Vanhove, Tim (2003) Voorwaardelijke trouw en onrealistisch optimisme. Jongeren en hun houding omtrent huwelijk, echtscheiding en seksualiteit In: Rep & Roer 16(1), Mechelen: VZW Jeugd en Seksualiteit © Jeugd en Seksualiteit VZW - K. Astridlaan 106 bus 002, 2800 Mechelen http://www.jeugdwerknet.be/jeugd.en.seksualiteit
Voorwaardelijke trouw en onrealistisch optimisme Jongeren en hun houding omtrent huwelijk, echtscheiding en seksualiteit Tim Vanhove (1) Tegenwoordig groeien jongeren op in een wereld waarin echtscheiding meer en meer een normale zaak is. Tegelijk is ongehuwd samenwonen een populair alternatief voor het huwelijk. Hoe jongeren met deze veranderde gezinsvormen omgaan, werd onderzocht aan het departement Sociologie van de K.U.Leuven. Studenten van de eerste kandidatuur werden gevraagd naar hun houdingen omtrent huwelijk en echtscheiding. Uit de resultaten blijkt dat jongeren de liefdesperikelen van de toekomst met open armen tegemoet gaan. Ze laten zich daarbij leiden door een cocktail van voorwaardelijkheid én een vrij onrealistisch optimisme omtrent hun relaties.
Het gezin in verandering De echtscheidingscijfers in België vertonen de voorbije decennia een gestage stijging, terwijl het huwelijkscijfer tegelijk daalt. Het meeste recente echtscheidingscijfer is momenteel 45%. Dit betekent dat naar schatting 45% van alle Belgische gehuwde koppels ooit zal scheiden. Dat is een verviervoudiging sinds 1970. Er zijn ook grondig veranderingen sinds de jaren zestig in de wijze waarop de koppels scheiden. Drievierden scheidt tegenwoordig op basis van een procedure met onderlinge toestemming, waar dit voorheen slechts in twee op de tien scheidingen het geval was. De meest voorkomende procedure was toen het scheiden op basis van feiten (zoals langdurige ontrouw of misbruik). Naast de wettelijk manier waarop koppels uit elkaar, wordt er ook een onderscheid gemaakt naar de wettelijke initiatiefnemer van de scheiding. Meer en meer wordt het initiatief tot scheiden door beide partners samen genomen. Waar dit initiatief in de jaren zestig slechts bij twee op de tien gevallen werd genomen door beide partners, is dit nu 70%. Tegelijkertijd met deze stijging van het aantal echtscheidingen, daalde het aantal huwelijken eveneens. Belgen huwen tegenwoordig minder en op latere leeftijd. In België is de gemiddelde eerste huwelijksleeftijd 28,5 jaar bij mannen en 26,2 jaar bij vrouwen. In 1975 was dit nog respectievelijk 23,4 jaar (mannen) en 21,5 jaar (vrouwen). Bovendien is een derde van de afgesloten Belgische huwelijken een
1
hertrouwhuwelijk. Ongeveer 40% van de gescheidenen hertrouwen binnen de zeven jaar na de echtscheiding. Het huwelijkscijfer zou nog lager zijn zonder deze tendens tot hertrouw.
MINDER HUWEN, MEER EN GEMAKKELIJKER SCHEIDEN Hoe kunnen deze veranderingen verklaard worden? Het betreft hier een samenspel van demografische, juridische en sociale ontwikkelingen sinds ongeveer 1950. In het midden van de twintigste eeuw huwde je op jonge leeftijd, had je meerdere kinderen en bleef je samen tot de dood. Sinds de jaren zestig verzwakte evenwel de traditionele link tussen huwelijk, seksualiteit en reproductie. Het huwelijk verloor daarmee haar functie als exclusieve mogelijkheid om uit het gezin van oorsprong te kunnen vertrekken. Er ontstond ruimte voor alternatieve leefvormen, zoals (voorhuwelijks) ongehuwd samenwonen of alleen wonen. Met als gevolg dat er zich een daling van de vruchtbaarheid en een stijging van het aantal buitenechtelijke kinderen manifesteerde. Ook de echtscheidingswetgeving had gevolgen voor het gezin. De echtscheidingswetgeving is in België via verschillende wetswijzigingen aanzienlijk versoepeld. Dat is zo voor verschillende aspecten van het echtscheidingsprocesrecht. Zo werd de duur van de echtscheidingsprocedure in 1995 verkort van achttien naar zes maanden bij onderlinge toestemming en van vijf naar twee jaar bij de procedure betreffende de scheiding van tafel en bed. Ook omtrent echtscheidingsbemiddeling, co-ouderschap en bezoekrecht voor betrokken derde partijen (zoals grootouders) werd een wettelijk kader geschapen.
DE MAATSCHAPPELIJKE NORMALISERING VAN ECHTSCHEIDING Gedurende de voorbije vijftig jaar is er sprake van een maatschappelijke normalisering van echtscheiding. Dit is vooral een kwestie van gewijzigde attitudes. De visie van mensen op het huwelijk en wanneer ze kan beëindigd worden, is veranderd en blijft veranderen. Maatschappelijke processen zoals individualisering, emancipering en secularisering spelen volgens sociologen hierbij een rol. Kort samengevat komen deze veranderingen hierop neer. De overkoepelende macht van de kerk verzwakte vanaf de jaren vijftig waardoor de traditionele normen hun vanzelfsprekendheid verloren. Deze secularisering leidde tot de religieuze ontvoogding van het gezin wat de individuele vrijheid en beslissingsmogelijkheden van gezinsleden vergrootte. Het is niet meer het geloof wat bepaalt wat kan en mag. Zo mocht seks voor het huwelijk vroeger bijvoorbeeld niet, terwijl dit nu normaal is geworden. Doordat het geloof niet meer kon opleggen hoe een gezin of een huwelijk moet functioneren, dienen koppels dit nu zelf uit te zoeken. Het op elkaar afstemmen van wederzijdse verlangens en verwachtingen binnen een relatie werd een voortdurend proces van onderhandelingen en interactie. Nieuwe dominante gezinswaarden – zoals gendergelijkheid, (economische) onafhankelijkheid en emancipatie – karakteriseren dan ook een overgang van een patriarchale bevelshuishouding naar een geïndividualiseerde onderhandelingshuishouding. Vrouwen kunnen zich nu emanciperen door zelf te gaan werken en een eigen leven uit te bouwen naast dit van huismoeder.
2
Deze ‘bevrijding’ van traditionele normen door dit proces van individualisering ging evenwel onlosmakelijk gepaard met verhoogde onzekerheid. De religieuze claim van de onverbreekbaarheid van het huwelijk werd zodoende vervangen door voorwaardelijkheid (en impliciet dus ook tijdelijkheid). Vroeger waren de sociale aanvaardbare voorwaarden om een huwelijk te beëindigen uitsluitend uitzonderlijke, ernstige en objectief waarneembare normovertredingen zoals fysiek misbruik of voortdurende ontrouw. Tegenwoordig is de voorwaarde om tot een scheiding over te gaan meer een subjectieve, persoonlijke beslissing. Dé voorwaarde om een huwelijk in stand te houden is nu het huwelijksgeluk geworden, wat moeilijk objectief te bewijzen is. Naast de sociaal aanvaardbaarheid is ook de sociale zichtbaarheid van echtscheiding toegenomen. Het groot aantal scheidingen is immers voor iedereen merkbaar. Dit versterkt de normalisering van echtscheiding als een ‘gewoon’ of ‘aanvaard’ maatschappelijk fenomeen.
DE JONGEREN VAN VANDAAG: DE GESCHEIDENEN VAN MORGEN? Welnu, als gewijzigde attitudes omtrent het gezin een verklaring kan zijn voor de stijging in het aantal scheidingen en het dalen van het aantal afgesloten huwelijken, dan is het van belang deze attitudes in de samenleving in kaart te brengen. In het bijzonder zijn de attitudes van adolescenten hierbij interessant. Ze zijn kind van hun tijd: twintigjarigen zijn opgegroeid in een tijd waarbij echtscheiding niet weg te denken is uit hun leefwereld. Mogen we dan verwachten dat voor hen een scheiding een bijna normale stap is in een levensloop? Of (her)waarderen hedendaagse jongeren het huwelijk? Is echtscheiding daadwerkelijk een ‘normaal’ fenomeen voor jongeren? Is het huwelijk nog een wenselijke leefvorm voor hen? Wordt met de eindigheid van relaties werkelijk op voorhand rekening gehouden en wordt ze zelfs ingecalculeerd? Verwachten jongeren ooit te zullen scheiden? Ook het seksueel en relatiegedrag en de relatieattitudes van jongeren zijn relevant in dit kader. Jongeren op twintigjarige leeftijd zijn nog niet meteen aan huwen toe. Toch is hun huidig relatiebeleving een eerste uiting van hun visie op relaties en bijgevolg ook een indicatie of voorspeller van hun later relatiegedrag. Op die manier kunnen we te weten komen of er een eind aan de opmars van het aantal scheidingen zal komen, of dat integendeel de hedendaagse jongeren in hun latere leven in grote getale zullen scheiden, als ze ooit al zullen huwen tenminste.
3
Universiteitsstudenten aan het woord Er werd een internetbevraging uitgevoerd bij de eerstekandidatuursstudenten van de Katholieke Universiteit Leuven van het academiejaar 2002-2003. Uit deze groep studenten werd een toevallige steekproef genomen van 2.000 studenten. Deze studenten kregen een uitnodiging via e-mail om deel te nemen aan een internetsurvey. De uiteindelijke respons klokt af op 1.059 respondenten (53%). Door te vergelijken met de objectieve populatiegegevens werd met positief gevolg nagegaan of het onderzoek representatief is naar geslacht, leeftijd en faculteit. 64% van de respondenten in het onderzoek studeert Humane Wetenschappen, 20% Exacte Wetenschappen en de resterende 16% volgt Biomedische Wetenschappen. De gemiddelde leeftijd is 18,6 jaar en 61% van de bevraagde respondenten is vrouwelijk. 86% van de studenten vertoeft in een intact gezin, daar hun natuurlijke ouders nog steeds samen zijn. Bij 9% zijn de natuurlijke ouders wettelijk gescheiden en bij 3% zijn ze feitelijk maar niet wettelijk gescheiden. Bij de resterende 3% is een of beide ouders overleden. Door de band genomen schat de eerstekandidatuursstudent het huwelijk van zijn of haar vrij gelukkig in. 76% van de studenten stelt dat hun ouders gelukkig gehuwd zijn, 11% meldt een veeleer ongelukkig huwelijk.
VOORWAARDELIJKE TROUW Op basis van tabel 1 wordt duidelijk dat de onderzochte jongeren een echtscheiding niet per definitie afwijzen, hoewel ze er niet al te licht wensen over te gaan. Voor 85% is het wel duidelijk dat een echtscheiding niet op voorhand dient ingecalculeerd te worden bij het besluit om te huwen. Wat betreft het huwelijk zien de bevraagde jongeren niet altijd het voordeel ervan in vergelijking met het ongehuwd samenwonen. Enkel als er kinderen zijn, geven jongeren eerder de voorkeur aan een huwelijk, hoewel voor tweederden de aanwezigheid van kinderen geen voldoende reden is om een slecht huwelijk koste wat het kost in stand te houden. De stellingen uit de tabel 1 hebben betrekking op de veronderstelde meerwaarde en zekerheid die het huwelijk biedt in vergelijking met het ongehuwd samenwonen. Ze geven in feite het belang van traditionele huwelijkswaarden aan. Ongeveer de helft van de respondenten heeft niet-traditionele visies over huwelijkswaarden en is voorstander van het ongehuwd samenwonen. Slechts 13% onderschrijft de traditionele huwelijkswaarden. Jongeren met gescheiden ouders zijn minder traditioneel op het gebied van huwelijkswaarden dan jongeren met gehuwde ouders, maar het verschil is statistisch niet significant.
4
Tabel 1: Attitudes omtrent echtscheiding en huwelijk (in percentages) Niet mee eens
Noch eens, noch oneens
Eens
ECHTSCHEIDING De echtscheidingsprocedure zou veel vlugger moeten verlopen
13,2
18,0
68,8
Tegenwoordig gaan koppels al te gemakkelijk over tot een echtscheiding
9,1
22,6
68,3
Wanneer de ouders veel ruzie maken, is het voor de kinderen beter dat de ouders scheiden Wanneer één van de partners mentaal gehandicapt wordt, moet de andere partner het huwelijk in stand houden, ongeacht zijn/haar eigen geluk Als er jonge kinderen zijn, moeten de ouders kost wat kost hun huwelijk in stand houden Ik vind het best ok dat twee mensen besluiten om te trouwen met in hun achterhoofd de gedachte: “als het niet lukt, kunnen we nog altijd uit de echt scheiden” HUWELIJK
27,9
34,6
37,6
42,2
39,6
18,2
66,2
22,1
11,7
84,9
8,8
6,3
Kinderen hebben meer zekerheid als zij binnen een huwelijk worden geboren
30,0
20,5
49,6
Trouwen biedt meer voordelen dan samenwonen
27,8
40,2
32,0
Het huwelijk biedt je zekerheid die je niet hebt als je samenwoont Door het huwelijk ontwikkel je een zekere zin voor verantwoordelijkheid die je anders niet zou hebben Het huwelijk is de beste basis voor een goed gezinsleven
44,8
26,7
28,5
48,0
23,7
28,2
37,7
34,6
27,7
Wanneer je samenwoont mis je de emotionele zekerheid die je wel hebt als je gehuwd bent
65,1
20,2
14,7
Liefde, warmte en geluk zijn zaken die alleen het huwelijk je kan bieden
90,6
6,6
2,8
Mensen die gehuwd zijn, zijn doorgaans gelukkiger dan mensen die samenwonen
78,3
20,1
1,7
Jongeren met gescheiden ouders vinden significant vaker dat het voor de kinderen van ruziënde ouders beter is dat de ouders uit elkaar gaan, dat de echtscheidingsprocedure sneller zou moeten verlopen, dat het huwelijk niet koste wat het kost in stand moet gehouden worden als er kinderen zijn, dat het huwelijk een verouderde instelling is, dat alternatieve leefvormen aanvaardbaar zijn (zoals ongehuwd samenwonen, alleenstaande moeders,…), dat kinderen in niet-intacte gezinnen ook gelukkig kunnen zijn en dat er niet té snel gescheiden wordt. De rechtstreekse ervaring van een scheiding heeft dus een grote impact op kinderen van gescheiden ouders. Ze zijn erdoor toleranter ten opzichte van een scheiding geworden. Daarenboven ervaren deze jongeren de scheiding van hun ouders in de meeste gevallen als een goede zaak. 86% van de studenten met gescheiden ouders vindt dat er goede redenen waren om te scheiden. Tweederden vindt bovendien dat de gezinsleden er nu beter aan toe zijn dan voor de scheiding. Voor deze jongeren is een echtscheiding niet enkel een normale zaak, ook een goede zaak! Wat vinden jongeren tegenwoordig belangrijk voor het welslagen van een relatie? Hieromtrent wordt een onderscheid gemaakt tussen wat jongeren belangrijk vinden in een relatie in het algemeen, en wat ze belangrijk vinden voor hun eigen huidige of toekomstige relatie. Voor driekwart van de respondenten zijn de belangrijkste waarden voor het slagen van de eigen relatie vertrouwen en eerlijkheid. De waarden die men in het algemeen belangrijk vindt in een relatie lopen grotendeels gelijklopend met die over de eigen relatie. Belangrijkste verschilpunten zijn het belang van financiële zekerheid en het belang van vrijheid en onafhankelijkheid. Het relationeel gewicht van financiële zekerheid wordt veeleer bezien als een algemene waarde dan als een waarde die daadwerkelijk van toepassing is op de eigen relatie. Het omgekeerde geldt voor vrijheid en onafhankelijkheid. Dit wordt relevanter voor de eigen relatie geacht 5
dan als algemene waarde. Qua ideaal relatierecept bestaat succesvolle liefde volgens de hedendaagse jeugd blijkbaar uit het romantische idee van wederzijdse authenticiteit: je moet jezelf kunnen blijven in een relatie en tegelijk moet je de andere respecteren in zijn of haar eigenheid. Dit laat zich niet beperken door weinig romantische omstandigheden zoals financiële mogelijkheden of socioculturele homogamie (het delen van eenzelfde opleiding, godsdienst, politieke voorkeur). Bovendien wordt dit ideale liefdesconcept van ‘twee-eenheid’ niet meer verbonden met onvoorwaardelijkheid. Wanneer men ‘zichzelf’ niet meer kan zijn in de relatie, dan is wederzijdse loyaliteit geen voldoende voorwaarde voor de instandhouding ervan. Weinig jongeren zijn absoluut zeker dat ze ooit zullen huwen. Vooral het kerkelijk huwelijk is nog weinig aantrekkelijk. Een grote groep houdt evenwel de mogelijkheid open. Niet minder dan 80% verwacht misschien tot waarschijnlijk te huwen voor de wet. Voor het kerkelijk huwelijk ligt dit in dezelfde lijn, maar iets lager op 70%. Hoewel het huwelijk niet meer ingeschat wordt als een vanzelfsprekend en onwrikbare sociale instituut, is het blijkbaar nog steeds een wenselijke, maar geen noodzakelijke, leefvorm voor partners. Indien we jongeren van gescheiden ouders van naderbij bekijken, valt op dat deze significant minder huwelijksplannen hebben dan hun collega-studenten uit intacte gezinnen, en dit zowel met betrekking tot het wettelijk als het kerkelijk huwelijk.
LIEFDE VERSUS SEKS De toelaatbaarheid van een scheiding is erg contextgebonden volgens de bevraagde jongeren. Het verdwijnen van wederzijdse liefde is de meest aanvaardbare redenen om uit elkaar te gaan volgens hen. Gebrek aan wederzijdse liefde, maar ook systematische seksuele ontrouw zijn voor vier op de vijf studenten legitieme redenen om uit elkaar te gaan. Opvallend is dat eenmalige en beperkte ontrouw (vooral in termen van zoenen) voor weinigen een bedreiging voor een relatie is. Ook socioculturele heterogamie – het niet delen van hobby’s of andere persoonlijkheidskenmerken – is geen belangrijke reden. Als je uit elkaar gegroeid bent qua interesses, dan vindt slechts één op tien dit een reden om uit elkaar te gaan. Liefdesredenen (een gebrek aan liefde tussen de partners en verliefdheid op een andere persoon) zijn in sterkere mate aanleiding voor een scheiding dan de seksuele redenen (het één- of meermalig zoenen of vrijen met een derde partij door een van de partners). Voor 65% is het verdwijnen van liefde een goede reden voor het beëindigen van een huwelijk. Seksuele ontrouw is voor slechts 37% een aanleiding tot een scheiding. De burgerlijke staat van de ouders heeft hierbij geen relevantie. Jongeren met gescheiden ouders verschillen niet van jongeren uit intacte gezinnen als het op de aanvaardbare aanleidingen om te scheiden aankomt. ONREALISTISCH OPTIMISME Hoe groot de studenten aan de K.U.Leuven de kans op echtscheiding inschatten hangt sterk af van het referentiepunt. Zo schatten de bevraagde jongeren de slaagkansen van hun eigen huwelijk significant hoger in dan dat van medestudenten, en dat van medestudenten significant hoger dan dat van de algemene bevolking. In veronderstelling dat ze ooit huwen, schatten de studenten gemiddeld genomen hun eigen 6
scheidingsrisico op 22%, terwijl ze dit voor hun medestudenten op 37% schatten. Voor de algemene bevolking verwachten ze dat 42% van de koppels een einde aan hun huwelijk zal maken. Vrouwelijke studenten schatten de diverse echtscheidingsrisico’s significant hoger in dan hun mannelijke collega’s. Kinderen van gescheiden ouders geven eveneens blijk van een significant hogere inschatting van de scheidingsrisico’s dan de kinderen van gehuwde ouders. Kinderen van gescheiden ouders geven zichzelf 32% kans dat ze ooit zullen scheiden (versus 21% volgens kinderen van niet-gescheiden ouders), 42% kans dat medestudenten zullen scheiden (versus 36%) en 45% als algemeen scheidingsrisico (versus 41%). Het verschil tussen de inschatting het eigen risico en dat van anderen, is een gevolg van een fenomeen dat men ‘onrealistisch optimisme’ noemt. Men erkent wel bepaalde risico’s, maar ze overkomen blijkbaar enkel anderen. Ook bij kinderen van gescheiden ouders is de tendens aanwezig dat individuen die deel uitmaken van een risicogroep aan zichzelf minder risico’s toe-eigenen dan aan ‘de anderen’. Zelfs al heeft men van naderbij ervaring gehad met echtscheiding en maakt men dus eigenlijk deel uit van een groep met verhoogde risico’s dan nog zouden hun peers (medestudenten die doorgaans geen gescheiden ouders hebben) en de nogal abstracte ‘algemene’ groep toch nog hogere risico’s zouden lopen. De waarschijnlijkheid van een echtscheiding wordt dan wel hoger ingeschat door jongeren uit niet-intacte gezinnen, dit verhoogd risico wordt evenzeer toegeschreven aan anderen.
Liefde en seks gaan (meestal) samen We weten nu al meer over wat jongeren tegenwoordig denken over het huwelijk en echtscheiding. We kunnen evenwel nog een stapje verder gaan. Doordat ons onderzoek voornamelijk achttien- en negentienjarigen betreft, zijn deze jongeren stilaan volwassen aan het worden en bouwen ze reeds potentieel serieuze en langdurige liefdesrelaties uit. Hun relatie- en seksualiteitsbeleving op deze leeftijd kun je dan beschouwen als een voorspelling van hun toekomstig relatiegedrag. Drievierden van de studenten heeft ooit minstens één ‘serieus lief’ gehad. Op het moment van de bevraging heeft iets minder dan de helft van de jongeren evenwel geen relatie. Het gemiddelde aantal relaties is 2,5, hoewel we rekening dienen te houden met de waarschijnlijkheid van overrapportering in termen van sociaal wenselijkheid. Het is nu eenmaal niet cool om op achttien jaar nog nooit een lief gehad te hebben, dus zullen sommigen wel wat overdrijven. Het gros van diegenen die wel een relatie hebben, omschrijven deze als ‘een eerder vaste relatie’. De studenten met een relatie getuigen van een vrij sterke emotionele verbondenheid met hun partner. Men ervaart begrip en vertrouwen. Bovendien gelooft 43% dat ze voor de rest van hun leven met deze partner zullen blijven. Slechts weinigen hebben dus twijfels bij de duurzaamheid van die relatie. Dit wederkerend optimisme is waarschijnlijk onrealistisch. Hoewel eerlijkheid door jongeren als een zeer belangrijke relatiewaarde wordt ervaren, geeft eenderde van deze jongeren toe dat sommige geheimen niet hoeven te worden gedeeld met je partner.
7
VEILIGE EN LIEFDEVOLLE SEKS OP JE ZEVENTIEN? De seksuele leefwereld van de eerstekandidatuursstudenten aan de K.U.Leuven wijkt niet sterk af van de nationale gegevens. Over het algemeen heeft de helft van de jongeren ooit coïtale seks gehad. Hoe ouder de studenten, hoe groter de groep seksueel-actieven. Opvallend is wel dat de meisjes in ons onderzoek in grotere getale en ook vroeger seksueel actief zijn dan de jongens. Seksuele ervaring blijkt ook samen te hangen met de burgerlijke staat van de ouders. Indien de ouders uit elkaar zijn, dan is 64% reeds naar bed geweest met iemand. Bij intacte gezinnen is dit significant minder (50% is nog maagd). Gemiddeld genomen hebben de bevraagde studenten voor het eerst seks gehad op zeventienjarige leeftijd
Ze
rapporteren gemiddeld ongeveer twee seksuele partners, waarmee ze – zo stellen ze het toch zelf – veelal veilige seks hebben gehad. Bij verder onderzoek van de ontmaagdingleeftijd en het aantal seksuele partners blijkt dat er geen significante verschillen zijn naar geslacht, faculteit of burgerlijke staat van de ouders. We kunnen hier dus meegeven dat, hoewel er duidelijk verschillen zijn tussen seksueel ervaren en seksueel onervaren studenten, er binnen de groep van seksueel ervaren studenten géén verschillen zijn naargelang de ontmaagdingleeftijd, het aantal seksuele partners en de frequentie van het onveilig vrijen. GEEN VLUGGERTJES OM DE HOEK Tenslotte kan de seksuele relatiemoraal van de hedendaagse jongeren worden aangekaart. Uit tabel 2 wordt duidelijk dat ongeveer de helft van de studenten vindt dat jongeren nogal snel met iemand naar bed gaan. Dit heeft dan weer te maken met het feit dat seks door eveneens de helft respondenten enkel hoort tussen partners die elkaar graag zien. Een huwelijk is voor de overgrote meerderheid evenwel geen noodzakelijke voorwaarde voor seks. De bevraagde studenten koppelen seksualiteitsbeleving niet exclusief aan het huwelijk, maar vinden wel dat seks per voorkeur kadert binnen een liefdesrelatie. Onderstaande tabel geeft de seksuele permissiviteit van de bevraagde jongeren weer. Onder seksuele permissiviteit bedoelen we de mate waarin je akkoord kan gaan dat je seks kan hebben met iemand die je niet zo goed of lang kent en eigenlijk niet echt liefhebt. We kunnen 23% van de studenten als seksueel permissief omschrijven, terwijl 52% veeleer weinig seksueel permissief is. De resterende 23% is hier veeleer een tussencategorie. Jongeren met gescheiden ouders zijn significant permissiever dan jongeren met gehuwde ouders. Waar 34% van de jongeren met gescheiden ouders seksueel permissief, is dit slechts 22% bij jongeren met niet-gescheiden ouders.
8
Tabel 2 : Attitudes omtrent seksualiteit (in percentages) Niet mee eens
Noch eens, noch oneens
Mee eens
Er wordt door jongeren te snel met iemand naar bed gegaan
18,2
32,9
49,0
Seks kan enkel tussen vaste partners die elkaar graag zien
35,5
17,3
47,2
Om seks te hebben met iemand hoef je ermee geen relatie te hebben Voor mij is seks met een partner voor slechts één nacht ('one-night stand') een vorm van ontspanning Seks kan enkel tussen gehuwden
45,0
20,8
34,2
62,8
19,6
17,7
96,2
2,4
1,4
De houding van jongeren verklaart Het beschrijven van houdingen bij jongeren omtrent huwelijk en echtscheiding is één ding. Een andere belangrijk gegeven is het begrijpen en verklaren ervan. We kunnen op basis van ons onderzoek aan de K.U.Leuven verbanden nagaan tussen de visie van jongeren enerzijds en hun achtergrond anderzijds. Het blijkt dat de gezinsstructuur (al dan niet gescheiden ouders), de gezinskenmerken (gelukkig of conflictueus ouderlijk huwelijk), de socio-economische status (sociale klasse) en de relatie- en seksualiteitsbeleving van jongeren ook daadwerkelijk samenhangen met hoe ze denken over het huwelijk en echtscheiding.
BETER GESCHEIDEN OUDERS DAN RUZIËNDE OUDERS Of de gezinsstructuur al dan niet een beïnvloedende factor is voor houdingen van jongeren omtrent huwelijk en echtscheiding hangt af van het perspectief waarmee je echtscheiding benadert. De reden hiervoor is het belang van gebeurtenissen die vooraf en gepaard gaan met een echtscheiding. Als je een echtscheiding voornamelijk ziet als het beëindigen van een fysieke eenheid dan heb je geen oog voor het langdurig en dynamisch proces die achter een echtscheiding schuilgaat. Een echtscheiding houdt namelijk evenzeer de beëindiging van een psychologische eenheid in. Uit ons onderzoek blijkt dat het psychologisch proces belangrijker is dan de gebeurtenis van de scheiding op zich. Dit betekent dat ouderlijke conflicten en de verbondenheid en het welbehagen van het gezin voorafgaand en tijdens de scheiding zwaarder doorwegen op de attitudevorming dan de scheiding op zich. Een echtscheiding kan eventueel op lange termijn een ‘goede’ zaak zijn voor het psychologisch welzijn van de kinderen indien dit de gezinsconflicten doet verdwijnen. Als kinderen hun ouderlijk huwelijk omschrijven als ongelukkig en conflictueus, dan zal een scheiding minder negatieve gevolgen veroorzaken dan het samenblijven van de ruziënde ouders. Bij een laag conflictniveau geldt dan de omgekeerde redenering. In gezinnen met weinig ouderlijke conflicten zal een scheiding negatiever voor de betrokken kinderen zijn dan het samenblijven van deze ouders. Jongeren met gescheiden ouders die ze zich tevreden uitlaten over hun nieuwe gezinssituatie nemen ook een positievere houding omtrent echtscheiding aan. Bij hun lotgenoten die zich niet thuis best voelen, zal dit eerder aanleiding geven tot negatievere attitudes omtrent echtscheiding.
9
Deze tendens is niet alleen merkbaar bij kinderen met gescheiden ouders. In het algemeen geldt dat hoe hoger de mate van verbondenheid tussen ouders en kinderen (begrijpende houding, intimiteit, persoonlijke communicatie etc.), hoe positiever de jongeren het huwelijk als samenlevingsvorm zal evalueren. Wat de perceptie van het eigen gezin betreft, staan jongeren die hun gezinssituatie als goed of gelukkig bestempelen negatiever tegenover echtscheiding dan jongeren uit ongelukkige gezinnen. De sterkte van het effect van ouderlijke scheiding neemt bovendien af in de loop van de tijd. Zo wordt gesteld dat na een twee- à drietal jaar een deel van de negatieve gevolgen op het psychologische welzijn verdwenen kunnen zijn, zeker indien de gescheiden ouders hertouwen en opnieuw een conflictarme gezinsomgeving kunnen verzekeren.
‘UW SEKSUALITEITSBELEVING KAN UW TOEKOMST BEPALEN’ De relatie- en seksualiteitsbeleving van jongeren en hun attitudes omtrent huwelijk en echtscheiding zijn verbonden met elkaar. In ons onderzoek bij de studenten blijkt dat seksuele permissiviteit de aanvaardbaarheid van echtscheiding verhoogt. Jongeren die eerder tolerant zijn op het gebied van seks zullen tevens openstaan voor meer alternatieve leefvormen, zoals ongehuwd samenwonen. Seksueel permissieve studenten vinden bovendien seksuele ontrouw in mindere mate een reden tot scheiden dan hun seksueel meer traditionele medestudenten. Het verdwijnen van liefde in een huwelijksrelatie is daarentegen voor beide groepen een even belangrijke reden om te scheiden. Jongeren die de exclusieve band tussen seksualiteit en een romantische relatie loskoppelen, hechten dus ook waarde aan liefde in een relatie. Voor hen kàn seks eventueel zonder liefde tussen de partners, maar een liefdesband hoort desalniettemin bij een langdurige relatie. Een langdurige relatie moet dan toch voldoen aan de idealen van de romantische liefde, zonder dat een huwelijk hierbij noodzakelijk is. Als de liefde verzwakt, dan is er weinig reden om nog samen te blijven. De kans is dan ook groot dat jongeren met een niet-traditionele kijk op seks en relaties een andere relatietoekomst tegemoet gaan dan de seksueel minder permissieve jongeren. We verwachten dat ze minder zullen huwen (en dus meer zullen gaan samenwonen) en, als ze dan toch huwen, ook vaker zullen scheiden.
DE EMANCIPERENDE GEVOLGEN VAN WERKENDE MOEDERS De sociale klasse of socio-economische status van het gezin van herkomst heeft ook een invloed op de attitudes van jongeren. Hoe hoger de socio-economische status van het gezin (te begrijpen als de hoogte van het diploma en het beroep van beide ouders), hoe traditioneler jongeren zijn in hun visie op het huwelijk. Als we uitsluitend de beroepssituatie van de moeder bekijken, zien we echter het omgekeerde. Studenten met werkende moeders zijn dan namelijk minder traditioneel. Deze schijnbare tegenstelling heeft te maken met de gevolgen voor een gezin als de moeder een job heeft. Het buitenshuis werken van de vrouw leidt immers tot veranderingen in de seksespecifieke specialisatierollen binnen een huwelijk. Traditioneel gezien heeft de vrouw de rol van huisvrouw en moeder en is de man de leider van het gezin en de inkomensverzorger. Doordat vrouwen meer en meer (deeltijds) werken, verwerven ze (potentiële) 10
economische onafhankelijkheid en voldoen de traditionele gezinsrollen niet meer. Vrouwen met een job zorgen eveneens voor een deel van het gezinsinkomen en kunnen minder tijd in het huishouden investeren.
Opgeleide
vrouwen
of
vrouwen
met
werkervaring
hebben
dan
ook
hogere
echtscheidingsrisico’s, net omdat ze in hun eigen inkomen kunnen voorzien, terwijl niet-opgeleide of onervaren vrouwen dit in mindere mate kunnen. Gehuwde vrouwen met een job zijn bovendien ook geëmancipeerder als het op waarden aankomt. Hoe sterker deze emancipatorische waarden, hoe toleranter de vrouw zal zijn ten aanzien van het afbreken van een huwelijk (met hogere echtscheidingsrisico’s als logisch gevolg). Vrouwelijke tewerkstelling emancipeert vrouwen en dit leidt tot verhoogde huwelijksinstabiliteit. Wat zijn dan de gevolgen van dit alles voor de kinderen? Er werd in het uitgevoerd onderzoek vastgesteld dat kinderen van werkende moeders positiever staan tegenover echtscheiding en dat ze in mindere mate de traditionele huwelijkswaarden onderschrijven dan kinderen van niet-werkende moeders. Daar de moeder een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling van de identiteit van haar kinderen is het niet verwonderlijk dat de waarden en normen bij kinderen van geëmancipeerde werkende moeders eveneens minder traditioneel zijn.
Tot slot: De moeilijke combinatie van optimisme en voorwaardelijkheid Voor de studenten van de eerste kandidatuur aan de K.U.Leuven hoeft een goede relatie van lange duur niet noodzakelijk een huwelijk in te houden. Ongehuwd samenwonen is een aanvaardbaar alternatief voor het huwelijk. Het verdwijnen van de noodzaak om (kerkelijk) te huwen, betekent echter niet dat jongeren de waarden van het instituut huwelijk niet meer onderschrijven. Integendeel, ze willen later eventueel wel nog huwen maar ze stellen nogal wat eisen aan een relatie. De verwachtingen liggen erg hoog: je moet jezelf kunnen blijven in je relatie en tegelijk de wederzijdse liefde onderhouden en versterken; je moet je vrijheid kunnen bewaren en tegelijk volledig eerlijk blijven tegen elkaar. Loyaliteit en financiële en sociale omstandigheden (zoals het delen van interesses) mogen dan weer geen al te grote rol spelen in een relatie. Ook ontrouw, hetzij in beperkte mate zoals het éénmalige kussen met een ander, zou voor velen geen al te groot probleem mogen zijn. Volgens de bevraagde twintigers overwint liefde blijkbaar alle obstakels. Zelfs al worden er hoge voorwaarden gesteld, dan nog heerst er groot optimisme omtrent de slaagkansen van hun (toekomstige) relaties. Jongeren vinden een echtscheiding een normale zaak, ja zelf een logische stap, als een huwelijk slecht loopt. Toch wordt de kans dat hun eigen huwelijk de slechte richting uitgaat, tamelijk laag in geschat. Anderen, zoals hun medestudenten, lopen in hun ogen wél een hogere kans op een scheiding. Dit getuigt van een weinig realistische optimisme. Jongeren rekenen vrij hardnekkig op persoonlijke immuniteit voor het echtscheidingrisico: hun relatie zou blijven duren, ondanks de hoge eisen die eraan worden verbonden en ondanks de vele voorbeelden van gefaalde pogingen in hun nabije omgeving. En dit terwijl ze het scheidingsrisico ondertussen een normale en bijna vanzelfsprekend zaak vinden als een relatie spaak loopt. 11
Indien de ouders gescheiden zijn, dan hebben jongeren uit eerste hand meegemaakt hoe een relatie kan stuk lopen. Dit maakt hen enigszins minder optimistisch omtrent relaties. Kinderen van gescheiden ouders zijn dan ook minder van plan te huwen, minder optimistisch omtrent de slaagkansen van een eventueel huwelijk, toleranter ten aanzien van een scheiding, vroeger seksueel actief en seksueel permissiever dan jongeren met gehuwde ouders. Dit verschil ligt echter niet aan de scheiding op zich, maar wel aan het soort gezin waarin deze kinderen opgroeiden voor de echtscheiding. Door de conflicten waarvan ze getuige zijn, ervaren kinderen van gescheiden ouders minder betrokkenheid en vertrouwen in hun gezin. Op basis van dit ouderlijke ‘voorbeeld’ worden ze sceptischer en minder traditioneel op het gebied van huwelijkswaarden. Ze houden meer rekening met het falen van relaties en de daaruit volgende alternatieve levensstijlen. We kunnen concluderen dat echtscheiding een vrij ‘normaal’ of ‘gewoon’ maatschappelijk gegeven is geworden voor jongeren. Toch blijft het huwelijk wenselijk, al vult men dit instituut niet erg traditioneel in. Met de mogelijke eindigheid van een relatie mag echter op voorhand geen rekening mee worden gehouden. Ondanks de duidelijke tekenen aan de wand, achten ze de kans wat onrealistisch klein dat ze ooit zullen scheiden. Het eind aan de opmars van het aantal scheidingen in Vlaanderen lijkt zodoende niet meteen in zicht, als we deze jongeren als voorbeeld nemen. Ze combineren voorwaardelijke trouw (met als voorwaarden liefde!, vertrouwen!, jezelf blijven!, eerlijkheid!) met een groot optimisme dat het hén wel zal lukken, ondanks de vele voorbeelden tot het tegendeel. Jongeren gaan de liefdesperikelen van de toekomst bijgevolg met open armen tegemoet. Of hun relaties daadwerkelijk stand zullen houden of als de jongeren van vandaag de gescheidenen van morgen zullen zijn, dat kan alleen de toekomst uitwijzen.
12
SELECTIE UIT RELEVANTE BRONNEN •
Amato, P., Loomis, S., Booth, A. (1995) Parental divorce, marital conflict, and offspring well-being during early adulthood, In: Social Forces, 73(3).
•
Boyer-Pennington, M.E., Pennington, J., Spink, C. (2001) Students’ Expectations and Optimism Toward Marriage as a function of Parental Divorce, In: Everett, C.A. (red.), Divorce and the Next Generation: Perspectives for Young Adults in the New Millennium, New York: Haworth Press, pp. 71-88
•
Corijn, M. (1999) Echtscheiding in Vlaanderen, Bevolking en Gezin, 28(1), 59-89.
•
De Swaan, A. (1979) De mens is de mens een zorg, Amsterdam: Meulenhoff.
•
Heerwegh, D., Vanhove, T., Matthijs K. & Loosveldt, G. (2003) The Effect of Personalization on Response Rates and Data Quality in Web Surveys, In: International Journal of Social Research Methodology: Theory & Practice (verwacht).
•
Kalmijn, M., de Graaf, P.M., Poortman, A.-R. (2001) Werk en scheiding: de interactie van economische en culturele invloeden, in: Sociale Wetenschappen, 44(2): 33-52.
•
Matthijs, K., A. van den Troost (1998), The family. Contemporary perspectives and challenges. Leuven: Leuven University Press.
•
Van den Troost, A. (2000), De relationele markt anno 2000: een exploratie van waardeoriëntaties en vormgeving, In: Tijdschrift voor Sociologie, 21(2), 131-157.
•
Van der Avort, A.J. (1987), De gulzige vrij-blijvendheid van expliciete relaties. Tilburg: Tilburg University Press.
•
Van de Velde, I. (1995) Geschonden vertrouwen? Een onderzoek naar de invloed van echtscheiding op de houding van jong-universitairen tegenover het huwelijk. Leuven: K.U.Leuven
•
Vanhove, T. (2001), Individualisering of seksualisering? De seksuele leefwereld van laaggeschoolde jongeren in Vlaanderen, In: Sociologische Gids, 48(2), 156-167.
•
Vanhove T. & Matthijs K. (2002) The socio-demographic evolution of divorce and remarriage in Belgium, Ongepubliceerde paper gepresenteerd op 'Divorce in cross-national perspective: a European research network', Firenze, 14-15 november 2002, zie http://www.kuleuven.ac.be/sociologie/vanhove
•
Vanhove T. & Matthijs K. (2003) Houdingen omtrent huwelijk en echtscheiding bij eerstekandidatuursstudenten aan de K.U.Leuven, academiejaar 2002-2003, Leuven: Centrum voor Bevolkings- en Gezinsonderzoek, Departement Sociologie, K.U.Leuven (verwacht)
(1) Tim Vanhove bereidt een doctoraat voor over de oorzaken en gevolgen van echtscheiding. Hij is werkzaam aan het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsonderzoek binnen het Departement Sociologie van de K.U.Leuven (E. Van Evenstraat 2B, 3000 Leuven). Telefoon: 016/32.30.47, Email:
[email protected], URL: www.kuleuven.ac.be/sociologie/vanhove
13