Waar kinderen zich thuisvoelen Pedagogisch beleidsplan PSZ
Inhoud: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Inleiding Kinderen Ouders Basishouding van de pedagogisch medewerker Uitdagende rijke speelomgeving Volgen van de ontwikkeling Doorlopende leerlijn
1. Inleiding Het begon in 2007 met gastouderopvang Stephie Kids. De kinderen die daar kwamen werden ouder en om ze opvang te kunnen blijven bieden is in oktober 2010 BSO Little Family geopend. In 2011 het plan ontstaan om uit te breiden met een KDV omdat de wachtlijst bij de gastouderopvang groeide. Little Family is een openbare opvang hetgeen inhoud dat er geen geloofssignatuur is. We bieden opvang aan kinderen uit alle geloofsstromingen en levensovertuigingen. We zijn niet verbonden aan een school. Dit pedagogisch beleidsplan is geschreven voor de PSZ, rekening houdend met de leeftijdsgroep en de ontwikkeling van de kinderen en de dagelijkse praktijk. Little Family heeft een aantal functies die in belangrijke mate bepalend zijn voor het kind en zijn ouders: – Little Family vervangt voor een bepaald deel van de week de thuissituatie. De kinderen krijgen op de PSZ de ruimte om zich te ontwikkelen en samen met leeftijdsgenootjes te spelen. Het is tevens een goede voorbereiding op de basisschool. Little Family wil daarom een tweede thuis zijn waar alle kinderen zichzelf kunnen zijn en persoonlijke aandacht krijgen. – Signaleren van eventuele problemen en achterstanden en daar adequaat op reageren, samen met de ouders en externe partijen zoals het oképunt en consultatiebureau. – Little Family biedt de peuters begeleiding in hun ontwikkeling tijdens de voorschoolse periode. De peuters kunnen bij ons spelen, andere kinderen ontmoeten en plezier maken. Ook maken we regelmatig uitstapjes, bijvoorbeeld naar de kinderboerderij. – Little Family voedt op tot participatie. De individuele ontplooiing van kinderen is belangrijk maar er is meer. Samenleven doe je met zijn allen en we willen de kinderen leren om met elkaar te spelen en werken, respect hebben voor de ander en met elkaars wensen rekening houden. Ze leren functioneren in een groep, samen conflicten oplossen, oefenen verschillende groepsrollen en leren om verantwoordelijkheid te nemen. – Little Family voedt op samen met de ouders. De uitwisseling van informatie over de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen is van groot belang voor het principe van gezamenlijk opvoeden. Ouders kunnen met zorgen en vragen bij de pedagogisch medewerkers terecht en kunnen hun ideeën over opvoeding meegeven aan de PSZ.
In het beleidsplan wordt gesproken over pedagogisch medewerkers en zij/haar maar daar bedoelen we zowel vrouwelijke als mannelijke medewerkers mee. Als het over de kinderen gaat gebruiken we de termen 'hij', 'hem', en 'zijn' maar daar wordt ook 'zij' en 'haar' mee bedoeld.
2. Kinderen We erkennen de eigenheid van de vroegkinderlijke ontwikkeling en hanteren vier pedagogische basisdoelen namelijk: sociale veiligheid sociale competentie persoonlijke competentie de overdracht van waarden en normen.
2.1 sociale veiligheid, ik hoor er bij Een kind dat zich veilig voelt, voelt zich goed en heeft de energie om te leren en zich te ontwikkelen. We vinden emotionele stabiliteit en de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid belangrijk en doen er alles aan om het kind zijn peuterleeftijd ten volle te laten beleven. Kinderen hechten zich aan de pedagogisch medewerker en gebruiken hen als veilige basis om de omgeving te verkennen en zoeken troost en geborgenheid bij hen. Wij zorgen ervoor dat ieder kind vaste gezichten ziet op de dagen dat hij bij ons komt. De speelzaal is een omgeving die rijk is aan ontdekkingsmogelijkheden met volop betekenisvolle activiteiten die dicht bij de belevingswereld van de peuter ligt. Kinderen krijgen de ruimte om op eigen wijze en eigen tempo deze wereld te ontdekken. In de speelzaal bevindt het kind zich in een groep en daar ontmoeten ze elkaar. Vertrouwdheid tussen kinderen ontstaat door regelmatig samen te spelen. We streven er dan ook naar dat ze in de groep zo veel mogelijk dezelfde kinderen tegenkomen. We hechten waarde aan de invloed van de groep op de ontwikkeling van de peuter. De groep stimuleert een kind op een bijzondere manier: samen spelen, samen plezier hebben, samen nieuwe dingen ontdekken. We vinden het belangrijk dat de groep bestaat uit kinderen met verschillende achtergronden en uiteenlopende ontwikkelingsniveaus. Voor alle kinderen is deze samenstelling van de groep een groot voordeel. Ze leren van elkaar. Dit geldt extra voor het kind met een taal- of ontwikkelingsachterstand. De pedagogisch medewerker helpt de kinderen om zich veilig bij elkaar voelen. Zij geeft hen door vertrouwde patronen zoals dagritme en rituelen een gevoel van veiligheid en verbondenheid. Daardoor biedt ze structuur en voorspelbaarheid; is duidelijk in wat wel en niet kan en begrenst de ruimte. Tenslotte zorgt zij voor een gezonde balans tussen veiligheid en hygiëne en de behoefte van kinderen aan bewegen en exploreren. Hierbinnen kan het kind op avontuur. Maar bovenal zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat de kinderen plezier met elkaar hebben. Little Family heeft 2 peutergroepen, groep 1 op de maandag- en de donderdagochtend, groep 2 op de dinsdag- en de vrijdagochtend. De groepen bestaan uit maximaal 16 peuters.
2.2 sociale competentie, ik mag er zijn, we doen het samen en ik ontmoet Kinderen zijn trots op wat ze kunnen en laten dat graag zien. Het gevoel er te mogen zijn en op anderen te kunnen vertrouwen ontstaat in relatie met andere mensen. Wezenlijk hierbij zijn het vertrouwen in volwassenen, de bewustwording van
zichzelf, het vertrouwen in eigen kracht en vermogen, de bewustwording van identiteit, sekse, leeftijd en plezier in eigen lijf en leven en omgaan met anderen. Kinderen hebben het gevoel: ik mag er zijn. Maar ook het gevoel: we doen het samen! Kinderen vragen en ontvangen hulp, ontwikkelen een gevoel van erbij horen en verbondenheid. Leren anderen aan te voelen en rekening te houden met elkaar, imiteren elkaar, spelen samen, nemen daarin het initiatief en volgen, helpen mee met opruimen, leren zorgen voor alles wat groeit en bloeit en kijken met verwondering naar de natuur. Er is op het speelterrein een minimoestuintje waar de peuters een eigen stukje hebben waar ze samen met de pedagogisch medewerker groenten zaaien en planten en hiervoor zorgen. Als het oogsttijd is gaan we de zelfgekweekte worteltjes en tomaatjes lekker oppeuzelen.
2.3. persoonlijke competentie 2.3.1 brede ontwikkeling, ik kan van alles Een kind wordt geboren met potenties en mogelijkheden, als een competent wezen. Zo heeft elk kind een unieke combinatie in zich van in aanleg aanwezige talenten, karakter en temperament. Een kind is nieuwsgierig, wil ontdekken en nieuwe ervaringen opdoen, anderen ontmoeten en zich ontwikkelen. De manier waarop een kind zich ontwikkelt is het resultaat van een wisselwerking tussen zijn mogelijkheden en de omgeving (gezins- en familieverband, speelzaal, buurt) waarin het kind opgroeit. Tussen het 2e en 4e jaar ontdekt een kind zijn “zelf”, het los zijn van anderen, het leert zich aan te passen aan wisselende situaties en om te gaan met leeftijdgenoten. Daarom is dit de leeftijd waarop een kind naar de speelzaal gaat. 2.3.2 motorisch-zintuiglijk, ik kan het zelf De motorisch-zintuiglijke competenties zijn samen te vatten in: ik kan het zelf. Een kind heeft een aangeboren drang om dingen zelf te doen. Zijn grove en fijne motoriek wordt ontwikkeld door bewegen. Zintuiglijke ervaringen worden opgedaan door te voelen, te ruiken, horen en kijken en te proeven. Bij het bouwen en creatief spel leert een kind zelf oplossingen te vinden voor de problemen die hij tegenkomt. 2.3.3 cognitief, ik voel, denk en ontdek Cognitieve competenties zijn samengevat in: ik voel, denk en ontdek. Een kind is een onderzoeker. Hij wil zijn wereld snappen; zijn sociale wereld, gevoelswereld en hij verruimt zijn wereld met nieuwe ontdekkingen. Wij benoemen de emoties van de peuters, zoeken samen naar verbanden tussen gebeurtenissen, ordenen, meten, tellen en stimuleren het geconcentreerde alleenspelen en samenspelen en het vasthouden aan een plan. 2.3.4 taal en communicatie, ik kan het zelf zeggen Taal en communicatieve competentie zijn samen te vatten in: ik kan het zelf zeggen. Taalontwikkeling wordt gestimuleerd door voor te lezen, te rijmen, te zingen, gesprekjes te voeren en uit te leggen. Competenties die de kinderen daarbij ontwikkelen zijn woorden leren, kijken naar en begrijpen van plaatjes, non-verbale communicatie begrijpen en gebruiken, de
beurt nemen en geven, luisteren, anderen begrijpen en jezelf begrijpelijk maken, vertellen wat je voelt en hebt meegemaakt. De kring is hier een belangrijk moment, de peuters krijgen hier de rust en gelegenheid om te vertellen en te luisteren. Maar ook in een klein groepje of 1 op 1 met de pedagogisch medewerker wordt er gelegenheid geboden om taalvaardigheid te oefenen.
2.3.5 creativiteit: ik dans, zing en maak iets Kinderen leren te dansen en te bewegen op muziek, zij zingen en maken zelf muziek, tekenen, verven en bouwen aan constructies van kleine en grote materialen. Veel van deze activiteiten vinden hun plek in de thema's die we aanbieden. 2.4 waarden en normen, ik doe het goed Een gevoel van “ik doe het goed” is goed voor de morele competentie. Kinderen willen er graag bij horen en verlangen naar goedkeuring. Ze zijn ontvankelijk voor regels en gezamenlijke rituelen. Ze leren emoties op een acceptabele manier te uiten, verantwoordelijkheid en schuldbesef te tonen, te gehoorzamen en rituelen op te volgen, voor zichzelf op te komen, morele gevoelens te uiten en respect te hebben voor anderen. Waarden en normen, die maatschappelijk geaccepteerd zijn worden overgedragen. Alle kinderen leren van de andere kinderen en volwassenen om hen heen. 3. Ouders Ouderbetrokkenheid in de speelzaal betreft de ouder als opvoeder. Het gaat om de betrokkenheid bij het ontwikkelings- en leerproces en/of de opvoeding van het kind, thuis en op de speelzaal. Ouderparticipatie in de speelzaal omvat actief meedoen en meedraaien, klussen, medezeggenschap (maatschappelijke participatie).
3.1 algemeen In de speelzaal komen kinderen al heel jong in contact met mensen met deels andere waarden, normen en gewoontes. De verschillen zijn er op bijvoorbeeld culturele achtergrond, sociaal milieu, familieachtergrond, opvoedingsstijl, sekse, taal en fysieke en geestelijke gezondheid of beperkingen. De ouders hebben verschillende verwachtingen van de speelzaal, verschillen in sociale en etnische achtergronden en hebben thuis verschillende communicatie- en opvoedstijlen. Daarom is het belangrijk dat de pedagogisch medewerker zorg draagt voor een veilig klimaat. Zij zorgt ervoor dat alle ouders zich welkom voelen en maakt met iedere ouder individueel contact. Een betekenisvol contact en regelmatig overleg tussen ouders en pedagogisch medewerker vormt de basis voor een prettige tijd op de speelzaal voor zowel ouder als kind. 3.2 wederzijds begrip en waardering Bij het kennismakingsgesprek en tijdens de eerst weken dat het kind de speelzaal bezoekt leggen wij de basis voor wederzijds begrip en waardering. Ouders zijn onze gelijkwaardige partners. Als ouder zijn zij de deskundigen als het gaat om hun eigen kind. In de dialoog tussen de ouder en de pedagogisch medewerker worden de verschillende leefwerelden van het kind aan elkaar verbonden. Als ouders ervaren dat zij én hun kind gezien
en gewaardeerd worden, dan dragen zij hun kind met een positief gevoel over. Omgekeerd zijn pedagogisch medewerkers op de hoogte van de thuissituatie en begrijpen daardoor gedragingen van het kind beter. Belangrijk in het contact met ouders is een neutrale houding van de pedagogisch medewerker. Deze houding maakt het voor ouders laagdrempelig om contact aan te gaan.
3.3 wederzijds informeren In de speelzaal begint het delen van de opvoeding met het uitwisselen van informatie. De dagelijkse informele contacten tijdens het halen en brengen zijn hierbij belangrijke momenten. Wij informeren ouders over wat hun kind meemaakt op de speelzaal en vragen na hoe het thuis gaat. 3.4 samen delen van opvoeding en zorgen over de ontwikkeling Een stapje verder dan informatie uitwisselen gaat het op elkaar afstemmen van de verzorging, opvoeding en educatie. Wanneer beginnen we aan de zindelijkheidstraining, hoe gaan we om met kinderen die opvallen, welke educatieve activiteiten worden uitgevoerd? Wij voeren minimaal drie maal gedurende de plaatsingsperiode een formeel oudergesprek. Het begint met het kennismakingsgesprek en vervolgens zijn er gesprekken over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind. Deze gesprekken worden gevoerd aan de hand van een observatieverslag en worden aangetekend in een oudergespreksformulier. Ouders bespreken hun vragen met de pedagogisch medewerkers, die alert reageren op de vragen van ouders. Soms wordt een extra gesprek gevoerd, bijvoorbeeld als de pedagogisch medewerker zich zorgen maakt of niet goed raad weet met bepaald gedrag. Komen een ouder en de pedagogisch medewerker er samen niet uit? Dan wordt de vestigingsmanager erbij betrokken. 3.5 van dialoog naar advies Voor individuele ondersteuning bij opvoedingsproblemen verwijzen we ouders actief naar JGZ of het opvoedspreekuur van het oképunt of consultatiebureau. 3.6 ouders en voorschoolse educatie Ouders die betrokken zijn bij wat hun kind leert op de speelzaal, gaan thuis hiermee door. Leermomenten van het kind worden zo verlengd. Wij hechten daarom veel waarde aan onze samenwerking met ouders bij hetgeen we doen op de speelzaal. Zij worden in de speelzaal op de hoogte gesteld van de activiteiten die hun kinderen ondernemen en worden uitgenodigd deel te nemen aan ouderbijeenkomsten. Ze ontvangen informatie om mee naar huis te nemen en kunnen vaak op de website van Little Family meer informatie krijgen om samen met hun kind te kunnen praten of zingen over de thema’s. Pedagogisch medewerkers vragen na wat er thuis besproken is: zo ontstaat waardevolle informatie uitwisseling. Participatie van ouders tijdens speelzaaltijd is mogelijk en zelfs wenselijk. Zo kunnen ouders minimaal 1 x per kwartaal een dagdeel aanwezig zijn. Ouders kunnen zo zien wat we op de speelzaal doen, hoe hun kind de ochtend bij ons beleeft. Andere mogelijkheden zijn opa/omadagen ofals voorleesouder. Zeker met de verjaardag van hun kind worden ouders uitgenodigd om die ochtend mee te draaien. Door het samen vieren van feestjes en het organiseren van uitstapjes beleven kinderen, ouders en pedagogisch medewerkers dat zij samen betrokken zijn bij de speelzaal.
3.7 ouders, beleid en medezeggenschap De oudercommissie van Little Family bestaat uit minimaal 2 ouders. Deze ouders mogen niet uit hetzelfde gezin komen. De oudercommissie vergadert 2-4x per jaar en heeft een adviserende rol binnen Little Family. Dit kan zijn over het pedagogisch beleid, de openingstijden etc. Ook denkt en helpt de oudercommissie mee over bijvoorbeeld de jaarplanning, vieringen, het organiseren en begeleiden van uitstapjes, de aanschaf van nieuw materiaal, ouderavonden prijswijzigingen etc. Aanmelden voor de oudercommissie kan bij de pedagogisch medewerkers of bij een van de oudercommissieleden. De reglementen van de oudercommissie liggen ter inzage op de speelzaal. Deze reglementen kunnen niet veranderd worden zonder toestemming van de oudercommissieleden Alle ouders worden geïnformeerd over de wijze waarop het beleid op de speelzaal uitgevoerd wordt. Dit gebeurt o.a. middels het pedagogisch werkplan, een nieuwsbrief, de risicoinventarisatie en evaluatie. De pedagogisch medewerker heeft hierin een actieve informerende rol naar alle ouders. 4. De basishouding van de pedagogisch medewerker De pedagogisch medewerker vormt het hart van het werk. Zij vangt de kinderen op, begeleidt, stimuleert, observeert en verzorgt. Spelenderwijs worden de verschillende ontwikkelingsgebieden van de kinderen gestimuleerd. Pedagogisch medewerkers met hun competenties, vaardigheden en werkwijze zijn opvoeders die zich bewust zijn van hun voorbeeldhouding. In de uitwerking van de 4 basisdoelen betekent dit dat de pedagogisch medewerker emotionele ondersteuning biedt waardoor kinderen zich veilig voelen. De pedagogisch medewerker respecteert de eigenheid van het kind en biedt structuur en houvast, zodat kinderen groeien in hun sociale wereld. De pedagogisch medewerker brengt waarden en normen over en legt daarmee de basis voor gelijkwaardig tussen mensen. Zij geeft uitleg en instructie op een niveau dat past bij de belevingswereld van het kind. De pedagogisch medewerker volgt en begeleidt de ontwikkeling van het kind door goed naar hem te kijken, door te luisteren en actief mee te spelen. Er is veel aandacht voor taal en het opdoen van kennis en vaardigheden. Dit draagt bij aan een groeiend zelfvertrouwen van het kind. 5. Een uitdagende rijke speelomgeving Kinderen willen de wereld om zich heen ontdekken. De inrichting en het aanwezige materiaal bieden een uitdagende omgeving. Kinderen krijgen de kans om nieuwe dingen te leren en vaardigheden op te doen. Een goede omgeving is veilig, herkenbaar ingedeeld en stimuleert ontdekken en betekenisvol spel. In de speelzaal zijn hoeken waar specifieke en herkenbare activiteiten plaatsvinden. Er is rekening gehouden met rustige/actieve plekken naast elkaar en met een duidelijke begrenzing. De ruimte is verdeeld in een vrije ruimte voor de kring en verschillende hoeken zoals een huis-, bouw-, lees- en creatieve hoek. Verder is er plaats voor een thematafel.
De ruimte: - er is minimaal 3,5 m2 netto speelruimte . Voor 16 peuters betekent dit 56 m2. - is ingericht met methodische materialen die de taal en het ordenen verrijken en dat het materialen zijn die gegroepeerd zijn naar functie - is voorzien van ontwikkelingsmateriaal voor de grove motoriek - is uitnodigend voor de ouders om betrokken te zijn bij het kind of om met de pedagogisch medewerkers te communiceren. De speelzaal beschikt over hoogzit meubilair. De activiteiten, waarbij de pedagogisch medewerkers de leiding nemen vinden in verband met ergonomische normen plaats aan het hoge meubilair. Kinderen kunnen daar ook samen activiteiten ondernemen. Er is aandacht voor persoonlijke hygiëne van kinderen en de pedagogisch medewerkers, van het speelgoed en van de speelzaalruimte. Voor de buitenruimte van de speelzalen geldt dat: - er minimaal 4 m2 bruto speelruimte per kind is; voor 16 peuters betekent dit 64 m2.de buitenspeelruimte is niet-aangrenzend maar wel veilig te bereiken d.m.v. een looptouw. De speelzaal en buitenruimte zijn gelegen aan een rustig fietspad. Beide pedagogisch medewerkers begeleiden de groep tijdens het lopen naar de buitenruimte. In de speelzaal gaan de kinderen in de rij staan. Per tweetal is er een gekleurde ring in het looptouw beschikbaar. De kinderen pakken de ringen goed vast. Een van de pedagogisch medewerkers loopt voorop naar de hoek van het trottoir, een pedagogisch medewerker sluit de rij. We kijken met alle peuters naar links, naar rechts en weer naar links. Als het veilig is steken we het fietspad over. Dan lopen we over het trottoir naar links en wachten op de hoek. We kijken weer goed uit en als het veilig is steken we over naar de speelplaats. Het is een plek waar peuters gevarieerd kunnen spelen, waar ze ervaringen opdoen en veel leren van en over de natuur. Natuurbeleving neemt een belangrijke plaats in ons pedagogisch beleid. De zintuigen van de kinderen worden op uiteenlopende manieren geprikkeld. De natuur en natuurlijke processen krijgen de ruimte zodat kinderen in aanraking komen met bijvoorbeeld bloeiende grassen, geurende planten en rondzoemende insecten. Het aanleggen en onderhouden van een minimoestuin is onderdeel van de activiteiten. Door het spel van kinderen verandert de buitenruimte continue; in een kindertuin moet immers ontdekt worden! Wij creëren een omgeving waarin dat kan en mag. 6.Volgen van de ontwikkeling
6.1 Wat levert het op? Een belangrijk onderdeel van het werken met kinderen is het gericht kijken naar hen. Al pratend, spelend en werkend verzamelt de pedagogisch medewerker informatie die zij gebruikt in de omgang met de kinderen en toepast in haar pedagogisch handelen. Dit gericht en bewust kijken naar kinderen noemen we observeren. Zij heeft inzicht in de kinderen en weet of zij zich op hun gemak voelen bij ons. Observaties worden ook gebruikt om het eigen handelen bij te sturen en als onderlegger voor gesprekken met ouders. Een speciale manier van observeren is het toetsen. Tijdens een toets kijken we wat een peuter op verzoek van de pedagogisch medewerker zelfstandig kan laten zien. Door
vervolgens met het resultaat aan de slag te gaan, stimuleren we gericht de ontwikkeling van een peuter. Ook is een toets een bevestiging van de indruk die de pedagogisch medewerker reeds van het kind heeft. We zijn ons ervan bewust dat een toets een momentopname is, met een beperkte geldigheid in de ontwikkelingsfase van de peuter.
6.2 vroegtijdig signaleren Wanneer een pedagogisch medewerker zich zorgen maakt over een kind, dan is dit een reden om gerichter, vaker en gedetailleerder naar het kind te kijken. Vanuit kennis over de ontwikkeling en de ervaring in het werken met peuters vangt een pedagogisch medewerker een signaal dat iets niet klopt snel op. We bieden, binnen de mogelijkheden die we hebben, gerichte aandacht en zorg. Vervolgens kan dit leiden tot een doorverwijzing naar de juiste instanties. Vanzelfsprekend vindt dit plaats in overleg met de ouders. De speelzaal is een schakel in de keten rond advies en hulp aan kind en ouders.
7. Doorlopende leerlijn Voor het kind maken we een soepele overgang naar de basisschool mogelijk. We praten er met hen over. De kennis, ervaring die in de voorschoolse periode door pedagogisch medewerker is opgedaan over het kind, wordt overgedragen aan de basisschool. Het gaat om schriftelijke informatie via de gebruikte observatielijsten (peuterestafette). Als er extra zaken te melden zijn dan nemen we contact op met de intern begeleider van de school waar het kind naartoe gaat om een persoonlijke overdracht te doen.