De groenteveiling Beverwijk door Jos J. Appelman
Ir. J. Camfferman verzorgt bij Radio Beverwijk het programma ‘De Wijk terug in de tijd’ dat elke zaterdag wordt uitgezonden tussen 12.00 en 13.00 uur met als doel een historische blik te geven op het leven in Beverwijk. In 1998 vroeg hij de heer Appelman, die van 1968 tot 1989 directeur was van de Coöperatieve Tuinbouwveiling “Beverwijk”, om voor Radio Beverwijk iets te vertellen over het wel en wee van de groenteveiling alhier ‘ in zijn periode’. Er volgden drie radio-interviews ; op 12 december 1998 en op 13 maart en 9 mei 1999. Uit de inhoud van die gesprekken is dit artikel samengesteld.
W
at is een veiling? Een veiling is een concentratie- en verzamelpunt. Tuinders en kopers komen er samen. De tuinder brengt er zijn producten en de koper neemt af wat hij heeft gekocht. De redenering die eraan ten grondslag ligt is: concentreer vraag en aanbod op één plek, dan behaal je een optimale prijs. Uit het voorgaande volgt dat de veiling dus een overslagbedrijf is. Tuinders brengen er hun producten in en kopers nemen er de door hen gekochte producten af. Een veiling is ook een prijsvormingsinstituut. De tuinders/aanvoerders vertrouwen de door hen geleverde producten aan de veiling toe. De veiling verkoopt ze aan de hoogst biedende kopers door gebruikmaking van een afmijnklok. Er wordt verkocht bij afslag. De veiling heeft een kasfunctie en houdt daarvoor een debiteuren- en crediteurenadministratie bij. De opbrengst van de producten wordt aan de tuinders uitbetaald onder inhouding van een provisiepercentage, nodig voor de continuïteit en het managen van het veilingbedrijf. De opbrengst voor de tuinders is gelijk aan de koopsommen die kopers dienen te betalen. De veiling zorgt voor inning ervan en draagt het debiteurenrisico. De veiling keurt de producten op hoeveelheid, kwaliteit en sortering (maat) en garandeert die. We zullen enkele functies van de veiling nader bekijken in het perspectief van de tijd.
Bloembollenveiling in het gebouw van de groenteveiling aan de Breestraat omstreeks 1948. Foto Museum Kennemerland HGMK Ledenbulletin 28, 2004
52
1. Het veilingbedrijf De keuring der producten
de veilingbrief.
De tuinder bracht zijn spullen en loste die in de hal op aanwijzing van het veilingpersoneel. Het werd neergezet in volgorde van binnenkomst, alle groentesoorten door elkaar. De tuinder deponeerde een beurtvaartadres (de veilingbrief) op de partij en vertrok meestal naar huis. Hierdoor was hij als het ware aan de veiling overgeleverd. Maar je kunt het ook anders zeggen: hij had vertrouwen in het systeem. De keurmeester vulde de veilingbrief in, telde de kisten, woog de inhoud steekproefsgewijs en noteerde de kwaliteit op de veilingbrief. Hij gaf de partij tenslotte een kavelnummer. De brieven werden verzameld om te worden gebruikt bij de klok en een duplicaat ging naar de administratie. Deze wijze van werken was zeer arbeidsintensief. Het was ook zwaar werk in de tochtige hal. Veilingpersoneel werkte onder grote tijdsdruk, want de tuinders kwamen massaal op het laatste nippertje binnen. Door de werkdruk werden gemakkelijk fouten gemaakt en daar werd het personeel dan op aangesproken. Ook dat vroeg enorm veel tijd en was dikwijls aanleiding voor verhitte hoofden, wat niet altijd bevorderlijk was voor een goede sfeer. Daar moest wat aan gedaan worden. Wat ik nu in een paar zinnen ga vertellen, was in werkelijkheid een proces van jaren. De veilingmeester moest van het invullen van de brieven af. Dat zou dan de tuinder moeten doen met als vertrekpunt dat de tuinder zelf het beste weet wat hij aanvoert en wat er eventueel op zijn product valt aan te merken. De keurmeester moest zich gaan beperken tot zijn eigenlijke functie als controleur en toezichthouder. Dat controleren, het keuren, deed hij steekproefsgewijs. Dat scheelde hem een hoop werk en hij kon zich beter kwijten van zijn eigenlijke taak. De verantwoordelijkheid kwam daar te liggen waar die moest zijn: bij de tuinder. Als de keurmeester het niet eens was met wat de tuinder op zijn brief had ingevuld, dan had hij een probleem, want de tuinder was al naar huis. Soms kon die nog worden gebeld, maar meestal was hij onbereikbaar op zijn akker. Het gsM’etje was toen nog niet bekend. De oplossing: we zetten een keurwagen buiten, bemanden die met een keurmeester en lieten daar alles controleren voordat gelost werd in de hal. De keurmeester had zo persoonlijk en direct contact met de aanvoerder en als er al eens een geschilpunt was, dan kon dat onmiddellijk worden geregeld. Dat ging perfect. Het werkte snel en efficiënt, er was geen gezeur achteraf, en ...rust in de tent!
Intern transport: de veiling als overslagbedrijf Toen ik in 1968 aantrad was de spiksplinternieuwe perronloods nog maar enkele jaren in gebruik. Een novum, een revolutie in de veilingwereld. Tot dan moest elke kist met het handje worden gelost op de grond en na het veilen op een kopersauto worden getild. Een ruggenwerk, een heidens karwei, elke dag weer opnieuw. De perronloods maakte daaraan in een keer een einde. De auto werd met de achterzijde geparkeerd tegen het perron dat, gemeten vanaf de straat, 1,10 m hoog was. Maar niet elke laadbak was zo hoog. Het geringe niveauverschil werd dan overbrugd met een loopplank. Met een (klem) steekwagen konden in een keer 5 tot 8 kisten worden gelost of geladen. Men kwam van de hel in de hemel. Een uitkomst was het. Een vooruitgang die zijn weerga niet kende. In de jaren zeventig deed de heftruck zijn intrede. Daar kon je wel 30 tot 40 kisten tegelijk mee heffen en vervoeren. Maar dat vereiste een totaal andere hal: de vloer moest terug naar het maaiveld en strak en glad zijn, dus van asfalt. Er werd overwogen om de perronhal om te bouwen, maar dat bleek technisch onmogelijk. Dus werd er een nieuwe hal gebouwd met ruime paden voor het heftruckvervoer. De perronloods werd verhuurd aan Arie Vooren, fruitgrossier en wielrenner. In de nieuwe loods werden schuifdeuren aangebracht van 4,10 m hoog en zo breed dat vrachtwagens naar binnen konden om te worden gelost en geladen. Je moest investeren om mee te kunnen doen in de vaart der volken! Aanvankelijk werd gewerkt met knijpklemmen. Een stapel van 30 tot 40 kisten werd daarmee als het ware vastgeklemd. Dat was voor de levensduur van de houten kisten niet zo goed en voor de daarin verpakte groenten al helemaal niet. En toen gebeurden er twee dingen: Het houten fust werd vervangen door een kunststof krat. Tot dan had elke veiling zijn ‘eigen’ fust, voor ieder duidelijk herkenbaar aan de afgekorte naam van de veiling die erop stond. Het fust was van hout gemaakt en had diverse afmetingen: het zal duidelijk zijn dat het product aardbeien een ander soort fust vroeg dan kool. Het ‘eigen’ fust verdween. De veiling gaf een stukje zelfstandigheid prijs door over te stappen op eenheidsfust, in gezamenlijk beheer. Voor ieders gevoel gingen de veilingen daarmee een slag in de rondte: een stuk eigen verantwoording prijs geven was bijna als vloeken in de kerk. De handel, vooral de export, maakte in toenemende mate bezwaar tegen ‘het eigen fust’. Een koper die op meerdere veilingen kocht moest er thuis een sorteercentrale op na houden, want het fust moest steeds terug naar de veiling waar hij het had gekocht. Dat bracht aanzienlijke kosten met zich mee. Er ging een fiks bedrag aan ‘dood’ kapitaal inzitten. De koper moest statiegeld betalen aan de veiling. En het kon soms maanden duren voordat het fust uit het buitenland terug was. De kunststof krat was eenheidsfust dat op alle veilingen kon worden ingeleverd. Het ei van Columbus. Maar, één probleem opgelost, meerdere erbij! HGMK Ledenbulletin 28, 2004
53
De belading van een vrachtauto met een vorkheftruck. fotostudio Honing coll. Museum Kennemerland
Al spoedig bleek dat de krat geen lang leven was beschoren. Het zonlicht maakte het materiaal broos en breekbaar. Oplossing: de kratten van andere grondstoffen maken en/of overkappingen bouwen. Het laatste kon snel worden gerealiseerd en werd dus uitgevoerd. Maar het vinden van weerbestendige kunststof was langetermijnwerk. Een tweede probleem was het gewicht van de krat. Hij was heel licht wat voor het tillen erg prettig was, maar met een beetje wind waaide een stapel kisten gemakkelijk naar de tuin van de buren. De tuinders waren er aanvankelijk dus helemaal niet blij mee. Ik heb het meegemaakt dat een tuinder zijn auto had volgeladen met lege kisten. Voordat hij er aan toekwam om de kisten te verankeren waaide met een rukwind de hele lading van de auto, op één kist na. En die werd toen met een wilde trap van de auto geschopt. Hij was zo boos dat hij zonder kisten met een sneltreinvaart het veilingterrein verliet. Hij kwam pas terug toen zijn woede was bekoeld. Maar we moesten er maar mee leren leven, het waaide ook niet elke dag even hard. Een derde probleem was het laden zelf of eigenlijk het verankeren van de lading. De lange zijden van de kratten waren slap en kwetsbaar en als de lading met een touw werd vastgesjord werden de kisten verwrongen en gekneusd, maar ook de zich daarin bevindende producten hadden eronder te lijden. Om dat te voorkomen werden de aanvoerders verplicht hoeklatten aan te leggen. Weer meer werk, weer meer kosten was het commentaar. En dat was ook wel zo, maar wilde je mee in de vaart der volken, dan had je geen keus. Ook de klemheftruck die eerder zijn intrede had gedaan vervormde de kisten en kwetste de producten. De oplossing daarvoor was de invoering van pallets en de ombouw van klemheftruck naar vorkheftruck. Dat de invoering van gemeenschappelijk fust niet vanzelf is gegaan, laat zich raden. Na veel geharrewar kwam het er tenslotte van: een landelijke veilingfust- en palletpool, van waaruit de veilingen van fust werden voorzien. Het voert te ver om de organisatorische kinderziekten daarvan te memoreren. Maar die waren niet gering. Al werkende bleek er nog een probleem te ontstaan: er waren veilingen met ‘smerige’ producten, zoals aardappelen en bieten, en ‘schone’ veilingen zoals fruitveilingen. (Het voorbeeld is misschien niet helemaal zuiver, maar voor de beeldvorming van de lezer is het het meest duidelijk.) Omdat de kisten overal (d.w.z.: op alle veilingen) konden worden ingeleverd, kon het gebeuren dat een fruitveiling smerige kisten kreeg van een aardappelveiling. En de veiling was verplicht om de kisten in te nemen. Herrie in de tent. Oplossing: wassen. Maar wie ging er wassen voor wie? Moest de schone veiling opdraaien voor de vuile? En... er waren helemaal geen wasmachines! In afwachting van de ontwikkeling en komst van wasmachines -en dat zou jaren duren- werden de veilingen verplicht om vervuiling te voorkomen door b.v. de aanvoerders te verplichten de bodem van de kist te bedekken met vetvrij papier. De koper werd verplicht de bakken zonder papier bij de veiling in te leveren. Daar kwam in de praktijk weinig van terecht. De veiling werd gedwongen de kist bij ontvangst te ontdoen van papier en/of vuil. Elke kist moest met de hand worden gekeerd. Een hels karwei, waarvoor parttimers en studenten werden ingezet. Het was onbegonnen werk en er werd voortdurend de hand mee gelicht. De kisten waren soms zwaar van de klei als ze afkomstig waren uit gebieden waar men er aardappelen in had gerooid. Ze werden massaal misbruikt, ook voor andere dan veilingdoeleinden. Je kon ze bijvoorbeeld vinden op de wekelijkse markt, gevuld met sokken en onderbroeken. En zoals ik eerder memoreerde: ook handelaren zelf misbruikten het fust door ermee de boer op te gaan en er bunders en bunders aardappelen HGMK Ledenbulletin 28, 2004
54
Een wagen met boerenkool in het nieuwe doorrij-gebouw van de BET-veiling aan de Meerstraat in 1937. Foto Museum Kennemerland
in te laten rooien bij akkerbouwers die geen veilplicht kenden. Het was een doffe ellende tot de volautomatische wasmachine zijn intrede deed en alle kisten na elke roulatie werden gewassen en ontsmet.
Het veilen der producten De tuinder bracht zijn groenten naar de veiling, of liet ze door derden naar de veiling brengen. Aanvankelijk werden de partijen in volgorde van binnenkomst neergezet. Elke partij was een kavel en elke kavel kreeg een nummer: alle groentesoorten door elkaar. De aanvoerder was verplicht om met elke partij een veilingbrief (beurtvaartadres) in tweevoud mee te geven. De brief werd op de partij gelegd. Het duplo was voor administratieve verwerking en ging naar het kantoor. Het systeem had ogenschijnlijk een voordeel: de koper kende de tuinders en hij wist van welke tuinder hij wel of niet moest kopen of voor een hogere of lagere prijs. Er werd gekocht op naam zoals dat heette. En men deed dat blindelings. De beste partijen brachten ogenschijnlijk altijd meer op dan minder goed verzorgde producten. Ogenschijnlijk, want bij oplopende markt –als gevolg van schaarste– kon het gebeuren dat een kwalitatief mindere partij die later werd geveild een hogere prijs maakte. En omgekeerd, dat bij dalende markt een kwalitatief uitstekend product minder opbracht dan een slechte partij die eerder was geveild. Vraag en aanbod bepaalden de prijs in hoge mate en niet altijd de kwaliteit. Daar zat iets onredelijks in. De oplossing zou zijn elk product van dezelfde kwaliteit in een blok aan te bieden en iedereen dezelfde prijs uit te betalen. Iedereen binnen dat blok, wel te verstaan. Maar er kwam opstand onder de tuinders. Hij die dacht dat hij voor zijn product gemiddeld meer zou krijgen dan zijn collega was mordicus tegen. Dus was eigenlijk iedereen tegen. Hoe kwamen we daaruit? We hebben van drie aanvoerders de gemiddelde prijs per product uitgerekend. Per dag, per week, per maand, per jaar. En dat over een drietal jaren; van een als uitstekend bekend staande tuinder, een ‘gemiddelde’ en een ‘slechte’. De ‘gemiddelde’ tuinder bleek het best af te zijn. Het ijs was gebroken. De handel was eveneens mordicus tegen. Ik zie Cor Zonneveld uit Haarlem nog voor me, boven in de bestuurskamer. Na een uiteenzetting mijnerzijds legde hij zijn armen om de schouders van zijn collegae rechts en links van hem. “Nou Appelman, jij hebt mooi gesproken, want dat kan je goed, maar de handel is mordicus tegen. Wij doen er niet aan mee. Het wordt allemaal eenheidsworst en ik wil het product hebben van die tuinder waarvan ik weet dat het 100% is. Dat recht kan je me niet ontnemen. Ik heb gezegd.” Argumenteren hielp niet meer. Er was geen doorkomen aan. We moesten het huiswerk overmaken c.q. verbeteren. Het doel is uiteindelijk in etappes bereikt. We zijn begonnen met de hoofdproducten –sla, andijvie, bospeen, spinazie– bij elkaar te zetten en op persoonsnaam te veilen. Toen iedereen dat had geaccepteerd was de volgende stap: de kwaliteiten i en ii apart te zetten. We bleven op persoonsnaam aanbieden. Intussen broedden we op de mogelijkheld het ‘en bloc’ verkopen te introduceren met uitsluiting van de geopperde knelpunten. We schoven er een competitie-element in. Voor elk product waren er kwaliteitseisen waaraan moest worden voldaan. Die eisen waren uiteraard niet star: er waren marges met een onder- en HGMK Ledenbulletin 28, 2004
55
bovengrens. In grote lijnen kwam het hierop neer: voldeed een product niet aan de eisen van kwaliteit i dan werd het automatisch ii. Voldeed het ook daaraan niet, dan werd het niet geveild. Het competitie-element bestond hierin dat we, gebruik makend van de marges, de kwaliteiten i en ii opsplitsten in a en b. Elke tuinder wilde natuurlijk in blok a en de keurmeester aan de keurwagen bepaalde dat. Aanvankelijk werd er veel b en weinig a aangevoerd. We hadden de lat hoog gelegd. En het werkte. We begonnen bescheiden met één product als proef en toen iedereen het voordeel van het blokken inzag, breidden we het aantal producten uit. Natuurlijk zijn er heel wat tussenstapjes geweest om het uiteindelijke doel te bereiken. Het gevolg van het systeem was dat het kwaliteitsniveau over de hele linie verbeterde. De opkomst van het grootwinkelbedrijf was ook een factor van betekenis om te doen zoals wij deden. De tijd van de groenteman in de veilingbanken voor de aankoop van enkele kistjes was erg gezellig, maar paste al lang niet meer in de moderne bedrijfsvoering waarin alles snel en efficiënt moest verlopen. De supermarkten wilden grote partijen van gelijke kwaliteit. Bij verkoop op naam stond men soms voor verrassingen en wel in negatieve zin. Bovendien: het veilen op naam vroeg te veel tijd, het duurde te lang. Kortom: er was alle reden om het ‘en bloc’ veilen door te zetten en te realiseren. Het mag duidelijk zijn dat de keurmeester een bijzonder verantwoordelijke taak kreeg in deze nieuwe situatie. Zou zijn aandacht verslappen, dan zou het kwaliteitsniveau kunnen dalen, terwijl de maatregelen juist mede waren genomen om die op te vijzelen. Maar het is goed gegaan.
De opkomst van koelcellen De kracht van veiling Beverwijk was dat er verse producten van uitstekende kwaliteit werden aangevoerd. Dat was te danken aan het vakmanschap van de tuinders en de gunstige groeiomstandigheden in met name het Heemskerkse tuinbouwgebied. Het had ook te maken met voorlichting. Ik merkte op dat er een vers product werd aangevoerd. Dat was ook zo. Praktisch elk product werd ’s morgens in alle vroegte geoogst. Met man en macht was men voor dag en dauw in de weer. Om de sterk stijgende kosten het hoofd te kunnen bieden moest er steeds meer worden geproduceerd. Maar het arbeidsvermogen, zelfs van een tuinder, kende zijn grenzen. Een uur bleef een uur en een dag bleef een dag. Dat had tot gevolg dat de tuinder tenslotte langere dagen moest maken en/of dat hij moest zien zijn productieperiode, het seizoen, te verlengen. Beide gingen hand in hand. De eerste kassen werden gebouwd. Ging men niet over op glas, dan werd de tuinder gedwongen te oogsten op delen van de dag dat hij liever ander werk zou doen. Dat stond op gespannen voet met het predikaat ‘vers geoogst’ dat daardoor moeilijk meer voor de hele productie zou kunnen gelden. Onder de druk van deze omstandigheden ontstond de glasgroenteteelt. Niet iedereen kon de investering daarvoor opbrengen, maar ook planologisch waren er problemen. Anderen kozen ervoor een koelcel te bouwen. De veiling zag dat met lede ogen aan, maar kon de ontwikkeling moeilijk tegenhouden; wilde dat trouwens ook niet. Maar het was wel een punt van voortdurende zorg, omdat producten uit de koelcel gemakkelijk in het bvo-circuit belandden. Bvo betekent: buiten de veiling om. Zorg ook omdat er geen controle was of de tuinder er wel goed mee omging. Immers, als je een product de hele dag in de zon laat staan en pas dan in de koelcel zet, kun je moeilijk spreken van vers. En wie controleerde dat? Er werd dus campagne gevoerd om zo min mogelijk overdag te oogsten en het product na de oogst zo snel mogelijk in de koelcel te plaatsen.
De vacuümkoeling: het deksel gaat omlaag en de ketel wordt gesloten en vacuüm getrokken. fotostudio Honing coll. Museum Kennemerland HGMK Ledenbulletin 28, 2004
56
Aan de rand van Beverwijk in 1937: de aardbeienpluk zoels die toen alom voorkwam Foto Museum Kennemerland.
Spoedig werd duidelijk dat de handel de voorkeur gaf aan nietgekoelde producten. Men achtte alles wat uit de koeling kwam niet vers. De handel eiste van de veiling bij elke partij aan te geven of het wel of niet gekoeld was. Aan die eis werd tegemoet gekomen. Ook de veiling bouwde koelcellen om er met name bloc-producten in te koelen en ruimte te verhuren aan die tuinders die niet zelf over een koelcel beschikten. Langs de wegen zagen we toen de eerste gekoelde vrachtwagens verschijnen. En toen ontstond al gauw de idee van ‘gesloten (koel)keten’ om de versheid en de houdbaarheid te optimaliseren. Met gesloten koelketen wordt bedoeld dat het product onmiddellijk na het oogsten wordt geconditioneerd en dat vervolgens blijft tot in het schap van de groenteman of supermarkt.
Invoering van de vacuümkoeling Een nadeel van elke koeling was dat het product warm in de cel werd gebracht en het te lang duurde voor het op de vereiste temperatuur was. M.a.w. de inkoelperiode duurde te lang. Dat had ongetwijfeld een achteruitgang van de kwaliteit tot gevolg. Men zon op mogelijkheden om het koelproces te versnellen. Invoering van het vacuümkoelen zou de oplossing zijn. Wat gebeurde er bij het vacumeren? Een aantal pallets met product werd in een ketel gereden. De klep werd gesloten en de ketel met product werd vacuüm getrokken. In een fractie van de tijd die tot dan nodig was, werd zo het product op de vereiste temperatuur gebracht. Een prachtige uitvinding, maar eer de laatste partij werd gevacumeerd was het uren later en dat was net niet de bedoeling. M.a.w. de capaciteit was te klein. Natuurlijk zou er een ketel bijgeplaatst kunnen worden, maar een installatie was dermate duur dat die voor de relatief goedkope groenten als sla en andijvie niet rendabel kon worden gemaakt. Intussen waren er legio experimenten om met mechanische koeling hetzelfde effect te bereiken dan wel zoveel mogelijk te benaderen. Dat lukte aardig en zo zijn de grote koelcellen in de veiling omgebouwd en ingericht volgens het laatste concept, dat uitstekend heeft voldaan.
HGMK Ledenbulletin 28, 2004
57
2. De veilingorganisatie De fusie van de (Beverwijkse) veilingen Zolang er veilingen zijn –en die zijn er al sinds 1887– is er over fusie gesproken en zijn er legio gerealiseerd. Het is ondoenlijk om alle –soms emotionele– facetten van dat proces te schilderen. Er waren zoveel belangen die een rol speelden, dat we ons drastisch moeten beperken om het enigszins overzichtelijk te houden. Belangen van tuinders bijvoorbeeld. We moeten bedenken dat elke tuinder zijn eigen bedrijf runde, dus zijn eigen plan voor de toekomst moest trekken. Dat kon betekenen dat de uitkomst voor de een afweek van, of soms tegengesteld was aan die van zijn buurman. Ieder vocht voor zijn eigen straatje en op zijn eigen wijze. Het ging er soms hard aan toe: met de mond en soms ook met de vuist. De tuinder had toeleveranciers van zaden, planten, materialen, vervoersmiddelen en bedrijfsgebouwen. Ook die toeleveranciers speelden, zij het op de achtergrond, hun spel mee. Aan koperszijde was dat niet anders. Elke koper had zijn eigen bedrijf te verdedigen althans te beoordelen op welke wijze hij het best zijn voordeel kon halen bij een veilingfusie. En de belangen van de een waren soms tegengesteld aan die van de ander. Een groenteboer had een totaal ander bedrijf dan een exporteur. En een commissionair had totaal andere belangen dan een grossier. De standsorganisaties bemoeiden zich dikwijls met de ontwikkelingen en namen stellingen in zonder partij te zijn en zonder verantwoordelijkheid te dragen. De banken speelden hun spel mee via de individuele tuinder en onthielden die niet hun voorkeur voor of afkeer tegen een bepaalde veiling of combinatie. De tuinbouwvoorlichtingsdienst: van hetzelfde laken een pak. En niet te vergeten: de landelijke veilingorganisatie, het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland, dat soms terecht, soms niet terecht veilingen in een bepaalde richting stuurde. In dit krachtenveld ontwikkelden zich de veilingfusies, ook in Beverwijk. Het was voor de veilingbesturen een heidens en ondankbaar karwei, waarvan het al of niet slagen hen soms persoonlijk werd aangerekend. Er zijn er aan onderdoor gegaan! Dat het allemaal zo moeizaam verliep had te maken met de vele persoonlijke belangen en het feit dat men die vaak liet prevaleren boven zakelijke afzetbelangen. Maar het is er toch van gekomen. Om te illustreren hoe moeizaam het soms verliep, put ik uit mijn eigen ervaring: Het was begin jaren vijftig. De zeven Westfriese veilingen kwamen in Hoorn bijeen om te praten over een veilingfusie. De leiding was in handen van de toenmalige voorzitter van het Centraal Bureau, de heer Maarten Prins. Ik hoor het hem nog zeggen: “Trek er maar tien jaar voor uit”. Dat vond ik, jong en onervaren als ik toen nog was, al te gek. Daar trek je toch geen tien jaar voor uit? Fuseren, dat doe je gewoon. Maar het duurde geen tien jaren, het duurde geen twintig jaren, het duurde ruim dertig jaren voor er een fusie tot stand kwam! Voor een goed begrip eerst iets over de geschiedenis van de Nederlandse veilingen.
Geschiedenis van de Nederlandse veilingen in een notendop De ontwikkelingen in Beverwijk kunnen niet worden los gezien van de ontwikkelingen elders, vandaar een globale schets. De eerste veiling ontstaat in 1887 te Broek op Langedijk. Dat was zo’n groot succes dat het snel navolging kreeg. Dat is begrijpelijk als we weten dat, aan het einde van de 19e en het begin van de 20ste eeuw, de tuinders waren overgeleverd aan de willekeur van de kopers. De tuinder gaf zijn producten namelijk in consignatie mee aan de handelaar/commissionair, die ze naar de stad bracht om ze daar te verkopen. De tuinder had daar geen enkel zicht op en moest maar afwachten of er wat voor hem overbleef.
Beverwijkse tuinders en groentehandelaren, Wijker boertjes, op de Prins Hendrikkade in Amsterdam. Foto Museum Kennemerland HGMK Ledenbulletin 28, 2004
58
Omdat dat kennelijk nogal eens tegenviel, ging de tuinder vervolgens zelf naar de stad om er zijn producten aan de man/vrouw te brengen. De oudere Beverwijkers weten zeker nog wel dat tuinders per boot vertrokken vanaf De Meer richting Amsterdam waar werd afgemeerd aan de Prins Hendrikkade, vanwaar ze over de stad uitwaaierden. De ‘Wijker boertjes’ werden ze genoemd. Of de zelfverkoop financieel beter was dan de verkoop via een tussenpersoon was niet altijd even duidelijk. De wildste verhalen deden de ronde. De verlokkingen van de grote stad waren soms niet te weerstaan, zelfs of ook niet voor tuinders. De situatie in Beverwijk was illustratief voor het hele land. Men kan dus stellen dat de veiling is geboren uit ongenoegen met de zojuist beschreven situatie. ‘We moeten onze krachten bundelen’ was het devies. In elk dorp waar tuinbouw werd bedreven en dat zichzelf respecteerde, werd een veiling gebouwd. Dat was dikwijls niet meer dan een houten gebouwtje aan het water of aan een spoorlijn. Er werd met de mond gemijnd. Men zette in met een hoge prijs, mijnde af en wie het eerst ‘mijn’ riep, werd eigenaar. Het product bracht aldus altijd de hoogst mogelijke prijs op. En dat is zo gebleven, al gebeurt het afmijnen sinds 1905 per klok. In het begin van de eeuw verrezen veilingen als paddestoelen uit de grond. Op een gegeven moment waren er 175 in het land. Nu zijn dat er nog maar een stuk of vijf. In Noord-Holland waren dat er ooit ca. 35 en nu is er geen één meer.
Technologische veranderingen De noodzaak tot krachtenbundeling was altijd aanwezig. Landelijk en dus ook in Beverwijk. Na de Tweede Wereldoorlog raakte Europa op drift. Letterlijk àlles veranderde en ook de veilingen ontkwamen er niet aan. In het kort stip ik heel even de technische revolutie aan, want zo mag het gerust worden genoemd: - met de mond afmijnen evalueerde in klokveilen; - de met de hand uitgeschreven kopersnota’s werden vervangen door met computers geprinte nota’s; - voor afrekening met de tuinders werden de geldzakjes en de kas vervangen door bankrekeningen; - de contante betalingen door kopers werden vervangen door automatische incasso. Het kantoorpersoneel was vroeger soms tot middernacht bezig omdat de veiling niet klopte, waarmee wordt bedoeld dat het bedrag dat aan de tuinders (crediteuren) was verschuldigd exact gelijk moest zijn aan het bedrag dat aan de kopers (debiteuren) in rekening werd gebracht. Dat het zo laat werd kwam omdat er naar een cent verschil werd gezocht, omdat een cent verschil honderd gulden verschil kon zijn. In de jaren zeventig/tachtig zorgde de computer feilloos voor juiste afrekeningen en was de facturering tien minuten na het sluiten van de veiling foutloos gereed. En zo zijn er veel meer technische veranderingen die de veilingen op hun kop zetten. Het hield de veilingbestuurders. de tuinders en de medewerkers bezig en vroeg constant om aanpassing. Je kunt gerust stellen dat alle betrokkenen in de loop der jaren een paar keer een slag in het rond hebben gemaakt.
Aanbodsmarkt wordt vraagmarkt door overproductie De kern van het veilingwezen, de afzet van producten, kwam onder grote druk te staan. Dat kwam eerstens door de opkomst van het grootwinkelbedrijf, als gevolg waarvan de hele structuur aan koperszijde veranderde. De groenteman op de hoek van de straat verdween. Honderden kleine zelfstandigen werden gedwongen te sluiten als gevolg van de moordende concurrentie. Dat was ook te zien in de afmijnzaal van de veiling: er bleef slechts een handjevol kopers over. De concentratie is aan koperszijde zo ver doorgevoerd dat je kunt stellen dat de inkoop in West-Europa voor 80% in handen kwam van slechts vijf kopers. Zij maken nu de dienst uit. De veilingen konden dit proces slechts met moeite volgen. Kort samengevat: de enorme concentratie aan koperszijde vereiste een eveneens enorme concentratie aan de aanbodkant, dus: fusies van veilingen. Een tweede aspect, overigens niet minder belangrijk, was de overproductie van aardappelen groenten en fruit (agf) in Europa. Het waren Nederlandse tuinders die hun kennis overbrachten naar of zelf gingen toepassen in de landen rond de Middellandse Zee en elders. Ook leveranciers van planten en zaden en kassenbouwers zochten hun heil in het buitenland. Zo werd de kennis en kunde van de Nederlandse tuinbouw geëxporteerd. En de tuinders in Frankrijk, Spanje, Portugal en Italië leerden heel snel. De arbeidskosten waren en zijn er een fractie van die in Nederland, de zon gaat er voor niks op en schijnt er overvloediger. Daardoor nam de productie in Europa zó toe dat overproductie het gevolg was. De aanbodsmarkt veranderde in een vraagmarkt. Anders gezegd: tot voor kort produceerde de tuinder en de consument had maar te eten wat de tuinder hem voorzette. Sinds een aantal jaren bepaalt de consument wat hij/zij wil eten en de tuinder moet dansen naar de pijpen van die consument, anders kan hij zijn bedrijf wel sluiten. In dat kader mag de toegenomen mobiliteit van de consument niet onvermeld blijven. Wie was er voor de Tweede Wereldoorlog op vakantie geweest? En als hij er financieel toe in staat was, wie kwam er verder dan Lutjebroek? Na de oorlog is er jaarlijks een exodus van vakantiegangers op gang gekomen naar soms verre buitenlandse bestemmingen. Mensen leerden voor hen vreemde producten eten en waarderen. Eetgewoonten veranderden dus en ook daarmee moest de tuinder/producent rekening houden. Een derde voor de veilingen belangrijk punt was het kostenaspect. De loonkosten plus de afschrijvings- en onderhoudskosten van gebouwen vormden samen meer dan 80% van de exploitatiekosten van de veiling. We weten hoe enorm de loonkosten zijn gestegen: met honderden procenten! Datzelfde geldt voor de bouwkosten. Continuïteit van een bedrijf vereist steeds nieuwe investeringen. Dat gold ook voor de veiling HGMK Ledenbulletin 28, 2004
59
te Beverwijk. Alleen door samen te gaan met anderen was het mogelijk de steeds stijgende kosten het hoofd te bieden. Resumé: De veilingen werden genoodzaakt te fuseren - omdat aan koperszijde een enorme concentratie ontstond - omdat een tekort aan agf werd omgezet in een teveel zodat de aanbodsmarkt veranderde in een vraagmarkt - om de exploitatiekosten van de veilingen in de hand te houden.
Fusie met bloemenveiling ’t Centrum Op 7 en 8 mei 1971 besloten de leden van de groente- resp. bloemenveiling te Beverwijk te fuseren. Dat werd per 1 januari 1972 een feit. Ondanks dat beide veilingen op hetzelfde terrein aan de Parallelweg waren gesitueerd en de voordelen van een fusie evident waren, verliep het fusieproces met veel pijn en moeite. De bloemenveiling was uit haar jasje gegroeid, moest nog meer uitbreiden om de toenemende aanvoer te kunnen opvangen, maar had geen m2 grond om dat te realiseren. De beste optie zou zijn geweest om te verhuizen naar een lokatie elders, bijvoorbeeld rond Heerhugowaard. Men verkoos echter om in Beverwijk te blijven en maakte zich daardoor afhankelijk van de op hetzelfde terrein gevestigde groenteveiling, die in feite zou moeten opschuiven om de bloemenveiling ‘lucht te geven’. Daar wilde het bestuur van de groenteveiling ook wel aan meewerken, maar niet ten laste van de exploitatie van de groenteveiling. Dat gaf begrijpelijkerwijze spanningen. Heel simpel gesteld was de redenering van de man in de straat dat de groentejongens nieuwbouw kregen tegen oudbouwprijs. In werkelijkheid lag het iets gecompliceerder, maar het gaf wel de gevoelens weer die er leefden. Een eventueel opgaan in één bedrijf zou aan dat ‘probleem’ mogelijk een einde maken en een aantal voordelen bieden: - één bestuur = minder kosten, - één directie = minder kosten, - één administratie = minder kosten, - betere benutting van het vloeroppervlak. Immers, de groenten werden ’s morgens geveild, bloemen ’s middags. Resultaat: lagere afschrijvings- en onderhoudskosten. - minder personeel: een deel van de medewerkers zou over-en-weer ingezet kunnen worden. Ergo: besparing op personeelskosten. Kortom: er was duidelijk een aantal economische voordelen te behalen. Maar de cultuurverschillen in beide bedrijven verhinderden een snelle samenwerking c.q. fusie. Door aan subtiele zaken royale medewerking te verlenen was het ijs spoedig gebroken, ontstond er vertrouwen en werd op basis daarvan de fusie tussen beide bedrijven tenslotte een feit. Maar... de exploitatierekeningen moesten gescheiden blijven, dat wel. Voorkomen moest worden dat de bloemen zouden worden opgezadeld met een eventueel exploitatietekort van de groenten en omgekeerd, ondanks het feit dat een hoog percentage van de aanvoerders zowel groenten als bloemen teelden.
Bloemen- en groenteveiling te Beverwijk (bgvb) In het jaarverslag over het eerste huwelijksjaar (1972) staat wat er allemaal aan praktische zaken moest worden geregeld: statutenwijziging; Koninklijke Goedkeuring verkrijgen op de statuten; fiscale vrijstelling aanvragen voor de overdracht van ‘Kennemerland’; liquidatie van de laatste; harmonisatie van de cao’s; gelijkstelling van pensioenregelingen etc. etc. Daar werd veel tijd in gestoken. Ook de nieuwe organisatie kreeg veel aandacht: - hoe kon die het beste worden opgezet - hoe kon die vervolgens worden versterkt en uitgebouwd - hoe kon meer omzet worden gegenereerd - hoe kon rationeler worden gewerkt, waardoor op kosten kan worden bespaard - hoe kon het imago naar klanten (aanvoerders en kopers) worden verbeterd etc. etc. HGMK Ledenbulletin 28, 2004
60
Enkele impressies van de bloemenveiling en de veilingkantine aan de Parallelweg in de jaren ‘60. Foto’s: Museum Kennemerland
Het gefuseerde bedrijf heeft 15 jaren stand gehouden. De bloemen kregen in toenemende mate last van tegenwind in de vorm van voor een deel vooringenomen standpunten van voorlichters en banken, deels omdat de tuinders zich gedwongen zagen te specialiseren en voor een ander deel omdat de grote veilingen een enorme zuigkracht op de tuinders uitoefenden. Er viel niet tegen te vechten. De veiling werd langzaam maar zeker uitgehold. In 1980 werd door twee studenten van de Universiteit voor Bedrijfskunde ‘Nijenrode’ te Breukelen een onderzoek gedaan naar het voortbestaan van de bloemenveiling. De conclusie samengevat met mijn eigen woorden: ‘Je moet wel blind zijn als je niet ziet dat het einde nadert’. Het rapport verdween in de bestuursla. Het bestuur wilde het niet weten. Vijf jaren later, op 31 december 1985, werden voor de laatste keer bloemen geveild in Beverwijk. De deuren van de bloemenveiling werden gesloten. Dat was voor velen een heel emotioneel doch onontkoombaar moment.
Pogingen tot fusering van groenteveilingen in Noord-Holland Er zijn diverse initatieven geweest om tot samenwerking te komen. Met betrekking tot de West-Friese veilingen werd reeds in de jaren vijftig het startsein gegeven in Hoorn. Vorderingen bleven echter uit. In de jaren zestig werd nogmaals een vruchteloze poging gedaan om de acht West-Friese veilingen onder één noemer te brengen. Omdat ook die poging op niets uitliep werd er in de jaren zeventig zwaar geschut in stelling gebracht. Onder leiding van Dick Laan, provinciaal schatkistbewaarder, werd een poging gedaan om concentratie van de veilingen in Noord-Holland te realiseren. Er werd een Werkgroep voor bevordering van Veilingfusies in Noord-Holland samengesteld die in april 1971 rapport uitbracht. Over de positie van Beverwijk lezen we daarin: De veilingen Purmerend en Beverwijk nemen een aparte positie in (...), de prijsvorming op deze veilingen is overwegend goed (...), opgaan in een groter geheel lijkt voor deze veilingen daarom thans weining zinvol. Na bespreking in eigen gelederen werd het rapport ter discussie gesteld en in stemming gebracht in Het Gulden Vlies te Alkmaar, waar bestuursleden van alle veilingen aanwezig waren. Bij handopsteken bleek dat alle veilingen het rapport onderschreven. Maar op de vraag wat de beste locatie van de nieuwe veiling zou zijn gingen weer alle vingers omhoog! Iedereen vond dat ‘zijn’ veiling op de beste locatie stond en dat dààr de concentratie zou moeten plaatsvinden. Einde exercitie dus. Het zal duidelijk zijn dat de poging van een groep tuinders uit heiloo in 1975 met de nodige scepsis werd ontvangen. Maar: er werd weer gesproken. Deskundigen van het CBT werd gevraagd de fusiemogelijkheden te onderzoeken op basis van bedrijfseconomische gegevens. In het vervolgens uitgebrachte rapport werd Beverwijk aangewezen als centrale veiling voor Amsterdam, Haarlem, Purmerend en Alkmaar. Vanaf dat moment was het oorlog. Een oorlog die zou eindigen in een fusie van Alkmaar en Beverwijk ingaande 1 januari 1989 met als locatie: Alkmaar. In het volgende gedeelte staat beschrevenen hoe uit onderzoek van de bedrijfseconomische afdeling van het cbt Beverwijk als centrale locatie van een aantal veilingen werd aangewezen; hoe uit een later onderzoek onder leiding van gedeputeerde Laan Beverwijk voorlopig buiten een Noord-Hollandse fusie zou kunnen blijven omdat de veiling goed draaide. Ik kan mij voorstellen dat u uw ogen niet zult geloven wanneer u vervolgens zult lezen dat Beverwijk fuseert, sluit en in de noordelijk gelegen locatie Alkmaar opgaat. Dat klinkt niet alleen tegenstrijdig; het is het ook. Fusie heeft dan ook weinig of niets te maken met bedrijfseconomische aspecten. Fusie is emotie. Winnaar wordt hij die de emoties het beste kan bespelen. De fusie met Alkmaar had nooit mogen gebeuren op de wijze waarop het is gegaan. De fusie met Alkmaar had nooit mogen worden gerealiseerd op de plaats waar deze in 1989 gestalte kreeg.
HGMK Ledenbulletin 28, 2004
61
Een rustige dag; de uitbreiding van Hal I is gerealiseerd. fotostudio Honing collectie J.J. Appelman
Alkmaar - Amsterdam - Beverwijk - Haarlem - Purmerend ‘Realisering samenwerking groenteveilingen’ kopte het jaarverslag van de veiling in 1975. We herinneren ons het jaar 1975 als het jaar van de olie- c.q. energiecrisis. Als we daaraan denken vormen zich twee woorden: afhankelijkheid en betrekkelijkheid. Een oorlog, uitgevochten ver van ons erf in de Sinaïwoestijn, bleek gevolgen te hebben voor de westerse economie. Oliesjeiks werden zich bewust van hun macht en draaiden de oliekraan een beetje dicht. De westerse wereld reageerde als door een adder gebeten. Plotseling bleek hoe kwetsbaar we waren op het punt van energievoorziening en hoe ver een kleine beperking daarvan doorwerkte in het economisch en maatschappelijk gebeuren. De gebeurtenissen van einde 1973 vormden de afsluiting van een tijdperk, een periode van vrijwel constante groei die toen 20 jaar had geduurd. De stijging van de grondstoffenprijzen, een drastische verhoging van de energiekosten, zou voor menig bedrijf desastreus uitpakken. Vanaf 1973 is continu keihard gewerkt aan kostenbeheersing, opvoering van productiviteit en verhoging van de omzet. In de ledenvergadering van 28 juni 1974 werd gewag gemaakt van besprekingen tussen de veilingen te Alkmaar en Beverwijk. Ze zijn gestart op uitnodiging van de sectie Heiloo van de veiling te Alkmaar. Waarom concentratie? Het jaarverslag vermelde: “Vastgesteld wordt dat het aantal kopers kleiner wordt, waardoor aan de vraagzijde concentratie ontstaat. Daarop is maar één reactie mogelijk: samenbundeling van het aanbod om te voorkomen dat de vraag/aanbodverhouding uit balans raakt.” Ook de veilingen te Amsterdam, Haarlem en Purmerend werden erbij betrokken. Het bestuur van Purmerend liet weten ‘wel belangstellend, maar niet belanghebbend’ te zijn. Zoals gebruikelijk in ons land werd er een commissie in het leven geroepen om knelpunten en problemen te onderzoeken en oplossingen aan te dragen. De commissie was van oordeel dat de belangen van de tuinbouw in het zuidelijk deel van Noord-Holland niet waren gediend met een verder voortgaan op gescheiden veilpunten, terwijl men tevens van mening was dat een vrijblijvende vorm van samenwerking weinig soelaas zou bieden. De commissie kwam ook tot de conclusie dat de betreffende veilingen (Alkmaar, Amsterdam, Beverwijk en Haarlem) een daadwerkelijke fusie dienden aan te gaan, samengaand met een zover mogelijk door te voeren concentratie van de tot dan toe gescheiden veilingactiviteiten. Aan de bedrijfseconomische afdeling van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland (cbt) werd opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen naar de meest wenselijke vestigingsplaats van de nieuwe centrale veiling. Uit het onderzoek bleken twee alternatieve mogelijkheden: a. algehele nieuwbouw op een lokatie tussen Alkmaar en Beverwijk; b. uitbreiding van het veilingcomplex te Beverwijk tot centrale veiling. Kostenbegrotingen wezen uit dat bij uitbreiding van het complex te Beverwijk het totaal van de veilingkosten en transportkosten (ca. 18%) lager zou zijn dan bij algehele nieuwbouw. Op grond van kostenoverwegingen gaf de commissie de voorkeur aan uitbreiding van Beverwijk tot centrale veiling en sluiting van de overige veilingen. Het woord was toen aan de besturen en leden van de veilingen. Op de jaarvergadering van 14 mei 1976 zei de voorzitter te hebben gehoopt op samengaan met de veilingen te Alkmaar, Amsterdam en Haarlem. Helaas bleken de leden van Alkmaar niet rijp voor een fusie, zodat Alkmaar enig respijt vroeg. In 1977 bleek Alkmaar bereid om met Beverwijk over een concentratie te praten, maar niet over Beverwijk als vestigingspunt. Amsterdam, Beverwijk en Haarlem praatten toen verder. HGMK Ledenbulletin 28, 2004
62
Amsterdam - Beverwijk - Haarlem De besturen van deze drie veilingen werden het eens over alle punten en stelden een tekst vast voor een aan de leden ter goedkeuring voor te leggen fusiebesluit. Het zag er hoopvol uit. Vervolgens liet Amsterdam weten nog niet klaar te zijn voor een fusie van de drie veilingen. Men gaf in overweging om het alsnog met z’n vieren eens te worden. Aldus de voorzitter van Beverwijk in zijn openingsrede voor de algemene vergadering op 14 mei 1976. Afgesproken werd om in de herfst van 1977 bijeen te komen voor een open gesprek over allerlei veilingzaken, ook fusie. Dat gesprek vond plaats op 11 november 1977. De bestuurders van Amsterdam en Haarlem stelden dat de leden (nog) geen belangstelling toonden voor een fusie. Haarlem sloot zijn veilingdeuren in 1980, Amsterdam zes jaren later.
Alkmaar - Beverwijk - Noord-Scharwoude (abl) In 1977 had Alkmaar – zoals we eerder zagen – laten weten met Beverwijk te willen praten, maar dat Beverwijk als vestigingsplaats niet aanvaardbaar was. Mede daarom (?) wilde men ook de veiling in NoordScharwoude (Langedijk en Omstreken) in een overleg betrekken. Een eerste oriënterend gesprek vond plaats op 20 december 1977 tussen de voorzitters van de drie veilingen en schrijver dezes als secretaris van de Provinciale Veilingorganisatie in Noord-Holland. Dr. W. Kemmers, directeur van het cbt, had de leiding. Het gesprek verliep in een positieve sfeer. Tijdens de algemene ledenvergadering van 22 december 1978 gaf de voorzitter een overzicht van het verloop van de tot dan gevoerde gesprekken. Er is een rapport uitgebracht door de bedrijfseconomische afdeling van het cbt. Hieruit lichtte de voorzitter twee markante punten: a. dat de fusie abl voor Beverwijk een provisievoordeel zou opleveren van 0,9%; b. dat de vervoerskosten gemiddeld een nadeel van 2% betekenen. De omschakeling van trekkervervoer naar vervoer per vrachtauto gaf een groter nadelig verschil te zien. Het bestuur van Beverwijk was van oordeel dat een fusie van de drie veilingen wel zinvol was, maar dat Langedijk als vestigingsplaats voor de leden van Beverwijk bezwaarlijk zou zijn. Daarom is door Beverwijk voorgesteld wél te fuseren, maar de veilpunten te Beverwijk en Langedijk te handhaven. In de vergadering maakte een aantal leden duidelijk dat de vestigingsplaats Langedijk onaanvaardbaar was. Men gaf er de voorkeur aan in Beverwijk te blijven veilen. ‘Maar blijf wel praten’. Met deze boodschap ging het bestuur naar de onderhandelingstafel terug. Het ‘tussenvoorstel’ van Beverwijk, zoals hiervoor verwoord, werd door Alkmaar en Langedijk afgewezen, d.w.z. het werd niet in behandeling genomen. Beverwijk stapte uit de trein. Alkmaar en Langedijk praatten verder. Midden 1979 werd Beverwijk weer bij het overleg betrokken dat sindsdien op voorzittersniveau plaats vond. Een belangrijke reden voor Beverwijk om Langedijk als plaats van vestiging af te wijzen was het vervoerskostenvraagstuk. De door het cbt becijferde 2% méérkosten voor de Beverwijkse aanvoerders was namelijk gebaseerd op aannames. De deskundigen schatten de meerkosten op ƒ 300.000,– per jaar of wel 2% op een jaaromzet van ƒ 15 mln. Het bestuur wilde een zo reëel mogelijke benadering van de vervoerskosten. Voor een exacter berekening van de vervoerskosten werd daarom vervolgens een inventarisatie gehouden van aantallen en soorten vervoermiddelen waarmee toen de producten ter veiling werden aangevoerd. Aan het einde van 1979 werd een nieuw vervoerskostenrapport uitgebracht, voor wat Beverwijk betreft gebaseerd op praktijkgegevens. De méérkosten van vervoer bij een vestiging te Langedijk bleken voor de leden van Beverwijk 4% te zijn. Mede hierom pleitte Beverwijk voor een vestiging ten zuiden van Alkmaar.
Het eerste gemotoriseerde vervoer bij de ingang van de groenteveiling aan de Breestraat, 1950. Foto Museum Kennemerland HGMK Ledenbulletin 28, 2004
63
Bloemenveiling ‘t Centrum aan de Koningstraat, 1958. Foto: Museum Kennemerland
De meerkosten van vervoer werden becijferd op ƒ 608.000,– bij een vestiging ten noorden van Alkmaar. Bij een lokatie ten zuiden van Alkmaar zou het aanvoerders van Beverwijk ƒ 338.000,00 per jaar meer kosten aan vervoer. De voorzitters van Alkmaar en Langedijk verklaarden zich vervolgens bereid de tuinders uit Beverwijk en Heemskerk tegemoet te willen komen. Aan de heer L. Noordzij, toen hoofd van de bedrijfseconomische afdeling van het cbt, werd gevraagd een voorstel voor te bereiden. Let op: In West-Friesland – het was inmiddels 1980 – leek het plan van de zeven veilingen om te komen tot één (mammoet)veiling te slagen. In het jaarverslag van 1980 zegt de voorzitter in het voorwoord o.a. ‘De fusiebesprekingen met Alkmaar en Langedijk zijn in 1980 afgebroken. Ook in 1981 zullen we naar een oplossing blijven zoeken’. Wat was er gebeurd? Een concentratie te Broek op Langedijk was tot tweemaal toe door de leden van Beverwijk afgewezen op grond van de hoge vervoerskosten. Een lokatie aan de Omval bij Alkmaar werd door veiling Langedijk afgewezen evenals een mogelijke lokatie in de Boekelermeer bij Alkmaar. Overigens bestempelde de Provinciale Planologische Dienst te Haarlem een lokatie aan de Omval als onhaalbaar. Alkmaar stelde zich bij monde van haar voorzitter op het standpunt dat een vestiging ten zuiden van Alkmaar voor haar onbespreekbaar was en dus werd afgewezen. De voorzitter van Alkmaar achtte vestiging in de polder Veldwijk en Broekhorn haalbaar, de Boekelermeer lag volgens hem duidelijk moeilijker. De heer Kemmers zei begrip te kunnen opbrengen voor het standpunt van het bestuur van Beverwijk (vestiging in de Boekelermeer) maar vroeg zich af of voor de leden van Beverwijk vestiging in de Boekelermeer haalbaar was, laat staan vestiging ten noorden van Alkmaar. Anderzijds kon hij zich ook het standpunt van Langedijk indenken (afwijzing Boekelermeer) omdat het voor telers uit de Langedijk moeilijk was hun producten naar de Boekelermeer te vervoeren. Gehoord de discussies, concludeerde de heer Kemmers dat verdere gesprekken geen zin zouden hebben. De drie voorzitters beaamden dat. Wel spraken ze af dat ‘mochten ze in de toekomst een lichtpuntje zien, ze met elkaar contact zouden opnemen.’ Einde oefening. Of toch niet? Per brief van 6 mei 1982 stelde het bestuur van Beverwijk voor: 1. De veilingen te Alkmaar, Beverwijk en Langedijk vormen één vereniging, voorlopig met handhaving van drie veilpunten. 2. De leden zijn vrij op een van de drie veilpunten aan te voeren, dat wil zeggen: men moet vooraf kiezen en is een jaar aan de keus gebonden. 3. Het nieuw te vormen bestuur zal zich sterk maken voor verdere concentratie van de veilpunten. Hierbij wordt gedacht aan: HGMK Ledenbulletin 28, 2004
64
Het veilingcomplex in volle omvang, 1985. Foto collectie Jos J. Appelman
- het starten van een centraal veilingbedrijf ten zuiden van Alkmaar. Bepalend is de uitslag van een onderzoek naar de economisch meest juiste vestigingsplaats. - handhaving van het bestaande bedrijf te Noord-Scharwoude voor het aanvoeren, verwerken en afleveren van grove vollegrondsproducten. 4. Na realisering wordt de situatie als volgt: De telers van grove producten zijn vrij in hun keuze van aanvoerpunt: - hetzij op de centrale veiling en veilen via de klok; - hetzij op het bedrijf te Noord-Scharwoude en veilen via de klok van de centrale veiling of verkopen via het in- en verkoopbureau. De telers van de overige producten zijn verplicht op de centrale veiling aan te voeren en te veilen. De achterliggende gedachte was dat een zeer aanzienlijk deel van de aanvoer van veiling Langedijk niet naar de veiling behoefde te worden getransporteerd. Daaruit vloeide voort dat de destijds berekende stijging van de vervoerskosten in geval van concentratie elders, in aanzienlijke mate teniet zou worden gedaan. Hierdoor zou de haalbaarheid van een fusie worden vergroot. Het bestuur van Beverwijk hoopte met dit voorstel het gestrande fusieschip los te trekken. Het bleek ijdele hoop. Het voorstel bleek voor Alkmaar en Langedijk niet haalbaar. In het jaarverslag van 1982 betreurde het bestuur van Beverwijk het dat het hiervoor beschreven voorstel de eindstreep niet haalde. En het vervolgde: “Kon eerder de nieuwe centrale veiling worden gerealiseerd mede op grond van hoge verkoopwaarden van de bestaande gebouwen, thans is de verkoopwaarde –door daling van de prijzen op de onroerendgoedmarkt– zoveel teruggelopen dat concentratie van de drie veilingen gepaard gaande met nieuwbouw, om economische redenen uitgesloten moet worden geacht”. Niettemin bleef het bestuur van Beverwijk zoeken naar wegen om concentratie van het aanbod te realiseren.
Beverwijk en Wervershoof Beverwijk polste toen het bestuur van wfo te Zwaagdijk over ‘televeilen’, een nieuw fenomeen dat inmiddels in België zijn intrede had gedaan. Met televeilen wordt aangegeven dat producten die op meerdere plaatsen zijn aangevoerd, op één klok worden geveild. “Ondernemen of ten ondergaan” vermeldde het jaarverslag dat dan vervolgde: “De mens is van nature kortzichtig, ook al schept hij zo nu en dan de illusie dat hij ver vooruit kan kijken. Per saldo gebruikt hij bij voorkeur de leesbril, niet de verrekijker. Deze eigenschap is hem aangeboren en is hem ook niet euvel te duiden. Pas dan is een verwijt te rechtvaardigen als iemand, terwille van een kortstondig bravogeroep, op kort zicht maatregelen meent te kunnen aankondigen en te nemen, zonder al te veel acht te slaan op de invloed die deze maatregelen kunnen hebben buiten de sfeer waarop hij zich concentreert en op de ontwikkelingen in een verder gelegen toekomst. Zulk een handelwijze wekt weliswaar zo nu en dan de indruk van een dynamische activiteit, maar is in zeer veel gevallen niet vreemd aan misleidende demagogie”. Het bestuur van Beverwijk was van mening dat het onderzoek naar samenwerking met de wfo een noodzakelijke samenwerking en/of fusie met de veilingen te Alkmaar en Langedijk niet in de weg hoefde te staan. HGMK Ledenbulletin 28, 2004
65
Integendeel, een bundeling van het aanbod in het westen van de provincie maakte de koppeling met het aanbod in West-Friesland alleen maar interessanter. Daarom richtte het bestuur van Beverwijk zich per brief van 2 mei 1983 tot die van Alkmaar en Langedijk. Kort samengevat staat in de brief: 1. De besturen vinden samenbundeling van het aanbod kennelijk noodzakelijk; 2. Wat destijds is voorgesteld: concentratie op een nieuw te stichten veiling, kan nu niet meer (waardevermindering af te stoten gebouwen, verlaging wir-premie). Je kunt er een vraagteken bij zetten of dat zo is. Laten we samen deskundigen van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen vragen hierover duidelijkheid te verschaffen. 3. Zet eventueel de consequenties op een rij en onderzoek alternatieven. De besturen van Alkmaar en Langedijk reageerden positief op de brief. Uit de daaropvolgende besprekingen kwam als alternatieve vestigingsplaats De Omval bij Alkmaar naar voren. Aan de orde kwam de vraag: Zijn er concentratiemogelijkheden? En wat zijn de financiële consequenties van: a. Concentratie van de aanvoer van de drie veilingen gepaard gaande met totale nieuwbouw ten behoeve van een volledige fusie van de drie veilingen; b. Concentratie van de aanvoer van de drie veilingen gepaard gaande met gedeeltelijke nieuwbouw bij de Omval en decentralisatie van het veilingbedrijf (fustverhandeling in Alkmaar, uienverwerking in Noord-Scharwoude); c. Uitbouw van een bestaand veilingbedrijf voor de concentratie van Alkmaar en Beverwijk als tijdelijke oplossing. Het standpunt van Beverwijk in deze was - dat een concentratie van de drie veilingen de voorkeur had, waarbij totale nieuwbouw bij de Omval bespreekbaar was; - dat gedeeltelijke nieuwbouw met decentralisatie van het veilingbedrijf werd afgewezen; - indien concentratie van de drie veilingen niet mogelijk was, een kleine concentratie van twee veilingen (Alkmaar en Beverwijk) haalbaar en noodzakelijkzou zijn. Ook in dat geval was nieuwbouw bij de Omval bespreekbaar, mits het veilingpercentage niet hoger zou worden dan 6½ en er enige tegemoetkoming in de vervoerskosten zou worden gegeven. Wanneer nieuwbouw voor de twee veilingen op grond van gemelde voorwaarden niet verwezenlijkt kon worden, diende concentratie op een bestaand veilpunt te worden overwogen. Uit de daarop volgende besprekingen bleek dat zowel de plaats van vestiging (Omval) als de kosten (7½% provisie) de struikelblokken waren. Intussen liet het bestuur van de wfo wat van zich horen. Bij brief van 10 januari 1983 nodigde het dagelijks bestuur van de wfo het dagelijks bestuur van de bgvb uit voor een gesprek op 26 januari d.a.v. Er werd van gedachten gewisseld over een door Beverwijk opgestelde notitie. De dagelijkse besturen besloten een commissie op te dragen de samenwerking tussen de twee veilingen nader uit te werken. In de commissie werden benoemd de heren L. Noordzij, hoofd van de
Op 29 december 1985 werd de laatste partij bloemen geveild. Voorzitter Handgraaf spreekt een dankwoord uit. . . HGMK Ledenbulletin 28, 2004
66
bedrijfseconomische afdeling van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland (cbt); J.H. Veldhuis, directielid wfo, en schrijver dezes als directeur van Beverwijk. De eerste opdracht was samenwerking te realiseren door middel van televeilen dan wel simultaanveilen. De commissie rapporteerde op 3 augustus aan de besturen dat televeilen voor de wfo en de bgvb niet interessant was omdat het aandeel geblokte producten te klein was en omdat simultaanveilen het veilen van blokken niet uitsluit. Simultaanveilen had in de relatie bgvb/wfo geen zin, omdat de totale veiltijd bgvb + wfo te lang zou blijken en het systeem daardoor niet zou worden uitgebuit. Toen dit vaststond besloot de commissie verder te praten waarbij eerst een keus moest worden gemaakt uit de onderwerpen: 1. fusie met volledige concentratie van de aanvoer; 2. fusie met handhaving van de veilpunten en uitwisseling van producten; 3. top-coöperatie; 4. uitwisseling van producten zonder fusie. Er werd gekozen voor het meest verstrekkende thema: fusie met volledige concentratie van de aanvoer omdat dat een ideale vorm zou zijn voor het tot waarde brengen van het product. Omdat de vervoerskosten en de organisatie van het vervoer mogelijk de belangrijkste problemen zouden vormen die een fusie konden tegenhouden, is over die aspecten eerst van gedachten gewisseld. Aan het einde van het jaar lag een nota ‘vervoerskosten’ ter discussie op de bestuurstafels. De kosten uitgedrukt in een provisiepercentage van 7 à 7½ werden door Beverwijk te hoog geacht, zoals eerder vermeld. Voor Beverwijk was de uiterste grens van vestiging met de Omval bereikt. Die plaats werd door Langedijk alsnog afgewezen. Omdat de besturen van de drie veilingen geen uitweg zagen werd de problematiek teruggekoppeld naar de leden. Er werden drie voorlichtingsavonden gehouden (op 22,27 en 30 maart 1984) die door de heer L. Noordzij werden ingeleid, zodat objectiviteit was gewaarborgd. De leden kregen informatie op schrift thuis gestuurd zodat men thuis in alle rust voor zichzelf een beslissing zou kunnen nemen. Alle leden werd vervolgens een vragenlijst toegestuurd. Er werden 412 formulieren verzonden. Uiteindelijk zijn er 172 verwerkt. De respons lag iets hoger, maar een aantal formulieren kon niet worden verwerkt omdat ze niet goed of onduidelijk waren ingevuld. De conclusie was dat slechts 35 (20%) van de 172 leden akkoord gingen met een fusie van de veilingen Alkmaar, Beverwijk en Langedijk, gepaard gaande met nieuwbouw en 7½% provisie. De leden haakten dus massaal af. Op 13 juni kwamen de drie veilingen bijeen op uitnodiging van de Kamer van Koophandel te Alkmaar. De volgende dag, 14 juni, lag er een voorstel van het bestuur van de Alkmaarse veiling op tafel om een nieuwe vereniging te stichten die twee veilpunten exploiteert. De brief kwam uiteraard aan de orde. Men besloot het cbt opdracht te geven het voorstel op zijn financiële en technische haalbaarheid te bezien. Op 25 juni kwamen de dagelijkse besturen bijeen om de informatie, verkregen uit de (leden)vergaderingen te evalueren.
. . . een volle zaal luistert naar wat hij heeft te zeggen. fotostudio Honing coll. J.J. Appelman HGMK Ledenbulletin 28, 2004
67
Tuinders rijden met hun groenten langs de keurwagen. fotostudio Honing coll. Museum Kennemerland
Op 26 juni vergaderden de veilingen volgens afspraak in de bestuurskamer van de Kamer van Koophandel te Alkmaar. Besloten werd voorrang te geven aan het daags daarvoor door de veilingen genomen besluit om het cbt opdracht te geven voor een onderzoek naar de haalbaarheid van deelconcentratie. Op 14 september werd een conceptrapport besproken ten kantore van het cbt in Den Haag. Op 15 oktober werden de dagelijkse besturen van de drie veilingen door cbt-functionarissen geïnformeerd over de door hen opgestelde nota’s over deelconcentratie. Op 30 oktober kreeg het bestuur van Beverwijk toelichting van cbt-functionarissen op de door hen opgestelde nota’s over deelconcentratie. Het bestuur had zo zijn twijfels of met het voorgestelde ‘plan Alkmaar’ een technisch- en organisatorisch optimaal functionerend veilingbedrijf zou worden gerealiseerd. Men achtte nader beraad gewenst. Op 8 november liet Beverwijk een voorzichtig ‘ ja mits’ horen. Langedijk en Beverwijk achtten grote investeringen in een tijdelijke zaak niet verantwoord. Het bestuur van Langedijk trok zich terug uit het overleg en zou op afstand met belangstelling kennisnemen van de vorderingen tussen Alkmaar en Beverwijk over de concentratie van de aanvoeren van beide veilingen op het veilingterrein te Alkmaar. Er werd een werkgroep benoemd die een en ander zou uitzoeken.
Alkmaar - Beverwijk Op 26 november kwam de werkgroep voor de eerste keer bijeen te Alkmaar. Alhoewel door medewerkers van het cbt was berekend dat concentratie te Alkmaar of Beverwijk qua kosten praktisch gelijk zou zijn, bleek alras dat het niet de bedoeling was om over Beverwijk te praten. Door Beverwijk was becijferd dat concentratie te Beverwijk voordeliger zou zijn. De becijfering werd door de gesprekspartners voor kennisgeving aangenomen. Op 27 november sprak het bestuur van Beverwijk zich uit over concentratie van de drie. De hobbels over de vestigingsplaats en de kosten van vervoer moesten kunnen worden geslecht. Op 11 december kwam de werkgroep weer bijeen. De afgevaardigden van Beverwijk konden niet worden overtuigd dat een fusie tussen Alkmaar en Beverwijk te realiseren is op het ‘huidige’ terrein van Alkmaar. Het bestuur van Beverwijk informeerde op 21 december de leden uitvoerig over de stand van zaken. Uit persoonlijke gesprekken zou intussen kunnen worden vastgesteld dat Beverwijk en Langedijk het eens waren over de plaats van vestiging. Het was mogelijk een totale concentratie te realiseren tegen een acceptabel provisiepercentage van 6. Op 27 december besloot het bestuur alles in het werk te stellen om concentratie van de drie veilingen op zo kort mogelijke termijn te realiseren. Zoals hiervoor is gememoreerd werden Beverwijk en Langedijk het eens over een plaats van vestiging: Sint Pancras. Langedijk nodigde begin 1985 de besturen van Alkmaar en Beverwijk uit voor een eerste gesprek. Dat vond plaats op 16 maart 1985. Er volgden nog veel gesprekken met als eindresultaat een fusievoorstel aan de leden van de drie veilingen. Op 1, 2 en 3 oktober werden bijeenkomsten gehouden ter informatie van de leden. Op alle avonden werden het fusierapport, het fusievoorstel en de conceptstatuten van de nieuwe vereniging aan de orde gesteld. Het voorstel kon in de op 18 oktober gehouden ledenvergadering net niet HGMK Ledenbulletin 28, 2004
68
de vereiste meerderheid halen: 110 leden met 706 stemmen (35,58%) waren tegen de voorgestelde fusie; 124 leden met 1278 stemmen (64,42%) stemden voor de fusie. De dag ervoor was het voorstel in Alkmaar aangenomen met 243 stemmen voor en 28 tegen. In Langedijk was 44½% voor en 55½% tegen, zodat ook daar de fusie was afgestemd. Op verzoek van een aantal leden werd het fusievoorstel voor de tweede keer in stemming gebracht op 6 januari 1986. Hetzelfde gebeurde in Langedijk. De leden van Beverwijk stemden voor fusie abl, die van Langedijk wezen ook in tweede instantie de fusie af. Uit de notulen van die vergadering blijkt niet alleen het verschil van inzicht en mening van de leden over de wenselijkheid resp. noodzakelijkheid van fusie, maar ook dat een meerderheid voor het voorgestelde plan van concentratie van abl en vestiging bij Heerhugowaard (Beveland) was.
Het rapport Muntjewerf (abl + wfo) Toen trad de heer Muntjewerf naar voren om een poging te doen alle neuzen in dezelfde richting te krijgen. Drs. P. Muntjewerf was geen onbekende in de Noord-Hollandse tuinbouwwereld. Hij was jarenlang de hoogste vertegenwoordiger van het Ministerie van Landbouw in de provincie. Hij legde zijn ideeën vast in een rapport met de titel: Structuur veilingen in Noord-Holland (abl + wfo). Alsof het al niet moeilijk genoeg was, betrok hij ook de wfo bij het fusieoverleg, althans hij deed een voorstel daartoe. Grof samengevat zei Muntjewerf: de wfo is een feit en draait goed in Wervershoof. Concentreer het aanbod van producten uit het overige deel van Noord-Holland stapsgewijs op één veiling. Hij bedoelde: wfo. Het rapport ‘Muntjewerf’ zoals het werd genoemd, werd onderschreven door de besturen van Beverwijk en wfo. Het bestuur van Alkmaar was het met de eindconclusie niet eens en sprak het onaanvaardbaar uit. Langedijk concludeerde dat het samengaan van de vier veilingen erg belangrijk was, maar stapsgewijs met de producten naar de wfo gaan zag men niet zitten, wél een samenwerking met handhaving van een goed veilpunt in het westen van de provincie. Kortom: Langedijk was het niet eens met het rapport. En dat was de stand van zaken op 13 januari 1987. Afgesproken werd het rapport nog eens integraal te bespreken. Dat gebeurde op 30 januari 1987 en leverde geen nieuwe gezichtspunten op.
Lijmpoging Provinciale veilingorganisatie voor Noord-Holland Het bestuur van de provinciale veilingorganisatie nodigde de besturen van de vier te fuseren veilingen uit voor een gesprek op maandag 23 februari 1987. Bij brief van 11 februari 1987 liet Alkmaar weten niet aan het overleg op 23 februari deel te nemen omdat ‘het voorstel (...) om van gedachten te wisselen (...) ons inziens te weinig mogelijke aanzetten geeft om de huidige problematiek op te lossen’. Op 23 februari kwamen de dagelijkse besturen van Beverwijk, Langedijk en Wervershoof bijeen onder leiding van de heer L. Noordzij, de directeur van het cbt, om van gedachten te wisselen over mogelijkheden die tot enige vorm van samenwerking zouden kunnen leiden. Op 12 oktober kwamen de heren weer bijeen. Het bleek de laatste keer te zijn. De heer Noordzij deelde mee op 28 september j.l. te zijn ontvangen in de vergadering van het voltallige bestuur van de veiling Alkmaar. Hij gaf er een toelichting op het voorstel tot herstructurering van de veilingen in Noord-Holland (het plan Muntjewerf). De kernpunten waren: a. één centrale veiling; b. twee veilpunten, t.w. wfo plus een volwaardig veilpunt in het westen van de provincie; c. nieuwbouw aan de Nollenweg (ten noorden van Alkmaar) tegen een aanvaardbaar veilingpercentage. Hij zei dat de reactie van Alkmaar overwegend afwijzend was. Samengaan met wfo in één vereniging wees men af. Een lokatie ten noorden van Alkmaar was niet aan de orde. Men miste kopersverenigingen. De afwijzing door Alkmaar betekende dat de basis van het fusieplan was weggevallen. Immers de realisering ervan stond of viel met deelname van alle veilingen. Aan het einde van 1987 was er bilateraal overleg tussen wfo en leo.
Beverwijk - Katwijk - Leiden Voor Beverwijk was op verzoek van de veilingen te Katwijk en Leiden een haalbaarheidsonderzoek gestart over concentratie en nieuwbouw. Het financiële haalbaarheidsonderzoek, uitgevoerd door de bedrijfseconomische afdeling van het cbt, wees uit dat de met de concentratie gepaard gaande kosten realisering uitsloten. Op 7 december werd dan ook besloten dat verder onderzoek niet zinvol was.
Het laatste veilingjaar van Beverwijk De situatie op een rijtje, eind 1987, begin 1988: - De wfo, een fusie van de zeven West-Friese veilingen is een feit. De veiling gedijt en kan zich permitteren een afwachtende houding aan te nemen voor wat betreft fusie. - Langedijk heeft zich afgewend van het westen en is in gesprek met de wfo. - Alkmaar wil best fuseren met Beverwijk, als het product maar naar Alkmaar wordt gebracht - Beverwijk wil best met Alkmaar fuseren maar wijst concentratie te Alkmaar van de hand. Wat is er gepasseerd dat dit kon gebeuren? HGMK Ledenbulletin 28, 2004
69
Alkmaar en Beverwijk zijn dus tot elkaar veroordeeld. Wat economisch de enig juiste oplossing was, is al eerder uit de doeken gedaan. In het jaarverslag over 1988 schrijft de secretaris: “(...) Een periode van meer dan 80 jaar veilingen in Beverwijk is inmiddels afgesloten. De veilingen zijn geschiedenis geworden. Veilingen aan de Meerstraat, de Breestraat, de Koningstraat die in belangrijke mate mede het gezicht bepaalden van de plaats Beverwijk. De aardbeienteelt was eens zo dominant dat de leerboekjes op de lagere school dat zelfs vermeldden. Dat alles is voltooid verleden tijd. De veilingen en teelten verdwenen. Tuinders bleven... zij die tijdig de bakens hebben verzet. En zo gaat het steeds”.
Fusie met de veiling te Alkmaar. Beverwijk exit In de op 23 juni 1988 gehouden ledenvergadering was voorzitter N.P. Handgraaf om persoonlijke redenen niet herkiesbaar. In de vacature werd voorzien door benoeming van J. Henneman te Heemskerk. Het veilingschip kreeg een andere roerganger in de persoon van de heer C.G. Verduin te Heemskerk. De relatie met veiling Alkmaar werd in het begin van het jaar ernstig verstoord. Enkele leden brachten hun glassla naar Alkmaar. Zij overtraden daardoor de statuten van de eigen veiling en werden daarvoor door het bestuur ter verantwoording geroepen. Het aannemen van producten van leden van andere veilingen was verboden. Het bestuur van veiling Alkmaar overtrad dus de statuten van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland en werd daarom door het bestuur van het cbt ter verantwoording geroepen. Door bemiddeling van het cbt was het geschil binnen enkele weken bijgelegd en werd de glassla weer in Beverwijk geveild. De pers hield zich niet afzijdig. De aantijgingen aan het adres van het veilingbestuur werden in een door de veiling uitgeschreven besloten vergadering door het bestuur verontwaardigd van de hand gewezen. Het hoog opgelopen geschil verstoorde in ernstige mate het in december 1987 begonnen fusiegesprek. Er werd een commissie benoemd. Daarin zaten leden van de dagelijkse besturen van Alkmaar en Beverwijk. De heer L. Noordzij, directeur van het cbt was voorzitter van het overleg. Mr. H. de Raadt van het cbt verzorgde de verslaglegging en later de statuten etc. De heer ing. J.C. Mann van het cbt zorgde voor alle technische informatie. De gesprekken waren niet altijd even gemakkelijk. Ze duurden ook langer dan was voorzien. Eén van de oorzaken was de tamelijk ingewikkelde aankoop van een perceel grond van de Alkmaarse grossiersvereniging, nodig voor de bouw van een fustloods voor de veiling. Mede daardoor kon het fusierapport pas in oktober aan de leden worden aangeboden. Nadat het rapport in een ‘informatieve vergadering’ door de voorzitter namens het bestuur was behandeld, werd het met het fusievoorstel aan de leden ter goedkeuring voorgelegd op 3 november. De leden gingen in meerderheid akkoord. Op 9 december was voldaan aan de fusievoorwaarde dat 80% van het aantal leden, die samen 80% van de in 1987 behaalde ledenomzet vertegenwoordigde, lid zou moeten zijn van de nieuwe vereniging ‘Kennemerland’. Ondanks het uitlopen van de fusiegesprekken werd de fusiedatum 1 januari 1989 gehandhaafd. Voor de daadwerkelijke voorbereiding van de praktische eenwording van de veilingen restten slechts enkele weken. Veel te weinig om serieus iets te kunnen realiseren. Desondanks werd besloten om ingaande 16 januari 1989 de producten uitsluitend aan te voeren op de bestaande locatie te Alkmaar. Dat de fusie tussen Alkmaar en Beverwijk binnen een jaar rond was, werd enerzijds bevorderd door de wisseling van voorzitter, die vanaf zijn aantreden duidelijk een andere weg insloeg dan tot dan was gegaan, anderzijds door de druk die een groep leden op hem en het bestuur uitoefende. Hoe het ook zij, het doek voor Beverwijk was gevallen.
Fusie veilingen te Alkmaar en Beverwijk per 1 januari 1989 Hoe kon het tòch gebeuren? Het is een lange, wrede geschiedenis die ik in het kort en vredig aldus analyseer: In het Heemskerkerduin was tweespalt ontstaan tussen vollegrondsgroentetelers en glastuinders. Het ligt wat ingewikkelder en gevoeliger, maar voor de duidelijkheid houd ik het hier op. Glastuinders die stelden dat de veiling kost wat kost zou moeten fuseren, versus vollegrondsgroentetelers die stelden: maar niet tegen elke prijs. Glastuinders die stelden: Als Alkmaar niet naar Beverwijk wil komen, dan gaat Beverwijk maar naar Alkmaar. U moet weten dat Beverwijk de Alkmaarse leden zou kunnen ontvangen zonder één cent te hoeven investeren. Alkmaar was volstrekt onvoldoende gehuisvest, gebouwen waren totaal verwaarloosd, een houten fustloods stond op instorten, kortom: er zou voor een kapitaal moeten worden geïnvesteerd. In het Heemskerkerduin werd strijd geleverd. Geen strijdmiddel werd geschuwd. Er ontstond een gewillige voedingsbodem voor het bestuur van Alkmaar om in te zaaien en te oogsten. Dat deed men heel subtiel door het sturen van een bloemstuk naar de een, een fruitmand naar de ander. Men liet zich uitnodigen voor vergaderingen in schuren en wakkerde het smeulende vuur onder glastuinders aan. Door en in dat strijdgewoel sneuvelde de voorzitter van Beverwijk. Hij ging er fysiek en psychisch aan onderdoor. Was het een wonder? Was het dat waard? Hoe het ook zij: er kwam een nieuwe voorzitter, het enige bestuurslid die de taak op zich wilde nemen. De nieuwe voorzitter hing de huik naar de wind, ging met de glasgroentetelers mee en stelde voor met Alkmaar te fuseren en Beverwijk te sluiten. Een meerderheid van het bestuur –het HGMK Ledenbulletin 28, 2004
70
De aanvoer van bloemen in Hal I. fotostudio Honing coll. J.J. Appelman
strijden moe– legde het hoofd in de schoot en ging mee. Men kon niet anders want niemand had het voorzitterschap geambieerd. De leden stemden vervolgens in meerderheid in en zo werd het definitieve einde van Beverwijk aangekondigd, tegen alle economische argumenten in. Tegen elke realiteit in. Wat was dan die realiteit? Alkmaar was zo goed als failliet. Dat werd duidelijk toen de fusie eenmaal een feit was. Door deskundigen was becijferd dat Alkmaar een reserve van ƒ 500.000,– zou inbrengen. Na de fusie bleek dat de reserve was verdwenen. Er was zelfs een tekort van ca. ƒ 500.000,–. Het zou normaal en redelijk zijn wanneer dat tekort eerst door de Alkmaarse leden zou zijn aangezuiverd. Dat is niet gebeurd. Dat betekent dat de Heemskerkse tuinders ook hun bijdrage aan het tekort van Alkmaar hebben moeten leveren. Beverwijk bracht een reserve in van omstreeks ƒ 2,5 mln. Toen Alkmaar kort na de fusie met Beverwijk opging in de wfo te Wervershoof, was er sprake van een enorm tekort, dat toen wel -en terecht- werd omgeslagen over de leden van Alkmaar, dus ook over de Heemskerkse tuinders. Het is een geldverslindende operatie geweest die op niets is uitgelopen. Ook Alkmaar verdween van het veilingtoneel. Waarom is de fusie Alkmaar/Beverwijk niet levensvatbaar gebleken? a. omdat ze was gebaseerd op emotie. b. omdat ze voorbijging aan relevante economische gegevens. c. omdat ze logistiek onlogisch was. De consumenten wonen in het zuiden. De goederenstroom liep dus naar het zuiden. Door in Alkmaar te fuseren werden de tuinders uit Beverwijk en Heemskerk genoodzaakt hun producten naar het noorden te vervoeren. Na te zijn geveild passeerden dezelfde producten Beverwijk weer, richting Amsterdam, Haarlem en zuidelijker. Was de veiling Beverwijk wel te handhaven? Ja en nee. Nee, omdat ook Beverwijk niet zou kunnen ontkomen aan de tendens tot concentratie. Ja, als we bedenken dat we een aantal jaren op eigen kracht hadden kunnen voortbestaan en vervolgens als satelliet, als dependance van een grotere veiling b.v. de wfo te Wervershoof. Het had als veil- en/of aanvoerpunt een goede economische functie tijdelijk kunnen vervullen. De veiling te Beverwijk was op het moment van de fusie financieel kerngezond. De gebouwen waren nagenoeg afgeschreven. Een deel was al verkocht aan de Zwarte Markt. De groenteveiling zou uitstekend kunnen functioneren na nieuwbouw van een eenvoudig kantoor annex afmijnzaal achter in de groentehal. De nieuwbouw zou kunnen worden gefinancierd uit de verkoop van overtollige gebouwen. Hiervoor lagen volledig uitgewerkte plannen klaar. Na realisering zou kunnen worden geveild voor een lager veilingpercentage dan tot dan toe nodig was. Dit was één van de opties die binnenskamers zijn uitgewerkt. Na de wisseling van voorzitter kwam het niet meer ter tafel. Als het was uitgevoerd hadden de leden van de veiling in alle rust naar een geschikte oplossing kunnen zoeken en als die zich niet zou aandienen zou liquidatie ook nog een optie zijn. Dan zou vervolgens iedere tuinder zijn eigen stek kunnen kiezen. In elk geval had de reserve van ƒ 2,5 mln onder de tuinders verdeeld kunnen worden. Men heeft er niet voor gekozen. HGMK Ledenbulletin 28, 2004
71
Besluit Dit relaas kan ik niet beter eindigen dan bijna letterlijk te herhalen wat ik in het jaarverslag over 1988 daarover schreef: 1988 was het jaar waarin de leden besloten om te fuseren en de aanvoer te concentreren in Alkmaar. Een fusie was noodzakelijk omdat het draagvlak, de aanvoer van groenten, in de loop der jaren was verkleind en een positieve kentering niet in zicht was. Het draagvlak was te klein om met succes blijvend te kunnen inhaken op toekomstige ontwikkelingen zoals het Inkoop Informatiesysteem, televeilen, informatica etc. Daarvoor zou zeer veel geld moeten worden geïnvesteerd en dat zou bij een omzet van ƒ 15 mln niet verantwoord zijn. 1988 was het laatste veilingjaar voor Beverwijk. Het laatste verslagjaar, een historisch jaar. Gedurende ruim 80 jaren hebben veilingen: groenteveilingen, bloemenveilingen, bollenveilingen en aardbeiveilingen, een stempel gedrukt op het leven in en om Beverwijk. Er is een periode geweest dat de agrarische sector letterlijk en figuurlijk het gezicht bepaalde van de stad door zeer dominant aanwezig te zijn. Te hoge arbeidskosten hebben teelten doen verdwijnen. De aardbeiteelt is daarvan het meest sprekende voorbeeld. Maar er is ook veel tuinbouwgrond geofferd aan stadsuitbreiding, wegenaanleg etc. Het is voor ons anno 2004 zo vanzelfsprekend dat we met de auto naar de veiling gaan, maar in het perspectief van de tijd is het niet zo heel erg lang geleden dat de bakfiets, de hondenkar, paard en wagen het straatbeeld bepaalden. De bouw van de veilinghal op perronhoogte was in de jaren zestig een ‘vondst’. En het gebruik van klemsteekwagens waarmee je in één keer zes à acht kisten tegelijk kon vervoeren was het summum van vooruitgang. Tot dan moest elke kist nog met het handje worden gelost en geladen. Om nog maar te zwijgen van de intrede van de computer in de jaren zestig. Daarover werd zeer geheimzinnig gesproken. De bedieners ervan waren ‘jongens met zeer uitzonderlijke gaven’. Maar goed, genoeg gemijmerd. Als we nu terugkijken zien we even meewarig als nostalgisch terug op de jaren tachtig als we dat toen deden op de jaren zestig. In de voorbije jaren zijn er heel wat mensen gepasseerd: kopers, tuinders, medewerkers, bestuursleden, functionarissen van bedrijven en instanties aan wie veel dankbaarheid verschuldigd is. Zij samen vormden veiling Beverwijk. Terugkijkend overheerst een gevoel van dankbaarheid. Dankbaarheid voor de gezondheid die me in staat stelde om te doen wat ik heb kunnen en mogen doen in alle gebrekkig menselijk functioneren. Dankbaarheid voor alle goede contacten, maar ook voor de minder goede, want zo is het leven. Het is geven en nemen, elkaar respecteren ook al zijn we het niet altijd met elkaar eens. Dat geldt niet in de laatste plaats voor de fusie die vooral in de tuindersgezinnen een grote verandering teweeg heeft gebracht. Het is niet zo verwonderlijk dat daardoor in een enkel geval grote spanningen zijn ontstaan. We dienen echter de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien, althans te proberen die positief te benaderen.
fotostudio Honing coll. J.J. Appelman HGMK Ledenbulletin 28, 2004
72
Bijlage1. Mutaties van de te Beverwijk gevestigde groenteveilingen in chronologische volgorde
Verklaring van de afkortingen: p ctk
particuliere veiling Coöp. Tuinders vereniging en Verzendvereniging ‘Kennemerland’ vv Coöp. Tuinbouw vereniging ‘Vrije Groenten-en Fruitveiling’ bet N.V. Groenten-en Fruit en aardappelveilingen ‘B.E.T.’ vof Vennootschap onder Firma bgvb Coöp. Bloemenen Groenteveiling ‘Beverwijk’ B.A. ctb Coöp. Tuinbouwveiling ‘Beverwijk’ B.A. HGMK Ledenbulletin 28, 2004
1885 1898 1902 1904 1906 1907 1911 1915 1915 1916 1916 1916 1924 1925 1926 1927 1929 1933 1933 1936 1937 1941 1943 1943 1949 1951 1956 1959 1960 1962 1970 1985 1989
De eerste straatveiling p1 De veiling van Kluft en Tervoort p2 gaat op 29 april 1937 op in B.E.T.-veiling Jan Broekhuis en Bertus de Vries stichten een veiling, die wordt opgeheven in 1917 p3 Chris Duyn sticht ‘Tuindersbelang’. Gaat in 1937 op in B.E.T.-veiling. p4 Coop. tuindersvereniging en Verzendvereniging ‘Kennemerland’, Meerstraat 66 ctk Huur kosterswoning Koningstraat 117 ctk C.T.K. huurt Begijnenstraat 10-12 en Zeestraat 6 ctk C.T.K. huurt Breestraat 4 ctk C.T.K. koopt pastorie Meerstraat 66, drukkerij Slotboom, Breestraat 49, Meerstraat 68 wordt verhuurd aan Lucas Aardenburg ctk Kluft en Tervoort, veilingmeesters van Tuinbouwvereniging ‘De Eendracht’ stichten veiling ‘De Eendracht’ Meerstraat 78 p2 ‘De Beverwijkse Exportveiling’ is gevestigd in korenmolen ‘De Hoop’ p5 Exploitanten zijn: D. Teer, J. Docter, Chris Duyn, D. Kluft en N. Tervoort. Na sloop van de ‘Wijckermolen’ wordt op het Meerplein een nieuw gebouw geplaatst. Naam: de N.V. tot exploitatie van groenten- fruit- en aardappelveiling ‘De Beverwijkse Export’. Aan de naam van de Coöperatieve Tuindersvereniging en Verzendvereniging ‘Kennemerland’ wordt het predikaat ‘R.K.’ toegevoegd. ctk 15 april: oprichting Coöp. Tuinbouwvereniging ‘Vrije Groenten- en Fruitveiling’ vv C.T.K. participeert in, gaat samen met N.V. Bloembollenveiling ‘Beverwijk’ ctk Nieuwland en Slotemaker stichten een particuliere veiling en vormen een exportcombinatie voor aardbeien. p6 31 mei: toevoeging ‘W.A.’ aan de naam Coöp. Tuinbouwvereniging ‘Vrije Groenten- en Fruitveiling’ vv Naamsverandering van de ‘Vrije Veiling’ in: Coöp.Veilings - en Aankoopvereniging ‘Vrije Groenten en Fruitveiling’ W.A. vv Anton en Chris Duyn gaan een samenwerkingsverband aan. Chris heeft een pakhuis en een kantoor in het pand Meerstraat 76. Later gaat hij er ook wonen. Filiaal in pand Meerstraat 70. p4 D. Kluft en N. Tervoort exploiteren te Halfweg een seizoensveiling voor aardappelen. p2 Later komt dit in handen van de B.E.T.-veiling. Samenwerking van CTK met de ‘Vrije Veiling’. De naam wordt ‘De Verenigde Veilingen’ locatie Meerstraat 66 ctk ‘Kennemerland’ en de ‘Vrije Veiling’ gaan veilen onder de naam: ‘Vereenigde Veilingen’ d.d. 19 mei 1936 vv B.E.T.-veiling, Meerstraat 43, door samenvoeging van: bet 1. N.V. tot Exploitatie van groeten-fruit-en aardappelveiling ‘Beverwijkse Exportveiling’ (zie p 5) 2. ‘Tuindersbelang’ van Chris Duyn, Meerstraat 76 (zie p 4) 3. ‘De Eendracht’ van Kluft en Tervoort, Meerstraat 78 (zie p 2) Naam: N.V. Groenten-en fruit-en aardappelveilingen ‘B.E.T.’ 18 oktober: Liquidatie van de B.E.T.-veiling bet De activiteiten worden voortgezet door A.J. Duyn als Vennootschap onder Firma. vof 9 april: N. Tervoort overlijdt bet ‘Kennemerland’ fuseert met de ‘Vrije Veiling’ ctk Nieuwe naam: Coöp. Tuindersvereniging ‘Kennemerland’ G.A. Het predikaat ‘R.K.’ vervalt. vv D. Kluft en C.A. Duyn uit de directie (van B.E.T.) bet D. Kluft overlijdt bet Er wordt niet meer geveild vof De veiling V.O.F. wordt overgenomen door ‘Kennemerland’ vof/ctk De veiling V.O.F./B.E.T. wordt opgeheven vof/bet ‘Kennemerland’ verhuist van de Breestraat naar de Parallelweg ctk ‘Kennemerland’ en de op hetzelfde terrein gevestigde bloemenveiling ‘Het Centrum’ fuseren. Nieuw naam: Coöp. Bloemen- Groenteveiling ‘Beverwijk’ B.A. ctk/bgvb ‘Beverwijk’ staakt het veilen van bloemen bgvb Nieuwe naam: Coöperatieve Tuinbouwveiling ‘Beverwijk’ B.A. ctb Fusie met de Coöp. Tuinbouwveiling ‘Alkmaar en Omstreken’ te Alkmaar. Sluiting en verkoop van de bedrijfspanden te Beverwijk. ctb 73
Bijlage 2. Mutaties van de te Beverwijk gevestigde groenteveilingen per veiling 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Particuliere veiling 1 1885 - 1899 Oprichters van de eerste straatveiling K. Tegel en B. Sluiter en G. Meyer. Particuliere veiling 2 1898 - 1937 D. Kluft en N. Tervoort richten een particuliere veiling op. Gaat in 1937 op in B.E.T.-veiling (zie 8) Particuliere veiling 3 1902 - 1917 Jan Broekhuis en Bertus de Vries stichten een veiling. Wordt opgeheven in 1917. Particuliere veiling 4 1904 - 1936 “Tuindersbelang” is particuliere veiling van Chris Duin. De veiling gaat in 1937 op in de B.E.T.-veiling. (zie 8) Particuliere veiling 5 (exportveilingen) 1916 - 1936 “De Beverwijkse Exportveiling” is gevestigd in de korenmolen “De Hoop”, later in een nieuw gebouw op het Meerplein. De veiling gaat op 29 april 1937 op in de B.E.T.-veiling. (zie 8) Particuliere veiling 6 1925 - ? Nieuwland en Slotemaker stichten een particuliere veiling en vormen een exportcombinatie voor aardbeien. De Vrije Veiling 1916 - 1943 15 april 1916 is de oprichting van de Coöperatieve Tuinbouwvereniging “Vrije Groenten- en Fruitveiling”. In 1926 toevoeging: W.A. In 1943 fusie met de R.K. Coöp - Tuindersvereniging “Kennemerland” (zie 9) De nieuwe naam wordt: “Coöp - Tuindersvereniging “Kennemerland” G.A. Het predikaat ‘R.K.’ vervalt. De B.E.T.-veiling, Meerstraat 43 1937-1941 Ontstaan in 1937 door samenvoeging van: 1 N.V. tot exploitatie van groenten- fruit en aardappelenveilingen ‘Beverwijkse Exportveiling’ (zie 5) 2 ‘Tuindersbelang’ van Chris Duijn, Meerstraat 76 (zie 4) 3 ‘De Eendracht’ van Kluft en Tervoort, Meerstraat 78, (zie 2) Nieuwe naam: N.V. Groenten- Fruit- en Aardappelveilingen “B.E.T.” te Beverwijk. - 1941, 18 oktober, liquidatie van de N.V. Het bedrijf wordt voortgezet door A.J. Duijn als Vennootschap onder Firma - 1943, 9 april, N. Tervoort overlijdt. - 1949, 7 januari, D. Kluft en C.A. Duyn treden uit de directie - 1951, D. Kluft overlijdt. - 1956, Er wordt niet meer geveild. - 1959, 21 juli: De veiling wordt overgenomen door ‘Kennemerland’. - 1960, 1 maart, de veiling wordt opgeheven. De Coöperatieve Groenteveiling(en) 1906- 1989 1906 Oprichting van de Coöperatieve Tuindersvereniging en Verzendvereniging “Kennemerland” W.A. 1916 Aan de naam gaat het predikaat ‘R.K’ vooraf. 1943 Fusie met de Vrije Veiling (zie hiervoor onder 7) De naam wordt: Coöp. Tuindersvereniging “ Kennemerland” G.A. (zonder R.K.). 1959 Op 21 juli overname van de B.E.T.-veiling (zie hiervoor onder 8) 1962 Verhuizing van de Breestraat 45-49 naar Parallelweg 51. 1970 Fusie met de op hetzelfde terrein gevestigde bloemenveiling “Het Centrum”. Nieuwe naam: Coöperatieve Bloemen - en Groenteveiling ‘Beverwijk’ B.A. 1985 Het veilen van bloemen wordt gestaakt. Nieuwe naam: Coöperatieve Tuinbouwveiling ‘Beverwijk’ B.A. 1989 Fusie met de Coöperatieve Tuinbouwveiling ‘Alkmaar en Omstreken’ B.A. te Alkmaar. De aanvoer wordt te Alkmaar geconcentreerd. Op 13 januari 1989 is de laatste veiling van groenten in Beverwijk.
Bron: Beverwijkse Veilingen van Meta Bison
HGMK Ledenbulletin 28, 2004
74