Fina n cië l e A nal y s e – Bo e kja re n 20 07 / 2010
Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap
Al sedert 12 opeenvolgende jaren brengen voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap binnen het Vlaams Welzijnsverbond cijfermateriaal bij elkaar, om een sectorstudie te maken over hun financiële situatie. Het aantal deelnemers en de belangstelling voor deze studie zijn in de loop der jaren steeds toegenomen. Aan de hand van tientallen boekhoudkundige en niet-boekhoudkundige parameters geeft de sectoranalyse de voorzieningen een inzicht in de financiële situatie van de sector. Ze biedt hen als het ware een financieel-economische zeekaart aan waarbij de schipper (de verantwoordelijke) zijn positie kan herkennen en volgen. Naast de sectoranalyse bestaat er een individuele positionering, die kan worden beschouwd als een soort GPS-positie. Deze positionering houdt zeker geen waardeoordeel in, maar stelt de voorzieningen in staat om vragen te stellen over hun eigen financieeleconomisch beleid en te zoeken naar verklaringen voor eventuele afwijkende waarden. Niet zozeer een afwijkende waarde op zich is belangrijk, maar wel het antwoord op de vraag waarom en de strategie om zonodig terug op de positie van de sector te komen. Dit jaar hebben 106 voorzieningen het inputmodel ingevuld, waarbij zij aan de hand van tabellen en grafieken onmiddellijk een overzicht krijgen van hun evolutie op korte en lange termijn: een echt analytisch overzicht. Zowel kleine als grote voorzieningen nemen deel. De participatiegraad voor de voorzieningen die zich hoofd zakelijk over minderjarigen ontfermen, bedraagt om en bij de 70 %. Voor de sector van de volwassenen is deze participatie iets lager, tussen de 50 en 60 %.
2 Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap
Van in de beginperiode hebben de auteurs geprobeerd categorale indelingen te maken, dit is het indelen van de steekproef in groepen met gelijke eigenschappen. Hierbij werd telkens rekening gehouden met de grootte van de voorziening, het al dan niet beschikken over nursingplaatsen, het al dan niet hoofdzakelijk beschikken over erkende plaatsen voor minderjarigen of meerderjarigen. Nooit kon ondubbelzinnig worden aangetoond dat er significante eigenschappen zijn die een invloed hebben op de financiële situatie van de voorziening. Hieruit besluiten we dan ook dat de inbreng van het management in ieder geval bij zonder belangrijk en vaak bepalend is. Hoewel de steekproef jaarlijks groeit is zij (nog) niet volledig. In ieder geval mag ze als voldoende relevant worden beschouwd om uitspraken te doen over de financiële situatie van deze sector in Vlaanderen. Ook niet-leden van het Vlaams Welzijnsverbond kunnen deel nemen aan deze studie. Zij kunnen hiervoor steeds contact opnemen met het Vlaams Welzijnsverbond of recht streeks met Dexia. Deze brochure geeft een samenvatting van de belang rijkste resultaten van de studie 2007-2010. De studie zelf is heel wat uitgebreider en biedt heel wat meer detail informatie. De auteurs stellen alles in het werk om de confidentialiteit van de individuele cijfers te waarborgen. Het zijn slechts de geaggregeerde cijfers die verder worden besproken. Alleen al door de verhoogde aandacht voor de aangehaalde onderwerpen blijkt dat de financiële situatie van de deel nemende voorzieningen merkbaar sterker wordt.
1. Belangrijkste evoluties van omzet en kosten tussen 2007 en 2010 Om de resultatenrekening te bespreken is een geaggregeerde basis opgesteld. Hiertoe zijn alle nominale bedragen voor alle voorzieningen per post in de steekproef opgeteld. Het zijn deze geaggregeerde gegevens die verder worden besproken. In de tabel hieronder worden in de horizontale as de vier recentste jaren met elkaar vergeleken en is de groeibeweging (delta %) weergegeven. In de verticale as zijn de verhoudingsgetallen
weergegeven. De verhoudingsgetallen werden berekend door de nominale bedragen te delen door het totaal van de opbrengsten (70/74). De opbrengsten zelf (70/74) stegen in 2010 met 3,35 %. De werkingskosten stegen in 2010 met 3 %, waardoor het brutobedrijfsresultaat met 11,45 % steeg tot 4,61 % van de opbrengsten.
Resultatenrekening over de jaren 2007 - 2010 Rubrieken
2007
2008
%
2009
%
2010
%
103 %
103 %
∆%
103 %
∆%
103 %
∆%
100,00%
100,00%
6,71 %
100,00%
4,98 %
100,00%
3,35 %
96,06%
95,98%
6,62 %
96,02%
5,02 %
96,10%
3,43 %
Geproduceerde vaste activa
0,09%
0,09%
10,61 %
0,10%
10,51 %
0,08%
-19,05 %
Overige werkingsopbrengsten
3,85%
3,93%
8,82 %
3,88%
3,76 %
3,82%
1,81 %
99,85%
99,93%
6,79 %
99,61%
4,64 %
99,27%
3,0 %
Voorraden en leveringen
4,93%
4,91%
6,24 %
4,76%
1,79 %
4,72%
2,35 %
Diensten & diverse leveringen
7,53%
7,78%
10,17 %
7,32%
-1,15 %
7,49%
5,62 %
Bezoldigingen & sociale lasten
82,66%
82,53%
6,55 %
82,82%
5,34 %
82,39%
2,82 %
4,87%
4,78%
4,66 %
4,27%
-6,08 %
4,61%
11,45 %
Aantal instellingen in de steekproef Werkingsopbrengsten & geproduceerde vaste activa Omzet + subsidies
Werkingskosten
Brutobedrijfsresultaat Afschrijvingen & waardeverminderingen
3,59%
3,56%
5,78 %
3,61%
6,32 %
3,66%
5,01 %
Voorzieningen
0,34%
0,34%
5,47 %
0,30%
-4,84 %
0,22%
-26,28 %
Nettobedrijfsresultaat
0,15%
0,07%
-46,53 %
0,39%
464,88 %
0,73%
90,49 %
Financiële opbrengsten
0,78%
0,68%
-7,65 %
0,50%
-22,19 %
0,54%
10,28 %
-0,25%
-0,36%
55,95 %
-0,08%
-75,43 %
-0,19%
137,43 %
Financiële kosten LT-kredieten
0,11%
0,11%
3,35 %
0,12%
13,63 %
0,16%
37,67 %
KT-kredieten
0,01%
0,02%
76,87 %
0,01%
-52,76 %
0,01%
-1,98 %
Gewoon bedrijfsresultaat
0,68%
0,40%
-37,54 %
0,81%
113,29 %
1,07%
36,04 %
Uitzonderlijk resultaat
0,81%
1,07%
40,39 %
0,72%
-29,66 %
0,48%
-30,82 %
Uitzonderlijke opbrengsten
1,49%
1,61%
15,27 %
1,49%
-3,10 %
1,17%
-18,72 %
-0,68%
-0,55%
-14,58 %
-0,77%
48,76 %
-0,69%
-7,55 %
1,50%
1,46%
4,13 %
1,53%
9,98 %
1,55%
4,77 %
Uitzonderlijke kosten Resultaat
Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap 3
Door het recent ingevoerde systeem van de “gebruikstoelagen” van het VIPA (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) is het belangrijk de stijging van de financiële kosten te volgen. Het zijn voornamelijk de financiële kosten van de langetermijnkredieten die oplopen. Bij de bespreking hierna van de geaggregeerde balans wordt hierop verder ingegaan. Het uitzonderlijk resultaat, dat traditiegetrouw nog afrekeningen van de dagprijs bevat, is dit jaar fors lager dan vorige jaren. Zowel de uitzonderlijke kosten als de uitzonderlijke opbrengsten dalen.
kingsopbrengsten per onderhoudsdag lopen op van 147,01 Eur tot 151,81 Eur per onderhoudsdag. Bij de omzetcomponenten blijven de overheidstussenkomst via de dagprijs en de bijdrage van de bewoners-gebruikers de belangrijkste opbrengsten. Wanneer hieraan ook de kapitaal subsidies en Sociale Maribel worden toegevoegd, bedragen deze componenten 92 % van de werkingsopbrengsten.
Het boekhoudkundig resultaat steeg met 4,77 % en komt uit op 1,55 % van de opbrengsten.
Bij de aankoop van goederen zijn er geen noemenswaardige uitschieters. De globale aankoop van goederen steeg in 2010 slechts met 2,27 % tegenover de werkingsopbrengsten die met 3,26 % stegen.
Door de opbrengsten en de kosten te relateren aan het aantal onderhoudsdagen verkrijgen we een vergelijkbaar gegeven voor alle voorzieningen. Gerelateerd aan het aantal onderhoudsdagen stijgen de werkingsopbrengsten in 2010 met 3,26 %. De wer
De voorzieningen deden wel meer een beroep op diensten. De aanschaf van diensten steeg met 5,53 %. Energie steeg met liefst 9,65 %. We benaderen in de periode 2007 en 2010 een jaarlijkse stijging van ongeveer 10 %, wat ver boven de stijgingspercentages
Resultatenrekening per onderhoudsdag over de jaren 2007 - 2010 (Klasse 70-74) in EUR Rubrieken Aantal instellingen in de steekproef Werkingsopbrengsten Werkingskosten
2007
2008
%
2009
%
2010
%
103 EUR
103 EUR
∆%
103 EUR
∆%
103 EUR
∆%
133,57
141,36
5,83 %
147,01
4,0 %
151,81
3,26 %
132,01
146,29
10,82 %
145,13
-0,79 %
149,36
2,92 %
Omzet
70
16,34
17,16
4,99 %
17,58
2,47 %
18,00
2,34 %
Geproduceerde vaste activa
72
0,00
0,13
0,14
9,48 %
0,11
-19,12 %
Lidgeld, schenkingen, legaten en subsidies
73
111,16
117,19
122,79
4,78 %
127,09
3,50 %
Lidgelden
730/1
0,00
0,00
16,78 %
0,00
-11,04 %
0,00
13,22 %
Giften
732/3
0,46
0,00
-100,0 %
0,46
0,53
13,45 %
Legaten
5,42 %
734/5
0,09
0,08
-4,06 %
0,11
26,51 %
0,34
220,34 %
Kapitaal- en interestsubsidies
736
1,46
1,56
6,85 %
1,70
9,09 %
1,92
12,85 %
Werkingssubsidies Vlaamse overheden
737
104,79
111,01
5,93 %
115,89
4,40 %
118,99
2,68 %
Overige (sociale Maribel, Nat. Lot., Provincie…)
738
4,36
4,54
4,19 %
4,63
1,98 %
5,31
14,74 %
74
5,14
5,55
7,92 %
5,71
2,79 %
5,81
1,73 %
Overige bedrijfsopbrengsten
4 Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap
Resultatenrekening per onderhoudsdag over de jaren 2007 - 2010 (Klasse 60) in EUR Rubrieken
2007
2008
%
2009
%
2010
%
103 EUR
103 EUR
∆%
103 EUR
∆%
103 EUR
∆%
Werkingsopbrengsten
133,57
141,36
5,83 %
147,01
4,0 %
151,81
3,26 %
Werkingskosten
132,01
146,29
10,82 %
145,13
0,79 %
149,36
2,92 %
60
6,52
6,87
5,36 %
6,94
0,98 %
7,10
2,27 %
Aankopen voeding
6000
3,79
4,01
5,67 %
4,04
0,79 %
4,12
1,84 %
Aankopen textiel
6001
0,48
0,47
-1,53 %
0,46
-2,47 %
0,46
0,17 %
Aantal instellingen in de steekproef
Voorraden en leveringen
Aank. toilet- en verzorgingsbenodigdh.
6002
0,15
0,16
6,02 %
0,17
7,28 %
0,17
4,36 %
Aankopen farmac. Producten
6003
0,45
0,47
4,82 %
0,48
1,83 %
0,50
2,63 %
Paramedische kosten
6004
0,09
0,09
-2,22 %
0,09
-0,15 %
0,09
3,80 %
Educatieve activiteiten
6005
1,16
1,22
4,59 %
1,24
1,56 %
1,28
3,54 %
Aankopen disposables
6006
0,24
0,25
6,55 %
0,27
7,52 %
0,28
3,36 %
Aankopen andere verbruiksgoederen
6009
0,17
0,17
1,24 %
0,19
14,26 %
0,20
4,58 %
%
2010
%
∆%
103 EUR
∆%
Resultatenrekening per onderhoudsdag over de jaren 2007 - 2010 (Klasse 61) in EUR Rubrieken Aantal instellingen in de steekproef
2007
2008
103 EUR
103 EUR
%
2009
∆%
103 EUR
Werkingsopbrengsten
133,57
141,36
5,83 %
147,01
4,0 %
151,81
3,26 %
Werkingskosten
132,01
146,29
10,82 %
145,13
0,79 %
149,36
2,92 %
61
9,96
10,88
9,26 %
10,67
-1,93 %
11,26
5,53 %
Huurlasten
610
1,00
1,08
8,27 %
1,03
-5,01 %
1,04
0,99 %
Onderhoud en herstellingen
611
1,99
2,06
3,37 %
2,14
4,19 %
2,25
4,83 %
Energie, brandstof, water
612
2,70
3,37
24,93 %
3,01
-10,82 %
3,30
9,65 %
Diensten en leveringen
Kantoorkosten
613
0,87
0,89
2,51 %
0,85
-4,75 %
0,87
2,79 %
Verzekeringen
614
0,36
0,36
-1,80 %
0,39
8,91 %
0,39
-0,50 %
Verplaatsingen
615
0,95
0,96
0,25 %
0,94
-1,88 %
0,93
-0,27 %
Externe diensten
616
1,78
1,83
2,76 %
1,94
6,20 %
2,09
7,95 %
Uitzendpersoneel
617
0,01
0,01
31,04 %
0,00
-64,54 %
0,00
-31,50 %
Buitenwettelijke verzekeringen
618
0,00
0,00
0,83 %
0,00
17,68 %
0,00
0,24 %
Doorstorting subsidies
619
0,31
0,34
10,31 %
0,38
12,36 %
0,40
3,81 %
Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap 5
van de opbrengsten ligt. Ook onderhoud en herstellingen vragen belangrijke inspanningen van de voorzieningen. Deze kosten stegen met 4,83 %. De kostprijs van het personeel per vte steeg met 2,79 %. Aan de hand van de gecorrigeerde inflatiespilindex (hierbij wordt de invloed berekend van de overschrijdingen van de spilindex op de
Evolutie van de personeelskost (62) per vte (geaggr. gegeven) x 1000 EUR 70
Gecorrigeerde inflatie spilindex 20073,50% 20083,71% 20092,46% 20100,50%
Gezondheidsindex 20072,79% 20083,34% 2009-0,08% 20102,71%
loonmassa) kan duidelijk worden aangetoond dat de stijging hoger ligt dan de invloed van de inflatie. Aan de oorsprong hiervan liggen onder meer anciënniteitsverhogingen en de verhoging van andere loonlasten, zoals de vergoeding voor verplaatsingen van en naar het werk. De stijging van het aantal betaalde vte’s (door de uitbreiding van het aantal erkende plaatsen, vooral in de sector van de volwassenen, VIA en Sociale Maribel) blijft mee verantwoordelijk voor de stijging van de globale personeelskost. Toch zien we dat de globale personeelskost in verhouding tot de opbrengsten terug verder daalt. In 2003 bedroeg deze verhouding 83,5 % en ze daalde tot 82,2 % in 2010. Dit verhoogt verder de financiële marge voor de exploitatie en is meteen ook de voornaamste reden van het groeiend resultaat.
60 Waarde Trend
56.5
55,0 52,2
48,9
De totale massa van de cashflow blijft verder aangroeien. Ondanks de verhoogde vervallen langetermijnschuld blijft de nettomarge op de cashflow jaar na jaar toenemen. Er is dus zeker nog financiële ruimte om verder te investeren.
+2,79% +4,99%
50 +6,69%
R2 = 0,9769
40
2007
2008
2009
2010
2. Balans
Evolutie van het aantal vte’s sinds 2003 (100 = aantal vte’s in 2003) % 130 123,8
125 117,9
120 115
Verhouding Trend
122,2
120,4
113,8 111,0
110 R = 0,9621 2
101,7
105 100,4 100
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
6 Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap
In het verleden zijn voor de analyse steeds de absolute getallen en de relatieve verhoudingsgetallen van de balansposten be studeerd. Vanaf dit jaar is hier op vraag van diverse sectoren een wijziging aangebracht. Voortaan wordt het bedrag in EUR berekend per balanspost per onderhoudsdag. Op deze manier ontstaat er een cijfer dat per voorziening goed vergelijkbaar is en kan de groei even correct per balanspost worden weergegeven. Het balanstotaal is in 2010 toegenomen met 9,88 %. In verge lijking met vorige jaren is deze groei hoog, wat te maken heeft met de financiering van de investeringen. Door het boeken van de gebruikstoelage als langetermijnvordering en de financiering ervan, krijgen we een sterke groei van het balanstotaal.
Evolutie van de balans in relatieve waarden – De balansposten per onderhoudsdag Rubrieken
2007
2008
102 EUR
102 EUR
Vaste activa
65,37
Materiële vaste activa
65,21 49,23
Voorzieningen
Terreinen & gebouwen
%
2009
%
2010
%
∆ %1
102 EUR
∆ %1
102 EUR
∆ %1
68,63
+5,0
72,70
+5,92
76,53
+5,27
68,50
+5,04
72,57
+5,94
76,41
+5,29
50,30
+2,18
52,57
+4,51
54,16
+3,03
Installaties, mach. & uitr.
4,69
4,92
+4,77
5,17
+5,21
5,69
+9,99
Meubelen & rollend materieel
2,35
2,45
+4,56
2,68
+9,28
2,75
+2,66
Leasing en soortgelijke
2,47
2,87
+16,26
3,95
+37,48
4,59
+16,35
Overige MVA
2,52
2,58
+2,35
2,57
-0,39
2,42
-5,85
Vaste activa in aanbouw
3,95
5,37
+35,89
5,63
+4,72
6,79
+20,69
Vlottende activa
44,94
45,44
+1,11
47,69
+4,94
55,75
+16,91
Vorderingen > 1jaar
1,53
1,45
-5,57
3,49
+141,08
7,83
+124,40
Vorderingen <1 jaar
+0,87
20,88
20,71
-0,80
18,55
-10,43
18,71
Vorderingen bewoners
1,86
1,98
+6,61
2,04
+2,99
1,93
-5,35
Vorderingen overheden
11,47
11,34
-1,15
9,24
-18,49
9,52
+3,04
Beleggingen & liquide middelen
21,09
21,70
+2,87
24,15
+11,28
27,75
+14,95
110,31
114,07
+3,41
120,38
+5,53
132,28
+9,88
Eigen vermogen
73,05
74,47
+1,94
79,23
+6,39
86,10
+8,67
Kapitaal
16,30
16,34
+0,21
16,89
+3,38
17,18
+1,74
Reserves
1,65
2,16
+31,07
2,49
+15,37
5,01
+101,11
Gecumuleerd resultaat
22,22
23,77
+6,98
25,53
+7,40
25,40
-0,53
Investeringssubsidies
Totaal activa
31,95
31,61
-1,05
33,80
+6,92
38,01
+12,46
Voorzieningen
2,70
3,01
+11,53
3,20
+6,09
3,55
+11,06
Schulden >1 jaar
6,49
7,51
+15,81
8,35
+11,08
10,64
+27,49
Financiële LT-schuld
4,84
5,45
+12,57
6,47
+18,65
8,94
+38,19
Leasing & soortgelijke
0,19
0,14
-25,90
0,13
-9,98
0,18
+37,43
Krediet. met VIPA
0,00
0,29
nvt
0,96
+235,88
2,73
+182,71
Krediet. zonder VIPA
1,23
1,44
+17,35
2,02
+40,17
2,88
+42,32
Schulden <1 jaar
27,56
28,54
+3,56
28,98
+1,54
31,10
+7,30
Vervallen LT-schuld
0,44
0,49
+11,62
0,51
+3,95
0,61
+19,86
Financiële KT-schuld
0,92
0,73
-21,34
0,66
-8,62
0,54
-18,28
Leveranciers Bezold. & soc. lasten Werkingsschulden overheden Totaal passiva 1
3,51
3,52
+0,27
3,75
+6,69
3,83
+2,13
19,79
20,72
+4,67
21,29
+2,76
22,51
+5,73
1,23
1,34
+9,26
1,25
-7,31
1,44
+15,47
110,31
114,07
+3,41
120,38
+5,53
132,28
+9,88
De stijgingspercentages zijn berekend op de nominale bedragen van de steekproef voor dezelfde voorzieningen gedurende 4 jaar.
Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap 7
De financiële langetermijnschuld die in 2007 nog slechts 4,4 % bedroeg, is in 2010 gestegen naar 6,7 % van het balanstotaal of van 4,84 EUR naar 8,94 EUR per onderhoudsdag. Op hetzelfde moment vervijfvoudigden de langtermijnvorde ringen aan de activazijde. Aan de activazijde vallen verder de vaste activa in aanbouw op, die wijzen op de investeringsactiviteiten en de groei van de liquide middelen en beleggingen. De liquide middelen en beleggingen stijgen van 20,6 % in 2009 naar 21,0 % van het balanstotaal in 2010. De evolutie van de vorderingen op de overheid en de liquide middelen verloopt omgekeerd evenredig. Dit werd al vroeger vastgesteld en blijft hierbij bevestigd.
De passivazijde kenmerkt zich door een stevig eigen vermogen dat in verhouding tot het balanstotaal wat zakt. De reden hiervan is hierboven omschreven. In werkelijkheid verhoogt het eigen vermogen met 8,67 %. Wat opvalt, is dat een aantal voorzieningen het resultaat van vorig boekjaar hebben overgeboekt naar de reserves binnen het eigen vermogen. Bij de schulden is er een stijging van de financiële langetermijnschuld. De schulden op korte termijn dalen verder (cfr. de toe genomen liquide middelen). De financiële schuldgraad, die uitdrukt hoeveel procent van de activa gefinancierd wordt met financiële schuld op zowel lange als op korte termijn, neemt verder toe van 6,35 % tot 7,56 % van het balanstotaal.
schulden op meer dan een jaar Rubrieken
2007
Voorzieningen Schulden op >1jaar Achtergestelde leningen Financiële schulden
2008
%
2009
%
2010
%
102
102
∆%
102
∆%
102
∆%
17
33 265,36
38 845,60
+16,77
43 492,65
+11,96
55 494,83
+27,60
170
1 173,02
1 100,71
-6,16
506,86
-53,95
993,33
+95,98
172/4
24 827,84
28 181,19
+13,51
33 705,26
+19,60
46 614,32
+38,30
Leasing en soortgelijke rechten
172
985,86
736,64
-25,28
668,40
-9,26
919,32
+37,54
Kredietinstellingen
173
16 574,26
19 419,01
+17,16
25 632,64
+32,0
38 616,96
+50,66
0,00
1 484,52
5 026,06
+238,56
14 220,76
+182,94
6 309,46
6 788,39
+7,59
10 548,45
+55,39
15 025,19
+42,44
10 264,79
10 468,66
+1,99
10 058,13
-3,92
9 371,01
-6,83
7 066,39
6 788,39
-3,93
6 224,28
-8,31
6 343,64
+1,92
7 264,51
9 563,69
+31,65
9 280,54
-2,96
7 887,17
-15,01
Kredieten met VIPA waarborg Kredieten met VIPA zonder waarborg Kredieten zonder VIPA Overige leningen Overige schulden
174 171 – 175 – 176 – 179
8 Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap
Evolutie bedrijfskapitaal in % (geaggr. gegeven) A
Bedrijfskapitaal (evolutie 2009-2010)
P A
P
80 BK 2010
Vaste activa1 Permanent vermogen Vlottende activa Bedrijfskapitaal KT-financiering
60 Geagg. gegeven
40 75,40 63,29
75,82 63,78
20
BK 2009 0 12,12 36,71
12,05 36,22
24,60
2009 1
Mediaan -20
24,18
2010
-40
-60
-40
-20
0
20
40
60
80
Met inbegrip van de vorderingen op lange termijn.
Bij de investeringen met VIPA kunnen kredieten worden af gesloten die worden terugbetaald via de gebruikstoelage. Het VIPA geeft sinds 2008 ook waarborgen voor het resterende deel van de investeringen tot het bouwplafond. De kredieten op lange termijn met overheidswaarborg of die terugbetaald worden via de gebruikstoelagen, bij de kredietinstellingen, nemen beduidend toe. Het bedrijfskapitaal geeft een beeld over de structuur van de geaggregeerde balans. Als gevolg van de financiering van de investeringen met iets meer liquiditeiten, daalt het bedrijfs kapitaal lichtjes tot een niveau van 12,05 % van het balanstotaal.
Voor het eerst is ook de behoefte aan bedrijfskapitaal berekend, wat ons een beeld geeft in hoeverre de exploitaties bijkomend bedrijfskapitaal genereren of, omgekeerd, in hoeverre de exploitaties behoefte hebben aan bedrijfskapitaal. De behoefte aan bedrijfskapitaal is negatief en daalde van 6,96 % naar 8,06 % van het balanstotaal. De exploitaties hebben dus geaggregeerd geen nood aan bijkomend bedrijfskapitaal en hierdoor stijgt de thesauriepositie van 19,08 naar 20,11 %. Dit betekent dat er een belangrijke gezonde buffer is om mogelijke toekomstige schommelingen binnen de exploitaties op te vangen.
Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap 9
3. Investeringen Bij de analyse van de balans kwam de verdere stijging van het aandeel van het vast actief tot uiting. De continuïteitsratio bevestigt dat deze stijging verschillende jaren op rij te wijten is aan het doorvoeren van relatief belangrijke investeringen bij de voorzieningen. Dit jaar zijn alle posten binnen de vaste activa geanalyseerd. De continuïteitsratio plaatst de bruto-investeringen in materieel vast actief (MVA) ten opzichte van de geboekte afschrijvingen op het MVA. Een aantal voorzieningen heeft (ver)bouwwerken in uitvoering of heeft een (ver)bouw(ing) in gebruik genomen. Bij de bespreking van de continuïteitsratio worden twee gegevens bekeken: het geaggregeerd gegeven en de mediaan.
De relatie van de Continuïteit en de Ouderdomsindicator (evolutie 2003-2010 n=72) 3 Continuïteit Ouderdomsindicator
2,59
1,86
2
1,87
1,72
1,73
0,52
0,51
0,53
0,54
0,54
0,55
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1,51
1,64
1,61
1 0,53
0
2003
0,54
2010
10 Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap
Er wordt wel degelijk geïnvesteerd in de sector. Het geaggregeerd gegeven ligt op 1,82, wat betekent dat er bijna tweemaal meer wordt geïnvesteerd dan er wordt afgeschreven. De mediaan ligt in 2010 net onder de eenheidswaarde. Het 75e percentiel echter geeft ons een waarde van 2,0. Over een termijn van 3 jaar komen de medianen van 2009 en 2010 uit boven de eenheidsnorm. De ouderdomsindicator geeft aan in hoeverre de vaste activa zijn afgeschreven. Hoe dichter de waarde bij 1 ligt, hoe nieuwer (en dus minder afgeschreven) de infrastructuur is waarover de sector beschikt. De ouderdomsindicator is tussen 2002 en 2009 (72 voorzieningen) nagenoeg stabiel gebleven. Meer in detail zien we een verhoogde investeringsactiviteit tussen 2007 en 2009. In 2010 is de investeringsactiviteit wat teruggelopen (van 1,87 in 2009 naar 1,61 in 2010). De ouderdomsindicator vertoont een kleine terugval. Er mag dus gesteld worden dat het investeringsritme op lange termijn in de sector op dit ogenblik voldoende is om de veroudering van de infrastructuur tegen te gaan. Het uitbreidingsbeleid van de overheid is hier uiteraard niet vreemd aan. Wanneer de continuïteitsratio tussen de huidige waarden (1,6 en 1,8) blijft schommelen, zal de ouderdomsindicator constant blijven.
4. Bezettingsgraden blijven op een hoog niveau
5. Vorderingen Overheid
Het aantal erkende plaatsen is voor de meeste erkenningsvormen in 2010 nog licht toegenomen. Het aantal onderhoudsdagen en erkende plaatsen is slecht minimaal gewijzigd. De sector blijft zeer hoge bezettingsgraden vertonen. De mediaan van de verschillende bezettingsgraden in de sector van de volwassenen vertoont al een waarde van 100 %. Dat betekent dat meer dan de helft van de voorzieningen een volledige bezetting kent of een overbezetting realiseert. Veel heeft te maken met het dichtslibben van de voorzieningen voor volwassenen. Residenten worden steeds ouder en verblijven vanaf relatief jonge leeftijd in de voorzieningen.
De bezettingsgraden voor de verschillende erkenningsnormen (evolutie 2003-2010 n=73) % 102
100
Niet-werkenden Dagcentra Werkenden Internaat
De vorderingen op de overheid die de laatste jaren fors waren afgenomen, zijn in 2010 terug licht opgelopen met 3 %. Het aantal dagen tussen het einde van het werkjaar en de betekening van de afrekening, lag voor 88 voorzieningen voor de jaren 2006 en 2007 respectievelijk op 509 en 542 dagen. Voor de afrekeningen met betrekking tot 2008 komen we voorlopig op 533 dagen. Deze laatste waarde kan nog wel wat verhogen, omdat nog niet alle afrekeningen zijn gebeurd. Het gaat hier over medianen. In 2008 bevond het 10e percentiel zich op 358 dagen en het 75e percentiel op 720 dagen. De overheid heeft het engagement op zich genomen om binnen de 18 maanden na de verplichte indieningsdatum van het dagprijsdossier de afrekeningen te hebben geregeld. Dit blijkt ook zo te gebeuren.
6.“VIA-akkoorden” De impact van de “VIA-akkoorden” blijft stijgen en bedraagt al 3,35 % van de personeelskost.
98
Opvallend blijft de verdere stijging van de opbrengsten voor managementondersteuning en kwaliteit, die al 19,07 % en 8,2 % of samen meer dan 27 % van het geheel van de VIA-opbrengsten uitmaken.
96
94
92
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Voorzieningen voor ondersteuning van personen met een handicap 11
7. Gecombineerde test
De gecombineerde test (verhouding n=102) %
De gecombineerde test vat de gezondheid van de sector voor ondersteuning van personen met een handicap samen. Deze test geeft weer in welke mate de voorzieningen voldoen aan de gedefinieerde en aanvaarde richtnormen voor een aantal ratio’s. De normen werden aangepast. In de vorige jaren werd er voortgegaan op 4 criteria. Dit jaar zijn de criteria zodanig aangepast dat zij logischer en meer realiteitsgebonden zijn: Solvabiliteit (eigen vermogen op totaal vermogen) > 50 %. Het eigen vermogen bevat o.m. de kapitaalsubsidies. Deze worden echter afgeschreven. Voor de toekomst zal de solvabiliteit berekend worden met het eigen vermogen, gecorrigeerd met de kapitaalsubsidies. De norm wordt dan ook op >30 % gebracht (cfr. de algemene norm). ■■ Resultaat > 0. Dit criterium wordt uitgebreid met de cashflow die minimaal 1,1 maal groter moet zijn dan de vervallen langetermijnschuld. ■■ Liquiditeit (acid test) > 1. Dit criterium is niet aangepast. ■■ Investeringen MVA/afschrijvingen MVA > 1. Het investeringsniveau wordt best gekoppeld aan de ouder domsindicator. Voor een voorziening met een nieuwe infrastructuur (ouderdom >0,6) wordt geen rekening gehouden met de continuïteit. Een voorziening met een ouderdoms indicator <0,5 moet echter een continuïteit halen van 2, terwijl de voorzieningen met een ouderdomsindicator tussen 0,5 en 0,6 voldoende hebben aan een continuïteitsratio van 1,5. ■■
In 2010 slaagde 63,3 % van de voorzieningen erin om aan ten minste drie criteria te voldoen. Dit is een achteruitgang ten opzichte van 2009, toen de verhouding nog 66,3 % bedroeg.
100
80
4 criteria 1 criteria 3 criteria 0 criteria 2 criteria
34,65
30,69
60
20,79
45,54
12,87
50,50
32,67
37,62
21,78
18,81
22,77
27,72
6,93 3,96
8,91 3,96
2007
2008
9,90 0,99 2009
7,92 0,99 2010
40
20
0
Het aantal voorzieningen dat aan geen enkel criterium voldeed, is beperkt tot 0,99 %. Zowel de solvabiliteit als het liquiditeitscriterium gaan licht achter uit. Enkel het rentabiliteitscriterium blijkt te verbeteren. Dit zijn echter niet zo’n belangrijke bewegingen. Wat vooral opvalt, is dat de voorzieningen die zouden moeten investeren omwille van hun te lage ouderdomsindicator, dat niet altijd voldoende doen. Het aantal voorzieningen dat aan dit criterium beantwoordt, ligt in 2010 op 48 op 101 voorzieningen, terwijl het in 2009 nog op 53 lag. Globaal vertonen de nieuwe criteria een iets strenger beeld, maar de sector blijft financieel-economisch gezond.
Steven De LoozeRenaat Van Der Stock