INTERVIEW NATALIE KOCH (QUERIDO) Natalie Koch debuteert in oktober met haar roman Streken bij uitgeverij Querido. Voorafgaande aan haar debuut vond ze de tijd om in gesprek te gaan met Sérgio do Carmo van het literaire magazine Blanco Regel. Waar en wanneer is het idee voor het boek precies ontstaan? Heel precies weet ik dat niet meer; meestal als ik een verhaal afheb, ben ik de oorsprong van het idee alweer vergeten. Ik liep al een tijdje rond met het idee van een man die geconfronteerd wordt met zijn niet al te frisse verleden. Daarnaast wilde ik iets doen met de laatste week van het jaar, omdat dat van die dode dagen zijn. Mijn eerste idee was iets gothic-achtigs, een beetje in de stijl van Charles Palliser (Quincunx, The Unburied). Op een gegeven moment ben ik die ideeën gaan combineren. Waarom het uiteindelijk deze vorm kreeg, weet ik niet meer precies. Het ene idee brengt het andere mee. Uiteindelijk koos ik er toch voor om het in het hier en nu te laten spelen en in Londen, buiten de normale leefomgeving van de hoofdpersoon Arthur Bronckhorst, omdat hij dan helemaal op zichzelf teruggeworpen zou raken. Vanwege het hoofdthema, de schaduwkant van ambitie, lag het voor de hand het verhaal in de muziekwereld te situeren, waar het behoorlijk om ambities draait. Dat ik zelf op een conservatorium werk, speelde ook mee; die wereld is me niet geheel onbekend. Welke problemen ervoer je om in de huid van je karakters te kruipen?
1
Dat ging eigenlijk vrij makkelijk. Arthur zat vrijwel meteen goed in mijn hoofd. Het perspectief van Chrissie is pas later in het verhaal gekomen, eerst heb ik Arthurs perspectief vrijwel helemaal uitgeschreven. Ik wilde het perspectief van Chrissie flink laten contrasteren met dat van Arthur omdat ze als karakters erg contrasteren (hij middelbare leeftijd, op z’n retour, levend in het verleden, zij een puber met beide benen in het hier en nu en haar ogen op de toekomst). Daarom schreef ik het in de tegenwoordige tijd en het ikperspectief. Toen ik dat eenmaal had, ging het makkelijk. Alsof er een soort Chrissie-modus-knop in mijn hoofd zat die ik maar hoefde om te zetten om haar stem te horen. Hoe heb jij dit boek van tevoren en tijdens het schrijven uitgewerkt? Qua personages? Qua plots? Qua scènes? Ik heb van tevoren een schets van de verhaallijn gemaakt, een overzicht van de belangrijkste personages en hun karaktertrekken en een hele ruwe scène-indeling. Tijdens het schrijven verandert daar nog van alles aan; er komen scènes tussen, personages komen erbij of verdwijnen, nieuwe vragen dienen zich aan die uitgewerkt moeten worden. Tijdens het schrijven groeit die synopsis dus mee; alle nieuwe invallen, scène-aanzetjes, geheugensteuntjes en hulplijntjes zet ik daarin. Ik ben niet zo’n schrijver die alles tot in het detail uitwerkt voor hij begint, maar ik kan ook niet vanuit het niets beginnen, ik moet wel ongeveer weten waar het naartoe moet. De rest groeit tijdens het schrijven. Hoe hield jij overzicht over het verhaal aangezien je nogal snel omschakelde in het boek tussen Chrissie, Arthur, heden en verleden? Ik heb eerst het perspectief van Arthur geschreven, met de
2
flashbacks. Om op een gegeven moment te zien of heden en flashbacks een beetje evenwichtig verdeeld waren en er voldoende opbouw in zat, heb ik een schema met een hedenen verleden-balk getekend, verdeeld over de dagen die het verhaal beslaat. Normaal ben ik niet zo’n schemamaker, maar hier was het wel handig. Tijdens het schrijven kreeg ik het idee dat een tweede perspectief het verhaal nog sterker zou maken en omdat de ene verhaallijn al vrijwel helemaal stond, was dat er makkelijk in te vlechten. Je schrijft ‘Soms is het makkelijker een belofte te blijven’ en iets verder in het verhaal ‘Hoeveel er nog zit tussen wat mijn handen kunnen en mijn hoofd wil.’ Stip jij daar juist niet de fundamentele kern aan waarom zoveel mensen gefrustreerd rondlopen en jaloers zijn op diegenen die wel de stap gewaagd hebben om nieuwe werelden in hun leven te verkennen? Ik wilde daar wel iets zeggen over het omgaan met talent. Het lijkt erg aantrekkelijk om talent te hebben, om iets goed te kunnen, maar het brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee. Je roept verwachtingen op. Met je werk naar buiten treden betekent je nek uitsteken; je stelt jezelf bloot aan kritiek en mogelijk afkeuring. Er bestaat altijd een kans dat je mislukt, dat niemand op je werk zit te wachten. Ik denk dat er genoeg mensen zijn die dromen van succes, maar bang zijn voor die consequenties, bang om niet goed genoeg te blijken, af te gaan in de ogen van familie en vrienden, bang voor de enorme hoeveelheid werk die je je op de hals haalt als je ergens meer in wilt bereiken dan middelmatigheid. Wat je ook kiest, sporten, schrijven, muziek, als je er iets in wilt bereiken, moet je er ontzettend veel tijd en energie in steken, ten koste van andere dingen.
3
Voor sommigen is het dan misschien makkelijker om te leven met de gedachte dat dat muziekstuk, die roman, dat schilderij, er ooit nog gaat komen. Of om de oorzaak dat het niet is gelukt buiten jezelf te leggen (te drukke baan, veeleisend gezin). Als je niet inziet dat je je droom alleen kunt verwezenlijken door zelf aan de verwezenlijking te beginnen, ongeacht de omstandigheden, kun je wel gefrustreerd raken, ja. In dit geval, als Anne zegt: ‘het is makkelijker om een belofte te blijven, ’ is dat overigens alleen haar interpretatie van de situatie, Arthurs moeder had andere redenen om niet met haar werk naar buiten te willen treden. Maar het zegt wel iets over de keuze en de verantwoordelijkheid die talent met zich meebrengt. Voor Arthurs vader is er maar één optie: als je ergens talent voor hebt, dan werk je je te pletter om daar alles uit te halen. De keuze van Arthurs moeder om dat niet te doen, is haar stille verzet tegen zijn wil om voor haar te bepalen hoe ze het moet aanpakken. Ze is ook gelukkig met die keuze, zij kan plezier beleven aan haar gave zonder de bewondering van andere mensen nodig te hebben (wat ook weer een thema is in het verhaal). De zin ‘Hoeveel er nog zit tussen wat mijn handen kunnen en mijn hoofd wil’ volgt uit het voorgaande. Van alle mensen die ik ken die op hoog niveau presteren, is er geen enkele die lekker achterover leunt en denkt: wauw, ik ben perfect! De meeste talentvolle mensen weten heel goed wat ze wel kunnen, maar ook wat ze nog willen bereiken of wat een ander beter kan. Het is een eeuwige cirkel: A bewondert B omdat B beter is dan A, maar B bewondert C weer omdat die in B’s ogen nog beter is en zo gaat het door. Ik vond het treffend om te ontdekken dat juist de heel getalenteerde
4
vaak zo denken. Talent is blijkbaar ook het vermogen tot zelfkritiek, want als je niet kritisch blijft voor jezelf, sta je ook niet open voor wat je nog kan leren. ‘Je kiest geen instrument, het kiest jou.’ Kun je dat uitleggen? Het is een kwestie van geraakt worden door een instrument. Wat ik van veel musici hoor, is het geen vraag van: ik wil muziek maken, welk instrument zal ik eens kiezen, maar meer dat ze een bepaald instrument horen en zo geraakt worden door de klank dat ze dat willen en niets anders. Ik las bijvoorbeeld over Jacqueline du Pré dat ze op een dag als klein meisje een cello hoorde op de radio en riep ‘Mummy, I want to make that sound.’ Vaak is het toch net dat ene instrument dat aantrekkingskracht uitoefent. ‘Waar je ook begint, je moet weer thuis kunnen komen. Dan pas ken je een stuk goed genoeg om de noten achter je te laten en aan je interpretatie te beginnen.’ Een stuk verder in het verhaal schrijf je ‘Dit hele stuk gaat over passie.’ Ik heb het gevoel dat je in figuurlijke zin hiermee ook het gevoel van richtingloosheid aanstipt dat velen in het leven ervaren. Een soort van verloren zijn tussen aan de ene kant de basis leggen voor wie je wilt (of moet) zijn en dat aan de andere kant proberen in te vullen op de juiste manier, oftewel met passie voor, in dit geval, muziek. Hoe kijk jij daarnaar? Je bedoelt dat passie voor muziek of iets anders een vlucht is voor of bestaansrecht geeft aan een per definitie onvolmaakt leven? Ik denk dat dat voor veel mensen wel opgaat, dat ze iets zoeken dat een doel, een richting geeft
5
aan hun leven. Voor Arthur en Chrissie is het anders, voor hun ís muziek de richting in hun leven. Ik denk wel dat levens zoals die van Arthur, Etienne en Chrissie een soort schijnzekerheid bevatten. De meeste mensen weten inderdaad pas laat wat ze willen of hadden moeten worden, ze kiezen iets, laten zich meedrijven op de gevolgen van die keuze, kiezen later misschien weer wat anders. Als je zo’n leven als een boek zou lezen, zou je denken: beroerde schrijver, hier zit totaal geen lijn in. Voor mensen als Chrissie en Arthur lijkt dat aan de oppervlakte anders want al heel jong weten ze wat ze willen worden en zetten alles ervoor opzij. Arthur beroemt zichzelf er ook op dat hij nooit verdwaalt, hij heeft zijn leven en carrière stevig in de hand. Op het moment dat daar een kink in komt, in het begin van het boek, blijkt die zekerheid schijn. Het fundament onder zijn leven valt weg en terwijl hij figuurlijk verdwaalt, verdwaalt hij ook letterlijk in Londen. In je boek zit een hele collectie aan sterke personages. Hoewel juist de mannen erg sterk naar voren komen, heb ik het gevoel dat vooral een wat zwakker personage zoals de moeder, uiteindelijk de sleutel en het symbool zijn om dit boek daadwerkelijk te kunnen begrijpen. Is dat een bewuste keuze geweest? Zo ja, waarom? Dat klopt. Niet voor niets komen er zo vaak sleutels ter sprake als zij ten tonele verschijnt... Arthur is jarenlang zo verblind geweest door zijn eigen schuldgevoel dat hij de sleutelrol van zijn moeder niet heeft gezien; pas aan het einde ontdekt hij de betekenis van wat zijn moeder heeft gezegd en gedaan. Ik vond het mooi om tegenover de sterke, gedreven en nogal egoïstische naturen van Etienne en Arthur iemand te zetten die op het eerste gezicht zwak lijkt,
6
maar uiteindelijk op haar eigen manier eigengereid en wijs blijkt. Naarmate ze zich als personage ontwikkelde, werd ze een soort stille maar onverzettelijke kracht die uiteindelijk het laatste woord heeft. ‘Mensen die gebruik maken van het openbaar vervoer kijken altijd alsof ze ieder moment kunnen instorten onder hun leven.’ Waar denk je dat dat mee te maken heeft? Te hoge verwachtingspatronen van jezelf? Van elkaar? Nee hoor, zo diepzinnig is die observatie niet. Het valt mij altijd op als ik in een bus of tram zit, dat iedereen zo lusteloos voor zich uit zit te staren. Ik denk dat het ermee te maken heeft dat je daar even geen rol hoeft te spelen. Je hoeft even geen collega, partner, ouder of wat dan ook te zijn en dan gaat je gezicht op de niet-thuis-stand. Of misschien zijn ze gewoon moe van een vervelende werkdag, saaie vergadering, ruzie met hun lief... ‘Op het podium was hij een beter, zuiverder mens.’ Waarom denk je dat het zo lastig is om jezelf te zijn? Op het podium hoeft Arthur alleen maar met zijn muziek bezig te zijn; hij heeft geen last van schuldgevoel, jaloezie, zijn tekortkomingen. Dan kan hij inderdaad de zuivere mens zijn die hij wil zijn. Hij is helemaal geconcentreerd op dat moment op die bezigheid. In werkelijkheid denk ik dat ieder mens een vat vol goede intenties, maar ook belangen, wensen, gevoelens, angsten en zorgen is en dat maakt het moeilijk om jezelf te zijn. Wat jezelf zijn ook is. In ieder facet van je leven ben je iemand anders; op je werk, onder vrienden, thuis, bij je ouders, overal speel je een andere rol, gebaseerd op verwachtingen en eisen van de anderen en de
7
wensen en eventuele frustraties van jezelf. Er is continu een spanningsveld tussen jou en de wereld. Misschien maken al die verschillende kanten juist je persoonlijkheid uit en in dat geval ben je onder alle omstandigheden jezelf, maar toon je steeds een ander facet. Als Arthur speelt, krijgt dat ene facet de overhand en het liefst zou hij willen dat dat zijn enige facet is omdat het conflictloos is (zolang het spelen goed gaat natuurlijk.) ‘Met hooggestemde principes alleen maak je geen carrière.’ Hoe kijk jij hier zelf tegenaan? Ik ben bang dat ik Arthur hier gelijk moet geven. Of je slaagt, hangt niet alleen af van talent, maar ook van je doorzettingsvermogen, je vermogen met kritiek en teleurstellingen om te gaan, of je iets te melden hebt waar mensen op zitten te wachten (je kunt als schrijver nog zulke mooie principes hebben, als je onleesbare boeken produceert, koopt niemand ze), je vermogen tot contacten leggen, je inventiviteit. Je ziet het in alle takken van kunst, al helemaal in deze tijd waarin aandacht oppervlakkig is en er van hype naar hype wordt geleefd, dat het niet altijd de besten zijn die de meeste aandacht krijgen (zie Dan Brown). Soms moet je trucs verzinnen om de situatie naar je hand te zetten en aandacht te genereren. Dit tekent het hele conflict tussen Arthur en Alexander; Alexander is de betere musicus, maar Arthur heeft de betere papieren om zich te redden. Als debuterend schrijfster heb ik daar natuurlijk zelf ook over nagedacht. Ik zou het prachtig vinden als ik lekker op mijn kamer kon blijven zitten schrijven en mijn boeken zichzelf zouden verkopen. Ik weet dat dat niet kan; daarom, ook al hoef ik niet zo nodig met mijn hoofd in de krant of op tv, zal ik die kansen toch aangrijpen als ze zich voordoen.
8
Arthur geloofde heilig dat religie opium was voor zijn niet tot scheppen in staat zijnde medemens. Alhoewel ik daar iets van Marx in lees, kun je mij uitleggen waarom Arthur daar zo heilig in gelooft? Het is de vraag naar de zin van het leven. Veel mensen zoeken de zin van het leven in religie, iets hogers dat het alledaagse leven en lijden tijdens of na de dood naar een hoger plan tilt en betekenis geeft. Arthur is niet religieus; voor hem is muziek dat middel, zijn religie in feite. Hij gelooft dat je door het scheppen - of herscheppen in zijn geval - van iets dat er voorheen nog niet was, betekenis aan je leven geeft. Werk van anderen vertolken is ook een vorm van creativiteit en die geeft zijn leven zin, die tilt het boven het alledaagse uit. Mensen die niet creatief of kunstzinnig zijn hebben die mogelijkheid in zijn ogen niet, voor hen rest alleen de religie. Arthur krijgt een Tweede Kans. Er zijn meer personages die een tweede kans krijgen zoals in het ‘echte’ leven. Waarom denk je dat zoveel mensen uiteindelijk falen om daar goed mee om te gaan? Misschien dat veel mensen die tweede kans niet herkennen als die zich voordoet, of, als ze die wel herkennen, hem toch niet durven aan te grijpen. In werkelijkheid blijkt het heel moeilijk om afstand te doen van het vertrouwde, het veilige. Je weet nooit wat je ervoor terugkrijgt. De kans van Arthur is overigens maar een schijnkans. Wat hij wil, kan niet; hij houdt zich zo voor de gek omdat hij de werkelijkheid nog niet onder ogen kan zien. ‘Wat had je aan ouder worden als je je puurheid ermee
9
verloor?’ Hoe ervaar jij dat nu je ouder wordt? Aan de ene kant vind ik die puurheid, gedrevenheid van jongeren een groot goed. Ze zijn vaak heel fel in hun vooren afkeuren, ze kunnen denken dat ze het anders gaan doen dan hun ouders, dat ze de wereld kunnen verbeteren en in die zin zijn ze heel oprecht. Ik vind het jammer dat dat heilig vuur verbleekt als je ouder wordt. Aan de andere kant vind ik het ook wel prettig dat je minder zwart-wit denkt en voelt, dat je ook leert relativeren, wat ook een mooie verworvenheid is. Het mooist zou zijn als je het ene kon behouden terwijl je het andere ontwikkelt... ‘Ik wou muziek maken, niet door de muziek geleefd worden.’ Hier lijk je een ander spanningsveld aan te stippen namelijk die tussen pure kunst maken vanuit jezelf en onderdeel van de commercie worden waar anderen voor jou bepalen wat je moet doen. Wat voor gevoel had je bij het schrijven van deze zin? Deze zin is wel enigszins gekleurd door de visie van het personage dat hem uitspreekt, die alles wat naar commercie ruikt verafschuwt. Ik denk dat de werkelijkheid gelaagder is, het hangt ervan af wat je ambities zijn. Je kunt best pure kunst maken vanuit jezelf, maar dan spreek je misschien een kleiner publiek aan. Als je gaat voor de hoge verkoopcijfers, moet je waarschijnlijk meer concessies doen aan de commercie. Helemaal aan het begin van het boek schrijf je de zin: ‘Je niet kunnen concentreren op het podium was ongeveer net zo onbehaaglijk als balanceren tussen twee wolkenkrabbers op een rafelend koord’ en dan is er aan het einde van het boek het moment dat Arthur de
10
beelden ziet van zijn moeder. Zou je kunnen stellen dat de cirkel van het verhaal hiermee compleet is? Hoe ben je hier opgekomen? Ik zag daar inderdaad een verband toen ik het opgeschreven had en het maakt het mooi rond, ja. Het zegt iets over de onzekerheid in de levens van de diverse hoofdpersonen. Ik wil daar niet teveel over kwijt omdat ik niet teveel wil weggeven, en omdat ik het leuk vind als lezers daar hun eigen antwoord op kunnen vinden. Ik stop graag elementen en details in een verhaal die misschien op het eerste gezicht weinig betekenen, maar die wel meeresoneren en diepte geven. Dat geldt ook voor het beeldje dat Anne koopt. Ze ziet er de Tardis uit Dr Who in en dat houdt weer verband met het feit dat tijd een grote rol speelt in het verhaal. Voor Arthur, omdat zijn verleden weer actueel wordt, maar ook omdat tijd vanwege zijn overladen leven voor hem zo’n kostbaar goed is. Als hij ineens tijd te over heeft, weet hij niet wat hij ermee aanmoet. Chrissie staat erg onder druk van de tijd, ze moet het nu gaan maken, anders is ze te laat. Dat Chrissie een speldje met Muse op haar rugzak heeft is ook voor meerdere uitleg vatbaar; ze houdt van de muziek van Muse, maar ze wordt in zekere zin ook Arthurs muze. Veel van die verbanden ontstaan bij mij spontaan tijdens het schrijven, net alsof er een soort waakvlam in mijn onderbewustzijn zit die alert is op zulke details. Renate Dorrestein zegt in Het geheim van de schrijver iets over verhalen die al helemaal af rondzweven en alleen maar opgevangen hoeven te worden. Zo ver gaat het bij mij niet, er zit bij mij wel degelijk bewust denk- en plotwerk in; maar soms dienen zich spontaan vondsten aan die zo mooi passen zonder dat je ze bewust hebt zitten verzinnen, dat het lijkt alsof je onderbewuste, als je eenmaal op het goede spoor zit,
11
dat spoor doortrekt en vanzelf precies passende puzzelstukjes aangeeft. Dat zijn de mooiste vondsten, ze hebben niks geforceerds omdat je zo nodig een metafoor moest bedenken. Als er ineens zo een opkomt, zit ik echt te jubelen achter mijn computer. Wanneer kreeg jij het gevoel dat het boek echt compleet was en dus klaar om te publiceren? Dat gevoel heb ik niet gehad! Toen ik het contract bij de uitgeverij tekende, was het boek pas voor zo’n tweederde klaar. Een bevriende schrijver had het gelezen en was er zo enthousiast over dat hij het doorspeelde naar Querido. Daar reageerden ze ook meteen enthousiast. Als het niet zo was gelopen, was ik er op eigen houtje verder mee gegaan en had ik het naar uitgeverijen opgestuurd, want, al klinkt het raar om van jezelf te zeggen, ik had wel het gevoel dat ik een goed verhaal in handen had. Draagt dit boek een boodschap uit? Zo ja, welke? Ik wil de lezer niet direct een boodschap opdringen, dat smaakt al gauw naar moralisme. Wel wil ik hem laten nadenken over bepaalde vragen. Wat geeft je leven zin en wat doe je als je dat kwijtraakt? Ambitie, jaloezie, rivaliteit, schuldgevoel en hoe ga je daarmee om? De vader in het boek, Etienne Bronckhorst, richt een hoop schade aan, maar doet dat uit liefde en onmacht. Is zo iemand dan slecht? Ondanks alles kan ik wel sympathie opbrengen voor dat personage, al zullen veel lezers hem een rotzak vinden. Arthur Bronckhorst wil de verantwoordelijkheid voor zijn geluk bij een meisje van zeventien leggen en daar kun je vragen bij stellen, toch is het vanuit zijn standpunt misschien begrijpelijk. Chrissie is niet alleen het slachtoffer
12
van Arthurs verlangens, ze gebruikt hem zelf ook. Degene die onrecht wordt aangedaan, is zelf ook niet helemaal vrij van schuld. Laten zien dat er meer kanten aan een zaak zitten, dat vind ik belangrijk. In welk genre zou je dit boek willen plaatsen? Een muziekroman? Ik geloof dat dat al bijna een op zichzelf staand genre is. Hoe zou jij je schrijfstijl willen omschrijven? Waarom heb je deze schrijfstijl bij dit boek gekozen? Ik schrijf heel scenisch, beeldend. Als ik een verhaal uitdenk, denk ik vrijwel meteen in scènes waarin ik de personages als acteurs hun rol zie uitspelen. Lange beschrijvende passages zul je bij mij niet zo gauw aantreffen; ik laat het de lezer liever zien via handelingen en dialogen. Ik schreef in die periode veel in de verleden tijd en die tijd en het hij-perspectief pasten goed bij Arthur. Voor Chrissie heb ik bewust voor een contrast gekozen, bij een puber vol emoties past wat mij betreft meer een stream-ofconsciousness-achtige stijl, waarin haar gedachten alle kanten opschieten en ze lekker tekeer kan gaan. Dat was voor mij een vrij nieuwe manier van schrijven, ik had daar pas één keer eerder mee geëxperimenteerd, maar het werkte lekker. Welk bijvoeglijk naamwoord zou jij voor dit boek plaatsen? Als het gaat om de sfeer van het boek is ‘intens’ misschien wel een goeie... Als ik de verschillende personages vandaag zou
13
tegenkomen hoe zou het dan met hen gaan? Hebben ze hun weg/bevrijding gevonden? Mooie vraag en ik weet het antwoord wel, toch wil ik er niet te diep op ingaan omdat ik de lezers het doorfantaseren niet wil ontnemen. Ik fantaseer zelf altijd graag nog even door over hoe het de personages na de laatste bladzijde verder vergaat. De ene lezer trekt misschien een hele andere conclusie dan de andere. Als de personages nog even doorleven in het hoofd van de lezer nadat hij het boek heeft dichtgeslagen, heb ik mijn doel bereikt. Heeft het schrijven van dit boek jouw waarden/normen over menselijke relaties veranderd? Niet zozeer veranderd als wel meer inzicht gegeven. Mijn eigen normen en waarden spelen geen rol als ik schrijf. Natuurlijk vind ik dat je als man van zesenveertig van zeventienjarige meisjes moet afblijven, maar als ik me door mijn eigen moraal zou laten leiden, had ik geen verhaal. Door bezig te zijn met de rivaliteit binnen een gezin ben ik meer gaan nadenken over familieverhoudingen en de broeinesten van jaloezie, voortrekkerij, manipulatie en gefnuikte ambities die ze kunnen zijn. De mechanismen waarmee mensen die van elkaar houden elkaar kunnen manipuleren en kwetsen. Ook liefde kan schade aanrichten. Wat heb je verkregen door het schrijven van dit boek? Als schrijfster? Als mens? Als vrouw? Ik heb er schrijftechnisch veel van geleerd door het werken met verschillende perspectieven in verschillende stijlen. Ook heb ik ontdekt hoe research je kan inspireren. Op de momenten dat ik vastzat, deed ik weer een stukje onderzoek en vaak wakkerde dat mijn fantasie opnieuw aan. En ik heb
14
de cello ontdekt. Ik vond het al lang een fascinerend instrument, en omdat ik vond dat ik moest weten hoe het voelde het in handen te hebben, heb ik er één gehuurd en ben ik les gaan nemen. Inmiddels speel ik anderhalf jaar en het is een van de meest verrijkende ervaringen in mijn leven. Ervaringen kunnen tot verhalen leiden, maar andersom kan dus ook. Wat zijn je verwachtingen met dit boek? Ik hoop natuurlijk dat het aanslaat en vooral dat de mensen die het lezen dat met plezier zullen doen. Als ze en passant mooie muziek ontdekken, is dat mooi! Waarom zou iemand dit boek moeten kopen en lezen? Ik pretendeer niet dat ik iets wereldschokkends te vertellen heb, toch denk ik dat mensen die even willen wegzinken in een andere wereld en iets willen lezen over wat ambities kunnen aanrichten, wat mensen die van elkaar houden elkaar aan kunnen doen als er grote belangen op het spel staan, er plezier aan kunnen beleven. Ik denk dat ik dat thema door de setting en de personages op een nieuwe manier heb uitgewerkt. Mensen hebben vaak een romantisch beeld van de muziekwereld, maar in werkelijkheid is het net zo’n hard wereldje als alle andere, misschien wel nog harder. Welke mensen hebben jou geholpen/ondersteund tijdens het schrijven van dit boek? Een goede vriendin heeft alle nieuwe scènes gelezen en van commentaar voorzien. Een schrijver introduceerde me zoals gezegd bij Querido. Toen het boek bijna zijn definitieve vorm had, heb ik het aan twee beroepscellisten laten lezen
15
om zeker te zijn dat ik ondanks mijn research geen cellistische blunders maakte. En uiteraard mijn redacteur bij Querido. Is er een muzieknummer dat dit boek in één keer zou kunnen beschrijven? Misschien toch de cellosonate van Rachmaninov, vooral het derde deel. Dat klinkt erg intiem en weemoedig en ik denk dat dat toch wel een beetje de hoofdsfeer is van het boek. Melancholie om wat je kwijt bent en wat je dreigt te verliezen. Had je muziek opstaan tijdens het schrijven? Ik heb altijd muziek aan bij het schrijven. De juiste muziek is ontzettend belangrijk voor de juiste schrijfstemming. Voor dit boek waren het veel van de stukken die ik in het boek noem: het celloconcert van Dvorák, Rachmaninov, vooral de cellosonate, tweede symfonie, tweede pianoconcert, de cellosuites van Bach (die zijn erg goed voor de concentratie); celloconcerten van Schumann, Elgar, Saint-Saëns, cellomuziek van David Popper, maar ook veel Muse. Muse paste erg goed bij Chrissie. Waarin onderscheid jij jezelf van andere auteurs? Ik heb een sterke fascinatie voor het conflict tussen het verlangen naar schoonheid, puurheid, een wereld zonder onechtheid, en het dagelijkse leven met al zijn valkuilen. Ik geloof dat dat wel doorsijpelt in alles wat ik schrijf. Het zit heel sterk in het personage van Arthur; niets menselijks is hem vreemd, vooral egoïsme en afgunst niet, toch zoekt hij steeds naar een zo zuiver mogelijke ervaring in zijn muziek. De spanning tussen aan de ene kant zo oprecht mogelijk
16
willen leven en aan de andere kant steeds vast blijven zitten aan de dagelijkse banaliteit, dat vind ik wel een interessant gegeven. Waar ligt je grootste kracht qua schrijven? Dat ik een beeldend, filmisch verhaal kan vertellen. Los van stijl, personages etc., vind ik het verhaal (kop, staart, plot, pakkende scènes) zelf heel belangrijk. Door het schrijven van Streken heb ik ontdekt dat ik een vrij goed ontwikkeld gevoel voor structuur heb; ik denk dat ik nog wel eens iets complexer ga proberen. Wie zijn je grootste inspiraties in de literatuur? En waarom? Ik hou erg van het werk van Thomas Rosenboom; behalve dat hij gewoon heel mooi schrijft, kan hij ook nog eens een razend spannend verhaal vertellen. Ik bewonder wel meer schrijvers (vooral Engelstalige, ik lees veel Engels), maar ik probeer niet echt iemand te imiteren. In mijn jeugd was ik helemaal weg van de boeken van Leon Garfield en de Brontës, toen heb ik een tijdje geprobeerd in die stijl te schrijven, maar sindsdien laat ik me eerder inspireren door de sfeer van bepaalde boeken dan door thema, setting of schrijfstijl. Een van de indrukwekkendste boeken die ik de laatste tijd heb gelezen, is Agaat van Marlene van Niekerk, over de verhouding tussen een blanke Zuid-Afrikaanse boerin en haar zwarte bediende. Een prachtig voorbeeld van een verhaal waarin niets zwart-wit is en je uiteindelijk geen partij kunt kiezen voor een van de personages. Dat vind ik mooi. En het is nog waanzinnig mooi geschreven ook. Waar moet een boek aan voldoen om het te laten slagen?
17
Het moet me overtuigen. Hoe bizar ook de wereld, de personages, hun daden, hun gedachten; als de schrijver me erin kan meeslepen, vind ik het geslaagd. Ik moet in de personages kunnen geloven. Als de schrijver me nog iets meer geeft dan alleen het verhaal, zoals mooie beelden, mooie stijl, een verhaal onder het verhaal, dan vind ik het helemaal mooi. Waar erger jij je aan in boeken? Oppervlakkige personages, slordige stijl, oninteressante problemen, teveel dat voor me ingevuld wordt. Dan voel ik me als lezer niet serieus genomen. Wat ervaar jij op dit moment als probleem in de Nederlandse literaire wereld? Tja, ik zal niet de eerste zijn die het roept en het is ook niet typisch Nederlands, maar ik zou willen dat er niet zoveel mooie boeken onopgemerkt bleven terwijl sommige boeken die het amper verdienen zo’n enorm succes worden. Ik was niet onder de indruk van bijvoorbeeld de Da Vinci Code. Aardig verhaal, maar ik vind het de hype niet waard. Heb jij het gevoel dat het "eenheidsworst" is in schrijversland of zijn er inderdaad schrijvers die zich onderscheiden? Ik denk dat er genoeg variatie is; er zijn genoeg schrijvers met een herkenbare stem en thematiek. Een tijdje leek het erop dat zo kaal en sober mogelijk schrijven de norm zou worden. Soms vind ik dat mooi en effectief, maar net zoals je de ene keer een gewone bruine boterham met kaas lust en de andere keer een Indiase curry met twintig kruiden vind ik het ook weleens lekker om minder uitgebeend proza te lezen
18
(al moet het ook weer niet al te barok worden). Gelukkig hebben we dan schrijvers als Hafid Bouazza. En er is net een Nederlandse schrijver gedebuteerd, Gerardo Soto y Koelemeijer, die in zijn roman Armelia elementen uit de Spaanse en Zuid-Amerikaanse literatuur gebruikt, zoals het magisch realisme. Dat vind ik geweldig, dat we dat hier ook hebben. Schrijf jij voor de lezer of voor jezelf? Op welke manier kun je dat zien? Als je schrijft om te publiceren KUN je niet uitsluitend voor jezelf schrijven. Schrijven is een spel met de lezer; je verleidt hem het verhaal in, speelt met zijn verwachtingen, zet hem op het verkeerde been, stelt onthullingen uit, geeft hem stof tot nadenken en beloont zijn moeite uiteindelijk met een hopelijk bevredigend slot. Natuurlijk schrijf ik ook voor mezelf, als ik er zelf niet zoveel plezier aan zou beleven, zou ik er niet eens aan beginnen. Toch: als ik dit boek alleen voor mezelf had geschreven, had ik op pagina 1 de plot al kunnen weggeven, want ik wist toen al hoe de vork in de steel zat. Dat ik dat niet doe, is een bewust spel met de lezer. Dat ik die plot al uitgedacht had voor ik begon, maakt het schrijven overigens geen invuloefening voor me. Tijdens het schrijven ontdek ik zelf heel veel over het verhaalverloop, de mechanismen van het verhaal, dienen zich steeds opnieuw verschillende mogelijkheden aan waaruit ik moet kiezen en leer ik mijn personages beter kennen. Arthurs vader, Etienne Bronckhorst, is bijvoorbeeld een grotere rol in het boek gaan spelen dan ik had voorzien. In eerste instantie was hij een bijfiguur, maar gaandeweg ontdekte ik dat het verhaal ook heel erg over hem gaat. Kort gezegd: ik
19
schrijf om mezelf te boeien, maar op zo’n manier dat het de lezer ook kan intrigeren. Wat is jouw ambitie met schrijven? Verder groeien, schrijftechnisch, in mijn onderwerpkeuze, mijn stijl. Natuurlijk hoop ik ook op verkoopsuccessen, maar dat heb je niet in de hand. Als ik moet kiezen tussen een groot publiek bedienen of iets schrijven dat mijzelf tijdens het schrijven boeit en verder doet groeien, kies ik voor het laatste. Hoe denk jij dat je leven zal worden NA publicatie van dit boek? Het schrijven zal waarschijnlijk een nog groter onderdeel van mijn leven worden. Misschien komen er ook meer aan schrijven gerelateerde activiteiten op mijn pad. Ik zal ze niet uit de weg gaan. Maar heb je nog andere ambities op schrijfgebied? Theaterstuk? Dichtbundel? Verhalenbundel? Misschien een verhalenbundel. Korte verhalen zijn niet echt helemaal mijn genre; ik ben meer iemand voor de lange baan, maar toch schrijf ik er wel eens een en als ik er genoeg heb van voldoende kwaliteit, bundel ik ze misschien wel. Verder zie ik me nog wel een dikke historische roman schrijven. Ik heb vage ideeën over een boek tegen de achtergrond van Rusland net na de revolutie, maar de Romeinse tijd intrigeert me ook heel erg. Kun je ons alvast wat vertellen over je volgende boek? Zal bijvoorbeeld de schrijfstijl voor je volgende boek veranderen?
20
Ik wil mezelf blijven verrassen, dus het is goed mogelijk dat ik weer iets nieuws uitprobeer. Stijl hangt voor een groot deel samen met de personages, dat heb ik in Streken wel ontdekt. Ik heb wat schetsen liggen voor een nieuw boek die langzaam vorm beginnen te krijgen; het wordt meer een karaktergedreven verhaal dan een plotgedreven verhaal zoals Streken. Verder kan ik er nog niet veel over zeggen... Veel succes en dank voor het interview. © 2006, Sérgio do Carmo
21
INTERVIEW JUDITH VISSER (PASSAGE) Judith Visser debuteerde op 29 september 2006 met haar roman Tegengif. Ondanks alle drukte voorafgaande aan haar debuut vond ze de tijd om in gesprek te gaan met Sérgio do Carmo van het literaire magazine Blanco Regel. Waar en wanneer is het idee van het boek precies ontstaan? Het idee voor dit boek is ontstaan toen ik ongeveer drie hoofdstukken aan een ander boek bezig was. Ik kreeg toen door een gebeurtenis in dat andere verhaal plotseling het idee voor Tegengif en van het eerste boek is toen nooit meer wat terechtgekomen. Dit is ongeveer twee jaar geleden. Wat was die gebeurtenis? In het verhaal dat ik toen aan het schrijven was, kwam een privé-huis voor. Tijdens het schrijven kwam er ineens een personage in beeld, een meisje dat daar werkte, en zij heeft toen eigenlijk het hele verhaal opgeëist. Zo ontstond de eerste versie van Tegengif. Wat was het in dat personage dat je opeens meesleurde? Ik vroeg me af wat de reden was dat ze daar zat, dat ze dat werk deed. Toen ik eenmaal achter haar verhaal kwam, vond ik het zo fascinerend dat ik besloot dat DAAR een boek over geschreven moest worden. In de oorspronkelijke opzet kwam het privé-huis maar in één hoofdstuk voor, met een heel ander verhaal eromheen. Een groot deel van het boek speelt zich af in de
22
prostitutie. Wat waren de problemen die je hebt ondervonden om de wereld van prostitutie te begrijpen? Het is geen consequente wereld, er wordt met veel verschillende standaards gewerkt. Op de ene plek is het werk legaal, op de andere niet, dan weer is het wel legaal maar werken er illegale meisjes, het is allemaal zo dubbel en gecompliceerd. Een gedeelte van de wereld van de prostitutie waar ik me overigens met opzet NIET in heb verdiept is die van de verslaafde prostituees. Dat werd teveel van het goede. Of ik de wereld van de prostitutie nu, na het schrijven van Tegengif, "begrijp" is overigens moeilijk te zeggen. Er is niet echt vat op te krijgen. Maar het inleven is in ieder geval goed gelukt. Op welke wijzen heb jij je ingeleefd? Welke vormen van research heb je toegepast? Ten eerste heb ik alle bordelen die in Tegengif voorkomen persoonlijk bezocht. Ik heb me overal laten rondleiden. Door te doen alsof ik geïnteresseerd was er te komen werken dacht ik meer te zien te krijgen dan wanneer ik zou laten merken dat ik er over zou gaan schrijven. Verder is het zich inleven vooral een kwestie van “method acting” geweest. En ik heb veel gehad aan de verhalen van een meisje, Sandy, dat ik geïnterviewd heb en in het privé-huis gewerkt heeft dat in Tegengif een grote rol speelt. Rondleidingen. Interview met een prostituee. Heb jij je nog ingelezen betreffende de problematiek van die wereld? Andere vorm van research? Ik heb er een aantal boeken over gelezen en in totaal vier verschillende meisjes geïnterviewd waarvan één (Sandy) intensief. Veel van de problemen uit die wereld heb ik van
23
hen vernomen en een aantal van die situaties heb ik verwerkt in Tegengif. Welke problemen ervoer je om in de rol te kruipen van de protagoniste? Het lastigste was dat mijn protagonist op een gegeven moment een enorme afkeer van mannen krijgt en niemand meer vertrouwt. Ik merkte dat ik soms bijna net zo ging denken als zij, haha. Gelukkig heb ik dat nu losgelaten. Verder heb ik er weinig moeite mee gehad, voornamelijk omdat mijn protagoniste “Kim” dicht bij mezelf staat. Mannen komen er in het verhaal niet echt positief uit. Hoe kijk jij naar een relatie met een man in jouw eigen leven? Moeten wij als mannen met angst leven om een vrouw als jij tegen te komen? Haha, vrees niet. In dat opzicht verschillen Kim en ik hemelsbreed van elkaar. Gelukkig heb ik ook nooit hoeven ervaren wat Kim meegemaakt heeft. Maar dat wil niet zeggen dat er geen foute mannen bestaan! De reden die de protagonist gebruikt om de prostitutie in te gaan is op zich radicaal. Wat was je angst om het geloofwaardig te maken? Welke valkuilen voorzag je? Ten eerste is het fictie, en de kunst van goede fictie is om dingen die in het normale leven extreem en radicaal zouden zijn geloofwaardig en aannemelijk te maken. Het feit dat ik er tijdens het schrijven in geloofde, dat alles wat er in het verhaal gebeurde voor mij als "echt" aanvoelde, was voor mij de bevestiging dat anderen het ook zo zouden ervaren. Ik heb Kims gevoelens, haar geestelijke proces, letterlijk weergegeven. Hierdoor kan men, hoe radicaal haar beslissing ook lijkt/is, het toch “volgen” en zelfs begrijpen.
24
Waarom hebben de familieleden/vrienden in het boek een marginale rol? Wat is de reden van deze keuze? Ik denk omdat Kim zich in deze periode bewust afsloot voor haar omgeving, vooral voor haar ouders, uit angst dat die erachter zouden komen waar ze mee bezig was. Gelukkig dachten haar ouders dat de reden van haar plotselinge teruggetrokkenheid voortkwam uit liefdesverdriet, waardoor ze geen vermoeden hadden van wat er echt speelde. De plotselinge afstand tussen Kim en haar beste vriendin kwam hoofdzakelijk omdat Kim het gevoel had dat haar vriendin haar (haar “missie”) niet begreep. De manier zoals jij de wereld van prostitutie hebt beschreven is nergens echt rauw. Er was altijd een zekere mildheid in de beschrijvingen. Waarom? Omdat Kims ervaringen nu eenmaal niet super-rauw waren. Natuurlijk, het was allemaal erg en walgelijk en vreselijk, maar het had veel erger gekund. Van sommige zaken kon Kim zelfs zo nu en dan de humor inzien en dit heeft haar, naar mijn mening, voor een groot gedeelte door die periode heen gesleept. Ik wilde het als schrijfster niet erger maken dan het al was, er is haar veel bespaard gebleven. Kun je iets meer uitleggen wat je bedoelt met: “Ik wilde het niet erger maken dan het al was.” Dit lijkt alsof je als schrijfster een schild opbouwt tegen de pijn van je personage. Kijk, waar Kim zich vrijwillig in stortte was moeilijk. Een jonge vrouw, kwetsbaar, die haar lichaam verkoopt aan vieze, oude mannen. Dat is afgrijselijk. Maar ik denk dat ze voor zichzelf, ondanks haar drang naar tegengif,
25
tegelijkertijd probeerde te relativeren wat er gebeurde. Misschien was ze niet sterk genoeg om de confrontatie aan te gaan met haar eigen pijn, verborg ze die achter haar zoektocht naar tegengif. Heb je dit boek van tevoren of tijdens het schrijven uitgewerkt? Qua personages? Qua plots? Qua scènes? Toen ik eenmaal wist welk verhaal Tegengif zou worden, had ik het van begin tot eind tot in de kleinste details, in mijn hoofd zitten. Maar om dat vervolgens allemaal uit te werken en op papier te krijgen is iets heel anders. Om het voor mezelf duidelijk te houden, heb ik een heldere synopsis geschreven en een lijn uitgestippeld waarin ik alle hoofdstukken aangaf en wat daarin moest gebeuren. Die ben ik toen stuk voor stuk gaan uitwerken. Volgorde was hierbij niet belangrijk, ik schreef de scènes op het moment dat ik voor dat bepaalde stuk in de stemming was en pas achteraf is het een geheel geworden. Voor mij werkt dat het prettigst. Maar hoe hield je het overzicht over het verhaal? De synopsis had ik altijd bij de hand, en voor losse scènes had ik een apart document. De hoofdstukken zelf waren heel duidelijk uitgestippeld en hoefden alleen maar te worden uitgewerkt. Alle ingevingen die ik tussendoor kreeg en die niet waren gepland (en dit waren er veel, dat is een natuurlijk proces tijdens het schrijven) noteerde ik en heb ik naderhand in het verhaal verwerkt. Wanneer kreeg je het gevoel dat het boek echt compleet was en dus klaar om te publiceren? Het is voor mijn gevoel nooit echt af. Maar goed, als je
26
bedoelt wanneer ik voor het eerst besloot een uitgever te zoeken, dat was nadat ik de twaalfde versie had afgerond. Wat is de boodschap van het boek voor jou? Denk jij dat ieder boek een boodschap heeft? Hoeft niet. Maar heeft dit boek een boodschap? Zo ja, welke? Het is meer een verhaal in plaats van een boodschap. Bij een boodschap krijg ik het gevoel dat ik er als schrijver achter moet staan, echt iets duidelijk wil maken, en dat is niet zo. Kim daarentegen heeft wel een boodschap en dat zou zijn dat alle mannen vreemdgaan en dat seks/lust onvermijdelijk aanzet tot bedrog binnen een relatie. Maar dit is niet MIJN boodschap. Andere “boodschappen” zijn subtiel in het verhaal verwerkt, namelijk dat het voor de maatschappij goed is dat er (vrijwillige, legale) prostitutie bestaat, en ook de problematiek van buitenlandse prostituees en hun thuissituatie komt aan bod. In welk genre zou je dit boek willen plaatsen? Moderne roman. Hoe zou jij je schrijfstijl willen omschrijven? Waarom heb je deze schrijfstijl bij dit boek gekozen? Mijn stijl is een natuurlijke, ik laat me tijdens het schrijven hoofdzakelijk leiden door mijn gevoel. Een schrijfcursus of opleiding heb ik nooit gevolgd, voornamelijk omdat ik er niet van hou wanneer ik iets “moet”, wel heb ik een stuk of zeven boeken over techniek en stijl bestudeerd en daar op mijn eigen manier van geleerd. In mijn methode van schrijven verplaats ik me volledig in mijn hoofdpersoon, ik
27
"word" haar als het ware, method writing dus. Ik ben allergisch voor afstand tussen mijzelf en mijn protagonist, dat zou niet werken. We zijn één. De reden dat ik deze stijl bij dit boek heb gekozen is dat een andere stijl me niet zou liggen, het zou te gefabriceerd zijn. Ik schrijf puur. Welk bijvoeglijk naamwoord zou jij voor dit boek plaatsen? Heftig. Als ik de protagoniste vandaag tegenkwam, hoe zou het dan met haar gaan? Heeft ze de absolutie gevonden? Het gaat tegenwoordig heel goed met Kim. Ze zit in het laatste jaar van haar studie en is bezig met het schrijven van een roman over haar periode als prostituee. Heeft het schrijven van dit boek jouw waarden/normen over menselijke relaties veranderd? Nee. Leg uit. (lacht). Het heeft eigenlijk bevestigd wat ik al wist. Vriendschap en familie zijn belangrijk, maar uiteindelijk sta je er alleen voor. En voor wat betreft liefdesrelaties, Kim was nogal naïef en ze heeft een wijze les geleerd. Dat was nodig. Dat is een donker beeld dat je schetst. "Vriendschap en familie zijn belangrijk, maar uiteindelijk sta je er alleen voor." Iedereen staat er uiteindelijk alleen voor, dat is niet negatief bedoeld. Je wordt alleen geboren en je gaat alleen dood, dat
28
is de realiteit. Als je van jezelf houdt en je hebt je ware zelf gevonden dan kun je dit accepteren en gelukkig zijn. En dan kun je de liefde van vriendschap, familie en relaties des te meer waarderen. Zonder illusies of verwachtingen die niet kunnen worden waargemaakt. Wat heb je verkregen door het schrijven van dit boek? Als schrijfster? Als mens? Als vrouw? Als mens: het heerlijke gevoel te beseffen dat je je dromen kunt waarmaken als je er maar in gelooft. Ik wist toen ik dit boek ging schrijven dat het uitgegeven zou worden, dat het me zou lukken, ook als het misschien moeilijk werd. Ik zou niet opgeven. En het is gelukt. Die bevestiging is belangrijk voor je ontwikkeling, te weten dat je alles kunt bereiken als je het maar echt wilt. Als schrijfster: de ervaring. Dit was mijn eerste boek dat ik echt schreef met als doel het uit te geven. De (vele) verschillende versies, het redigeren en aanpassen, steeds weer opnieuw, de zoektocht naar een geschikte uitgever, al die dingen had ik voor geen goud willen missen. Ik voel me zoveel rijker en wijzer nu. Het is een geweldige stimulans bij het schrijven van mijn tweede boek. Als vrouw: Als vrouw waardeer ik het feit dat ik me over een bepaalde "gêne" heb heen gezet voor wat betreft het schrijven over seks. Bij de eerste paar scènes had ik toch steeds het gevoel dat er iemand over mijn schouder meekeek (de toekomstige lezers, mijn ouders, enz.) en dat was soms moeilijk. Vooral omdat het niet bepaald de traditionele vorm van erotiek is waar ik over schrijf, het gaat nogal ver en is soms grof. Maar ik ben blij dat ik het heb gedaan, ik heb er een vrij gevoel aan over gehouden.
29
Wat zijn je verwachtingen van het boek? Ik had met geen ander boek willen debuteren. Mijn verwachting is dat lezers de intensiteit en originaliteit zullen waarderen. Waarom zou iemand dit boek moeten kopen en lezen? Er zijn verschillende redenen. Een goede reden kan zijn dat men nieuwsgierig is naar de wereld van betaalde seks. Die wordt in Tegengif gedetailleerd beschreven, op een realistische manier. Het is een royale blik achter de schermen, op een manier die je niet snel ergens anders zal tegenkomen. Een andere reden is dat het voor zowel mannen als vrouwen interessant kan zijn om zich in te leven in de gevoelens van Kim, wat het met iemand doet (geestelijk) wanneer je erachter komt bedrogen te zijn. Maar ook iemand die gewoon zin heeft om een meeslepende, originele en boeiende roman te lezen zal zich met Tegengif uitstekend vermaken. Welke mensen hebben jou geholpen/ondersteund tijdens het schrijven van dit boek? Behalve de prostituees die ik heb geïnterviewd over hun werk, heb ik geen hulp of ondersteuning gehad. Sterker nog, behalve een trouwe meelezer wist niemand dat ik een boek aan het schrijven was. Ik wilde het geheim houden tot ik het af had, niet van tevoren overal roepen waar ik mee bezig was. Is er een muzieknummer dat dit boek zou beschrijven? Er zijn verschillende nummers. Als het boek verfilmd zou worden dan zouden er gedurende die film een aantal nummers te horen kunnen zijn. "I will survive", is natuurlijk
30
een klassieker die goed bij dit boek aansluit. "I don't need a man", van de Pussycat Dolls is ook een topper. Al is dit niet de muziek die ik op had staan tijdens het schrijven. Welke muziek had je opstaan? Er is maar één stem die ik om me heen kan hebben tijdens het schrijven en dat is die van Elvis Presley. Daar voel ik me bij op mijn gemak, alle andere muziek leidt af. Waarin onderscheid jij jezelf van andere auteurs? Ik ben bereid om tot het uiterste te gaan voor research. En het uitgangspunt van Tegengif is origineel, dit verhaal is nog nooit eerder verteld. Ook bij mijn volgende boek is er een nogal ongewoon uitgangspunt van waaruit de dingen gebeuren. Ik onderscheid me door die ongewone, bijna onwaarschijnlijke, situaties op een bepaalde manier toch aannemelijk te maken. Waar ligt je grootste kracht qua schrijven? Ik denk dat mijn grootste kracht is dat ik een volhouder ben. Als ik het verhaal in mijn hoofd heb dan rust ik niet voordat het op papier staat, en dan maakt het me niet uit hoe lang ik er over doe. Verder denk ik dat het helpt om enigszins schizofreen te zijn (lacht). Wie zijn je grootste inspiraties in de literatuur? En waarom? Ik heb veel boeken die me dierbaar zijn, maar er is niet een bepaalde schrijver die mijn favoriet is. Het zijn meer de boeken op zich. Van een schrijver kan ik een boek helemaal geweldig vinden en het andere al na twee pagina's dichtklappen. Een echt voorbeeld heb ik niet, ik denk dat ik
31
mijn eigen inspiratie ben. Wel ben ik vaak gefascineerd door mensen die op jonge leeftijd al boeken schrijven en uitgeven. Achteraf had ik het zelf misschien ook liever al wat eerder gedaan. Waar moet een boek aan voldoen om het te doen slagen? Een boeiende en “levende” protagonist is het allerbelangrijkst. Als je dat niet hebt, heeft het verhaal niets om zich door te laten dragen. Het moet meeslepend zijn en je moet het kunnen volgen. Niet dat je na een paar hoofdstukken volledig kwijt bent waar het nu eigenlijk over gaat, hoe mooi de stijl dan ook kan zijn. Waar erger jij je aan in boeken? Of wat stoort jou in boeken? Het stoort mij wanneer een auteur graag met Engelse termen/woorden strooit en ze dan verkeerd spelt. Dan denk ik: "Doe het dan gewoon in je eigen taal.” Verder erger ik me aan dialogen die niet goed lopen, en aan principekwesties waar ik niet achter sta. Wat ervaar jij op dit moment als probleem in de Nederlandse literaire wereld? Probleem op dit moment is dat de grote uitgeverijen nauwelijks aandacht hebben voor hun auteurs. Ze brengen simpelweg te veel boeken uit. Daarom heb ik voor een kleinere, zelfstandige uitgeverij gekozen. Heb jij het gevoel dat het eenheidsworst is in schrijversland of zijn er inderdaad schrijvers die zich onderscheiden? Wat ik wel merk, is dat zodra een bepaalde schrijver een
32
trend zet (bijvoorbeeld met literaire thrillers, of met boeken over geile huisvrouwen) er meteen een hele stroming "schrijvers" volgt die ook dat soort boeken schrijft. Imitatieboeken krijgen bij mij geen respect. Maar er zijn wel degelijk schrijvers die zich onderscheiden, alleen is het net als in de muziek: de "pop"-literatuur scoort beter. Schrijf jij voor de lezer of voor jezelf? Op welke manier kun je dat zien? Ik schrijf absoluut voor de lezer. De dingen die ik voor mezelf schrijf, zijn niet fictief, dat zijn vaak meer de persoonlijke issues. Maar mijn boeken worden zonder twijfel geschreven voor lezers. Hoe je dat kunt zien? Het feit dat het fictie is, zegt al genoeg. Ik kan me niet voorstellen dat iemand fictie gaat schrijven alleen voor zichzelf. Wat heb je daaraan? Fictie schrijf je om anderen te vermaken, te boeien. Te raken. Wat is jouw ambitie met schrijven? Dat mijn boeken met plezier gelezen worden. En dat ik mezelf als schrijver kan blijven ontwikkelen. Ieder boek zal beter zijn dan het vorige. En ik zal altijd blijven schrijven. Het is het heerlijkste beroep ter wereld met de nodige vrijheid. Dat laatste is erg belangrijk voor mij. Denk je dat je leven zal veranderen na publicatie van jouw boek? Ik zal me voornamelijk bezighouden met het afronden van mijn tweede boek, en daarna het schrijven van mijn derde. Met beide ben ik momenteel druk bezig. Verder zal er weinig veranderen, ik heb altijd al geschreven, het verschil is dat iedereen het straks zal weten. Wel ben ik erg
33
benieuwd naar de reacties die ik ga krijgen, maar ik weet dat die niet te voorspellen zijn. Maar heb je nog andere ambities op schrijfgebied? Theaterstuk? Dichtbundel? Verhalenbundel? Ik sluit niets uit voor de toekomst, maar voorlopig ligt mijn prioriteit bij het schrijven van romans. Daar kan ik momenteel het meeste in kwijt. Ooit zal ik misschien een biografie schrijven van iemand, of me wagen aan songteksten. De muziekwereld trekt me. Wat is eigenlijk jouw Tegengif voor iemand die je zou bedriegen? Ik zou het zien als een les. En? Wraak zou ik niet nemen, als je dat bedoelt. Negatieve energie is verspilde energie, daar doe ik niet aan mee. Ik ben tegenwoordig goed in dingen loslaten. Het is een kwestie van “moving on”. De publiciteit rondom je boek is twee maanden voor verschijning opeens in een stroomversnelling geraakt door een artikel op GeenStijl.nl (op 26 juli 2006). Je website kreeg meer dan 80.000 hits te verwerken, raakte overbelast en was een tijdje uit de lucht. Wat was je eerste reactie? Mijn eerste reactie was: mijn God wat is dit? Daarna heb ik het gerelativeerd. Ik heb het van verschillende kanten bekeken. Aan de ene kant was het positief voor de bekendheid van het boek, er begonnen meteen bestellingen binnen te komen en dat is ongewoon voor een boek dat pas
34
acht weken later verschijnt. Aan de andere kant kwamen er veel negatieve reacties, en daar schrok ik in eerste instantie van. Gelukkig heb ik dat vrij snel kunnen loskoppelen van mijzelf. Mensen die dat soort nare dingen zeggen, kennen mij niet persoonlijk en hebben mijn boek nog niet gelezen, dus ik besloot me er niet druk om te maken. Het heeft dus verschillende kanten, goede en minder goede. Een andere goede kant is dat het heeft gezorgd voor veel aandacht in de overige media. Opeens overal op TV, interviews met kranten als het Algemeen Dagblad, Nieuwe Revu, hoe heb je dat ervaren? Dat moet een enorme omschakeling zijn geweest? Als ik er vanaf een afstand naar kijk dan zou het inderdaad voelen als een enorme omschakeling, maar het gekke is dat wanneer je er middenin zit je het gewoon allemaal "laat gebeuren", ik laat het over me heen komen, en dan voelt het eigenlijk vrij normaal allemaal. Je hebt inmiddels voor de VARA ook een item gefilmd in de club waarover het boek grotendeels gaat. Hoe was dat? Ja dat klopt, dat was in het privé-huis aan de Bergweg. Dat was HEEL vreemd. Dat was heel surrealistisch, om daar binnen te stappen en ineens in mijn eigen boek te zijn. Om de plek te zien waar mijn boek zich afspeelt, om met een personage (Jan, in het echt heet hij Hans) te praten, om hem aan de keukentafel te zien zitten net als in mijn boek, om op zo'n kamer te zijn, dat was echt heel vreemd. De ontvangst was trouwens heel hartelijk! Al mochten er uiteraard geen klanten of meisjes gefilmd worden.
35
Wat verwacht je aan media-activiteiten na publicatie als het nu al stormloopt? Tja, er komen inderdaad nu al vrij veel verzoekjes binnen voor interviews en dat soort dingen en ik verwacht dat dat wel even zo zal blijven. Ik ga, denk ik, gewoon zoveel mogelijk medewerking verlenen aan die activiteiten, voornamelijk omdat ik vanaf januari 2007 een tijd in het buitenland zit en het dan niet meer zo makkelijk kan. Kun je ons alvast wat vertellen over je volgende boek? Zal bijvoorbeeld de schrijfstijl voor je volgende boek veranderen? Mijn tweede boek, "Stuk", speelt zich af op een middelbare school en zal waarschijnlijk in 2007 verschijnen. De schrijfstijl is dezelfde als die van Tegengif, alleen is de hoofdpersoon (een 15-jarig meisje) zodanig verknipt dat er iets heftigere situaties in voorkomen dan in Tegengif. Mijn derde boek, "Kim", is ook in de stijl van Tegengif geschreven (en is er een vervolg op!), alleen bevat het meer spanning en minder drama. “Kim” speelt zich af in Amerika en daar zal ik het grootste gedeelte van het boek ook schrijven. Veel succes en dank voor het interview. Graag gedaan! © 2006, Sérgio do Carmo
36
INTERVIEW CARIEN TOUWEN (BOEKENBENT) Printbaar PDF-formaat Carien Touwen debuteerde eind 2006 met haar verhalenbundel Losse draden bij uitgeverij Boekenbent. Gelukkig vond ze de tijd om in gesprek te gaan met Sérgio do Carmo van het literaire magazine Blanco Regel. De bundel bestaat uit twaalf losse verhalen. Vanwaar de keuze om dat te doen en niet voor een thematische verhalenbundel te kiezen? Heb je dat tijdens het schrijfproces wel overwogen? Ik heb dat zeker overwogen. In eerste instantie wilde ik alleen maar magisch-realistische verhalen, vervolgens dacht ik aan reisverhalen en daarna wilde ik weer thrillerachtige verhalen. Uiteindelijk leek het me beter gewoon een selectie te maken uit de verhalen die ik het mooiste vind en die te bundelen. Ik wil met deze bundel laten zien wat ik in huis heb qua stijl en genre. Hiermee is de presentatie van mij als schrijfster goed uit de verf gekomen, maar het heeft wel als nadeel dat je niet één bepaalde doelgroep kunt aantrekken en maar moet hopen dat de mensen het aandurven een boek te kopen met verschillende genres. Is het verhaal "Te laat" ingegeven met het idee dat we als mensen langs elkaar heen leven? Of dat we eigenlijk zelden in anderen geïnteresseerd zijn? Dat is zeker een gedachte die terugkomt in dit verhaal. Terwijl ik dit verhaal schreef dacht ik terug aan de honderden mensen die ik in mijn leven vluchtig heb ontmoet. Op het werk, in de trein, op de universiteit, op reis; overal ontmoet je mensen die even deel uitmaken van je
37
leven, maar die jouw leven niet echt raken. Je maakt een kort praatje met mensen en soms als het erg goed klikt, komt er een vervolg. Maar meestal verdwijnen deze mensen weer net zo snel van het toneel als ze er gekomen zijn. In dit verhaal schets ik een situatie waarin de hoofdpersoon gedwongen wordt erover na te denken wat hij eigenlijk weet van deze persoon. De hoofdpersoon realiseert zich dat Rita nooit meer was dan een voorbijganger. Een aantal verhalen in het boek zijn duidelijk besprenkeld met magisch-realisme. Wat zijn voor jou de belangrijkste kenmerken van het magisch-realisme? Voor mij heeft magisch-realisme als belangrijkste eigenschap dat het een soort verwondering teweegbrengt bij de lezer van een verhaal dat verder compleet echt gebeurd is/kan zijn. Het verhaal moet geloofwaardig bij hem overkomen, maar geeft hem ook een soort twijfel mee. De lezer moet zich afvragen of het (kleine) magische onderdeel van het verhaal echt kan gebeuren. Het liefst zou ik zien dat de lezer in wonderen durft te geloven na het lezen van een verhaal met magisch realistische elementen. Maar de verwondering over het verhaal op zich is ook al een mooi resultaat. Zijn er magisch-realistische schrijvers die jou hebben geïnspireerd? Zo ja, welke en waarom? Nee, niet echt. Magie bestaat voor mij echt, je moet het alleen wel willen zien. Ik denk dat dit een van de redenen is waarom ik hier zo graag over schrijf. Ik wil andere mensen laten zien dat magie in ieders leven voorkomt, als je het maar als zodanig wilt herkennen.
38
Het verhaal "Gebroken" is een nachtmerrie voor elke auteur. Welke methoden gebruik jij eigenlijk om je werk te beschermen? Ik ben behoorlijk paranoïde als het gaat om het mogelijk kwijtraken van mijn schrijfwerk. Ik sla mijn schrijfmap op twee verschillende computers en twee verschillende usb sticks op en ik stuur alles naar een gmail account zodat het werk ook online staat, mocht er iets gebeuren met mijn apparaten. Overigens zou ik het net zo erg vinden als ik mijn tienduizenden (digitale) foto’s kwijt zou raken, maar omdat ik dan wel heel veel harddisks zou moeten hebben, zijn die momenteel helaas niet echt veilig te noemen. In het verhaal "Sangoma" schreef je: ‘Ik zag hoe ver mijn huidige leven af stond van wie ik eigenlijk was. Ik deed niets met mijn hart, alles was routine.’ Ik heb begrepen dat jij na jouw studie en jaren van werk de beslissing hebt genomen om volledig voor het schrijverschap te gaan. Mag ik aannemen dat deze zinnen in welke vorm dan ook in die periode door jouw hoofd hebben gespookt? Kun je mij vertellen wat voor jou het kruispunt was waarop jij besloot om je alleen nog maar met schrijven te gaan bezighouden? De baan waar ik al die jaren naar toe had gewerkt, gaf me niet de voldoening waarop ik gehoopt had. Ik had zeker nog verder kunnen groeien bij het bedrijf waar ik toen werkte en waarschijnlijk was ik wel terechtgekomen op een betere plek. Echter doordat ik per dag minimaal vier uur in de trein zat om op het werk te komen en er in dat jaar ongelooflijk veel vertraging was, heb ik veel kunnen nadenken. Ik denk dat ik daarom vrij snel de beslissing heb genomen om ermee
39
te stoppen en te gaan zoeken naar iets waar mijn hart echt lag. Het idee om te gaan schrijven speelde regelmatig door mijn hoofd. Schrijven was iets wat ik altijd associeerde met ‘later’, maar zodra ik thuis zat besloot ik het een paar maanden te proberen. Vond ik het niets, dan zou ik gewoon weer gaan solliciteren. Die eerste maanden openden mijn ogen. Ik had me nog nooit zo gelukkig gevoeld. Verhalen schrijven, personages die zomaar in mijn hoofd ontstonden, het begin van mijn eerste boek. De echte beslissing om te blijven schrijven nam ik in Australië, op een vakantie die al geboekt was. Daar kon ik even afstand nemen van de druk vooraleer me weer te storten op mijn oude routine van werken en carrière maken. Je schreef aan het einde van een verhaal: ‘Er is geen toeval.’ Hoe kijkt de mens Carien naar toeval? Bestaat toeval wel of niet? Kun jij jouw antwoord uitleggen? Dat is een hele moeilijke vraag. Ik neig er naar te zeggen dat toeval niet bestaat, omdat ik denk dat je bepaalde dingen kunt afdwingen. Stel: je denkt bijvoorbeeld al de hele dag aan iemand en vervolgens kom je die persoon aan het einde van de dag tegen in de trein. Je kan dit toeval noemen, maar je kunt ook geloven dat juist het denken aan die persoon ervoor heeft gezorgd dat je elkaar niet misliep in de grote menigte. Als je diezelfde persoon tegen was gekomen zonder dat je aan hem had gedacht, roep je nog steeds ‘wat toevallig’ maar is de lading niet meer hetzelfde. Ik denk dat bepaalde wendingen in ons leven geen toeval zijn maar dat je die zelf laat gebeuren, ook al voelen ze als toeval. Aan de andere kant kun je natuurlijk wel gewoon iemand toevallig tegenkomen. Zucht…
40
Het verhaal "Schoon" is geschreven vanuit een verrassend perspectief. Wat is je moment van inspiratie geweest om vanuit dit bijzondere perspectief te schrijven? Ik weet niet of ik dat kan zeggen zonder de plot van het verhaal weg te geven… Laten we het erop houden dat ik het gezicht van een zwerver zag opklaren toen hij iets lekkers uit een prullenbak wist te vissen. Dood en ziekte zijn erg aanwezig in je verhalen terwijl ze nooit echt expliciet gebruikt worden. Vanwaar die keuze om ze wel te benoemen maar nooit zo op de voorgrond te laten treden? Ik denk dan bijvoorbeeld aan een verhaal als "Magnolia". Hier heb ik even over moeten nadenken en ik kan niet anders dan je gelijk geven. Ik benoem dood en ziekte inderdaad niet. Ik denk dat dat is omdat hierover schrijven en dus nadenken, je bewust maakt van je eigen sterfelijkheid. Ondanks dat ik geloof in een eeuwig leven, is denken over doodgaan iets waar ik moeite mee heb. Ik ben hier namelijk nog lang niet klaar. Je wisselt in de twaalf verhalen verschillende keren van vertelperspectief. Wat bepaalt eigenlijk voor jou welk vertelperspectief jij gebruikt en welk vertelperspectief bevalt jou het best qua schrijven? En waarom? Ik schrijf het liefst vanuit de derde persoon. Dat vertelt voor mij het meest natuurlijk. Waarom dit zo is weet ik niet, ik moet mezelf echt hiertoe dwingen als ik een ander perspectief wil. Dat dit ook best goed kan uitpakken heb je
41
gezien in ‘Schoon’. Een verhaal geschreven vanuit een ikperspectief is voor mij aanmerkelijk meer werk, omdat ik regelmatig de mist inga en weer terugschiet naar mijn vertrouwde hij/zij perspectief. Wat zijn volgens jou de problemen waar je tegenaan loopt wanneer je vanuit het ik-perspectief schrijft? Een probleem waar ik tegenaan loop is dat ik dingen wil vertellen die het karakter niet weet. Ik schiet dan naar een alwetend vertelperspectief. Verder is het voor mij in de ik-persoon moeilijker om in de juiste tijd te blijven schrijven. Ik-verhalen worden vaak vanuit tegenwoordige tijd verteld, dat maakt de verhaallijn namelijk extra persoonlijk en spannend. Ik schrijf het liefst in de verleden tijd, waardoor ik in dit perspectief geforceerd moet schrijven. In een van de verhalen krijgt een personage de mogelijkheid drie wensen te doen. Wat zijn de drie wensen van Carien Touwen? Bij dit soort vragen moet ik altijd aan Sandra Bullock denken in de film Miss Congeniality. Ze houdt een ellenlang verhaal dat onbegrijpelijk lijkt voor het publiek van de missverkiezing. Iedereen is stil tot ze uiteindelijk zegt… ‘And World peace!’ Dan pas volgt het applaus. Wensen heb je nooit genoeg. Iedereen heeft persoonlijke wensen over dingen die ze graag in hun leven willen bereiken. Toch vallen die in het niet bij wensen die je kunt doen voor de wereld. Geen honger meer, geen oorlog meer, oplossingen voor ongeneeslijke ziekten… Wat zou het toch mooi zijn als mensen elkaar geen kwaad meer kunnen doen.
42
In het verhaal "Onbewogen" lees ik kritiek op de hedendaagse maatschappij. Hoe kijk jij naar de wereld van vandaag of naar de maatschappij in het algemeen? De wereld van vandaag maakt me triest. Ik heb geen abonnement meer op een krant omdat ik er echt depressief van werd. Zoveel onrecht, zoveel leed, zoveel mensen die anderen moedwillig pijn doen. Dat soort dingen houdt me echt bezig. Een uitvloeisel hiervan is de onverschilligheid onder de mensen. Ik erger me hier enorm aan, maar doe er zelf net zo hard aan mee. Want als ik wel iedere dag de krant zou lezen en wel de journaals af zou bekijken, zou ik als mens instorten en nergens meer plezier in kunnen hebben. Er gebeurt teveel op deze wereld om overal nog bij stil te staan. Dat is de maatschappij waarin we nu leven. Ik denk dat dit één van de redenen is waarom ik regelmatig een kort verhaal schrijf dat gebaseerd is op een nieuwsbericht dat ik op internet zie. Ik wil de informatie verwerken, op mijn manier toch iets doen zodat het niet vergeten wordt. Het is een druppel op de gloeiende plaat, maar ik probeer zo toch een bepaalde betrokkenheid te creëren. In het verhaal "Het huis op de dijk" kreeg ik het idee dat voor de protagonist de lotsbestemming van de mens vaststaat. Hoe kijk jij daar zelf tegenaan? Ik denk dat het voorbestemd is dat je in je leven een aantal dingen moet leren. Ik geloof echter niet dat die weg waarlangs je leert al is uitgestippeld en ik denk ook zeker dat het mogelijk is om meer te leren dan ‘gepland stond’. In het verhaal "Afgrond" ligt het tempo enorm hoog. Wat zijn volgens jou de beste technieken om snelheid en
43
tempo hoog te houden in een verhaal? Ik gebruik graag hele korte zinnen om dit te doen. Zinnen die zo kort zijn dat de lezer er bijna overheen leest, afgewisseld met wat langere zinnen die de setting goed weergegeven. Een klein voorbeeldje: ‘Ik moest opschieten. Rennen. Maar waar kon ik heen? Het bos. De dikke donkere boomstammen zouden een schuilplaats kunnen bieden.’ Ik probeer hiermee bij de lezer een soort hijgend gevoel te creëren doordat zijn ogen en hersenen de schrijver bij willen houden. Het verhaal "De driemaster" is qua structuur en opbouw, naast uiteraard inhoud, erg knap opgezet. Hoe heb jij dit voor jezelf gestructureerd? Qua personages? Qua plots? Qua scènes? Er moeten toch wat hoofdbrekens zijn geweest tijdens het schrijven van dit verhaal... Absoluut! Dit verhaal heeft zelfs jaren stilgelegen. Het verhaal over de twee dames zat heel snel in mijn hoofd. De grote hoofdbreker was de sprong terug. Ik vond dit verhaal echter zo’n goed potentieel hebben dat ik het per se in de bundel wilde hebben. Dus haalde ik het weer tevoorschijn uit de archieven. Het moest lukken! Na enkele dagen brainstormen kwam het idee om ze terug te halen met behulp van twee andere personen. Terwijl ik die verhaallijn door het verhaal van de dames heen weefde, kreeg de ontknoping vorm in mijn hoofd. Daarna had ik het in een week af. Waarin onderscheid jij jezelf van andere auteurs? Waar ligt je grootste kracht qua schrijven? Hoe zou jij je
44
schrijfstijl willen omschrijven? Ik schrijf helder en open, vernieuwend en verwonderend. Ik hoop met mijn verhalen en schrijfwijze de lezer niet alleen te vermaken, maar ook te laten nadenken over diepere zaken in het leven. Ik denk dat dit een van de onderscheidende dingen is, waardoor lezers wel of niet meer van mijn werk willen lezen. Waar moet een boek aan voldoen om het te laten slagen? Gelukkig is het antwoord op deze vraag voor iedere lezer anders. Iedere lezer houdt van een andere stijl en een ander genre en daarom kunnen er zoveel verschillende schrijvers naast elkaar bestaan. Een boek is voor mij geslaagd als het me van het begin tot het einde vast weet te houden in het verhaal. Ik moet het niet willen wegleggen. Heb je muziek opstaan tijdens het schrijven? Zo ja, welke muziek? Nee, niet als ik aan mijn romans werk. Als ik onderzoek doe of korte stukjes schrijf dan is het anders, dan hoef ik me minder goed te concentreren. Meestal heb ik dan Sky radio aan. Ik hou van heel veel soorten muziek variërend van Robbie Williams tot Andrea Bocelli. Waar erger jij je aan in boeken? Ik houd van open eindes, maar ze mogen niet te open zijn. Ik vind het vreselijk als ik met echt onopgeloste vraagstukken zit aan het einde van een boek. Ik schrijf zelf veel verhalen die een open einde hebben, maar ik denk niet dat ik de lezer opzadel met een onbevredigd gevoel. Dat is een van de ergste dingen die je een lezer aan kan doen.
45
Verder heb ik er een hekel aan als personages niet geloofwaardig zijn. Een oma van achtentachtig die zomaar gaat parachutespringen omdat haar kleinkinderen haar dat cadeau geven is erg ongeloofwaardig. Hebben we het daarentegen over een vrouw van achtentachtig die haar hele leven al uit een vliegtuig wil springen, maar het nooit mocht van haar man. Als haar man overleden is besluit ze het eindelijk toch te doen… Nou hebben we het over een verhaal. Schrijf je voor de lezer of voor jezelf? Op welke manier kun je dat zien? Ik schrijf in eerste instantie omdat ik van schrijven houd, maar ik merk wel dat ik graag een diepere lading aanleg in mijn werk, waardoor lezers lichtelijk gedwongen worden om ergens over na te denken. In deze korte verhalen komt een hele parade aan personages voorbijlopen. Welke problemen ervoer je om in de huid van je karakters te kruipen? Bij kortere verhalen heb ik hier nooit problemen mee. Bij een langer verhaal en mijn romans gebeurt het wel dat ik morele problemen krijg met mijn karakters. Ze doen dingen die ik nooit zou doen of nemen beslissingen waar ik me aan erger. Hoe meer gevormd een karakter is, hoe groter de kans dat ze zelf beslissingen gaan nemen, die ik als schrijfster niet meer regisseer. Dan zit ik wel eens met mijn handen in het haar. Aan de andere kant heb ik ook wel eens dat ik teveel van mezelf in een karakter wil leggen omdat ik het soms gewoon leuk vind om bepaalde dingen uit mijn leven te gebruiken. Dit zijn vaak de stukken die later weer als eerste geschrapt
46
worden, ik ben tenslotte niet dezelfde als mijn hoofdpersonen. Wanneer kreeg jij het gevoel dat het boek echt compleet was en dus klaar om te publiceren? Ik weet niet of je als schrijver een boek ooit echt loslaat als het niet in boekvorm is afgedrukt. Zolang een verhaal op je computer staat zul je er dingen aan blijven veranderen. In het geval van mijn verhalenbundel vond er een soort gedwongen loslaten plaats, je moet verder als schrijver, kunt niet eeuwig op hetzelfde blijven navelstaren. Het was een soort nu of nooit kwestie geworden, want ik bleef maar verbeteren en twijfelen over irrelevante dingen. Wat betreft mijn eerste nog ongepubliceerde roman is de cyclus niet compleet zonder dat het gepubliceerd is. Jij hebt het boek via een POD-uitgeverij gepubliceerd. Jij bent op de hoogte van de bij een grote groep lezers nogal negatieve gevoelens bij dit soort uitgaven. Wat zou jij tegen deze mensen willen zeggen? Ik denk dat je net zoveel slechte boeken aantreft die via reguliere uitgevers zijn uitgegeven als via eigen beheer. Een boek spreekt aan of niet. Doordat reguliere uitgevers een strenge selectie uitvoeren die grotendeels is gebaseerd op hun eigen voorkeuren en ervaringen, zal een groot aantal boeken nooit lezers bereiken. Of dit terecht is blijft altijd de vraag. Dankzij eigenbeheeruitgaven kun je als lezer zelf bepalen wat je wel en niet leest en hoef je niet uit een voorgeselecteerd assortiment te kiezen. Wat mij betreft zijn de eigenbeheeruitgaven dus alleen maar een aanwinst voor de boekenmarkt en zorgen ze voor een betere bediening van de lezer.
47
In een aantal verhalen had ik het idee dat er een diepere boodschap verscholen ging. Draagt dit boek voor jou ook inderdaad een boodschap uit? Zo ja, welke? In ieder verhaal stop ik een diepere lading, soms merk ik dat zelf niet eens. Het is onderdeel van wie ik ben als schrijfster. Ik wil niet alleen vermaken, ik wil blijkbaar ook dingen die ik geleerd heb aan anderen openbaren. Met de magischrealistische elementen in mijn verhalen wil ik laten zien dat wonderen bestaan. De thrillerachtige verhalen in het boek zijn vaak weerspiegelingen van actuele dingen die mij bezighouden en die ik probeer te begrijpen, zoals onverschilligheid en misdaad. Welk bijvoeglijk naamwoord zou jij voor dit boek plaatsen? Verwonderende losse draden. Als jij de protagonist uit "Sangoma" vandaag zou tegenkomen hoe zou het dan met haar gaan? Leven de andere personages in dit boek ook voort voor jou? En in jou? Haar leven heeft de wending genomen die ze altijd al wilde. Ze leeft weer vanuit haar hart. Soms leven personages voort in mij, dit gebeurt met name met hoofdpersonen waar ik jaren mee heb doorgebracht, dus de dames uit mijn romans. Ik zie wel eens iemand lopen die op mijn hoofdpersoon lijkt, waardoor ik me direct afvraag wat ze daar doet en waar ze heen gaat. Heeft het schrijven van dit boek jouw waarden/normen over menselijke relaties veranderd? Kun je dat eens
48
uitleggen? Veel lezen verandert je. Dit boek is een weerspiegeling van mijn huidige normen en waarden. De kans is groot dat, als ik over vijf jaar weer een verhalenbundel uit zou brengen, dat er veel veranderd is in mijn perceptie van de maatschappij en menselijke relaties. Ieder ander boek dat ik lees zorgt hiervoor, normen en waarden groeien met je mee als persoon. Omdat dit mijn boek is, verandert het niets aan mijn kijk op de wereld, maar het schrijven ervan liet me wel (deels) beseffen hoe mijn kijk op de wereld eigenlijk is. Wat heb je verkregen door het schrijven van dit boek? Als schrijfster? Als mens? Als vrouw? Ten eerste een prachtig boek, wat een mooi tastbaar resultaat is van mijn schrijfwerk. Ten tweede heb ik er echt een hoop van geleerd, niet alleen van het schrijven en samenstellen van het boek, maar juist ook door het hele uitgeefproces en het promoten van mijn boek. Het is een heel nieuw vakgebied waar ik mee in aanraking ben gekomen en enorm boeiend omdat het zo gerelateerd is aan het schrijven zelf. Ik ben weer een hoop ervaring rijker. Wat me ook enorm goed heeft gedaan is een aantal zeer fijne reacties uit onverwachte hoek. Dat soort kleine dingen is toch wel de slagroom op de aardbeien. Je bent nu een paar maanden bezig met de promotie en verkoop van het boek. Zijn de verwachtingen die je had voor de publicatie ook uitgekomen? Niet helemaal. Het is moeilijker dan ik gedacht had. Ik ben niet iemand die mezelf graag op de voorgrond schuift en dat moet toch als je een boek onder de aandacht wilt brengen. Ik
49
had het idee dat ik mezelf wel kon opzijschuiven omdat ik graag wil doorbreken als schrijfster. De eerste maanden rond de publicatie ging dit goed, ik mailde de halve wereld rond, liep boekhandels af, benaderde kranten en tijdschriften. Maar de eenzame schrijfster in mij trekt nu steeds harder aan me, eist van me dat ik achter mijn pc kruip en werk aan mijn roman(s). Hierdoor wordt het steeds moeilijker om te roepen: ‘Hier ben ik, lees mijn boek.’ Of het verstopgedrag is weet ik eigenlijk niet, maar in mijn hoofd draait het allang weer om mijn romans. Waarom zou iemand dit boek moeten kopen en lezen? Mijn verhalen zijn vermakelijk, boeiend en zelfs voor iemand die niet vaak leest goed te doen door hun lengte en toegankelijkheid. Voor de gevorderde lezer is er diepgang en verwondering te vinden. Mijn Losse draden omwikkelen je, blijven bij je en laten je nadenken. Wie zijn je grootste inspiraties in de literatuur? En waarom? Inspiratie haal ik uit alles wat ik lees en zie. Van een klein bericht in de lokale krant tot een meesterlijke film, de kleinste dingen kunnen al resulteren in hele verhalen. Ik word net als ieder andere lezer geïnspireerd door een goed boek. Die inspiratie neem ik mee in mijn dagelijkse leven, hetgeen weer leidt tot inspiratie voor mijn schrijfwerk. Ik zou geen enkele auteur willen aanwijzen als bijzondere inspirator, ik houd teveel van verschillende boeken om echt een favoriet te hebben. Wat ervaar jij op dit moment als probleem in de Nederlandse literaire wereld?
50
Een goed verkopend Nederlands boek betekent dat er ongeveer enkele duizenden exemplaren over de toonbank gaan. Dit aantal is peanuts in vergelijking met een soortgelijk boek in Engeland of Amerika. De Nederlandse markt is klein en ik denk dat dit mede komt door de prijs van boeken. De hoge prijs van de boeken is voor mijn gevoel een belemmering voor veel mensen om boeken te kopen. Als ik zie dat een nieuw boek in paperback van een (Nederlands) schrijver toch al gauw tussen de 18 en 20 euro kost, denk ik niet dat de verkoop van zo’n boek gaat zoals het moet gaan. Voor een nieuw boek dat een tientje kost, loop ik in elk geval een stuk sneller naar de boekhandel. Een echte oplossing zie ik niet direct, want ik vind dat schrijvers best wat mogen verdienen en zij zijn degenen die mogen inleveren als de verkoopprijs omlaag gaat. Maar wat ik bij de eigenbeheeruitgave heb gezien is dat de kosten flink omlaag gaan als er meer boeken worden gedrukt. Misschien dat er dus gewoon wat meer risico genomen moet worden en er een grotere druk op de markt moet worden gebracht tegen een substantieel lagere prijs. Wat is jouw ambitie met schrijven? En welke ambities heb jij nog op schrijfgebied? Theaterstuk? Dichtbundel? In eerste instantie hoop ik gewoon dat de boeken waar ik nu aan werk straks een groot publiek hebben en dat ze ook in het Engels vertaald gaan worden. Ik ga hopelijk dit jaar nog een roman direct in het Engels schrijven. Als ik kijk op de lange termijn hoop ik toch tenminste een boekenplank te kunnen vullen met verschillende romans van mijn hand. Verder zou ik graag een wekelijkse column krijgen in een (online) tijdschrift. Ik heb voorlopig geen ambities om
51
andere dingen te schrijven dan romans, korte verhalen en columns. Je bent inmiddels al met één roman klaar. Je bent met een tweede bezig. Kun je ons alvast wat vertellen over je volgende boek? Zal bijvoorbeeld de schrijfstijl voor je volgende boek veranderen? Wat zijn de plannen voor 2007 op schrijfgebied? Mijn eerste roman is een literaire thriller. De titel van dit boek is Incwadi, hetgeen terugslaat op een dagboek dat de hoofdpersoon bijhoudt. Het verhaal gaat over een jonge zakenvrouw die zeer succesvol is in alles wat ze doet. Doordat alles haar lukt, gaat ze haar doelen steeds hoger stellen tot op het onbereikbare af. Ze laat zich echter door niets of niemand tegenhouden en gaat hierbij over lijken. De grote vraag is of ze ook hier blijvend succesvol mee zal zijn. Ik werk momenteel inderdaad aan mijn tweede roman. Dit manuscript nadert zijn voltooiing. Het verhaal speelt zich af in een tijd waarin Europa grotendeels onder water gelopen is, redelijk actueel tegenwoordig door alle aandacht die een mogelijke klimaatsverandering krijgt in de media. De wereld is enorm veranderd en er wordt gezwegen over wat de oorzaak was. Een jonge vrouw uit Afrika vindt het echter niet vanzelfsprekend en gaat op onderzoek uit. Ik hoop zo snel mogelijk een eerste versie van dit tweede boek af te ronden. Daarna zal ik gaan schrijven aan een nieuwe roman, die ik in het Engels wil gaan schrijven. Dit boek zal compleet anders worden dan de twee voorgaande. Het zal vermoedelijk worden geschreven vanuit een interviewsetting. Verder zal ik dit jaar ook proberen om Incwadi onder te
52
brengen bij een uitgever. Veel succes en dank voor het interview. © 2007, Sérgio do Carmo
53
INTERVIEW ROOS BOUM (SWP Amsterdam) Roos Boum debuteert dit jaar met haar sterk autobiografische roman Valse Salie bij uitgeverij Scrivare, imprint van SWP Amsterdam. Ze ging in gesprek met Sérgio do Carmo van het literaire magazine Blanco Regel over deze kroniek van een verscheurde jeugd. Een jeugd die verziekt werd door een moeder met het syndroom van Münchhausen by proxy. Een antisociale gedragsstoornis met een enorme behoefte aan aandacht en het kan leiden tot een afschuwelijke vorm van kindermishandeling. Het is een sterk autobiografische roman. Heb je voorafgaande of tijdens het schrijfproces overwogen om het een geheel fictieve roman te maken, om op die manier meer afstand te creëren van het onderwerp? Nee, dat heb ik niet overwogen. Het schrijven van het boek werkte voor mij juist therapeutisch. Een geheel fictieve roman zou voor mijn gevoel juist teveel afstand creëren. Als het aan mij had gelegen, had ik het zelfs compleet autobiografisch geschreven. Een egodocument zeg maar. Maar omdat de diverse personen nog in leven zijn, moet ik hun privacy beschermen. Daar komt bij dat ik mij ten doel heb gesteld een zo volledig mogelijk beeld van het syndroom te schetsen, waarbij ik ervaringen van andere lotgenoten heb betrokken omdat ik zelf niet alles heb meegemaakt wat er op dit gebied te ervaren valt. En dan wordt het vanzelf dus fictie. Heb je het idee dat je het antwoord op het “waarom” van wat jou overkomen is, hebt gevonden door het schrijven van dit boek?
54
Ja. De eerste neerpensels vloeiden voort uit het zoeken naar het waarom. Ik vroeg mij dus af ‘waarom?’; en doordat ik ging nadenken over de jeugd van mijn moeder waarover zij me verteld heeft, ontstond een begin van een verhaal. Hoe ben je op het idee gekomen om de structuur van het boek op te zetten via de wortels -> de stengel -> de knop –> de roos én alle hoofdstukken met plantennamen te benoemen? Het boek schrijvende kwam ik op 101 hoofdstukken. Dat vond ik symbolisch. Mijn eerste testlezer werd echter doodziek van alweer een nummer bovenaan en stelde voor of ik niet metaforische citaten uit bijvoorbeeld de bijbel kon nemen. Nu ben ik helemaal niet bijbelvast dus dat was niets, maar onmiddellijk dacht ik aan plantennamen als hoofdstuktitels. Planten hebben vaak zulke bizarre namen, die overdrachtelijk gezien heel goed als metafoor voor een personage of gebeurtenis kunnen dienen. Ook gaf het mij de mogelijkheid om wat humor in het boek te brengen en, ondanks dat het boek geen wraakactie is, toch wat kleine steekjes onder water uit te delen naar de hoofdpersonen. Daar kwam bij dat het bijna spiritueel was, omdat wanneer ik een naam voor een hoofdstuk uitkoos en op internet ging zoeken naar de Latijnse benaming en de eigenschappen of trivia erover, al deze dingen zo ontzettend goed bij het desbetreffende hoofdstuk pasten dat het eng werd. Ik heb maar een paar keer het gevoel gehad dat er mogelijk een nog betere plantennaam als metafoor bestaat. Uiteraard klopte het ook allemaal prachtig met zowel mijn voor- als achternaam, die hebben van doen met flora. En toen ik het laatste hoofdstuk ‘de roos’ schreef, was het gewoonweg kippenvel dat ik ontdekte dat de roos staat voor innerlijke
55
groei. De wortels, stengel, knop en de bloem, kwamen pas een dag voor het drukken! Het was eerst deel 1, 2 etc. Het kwam doordat de redacteur en ik het niet eens konden worden over het formele ‘dankwoord’. Ik wilde liever ‘met dank aan’ of iets dergelijks. Toen bedacht ik dat het wel grappig zou zijn in het kader van het boek en zijn hoofdstuktitels om het dankwoord ‘een bosje bloemen voor’ te noemen. En toen was het ineens niet meer dan logisch om de vier delen van het boek, de namen van plantendelen te geven. En alweer was dit zo’n logische beslissing dat het zo heeft moeten zijn… Het verhaal wordt verteld vanuit twee vertelperspectieven. In het begin de moeder afgewisseld met de dochter. Op een gegeven moment wordt alles alleen nog verteld door de dochter. Waarom komt het vertelperspectief van de moeder later niet meer terug? Het boek schrijven was vooral een gevoelskwestie. En gevoelsmatig vond ik het erg saai worden haar weer aan het woord te laten. Vandaar dat ik ook dit weer een groei heb laten doormaken. Eerst alleen mijn moeder die vertelt. Daarna het kind én de moeder die vertellen. En daarna het kind alleen nog dat vertelt. Ook komt het omdat ik de lezer begrip wilde laten krijgen voor de daden van de moeder. Op een gegeven moment is het wel duidelijk hoe ze denkt en was mijn doel begrip voor haar op te wekken of althans inzicht te geven in haar denken, wel bereikt. Verder daarin doorgaan zou een herhaling van feiten zijn geworden, denk ik. Waar de dochter door het boek heen een duidelijke,
56
natuurlijke karakterontwikkeling doormaakt, lijkt het alsof de moeder door het hele boek heen een nogal eendimensionaal personage is doordat die zich geestelijk niet lijkt te ontwikkelen. Ik bedoel, ze gaat bijvoorbeeld filosofie studeren, maar ik zie daar niets uit voortkomen. Geen enkele diepte in haar gedachten over haar rol als moeder. Over haar relatie met haar dochter. Niks. Wie ze is aan het begin van het boek, is ze ook aan het einde ervan. Vanwaar die, zo lijkt het althans, bijna bewuste keuze? Je slaat exact de spijker op de kop. Maar het is geen keuze, het is de werkelijkheid. Ze maakt wel een groei door overigens. Maar op het kwantitatieve vlak. Ze werkt zich op van een kind uit een hoerenbuurt naar een rijke vrouw van standing met veel aanzien. Dit zegt echter niets over haar IQ of EQ. Emotioneel ontwikkelt ze zich niet. Bijvoorbeeld het studeren van filosofie is een farce. Dit heeft ze gedaan voor de vorm. Om interessant te lijken. Ze heeft het ook nooit afgemaakt. Ze heeft geen diepere gedachten over haar moederrol, omdat een mbp-er zich sowieso niet ziet als een moeder denk ik. Er zijn geen moedergevoelens. Het kind is een ding, een voorwerp. Haar rol als moeder is vooral een toneelstuk naar de buitenwereld waarin ze goed moederschap fingeert. Ze heeft hier geen gevoelens bij. Mijn moeder heeft zich dus nooit emotioneel ontwikkeld. Een mbp-er kent helaas geen emotie behalve kicken op aandacht. Op pagina 27 vraagt de moeder zich af: “alsof ik het kind bewust iets had aangedaan.” Het is toch juist een karakteristiek van haar dat ze het veelal bewust lijkt te doen? Dat zie je dan ook weer terug op bijvoorbeeld
57
pagina 39 bij het uitkleden van haar dochter? Wat doet ze hier? Zichzelf voor de gek houden? Op pag. 39 geeft ze inderdaad toe dat ze het kind bewust pijn doet. Op pag. 27 verwoordt ze meer de gedachten van anderen. Men vindt haar onvoorzichtig en laat doorschemeren te denken dat ze misschien haar kind bewust iets heeft aangedaan. De moeder denkt op een gegeven moment: “Ik wilde mijn leventje van vóór haar tijd terug.” Maar afgaande op haar leven daarvoor was het ook één grote leugen aangezien ze zelf veel ellende heeft meegemaakt. Kun jij die zekere contradictie uitleggen? “Ik wilde mijn leventje van vóór haar tijd terug. Toen kreeg ik alle aandacht”, zegt de moeder. Zij wilt hier het 'luxeleven' van een paar jaar vóór de geboorte van het kind terug. Haar baan mist ze, haar vrijheid, de ruimere financiën en vooral de aandacht die ze kreeg d.m.v. dure, moderne spullen. Uiteraard bedoelt de moeder hier niet haar leven van ver voor de geboorte van het kind. Dat was inderdaad veel ellende en daar verlangt ze niet naar terug natuurlijk. De moeder lijkt te twijfelen “aan de competentie van ziekenhuizen.” Mbp wordt niet als psychologische stoornis of geestesziekte gezien, maar het zijn mensen die een ziekelijke behoefte hebben aan aandacht. Deze vrouw weet dus rationeel dat ze de boel belazert. Dus waarom twijfelt ze in haar eigen hoofd aan de competentie van ziekenhuizen? Om haar denken nog eens te onderstrepen de volgende passage: “Mijn kind in een invalidenwagentje! Dit zou nog eens ophef veroorzaken!”
58
Ze twijfelt hardop aan de competentie van ziekenhuizen om zichzelf een excuus te geven weer een nieuw onderzoek te mogen aanvragen. E.e.a. meer om de lezer duidelijkheid te geven in de motieven van zo’n vrouw. Ze wil als moeder naar de buitenwereld als geweldig overkomen. Daarnaast laat ze haar dochter allerlei activiteiten ondernemen die haar aanzien kunnen doen vergroten. Waarom laat de moeder dan haar dochter geen atheneum doen? Het is toch beter dat die dochter voor het hoogste gaat al is het maar alleen voor het aanzien van de moeder? Ja dat klopt. Ask me no questions and I will tell you no lies… Geen idee waarom ze zo heeft besloten. Al haar beslissingen waren onlogisch. Ik heb het gevoel dat ze mij hiermee wilde kleineren en mij het liefste wat ik wilde doen op dat moment, dierenarts te worden, wilde ontnemen. Het kleineren, vernederen en kleinhouden is een geliefde sport van mbp-ers. Hun beslissingen zijn zo contradictoir als je maar kunt bedenken. Daarom is het ook zo moeilijk voor zo’n kind te voldoen aan hun maatstaven. Wat het ene moment goed is, is het volgende moment fout. Door zo te handelen houdt zo’n moeder haar macht. Je weet nooit waar je aan toe bent. Maar ik denk dat hier jaloezie van de moeder naar haar kind toe, en het kind uit een soort sadisme dingen ontzeggen de grootste rol heeft gespeeld. Neezeggen om het nee-zeggen als machtsmiddel. De dochter begint naarmate ze ouder wordt "zwaardere" gedachten te krijgen. Dan opeens de prachtige, poëtische zin: “Stilte is een weg waarop ik alleen mezelf tegenkom.” Zou je haar gedachten over de
59
stilte verder kunnen uitleggen? Deze zin straalt alle ellende uit die de dochter had. Er is stilte om haar heen. Niemand spreekt hardop uit wat hij denkt te zien binnen dat gezin. Het kind staat er volledig alleen voor en durft niemand in vertrouwen te nemen. Bang om niet geloofd te worden. Spreken kan niet. Zwijgen wel maar daardoor blijft ze alleen. Welk vertelperspectief bevalt jou eigenlijk het best qua schrijven? En waarom? Bij dit boek de ikvorm dus omdat ik de hoofdpersoon ben en het niet meer dan natuurlijk voelt vanuit mijzelf te schrijven. Ik geloof ook dat het zeker bij dit boek de lezer meer betrekt in het verhaal. De alwetende verteller schept toch wat meer afstand naar mijn gevoel. De dochter wordt ouder. Af en toe zie je sporen van verzet ondanks het feit dat ze geleerd heeft onderdanig te zijn. Waarom breekt ze niet door de muren heen juist in de periodes van haar lange relatie met Paul en een gedeelte van de relatie met Staart? Die vraag hebben veel mensen mij gesteld. Ik heb het wel in het boek een aantal keren genoemd, maar misschien niet duidelijk genoeg, ik wilde niet in herhalingen vallen. Het is de emotionele chantage. Als ik niet deed wat mijn moeder zei dan huilde ze, of gaf ze mij de doodzwijgstraf. Dan sprak ze weken niet tegen mij om te laten voelen hoe slecht ik wel niet was. Daar komt bij dat zulke moeders altijd weer op het schuldgevoel van hun kinderen weten in te spelen. Je moet de moeder hebben meegemaakt om hierop het antwoord logisch te vinden. Respect voor mijn ouders is er mij met de paplepel ingegoten. Tegen je ouders ga je dus
60
niet in. Dat hoort niet. Het antwoord is dus eigenlijk heel simpel. ‘Het blijft toch je moeder en daar heb je er maar een van.’ “Maar als ik dan toch doodga kan ik beter, in plaats van hier thuis te gaan zitten treuren, intern op een manege nog een hele leuke tijd hebben.” Waarom verzet de moeder, als supermanipulator zich hier niet tegen de dochter? Een mbp-er denkt ver vooruit als een ware strateeg. Ze wilde de dochter laten falen op deze opleiding. Ze wist ook dat als zij nee zei tegen mij, ik als inmiddels rebelse dochter het wel zou doen. Het incident op de manege waardoor ik ontslagen word is een daad van mijn moeder. Hierdoor moet ik weer met hangende pootjes naar huis. En heeft de moeder weer de macht. Van schoolkinderen, dressuurinstructeur tot en met mensen van de maneges, iedereen is een schoft. Wat is jouw wereldbeeld van mensen nu, Roos? Wat ben jij een schoft om dit te vragen. (Lacht) Nee, mijn wereldbeeld van de mensen is heel erg bijgesteld hoor. Vanaf dat ik daadwerkelijk het huis uit ging, ben ik dacht ik toch een redelijk normaal mens geworden, met een gezond vertrouwen en wantrouwen zoals eenieder ander. “Moest ik nu terug naar dat mens? Kan ik niet ergens anders heen?” Ik zie bijna nergens haar overwegingen tussen wel of niet gaan. Ze is bijna dertig en onder druk van haar moeder gaat ze naar een therapeute. Ze is veertig, heeft een relatie met Staart maar nog steeds is daar altijd weer de moeder. Waarom dat passieve?
61
Waarom gedurende zolang steeds de makkelijkste weg kiezen? Ben je daar nu achtergekomen dankzij het boek? Helaas ben ik daar wel achtergekomen, ja. Ik heb onder ogen moeten zien dat ik me heb laten manipuleren. Men noemt mij in veel interviews nu een sterke vrouw die veel moed heeft met dit onderwerp naar buiten te komen. Die moed is pas kennelijk een jaar of drie geleden tot bloei gekomen als de Roos, voor die tijd zat het te sluimeren als knop. Een laatbloeier zeg maar, om het in de metaflora te houden. De vader is door het hele verhaal heen een graatloze karikatuur met letterlijk twee zinnetjes waarin je van een opleving zou kunnen spreken. Op een gegeven moment zegt hij: “Vraag het nóg eens aan je moeder. Die weet het beste wat ik lust.” Deze man wordt door zijn vrouw geleefd. Bij de informatie aan het einde van het boek lees ik de zin: “De vader is allang blij dat deze zorg niet op hem rust.” Ik mag hopen dat deze zin op de vader uit het boek slaat anders is het erg generaliserend, niet? Nee, deze zin slaat niet alleen op de vader uit het boek. Het generaliseert alle vaders in gezinnen met een moeder/vrouw met het syndroom van Münchhausen by proxy. Zijn er overigens al plannen bekend in Nederland of de Benelux om onderzoek te gaan verrichten naar Mbp? Nee, schandalig hè? Dit jaar april zullen voor het eerst weer nieuwe cijfers inzake gevallen van kindermishandeling gepubliceerd worden. Het laatste onderzoek dateert van 1997. Of er dit keer Mbp in betrokken wordt is niet
62
duidelijk, daar zullen we april voor moeten afwachten. Ik hoop wel dat door de vele publiciteit dat het onderwerp Mbp door mijn boek krijgt, men een separaat onderzoek naar dit onderwerp zal opstarten. Als we naar het puur schrijftechnische kijken, waarin onderscheid jij jezelf van andere auteurs? Waar ligt je grootste kracht qua schrijven? Hoe zou jij je schrijfstijl willen omschrijven? Moeilijke vraag om te beantwoorden. Onderscheid ik mij van andere auteurs? Misschien door de wisselende visie van moeder en kind beiden vanuit de ik-vorm geschreven? Mijn grootste kracht qua schrijven ligt, denk ik, in het beeldend kunnen neerzetten van situaties. De lezer emotioneel betrekken bij het verhaal. Mijn schrijfstijl zou ik willen omschrijven als eenvoudig en makkelijk leesbaar. Laagdrempelig, zelfs mensen die weinig lezen, lezen mijn boek voor hun doen zeer snel uit. Waar moet een boek aan voldoen om het te laten slagen? Voor mijzelf wat ik graag lees. Boeken met vaart en verrassing. Geen overbodige beschrijvingen, herhalingen. Heb je muziek opstaan tijdens het schrijven? Zo ja, welke muziek? Nee, absolute stilte. Wat hier in de Franse campagne niet zo moeilijk is. Waar erger jij je aan in boeken? Herhalingen dus. Vind ik denigrerend naar de lezer. Schrijf je voor de lezer of voor jezelf? Op welke manier
63
kun je dat zien? Ik ben begonnen voor mezelf. En vervolgens heb ik mijn ervaringen voor de lezer dusdanig proberen neer te zetten dat het duidelijk was. Welke problemen ervoer jij om in de huid van de moeder te kruipen? Dat mensen het mogelijk ongeloofwaardig zouden kunnen vinden. Wanneer kreeg jij het gevoel dat het boek echt compleet af was en dus klaar om te publiceren? Niet. Met een boek ben ik geloof ik nooit klaar. Het blijft altijd voor verbetering vatbaar. Wie weet in een 4e druk. Jij hebt dit boek eerst via een POD-uitgeverij gepubliceerd. Heb jij ervaren dat reguliere uitgevers dat als een bezwaar zagen? Nee, ze ervaren dit absoluut niet als een probleem. Ik ben tijdens het POD proces ‘ontdekt’ door twee uitgevers. Ik heb dus niet mijn manuscript aan uitgevers hoeven aanbieden en weet dus ook niet of ik afgewezen zou zijn om reden van POD. Maar ik geloof dat ook al had ik die weg moeten bewandelen er geen probleem zou zijn geweest. Zo ja dan hadden deze twee uitgevers mij niet benaderd. Beiden wisten ze dat ik bij POD zat. Er werd alleen gevraagd hoe bindend het POD contract was en hoeveel exemplaren ik al verkocht had. Mogelijk als ik er al duizend verkocht had, dat men dan belangstelling had verloren. De 314 exemplaren die ik verkocht had via POD waren kennelijk geen beletsel. Welk bijvoeglijk naamwoord zou jij voor dit boek
64
plaatsen? Eentje maar? Grapje. Vind je ‘indrukwekkend’ wat? Heeft het schrijven van dit boek jouw waarden/normen over menselijke relaties veranderd? Mijn all-over waarden en normen inzake de wereld niet. In een paar relaties wel. Inzake mijn ouders ben ik natuurlijk teleurgesteld. Maar veel meer relaties zijn dieper en waardevoller geworden. Wat heb je verkregen door het schrijven van dit boek? Als schrijfster? Als mens? Als vrouw? Als schrijfster zou ik niet weten. Ik weet nog steeds niet of ik een schrijfster ben. Ik heb één boek geschreven, maakt dat mij meteen een schrijfster? Als mens heb ik een ander leven gekregen door het schrijven van dit boek. Als vrouw heb ik me door dit boek bevrijd van de ketenen van mijn moeder. Waarom zou iemand dit boek moeten kopen en lezen? Voor het grote publiek omdat het gewoon een fijn boek is, wat je in een ruk uitleest en omdat men moet weten wat het syndroom inhoudt zodat er kinderen mogelijk gered kunnen worden uit de klauwen van zulke monstermoeders. Voor lotgenoten om zichzelf te herkennen in mijn situatie en zodoende een stuk erkenning te krijgen wat zou kunnen helpen bij hun verwerking. Wie zijn je grootste inspiraties in de literatuur? En waarom? Eerlijk gezegd heb ik mij niet laten inspireren. Eigenlijk heb ik heel weinig literaire werken gelezen in mijn leven, dat
65
lees je ook terug in mijn boek. En wat ik las waren boeken die totaal niet lijken op het genre dat ik heb geschreven. Ik heb zelf nog nooit een autobiografie gelezen. Alleen thrillers en detectives. Daar heb ik geen inspiratie uit opgedaan. Het enige dat ik zou kunnen noemen is dat mijn Amerikaanse lotgenote schrijfster Julie Gregory van het boek "Verziekt", mij erg gestimuleerd heeft het boek te gaan schrijven. Zij vond dat ik het móést doen. Echter uit haar boek heb ik geen inspiratie kunnen halen omdat dit zover lag van wat ik zelf heb meegemaakt. Maar als ik dan iemand moet noemen, Julie dus. Wat ervaar jij op dit moment als probleem in de Nederlandse literaire wereld? Ik ben niet zo ‘into’ literaire werken c.q. literaire wereld, dus kan ik daar eigenlijk weinig zinnigs over zeggen. Wat ik wel vind is dat er erg makkelijk met het woord literair wordt omgegaan. Een beetje thriller is al gauw een literaire thriller. Dat vind ik niet terecht. Dus ik zou het wel goed vinden als er een overkoepelend orgaan zou komen die de boeken hun status geeft. Literair werk. Literatuur. Lectuur. Wat is jouw ambitie met het schrijven zelf? Nederland en België wakker schudden dat men de ogen niet meer mag sluiten voor (deze vorm van) kindermishandeling. Welke ambities heb jij nog op schrijfgebied? Het schrijven van een theaterstuk? Een dichtbundel? Op dit moment ben ik mijn boek aan het vertalen naar het Engels. En ben ik het boek aan het omzetten naar een kinderboek. Verder ben ik ooit eens begonnen aan een
66
spannende jeugdroman en aan een anekdotische verhalenbundel over ons leven in Frankrijk. Deze twee projecten zou ik ooit wel eens willen afronden. Kun je ons al wat vertellen over je volgende boek? Een therapeutisch kinderboek over het syndroom van Münchhausen by proxy dus. Laatste vraag. Wat voor een bloem of plant ben je eigenlijk? Een roos? Een klimop? ...? Een klimroos… Veel succes met dit boek en dank voor het interview. © 2007, Sérgio do Carmo
67
INTERVIEW ILSE STARKENBURG (ARBEIDERSPERS) Ilse Starkenburg (1963) studeerde filosofie en Nederlands. Ze heeft inmiddels zes publicaties op haar naam staan. De dichtbundels: Verdwaald ontwaken(Arbeiderspers, 1990), Afspraak met een Eiland (Arbeiderspers, 1995), Thuisreis (1996), In plaats van alleen (Arbeiderspers, 2003) en Gekraakt klooster dat in de herfst van 2007 bij de Arbeiderspers verschijnt. Een verhalenbundel: De blinde vlek op een kaart (Arbeiderspers, 1998) Voor Afspraak met een eiland ontving zij in 1996 het Charlotte Kohler-stipendium. Haar werk werd in 2000 genomineerd voor de Nordrhein-Westfalen Literaturpreis. In het gedicht 'windstille vraag' kreeg ik door het woordgebruik een beeld voor ogen van een klein jongetje dat tussen scheidende ouders instaat. Door de jaren heen heb jij – na zes dichtbundels – denk ik wel vaker te maken gehad met lezers die een gedicht van jou een totaal eigen interpretatie/betekenis meegeven. Hoe ervaar jij dat als schrijfster wanneer je daarmee geconfronteerd wordt? Ik ben er trots op als er voor mijn werk aandacht is van integere lezers. In het gedicht 'het schaakbord de blokfluit' koppel jij het edele schaakspel op een speelse maar zeer spitsvondige manier aan muziek. De vorm waarin je, in mijn beleving, dat beeld schetst vind ik heel bijzonder. Kun je uitleggen hoe dit gedicht qua gedachten en ingevingen tot stand is gekomen (zonder al te veel weg te
68
geven)? Dit gedicht is een vervolg op een ander gedicht, dat ook over schaken gaat en dat ik in opdracht had geschreven voor het internationale Essent schaaktoernooi in Hoogeveen vorig jaar. Voor mij de aanleiding om me te gaan verdiepen in ‘schaakliteratuur’ (Gerrit Krol, Stefan Zweig, Nabokov) en weer in het schaken zelf, dat mij net als het (blok)fluiten uit mijn jeugd zeer vertrouwd is. Het gedicht speelt erop in, dat schaken en fluiten twee totaal van elkaar verschillende werelden omvatten, allebei met eigen (spel)regels, terwijl het toch mogeljk is om over beide werelden te praten in één en dezelfde taal. Een van de meest indrukwekkende gedichten in deze bundel is 'mijn gevangene'. Het is een donker gedicht waarin verdriet, pijn en verbittering bijna van het papier afspatten. Het gedicht voelde voor mij aan alsof je het in een flow hebt geschreven. Alsof je hart en ziel er meer dan 100% in lagen. Hoe heb jij het schrijven van dit gedicht ervaren? En was het overigens een flow? ‘Mijn gevangene’ was, net als ‘Gekraakt klooster’ aanvankelijk veel langer, wel een bladzij of drie. Deze gedichten zijn pas later tot hun essentie teruggebracht, waarbij ik heb geprobeerd wel de koortsachtige toon van de eerste versies te bewaren. Een ander prachtig gedicht is 'nu even niet'. Ik interpreteer uit jouw woorden de eenzaamheid van iemand die niet echt een eigen leven meer heeft en die eigenlijk alleen maar leeft/emoties voelt door de wereld om haar heen of beter gezegd, de wereld door haar muren heen. Als je even zou willen meedenken met mijn
69
interpretatie, herken je dit soort mensen? Wat voor gevoel krijg je bij deze interpretatie? Ik vraag dit omdat ik bij een heleboel gedichten van jou een donkere laag meen te herkennen. Voor mij gaat het hier niet om iemand die niet een eigen leven meer heeft, maar juist om iemand die teveel opgesloten zit in een eigen wereld. Men zou soms weleens even pauze willen hebben van zichzelf. Even niet meer je eigen regisseur zijn, maar meevaren op de stroom van de anderen. Het gedicht probeert een beeld op te roepen van iemand die muisstil in zijn eigen kamer zit, misschien wel met de ogen dicht, om te luisteren naar de geluiden van de buren en zich daar beelden bij voor te stellen. Aan de andere kant zet ik bijvoorbeeld nooit muziek aan tijdens het schrijven. Het zou me eenvoudigweg teveel zijn. De muziek zou teveel binnenkomen en ik zou als het ware ontploffen. Muziek van de buren is iets anders. Naast mij woont een Turkse familie. Ik vind het geweldig om hun muziek – maar gelukkig wel zachtjes - door de muren heen te horen. Dan waan je je helemaal in Turkije (wat weer scheelt aan reiskosten). Tot mijn verrassing vond ik het gevoel van dit gedicht een paar weken nadat ik het had geschreven terug in de novelle Asja van Iwan S.Toergenjew:‘…..dat een wals van dichtbij vaak niet om aan te horen is… maar van een afstand-gewoon schitterend! Dan beroert het al je romantische snaren.’ Ook het titelgedicht 'gekraakt klooster' is een echt pareltje. Jij begint het gedicht met: “wie leest, leeft zelf niet”. Je kunt mijn vraag al van ver zien aankomen. Kun je mij dat als schrijfster even uitleggen? Je zou ook kunnen zeggen: wie leest, hoeft zelf even niet te
70
leven. Het gaat hier eigenlijk om hetzelfde als in de vorige vraag: lezen is een manier om in contact te komen met een andere wereld dan de eigen. Door te lezen kun je erachter komen wat al die anderen nu eigenlijk echt denken. Voor mijzelf is lezen dus een positieve ervaring, maar ik ben aan de regel ‘wie leest, leeft zelf niet’ gekomen door iemand die een hekel had aan lezen, en aan lezende mensen. ‘Wie leest leeft zelf niet’ was zijn lijfspreuk. Deze eerste regel wordt in de laatste regel van het gedicht herhaald, zodat het middenstuk erdoor omsloten wordt, erin gevangen zit. Ook de niet lezende persoon zit gevangen in zijn eigen lijfspreuk. Misschien is hij wel jaloers op degene die wél leest, of op het boek dat een aandacht opeist die anders voor hem zou zijn. Op het moment dat zij naar ‘de bieb’ gaat, betreedt zij een wereld die voor hem gesloten blijft. Het gedicht doet geen poging dit hele verhaal te vertellen, maar wil de sfeer oproepen van een spanning tussen twee nauw met elkaar vergroeide mensen, ontstaan doordat de één wel van lezen houdt en de ander niet. Het zou zelfs kunnen dat het voor de lezer in eerste instantie één persoon lijkt, die hier een wat merkwaardige monologue intérieure houdt. De persoon op wie dit gedicht is geïnspireerd pleegde uiteindelijk zelfmoord. Het enige boek dat erin geslaagd is tot hem door te dringen was ’De avonden’ van Gerard Reve. Dat las hij. Steeds weer opnieuw. Wederom een wonderschoon gedicht is 'met iemand wachten'. In tegenstelling tot het gedicht 'nu even niet' (voor wat betreft de eenzaamheid) kreeg ik hier het sterke gevoel dat er zelfs in de lange nachten van het leven (lees: donkere tijden van het bestaan) een vreemd
71
spanningsveld bestaat tussen eenzaamheid en iemand om je heen hebben. Hier voelt het aan alsof de persoon in het gedicht door een diep dal gaat, ik voel eenzaamheid door problemen die niet benoemd worden, maar zich verschrikkelijk ongemakkelijk voelt bij de gedachte dat ze in zekere zin veroordeeld is om met die ander te moeten schuilen voor de regen. Terwijl ik denk, alleen is maar alleen. Soms kan zo’n moment juist prettig zijn. Gedeelde smart is halve smart. Welk effect qua gevoel/emotie wilde jij met dit gedicht bij de lezers sorteren? En begrijp je mijn gevoel over het gedicht? Wat betreft de thematiek ‘het spanningsveld tussen eenzaamheid en iemand om je heen hebben’ heb je helemaal gelijk, maar verder vind ik dat je het hier iets te zwaar maakt. Dit gedicht is volgens mij een van de meer lichtvoetige uit de bundel. Ik heb het geschreven bij een tekening van een bevriend beeldend kunstenaar. Hij maakt hele kleine, minimalistische tekeningen, een beetje in de sfeer van Kafka’s lijntekeningen, of die van Stevie Smith. Er zijn een paar gedichten van mij op die manier, als reactie op zijn tekeningen, ontstaan en ik vind dat mijn lichtste gedichten, ondanks de kennelijk nogal confronterende thematiek. Jij hebt een aantal gedichten geschreven voor het project De eenzame uitvaart van F.Starik. Als ik denk aan het gedicht 'tasten' met “niemand kent hem (...) iemand kent jou...” dan bekruipt mij het gevoel van de verscheidene menselijke tragedies. Doodgaan in het besef dat niemand ooit van je gehouden heeft of in dit geval, doodgaan zonder dat er nog iemand bestaat die afscheid komt of wilt nemen. Is het ‘in eenzaamheid sterven of begraven
72
worden’ een schrikbeeld voor jou persoonlijk? Nee, maar ik voel mij zeer verbonden met het lot van degenen die ik met Starik ten grave draag. Natuurlijk heeft het ook iets belachelijks en schaamtevols: we zijn ons er ten volle van bewust dat we voor de overleden persoon niets meer kunnen betekenen, we zijn gewoonweg te laat ‘in zijn leven’ gekomen (als hij ons daar al in had willen hebben). Onze aanwezigheid is louter symbolisch. Een daad van beschaving. Vroeger speelde de kerk hier een duidelijke rol in, of op het platteland en in dorpen had je de zogenaamde Noaberdiensten. Wat mij erg fascineert in het mooie gedicht 'wij waren wezen zwemmen' is dat er verborgen/verloren woorden in je tekst lijken te staan. Het laatste deel van het gedicht dat ik even gedeeltelijk in mijn woorden samenvat “als de blik tussen hen in op het kussen valt” en “of er wat gezegd zal worden”. Ik kan het niet laten om te vragen of jij als schrijfster “gehoord hebt wat er gezegd is”? Ik heb wel een vermoeden ja. Er zijn in deze bundel nogal wat gedichten die gaan over de wereld van de pornografie, de wereld van de prostitutie en de bijbehorende taal. Een van deze gedichten (het gedicht ‘bijna niet meer’) is ‘een eenzame uitvaart gedicht’ (zie hierboven) geschreven voor een voormalig eigenaar van een sexshop op de Wallen in Amsterdam. Je schrijft in het gedicht 'we zijn het niet vergeten' de volgende regel: ‘van die wittewijnzinnen’ Worden er naar jouw idee niet veel teveel “wittewijnzinnen” uitgesproken in menselijke relaties? ‘Wittewijnzinnen’ horen thuis in de wereld van feestjes en
73
recepties. Daarbinnen hebben ze best iets charmants. Ik ben zelf een zeer grote fan van Charlie Chaplin. Jouw gedicht 'de kapster'. Ben jij ook een fan van Chaplin of is de referentie naar hem in de tekst omdat het gewoon past? Ik ben ook een grote fan van Charlie Chaplin!! Hij komt in het gedicht zeker niet zomaar even om de hoek kijken! Vooral zijn film ‘The Great Dictator’ heeft enorm veel indruk op mij gemaakt. Chaplin zelf speelt in deze film (die al aan het begin van de Tweede Wereldoorlog gemaakt is) zowel de rol van een vervolgde Joodse kapper, als de rol van de dictator Adolf Hitler. In het gedicht 'midden in wit' staan de volgende regels: het gedicht is klaar als was het altijd al daar Er bestaat een grote groep auteurs die zich alleen maar als een soort doorgeefluik zien tussen een verhaal/gedicht dat, even in mijn woorden, “ergens in een universum zweeft” en de lezer. Pirandello heeft ooit het toneelstuk “Zes personages op zoek naar een auteur” geschreven. Moet ik jouw regels ook in die zin opvatten? Heb jij het idee dat er al verhalen/gedichten bestaan die alleen nog maar een auteur zoeken die het op papier kan zetten? Nee, daar heb ik absoluut niets mee. Het líjkt alleen maar zo alsof het gedicht er altijd al was, daarom staat er ook: als was het altijd al daar. Wat zich in dit geval wel van buitenaf heeft aangediend, is de thematiek. Het gedicht is in opdracht
74
geschreven voor het veertigjarig bestaan van de Commissie van Planologie van het ministerie van VROM (volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu). Zonder die opdracht zou ik niet snel op het idee zijn gekomen een vergelijking te trekken tussen het werk van de dichter en dat van een landschapsarchitect. Wat heb je als mens/vrouw/schrijfster verkregen door het schrijven van je boeken? Een soort voldoening. Vermoedelijk vergelijkbaar met de beroepsmatige voldoening van een schoenmaker of een tandarts. Het is lastig om gepubliceerd te worden met een dichtbundel. Jij hebt er inmiddels vijf op jouw naam staan. a) Waarin onderscheid jij jezelf van andere auteurs? Waar ligt je grootste kracht qua schrijven? b) Welke ontwikkeling(en) op schrijfgebied zie jij voor jezelf door de zes bundels heen? a) Je bent altijd een ander mens dan andere auteurs, met een andere, eigen, (taal)geschiedenis en persoonlijkheid. Mijn kracht is wat ik vroeger als mijn zwakte zag: dat ik uit een zwijgcultuur kom. In mijn gedichten werk ik met (of vanuit) de taal die mij van vroeger uit het meest vertrouwd is. b) Ik ben ouder geworden. Ik heb meer gelezen, en herlezen. Grote discussie in de wereld van het dichten. Een gedicht moet begrijpelijk zijn. Een gedicht mag best onbegrijpelijk zijn. En de mening van jou hierover? Poëzie speelt zich voor een deel af op een ander
75
bewustzijnsniveau dan dat van het rationeel begrijpelijke. Zo dacht ik dat ik de poëzie van Adriaan Roland Holst al wel aardig ‘begrepen’ had, maar toen ik een maand verbleef in zijn huis, dat na de dood van zijn weduwe aan dichters wordt verhuurd, begreep ik dat ik bepaalde, heel concreet met zijn omgeving te maken hebbende referenties in zijn gedichten, nog helemaal nooit echt had begrepen. Waarmee ik niet wil zeggen, dat er geen andere ingangen tot zijn werk zouden zijn en dat niemand zijn werk zou kunnen interpreteren zonder in zijn huis te zijn geweest, maar voor mij geeft het daar geweest zijn de gedichten wel een meerwaarde. Waar moet een gedicht voor jou aan voldoen om te slagen? En waar erger jij je juist aan? Een gedicht hoeft voor mij geen examen af te leggen. Wat is voor jou (de definitie van) poëzie? Dat vind ik een moeilijke vraag! Het is net zoiets als een wever vragen wat hij van textiel vindt, of een bakker hoe hij over brood denkt. Heeft de dichter bepaalde plichten? Grenzen van de taal verleggen bijvoorbeeld? De dichter kan bepaalde innerlijke plichten hebben. Zoals Paul Celan, die na zijn traumatische oorlogservaringen niet anders meer kon dan de grenzen van zijn taal verleggen. Zijn hermetische poëzie staat in het teken van de herbezinning op de door de nazi’s besmeurde taal. Wie zijn je grootste inspiraties in de literatuur? En waarom?
76
Proza: Kafka, Camus, Dostojewski, Patricia Highsmith, Maurice Gilliams, Jacoba van Velde. Poëzie: Sylvia Plath, Edgar Allan Poe, William Blake, Stevie Smith, Jan Arends, Hanny Michaelis, Kees Ouwens. Op het waarom kan ik hier niet uitgebreid ingaan, maar het gaat vooral om auteurs die aan de donkere kant van het bestaan een stem willen geven. Stevie Smith bewonder ik om de beknopte, lichtvoetige stijl. Verder wil ik nog Ingeborg Bachmann en Paul Celan noemen. Hermetische poëzie is bij deze dichters een levensnoodzaak, niet enkel een literaire houding. Mijn raakpunt met hermetische poëzie is, dat een eigen, hermetisch gesloten woordenwereld mijn vertrekpunt is, en het oogmerk van de poëzie die ik schrijf, juist is om daar uit te breken. De invloed van de filosofie op deze twee dichters spreekt me aan. Bij Bachmann is dat o.a. Wittgenstein, en bij Celan de twee zo tegengestelde filosofen Heidegger en Buber (terwijl bij Heidegger het eigen Dasein en het zelfzijn vooropstaan, beschouwt Buber de verhouding tot de ander als essentieel voor het menselijk bestaan). Wil jij met jouw schrijven een boodschap uitdragen? Wat hoop jij te bereiken met jouw gedichten? Ik concentreer mij op de taal zelf en draag geen boodschap uit, althans niet expliciet. Dat is gewoon een kwestie van niet teveel hooi op je vork willen nemen om niet de plank mis te slaan (om even helemaal binnen spreekwoorden te blijven). Ik probeer me dus bij mijn leest te houden. Heb je nog andere ambities op schrijfgebied? Roman? Verhalenbundel? Theaterstuk? Op het moment werk ik aan een novelle. De titel heb ik al,
77
wat misschien een vreemd uitgangspunt is. Het contract met de uitgeverij heb ik gelukkig ook al. Verder heb ik, sinds de laatste dichtbundel af is, weer veel ruimte om poëzie van anderen te lezen. Wat ervaar je op dit moment als een probleem in de literaire wereld? Misschien de gezapigheid. Het is natuurlijk niet voor niets dat Anne Frank de meest beroemde Nederlandse schrijver is. Heeft het schrijven van je boeken jouw waarden/normen over menselijke relaties veranderd? Kun je dat eens uitleggen? Nee, op het moment dat ik gedichten schrijf ben ik eigenlijk alleen maar bezig met de relaties tussen woorden. In de hierboven (i.v.m. de door mij zo bewonderde dichter Paul Celan) al genoemde contradictie tussen de filosofen Heidegger en Buber, waarin ik in het dagelijks leven denk ik voor Buber zou willen kunnen kiezen, hoef ik in mijn poëzie geen partij te kiezen: wat dat betreft is literatuur een vrijplaats. Door de gedichten die ik van jou gelezen heb vraag ik me af hoe jij kijkt naar de wereld van vandaag of naar de maatschappij in het algemeen? Ik stam uit ‘de’ lagere middenklasse en koester de sociaaldemocratische gedachte. Amsterdam is op het moment opgedeeld in politieke stadsdelen. Wat ik wel jammerlijk vind, is dat zodra een linkse meerderheid het voor het zeggen krijgt in een stadsdeelraad, er daar bezuinigd gaat worden op kunst en cultuur. Alsof dat een luxe is, die toch
78
eigenlijk hoort bij ‘rechts’. Waarom zou iemand dit boek moeten kopen en lezen? Wat ik hoop, is dat lezers aan wie dit boek besteed zou zijn, ook een kans krijgen om het te lezen. Ze moeten ermee in aanraking kunnen komen, bijvoorbeeld doordat een inspirerende docent literatuur er hun iets over vertelt, of doordat het in de boekhandels ligt op een zichtbare plaats. Ik heb gezien dat zelfs de grootste Amsterdamse boekhandels mijn bundels (en die van vele collega-dichters) helemaal niet in huis hebben (of het moet zijn dat de bundels al uitverkocht waren op het moment dat ik er een kijkje kwam nemen). Dank voor het interview en veel succes! ©2007 Sérgio do Carmo
79
INTERVIEW SANDER DE VAAN (MEANDER) Sander de Vaan is in zijn vrije tijd redacteur van het literaire e-zine Meander, columnist van Viva España, journalist die in kranten als Trouw en El País heeft gepubliceerd en dichter. Hij heeft met zijn inbreng een enorme impuls in kwaliteit gegeven aan Meander. Hoe zou jij jezelf en jouw werk aan de lezers willen voorstellen? In het dagelijks leven ben ik exportmanager bij een Spaans bedrijf en in de vrije uurtjes houd ik mij o.a. met schrijven bezig. Vroeger veel stukken voor de Volkskrant, nu met name voor NRC Handelsblad en Die Welt. Verder ben ik redacteur van het literaire internetmagazine Meander en schrijf ik sinds een jaar of drie zelf gedichten. Tot dusver verscheen mijn poëzie o.a. in De Brakke Hond, Krakatau en Hard Gras. Proza wordt de volgende stap. Schrijven is geen noodzaak, maar als ik een paar dagen niks heb geschreven, begint het wel te kriebelen. Op zich niks bijzonders; een ander heeft dat misschien met figuurzagen, fierljeppen of puzzelen. Ik heb je gedichten gelezen en zou er nu graag dieper op in gaan. In "Geboorte" schrijf je: ogen ontluiken uit zoete roes verstoten zoveel licht valt zwaar Ik las de regels (per ongeluk) zonder dat ik de titel had gelezen waardoor ik een andere interpretatie vormde
80
dan het had moeten zijn. Mijn interpretatie was van iemand die zijn/haar oogkleppen (lees: onschuld) had verloren en opeens in het verlammende grootlicht van het leven was terechtgekomen. Hoe ervaar jij dat als schrijver wanneer een lezer jouw gedicht/haiku een totaal eigen interpretatie/betekenis meegeeft? Ik schreef deze senryu naar aanleiding van de geboorte van mijn zoon. Die zag ik letterlijk denken: 'Waar ben ik in godsnaam terechtgekomen?' Hij had het heel prettig in zijn moeders buik. Zo nu en dan rekte hij zich lekker uit, waardoor mijn vrouw er aan de zijkant een hele bolling bij kreeg. Dat uitrekken doet hij nog steeds, maar nu op de bank en hij lijkt intussen (net als zijn zusje) goed gewend aan het wereldse licht. Wat dat interpreteren betreft: dat is juist een van de charmes van literatuur, dat elke lezer een tekst met eigen ogen leest en er zijn eigen interpretatie aan geeft. Maar ik vind het wel fijn als mijn oorspronkelijke bedoelingen niet geheel verloren gaan. In het mooie gedicht "H-woord" schrijf je over woorden die besmeurd zijn door 'gekken, smiechten, charlatans' en 'dat als ik woorden wassen kon, ik jou dit steeds weer zeggen zou'. Een paar zinnen van dichteres Alejandra Pizarnik schoten door mijn hoofd. Ze schreef ooit: 'Alles wat gezegd kan worden, is een leugen. De rest is stilte, maar stilte bestaat niet.' Wat betekenen 'woorden' eigenlijk voor jou? Pizarnik heeft mooie, boeiende verzen geschreven, maar ik ben het niet met haar eens dat alles wat gezegd kan worden een leugen zou zijn. Als ik zeg dat ze mooie, boeiende verzen heeft geschreven is dat de waarheid, althans míjn
81
waarheid, daar zit niks leugenachtigs aan. Overigens kan stilte (lees: zwijgen) in bepaalde situaties ook een zekere leugenachtigheid impliceren. Maar als ze bedoelde dat woorden vaak ontoereikend zijn voor een goed onderling begrip, ga ik daar graag in mee. Woorden zijn hulpmiddelen om ons bestaan te duiden en met elkaar te communiceren. Als ik tegen jou 'boom' zeg, zie jij waarschijnlijk een andere boom voor je dan ik. Misschien denk jij aan een kaarsrechte populier en ik aan een kromgetrokken olijfboom. Maar zelfs als we het meer specificeren en 'beuk' zeggen, blijven er verschillen bestaan tussen jouw beuk en de mijne. Daar is nu eenmaal niks aan te doen... Leer je als dichter, maar ook als mens, niet dat er door de jaren heen er steeds meer woorden zijn die niet meer gebruikt kunnen worden, omdat ze hun betekenis hebben verloren? Er zijn woorden die door overmatig gebruik slijten. 'Ultiem', 'dramatisch', 'briljant' - hun oorspronkelijke betekenis is intussen wat afgezwakt. Maar dat is iets van alle tijden. Taal leeft, gelukkig maar, anders waren wij pratende robots. Je kunt woorden ook nieuw leven proberen in te blazen. 'Pardoes' vind ik bijvoorbeeld een mooi woord, dat je helaas niet veel meer hoort. Wie weet komt er ooit weer een opleving, het liefst pardoes. In het indrukwekkende gedicht "En" waar je in eerste instantie lijkt stil te staan bij het groene gras en zingende vogels, bouw je in een paar zinnen een beklemmende sfeer op die, voor de lezer, eindigt met een forse klap, wanneer die beseft dat het over Auschwitz II - Birkenau
82
gaat? Hoe heb jij het schrijven van dit gedicht ervaren? Werd dit gedicht overigens in een flow geschreven? Soms sleutel ik vrij lang aan een tekst, maar in dit geval kwamen de verzen haast vanzelf. Daarna heb ik wel nog wat gevijld en geslepen, totdat er voor mij geen woord teveel meer in stond. Ik was vorig jaar in Kraków en twijfelde of ik naar Auschwitz zou gaan. Het heeft toch iets 'voyeuristisch' om zo'n plek te bezoeken. Maar aan de andere kant, wanneer intelligente en minder intelligente figuren blijven beweren dat het allemaal wel meeviel met de shoah, is het misschien verstandig om er juíst heen te gaan. Auschwitz I oogt op het eerste gezicht niet als een plek waar het absolute kwaad heeft rondgewaard. De oude kazernes zien er nog redelijk goed uit, ze lijken qua bouwstijl zelfs een beetje op mijn oude lagere school. In diverse gebouwen kun je je wel een voorstelling maken van het leed dat daar is aangericht. De stacellen in blok 11 bijvoorbeeld, dat is gruwelijk om te zien. Maar van Auschwitz II krijg je meteen de rillingen. Daar, op die enorme vlakte met al die eindeloze barakkenrijen, zie je hoe industrieel, hoe harteloos de vernietiging geweest moet zijn. Gek genoeg is ook daar het gras gewoon groen en vliegen er vogeltjes rond. Vandaar dat gedicht... Overigens moet het verband tussen taal en de gruwelijkheden uit de Tweede Wereldoorlog niet onderschat worden. Volgens mij kun je pas zo'n vernietigingsindustrie in gang zetten als je de toekomstige slachtoffers eerst langdurig als 'kakkerlakken', 'Untermenschen', enz. hebt bestempeld. Doe je dat niet, dan zal het waarschijnlijk moeilijk worden om zóveel mensen bereid te vinden om aan dit soort wandaden mee te werken. Tijdens het lezen van het grappige "Zeemanspost"
83
ze wenste een blijk van absolute liefde - níet zijn glazen oog schoot een liedje van Fabrizio de Andrè me te binnen. Het nummer heet "La ballata dell'amore cieco" (De ballade van de blinde liefde.) In dit nummer vraagt de vrouw de man om haar zijn absolute liefde te tonen. Hij moet eerst het hart van zijn moeder brengen voor haar hond, daarna op beide polsen zijn aderen doorsnijden en uiteindelijk is zijn laatste proef voor haar sterven. Jij hebt in een gedicht genaamd "Een lift, vast (I)" de zin geschreven: 'géven, meer is liefde niet' en in "En zucht" schrijf je: 'ben ik ergens niemand meer - hoe liefde vol kan zijn.' Wat is voor jou een blijk van absolute liefde? Dat je gedachteloos bereid bent om anderen iets te geven. Het gaat erom dat het vanzelf gaat. Als je er bij nadenkt, komen er al gauw allerlei belangen kijken. 'Ik geef haar nu een roos, want dan mag ik vanavond met mijn vrienden uit,' dat werk... Als je echt van iemand houdt, kan het je ook geen bal schelen of je één, twee of drieëndertig kado's per week van haar of hem krijgt. Het gaat je om de persoon, niet om de tierelantijntjes. In "Uit" bijvoorbeeld voel je de enorme afstand die de vrouw ten opzichte van haar man voelt, ondanks dat ze samen in bed liggen. In het gedicht "Lood" merk je dat mensen veel praten maar niks zeggen en in "Oh, Calcutta" staan de prachtige zinnen 'Nooit zal ze hem vergeten - hij, die haar nu pas ziet' en tenslotte in het
84
pijnlijke gedicht "Vier ogen" de regel: 'dit alles mag ze van hem ontpellen, maar ze gaapt, verdwijnt alweer.' Door de gedichten die ik van jou heb gelezen, vraag ik me af hoe jij kijkt naar het menselijk contact, of de menselijke communicatie, in de wereld van vandaag? Laat ik vooropstellen dat de personen in mijn gedichten vaak weinig van doen hebben met mijn eigen leven. De vrouw naast die man in bed is niet míjn vrouw. Ik zou wel gek zijn om de wereld over mijn liefdesleven te onderhouden. Dat is meer iets voor BN-ers en hun mediavlooien. Maar een gedicht als 'Lood' bevat toevallig wel een hoog 'echtheidsgehalte'. Een vader zit met zijn twee zonen tv te kijken. Opeens staat een van de twee jongens op, loopt zwijgend naar het raam en springt van zeven hoog naar beneden. Wat moet je vervolgens tegen zo'n man zeggen, iemand die je geen vriend of kennis kunt noemen, maar die je van gezicht goed genoeg kent om niet zomaar voorbij te lopen? Wat betreft je vraag: ik kijk tamelijk optimistisch naar de medemens. Maar onze beschaving is natuurlijk niet veel meer dan een laagje vernis. Bij de een lijkt die laag dikker en beter bestand tegen zwaar weer dan bij de ander, maar het blijft een buitenkant. In tijden van oorlog of andere nood kunnen de braafste burgers gekke dingen doen. Er is een hoop schone schijn in onze communicatie, met name tussen niet-familieleden, en zolang we ons daar maar bewust van zijn, is er weinig aan de hand. Over manieren van kijken gesproken. Dat Calcutta-gedicht komt voort uit een bedankbriefje dat ik onlangs ontving. Mijn ouders steunden de stichting van Moeder Teresa al lang voordat zij de Nobelprijs ontving. Toen ik een jaar of negen was, ontmoette ik Teresa in Nijmegen: een heel vriendelijk,
85
bescheiden vrouwtje. Ik gaf haar een envelop met twintig gulden (circa negen euro). Ze bedankte me allerhartelijkst, waarna een Indiase assistente het geld in een hoekje begon te tellen. 'Two months pocket-money' zei ik trots tegen de assistente, waarop die begon te foeteren dat het belachelijk was dat ik zoveel zakgeld kreeg. Tja... In "Bang", "Liefhebber" en "Ooghoek" toon jij, niet voor het eerst, een scherpe observator te zijn. Je bent in staat om, voor wat betreft de eerste twee, in een paar woorden een helder en pijnlijk beeld te schetsen van het vreemde, misschien zelfs laakbare, gedrag van mensen. Maar in "Ooghoek" ook om aan te tonen dat we als mens soms (gelukkig zou ik zeggen) toch nog verder willen kijken dan onze neus lang is. Wat inspireert jou voornamelijk? Alles wat mij op de een of andere manier raakt. Dat kan dus een eenzame schoen op de snelweg zijn, maar ook Johan Cruijff die als trainer van FC Barcelona - ver van de meeste fulltime journalisten - stiekem even aan zijn zojuist neergeschoffelde zoon Jordi vraagt of het weer een beetje gaat. Een prachtig moment, waarbij de vader het tijdens een oefenpotje even van de trainer won. Blijkbaar heb ik geen paparazzo-hoofd, want Johan zei het terwijl ik op een paar meter van hem vandaan zat. Wil jij met jouw schrijven een boodschap uitdragen? Wat hoop jij te bereiken met jouw gedichten? Ik schrijf gedichten die ik zelf graag wil lezen, maar die ik elders niet tegenkom. Wanneer anderen ze ook met plezier lezen, is dat meegenomen. Maar een boodschap? Nee, dan had ik priester, cabaretier of winkelier moeten worden.
86
In het gedicht "Weg" schrijf je 'je sterft als je bent vergeten'. In "Drie golven" heeft de schrijver niet veel tijd van vrede wanneer hij terugdenkt aan 'jou en al die anderen door tijd vervaagd en mij gemist'. Zorgt dit besef in jouw gedichten ervoor dat je het maximale uit je leven haalt op dit moment? De dood is voor ons levenden een bijzonder ongemakkelijk gegeven. Voor de doden valt het waarschijnlijk wel mee het zal 'een diepe slaap' zijn, zoals de Braziliaan Bandeira het ooit omschreef. Maar goed, we zijn nu eenmaal geboren om te sterven; laten we onze tijd dan ook zo leuk mogelijk doorbrengen en het maximale eruit proberen te halen, voor onszelf en voor onze omgeving. Niet voor niets heb ik een gedicht geschreven met de titel "Plunder de dag". Overigens komt dat gedicht "Drie golven" mij nu wat pathetisch voor. Ik moet mijn pc-muis daar nog eens aan laten knagen. Wat is voor jou normaal gesproken het vertrekpunt van een gedicht? Vaak is het een beeld of een herinnering. Maar het kan ook iets heel anders zijn. Ik heb pas nog een gedicht geschreven naar aanleiding van een lang bericht dat Louis van Gaal ooit op een zondagochtend op mijn antwoordapparaat insprak. Niet dat hij mij iedere week belt; het was zelfs de enige keer dat hij mijn nummer draaide, maar daarom niet minder grappig en aandoenlijk. Wat is voor jou eigenlijk (de definitie van) poëzie? Een sluitende definitie lijkt mij haast onmogelijk... Voor mij is poëzie een brug tussen gevoel en taal. (Dus niet het genre 'Sint zat te denken wat hij haar zou schenken'.) Poëzie zie ik
87
als compacte, talige suggestie van het onzegbare, met een keur aan ingrediënten, waaronder ritme, klank, beeld, spel, ontroering en humor. Waar moet een gedicht voor jou aan voldoen om te slagen? En waar erger jij je juist aan? Om bij het laatste te beginnen: als je niet dagelijks hoeft te piekeren hoe je aan drinken, eten en onderdak moet komen, heb je tijd voor allerlei andere dingen. Dan kun je bijvoorbeeld gaan biljarten, een postzegelverzameling aanleggen of reageren op krantenberichten. Je kunt ook gaan peinzen over wat goede poëzie is en je theorieën daaromtrent ontvouwen. Tot hier is er niets aan de hand. Het wordt echter irritant als men vervolgens zijn/haar criteria voor goede poëzie als een soort heilige waarheid gaat zien en werk van andere dichters op grond van die Criteria afserveert. Natuurlijk, je mag iets goed of slecht vinden, maar zeg niet dat poëzie zus of zo móet zijn. Er is al genoeg arrogantie in de wereld... Overigens heb ik zelf graag dat gedichten mij op de een of andere manier raken en blíjven bezighouden. Hóe ze dat doen is voor mij van minder belang. Grote discussie in de wereld van het dichten. De één vindt dat een gedicht begrijpelijk moet zijn. De ander vindt dat een gedicht best onbegrijpelijk mag zijn. En de mening van jou hierover? Discussiëren over de wenselijkheid van al dan niet begrijpelijkheid is ook zo'n heerlijk onderwerp voor met de voeten op tafel. Er zijn gedichten die ik helemaal begrijp en die ik toch heel intrigerend vind, er zijn ook begrijpelijke gedichten die ik het liefst meteen weer vergeet. Iets
88
dergelijks geldt voor min of meer onbegrijpelijke gedichten. Ik zei het net al: ik vind een gedicht vooral geslaagd wanneer het mij bij eerste lezing raakt en tegelijkertijd tot herlezing dwingt. Als ik er dan een paar dagen later nóg aan moet denken, is het wat mij betreft een topgedicht. Maar wanneer ik mij door een woud vol leuk allitererende, min of meer gangbare woorden en complexe zinsconstructies moet hakken om bij het slotvers aan te komen, haak ik meestal halverwege af. Ik vind het best knap hoor, onbegrijpelijk schrijven, maar ik denk ook dat dat hermetisme één van de redenen is waarom er in het Nederlandse taalgebied zo weinig mensen voor hun plezier poëzie lezen. Neem de Spaanse dichtkunst: bundels verkopen ook daar slecht, maar veel mensen kunnen wel een paar mooie verzen opzeggen, gewoon omdat de Spaanse poëzie doorgaans heel toegankelijk is. En wat te denken van dichters als Jacques Prévert, Reiner Kunze, Borges, Wislawa Szymborska of Boris Ryzji? Die schrijven zó goed dat ze helemaal niet moeilijk hoeven te doen. Heeft de dichter bepaalde plichten? Grenzen van de taal verleggen bijvoorbeeld? Een dichter is in principe niet beter of slechter dan een loodgieter, verpleegster of het hoofd van de RVD. Hij heeft dus ook niet meer of minder rechten en plichten. Maar als hij grenzen wil verleggen moet hij dat vooral niet laten. Het moet alleen geen moeten worden. Op straat en in de kroeg worden trouwens ook voortdurend taalgrenzen verlegd, niet zelden op zeer gevatte en komische wijze. Laten we de rol van de dichter daarom niet overschatten. Waar ligt je grootste kracht qua schrijven?
89
Ik schrijf met veel plezier, iedere dag weer, en hoop dat dit ook uit mijn (journalistieke en fictieve) teksten blijkt. Beoordeling van mijn zwakke en sterke punten laat ik liever aan anderen over. Waarom schrijf je eigenlijk gedichten? Een jaar of drie geleden begon ik opeens poëzie te schrijven. Het ene gedicht na het andere. Blijkbaar moest het eruit, want tot dat moment las ik enkel gedichten. Nu doe ik het wat kalmer aan en probeer ik langzaamaan een bundel samen te stellen. Voordeel van gedichten schrijven is dat je het overal kunt doen. Vaak 'schrijf' ik een eerste versie in mijn hoofd. Voor proza moet je echt gaan zitten, daar heb ik de tijd amper voor. Voordat ik je de vraag stel, wil ik stilstaan bij een aantal interviews die jij hebt afgenomen. Komrij: '...dat de Nederlandse poëzie van de laatste decennia ernstig lijdt onder het probleem van inwisselbaarheid, onpersoonlijkheid en kopieerlust.' Chrétien Breukers: 'In Nederland zijn er ook dichters van meer dan vijf turven hoog die geen enkele strofe van welke klassieke dichter dan ook kunnen opdreunen. Die schrijven allemaal poëzie zonder 'fundament'. Die zitten in redacties. Die schrijven 'recensies'. Die zetelen in commissies en jury's. Die werken op universiteiten en scholen.' Daan Bronkhorst: 'Bovendien gáát de poëzie uit Polen en Rusland vaak over iets: groot leed, grote dood, liefdes die je verliest aan de armoede, ziekte, of gewoon de afstand. Zoek dat maar eens in een gemiddelde
90
bloemlezing van Nederlandse poëzie.' Herken je de woorden van deze mannen? En wat ervaar jij op dit moment als probleem in de Nederlandse literaire wereld? Ik ben het met alledrie eens, al overdrijft Komrij wellicht ietwat met dat 'ernstig'. Breukers heeft een punt, dat eigenlijk op een groot deel van de bevolking van toepassing is. Wie kent tegenwoordig zijn klassieken nog? En wie weet wat er in 1648 en 1789 zoal gebeurd is? Het mooie is dat wij vaak Amerikanen verwijten dat ze niet weten dat Denemarken een land is, maar wie kan mij zonder hulp van Mr. Google vertellen wat de hoofdsteden van Virginia, Kentucky, Alabama en Oklahoma zijn? (ik moet zelf ook diep nadenken hoor...) Daan Bronkhorst is een groot liefhebber van de Poolse en Russische dichtkunst. Net als in veel Latijns-Amerikaanse landen gaat de poëzie daar ergens over, maar dat is ook logisch. Wanneer het een samenleving, zoals de onze, redelijk goed gaat, heb je tijd voor allerlei 'minor' preoccupaties. Dan hoef je als dichter geen rekening te houden met het feit dat militairen zojuist je overbuurvrouw in aanwezigheid van haar kleine kinderen hebben verkracht en kun je het over jonge sla hebben of over totaal witte kamers. Ik wil hiermee beslist niet zeggen dat het ene gedicht beter zou zijn dan het andere, want niet het onderwerp maar de wijze van verwoording bepaalt de poëtische kracht van een tekst. Ik stel alleen vast dat de onderwerpkeuze van veel Nederlandse schrijvers, bij afwezigheid van ingrijpende gebeurtenissen in den lande, de afgelopen halve eeuw niet echt opzienbarend is geweest. Maar of dat een probleem is? Goede literatuur kan over van alles en nog wat gaan.
91
Intussen zijn de tijden - ook in Nederland - veranderd. Wie weet kunnen we binnenkort meeslepende poëzie of proza verwachten over Pim Fortuyn, graaiende grootgrutters, Theo van Gogh, krachtwijken, geldgeile ex-vakbondsleiders of Uruzgan. Ik ben benieuwd... Welke literaire auteurs inspireren je het meest? Inspiratie kan ik aan allerlei soorten mensen ontlenen. Ik heb veel beroemde en niet-beroemde helden. Mensen die op de een of andere manier 'goed' doen én mensen die het maximale uit hun talent halen zonder te verworden tot wereldvreemde nerds. Ik kan net zo genieten van een warming-up van Ronaldinho en een interviewtje met voetbaltrainer Mario Been, als van een roman van Philippe Claudel of Arto Paasilinna. Momenteel lees ik - een beetje laat, ik weet 't - Joe Speedboot van Tommy Wieringa. Prachtig! Om Grunberg moet ik ook vaak lachen, maar Wieringa's boek komt mij nóg oorspronkelijker voor. Overigens, naar aanleiding van het interview met Komrij nog een ander punt. Hoe zie jij de toekomst van bloemlezingen? Welke toegevoegde waarde hebben ze? Bloemlezingen kunnen een nuttig overzicht geven van wat er aan interessante dichtkunst is geproduceerd in een bepaalde periode en/of in een bepaald gebied. Zolang er gedichten gepubliceerd worden, zullen er dus ook wel bloemlezingen bestaan. Misschien een grote sprong, maar in het gedicht "Sneeuw" las ik de volgende slotzin: 'van een dag die nog vermoeden was.' Wat is eigenlijk jouw ambitie met schrijven?
92
"Sneeuw" is zo'n gedicht over een jeugdherinnering: midden in de nacht wakker worden, naar buiten gluren, zien dat het sneeuwt en weer gauw in bed kruipen in de wetenschap dat de wereld er morgen heel anders zal uitzien. Onlangs schoot dat beeld mij weer te binnen. Ik kroop vervolgens achter de pc en binnen tien minuten was het gedicht af, op de laatste zin na. Daar zette ik eerst iets kitscherigs in de trant van 'een dag die nog nakend was', maar ik voelde dat er iets mooiers aan zat te komen. En zie, even later was de slotzin er. Dat roesachtige moment, wanneer je een tekst helemaal af denkt te hebben, daar doe ik het voor. Later heb ik misschien nog wel een paar correctieronden nodig, maar dat zien we dan wel weer. Dank voor het interview en veel succes! U kunt meer over Sander de Vaan lezen op zijn website: http://www.sdevaan.punt.nl © 2008, Sérgio do Carmo
93
INTERVIEW LOUIS STILLER (SCHRIJVENONLINE) Louis Stiller (1959) is journalist, schrijver, hoofdredacteur en uitgever. Hij won ooit de ECI-essayprijs en ontving het Belcampo Stipendium van de Provincie Groningen in 1995. Hij is bovendien essaydocent aan de Schrijversvakschool. Hij voert samen met Aart Hoekman de hoofdredactie over de Schrijfbibliotheek van Augustus. De schrijfbibliotheek is een nieuw project waarbij 15 boeken - allemaal van de hand van een andere bekende auteur - over schrijven zijn uitgegeven. In Schrijven Magazine wordt veel aandacht besteed aan deze boeken. In 2006 schreef hij samen met Eddie Blankers het Amsterdamse Bomenboek (uitgeverij Atlas) waarin De Nieuwe Ooster ruimschoots wordt belicht. In november 2007 verscheen bij uitgeverij Augustus het boek Essays schrijven. Hoe zou jij jezelf aan de lezer willen voorstellen? Dat ligt aan welke lezer. Net als veel anderen ben ik veel dingen tegelijkertijd: Groninger, Amsterdammer, schrijver, hoofdredacteur, bomenliefhebber, onderhorige van een zwarte kat en een rode poes, liefhebber van Radiohead, filmfreak. Het is maar net wie ik voor me heb, om me aan voor te stellen. Maar bovenstaande opsomming geeft een aardig beeld. Wat voor opleiding(en) heb je gevolgd? Kandidaats Nederlandse Taal en Letterkunde (dat had je toen nog), en doctoraal Vergelijkende Literatuurwetenschap. Ook nog een blauwe maandag Landbouwhogeschool Wageningen, maar dat was een schitterende mislukking.
94
Wanneer ben je begonnen met schrijven? Op een donkere novemberdag in 1981. Ik weet het nog precies. Ik had een typemachine gekregen van mijn ouders, en terwijl buiten regenvlagen tegen de ruiten bulderden, tikte ik een verhaal over een man die tegenover me in het ziekenhuis had gelegen (twee jaar daarvoor had ik lange tijd in het ziekenhuis doorgebracht). Na een paar uur had ik een pagina of vijf; ik las het en werd helemaal euforisch. Ik had een verhaal geschreven. Geen verslag, geen dagboek, maar een echt verhaal. Vond ik. Vlak daarna begon ik met een vriend een eigen literair tijdschrift, De Sleur, waarin dat verhaal terecht kwam. Zo is het allemaal begonnen. Waarmee begon je eerst: fictie of nonfictie? Fictie, maar al snel meer en meer non-fictie: essays, reisverhalen, columns, etcetera. Wat (en waarin en wanneer) was jouw allereerste publicatie? Dat was dat verhaal, 'Meneer T.', in januari 1982 in De Sleur No.1. Twee jaar later werd ik voor het eerst betaald voor een bijdrage, dat heb ik nog eens in een redactioneel van Schrijven Magazine beschreven: de sensatie dat je met wat getik met je handen ineens geld blijkt te kunnen verdienen. Het ligt er dus maar aan wat je als 'allereerste publicatie' ziet. In 1988 had ik een coverartikel in de Haagse Post, over of literaire schrijvers op een computer schrijven en wat dat voor consequentie had voor hun werk. Dat voelde als De Eerste Grote Publicatie. Wanneer wilde je een tijdschrift oprichten? En wat had jij daarbij voor ogen?
95
Dat was, zoals gezegd, eind 1981, met een studievriend en nog wat kompanen. Het grondidee was dat we allemaal zeer in de ban waren van bepaalde soorten muziek en moderne kunst (New Wave), maar dat je daarvan - van de energie en de levenshouding - nauwelijks iets terugzag in de literatuur. En als zo'n podium ontbreekt, dan ga je dat zelf maar oprichten. Later heb ik nog een aantal tijdschriften opgericht of helpen oprichten. Ik blijf die vorm heel fascinerend vinden, al heb ik ook een zwak voor alle ontwikkelingen op het internet, die ik vanaf het allereerste uur heb gevolgd. Hoe ben je begonnen met dat plan voor het tijdschrift aan te pakken? Heel eenvoudig. We zaten in de Oranjebuurt in Groningen in een kroegje, zoals je als student gewend bent, en toen zeiden we: "Laten we een tijdschrift oprichten". Een uur later hadden we de naam, de volgende dag een handvol enthousiaste medewerkers en een maand later brachten we onze volgetypte vellen naar een vriend die kon stencillen. Pagina's op stapels, rapen, nieten, en de volgende dag stonden we het eerste nummer van De Sleur te verkopen in de hal van het Letterengebouw. Bijna honderd exemplaren verkochten we die eerste dag. Ik zal het nooit vergeten. Je leert door te doen: tijdschriften bij boekhandels leggen, posters plakken, advertenties verkopen. Ik ben van de DIYgeneratie (Do It Yourself); in het begin van de jaren tachtig was er niets (geen werk, geen geld, geen toekomst, ahum) en moest je alles zelf doen. Daar profiteer ik nog steeds van: ik kan nog steeds veel zelf doen, en vind dat ook leuk. Een boekje maken, plakken, binden, een persbericht versturen naar de landelijke pers, een boekenkastje timmeren...
96
Schrijven Magazine bestond onlangs 10 jaar. Hoe kijk je terug op deze periode en wat ligt er nog in het verschiet voor wat betreft Schrijven Magazine? Toen ik begon bestond het blad zo'n anderhalf jaar. Ik ben dus zeker niet de oprichter of de bedenker van wat toen nog Tijdschrift Schrijven heette. Ik pakte het op toen de formule al stond en nog steeds staan er onderdelen in het tijdschrift Tekstuur, Workshop - die mijn voorgangers hadden bedacht. In totaal ben ik nu acht jaar hoofdredacteur: van 1999-2001 en van 2003-2008. Als ik terugkijk, zie ik een tijdschrift met een hele herkenbare basisformule - schrijven, van passie tot publicatie - dat zich steeds heeft kunnen ontwikkelen. Het publiek zelf heeft zich ook ontwikkeld; de amateurschrijverop-zolder is nu een gepassioneerd schrijver met zelfvertrouwen geworden. Vandaar dat we ook artikelen kunnen publiceren die veel kritischer zijn dan vroeger - over Print on Demand, over schimmige uitgevers of over onsuggestief proza zonder oog voor eventuele lezers. We durven een mening te hebben en weten dat we een rol spelen in de wereld van het schrijven. Dat was tien jaar geleden een stuk magerder en bibberiger. Wat was het leukste artikel en/of interview dat ooit in Schrijven Magazine heeft gestaan? Dat is een lastige vraag. En niet alleen omdat het aanbod zo groot is, maar ook omdat ik een groot aantal favorieten heb. Maar de allerfavorietste is denk ik toch wel een artikel van Karel Glastra van Loon over het omgaan met kritiek. Daarin beschreef hij - het stuk staat ook in het boek Van passie tot publicatie - hoe vernietigend de kritieken op De passievrucht waren geweest en hoeveel je - bewust of
97
onbewust - toch daarvan oppikt en gebruikt. Toen hij vervolgens Lisa's adem uitbracht, een veel beter en gelaagder boek, was het precies andersom: de kritiek vond het prachtig, het publiek was er niet zo enthousiast over. Leren van kritiek is een van de allerlastigste aspecten van het schrijven. Schrijven Magazine belicht vooral de debutanten op schrijfgebied. Waarom richten jullie je vooral op debutanten? Zoals ik een keer in een artikel schreef, is debuteren een rite de passage - ineens hoor je erbij, heb je iets waar je op beoordeeld kunt worden, maar waar je zelf ook weer verder mee kunt. Het is iets, zo'n debuut; van niets - ideeën, gevoelens, woorden - heb je iets gemaakt. Als je die stap hebt genomen, kun je verder, een oeuvre proberen op te bouwen. Maar alles begint met dat debuut. Daarnaast is debuteren ook een belangrijk maatschappelijk verschijnsel. Zoals je in alle onderzoeken leest, zijn zo'n 30.000 mensen in Nederland bezig met het schrijven van een roman en een veelvoud daarvan met andere soorten genres. Het eerste streven daarbij is publicatie: het debuut. Daar is alles op gericht. En wij ondersteunen dat, schrijven erover, praten erover. Natuurlijk heb je ook wat aan ons blad als je al gedebuteerd bent, want je zult altijd moeten blijven leren, je techniek verbeteren, je inzichten vergroten. Zijn er schrijvers over wie een artikel in het magazine is geschreven en die ook echt zijn doorgebroken? Veel. Het valt me op dat ik bij de Debutantenprijs vrijwel elk jaar mensen terugzie die we hebben geïnterviewd: van Gerbrand Bakker tot Sanneke van Hassel. En dat terwijl we
98
de interviews absoluut niet uitzoeken op hitpotentie. Het schrijfproces is voor ons belangrijker dan het uiteindelijke product - het boek, het succes. Daar gaan andere media over: de recensenten en de jury's. Maar we hebben blijkbaar toch een redelijke neus voor bijzondere schrijvers. Helemaal in het begin van het blad stonden er al interviews met debutanten als Tommy Wieringa, Abdelkader Benali en Désanne van Brederode. En zijn er schrijvers van wie je erg veel verwachtte maar die ondanks alles altijd op de achtergrond zijn gebleven? Natuurlijk, dat gebeurt altijd. Debuteren is en blijft een gok, dat weet elke uitgever. Soms duurt het een tijd: Tommy Wieringa dreigde ook een beetje weg te zakken in de grijze middelmaat, tot Joe Speedboot uitkwam en hij ineens boven het maaiveld uitkwam. Soms is het ook bijna tragisch. Ik ging een tijd om met Cor Vos, die ook voor ons tijdschrift schreef. Zijn debuut Lydia werd zo neergesabeld en Cor was nog zo jong dat hij nog altijd worstelt om te laten zien dat hij echt goed kan schrijven. Dat kan hij namelijk. In 'Tekstuur proza' wordt steeds een verhaal van een inzender besproken door Yke Schotanus. Er wordt bewust gekozen voor verhalen met de nodige tekortkomingen. Duidelijk is dus dat het leerproces van het schrijven het middelpunt vormt. Wat zie jij als de grote tekortkoming bij amateurschrijvers? Zowel bij de Tekstuurinzendingen als bij het huiswerk van mijn Schrijven Online-studenten, zie je dat beginnende schrijvers zich vaak nog niet zo bewust zijn van het effect van hun woorden en verhalen op de lezer. Ze maken prachtige zinnen en leuke verhaallijnen, maar het spel met
99
de lezer wordt vaak niet gespeeld. Terwijl het toch een vorm van communicatie is - een hogere vorm dan de dagelijkse vormen van communicatie, maar uiteindelijk is het een uitwisseling van ideeën, sferen en verhalen. Een ander veelvoorkomend probleem is dat men niet genoeg in scènes denkt, waarin de gebeurtenissen samengebald worden in tijd en ruimte. Daardoor slepen verhalen zich lang voort, zonder dat er veel gebeurt. Zet het in een betekenisvolle scène en je maakt er echt literatuur van. Is voor schrijven talent nodig of is het volgens jou wel degelijk te leren? Je hebt beide nodig. Het is net als vorm en inhoud: het één kan niet zonder het andere. Als je talent hebt, zul je moeten leren om die op de goede manier te gebruiken. Aan de andere kant moet je wel iets te vertellen hebben, plezier beleven aan vertellen, aan schrijven. Als je alleen maar techniekjes leert en je hebt geen verteltalent, dan kom je nog nergens. En je moet ook andere talenten hebben: doorzettingsvermogen, kritisch lezen, weten wanneer je wél eigenwijs mag zijn, en wanneer dat niet zo'n goede eigenschap is. Is het volgens jou verstandig veel deel te nemen aan schrijfwedstrijden? En zo ja, welke wedstrijden zou jij schrijvers dan aanraden? Aan schrijfwedstrijden meedoen is altijd goed. Het betekent dat je iets af moet maken voor een kritisch publiek, en dat is altijd goed. Bovendien kun je je meten met andere schrijvers, dus krijg je een indicatie van hoe goed je ergens in bent. Eén wedstrijd heeft weinig zin; je moet aan meerdere meedoen om een idee te krijgen van je talent. Ik
100
zou niet meteen een specifieke wedstrijd kunnen noemen, er zijn zoveel interessante. Per week staan er vaak wel twintig op onze site. Zoek wedstrijden die je uitdagen - zowel qua genre en thematiek, als in de jury. Sinds een jaar kunnen leden van Schrijven Online een schrijfblog bijhouden. Dat is vooral bedoeld voor leden die serieuze plannen hebben om schrijver te worden. Heb je de indruk dat het bij de mensen die de blogs schrijven progressie in hun schrijven heeft opgeleverd? Dat vind ik moeilijk te zeggen. Ik lees ze niet allemaal, maar her en der, nu en dan. In totaal staan er ook al bijna 200 schrijfblogs, sinds we begonnen, in januari. Sommige zijn echt geniaal, andere zijn eenvoudige pennenstreken. Maar dat hoort ook zo, het zijn blogs: vingeroefeningen. De stelling van Kluun luidt: 'Als je je manuscript al naar pakweg drie uitgeverijen hebt gestuurd en je krijgt van ze allemaal een afwijzing, dan is er toch echt iets mis met jouw schrijfkunsten. Het is onzin de uitgeverij de schuld te geven.' Wat is jouw mening over deze stelling? Dat is flagrante onzin. Tegenvoorbeelden genoeg, vroeger en nu, van manuscripten die eerst door vijf of tien uitgevers werden afgewezen, waarna er toch een succesvol boek werd gepubliceerd - van John Kennedy Toole's Een samenzwering van idioten tot Herman Heijermans Kamertjeszonde. En Astrid Lindgren's eerste Pippi Langkous-manuscript werd ook geweigerd door de uitgevers. Uitgevers zijn feilbaar, dat weten ze ook. En modegevoelig. Maar verborgen in Kluuns gezwatel zit wel een belangrijke wijsheid: besef waar je je manuscript heenstuurt, reageer op
101
aanwijzingen van beroepslezers en probeer uiteindelijk het beste boek te schrijven dat in je zit. In Handboek voor schrijvers worden alle uitgeverijen vermeld. Hoe kijk je zelf aan tegen de selectieprocedure van uitgeverijen? Op de site van Schrijven Online staan alle uitgevers, in het Handboek wordt verteld hoe het er bij die uitgevers aan toegaat. Uitgevers werken heel verschillend. De een werkt heel intuïtief, de ander houdt er een strak marketingplan op na ('we hebben nog een jonge Vlaamse schrijfster nodig'). Gaan ze secuur om met manuscripten of belanden vrijwel overal de manuscripten op de slushpile? Sommige uitgevers die ik ken, willen maar een paar hoofdstukken lezen, anderen zweren bij het volledige manuscript. De meeste werken hard en zijn zeer betrokken; maar als je vijftig manuscripten per week op je mat hebt liggen, is dat niet meer te doen zonder bijzondere maatregelen. Dan moet je meelezers inschakelen, etcetera. Het enige wat ik ze soms wel verwijt, is dat ze iets sneller en zorgvuldiger zouden moeten communiceren: meteen een briefje of een mail de deur uit om te zeggen dat iets is binnengekomen en even schetsen hoe lang het gaat duren zo moeilijk is dat toch niet. Hoeveel tijd en geld kost dat? Het is gewoon een kwestie van goed organiseren. Ik maak het nu zelf ook weer mee - uitgeverijen staan soms nog met een half been in de negentiende eeuw. Wat zou je auteurs aanraden om te doen indien ze op zoek zijn naar een uitgeverij? Ik zou een paar dagen ervoor uittrekken om de uitgeverijen
102
te bestuderen. Ga naar de bibliotheek, naar de boekhandel, bezoek de sites, blader in boeken en probeer rationeel en intuïtief te begrijpen welke uitgever bij je zou passen. Publiceren ze jouw genre, zijn ze op zoek naar jouw soort verhalen, zie je je boek en jezelf in hun catalogus staan? Er zijn een heleboel manuscriptbeoordelingsbureaus. Van welke heb jij de beste indruk? Welk bureau zou je afraden? Daar spreek ik me niet over uit. Om twee redenen. De eerste is dat ik een aantal van die bureaus persoonlijk ken en ik wil geen partij daarin zijn of worden. De tweede is nog eenvoudiger: ik heb zelf nooit gebruik gemaakt van een van deze bureaus, dus hoe zou ik ze kunnen beoordelen? We hebben een half jaar geleden een artikel gepubliceerd over die bureaus, maar daaruit bleek ook weer hoe moeilijk dat is, want het was de mening van een schrijver over vijf verschillende bureaus. Wat ik wel weet, is dat er een groeiende behoefte is aan dit type bureaus en dat er gelukkig steeds meer komen. Je kunt dus steeds beter kiezen, zeker als je de ervaringen van anderen op het forum van onze site volgt. Wat vind je van het verschijnsel literair agent? Moeten mensen daar mee in zee gaan, of toch zelf proberen? Heeft Nederland eigenlijk wel het klimaat voor literaire agenten? Eerlijk gezegd vind ik dat er veel meer literaire agenten moeten komen. We hebben nu voornamelijk Paul Sebes. Hij schijnt goed werk te leveren, hij begeleidt schrijvers echt, weet ze bij de juiste uitgevers onder te brengen en weet goede voorschotten los te krijgen. Ik denk dat er wel meer
103
van dit soort Sebessen komen in de toekomst. De markt blijft flink in beweging en niet iedere schrijver weet waar hij moet zijn en hoe het allemaal werkt - al die juridische aspecten, marketingplannen en uitgeversbesognes. Is literatuur veranderd ten opzichte van twintig jaar geleden? Zo ja, in welke zin/vorm? De literatuur heeft zich heel erg verbreed. Twintig jaar geleden had je een hele smalle top met een smal middendeel en een iets bredere basis. De top is nog steeds smal, maar het middenstuk - schrijvers die regelmatig werk publiceren heeft zich flink verbreed. En de basis heeft zich heel erg verbreed. Dan heb ik het niet alleen over die miljoen mensen die schrijven, maar ook de genres en de uitgeefmogelijkheden. Kijk alleen al naar de opkomst van de literaire thriller, de chicklit of literaire non-fictie van Geert Mak, Judith Koelemeijer en Frank Westerman. Dat bestond twintig jaar geleden niet of nauwelijks. Hoeveel boeken lees jij eigenlijk gemiddeld per week/maand? De afgelopen week heb ik er vier gelezen (pocht hij), maar dat is uitzonderlijk. Ik had toevallig wat meer tijd uitgeruimd en enkele prachtige boeken om te lezen. Maar ik houd van lezen, ben een veellezer en krijg ook veel toegestuurd en aangeboden. Ik denk dat ik per maand zo'n 10-15 boeken lees. Wie is voor jou de grote literaire belofte? Die zie ik nog niet direct verschijnen. Er zijn een paar schrijvers die goed bezig zijn, zoals Vincent Overeem, Enne Koens en Sanneke van Hassel. Maar deze week nog was ik
104
aangenaam verrast door de roman Victorie van Koen Peppelenbos. En ik hoorde laatst overigens een 17-jarige jongen, Joël Serphos, voorlezen op de Literature Night in de Cultuurfabriek, een leuk, scherpe column, dat vond ik ook verrassend. Echt grote beloftes, zoals destijds Grunberg, zie ik nu overigens niet echt. Maar je weet het nooit. Jan Siebelink was eerst vertaler, toen plagiator en pas na dertig jaar schrijverschap kwam alles voor hem samen. Zijn er ook schrijvers die je gewoon technisch/inhoudelijk slecht vindt? Zo ja, wie? Doordat ik zoveel lees, word ik ook steeds kritischer, merk ik. Dat gebeurt vanzelf. Ik vind nu veel minder snel iets erg goed dan vroeger. Dat had ik zelfs laatst met Tien vrolijke verhalen van Gerard Reve, die had ik lang niet gelezen, en dat viel me toch tegen: de gemakkelijk-ironische toon, de simpele inhoud, ik was echt een beetje geshockeerd toen ik het uit had. Van de tien waren er acht zeer matig, eentje wel aardig en één geniaal. Dat geeft toch wel te denken. Wat is jouw visie over poëzie? Is er nog toekomst voor poëten? Poëzie is en blijft belangrijk - en zeker in Nederland. Ik heb meer dan tien jaar geleden wel eens voorspeld dat gedichten de vorm van de toekomst zijn, omdat ze compact en veelzeggend zijn. Goed om op internet en op je mobiele telefoon te gebruiken. Ook zonder al die moderne ontwikkelingen blijft poëzie een belangrijke kracht in Nederland. Moet je maar eens naar al die poëzie-avonden kijken die in den lande worden georganiseerd. En als mensen op een begrafenis of een bruiloft een zingevende tekst nodig hebben, trekken ze hun
105
Kopland, Rawie of Heytze zo uit de kast. Jij schreef Stillers omgang, een essayistisch boek over jouw trektocht door Amsterdam. Wat heb je, als mens en als schrijver, van dit boek geleerd? Zou je een korte schets kunnen geven rondom de research? Het idee van een tocht langs de rafelranden van de stad had ik al langer, maar eerst wilde ik er een soort documentaire van maken. Toen dat om allerlei redenen niet van de grond kwam, heb ik er een persoonlijk essay van gemaakt literaire non-fictie over stad en platteland, over reizen en thuiskomen, maar vooral over goed en kwaad want dat kom je op de rafelranden altijd tegen: van het hoofdkwartier van de Hells Angels tot de tippelzone aan de Theemsweg. Wat ik leerde van die tocht is dat je heel goed een spannende reis kunt maken op nog geen vijf kilometer van je eigen huis. Je hoeft geen 9000 kilometer te vliegen om een avontuurlijke tocht te kunnen maken. Een ander iets leerde ik tijdens het schrijven van het boek: dat de eerste versie vaak een zoekversie is. Die moet je eigenlijk helemaal weggooien en met de inzichten die je hebt opgedaan tijdens het schrijven moet je het eigenlijke boek schrijven. Herschrijven is niet het fijnslijpen van iets wat al goed is, maar het opnieuw rangschikken van je materiaal op basis van je nieuwe inzichten. Beleef jij veel plezier aan jouw werk? Vervult het jou of zie jij het gewoon als een 'baan'? Ik zei laatst tegen een goede vriend: als men op de universiteit destijds had verteld dat ik hoofdredacteur van een schrijftijdschrift, redacteur van een schrijfboekenreeks, docent op een schrijversvakschool en auteur van diverse
106
boeken zou zijn, dan had ik daar destijds onmiddellijk voor getekend. Nu ik het al een tijdje doe, is het natuurlijk soms gewoon werk dat af moet, met af en toe een mindere, te drukke dag, maar over het algemeen is het nog steeds een droombaan. Ben jij nu op een plek in je carrière die je voor ogen had toen je net begon? Kun je zeggen dat jij je doel hebt bereikt? Tot tien jaar geleden wist ik helemaal niet dat dit soort werk bestond. Toen ik eenmaal voor de tweede keer hoofdredacteur werd, was het in eerste instantie een soort reddingsoperatie: het ging niet goed met het blad en met de stichting die het blad uitgaf. Toen al die gevaren eenmaal geweken waren, kon ik me eindelijk concentreren op de plannen die al langer in mijn hoofd spookten: een levendige site met een community van schrijvers, een schrijfbibliotheek, een Week van het schrijven, een online schrijfacademie, etcetera. Die plannen zijn allemaal uitgevoerd en worden voortdurend bijgeslepen. Maar er liggen nog meer ideeën. Ik ben nog lang niet uitgedacht en uitgewerkt, merk ik. Welke ambities heb je nog? Wat zijn jouw verdere plannen voor de nabije toekomst? Ik zou zelf graag in ieder geval twee dingen willen doen. Allereerst zelf nog een keer een Echt Goed Bijzonder boek willen maken, een zeer verrassend iets. Misschien zelfs wel een nieuw genre, of een combinatie van verschillende genres. Iets heel bijzonders. En ten tweede zou ik wel een combinatie willen maken van mijn uitgeef-, schrijfbegeleiding- en internetervaringen.
107
Misschien een heel nieuw soort uitgeverij, met een soort combinatie van talenten. Een literair testlab, fabriek, podium en winkel ineen. Dat lijkt me heel spannend. Of het ooit werkelijkheid wordt, weet ik niet, maar erover dromen is ook fijn. Hartelijk dank voor het interview en veel succes! Blanco Regel is veel dank verschuldigd aan Jean-Paul Colin, Judith Visser, Marlies Vaz Nunes, Set Pronk en Ingrid Bilardie-de Boer. Zij hebben willen nadenken over vragen aan Louis met uiteindelijk dit interview als resultaat.
108
INTERVIEW INGMAR HEYTZE Ingmar Heytze is een dichter, schrijver en freelance journalist. Hij is geboren in Utrecht op 16 februari 1970. Hij studeerde Algemene Letteren aan de Universiteit in Utrecht. De meeste boeken van hem zijn gepubliceerd door Uitgeverij Podium. Dit interview concentreert zich voornamelijk op de nieuwste bundel Elders in de wereld en de verzamelbundel Alle Goeds, waarin de drie geprezen bundels Aan de bruid, De allesvrezer en Sta op en wankel zijn bijeengebracht. Hoe zou jij jezelf en jouw werk aan de lezers willen voorstellen? In het onvolprezen literaire tijdschrift Het liegend konijn van Jozef Deleu worden dichters altijd ultrakort voorgesteld. Daar houd ik van, omdat het aangeeft dat het zowel de redactie als de dichters om de gedichten gaat; al het andere is secundair. Om in die stijl te blijven: Ingmar Heytze 1970, Utrecht schrijft ook columns en kort proza Ik zou graag willen ingaan op jouw gedichten. In het prachtige gedicht 'Achter de schutting' las ik: 'en dat je nu pas begrijpt dat wat je doet alleen een poging is om de dingen terug te veranderen naar de tijd dat alles er altijd was, zoals het was toen je nog kind was'. Elk woord in het gedicht lijkt geladen als een pistool, want het is alsof er achter elk woord een duistere wereld bestaat van iemand die moeite heeft met het huidige leven en die wereld zou willen elimineren. Wat zijn eigenlijk de fundamentele
109
zaken die jij nu als volwassene mist in tegenstelling tot de tijd dat je nog kind was? Voor zover ik in mijn persoonlijke leven iets mis, is het eenvoud. Mijn volwassen bestaan komt mij veel chaotischer en complexer voor dan mijn kindertijd. Niet dat ik dat als kind ook zo ervoer - een kind, van welke leeftijd dan ook, heeft immers weer andere problemen dan een volwassene. Bovendien kun je als kind onmogelijk weten hoe het is om volwassen te zijn. De hoofdpersoon van het boek Mr. Vertigo van Paul Auster is een jongetje dat op een gegeven moment verzucht dat volwassenen onbegrijpelijke wezens zijn. Hij belooft zichzelf dat als hij ooit zelf een volwassene wordt, hij een brief naar zijn vroegere zelf zal sturen om uit te leggen hoe ze zo geworden zijn. Ik wil maar zeggen: het is naïef om te denken dat iemands kindertijd per se onbezorgder en gelukkiger is, of zou moeten zijn, dan zijn volwassen leven. Maar het is een feit dat de wereld van een kind, zeker achteraf, kleiner en overzichtelijker is - omdat je tot een bepaalde leeftijd domweg zelden veel verder komt dan een paar huizenblokken en een schoolplein, en groter tegelijk, omdat die wereld nog wel, tenminste in potentie, aan je voeten ligt. Op een bepaalde leeftijd begin je het besef te krijgen dat de wereld erg groot is, en vol met avonturen en geheimen. Dat de wereld ook vol ellende, problemen en onrecht zit, leer je gelukkig pas later. Het is vast ook naïef om te proberen de wereld weer iets eenvoudiger en daardoor misschien iets mooier en beter te maken, maar ik heb een zwak voor mensen die het proberen. In het donkere en confronterende gedicht 'Orgelboek' staat: 'Je zoekt een ingang. Ergens is een onbewaakte brug naar het verleden. Je moet terug. Waar is de tijd en
110
waar de plaats'. Wat betekent het concept 'tijd' voor jou? En voor wat betreft de 'orgel van herinneringen rinkelt' in het gedicht, vraag ik mij af hoe jij aankijkt tegen mensen die in het verleden lijken te leven? Voor zover ik iets weet, weet ik dat we in het nu leven. Het verleden is voorbij, de toekomst is nog niet begonnen, dat wist Boeddha al. Met dat ene, voortdurend verschuivende punt in de tijd zullen we het moeten doen. Teruggaan in de tijd is dan ook een onzalig verlangen. Dat probeert de hoofdpersoon van dit gedicht wellicht ook niet; het lijkt er meer op dat hij alleen terug wil in zijn herinneringen om iets waar hij last van heeft - wellicht heeft hij wel gewoon last van het leven zelf, van de condition humaine in het algemeen - recht te zetten. Het probleem is natuurlijk dat je herinneringen geen keurig geordend archief zijn waarin je zó het juiste mapje kunt vinden; meer een verzameling kringen in het water, die door elkaar heen rimpelen, of een oude stad met stadswallen zoals Utrecht vroeger was, waar je na zonsondergang niet zomaar meer binnenkwam. En dan nog; zelfs als je zo'n smetteloos archief in je hoofd had, zou je dan weten hoe je het moest gebruiken, of zou je er juist gillend gek van worden? In 'Lonely Planet' schrijf je: 'toen de wereld kleiner was en groter tegelijk maar niet zo vol en misschien wel minder eenzaam'. Zou jij jouw gevoel over deze woorden met ons willen delen? De regel is, wat mij betreft (elke andere interpretatie is overigens even welkom wat mij betreft, en misschien wel veel beter dan de mijne) een commentaar op de wereld zoals die is geworden voor Westerlingen: een plek waar je kriskras doorheen kan reizen per vliegtuig, zonder je af te
111
hoeven vragen of iemand er iets aan heeft dat jij met een Lonely Planet door India of Zuid-Amerika gaat sjokken. Een van de inspiratiebronnen voor het gedicht is het hilarische boek Are you experienced? van William Sutcliffe, over de stupiditeit en oppervlakkigheid van een bepaald slag rugzaktoeristen. Uiteraard heb ik geen enkel bezwaar tegen reizen - ik ben dol op reizen, zolang ik zelf maar niet mee hoef - maar wel tegen de allesverslindende industrie die reizen is geworden, en tegen de misvatting dat mensen denken dat ze opeens iets interessants te melden hebben, louter omdat ze een etmaal in een vliegtuig hebben gezeten. Ik ben ervan overtuigd dat het er bij het schrijven niet zozeer om gaat wat je meemaakt, maar om hoe goed je oplet. Over het algemeen suggereert de regel dat de wereld vroeger, voordat het grote verplaatsen begon, misschien wel kleiner was omdat je minder ver kwam en groter om precies diezelfde reden, maar wellicht minder hectisch - en misschien wel minder eenzaam, want als je voortdurend in elkaars buurt bent, krijg je minder snel de kans om je te isoleren. Een dorp is een hechtere gemeenschap dan een stad. Maar nu klinkt het alsof ik een soort pastoraal, idealistisch wereldbeeld aanhang, terwijl ik een overtuigd stadsbewoner ben. Aan de andere kant is Utrecht natuurlijk weinig meer dan een vrij groot dorp met stadsrechten. Uiteraard moet ik stilstaan bij het zeer interessante gedicht 'Blender' waarin je schrijft: 'Allah Jahweh Boeddha Gaya Jezus Elvis Maradona / alles in de blender wrrrrrrrrrrrrrrrrrrr alles in de blender'. Hoe kijk jij aan tegen diepe vereringen van personen en/of bijvoorbeeld religies? Ik wilde soms dat het anders was, maar ik kan weinig
112
gezonds ontdekken in religie. In het beste geval zet het mensen er toe aan om zich beter te gedragen dan ze zonder religie zouden hebben gedaan, maar dan nog begrijp ik niet waarom je die motivatie uit een opperwezen zou moeten halen - en nog wel een opperwezen waarvan het bestaan je hoogstwaarschijnlijk is aangepraat. Voor zover 'Blender' iets te maken heeft met religie, zou dat eerder de staat van Verlichting zijn; een (fictieve?) staat waarin je niets meer boven iets anders stelt, waar je tenminste, geen oordeel meer velt, omdat ieder oordeel in zou gaan tegen je staat van onthechting. Alles in de blender, dus. In het gedicht 'Nocturne' sta je stil bij een opmerking van Groucho Marx. Hij zei: 'buiten de hond is het boek de grootste vriend van de mens'. Door sommige donkere gedichten die ik van jou heb gelezen, vraag ik me af hoe jij kijkt naar het menselijk contact, of de menselijke communicatie en het gedrag, in de wereld van vandaag? Ik ken te veel leuke mensen om me daar grote zorgen over te maken. Ik denk dat ons wereldbeeld hysterischer is geworden door de grotere invloed van media, en dat er in die media veel meer aanjagers van paniek dan rustpunten zijn. Iemand als Maarten van Rossem vind ik daarom van onschatbare waarde; hij relativeert de waan van de dag vanuit zijn kennis en historisch besef, het enige medicijn waarmee je misschien nog iets aan symptoombestrijding kunt doen in de onelinercultuur. Ik moest erg lachen om het gedicht 'Poëtisch spreekuur' en dan vooral van de dichter die al een week in de gootsteenkast woont en weigert onbegrepen dood te gaan. In hoeverre leeft bij jou het verlangen om als
113
dichter begrepen te worden? Dat is natuurlijk een soort dichterlijk clichébeeld: de dichter van mistige rommel die zich een onbegrepen genie waant. Ik heb wel eens geroepen: in mijn begintijd - de tijd dat je als dichter vaak ook maar wat roept, omdat je geen raad weet met de vragen die over je werk worden gesteld - dat mijn gedichten begrijpelijk moesten zijn. Maar eigenlijk vind ik dat helemaal niet. Het is een eigenschap die je achteraf aan mijn werk zou kunnen toekennen, maar ik heb er nooit mijn best voor gedaan om begrijpelijke gedichten te schrijven. Tot nu toe worden ze over het algemeen opgevat als vrij begrijpelijk; maar zowel bij mensen die dat positief waarderen als bij mensen die daar kritiek op hebben, vraag ik me af of ze mijn gedichten werkelijk begrijpen. Ik denk dat mijn gedichten vooral goed zijn in het wekken van de indruk dat ze begrijpelijk zijn - ze zijn wellicht, om het met schilderijen te vergelijken, tamelijk figuratief. In dat opzicht voel ik me verwant aan de schilder Dolf Zwerver, wiens werk ik vaak mag gebruiken voor mijn boekomslagen. Je kunt bij hem ook direct zien wat het schilderij voorstelt, maar dat betekent niet dat je daardoor ook meteen begrijpt waar het over gaat. Ik houd zelf het meest van gedichten waarin je je direct thuis voelt, maar waar je tegelijkertijd over kunt blijven nadenken. Voor mij is het niet essentieel om begrepen te worden, maar ik wil graag proberen om zulke gedichten te schrijven, als plaatsen die je wilt blijven bezoeken, omdat ze je kunnen blijven verrassen. Verwondering is belangrijker dan begrip, omdat uit verwondering de wens voortkomt om ergens meer over te willen weten. Ik hoop dat het me af en toe lukt om die verwondering te kunnen wekken.
114
In 'Meubelboulevard' schrijf je: 'ik wil zoekraken als ik naar de sterren kijk'. Wat zijn jouw ontsnappingen uit de dagelijkse werkelijkheid? Nachtelijke motorritten. Vrijen met mijn meisje. Mezelf het snot voor de ogen trainen in een sportschool. Muziek beluisteren en maken. Concerten bezoeken. Een avondje Magic (een kaartspel) spelen met vrienden. Drank. Wandelen in en rond Utrecht, liefst in de natuur. Gedichten schrijven en lezen. Bepaalde soorten chocola. Lekker koken. Goed eten. De stad uitgaan en naar mijn eigen uitwijkplaatsen gaan, waar ik met rust wordt gelaten. In het sublieme gedicht 'Rise & Shine' staan de volgende regels: 'Weg met de wereld! Kijken hoe het voelt. / Of de zon er voorgoed onder blijft. / Of iets me eindelijk iets doet.' Wat is voor jou normaal gesproken het vertrekpunt van een gedicht? En voor dit gedicht in het bijzonder? Subliem, toe maar! Jullie zijn niet zuinig met complimenten. De aanleiding 'Rise & Shine' weet ik niet meer precies, wel die van het gedicht Meubelboulevard, dat rond dezelfde tijd tot stand kwam. In dat gedicht had ik de eerste regel het eerst; ik zat letterlijk in de IKEA op zo'n ellendig doorgezakt rood klantenservicebankje te wachten tot mijn vriendin iets met een bezorging had geregeld, en ik haatte domweg alles en iedereen daar, mezelf incluis. Toen schreef ik op een stukje papier, met zo'n potloodje, de zin: 'Ik ben bang dat iedereen hier is gemonteerd met zo'n sleuteltje'. Thuis volgde de rest vanzelf. De gedichten die ik niet in opdracht schrijf, hebben meestal wel zo'n soort inval als
115
aanleiding: je bent ergens, hoort iets, leest iets, iemand vertelt je een raar verhaal en er valt je iets te binnen waarvan je meteen weet dat dat het begin van een gedicht zou kunnen zijn. In het pijnlijke gedicht 'Kameleon' is er het gevecht dat geleverd wordt door de persoon om daadwerkelijk uit het zicht van de wereld te verdwijnen. In hoeverre denk jij dat het gevaarlijk is om in deze wereld nog 'een eigen gezicht/identiteit' te hebben? Hoe bekender ik als dichter word, hoe liever ik achteraf had gewild dat ik onder pseudoniem was begonnen - dan is het makkelijker om de illusie in stand te houden dat het niet over jou gaat als je wordt geconfronteerd met de minder leuke kanten van die bekendheid; iemand die je op V.I.P.spotting zet omdat hij je ergens heeft zien lopen, een anonieme blogger die een andere blogger om je thuisadres vraagt zodat hij een paar Joegoslaven bij je langs kan sturen, een andere blogger die me tot zijn 'vijand' heeft uitgeroepen en andere dingen die me tamelijk hebben verbijsterd. Ik denk overigens niet dat mensen die dat soort dingen doen werkelijk iets tegen mij persoonlijk hebben; over het algemeen kennen ze me helemaal niet, laat staan mijn werk. Ik heb daar weinig verweer tegen, omdat ik mijn eigen naam moeilijk kan objectiveren tot iets waar geen persoon achter zit. Met bekendheid, zelfs het kleine beetje dat ik heb, moet je echt leren omgaan. Roem word je gegeven (en op een zeker moment natuurlijk ook weer afgenomen), maar eigenlijk heb je geen idee wat het inhoudt totdat je het hebt uitgepakt. Ik ben bang dat ik weinig talent voor roem bezit, ook al is het natuurlijk bijzonder verslavend. Het heeft namelijk ook heel veel leuke kanten, zoveel leuke kanten dat
116
ik eigenlijk niet zou mogen zeuren over de keerzijde. Dat gezeur heb ik toch maar omgezet in dit gedicht. In het gedicht 'Mijn vijanden' noem je ook 'de scheldende weblogger zonder talent'. Welke waarde heeft voor jou de externe kritiek op jouw gedichten? Zij het van een weblogger zonder talent of van een literair criticus. Raakt kritiek je nog? Van literaire kritiek heb ik nog geen seconde wakker gelegen: integendeel, daar heb ik veel van geleerd en het maakt niets uit of die van een bekende criticus komt of van iemand die net een weblog is begonnen. Als iemand verstand heeft van poëzie, merk je dat vanzelf in de toon en de aard van de kritiek. De vendetta's die sommige webloggers met de halve wereld beginnen, hebben volgens mij niet zoveel met literaire kritiek te maken, het is meer een manier om de aandacht te vragen. In 'Etser' sta je stil bij de dood. 'De dood is een soort diefstal'. Wat betekent 'de dood' voor jou? De dood? Daar probeer ik maar niet te veel wakker van te liggen. Het gedicht 'Vergeef vergeet' bevat op een gegeven moment de regel: 'Hier zijn de woorden die ik leende terug.' Wat betekenen "woorden" voor jou? De woorden die ik leende zijn voor mij de hele taal, alle woorden die ik ken, maar waarvan ik er nu eenmaal niet één zelf heb bedacht. Al ons bewuste denken is talig denken, en dat doen we allemaal in geleende taal. Dat is wat woorden voor me zijn; het gestolde denken dat we aan elkaar doorgeven.
117
Daarvoor de woorden: 'Omdat ik dacht dat taal een wapen was, een schild, en later: ze is niets'. Leer je als dichter, maar ook als mens, niet dat er door de jaren heen steeds meer woorden zijn die niet meer gebruikt kunnen worden, omdat ze hun betekenis hebben verloren? Ja, maar daardoor hou je uiteindelijk misschien wel de beste woorden over. En we hebben toch niets anders om mee te praten dan onze woorden - we zullen het er mee moeten doen. In 'Hypochonder' het besef dat: 'Steeds vaker daagt het luxe besef dat een mens zijn leven voor zich heeft om het ademen af te leren.' Wat zijn de zaken die mensen zich in het leven - naar jouw mening - nog meer zouden moeten beseffen? Dat we niet buiten elkaar kunnen, of we dat nu leuk vinden of niet. 'Het is eenzaam. Aan deze kant. Van het papier. Het is zo eenzaam hier.' Het zijn regels uit het gedicht 'Vos onder ijs'. Hoe ervaar jij het eigenlijke schrijven? Een dichter dwaalt door een donker huis. Af en toe voelt hij op de tast een raam, dat meestal dichtgetimmerd zit. Dichten is zoiets als morrelen aan dat raam. Als het opeens opengaat, mag hij heel even denken met de snelheid van het licht. In jouw gedichten bemerk ik enorm scherpe observaties over mensen, woorden en falende communicatie. In 'Hart voor steen' de mooie regels: 'en alles ligt weer door elkaar: liefde als je dood bedoelt, lachen door je tranen heen en drinken tot je niets meer voelt - steen voor hart en
118
hart voor steen'. Wat denk je dat de reden is dat de menselijke geest dat met ons doet? Om ervoor te zorgen dat mensen altijd gedichten zullen schrijven. De zinnen 'Ik heb nog bijna niets gevonden / maar ik zoek al lang niet meer' uit het gedicht 'Briefcase Blues' zijn keihard, maar bevatten ook de harde werkelijkheid van velen. Mensen lijken, hoe ouder ze worden, steeds 'kleiner' te gaan dromen totdat dromen niet meer bestaan. Wat is jouw ervaring met mensen die "het leven en/of geluk vinden eigenlijk al opgegeven hebben?" Tot mensen die het hebben opgegeven kan ik me moeilijk verhouden. Ik voel me meer thuis tussen mensen die het vermogen bezitten om gelukkig te zijn, ook al zijn er duizend redenen te bedenken om het niet te zijn, en die gedreven zijn in wat ze doen. In het gedicht 'Adieu' staat de zin 'Ik zeg je: het is mooi geweest, meer kunnen we er niet van maken'. Denk jij dat de absolute liefde ervaren - in het leven - onmogelijk is? Het is zeer zeker mogelijk - ik ken er genoeg voorbeelden van. Om precies te zijn: alle moeders die ik ken laten hun kinderen absolute liefde ervaren, mijn eigen moeder niet uitgezonderd. Over absolute romantische liefde ben ik minder zeker, maar dat komt doordat het niet in mijn aard ligt om hysterisch verliefdheden te koesteren. Ik wil het best, zo'n grote liefde met alles erop en eraan en brekend glaswerk en willen sterven voor elkaar, maar ik gedij veel beter bij de rustige, prettige liefde waar al die hysterie uiteindelijk toch in uitmondt; dat je blij wordt als je een lekker eitje staat te bakken voor je meisje.
119
Wat is voor jou het "ogenblik" wanneer ik denk aan het gedicht 'Eerste wens' waarin je schrijft: 'razen, net zolang tot ik / als een komeet die explodeert / en alles op zijn baan verdelgt / het hemelruim verzwelg / voor één ondeelbaar ogenblik'? Het moment van de dood van de 'ik' in het gedicht. Een 'ik' die blijkbaar graag Dylan Thomas-achtig aan zijn einde wil komen. Het gedicht 'In memoriam' is verpletterend mooi. Heb je dat gedicht wel eens voorgedragen en wat voor reacties krijg je daar op? Dank! Af en toe draag ik hem wel voor, maar ik krijg er niet speciaal bijzondere reacties op. Wel op een gedicht als 'Projectie', http://fanette.blogse.nl/log/gedichten/projectieytze.html Wil jij met jouw schrijven een boodschap uitdragen? Wat hoop jij te bereiken met jouw gedichten? In eerste instantie dat ik geniet van het schrijven ervan. Robert M. Pirsig (van Zen en de kunst van het motoronderhoud) schrijft ergens in dat boek dat als je handelen kwaliteit heeft, het resultaat dat ook zal hebben. Hetzelfde geldt volgens mij voor genieten; als je plezier had in het maken van een gedicht, denk ik dat de lezer dat ook zal hebben bij het lezen ervan. Ik wil niet beweren dat alleen plezier hebben in het schrijven genoeg is - de wereld is bezaaid met mensen die met ontzettend veel plezier de meest afgrijselijke gedichten, schilderijen en liedjes maken ,maar voor mij is het wel een belangrijke voorwaarde. Want als ik iets wil, is het gedichten schrijven die mensen graag
120
lezen. Waar moet een gedicht voor jou aan voldoen om te slagen? En waar erger jij je juist aan? Er zijn zoveel manieren van slagen (en falen) in de poëzie, dat het moeilijk is daar in algemene termen iets over te zeggen. Het ideale gedicht bestaat niet. Als ik me zou ergeren aan een gedicht, zou het in elk geval iets teweeg brengen: de meeste poëzie die ik lees laat me koud, wat veel erger is. Maar de vijf tot tien procent die me wel iets doet, raakt me des te meer. Heeft de dichter bepaalde plichten? Grenzen van de taal verleggen bijvoorbeeld? Volgens mij moet de dichter helemaal niets. Ik wil graag een dichter zijn van open gedichten die communiceren met lezers, maar dat zou ik niemand anders willen (of kunnen) opleggen. Gerrit Komrij schreef het voorwoord van jouw verzamelbundel Alle Goeds. Hij zei in een interview met Meander: "...dat de Nederlandse poëzie van de laatste decennia ernstig lijdt onder het probleem van inwisselbaarheid, onpersoonlijkheid en kopieerlust." Herken je de woorden van Komrij? En wat ervaar jij op dit moment als probleem in de Nederlandse literaire wereld? Dat voorwoord dateert alweer uit 2000, 2001 - ik denk dat Gerrit Komrij de eerste zal zijn om te verklaren dat er de afgelopen jaren ontzettend veel goeds met de Nederlandse poëzie is gebeurd. Komrij's eigen initiatieven als Dichter Des Vaderlands hebben daar volgens mij ook aan
121
bijgedragen. Ik denk dat de sombere tendens die hij signaleerde tegenwoordig grotendeels is gekeerd. Natuurlijk wordt er nog wat afgeneuzeld, soms worden er zelfs literaire prijzen voor verstrekt, maar als er iets duidelijk is aan de Nederlandse poëzie van dit moment, is het dat die bijzonder vitaal en veelkleurig is en dat er niet zo makkelijk meer een hoofdstroming kan worden aangewezen; de academische canon is al lang niet meer de hoofdrichting (al is het natuurlijk een van de belangrijkste), maar gewoon één van de vele richtingen, en volgens mij is dat winst. Welke literaire auteurs inspireren je het meest? Zonder een schijn van volledigheid, en volkomen door elkaar: Frank Koenegracht, K. Michel, Wouter Godijn, Herman de Coninck, Rutger Kopland, Toon Tellegen, Erik Menkveld, Van der Graft, Willem Wilmink, Sjoerd Kuyper, Wislawa Szymborska, Miroslav Holub, Mark Strand, Frans Kuipers, Anne Sexton, Maurice Gilliams, Jan Emmens, Alain Teister, Menno Wigman, Martinus Nijhoff, James Fenton, Simon Armitage, Mark Haddon, Luuk Gruwez, Daniil Charms, Bart Moeyaert, Jo Govaerts, Mark Boog, Ruben van Gogh, Alexis de Roode... nou ja, en vele, vele anderen. Vaak zijn het niet zozeer hele oeuvres, maar een aantal gedichten. Zelfs van dichters met wiens werk ik erg weinig heb, kan ik soms een fantastisch gedicht vinden. Bovendien gaat de ontdekkingstocht elke dag verder. Ik zit nu te lezen in Karavanserai van Martijn Benders, en dat is een mooi, sterk debuut, goed gestructureerd en met een behoorlijke dichtheid van geweldige gedichten - je kunt merken dat Benders geen obligate Nederlandse boekenkast bezit, maar ook veel over de grens leest, waardoor zijn eigen gedichten soms lezen als zeer goede vertalingen van Engelse
122
gedichten. Qua proza: Wieringa, Möring, Giphart, Nescio, L.H. Wiener, Elsschot, Bordewijk, Auster, Murakami. Enfin, genoeg namedropping. De zin 'Het leven heeft geen groot gewicht' in het gedicht 'An actor's life' fascineert me. Wat is/betekent het leven voor jou? Het is flauw, maar ik heb geen idee - laten we zeggen dat al mijn gedichten samen het antwoord op die vraag zijn. Wat kunnen we in de toekomst nog van jou verwachten op literair gebied? Momenteel werk ik samen met de kok Jeroen van Nijnatten aan het kookboek De kok en de dichter, dat moet dit najaar, als alles meezit, verschijnen met een stel nieuwe gedichten en vooral veel recepten. Verder hoop ik ooit eens een bloemlezing van mijn 100 favoriete gedichten (Nederlandstalig en vertaald) te mogen samenstellen, 'De honderd van Heytze', maar mijn uitgever weet nog helemaal niet dat ik die ambitie koester (bovendien zijn er al zoveel bloemlezingen; het zou beter zijn als mensen eens wat meer oorspronkelijke dichtbundels zouden kopen). Dit najaar ga ik virtueel op tournee met singer/songwriter Leine, die een avondvullende voorstelling speelt met teksten van mij en liedjes van haar. Deze zomer zijn er al voorproefjes te zien op Lowlands en diverse uitfeesten. Verder zit ik de laatste tijd zelf veel muziek te maken, en te kijken of ik mijn teksten nog meer met muziek zou kunnen integreren (die ik dan wel door meer bekwame muzikanten laat maken, want zelf ben ik een absolute amateur op bas, piano en gitaar). Het zou goed kunnen dat een van mijn volgende grote projecten een muziekalbum wordt, dat de neerslag zou
123
kunnen vormen van jarenlange samenzweringen met muzikanten als Saartje van Camp, Ralph Meulenbroeks en jazzduo Van Vugt & Van Doorn. Hartelijk dank voor het interview en veel succes! Voor meer informatie over Ingmar Heytze: De bundel Elders in de wereld is verschenen in 2008 en gepubliceerd door Uitgeverij Podium. ISBN 978 90 5759 049 8 De verzamelbundel Alle Goeds is door dezelfde uitgeverij gepubliceerd en is voor het eerst verschenen in 2001 en heeft het ISBN 90 5759 234 7. © 2008, Sérgio do Carmo
124