WELSTANDSBELEID BUSSUM Welstandsnota, december 2003
Opgesteld in opdracht van de gemeente Bussum door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland en Architectenwerk Twan Jütte
VOORWOORD
Een visie over welstandsbeleid in Bussum. Dat is mij gevraagd op te schrijven als voorwoord bij deze nota. Niet alleen ambtelijk heeft men dit verzoek dwingend neergelegd ook een betrokken burger heeft dit verzocht, met als aanvulling ------- "dat deze visie een belangrijke aanvulling kan zijn op de nota en de uitwerking daarvan op de ruimtelijke kwaliteit"1.Is dat al een ambitieuze doelstelling van een voorwoord van een wethouder en dus per definitie een niet vakinhoudelijk deskundige, ambitieuzer nog is de doelstelling van bijgaande nota. "Welstandszorg is er niet voor niets. Het helpt om verloedering tegen te gaan, het is er om het karakter van buurten, wijken en dorpen te beschermen tegen liefdeloze bouwplannen van publieke en particuliere opdrachtgevers en hun architecten. Het is er om ontwerpers te verleiden het beste ontwerp te maken dat op die plaats mogelijk is".2 Doelstelling van het ministerie van VROM met deze nota is dat de gemeente zo concreet mogelijk welstandscriteria voor de beoordeling van bouwwerken en gebieden aangeeft met als oogmerk dat dit voor de burger inzichtelijk wordt. "Welstandsbeleid hoort bij een fatsoenlijke samenleving".3 Nu ben ik absoluut van mening dat welstandsbeleid in Bussum ten doel dient te hebben dat: - dit beleid inzichtelijker / transparanter wordt en - de bebouwde omgeving er "beter " van wordt. Ik moet evenwel constateren dat, daar waar de Rijksoverheid "Top down"aan 500 gemeentes oplegt dat zij een nota welstandsbeleid dienen te presenteren voor 1 juli 2004 op straffe van het niet meer mogen hebben van welstandstoezicht, ik die kans niet hoog acht. Zeker niet bij nota’s die zelfs bij een toch bescheiden gemeente als Bussum vlug de 100 pagina’s naderen. Pagina’s die bovendien zijn gevuld met moeilijk te meten prestaties variërend van "redelijke eisen " tot "detaillering is zorgvuldig en varieert van sober tot rijk" (pag. 31). Discussies kunnen onmogelijk met dergelijke termen bevredigend worden opgelost. En wat moet een gewoon burger met een algemeen criterium als "Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit." (pag20). 1
Bij architecten zal het gebruik van dergelijke vaktaal wel niet tot problemen leiden. En in vele gevallen vormen architecten de gesprekspartner van de gemeente. Daar waar deze nota verbetering / verheldering behoeft zal dat dan ook ongetwijfeld in de onderlinge vakdialoog wel goed komen. Waar dit op problemen stuit hoor ik dat graag van betrokkenen. Gewone burgers worden in ieder geval mijns inziens goed bediend met de zogenaamde loket criteria ofwel hoofdstuk 5 criteria voor de sneltoets. Uiterst helder wordt daarin de ambtelijke toetsingscriteria voor kleine bouwwerken gegeven. Ook wordt aangegeven welke plannen sinds 1 januari 2003 vergunningvrij zijn. Bovendien wordt van de nota een korte publiekssamenvatting gemaakt. Ik hoop dan ook dat geïnteresseerde burgers ook daardoor worden gestimuleerd hun opvattingen kenbaar te maken. Want Bussum, tot in lengte van dagen, een oord laten zijn waar het goed wonen en werken is vereist ieders Iinbreng in de vraag wat welstand in Bussum is. Arie Gouka.
Brandsmaschool, één van de winnende projecten Ruimtelijke Kwaliteitsprijs Bussum 2003
1
Reactie Bart van Rossum d.d. 31 juli 2003
2
Citaat uit "Welstandsnota’s; de eerste oogst"van Federatie Welstand opgenomen in VROM magazine nr 04 jaargang 05
3
Reactie N. de Vreeze tijdens de discussie over de ruimtelijke kwaliteit d.d. 26 september 2003
2
INHOUD
Voorwoord ARTIKEL A: BELEIDSREGELS
5
Samenvatting
7
1. Inleiding • • •
•
Redelijke eisen van welstand Doel en uitgangspunten van het welstandsbeleid Leeswijzer - Sneltoetscriteria - Gebiedsgerichte beoordelingscriteria - Algemene beoordelingscriteria Tot slot
2. Ruimtelijk kwaliteitsbeleid •
•
•
•
•
De huidige welstandszorg - De welstandscommissie; de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit - Welstandsbeleid Ruimtelijk beleid - Het Beleidsplan Bussum 2015 - Notitie stedelijke vernieuwing - Bestemmingsplannen - Stedenbouw Monumentenbeleid - Inventarisatie - Monumentencommissie en monumentenbeleid Openbare ruimte, groenbeleid en beeldende kunst - Openbare ruimte en groenbeleid - Beeldende kunst Conclusies voor de welstandsnota - Welstandsnota heeft een solide basis - Aansluiting tussen de verschillende beleidsdocumenten
3. Algemene welstandscriteria • • • • • • •
Toelichting Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Relatie tussen bouwwerk en omgeving Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Schaal en maatverhoudingen Materiaal, textuur, kleur en licht
4. Gebiedsgerichte welstandscriteria •
• •
Toelichting - Gebiedsindeling - Welstandsniveau’s Centrum Het oudere dorp
9 9 10 11 11 11 11 12
13 13 13 13 14 14 15 15 15 16 16 16 16 16 16 16 16 17
19 19 19 20 20 21 21 21
23 23 23 23 26 28
• • • • • • • •
Dorpsgebied Het Spiegel Villagebied Het Spiegel Villagebied Brediuskwartier Villagebied Prins Hendrikpark Woongebied Godelindebuurt Bussum Zuid-West en Kolonel Palmkazerne Woongebied Zuid-Oost Bedrijventerrein De Nieuwe Vaart
5. Criteria voor de sneltoets •
• • • • • • • • • •
Ambtelijke toetsingscriteria - Veel voorkomende kleine bouwwerken - Reguliere welstandsgebieden - Bijzondere welstandsgebieden en bij karakteristieke of beeldbepalende panden - Beschermd dorpsgezicht en bij aangewezen beschermde monumenten - Voor- en achterkantbenadering - Opbouw van de teksten Aan- en uitbouwen Bijgebouwen en overkappingen Dakkapellen Gevelwijzingen Erfafscheidingen Reclames Dakramen Dakopbouwen Rolhekken, luiken en rolluiken Terras- en cafémeubilair
6. Welstandscriteria bij plannen binnen de invloedssfeer van monumenten • •
Toelichting Criteria geldend binnen de invloedssfeer van monumenten
7. Welstandscriteria bij (her)ontwikkelingsprojecten • • •
Toelichting Procedure Projecten
8. Welstandscriteria bij excessen 4
• • •
Toetsing achteraf Excessenregeling bij vergunningsvrije bouwwerken Criteria bij excessen
ARTIKEL B: OVERGANGSBEPALING
Bijlage 1. 2. 3. 4.
Begrippenlijst Overzicht van monumenten Straatnamen en bijbehorende welstandsgebieden Reglement van orde op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Bussum
Colofon
30 32 36 40 42 44 46 48
51 51 51 51 51 52 52 53 54 60 66 70 74 78 82 84 86 88
89 89 89
91 91 91 91
93 93 93 93 95
97 97 101 103 107
110
ARTIKEL A Beleidsregels
De raad der gemeente Bussum, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 november 2003, gelet op artikel 12a eerste lid van de Woningwet, besluit: een welstandsnota vast te stellen, inhoudende de volgende beleidsregels die burgemeester en wethouders toepassen:
5
6
SAMENVATTING
Aanleiding Modernisering van het welstandstoezicht is één van de doelstellingen van de wijziging van de Woningwet. De nieuwe wet stelt een gemeentelijke welstandsnota verplicht voor het kunnen uitoefenen van welstandstoezicht. Met de vaststelling van deze welstandsnota voldoet Bussum ruim op tijd aan de gestelde eisen in de gewijzigde Woningwet. Voortaan moet het welstandsadvies gebaseerd zijn op de in de nota vastgelegde beoordelingscriteria.
Doel Bussum heeft doelstellingen geformuleerd waaraan het welstandsbeleid moet voldoen en onderstreept de doelstellingen van de wet om de welstandstoets objectiever te maken en vooraf inzichtelijk voor de gebruikers. Er zijn vele "gebruikers" van de nota en voor Bussum is de burger met bouwplannen de belangrijkste doelgroep van beleid. Hoofdstuk één, de inleiding, beschrijft de aanleiding, de achtergronden en het doel van de welstandsnota. Het algemene beleidsdoel voor het welstandsbeleid is als volgt geformuleerd; ‘wonen in een groene omgeving met handhaving van het nog dorpse karakter’.
Uitgangspunt Dat doel is niet nieuw en het beleid in de nota voor een deel ook niet. Uit hoofdstuk 2 over het ruimtelijke kwaliteitsbeleid blijkt dat de gemeente Bussum altijd al inzet op ruimtelijke kwaliteit en welstandstoezicht is als instrument ingebed in dat beleid. Er is veel beleid waaraan de onafhankelijke welstandscommissie (de commissie Ruimtelijke Kwaliteit), tot nu toe de bouwplannen toetst. Het bestaande beleid is het uitgangspunt geweest en verwerkt in deze nota. Ook wat betreft procedures bestond er al voor de wetswijziging een stevige basis in Bussum voor het welstandstoezicht. Dat blijkt ook uit de uitgebreide adviesrol en aanvullende taken van de commissie op het vlak van het beoordelen en het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit.
Opzet van de nota
7
In de hoofdstukken 3 tot en met 6 zijn de criteria beschreven, die ten grondslag liggen aan de welstandsbeoordeling bij de indiening van bouwplannen (toetsing vooraf). Er zijn vier categorieën van welstandscriteria onderscheiden; algemene welstandscriteria (hoofdstuk 3), gebiedsgerichte welstandscriteria (hoofdstuk 4), sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken (hoofdstuk 5) en aanvullende criteria voor plannen binnen de invloedssfeer van monumenten (hoofdstuk 6). Hoofdstuk 7 geeft een procedure aan over hoe te komen tot welstandscriteria voorafgaand aan toetsing van grote bouwplannen op (her-)ontwikkelingslocaties, in geval van het ontstaan van nieuwe gebieden. Het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 8) geeft criteria die gebruikt kunnen worden voor toetsing achteraf aan redelijke eisen van welstand (bij excessen). Voor de leesbaarheid is gekozen voor een volgorde van abstract naar concreet: van abstracte algemene criteria, via relatieve criteria van specifieke gebieden naar concrete sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. Het gebruik van de nota door de planindiener is juist andersom; van concreet naar abstract.
Sneltoetscriteria voor kleine plannen De burger met bouwplannen zal eerst nagaan of zijn bouwplan valt onder de kleine bouwwerken. Aan de hand van de sneltoetscriteria kan de planindiener, desgewenst samen met de ambtenaar van de afdeling Vergunningen en Handhaving, snel nagaan op welke wijze het bouwplan in elk geval aan redelijke eisen van welstand voldoet. Wordt een bouwplan op deze manier ingediend, dan kan het welstandsoordeel door de ambtenaar zelf worden gegeven.
Een gebiedsgericht kader voor de welstandstoets Nieuw is de gebiedsgerichte aanpak en uitwerking van het welstandsbeleid, de kern van de nota. Bouwplannen die niet aan de sneltoetscriteria voldoen worden getoetst aan de gebiedsgerichte criteria. In Bussum zijn 10 gebieden onderscheiden die elk een eigen set aan welstandscriteria hebben gekregen op basis van een beschrijving van de samenhang in en het karakter van een bepaald gebied. Deze criteria worden gebruikt om te beoordelen of het bouwwerk past in zijn omgeving. In het welstandsniveau komt de beleidsambitie naar voren. Uitgangspunt bij het bepalen van het ambitieniveau voor de gebieden is; ‘strakke criteria waar nodig en vrij waar mogelijk’. In aanvulling op de gebiedsgerichte criteria vraagt de gemeente, ter ondersteuning van het monumentenbeleid, extra aandacht voor de zorgvuldige inpassing van een bouwplan rondom monumenten.
Algemene welstandscriteria voor zeer bijzondere plannen In een enkel geval zal het voorkomen dat de gebiedsgerichte welstandscriteria ontoereikend of te beperkend zijn. Het kan gebeuren dat een plan wél voldoet aan redelijke eisen van welstand maar niet aan de gebiedsgerichte criteria. Daarom zijn in de nota ook algemene criteria opgenomen, waarmee een bouwplan geheel op zichzelf, op het eigen architectonische vakmanschap kan worden beoordeeld. Deze criteria kunnen niet te pas en te onpas worden gebruikt. Het moet gaan om uitzonderlijke bouwwerken die op zichzelf een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit.
Uitvoerbaar en Aanpasbaar beleid Met de vaststelling van deze beleidsnota is vastgelegd hoe en ten dienste van welke doelstellingen het welstandstoezicht in Bussum moet functioneren. De kaders voor de welstandstoets zijn bepaald. Na vaststelling van deze welstandsnota zijn de ijkpunten gegeven. Het blijft gaan om redelijke eisen van welstand en de vraag wat ‘redelijk’ is, is nu per gebied ingevuld. Maar daarmee wordt welstandstoezicht niet altijd een eenvoudig ‘check-lijstje’. Interpretatie van de criteria blijft meestal noodzakelijk en evaluatie van de werking nodig. Omdat de nota een stelsel aan beleidsregels is blijft de nota ook aanpasbaar en zijn tussentijdse aanvullingen mogelijk.
8
HOOFDSTUK 1 Inleiding
REDELIJKE EISEN VAN WELSTAND Ruimtelijke kwaliteit is altijd al een belangrijk onderedeel geweest van het beleid van de gemeente Bussum. Met deze nota wil de gemeente het enthousiasme hiervoor bij de burgers vergroten. Belangrijke uitgangspunten voor het Bussumse welstandsbeleid zijn het handhaven en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Van belang daarbij is zowel het behoud van de aanwezige kwaliteiten waarbij de cultuurhistorie een belangrijke rol speel, als het scheppen van mogelijkheden voor toekomstige nieuwe kwaliteiten. De maat, schaal en kwaliteit van de cultuurhistorische bebouwing is uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen en niet zozeer de architectuurstijl. Deze welstandsnota verwoordt de beginvisie van het welstandsbeleid in ontwikkeling. In de jaarlijkse evaluatie zal het beleid worden besproken, beoordeeld en indien gewenst aangepast. Iedereen wil prettig wonen, winkelen, werken of recreëren. Mensen moeten hun leefomgeving optimaal kunnen gebruiken en het geheel moet duurzaam en veilig zijn. Bovendien wil men er ook nog eens van kunnen genieten. Het oog wil ook wat. Een mooie buurt verhoogt de waarde van de individuele woningen.
9
De gemeente gaat ervan uit dat mensen allereerst zelf verantwoordelijk zijn voor hun woning, hun tuin en hun straat. Maar waar mensen samenleven zijn afspraken nodig. Bij afspraken moet een afweging worden gemaakt tussen de individuele vrijheid en het algemeen belang. De individuele vrijheid gaat tot waar een ander er last van heeft, of tot waar ‘het geheel’ eronder lijdt.
Mensen zijn allereerst zèlf verantwoordelijk voor het aanzien van hun woning, tuin en straat.
Precies zo is het met welstandstoezicht. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Bussum. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Al aan het begin van de vorige eeuw kregen gemeenten in Nederland het welstandstoezicht in handen om ervoor te zorgen dat nieuwe en bestaande gebouwen een positieve bijdrage zouden leveren aan ‘het geheel’ van de gebouwde omgeving. Met welstandstoezicht regisseert de gemeente, als vertegenwoordiger van het algemeen belang, het uiterlijk aanzien van het dorp of de stad. De meeste mensen willen daaraan best meewerken. Maar de uitvoering van het welstandstoezicht riep tot nu toe veel vragen op. Dat gaf onzekerheid en vaak ook irritatie, omdat pas in een laat stadium van het ontwerpproces duidelijk werd waar de welstandsbeoordeling op was gericht. Burgers vragen om meer openheid en duidelijkheid rondom de welstandsbeoordeling. Men wil vooraf weten welke aspecten een rol spelen bij de welstandsbeoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt. Er moeten afspraken worden gemaakt over hoe we als burgers, als samenleving, omgaan met onze gemeenschappelijk leefruimte en waar de balans ligt tussen individuele vrijheid en algemeen belang.
De gemeente regisseert het uiterlijk aanzien van Bussum.
Modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht is dan ook een belangrijke doelstelling van de wijziging van de Woningwet en de gemeente Bussum geeft daarvoor met deze welstandsnota een aanzet. Artikel 12 in de Woningwet is uitgebreid met een nieuw artikel 12a, dat bepaalt dat de welstandsbeoordeling alleen nog maar kan worden gebaseerd op door de gemeenteraad in een welstandsnota vastgestelde welstandscriteria. Voor u ligt de zo bedoelde welstandsnota van de gemeente Bussum. Deze nota voldoet aan de voorschriften van de gewijzigde Woningwet.
De welstandsbeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving worden beoordeeld, waarbij ook verwachte veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen.
De welstandsnota is vooral een sturend en stimulerend hulpmiddel en niet zozeer een instrument om van alles te verbieden. Natuurlijk is het wel de bedoeling ontsieringen tegen te gaan. Voorkomen moet worden dat er gebouwen ontstaan die afbreuk doen aan de omgeving. In zo'n geval krijgt de indiener echter alle gelegenheid de plannen aan te passen. Ook dat hoort bij sturen en stimuleren. Het gaat er vooral om – naast de gebruikswaarde - aandacht te geven aan het aanzicht en de belevingswaarde.
Voortaan kan ieder opzoeken welke criteria bij de welstandsbeoordeling een rol zullen spelen.
Voortaan kan ieder in de welstandsnota opzoeken welke welstandscriteria bij de welstandsbeoordeling een rol zullen spelen. De welstandscriteria zijn duidelijk geformuleerd en afgeleid van de bestaande omgeving. Het uitgangspunt is dat ieder de waardevolle karakteristieken van zijn eigen buurt kan herkennen. Bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen of aanpassingen van bestaande bouwwerken moet daarmee rekening worden gehouden. Wie bouwplannen heeft, kan al vroeg in het ontwerpproces in overleg treden met de gemeente zodat snel duidelijk is of die plannen kans van slagen hebben.
DOEL EN UITGANGSPUNTEN VAN HET WELSTANDSBELEID De belangrijkste uitgangspunten voor het welstandsbeleid van Bussum zijn:
10
• Welstandstoezicht als instrument voor handhaven en versterken van ruimtelijke kwaliteit. In het ruimtelijk kwaliteitsbeleid staat de woonbeleving van Bussum centraal, met als prioriteit ‘wonen in een groene omgeving met handhaving van het nog dorpse karakter’. Van belang daarbij is zowel het behoud van de aanwezige kwaliteiten waarbij de cultuurhistorie een belangrijke rol speelt, als het scheppen van mogelijkheden voor toekomstige nieuwe kwaliteiten. Voor het toekomstige welstandstoezicht betekent dit dat bouwwerken minder dan voorheen alleen op zichzelf worden beoordeeld, en meer op de betekenis die ze hebben voor de omgeving.
Welstandstoezicht is een instrument voor ruimtelijke kwaliteit.
• Goede balans tussen zekerheid en flexibiliteit. Welstandscriteria moeten volgens de Woningwet ‘zo concreet mogelijk’ zijn. Dat betekent niet dat in alle gevallen volledige objectiviteit mogelijk is, maar wel dat altijd zekerheid kan worden geboden over de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. De welstandscriteria zijn per gebied gebaseerd op de kwaliteiten van de bestaande gebouwde omgeving, zodat gebouwen die daaraan voldoen wel-staan in hun straat of op hun plek. Sommige gebieden verdragen meer vrijheid dan anderen, dat komt tot uiting in de detaillering van de welstandscriteria; ‘strak waar nodig, vrij waar mogelijk’ is het motto in Bussum. Natuurlijk zullen er altijd verrassingen zijn, gebouwen die niet voldoen aan de gebiedscriteria maar toch een aanwinst zijn voor het gebied. Deze ruimte voor vernieuwing en flexibiliteit moet mogelijk zijn, maar daarbij geldt de stelregel: hoe groter de afwijking ten opzichte van de bestaande omgeving, hoe hoger de kwaliteitseisen die aan het bouwwerk zelf worden gesteld.
Welstandscriteria bieden zekerheid maar ook ruimte voor verrassende nieuwe kwaliteiten.
• Openbaarheid en inzichtelijkheid. Het welstandstoezicht moet objectiever en transparanter voor de burgers worden, door duidelijke welstandscriteria en door een open(bare) werkwijze. Het welstandsbeleid moet de burger wat betreft de welstandsbeoordeling duidelijkheid bieden van vergunningaanvraag tot welstandsadvies en vergunningverlening. Zaken als gemandateerd advies, vooroverleg en openbaarheid van de vergaderingen zijn al goed geregeld.
Welstandstoezicht moet goed en begrijpelijk geregeld zijn.
• Vermaatschappelijking. Het welstandsbeleid moet een onderwerp van publieke discussie zijn en blijven. Welstandsbeleid moet geworteld zijn in de samenleving en bijdragen aan het democratiseren van (de discussie over) welstand en architectuur in Bussum. Welstandscriteria moeten stimulerend zijn en de welstandscommissie zou een bijdrage moeten leveren aan de discussie over stedenbouw en architectuur. Het kwaliteitsdenken van mensen met bouwplannen zou eigenlijk al in een veel vroeger stadium moeten worden gestimuleerd.
Welstandsbeleid moet de maatschappelijke discussie over de ruimtelijke kwaliteit van Bussum stimuleren.
LEESWIJZER De voor u liggende welstandsnota bevat de door de Commissie Ruimtelijk Kwaliteit bij de beoordeling toe te passen welstandscriteria. Na een hoofdstuk over het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in Bussum, dat geldt als basis voor het welstandsbeleid, komen de welstandscriteria aan de orde. Voor de leesbaarheid is daarbij gekozen voor een volgorde van abstract naar concreet: van algemene welstandscriteria, via ‘relatieve’ welstandscriteria voor specifieke gebieden naar ‘absolute’ criteria voor de sneltoets van veel voorkomende kleine bouwwerken. Het gebruik van de nota is andersom. In de laatste drie hoofdstukken komen dan nog aan de orde de welstandscriteria voor bouwplannen die binnen de invloedssfeer van monumenten vallen, de procedure voor het opstellen van welstandscriteria bij grotere (her)ontwikkelingsprojecten en de welstandscriteria die gebruikt kunnen worden bij het repressief toezicht op vergunningsvrije bouwwerken (de zogenaamde excessenregeling).
Sneltoetscriteria Als iemand wil weten welke welstandscriteria voor zijn bouwplan gelden, kan hij allereerst in de welstandsnota nagaan of het bouwplan valt onder de ‘veel voorkomende kleine bouwplannen’, waarvoor sneltoetscriteria zijn opgesteld. In Bussum zijn dat: • aan- en uitbouwen aan de gevel van een gebouw; • bijgebouwen en overkappingen die los op het erf staan; • dakkapellen; • gevelwijzigingen; • erfafscheidingen; • reclames • dakramen • dakopbouwen • rolhekken, luiken en rolluiken • terras- en cafémeubilair
Welstandscriteria voor de sneltoets van lichtvergunningplichtige kleine bouwwerken.
Als een dergelijk klein bouwwerk niet vergunningsvrij is moet een lichte bouwvergunning worden aangevraagd. Het plan wordt dan door de gemeente getoetst aan alle wettelijke vereisten, zoals het Bouwbesluit, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Voor deze welstandstoets zijn ‘sneltoetscriteria’ opgesteld waarmee de planindiener, desgewenst samen met de ambtenaar van de afdeling Vergunningen en Handhaving, kan nagaan op welke wijze het bouwplan in ieder geval aan redelijke eisen van welstand voldoet. Wordt het plan op deze manier ingediend, dan kan een beoordeling door de welstandscommissie meestal achterwege blijven.
Wat precies vergunningsvrij is, is vastgelegd in het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtvergunningplichtige bouwwerken’.
Gebiedsgerichte beoordelingscriteria
11
Voor bouwplannen die niet met de sneltoetscriteria kunnen worden beoordeeld is bij het opstellen van welstandscriteria een gebiedsgerichte aanpak gevolgd. De welstandsnota geeft een beschrijving van de samenhang in en het karakter van een bepaald gebied. Daaruit ontstaat een reeks aandachtspunten of beoordelingscriteria. Het zijn punten waar men op moet letten als men wil bouwen of verbouwen in een bepaald gebied. Met deze gebiedsgerichte welstandscriteria wordt ook aangegeven in welke gebieden bijzondere kwaliteiten aanwezig zijn en extra inspanningen worden verwacht en in welke gebieden het handhaven van de basiskwaliteiten voldoende lijkt.
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor andere bouwwerken.
De gebiedsgerichte welstandscriteria zijn minder concreet dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute maar relatieve criteria, die ruimte laten voor een beoordeling in het licht van het concrete bouwplan. Die interpretatie kan in een vroeg stadium al onderwerp van gesprek zijn met de welstandscommissie.
Algemene beoordelingscriteria In een enkel geval zal het voorkomen dat de gebiedsgerichte criteria ontoereikend of te beperkend zijn. Het kan gebeuren dat een plan wél voldoet aan redelijke eisen van welstand, maar niet aan de gebiedsgerichte criteria. Daarom zijn in de welstandsnota
Algemene welstandscriteria in bijzondere situaties.
ook algemene criteria opgenomen. Daarmee kan een bouwplan geheel op zichzelf, op het eigen architectonische vakmanschap worden beoordeeld. Deze algemene welstandscriteria kunnen niet te pas en te onpas worden gebruikt. Ze zijn voor de onverwachte, experimentele of opvallende bouwwerken. Als stelregel geldt daarbij dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
TOT SLOT De welstandscriteria zijn democratisch door de raad vastgesteld en voor iedereen beschikbaar. De welstandscommissie beoordeelt bouwvergunningaanvragen in een openbare vergadering. De agenda van de welstandscommissie is van tevoren in te zien. Planindieners en ontwerpers kunnen altijd een afspraak maken met de welstandscommissie om een toelichting te geven op hun bouwplan. Zij kunnen de beoordeling bijwonen en een uitleg krijgen over het advies. De welstandscommissie heeft een publieke tribune waar alle belangstellenden als toehoorder de welstandsvergadering met inspreekrecht kunnen bijwonen. Zowel de welstandscommissie als burgemeester en wethouders zullen in het vervolg jaarlijks aan de gemeenteraad rapporteren hoe zij met de uitvoering van het welstandsbeleid zijn omgegaan. Met dit alles is het welstandstoezicht van Bussum op een nieuwe leest geschoeid. Het gemeentebestuur hoopt dat het nieuwe welstandstoezicht breed wordt gedragen en dat het uiteindelijk Bussum nog aantrekkelijker zal maken.
12
Met deze welstandsnota is het welstandstoezicht in Bussum op nieuwe leest geschoeid.
HOOFDSTUK 2 Ruimtelijk kwaliteitsbeleid
DE HUIDIGE WELSTANDSZORG De welstandscommissie; de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit De advisering over redelijke eisen van welstand is door de gemeenteraad opgedragen aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK). De organisatie, samenstelling en werkwijze van deze commissie was vanaf 25 mei 2000 geregeld in de Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Deze verordening is in maart 2003, met de vaststelling van de bouwverordening, vervallen en vervangen door een reglement van orde, als uitwerking van de bepalingen volgens artikel 8 lid 6 van de gewijzigde Woningwet. Dit reglement is ter informatie als bijlage opgenomen in deze welstandsnota.
13
Er is in Bussum sprake van een ‘grote welstand’ en van een ‘kleine welstand’. Deze commissies vergaderen eens in de twee weken (alternerend) in het gemeentehuis van Bussum. De kleinere bouwplannen die voldoen aan de geformuleerde uitgangspunten worden in mandaat door de secretaris van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit goedgekeurd. De kleine plannen worden behandeld in de ‘kleine welstand, de grote plannen en de plannen die niet aan de richtlijnen uit het aanvullende beleid voldoen, worden aan de ‘grote welstand’ voorgelegd. De vergaderfrequentie schiet soms te kort, zeker door de 6 weken termijn van de licht vergunningplichtige plannen in de nieuwe Woningwet. De ‘kleine welstand’ bestaat uit een architect, een ambtenaar bouwtoezicht en een administratief medewerkster voor de notulen. De ‘grote welstand’ wordt gevormd door twee architecten, een landschapsdeskundige en een burgerlid, ondersteund door een stedenbouwkundige en een jurist (ambtelijk secretaris). Vrijwel alle plannen (de tot voor kort meldingsplichtige plannen, definitieve bouwvergunningsaanvragen, geregistreerde principeaanvragen, schetsontwerpen, stedenbouwkundige uitgangspunten voor grote bouwplannen en reconstructies van wegen en groenvoorzieningen) worden aan de commissie voorgelegd. Alleen over bestemmingsplannen wordt geen welstandsadvies aan de commissie gevraagd. Plannen worden in principe alleen aan de welstandscommissie voorgelegd als ze planologisch akkoord zijn bevonden. Naast de uitgebreide adviesrol heeft de commissie aanvullende taken op het vlak van het stimuleren en regie van ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. De gemeente streeft naar openbaarheid. De vergaderingen zijn openbaar en agenda, plaats en datum van de vergadering worden in een regionaal huis- aan huisblad gepubliceerd. Alleen plannen die nog in een ontwikkelingsfase verkeren worden in een besloten overleg besproken, omdat de procedures nog gelopen moeten worden. Planindieners en ontwerpers kunnen op eigen verzoek toelichting geven op het plan. Burgemeester en wethouders volgen zo goed als altijd de adviezen van de CRK op.
Welstandsbeleid De gemeente Bussum voert al lange tijd welstandstoezicht uit. Sinds 1992 heeft Bussum, in navolging van de Modelbouwverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, algemene welstandscriteria opgenomen in de bouwverordening: • de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap dan wel de stedenbouwkundige context; • de massa, materiaal, maat, schaal, detaillering, materiaalkeuze en kleurstelling;
• samenhang in het bouwwerk of de bouwwerken voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen daarvan. Aanvullend daarop voert de gemeente specifiek beleid met betrekking tot de kleine bouwplannen en zijn er notities vastgesteld ten aanzien van erfafscheidingen en schuttingen, dakkapellen en dakopbouwen, gevelreclames en rolluiken.
RUIMTELIJK BELEID De toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van Bussum wordt beschreven in het beleidsplan Bussum 2015, bestuurlijk vastgesteld in 1993 en in de notitie die in 2000 door de gemeente is opgesteld om voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) in aanmerking te komen: de ‘Notitie stedelijke vernieuwing in Bussum’, plan van aanpak voor het ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing 2000 tot en met 2004.
Het Beleidsplan Bussum 2015 Het beleidsplan Bussum 2015, beschrijft de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid op weg naar 2015 en heeft als doelstelling: Bij het maken van keuzes en het nemen van besluiten met betrekking tot de toekomstige ontwikkelingen van Bussum vormt handhaving en waar nodig verbetering van de kwaliteit van Bussum als woon- en werkgemeente de richtinggevende doelstelling. Het hanteren van deze doelstelling betekent : • prioriteit voor kwaliteit boven kwantiteit; • prioriteit voor milieu en leefomgeving; • aandacht voor vernieuwing, opknappen en aanpassing van de omgeving; • terugdringen milieu-aantasting door bedrijven; • selectiviteit in groei en verdichting; • instandhouding van een voorzieningenapparaat afgestemd op behoefte; • instandhouding van een gezond economisch draagvlak.
14
Deze prioriteiten worden uitgewerkt in een aantal hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid en ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De trefwoorden daarbij zijn: aanpassing, vernieuwing en actief beheer van het stedelijk gebied met een belangrijke plaats voor ruimtelijke kwaliteit en betrokkenheid van de burger. Het te voeren ruimtelijk beleid kan worden getypeerd als dynamisch-conserverend, dat wil zeggen met respect voor het verleden, zorg voor het heden en inspelend op de toekomst: het goede handhaven, het slechte verbeteren. Bij het bepalen van de koers tot 2015 blijkt dat er veel aandacht bestaat voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid, niet alleen in de zin van het formuleren van inhoudelijk richtinggevend beleid maar ook de eigen organisatie op deze prioriteit in te richten en door de rol van de eigen organisatie opnieuw te formuleren. De gemeente wil een coördinerende, stimulerende en, waar nodig, sturende rol spelen bij het bereiken, behouden of herstellen van een hoogwaardige kwaliteit van de leefomgeving. Dat betekent een integrerende rol tussen vele disciplines en belanghebbenden: welstandstoezicht, monumentenzorg, reclamebeheer, architectuurbeleid, stedenbouw, inrichting en vormgeving van openbare ruimte, projectontwikkelaars, bouwers, opdrachtgevers enz. De leefomgeving moet het resultaat zijn van een zorgvuldig kwaliteitsbeeld. Daarbij staan drie begrippen centraal: de gebruikswaarde, de culturele of belevingswaarde en de toekomstwaarde. Er zal een adviescollege worden ingesteld om het gemeentebestuur te adviseren over alle fysieke maatregelen die de integrale kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Deze integrale visie op hoofdlijnen wordt voorts uitgewerkt in gebiedsgericht beleid, waarbij 6 hoofdgebieden onderscheiden worden. De volgende beleidsindicaties per gebied staan centraal: 1. Het Spiegel, Het Prins Hendrikkwartier en het Brediuskwartier: handhaving van het huidige karakter. 2. De Vaartweg e.o. is aangemerkt als aandachtsgebied (in samenwerking met Naarden) 3. De wijken Oostereng, Westereng en de Dennen e.o.; actief beheer. 4. Godelinde e.o. ; handhaving van de kwaliteit
5. Centrumgebied: opstellen van een ontwikkelingsplan 6. Schilgebieden: beleid gericht op dorpsvernieuwing Andere beleidsvoornemens zijn het versterken van de groene as, instandhouding en beheer als natuurgebied van de Fransche Kampheide en Kamphoeve, natuurontwikkeling in de Bussumse Meent en het handhaven van het open karakter van de NoordWestrand van Bussum.
Notitie stedelijke vernieuwing 2000/2004 Op basis van een sterkte/zwakte analyse worden in deze laatste notitie de volgende doelstellingen geformuleerd: • Handhaving en versterking van de woonfunctie en consolidatie van de economische functie; • Handhaving en versterking van de bereikbaarheid van de voorzieningen in zowel fysieke als in sociale zin; • Handhaving en versterking van de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. Deze laatste doelstelling, de meest relevante voor het welstandsbeleid, wordt nader omschreven als: De gemeente Bussum wil haar cultuurhistorische kwaliteiten ook voor de toekomst koesteren. Het stedenbouwkundig concept van de tuinstad, de groene omgeving met de nabijheid van bos en hei zijn voor Bussum unieke karaktereigenschappen die gehandhaafd en waar nodig versterkt kunnen worden. De ambitie is het hoogwaardige, tuinstedelijke woon- en werkmilieu van Bussum te handhaven. Deze visie wordt zodanig integraal aangepakt dat zowel fysiek-ruimtelijke, sociale en economische aspecten in samenhang worden beoordeeld. Om de integrale aanpak te realiseren wordt een gebiedsgericht plan van aanpak opgesteld, waarin vijf gebieden als prioriteitsgebieden worden gekenmerkt. De aanpak wordt uitgewerkt in een pakket van maatregelen per prioriteitsgebied.
Bestemmingsplannen In Bussum vigeren ongeveer 35 gedetailleerde bestemmingsplannen, conserverend van aard. De bestemmingsplannen zijn over het algemeen sterk normatief en meestal ontbreekt een stedenbouwkundige of kwaliteitsparagraaf. De bestemmingsplannen worden opgesteld door een extern adviesbureau waarmee de gemeente een vaste relatie heeft. Het ligt in de bedoeling om alle bestemmingsplannen te actualiseren en te digitaliseren. Het aantal bestemmingsplannen wordt teruggebracht naar 6 en de gebieden corresponderen globaal met de indeling uit het gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteitsbeleid. Uitgangspunt voor het welstandsbeleid was meer integratie tussen de bestemmingsplannen en het welstandsbeleid en er is naar gestreefd om de gebiedsindeling in de welstandsnota te laten samenvallen met deze nieuwe bestemmingsplangrenzen. Er wordt in Bussum regelmatig gewerkt met binnenplanse vrijstellingen. Wat betreft Art. 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is dan ook aanvullend beleid ontwikkeld. De welstandscommissie wordt niet om advies gevraagd bij het opstellen of vaststellen van de bestemmingsplannen. In de toekomst zal dat wel het geval zijn. 15
Stedenbouw In Bussum bevatten de gedetailleerde bestemmingsplannen soms ook een stedenbouwkundige paragraaf. Voor stedelijke herinrichtingsprojecten worden min of meer ad- hoc ruimtelijke uitgangspunten of beeldkwaliteitsplannen opgesteld. De ruimtelijke uitgangspunten of beeldkwaliteitsplannen worden opgesteld door de gemeente zelf, de afdeling Ruimtelijke Inrichting. In de uitgangspunten voor de grotere nieuwbouwprojecten worden stedenbouwkundige en architectonische randvoorwaarden opgenomen. De uitgangspunten worden ter beoordeling aan de welstandscommissie voorgelegd. Een voorlopige conclusie is dat er zeker in de bestemmingsplannen maar ook in de beeldkwaliteitsplannen veel wordt vastgelegd en er gestuurd wordt op kwaliteit door omschrijving van type ingreep en maatregel.
MONUMENTENBELEID Inventarisatie Monumentale gebouwen en structuren in de gemeente zijn geïnventariseerd en Bussum telt in totaal 40 Rijksmonumenten, 2 provinciale monumenten en ongeveer 35 gemeentelijke monumenten (zie de monumentenlijst in bijlage 2). Er zijn geen beeldbepalende of karakteristieke panden aangewezen. Wel zijn er twee aanwijzingen in het kader van de Wet op de beschermde stads- en dorpsgezichten in voorbereiding.
Monumentencommissie en monumentenbeleid Behalve advisering in het kader van de Woningwet, is de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit ook door de gemeenteraad aangewezen om te adviseren in het kader van artikel 15 van de Monumentenwet. Er is sprake van een geïntegreerde adviescommissie, dat wil zeggen dat de CRK wordt uitgebreid met een Monumentencommissie (of een monumentendeskundige en/of kunsthistoricus) op het moment dat een bouwaanvraag voor een monument moet worden beoordeeld. Bussum ontwikkelt expliciet monumentenbeleid.
OPENBARE RUIMTE, GROENBELEID EN BEELDENDE KUNST Openbare ruimte en groenbeleid De gemeente besteedt veel aandacht aan de inrichting van de openbare ruimte en voert dit ook uit in eigen beheer. In het beleidsplan Bussum 2015 is de kwaliteit van de openbare ruimte en groen speerpunt van beleid. De gemeente streeft naar kwaliteitsverbetering en duurzaam groen door beleid te richten op een duurzame inrichting van de openbare buitenruimte en door de groendiscipline een volwaardige plaats te geven binnen de ruimtelijke planvorming, onder andere door veiligstelling in bestemmingsplannen. Behalve door ondersteuning van dit beleid in de bestemmingsplannen en beeldkwalitieitsplannen is er beleid geformuleerd in de notities straatmeubilair en verhardingen. In het gebiedsgerichte beleid zijn als bijzondere aandachtsgebieden het Centrum, de buurtwinkelcentra, plantsoenen en de zuidwestrand aangewezen. Dergelijke plannen (reconstructies van wegen, pleinen en plantsoenen) worden ook aan de CRK voorgelegd. Bussum kent vrijwel geen buitengebied en het aanwezige buitengebied is in beheer van natuurorganisaties. Wat betreft het buitengebied is er dan ook weinig beleid geformuleerd (met uitzondering van de Zuidwestvisie). Wat betreft het beleid ten aanzien van het buitengebied is ook het Streekplan Noord Holland Zuid, van 17 februari 2003, bepalend.
Beeldende kunst 16 De gemeente Bussum voert door middel van het zogenaamde plaatsingsplan beleid ten aanzien van beeldende kunst in de openbare ruimte en laat zich daarbij adviseren door de Commissie Beeldende Kunst. Ook deze plannen worden voorgelegd aan de CRK. Omdat de CRK het te plaatsen kunstwerk beoordeelt op het gevolg voor de openbare ruimte kan dit leiden tot een tegenstrijdig adviezen van beide commissies. Er zijn afspraken gemaakt om overlappingen in advisering te voorkomen.
CONCLUSIES VOOR DE WELSTANDSNOTA Welstandsnota heeft een solide basis De nieuw op te stellen welstandsnota kan voortborduren op een vastgesteld ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Wat betreft ruimtelijk beleid staat zowel in het beleidsplan Bussum 2015 als in de notitie stedelijke vernieuwing het handhaven en, zo mogelijk verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoog op de agenda. De gemeente Bussum heeft ook de
eigen organisatie op het maximaal nastreven van deze beleidsdoelstellingen ingericht en gebiedsgerichte prioriteiten geformuleerd. Het gemeentebestuur wordt daarbij geadviseerd door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, die een uitgebreide adviserende rol heeft meegekregen over welstandsaspecten van alle fysieke maatregelen. Ook organisatorisch heeft het welstandsbeleid in Bussum een stevige basis, vastgelegd in de bouwverordening, in het reglement van orde op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. De grote aandacht voor ruimtelijke kwaliteit komt ook tot uiting in de sterk normatieve bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen. Uitgangspunt voor de welstandsnota is dan ook het bevorderen van het sturen op kwaliteit door het benoemen van de bestaande of gewenste kwaliteiten.
Aansluiting tussen de verschillende beleidsdocumenten Omdat Bussum het ruimtelijk kwaliteitsbeleid vanuit verschillende invalshoeken inzet is het zaak zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten. Van elk instrument moet duidelijk zijn wat de reikwijdte is en hoe het is verweven met andere beleidsinstrumenten. In het kader van deze welstandsnota is vooral de relatie van tussen bestemmingsplan, beeldkwaliteitsplan en welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken ‘voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening’ (artikel 10 WRO). Datgene dat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit, het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo’n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren. In de welstandsnota kan worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten. Dergelijke documenten worden daardoor geacht deel uit te maken van de welstandsnota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde eisen als voor de welstandsnota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die ‘zo veel mogelijk’ zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk normeren. 17
In het geval van een beeldkwaliteitsplan moet per geval voortaan zorgvuldig worden nagegaan of dit zal worden gebruikt in kader van de bestemmingsplantoetsing of in het kader van welstandstoezicht. Beiden tegelijk geeft juridische complicaties; het bestemmingsplan of een daaraan gekoppeld plan mag immers niet ingaan op de architectonische vormgeving terwijl een welstandsnota of een daaraan gekoppeld beleidsdocument dat juist wel doet. Indien het beeldkwaliteitsplan wordt gebruikt in het kader van welstandstoezicht werkt het beeldkwaliteitsplan aanvullend op de welstandscriteria. De beeldkwaliteitsplannen van Bussum zijn zover juridisch mogelijk verwerkt in de welstandsnota, waardoor aanvullend hierop toetsen niet meer nodig is. Ze dienen nu als verduidelijking en ter inspiratie.
18
HOOFDSTUK 3 Algemene welstandscriteria
TOELICHTING De algemene welstandscriteria die in deze paragraaf worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes. De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling. In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
RELATIE TUSSEN VORM, GEBRUIK EN CONSTRUCTIE
19
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.
De algemene welstandscriteria zijn opgesteld in samenwerking met prof. ir Tj. Dijkstra en gebaseerd op de notitie ‘Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid’ die hij schreef als Rijksbouwmeester in 1985 en die in 2001 werd uitgegeven door 010 Uitgevers.
Hogere eisen als een bouwwerk zich sterk van zijn omgeving onderscheidt.
RELATIE TUSSEN BOUWWERK EN OMGEVING Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.
BETEKENISSEN VAN VORMEN IN SOCIAAL-CULTURELE CONTEXT Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.
20
Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.
EVENWICHT TUSSEN HELDERHEID EN COMPLEXITEIT Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.
SCHAAL EN MAATVERHOUDINGEN Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
21
Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.
MATERIAAL, TEXTUUR, KLEUR EN LICHT Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los
staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.
22
HOOFDSTUK 4 Gebiedsgerichte welstandscriteria
TOELICHTING Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Bussum. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van de gemeente en het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven aan hoe een bouwwerk ‘zich moet gedragen’ om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.
Gebiedsindeling In de gemeente Bussum kunnen op basis van overeenkomsten in functionele, stedenbouwkundige en/of architectonische kenmerken tien deelgebieden worden onderscheiden. Per welstandsgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld, waarin de volgende onderdelen aan de orde komen: • Een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken en het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering. • Een samenvatting van het beleid, de te verwachten en/of gewenste ontwikkelingen en de waardering voor het gebied op grond van de belevingswaarde en eventuele bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken. • De aanvullende beleidsinstrumenten die de gemeente inzet in het gebied. • Het voor het gebied geldende welstandsniveau. • De welstandscriteria, steeds onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de massa, de opbouw en de detaillering.
Welstandsniveau’s
23
Het vaststellen van het welstandsniveau is cruciaal voor het opstellen van de welstandscriteria. Het welstandsniveau moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. In theorie zijn vier welstandsniveau’s mogelijk: • het door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezicht, • het bijzondere welstandsgebied waar extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is, • het reguliere welstandsgebied waar de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd, • het welstandsvrije gebied. Voor vier gebieden in Bussum wordt het bijzondere welstandsniveau voorgesteld. Het gaat om gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht en de gemeente ook aanvullende beleidsinstrumenten inzet. Het welstandstoezicht moet een bijdrage leveren aan het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. Voor zes gebieden wordt een regulier welstandsniveau voorgesteld. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De gemeente stelt hier geen bijzondere eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de gebieden. In Bussum wordt geen welstandsvrij gebied aangewezen.
WELSTANDSNIVEAU’S
24
GEBIEDSINDELING
25
CENTRUM Gebiedsbeschrijving Het centrumgebied van Bussum heeft dorpsachtige kenmerken en grote diversititeit in stijl, maat en schaal. Het heeft afwisselende gevelwanden en vrijstaande grotere bebouwing. Globaal wordt het begrensd door het spoor, Singel, Torenlaan, Nieuwstraat, Poststraat, Visserstraat, Landstraat, Nieuwe Raadhuisstraat en Olmenlaan. Het lint Brinklaan is van oudsher de hoofdroute tussen Hilversum, Bussum en Naarden. Het centrum heeft een onregelmatig spinnewebachtig stratenpatroon en een gemêleerd verkavelingspatroon met afwisselende bebouwing. Binnen het centrumwinkelgebied is de openbare ruimte helder, samenhangend en zorgvuldig ingericht. Het straatmeubilair en de verharding is zorgvuldig ingepast in het dorpsachtige karakter. Het park rondom Mariënburg, het katholieke verzorgingshuis voor religieuzen, is in het centrum een aantrekkelijke groene ruimte. Panden zijn grotendeels aaneengebouwd en gericht op de belangrijkste openbare ruimte. De rooilijn van de gevelwanden is in principe aaneengesloten met hier en daar kleine verspringingen. Een deel van de grootschalige bebouwing is vrijstaand. De panden zijn in het algemeen gevarieerd en individueel. Gevelwanden bestaan uit gevarieerde oudere pandsgewijze bebouwing van twee lagen met kap hoog en worden afgewisseld met nieuwere gebouwen van drie tot vier lagen hoog. Er komen verschillende kapvormen voor. Gevels zijn in het algemeen representatief. Klassiek opgebouwde panden hebben een begane grondlaag die hoger is dan de laag erboven. De gevels hebben staande ramen die de gevels een verticale geleding geven en zijn voorzien van een gemetselde of natuurstenen plint. Winkels en bedrijven hebben veelal een afwijkende gevel op de begane grond. Door luifels, zonwering en etalageruimte is er een horizontale scheiding met de bovenbouw ontstaan. Aan-, op- en uitbouwen zijn veelal meeontworpen. De detaillering van met name de oudere panden is zorgvuldig en veelal rijk. Gevels zijn in hoofdzaak van baksteen, soms geschilderd of gepleisterd in een lichte tint. Kozijnen zijn van hout. Kleurgebruik is traditioneel en terughoudend. Complexen en grootschalige gebouwen hebben een hoogte tot vijf lagen, herhaling in opbouw en gevels en soms een kap. Bij sommige nieuwere grootschalige bebouwing is er nauwelijks sprake van geleding. Aan-, op- en uitbouwen zijn veelal meeontworpen. Detailling is sober. Gevels zijn veelal van baksteen, soms in meerdere kleurvlakken. Hellende daken zijn gedekt met pannen. Kleurgebruik is terughoudend. Gevelreclame komt veel voor in het gebied. Deze maakt in het algemeen een opvallend onderdeel uit van het straatbeeld in het centrum.
Waardebepalingen, ontwikkelingen en beleid 26
De dorpsachtige kenmerken dienen behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Het centrum kent delen die volop in ontwikkeling zijn en delen die voldoen aan huidige en toekomstige wensen. Nieuwe ontwikkelingen en (ver-)bouwplannen dienen te passen in de dorpsachtige karakteristieken. Dat betekent dat zowel stedenbouwkundig als architectonisch aansluiting moet worden gezocht bij de schaal, de omvang, de mate en aard van detaillering van met name de oudere bebouwing.
Aanvullend beleid Voor een deel van het centrum is een beeldkwaliteitsplan gemaakt en voor de Havenstaat en Kapelstraat is er beleid met betrekking tot de gevelbehandeling. Dit beleid is in de welstandscriteria verwerkt en geldt daarnaast ter verduidelijking en inspiratiebron.
Bijzonder welstandsniveau Om de aanwezige dorpachtige kenmerken te behouden en te versterken geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsniveau. Kleinschaligheid, afwisseling en individualiteit zijn uitgangspunt hetgeen tot uiting komt in de rooilijn, opbouw en detaillering.
Gebied 1 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • het dorpse karakter van het gebied behouden en versterken • de rooilijnen van de hoofdmassa’s zijn in principe aaneengesloten • verspringing van de voorgevelrooilijn binnen bestaande uitersten is mogelijk • hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte • bijgebouwen staan bij voorkeur uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn
Gevelwand met pandsgewijze bebouwing
Massa • gebouwen zijn in het algemeen individueel en afwisselend • de bouwmassa en gevelopbouw harmonieren met het dorpse karakter van het gebied • de overheersende gevelbreedte in de straat is uitgangspunt • gebouwen zijn gevarieerd van opbouw en bestaan bij voorkeur uit een onderbouw van twee lagen met kap • de begane grondlaag van het gebouw is afgestemd op de geleding, ritmiek en stijl van de gevel • aan-, op- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume
Grootschalige bebouwing met veel herhaling in de opbouw en gevel
Architectonische uitwerking • • • •
detaillering is zorgvuldig en bij voorkeur rijk gevelopeningen zijn voornamelijk staand gevels hebben in principe een stenen plint traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt
• • • • •
materiaalgebruik is traditioneel gevels zijn in principe van baksteen hellende daken zijn gedekt met keramische pannen het kleurgebruik is traditioneel of terughoudend daken en gevels voornamelijk uitvoeren in aardkleuren
Materiaal- en kleurgebruik
Grootschalige bebouwing met dorpsachtige geleding
27
Openbare ruimte is zorgvuldig ingericht
Brinklaan
OUDERE DORP Gebiedsbeschrijving Het Oudere Dorp heeft smalle straten met gevarieerde, kleinschalige, vooroorlogse bebouwing. Dit overgangsgebied tussen het centrum, planmatige uitbreidingen en villagebieden heeft enige functiemenging. De grens loopt via het spoor, Slochterenlaan, gemeentegrens, Dr Frederick van Eedenlaan, Pr. Beatrixplantsoen, H.A. Lorentzweg, Ceintuurbaan en Laarderweg met uitzondering van het centrum en het Prins Hendrikkwartier. Het oudere dorp heeft een min of meer orthogonale structuur met lange, smalle straten. Ten noorden van de Huizerweg heeft het gebied een stenig karakter door het ontbreken van voortuinen. Op de groenzone rond cultureel centrum ‘t Spant na is er weinig openbaar groen. De rooilijn volgt de weg en heeft soms kleine verspringingen. Op achterterreinen komen bedrijven voor. Aan de Nijverheidswerf en Industriestaat vormen de bedrijven kleine buurtjes achter de woningen. Gebouwen zijn in principe georiënteerd op de weg. Ze zijn gevarieerd en hebben een individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. De opbouw is veelal tot twee lagen hoog met kap of plat dak. Langs de Huizerweg is de bebouwing veelal hoger tot vijf lagen met kap. Het oudere dorp heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen. De vele op-, aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en vormgegeven als toegevoegd element. Detaillering is zorgvuldig, sober tot rijk. Materiaal- en kleurgebruik is traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geschilderd of gepleisterd in lichte tint. Hellende daken zijn in principe gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn meestal van hout. Winkels en bedrijven hebben veelal een afwijkende begane grondlaag, met panelen of geverfd in een afwijkende kleur. Ze zijn veelal voorzien van reclameborden, luifels of zonwering. Een deel van de woningen aan het Oosterpad heeft een sterke onderlinge samenhang. Deze langgerekte rij woningen heeft hoeken en bogen in de gevellijn. De rij is één bouwlaag hoog met een hoge en steile mansardekap met daarin lange en korte dakkapellen.Ter hoogte van hoeken en knikken bevinden zich in de kaplaag torenachtige elementen van houten delen. Gevels van de begane grondlaag zijn van baksteen en hebben Amsterdamse Schoolkenmerken.
Waardebepalingen, ontwikkelingen en beleid
28
De compacte bebouwingsstructuur heeft afwisselende dorpsachtige bebouwing gecombineerd met bedrijven. De woningen aan het Oosterpad hebben architectuurhistorische, sociaalhistorische en stedenbouwkundige waarde. Door de verouderde bebouwing is de dynamiek hoog. Het gaat daarbij zowel om sloop en nieuwbouw als aanpassingen van bestaande woningen. Bij uitbreidingen en wijzigingen van panden dient de massa en vormgeving te worden afgestemd op het oorspronkelijke hoofdgebouw. Het behouden van het kleinschalige dorpse karakter in het gebied is uitgangspunt voor het welstandsbeleid.
Aanvullend beleid Voor het Oosterpad 3 t/m 89 (oneven) is een beeldkwaliteitsplan gemaakt met hierin een uitgebreide beschrijving en aandachtspunten voor het behoud en herstel van karakteristieke kenmerken. Tevens is er voor het deel van de Huizerweg ten westen van het Prinses Beatrixplantsoen en voor de buurt Verbindingslaan / Kruislaan een beeldkwaliteitsplan gemaakt met hierin een beschrijving van de huidige beeldkwaliteit en richtlijnen voor behoud en verbetering. Dit beleid is in de criteria verwerkt en geldt daarnaast ter verduidelijking en inspiratiebron.
Regulier welstandsniveau Het welstandsbeleid voor dit gebied is gericht op het respecteren van het afwisselende dorpse karakter. Kleinschaligheid en individualiteit zijn uitgangspunt. Daarnaast is bij rijen samenhang en herhaling belangrijk. Deze eigenschappen komen vooral tot uiting in opbouw en detaillering.
Gebied 2 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • het dorpse karakter van het gebied behouden • de rooilijnen van de hoofdmassa’s verspringen ten opzichte van elkaar • de hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte • bedrijfsgebouwen kunnen op achterterreinen staan • bijgebouwen staan bij voorkeur uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn
Dorpsachtige bebouwing
Massa • de bouwmassa en gevelopbouw harmoniëren met het dorpse karakter van het gebied • gebouwen zijn in het algemeen individueel en afwisselend • de individuele woning binnen een rij is deel van het geheel • gebouwen zijn eenvoudig tot gedifferentieerd van opbouw • gebouwen bestaan bij voorkeur uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap • de begane grondlaag van het gebouw is in principe afgestemd op de geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel • ontwerpaandacht voor symmetrie in het pand • aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume
Korte rijtjes
Architectonische uitwerking • • • •
de architectuur volgt het beeld van de dorpse bebouwing detaillering is zorgvuldig gevels hebben in principe een stenen plint traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt
Materiaal- en kleurgebruik • materiaalgebruik is traditioneel • in hoofdzaak zijn gevels van baksteen en bij uitzondering in lichte tint geverfd of gestuct • hellende daken zijn in principe gedekt met keramische pannen • het kleurgebruik is terughoudend en bij voorkeur traditioneel
Functiemenging
Voor een deel van het gebied gelden aanvullende criteria
Oosterpad 3 t/m 89 - oneven 29
• de boogvormige hoofdvorm van het complex zoveel mogelijk behouden • de torenachtige elementen op de hoeken behouden • de individuele woning maakt deel uit van het geheel • de opbouw bestaat uit een onderbouw van één laag met mansardekap • de details in het metselwerk, het houtwerk (zoals rabatdelen) en de raamindeling zoveel mogelijk behouden • de orginele houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt • de kleuren zijn bij voorkeur gelijk aan de oorspronkelijk kleuren: wit voor de kozijnen, ramen,dakkapellen en verticale houten sierlijsten van de torenachtige elementen; gebroken wit voor de horizontaal toegepaste rabatdelen; grachtengroen voor de bakgoot, gootklossen en voordeuren.
Grootschalige bebouwing aan de Huizerweg
Ensemble aan het Oosterpad
DORPSGEBIED HET SPIEGEL Gebiedsbeschrijving Het dorpsachtige deel van de villawijk het Spiegel heeft smalle straten met kleinschalige en eenvoudige vooroorlogse bebouwing. Het gebied is te zien als een uitloper van het centrum aan de overzijde van het spoor. De globale grenzen zijn het spoor, Nieuwe Hilversumseweg, H.J. Schimmellaan en Meerweg. Het dorpsgebied wordt gekenmerkt door functiemenging en zo goed als aaneen gebouwde panden op kleine percelen. Langs wegen naar het centrum komen enkele winkels voor. De fabriek Bensdorp is een markant complex. Het dorpsgebied heeft een stenig karakter met smalle straten met kleine of geen voortuinen. Grotere dorpsachtige woningen worden afgewisseld met korte rijtjes arbeiderswoningen. Hier en daar komen nieuwbouwrijen en bedrijfsgebouwen voor. De rooilijn verspringt bij de individuele bebouwing. Bij rijen is ze in samenhang. Bebouwing is in het algemeen gericht op de openbare weg. Op achterterreinen liggen soms bedrijfsgebouwen. Bebouwing in het dorpsgebied het Spiegel heeft in principe een individueel karakter. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en tot drie lagen hoog inclusief kap of plat dak. Kapvormen als een (samengesteld) zadeldak, schilddak en mansardekap komen voor. Gebouwen op hoeken van straten zijn vaak verbijzonderd. Op-, aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa. De detaillering is zorgvuldig, sober tot rijk. Bij met name oudere panden zijn fijn gedetaillleerd met onder andere siermetselwerk, gootklossen, daklijsten en kozijnprofileringen. Het materiaal- en kleurgebruik is overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geschilderd of gepleisterd in een lichte tint. Hellende daken zijn in principe gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn meestal van hout. Houtwerk en kozijnen zijn in het algemeen geschilderd in traditionele kleuren. Winkels en bedrijven hebben veelal een afwijkende plint. Deze heeft panelen of is in een afwijkende kleur geschilderd, en zijn veelal voorzien van reclameborden, luifels of zonwering. De fabriek Bensdorp is door zijn hoogte en zijn schoorstenen een beeldbepalend complex in het gebied. De opbouw bestaat uit een aantal geschakelde blokken van wisselende hoogte. De gevel is van baksteen met groene geprofileerde beplating. De detaillering is zorgvuldig. Gezien de sluiting van de fabriek zijn er op het terrein nieuwe ontwikkelingen te voorzien.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid
30
Het gebied heeft een compacte bebouwingsstructuur met afwisselende dorpsachtige bebouwing. In het hele gebied is dynamiek te verwachten door de verouderde bebouwing. Bij uitbreidingen en aanpassingen dient de massaverhouding en de vormgeving te worden afgestemd op het oorspronkelijke hoofdgebouw. Gezien de sluiting van de fabriek Bensdorp worden daar nieuwe ontwikkelingen verwacht. Het behouden van de kleinschaligheid en het dorpse karakter van het dorpsgebied het Spiegel is uitgangspunt voor het welstandsbeleid.
Aanvullend beleid Het beeldkwaliteitsplan het Spiegel dient ter verduidelijking en inspiratie bij bouw- en inrichtingsplannen. In het plan worden onder ander richtlijnen gegeven voor de vormgeving van bebouwing en de inrichting van privé-terreinen.
Regulier welstandsniveau Het gebied heeft een regulier welstandsniveau, waarbij de welstandsbeoordeling gericht is op het handhaven van karakteristieken van de bebouwing. Kleinschaligheid en afwisseling zijn uitgangspunt. Daarnaast is bij rijen samenhang en herhaling belangrijk. Bij overige bebouwing ligt de nadruk op individualiteit. Deze eigenschappen komen vooral tot uiting in opbouw en detaillering.
Gebied 3 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • • • •
het dorps karakter van het gebied behouden de rooilijnen van de hoofdmassa’s verspringen hoofdgebouwen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte bijgebouwen staan bij voorkeur uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn
Massa • de bouwmassa en gevelopbouw harmonieren met het dorpse karakter van het gebied • gebouwen zijn in het algemeen individueel en afwisselend • de individuele woning binnen een rij is deel van het geheel • gebouwen zijn eenvoudig tot gedifferentieerd van opbouw • gebouwen hebben bij voorkeur een opbouw van één tot twee lagen met kap • de begane grond van het gebouw is in principe afgestemd op de geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel • aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume
Dorpsachtige bebouwing in korte rijtjes
Winkels met afwijkende plint
Architectonische uitwerking • • • •
de architectuur volgt het beeld van de dorpse bebouwing detaillering is zorgvuldig variëert van sober tot rijk gevels hebben in principe een stenen plint traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt
Materiaal- en kleurgebruik • materiaal- en kleurgebruik is traditioneel • in hoofdzaak zijn gevels van baksteen en bij uitzondering in lichte tint geverfd of gestuct • hellende daken zijn in principe gedekt met keramische pannen Verbijzonderd gebouw op de hoek van een straat
31
Traditionele materialen en zorgvuldige detaillering
Bedrijfsbebouwing op achterterreinen
VILLAGEBIED HET SPIEGEL Gebiedsbeschrijving Dit villagebied is een parkachtig met representatieve villa’s waarin vooral gewoond wordt. Behalve villa’s staan er ook enkele appartementencomplexen en eengezinswoningen. Het Spiegel ligt ten westen van het spoor. De grenzen zijn globaal het spoor, Nassaupark, Nieuwe Hilversumseweg, Bussumergrindweg, Iepenlaan, Plaggenweg, Bredelaan, de gemeentegrens, Slochterenlaan en Parallelweg. Villagebied het Spiegel is een verzameling villaparkjes ontwikkeld in verschilende perioden. De wegenstructuur was al vroeg vastgelegd en bestaat uit ringwegen met radiaalwegen naar het dorpscentrum. De bebouwing in het gebied bestaat voornamelijk uit villa’s en dubbelvilla’s tot twee lagen met kap. Met name oudere gebouwen (voor 1940) zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte en maken daar een nadrukkelijk front naar. De rooilijn verspringt. De villa’s staan op ruime groene kavels met veel doorzichten tussen de bebouwing. Dit versterkt het groene karakter van het gebied. Ze zijn individueel en hebben een afwisselende en gedifferentieerde opbouw, hebben een representatieve begane grondlaag met hoge verdiepingshoogte. Het oppervlakte is compact in verhouding met de totale hoogte. Deze karakteristieken geven oorspronkelijke villa’s een statig en monumentaal aanzien. Gevels zijn representatief. Kappen zijn veelal samengesteld. Met name gevels van de dubbelvilla’s hebben symmetrie. Aan-, op- en uitbouwen zijn veelal meeontworpen. Het gebied kenmerkt zich door hoogwaardige architectuur en een grote diversiteit in architectuurstijlen. Detaillering is zorgvuldig, sober tot zeer rijk. Materiaal- en kleurgebruik is overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen of in lichte tint gepleisterd, vaak met siermetselwerk. Ook gevels met houten delen komen voor. Daken zijn gedekt met keramische pannen, leien of riet. Kozijnen zijn van hout en in enkele gevallen van staal. Daken en gevels zijn voornamelijk in aardkleuren. Kozijnen en ander houtwerk is in het algemeen geschilderd in traditionele kleuren als crèmewit en donkergroen. De naoorlogse villa’s en seriematige bebouwing zijn veelal minder nadrukkelijk georiënteerd op de openbare ruimte. Herhaling komt voor. De gevels zijn minder representatief en de detaillering is soberder. Ook zijn er afwijkingen in maat, schaal, kleur- en materiaalgebruik. Voorbeelden hiervan staan onder andere aan de Vijverberg, Gooilandseweg en de Plaggenweg.
Waardebepalingen, ontwikkelingen en beleid
32
Het gebied heeft grote cultuur- architectuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarde. Grootschalige ontwikkelingen worden niet verwacht. Het welstandsbeleid is gericht op bescherming en versterking van de waardevolle karakteristieken van het gebied. Bij uitbreidingen van bestaande villa’s dient de massaverhouding en de vormgeving van de uitbreiding te worden afgestemd op het oorspronkelijke hoofdgebouw. Grootschalige ingrepen zijn niet gewenst. Nieuwe invullingen moeten passen in de oorspronkelijke bebouwingskarakteristiek van villa’s van hoogwaardige architectuur met representatieve gevels en zorgvuldige detaillering gelegen in ruime tuinen.
Aanvullend beleid Het beeldkwaliteitsplan het Spiegel dient ter verduidelijking en inspiratie bij bouw- en inrichtingsplannen. Voor de tuinen geldt tevens dat voor onder andere het verharden, het afgraven of ophogen van de bodem, het rooien van houtgewassen een aanlegvergunning nodig is.
Bijzonder welstandsniveau Gezien de grote cultuur-, architectuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarde geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsniveau gericht op bescherming van onder meer het parkachtige karakter, individualiteit en representativiteit van de bebouwing.
Gebied 4 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • het groene parkachtige karakter van het villagebied behouden en versterken • rooilijnen verspringen ten opzichte van elkaar • hoofdgebouwen zijn nadrukkelijk georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte • bijgebouwen staan bij voorkeur uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn • doorzichten waar mogelijk behouden • garages liggen bij voorkeur zes meter achter de voorgevelrooilijn • verharding van voortuinen voor bijvoorbeeld inritten en hellingsbanen is in principe ongewenst
Individuele villa met gedifferenteerde en afwisselende opbouw
Massa • gebouwen zijn individueel, afwisselend en gedifferentieerd • villa’s bestaan uit een onderbouw tot twee lagen met een nadrukkelijke kap • de gevelopbouw van gebouwen is in geleding, verhouding en detaillering afgestemd op de gangbare gevelopbouw van panden in de omgeving • de gevelcompositie harmonieert met de statige en monumentale opbouw van panden in de omgeving • gevels zijn gedifferentieerd en representatief • ontwerpaandacht voor (deel)symmetrie • aan-, op- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw
Villa met symmetrie in de gevel
Architectonische uitwerking • • • • •
detaillering is gevarieerd en zorgvuldig, sober tot zeer rijk gebouwen hebben een rijke uitstraling bakstenen gevels zijn bij voorkeur voorzien van siermetselwerk gevelopeningen zijn voornamelijk staand traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt
Naoorlogse villa met sobere detaillering
Materiaal-en kleurgebruik
33
• materiaal- en kleurgebruik is traditioneel • materiaal- en kleurgebruik is bij voorkeur in harmonie met de belendingen • gevels zijn in principe van baksteen en bij uitzondering van stucwerk of houten rabatdelen • daken zijn gedekt met keramische pannen, leien of riet • kozijnen zijn bij voorkeur van hout • daken en gevels zijn voornamelijk in aardkleuren • gestucte gevels zijn licht van kleur • kozijnen en ander houtwerk is in het algemeen geschilderd in traditionele kleuren als crèmewit en donkergroen.
Grootschalig appartementengebouw met herhaling in de gevel
Seriematige appartementegebouwen genieten niet de voorkeur
VILLAGEBIED HET SPIEGEL Aanvullende criteria beschermd dorpsgezicht Voor het villagebied het Spiegel is een beschermd dorpsgezicht in voorbereiding. Bij aanwijzing krijgt het gebied een beschermd welstandsniveau waarvoor meer regels gelden. In de algemene maatregel van bestuur staat, dat voor bouwen in beschermde dorps- en stadsgezichten altijd een bouwvergunning nodig is. De waarde van het beschermd gezicht ligt in de historisch gegroeide en goed behouden samenhang tussen structuur en bebouwing. De aanvullende criteria vallen uiteen in algemene criteria en de kleine plannen. Deze zijn vastgelegd om de specifieke kenmerken van de architectuur van het gebied te behouden. Op een aantal punten wijken deze dan ook af van de standaarden, die elders vrijgegeven zijn of binnen de voor de verdere gemeente geldende criteria vallen. Om deze kwaliteiten te handhaven of te versterken zijn aparte criteria opgesteld, die op de te beschermen karakteristieken aangepast zijn. Voor het beschermd dorpsgezicht van het villagebied het Spiegel gaat het daarbij vooral om een groene, ruime en parkachtige stedenbouwkundige structuur met een overwegend karakteristieke en waardevolle villabebouwing.
34
Gebied 4 Voor het beschermd dorpsgezicht gelden de volgende aanvullingen:
Kleine plannen algemeen • wijzigingen en toevoegingen in stijl, maat, schaal en detaillering zorgvuldig afstemmen op het hoofdvolume • bij aanpassingen aan vrijstaande gebouwen moet de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar blijven
Aan- en uitbouwen • aan- en uitbouwen zoveel mogelijk plaatsen achter het hoofdgebouw • aan- en uitbouwen aan de achterzijde zijn maximaal een kwart van de betreffende gevellengte breed
Aanbouw met lichthellend dak aan de voorzijde
Bijgebouwen • bijgebouwen staan bij voorkeur zes meter achter de voorgevelrooilijn • gevels van bijgebouwen zijn in hoofdzaak van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen
Overkappingen • overkappingen staan bij voorkeur zes meter achter de voorgevelrooilijn
Dakkapellen • de maatvoering en verhoudingen van de dakkapel zijn afgestemd op de maatvoering en verhoudingen in de gevel • materiaalgebruik komt overeen met de oorspronkelijke materialen als hout en dakpannen
Kozijn- en/of gevelwijzigingen • kozijn- en gevelwijzigingen zijn niet gewenst, behalve wanneer herstel betreft van historisch wenselijke eigenschappen
Erfafscheidingen • • • •
in de voortuin is niet hoger dan 1 meter plaats erfafscheidingen met een open constructie hekjes hebben een open karakter lage erfafscheidingen bestaan bij voorkeur uit donker geschilderde (giet)ijzeren of stalen spijlenhekken of uit gemetselde muurtjes • hoge erfafscheidingen bestaan bij voorkeur uit donker geschilderde (giet)ijzeren spijlenhekken eventueel gecombineerd met gemetselde penanten
35
Overkapping teveel in het zicht
VILLAGEBIED BREDIUSKWARTIER Gebiedsbeschrijving In dit villagebied staan voornamelijk vrijstaande of in korte rijtjes aaneen gebouwde Amsterdamse School villa’s in ruime groene tuinen. Het ligt in het noordoosten van Bussum, met als grenzen de gemeente Naarden, Huizerweg, dr. Frederik van Eedenweg, Oud Bussumerweg, Tesselschadelaan, Vondellaan, Constantijn Huijgenslaan en Hooftlaan. Het Brediuskwartier is rond de jaren ‘30 op initiatief van de gemeente ontwikkeld en heeft een samenhang tussen openbare ruimte, groen en architectuur. De stedenbouwkundige opzet bestaat uit een ruime verkaveling met een gevarieerd stratenpatroon met assen, parkstroken met waterlopen en doorzichten. Een deel van de parkstructuur maakt deel uit van de door de gemeente lopende groene as. De vrijstaande en in korte blokken aaneen gebouwde villa’s zijn één tot twee lagen hoog en hebben een nadrukkelijke kap. De geschakelde villa’s zijn als eenheid ontworpen. Gebouwen zijn gericht op de straat en maken daar een nadrukkelijk front naar. Gevels zijn representatief. De rooilijn verspringt. De gebouwen hebben een afwisselende en gedifferentieerde opbouw. Ze hebben daarbij een representatieve begane grondlaag met hoge verdiepingshoogte. Een groot deel van de villa’s is gebouwd in Amsterdamse Schoolstijl. Kenmerkend hierbij is het nadrukkelijke, steile dak met veelal uitgetimmerde overstekken en de horizontale accenten in de gevel. Andere architectuurstijlen komen hier en daar voor. Villa’s hebben in het algemeen meeontworpen op-, aanen uitbouwen. De detaillering is gevarieerd, zorgvuldig en fijn. Het materiaal- en kleurgebruik is overwegend traditioneel. De gevels zijn van baksteen met siermetselwerk en zijn een enkele keer wit geschilderd. De daken zijn gedekt met pannen of riet. Het kleurgebruik is traditioneel. De kozijnen en ander houtwerk is in het algemeen geschilderd in traditionele kleuren als donkergroen, wit of andere lichte tinten. Binnen het Brediuskwartier ligt de Vondelbuurt. Bijzonder in deze buurt is de onderlinge samenhang van de villa’s in deze buurt. De villa’s zijn ontworpen door een viertal architecten en zijn aaneen gebouwd in verschillende typen blokken van twee of vier woningen. Deze zijn als eenheid ontworpen en komen in het gebied herhaald voor. Kenmerkend is de symmetrie in de opbouw en gevels. Ramen zijn opgedeeld en veelal voorzien van roeden. Schoorstenen zijn markant. Daarnaast hebben sommige blokken opvallende puntvormige erkers en/of balkons.
Waardebepaling, beleid en ontwikkeling
36
Het Brediuskwartier heeft grote cultuur- architectuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarde. Het welstandsbeleid is gericht op bescherming en versterking van de waardevolle karakteristieken. Bij uitbreidingen van bestaande villa’s dient de maatvoering, verhoudingen en materialisering van de uitbreiding te worden afgestemd op het hoofdgebouw. Bij wijzigingen dient de oorspronkelijke architectuur zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven en bij voorkeur teruggebracht te worden in oorspronkelijke staat. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen in de oorspronkelijke bebouwingskarakteristiek van gedifferentieerde villa’s met representatieve gevels en zorgvuldige detaillering in ruime tuinen.
Aanvullend beleid Voor de Vondelbuurt is een brochure opgesteld met de stedebouwkundige en architectonische waarden van het ‘tuindorp’wijkje in het Vondelkwartier. Hierin staan aandachtspunten bij wijzigingen die dienen ter inspiratie en verduidelijking.
Bijzonder welstandsniveau Vanwege de grote cultuur- architectuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarde geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsniveau gericht op bescherming van onder meer het parkachtige karakter, samenhang en representativiteit van de bebouwing.
Gebied 5 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • het groene parkachtige karakter van het villagebied behouden en versterken • rooilijnen van villa’s of blokken verspringen ten opzichte van elkaar • hoofdgebouwen zijn nadrukkelijk georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte • de nokrichting is evenwijdig aan of haaks op de voorgevelrooilijn • bijgebouwen staan bij voorkeur uit het zicht • doorzichten waar mogelijk zoveel behouden • garages liggen bij voorkeur zes meter achter de voorgevelrooilijn • verharding van voortuinen voor bijvoorbeeld inritten en hellingsbanen is in principe ongewenst
Gedifferenteerde opbouw
Massa • vrijstaande woningen zijn afwisselend en gedifferentieerd • aaneengebouwde woningen zijn per blok in samenhang • woningen bestaan uit een onderbouw van één tot twee lagen met een stijle, nadrukkelijke kap • de gevelopbouw is in geleding, verhouding en detaillering afgestemd op gangbare gevelopbouw van panden in de omgeving • gevels zijn gedifferentieerd en representatief • gevels hebben veelal een horizontale geleding met verticale accenten in onder meer raamstijlen • ontwerpaandacht voor symmetrie in het pand of blok • aan-, op- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw
Geschakelde villa’s met symmetrie
Architectonische uitwerking • • • •
de detaillering is gevarieerd en zorgvuldig tot fijn bakstenen gevels zijn bij voorkeur voorzien van siermetselwerk daken hebben in het algemeen overstekken traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt
Nadrukkelijke kappen en traditionele materialen
Materiaal- en kleurgebruik
37
• materiaal- en kleurgebruik is traditioneel • materiaal- en kleurgebruik is bij voorkeur in harmonie met belendingen • in hoofdzaak zijn gevels van baksteen en bij uitzondering in lichte tint geverfd of gestuct • daken zijn gedekt met keramische pannen of riet • dakoverstekken zijn uitgetimmerd • kozijnen en deuren zijn bij voorkeur van hout • daken en gevels zijn voornamelijk in aardkleuren • kozijnen en ander houtwerk is bij voorkeur geschilderd in traditionele kleuren als crèmewit en donkergroen.
Dubbele woningen in de Vondelbuurt
Voor een deel van het gebied gelden aanvullende criteria:
Vondelbuurt • handhaaf de originele goothoogten • orginele raamindelingen, deuren en details van ramen en deuren waar mogelijk behouden of terugbrengen • markante schoorstenen indien mogelijk handhaven • handhaaf originele details als bakgoten, gootklossen, rollagen, siermetselwerk, trasramen en steunberen • luifels zijn ongewenst • kleurgebruik binnen een woonblok is in samenhang Puntvormige balkons in de Vondelbuurt
VILLAGEBIED BREDIUSKWARTIER Aanvullende criteria beschermd dorpsgezicht Voor het villagebied Brediuskwartier is een beschermd dorpsgezicht in voorbereiding. Bij aanwijzing krijgt het gebied een beschermd welstandsniveau waarvoor meer regels gelden. In de algemene maatregel van bestuur staat, dat voor bouwen in beschermde dorps- en stadsgezichten altijd een bouwvergunning nodig is. De waarde van het beschermd gezicht ligt in de historisch gegroeide en goed behouden samenhang tussen structuur en bebouwing. De aanvullende criteria vallen uiteen in algemene criteria en de kleine plannen. Deze zijn vastgelegd om de specifieke kenmerken van de architectuur van het gebied te behouden. Op een aantal punten wijken deze dan ook af van de standaarden, die elders vrijgegeven zijn of binnen de voor de verdere gemeente geldende criteria vallen. Om deze kwaliteiten te handhaven of te versterken zijn aparte criteria opgesteld, die op de te beschermen karakteristieken aangepast zijn. Voor het beschermd dorpsgezicht van het villagebied Brediuskwartier gaat het daarbij vooral om de stedenbouwkundige opzet met een ruime verkaveling, een gevarieerd stratenpatroon met assen, parkstroken en doorzichten en de karakteristieke, waardevolle villabebouwing in Amsterdamse Schoolstijl.
38
Gebied 5 Voor het beschermd dorpsgezicht gelden de volgende aanvullingen:
Kleine plannen algemeen • wijzigingen en toevoegingen in stijl, maat, schaal en detaillering zorgvuldig afstemmen op het hoofdvolume • bij aanpassingen aan vrijstaande gebouwen moet de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar blijven
Aan- en uitbouwen • aan- en uitbouwen zoveel mogelijk plaatsen achter het hoofdgebouw • aan- en uitbouwen aan de achterzijde zijn maximaal een kwart van de betreffende gevellengte breed
Passend bijgebouw met bakstenen gevel
Bijgebouwen • bijgebouwen staan bij voorkeur zes meter achter de voorgevelrooilijn • gevels van bijgebouwen zijn in hoofdzaak van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen
Overkappingen • overkappingen staan bij voorkeur zes meter achter de voorgevelrooilijn
Dakkapellen • de maatvoering en verhoudingen van de dakkapel zijn afgestemd op de maatvoering en verhoudingen in de gevel • materiaalgebruik komt overeen met de oorspronkelijke materialen als hout en dakpannen
Kozijnwijziging (zoals hier bij de helft van een dubbele villa) is niet gewenst
Kozijn- en/of gevelwijzigingen • kozijn- en gevelwijzigingen zijn niet gewenst, behalve wanneer herstel betreft van historisch wenselijke eigenschappen
Erfafscheidingen • • • •
in de voortuin is niet hoger dan 1 meter plaats erfafscheidingen met een open constructie hekjes hebben een open karakter lage erfafscheidingen bestaan bij voorkeur uit donker geschilderde (giet)ijzeren of stalen spijlenhekken of uit gemetselde muurtjes • hoge erfafscheidingen bestaan bij voorkeur uit donker geschilderde (giet)ijzeren spijlenhekken eventueel gecombineerd met gemetselde penanten Voor een deel van het gebied gelden aanvullende criteria
Vondelbuurt 39
Aan- en uitbouwen • handhaaf de orginele puntachtge erkers • vormgeving en detaillering van de ramen en roedeverdeling overeenkomstig de oorspronkelijke ramen van het hoofdgebouw • materiaalgebruik is bij voorkeur overeenkomstig het hoofdgebouw • kleurgebruik binnen een woonblok is in samenhang
Erfafscheidingen • erfafscheiding bestaat bij voorkeur uit de orginele hekken, bestaande uit een ijzeren frame met gaas ertussen en houten poortjes • de kleuren zijn donker groen en wit
Mooie erfafscheiding bestaande uit een laag muurtje gecombineerd met hekwerk
VILLAGEBIED PRINS HENDRIKPARK Gebiedsbeschrijving Het Prins Hendrikpark is een villagebied met gebogen lanen met daaraan grote statige villa’s en dubbelvilla’s in ruime groene tuinen. Het gebied ligt ten oosten van het station Naarden-Bussum waarbij de grenzen worden gevormd door Albrechtlaan, Comeniuslaan, Brinklaan en Generaal de la Reijlaan. Het Prins Hendrikpark is een relatief klein villagebied dat ontstaan is als private ontwikkeling aan het begin van de twintigste eeuw. Het heeft een parkachtig karakter met afwisselende villa’s en dubbelvilla’s in verschillende bouwstijlen. De gebouwen zijn gericht op de straat, draaien met de weg mee en maken er een front naar. De rooilijn verspringt daarbij. De bebouwing is individueel, gevarieerd en gedifferentieerd. Dubbelvilla’s zijn symmetrisch van opbouw en detaillering. Bebouwing heeft een onderbouw van één tot twee lagen hoog met een samengestelde kap. Ze hebben daarbij een representatieve begane grondlaag met hoge verdiepingshoogte. Daarnaast is het oppervlakte compact in verhouding met de totale hoogte. Deze karakteristieken geven de villa’s en dubbelvilla’s een statig en monumentaal aanzien. Gevels in het zicht zijn representatief. Aan-, op- en uitbouwen als erkers en dakkapellen zijn meeontworpen. De detaillering is zorgvuldig tot rijk. Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel. Gevels zijn van baksteen of in een lichte tint gepleisterd, vaak gecombineerd met siermetselwerk en/of houten rabatdelen. Daken zijn gedekt met pannen. Kozijnen zijn in het algemeen van hout. Kozijnen en ander houtwerk is in het algemeen geschilderd in traditionele kleuren als crèmewit en donkergroen. Het kleurgebruik bij dubbelvilla’s is niet altijd in samenhang. Op de hoek Albrechtlaan / Prins Hendriklaan staat een appartementengebouw met een afwijkende opbouw en detaillering. Dit gebouw is vier lagen hoog inclusief kapverdieping. Dit gebouw heeft min of meer gelijkwaardige gevels en maakt daardoor geen duidelijk front naar de weg. In de opbouw worden lagen herhaald en is de begane grondlaag gelijkwaardig aan andere lagen. De detaillering is eenvoudig.
Waardebepalingen, ontwikkelingen en ruimtelijk beleid Het villagebied heeft grote cultuur-, architectuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarde. Grootschalige ontwikkelingen worden niet verwacht. Het welstandsbeleid is gericht op bescherming en versterking van waardevolle karakteristieken. Bij uitbreidingen van bestaande villa’s dient de massaverhouding en vormgeving van uitbreidingen te worden afgestemd op het hoofdgebouw. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen in de oorspronkelijke bebouwingskarakteristiek van villa’s van hoogwaardige architectuur met representatieve gevels en zorgvuldige detaillering gelegen in ruime tuinen. 40
Bijzonder welstandsniveau Gezien de de grote cultuur-, architectuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarde geldt voor het villagebied Prins Hendrikpark een bijzonder welstandsniveau gericht op het beschermen van onder meer het parkachtige karakter, individualiteit en representatieviteit van de bebouwing.
Gebied 6 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • het groene parkachtige karakter van het villagebied behouden en versterken • rooilijnen van gebouwen verspringen ten opzichte van elkaar • hoofdgebouwen zijn nadrukkelijk georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte • bijgebouwen staan bij voorkeur uit het zicht
Massa
Individuele, gevarieerde villa’s
• villa’s zijn afwisselend en gedifferentieerd • dubbelvilla’s zijn symmetrisch van opbouw • woningen bestaan uit een onderbouw van één tot twee lagen met een samengestelde kap • de gevelopbouw is in geleding, verhouding en detaillering afgestemd op gangbare gevelopbouw van panden in de omgeving • gevels zijn gedifferentieerd en representatief • aan-, op- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw
Architectonische uitwerking
Villa’s hebben een gedifferentieerde opbouw
• de detaillering is gevarieerd en zorgvuldig tot rijk • bakstenen gevels zijn bij voorkeur voorzien van siermetselwerk en/of gecombineerd met houten rabat delen • gevelopeningen zijn voornamelijk staand • traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt
Materiaal- en kleurgebruik • materiaal- en kleurgebruik is traditioneel • materiaal- en kleurgebruik is in het algemeen in harmonie met de belendingen • materiaal- en kleurgebruik van dubbelvilla’s is bij voorkeur in samenhang • in hoofdzaak zijn gevels van baksteen en bij uitzondering in lichte tint geverfd of gestuct • daken zijn gedekt met keramische pannen • kozijnen zijn bij voorkeur van hout • gestucte gevels zijn licht van kleur • kozijnen en ander houtwerk is in het algemeen geschilderd in traditionele kleuren als crèmewit en donkergroen.
Detaillering is zorgvuldig tot rijk
41
Kleurgebruik dubbelvilla’s is niet meer in samenhang
Een massief en afwijkend gebouw op een beeldbepalende hoek
WOONGEBIED GODELINDEBUURT Gebiedsbeschrijving In deze tuindorpwijk staan zowel vrijstaande als in korte rijtjes aaneen gebouwde woningen uit de jaren ‘30. De woningen zijn gebouwd in de Amsterdamse School stijl. Deze wijk ligt in het oosten van Bussum en bevat meer dan alleen de Godelindebuurt. De grenzen worden gevormd door de Amersfoortse straatweg, Centuurbaan, Goudenregenstraat, H. Kamerlingh Onnesweg, H. A. Lorentzweg en de Huizerweg. De wijk is een planmatig ontworpen tuindorp, ruim van opzet met ruime straatprofielen en diepe tuinen. De structuur van de bebouwing is gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid, waarbij verbijzonderingen in de openbare ruimte vertaald worden in accenten in de architectuur. Als accenten komen onder andere hoogteverschillen, nokverdraaiingen en bijzondere hoekwoningen voor. De bebouwing in dit woongebied bestaat zowel uit vrijstaande, tweeonder-één-kap-woningen als woningen in korte rijtjes. Ze vormen samenhangende clusters in gedifferentieerde composities. Soms zijn voorzieningen als scholen hierin opgenomen. De woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. Rooilijnverspringingen, hoekverbijzonderingen en andere accenten hebben een stedenbouwkundige aanleiding. De woningen zijn één tot twee lagen hoog met zware en nadrukkelijke kap. Ze hebben een gedifferentieerde opbouw met erkers, balkon, uitbouwen en serres. Op-, aan- en uitbouwen zijn in het algemeen meeontworpen. Opbouw en gevels hebben een horizontale geleding met verticale accenten. De kappen hebben grote uitgetimmerde overstekken. De overgang tussen privé en openbaar gebied is zorgvuldig vormgegeven door middel van onder andere portieken, luifels en tuinmuurtjes. De gevels zijn representatief. De detaillering is zorgvuldig. Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel. De gevels zijn van bruinachtige baksteen met siermetselwerk en een enkele keer in lichte tint gestuct. Daken zijn gedekt met oranje of gesmoorde keramische pannen. De kozijnen zijn van hout en geschilderd in traditionele kleuren. De Godelindebuurt heeft een deel met een sterke onderlinge samenhang. Dit is een min of meer planmatig ontworpen ensemble met korte rijtjes Amsterdamse School woningen van anderhalve laag met oranjerood pannen dak. De woningen hebben onderling grote overeenkomsten in massa, architectuur, kleur en rooilijn. Variatie en individualiteit zijn ondergeschikt aan repetitie en eenheid.
Waardebepalingen, ontwikkelingen en beleid
42
De ruime groene opzet en de samenhang met de zorgvuldig vormgegeven woningen zijn de waardevolle kenmerken van dit gebied. De dynamiek in dit gebied is hoog gezien de herstructurering in deze buurt die de woningbouwvereninging mee bezig is. Wijzigingen aan of bij bestaande bebouwing moeten goed ingepast worden in het bestaande beeld. Het welstandsbeleid is gericht op het behoud van de kenmerkende Gooise architectuur uit de jaren ‘30 met bijzondere blokbeëindiging, samenhang van clusters en openbare ruimte.
Regulier welstandsniveau Het gebied heeft een regulier welstandsniveau, waarbij de welstandsbeoordeling gericht is op het handhaven van de karakteristieken van de bebouwing. Samenhang en herhaling binnen een cluster zijn daarbij uitgangspunt, hetgeen vooral tot uiting komt in de opbouw, geleding, kappen, materiaal- en kleurgebruik.
Gebied 7 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • de individuele woning maakt deel uit van een compositie • hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte • verspringingen in de rooilijn hebben een stedenbouwkundige aanleiding • de nokrichting is in hoofdzaak evenwijdig aan de voorgevelrooilijn, een haakse richting komt voor als accent • bijgebouwen staan bij voorkeur uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn
Samenhangende bebouwing met accenten
Massa • • • • •
bouwmassa's zijn gedifferentieerd en gevarieerd woningen hebben per cluster een sterke onderlinge samenhang ontwerpaandacht voor symmetrie in het pand ontwerpaandacht voor de overgang tussen privé en openbaar woningen bestaan uit een onderbouw met één tot twee bouwlagen met nadrukkelijke, stijle kap • gevels zijn bij voorkeur gedifferentieerd en representatief • aan-, op- en uitbouwen zijn meeontworpen • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw Bijzondere hoek met nadrukkelijke kap en
Architectonische uitwerking • • • • •
symmetrie
de detaillering is zorgvuldig en gevarieerd gevels hebben een horizontale geleding met verticale accenten bakstenen gevels zijn bij voorkeur voorzien van siermetselwerk hellende daken hebben uitgetimmerde overstekken traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt
Materiaal- en kleurgebruik • • • • •
materiaalgebruik is traditioneel in hoofdzaak zijn gevels van baksteen hellende daken zijn gedekt met keramische pannen kozijnen en deuren zijn uitgevoerd in hout het kleurgebruik is traditioneel en afgestemd op de omringende bebouwing • kozijnen en ander houtwerk is in het algemeen geschilderd in traditionele kleuren als crèmewit en donkergroen
Gedifferentieerde opbouw met nadrukkelijke kap en verbijzonderde hoeken
43
Zorgvuldig vormgegeven overgang tussen privé en openbaar gebied
Woningen in de Godelindebuurt
BUSSUM ZUID-WEST EN KOLONEL PALMKAZERNE Gebiedsbeschrijving Kenmerkend voor dit gebied zijn de stadsrandverschijnselen die de overgang van dorp naar landelijk gebied vervagen. Het gebied worden ongeveer begrensd door het spoor, de gemeentegrens, Bussumergrindweg, Iepenlaan, Plaggenweg en Bredelaan. Ook de Kol. Palmkazerne aan de Amersfoortse Straatweg in Bussum zuidoost hoort hierbij. Het gebied bestaat grotendeels uit bos, heide en weide. Langs uitvalswegen staan villa’s. In de stadsrand staan de grootschalige elementen als De Zandzee, het zwembad, begraafplaatsen, het station, de Gamma, de Hocras en enkele kazernegebouwen. Daartussen staat langs straten kleinschalige bebouwing zoals villa’s, seriematige nieuwbouwwoningen en dorpsachtige bebouwing. Een heldere stedenbouwkundige structuur ontbreekt. De villa’s zijn georiënteerd op de weg, waarbij de villa’s in het natuurgebied op enige afstand van de weg staan. Ze zijn individueel, gedifferentieerd en representatief. De opbouw is traditoneel en bestaat uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap. De vele op-, aan en uitbouwen zijn meeontworpen. De detaillering is zeer zorgvuldig en in het algemeen rijk. Het materiaal- en kleurgebruik gebruik is traditioneel en terughoudend. Naast baksteen en stucwerk komen ook houten rabatdelen als gevelmateriaal voor. De grootschalige bebouwing staat vrij en heeft een wisselende oriëntatie. Ze is afwisselend en individeel van vorm. De opbouw van deze bebouwing is wisselend. Flatbebouwing is tot negen lagen hoog, andere grootschalige bebouwing is tot twee lagen hoog met kap. Detaillering is in het algemeen sober. Gevels zijn in principe van baksteen, soms in combinatie met plaatmateriaal. Het kleurgebruik is terughoudend. De kleinschalige bebouwing is is georiënteerd op de weg waarbij de rooilijn soms verspringt. Op achterterreinen komt bedrijfsbebouwing voor. De gebouwen hebben een individueel karakter of maken onderdeel uit van rijen. De architectuur van rijen is gebaseerd op herhaling. Panden bestaat in principe uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap of plat dak. Op-, uit- en aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als een toegevoegd element of zijn opgenomen in de hoofdmassa. Detaillering is zorgvuldig. Het materiaalgebruik is overwegend traditioneel. Het kleurgebruik is terughoudend.
Waardebepalingen, ontwikkelingen en ruimtelijk beleid Naast de landschappelijke waarde van het bos-, heide- en met name het weidegebied is de villabebouwing cultuur- en architectuurhistorisch waardevol. Een groot deel van deze bebouwing is monument. In het algemeen wordt de huidige inpassing van de grootschalige bebouwing niet positief gewaardeerd. In het gebied worden veel ontwikkelingen verwacht. Bij deze ontwikkelingen als uitbreiding en nieuwbouw is een goede landschappelijke inpassing voorwaarde. 44
Aanvullend beleid Voor het gebied is de Ontwikkelingsvisie Zuidwestrand Bussum vastgesteld. Landschappelijke inpassing en duurzaam bouwen van nieuwe ontwikkelingen is daarbij uitgangspunt. Tevens kan het beeldkwaliteitsplan Het Spiegel een kader vormen voor eventuele nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast is er een landschapsvisie Zuidwestrand Bussum ‘Bussum vooruit’ opgesteld. Uitgangspunten zijn het versterken van de eigen identiteit en van de landschappelijke en ecologische kwaliteiten. Er wordt aangesloten bij de cultuurhistorie van de eng, de voormalige verdedigingslinie en de relatie met de Franse Kampheide.
Regulier welstandsniveau Het gebied Zuid-West en Kolonel Palmkazerne krijgt een regulier welstandsniveau om bij nieuwe ontwikkelingen de landschappelijke en visuele waarden van het gebied te versterken. De nadruk ligt daarbij op landschappelijke en organische inpassing in de omgeving.
Gebied 8 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • • • •
rooilijnen van de woningen verspringen ten opzichte van elkaar overige gebouwen kunnen vrij op de kavel staan hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte bijgebouwen staan bij voorkeur uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn
Massa • gebouwen zijn individueel en afwisselend • de individuele woning binnen een rij is deel van het geheel • gebouwen hebben bij voorkeur een onderbouw van maximaal twee lagen met kap • gevelopbouw van gebouwen is in geleding, verhouding en detaillering afgestemd op de gangbare gevelopbouw van panden in de omgeving • bijgebouwen zijn in maat en schaal ondergeschikt aan het hoofdgebouw
Villa’s langs wegen in het buitengebied
Architectonische uitwerking • detaillering is gevarieerd en zorgvuldig, sober tot rijk • traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt
Grootschalige bebouwing zoals het tenniscentrum
Materiaal- en kleurgebruik • materiaal- en kleurgebruik is bij voorkeur traditioneel • in hoofdzaak zijn gevels van baksteen en bij uitzondering in lichte tint geverfd of gestuct • hellende daken zijn bij voorkeur voorzien van keramische pannen • kozijnen zijn in principe van hout • kozijnen en ander houtwerk is in het algemeen geschilderd in traditionele kleuren als crèmewit en donkergroen
Flat de Zandzee
45
Dorpsachtige bebouwing
Seriematige woningbouw
WOONGEBIED ZUID-OOST Gebiedsbeschrijving
46
Zuid-Oost bevat de planmatige naoorlogse uitbreidingswijken van Bussum, te weten de Heilige Hartwijk, Oostereng, Westereng en de Peppels met uitzondering van de Kolonel Palmkazerne. In deze wijken staan zowel eengezinswoningen als gestapelde woningbouw en voorzieningen. De grenzen zijn de Singel, Laarderweg, Ceintuurbaan, Lorentzweg, Kamerlingh Onnesweg, Lothariuslaan, Amersfoortse Straatweg en de grens met Hilversum. Zuid-Oost is planmatig ontworpen en heeft een heldere stedenbouwkundige structuur. De wijken hebben een groen karakter met tuinen en veel openbaar groen, waaronder de groenzone tussen de Bussumer Heide en de sportterreinen rond het Spant. Onder andere in de wijk Oostereng vormen de rijen en blokken een samenhangende compositie. Voorzieningen zijn grotendeels geclusters centraal in de wijken opgenomen. De woningen zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte. De rooilijnen van de hoofdmassa’s volgen de weg en zijn in principe aaneen gesloten. De architectuur is gebaseerd op herhaling van de woning in rijen en blokken. De zijgevels zijn op een deur of raam na nauwelijks verbijzonderd. De eengezinswoningen hebben een eenvoudige opbouw bestaande uit een onderbouw van twee lagen met een (asymmetrisch) zadeldak. De nokrichting is in principe evenwijdig aan de weg. Sommige woningen hebben erkers, balkons of loggia’s aan de voorzijde. Bijgebouwen liggen in het algemeen achter de woningen. Aan het Merelhof staan bungalows van één laag met een flauw hellend zadeldak. Aan de Franklaan ligt een andere uitzondering. Daar staan drive-in woningen met een opbouw van drie lagen zonder kap. Aan de Zwaluwlaan staat een blok met een tweelaagse opbouw waarbij de kopwoningen zijn voorzien van een kap haaks op de weg. De detaillering is zorgvuldig en sober. Met name de oudere woningen hebben een fijnere detaillering met bijvoorbeeld siermetselwerk. Materiaal en kleurgebruik is traditioneel en terughoudend. Gevels zijn in principe van baksteen, soms met banden of vlakken in afwijkende materialen en kleuren. Daken zijn in het algemeen gedekt met pannen. Gestapelde woningbouw is twee tot negen lagen hoog en heeft soms een kap met de nok evenwijdig aan de weg. Gevels hebben duidelijke horizontale of verticale geleding. De plint van de bebouwing heeft soms een afwijkende gevel met bergingen of winkels met etalages, luifels en reclame. De gestapelde woningbouw heeft vaak een verbijzonderde entree. Detaillering is zorgvuldig en in het algemeen sober. Materiaalgebruik is net als bij de rijenwoningen in het algemeen traditioneel. Gevels zijn in principe van baksteen, soms met banden of vlakken in afwijkende materialen of kleuren. Voorzieningen zijn in deze uitbreidingswijken meestal vrijstaand en hebben een wisselende oriëntatie. De gebouwen zijn afwisselend en individueel van vorm. Ze hebben een onderbouw tot twee lagen en soms een kap. Detaillering is in het algemeen sober. Gevels zijn in principe van baksteen, soms in combinatie met andere materialen.
Waardebepalingen, ontwikkelingen en beleid De architectuur van de woningen in dit gebied is voornamelijk op herhaling gebaseerd en dient behouden te blijven. Sanering, renovaties, groot onderhoud en functiewijzigingen gecombineerd met nieuwbouw zorgen in dit gebied voor dynamiek. Ook kleine wijzigingen aan of bij bestaande bebouwing zoals dakkapellen, aan- en uitbouwen komen voor.
Regulier welstandsniveau Welstandsbeleid ten aanzien van deze uitbreidingswijken is regulier en gericht op beheer en behoud van de samenhang van rijen en blokken. Nieuwbouw en wijzigingen moeten worden ingepast in de op herhaling gebaseerde opzet van de wijk.
Gebied 9 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon • de individuele woning binnen een cluster, rij of blok gestapelde woningbouw is een deel van het geheel en voegt zich hier naar • overige gebouwen kunnen vrij op de kavel staan • hoofdmassa’s zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte • aan- en bijgebouwen liggen achter het hoofdgebouw en tenminste drie meter achter de voorgevelrooilijn
Herhaling van de individuele woning in rijen
Massa • clusters, rijen en gestapelde woningen kennen een sterke onderlinge samenhang • gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm • woningen in clusters en rijen hebben in principe een onderbouw tot twee lagen met zadeldak • gestapelde woningen bestaan uit een onderbouw van twee tot negen lagen met eventueel een zadeldak • de nokrichting is in principe evenwijdig aan de de voorgevelrooilijn • gestapelde woningen hebben een loggia of een balkon (overige woningen kunnen een loggia of balkon hebben) • blokken gestapelde woningbouw kunnen een plint van maximaal één laag hebben • aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa • op-, aan- en uitbouwen zijn bij voorkeur per rij of cluster van hetzelfde model
Drive-in woningen aan de Anne Franklaan
Architectonische uitwerking • • • •
ontwerpaandacht voor alle details herhaling in de rij of het cluster is de leidraad voor het woningontwerp een gevelritmiek met horizontale en verticale geleding is gewenst wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op de architectuur van het hoofdvolume • bij wijzigingen karakteristieke detaillering behouden
Gestapelde portiekwoningbouw met verbijzonderde entree
Materiaal- en kleurgebruik
47
• het materiaal- en kleurgebruik is per rij, cluster of blok in samenhang • gevels bestaan in principe uit baksteen, eventueel met puien, houten beschot of panelen • hellende daken zijn bij voorkeur voorzien van dakpannen • het kleurgebruik is in principe samenhangend en terughoudend • op-, aan- en uitbouwen zijn in kleur en materiaal aangepast aan het hoofdgebouw
Gesloten plint met bergingen
Centraal gelegen voorzieningen
BEDRIJVENTERREIN DE NIEUWE VAART Gebiedsbeschrijving Dit is een bedrijfsgebied met een stenig karakter en veel bedrijfshallen met gesloten gevels. Het ligt in het noorden van de gemeente tegen de grens met Naarden. De grenzen worden gevormd door de Nieuwe Vaart en de Bussummervaart. De Nieuwe Vaart is een klein bedrijventerrein met een eenvoudige hoofdstructuur. Deze bestaat uit een rondlopende brede weg met daarlangs bedrijven en parkeerplaatsen. Aan de rand van het gebied achter het slachthuis liggen enkele woonboten. De inrichting van de openbare ruimte is zorgvuldig en sober. De bebouwing is georiënteerd op de weg waarbij de rooilijn verspringt. Ze is in principe individueel en eenvoudig van opzet. De opbouw is tot drie lagen hoog met een plat of een flauw hellend dak. De detaillering is in het algemeen sober. Entreepartijen en kantoorgedeeltes hebben soms accenten. De gevels zijn van baksteen, stucwerk of plaatmateriaal. Het kleurgebruik varieert van terughoudende tot felle kleuren. Enkele gebouwen hebben een gedifferentieerde opbouw en zijn meer gedetailleerd.
Waardebepalingen, ontwikkelingen en beleid Bedrijventerrein de Nieuwe Vaart heeft een heldere opzet en eenvoudige bebouwing. Het is een monofunctioneel terrein waarbij de bebouwing hun functie weergeeft. Afhankelijk van de ouderdom van de bestaande bebouwing en de behoefte van de daarin gevestigde bedrijven zullen er veranderingen gewenst zijn. Daarbij zal het voornamelijk gaan om het plaatsen van bijgebouwen en de vervanging van oudere hallen door gebouwen die aan de huidige eisen voldoen. Het slachthuis en de voormalige Marechaussee kazerne gaan waarschijnlijk weg uit het bedrijventerrein. Het goed functioneren van het bedrijventerrein is van belang. Het bedrijventerrein is een permanent aandachtspunt voor de gemeente en bedrijfsleven gezien de kwetsbare ligging. Het beleid is erop gericht dat het terrein er goed uit blijft zien en dat hinder en overlast in de hand worden gehouden.
Regulier welstandsniveau Voor de sobere bebouwing langs een eenvoudige hoofdstructuur geldt een regulier welstandsniveau gericht op beheer van de openbare ruimte. Het gebouw van de Gewestelijke Afvalstoffen Dienst dient als referentie voor de bebouwing op dit bedrijventerrein.
48
Gebied 10 Bij de beoordeling van plannen wordt er getoetst op basis van de volgende criteria:
Ligging • gebouwen zijn georiënteerd op de weg • representatieve en openbare functies zijn naar de straat gericht • de rooilijnen kunnen verspringen ten opzichte van elkaar
Massa • gebouwen zijn in principe individueel en afwisselend • gebouwen zijn eenvoudig van opbouw • gebouwen hebben een onderbouw van maximaal drie lagen met een plat of flauw hellende kap
Gebouw van de Gewestelijk Afvalstoffen Dienst
Architectonische uitwerking • als referentie geldt het gebouw van de Gemeentelijke Afvalstoffen Dienst • detaillering is in het algemeen zorgvuldig en sober • wijzigingen in stijl, maat en afwerking zijn afgestemd op het hoofdvolume
Materiaal en kleurgebruik • gevels zijn van baksteen, stucwerk of plaatmateriaal • kleurgebruik is bij voorkeur terughoudend en in onderlinge samenhang
Bebouwing is individueel en eenvoudig van opzet
Gebouw met een gedifferentieerde opbouw en meer gedetaillereerde gevel
49
Entreegedeelte als accent
Plaatmateriaal als gevelbekleding
50
HOOFDSTUK 5 Criteria voor de sneltoets
AMBTELIJKE TOETSINGSCRITERIA Veel voorkomende kleine bouwwerken In deze paragraaf worden de welstandscriteria gegeven voor de ‘ambtelijke toets’ van enkele categorieën veel voorkomende kleine bouwwerken: • • • • • • • • • •
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, dakkapellen, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, reclames. dakramen dakopbouwen rolhekken, luiken en rolluiken terras- en cafémeubilair
In tegenstelling tot alle eerder beschreven relatieve welstandscriteria gaat het in deze paragraaf om vrijwel absolute, objectieve criteria die de planindiener vooraf maximale duidelijkheid geven. De wijze waarop deze ambtelijke toetsingscriteria worden gebruikt is afhankelijk van het welstandsniveau van het gebied dan wel het object.
Reguliere welstandsgebieden
51
In de reguliere welstandsgebieden zijn de genoemde bouwwerken binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat betekent dat een deel van deze plannen (met name aan de achterzijde van woningen) niet preventief, dus vooraf, wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrij bouwwerk achteraf ingrijpen als dit in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie hoofdstuk 7). Daarom wordt aanbevolen ook bij vergunningsvrije bouwwerken kennis te nemen van de ambtelijke toetsingscriteria. Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de ambtelijke toetsingscriteria zijn uiteraard nooit een exces. Indien een bouwwerk dat valt onder de bovengenoemde categorieën niet vergunningsvrij is moet een bouwvergunning worden aangevraagd. In dat geval treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert wordt het bouwplan door een door burgemeester en wethouders gemandateerde ambtenaar getoetst aan de ambtelijke toetsingscriteria. Voldoet het plan aan deze criteria dan geeft deze ambtenaar namens burgemeester en wethouders het positieve welstandsoordeel. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie (dan wel een namens haar gemandateerd lid) voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.
Bijzondere welstandsgebieden en bij karakteristieke of beeldbepalende panden Ook in de bijzondere welstandsgebieden en bij karakteristieke of beeldbepalende panden zijn de genoemde bouwwerken binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Net als in de reguliere gebieden betekent dit dat alleen repressief welstand-
stoezicht mogelijk is. Het spreekt voor zich dat de excessenregeling in de bijzondere welstandsgebieden en bij de karakteristieke of beeldbepalende panden eerder van toepassing zal zijn dan in de reguliere welstandsgebieden omdat deze gebieden en objecten gevoeliger zijn voor aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. Daarom wordt met klem aanbevolen bij vergunningsvrije bouwwerken in bijzondere welstandsgebieden of bij karakteristieke of beeldbepalende panden kennis te nemen van de ambtelijke toetsingscriteria. Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de ambtelijke toetsingscriteria zijn uiteraard nooit een exces. Indien een bouwwerk dat valt onder de bovengenoemde categorieën niet vergunningsvrij is moet een bouwvergunning worden aangevraagd. Net als in de reguliere gebieden treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan door de welstandscommissie (dan wel een namens haar gemandateerd lid) getoetst aan de ambtelijke toetsingscriteria. Voldoet het plan aan deze criteria dan volgt een positief welstandsadvies. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan beoordeeld op grond van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.
Beschermd dorpsgezicht en bij aangewezen beschermde monumenten In het beschermde dorpsgezicht en bij de door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten zijn de elders vergunningsvrije bouwwerken, vergunningplichtig. Dat betekent dat altijd een bouwvergunning moet worden aangevraagd. Ook in deze gevallen treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan door de welstandscommissie (dan wel een namens haar gemandateerd lid) getoetst aan de ambtelijke toetsingscriteria voor beschermde situaties. Voldoet het plan aan deze criteria dan volgt een positief welstandsadvies. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan beoordeeld op grond van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.
Voor- en achterkant benadering
52
In het verlengde van de systematiek van het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken’ (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, SB 2002, 410) wordt bij de ambtelijke toetsingscriteria onderscheid gemaakt in de voor- en de achterkant van een bouwwerk. Onder voorkant wordt verstaan: • de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; • de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. Onder achterkant wordt in dit verband verstaan: • de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; • de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.
Het begrip ‘weg’ wordt nader verklaard in de Wegenverkeerswet. Bij het begrip ‘openbaar groen’ moet worden uitgegaan van hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. ’Gekeerd naar de weg of het openbaar groen’ impliceert dat tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen een directe feitelijke relatie is. Die relatie is er niet wanneer zich tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen andere begrenzende elementen aanwezig zijn, zoals het erf van de buren, bos, (bij)gebouwen of water. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij een sloot als scheidend element de zijkant gekeerd naar de weg of het openbaar groen een achterkant wordt in plaats van een voorkant.
Opbouw van de teksten Per type bouwwerk komen de volgende punten aan de orde: • een korte beschrijving van wat precies wordt bedoeld en waar de gemeente vanuit welstandsoogpunt naar streeft, • een overzicht van het bouwvergunningenregime voor het betreffende bouwwerk, • de ambtelijke toetsingscriteria, • de ambtelijke toetsingscriteria voor beschermde situaties. De opgenomen overzichten van het vergunningsvrije bouwen zijn overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze teksten kunnen geen rechten worden ontleend.
53
AAN- EN UITBOUWEN Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw die strekt tot het vergroten van het woongenot. Een aanbouw is een toevoeging van een nieuwe ruimte en een uitbouw is een vergroting van een bestaande ruimte. Aan- en uitbouwen worden in grote hoeveelheden gerealiseerd. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. Daarom streeft de gemeente in gebieden met een eenvormige bouwstijl naar een herhaling van uniforme exemplaren die passen bij het karakter van de gebouwen en de straat. Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw.
Standaardplan Een aan- of uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente.
54
Kleine plannen 1 Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend. Vergunningsvrij Het bouwen van een op de grond staande aan- of uitbouw van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die strekt tot vergroting van het woongenot, is vergunningsvrij mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: • gebouwd aan: a) de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf en meer dan 1 m van het naburige erf, • niet hoger dan: a) 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en c) de woning of het woongebouw, • gebouwd binnen de breedte van de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, • minder dan 2,5 m diep, • zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, en • niet gebouwd aan een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, aan een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of aan een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een op de grond staande aan- of uitbouw die voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken, is een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b) in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een aan- of uitbouw die niet voldoet aan de onder vergunningsvrije genoemde kenmerken, met dien verstande dat: a) de hoogte van de aan- of uitbouw, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer is dan 5.00 meter.
55
Reguliere bouwvergunning In alle andere gevallen is voor een aan- of uitbouw een reguliere bouwvergunning vereist.
Kleine plannen 1 Ambtelijke toetsingscriteria voor een aan- of uitbouw aan de achterkant Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw aan de achterkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gebouwd aan: a) de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf en meer dan 1 m van het naburige erf, • niet hoger dan: a) 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en c) de woning of het woongebouw, • breedte: a) aan tussenwoning aan de achtergevel niet breder dan de oorspronkelijke gevel, b) aan hoekwoning aan de achtergevel niet breder dan de oorspronkelijke gevel plus maximaal 3.25 m mits meer dan 1 m van het naburige erf, c) aan de zijgevel mag niet meer dan 2.25 m uitsteken, • minder dan 3.25 m diep,
• • • • •
architectonische uitwerking rechthoekig, eventueel met afgeschuinde hoeken, gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw, plat dak of een dakvorm die samenhang vertoont met het hoofdgebouw, geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw, materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen afgestemd op het hoofdgebouw,
aanvullende criteria • de aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
56
Welstandscriteria voor aan- of uitbouw aan achterkant
Kleine plannen 1 Ambtelijke toetsingscriteria voor een aan- of uitbouw aan de voorkant en aan zijkanten die gericht zijn op openbaar groen of de openbare weg Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw aan de voorkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gebouwd aan: a) de oorspronkelijke voorgevel op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of b) een naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf en meer dan 1 m van het naburige erf, • niet hoger dan: a) 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en c) de woning of het woongebouw, • breedte: a) aan de zijgevel mag niet meer dan 2.25 m uitsteken, b) aan de voorgevel niet breder dan de breedte van het kozijn waaraan de aan- of uitbouw wordt geplaatst, • diepte: a) aan de zijgevel minder dan 3,25 m diep, b) aan de voorgevel minder dan 1 m diep, architectonische uitwerking • rechthoekig, eventueel met afgeschuinde hoeken, • aan de voorgevel vormgegeven als een erker met lage gemetselde opbouw met kozijnen, • gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw, • dakvorm afgestemd op de dakvorm van het hoofdgebouw, • geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw, • materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen afgestemd op het hoofdgebouw, aanvullende criteria • de aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
57
Welstandscriteria voor aan- of uitbouw aan voorkant
Kleine plannen 1 Ambtelijke toetsingscriteria voor een aan- of uitbouw aan de achterkant in beschermde situaties Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw aan de achterkant in het beschermde dorpsgezicht en aan een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument, ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gebouwd aan: a) de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 3 m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 3 m van het voorerf en meer dan 3 m van het naburige erf, • niet hoger dan: a) 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en c) de woning of het woongebouw, • breedte: a) aan tussenwoning aan de achtergevel niet breder dan de oorspronkelijke gevel, b) aan hoekwoning niet breder dan 2/3 van de oorspronkelijke gevel, • minder dan 3.25 m diep,
• • • • • • •
architectonische uitwerking detaillering en vorm overeenkomstig het hoofdgebouw, ontwerpaandacht voor alle details, rechthoekig, eventueel met afgeschuinde hoeken, gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw, dakvorm afgestemd op de dakvorm van het hoofdgebouw, geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw, materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen overeenkomstig het hoofdgebouw,
aanvullende criteria • de aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
58
Welstandscriteria voor aan- of uitbouw aan achterkant
Kleine plannen 1 Ambtelijke toetsingscriteria voor een aan- of uitbouw aan de voorkant en aan zijkanten die gericht zijn op openbaar groen of de openbare weg in beschermde situaties Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw aan de voorkant in het beschermde dorpsgezicht en aan een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gebouwd aan: a) de oorspronkelijke voorgevel op meer dan 1 m van de weg of openbaar groen, of b) een naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 3 m van het voorerf en meer dan 3 m van het naburige erf, • niet hoger dan: a) 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en c) de woning of het woongebouw, • breedte: a) aan de zijgevel niet breder dan de oorspronkelijke gevel, b) aan de voorgevel niet breder dan de breedte van het kozijn waaraan de aan- of uitbouw wordt geplaatst, • diepte: a) aan de zijgevel minder dan 3.25 m diep, b) aan de voorgevel minder dan 1 m diep,
• • • • • • • •
architectonische uitwerking detaillering en vorm overeenkomstig het hoofdgebouw, ontwerpaandacht voor alle details, rechthoekig, eventueel met afgeschuinde hoeken, aan de voorgevel vormgegeven als een erker met lage gemetselde opbouw met kozijnen, gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw, dakvorm afgestemd op de dakvorm van het hoofdgebouw, geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw, materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen overeenkomstig het hoofdgebouw,
aanvullende criteria • de aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
59
Welstandscriteria voor aan- of uitbouw aan voorkant
BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Een bijgebouw is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag. Het bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. Een overkapping is een grondgebonden overkapping van één bouwlaag. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport. Een belangrijk kenmerk is de transparantie, overkappingen worden niet dichtgezet. De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van bijgebouwen en overkappingen: gevels en dakvlakken in donkere gedekte kleuren, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen en overkappingen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke gebouw.
Standaardplan Een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als dit identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente..
60
Kleine plannen 2 Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend. Vergunningsvrij Het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van één bouwlaag of een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of bestaand woongebouw, dat of die strekt tot vergroting van het woongenot, is vergunningsvrij mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: • gebouwd op: a) het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voorerf, en c) indien de bruto-oppervlakte van het bijgebouw of de overkapping meer is dan 10 m2: meer dan 1 m van het naburige erf, • niet hoger dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, • zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, • de totale bruto-oppervlakte van de op het erf aanwezige bouwvergunningsvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen minder dan 30 m2, en • niet gebouwd bij een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, bij een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of bij een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van één bouwlaag of een op de grond staande overkapping van één bouwlaag die voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken, is een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b) in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping dat of die niet voldoet aan de onder vergunningsvrije genoemde kenmerken, met dien verstande dat: a) de hoogte van het bijgebouw of de overkapping, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5.00 meter, en b) de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m2.
61
Reguliere bouwvergunning In alle andere gevallen is voor een bijgebouw of overkapping een reguliere bouwvergunning vereist.
Kleine plannen 2 Ambtelijke toetsingscriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de achterkant Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de achterkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gebouwd op: a) het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, tenzij geïntegreerd in de erfafscheiding, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voorerf, • goot of boeibord niet hoger dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, architectonische uitwerking • duidelijk rechthoekig en geen opvallende details, • dakvorm afgestemd op de dakvorm van het hoofdgebouw, • materiaal overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout (bijvoorkeur rabatdelen), • kleur overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. • geen opvallend kleurgebruik. aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
62
Welstandscriteria voor bijgebouw of overkapping aan achterkant
Kleine plannen 2 Ambtelijke toetsingscriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de voorkant en aan zijkanten die gericht zijn op openbaar groen of de openbare weg Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de voorkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gebouwd op: a) het voorerf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of b) een naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voorerf en op meer dan 1 m van de weg of openbaar groen, • goot of boeibord niet hoger dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, architectonische uitwerking • duidelijk rechthoekig en geen opvallende details, • dakvorm afgestemd op de dakvorm van het hoofdgebouw, • materiaal overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout (bijvoorkeur rabatdelen), • kleur overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. • geen opvallend kleurgebruik. • detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
63
Welstandscriteria voor bijgebouw of overkapping aan voorkant
Kleine plannen 2 Ambtelijke toetsingscriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de achterkant in beschermde situaties Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de achterkant in het beschermde dorpsgezicht en aan een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gebouwd op: a) het achtererf op meer dan 3 m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 3 m van het voorerf, • goot of boeibord niet hoger dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, architectonische uitwerking duidelijk rechthoekig en geen opvallende details, dakvorm en helling afgestemd op het hoofdgebouw, overstek minder dan 0.10 m en boeibord minder dan 0.25 m, materiaal overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout (bijvoorkeur rabatdelen), • kleur overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. • geen opvallend kleurgebruik. • detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw, ontwerpaandacht voor alle details,
• • • •
aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
64
Welstandscriteria voor bijgebouw of overkapping aan achterkant
Kleine plannen 2 Ambtelijke toetsingscriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de voorkant en aan zijkanten die gericht zijn op openbaar groen of de openbare weg in beschermde situaties Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de voorkant in het beschermde dorpsgezicht en aan een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gebouwd op: a) het voorerf op meer dan 3 m van de weg of het openbaar groen, of b) een naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 3 m van het voorerf en op meer dan 3 m van de weg of openbaar groen, • goot of boeibord niet hoger dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, architectonische uitwerking duidelijk rechthoekig en geen opvallende details, dakvorm en -helling afgestemd op het hoofdgebouw, overstek minder dan 0.10 m en boeibord minder dan 0.25 m materiaal overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout (bijvoorkeur rabatdelen), • kleur overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten. • geen opvallend kleurgebruik, • detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw, ontwerpaandacht voor alle details, • • • •
aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
65
Welstandscriteria voor bijgebouw of overkapping aan voorkant
DAKKAPELLEN Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Voor dakkapellen worden zeer veel aanvragen ingediend. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Het plaatsen van een dakkapel mag nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak, moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven en moeten schoorstenen worden gerespecteerd. Een dakkapel op het achterdakvlak heeft de voorkeur. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bijna altijd heeft een plat afgedekte dakkapel de voorkeur boven een schuin aangekapte dakkapel. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.
Standaardplan Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente.
66
Kleine plannen 3 Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend. Vergunningsvrij Het bouwen van een dakkapel op een bestaand gebouw is vergunningsvrij, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: • gebouwd op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak, • afstand tot de voorgevel meer dan 1 m, • voorzien van een plat dak, • zijwanden ondoorzichtig, • hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m, • onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet, • bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, • zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en • niet gebouwd op een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, op een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of op een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een dakkapel die voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken, is een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b) in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een dakkapel die niet voldoet aan de onder vergunningsvrije genoemde kenmerken.
67
Kleine plannen 3 Ambtelijke toetsingscriteria voor een dakkapel aan de achterkant Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het achterdakvlak in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
• • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • •
maat en plaats handhaaf de oorspronkelijke kapvorm, per dakvlak zijn ten hoogste twee dakkapellen toegestaan, de voet van de dakkapel moet minimaal 0,75 meter boven de dakvoet staan, de afstand tussen bovenzijde van de dakkapel en nokvorst bedraagt minimaal 0,5 m, de breedte van een dakkapel bedraagt ten hoogste 50% van het dakvlak, bij meerdere dakkapellen op een dakvlak mag de gezamenlijke breedte niet meer bedragen dan 60% van het dakvlak, de afstand tussen twee dakkapellen op een dakvlak bedraagt tenminste 0,75 m, de dakkapel heeft een kleinere hoogte en breedtemaat dan de beeldbepalende kozijnen in de onderbouw, bij een kaphoogte van minder dan 3,50 meter bedraagt de hoogte van de dakkapel inclusief boeibord ten hoogste 1,40 meter, bij een kaphoogte van tenminste 3,50 meter bedraagt de hoogte van de dakkapel inclusief boeibord ten hoogste 1,60 meter, afstand tot de voorgevel of zijgevel bedraagt minimaal 0,80 meter, afstand tot de woningscheidende wand bij aaneengebouwde woningen bedraagt minimaal 0,60 meter, de afstand van een dakkapel tot een hoek- of kilkeper bedraagt minimaal 1 meter, dakkapellen in het bovenste deel van een mansardekap zijn niet toegestaan, voorzien van een plat dak of, bij een dakhelling groter dan 60 graden desgewenst een aangekapte dakkapel, bij plaatsing in de onderste helft van een mansardekap desgewenst een aangekapte dakkapel aan het bovenste dakvlak, architectonische uitwerking vormgeving,detaillering, materiaal- en kleurkeuze sluiten aan bij de bestaande gevel, de hoogte en breedte van de vensters hebben per verdieping een aflopende maat, maatverhoudingen zijn gerelateerd aan de vensters in de gevel, zijwangen ondoorzichtig, zijwangen en constructie in gedekte kleur, onder en boven het raamkozijn van de dakkapel zijn geen blinde panelen toegestaan.
aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader, • deze voldoet aan de eventuele aanvullende richtlijnen genoemd in voor het gebied geldend beeldkwaliteitsplan.
68
Welstandscriteria voor dakkapel aan achterkant
Kleine plannen 3 Ambtelijke toetsingscriteria voor een dakkapel aan de voorkant en in zijdakvlakken die gericht zijn op openbaar groen of de openbare weg Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het voordakvlak in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
• • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • • •
maat en plaats handhaaf de oorspronkelijke kapvorm, per dakvlak of gevelbreedte is slechts één dakkapel toegestaan, de voet van de dakkapel moet minimaal 0,75 meter boven de dakvoet staan, de afstand tussen bovenzijde van de dakkapel en nokvorst bedraagt minimaal 0,5 m, de breedte van een dakkapel bedraagt ten hoogste 40% van het dakvlak, de dakkapel heeft een kleinere hoogte en breedtemaat dan de beeldbepalende kozijnen in de onderbouw, bij een kaphoogte van minder dan 3,50 meter bedraagt de hoogte van de dakkapel inclusief boeibord ten hoogste 1,40 meter, bij een kaphoogte van tenminste 3,50 meter bedraagt de hoogte van de dakkapel inclusief boeibord ten hoogste 1,60 meter, afstand tot de voor, achter- en zijgevel bedraagt minimaal 0,75 meter, afstand tot de woningscheidende wand bij aaneengebouwde woningen bedraagt minimaal 0,60 meter, de afstand van een dakkapel tot een hoek- of kilkeper bedraagt minimaal 1 meter, bij meerdere dakkapellen op een doorgaand dak: regelmatige rangschikken op een doorgaande horizontale lijn, dakkapellen in het bovenste deel van een mansardekap zijn niet toegestaan, voorzien van een plat dak of, bij een dakhelling groter dan 60 graden desgewenst een aangekapte dakkapel, bij plaatsing in de onderste helft van een mansardekap desgewenst een aangekapte dakkapel aan het bovenste dakvlak, architectonische uitwerking materiaal- en kleurgebruik sluiten aan bij de rest van het pand, de hoogte en breedte van de vensters hebben per verdieping een aflopende maat, maatverhoudingen zijn gerelateerd aan de vensters in de gevel, verticalen in de dakkapel in verhouding aanpassen aan verticalen in de onderbouw, zijwangen ondoorzichtig, zijwangen en constructie in gedekte kleur, onder en boven het raamkozijn van de dakkapel zijn geen blinde panelen toegestaan.
aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader, • deze voldoet aan de eventuele aanvullende richtlijnen genoemd in voor het gebied geldend beeldkwaliteitsplan. 69
Welstandscriteria voor dakkapel aan voorkant
GEVELWIJZIGINGEN Beschrijving en uitgangspunten voor welstandsbeleid Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel in de buitenmuur van een gebouw. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en de straatwand moeten ook de gevelwijzigingen zorgvuldig worden ontworpen. Indien er (nog) sprake is van samenhang en ritmiek in straatwanden is het meestal ongewenst als deze wordt verstoord door incidentele gevelwijzigingen.
Standaardplan Een gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente.
70
Kleine plannen 4 Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend. Vergunningsvrij Het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw, is vergunningsvrij mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: • niet aangebracht in de voorgevel van een woning of woongebouw of een naar de weg of het openbaar groen gekeerde zijgevel van een woning of woongebouw, en • de bestaande gevelopening wijzigt niet. Lichte bouwvergunning Voor het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw, is een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b) in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw als dat niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken.
71
Kleine plannen 4 Ambtelijke toetsingscriteria voor een gevelwijziging aan de achterkant Als er geen standaardplan is, voldoet een gevelwijziging aan de achterkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
Welstandscriteria voor gevelwijziging aan achterkant
maat en plaats • maatvoering afgestemd op hoofdgebouw, architectonische uitwerking • kleur- en materiaalgebruik afgestemd op de gevel, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Ambtelijke toetsingscriteria voor een gevelwijziging aan de voorkant en aan zijkanten die gericht zijn op openbaar groen of de openbare weg Als er geen standaardplan is, voldoet een gevelwijziging aan de voorkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • maatvoering afgestemd op hoofdgebouw,
72
architectonische uitwerking • kleur- en materiaalgebruik en afgestemd op de gevel, • terughoudend met het gebruik van kunststof, alleen toepasbaar indien dimensioneringen en aansluitingen zijn afgestemd op de gevel, • detaillering afgestemd op de gevel en de kozijnen, • indien er (nog) samenhang en ritmiek aanwezig is in het straatbeeld mag dit door een incidentele gevelwijziging niet worden verstoord, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Welstandscriteria voor gevelwijziging aan voorkant
Kleine plannen 4 Ambtelijke toetsingscriteria voor een gevelwijziging aan de achterkant in beschermde situaties Als er geen standaardplan is, voldoet een gevelwijziging aan de achterkant in het beschermde dorpsgezicht en aan een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
Welstandscriteria voor gevelwijziging aan achterkant
maat en plaats • maatvoering afgestemd op hoofdgebouw, architectonische uitwerking • kleur- en materiaalgebruik overeenkomstig de gevel, • terughoudend met het gebruik van kunststof, alleen toepasbaar indien dimensioneringen en aansluitingen zijn afgestemd op de gevel, • detaillering afgestemd op de gevel en de kozijnen, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Ambtelijke toetsingscriteria voor een gevelwijziging aan de voorkant en aan zijkanten die gericht zijn op openbaar groen of de openbare weg in beschermde situaties Als er geen standaardplan is, voldoet een gevelwijziging aan de voorkant in het beschermde dorpsgezicht en aan een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • maatvoering afgestemd op hoofdgebouw, 73 architectonische uitwerking • kleur- en materiaalgebruik en overeenkomstig de gevel, • terughoudend met het gebruik van kunststof, alleen toepasbaar indien dimensioneringen en aansluitingen zijn afgestemd op de gevel, • detaillering afgestemd op de gevel en de kozijnen, • indien er (nog) samenhang en ritmiek aanwezig is in het straatbeeld mag dit door een incidentele gevelwijziging niet worden verstoord, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Welstandscriteria voor gevelwijziging aan voorkant
ERFAFSCHEIDINGEN Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan een historisch woongebied. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling, daarom gaat de eerste voorkeur altijd uit naar een erfafscheiding van haagplanten zoals liguster of haagbeuken of volledig te begroeien gazen hekwerken.
Standaardplan Een erfafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente.
74
Kleine plannen 5 Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend. Vergunningsvrij Het bouwen van een erf- of perceelafscheiding is vergunningsvrij mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: • niet hoger dan 1 m, of • niet hoger dan 2 m en gebouwd: a) op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, b) meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn, en c) meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een erf- of perceelafscheiding, is een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b) in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een erf- of perceelafscheiding die niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken.
75
Kleine plannen 5 Ambtelijke toetsingscriteria voor een erfafscheiding Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • niet hoger dan 1 m, of • niet hoger dan 2 m en gebouwd: a) meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn, en b) meer dan 0,6 m van de weg of openbaar groen, • erfafscheidingen zijn niet langer dan de halve perceelsdiepte, • carports en pergola’s tellen mee met bij de lengtebepaling indien zij aan de schutting vastzitten, architectonische uitwerking • de erfafscheiding is ondergeschikt en afgestemd in vormgeving aan het hoofdgebouw of aan het doel (dragen van beplanting), • erfafscheiding bestaande uit dichte constructies is bij voorkeur slechts drager van (camouflerende) beplanting, • materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal, • kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten, • geen opvallend kleurgebruik, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
76
Welstandscriteria voor erfafscheiding
Kleine plannen 5 Ambtelijke toetsingscriteria voor een erfafscheiding in beschermde situaties Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding in het beschermde dorpsgezicht en bij een door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermd monument in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • niet hoger dan 1 m, of • niet hoger dan 2 m, en gebouwd: a) meer dan 3 m achter de voorgevelrooilijn, en b) meer dan 0,6 m van de weg of openbaar groen, • erfafscheidingen zijn niet langer dan de halve perceelsdiepte, • carports en pergola’s tellen mee met bij de lengtebepaling indien zij aan de erfafscheiding vastzitten, architectonische uitwerking • de erfafscheiding is ondergeschikt en afgestemd in vormgeving aan het hoofdgebouw of aan het doel (dragen van beplanting), • erfafscheiding bestaande uit dichte constructies is bij voorkeur slechts drager van (camouflerende) beplanting, • materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal, • kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten, • geen opvallend kleurgebruik, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
77
Welstandscriteria voor erfafscheiding
RECLAMES Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclame-uitingen ongewenst. Voor de toepassing van de richtlijnen maakt het verschil in welk gebied de reclame wordt aangebracht. Er is onderscheid gemaakt tussen winkelgebieden, woongebieden, bedrijfsterreinen en parken / sportterreinen en landelijk gebied. Voor het plaatsen van een op de grond staande reclamezuil is een lichte bouwverguning vereist. Voor de overige reclame-uitingen binnen de bebouwde kom moet een vergunning worden aangevraagd in het kader van de gemeentelijke APV. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze vergunningenprocedure.
78
Kleine plannen 6 Ambtelijke toetsingscriteria voor reclame-uitingen aan de gevel in winkelgebieden Een reclame-uiting aan de voorgevel, de zijgevel of de achtergevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht, • maximaal één reclame-uiting tegen de gevel en één reclame-uiting loodrecht op de gevel, • plaatsing loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan, de gevel, • geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie, • geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren, • indien er een afbakening is tussen de onderbouw en het bovenste gedeelte van de gevel, bijvoorbeeld door een luifel, dan vormt deze afbakening de uiterste plaats van de reclame, • reclame op luifels mag niet hoger zijn dan de halve borstweringshoogte boven de luifel, met een maximum totale hoogte van 0,40 m • reclame moet qua afmeting passen binnen de contouren van het gebouw, • reclame op daken en dergelijke is in het algemeen niet mogelijk, • horizontale reclames hebben maximaal een lengte van één derde deel van de gevelbreedte, • loodrecht op de gevel staande reclames moeten afgestemd zijn op de schaal van de gevel en gezien worden in het verlengde van het vroegere uithangbord, • loodrecht op de gevel staande reclames mogen het zicht op andere panden, gezien in de langsrichting van de weg, niet belemmeren, • loodrecht op de gevel staande reclame is niet hoger dan 0,50 m en steekt niet meer dan 0,80 m uit de gevel, architectonische uitwerking • aan de voorgevel: reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de vorm, maatvoering, detailleringen en kleur zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel, • aan de voorgevel: de aanwezige samenhangende ritmiek mag niet worden verstoord, • reclame-uitingen waar mogelijk integreren in de architectuur en beperken tot het hoogst noodzakelijke, • grote reclame-uitingen dienen een architectonisch onderdeel te vormen van de totale compositie van de gevel, • geen mechanisch bewegende delen, • geen lichtcouranten, lichtobjecten of lichtreclame, • geen daglichtreflecterende reclame, • geen aangelichte reclame, 79 aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Welstandscriteria voor reclame
Kleine plannen 6 Ambtelijke toetsingscriteria voor reclame-uitingen aan de gevel in woongebieden Er bestaat geen relatie tussen woonmilieu en reclame-uitingen, tenzij sprake is van een buurtwinkel. Een reclame-uiting aan de voorgevel, de zijgevel of de achtergevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
Welstandscriteria voor reclame
maat en plaats • voor woningen met praktijk aan huis is een beperkte onverlichte naams- of beroepsaanduiding toegestaan • aan een buurtwinkel is een beperkte verlichte reclame-uitingen toegestaan, mits dat niet hinderlijk is voor de omgeving aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Ambtelijke toetsingscriteria voor reclame-uitingen aan de gevel op bedrijfsterreinen Bedrijfsterreinen zijn minder gevoelig voor reclame-uitingen dan woongebieden. Een reclame-uiting aan de voorgevel, de zijgevel of de achtergevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • reclame-uitingen op bedrijfspanden harmoniëert met de architectuur van het pand
80
aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Welstandscriteria voor reclame
Kleine plannen 6 Ambtelijke toetsingscriteria voor reclame-uitingen aan de gevel in parken, sportterreinen en landelijk gebied In deze gebieden zijn geen reclame- uitingen mogelijk. Voor sportcomplexen wordt een uitzondering gemaakt ten behoeve van (sponsor) reclame. Een reclame-uiting aan de voorgevel, de zijgevel of de achtergevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
Welstandscriteria voor reclame
maat en plaats • reclame-uitingen op sportcomplexen dient op het complex gericht te zijn • reclame-uitingen op sportcomplexen is niet zichtbaar vanaf de openbare weg aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
Ambtelijke toetsingscriteria voor reclame-uitingen los van de gevel Een reclame-uiting los van de gevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
81
maat en plaats • geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht, • maximaal één reclame-uiting per erf, • plaatsing bij de entree van het erf of op een parkeerplaats, • geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren, architectonische uitwerking • reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met het hoofdgebouw, • reclame beperken tot het hoogst noodzakelijke, • geen mechanisch bewegende delen, • geen lichtcouranten, lichtobjecten of lichtreclame, • geen daglichtreflecterende reclame, • geen aangelichte reclame, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader,
Welstandscriteria voor reclame
DAKRAMEN Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Met dakramen worden de zogenaamde inlegvensters bedoeld. Dit zijn ramen die in het dakvlak worden gelegd en verder de vorm van het dak niet beïnvloeden. Ook is er geen sprake van toename van het volume van de kapverdieping. Zij dienen enkel om extra daglicht binnen te kunnen laten vallen. Een dakraam wordt aangebracht in het dakvlak en is niet dominant in het straatbeeld. Het plaatsen van een dakraam mag nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak. Bij meerdere dakramen in één doorgaand dak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.
Standaardplan Een dakraam voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente.
Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend. Vergunningsvrij Het bouwen van een dakraam is vergunningsvrij mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
82
• afstand onderzijde van het dakraam tot de dakvoet meer dan 0,5 m, • afstand bovenzijde van het dakraam tot de daknok meer dan 0,5 m, en • afstand zijkanten van het dakraam tot de zijkanten van het dakvlak meer dan 0,5 m. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een dakraam, is een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b) in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een dakraam die niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken.
Kleine plannen 7 Ambtelijke toetsingscriteria voor een dakraam in beschermde situaties Als er geen standaardplan is, voldoet een dakraam in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
• • • • • • •
maat en plaats een dakraam wordt bij voorkeur aangebracht in het achterdakvlak, de plaatsing is recht boven bestaande gevelopeningen, niet meerdere dakramen boven elkaar, bij meerdere dakramen naast elkaar dezelfde hoogte aanhouden, aan de onderzijde van het dakraam moet er minimaal 1 meter overblijven, aan de bovenzijde van het dakraam moet er minimaal 0,5 meter overblijven , aan de beide zijkanten van het dakraam moeten er minimaal 0,75 meter overblijven,
aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
83
Welstandscriteria voor dakraam
DAKOPBOUWEN Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid In sommige gevallen is door de geringe hoogte van de kapverdieping het plaatsen van een dakkapel niet mogelijk omdat de stahoogte onder de dakkapel te gering zou zijn. In dit geval wordt vaak één van beide dakvlakken verlengd zodat er ter plaatse van de dakopbouw een nieuwe (hogere) nokhoogte wordt geïntroduceerd. Hoewel een dergelijke oplossing in het algemeen geen bijdrage levert aan een positieve ruimtelijke ontwikkeling biedt het wel soelaas bij ruimtegebrek. Dergelijke dakopbouwen zijn aanvaardbaar met inachtneming van de ambtelijke toetsingscriteria voor een dakopbouw. Alle overige vormen van opbouwen van daken alsmede dakopbouwen a) aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b) in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. vallen buiten deze richtlijn en zijn regulier vergunningplichtig en moeten per geval door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit worden beoordeeld. Een dakopbouw is nooit vergunningsvrij.
Standaardplan Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente.
84
Kleine plannen 8 Ambtelijke toetsingscriteria voor een dakopbouw Als er geen standaardplan is, voldoet een dakopbouw op het achterdakvlak in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • per dakvlak of gevelbreedte is slechts één dakopbouw toegestaan, • afstand tot de voorgevel meer dan 1 m, • de verhoging bedraagt niet meer dan 30% van de oorspronkelijke kaphoogte, loodrecht gemeten tussen bestaande goot- en nokhoogte, met een maximum hoogte van 80 cm, • aan de onderzijde van de dakopbouw moet minimaal 1 meter overblijven, • bij plaatsing boven de knik in een mansardekap geldt een afstand tussen de onderzijde van de dakopbouw en de knik in het dakvlak van minimaal 3 dakpannen, • de opbouw wordt geplaatst tussen bestaande schoorstenen of tussen de woningscheidende wanden, • in het geval van het een eindwoning betreft kan de opbouw doorlopen tot aan de zijgevel, • waar geen gebruik gemaakt wordt van de volledige gevelbreedte geldt een minimale afstand tot de woningscheidende wand of de eindgevel van 0,75 meter, • de afstand van een dakopbouw tot een hoek- of kilkeper bedraagt minimaal 1 meter, • indien er geen gebruik wordt gemaakt van de volledige gevelbreedte geldt een maximale breedte van niet meer dan 60% van het dakvlak of gevelbreedte, • de glasopeningen bevinden zich aan de achtertuinzijde, zodat de dakopbouw zo min mogelijk zichtbaar is vanaf de straatzijde architectonische uitwerking • materiaal- en kleurgebruik sluiten aan bij de rest van het pand, • indien er geen gebruik wordt gemaakt van de volledige gevelbreedte geldt dat de dakopbouw smaller is dan de beeldbepalende kozijnen in de onderbouw, • de hoogte en breedte van de vensters hebben per verdieping een aflopende maat, • maatverhoudingen zijn gerelateerd aan de vensters in de gevel, • verticalen in de dakopbouw lijnen aan de verticalen in de onderbouw, • zijwangen ondoorzichtig, • zijwangen en constructie in gedekte kleur, • geen blinde panelen tussen dakvlak en ramen van de dakopbouw, • zijwanden ondoorzichtig, aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
85
Welstandscriteria voor een dakkopbouw
ROLHEKKEN, LUIKEN EN ROLLUIKEN Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Om ook buiten de openingstijden van de winkels een aanvaardbaar beeld van de beganegrondpuien te bewerkstelligen is er beleid ontwikkeld ten aanzien van rolhekken, luiken en rolluiken.
Standaardplan Een rolhek, luik en rolluik voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente.
Bouwvergunning Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken’. Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend. Vergunningsvrij Het bouwen van een rolhek, luik of rolluik bij andere gebouwen dan woningen en woongebouwen is vergunningsvrij mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
86
• het rolhek, luik of rolluik aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie is geplaatst, en • voor ten minste 90% uit glasheldere doorkijkopeningen bestaat. Lichte bouwvergunning Voor het bouwen van een rolhek, luik of rolluik, is een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of b) in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een rolhek, luik of rolluik die niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken.
Kleine plannen 9 Ambtelijke toetsingscriteria voor een rolhek, luik of rolluik bij andere gebouwen dan woningen en woongebouwen Als er geen standaardplan is, voldoet een rolhek, luik of rolluik in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan: maat en plaats • gesloten rolhekken, luiken of rolluiken aan de straatzijde zijn niet toegestaan, • de constructie van het rolhek, luik of rolluik dient binnen het venstervlak te worden aangebracht, dit ter voorkoming van buitenconstructies met terugliggende vensters / glasvlakken, architectonische uitwerking • rolhekken, luiken of rolluiken dienen voor tenminste 80% open te zijn, • bij voorkeur verticaal beweegbare rolhekken, luiken of rolluiken aanvullende criteria • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader.
87
Welstandscriteria voor rolhek, luik of rolluik
TERRAS- EN CAFEMEUBILAIR
Kleine plannen 10
Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Om meer samenhang in de inrichting van de horeca terrassen en in de inrichting van de openbare ruimte te krijgen zijn er enkele richtlijnen opgenomen voor terras- en cafémeubilair. Deze richtlijnen zijn van toepassing op het gebied gelegen tussen de Veerstraat, Julianaplein, Nassaulaan, Brinklaan, Kerkstraat, Landstraat, Oud Bussummerweg en Wilhelminaplantsoen.
Standaardplan Terras- en cafémeubilair voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een bij het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente.
Ambtelijke toetsingscriteria voor terras- en cafémeubilair • per vergunde m2 is één stoel toegestaan, • meubilair en andere attributen zoals bijvoorbeeld zonneschermen en parasols hebben gedekte kleuren als donkergroen (RAL 6009), gebroken wit en donkerrood, • terrasschotten / windschermen zijn doorzichtig en verwijderbaar.
88
Welstandscriteria voor terras- en cafémeubilair
HOOFDSTUK 6 Welstandscriteria voor plannen binnen de invloedssfeer van monumenten
TOELICHTING Op de gebiedsgerichte criteria wil de gemeente aanvullende eisen stellen aan plannen binnen de invloedssfeer van monumenten om recht te doen aan de bijzondere waarde van deze cultuurhistorische objecten. Rondom monumenten vraagt de gemeente extra aandacht voor de inpassing van een bouwplan. De gemeente beoogt hiermee de monumenten in aanvulling op de voor de gebieden geldende criteria te beschermen tegen bouwplannen met een negatieve invloed op de ruimtelijke structuur en karakteristiek van de bebouwing. De genoemde criteria gelden als het realiseren van het bouwplan een wijziging is van de structuur en karakteristiek van de directe omgeving van een monument.
CRITERIA GELDEND BINNEN DE INVLOEDSSFEER VAN MONUMENTEN Het bouwplan mag geen afbreuk doen aan het monument, waarbij de welstandscommissie het bouwvoornemen in ieder geval zal toetsen aan de volgende criteria: • het bouwplan dient de historische context te respecteren • het bouwplan dient zich te voegen in zijn omgeving • het bouwplan mag het monument niet visueel of fysiek afsluiten van zijn omgeving • het bouwplan mag geen afbreuk doen aan de omgeving door onzorgvuldige detaillering, armoedig materiaalgebruik of felle danwel contrasterende kleuren • het bouwplan mag niet in tegenstrijd zijn met de in de redengevende beschrijving van het monument genoemde waarden
89
90
HOOFDSTUK 7 Welstandscriteria bij (her)ontwikkelingsprojecten
TOELICHTING De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt.
PROCEDURE Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten vormt een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden opgesteld door de stedenbouwkundige of de supervisor, in overleg met de welstandscommissie. De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota. De gemeenteraad kan dit delegeren aan de raadscommissie ruimte. Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De welstandscriteria moeten zijn vastgesteld voordat de planvorming van de concrete bouwplannen start en worden bekend gemaakt aan alle potentiële opdrachtgevers in het gebied.
PROJECTEN • Kolonel Palm kazerne / Crailo • Spoorzone met onder andere parkeerterrein Veldweg, terrein van voormalige caravanstalling bij de Krijnenweg, het Bensdorpterrein, het terrein Koster en het spoorwegemplacement Naarden/Bussum, herontwikkeling Bussum Zuid
91
92
HOOFDSTUK 8 Welstandscriteria excessen
TOETSING ACHTERAF Als voor een vergunningplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouwvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze bouwvergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen. De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. De gemeente Bussum zal tevens prioriteit geven aan het handhavingsbeleid en illegale bouwwerken (of gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan) actief opsporen en daar tegen optreden.
EXCESSENREGELING BIJ VERGUNNINGSVRIJE BOUWWERKEN Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 19 Ww kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Volgens datzelfde wetsartikel moeten de criteria hiervoor in de welstandsnota zijn opgenomen. Deze ‘excessenregeling’ is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.
CRITERIA BIJ EXCESSEN De gemeente Bussum hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan een de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:
93
• het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving; • het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk; • armoedig materiaalgebruik; • toepassing van felle of contrasterende kleuren; • te opdringerige reclames, of • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria). Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand.
94
ARTIKEL B Overgangsbepaling
Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden vóór de vaststelling van de onderhavige beleidsregels, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige beleidsregels worden toegepast. Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Bussum, d.d. 11 december 2003.
95
96
BIJLAGE 1 Begrippenlijst
Aanbouwen grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw Achterkant de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde niet direct grenst aan de weg of openbaar groen. Afdak dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen Band horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen Bedrijfsbebouwing gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter Beschermd dorps- of stadsgezicht gebied dat vanwege de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet Beschot afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen Bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin gebruik van grond en bebouwingsvoorschriften zijn vastgelegd Bestrating verharding zoals straatstenen of tegels Bijgebouw gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage Blinde muur of gevel gevel of muur zonder raam, deur of andere opening Borstwering lage dichte muur tot borsthoogte Boeibord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal Boerderij gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis waaronder de stolp, kop-hals-romp en andere typen 97 Bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt Bouwlaag verdieping van een gebouw Bovenbouw het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels Buitengebied buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijk gebied genoemd Bungalow meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd Buurtschap verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom Carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning
Dak afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aangebracht Dakhelling de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak Dakkapel uitbouw op een hellend dakvlak Dakopbouw een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert Dakraam raam in een hellend dak Deelplan een stedenbouwkundig plan, waarin een stuk van een wijk of stad gedetailleerd is uitgewerkt Detail ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam Drager en invulling de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden) Ensemble architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden Erf onbebouwd stuk grond behorende bij een boerderij of huis Erker kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas Flat groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen Galerij gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen Geleding verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen Gepotdekseld gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan Gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel) Gootklos in de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot
98
Groengebied gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurgebieden Hoogbouw gebouwen van meer dan vier lagen Individueel gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw Industriebebouwing gebouwen met een industriële bestemming Industriegebied gebied bestemd voor de vestiging van industrie Kavel grondstuk, kadastrale eenheid Kern centrum van een dorp of stad Klossen uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten
Kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw Laag zie bouwlaag Laagbouw gebouwen van één of twee lagen Lak afwerklaag van schilderwerk Landelijk gebied zie buitengebied Latei draagbalk boven gevelopening Lessenaarsdak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak Lichtkoepel raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel Lijst een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel Lint langgerekte weg met daarlangs bebouwing Luifel een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur Maaiveld bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht Mansardekap dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat Massa volume van een gebouw of bouwdeel Metselverband het zichtbare patroon van metselwerk Middelhoogbouw gebouwen van drie of vier lagen Middenstijl vertikaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn. Nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak Onderbouw het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak Ondergeschikt voert niet de boventoon 99
Ontsluiting de toegang tot een terrein of een gebouw Oriëntatie de richting van een gebouw Overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel Paneel rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting Plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel) Planmatige bebouwing groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld plan Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw
Portiek gemeenschappelijk trappenhuis Pyramidedak dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar bovenaan in een punt ontmoeten Renovatie vernieuwing van een gebouw Rijtjeshuis huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen Rollaag horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand Rooilijn lijn die de grens aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden Sanering herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw Schilddak dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken Schuur bijgebouw ten behoeve van opslag Situering de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving Stads- en dorpsvernieuwing maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen Stolp boerderijtype met wonen, werken en stallen onder één groot dak Textuur de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk) Uitbouw aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is Voorgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk Voorkant de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde direct grenst aan de weg of openbaar groen Windveer plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen Zijgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk 100
BIJLAGE 2 Overzicht van monumenten
Rijksmonumenten:
101
Algemene begraafplaats (Baarhuisje) Algemene begraafplaats (Begraafplaatshek) Algemene begraafplaats (Grafmonument Fabius) Algemene begraafplaats (Grafmonument de Roeper) Algemene begraafplaats (Grafmonument Dudok) Algemene begraafplaats (Grafmonument Mammen) Algemene begraafplaats (Grafhek met funeraire symbolen) Algemene begraafplaats (Grafhek met ronde hoekstijl en granaatappel) Algemene begraafplaats (IJzeren grafhek met zandloper ornament) Algemene begraafplaats (Grafmonument van Hasselt) Joodse begraafplaats (Baarhuisje) Joodse begraafplaats (Begraafplaatshek) Joodse begraafplaats (Staand houten grafmonument) Beerensteinerlaan 73 Brinklaan 40 Brinklaan 115 Burgemeester ’s-Jacoblaan15-17-17a-19-21 Dr. A. Kuyperlaan 3 Franse Kampweg 22 (woonhuis en hut) Generaal de la Reijlaan 12a Gooilandseweg 1 Groot Hertoginnelaan 34a H.J. Schimmellaan 2 Koedijklaan 2 Koningslaan 2a Lindelaan 10 Lindelaan 11 (villa, koetshuis, koetsierswachthuisjes) Lindelaan 57 Meerweg 7 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 9 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 21 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 26 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 34 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 60 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 77 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 86 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 88 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 90 Oranjelaan 4 Oud Bussummerweg 70 Parklaan 20 Parklaan 35 Parklaan 37 Parklaan 39 Potgieterlaan 7 Potgieterlaan 8 (in voorbereiding: kerkgebouw Iepenlaan 26)
Provinciale monumenten: Koepelkerk Brinklaan 40 a Stationsgebouw Naarden-Bussum, Stationsweg 3
Gemeentelijke monumenten: Beerensteinerlaan 2c Beerensteinerlaan 4 Beerensteinerlaan 6 W. Bilderdijklaan 21 W. Bilderdijklaan 23 W. Bilderdijklaan 26 Boslaan 19 Eendrachtspark 144 Generaal de la Reijlaan 30 Gooilaan 22 H.J. Schimmellaan 9 W. Kalflaan 3 Koedijklaan 17 Koningslaan 6 Koningin Emmalaan 17a Lindelaan 16 Mecklenburglaan 47 Mecklenburglaan 49 Mecklenburglaan 51 Meerweg 12 Meerweg 19 Meerweg 23 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 27-61 Nieuwe ’s-Gravelandseweg 66 Nieuwe Hilversumseweg 3 Nieuwe Hilversumseweg 12 Nieuwe Hilversumseweg 22 Parklaan 31 Stargardlaan 1 Stargardlaan 12 Statenlaan 30 Statenlaan 32 Stationsweg 2 J. Toebacklaan 6 J. Toebacklaan 8 J. Toebacklaan 10 Willemslaan 7 Willemslaan 12 Zwarteweg 35 Bank en lantaarn P.J. Lomanplein Penhuisje Heuvellaan Grondwerken plantsoen J. Obrechtlaan
102
BIJLAGE 3 Straatnamen en bijbehorende welstandsgebieden
A Achtermeulenlaan Achterom Adelheidstraat Akkerlaan Alberdingk Thijm laan Albrechtlaan Amaliagaarde Ambachtstraat Amersfoortse Straatweg
103
B Badhuislaan Barbaragaarde Barentszstraat, Willem Batterijlaan Bazelplein, K. de Bazelstraat, K.P.C. de Beatrixplantsoen, Pr. Beeklaan Beekmanstraat Beerensteinerhof Beerensteinerlaan Beetspad, N. Bellamylaan, Jacobus Bergstraat, Cornelis van den Berken, de Bernhardlaan, Pr. Bilderdijklaan, Willem Bisonstraat Bleekerstraat, Fokke Blekershoek Bloemhof Boekweitplein Boer Van Rijklaan, Esther de Boerhaavelaan Boomkleverlaan Bosboom Toussaintlaan, A.L.G. Boslaan Bottemastraat, Jan Botweg Bredelaan Brederodelaan Brediusweg Bremstraat Brinklaan Busken Huetlaan Bussummergrindweg Bijenschans Bijlstraat C Catslaan, Jacob
2 1 7 9 5 6 9 9 5/7/9
2 9 9 2 7 7 2/7 9 9 3 3 5 5 9 9 4 5 7 9 1 9 1 9 2 9 5 4 9 2 8 5 2/5 9 1/9 5 8 9 2
5
Catsplein, Jacob Ceintuurbaan Cereslaan Claudiagaarde Clinge, de Comeniuslaan Corverlaan Costalaan, Isaac Da
5 9 2 9 1 2/4/6 4 5
D Dammershof, Elise Dekenlaan, Aagje Dennen, de Dondersstraat, F.C. Doormanlaan, Karel Dorotheagaarde Driestweg Dwarslaan
9 9 9 7 9 9 2 4
E Eedenweg, Dr. Frederik van Eendrachtpark Eikenlaan Eksterlaan Elisabethgaarde Emmalaan, Kon. Ericaweg Eslaan Evertslaan, J.F.
2 2 3 9 9 4 8 2 4
F Feithlaan, Rhijnvis Floralaan Floralialaan Florislaan, Gr. Fokkerstraat, Anthonie Fortlaan Franklaan, Anne Franse Kampweg
5 4 2 4 9 4 9 8
G Gabiëllaan, P.J.C. Galenlaan, van Gaslaantje Genestetlaan, de Gentiaanstraat Geyevsendorfferstraat Gildestraat Godelindebreestraat Godelindedwarsstraat Godelindestraat Gooiberg Gooibergstraat
5 9 2 1 9 9 2 7 7 7 8 4
Gooilaan Gooilandseweg Gorterhof, Herman Goudenregenstraat Groot Hertoginnelaan Gudelalaan
104
4 4/8 5 9 4 4
H Hamerstraat Havenstraat Heidelaan Heinlaan, Piet Hendriklaan, Pr. Herenstraat Heuvellaan Hildegondestraat Hoffweg, J.H. van 't Hogeweg Hooftlaan Huetlaan, Busken Huizerweg Huurmanlaan, T.B. Huijgenslaan, Constantijn
2 1 8 9 6 1/3 4 7 7 2 5 5 2/5/7 9 5
I Iepenlaan Imkerweg Industriestraat, 1e Industriestraat, 2e Irenelaan, Pr. Irisstraat Israelslaan, Jozef
3/4/8 9 2 2 4 9 5
J Jacoblaan, Burg. s' Janslaan, St. Julianaplein
5 2 1
K Kalfflaan, Willem Kamerlingh Onnesweg, H. Kamperfoeliestraat Kapelstraat Karbouwstraat Kemperstraat, Johan L. Kerkstraat Kloosterweg Koedijklaan Koekoeklaan Koninginneweg Koningslaan Koopweg Korte Godelindestraat Korte Heul Korte Meijerkamp Laan Korte Singel Kromme Englaan Kruislaan Krijnenweg Kuyperlaan, Dr. Abraham Kwartellaan
5 7 9 1 7 9 1 1 4 9 4 4 2 7 9 8 2 2 2 1 2 9
L Laan van Suchtelen van de Haare Laarderweg Lambostraat, Honore Landstraat Lange Heul Langelaan, Cornelia de Larix, de Leeuwenhoekweg, Antoni van Leeuweriklaan Llndelaan Llnschotenstraat, van Lomanlaan, P.J. Lomanplein, P.J. Lorentzweg, H.A. Lothariuslaan Lutgardisstraat Lljsterlaan
4 2/9 2 1 9 9 9 2 9 4 9 4 4 7/9 7 7 9
M Majellapark Majoorlaan, Lammers Marconiweg Margrietplantsoen, Pr. Mariastraat Marielaan, Pr. Mauritslaan, Pr. Mauvelaan, Anton Mecklenburglaan Meentweg Meerweg Meidoornstraat Melkstraat Melkweg Merelhof. Meulenwiekelaan Meijerkamplaan Mezenlaan Middenlaan Molenlaan
4 2 2 9 1 4 4 5 6 3/4 3/4 9 8 3 9 2 8 9 3 2
N Naarderweg Nachtegaallaan Naefflaan, Top Nassaulaan Nassaupark Nassaustraat Neuhuijslaan, Albert C. Nieuw Bellevue Nieuwveldheim Nieuwe 'S-Gravelandseweg Nieuwe Brink Nieuwe Englaan Nieuwe Hilversumseweg Nieuwe Raadhuisstraat Nieuwe Spiegelstraat Nieuwe Vaart, de Nieuwstraat Noorderweg Noordewierlaan, Aaltje Noortstraat, van
8 9 9 1 3 1 5 2 2 8 1 2 3/4 1/2 3 10 1/2 2 9 9
Nijverheidswerf
9
O Obrechtlaan, Jacob Oeverenstraat, van Olmenlaan Onnesweg, H. Kamerlingh Oosteinde Oosterpad Oranjelaan Oranjepark Ottostraat, Kzr. Oud Bussummerweg Oude 's-Gravelandseweg
5 2 1 7/9 2 2 4 4 7 2/5 4
P Papaverstraat Parallelweg Parklaan Parmentierstraat Passage, de Peppels, de Phllipslaan, Marianne Plaggenweg Plantsoenweg Poststraat Potgieterlaan Prinsenstraat
9 2/4 4 9 1 9 9 8 9 1/2 5 1/2
R Raadhuispassage Radboudlaan Randweg Regentesselaan Renneslaan, Catherina van Reijlaan, Gen. de la Rhijnvis Feithstraat Riebeeckstraat, van Roemer Visscherlaan Roodborstlaan Rostocklaan Ruthardlaan Ruysdaellaan, Jacob Ruysstraat Ruijterlaan, de
1 7 9 4 9 2/6 5 9 2 9 6 8 5 9 9
105 S Schaepmanlaan, Dr. Scheperweg Schimmellaan, H.J. Schoolstraat Schwerinlaan Singel Slochterenlaan Soerstraat Sophielaan, Kon. Sparren, de Speijklaan, van Spiegeldwarsstraat Spiegelstraat Spoorlaan Spijkerstraat
9 9 3 1 6 1/2/9 2 9 4 9 9 3 3 8 2
Stadhouderslaan Stargardlaan Statenlaan Stationsplein Stationsweg Stevinweg, Simon Struikheiweg. Studio Ireneplein Stuyvesantstraat Sweelincklaan, Jan Pietersz
4 6 4 2 2 2 8 1 9 5
T Talmalaan, Min. A.S. Tasmanstraat Tesselschadelaan Thierensstraat Thijmlaan, Alberdingk Thijssenstraat, Jan Toebacklaan, Jan Torenlaan Toussaintlaan, A.L.G. Bosboom Treubstraat, Hector Tromplaan
2 9 5 1 5 0 9 1 5 7 9
V Vaartweg Veerplein Veerstraat Veldheimerlaan Veldweg Verbindingslaan Verhulstlaan, J.J.H.H. Versteeghstraat, P.M.R Visscherlaan, Roemer Visserlaan, Dr. J.Th. de Visserstraat Vitusstraat, St. Vllegdenweg Vlletlaan Vogelkersstraat Vondellaan Voormeulenweg Vosmaerlaan Vossiuslaan Vijverberg Vijverpark
2 1 1 2 1 2 5 9 2 2 1/2 1 8 1/2 9 5 2/7 5 2 4 9
W Waldecklaan Waltherlaan. Weg door 't kamp Weidehof Wichmanlaan, Gr. Wielewaallaan Wilhelminaplantsoen Willemslaan Wisentstraat Witlaan, Augusta de Witte de Withlaan Wladimirlaan Wolfflaan, Betje
4 7 8 9 3/4 9 1 3/4 7 9 9 6 9
Z Zanderijweg Zilverschoonstraat Zwaardemakerstraat, H. Zwaluwlaan Zwarteweg
106
9 9 7 9 4
BIJLAGE 4 Reglement van orde op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Bussum
REGLEMENT VAN ORDE VAN DE WELSTANDSCOMMISSIE (Uit Bouwverordening 2003 gemeente Bussum (bijgew. tm 8e serie wijzigingen VNG modelbouwverordening))
paragraaf 1 de benoemingsprocedure
artikel 1.1
uitvoering
1 De secretaris van de commissie is belast met de werkzaamheden die verband houden met het invullen van vacatures. 2 Bij het voeren van de sollicitatiegesprekken laat hij zich bijstaan door de voorzitter en een (gewoon) lid van de commissie. Als de vacature betrekking heeft op de functie van voorzitter, laat hij zich bijstaan door twee (gewone) leden van de commissie. 3 De secretaris kan bij de uitvoering van de in de vorige leden genoemde werkzaamheden een beroep doen op ambtelijke bijstand.
artikel 1.2
vaststelling functie-eisen
1 Indien sprake is van een vacature, wordt door de raad op voorstel van burgemeester en wethouders een functieprofiel vastgesteld. Uit dit functieprofiel blijken de eisen waaraan een sollicitant moet voldoen om voor benoeming in aanmerking te komen. 2 Aan de in het vorige lid genoemde verplichting is voldaan, indien voor de desbetreffende functie binnen de commissie reeds eerder een functieprofiel is vastgesteld en dit naar het oordeel van de secretaris nog actueel is.
artikel 1.3
werving
1 Op grond van dit functieprofiel wordt door burgemeester en wethouders een advertentie geplaatst. Voor de vacature van het burgerlid wordt deze advertentie geplaatst in een plaatselijk verschijnend huis-aan-huisblad of nieuwsblad. Voor de overige vacatures wordt tevens geadverteerd in een vakblad. 2 De sollicitanten moeten schriftelijk reageren. Uit hun reactie moet hun motivering en hun geschiktheid blijken. De sollicitaties worden gericht aan de secretaris. 3 De secretaris maakt een voorselectie ten behoeve van de sollicitatiegesprekken.
artikel 1.4 107
raadsvoorstel
1 Na afronding van de sollicitatiegesprekken adviseert de secretaris het college of er kandidaten zijn die voor benoeming in aanmerking komen. 2 De meest geschikte kandidaat wordt door burgemeester en wethouders voor benoeming aan de raad voorgedragen.
artikel 1.5
benoeming
1 De kandidaat wordt als lid van de commissie benoemd door de raad. 2 De benoeming wordt hem, onder afschrift van het raadsbesluit, schriftelijk medegedeeld door de secretaris.
paragraaf 2
de ontslagprocedure
artikel 2.1
uitvoering
1 De secretaris van de commissie is belast met de werkzaamheden die verband houden met het ontslag van leden van de commissie. 2 De secretaris kan bij de uitvoering van de in de vorige leden genoemde werkzaamheden een beroep doen op ambtelijke bijstand.
artikel 2.2
redenen voor ontslag
1 Eervol ontslag wordt verleend na ommekomst van de zittingsduur. 2 Ontslag kan ook worden verleend bij gebleken disfunctioneren of indien na benoeming blijkt dat bij de sollicitatie onjuiste gegevens zijn verstrekt. 3 Onder disfunctioneren wordt onder meer verstaan: a. het in de praktijk niet voldoen aan de eisen ingevolge het functieprofiel; b. het ongemotiveerd niet conformeren aan door de raad vastgesteld beleid.
artikel 2.3
wijze van ontslag
1 Burgemeester en wethouders stellen aan de raad voor om tot ontslag te besluiten. 2 Indien sprake is van ontslag als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid van deze verordening, wordt het te ontslaan commissielid van te voren door Burgemeester en wethouders gehoord. 3 Van het horen wordt verslag gelegd. 4 Het verslag van het horen wordt bij het raadsvoorstel gevoegd. 5 Het ontslag wordt, onder afschrift van het raadsbesluit, schriftelijk medegedeeld door de secretaris.
paragraaf 3
spreekrecht
artikel 3.1
toekenning spreekrecht
1 Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht. 2 Als belanghebbend worden aangemerkt de belanghebbenden ingevolge artikel 1:2 Algemene Wet Bestuursrecht. 3 Indien een groep van belanghebbenden verschijnt, kan de voorzitter, respectievelijk het lid indien een bouwplannen in mandaat wordt behandeld, eisen dat een woordvoerder wordt aangewezen.
artikel 3.2
aanmelding spreekrecht
1 Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, moet zich voor het begin van de vergadering bij de secretaris melden. 2 De secretaris (ter zitting) toetst of de inspreker belanghebbend is en adviseert de voorzitter, respectievelijk het lid indien een bouwplan in mandaat wordt behandeld. 3 De voorzitter, respectievelijk het lid besluit of de inspreker wordt toegelaten.
artikel 3.3
uitoefening inspreekrecht
1 Het inspreekrecht mag worden uitgeoefend tijdens de toelichtende fase van de behandeling van het onderhavige adviesverzoek. Inspraak tijdens de beraadslagingen van de commissie behoeft niet te worden toegestaan. 2 De inspreker krijgt het woord van de voorzitter respectievelijk het lid. Deze is bevoegd de inspreker het woord te ontnemen als de orde van de vergadering wordt verstoord, de vergaderorde dit vergt of na een tijdsverloop van drie minuten. 3 Van het inspreken wordt verslag gelegd in de notulen. 108 paragraaf 4
werkwijze en ordemaatregelen
artikel 4.1
ordemaatregelen
1 De voorzitter geeft het woord aan de onderscheidenlijke leden, de secretaris en de ambtelijk adviseur. 2 De voorzitter ontneemt het woord als de orde van de vergadering wordt verstoord, of de vergaderorde dit vergt. 3 De voorzitter, of als een bouwplan in mandaat wordt beoordeeld het lid, kan personen uit de vergadering laten verwijderen als de orde van de vergadering wordt gestoord. Zonodig wordt de vergadering hiervoor geschorst.
artikel 4.2
werkwijze
1 De commissie vergadert als regel eens per twee weken op een zoveel mogelijk vast tijdstip of zo veel vaker als nodig is. 2 De secretaris verzendt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, een schriftelijke uitnodiging voor de vergadering, tenminste vijf dagen voor de datum van die vergade-
3 4
5
6 7
8
9
109
ring. Van de uitnodiging wordt een afschrift aan burgemeester en wethouders gezonden. Bij de uitnodiging wordt een agenda van de door de commissie te behandelen zaken gevoegd. De datum van de vergadering en de agenda wordt ten minste twee werkdagen van te voren, spoedeisende gevallen uitgezonderd, gepubliceerd in een huis-aan-huisblad. Elk lid van de commissie alsmede van het college van burgemeester en wethouders kan een vergadering van de commissie verlangen, over een op te geven ontwerp; de voorzitter belegt de gevraagde vergadering binnen twee weken na ontvangst van het verzoek. a. De commissie kan slechts besluiten indien ten minste de helft van het aantal leden van een groep, zoals genoemd in artikel 9.2, vijfde lid in de vergadering aanwezig is. b. Beslissingen komen tot stand bij meerderheid van stemmen; een lid kan verlangen dat zijn van de meerderheid afwijkende mening afzonderlijk aan burgemeester en wethouders kenbaar wordt gemaakt. c. Indien over een gevraagd advies de stemmen staken, wordt geen advies uitgebracht, maar worden de verschillende meningen medegedeeld. De commissie is bevoegd zich bij haar beraadslagingen incidenteel door andere deskundigen te doen bijstaan. Geen lid of plaatsvervangend lid mag deelnemen aan de beraadslaging over en de vaststelling van een advies omtrent een ontwerp, waarbij hij direct dan wel indirect is betrokken. Met uitzondering van de ambtelijke leden mag hij geen opdracht aanvaarden tot het verbeteren van een in de commissie behandeld ontwerp of tot het maken van een nieuw ontwerp. Indien de commissie het voornemen heeft ten aanzien van een haar ter beoordeling voorgelegd ontwerp afwijzend of in afwijkende zin te adviseren, kan zij besluiten de ontwerper eerst in de gelegenheid stellen zijn ontwerp te wijzigen. Deze bepaling geldt niet ingeval de commissie geen enkele mogelijkheid ziet tot een gunstig advies te geraken. De secretaris houdt aantekening van de besluiten en conclusies van de commissie, welke aantekeningen het verslag van de vergadering vormen. Het verslag wordt ter kennis gebracht van het college van burgemeester en wethouders.
COLOFON
De welstandsnota Bussum werd opgesteld in opdracht van de gemeente Bussum door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland in samenwerking met Architectenwerk Twan Jütte. Begeleiding: • Elo Wolswinkel, gemeente Bussum, voorzitter werkgroep ‘Welstandsnota Bussum’ • Nico van den Ham, gemeente Bussum • Harry Haverkort, gemeente Bussum Samenstelling: • José van Campen, Stichting Welstandszorg Noord-Holland • Ingrid Langenhoff, Stichting Welstandszorg Noord-Holland • Twan Jütte, Architectenwerk Twan Jütte, Delft • Désirée de Jonge, Architectenwerk Twan Jütte, Delft
Uitgave: Gemeente Bussum, 2003 Copyrights: opdrachtgever en samenstellers
110