloop die uitmondt in de nabije oostelijke Dender doorkruist de reuzenvolière. Tijdens haar doortocht voedt ze een vijvertje waar verscheidene eendensoorten, afkomstig uit de hele wereld, zwemmen.
De ibissen behoren tot de orde der ciconiiformes, net als de ooievaars, de maraboes, de zadelbekooievaars, de hamerkopvogels en de reigers. De lichtjes naar onder gebogen lange snavel van de ibis dient om kleine diertjes uit modder te halen. Deze vogel vliegt met gestrekte nek en kan niet zweven. Bij het slapen steekt hij zijn snavel onder de veren van één van zijn vleugels weg.
De poten van de rode ibis zijn gedeeltelijk van zwemvliezen voorzien. De uiteinden van de vleugels zijn zwart. De jongen zijn zwart en wit gekleurd.
De rode ibis heeft zijn kleur te danken aan carotenoïde kleurstoffen die zich in het schild van sommige schaaldieren bevinden. De ibissen van Paradisio, afkomstig uit verschillende Europese zoo's, maken het mogelijk zich mooie rode zwermen in te beelden, die oprijzen boven de riviermonden en de noordelijke moerassen van Zuid-Amerika.
1
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Lange tijd werden ze door pluimenhandelaars uitgeroeid en door de inheemse bevolking gewaardeerd voor de smaak van hun vlees. Tegenwoordig wordt er nog op de rode ibis gejaagd om op te dienen als streekgerecht in Frans-Guyaanse restaurants. Deze vogel wordt eveneens gezocht voor zijn wondermooie rode pluimen die gebruikt worden bij het vervaardigen van carnavalskostuums. Vele ibissen zijn, samen met de vochtige gebieden waar ze zich voeden, nestelen en zich voortplanten, verdwenen. Hun geliefkoosde woonplaats, de kustmangroves, verminderen van jaar tot jaar. De mangroves worden verbrand om plaats te maken voor krabkwekerijen, jachthavens, scholen voor windsurfing, luxehotels. De vochtige zones, meer in het binnenland gelegen, worden dan weer vernietigd ten voordele van de rijstcultuur. Het aantal rode ibissen wordt tegenwoordig geschat op zo'n 10.000 vogels op het Trinidad-eiland en 35.000 in Suriname.
Een andere ibis met bruine veren dankt zijn naam aan zijn ruwe roep ''ha-aa-a-a'', die hij schreeuwt tijdens zijn vlucht. Zijn gekras bij het aanbreken van de dag is eveneens goed gekend. Het betreft hier de hagedash ibis, afkomstig uit Afrika. Eenzamer dan de meeste andere ibissoorten, is hij vaak minder schuw.
De koereiger, een kleine witte vogel, is kosmopoliet (wereldwijd aanwezig). Hij is goed gekend bij de landbouwers, aangezien hij tussen het vee of op de velden leeft. Hij voedt zich met insecten, kleine knaagdieren en bemest de bodem met zijn uitwerpselen. Naarmate de mens en zijn kuddes aan terrein winnen, vergroot de koereiger zijn territorium.
Een andere witte vogel, namelijk de kleine zilverreiger, bezit een uitzonderlijke sierlijkheid. Zijn wit gevederte contrasteert echter met zijn zwarte snavel en poten (de vingers zijn niettemin geel). Tijdens de parades hebben de volwassenen zeer verlengde pluimen die naar achter over het hoofd groeien en andere uiterst fijne pluimen op de schouders en borst. Zeer fijne pluimen versieren de vleugels van de mannetjes tijdens de voortplantingsperiode. De sierpluimen met gescheiden baarden bereiken een lengte van 25 cm en hebben in het begin van de 20ste eeuw een belangrijke rol
2
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs gespeeld in de vrouwenmode (hoeden). Vandaar dat vele zilverreigers uitgeroeid werden. Vandaag de dag zijn ze beschermd. Want met uitsterving bedreigd, werden ze onderworpen aan efficiënte beschermingsmaatregelen.
Omtrent nesten en jongen Vele vogels bouwen hun nest in bomen zodat hun jongen zich op een veilige plaats bevinden, weg van de vijanden. De jongen worden naakt en blind geboren en zijn afhankelijk van hun ouders. Ze kunnen zich noch verplaatsen, noch zelf voeden en moeten dus lange tijd in hun nest blijven. Deze jongen noemen we « nestblijvers ».
Andere vogels, zoals steltlopers, eenden, …, maken hun nest op de grond of op het water. Na een langere broedtijd ontluiken hun jongen, reeds bedekt met pluimen. Bij het minste gevaar kunnen ze, ongeveer een half uur na de ontluiking, reeds vluchten. Bovendien kunnen ze ook zelf hun voedsel zoeken. Deze worden « nestvlieders » genoemd.
De grootste steltloper aanwezig in de reuzenvolière is afkomstig uit Afrika. Herkenbaar aan zijn lange steltpoten en aan zijn roze en witte pluimen, is de Afrikaanse nimmerzat heel lenig om zich in troebel water te voeden. Ploeterend beweegt hij zijn halfopen snavel van links naar rechts. Deze sluit hij met een plotse beweging wanneer hij een vis, een kikker of een klein diertje voelt.
De Abdim's ooievaars, veelvuldig aanwezig in Soedan en Uganda, verrichten tal van luchtacrobatieën, waarvan zij alleen het geheim kennen. Aangezien deze ooievaars niet zo schuw zijn, nestelen ze in de vrije natuur op hutten. Ze zijn kleiner dan de Europese zwarte ooievaar, de snavel en poten zijn minder rood gekleurd en bovendien zijn ze vooral geneigd om in groep te blijven.
3
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Bij de keuze van de bomen voor deze volière focusten we ons vooral op bepaalde soorten die over laterale takken beschikken, bekwaam om nesten te dragen. De bewerking van deze bomen werd toevertrouwd aan de verzorgers, die de behoeften van de vogels goed kennen. Enkele afgestorven bomen zijn bewaard. Ze bieden namelijk een extra ruimte aan onze kostgangers: als slaap– of broedplaats. Aan de buitenkant van de volière groeien vele klimplanten (kamperfoelie – clematis, enz…). Deze planten staan daar niet zonder reden: ze bieden namelijk schaduw en een zekere bescherming tegen de wind. Het paadje en de beveiligingen hebben eveneens hun nut: deze dienen om de intimiteit van de vogels te eerbiedigen. Het is tenslotte de bezoeker die ''bij hen'' langskomt. De beste ontplooiingsvoorwaarden voor de vogels werden hier dus samengebracht. Tevens werd alles in het werk gesteld om bij de bezoeker enige nieuwsgierigheid op te wekken, het waarnemingsvermogen in hem wakker te maken en hem versteld te doen staan tegenover de diversiteit van de natuur.
De hamerkopvogel is een kleine ooievaar met donkerbruine veren. De vorm van zijn kop doet ons denken aan een hamer, beklemtoond met een sterke kuif in de nek. Vandaar zijn naam ''hamerkop''. Het indrukwekkendste bij deze vogel is zijn reusachtig nest die hij in bomen bouwt. Zijn nest is cirkelvormig en heeft een diameter van soms meer dan twee meter. Onderaan bouwt de hamerkopvogel een gang vastgemaakt met modder. De binnenkant is bekleed met grassen, pluimen, bladeren en soms zelfs met volledige nesten gestolen van wevervogels. Het met modder en slib bestreken nest zou het gewicht van een mens kunnen dragen! 's Nachts en bij slecht weer zoekt het koppel daarin zijn toevlucht.
Bij de scholekster lijkt het alsof ze een vest met zwarte slippen op een wit hemd draagt! Zij dankt haar naam aan haar witte en zwarte veren en aan haar voedingsdieet gebaseerd op schelpen en weekdieren. Behorend tot de onderorde der waadvogels (suborde der charadriiformes), lijkt zij op een kleine steltloper. Ze heeft namelijk een lange smalle snavel om in het slib te zoeken, lange en puntige vleugels die er een uitstekend zeiler van maken en poten die hoger zijn dan normaal. Dankzij haar sterke en puntige snavel kan de scholekster niet alleen schelpen openen, maar ook kluiten aarde breken, verbrokkelen en doorzoeken.
4
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs De wulp, een grote waadvogel, heeft een zeer lange gebogen zwarte snavel. Zijn gevederte is bruin en bleekgeel gevlekt of gestreept. Hij leeft meestal in groep en zoals alle waadvogels bezit hij een melodieuze stem. Zijn nest graaft hij in een bosje van hoog gras of andere planten. Het mannetje neemt deze taak op zich en maakt soms meerdere nesten in dezelfde omgeving. De jonge wulpen hebben een korte, rechte snavel die zich later verlengt en buigt. De ouders beschermen hun jongen bij slecht weer. De grote waterhoenen behorend tot de soort Porphyrio, kunnen we herkennen dankzij hun blauwe of groene veren, hun snavel en de rode plaat op het voorhoofd. Ze behoren tot de orde der gruiformes.
De purperkoet draagt een mooie, turquoiseblauwe livrei. Ze heeft zich goed aan het leven nabij meren en rivieren aangepast, maar wordt toch zeldzaam in Europa. Evenals de jacana en de waterhoen kan ze, dankzij haar lange vingers, op de bladeren van aquatische planten stappen.
De lepelbekreiger vertoont veel overeenkomsten met de kwak (nachtreiger) uit onze streken, zoals zijn lichaamsvorm, zijn kleur en zijn gewoonten. Hij bezit een zeer stevige snavel. Deze is 5 cm breed, bezit een ongewone vorm en is heel sterk afgeplat. Zoals de kwak heeft hij hele grote ogen daar hij vooral 's nachts jaagt. Zijn snavel, gevoelig bij aanraking, maakt het hem mogelijk zijn prooien te voelen, zelfs in de volledige duisternis. Bij het minste contact opent de snavel zich waardoor een waterstroom aangezogen wordt. Deze stroom sleurt prooien mee.
De gierparelhoen behoort tot de familie der gallinacae. Hij is de grootste van de 7 soorten parelhoenen. Hij leeft in ''gemeenschap'' in de savannes van Oost-Afrika waar hij ten prooi valt aan jachtluipaarden, luipaarden en roofvogels. Zijn hoofd en hals, beiden naakt, lijken op deze van een gier, wat dan ook zijn naam verklaart. Op zijn borst, versierd met een bodemblauwe kleur, hangen in alle schoonheid lange, zwevende pluimen (zwarte en witte). Hij verplaatst zich in struikgewassen en dichte struiken van bosranden waardoor hij beschermd wordt tegen vijanden. In geval van nood verkiest hij al lopend te vluchten, hoewel hij ook perfect in staat is te vliegen.
5
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Buiten de periode van nestbouw verplaatsen gierparelhoenen zich in kleine groepjes die zich samen voeden en de nachten doorbrengen in bomen, uit het oog van de vijand. Ze behouden onder elkaar contact met behulp van korte en ruige kreten. Bij waterpunten komen grotere groepen samen. De geslachten zijn gelijkwaardig.
De groene pauw lijkt tamelijk goed op zijn dichte verwant, namelijk de blauwe pauw, en bezit ook een sterk gelijkaardig gedrag. Zijn gevederte vertoont daarentegen een meer groenere kleur. De subcaudale pluimen, pluimen van zijn ''sleep'', zijn 1,5 m lang. De overdreven jacht op deze pauw heeft er echter voor gezorgd dat hij een zeldzaamheid geworden is. In gevangenschap kunnen we echter wel zijn voortplanting veilig stellen. Slechts vanaf drie jaar krijgen de mannetjes hun lange sleep, maar reeds vanaf twee jaar zijn ze voortplantingsrijp.
De familie van de hokko's of cracidae lijkt uitwendig op die van de fazanten, maar verschilt ervan door haar levenswijze in de bomen. Het zijn fruiteters die leven in ZuidAmerikaanse wouden. De helmhokko bezit een korte snavel met gebogen uiteinde, die lateraal samengeperst is zoals een ''lemmet van een mes''. De helmhokko is ook nog versierd met een uitsteeksel bovenaan: een puntige kam met platte kanten. De inheemse bevolking heeft de link gelegd tussen de blauwe hoorn van de snavel en een steen, wat dan ook zijn Franse naam (hokko à pierre) verklaart. Deze vogels nestelen in het algemeen in bomen waaruit de jongen gemakkelijk kunnen afdalen om zich te voeden. Door de jacht en de destructie van bossen voor de uitbouw van suikerplantages behoort de helmhokko tot de bedreigde diersoorten. Een voortplantingsprogramma in gevangenschap vormt wellicht het enige sprankeltje hoop op overleving…
Wanneer u een vogel in volle vlucht ziet, kan u zeker een reiger herkennen aan zijn geplooide nek
6
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Verschillende zwemvogels bevolken het klein waterplan: de witwangfluiteenden, de hottentottalingen en de rosse stekelstaarteenden. Ze behoren tot de familie der anatidae die de eenden, zwanen en ganzen bevat. Het zijn de eerste vogelhuisdieren die de hoenderhoven bevolkt hebben. Ondanks hun grote verscheidenheid bezitten alle anatidae (familie van de eenden, ganzen, zwanen) een lichaam en organen aangepast aan een aquatisch leven. We kunnen ook constante karakteristieken met betrekking tot het uitwendig aspect noteren: - spilvormig lichaam - dikke donslaag die het lichaam isoleert - pluimen met gedrukte contour, bedekt door een vet afgescheiden door de uropygienne klier - korte en stevige poten met van zwemvliezen voorziene vingers - klein, afgerond kopje rustend op een tamelijk lange en dikwijls gewelfde nek - brede, min of meer afgeplatte snavel voorzien van laterale inkepingen en een puntig verstek. Om zich te voeden filtreren de meeste soorten het water of slib. Soms wordt de snavel ook gebruikt om te grazen. Andere soorten bezitten een langere snavel wat hen toelaat te vissen.
Ieder zijn visterritorium!
In tegenstelling tot ganzen zijn eenden afhankelijk van water. Hun langwerpiger lichaam is trouwens meer geschikt voor het duiken. Hun poten, voorzien van grotere zwemvliezen, staan meer achteraan het lichaam wat hen doet waggelen wanneer ze op het vaste land lopen. Ze verkiezen bijna exclusief een dierlijke voeding die ze vissen door aanzuiging van water en in hun platte snavel, voorzien van laterale mesjes, filtreren. Een belangrijke opmerking karakteristiek voor eenden: ze maken twee maal per jaar de rui door. Een volledige rui met inbegrip van de donsharen op het einde van het nestseizoen en een partiële rui tijdens de herfst met enkel de verandering van de contourveren. Enkel het wijfje broedt de eieren uit en verzorgt de jongen. Dankzij het gebruik van ringen zijn wetenschappers tot de vaststelling gekomen dat een mannetje gedurende
7
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs meerdere jaren met zijn wijfje kan leven en niet enkel tijdens de lente zoals aanvankelijk verondersteld werd. Eenden worden onderverdeeld in twee groepen: de oppervlakte-eenden en de duikeenden. Oppervlakte-eenden zijn excellente zwemmers en zijn behendiger op het vaste land dan de duikeenden daar hun poten slechts in lichte mate achteraan het lichaam geplaatst staan. Duikeenden zijn vooral aangepast aan een leven op het water. Hun poten, voorzien van grote zwemvliezen, bevinden zich meer achteraan het lichaam waardoor ze met moeite kunnen stappen op het vaste land. In het water daarentegen voelen ze zich goed in hun vel; meestal duiken ze tot drie meter diep en vangen heel snel hun voeding. Maar indien nodig kunnen ze één of twee minuten onder water blijven. Om weg te vliegen nemen ze dikwijls een aanloop door wat te lopen op het wateroppervlak. Hun nesten bouwen ze in de vegetatie langs het wateroppervlak of op kleine eilandjes.
De rosse stekelstaarteenden zijn kleine gedrongen duikeenden. Hun ruwe staart kan zowel onder het wateroppervlak als in een mooie rechtstaande houding geplaatst worden. Mannetjes bezitten (tijdens de parades) een blauwe snavel en witte kaken. Hun veren zijn roest van kleur met een meer somber kalotje.
Een volgende groep behorend tot de anatidae zijn de fluiteenden die, dankzij hun gedrag en hun lichaamsbouw, zowel verwant zijn met eenden als met zwanen. We treffen hen aan in de warme streken van onze aarde. Zoals de meeste aquatische vogels ondervinden de fluiteenden moeilijkheden bij het volbrengen van een onberispelijke landing op aarde. Ze zien vallen is zeker geen zeldzaamheid. Daarom vermijden ze vaak deze hinderpaal door zich op het water te plaatsen. We kunnen de witwangfluiteend onmiddellijk herkennen dankzij haar wit gezicht contrasterend met de zwarte achterkant van haar kop. Haar bruine flanken zijn versierd met zwarte stroken. Ook haar vaak geproduceerde fluittoon maakt haar herkenbaar.
8
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs De bergeenden vormen een groep halfweg gelegen tussen de eenden en de ganzen. Hun langwerpig lichaam, korte poten, metaalachtige glans van de vleugelpluimen zijn kenmerken die hen verwant maken met eenden. Bepaalde gedragingen, het weinige kleurverschil tussen mannetje en wijfje, de samenwerking van het mannetje bij de nestbouw en het grootbrengen van de jongen zijn dan weer karakteristieken die ons aan de ganzen doen denken. Ploeterend in ondiep water, voedt de radjah eend zich met kleine ongewervelde diertjes die zij vangt door water door haar snavel te filtreren. Wetenschappers onderscheiden twee subsoorten: de eerste subsoort treffen we aan in Nieuw-Guinea en op naburige eilanden, de tweede leeft ter hoogte van de Australische kusten.
De zeeganzen zijn mooi zwart gekleurd met verschillende witte motieven. Daarenboven vertonen ook hun poten en hun snaveltje met smal verstek een zwarte kleur. De Hawaï-gans behoort tot deze groep. Na haar ''bijnaverdwijning'' tengevolge van de invoering van allochtone vijanden (recent verschenen vijanden), werd ze toch met succes heringevoerd. De overleving van deze beschermde vogel kon enkel gegarandeerd worden door het kweken in gevangenschap. Zonder dit was geen enkele herinvoering mogelijk geweest. Deze soort is dan ook het symbool van het slagen van reproductie in gevangenschap, uitgevoerd in vele ornithologische parken zoals in Paradisio. Vroeger troffen we deze vogel in grote getale aan (25.000 exemplaren op het einde van de 18de eeuw). Maar de jacht, de destructie van nesten en het roven van volwassen Hawaï-ganzen door mangoesten, honden, katten, varkens en geiten (allen ingevoerd!) maakten van deze soort een zeldzaamheid en wel in die mate dat het aantal Hawaïganzen in de vrije natuur in 1952 gedaald was tot zo'n dertigtal exemplaren. Een koppel werd geëxpedieerd naar Slimbridge en meer bepaald naar het park der anatidae van Sir Peter Scott. Er werden fertiele eieren verkregen en wel in die mate dat in 1960 jongen werden vrijgelaten op Hawaï en Maui. Vandaag de dag tellen we meer dan duizend individuen behorend tot deze soort. Maar gezien hun levenswijze is hun toekomst verre van zeker. Niettemin worden zeer vele exemplaren in gevangenschap gekweekt. Hun aanpassing aan een leven op aarde verklaart de geringe ontwikkeling van hun zwemvliezen. Bovendien hebben ze sterkere vingers dan andere ganzen.
9
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Het wegvliegen en de landing Zoals voor vliegtuigen vormt ook voor vogels het opstijgen soms een hinderpaal. Om weg te vliegen moet een vogel een aanloop nemen en gebruik maken van de opwaartse kracht opgewekt door de luchtstroming op zijn vleugels. Na het opstijgen ontvouwt hij zijn vleugels volledig, stijgt door wijde bewegingen en plooit zijn poten tegen zijn lichaam. Hij strekt zijn nek om beter de lucht te breken en zo turbulenties te verminderen. Vleugels zorgen niet alleen voor een draagkracht (opwaartse kracht ontstaan door de beweging in lucht) die de vogel in de lucht houdt, maar creëren ook een duwkracht zodat de vogel kan vooruitvliegen. Wanneer de vleugels naar beneden toe bewegen, verjagen de laatste pluimen de lucht naar achteren toe. Dankzij de reactiekracht kan de vogel vooruitgaan. Hij kan bovendien zijn snelheid en zijn hoogte regelen door de hoek van de vleugels te wijzigen.
Voor de landing moet de vogel progressief zijn snelheid verminderen. Het is ook noodzakelijk dat hij de buiging van de vleugels en de zin van hun bewegingen wijzigt om ''het afhaken'' te vermijden (val veroorzaakt door een te bruusk snelheidsverlies). Jonge vogels oefenen gedurende lange tijd eer ze deze techniek perfect onder de knie hebben. Door zijn vleugels lichtjes te inclineren, vergroot de vogel ''het slepen'' (luchtweerstand die de vogel tegenover zijn vooruitgang ondervindt). Hij vermindert zijn snelheid, de draagkracht neemt af en hij begint zo te dalen. Dichtbij het water spreidt de vogel zijn staartpluimen die dienst doen als luchtrem. Hij strekt zijn poten uit vooraleer zich te plaatsen. Met zijn vleugels en staart ontvouwd lijkt het alsof de vogel skiet bovenop het wateroppervlak. Zijn van zwemvliezen voorziene poten versterken het remmen. Na enkele meters plooit hij zijn vleugels weer samen en immobiliseert hij zich.
10
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Flamingo's behoren tot de familie der phoenicopteridae. Onlangs werd vastgesteld dat deze vogels tamelijk nauw verwant zijn met de anatidae door een gelijkenis ter hoogte van de bloedeiwitten. Twee elementen verdienen extra aandacht: enerzijds de veren, anderzijds de kromme en zeer lange bek. Het roze gevederte van flamingo's kan soms het rode benaderen of eerder vervagen naar een witte kleur toe. Deze kleur is sterk afhankelijk van de voeding: flamingo's (net zoals rode ibissen) worden min of meer uitgesproken roos gekleurd dankzij de pigmenten die hun voedsel bevat. De aanpassing van de bek van de flamingo aan de vangst van kleine diertjes in slijkerige gronden is opmerkelijk. Met zijn snavels voorzien van hoornachtige plakjes vormt deze kromme, ongewone bek een reële draagbare filter. Al ploeterend draaien flamingo's hun hoofd op de bodem op zo'n manier dat de bovenste snavel onderaan komt te liggen. Door de onderste snavel duwt hij slijk en kleine diertjes naar binnen in zijn bek. Het water dat teruggeduwd wordt door een zeer gevoelige, vlezige tong, wordt gefilterd waarbij eetbare deeltjes tegengehouden worden. Flamingo's leven in grote kolonies die meerdere tienduizenden vogels kunnen bevatten. Hun woonplaats is nauw verbonden met uitgestrekte vochtige gebieden, in lagunes, ter hoogte van bepaalde Afrikaanse of Zuid-Oost Europese meren. We treffen eveneens drie soorten flamingo's aan in het Andesgebergte, in Bolivië en in Chili. Tijdens de voortplantingsperiode bouwt de flamingo een modderkoepel. Op de top legt het vrouwtje één enkel ei. Dit broedt ze uit door zich wijdbeens op het hoopje te plaatsen. Deze Amerikaanse flamingo wordt door zijn verspreiding Cubaanse flamingo of Caraïbische flamingo genoemd. De woonplaatsen van vier belangrijke kolonies werden reeds beschreven: in Mexico, Cuba, de Bahamas en de Nederlandse Antillen. We treffen er bij benadering 90.000 vogels aan. Op de Galapagoseilanden telt een zeer geïsoleerde populatie slechts 500 individuen. Met zijn klassiek profiel en zijn uitgesproken kleur is deze vogel de grootste der phoenicopteridae. De wijfjes zijn kleiner dan de mannetjes en hebben ook kortere poten. Zoals andere vogels, rust de flamingo dikwijls op één poot en strijkt hij zijn veren glad. Gedreven door zijn instinct voltrekt hij deze daad omdat zijn vlucht afhankelijk is van de goede kwaliteit van zijn veren.
11
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Hij verwijdert vuil en parasieten, ordent zijn veren en droogt ze. Het gladstrijken gebeurt op twee manieren: ofwel door zachtjes de veren te aaien met behulp van een gesloten bek, ofwel door elke veer tussen de twee delen van de bek te trekken. Een arbeid van lange duur! De uropygienne klier, gelegen onder de stuit, scheidt een olieachtige substantie af waarmee de vogel zijn veren bestrijkt om hun ondoorlaatbaarheid te versterken. Het gladstrijken is een essentiële activiteit waaraan de flamingo dan ook veel tijd besteedt.
Enkele opmerkelijke wetenswaardigheden in verband met Paradisio Een kweekcentrum voor beschermde diersoorten internationale handel van bedreigde soorten.
ter
bestrijding
van
de
In Paradisio bezit de overgrote meerderheid vogels gesloten ringen. Ze werden geboren in gevangenschap (eerste, tweede of derde generatie) en er ook gekweekt. Dit is zowel het geval voor Europese als voor exotische soorten. De dieren aanwezig in Paradisio zijn, sinds hun jonge leven, gewoon aan een contact met de mens en aan door hem klaargemaakt voedsel. Ze zijn aan zijn aanwezigheid, als aan het klimaat van onze streken gewend geworden. Ze zijn afkomstig uit zoölogische parken verspreid over de hele wereld (Europa, Japan, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, de Verenigde Staten, …). Paradisio verkoos om dieren niet weg te nemen uit de natuur en om te strijden tegen de internationale handel in wilde dieren. Een heel strikte wetgeving Belangrijke wetteksten werden opgesteld zodat de bescherming van bedreigde diersoorten, zowel in Europa als op andere continenten, verzekerd zou zijn. Bepaalde, heel zeldzame, soorten mogen nooit deel uitmaken van een handelstransactie en kunnen enkel onder instellingen uitgewisseld of geleend worden. Op internationaal vlak beschermen de teksten van de Conventie van Washington (CITES) bedreigde diersoorten. Deze teksten regelen de te volgen procedures. Om een, door de Conventie geviseerd dier, te ontvangen, is het noodzakelijk een CITES-certificaat, afgeleverd door het federaal Ministerie van Landbouw, die de relatieve gegevens betreffende de identiteit van het dier noteert, te verkrijgen. Het is eveneens geschikt het dier te identificeren met behulp van een ring of micro-chip, zijn medische opvolging te verzekeren en de in zijn evolutie bevoegde autoriteiten te informeren. De Conventie betreffende de internationale handel van de in fauna en flora bedreigde soorten (CITES) heeft als doel de handel in levende speciën of dode dier- of plantensoorten, bedreigd met de onmiddellijke uitsterving, te verbieden en de potentieel bedreigde soorten aan een controle te onderwerpen.
12
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Zij groepeert 3 bijlagen: - bijlage I omvat soorten die met de onmiddellijke uitsterving bedreigd zijn. Handel in deze soorten is verboden. - bijlage II groepeert soorten die niet onmiddellijk met de uitsterving bedreigd zijn, maar die het zouden kunnen worden. Handel blijft toegelaten. - bijlage III beschrijft potentieel bedreigde soorten die door bepaalde landen beschermd zijn. Handel blijft toegelaten. Voor de Europese vogels zijn de Europese richtlijn 79/409 betreffende de bescherming van wilde vogels, de Belgische wetgeving betreffende het algemeen welzijn van het dier en de verordening van de Waalse Regering betreffende de bescherming van de vogels, van kracht. Voor Paradisio was het een erezaak al deze reglementeringen in acht te nemen: alle beschermde dieren genieten toelatingen, afgeleverd door het Waals Gewest, of bevatten CITES-certificaten. Voortplantingsprogramma’s van heel bedreigde soorten Sommige personen menen dat het niet wenselijk is diersoorten die, vanop het ogenblik dat hun overlevingsvoorwaarden in het wild niet meer verenigd zijn, met de uitsterving bedreigd zijn, in gevangenschap te houden en voort te planten. Paradisio wil zich niet aansluiten bij deze fatalistische visie. De nefaste invloed van de mens vormt geen onomkeerbaar gegeven. In afwachting van betere tijden, verhindert niets een handje toe te steken aan de instandhouding van deze soorten door actief aan uitwisselingsen voortplantingsprogramma’s deel te nemen, hopende op deze manier deze dieren ooit terug te kunnen invoeren in de natuur. Dit is echter niet verwezenlijkbaar voor alle soorten. We nemen echter wel deel aan het behoud van een genetische reserve. Het is noodzakelijk voldoende verschillende speciën van eenzelfde soort te bewaren om problemen van bloedverwantschap te vermijden. Het is ook goed eerst te denken aan het behouden van een omgeving en van GEZONDE natuurlijke milieus in plaats van te wachten op de bedreiging van sommige soorten (fauna en flora) vooraleer te HANDELEN. Beter voorkomen dan genezen! Paradisio neemt deel aan een dertigtal projecten geregeld door het E.E.P.-programma (European Endangered Species Program), uitgevoerd op het Europese continent. Dit programma dat wordt opgevolgd door de Europese zoo’s, betreft diersoorten die in de hele wereld bedreigd zijn, van de kleinste (bv. bepaalde slakkensoorten) tot de grootste (olifanten) ! Bepaalde soorten die zich op de rand van de uitsterving bevonden, werden dankzij voortplantingsprogramma’s in gevangenschap, gered. Dit is onder meer het geval voor de Hawaï-gans, aanwezig in Paradisio.
13
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Paradisio werkt samen met het ISIS ( International Species Information System ) dat 420 instellingen, verspreid over de hele wereld, groepeert en alle gegevens over alle, in parken aanwezige diersoorten, centraliseert. Continue verzorgingen voor alle residenten In Paradisio ontvangt de << quarantaine >> de dieren bij hun aankomst. Na hun reis vinden ze er de kalmte terug en leren ze er vertrouwd te raken met de zorgen die ze, gedurende hun hele verblijf in het park, zullen genieten. Elk van hen wordt ook onderworpen aan meerdere gezondheidstests die kunnen uitmaken of hij al dan niet drager is van parasieten of bacteriën. Een dierenarts die gespecialiseerd is in de zoölogische pathologie, komt elke week de wetenschappelijke directeur van het Park bijstaan en raad geven. Wanneer de controles beëindigd zijn en het resultaat gunstig is, worden de dieren naar de voor hen voorbehouden plaatsen in het Park, overgebracht. In het ander geval, worden ze verzorgd. Meerdere keren per dag, krijgen de dieren bezoek van de verzorgers voor het onderhoud van hun verblijfplaats, om hen te voederen en om zich te verzekeren dat alles goed gaat met hen. Elk lid van de wetenschappelijke ploeg van Paradisio kent de residenten op en top. Een ongewoon gedrag trekt dan ook onmiddellijk hun aandacht. Op dat ogenblik worden preciezere controles uitgevoerd en indien nodig, adequate maatregelen genomen. Laat ons opmerken dat dieren die in parken of zoo’s verblijven, langer leven dan in hun natuurlijk milieu, daar hun leven minder stresserend is. Ze ontmoeten geen vijanden, genieten van regelmatige medische controles, en van een adequate en evenwichtige voeding. Hun eieren hebben ook meer kans om tot maturiteit te komen (in de natuur zijn het vooral de jongste dieren die sterven). Wat indien een dier ziek of gekwetst is ? Het park heeft een erkende quarantaine; aangepast en voorzien om de dieren de nodige zorgen en medische hulp te geven. Van zodra de wetenschappelijke ploeg een vreemd gedrag bij één van onze gasten opmerkt, wordt het diertje in observatie geplaatst en worden analyses uitgevoerd (bloed, uitwerpselen, speeksel, ...). Naargelang de diagnose, wordt een behandeling gestart. Op elk moment kan een dier in de quarantainezone geplaatst worden voor observatie, wanneer zijn gedrag niet normaal is. Hij kan er ook meer bijzondere zorgen toegediend krijgen. We hebben reeds vermeld dat de levensduur van een dier in het algemeen veel langer is in een zoölogisch park dan in de natuur daar het leven er hard is: vanop het moment dat een dier verzwakt is (ziekte, verwondingen, ongeval, ouderdom, ...) wordt het een gemakkelijke prooi.
14
Wetenschappelijk schrift : De reuzenvolière : een vogelparadijs Wat gebeurt er met de dieren in de winter ? De vogels die het meest gevoelig zijn aan de koude worden in serres ondergebracht waar de temperatuur constant blijft het ganse jaar door. De meeste van onze volières zijn voorzien van een winterverblijf met een aangepast verwarmings- en belichtingssysteem. Bepaalde soorten roofvogels, eenden, ganzen, pinguïns, fazanten, ooievaars, kraanvogels, papegaaien, … vrezen de koude niet en blijven dan ook de hele winter buiten. Wat eten de dieren ? Elke dag worden verschillende rondes van voedseldistributie georganiseerd. Het Park beschikt over frigo’s, koelruimtes en aangepaste keukens voor de bereiding en de bewaring van specifieke voedingen voor de talrijke aanwezige soorten. De hoeveelheden voedsel die dagelijks naar het Park gevoerd worden, zijn indrukwekkend. Ieder jaar betreft het meer dan 100 ton voedsel ! Dagelijks gaat het over zowat 100 kg fruit, 20 kg verse groenten, honderden takken en andere vegetatie, 70 kg vis, 10 kg vlees, 60 kg kuikens, 200 kg granen en verschillende korrels, 3 kg meelwormen en levende insecten, een tiental eieren, kaas, yoghurt, olie, honing, gebakjes met rupsklaver, enz. Alleen al onze pelsrobben, bijvoorbeeld, verorberen een slordige 30 kg haring per dag! Elk dier krijgt regelmatig zijn portie supplementen (vitamines, mineralen, calcium, proteïnen,…) toegediend, gedoseerd volgens zijn noden. Wij zien er ook op toe pigmenten toe te voegen aan de dagelijkse portie voeding van de rode ibissen en flamingo’s. Wanneer deze in hun voeding ontbreken, worden ze bleek … In de natuur zijn deze pigmenten aanwezig in bv. bepaalde garnalen.
15