WATER RAAKT! WATER RAAKT! SAMEN WERKEN AAN WATER IN DE STAD
SAMEN WERKEN AAN WATER IN DE STAD
EINDVERSIE 3.0 dd. 22 december 2014
2
Een gezamenlijk beleid op hoofdlijnen voor stedelijk waterbeheer van de waterschappen Reest en Wieden, Groot Salland, Rijn en IJssel en Vechtstromen
3
VOORWOORD Water is een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving in stedelijk gebied. Het is een maatschappelijk belang dat water in stedelijk gebied op orde is en blijft, dat inwoners het water kunnen beleven en ervan kunnen genieten en dat we nu en in de toekomst droge voeten houden- door te anticiperen op klimaatverandering. De stedelijke wateropgaven zijn maatschappelijke opgaven waarvoor niet één partij de sleutel in handen heeft. De waterschappen hebben hier een rol in, maar doen dit in nauwe samenspraak met gemeenten, corporaties, belangengroepen, private partijen, inwoners en andere betrokkenen. Samenwerken is een voorwaarde om ambities te realiseren. Dat vraagt eigenaarschap, verantwoordelijkheid en vertrouwen. Dit betekent voor de waterschappen dat we maatschappelijke doelen centraal stellen in plaats van technische normen. We hebben elkaar nodig. Wij hopen dat deze notitie u uitnodigt om samen met ons te werken aan water.
4
WERKEN AAN WATER IN DE STAD In dit document beschrijven wij, de waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Rijn en IJssel en Vechtstromen de hoofdlijnen van stedelijk waterbeleid voor ons beheergebied. Onder stedelijk water verstaan wij het water dat deel uitmaakt van het watersysteem in de bebouwde kom, inclusief bedrijven- en industrieterreinen en glastuinbouw.
Waarom deze beleidsnotitie op hoofdlijnen? Deze beleidsnotitie is vooral een uitnodiging tot lokale samenwerking, ontwikkeling en innovatie met partners, inwoners en betrokkenen. Wij richten ons hierbij primair op de gemeente, omdat zij onze natuurlijke partner is in het stedelijk gebied en bovendien het meest logische aanspreekpunt voor inwoners. Samen met de gemeente zijn wij verantwoordelijk voor een goed stedelijk waterbeheer, nu en in de toekomst. Zo komen wij elkaar tegen bij de (her)inrichting van gebieden, bij het opstellen van bestemmingsplannen (watertoetsproces), in het beheer en onderhoud van de openbare ruimte etc. De beleidsnotitie biedt aanknopingspunten om deze samenwerking met de gemeente in te vullen, zowel op visie- als op beleids- en maatregelenniveau. Deze notitie is een handreiking om in samenwerking met de gemeente dit beleid verder te verfijnen. Deze beleidsnotitie wil daarnaast de rol-en taakopvatting in stedelijk waterbeheer van de waterschappen in Rijn-Oost verhelderen. Enerzijds hebben we een aantal wettelijke taken, waar we voor staan en waarbij we willen voldoen aan de (landelijke, Europese en eigen) eisen die aan het stedelijk watersysteem gesteld worden. Anderzijds hebben we ambities en willen we bepaalde ontwikkelingen, waarvoor wij niet zelf aan de lat staan, wel stimuleren, mogelijk maken of faciliteren. Tot slot is de beleidsnotitie zelf een resultaat van samenwerking van vier waterschappen om meer eenduidigheid op de inhoud te krijgen. Deze beleidsafstemming zorgt ervoor dat (inwoners van) gemeenten die nu met meerdere waterschappen te maken hebben, niet langer met verschillende opvattingen worden geconfronteerd.
5
Wat is de status van deze beleidsnotitie? Het beleid op hoofdlijnen zoals verwoord in deze beleidsnotitie is deel A en is eenduidig voor alle waterschappen in Rijn-Oost. Per waterschap wordt een realisatieparagraaf (deel B) opgesteld, die verschillend is afhankelijk van middelen en ambitie. Een overzicht van de maatregelen uit de realisatieparagraaf is in de beleidsnotitie samengevat in een tabel. Daarnaast vormt deze beleidsnotitie een onderlegger voor het Waterbeheerplan 2016-2021. Als laatste wordt de technische concretisering ten behoeve van het watertoetsproces opgenomen in deel C. Ruimte voor maatwerk: In het gebied van de waterschappen liggen 57 gemeenten, die in het stedelijke gebied de regierol én elk hun eigen taak-en rolopvatting hebben op het gebied van stedelijk waterbeheer. In de praktijk blijft er ruimte voor maatwerk en vrijheid om samen met een gemeente gemotiveerd af te wijken van het beleid uit deze notitie. Ruimte voor tijdelijk bestaand beleid: We streven naar eenduidigheid van beleid voor de waterschappen in Rijn-Oost. In sommige gevallen wijkt dit af van bestaand beleid en kan een waterschap besluiten zich te houden aan eigen beleid. De intentie is om uiterlijk in 2021 het beleid van ‘Water Raakt!’ te hebben geïmplementeerd. Bestaande afspraken (bijvoorbeeld uit waterplannen) worden gehandhaafd, behalve wanneer we samen concluderen dat het beter kan.
6
Wadi in Enschede
7
WATER RAAKT! Inhoudsopgave 1. Water raakt: een visie op samenwerking in stedelijk waterbeheer………………………………………………………..……………….
10
2. Het waterschap is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud oppervlaktewater ……………………………..…..…………….
13
3. Het waterschap beschermt inwoners tegen overstromingen…………………………………………………………..…………………
18
4. Het waterschap anticipeert samen met de gemeente op klimaatverandering ………………………………..……………………..
22
5. Waterschappen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het stedelijk water ……………………..………………….……...……
28
6. Optimalisatie van de afvalwaterketen
……………….……………………………………………………….…………………………. 33
7. Grondwaterbeheer in stedelijk gebied….……………………………………………………………………………………..……..…..
35
8. Water beïnvloedt de beleving van de openbare ruimte…..….……...…………………………………………………………………….
39
9. Het waterschap financiert waar Water Raakt! ………………………………………………………….…………………………………..
43
Begrippenlijst…….………………………………………………………………………………………………….…………………………………
46
Bijlage 1 : Maatregelentabel realisatieparagraaf stedelijk waterbeheer 2015 - 2021
8
Samenwerking in stadsrand Meppel
1
Water raakt: een visie op samenwerking in stedelijk waterbeheer
1.1
Water raakt een gezamenlijk maatschappelijk belang
Water raakt aan vele belangen. Bij succesvol stedelijk waterbeheer is sprake van een grote onderlinge afhankelijkheid van vele partijen en doelen. Wij willen ons daarbij richten op gezamenlijke doelen en bij stedelijk waterbeheer nog vaker inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen, zoals aandacht voor duurzaamheid, actief burgerschap, samenhangend optreden door overheden, klimaatverandering, etc. Stedelijk waterbeheer is daarom meer dan het voldoen aan normen en regels. Het gaat om het realiseren van maatschappelijke doelen, zoals beleving, droge voeten, ruimtelijke kwaliteit en stadsontwikkeling. En daarbij gaat het niet alleen om doelen van overheden, maar ook om doelen van bewoners, bedrijven voor de inrichting van een leefbare omgeving. Een concreet voorbeeld daarbij is de realisatie en inrichting van een bergingsvijver. Daarbij gaat het niet alleen om het aanvoeren en bergen van regenwater maar ook om het stedenbouwkundig ontwerp, wonen aan het water, de wijze van onderhoud, de mogelijkheden voor recreatie, verkoeling etc. De wetgever biedt ruimte voor lokale afwegingen. Deze beleidsvrijheid vraagt om het nemen van verantwoordelijkheid en een zorgvuldige gezamenlijke lokale uitwerking op doelmatigheid en zorgvuldigheid van maatregelen. Wij streven vanuit onze eigen verantwoordelijkheid naar het continu optimaliseren van het stedelijk watersysteem en de (afval)waterketen in relatie tot de maatschappelijke context. Dat betekent dat:
We gaan voor maatschappelijk resultaat in plaats van alleen de inspanning. Het voldoen aan normen is geen doel op zich, maar een vertrekpunt voor samenwerking om te onderzoeken hoe opgaven doelmatig, zorgvuldig en met maatschappelijke meerwaarde kunnen worden aangepakt.
We bij iedere ruimtelijke ontwikkeling en planvorming in overleg met de gemeente kijken hoe we water een plek kunnen geven, nu en in de toekomst.
We belanghebbenden betrekken bij de inrichting en beheer van het stedelijk watersysteem, rekening houden met deze belangen en hier transparante afwegingen in maken.
We waar mogelijk wateropgaven in het stedelijk gebied koppelen met andere opgaven van onszelf (bijvoorbeeld landelijk gebied) en initiatieven, kansen en opgaven van onze partners, bijvoorbeeld op het gebied van stedelijke in- en uitbreidingen, herstructureringen, natuurontwikkeling en recreatie.
We onze afspraken met samenwerkingspartners borgen/vastleggen in bestuurlijke overeenkomsten.
10
1.2
Water raakt veiligheid, klimaatbestendigheid, veerkrachtigheid en gezondheid
Door klimaatverandering zullen er langere natte én droge perioden en vaker piekbuien optreden. Het stedelijke gebied moet bovenal beschermd zijn tegen overstromingen. Samen met de gemeente willen we het stedelijke watersysteem klimaatbestendig maken en houden: Het moet tegen een stootje kunnen in extreem droge en natte situaties en in staat zijn om de functies (wonen, werken, recreëren en stadsnatuur) zo goed mogelijk te bedienen. Daarnaast werken we samen aan een gezond en schoon watersysteem. Het water is van voldoende kwaliteit voor mensen, planten en dieren. Gezondheidsrisico’s voor mensen en dieren als gevolg van een slechte waterkwaliteit worden tot het minimum beperkt.
1.3
Water raakt mensen en de kwaliteit van leven
Mensen wonen, werken en recreëren in stad en dorp. Zij leven met water. Water vergroot de kwaliteit van de leefomgeving. Het is prettig om erlangs te lopen, een hengel uit te werpen, elkaar langs het water te ontmoeten. Kinderen spelen er. Water verkoelt, en woningen nabij water hebben doorgaans een hogere waarde. Maar water kan ook overlast geven: Teveel of te weinig water of vies water kan als vervelend of bedreigend ervaren worden. Water raakt de mensen op veel manieren en daar zijn we ons van bewust.
1.4
Water raakt de openbare ruimte
De gemeente is regisseur van de openbare ruimte en neemt besluiten over de ruimtelijke inrichting en functies. Het stedelijke watersysteem is verweven met de openbare ruimte van de stad en moet passen bij de toegekende functie: stadswater met een hengelsport- of natuurfunctie heeft een ander streefbeeld dan water met een aan- of afvoerfunctie of een retentievijver. Wij stellen samen met gemeenten streefbeelden op en geven daarmee richting aan keuzes in bijvoorbeeld het beheer en onderhoud en (her)inrichting van oud en nieuw stedelijk water. Daarbij is zichtbaarheid en belevingswaarde van stedelijk water voor burgers belangrijk.
1.5
Water raakt de afvalwaterketen
De gemeente heeft de zorg voor inzameling en transport van het afvalwater, overtollig hemelwater en grondwater in stedelijk gebied. In stedelijk gebied zijn de waterketen en het watersysteem nauw met elkaar verweven. Zo kunnen ontwikkelingen in de keten grote invloed hebben op de kwaliteit en kwantiteit van het stedelijk watersysteem. Denk aan het afkoppelen van hemelwaterafvoer van het riool en riooloverstorten op het stedelijk oppervlaktewater. Goed stedelijk waterbeheer vereist dus dat we samen met de gemeente ons beleid en uitvoering met elkaar afstemmen op basis van kennis over de samenhang tussen waterketen en watersysteem.
11
12
Onderhoud met maaiboot in Steenwijk
2
Het waterschap is verantwoordelijk voor beheer en onderhoud oppervlaktewater
Als we water in stedelijk gebied niet goed onderhouden, kan dit leiden tot onaantrekkelijke watergangen met ingetrapte oevers, teveel waterplanten, ingevallen blad of overhangende begroeiing. Uiteindelijk slibben watergangen dan dicht. Dit belemmert niet alleen de stroming, maar geeft ook andere problemen, zoals vissterfte of stank. Zo wordt de openbare ruimte er ook niet mooier op en kunnen inwoners er minder van genieten. Het waterschap is beheerder van het oppervlaktewater (zowel kwantiteit als kwaliteit, zie voor laatstgenoemde hoofdstuk 5) met een waterhuishoudkundige functie. Het waterschap is binnen het stedelijk watersysteem in ieder geval verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van:
oppervlaktewater met functies waar wij verantwoordelijk voor zijn: waterafvoer, wateraanvoer en waterberging;
alle peil- en debiet regulerende kunstwerken (stuwen en gemalen) in wateren met een waterhuishoudkundige functie.
Ondergrondse voorzieningen die gekoppeld zijn aan de riolering en wadi’s blijven in beheer bij de gemeente. Dat geldt ook voor kleine perceelsloten of greppels die in de openbare ruimte liggen. Bij twijfelgevallen bepalen we in overleg wie het beheer oppakt. Perceelseigenaren zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het verwerken van hemelwater en grondwater op eigen terrein. De gemeente heeft de taak om afvloeiend regenwater, dat de perceelseigenaren niet zelf kunnen verwerken, in te zamelen en te verwerken. De gemeente zamelt steeds meer schoon regenwater gescheiden van afvalwater in (afkoppelen). Het schone regenwater belast de riolering en de zuivering dan niet meer en daarmee blijven kosten voor extra capaciteit van het afvalwatersysteem beperkt. Dit afgekoppelde regenwater wordt geloosd in de bodem of op oppervlaktewater: dit stelt extra eisen aan het watersysteem. Dit is slechts één van de redenen waardoor er een nauwe relatie ligt tussen de taken van het waterschap en de gemeente. Wij hechten dan ook veel waarde aan afstemming en samenwerking met de gemeente, zowel in beleid als bij uitvoering. Dat geldt ook voor thema’s als baggeren, maaien en het bepalen van streefbeelden.
2.1
Wij beheren zowel actief als passief
Het waterschap voert in het kader van actief beheer concrete werkzaamheden uit zoals maaien, baggeren, de vervanging van beschoeiingen, verwijderen van drijfvuil, aanleg, inrichting, peilbeheer en het onderhoud van waterstaatskundige werken (waaronder watergangen en vijvers). Naast actief beheer kent het waterschap ook een passieve beheertaak. Deze bestaat uit regelingen en bestuur: de juridische instrumenten van het waterschap om goed waterbeheer te waarborgen. Denk aan planvorming, de keur, beleidsregels en algemene regels, vergunningverlening, toezicht en handhaving. Een voorbeeld: om het functioneren van het watersysteem te beschermen bevat de keur (verordening van het waterschap) regels waaraan steigers, duikers en bruggen moeten voldoen.
13
Ook zijn er wateren die onder het passieve beheer van het waterschap vallen maar waarvan het onderhoud (actief beheer) door de gemeente of de particuliere eigenaar van het water wordt uitgevoerd.
2.2
Wij stemmen onderhoud af op gedeelde streefbeelden
In het landelijk gebied onderhouden wij watergangen en is er volop ruimte voor bijvoorbeeld brede onderhoudspaden en bagger en maaisel op de kant. Water in stedelijk gebied wordt anders beleefd en vereist een andere onderhoudsbenadering, onder meer vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Wij stemmen het onderhoud dan ook af op de functie van de watergang en de betekenis van het water voor de omgeving. We kennen samen met de gemeente streefbeelden toe aan stedelijk water, met daaraan gekoppeld een gewenste beeldkwaliteit en de benodigde beheer- en onderhoudsmaatregelen (de wijze waarop we streefbeelden bepalen staat beschreven in paragraaf 5.3). Zo worden de gewenste ruimtelijke kwaliteit en de functie van water in de stad vastgelegd, maar ook de waterhuishoudkundige voorwaarden hiervoor. Daarbij wordt zoveel mogelijk ruimte geboden aan natuurlijke processen, zolang de hoofdfunctie gewaarborgd blijft en de belevingswaarde niet te zeer wordt aangetast. Het waterschap stemt beheer en onderhoud van het stedelijk water af op deze streefbeelden, en neemt hierbij de Flora- en Faunawet en de bijbehorende gedragscode in acht. Wij maken hierbij gebruik van een onderhoudsbeeldenboek waarin het gewenste resultaat (in woord en beeld) is
Flora- en faunawet en gedragscode De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende diersoorten en plantensoorten en bepaalt dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor planten en dieren. De Flora- en faunawet bevat ook een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Sinds 2006 beschikken waterschappen over een door de minister van LNV goedgekeurde Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Hierin staan afspraken over hoe het waterschap zorgvuldig omgaat met de belangen van flora en fauna. Het voordeel is dat voor afspraken in de gedragscode niet steeds opnieuw een ontheffing aangevraagd hoeft te worden.
vastgelegd.
2.3
Eigendom is geen voorwaarde voor onderhoud
De belangrijkste wateren liggen in de openbare ruimte, zodat ze bereikbaar zijn voor onderhoud. Het is niet noodzakelijk dat het waterschap ook eigenaar van de ondergrond is. De gemeente kan eigenaar zijn, en als een gemeente dat wil is overdracht van (eigendom van ondergrond van) stedelijk water bespreekbaar.
14
2.4
Wij onderhouden voorzieningen in oppervlaktewater vanuit belang van watersysteem
Voorzieningen in het oppervlaktewater (duikers, bruggen etc.) moeten schoon zijn, omdat zij anders een goede aan- en afvoer van water kunnen belemmeren. Daarom beheren en onderhouden wij het (natte) doorstroomprofiel. Oevervoorzieningen zoals beschoeiing worden alleen door het waterschap onderhouden als er een waterhuishoudkundig belang is of als dit in het verleden is afgesproken. Het constructieve onderhoud van voorzieningen als duikers en bruggen ligt bij de gebruiker of eigenaar (zoals de wegbeheerder). Kademuren en damwanden zijn vaak bedoeld om de achterliggende functie in stand te houden, omdat een natuurlijke oever vanwege de beschikbare ruimte niet altijd mogelijk is of niet in het stedenbouwkundig beeld past. Het onderhoud ligt dan bij de eigenaar van het aanliggende perceel.
Waterwet, beheer en onderhoud
2.5
De Waterwet is per 22 december 2009 in werking getreden en kent twee waterbeheerders van watersystemen: het rijk als de beheerder van rijkswater en waterschappen als beheerders van regionaal water. De waterschappen zijn tevens verantwoordelijk voor de zuivering van het stedelijk afvalwater.
Voor het in standhouden van de waterhuishoudkundige functie maait het waterschap de
De onderhoudsplicht staat los van het al dan niet zijn van beheerder. Voor regionale wateren worden onderhoudsplichten aangegeven in de keur en de legger van het waterschap. Op grond van de keur en de legger kan een gemeente of een particulier dus onderhoudsplichtig zijn, ook al is zij geen beheerder. (zie paragraaf 10.2 Memorie van Toelichting op de Waterwet). Naast de aanduiding van onderhoudsplichten in de keur en de legger kunnen er ook afspraken over het onderhoud zijn gemaakt tussen de gemeente en het waterschap in contracten of bestuursovereenkomsten.
fysieke belemmeringen. Als hiervan sprake is, voert het waterschap het maaisel af en verwerkt
De Waterwet regelt ook de ontvangstplicht (artikel 5.23). Rechthebbenden ten aanzien van gronden, gelegen aan of in een oppervlaktewaterlichaam waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van een beheerder, zijn gehouden op die gronden specie en maaisel te ontvangen, die tot regulier onderhoud van dat oppervlaktewaterlichaam worden verwijderd.
Wij verwijderen vuil en wij maaien
watergangen en vijvers. Vertrekpunt is dat we in overleg met de aangrenzende eigenaar verkennen of we gebruik kunnen maken van de ontvangstplicht voor het maaisel (zie kader). In stedelijk gebied speelt belevingswaarde een grotere rol dan in landelijk gebied en zijn er vaker
het. In alle wateren die we onderhouden, verwijderen we: Het drijfvuil en zwerfvuil: alle voorwerpen die aan het wateroppervlak drijven of op de bodem of oevers liggen, die niet op natuurlijke wijze zijn ontstaan en niet in de waterloop of vijver thuishoren. Dit wordt bepaald aan de hand van kwaliteitsbeelden van het vastgestelde onderhoudsniveau in beheer- en onderhoudsovereenkomsten. Kadavers en dode vis uit de watergangen en bergingsvijvers die op de legger voorkomen. Ongewenste exoten, als het de waterkwaliteit verslechtert of als de aan- en afvoerfunctie in gevaar is. In zeldzame gevallen geldt dit ook voor kroos en flab.
15
2.6
Wij baggeren het water in stedelijk gebied
Het waterschap baggert de wateren die zij in stedelijk gebied in beheer en onderhoud heeft, met als doel de doorstroming van het water te bevorderen en een goede waterkwaliteit te waarborgen. Bij vervuilde waterbodems neemt het waterschap passende maatregelen wanneer dit vanuit het oogpunt van volksgezondheid noodzakelijk is. Gezamenlijk overleg met de gemeente over de invulling van de ontvangstplicht van de baggerspecie is van groot belang, omdat het in stedelijk gebied vaak lastiger is om baggerspecie op de kant te deponeren dan in landelijk gebied. Daarnaast kunnen baggerwerkzaamheden vaak gecombineerd worden met andere initiatieven binnen de gemeentegrenzen. Hierdoor creëren we samen met de gemeente of andere partners kansen om werk met werk te maken. Het waterschap hanteert een voorkeursvolgorde bij het verwerken van de bagger. Dit is geen blauwdruk maar een uitnodiging om samen met de gemeente tot maatschappelijk de beste, meest kosteneffectieve oplossing te komen. Het waterschap draagt zorg voor de kosten van inrichting, de exploitatie en de transportkosten. 1.
Bagger op de kant verwerken. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de ontvangstplicht voor percelen die grenzen aan de watergangen. In het stedelijk gebied is dit niet altijd mogelijk door fysieke obstakels, of niet wenselijk vanuit bijvoorbeeld ecologisch oogpunt of belevingswaarde.
2.
Rechtstreekse toepassing van baggerspecie op een andere locatie, bijvoorbeeld een weiland.
Als laatste mogelijkheid wordt in overleg met de gemeente verkend of zij een (tijdelijke) locatie beschikbaar kan stellen waar de bagger naartoe afgevoerd kan worden. Vanuit het oogpunt van doelmatigheid streven wij er met de gemeente naar dat deze locatie binnen een redelijke afstand van het baggerwerk ligt. Daarnaast moet deze locatie planologisch geschikt zijn als baggerdepot en voldoen aan de vergunningvereisten.
Baggeren in Coevorden
16
Hoogwater in Deventer
17
3
Het waterschap beschermt inwoners tegen overstromingen
Nederland is de best beveiligde delta ter wereld. Maar hoe zorgen we ervoor dat we beschermd blijven tegen hoog water en overstromingen? Door klimaatverandering neemt het risico op overstromingen toe en deze zijn, helaas, nooit helemaal uit te sluiten. Het gaat er om het overstromingsrisico tot een aanvaardbaar niveau te houden en waar nodig terug te brengen. Water uit de rivieren de Rijn, de IJssel en de Vecht en het IJsselmeer of de randmeren kan in sommige gevallen een bedreiging vormen en verdrinkingsrisico met zich mee brengen. Ook voor stedelijk gebied, bijvoorbeeld voor Deventer, Kampen, Zutphen, Dalfsen en Arnhem. Bij de bescherming van deze gebieden hanteren wij een meerlaagse veiligheidsbenadering (zie 3.1). Eén van de kerntaken van het waterschap is het garanderen van de vereiste veiligheid door de aanleg en instandhouding van waterkeringen. Een waterkering is een natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt. De primaire waterkeringen bieden bescherming tegen overstromingen door de Rijn, de IJssel, de Vecht, het IJsselmeer en randmeren. Daarbij gaat het vooral om die gebieden, waar eventuele overstromingen veel slachtoffers of economische schade tot gevolg hebben. De regionale keringen bieden overwegend bescherming tegen overstroming vanuit het regionale rivieren, beken of kanalen. Overige keringen liggen langs beken en kanalen. Primaire en regionale keringen hebben een functie voor de waterveiligheid, overige keringen voor het beperken van wateroverlast. Het verschil tussen waterveiligheid en wateroverlast is dat waterveiligheid zich richt op het beperken van gevolgen voor de veiligheid van mensen en voor de economische waarde in een gebied. Bij wateroverlast is geen sprake van een
18
Meerlaagse veiligheid: veiligheid in drie lagen Het reduceren van de kans op een overstroming en de gevolgen ervan tot een acceptabel niveau te brengen, wordt in de toekomst gebaseerd op de principes van meerlaagse veiligheid. Hiermee wordt verder ingezet op de gekozen weg van een risicobenadering. Onderscheid wordt gemaakt tussen drie lagen: Laag 1: De kans op overstromingen verkleinen. Met waterkeringen of een ruim rivierbed wordt geprobeerd de kans op een overstroming klein te houden. Invulling van deze laag is vooral een taak van rijk en waterschap. Laag 2: Effecten van overstromingen beperken door duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Bijvoorbeeld het niet of aangepast bouwen in gebieden waar het water snel en diep komt. Invulling van deze laag is vooral een taak van provincie en gemeente. Laag 3: Voorbereiding hulpverlening en zelfredzaamheid van burgers. Door een verhoogde zelfredzaamheid van burgers en inzet van hulpdiensten kan de schade van een overstroming beperkt worden. Invulling van deze laag is vooral een taak van gemeente en veiligheidsregio. (bron: Beleidsnota Waterveiligheid, Min VenW, 2009)
veiligheidsrisico, maar wel van schade en overlast. In stedelijk gebied is de druk op de openbare ruimte hoog vanwege de vele functies die beslag leggen op de beperkte ruimte. Water(veiligheid) vraagt steeds meer ruimte. Dit legt enerzijds een extra claim op de ruimte, anderzijds biedt dit kansen voor samenwerking: opgaven en functies kunnen met elkaar gecombineerd worden en op die manier meerwaarde creëren.
3.1
Wij werken met de benadering van meerlaagse veiligheid
Het centrale concept voor het waterveiligheidsbeleid wordt gevormd door de zogenoemde meerlaagse veiligheid. Daarbij wordt de veiligheid gewaarborgd via drie lagen: preventie, duurzame inrichting en rampen- en crisisbestrijding. In laag 1 dragen we zorg voor veilige waterkeringen Binnen de meerlaagse veiligheid is het onze belangrijkste taak om de waterkeringen te beheren. In wet- en regelgeving zijn normen vastgelegd, waaraan alle waterkeringen moeten voldoen. In de beschermingszone van onze waterkeringen staan wij ruimtelijke ontwikkelingen alleen toe als deze niet ten koste gaan van het functioneren van de waterkering, ook met het oog op toekomstige maatregelen voor dijkversterking. In dat geval verlenen wij een watervergunning. We staan open voor, en denken mee, over robuuste oplossingen waarin de veiligheid is geïntegreerd in het ontwerp, bijvoorbeeld bij multifunctionele waterkeringen. Samenwerking en innovatieve oplossingen zijn hierbij cruciaal. Dijkversterkingsmaatregelen kunnen zo worden gecombineerd met andere ruimtelijke opgaven. Juist in het stedelijk gebied, waar de ruimtedruk groot is, is dit van belang. In laag 2 adviseren we over een ruimtelijke inrichting waarmee de gevolgen van een overstroming en wateroverlast beperkt worden Zorgvuldige ruimtelijke planning (locatiekeuze en inrichting) kan de gevolgen van overstroming en wateroverlast beperken. De overstromingsrisico’s gaan daarom meer dan voorheen een rol spelen bij afwegingen die in de ruimtelijke planning gemaakt worden. Het beperken van de gevolgen van een overstroming is met name afhankelijk van de wijze waarop de omgeving wordt geordend en ingericht. Vooral bij kwetsbare functies zoals ziekenhuizen of stroomvoorzieningen is het belangrijk na te denken hoe deze functies worden gesitueerd. De provincie en de gemeente staan hiervoor primair aan de lat. Het waterschap zal bij nieuwbouw en herstructurering de gemeente en ontwikkelaars adviseren over de wijze waarop bij de inrichting van het stedelijke gebied het beste rekening kan worden gehouden met de gevolgen van een overstroming.
19
In laag 3 geven we de gemeente inzicht in de gevolgen van een overstroming De gemeente en de veiligheidsregio hebben een belangrijke taak op het gebied van rampenbeheersing en maken inwoners bewust van de risico’s. De veiligheidsregio bereidt zich voor op eventuele rampen en crises en denkt met de gemeente actief mee in het voorkomen ervan. Het waterschap heeft in deze laag een adviserende rol. Wij geven een beeld van de gevolgen van een overstroming en de risico’s die dit met zich meebrengt. Daarnaast informeren en adviseren wij de gemeente om te komen tot een goede rampenbeheersing.
3.2
Per gebied kan het accent per laag verschillen
Voor waterveiligheid is preventie (eerste laag) de belangrijkste en meest kosteneffectieve laag. Echte uitwisseling tussen lagen, waarbij maatregelen in laag 1 uitgewisseld worden voor maatregelen in lagen 2 en 3, komt weinig voor. Reden hiervoor is dat gevolgbeperkende maatregelen in lagen 2 en 3, niet volledig de rol van keringen (laag 1) kunnen overnemen. Onderzoeken in het kader van het Deltaprogramma hebben uitgewezen dat er in Rijn Oost op een aantal plekken kansen liggen voor de tweede laag, bijvoorbeeld in de IJsseldelta (Kampereilanden). Dit vraagt om maatwerk voor die gebieden. Het waterschap zoekt, samen met de gemeente en de veiligheidsregio naar de optimale mix
Figuur 1 Dijkringgebieden Rijn-oost
van maatregelen. Het waterschap weegt hierbij factoren als risico’s, fysieke kenmerken (bijvoorbeeld hoogteligging) en kosteneffectiviteit. Daarnaast leveren de lagen 2 en 3 in buitendijks gebied een belangrijke bijdrage aan de waterveiligheid. Hier ontbreekt laag 1.
3.3
Buitendijkse ontwikkelingen staan wij onder voorwaarden toe
Voor de buitendijkse gebieden van het hoofdwatersysteem (de grote rivieren) is Rijkswaterstaat bevoegd gezag. Voor de buitendijkse gebieden langs de Vecht en langs de Oude IJssel zijn waterschap Vechtstromen, waterschap Groot Salland en waterschap Rijn en IJssel bevoegd gezag. Voor de rivier de Vecht gelden beleidsregels voor activiteiten in het buitendijks gebied. Het waterschap gaat met deze activiteiten akkoord, mits er aan bepaalde randvoorwaarden met betrekking tot de afvoer- en bergingscapaciteit van de rivier wordt voldaan. Daarnaast biedt het waterschap ruimte voor maatwerk en ontwikkelingsgerichte initiatieven. Voor de uiterwaarden van de Oude IJssel heeft het waterschap Rijn en IJssel het voornemen om tot (beleids-)regels te komen.
20
Stadsrandzone van Zwolle
21
4
Het waterschap anticipeert samen met de gemeente op klimaatverandering
Het klimaat verandert door natuurlijke factoren en door de mens via het versterkte broeikaseffect. Ook in het stedelijke watersysteem moeten wij daarom rekening houden met meer extreme buien en langere periodes van droogte en hitte. Dit heeft zowel effect op de waterkwantiteit als de waterkwaliteit van het stedelijke water. Samen met gemeenten willen we een lokale strategie bedenken om het stedelijk gebied aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering. We hebben oog voor maatregelen om het effect van klimaatverandering op te vangen (adaptatie),en we richten ons op maatregelen die klimaatverandering tegengaan of beperken (mitigatie). Een belangrijke maatregel betreft het afwisselen van bebouwde gebieden met groenblauwe zones. In groenblauwe zones combineren we waterstromen met andere stromen, zoals verkeer, energie en voedsel. Denk aan groenblauwe longen, stadslandbouw, fietspaden, windmolens en andere slimme oplossingen. Dit leidt niet alleen tot synergie, maar kan ook kosten beperken.
4.1
De aanpak van wateroverlast in het oppervlaktewatersysteem is ons vertrekpunt
Bij de aanpak van wateroverlast richten wij ons primair op de aanpak van bestaande knelpunten in het oppervlaktewater. We nemen klimaatbestendige maatregelen om knelpunten op te lossen: de effecten van klimaatontwikkeling tot 2050 zijn hierin meegenomen. Daarnaast adviseren we de gemeente over doelmatige oplossingen voor knelpunten die ontstaan bij de afvoer van regenwater naar het grond- en oppervlaktewater. Ook adviseren wij de gemeente bij de (her)inrichting van de openbare ruimte over de wijze waarop wateroverlast voorkómen kan worden. Wij hanteren voor oppervlaktewater het uitgangspunt dat er geen wateroverlast optreedt in bebouwd gebied bij een extreme neerslagsituatie tot 1/ 100 jaar. De aanpak van overlast die kan ontstaan als gevolg van een bergingstekort in oppervlaktewater in deze situatie is onze verantwoordelijkheid. We vragen van de gemeente of het mogelijk is om onze maatregelen ruimtelijk mogelijk te maken. De handreiking kostenveroorzakingsbeginsel van het NBW zegt hierover: “Waar mogelijk stelt de gemeente grond in de vigerende openbare ruimte ‘om niet’ ter beschikking mits dit past binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente en de gemeente geen kosten behoeft te maken voor compensatie of verplaatsing van voorzieningen. Indien aanvullend andere gronden ter beschikking moeten komen, komen de kosten voor
22
Waterberging stadsrand Meppel
rekening van het waterschap, Handreiking Kostenveroorzakingsbeginsel UvW en VNG”. (Voor verantwoordelijkheidsverdeling en financiering van maatregelen zie ook hoofdstuk 9). Bij nieuwbouw en herstructurering zorgen we er in overleg met de gemeente voor dat het stedelijk gebied ook op lange termijn leefbaar blijft. Het watertoetsproces is hierbij een effectief hulpmiddel. Bij nieuwe ontwikkelingen staat de initiatiefnemer aan de lat om de toename van verhard oppervlak te compenseren en rekening te houden met klimaateffecten. Wij adviseren hierover en toetsen dit, waarbij het de voorkeur heeft om de berging binnen het plangebied te realiseren. Indien berging binnen het stedelijk gebied maatschappelijk niet haalbaar is (vanuit kosten, technisch, risico- of ruimtelijk perspectief) is het in specifieke gevallen mogelijk om in overleg met het waterschap buitenplans/bovenplans te compenseren. Vasthouden – bergen - afvoeren Wateroverlast ontstaat als overvloedig water nergens naartoe kan. Hoe we omgaan met het water bepalen we aan de hand van een drietrapsstrategie: 1.
water vasthouden in de bodem of het oppervlaktewater; In de bodem of het oppervlaktewater van vooral hoger gelegen gebieden kan overtollig water worden vastgehouden. Dit water kan in de zomer worden gebruikt om watertekorten te voorkomen. Of om tuinen en (landbouw)gronden te besproeien. 2. water bergen in daarvoor aangewezen gebieden; Soms is een gebied niet geschikt om water in vast te houden. Het water wordt dan in retentiegebieden tijdelijk opgevangen. Het bergen van water in retentiegebieden voorkomt dat er wateroverlast ontstaat in gebieden die verder stroomafwaarts liggen. 3. water gecontroleerd afvoeren. Als vasthouden of bergen niet helpt, is afvoeren van water de laatste mogelijkheid. Het water wordt dan direct afgevoerd naar benedenstrooms gelegen gebieden. (bron: Nationaal Waterplan, Ministerie IenM, 2009)
4.2
Wij adviseren regenwater zo veel mogelijk vast te houden op de plek waar het valt
Het waterschap benadert regenwater vanuit het principe ‘vasthouden – bergen – afvoeren’. Het vasthouden van water in de bodem -infiltratie- zorgt voor aanvulling van het grondwater ter plekke. Door het bergen van regenwater in lokale vijvers kunnen we het water langzaam afvoeren naar het regionale watersysteem, zodat er geen piekafvoeren ontstaan die elders tot overlast leiden (afwentelen). Bij toename van het verhard oppervlak, komt regenwater versneld tot afvoer en leidt tot afwenteling van
23
overtollig water op lagergelegen gebieden. Daarom moet de toename van verhard oppervlak gecompenseerd worden: door waterberging aan te leggen en de afvoer te limiteren. Wij hanteren een norm die aangeeft hoeveel afvoer van water plaats mag vinden uit het stedelijke gebied. Deze afvoernormen en de hoeveelheid te realiseren berging zijn geen blauwdruk, maar worden per situatie en gebiedsgericht toegepast, afhankelijk van o.a. bodemeigenschappen, grondwaterstand en de lokale afvoersituatie. Bij het vasthouden en infiltreren van regenwater is ons vertrekpunt dat regenwater schoon genoeg is om zonder behandeling in het milieu terug te brengen. Regenwater dat toch vervuild raakt kan ook lokaal worden gezuiverd, bijvoorbeeld via een bodempassage, en vervolgens terug worden gebracht in het milieu. In drinkwaterbeschermingsgebieden maken wij een zorgvuldige afweging of infiltratie mogelijk is, waarbij veiligheid doorslaggevend is. Regenwater vormt een belangrijke verbinding tussen de keten van drinkwater-afvalwater-oppervlaktewater (via RWZI) en de openbare ruimte en het oppervlaktewatersysteem. De gemeente heeft een zorgplicht voor inzameling en transport van regenwater en afvalwater en maakt daarin eigen afwegingen die weer impact hebben op taken van het waterschap, bijvoorbeeld:
Bij overstortingen komt afvalwater gemengd met regenwater terecht in het oppervlaktewatersysteem. Dit kan tijdelijk een verslechtering van de waterkwaliteit veroorzaken.
De versnelde afvoer van (afgekoppeld) regenwater tijdens intensieve buien naar het oppervlaktewater kan effecten hebben op het oppervlaktewaterpeil.
De effectiviteit van de rioolwaterzuivering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de hoeveelheid regenwater in het te zuiveren afvalwater. Ingrepen in het rioolstelsel (bv. af- of aankoppelen van regenwaterafvoer) beïnvloeden de samenstelling van het afvalwater en daarmee het functioneren van de zuivering.
Daarom hechten wij als waterschap waarde aan nauwe afstemming met de gemeente.
24
Inundatie van oppervlaktewater in Almelo
4.3
Wij ondersteunen de gemeente bij het aanpakken van wateroverlast door afstromend regenwater
De afvoercapaciteit van de riolering is zo gedimensioneerd, dat deze een bui kan verwerken die statistisch gezien eenmaal in de twee jaar valt. Bij extreme piekbuien (korte hevige buien die soms binnen een tijdsbestek van een uur vallen) kan de riolering dit water niet direct verwerken en kan er water op straat blijven staan. In hellend gebied is de kans op wateroverlast door afstromend regenwater relatief groot, omdat overtollig water zich lokaal op lage punten op het maaiveld verzamelt. In vlakke gebieden kan de straat (tijdelijk) grote hoeveelheden water bergen, bijvoorbeeld wanneer er trottoirbanden zijn. In toenemende mate zorgen de gemeente en het waterschap bij de inrichting van de openbare ruimte voor bergingsvoorzieningen, waarin overtollig regenwater tijdelijk kan worden geborgen, bijvoorbeeld openbaar groen, pleinen, straten e.d. Hiermee wordt schade door wateroverlast voorkomen. Bij hevige buien is overtollig regenwater tijdelijk zichtbaar in de openbare ruimte, wat ook bijdraagt aan de bewustwording en acceptatie van inwoners. De manier waarop de openbare ruimte is ingericht speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van deze vorm van wateroverlast. Een bijkomend risico bij een beperkte afvoercapaciteit van het rioolstelsel is dat vuil rioolwater op straat terecht komt, met gezondheidsrisico’s voor spelende kinderen of passanten. Het initiatief voor de aanpak van wateroverlast door afstromend regenwater en rioolwater ligt bij de gemeente; wij zetten ons in om vanuit het watersysteem mee te werken aan oplossingen.
Water op straat in Emmen
4.4
Droogte en waterkwaliteitsproblemen zijn relevante thema’s bij klimaatverandering
Klimaatverandering zal niet alleen leiden tot meer neerslag. De komende jaren zullen er zich ook steeds vaker perioden van droogte voordoen. Dit kan leiden tot ondiep en stilstaand water, slechte waterkwaliteit, onhygiënische situaties en zelfs het droogvallen van watergangen, met ernstige gevolgen voor de leefomgeving. Hoewel de knelpunten per stedelijke kern nog niet duidelijk in beeld zijn gebracht, zullen wij hier aandacht aan besteden bij onder andere nieuwbouw en herstructurering.
25
4.5
Hittestress heeft een relatie met het watersysteem
Bij een warme dag is het in grote kernen met veel verharding soms wel 5 tot 8 graden warmer dan buiten de stad. Dit kan leiden tot hittestress. Dat brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Met allerlei maatregelen (bijvoorbeeld de aanleg van groen) kan de hitte structureel met enkele graden worden verminderd. Primair is de gemeente aan zet bij de bestrijding van hittestress. Wel hangen de maatregelen nauw samen met het watersysteem, want water is een levensvoorwaarde voor groen en daarmee voor schaduw en koelte. Daarom stemmen wij maatregelen op elkaar af en nemen hierin onze verantwoordelijkheid.
Groene daken in Almelo
26
Natuurlijk water in Meppel
Jonge snoek in stadswater
27
5
Waterschappen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het stedelijk water
Wij zijn waterkwaliteitsbeheerder van al het oppervlaktewater in stedelijk gebied. Streefbeelden zijn een belangrijk hulpmiddel om samen met de gemeente te sturen op de gewenste waterkwaliteit. Wij benaderen waterkwaliteit vanuit de trits schoonhouden-scheiden-zuiveren.
5.1
KRW waterlichamen in stedelijk gebied moeten voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel de waterkwaliteit te verbeteren. De ambitie voor de waterkwaliteit is uitgedrukt in chemische en biologische resultaatsverplichtingen. Deze doelen gelden voor ‘waterlichamen’, in het KRW proces hebben wateren van aanzienlijke omvang deze status gekregen. De chemische en biologische doelen verschillen per waterlichaam en over de resultaten rapporteren wij aan de Europese Unie. In stedelijk gebied ligt een beperkt aantal waterlichamen waar deze doelen/resultaatsverplichtingen gelden. Om de gewenste waterkwaliteit te bereiken zijn (inrichtings)maatregelen nodig, bijvoorbeeld de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Het waterschap is verantwoordelijk voor de uitvoering van die maatregelen, die we waar mogelijk combineren met herinrichting van stedelijk water of andere opgaven. Aan de gemeente vragen we daarbij om de maatregelen ruimtelijk mogelijk te maken en/of binnen haar eigen verantwoordelijkheid maatregelen te nemen die een positief effect hebben op de emissies naar het watersysteem.
5.2
Wij spannen ons in om de basiswaterkwaliteit van al het stedelijk water te waarborgen
Voor stadswateren die geen waterlichaam zijn gelden dezelfde chemische milieukwaliteitseisen als voor KRW waterlichamen, alleen geldt voor deze stadswateren een inspanningsverplichting in plaats van een resultaatverplichting. We willen werken aan een basiswaterkwaliteit zodat we knelpunten als stank, vissterfte, kroosdekken of blauwalg voorkomen. Deze basiswaterkwaliteit bestaat uit biologische aandachtspunten en bijbehorende fysisch chemische doelstellingen. In stedelijk gebied is het soms moeilijk te verklaren waarom de waterkwaliteit van stadswateren sterk verschilt, aangezien er veel factoren zijn die de kwaliteit van het water beïnvloeden. Het is daarom van belang om naar alle verstorende bronnen én naar de inrichting te kijken. Verontreinigingen kunnen optreden door verstorende bronnen, zoals bestrijdingsmiddelen, het wegverkeer, riooloverstorten, afspoelende hondenontlasting, bladval en het voeren van eendjes. Daarnaast heeft de inrichting van het stedelijke water (bijvoorbeeld de mate van doorstroming, diepte) invloed op de waterkwaliteit. Zo leveren plas-dras-oevers, in plaats van harde kades, een positieve bijdrage aan de waterkwaliteit (zie verder 5.4).
28
Bij het inventariseren van knelpunten m.b.t. waterkwaliteit gaan we primair af op visuele biologische kenmerken en eventuele klachten. Daarbij werken wij samen met de gemeente aan de aanpak van waterkwaliteitsspoorknelpunten en nemen maatregelen (zie ook kader) op drie aandachtsgebieden:
beperken van de invloed van afvalwater uit de riolering op de waterkwaliteit;
oplossen van waterkwaliteitsproblemen die ontstaan uit andere emissies en gebruik;
optimaliseren van de inrichting en het beheer. Het waterkwaliteitsspoor
Stadswater in Meppel
5.3
Het waterkwaliteitsspoor omvat alle inspanningen om de stedelijke oppervlaktewateren (inclusief de waterbodems) kwalitatief ‘op orde’ te krijgen. Het gaat om de wateren waarin de doelsituatie, ondanks de uitvoering van de basisinspanning riolering, nog niet is bereikt doordat ofwel resterende emissies uit de afvalwaterketen, of andere emissiebronnen dit frustreren. Binnen het waterkwaliteitsspoor zijn de inspanningen gericht op alle relevante factoren die de kwaliteit van stedelijk water beïnvloeden. Het waterkwaliteitsspoor is een opgave voor waterschap en gemeente. Binnen het waterkwaliteitsspoor onderscheiden we drie aandachtsgebieden: het oplossen van waterkwaliteitsproblemen als gevolg van overstortingen van rioolwater vanuit gemengde rioolstelsels, regenwaterlozingen en effluentlozingen van zuiveringen. De overstortingen worden veroorzaakt door hevige neerslag. Het gaat bij deze problemen in de eerste plaats om extreem lage zuurstofgehalten en vissterfte. Het oplossen van waterkwaliteitsproblemen als gevolg van andere emissies en gebruik, zoals invallend blad, vogelpoep, vissen die in de waterbodem woelen, visaas enzovoorts; het optimaliseren van inrichting en beheer met het oog op de ecologie (het waterleven) en de beleving en de gebruikswaarde van stadswateren. (bron: Rijn-oost, ‘Van 5 sporen naar 1 spoorboek’)
Wij stemmen waterkwaliteit af op gedeelde streefbeelden
Aanvullend op de basiswaterkwaliteit kunnen waterschap en gemeente ambities hebben voor een stadswater. Streefbeelden zijn een hulpmiddel om samen deze ambities af te stemmen en om de benodigde randvoorwaarden te definiëren. Wij stellen samen met de gemeente streefbeelden op voor het stedelijke water. Daarbij nemen we wensen van omwonenden en andere gebruikers mee. Voor een optimaal resultaat voor onze inwoners en een doelmatige inzet van middelen willen we de inrichting, waterkwaliteit,
29
beheer en onderhoud van het stedelijke water zoveel mogelijk afstemmen op de gedeelde streefbeelden. Het waterschap maakt gebruik van een onderhoudsbeeldenboek. De gemeente heeft het onderhoudsniveau vastgelegd in een beleidsplan voor de openbare ruimte. De totstandkoming van streefbeelden benaderen wij als volgt: 1.
We kijken naar de omgeving van het water. Ligt het bijvoorbeeld in het stadscentrum, in een buitenwijk of een park? De waardering van een gracht in het centrum is anders dan een sloot in een buitenwijk. Wat is de (potentiële) natuurwaarde?
2.
We kijken naar de relatie van het water met de omgeving. Hoe beleven mensen het water? Hoe gebruiken ze het water (eendjes voeren, varen, vissen, etc.)? Welke inrichting en voorzieningen wensen zij?
3.
We kijken ín het water. Hoe is de samenstelling van de waterbodem? Overschrijdt het water de kwaliteits- en kwantiteitsnormen? Hoe voedselrijk is het water? In hoeverre is sprake van een ecologisch verantwoord planten- en dierenleven?
Deze brede analyse van beleving, knelpunten, wensen en mogelijkheden vormen de basis voor de vraag of en hoe het water en zijn omgeving worden aangepakt en daarmee het streefbeeld.
5.4
Stadswater in Arnhem
Wij richten het watersysteem in, ook met het oog op waterkwaliteit
De waterkwaliteit en het waterleven worden mede beïnvloed door de maatvoering en de inrichting van een watergang of bergingsvijver. Een watergang moet voldoende waterdiepte en doorstroming hebben om een goede waterkwaliteit te houden. Als water stil staat of droog valt, ontstaat het risico van temperatuurstijging, te hoge concentraties van schadelijke stoffen en vissterfte. De inrichting van de oevers levert ook een belangrijke bijdrage aan het waterleven. De oeverzone is van nature een systeem met een grote verscheidenheid aan planten en dieren, mits daarvoor voldoende ruimte wordt gegeven en het beheer erop afgestemd wordt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet er rekening gehouden worden met bovenstaande factoren. Daarnaast stimuleren wij het zichtbaar maken van water in de stad door oude waterlopen weer open te graven en door duikers en overkluizingen waar mogelijk weg te halen. Waar water van nature niet zichtbaar aanwezig is, kiezen we voor infiltratie in
30
de bodem. Riooloverstorten aan het einde van een doodlopende watergang willen we vermijden in verband met het ontbreken van doorstroming van het watersysteem. Waar dit in bestaande situatie toch het geval is, hebben wij extra aandacht voor de waterkwaliteit.
5.5
Wij monitoren gericht
Het is technisch wel mogelijk, maar niet kosteneffectief om van alle stadswateren een gedetailleerd actueel beeld te hebben. We richten ons daarom bij monitoring op kritische wateren (screenen op visuele biologische kenmerken) en waar nodig monitoren wij uitgebreider, bijvoorbeeld op basis van het waterkwaliteitsspoor of de streefbeelden. Met deze gerichte monitoring kunnen wij tijdig sturen door het uitvoeren van maatregelen, wanneer de basiswaterkwaliteit niet meer gegarandeerd kan worden.
5.6
Wij monitoren zwemwater in stedelijk gebied
Voor stedelijk water dat door de provincie is aangewezen als zwemwater gelden strengere eisen. Wij monitoren de kwaliteit van zwemwater. Wij communiceren bij de overige wateren alleen als daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld over acute problemen zoals blauwalg of botulisme. Dit doen we vanuit onze rol als waterkwaliteitsbeheerder.
31
32
Natuurlijke zuivering Enschede - Hengelo
6
Optimalisatie van de afvalwaterketen
In stedelijk gebied zijn de afvalwaterketen en het watersysteem nauw met elkaar verweven. Het waterschap heeft de zorg voor de zuivering van stedelijk afvalwater, dat via het gemeentelijk rioolstelsel aan een rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt aangeboden. Door de riolering en de zuivering van afvalwater als één samenhangend geheel te beheren kunnen wij samen met de gemeente kosten besparen. Wij streven naar een doelmatige werking van de gehele afvalwaterketen. Een belangrijk doel naast de doelmatige werking van de gehele afvalwaterketen is de zorg voor een goede oppervlaktewaterkwaliteit. In deze beleidsnotitie richten wij ons vooral op de invloed van de afvalwaterketen op het stedelijke watersysteem. Zowel de hoeveelheid als de kwaliteit van het stedelijke water wordt door de afvalwaterketen beïnvloed. Welke invloedsfactoren een rol spelen vanuit de afvalwaterketen, is uitgelegd in de hoofdstukken 4 (waterkwantiteit) en 5 (waterkwaliteit). Binnen Rijn-oost vindt intensieve samenwerking plaats tussen de waterschappen en de gemeenten, en overleg met de drinkwaterbedrijven, vanuit het streven naar een doelmatig beheer en een verduurzaming van de afvalwaterketen. In overeenstemming met het Bestuursakkoord Water (2011) staan de volgende doelen centraal: 1.
Kosten besparen door slimmer investeringen op elkaar af te stemmen en taken gezamenlijk uit te voeren.
2.
Kwetsbaarheid verminderen door de uitvoering van taken gezamenlijk beter te borgen.
3.
Kwaliteit verbeteren door beter gebruik te maken van elkaars kennis en ervaring en door optimalisatie van de uitvoering van taken.
4.
Een duurzamere waterketen door open te blijven staan voor innovatieve opties met betrekking tot terugwinning van energie en reststoffen.
We gaan de investeringsprogramma’s van het waterschap en de gemeente beter op elkaar afstemmen, mede gebaseerd op optimalisatiestudies (OAS) die we gezamenlijk uitvoeren in afvalwaterketen en -systeem. Ook organiseren we de samenwerking in de praktijk zodanig dat de kwaliteit van de dienstverlening wordt verhoogd, onze kwetsbaarheid vermindert en de lasten voor inwoners minder stijgen.
33
34
Educatieve grondwatermeter in Raalte
7
Grondwaterbeheer in stedelijk gebied
Het grondwaterbeheer in stedelijk gebied is neergelegd bij verschillende overheden. Het waterschap benadert het beheer integraal, vanuit het gehele watersysteem. Bij grondwaterproblemen in stedelijk gebied heeft de gemeente de regie. Grondwaterbeheer heeft nadrukkelijk raakvlakken met andere sectoren binnen het fysieke omgevingsbeheer. Grondwaterstanden worden beïnvloed door de hoeveelheid regenwater, door de bodemeigenschappen, het maaiveldverloop en door het oppervlaktewaterpeil. Grondwater is ook kwetsbaar. Olie of andere stoffen kunnen het grondwater ernstig verontreinigen met risico’s voor de volksgezondheid. Deze verontreinigingen zijn niet eenvoudig te verhelpen. Van grondwateroverlast is sprake als de grondwaterstand te hoog is voor de functie van een gebied. Het probleem is niet voorbehouden aan Laag-Nederland, ook hoger gelegen gebieden kunnen last hebben van te hoge grondwaterstanden. Oorzaken zijn dan meestal stagnerend grondwater op slecht doorlatende lagen in de bodem, of het stopzetten van grondwateronttrekkingen. Evenmin is het een probleem van uitsluitend bestaand stedelijk gebied, want ondanks de beschikbare methoden om grondwateroverlast te voorkómen, ondervinden nieuwbouwwijken ook overlast. Een te grote ontwateringsdiepte (te lage grondwaterstand) kan ook leiden tot overlast, bijvoorbeeld paalrot bij houten funderingen of verdroogd stedelijk groen.
7.1
Wie is waarvoor verantwoordelijk bij grondwaterbeheer in stedelijk gebied?
Bij grondwaterbeheer (en -overlast) in stedelijk gebied hebben alle betrokken partijen hun eigen verantwoordelijkheden:
De particulier is verantwoordelijk voor de goede staat van zijn eigendom. Hij zorgt voor bouwkundige of waterhuishoudkundige voorzieningen op het eigen terrein en aan de eigen woning (zoals vochtdichte vloer en als het nodig is drainage).
De gemeente heeft de zorgplicht voor het grondwater en is het aanspreekpunt voor de burger. Zij behandelt eventuele klachten en zorgt voor een doelmatige aanpak van grondwaterproblemen als er sprake is van structurele grondwateroverlast.
Het waterschap zorgt voor de afvoer van eventueel door de gemeente ingezameld grondwater via het oppervlaktewater en beïnvloedt via het peil van het oppervlaktewater de grondwatersituatie.
De provincie en het waterschap zijn verantwoordelijk voor de vergunningverlening voor de onttrekking van grondwater. In de vergunning kunnen zij voorschriften opnemen voor de beëindiging van de onttrekking.
35
7.2
Wij beïnvloeden de grondwaterstand met peilbeheer
Het waterschap kan binnen de operationele beheertaken in het stedelijke gebied invloed uitoefenen op de grondwaterstand. Aanpassing van waterstanden in watergangen en vijvers beïnvloeden de grondwaterstand. Daar waar het aanpassen van oppervlaktewaterstanden mogelijk is en effectief is, nemen wij, in overleg met de gemeente, deze maatregel. Daarnaast kunnen grootschalige aanpassingen in het peilbeheer van bijvoorbeeld rijkswater van invloed zijn op de grondwaterstroming. Datzelfde geldt ook voor hogere waterstanden in extremere situaties ten gevolge van klimaatontwikkeling. Als regionaal waterbeheerder letten wij bij dergelijke aanpassingen ook goed op de invloed op het stedelijke gebied. Grondwaterzorgplicht voor gemeente, artikel 3.6 Waterwet
7.3
Gemeenten zijn in het kader van de waterwetgeving geen waterbeheerder, maar hebben wel enkele zorgplichten die van belang zijn voor het waterbeheer. Zo beschrijft artikel 3.6 van de Waterwet de grondwaterzorgplicht voor de gemeente: 1. De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van de beheerder of de provincie behoort. 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede de verwerking van het ingezamelde grondwater, waaronder in ieder geval worden begrepen de berging, het transport, de nuttige toepassing en het, al dan niet na zuivering, op of in de bodem of in het oppervlaktewater brengen van ingezameld grondwater, en het afvoeren naar een zuiveringstechnisch werk.
vergunningen voor grondwateronttrekkingen
De particulier is verantwoordelijk voor de staat waarin de bij hem in eigendom zijnde gebouwen en percelen verkeren, inclusief de fundering en het waterdicht zijn van kelders en kruipruimtes. Van hem mag worden verwacht dat hij de vereiste (waterhuishoudkundige en/of bouwkundige) maatregelen neemt om problemen als gevolg van een bepaalde grondwaterstand te voorkomen of te bestrijden, voor zover deze niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van een ander. Of daarvan sprake is wordt per geval bezien volgens de daarvoor geldende regels van het aansprakelijkheidsrecht (zie artikel 6:162 en artikel 5:39 van het Burgerlijk Wetboek). Concrete maatregelen betreffen bijvoorbeeld de ontwatering van het eigen perceel, dan wel het zelf waterdicht maken van het bouwwerk. Eén en ander volgt met name ook uit jurisprudentie. Ook met betrekking tot hemelwater geeft het BW regels. Bepaald is dat lagere erven het water moeten ontvangen dat van hoger gelegen erven van nature afloopt (art. 5:38 BW).
bouwen, waarbij de oorspronkelijke grondwaterstanden
36
Wij adviseren over grondwater en verlenen
Het waterschap is passief beheerder van het grondwater: wij verlenen watervergunningen voor het onttrekken van grondwater, met uitzondering van de drinkwatervoorzieningen, bodemenergiesystemen en grote industriële onttrekkingen. Dat is een provinciale verantwoordelijkheid. Bij nieuwbouw en herstructurering adviseren wij om grondwaterneutraal te ontwikkelen. Dit is een manier van
(inclusief natuurlijke fluctuaties) gehandhaafd kunnen blijven en er geen nadelige effecten optreden in de omgeving van het plan. In het kader van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoeken wij naar oplossingen voor eventuele grondwaterproblemen in de bestaande situatie.
7.4
Voor grondwater in stedelijk gebied is de gemeente aanspreekpunt, wij ondersteunen
De gemeente heeft weliswaar een regierol en een zorgplicht voor grondwater in stedelijk gebied (zie kader), maar geen enkele instantie is eindverantwoordelijk en dus aansprakelijk voor de grondwaterstand. Bij klachten over grondwater maakt de gemeente een analyse van oorzaken, gevolgen en mogelijke maatregelen. De maatregelen bepaalt zij zo veel mogelijk in samenspraak met alle betrokken partijen. De zorgplicht voor grondwater in stedelijk gebied is een inspanningsverplichting. Het waterschap wil ondersteunen bij het zoeken naar oplossingen. Zo kunnen we grondwaterstanden monitoren, een grondwatermeetnet opzetten en meetgegevens uitwisselen. Op basis van deze gegevens kunnen wij de gemeente adviseren over oplossingen om grondwateroverlast aan te pakken.
Waterberging in Ommen
37
38
Stadswater in Hoogeveen
8
Water beïnvloedt de beleving van de openbare ruimte
Water is een belevenis: Het verkoelt, je kunt er een hengel uitgooien, picknicken aan de oever, erlangs wandelen of fietsen, eraan wonen, werken, recreëren en het is water een belangrijke basis voor stadsnatuur. Stedelijk water maakt deel uit van de openbare ruimte en bepaalt mede de manier waarop inwoners hun omgeving beleven. Inwoners waarderen stedelijk water vooral door uitstraling, beleving en medegebruik. Daarom benaderen wij water in stedelijk gebied vanuit het oogpunt van de inwoner en de gebruiker, en focussen we niet alleen op (waterkwaliteits)normen en regels. In nauw overleg met de gemeente en inwoners kijken we wat de betekenis van water in de omgeving is, en wat de gevolgen zijn voor de inrichting, maatregelen, beheer, onderhoud, natuurwaarden en beeldkwaliteit. We houden rekening met stedenbouwkundige wensen en eisen. Ook onderzoeken we op welke wijze wij een handelingsperspectief kunnen bieden voor de burger om zelf de effecten van klimaatverandering te verzachten (mitigatie).
Sonsbeek in Arnhem
Kortom: we hebben een brede blik op de betekenis van het water voor de omgeving.
8.1
Wij maken water zichtbaar
Samen met de gemeente willen we het stedelijke water meer zichtbaar maken en zo bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte én aan de bewustwording en/of beleving van inwoners. Bij het zichtbaar maken van water is vroegtijdige betrokkenheid en afstemming van onze plannen en initiatieven met de gemeente (en vice versa) cruciaal voor succes. Water kan zichtbaarder worden door regenwater bovengronds af te voeren naar een wadi of andere bergingsvoorziening. Bovengrondse regenwaterafvoeren kunnen de betrokkenheid van bewoners bij de stedelijke waterhuishouding vergroten en kunnen het straatbeeld enorm verrijken. Bovendien heeft dit een positief effect op gedrag van
39
inwoners: zij zullen minder snel watervervuilende activiteiten (auto wassen op straat, eenden voeren) verrichten. Uiteraard mag bovengrondse afvoer van regenwater niet leiden tot overlast door plasvorming op straat. Ook kunnen we water zichtbaar maken door het opengraven van oude waterlopen en het waar mogelijk verwijderen van overkluizingen. Met het terugbrengen van water in de stad kunnen we samen met de gemeente niet alleen de beleving, maar ook de economische of cultuurhistorische waarde van de stad versterken.
8.2
Wij stellen ons watersysteem open voor recreatief medegebruik
Inwoners zoeken steeds vaker het water op om zich te ontspannen en te genieten van het moois dat water te bieden heeft. Zij beleven water in de stad vooral vanaf de kant, denk aan sportvissers, wandelaars en fietsers. Het vergroten van de belevingswaarde door het aanleggen van recreatieve voorzieningen kan het maatschappelijke rendement van noodzakelijke investeringen vergroten. Het aanleggen van recreatieve voorzieningen behoort niet tot de kerntaken van het waterschap. Water is wel medebepalend voor de beleving van de openbare ruimte en dus willen wij de gemeente daarin zo goed mogelijk faciliteren. Daarnaast wordt het water gebruikt voor recreatievaart; denk aan fluisterboten, kano’s en roeiboten. Voor het beheer en onderhoud van water in de stad maakt het waterschap gebruik van onderhoudsroutes. Deze routes bieden inwoners tevens de mogelijkheid om fietsend of wandelend te genieten van het water. Wij stellen deze waar mogelijk open voor recreatief medegebruik en streven naar multifunctionele onderhoudsroutes, die zowel recreatief als voor het onderhoudsmaterieel te gebruiken zijn.
8.3
Wij faciliteren initiatieven van inwoners rond stedelijk water
Inwoners willen en kunnen steeds meer bijdragen in plannen en projecten van waterschap en gemeente. Ze zijn mondig, kundig en weten wat er speelt in hun eigen woon- en leefomgeving. Ze nemen zelf steeds vaker initiatieven. Wij staan open voor initiatieven van burgers die een bijdrage leveren aan onze doelstellingen voor het stedelijk watersysteem. Ook willen wij inwoners op interactieve wijze en aan de voorkant van onze beleidsvorming en -uitvoering betrekken door middel van participatie. Wij zijn ervan overtuigd dat dit bijdraagt aan de inhoudelijke verrijking van, en draagvlak voor, plannen en projecten.
Waterspeelplaats Heino 40
8.4
Wij informeren inwoners en dragen bij aan bewustwording
Inwoners zien de gemeente als aanspreekpunt voor vragen en knelpunten en gaan daar met hun watervragen naar toe. De gemeenten hebben een omgevingsloket waar inwoners met hun watervragen terecht kunnen. Sommige gemeenten hebben een waterloket. Wij vinden dit vanzelfsprekend en zorgen voor een goede afstemming ‘achter het loket’. Wij reageren adequaat op vragen en knelpunten waarvoor wij als waterschap verantwoordelijk zijn en zorgen dat de inwoner antwoord krijgt. Daarnaast willen we, samen met de gemeente, inwoners goed informeren over water met als doel:
Bewustwording van kansen en bedreigingen van water en klimaatverandering.
Duidelijk maken, uitleggen en verantwoorden waarom wij bepaalde maatregelen treffen in stedelijk gebied.
Eigen verantwoordelijkheid bevorderen voor wat betreft het vervuilen of verspillen van water.
Duidelijk maken wat bewoners zelf kunnen doen of laten om het water zo schoon en mooi mogelijk te houden.
De beleving van water te vergroten door aandacht te besteden aan de cultuurhistorische waarde en natuurwaarde van water.
Waterspuwer Arnhem
41
42
Aanleg van waterberging in Emmen
9
Het waterschap financiert waar Water Raakt!
Water raakt aan vele belangen. Bij succesvol stedelijk waterbeheer is sprake van een grote onderlinge afhankelijkheid van vele partijen. Wateropgaven in de stad zijn een gezamenlijk maatschappelijk belang en samenwerking is een voorwaarde om de gezamenlijke wateropgaven in de stad effectief aan te pakken. Zo start hoofdstuk 1. In dit beleidsdocument Water Raakt! hebben wij als waterschap beschreven wat onze taak- en rolopvatting is in stedelijk gebied en welke verantwoordelijkheden wij hebben. Maar de beleidsnotitie is ook een uitnodiging tot samenwerking met onze partners en inwoners: wij hebben anderen nodig om onze doelen en ambities te realiseren. Dit besef vertalen wij door in onze financieringssystematiek. Kortom: Water raakt ook aan opgaven en ambities van onze partners en inwoners. Waar waterdoelen met extra maatschappelijk rendement gerealiseerd kunnen worden, maken wij in overleg met onze partners, een bestuurlijke afweging over de financiële bijdrage die wij kunnen leveren. De belangrijkste taak van het waterschap in stedelijk gebied is ervoor te zorgen dat het watersysteem goed functioneert. De kosten hiervoor zijn zowel structureel (jaarlijkse onderhoud) als incidenteel (investering en/of planvorming ). De aanpak van knelpunten ( waterkwantiteit en waterkwaliteit) in het bestaande stedelijke watersysteem, is onze verantwoordelijkheid. We pakken deze op, waar mogelijk gezamenlijk met de gemeente.
9.1
Wij bekostigen beheer en onderhoud van het stedelijk watersysteem
Het fysieke beheer en onderhoud van het stedelijk oppervlaktewatersysteem vormt de kern van onze verantwoordelijkheid in stedelijk gebied en dit bekostigen wij. Onder het fysieke onderhoud verstaan wij
het maaien van watergangen en vijvers. het afvoeren en verwerken van maaisel. noodzakelijke maatregelen om het peilbeheer goed te kunnen uitvoeren met behulp van diverse kunstwerken. baggeren van stedelijk water (en in de meeste gevallen de afvoer van bagger).
43
9.2
Wij financieren de oplossing van knelpunten in het oppervlaktewatersysteem
Het waterschap lost knelpunten in het oppervlaktewatersysteem op en financiert de maatregelen om het watersysteem weer goed te laten functioneren. Bijvoorbeeld maatregelen om wateroverlast in woningen als gevolg van overstromend oppervlaktewater te voorkomen, of maatregelen die de waterkwaliteit verbeteren. In of langs de randen van het stedelijke gebied voeren wij zelf projecten uit. Wij zoeken hierbij actief naar synergie met opgaven van de gemeente en pakken kansen om werk met werk te maken. We streven ernaar de investeringsprogramma’s van waterschap en gemeente op elkaar af te stemmen, zodat wij tijdig middelen beschikbaar kunnen stellen in onze begroting.
9.3
Bij nieuwbouw en herstructurering financiert de initiatiefnemer de inrichting van het watersysteem
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waar sprake is van toename van verhard oppervlak, geldt het kostenveroorzakingsbeginsel. Het uitgangspunt is dat de initiatiefnemer de toename aan verharding moet compenseren met 1
een waterberging/retentie en de kosten hiervoor moet dragen . Met extra verharding komt water sneller tot afvoer en vormt een extra belasting voor het watersysteem. De kosten voor het reguliere waterbergende vermogen van het plangebied komen voor rekening van de initiatiefnemer/planexploitatie, tenzij het waterbergend vermogen in de uitgangssituatie niet op orde was. Bij herstructurering van bestaand stedelijk gebied gaan wij er vanuit dat er in de huidige situatie geen knelpunten zijn. Mocht er wel een wateropgave gelden
Het kostenveroorzakingsbeginsel Artikel 10 Nationaal Bestuursakkoord Water Waterschap en gemeente dragen zorg voor de uitvoering van de regionale en stedelijke wateropgave. Hierbij wordt uitgegaan van het kostenveroorzakingsbeginsel. Dit houdt in dat bij nieuwe ontwikkelingen de kosten met betrekking tot reguliere waterbergende vermogen van het gebied voor rekening komen van de planexploitatie, tenzij het waterbergend vermogen in de uitgangssituatie niet op orde was. Deze laatstgenoemde kosten zijn voor rekening van de betreffende waterbeheerder(s). Indien geen sprake is van een wijziging van het bestemmingsplan is een tekort aan regulier waterbergend vermogen voor rekening van het waterschap. Indien bij herstructureringsplannen het oppervlak aan verharding niet toeneemt, en het waterschap in het verleden tegen de mate van verharding geen bezwaar heeft gemaakt, zijn de kosten in principe voor het waterschap.
in het bestaand stedelijk gebied, dan nemen wij onze verantwoordelijkheid daarvoor. Bij herstructurering is het waterschap in dat geval bereid
1
Het artikel is nader uitgewerkt in de Handreiking ‘Uitwerking kostenveroorzakingsbeginsel VNG en UvW’ (Den Haag, 2005)
Waterschap Groot Salland kiest er tot het moment van vaststelling van de beleidsnotitie voor om een bijdrage te leveren aan de investeringskosten van nieuw stedelijk water. In dat geval houdt de gemeente bij de exploitatie rekening met deze bijdrage, zodat in de grondprijs die de gemeente aan derden vraagt geen kosten van waterberging en andere waterstaatkundige voorzieningen worden meegenomen. Parallel aan het proces tot vaststelling van de beleidsnotitie wordt er binnen Waterschap Groot Salland overwogen deze bijdrageregeling te beëindigen en in plaats daarvan uit te gaan van het kostenveroorzakingsbeginsel. Besluitvorming hierover zal plaats vinden door het Algemeen Bestuur van Waterschap Groot Salland.
44
waterlopen en vijvers aan te leggen, als het watersysteem daardoor verbetert en de gemeente daarvoor grond beschikbaar stelt.
9.4
Wij dragen bij aan plannen derden met waterdoelen
Samen met onze partners werken we aan integrale plannen en projecten waarbij waterdoelen een rol spelen. In onze begroting houden wij rekening met een bijdrage aan plannen van derden die een bijdrage leveren aan onze eigen doelstellingen uit het waterbeheerplan. Het waterschap maakt per plan een bestuurlijke afweging om al dan niet financieel bij te dragen. De hoogte van de bijdrage hangt af van de mate waarin het waterschapsdoel wordt bereikt, waarbij wij een brede blik hanteren. In de realisatieparagraaf worden de doelen, ambities en middelen voor elk waterschap afzonderlijk beschreven.
45
Begrippenlijst
Afkoppelen: de afvoer van regenwater loskoppelen van afvalwater naar de rioolwaterzuivering Afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. (Afval)waterketen: de keten van waterproductie (drinkwaterbedrijven en individuele drinkwaterwinning), waterverbruik (huishoudens, bedrijven en instellingen), inzameling en transport van afvalwater (gemeente en waterschappen) en rioolwaterzuivering (waterschappen). Baggeren: baggeren omvat alle werkzaamheden die nodig zijn bij het weghalen van zand, slib en andere lagen van de waterbodem. Maar ook landaanwinning en opschonen van het oppervlaktewater. Baggerspecie: baggerspecie is baggermateriaal (vaak een vloeibaar mengsel van grond en water) dat bij het baggeren van sloten en waterwegen vrijkomt. Basisinspanning: de basisinspanning (synoniem emissiespoor) houdt in dat aan de vuiluitworp van riooloverstorten op het oppervlaktewater een bepaald maximum wordt gesteld. Voor het voldoen aan het emissiespoor moet door de gemeente een bepaalde inspanning worden gedaan, deze inspanning wordt aangeduid met het begrip ‘basisinspanning’. Berging: het volume water dat aanwezig is in een gebied, in een nader aan te geven deel van de grond of riolering. Bodempassage: verzamelnaam voor voorzieningen waarbij hemelwater de bodem wordt ingeleid en via een onderliggend drainagesysteem naar oppervlaktewater wordt afgevoerd. Debiet: staat voor de hoeveelheid water die een watergang per tijdseenheid transporteert of afvoert. Drooglegging: het hoogteverschil tussen het maaiveld (of de bodem van een kruipruimte) en het peil van een watergang.
46
Duiker: waterdoorgang onder wegen of dijken. Wordt ook wel zinker genoemd. Gemaal: een gemaal dient in principe om water van een laag peil naar een hoog peil te brengen, waarvan de noodzaak kan liggen in wateroverschot aan de lage kant (afvoer) of in waterbehoefte in het gebied aan de hoge kant (aanvoer). GRP: zie verbreed GRP. Hittestress: verschijnsel tijdens een periode met uitzonderlijk warm weer. Wanneer vochtverlies van het menselijk lichaam, door overmatig transpireren, niet of weinig wordt aangevuld kunnen grote problemen ontstaan. Het lichaam droogt uit. Een hartaanval of een beroerte kan het gevolg zijn. Infiltratie: infiltratie is een term uit de hydrologie, bodemkunde en het waterbeheer en betekent dat water in de bodem dringt en in de onverzadigde zone van de bodem komt. Kaderrichtlijn Water (KRW): op 22 december 2000 is de Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn, die bedoeld is om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater op goed niveau te krijgen en te houden. Keur: de keur is een verordening met regels die een waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Klimaatadaptatie: aanpassing aan klimaatverandering Klimaatverandering: de verandering van het gemiddelde weertype of klimaat over een bepaalde periode Legger: een bij besluit van de waterbeheerder vastgesteld register van waterstaatswerken (bijvoorbeeld boezemwateren) met daarin per waterstaatswerk de vereiste afmetingen, de onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen. Legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet of in artikel 78 tweede lid van de Waterschapswet. Mitigatie: vermindering van de snelheid en omvang van klimaatverandering door het terugdringen van broeikasgassen Natuurvriendelijke oever: een oever waarbij naast de waterkerende functie vooral rekening gehouden wordt met natuur en landschap. Ecologisch gezien is deze oever een dynamische zone.
47
Optimalisatiestudie Afvalwatersysteem (OAS): een studie waarin de optimalisatie en afstemming tussen riolering, bemaling en inrichting van de zuivering wordt uitgewerkt. Ontvangstplicht: artikel 5.23 van de Waterwet verplicht eigenaren van land langs watergangen om de verspreiding van, bij regulier onderhoud vrijkomende, bagger en maaisel op hun land te accepteren. Dit wordt de ontvangstplicht genoemd. Ontwateringsdiepte: het hoogteverschil tussen het maaiveld en het grondwaterpeil. Oppervlaktewater: oppervlaktewater is het zichtbare water; het water in rivieren, sloten, kanalen, meren en dergelijke. De zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater is een van de taken van een waterschap. Overstort: zie riooloverstort Riolering: het stelsel van riolen, rioolputten en bijbehorende voorzieningen voor de inzameling en het transport van rioolwater. Riooloverstort: de lozing van afvalwater via een overstortdrempel naar oppervlaktewater. Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI): het totaal van de grond, gebouwen en apparatuur voor de zuivering van afvalwater. Ruimtelijke kwaliteit: Het totaal van toekomstwaarden, gebruikswaarden en belevingswaarden. Deze waarden hebben betrekking op eigenheid, identiteit, herkenbaarheid en continuïteit. Het gaat niet alleen om huidige waarden van gebieden en objecten, maar ook om de potenties ervan. Schoonhouden-scheiden-zuiveren: in de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Stadslandbouw: het telen, oogsten en afzetten van voedsel in of in de nabijheid van de stad. Stadslandbouw integreert diverse, actuele onderwerpen als gezondheid en voeding, sociaal-maatschappelijke ontwikkeling, groen in en om de stad, duurzaamheid en klimaat, tijdelijk ruimtegebruik en de relatie stad-platteland. Stedelijk watersysteem: onder stedelijk water verstaan wij het water dat deel uitmaakt van het watersysteem in de bebouwde kom, inclusief bedrijven- en industrieterreinen en glastuinbouw.
48
Streefbeelden: door gemeente en waterschap gezamenlijk op te stellen streefbeelden voor stedelijk water, met daaraan gekoppeld een gewenste beeldkwaliteit en de benodigde beheer- en onderhoudsmaatregelen. Zo wordt de ruimtelijke kwaliteit en de functie van water in de stad geborgd, tevens de waterhuishoudkundige voorwaarden hiervoor. Stuw: waterbouwkundige constructie waarmee in de loop van een watergang wordt ingegrepen om de waterspiegel achter de stuw te verhogen. Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP): een document waarin een gemeente beschrijft hoe wordt omgegaan met de zorgplicht voor de inzameling, transport en lokale verwerking van afvalwater, hemelwater en grondwater. Verhard oppervlak: oppervlak in stedelijk gebied waar neerslagwater niet kan infiltreren maar oppervlakkig afstroomt (huizen, daken, straten en dergelijke). Vasthouden-bergen-afvoeren: wateroverlast ontstaat als overvloedig water nergens naartoe kan. Daarom gebruiken de waterbeheerders een 3 trapstrategie: overvloedig water wordt eerst vastgehouden in de bodem, vervolgens tijdelijk opgevangen en tot slot pas afgevoerd. Wadi: een bufferings- en infiltratievoorziening, die tijdelijk gevuld is met regenwater. De naam verwijst naar de Arabische naam voor een vaak droogstaand rivierdal. Waterkwaliteitsspoor: voor het waterkwaliteitsspoor geldt dat na het bereiken van de basisinspanning de resterende vuiluitworp uit het rioolstelsel op het oppervlaktewater geen belemmering mag zijn voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit. Is dit toch het geval, dan moeten boven op de basisinspanning nog aanvullende maatregelen worden getroffen. Waterlichaam: waterlichamen zijn wateren van aanzienlijke omvang, zoals (een deel van) een rivier, kanaal of een meer. Over de waterkwaliteit in deze waterlichamen rapporteert het waterschap straks naar de Europese Unie. Dit betekent niet dat de waterkwaliteit in waterlichamen meer aandacht krijgt dan in wateren die niet als waterlichaam zijn aangewezen. De Kaderrichtlijn streeft immers een goede waterkwaliteit na in alle wateren. Het is echter niet werkbaar en wenselijk om de waterkwaliteit van elk meer en elke sloot te rapporteren aan de Europese Unie. Wateroverlast: het optreden van waterstanden boven maaiveldniveau waarbij hinder of schade wordt ondervonden.
49
Watertoetsproces: procesinstrument waarmee waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze worden meegewogen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium.
50