Vragen over Tsjernobyl 10 jaar later
Vragen over Tsjernobyl 10 jaar later
Samenstelling: Bart Stam
Verantwoordelijke uitgever : Stichting Energieonderzoek Centrum (ECN), Petten Samenstelling : Bart Stam Redactie-assistentie : Torn van Loon Drukkerij : Scheerders van Kerchove N.V., Sint-Niklaas (België) Illustraties : Ronald Kal Eindcoördinatie : Bureau Balance International, Warmenhuizen
Inhoud
l. Achtergronden 1. Waar ligt Tsjernobyl? 2. Hoe werd het ongeval in Tsjernobyl ontdekt in het buitenland? 3. Hoe luidde de eerste informatie? 2. Het ongeval 1. Wat was de aanleiding? 2. Wat is er gebeurd? 3. Hoeveel radioactieve stoffen kwamen er vrij? 4. Hoe verliep het ongeval chronologisch?
9 9 10 11 15 15 15 16 16
3. Het ongeval bestrijden 1. Hoe verliep de bestrijding? 2. Hoe werd besmetting van het grond- en oppervlaktewater voorkomen? 3. Wat deed men om de verspreiding van radioactieve stoffen te beperken? 4. Wanneer is de bevolking geëvacueerd? 5. Waarom kwam de evacuatie zo laat op gang?
19 19
4. Informatie verstrekken 1. Hoe hebben de autoriteiten de plaatselijke bevolking geïnformeerd? 2. Hoe hebben de autoriteiten de bevolking van de Sovjet-Unie geïnformeerd? 3. Hoe hebben de autoriteiten de internationale gemeenschap geïnformeerd?
20 20 21 21 23 23 23 24
5. Directe gevolgen van het ongeval 1. Welke stralingsdoses hebben de bestrijders van het ongeval opgelopen? 2. Hoeveel acute slachtoffers heeft het ongeval geëist? 3. Hoe hebben de radioactieve stoffen zich verspreid? 4. Wat waren de gevolgen voor de mensen in de omgeving? 5. Leidde het ongeval ook tot psychische problemen?
27
6. Verwachte gevolgen op langere termijn l. Welk soort effecten zal het ongeval op langere termijn hebben?
35 35
27 28 28 31 31
2. Is er inmiddels een toename van het aantal kankerpatiënten vastgesteld? 3. Hoeveel mensen zullen op langere termijn aan de gevolgen van het ongeval overlijden? 4. Welke schade ondervinden planten en dieren? 5. Hoe lang blijven planten en dieren ongeschikt voor menselijke consumptie? 7. Gevolgen voor Nederland en België 1. Hoe kregen België en Nederland te maken met de radioactieve wolk? 2. Welke maatregelen namen de autoriteiten? 3. Hoe reageerde de bevolking? 4. Heeft het ongeval de houding van de autoriteiten ten aanzien van kernenergie beïnvloed? 5. Zijn er gezondheidsrisico's?
35 36 36 38 39 39 40 40 40 42
8. De huidige situatie in Tsjernobyl 1. Hoe hoog is thans het stralingsniveau in de 'verboden zone van 30 km rondom de centrale? 2. Is de geëvacueerde bevolking al teruggekeerd? 3. Hoe staat het nu met de kerncentrale? 4. Wat is er verder gebeurd met eenheid 4? 5. Wat zijn de plannen met de sarcofaag?
45
9. Kan er een tweede 'Tsjernobyl' plaatsvinden? 1. Zijn er voor of na 'Tsjernobyl' nog andere ongevallen met kerncentrales gebeurd? 2. Zijn de kerncentrales in het Oostblok aangepast na het ongeval in Tsjernobyl? 3. Wat is de meest gevaarlijke situatie die kan optreden in een kerncentrale? 4. Kan een groot ongeval zoals dat bij Tsjernobyl zich ook voordoen in een Belgischie of Nederlandse kerncentrale?
49
10. Hoe moet het verder na 'Tsjernobyl'? 1. Wat heeft men van het ongeval geleerd? 2. Is de internationale informatie-uitwisseling inmiddels verbeterd? 3. Welke technische maatregelen kunnen de veiligheid verder verhogen? 4. Wat zijn 'passief veilige' en 'evolutionaire' reactortypen? 5. Is er nog toekomst voor kernenergie na 'Tsjernobyl' ?
53 53
45 45 46 46 48
49 49 50 50
53 53 54 55
Voorwoord In april 1996 is het tien jaar geleden dat zich een ernstig ongeval voordeed met de kerncentrale bij Tsjernobyl (in de deelstaat Oekraïne van de voormalige Sovjet-Unie). De zichtbare, ernstige gevolgen van het ongeval bij Tsjernobyl hebben, evenals de vele onduidelijke en vaak tegenstrijdige berichten, veel vragen opgeroepen. De afgelopen tien jaar is over de oorzaken en gevolgen van het ongeval weliswaar geleidelijk aan steeds meer bekend geworden, maar toch hebben veel mensen ook anno 1996 nog tal van vragen. Dit boekje is bedoeld om voor een breed publiek meer duidelijkheid te scheppen door een beeld te geven van de huidige inzichten in de gebeurtenissen van destijds en de gevolgen daarvan. De hoofdstukken behandelen elk een apart onderwerp, zoals de oorzaak, de bestrijding, de invloed van de vrijgekomen straling, de maatregelen van de Nederlandse en Belgische autoriteiten, de huidige situatie en de verwachtingen voor de toekomst. Per hoofdstuk zijn enkele vragen opgenomen die de afgelopen tien jaar veelvuldig zijn gesteld. Elke vraag is voorzien van een antwoord waarin zoveel mogelijk relevante informatie is verwerkt. De informatie is bijgehouden tot en met februari 1996. We willen graag de volgende personen en instanties bedanken voor hun bijdragen: Corinne Souwer (Balance International); Ir. André Versteegh en Dr. Albert Keverling Buisman (Energieonderzoek Centrum Nederland, ECN); Dr. G. Wagemaker (Erasmus Universiteit, Rotterdam); Dr. Hans Arnold en Torn van Loon (N.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland, GKN); Luuk Koelman; Rob Graaff en Vera Ryba (Stadsbibliotheek Haarlem); Bob Stam; Prof. Bernt Jones (Swedish University ofAgricultural Science, Uppsala); Nico Veenkamp (Uitgeverij Ten Hagen & Stam). Bart Stam, de samensteller
HOOFDSTUK l ACHTERGRONDEN l. Waar ligt Tsjernobyl? Tot 26 april 1986, de dag van het ongeval, telde Tsjernobyl zo'n 12.500 inwoners. Het dorpje ligt aan de rivier Pripjat in de Oekraïne, op 130 km ten noorden van Kiev en 16 km ten zuiden van de grens met Wit-Rusland. De
Figuur l De kerncentrale van Tsjemobyl ligt in de Oekraïne, op ongeveer 130 km ten noorden van de hoofdstad Kiev. Omdat de wind in de eerste dagen na het ongeval in andere richtingen woei, is Kiev (2,5 miljoen inwoners) aanvankelijk aan radioactieve neerslag ontsnapt. De verhoogde radioactiviteit in de atmosfeer werd het eerst ontdekt in de kerncentrale van Forsmark in Zweden.
omgeving van Tsjernobyl vormt een bosrijk gebied met intense landbouw, maar ook met heel wat zware industrie. De regering van de toenmalige Sovjet-Unie besloot in de jaren zestig om zo'n 15 km buiten Tsjernobyl, direct aan de rivier, een grote kerncentrale te bouwen. Die zou uit zes eenheden bestaan, elk met een eigen kernreactor, om elektriciteit te leveren aan steden zoals Kiev (2,5 miljoen inwoners) en de zware industrie. De Pripjat kon de grote hoeveelheden koelwater leveren die een elektriciteitscentrale nodig heeft. In april 1986 waren vier eenheden gereed en in gebruik. Speciaal voor het personeel hebben de autoriteiten op 3 km afstand van de centrale de satelietstad Pripjat gebouwd, die ten tijde van het ongeval zo'n 49.000 inwoners telde. Een groot deel van de bevolking werkte in de kerncentrale. 2. Hoe werd het ongeval in Tsjernobyl ontdekt in het buitenland? Het ongeval gebeurde in de nacht van vrijdag 25 op zaterdag 26 april 1986. Oorzaak was een veiligheidsexperiment of risicotest met eenheid 4 van de centrale, de laatste die in gebruik was genomen. De reactor sloeg op hol en er volgden explosies, waardoor grote hoeveelheden radioactieve stoffen uit het reactorvat in de atmosfeer terechtkwamen. Heel aanvankelijk hield de Sovjet-Unie het stilzwijgen, zodat het buitenland pas iets in de gaten kreeg nadat de wind de eerste wolken met radioactieve deeltjes uit de Oekraïne had meegevoerd naar Oost-Europa en Scandinavië. De eerste bewijzen voor het ongeval vond Zweden. In de vroege ochtend van maandag 28 april ontdekte een werknemer van de kerncentrale in Forsmark (circa 100 km ten noorden van Stockholm) bij een routinecontrole dat zijn schoenen radioactief waren. Hij meldde dit aan een veiligheidsinspecteur, waarna de bedrijfsleiding voor alle zekerheid alle 700 werknemers van de centrale aan een onderzoek onderwierp. Op de kleding van alle personeelsleden werd een stralingsniveau gemeten dat 5 tot 10 keer zo hoog was als normaal. Toen ook een onderzoekslab in Uppsala een verhoogd stralingsniveau mat, kregen de Zweden het vermoeden dat er ergens een nucleair ongeval moest zijn gebeurd. Maar waar? Nog diezelfde dag, maandag 28 april, vroeg de Zweedse diplomaat voor wetenschap en techniek in Moskou om opheldering aan het Staatscomité voor het Gebruik van Kernenergie van de Sovjet-Unie. Hij kreeg te horen dat het instituut niets wist over een ongeval met een nucleaire installatie op Sovjetgrondgebied. Ook de Zweedse ambassadeur kreeg geen informatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in Moskou over een mogelijk ongeval met een Russische kerncentrale.
3. Hoe luidde de eerste informatie? Na het aanvankelijke stilzwijgen werd op de avond van 28 april op de Russische staatstelevisie een kort perscommuniqué van de ministerraad van de Sovjet-Unie voorgelezen: "Er heeft zich een ernstig ongeval voorgedaan in de kerncentrale van Tsjernobyl. Een van de reactoren is beschadigd. Er worden maatregelen genomen om de gevolgen van het incident te beperken. De gewonden worden geholpen. Er is een regeringscommissie ingesteld". Door dit bericht kwam in de Westerse media (kranten, radio en televisie) een stroom van publicaties en speculaties op gang. Er deden direct na het ongeval uiteenlopende geruchten de ronde over het aantal slachtoffers. Het Amerikaanse persbureau UPI berichtte over 'tweeduizend doden'. De regering in Moskou onder leiding van secretaris-generaal Michail Gorbatsjov sprak deze cijfers tegen en berichtte over 2 doden en 197 gewonden, waarvan 18 ernstig. Maar George Schulz, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, noemde het bericht van UPI zeer wel mogelijk. Een week na het ongeval besloot de Sovjet-Unie om een diplomaat in de Amerikaanse hoofdstad Washington tekst en uitleg te laten geven aan verontruste leden van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. Meer informatie kwam op 14 mei 1986, toen Michail Gorbatsjov een toespraak voor de Russische staatstelevisie hield over het ongeval (zie ook hoofdstuk 4). Hij gaf hierin enige informatie over het ongeval, het aantal doden en gewonden en de bestrijding. Hij uitte ook scherpe kritiek op het Westen vanwege de 'leugens' en onjuiste cijfers over het aantal slachtoffers, die door regeringen en de media zouden zijn verspreid. Een duidelijke verklaring over de precieze oorzaak van het ongeval gaf Gorbatsjov echter niet. Daarop moesten de deskundigen wachten tot einde augustus 1986, toen Russische kernfysici voor het eerst uitgebreide informatie gaven over de toedracht van het ongeval. Dat gebeurde op uitnodiging van het Internationaal Bureau voor Kernenergie (IAEA; een te Wenen gevestigde instelling van de Verenigde Naties), tijdens een grote conferentie in Wenen.
Hoe werkt een kerncentrale? Kerncentrales zijn thermische centrales; dat wil zeggen dat ze water verhitten tot stoom die een turbine/generatoreenheid aandrijft. Waar andere thermische centrales de nodige warmte opwekken door verbranding van steenkool, aardgas of olie, doen kerncentrales dat door atoomkernen (vooral uranium) te splijten. Voor het splijten van uraniumkernen zijn neutronen nodig. Bij elke splijting wordt een neutron 'verbruikt', maar komen ook twee of drie nieuwe neutronen vrij. Door daarvan telkens één te benutten voor een nieuwe splijting, kan een gecontroleerde kettingreactie in gang worden gehouden. De bij splijting gevormde neutronen hebben een te hoge snelheid om voldoende kans te maken om een andere uraniumkern te splijten. Ze moeten daarom in de reactorkern worden afgeremd. Dat gebeurt met behulp van een zogeheten 'moderator', een stof die met dat doel in de reactorkern aanwezig is. Als moderator gebruikt men meestal water, maar soms is dat grafiet. Deze vorm van zuivere koolstof wordt onder andere gebruikt in reactoren van het type Tsjernobyl: de RBMK-1000. Wat is een RBMK-1000? De letters RBMK zijn een afkorting van de Russische woorden voor een reactor met grafiet (in de vorm van opgestapelde blokken) als moderator en water als koelmiddel. De splijtstof in de reactorkern bestaat uit uranium dat is verdeeld over ca. 1900 drukbuizen (waardoor het koelwater stroomt) die temidden van de grafietblokken zijn opgesteld. De eenheden van de centrale in Tsjernobyl zijn van het type RBMK-1000; het getal 1000 geeft aan dat de reactor bij vol vermogen 1000 megawatt (MW) elektriciteit opwekt. Om dit te bereiken moet een veel grotere hoeveelheid energie (ca. 3200 MW) in de vorm van warmte worden geproduceerd. Men spreekt daarom van een thermisch (= warmteproducerend) vermogen van 3200 MW en een elektrisch vermogen van 1000 MW.
Figuur 2: Schema van de RBMK-1000. Dit type reactor heeft geen veiligheidsomhulling zoals Westerse kerncentrales. Er wordt grafiet gebruikt als moderator. De in de reactor gevormde stoom drijft de turbine aan.
Figuur 3: Schema van de drukwaterreactor. Dit type heeft minstens één zwaarbetonnen veiligheidsomhulling (vaak zelfs twee) en een stalen koepel als extra bescherming. Het reactorgebouw is bestand tegen zware implosies en explosies, zowel intern als extern. In het reactorgebouw wordt een onderdruk gehandhaafd zodat eventueel vrijkomende radioactieve deeltjes niet naar buiten kunnen ontsnappen. Als moderator wordt water gebruikt. Er zijn drie volledig gescheiden waterkringen. Zo wordt voorkomen dat het water dat door de reactor stroomt, met de buitenwereld in contact komt.
HOOFDSTUK 2 HET ONGEVAL l. Wat was de aanleiding? In eenheid 4 startte op vrijdag 25 april 1986, tijdens voorbereidingen voor een normale onderhoudsbeurt, een bijzonder experiment. Het was de bedoeling om onder praktijkomstandigheden te onderzoeken hoe lang de generator (of alternator) stroom kon blijven leveren tijdens het 'uitlopen' na afschakeling van het openbare net. Zo'n situatie kan zich voordoen bij een stroomstoring, als de centrale een beroep moet doen op zijn noodstroomvoorziening, bijvoorbeeld dieselgeneratoren. Elke elektriciteitscentrale gebruikt immers zelf ook stroom (voor verlichting, pompen, veiligheidsvoorzieningen etc.) en moet dus voortdurend over stroom kunnen beschikken; die wordt in normale omstandigheden van het openbare net afgenomen. Het experiment in Tsjernobyl bracht risico' s met zich mee doordat bepaalde veiligheidsvoorzieningen moesten worden uitgeschakeld om het experiment mogelijk te maken. De veiligheidsvoorschriften werden daarbij overtreden. 2. Wat is er gebeurd? Het experiment begon in de nacht van donderdag 24 april op vrijdag 25 april met het afschakelen van één van de twee turbine/generatoreenheden. Een etmaal later, aan het begin van zaterdag 26 april, daalde het (thermisch) vermogen van de reactor plotseling naar 30 MW, terwijl het de bedoeling was de proef bij 700-1.000 MW uit te voeren. Om het vermogen weer omhoog te krijgen, trokken de operatoren meer regelstaven uit de reactorkem dan was toegestaan (zie kader op p. 18). Desondanks kwam het thermisch vermogen niet boven de 200 MW. Vanwege de veiligneidsrisico's had het experiment op dat moment moeten worden gestaakt, maar de verantwoordelijken besloten om door te gaan met de voorbereidingen. Die beslissing zou uiteindelijk fatale gevolgen hebben. Mede door een verkeerde watertoevoer en het te ver uittrekken van de regelstaven uit de kern werd de reactor onstabiel. Het vermogen nam plots snel toe, waarop de verantwoordelijke voor de bediening opdracht gaf om de regelstaven zo snel mogelijk weer in de kern te plaatsen, om de reactor weer onder controle te krijgen. Door het niet goed doordachte ontwerp van de regelstaven, nam het vermogen echter zeer snel toe, tot honderden keren het maximale vermogen waarvoor de reactor was ontworpen. Er vormde zich stoom onder een zeer
hoge druk en er volgden twee zware explosies, die het 2.000 ton zware deksel van het reactorvat optilden. De tweede explosie werd veroorzaakt door eerder gevormd waterstof. De explosie sloeg een gat in het reactorgebouw; daardoor kregen de radioactieve stoffen in de reactorkern vrij spel. Inmiddels was brand ontstaan in de grafietblokken in de reactor, waardoor grote hoeveelheden radioactieve stoffen hoog in de lucht werden geblazen. 3. Hoeveel radioactieve stoffen kwamen er vrij? Evenmin als andere RBMK-reactoren van de 'oude' generatie had eenheid 4 in Tsjernobyl een veiligheidsomhulling, zoals die in veel andere landen is voorgeschreven. Door de kracht van de explosie werd het dak van het reactorgebouw in één klap weggeblazen, waardoor de radioactieve stoffen uit de kern ongehinderd naar buiten konden komen. Het vuur van de brandende kern zorgde ervoor dat die stoffen zo'n l .200 m hoog in de lucht werden geblazen. Op het moment van het ongeval bevatte de reactorkem ongeveer 200 ton splijtstof (hoofdzakelijk uraniumoxyde), maar ook hoogactieve splijtingsproducten. Van de totale kerninhoud zijn naar schatting ongeveer 7.000 kg uraniumoxide en 3,5 van de splijtingsproducten in de atmosfeer terechtgekomen. Dat leverde in één keer een belasting van de atmosfeer met radioactieve deeltjes op, die overeenkomt met ongeveer 1/20 van de totale belasting die in de periode 1945-1963 ontstond als gevolg van de bovengrondse proeven met kernwapens. 4. Hoe verliep het ongeval chronologisch? Op vrijdag 25 april begon om 01.00 uur 's nachts (Belgisch/Nederlandse tijd) het experiment met het afschakelen van de turbine/generatoreenheid. Chronologisch verliepen de gebeurtenissen als volgt: Vrijdag 25 april 00:00 uur: nachtploeg komt op; 01:00 uur: start voorbereidingen voor het experiment; 08:00 uur: ochtendploeg lost af; 13:00 uur: reactor bereikt een thermisch vermogen van 1.700 MW (iets meer dan de helft van het normale vermogen); 13:05 uur: een van de twee turbine/generatoren wordt stilgelegd; 14:00 uur: het noodkoelsysteem, een belangrijk veiligheidssysteem, wordt uitgeschakeld tegen de voorschriften in; 16:00 uur: middagploeg komt op; 23:00 uur: alsnog verleent men toestemming voor afschakelen van de
23:10 uur:
tweede turbine/generator; thermisch vermogen gaat terug van 1700 naar 700 MW.
Zaterdag 26 april 00:00 uur: nieuwe ploeg komt op; vermogen van de reactor daalt onverwacht tot 30 MW, veel te laag voor het experiment; toch goedkeuring om door te gaan; 01:00 uur: door uittrekken van (teveel) regelstaven laat men (tegen de veiligheidsvoorschriften in) het vermogen stijgen naar 200 MW; toch volgt beslissing om door te gaan met het experiment; 01:03 en 01:07 uur: inschakelen reservepompen; 01:22 uur: ondanks instabiliteiten besluit men om het eigenlijke experiment te starten; 01:23:04: turbine wordt afgekoppeld; koelwater begint te koken; luchtbelletjes in de stoom zorgen voor toename van vermogen; hierdoor wordt de druk in de reactor sterk verhoogd; 01:23:23: operatoren trachten regelstaven weer in de reactorkern te brengen, maar door het weinig doordachte ontwerp van de regelstaven daalt het vermogen van de reactor niet; het begint integeneel zeer snel te stijgen; 01:23:40: men probeert de reactor met een noodvoorziening snel af te schakelen, maar de reactor is inmiddels oncontroleerbaar; 01:24 uur: explosie bij een vermogen dat honderden keren zo groot is als bij normale werking; splijtstof sta ven begeven het, waardoor splijtstof (bij temperaturen van 2000-4000 °C) in contact komt met het koelwater; hierdoor ontstaat zeer veel stoom die een enorme druk uitoefent op de constructie; een deel van de drukbuizen explodeert en tilt het 2000 ton zware deksel van het reactorvat op; overige drukbuizen worden stukgeslagen, dak en muren worden weggeblazen, oververhitte stukken splijtstof en grafietblokken worden uit de reactor geslingerd; door contact met zuurstof ontbrandt het grafiet in de reactor; er vallen twee doden onder het personeel; de bedrijfsbrandweer wordt gewaarschuwd; 01:26 uur: de bedrijfsbrandweer is ter plekke om de circa dertig branden te blussen; zes minuten later komt het korps van Pripjat aan, iets later dat van Tsjernobyl.
Regelstaven Regelstaven worden gebruikt om het vermogen van een kernreactor te regelen. Daartoe bevatten ze een stof die neutronen absorbeert (bijv. borium). Wanneer een aantal regelstaven in de reactorkern wordt gebracht, worden neutronen door het borium geabsorbeerd; er blijven dus minder neutronen over om een kernsplijting te veroorzaken. Daardoor neemt het aantal kernsplijtingen (en daarmee het vermogen) af; worden regelstaven uit de reactorkern getrokken, dan neemt het vermogen juist toe. Wanneer alle regelstaven in zeer korte tijd geheel in de reactorkern worden gebracht, dan worden zoveel neutronen geabsorbeerd dat de kettingreactie stopt en de reactor normaal geen vermogen meer produceert. In Tsjernobyl is het ontwerp echter anders: het vermogen van de reactor gaat daar na het inbrengen van de regelstaven gedurende enkele seconden juist zeer snel stijgen.
HOOFDSTUK 3 HET ONGEVAL BESTRIJDEN l. Hoe verliep de bestrijding? In de eerste uren na de explosie lag de bestrijding van het ongeval geheel in handen van de brandweer. Zowel de bedrijfsbrandweer als enkele regionale korpsen trachtten in de vroege uren van zaterdag 26 april met groot gevaar voor eigen leven de circa dertig branden onder controle te krijgen, temeer omdat ook de aangrenzende eenheid 3 groot gevaar liep. Op het ogenblik van het ongeval waren 176 mensen werkzaam in de centrale. Buiten werkten nog eens 286 bouwvakkers en technici aan twee nieuwe eenheden (5 en 6) in aanbouw. Twee minuten na de explosie waren dertig leden van de bedrijfsbrandweer al bij de brand. Zes minuten later voegde de brandweer van Pripjat zich bij hen; kort daarna kwamen ook de brandweerkorpsen van Tsjernobyl en Polesskoe te hulp, nog later ook het korps uit het ca. 130 km verder gelegen Kiev. Hoewel de brandweerlieden nauwelijks beschermd waren tegen de sterke straling en de enorme hitte (circa 2500 °C) in de buurt van het brandende grafiet, namen allen deel aan de bluswerkzaamheden. Onder zeer zware omstandigheden slaagde het team er na zo'n drie uur in om vanaf het dak van de turbinehal de branden onder controle te krijgen; het risico dat het vuur zou overslaan naar aangrenzende gebouwen werd daardoor minder groot. Intussen nam het personeel van de centrale maatregelen om de drie overige eenheden zo snel mogelijk buiten bedrijf te stellen. In de vroege ochtend van zondag 27 april werd de laatste eenheid afgeschakeld. Helikopterpiloten begonnen op zondag 27 april met het bestrijden van de brand vanuit de lucht. Zij kregen de opdracht het vuur in de openliggende 'krater' zo snel mogelijk te doven en de omgeving van de stralingsbronnen af te schermen door zandzakken en andere materialen af te werpen. Zij gooiden tot en met 2 mei duizenden zandzakken op de brandende kern, in een tempo van 180 vluchten per dag. In totaal lieten zij 2400 ton lood op de reactor vallen en zo'n 2600 ton dolomiet (een gesteente bestaande uit magnesium/calciumcarbonaat), borium, zand en klei. Lood, borium en dolomiet moesten de omgeving tegen straling afschermen, terwijl klei en zand de reactor moesten afsluiten van zuurstof om nieuw oplaaien van branden te voorkomen.
2. Hoe werd besmetting van het grond- en oppervlaktewater voorkomen? De brandweerlieden en de helikopterpiloten slaagden erin de branden te blussen en de reactorkern af te dekken. Nu moest men voorkomen dat het grond- en oppervlaktewater nog meer met radioactieve stoffen zou worden besmet. In geen geval mocht de gesmolten reactorkern door de bodem van het reactorvat zakken ! Omdat het overgrote deel van de splijtingsproducten (96,5) zich nog in de reactor bevond, zou het grondwater dan in een groot gebied worden besmet. Bovendien zouden het oververhitte grafiet en het uranium dan bij ruim 2000 °C alsnog in contact kunnen komen met de tienduizenden liter koelwater. Vanwege de kans op stoomexplosies, was dat koelwater immers weggepompt naar het bekken onder de centrale. Hierna ontwikkelden ingenieurs een plan om de onderzijde van de reactor met een betonnen constructie te verstevigen. Dit vormde de eerste fase van de uiteindelijke sarcofaag, de betonnen omhulling waarin eenheid 4 nu is opgesloten. Ander probleem : wegstromend regenwater kom de vrijgekomen radioactieve stoffen op het terrein meevoeren tot in de rivier Pripjat. Dat moest worden voorkomen, want dertig miljoen mensen (onder wie de inwoners van Kiev) zijn voor hun drinkwater van deze rivier afhankelijk. Op 4 mei begonnen arbeiders daarom met bulldozers een beschermende aarden wal van 7,5 km lengte op te werpen tussen het complex van de centrale en de rivier. 3. Wat deed men om de verspreiding van radioactieve stoffen te beperken? Zodra de uitstoot van radioactieve stoffen uit de reactor was gestopt, werd begonnen met het ontsmetten van de gebouwen en installaties van de centrale. Ook gaven de autoriteiten opdracht de grond af te graven tot een diepte van l tot 1,5 m. Die maatregelen waren in eerste instantie bedoeld om de drie stilgelegde eenheden zo snel mogelijk weer in bedrijf te nemen, zonder het personeel aan gevaarlijke stralingsdoses bloot te stellen. Later werden de activiteiten uitgebreid om de verspreiding van radioactieve stoffen zoveel mogelijk te beperken. Buiten de centrale hebben brandweerkorpsen direct na het ongeval woningen en gebouwen zoveel mogelijk natgespoten om het opwaaien van radioactief stof te voorkomen. Voorts hebben de autoriteiten in de buurt van de centrale duizenden bomen laten kappen vanwege het gevaar in geval van bosbranden. Bij brand zouden immers de neergeslagen radioactieve deeltjes opnieuw in de lucht terecht zijn gekomen. Naar schatting 4300 soldaten hebben geholpen bij het verwijderen van brokstukken grafiet en van splijtstofstaven die bij de explosie op het dak van de gezamenlijke turbinehal van
de eenheden 3 en 4 waren terechtgekomen. Zij mochten daar niet langer dan een minuut vertoeven vanwege de hoge stralingsintensiteit en moesten in die korte tijd zoveel mogelijk grafietblokken door het halfweggeslagen dak van eenheid 4 in de verwoeste reactor gooien. 4. Wanneer is de bevolking geëvacueerd? De evacuatie van de bevolking in de omgeving van de centrale kwam later op gang dan wenselijk: zo'n 36 uur na het ongeval begon de evacuatie van de inwoners van Pripjat en van de tientallen boeren in de omgeving. Hiervoor werden 1200 bussen ingezet. Steden en dorpen die meer dan 5 km maar minder dan 15 km van de centrale lagen, werden pas zes dagen na het ongeval ontruimd. Hierdoor hebben veel mensen een onnodig hoge stralingsdosis opgelopen. De beslissing om de evacuatiezone verder uit te breiden, viel nog later : pas toen deskundigen na het nemen van water-, lucht- en bodemmonsters hadden ontdekt dat een gebied van circa 1000 km ernstig was besmet met radioactieve stoffen. Toen de autoriteiten in Moskou die cijfers hoorden, besloten zij onmiddellijk om het evacuatiegebied uit te breiden tot een straal van dertig kilometer rondom de centrale. Die beslissing is hoogstwaarschijnlijk genomen door partijleider Gorbatsjov zelf. Zo moesten 135.000 mensen huis en haard verlaten. Ook moest voor zo'n tienduizend runderen een veilig agrarisch gebied worden gezocht. Mensen en dieren werden overgebracht naar het zuiden van de Oekraïne, onder meer naar de Krim. Tussen 1989 en 1995 zijn, aanvullend, nog meer mensen geëvacueerd uit relatief sterk besmette gebieden. De 'verboden' zone van 30 km is nog altijd van kracht. Alleen voor enkele ouderen, die graag wilden terugkeren naar hun geboortegrond, werd een uitzondering gemaakt. Voorts mag voorlopig niemand in het gebied wonen. 5. Waarom kwam de evacuatie zo laat op gang? Dat was een gevolg van onderschatting van de ernst van de situatie, van onjuiste informatie en onduidelijke bevoegdheden van diverse betrokken personen, zoals functionarissen van de Communistische Partij, medische autoriteiten, de directie van de centrale, enz. Mede door de bureaucratische structuren werden noodzakelijke beslissingen vaak te lang uitgesteld. Zo durfde niemand vóór de aankomst van een speciale regeringscommissie een beslissing te nemen over de evacuatie van Pripjat en andere plaatsen in de omgeving.
Figuur 4 De evacuatie van de bewoners uit de omgeving van de centrale omvatte verschillende fases. Na 36 uur begon de evacuatie van Pripjat en het overige gebied binnen een straal van 5 km rond de centrale. Enkele dagen later werd ook Tsjernobyl geëvacueerd, samen met het overige gebied binnen 15 km van de centrale. Pas toen de ernst van de situatie in Moskou was onderkend, werd het 'verboden gebied' uitgebreid tot 30 km rondom de centrale (niet aangegeven in de figuur).
HOOFDSTUK 4 INFORMATIE VERSTREKKEN l. Hoe hebben de autoriteiten de plaatselijke bevolking geïnformeerd? In eerste instantie trachtten de lokale autoriteiten en de directie van de centrale de ware omvang van het ongeval te verdoezelen, ook voor de autoriteiten in Moskou. Zo meldde directeur Victor Broechanov op zaterdag 26 april aan het Ministerie voor Kernenergie in Moskou dat er in zijn centrale een ongeval had plaatsgevonden, maar dat alles onder controle was. Samen met enkele andere stafmedewerkers werd Broechanov in 1987 voor deze nalatigheid veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf. Een duidelijke informatiestroom van de autoriteiten naar de plaatselijke bevolking was er niet, mede door de aanvankelijke verwarring en de onvoldoende samenwerking. De eerste mensen die te horen kregen wat zich in de centrale had afgespeeld, waren de werknemers zelf en hun gezinnen. Zij werden reeds in de loop van zaterdag 26 april geëvacueerd. De 49.000 inwoners van de naburige stad Pripjat kregen, voor zover ze nog niet waren ingelicht door kennissen die in de centrale werkten, een dag later te horen wat er aan de hand was. Toen riepen leden van de communistische jeugdbeweging Komsomol huis aan huis de bewoners op om hun huis te verlaten. 2. Hoe hebben de autoriteiten de bevolking van de Sovjet-Unie geïnformeerd? Het duurde geruime tijd alvorens de bevolking enige informatie over het ongeval kreeg. De Russische kranten, radio- en televisiezenders besteedden aanvankelijk slechts summier aandacht aan de gebeurtenissen in Tsjernobyl. Door de tegenstrijdige rapporten en adviezen over de ware omvang van het ongeval was het voor de autoriteiten moeilijk om betrouwbare voorlichting te geven. Langzaam maar zeker verschenen in de partijkrant Pravda en andere bladen niettemin berichten over het ongeval. Op 29 april verstrekte het persbureau TASS de korte mededeling dat er bij een ongeval in de kerncentrale van Tsjemobyl twee doden waren gevallen. De volgende dagen gaven de Russische kranten nog steeds weinig informatie.
3. Hoe hebben de autoriteiten de internationale gemeenschap geïnformeerd? Zowel binnen als buiten de Sovjet-Unie kwam er pas op 6 mei min of meer gedetailleerde informatie, toen de autoriteiten in Moskou een persconferentie hielden. Daarbij waren zowel binnen- als buitenlandse journalisten aanwezig. De televisiekijkers in de Sovjet-Unie kregen beelden van de persconferentie te zien, zij het dat de vragen en antwoorden over het gevaar van de vrijgekomen radioactieve stoffen door een censor uit het verslag werden geknipt. Een dag na de persconferentie publiceerde Sovjetkaya Russiya een artikel over de gebrekkige coördinatie bij de evacuatie. Ook stond in deze krant een interview met de regionale voorzitter van de Communistische Partij. Op 8 mei meldde de Oekraïense minister Romanenko van Volksgezondheid voor de televisie dat de straling verminderde. Wel vroeg hij de bevolking op te passen voor radioactief stof op straat. Kinderen mochten niet te lang buiten spelen en de mensen moesten dagelijks douchen en hun haar wassen. De Pravda publiceerde op maandag 12 mei de namen van functionarissen die zich bij het ongeval aan plichtsverzuim hadden bezondigd. Een week later toonde Izvestia de foto's en namen van zes omgekomen brandweerlieden. Op woensdag 14 mei richtte partijleider Gorbatsjov zich in een indringende televisietoespraak niet alleen tot de eigen bevolking, maar ook tot de internationale gemeenschap. Met deze toespraak gaven de Sovjetautoriteiten voor het eerst openlijk toe hoe ernstig de situatie was.
De belangrijkste punten uit de toespraak van Gorbatsjov Secretaris-generaal Michail Gorbatsjov begon zijn toespraak als volgt: "Goedenavond kameraden. Zoals u allen weet heeft een ongeval ons overvallen, het ongeval met de kerncentrale van Tsjernobyl. Het heeft de bevolking van de Sovjet-Unie pijnlijk getroffen en de bezorgdheid van de internationale gemeenschap opgewekt". De hoogste man van de Sovjet-Unie ging uitgebreid in op de bestrijding van het ongeval en de gevolgen ervan. Hij prees vooral de inspanningen van het personeel van de centrale, de brandweerlieden, artsen en ziekenhuispersoneel, de speciale eenheden die de verspreiding van radioactieve stoffen hadden bestreden, de helikopterpiloten, vrachtwagenchauffeurs en bouwvakkers. Hij stond ook stil bij de slachtoffers van het ongeval. Namens de Communistische Partij condoleerde hij de nabestaanden van de slachtoffers en bood hij hun financiële en materiële steun aan. Gorbatsjov ging uitgebreid in op de reacties uit het buitenland. Hij dankte onder andere de Amerikaanse artsen Robert Gale en Paul Teraski. Zij hadden geholpen bij het uitvoeren van beenmergtransplantaties bij slachtoffers die aan hoge stralingsdoses blootgesteld werden. Ondanks de ernstige gevolgen die het ongeval bij Tsjernobyl had, noemde hij kernenergie noodzakelijk voor de verdere ontwikkeling van de wereldeconomie, mits alle landen op het gebied van veiligheid voortaan intensief zouden samenwerken: "Er zijn over de gehele wereld momenteel 370 kerncentrales in bedrijf. Daarom moeten er internationale afspraken en verdragen komen om de veiligheid te verhogen. Bij ernstige defecten in centrales moeten buurlanden direct worden gewaarschuwd". De belangrijkste les van Tsjernobyl was volgens de partijleider dat bij de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van kernenergie betrouwbaarheid en veiligheid voorop moesten staan.
HOOFDSTUK 5 DIRECTE GEVOLGEN VAN HET ONGEVAL l. Welke stralingsdoses hebben de bestrijders van het ongeval opgelopen? Tijdens en direct na het ongeval hebben het personeel van de centrale en de brandweerlieden zeer hoge stralingsdoses opgelopen, omdat veel radioactieve stoffen uit de reactorkern vrijkwamen. Men was bovendien niet of onvoldoende beschermd tegen de straling. Sommige brandweerlieden en werknemers werden reeds enkele uren na het ongeval op radioactieve besmetting gecontroleerd. Daarbij bleek dat er sprake was van ernstige besmetting. Deskundigen hebben achteraf berekend dat beide groepen in de eerste uren zeer hoge doses hebben opgelopen. Er werden 299 personen met symptomen van stralingsziekte opgenomen in ziekenhuizen in Moskou en Kiev. Uiteindelijk zouden 28 van hen binnen drie maanden na het ongeval overlijden als gevolg van een combinatie van de opgelopen stralingsdosis (21 personen hadden een dosis opgelopen van waarschijnlijk 6.000-16.000 mSv) en brandwonden. De overige patiënten zijn langzaam maar zeker weer hersteld.
Werknemers centrale 203 werknemers liepen stralingsziekte op. Hun doses varieerden van 1 tot16Sv.
Brandweer Tijdens het bluswerk direct na de ramp werden de brandweerlieden blootgesteld aan een dosis van 1 tot 16Sv.
Helikopter piloten Deze mochten niet meer dan 250 mSv per dag oplopen.
Vrijwilligers De 600.000 à 650.000 vrijwilligers die na de brand hielpen met het opruimen liepen een doses op van 250-1000mSv over een langere periode
Bevolking De inwoners rond Pripjat werden bloot gesteld aan doses van ca. 500 mSv per dag
Figuur 5 De doses die direct betrokkenen onmiddellijk na het ongeval opliepen, waren sterk afhankelijk van de werkzaamheden die zij verrichtten en de plaats waar zij zich bevonden. Volgens schattingen van het Bureau voor Kernenergie van de OESO, zijn er in totaal ca. 800.000 mensen (onder wie de ingezette militairen) betrokken bij de directe bestrijding van het ongeval of de nazorg. Die groep wordt vaak, op basis van de in het Russisch gebruikte term, aangeduid als de 'liquidatoren'. Van deze groep zouden er volgens dat bureau ongeveer 400 een zodanige dosis (van enkele duizenden mSv tot meer dan 10.000 mSv) hebben
opgelopen, dat stralingsziekte het gevolg was. De dosis van de overige 'liquidatoren' zou, meestal verspreid over een periode van enkele jaren, liggen tussen enkele tientallen en enkele honderden mSv; directe gevolgen van zo'n dosis zijn niet te verwachten, maar op langere termijn is er wel een verhoogde kans op kanker. 2. Hoeveel acute slachtoffers heeft het ongeval geëist? Het ongeval heeft volgens de Sovjetautoriteiten 31 directe slachtoffers geëist onder het personeel van de centrale en de brandweerlieden. Een van hen overleed aan een hartstilstand; twee werden bedolven onder instortende muren. De overige 28 personen overleden aan brandwonden en de gevolgen van zeer hoge stralingsdoses. Er zijn geen onmiddellijke slachtoffers gevallen bij de plaatselijke bevolking. 3. Hoe hebben de radioactieve stoffen zich verspreid? Door de hevige grafietbranden die tot 6 mei in de reactorkern woedden, werd ongeveer 7000 kg materiaal uit de reactorkern tot 1200 m hoog in de lucht geblazen. De wind zorgde voor verdere verspreiding. De meeste radioactieve deeltjes zijn terechtgekomen in de Oekraïne, in Wit-Rusland en Rusland, waar zij een gebied van ongeveer 25.000 km hebben besmet; dat komt overeen met ongeveer driekwart van het afzonderlijke grondgebied van Nederland of België. Als gevolg van plaatselijke verschillen in regenval kwamen de radioactieve deeltjes sterk geconcentreerd terecht in enkele regio's, meestal aangeduid als 'hot spots'.
Hot Spots
Figuur 6 Door wisselende windrichtingen en door lokaal grote verschillen in neerslag is de radioactieve besmetting van het gebied rondom Tsjernobyl zeer ongelijkmatig. Caesiuml37, een van de belangrijkste radioactieve stoffen die vrijkwamen bij het ongeval, is vooral in de twee aangegeven gebieden (zogeheten 'hot spots') geconcentreerd. Een deel kwam echter elders in Europa terecht. De eerste dagen zorgde de zuidoostenwind voor verhoogde concentraties in vooral het noordwesten van Europa (Zweden en Finland). Op maandag 28 april veranderde de windrichting en bereikten de radioactieve wolken grote delen van Oost-, Midden- en West-Europa. Op donderdag l mei werd België bereikt, op vrijdag 2 mei Nederland en nog een dag later werden ook in de landen van de Balkan en in Turkije verhoogde stralingsniveaus gemeten.
Verspreiding radioactieve wolken
Figuur 7 De verspreiding van radioactieve wolken over Europa gedurende de eerste week na het ongeval.
Door de grote verschillen in neerslag en windrichting zijn de radioactieve stoffen in zeer uiteenlopende concentraties neergekomen. Zo zijn in Nederland en België minder radioactieve stoffen uit Tsjernobyl terechtgekomen dan in Ierland, dat toch enkele honderden kilometers verder van Tsjernobyl verwijderd ligt.
4. Wat waren de gevolgen voor de mensen in de omgeving? Rondom Tsjemobyl woonden veel mensen die weliswaar geen acute stralingsziekte kregen, maar die door de ontvangen doses wel een verhoogd gezondheidsrisico lopen. De inwoners van Pripjat werden gedurende de eerste 36 uur blootgesteld aan mogelijk 30 mSv/uur, zodat zij ieder in totaal een dosis kunnen hebben ontvangen van ruim 1000 mSv. Veel mensen die iets verder weg woonden, hebben een dosis van 250-1000 mSv opgelopen. Dit betreft onder meer de 100.000 inwoners van de 30 kilometer zone, die pas op of na 6 mei 1986 zijn geëvacueerd. Zij zouden vóór hun gedwongen verhuizing een gemiddelde dosis van 500 mSv hebben ontvangen. Bij de groepen die geen onmiddellijke symptomen van stralingsziekte vertoonden, zijn er wel gezondheidsrisico's op de langere termijn. Die mensen hebben vooral een statistisch grotere kans op kanker van de schildklier en het bloed (leukemie). Een eventuele stijging van het aantal gevallen zal echter moeilijk vast te stellen zijn omdat betrouwbare statistieken uit de periode vóór 1986 ontbreken. 5. Leidde het ongeval ook tot psychische problemen? Heel wat inwoners uit de getroffen streken kregen te maken met psychische en psychosomatische gezondheidsklachten; de autoriteiten hebben daaraan in de afgelopen jaren in toenemende mate aandacht besteed. Veel mensen die gedwongen moesten evacueren, vrezen een gevaarlijke stralingsdosis te hebben opgelopen. Zij ervaren de verhuizing uit hun vertrouwde omgeving bovendien als traumatisch, waardoor zij in hun nieuwe woongebied vaak moeilijk kunnen wennen. Overigens zijn in diverse gebieden initiatieven genomen om de geëvacueerden sociaal en cultureel te ondersteunen. Volgens een rapport van de Verenigde Naties uit 1995 lijdt in de getroffen gebieden van Wit-Rusland en de Oekraïne 62 van de bevolking aan angststoornissen en is 75 depressief. De onzekerheid resulteert bij velen in klachten zoals hoofdpijn, slaapstoornissen, zenuwaanvallen, benauwdheid, hoge bloeddruk, ernstige vermoeidheid en depressies. Ook is er een sterke stijging van het alcoholgebruik. Overigens is niet bekend hoeveel mensen vóór het ongeval reeds depressief waren of andere psychische klachten hadden.
Radioactiviteit en ioniserende straling Niet alle atoomkernen zijn stabiel. In de natuur komen ca. veertig instabiele 'soorten' (isotopen) voor; kunstmatig zijn er honderden andere gefabriceerd. Zulke instabiele kernen (radionucliden) vervallen spontaan na verloop van tijd; bij sommige isotopen vervalt de helft van de radionucliden in een fractie van een seconde, bij andere isotopen duurt dat miljarden jaren. Stoffen met instabiele atoomkernen noemt men radioactief. Wanneer radionucliden spontaan vervallen of wanneer een uraniumkern wordt gespleten, wordt een bepaalde vorm van straling uitgezonden, die andere deeltjes een elektrische lading kan geven (kan 'ioniseren'). Daarom spreekt men van 'ioniserende straling'. Die straling kan lichaamscellen beschadigen, met nadelige gevolgen voor de gezondheid. Die gevolgen hangen af van de dosis die men ontvangt. De dosis is bepaald door onder meer de aard en de intensiteit van de ioniserende straling en de duur van blootstelling. Bij een hoge dosis binnen enkele uren kan men symptomen van stralingsziekte gaan vertonen: van braken en een tijdelijk verminderde weerstand tegen infecties (bij een dosis van 500-1.000 mSv), tot de dood binnen enkele uren als gevolg van aantasting van het centrale zenuwstelsel (bij een dosis van meer dan 50.000 mSv). Bij lagere doses kunnen op termijn effecten optreden; het belangrijkste is een verhoogde kans op kanker.
Hoeveel straling is toegestaan? De Internationale Commissie voor Stralingshygiëne (ICRP) heeft zogeheten dosislimieten ontwikkeld voor de hoeveelheid ioniserende straling die volwassenen, kinderen, zwangere vrouwen en radiologische werkers jaarlijks mogen ontvangen (radiologische werkers zijn allen die beroepsmatig met radioactieve stoffen of ioniserende straling te maken hebben, zoals werknemers van een kerncentrale of van een ziekenhuis). Die dosislimieten vormen de basis voor de Europese stralingsnormen, die ook door de Nederlandse en Belgische overheid worden gehanteerd. Bij het opstellen van de limieten heeft men rekening gehouden met de uiteenlopende gevoeligheid van afzonderlijke organen. Een volwassene mag jaarlijks maximaal 5 mSv oplopen; voor radiologische werkers is dat wettelijk maximaal nog 50 mSv, maar in de praktijk houdt men strengere normen aan op basis van aanbevelingen van de ICRP In de Belgische kerncentrales wordt 15 mS v/jaar aangehouden voorradiologische werkers, in Nederland 20 mSv/jaar.
HOOFDSTUK 6 VERWACHTE GEVOLGEN OP LANGERE TERMIJN
l. Welk soort effecten zal het ongeval op langere termijn hebben? Door de talrijke onzekerheden met betrekking tot de gezondheidsrisico's van relatief lage stralingsdoses (zie hoofdstuk 5) is het op langere termijn te verwachten aantal slachtoffers van het ongeval moeilijk vast te stellen. Voorafgaand aan het ongeval ontwikkelde 25-30 % van de bevolking enige vorm van kanker (zoals dat ook in bijv. de Verenigde Staten en West-Europa het geval is); alleen een significante stijging van dit percentage mag als een mogelijk gevolg van het ongeval worden beschouwd. 2. Is er inmiddels een toename van het aantal kankerpatiënten vastgesteld? Voor één vorm van kanker is een toename van het aantal gevallen inmiddels aangetoond, met name schildklierkanker bij kinderen. Omdat dit een zeldzame vorm van kanker is, waarvan in normale omstandigheden slechts een paar op de één miljoen kinderen het slachtoffer wordt, is de toename van het aantal patientjes sinds 1990 een duidelijke indicatie; die stijging is eerder opgetreden en groter dan aanvankelijk door deskundigen werd verwacht. De sterkste stijgingen van het aantal kinderen met schildklierkanker doen zich voor in de zwaarst getroffen gebieden. Zo meldt het British Medical Joumal dat in Wit-Rusland het aantal geregistreerde gevallen van schildklierkanker is gestegen van 3 (1981-1985) tot 286 (1991-1994). In de Oekraïne gaat het in dezelfde periode om een toename van 25 tot 197 patiënten. Volgens een rapport van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) uit 1995, waarin de organisatie 70.000 kinderen tot 15 jaar had onderzocht, blijkt dat het aantal gevallen van schildklierkanker is gestegen van l naar circa 100 per miljoen kinderen. Daarentegen is de gevreesde toename van leukemie, die al na twee jaar kan ontstaan, bij Witrussische kinderen uitgebleven, zo meldde het Instituut voor Hematologie en Bloedtransfusie in Minsk in 1993.
3. Hoeveel mensen zullen op langere termijn aan de gevolgen van het ongeval overlijden? De onzekerheid over het uiteindelijke aantal slachtoffers heeft diverse personen en organisaties er niet van kunnen weerhouden uitspraken te doen. In 1991 sprak Vladimir Tsjernoesenko, voormalig wetenschappelijk directeur van de centrale in Tsjernobyl, over 7.000-10.000 doden als gevolg van het ongeval onder de circa 650.000 militairen en burgers die in 1986 hebben geholpen bij opruimingswerkzaamheden in de omgeving van de centrale en bij de bouw van de betonnen omhulling (zie ook hoofdstuk 8). De Internationale Commissie voor Stralingshygiëne taxeert het 'extra' aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van kanker op 5.000-10.000 voor de gehele periode tot zeventig jaar na het ongeval. Op 26 april 1995 hield de regering van de Oekraïne in Kiev een persconferentie ter gelegenheid van de negende 'herdenking' van het ongeval. Op die bijeenkomst zou minister Andrei Serdjoek van Volksgezondheid volgens buitenlandse persbureaus hebben verklaard dat 125.000 mensen inmiddels zijn overleden aan gevolgen van het ongeval. Dit blijkt een verkeerde vertaling te zijn van de uitgesproken tekst: de autoriteiten in Kiev hebben nadrukkelijk verklaard dat het getal van 125.000 personen het totale sterftecijfer sinds 1986 voor het getroffen gebied aangeeft. Het Bureau voor Kernenergie van de OESO kwam in een rapport van november 1995 tot de conclusie dat het aantal kankerpatiënten in de komende jaren in Europa met 0,01 (l per 10.000 patiënten) zal toenemen als gevolg van het ongeval; voor het noordelijk halfrond in zijn geheel wordt die toename geschat op 0,004 (l per 25.000 patiënten). 4. Welke schade ondervinden planten en dieren? Een afgerond beeld van de biologische gevolgen van het ongeval voor flora en fauna in de omgeving van de centrale valt nog moeilijk te geven, omdat er tot op heden onvoldoende wetenschappelijk onderzoek is gedaan in de 30 km-zone. Wel hebben biologen en andere wetenschappers uit onder andere Zweden, Wit-Rusland, Rusland, Oekraïne en de Verenigde Staten enkele diersoorten, kleinere planten en bomen uitvoerig bestudeerd. Vooral in het gebied rondom de centrale hebben zich veranderingen voorgedaan in de vegetatie. Veel naaldbomen zijn snel na het ongeval gestorven. Iets verder weg zijn bij veel coniferen veranderingen geconstateerd. Vooral direct na het ongeval was de groei van deze bomen ondermaats en bleef de stamlengte te klein. Bovendien vielen de naalden massaal uit. De loofbomen in het gebied (berken, espen en eiken) blijken veel minder gevoelig voor ioniserende straling. Sinds 1988 is de bladgroei van deze bomen weer normaal. Er verschijnen de laatste jaren weer nieuwe scheuten aan de berkebomen.
Figuur 8 Mensen en dieren kunnen radioactief worden besmet door het eten van besmet voedsel of het drinken van water of melk met hoge concentraties aan radioactieve stoffen.
Direct na het ongeval liepen de aantallen van sommige diersoorten drastisch terug. Dat gold in het bijzonder voor muizen. Die ontvingen zeer hoge stralingsdoses. Onderzoekers constateerden bij muizen in de buurt van de centrale afwijkingen aan de geslachts- en diverse andere organen, alsook in de samenstelling van het bloed. De Russische Academie van Wetenschappen in Moskou heeft ontdekt dat de meeste insecten in het gebied opvallend resistent zijn tegen verhoogde stralingsniveaus. In opdracht van de Europese Commissie hebben wetenschappers uit Wit-Rusland, de Oekraïne, Zweden en Rusland van 1992 tot 1995 onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van (het radioactieve) caesium-137 in het spierweefsel en de organen van wilde zwijnen en reeën. Er blijkt een rechtstreeks verband te zijn tussen het eetgedrag en het caesiumniveau van de dieren. Wilde zwijnen voeden zich in de winter met wortelen en ander voedsel uit de grond (waarbij zij ook aanzienlijke hoeveelheden grond samen met de wortels binnenkrijgen), waardoor de caesiumconcentratie in hun lichaam flink omhoog gaat. Dat komt doordat zich in de bovenste vijf centimeter van de bodem nog veel radioactieve stoffen bevinden. In de zomer en het najaar
eten zij vooral planten (die deels dieper wortelen dan 5 cm en niet met besmette aarde zijn verontreinigd), waardoor zij dan minder radioactieve stoffen binnenkrijgen. Uit het onderzoek blijkt ook dat in drie jaar de concentratie van caesium-137 in deze dieren niet is afgenomen. 5. Hoe lang blijven planten en dieren ongeschikt voor menselijke consumptie? Door de sterke concentraties van vooral caesium-137 is de 30 km-zone voorlopig ongeschikt voor voedselproductie. Telen van bladgroenten, waarvan sommige soorten relatief veel radioactieve stoffen opnemen, zou te grote gezondheidsrisico's opleveren. Door de besmetting van weilanden zou dat ook gelden voor een regelmatige consumptie van koemelk. Paddestoelen en bessen, die relatief veel vitaminen bevatten, hebben nog altijd hoge concentraties aan radioactieve stoffen. Voor de oorspronkelijke bewoners was het verzamelen van paddestoelen en bessen een favoriete vrijetijdsbesteding. Ook het eten van riviervis is voorlopig uit den boze. Het zal waarschijnlijk nog vele jaren duren alvorens de autoriteiten toestemming zullen geven om weer in het gebied te gaan wonen of gewassen te verbouwen. Een miljoen mensen medisch gevolgd De belangstelling van stralingsdeskundigen, medici en journalisten heeft zich de afgelopen jaren geconcentreerd op de gevolgen van de vrijgekomen straling op de lange termijn. Daarbij richt de aandacht zich vooral op de ruim een miljoen inwoners van de gebieden in de Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland die ernstig besmet zijn geraakt met radioactieve stoffen zoals caesium-137 en strontium-90. Dit betreft een gebied van ongeveer 25.000 km2, waar de bevolking plaatselijk doses heeft ontvangen van tussen de 250 mSv en l.000 mSv.
HOOFDSTUK 7 GEVOLGEN VOOR NEDERLAND EN BELGIË l. Hoe kregen België en Nederland te maken met de radioactieve wolk? België kreeg in de nacht van donderdag l mei op vrijdag 2 mei voor het eerst te maken met de radioactieve wolk uit Tsjernobyl; een halve dag later volgde Nederland. In Nederland mat het Kernfysisch Versneller Instituut in Groningen op vrijdag 2 mei voor het eerst meer radioactiviteit in de lucht; later werden ook in het Ijsselmeer en de rivieren stralingsniveaus gevonden die twee tot tienmaal zo hoog waren als normaal. Voor de inwoners van beide landen kwam dat niet geheel onverwachts, omdat radio, televisie en kranten al vanaf dinsdag 29 april dagelijks met uitgebreid nieuws kwamen over het ongeval. De media besteedden ook regelmatig aandacht aan de radioactieve stoffen die uit Tsjernobyl naar de lage landen zouden overwaaien. Zowel in Nederland als in België lieten deskundigen geruststellende informatie horen. De radioactieve wolk uit de Oekraïne kon op geen enkele manier de volksgezondheid in gevaar brengen. Beide landen liggen op zo'n 1.600-1.800 km van Tsjernobyl verwijderd; de kortlevende radioactieve stoffen in de atmosfeer zouden door de inmiddels verstreken tijd (vijf tot zes dagen) al voor een aanzienlijk deel zijn vervallen, terwijl de langlevende radioactieve stoffen door de lange transportweg aanzienlijk verdund zouden zijn wanneer de radioactieve wolk onze streken bereikten. 2. Welke maatregelen namen de autoriteiten? De verhoogde stralingsniveaus waren voor de Nederlandse regering aanleiding om vanaf 3 mei koeien, schapen en geiten binnen te houden, om de productie van besmette melk te voorkomen. De 60.000 boeren hielden zich, op enkele uitzonderingen na, aan dit 'graasverbod'. In aansluiting hierop verplichtte minister Braks van het Ministerie van Landbouw en Visserij de slachthuizen op 5 mei om de schildklieren van varkens en runderen (die onder meer worden gebruikt voor honden- en kattenvoer) te vernietigen; de schildklier neemt namelijk veel jodium op, en radioactief jodium-131 behoorde tot de stoffen die bij het ongeval vrijkwamen. Voorts adviseerde de Nederlandse overheid de bevolking op 7 mei om enige tijd geen verse spinazie te eten, omdat uit diverse monsters was gebleken dat die bladgroente radioactieve stoffen uit de grond en het grondwater had opgenomen. Drie dagen later trok de overheid het 'spinazieverbod'
overigens weer in. Op diezelfde 7e mei kregen de boeren te horen dat de koeien, geiten en schapen weer veilig de wei in konden. Wel gaf de overheid het dringende advies aan de melkveehouders om hun dieren niet in de uiterwaarden van de rivieren te laten grazen, aangezien daar relatief veel radioactieve deeltjes waren terechtgekomen, opgelost in het water of gehecht aan slibdeeltjes. Op zaterdag 10 mei sloot de overheid het speciale informatiecentrum. De reden was dat lucht en bodem praktisch geen verhoogd stralingsniveau meer vertoonden. In België gaf de regering wel enkele adviezen aan de bevolking, maar legde geen verplichtingen op zoals dat in Nederland gebeurde. Wel vroeg de staatssecretaris van leefmilieu op donderdag 8 mei om koeien en andere runderen niet langer in de weilanden te laten grazen. Voorts gaf zij het advies om groenten voor consumptie eerst goed te wassen. 3. Hoe reageerde de bevolking? Ondanks de geruststellende woorden van stralingsdeskundigen was niet iedereen in Nederland even gerust op de goede afloop. Dat bleek al spoedig uit de vele bezorgde reacties die binnenkwamen op het speciale informatienummer dat het ministerie van VROM (afdeling Milieubeheer) had ingesteld. Op de eerste dag kregen de medewerkers al zo'n 8.000 vragen over uiteenlopende onderwerpen, zoals het reizen naar Oost-Europa, het eten van voedsel uit dat gebied, het slikken van jodiumtabletten en het spelen van kinderen op straat. Vrij veel mensen, vooral ouderen, wilden bij de apotheek of drogist jodiumtabletten inslaan om zich tegen een verhoogd stralingsniveau te beschermen. Sommige consumenten en milieuorganisaties beschuldigden de overheid van tegenstrijdige adviezen. Zij wezen er daarbij op dat de overheid vrijwel tegelijkertijd het eerdere uitgevaardigde graas verbod voor melkvee ophief en het advies uitbracht om geen spinazie te eten (zie ook vraag 2 op p. 39). Ook de bevolking van België bleef met veel vragen zitten; veel verontruste inwoners kwamen bij hun huisarts en bij apotheken vragen om jodiumtabletten. 4. Heeft het ongeval de houding van de autoriteiten ten aanzien van kernenergie beïnvloed? Voor de toekomst van kernenergie in zowel Nederland als België kreeg het ongeval in de Sovjet-Unie ingrijpende gevolgen. De Nederlandse regering bereidde in de periode vóór het ongeval de keuze voor van een vestigingsplaats voor twee of drie nieuwe kerncentrales. De verantwoordelijke minis-
Figuur 9 Maatregelen van de Belgische en Nederlandse overheid om de nadelige gevolgen van het ongeval voor de gezondheid te beperken.
ters Van Aardenne (Economische Zaken) en Winsemius (Milieubeheer) lieten in een brief aan het parlement weten dat er geen direct verband bestond tussen 'Tsjernobyl' en de bouw van nieuwe kerncentrales in Nederland; toch gingen zij akkoord met uitstel van de beslissing hierover; regering en parlement vonden dat er eerst meer duidelijkheid moest komen over de risico's van kernenergie. Zo begon in Nederland opnieuw een langdurige periode van herbezinning over de rol van kernenergie in de elektriciteitsvoorziening. Na 1986 heeft
geen enkele Nederlandse regering een duidelijke beslissing genomen over de toekomst van kernenergie. In het Belgische parlement ontstond na het ongeval in Tsjernobyl eveneens een discussie over de toekomst van kernenergie in eigen land. De kamerleden Dierickx en Winkel van de milieupartijen Agaiev en Ecolo dienden een wetsvoorstel in om niet alleen de bouw van nieuwe kerncentrales te verbieden, maar om ook de zeven bestaande eenheden in Doel en Tihange zo snel mogelijk te sluiten. Zover wilde kamerlid De Batselier (Socialistische Partij) niet gaan, maar hij vond wel dat er pas een achtste Belgische kerncentrale mocht komen als de veiligheid van de bevolking te allen tijde zou zijn gegarandeerd. Op basis van de parlementaire discussies kwam de regering-Martens tot de beslissing om de bouw van een achtste kerncentrale in België op te schorten. 5. Zijn er gezondheidsrisico's? Medici en stralingsdeskundigen verwachten dat de gevolgen van het ongeval voor de Belgische en Nederlandse bevolking gering zullen zijn. Zij baseren zich op het feit dat de stralingsniveaus in beide landen niet sterk verhoogd zijn geweest, en bovendien slechts gedurende een korte periode. In België taxeert het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) in Mol de extra stralingsdosis die de bevolking van België door het ongeval gemiddeld heeft opgelopen op 0,12 mSv (volwassen) tot 0,26 mSv (kleine kinderen). Dat is aanzienlijk minder dan de dosis die een inwoner van België en Nederland jaarlijks gemiddeld oploopt door blootstelling aan andere stralingsbronnen (zie kader op p. 43). De lichte verhoging van de totale jaarlijkse stralingsdosis bleef in 1986 ruim binnen de veiligheidsnormen en is bovendien na 1987 sterk afgenomen. In Nederland hebben sinds mei 1986 diverse instituten de veranderingen in stralingsniveaus gemeten. Dat zijn onder andere het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne) in Bilthoven en het ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) in Petten. Een speciale onderzoekscommissie heeft de meetgegevens gebruikt voor een rapport over de radioactieve besmetting van Nederland. Daaruit blijkt dat Nederland behoort tot de lichtst getroffen gebieden van Europa. Wel merkt de commissie op dat er behoorlijke verschillen zijn geconstateerd: in het oosten van de provincie Noord-Brabant, de provincie Utrecht en de kop van Noord-Holland was het stralingsniveau gemiddeld tien keer zo hoog als in andere regio's. De exacte gevolgen voor de Nederlandse bevolking zijn, net als in België, moeilijk te voorspellen. De commissie denkt dat volwassenen van mei 1986
tot mei 1987 een extra dosis van 0,06 mSv hebben opgelopen; vanwege hun grotere gevoeligheid is die (effectieve) dosis groter voor jonge kinderen: voor tienjarigen schat de commissie de gemiddelde dosis op 0,1 mSv en voor eenjarige kinderen op 0,18 mSv. Dat is aanzienlijk minder dan de dosis ten gevolge van de natuurlijke achtergrondstraling uit dezelfde periode. In de periode na mei 1987 is de extra stralingsbelasting ten gevolge van 'Tsjernobyl' nog veel geringer. De totale extra dosis betekent statistisch dat er de komende 70 jaar drie personen vroegtijdig zouden overlijden als gevolg van 'Tsjernobyl'. Hoeveel straling ontvangen Belgen en Nederlanders normaal? Inwoners van België en Nederland die op hun werk niet met radioactieve stoffen of ioniserende straling te maken hebben, ontvangen jaarlijks een dosis van gemiddeld ongeveer 2 mSv.
Figuur 10 Gemiddelde stralingsdosis, uitgesplitst naar herkomst, die inwoners van België en Nederland jaarlijks ontvangen.
HOOFDSTUK 8 DE HUIDIGE SITUATIE IN TSJERNOBYL l. Hoe hoog is thans het stralingsniveau in de 'verboden zone' van 30 km rondom de centrale? In deze zone, vanwaaruit 135.000 inwoners werden geëvacueerd, zijn de landbouwgebieden ernstig besmet. Het stralingsniveau is er overigens niet overal even hoog. Nadat eenheid 4 in een 'sarcofaag' was opgesloten, daalde het stralingsniveau in deze zone langzaam maar zeker. Hoewel precieze cijfers momenteel ontbreken, schatten deskundigen het gemiddelde niveau nu op ongeveer 20 tot 25 mSv per jaar. Dat is zo'n tien keer hoger dan de natuurlijke achtergrondstraling in de Oekraïne (maar nog altijd veel lager dan de natuurlijke achtergrondstraling op veel plaatsen op aarde). De belangrijkste bijdrage aan deze verhoogde dosis levert caesium-137. Uit recente bodemonderzoeken blijkt dat de bodem is besmet tot een diepte van circa 5 cm. Het zou dus technisch mogelijk zijn de vervuilde grond in de 30 km-zone af te graven en op te slaan in goed afgeschermde bunkers. Het probleem is echter dat het om een enorm gebied gaat. Deze aanpak zou vele miljarden guldens ofwel vele tientallen tot wellicht honderden miljarden Belgische frank kosten. Het afgraven van de grond is daarom tot nu toe beperkt tot het nucleaire complex zelf en enkele lokaties binnen een straal van l0 km. 2. Is de geëvacueerde bevolking al teruggekeerd? Voorlopig krijgen de voormalige bewoners van de 'verboden zone' geen toestemming om terug te keren. Er is echter een uitzondering gemaakt voor een groep van 800-1.000 ouderen, die psychische problemen hadden in hun nieuwe woongebieden. Ondanks de gezondheidsrisico's wilden zij graag terugkeren naar hun oorspronkelijke huizen in de buurt van de centrale. Volgens sommige deskundigen voelen zij zich momenteel gelukkiger dan in hun tijdelijke behuizing en is hun gezondheid in de meeste gevallen verbeterd. Wegens hun hoge leeftijd lopen zij minder risico lopen dat zij, als gevolg van de verhoogde totale stralingsdosis, in de loop der jaren nog kanker zullen ontwikkelen. De overige mensen die de zone mogen betreden, zijn de circa 5.500 werknemers van de kerncentrale, waarvan nog twee eenheden (de reactoren l en 3) in bedrijf zijn. Die werknemers wonen wel buiten de besmette zone, hoofdzakelijk in de nieuwe stad Slavoetitsj. Die ligt 50 km ten oosten van de centrale en telt 26.000 inwoners.
3. Hoe staat het nu met de kerncentrale? Van de oorspronkelijke vier reactoren zijn er nog twee in bedrijf. Die leveren samen ongeveer 7 % van de totale elektriciteitsproductie van de Oekraïne. Reactor l kwam in oktober 1986 weer in bedrijf, nadat de schoonmaakwerkzaamheden waren afgerond. Vervolgens gingen in november 1986 en december 1988 ook de eenheden 2 en 3 weer elektriciteit produceren. In oktober 1991 werd eenheid 2 getroffen door een ernstige brand in de turbinegeneratoreenheid. Dat was dus geen nucleair ongeval, maar de reactor kan sindsdien geen elektriciteit meer produceren. Veel landen en organisaties hebben erop aangedrongen om de nog in bedrijf zijnde eenheden te sluiten, vanwege hun onveilige ontwerp. Sluiting, ontmanteling en de bouw van een vervangende gascentrale kosten volgens de autoriteiten in Kiev echter 6,8 miljard gulden, ruim 300 miljard frank (Westerse instanties menen dat dit bedrag te hoog is). De regering in Kiev vindt bovendien dat beide eenheden die nu nog in Tsjernobyl in gebruik zijn, onmisbaar zijn voor de energievoorziening van het land. Een ander nadeel is de werkgelegenheid: de kerncentrale biedt niet alleen werk aan circa 5.500 mensen, maar ook de stad Slavoetitsj is economisch geheel afhankelijk van het nucleaire complex. Na jaren onderhandelen heeft president Koetjsma in april 1995, tot veler verrassing, toegestemd om de nog in bedrijf zijnde eenheden vóór het jaar 2000 te sluiten. Voorwaarde is wel dat de zeven rijke industrielanden (G7) en de Europese Unie circa 5 miljard gulden of ruim 90 miljard frank bijdragen. Tot een akkoord is het tot op heden nog niet gekomen, zodat de Oekraïne voorlopig doorgaat met het produceren van elektriciteit in Tsjernobyl. Directeur Sergei Parasjin heeft in een interview met een Finse krant gezegd dat de kerncentrale nog vijftien jaar in bedrijf kan blijven. 4. Wat is er verder gebeurd met eenheid 4? Om het vrijkomen van radioactieve deeltjes uit eenheid 4 tot een minimum te beperken, heeft men er tussen juli en november 1986 een betonnen omhulling omheengebouwd. Die wordt algemeen de 'sarcofaag' genoemd. Voordat met de bouw kon worden begonnen, moesten de plaatsen met de hoogste stralingsniveaus zoveel mogelijk worden geïsoleerd van hun omgeving. Daartoe werden deuren dichtgelast, elektriciteitskabels verwijderd, en openingen afgedekt met loden platen. Helikopters lieten speciale kunststoffen vallen op het dak van de turbinehal van eenheid 3, waarop hoogactieve grafietblokken en delen van splijtstof staven na de explosie van eenheid 4 terecht waren gekomen. Die kunststoffen werden snel hard en dekten de stralingsbronnen af. Radioactief puin werd in de grote bouwput gegooid, waar eenheid 5 had moeten verrijzen.
Figuur 11 De sarcofaag rond eenheid 4. Aanvankelijk was eenheid vier het spiegelbeeld van eenheid drie (achtergrond). De 3.000 ton beton en 6.000 ton staal van de sarcofaag moeten de buitenwereld via dikke muren afschermen van de 180 ton radioactief materiaal, waaronder veel stof, die volgens schattingen in de verwoeste reactor zijn achtergebleven. In en rondom de sarcofaag meten zo'n 600 wetenschappers en technici regelmatig het stralingsniveau en de precieze samenstelling van de radioactieve stoffen. Volgens recente berichten bedraagt het stralingsniveau in de sarcofaag op de meeste plaatsen ongeveer 0,1 mSv per uur, hetgeen betekent dat een kortstondig bezoek geen gevaar voor de gezondheid hoeft op te leveren. De sarcofaag is gebouwd voor een periode van minimaal dertig jaar, maar diverse experts vragen zich af of deze periode ook haalbaar is. Zo heeft het Bureau voor Kernenergie van de OESO in 1992 een rapport over de bouwkwaliteit uitgebracht, waarin men ervan uitgaat dat de sarcofaag na 1999 ernstige gebreken kan gaan vertonen en mogelijk zelfs instorten. Ook de Europese Commissie en het Internationaal Bureau voor Atoom Energie
menen dat een levensduur van dertig jaar niet kan worden gegarandeerd: enerzijds omdat de constructie is gebouwd op de ernstig beschadigde muren en funderingen van eenheid 4 en anderzijds door de snelle bouw. Ook zou de voortdurende straling van invloed zijn op de kwaliteit van de betonnen muren. In de loop der tijd zijn in de muren scheuren en kieren verschenen met een gezamenlijke oppervlakte van 1.500 m . De bedrijfsleiding van de centrale heeft een deel daarvan inmiddels laten dichten. Vanwege de ventilatie en de mogelijkheid tot inspecties is het overigens nooit de bedoeling geweest om de reactor hermetisch van de buitenwereld af te sluiten. 5. Wat zijn de plannen met de sarcofaag? Op uitnodiging van de Oekraïne hebben diverse Westerse bedrijven vanaf 1993 methoden ontworpen om de sarcofaag weer goed af te sluiten, zodat er geen radioactieve deeltjes meer kunnen weglekken naar de lucht of het grondwater. De ingediende ideeën doen soms futuristisch aan. Zo stelt een internationaal samenwerkingsverband onder aanvoering van het Britse onderzoeksinstituut EEL voor om een reusachtige piramide om de reactor heen te bouwen. Het Franse bouwbedrijf Bouygues wil de huidige sarcofaag omgeven door een tweede, veel grotere bunker. De levensduur van deze tweede omhulling moet honderd jaar zijn. De voorgestelde constructie heeft dubbele wanden en is 140.000 ton zwaar. Medio 1995 heeft het consortium Alliance bestaande uit Franse, Britse, Duitse, Russische en Oekraïnse bedrijven een vergelijkbaar plan gepresenteerd. Over eenheid 4 zou een grote boogvormige kap moeten worden opgericht, waarna de reactor in alle rust kan worden afgebroken. Het afval kan worden opgeslagen in speciale bunkers of containers in de 'verboden zone', die immers toch (vrijwel) onbewoond is. Een ander idee is om de sarcofaag te bedekken onder een dikke laag zand. Volgens deskundigen heeft dit als nadeel dat de nog in de reactor resterende splijtstof oververhit kan raken. Ook kan men de sarcofaag dan niet of nauwelijks meer bereiken., De Franse onderneming Campenon Bemard wil de muren en funderingen van eenheid 4 in twintig jaar stapsgewijs slopen. Dat zou moeten gebeuren met grote snijbranders, die de restanten van het reactorgebouw en de verglaasde massa's in stukken snijden. Robots zouden de afzonderlijke stukken moeten identificeren en naar een speciale verwerkingsplaats brengen. Door geldgebrek heeft de Oekraïne tot nu toe geen van deze plannen laten uitvoeren.
HOOFDSTUK 9 KAN ER EEN TWEEDE 'TSJERNOBYL’ PLAATSVINDEN? l. Zijn er voor of na 'Tsjernobyl nog andere ongevallen met kerncentrales gebeurd? In 1990 stelden het Internationaal Bureau voor Atoom Energie en het Bureau voor Kernenergie van de OESO een schaal op waarmee de ernst van nucleaire ongevallen wordt aangegeven. Die schaal loopt van 0 (gebeurtenissen zonder betekenis voor de veiligheid) tot 7 (grootschalig vrijkomen van radioactieve stoffen). Tsjernobyl viel in die laatste categorie. In 1979 heeft in de kerncentrale bij Harrisburg een ongeval plaatsgevonden van categorie 5 (ongeval met extern risico). Hoewel ook in Harrisburg de reactorkern gedeeltelijk is gesmolten, zijn er geen radioactieve stoffen onbedoeld naar buiten gekomen. Dat was te danken aan de veiligheidsomhulling, die volgens plan functioneerde. Hoewel er inmiddels, wereldwijd, begin 1996 reeds 439 kerncentrales in gebruik zijn, zijn er verder geen ongevallen gebeurd waarbij personen buiten de installatie aan nucleaire risico's werden blootgesteld. 2. Zijn de kerncentrales in het Oostblok aangepast na het ongeval in Tsjernobyl? Mede door de Westerse hulp, waaronder die van Belgische en Nederlandse deskundigen, is de veiligheid van de kerncentrales in vroegere Sovjetrepublieken sinds 1986 verbeterd. Daarbij richt de hulp zich niet alleen op de levering van moderne apparatuur, maar ook op training en opleiding. Dat geldt niet alleen voor de oudere RBMK-reactoren maar ook voor nieuwere eenheden. Minstens zo belangrijk is dat de autoriteiten extra veiligheidsmaatregelen hebben genomen voor de RBMK-reactoren. Zo heeft het voormalige Sovjetministerie voor Kernenergie bepaald dat er altijd minimaal tachtig in plaats van dertig regelstaven in de reactor moeten achterblijven. Die maatregel verbetert de stabiliteit en de besturing van de reactor. Ook heeft men het afschakelsysteem verbeterd, terwijl essentiële onderdelen van de veiligheidssystemen niet meer buiten werking kunnen worden gesteld. Ondanks deze verbeteringen voldoen de RBMK-reactoren nog niet geheel aan de strenge internationale richtlijnen die het Internationaal Bureau voor Atoom Energie heeft uitgevaardigd met betrekking tot de veiligheid van nucleaire installaties.
3. Wat is de meest gevaarlijke situatie die kan optreden in een kerncentrale? In grote lijnen kan men stellen dat een gevaarlijke situatie kan ontstaan indien de koeling van de reactorkern niet of onvoldoende functioneert, bijvoorbeeld doordat er als gevolg van een grote leidingbreuk geen of onvoldoende water naar de reactorkern wordt toegevoerd; de splijtstof kan dan oververhit raken en smelten. Wanneer vervolgens het reactorvat beschadigd raakt, kunnen radioactieve splijtingsproducten uit het vat ontsnappen. Dit gebeurde zowel in Harrisburg als in Tsjernobyl. Men kan dan de gevolgen van zo'n ongeval beperken door te zorgen dat de radioactieve stoffen niet buiten de centrale kunnen komen. Daartoe beschikt het overgrote deel van de 439 kerncentrales in de wereld over een luchtdicht insluitsysteem. Doorgaans gaat het (bij drukwaterreactoren) om een dubbele constructie van gewapend betonnen muren. In het reactorgebouw van zowel de drukwater als de kokendwaterreactor wordt een lagere luchtdruk aangehouden dan buiten (onderdruk), zodat eventueel vrijgekomen radioactieve deeltjes niet naar buiten kunnen ontsnappen. Het ongeval in Harrisburg leverde hierdoor geen schade op voor mensen buiten de centrale. In Tsjernobyl was echter geen veiligheidsomhulling aanwezig, zodat vrijkomende radioactieve stoffen wél naar buiten konden ontsnappen. Daarmee had 'Tsjernobyl' het ergst denkbare gevolg waartoe een ongeval met een kerncentrale kan leiden. 4. Kan een groot ongeval zoals dat bij Tsjemobyl zich ook voordoen in een Belgische of Nederlandse kerncentrale? Voorkomen kan men een ongeval nooit voor honderd procent. Dat geldt voor kernenergie net zo goed als voor alle andere industriële en niet-industriële activiteiten. Een ongeval met een Belgische of Nederlandse kerncentrale met een omvang zoals in Tsjernobyl kan echter niet plaatsvinden. Dat komt doordat in Westerse kerncentrales de reactor bij een belangrijke afwijking van de normale omstandigheden (zoals druk, watertoevoer of temperatuur) onmiddellijk automatisch wordt afgeschakeld. Dat gebeurt door het snel inbrengen van alle regelstaven in de kern. Door de snelheid waarmee dit gebeurt, stopt de kettingreactie dan binnen twee seconden. Wel moet men daarna de reactor nog geruime tijd blijven koelen; hiervoor zijn diverse, onderling onafhankelijke koelsystemen beschikbaar. Het ernstigste ongeval dat men kan bedenken voor een Belgische of Nederlandse centrale ontstaat wanneer er een groot waterverlies optreedt (b v. als gevolg van een grote leidingbreuk) in de reactorwaterkring. Door gebrek aan koelwater bij een dergelijk ongeval zou de kern oververhit kunnen raken en uiteindelijk smelten. Daarom beschikken de Nederlandse en Belgische centrales over meervoudige koelsystemen, die ook bij zo'n ongeval kunnen
zorgen voor koeling van de reactorkern. In zo'n situatie kunnen wel radioactieve stoffen binnen het reactorgebouw vrijkomen; omdat dit gebouw volledig van de buitenwereld kan worden geïsoleerd, komt er ook dan echter geen radioactiviteit buiten de centrale. Ongevallen zijn het gevolg van menselijke fouten, onvoorziene omstandigheden, niet-optimale materialen en installaties, en samenlopen van (uitzonderlijke) omstandigheden. Via studies gaat men na waar eventueel 'zwakke' schakels zitten. Zulke zwakke plekken kan men dan verbeteren. Daardoor wordt de kans op een ongeval verkleind. Hetzelfde doet men via strenge regelgeving, nauwgezette inspecties, meervoudig uitgevoerde componenten, preventief onderhoud, moderne computersystemen, regelmatige trainingen en oefeningen, en uitgebreide bedrijfshandboeken. Veiligheidsrelevante werkzaamheden worden verricht overeenkomstig procedures die in het kader van kwaliteitsborgingsprogramma's voortdurend worden getoetst en, indien nodig, bijgesteld. In Doel, Tihange en Borssele heeft men de beschikking over moderne simulatoren om het personeel van de controlezaal te laten oefenen onder alle denkbare omstandigheden. De centrale Dodewaard heeft een eigen type simulator waarmee training van het personeel volgens vaste procedures plaatsvindt.
HOOFDSTUK 10 HOE MOET HET VERDER NA 'TJERNOBYL'? l. Wat heeft men van het ongeval geleerd? Uit het ongeval kunnen veel lessen worden getrokken. Ten eerste is het belang gebleken van het opvolgen van alle veiligheidsregels. Zou men bepaalde veiligheidssystemen niet ten behoeve van een experiment hebben uitgeschakeld dan zou het ongeval zich ook niet hebben voltrokken. Een tweede les is dat een goede veiligheidsomhulling bij een ongeval van buitengewoon groot belang is. De verschillen in de gevolgen tussen de ongevallen bij Harrisburg en Tsjernobyl zijn, althans voor een deel, daartoe te herleiden. Wellicht de belangrijkste les is echter dat het altijd nodig blijft om de filosofie met betrekking tot de veiligheid van een technisch complexe installatie kritisch te analyseren, om op deze wijze eventuele zwakke plekken op te sporen en te verbeteren. Onafhankelijke inspecties en uitwisseling van ervaringen tussen centrales kunnen bovendien de veiligheid verhogen. Daarnaast is duidelijk gebleken dat een goede communicatie de ernst van de gevolgen sterk kan beperken. Indien de lokale en nationale overheden dadelijk goed over de ernst waren geïnformeerd, dan zou de bevolking direct betere richtlijnen hebben gekregen en had de evacuatie snel op gang kunnen komen. Nu hebben honderdduizenden mensen te hoge stralingsdoses opgelopen. Het ongeval bleek door de verspreiding van de radioactieve wolk een grensoverschrijdend karakter te hebben. Door gebrek aan informatie bleef de internationale gemeenschap lang in onzekerheid. 2. Is de internationale informatie-uitwisseling inmiddels verbeterd? Na het ongeval is de internationale samenwerking tussen Oost en West op het gebied van kernenergie de laatste jaren sterk verbeterd; onder meer is de World Association of Nuclear Operators (WANO) opgericht. Die organisatie heeft als doelstelling om, via uitwisseling van kennis en ervaring, de veiligheid en betrouwbaarheid van kerncentrales te vergroten. Een voorbeeld van een WANO-initiatief is de uitwisseling van personeel tussen kerncentrales; ook de Belgische en Nederlandse centrales doen aan deze uitwisseling mee. De WANO heeft inmiddels diverse bijeenkomsten gehouden voor reactorpersoneel uit de gehele wereld om de consequenties van het ongeval voor de bediening van kerncentrales te analyseren. Ook organiseert de WANO zogeheten 'peer reviews', waarbij internationale waarnemers van WANO de
veiligheidsvoorzieningen en organisatie van een kerncentrale ter plaatse onder de loep nemen. In 1991 hebben de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Europese Commissie en het Internationaal Bureau voor Energie (IAEA) de Werkgroep Nucleaire Veiligheid geformeerd. Deze nieuwe organisatie heeft in 1994 een internationaal alarmeringssysteem opgezet waarmee landen niet alleen informatie kunnen uitwisselen, maar elkaar ook snel kunnen waarschuwen bij een nucleair ongeval. 3. Welke technische maatregelen kunnen de veiligheid verder verhogen? Voor alle kerncentrales is het belangrijkste uitgangspunt dat de kans op een ernstig ongeval zo klein mogelijk moet zijn. Dat kan enerzijds door gebruik te maken van de modernste technologieën en anderzijds met behulp van goede trainingen en opleidingen voor het personeel. Wat betreft de technische voorzieningen geldt dat alle essentiële systemen, zoals pompen en kleppen van het koelsysteem, in twee- of drievoud moeten zijn uitgevoerd. De Nederlandse en Belgische kerncentrales werken volgens dit principe. Ze hebben bijvoorbeeld steeds voldoende noodaggregaten om een eventuele stroomstoring op te vangen. Door preventief onderhoud en regelmatige aanpassingen voldoen ook de 'oudere' kerncentrales aan de moderne veiligheidseisen. De snelle opmars van electronica en informatica heeft ervoor gezorgd dat steeds betere computerapparatuur beschikbaar komt. Die kan onder meel worden ingezet bij de simulatoren, die een onmisbaar hulpmiddel zijn geworden voor het personeel dat de reactor bedient. 4. Wat zijn 'passiefveilige' en 'evolutionaire' reactortypen? Een meer fundamentele benadering van de veiligheidsproblematiek heeft geleid tot diverse, vaak internationale, projecten om nieuwe generaties kernreactoren te ontwikkelen. Het gaat daarbij om zogeheten passiefveilige en evolutionaire reactortypen. Bij de evolutionaire reactoren moet de kans dat een ongeval plaatsvindt, met geheel of gedeeltelijk smelten van de reactorkern, een factor 10-100 lager worden dan bij de bestaande reactoren. Dergelijke' reactoren worden reeds in Japan gebouwd (twee geavanceerde kokendwaterreactoren van Amerikaans ontwerp). De 'passiefveilige reactor' verkeert nog in het ontwerpstadium. Bij dit ontwerp wordt een beroep gedaan op natuurkrachten zoals drukverschillen en zwaartekracht, in plaats van op zogeheten 'actieve' veiligheidssystemen (die afhankelijk zijn van energieaanvoer). Bovendien wordt ook de veilig-
heidsomhulling door middel van natuurlijke processen gekoeld wanneer dat nodig zou zijn. Daardoor kan worden gegarandeerd dat een uitstoot van radioactieve producten niet kan optreden, zodat evacuatie van de omwonenden onder geen enkele omstandigheid nodig is. 5. Is er nog toekomst voor kernenergie na 'Tsjernobyl? Het ongeval met de kerncentrale bij Tsjernobyl heeft over de gehele wereld geleid tot herbezinning over de vraag of de nucleaire technologie een acceptabele methode biedt om elektriciteit op te wekken. Het is terecht dat mensen zich na een zo ernstig ongeval vragen gaan stellen, vooral wanneer duidelijk wordt dat de toepassing van de technologie niet voldeed aan de veiligheidseisen, en als er bovendien ook nog grote fouten blijken te zijn gemaakt. Alle wetenschappelijke analyses die inmiddels zijn uitgevoerd, geven echter hetzelfde resultaat: de omstandigheden waaronder dit ongeval in de voormalige Sovjet-Unie plaatsvond, zijn niet te vergelijken met die waaronder Westerse kerncentrales worden geëxploiteerd. Of de verdere ontwikkeling van een bepaalde industrie moet worden stopgezet wegens het falen van één exploitant, is een vraag die niet kan worden beantwoord buiten zijn maatschappelijke context. Daarbij moeten alle economische, sociale en ecologische aspecten worden beschouwd.
Appendix
Adressen voor meer informatie over Tsjernobyl, kernenergie, radioactiviteit en ioniserende straling. Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) Westerduinweg 3 NL-1755LE Petten Postbus l NL-1755 ZG Petten Tel: [+31](0)224-56.40.80 Fax: [+31](0)224-56.39.12 Kerncentrale Borssele Wilhelminahof 3 NL-4454 PM Borssele Postbus 130 NL-4380 AC Vlissingen Tel: [+31](0)113-22.10.00 Fax: [+31](0)113-35.25.50 N.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Dodewaard (GKN) Waalbandijkll2a NL-6669 MG Dodewaard Postbus 40 NL-6669 ZG Dodewaard Tel:[+31](0)488-41.88.11 Fax: [+31](0)488-41.21.28 Interfacultair Reactor Instituut (IRI) / Hoger Onderwijs Reactor (HOR) Mekelweg 15 NL-2629 JB Delft Postbus 5042 NL-2600 AG Delft Tel:[+31](0)152-78.50.52 Fax:[+31](0)152-78.64.22
N.V. Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA) Spanjeweg l (havennr. 8601) Industrieterrein Vlissingen-Oost Postbus 202 NL-4380 AE Vlissingen Tel: [+31](0)113-61.39.00 Fax: [+31](0)113-61.39.50 N.V. KEMA Afdeling Milieu Onderzoek Utrechtseweg 310 NL-6812ARAmhem Postbus 9035 NL-6800 ET Arnhem Tel:[+31](0)26-356.91.11 Fax: [+31](0)26-351.56.06 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) Laboratorium voor Stralingsonderzoek Antoni van Leeuwenhoeklaan 9 NL-3721MABilthoven Postbus l NL-3720 BA Bilthoven Tel: [+31](0)30-274.91.11 Fax: [+31](0)30-274.29.71 Coördinatie Commissie voor de Metingen van Radioactiviteit en Xenobiotische Stoffen (CCRX) Antoni van Leeuwenhoeklaan 9 NL-3721 MABilthoven Postbus l NL-3720 BA Bilthoven Tel: [+31](0)30-274.36.70 Netherlands Nuclear Society (NNS) Utrechtseweg 310 NL-6812 AR Arnhem Postbus 9034 NL-6800 ES Arnhem Tel: [+31](0)26-356.85.85 Fax: [+31](0)26-351.80.92
Ministerie van Economische Zaken (EZ) Directoraat-Generaal voor Energie (DGE) Bezuidenhoutseweg 6 NL-2594 AV Den Haag Postbus 20101 lNL-2500 EC Den Haag Tel:[+31](0)70-379.89.11 Fax: [+31](0)70-347.40.81 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Kernfysische Dienst (KFD) Anna van Hannoverstraat 4 2595 BJ Den Haag Postbus 90804 2509 LV Den Haag Tel: [+31](0)70-333.44.44 Fax: [+31](0)70-333.40.18 Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer OM) Directie Stralenbescherming Rijnstraat 8 NL-2515 XP Den Haag Postbus 30945 NL-2500 GX Den Haag Tel : [+31](0)70-339.39.39 Fax: [+31](0)70-339.12.96