Voortgezet Onderwijs gids voor ouders, verzorgers en leerlingen
2007-2008
STUDEREN
BELEVEN
WETEN
I N H O U D S O P G A V E
1
2
3
Inleiding
4
Het Nederlandse voortgezet onderwijs: kennen en kiezen De verschillende schoolsoorten Praktijkonderwijs Vmbo Zorgstructuur Havo en vwo Openbare en bijzondere scholen Grote en kleine scholen Informatie over een school Schoolgids Kwaliteitskaart De juiste schoolkeuze Het advies van de basisschool Kennismaken met de school Weigeren van een leerling Bezwaarmogelijkheden bij weigering
6 6 6 7 8 9 9 10 10 10 10 11 11 12 12 12
Kosten en regels Wat kost onderwijs eigenlijk? De vrijwillige ouderbijdrage Wie kan in de studiekosten bijdragen? De bijdrage voor culturele activiteiten via school De aanschaf van boeken De leerplicht Als de leerling ziek is Leerplicht ambtenaren Het aantal lesuren Overblijven tussen de middag De verantwoordelijkheid voor de leerling De zomervakantie Schorsing of verwijdering
14 14 14 15
De gang van zaken op school en in de les De medewerkers op school De kerndoelen van de onderbouw: wat leren leerlingen? Het programma van de onderbouw: hoe leren leerlingen De brugperiode Moet elke leerling alle vakken volgen? Onderwijstijd Lesuitval en tussenuren Differentiële ruimte Extra begeleiding door de school Het rapport
21 21
15 16 16 16 17 17 17 18 18 18
22 22 23 23 24 24 25 25 25
4
4 Keuzes en adviezen tijdens de rit De studie- of beroepsrichting kiezen Het advies aan het eind van de tweede klas De invloed van de ouders Zijn ouders en leerlingen aan het schooladvies gebonden? Adviezen na het tweede leerjaar
28 28 28 28
5
Op weg naar het examen Het examenreglement Het programma van toetsing en afsluiting Het schoolexamen Het centraal examen Het vmbo-examen Doorstromen Gecommitteerden bij het centraal examen De eindcijfers Wanneer is een leerling geslaagd? Alsnog het diploma behalen Vragen en klachten over het centraal examen
31 31 32 32 33 33 33 33 34 34 34 34
6
De stem van ouders en leerlingen Invloed van ouders en leerlingen op het beleid van de school De medezeggenschapsraad Rechten medezeggenschapsraad De ouderraad Andere vormen van oudervertegenwoordiging De leerlingenraad Het leerlingenstatuut Een veilig schoolklimaat
37
De vorderingen op school Een goed contact met school Begeleiding van leerlingen op school Verschillen in begeleiding tussen scholen De vorderingen bijhouden Helpen met het huiswerk Leerproblemen Gedragsproblemen Extra aandacht en speciale hulp De Rugzak/ Gehandicapte leerling Hulp bij het zoeken naar een school Waar kunnen ouders en leerlingen terecht met klachten?
43 43 43 43 44 44 44 45 45 45 46
7
Bijlagen Belangrijke adressen en telefoonnummers Lijst met vragen Schema 3
29 29
37 37 38 38 39 39 39 40
46
48 53 55
I N L E I D I N G
Deze gids is geschreven voor de ouder(s), verzorger(s) en leerlingen in het voortgezet onderwijs. Hij geeft antwoord op vragen die ouders en leerlingen hebben, bijvoorbeeld over zaken als de schoolvakanties, de verschillende soorten onderwijs, de examens en reglementen, de sfeer op school of over kosten. Met andere woorden: de gids informeert u over rechten, plichten en mogelijkheden in het onderwijs. Achterin vindt u een lijst met handige telefoonnummers en een vragenlijst die u kunnen helpen bij het vinden van een geschikte school.
5
Een groot deel van wat leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs leren, is voor alle leerlingen hetzelfde.
1 In dit hoofdstuk treft u informatie
aan over de verschillende school-
soorten, het verschil tussen
openbare en bijzondere scholen,
N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T H E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
De verschillende schoolsoorten Aan het einde van de basisschool maken u en uw kind samen een keuze voor een van de soorten voortgezet onderwijs. U kunt hierbij kiezen uit: • praktijkonderwijs • vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs); • havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs); • vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs).
grote en kleine scholen. Ook staan
in dit hoofdstuk onderwerpen als
het advies van de basisschool, hoe u
In de eerste leerjaren (de onderbouw) van al deze schoolsoorten leren leerlingen ongeveer hetzelfde. Daarna zijn er grote verschillen. Het vwo duurt bijvoorbeeld veel langer en het eindniveau ligt hoger. De manier waarop de lessen gegeven worden kan ook per schoolsoort verschillen.
kunt kiezen uit de verschillende
scholen in het voortgezet onderwijs
en de kennismaking met de school
van uw keuze.
Het praktijkonderwijs Het praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen waarvoor het vmbo te moeilijk is. Het praktijkonderwijs is op de individuele leerling gericht, voor elke leerling wordt er een apart plan gemaakt: een individueel ontwikkelingsplan. In dit plan staat wat er wordt gedaan om leerlingen zo goed mogelijk op het latere leven voor te bereiden (wonen, werken, vrije tijd en burgerschap). Omdat de individuele behoefte van de leerlingen centraal staat, zijn er weinig voorschriften voor het praktijkonderwijs. Op zo’n school krijg je wel les in taal, rekenen/wiskunde, informatiekunde en lichamelijke oefening, maar hiervoor zijn geen programma’s vastgelegd, waardoor de lessen beter kunnen worden aangepast aan de leerling. Naast deze vakken krijg je op het praktijkonderwijs ook vakken die speciaal gericht zijn op beroepen die de leerling later kan beoefenen. Deze vakken verschillen per school. 7
1
N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T H E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
In overleg met de gemeente wordt gekozen voor bijvoorbeeld vakken voor magazijnmedewerker, de horeca, vorkheftruckchauffeur, de bouw en het grootwinkelbedrijf. Met elke leerling wordt gesproken over zijn/haar beroepswensen en de mogelijkheden die hij/zij heeft. Als de leerlingen ouder zijn, doen zij tijdens stages veel praktijkervaring op om zich voor te bereiden op baan. De scholen doen hun best om voor hun leerlingen een geschikte functie te vinden.
De gemengde leerweg ligt qua niveau dicht bij de theoretische leerweg en bereidt de leerlingen voor op de vak- en middenkaderopleidingen (niveau 2 of 3)in het middelbaar beroepsonderwijs. De kaderberoepsgerichte leerweg richt zich op de praktijk en bereidt de leerlingen voor op de vak- en middenkaderopleidingen (niveau 2 of 3) in het middelbaar beroepsonderwijs. De basisberoepsgerichte leerweg bereidt uitsluitend voor op de basisberoepsopleidingen (niveau 2) in het middelbaar beroepsonderwijs. Binnen de basisberoepsgerichte leerweg is een nieuw traject ingevoerd, het leerwerktraject. Dit is een leerwijze met meer ruimte voor stage of werk. Ook het leerwerktraject geeft toegang tot een niveau 2 opleiding in het mbo, mits deze verwant is. Is die niet verwant, dan kunnen eventueel nadere eisen door het mbo worden gesteld.
Om toegelaten te worden op een school voor praktijkonderwijs moet je ouder zijn dan 12 en een zogenoemde indicatie hebben. Een indicatie is een verwijzing van een speciale commissie; de nieuwe school zal dit voor je regelen. Als leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs de lessen door omstandigheden niet kunnen volgen, mogen ze onder bepaalde voorwaarden naar het praktijkonderwijs. Het vmbo Het voorbereidend middelbaar beroeps onderwijs (vmbo) bestaat uit zogenaamde leerwegen. Een leerweg is de route die een leerling volgt na de onderbouw. Alle vier de leerroutes leiden naar het middelbaar beroepsonderwijs. De vier leerwegen zijn: • de theoretische leerweg; • de gemengde leerweg; • de kaderberoepsgerichte leerweg; • de basisberoepsgerichte leerweg.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
De theoretische leerweg is het beste te vergelijken met de mavo. Een diploma van de theoretische leerweg geeft toegang tot vakopleidingen (niveau 3) en middenkaderopleidingen (niveau 4) van het mbo. Met een diploma van de theoretische leerweg kan je ook naar de havo, dan heb je wiskunde én Frans of Duits in het pakket nodig.
8
1
N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T H E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
Elke leerweg kent een keuze uit vier sectoren: Techniek, Zorg en Welzijn, Economie en Landbouw. Leerlingen in het vmbo kiezen op zijn vroegst aan het eind van het tweede leerjaar voor een van die sectoren. Binnen deze sectoren bestaan weer afdelingen: Sector Techniek Zorg en welzijn Economie
Afdelingen Bouw-
Metaal-
Elektro-
Voertuigen-
Installatie
Grafische
techniek
techniek
techniek
techniek
techniek
techniek
Verzorging Administratie
Uiterlijke verzorging Handel en
Mode en
verkoop
commercie
Landbouw
Consumptief
Landbouw en natuurlijke omgeving
tische of orthopedagogische) hulp. Sommige vmbo-scholen hebben een aparte voorziening voor leerlingen die leer-wegondersteunend onderwijs krijgen. De leerlingen krijgen daar onder andere les in kleinere groepen en kunnen daardoor meer hun eigen tempo volgen. In het leerwegondersteunend onderwijs volgen de leerlingen hetzelfde programma als in de reguliere leerwegen.
Niet elke school heeft alle afdelingen in huis. Een leerling kan dus bijvoorbeeld niet overal 'voertuigentechniek' of 'uiterlijke verzorging' volgen. Het is daarom raadzaam om bij de vmbo-scholen bij u in de omgeving na te vragen welke opleidingen zij aanbieden. Daarnaast zijn er nog scholen die een gecombineerd programma aanbieden: het intrasectorale programma. Het intrasectorale programma is opgebouwd uit onderdelen van verschillende afdelingen binnen één sector.
De beslissing of uw kind leerwegondersteunend onderwijs ontvangt is een beslissing van de school. De middelbare school bepaalt zelf of een leerling extra ondersteuning krijgt of niet. Daar laat de regionale verwijzingscommissie zich niet over uit. Wél beslist de commissie op basis van de aanmeldingen of de school extra geld ontvangt voor de verzorging van uw kind. Ook niet-geïndiceerde leerlingen zijn door scholen toelaatbaar tot de verschillende vormen en mogelijkheden van leerwegondersteuning in het vmbo. De school is wel verplicht om voor elke leerling met een beschikking voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs een individueel handelingsplan op te stellen. U kunt de school hiernaar vragen.
Ouders en leerlingen doen er goed aan om bij de overgang van het basisonderwijs naar het vmbo de zwaarte van de leerwegen goed in het oog te houden. Zorgstructuur In het vmbo is de zogeheten zorgstructuur ingevoerd. Een van de doelen in het vmbo is dat zoveel mogelijk leerlingen een van de leerwegen met een diploma afsluiten. De meeste leerlingen zullen dat doel op eigen kracht en zonder bijzondere voorzieningen kunnen bereiken. Maar er zijn ook leerlingen die daarbij wat extra hulp nodig hebben. Voor leerlingen die bij het volgen van een van de leerwegen tijdelijke ondersteuning nodig hebben, is er het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Leerlingen krijgen dan extra (orthodidac9
1
N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T H E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
Het havo en vwo Het havo duurt vijf jaar en is vooral bedoeld als voorbereiding op het hbo (hoger beroepsonderwijs). Met een bewijs dat de eerste drie leerjaren havo met gunstig gevolg zijn doorlopen, kan een leerling doorstromen naar een vakopleiding of een middenkaderopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs. Het vwo ten slotte duurt zes jaar en is vooral bedoeld als voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs. Met een bewijs dat de eerste drie leerjaren van het vwo met gunstig gevolg zijn doorlopen, kan een leerling doorstromen naar een vakopleiding of een middenkaderopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs. Tot het vwo behoren het atheneum en het gymnasium. Op het gymnasium krijgen alle leerlingen Grieks en Latijn in de onderbouw en Grieks en/of Latijn in de bovenbouw. Op het atheneum wordt soms Latijn of Grieks gegeven als keuzevak. Op een lyceum kunnen leerlingen zelf kiezen voor het gymnasium of het atheneum.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
uit een ander profieldeel. Dat vergroot de mogelijkheden van leerlingen om door te stromen naar het hoger onderwijs. In havo en vwo is het onderwijs opgebouwd rond het 'studiehuis'. Daarbij gaat het niet om een gebouw. Met het begrip 'studiehuis' doelen we vooral op begeleiding door de docent, die erop is gericht de leerlingen in toenemende mate zelfstandig hun werk te laten doen. Openbare en bijzondere scholen Nederland kent ongeveer 700 scholen voor voortgezet onderwijs die betaald worden met belastinggeld. En net als in het basisonderwijs zijn er openbare en bijzondere scholen. Een openbare school staat open voor alle leerlingen, van welke godsdienst of levensovertuiging dan ook. Er zijn ook openbare scholen die volgens bepaalde opvoeding- en onderwijsmethoden werken, zoals Montessori, Jenaplan, Freinet en Dalton. Een bijzondere school wordt bestuurd door een vereniging- of stichtingsbestuur. Meestal zitten ouders zelf in het bestuur van zo'n school. Er zijn allerlei bijzondere scholen: • confessioneel bijzondere scholen zijn rooms-katholieke, protestantschristelijke, joodse of islamitische scholen. Zij werken vanuit een godsdienst en wereldbeschouwing en combineren dit met een bepaalde opvoeding- en onderwijsmethode. Dat kan ook Montessori of Jenaplan zijn. • Algemeen bijzondere scholen gaan uit van de gelijkwaardigheid van levensbeschouwingen en combineren dit in de regel met bepaalde opvoeding- en onderwijsmethoden zoals Montessori, Jenaplan en Dalton. • Vrijescholen combineren een eigen mensvisie met een opvoedingsmethode.
In het havo en het vwo heeft een leerling de keuze uit vier profielen. Een profiel bestaat uit een onderwijsprogramma dat de leerling in het havo en vwo voorbereidt op een opleiding aan een hogeschool of universiteit. Door die aansluiting kan ook het aantal studenten dat het hoger onderwijs voortijdig verlaat, beperkt blijven. Er zijn vier profielen: • natuur en techniek; • natuur en gezondheid; • economie en maatschappij; • cultuur en maatschappij. Elk profiel heeft een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is. Daarnaast is er een profieldeel dat elk van de profielen kenmerkt. Ten slotte is er een vrij deel. Deze vrije ruimte kan de leerling gebruiken om vakken te volgen 10
1
N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T H E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
Het studiehuis: zelfstandig werken op havo en vwo zorgt voor een betere aansluiting op het hoger en wetenschappelijk overgang naar een andere school onderwijs. Godsdienstonderwijs kan als een verplicht vak op de confessioneel bijzondere scholen worden gegeven. Als ouders dit wensen, kan godsdienstonderwijs als een niet-verplicht vak worden gegeven op de algemeen bijzondere en openbare scholen.
mogelijk te maken. Informatie over een school Als u meer wilt weten over een school, dan kunt u de schoolgids van de school aanvragen. Ook kunt u de kwaliteitskaart van de school of het toezichtrapport van de inspectie raadplegen op de internetpagina van de inspectie (www.onderwijsinspectie.nl). Daarnaast hebben de meeste scholen een eigen internetsite waar u veel informatie vindt.
Wilt u meer weten over openbaar onderwijs, bijzonder onderwijs of over speciale opvoeding- en onderwijsmethoden, dan kunt u contact opnemen met een van de organisaties die achter in deze gids vermeld staan.
Veel scholen organiseren bovendien speciale informatieavonden of -dagen voor nieuwe leerlingen en ouders.
Grote en kleine scholen Scholen voor voortgezet onderwijs zijn er in verschillende maten. De grootste scholen zijn brede scholengemeenschappen. Hier kunnen leerlingen op een school (meestal met meer dan één gebouw) terecht voor alle soorten voortgezet onderwijs. Als ze van het vmbo naar het havo willen, hoeven ze dus niet naar een andere school. Een groot verschil met het basisonderwijs is dat op deze scholen veel meer leerlingen zitten; ook werken er veel meer leraren. Brede scholengemeenschappen zijn vaak georganiseerd in leerlingenstromen, afdelingen of sectoren. Door deze manier van organiseren wordt de band tussen leerlingen en leraren onderling versterkt.
Schoolgids Scholen zijn verplicht een schoolgids uit te brengen voor ouders, verzorgers en leerlingen. In zo'n gids staan veel zaken die bij het kiezen van een school van belang zijn: de uitgangspunten en doelstellingen van een school, de manier van lesgeven, maar ook lestijden en vakantieroosters. De gids vertelt u daarnaast of de school speciale programma's heeft voor leerlingen die extra hulp nodig hebben of voor bijvoorbeeld topsporters, hoogbegaafde leerlingen, tweetalig onderwijs of muziek en dans. De schoolgids moet jaarlijks gecontroleerd en zonodig vernieuwd worden. Daarna wordt hij uitgereikt aan de ouders. Ouders krijgen de gids ook als ze hun kind inschrijven op een school. De schoolgids geeft waardevolle informatie over het reilen en zeilen op de school. Vraag de school gerust naar zo’n schoolgids!
Daarnaast bestaan er scholen die een aantal, maar niet alle schoolsoorten bieden. Dit zijn de zogenaamde smalle scholengemeenschappen voor bijvoorbeeld vmbo, vmbo theoretisch-havo-vwo of voor havo-vwo.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
Tot slot kennen we nog categoriale scholen. Deze scholen hebben maar één soort onderwijs, bijvoorbeeld alleen vmbo theoretisch of alleen gymnasium. Het kan zijn dat een leerling op een bepaald moment beter ander onderwijs kan volgen dan de categoriale school biedt. De meeste scholen hebben in een regio afspraken gemaakt om een soepele
Kwaliteitskaart De inspectie van het onderwijs brengt jaarlijks in september kwaliteitskaarten uit met de resultaten van scholen voor voortgezet onderwijs. Deze kaarten zijn speciaal bedoeld voor ouders die voor en met hun kind een school voor voortgezet 11
1
N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T H E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
onderwijs willen kiezen. De kaarten worden gepubliceerd op internet (www.onderwijsinspectie.nl). De kwaliteitskaarten bestaan nu uit een overzicht van de oordelen van de inspectie over een school, zoals die door de inspectie na een schoolbezoek zijn vastgesteld. Het gaat om resultaten van leerlingen (examens en zittenblijven), de kwaliteit van leraren, de begeleiding van leerlingen, het klimaat op de school en de wijze hoe de school zelf nagaat of ze nog onderwijs van voldoende kwaliteit leveren. Ouders kunnen met deze kaarten de resultaten van scholen onderling vergelijken en zien hoe een school het doet in vergelijking met het landelijke gemiddelde.
De directeur en de groepsleraar van groep 8 van de basisschool geven, na overleg met het team, in de loop van het laatste basisschooljaar een schooladvies (officieel: het onderwijskundig rapport). Vaak baseert de basisschool het advies op de eindtoetsen die door veel scholen worden afgenomen. Maar dat is zeker niet het enige. Ook de andere leerprestaties wegen mee, en natuurlijk de interesses en motivatie van de leerling. Het geheel moet in onderlinge samenhang worden bekeken. Op grond van deze gegevens schat de school in welk niveau de leerling waarschijnlijk met succes kan volgen: vmbo, havo of vwo. Als de basisschool vindt dat uw kind leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs nodig heeft, is een indicatiestelling nodig. Zie voor meer informatie de paragrafen over het praktijkonderwijs en het vmbo.
De juiste schoolkeuze U kunt uiteraard zelf beslissen of u uw kind bij een openbare of een bijzondere school voor voortgezet onderwijs wilt aanmelden. In principe heeft u een vrije schoolkeuze. In de praktijk wordt de keuze alleen beperkt door het advies van de basisschool en de toelatingseisen voor de leerwegen in het vmbo en voor havo en vwo. Leerlingen moeten het onderwijs immers 'aankunnen'. Het is vaak niet verstandig een leerling aan een hogere of lagere opleiding in het voortgezet onderwijs te laten beginnen dan het advies van de basisschool aangeeft.
Alle basisscholen moeten het schooladvies op papier zetten en aan de ouders geven. De meeste scholen geven een uitgebreide - mondelinge - toelichting op de eindtoets en het advies. Ook geven ze voorlichting over de keuzemogelijkheden in het voortgezet onderwijs bij u in de omgeving. Scholen voor voortgezet onderwijs hechten veel waarde aan het schooladvies van de basisschool. Dit advies is bij wet voorgeschreven.
Achter in de gids hebben we een lijst opgenomen met vragen die u kunnen helpen als u scholen wilt vergelijken. U kunt de lijst met vragen gebruiken als u zich wilt voorbereiden op een gesprek met een school. Het advies van de basisschool Als u gaat bepalen welke school voor voortgezet onderwijs het meest geschikt is, heeft u te maken met in ieder geval twee zaken: het advies van de basisschool en de toelatingseisen bij vmbo, havo en vwo. 12
1
N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T H E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
Voor de leerlingen is er meestal aan het begin van het eerste schooljaar een kennismakingswoning van de leerling geen openbare periode. Toelating tot vmbo theoretisch, havo of vwo moet op basis van geschiktheidonderzoek. Dat kan op verschillende manieren: een toelatingsexamen laten afleggen, proefklassen vormen of onderzoek doen naar kennis en inzicht in het laatste jaar van de basisschool (de eindtoets). Een schoolbestuur kan voor toelating ook een minimumscore eisen op de eindtoets van de basisschool. Soms laten scholen een psychologisch onderzoek uitvoeren. Maar dat gebeurt alleen als de ouders het daarmee eens zijn.
school is. Bezwaarmogelijkheden bij weigering De schoolbesturen zijn verplicht om schriftelijk aan ouders uit te leggen waarom hun kind geweigerd wordt. De ouders kunnen dan binnen zes weken, eveneens schriftelijk, bezwaar maken. Het schoolbestuur moet daarna binnen vier weken een nieuwe beslissing nemen, nadat de ouders en de leerling zijn gehoord.
Kennismaken met de school De meeste scholen voor voortgezet onderwijs hebben kennismakingsavonden of -middagen voor ouders, zogenaamde open dagen. Daar worden ouders (en leerlingen) in grote lijnen voorgelicht over de mogelijkheden die de school biedt, de manier waarop men onderwijs geeft en wat de school verder doet aan extra activiteiten. Is de keuze eenmaal gemaakt en wordt de leerling toegelaten, dan volgt vaak nog een informatiebijeenkomst waarin ouders nader worden geïnformeerd over wat de leerling in de eerste klas te wachten staat. Voor de leerlingen is er meestal aan het begin van het eerste schooljaar een kennismakingsperiode.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
Weigeren van een leerling In principe beslist het bestuur van de school voor voortgezet onderwijs of een leerling wordt toegelaten. Een school mag een leerling dus weigeren. Maar hiervoor moeten wel goede redenen zijn, bijvoorbeeld dat een school vol is. De school mag de leerling niet willekeurig weigeren, bijvoorbeeld door toelating afhankelijk te stellen van de aanvullende ouderbijdrage. Bijzondere scholen mogen leerlingen wel weigeren als de godsdienst of levensbeschouwing van de ouders of leerling niet past bij die van de school. Maar ze mogen leerlingen niet weigeren als er binnen redelijke afstand van de 13
Het onderwijs in Nederland is gratis.
2 Dit hoofdstuk gaat over de kosten
van het onderwijs en de regels in
het onderwijs. Het gaat hier om
informatie over de ouderbijdrage,
K O S T E N
E N
R E G E L S
Wat kost onderwijs eigenlijk? Het voortgezet onderwijs in Nederland is vanaf 1 augustus 2005 gratis zolang de kinderen volledig leerplichtig zijn. Maar dat betekent natuurlijk niet dat onderwijs niets kost. Gemiddeld betaalt de Nederlandse overheid € 5.600 per jaar voor elke leerling in het voortgezet onderwijs. En ook de ouders hebben kosten voor schoolboeken, lesmateriaal/lesactiviteiten, diensten die de school aanbiedt en eventueel reiskosten.
de studiekosten, de leerplicht, over-
blijven, buitenschoolse activiteiten,
vakanties enzovoort.
De vrijwillige ouderbijdrage Scholen mogen ouders vragen mee te betalen aan bepaalde activiteiten of voorzieningen: de zogenaamde ouderbijdrage. Die ouderbijdrage is een vrijwillige bijdrage, d.w.z. dat u als ouder kunt kiezen of u wel of niet betaalt voor een bepaalde activiteit of voorziening. Scholen mogen een leerling de toegang tot de school dus niet weigeren als u deze bijdrage niet kunt of wilt betalen. Maar als u niet bijdraagt, mag uw kind misschien niet meedoen aan bepaalde festiviteiten of uitstapjes. Die worden namelijk vaak uit de ouderbijdrage betaald. Wanneer excursies een onderdeel vormen van het schoolplan, kan de school leerlingen de deelname niet weigeren. Het geld van de ouderbijdragen wordt meestal gebruikt voor festiviteiten, culturele activiteiten en extra leermiddelen. Sommige scholen vragen één bedrag per jaar, andere vragen per keer geld voor een speciale activiteit. Weer andere scholen gebruiken beide mogelijkheden. De school moet met de ouders een schriftelijke overeenkomst sluiten over de ouderbijdrage. Eerst moet echter vaststaan dat de leerling wordt toegelaten tot de school. In de overeenkomst moet de school duidelijk maken wat er met het geld van de ouderbijdrage gebeurt.
15
2
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
K O S T E N
E N
R E G E L S
Daarnaast moet in de overeenkomst staan welke regels gelden voor vermindering of kwijtschelding van deze bijdrage. De hoogte van de ouderbijdrage verschilt per school. Nadat u akkoord bent gegaan met de ouderbijdrage, bent u natuurlijk verplicht deze te betalen. Dat geldt ook voor verhogingen van de ouderbijdrage waarmee de medezeggenschapsraad in een later stadium kan instemmen. U kunt via de medezeggenschapsraad invloed uitoefenen op de hoogte en de besteding van de ouderbijdrage.
wijs kan voor deze tegemoetkoming studiekosten in aanmerking komen, afhankelijk van het aantal uren dat onderwijs wordt gevolgd.
Er is een gedragscode Schoolkosten Voortgezet Onderwijs die beschrijft hoe scholen op een zorgvuldige en heldere manier met ouders kunnen communiceren over de schoolkosten. Deze gedragscode is opgesteld door vertegenwoordigers van besturen- en ouderorganisaties en de VO-raad. U kunt de school vragen of zij deze gedragscode toepast. U kunt de gedragscode downloaden op www.voraad.nl. Bijzondere scholen vragen soms ook nog contributie voor het lidmaatschap van de vereniging waar de school van uitgaat. U bent meestal niet verplicht om lid te worden van zo'n vereniging.
Ouders blijven wettelijk verantwoordelijk voor de kosten van levensonderhoud en studie totdat hun zoon of dochter 21 jaar is, ook al ontvangt hij of zij na zijn of haar 18de verjaardag een basistoelage en eventueel een tegemoetkoming in de schoolkosten (volgens de WTOS). Voor leerlingen met een lichamelijke, verstandelijke, of zintuiglijke handicap is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk via de gemeente een vergoeding te krijgen voor de kosten van het vervoer van en naar school. De school en de gemeente kunnen u hierover informatie geven.
Wie kan in de studiekosten bijdragen? In sommige gevallen kunnen ouders van leerlingen die jonger zijn dan 18 jaar een tegemoetkoming in de kosten te krijgen. Dat is geregeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten: de WTOS. De WTOS is ook van toepassing op leerlingen van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs.
De bijdrage voor culturele activiteiten via school In de bovenbouw van het vmbo, havo en vwo krijgen leerlingen het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV); in het gymnasium krijgen ze Klassieke Culturele vorming (KCV). Deze vakken bestaan uit drie delen, waarvan CKV1 (KCV1) voor alle leerlingen verplicht is.
Een leerling die 18 jaar of ouder is en onderwijs volgt in het voortgezet onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het speciaal voortgezet onderwijs, ontvangt een basistoelage en kan soms ook in aanmerking komen voor een aanvullende toelage. Ook een leerling van 18 jaar of ouder die onderwijs volgt in het voortgezet algemeen volwassenenonder-
In het kader van CKV (KCV) nemen leerlingen deel aan een aantal culturele activiteiten. Daarom ontvangen leerlingen van vmbo, havo en vwo die met het vak CKV beginnen een Cultureel Jongeren Paspoort (CJP) en een aantal CKV-bonnen. Ook voor leerlingen van praktijkonderwijs en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs zijn bonnen
Brochures over de WTOS kunt u aanvragen bij het Centraal Distributiepunt van de IB-Groep, telefoonnummer: 050 - 599 77 55 of downloaden via de internetsite van de IB-Groep (www.ib-groep.nl). U kunt de brochure ook bij de school en bij de steunpunten van de IB-Groep krijgen.
16
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
Veel scholen hebben een boekenfonds ingesteld. De school koopt boeken en verhuurt die aan de ouders. beschikbaar. Het CJP geeft een jaar lang
bezocht. Leerlingen tot 16 jaar die door een huwelijk wettelijk meerderjarig zijn, blijven toch leerplichtig.
recht op korting op de toegangsprijs van culturele instellingen. Met de CKV-bonnen kan betaald worden bij culturele instellingen. De CKV bonnen worden via de school verstrekt. De school kan ervoor kiezen om de bonnen rechtstreeks aan de leerlingen te geven, die daarmee de CKVactiviteiten van hun keuze kunnen betalen. De school kan ook besluiten om (een deel van) de bonnen te reserveren voor collectieve activiteiten voor CKV.
Na de volledige leerplicht, zijn leerlingen kwalificatieplichtig. Leerlingen moeten een volledig onderwijsprogramma volgen dat is gericht op het halen van een startkwalificatie. De kwalificatieplicht betekent niet dat leerlingen altijd vijf dagen per week in de schoolbanken moeten zitten. Het is ook mogelijk om met combinaties van leren en werken aan de kwalificatieplicht te voldoen, bijvoorbeeld via de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo.
De aanschaf van boeken Een deel van de scholen heeft een eigen boekenfonds ingesteld. De school koopt de boeken en verhuurt die aan de ouders. Zo hoeft u niet altijd nieuwe boeken aan te schaffen. Sommige scholen hebben geen boekenfonds, maar organiseren boekenmarkten. Leerlingen kunnen daar hun boeken verkopen en weer andere aanschaffen die ze voor een volgend jaar nodig hebben. Meestal wordt een uitzondering gemaakt voor woordenboeken, atlassen en werkboeken. Die moet u dus zelf kopen.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen leerlingen vanaf hun 14de jaar een alternatief leertraject volgen. Ze gaan dan naar school, maar werken daarnaast ook in de praktijk. Scholen moeten leerlingen vrij geven voor dagen waarop zij vanwege de geloofs- of levensovertuiging van de ouders niet op school kunnen zijn. Dat geldt ook voor dagen met belangrijke familieverplichtingen, zoals begrafenissen of huwelijken.
De leerplicht Een leerling is leerplichtig tot hij of zij 18 jaar wordt of tot hij of zij een startkwalificatie behaald heeft. Een startkwalificatie is een diploma op mboniveau 2 of een havo- of vwo-diploma. Die leerplicht is vastgelegd in de Leerplichtwet 1969 waar ouders én leerlingen zich aan moeten houden. De wet gaat er namelijk vanuit dat leerlingen vanaf hun 12de zelf de verantwoordelijkheid hebben om naar school te gaan. Als zij dat niet doen (en langdurig spijbelen), dan kunnen ze een boete krijgen. In het ergste geval riskeren ze zelfs een gevangenisstraf.
De directeur of rector mag buiten de schoolvakanties geen vrij geven voor een wintersportvakantie of bezoek van leerlingen aan het land van herkomst. De directeur of rector van de school mag in heel bijzondere gevallen de leerling voor ten hoogste tien dagen per jaar vrij geven om met zijn ouders of verzorgers op vakantie te gaan. Dat geldt alleen voor ouders die door hun beroep niet in de schoolvakanties weg kunnen gaan. De directeur of rector mag geen toestemming geven voor vakanties in de eerste twee weken na de grote vakantie.
Leerlingen zijn tot en met het schooljaar waarin ze zestien jaar worden volledig leerplichtig. De volledige leerplicht eindigt ook als de leerling twaalf volledige schooljaren één of meer scholen heeft
Als de leerling ziek is Een leerling die ziek is, kan niet naar school. De ouders moeten de school tijdig op de hoogte stellen van de ziekte, want 17
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
de school moet weten waarom de leerling er niet is. Kunt u de school niet direct bellen? Zorg dan dat de school toch zo snel mogelijk weet dat de leerling ziek is. Als een leerling heel lang ziek is of in het ziekenhuis moet blijven, dan worden er veel lessen gemist. De school is dan verplicht om afspraken te maken met de ouders over de lessen van de leerling. Want het is belangrijk dat het onderwijs doorgaat, ook als de leerling ziek is. Anders krijgt de leerling een leerachterstand. Daarnaast is het belangrijk dat de leerling sociale contacten blijft houden.
echter wel. De wet verplicht ouders om ervoor te zorgen dat hun kinderen naar school gaan. Maar ook de leerlingen zélf zijn vanaf hun 12de jaar verantwoordelijk voor hun aanwezigheid op school. Bij herhaalde afwezigheid van een leerling of na drie dagen afwezigheid zonder dat daarvoor een redelijke verklaring wordt gegeven, waarschuwt de school de gemeente. De leerplichtambtenaar zal dan een onderzoek instellen en controleren of de school, de ouders en de leerling zich aan de wet houden. De gemeente controleert of ouders en leerlingen zich aan de leerplicht houden. Daarvoor zijn speciale mensen aangesteld: de leerplichtambtenaren. Zij kunnen – in bijzondere gevallen – de leerling toestemming geven om school te verzuimen. Bijvoorbeeld omdat de leerling niet naar school kan door ernstige lichamelijke of psychische problemen, of omdat ouders met de leerling voor langere tijd naar het buitenland gaan en de leerling in het buitenland onderwijs volgt.
Als de leerling in het ziekenhuis ligt, kan de school hulp vragen aan een ‘consulent onderwijsondersteuning zieke leerlingen’. Deze consulenten werken bij academische ziekenhuizen en bij de onderwijsbegeleidingsdiensten. Meer informatie hierover is beschikbaar bij de mentor op school of op internet. Bijvoorbeeld op de website van het landelijk netwerk Ziek Zijn en Onderwijs (Ziezon), www.ziezon.nl. Op deze website staat informatie van de gezamenlijke onderwijsbegeleidingsdiensten en academische ziekenhuizen.
Het aantal lesuren In de eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs en in het derde leerjaar havo / vwo, moet de school per jaar minstens 1040 uur verzorgen. In de bovenbouw is er jaarlijks ten minste 1000 uur onderwijs per jaar, en in het examenjaar 700 uur. Scholen mogen op grond van hun eigen ideeën over het onderwijs zelf – binnen bepaalde grenzen natuurlijk – het lesrooster bepalen. Als een school uitgaat van een rooster van 50 minuten per les zijn er in de onderbouw ongeveer 32 lessen per week, terwijl het er bij een 70-minutenrooster zo’n 23 zijn. Uiteindelijk bepalen de schoolbesturen de lesroosters voor de verschillende jaren. Ook stellen zij de schooltijden vast. Aan het begin van het schooljaar krijgt elke leerling het lesrooster voor dat jaar.
De school let erop dat leerlingen niet zonder duidelijke redenen van school wegblijven. Ouders of de leerlingen moeten elk verzuim - om welke reden dan ook - aan de school melden. Als ouders toestemming willen krijgen voor extra vrij, dan moeten ze dat in de regel ten minste twee dagen voordat de gebeurtenis plaatsvindt, vragen aan de school.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
Ouders die hun kinderen moedwillig van school houden en leerlingen die van school wegblijven zonder dat de ouders dat te verwijten valt, kunnen een boete krijgen. In het ergste geval riskeren ouders een gevangenisstraf. Leerplichtambtenaren Elke leerling heeft weleens een dag geen zin om naar school te gaan. Dat moet 18
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
Overblijven tussen de middag Alle scholen voor voortgezet onderwijs hebben een aula of een kantine waar de leerlingen kunnen overblijven. Dat overblijven is gratis, maar het eten en drinken niet. De kosten daarvoor komen voor rekening van de ouders en leerlingen.
per regio. Om de vakantiedrukte te spreiden is Nederland in drie regio's verdeeld (noord, midden en zuid). Een van de regio's krijgt als eerste vakantie, een week later volgt een tweede regio en weer een week later is de laatste regio aan de beurt. De zomervakanties duren in alle regio's wel even lang. Wanneer de andere vakanties beginnen en hoe lang die duren, bepaalt het bestuur van de school. De minister bepaalt alleen de zomervakantie en geeft voor de andere vakanties een advies. De meeste scholen volgen dat advies overigens wel op. De school zal u in het begin van het jaar vertellen wanneer de vakanties zijn en hoe lang ze duren. Leerlingen die vijf dagen per week naar school gaan, krijgen maximaal 60 dagen vrij.
De verantwoordelijkheid voor de leerling De verantwoordelijkheid van de school begint officieel op het tijdstip dat de leerling op school moet zijn. Dat kan zijn als de lessen beginnen, maar ook eerder als de school zelf heeft bepaald dat leerlingen eerder kunnen komen. De verantwoordelijkheid van de school eindigt als de lessen zijn afgelopen. Scholen organiseren ook zogenaamde buitenschoolse activiteiten. Zoals de naam al aangeeft, gaat het dan om reisjes, excursies en dergelijke buiten het schoolterrein. De school is dan eveneens verantwoordelijk voor uw kind. De vraag of de school altijd aansprakelijk is voor eventuele schade die de leerling oploopt of een ander toebrengt, is niet zomaar te beantwoorden. Het gaat bij aansprakelijkheid namelijk om de vraag wat redelijk en billijk is. Met andere woorden: is er een situatie waarin de ouder of de leerling aansprakelijk is of is de school tekortgeschoten in het toezicht of vereiste handelen? In dat geval brengt de eigen verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid (WAverzekering) meestal uitkomst. Bovendien kan een schoolongevallenverzekering nuttig zijn. Doorgaans wordt zo'n verzekering via de school aangeboden. Scholen kunnen voor hun leerlingen een collectieve ongevallenverzekering afsluiten. Dat is vooral van belang als er buitenschoolse activiteiten worden ondernomen. Vraag de school hoe dat geregeld is.
Schorsing of verwijdering Als leerlingen zich ernstig misdragen, dan kunnen ze van school worden gestuurd. De school kan met opgave van reden een leerling voor maximaal een week schorsen. De school is verplicht om een schorsing van langer dan één dag te melden bij de Onderwijsinspectie. Is de schorsing voorgoed, dan spreken we van verwijdering. Verwijdering gebeurt maar hoogst zelden en ook niet van de ene dag op de andere. Voordat een leerling verwijderd wordt, is er meestal al heel wat voorgevallen. De beslissing over verwijdering van een leer-
De zomervakantie Wanneer de zomervakantie valt, verschilt 19
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
ling wordt genomen door het schoolbestuur. Voordat zo'n besluit kan worden genomen, moet eerst de leerling worden gehoord. Als deze nog geen 18 jaar is, moeten ook zijn ouders de gelegenheid krijgen te worden gehoord. Als het om een leerplichtige leerling gaat, moet het schoolbestuur er bovendien voor zorgen dat een andere school de leerling toelaat. Een beslissing over verwijdering moet het schoolbestuur meteen melden aan de leerplichtambtenaar. Ook moet er dan worden overlegd met de inspectie. Gedurende deze periode kan de leerling worden geschorst. De schoolbesturen zijn verplicht aan de leerling, en als deze nog geen 21 jaar is ook aan zijn ouders, schriftelijk uit te leggen waarom de leerling wordt verwijderd. Binnen zes weken kan schriftelijk bezwaar worden gemaakt bij het schoolbestuur. Dat moet daarna binnen vier weken opnieuw beslissen nadat de leerling en - als deze nog geen 18 jaar is - ook de ouders zijn gehoord.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
20
Veel leraren geven niet alleen les, maar hebben ook nog een andere taak.
3 Hoe het toegaat op school en
tijdens de les, staat allemaal in dit
hoofdstuk. Het gaat dan om zaken
als de vakken die worden gegeven,
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
De medewerkers op school Op de school voor voortgezet onderwijs krijgen de leerlingen voor ieder vak meestal een andere leraar. Dat is wel het grootste verschil met het basisonderwijs: niet meer één leraar per groep, maar een leraar per vak. Soms is het een team van leraren die samen een deel van het onderwijs verzorgen. Het is in ieder geval niet meer zo als op de basisschool, waar leerlingen het hele jaar meestal met maar één leraar optrekken.
hoe de school met tussenuren
omgaat, wat een brugperiode is.
Ook kunt u lezen hoe de school
omgaat met het geven van cijfers
en met de rapporten.
Leerlingen kunnen dus op een dag wel vijf of zes verschillende leraren hebben. Veel leraren geven niet alleen les, maar hebben ook nog een andere taak. Ze zijn bijvoorbeeld mentor of klassenleraar, decaan, leerlingbegeleider of brugklascoördinator. Het komt ook voor dat docenten volledig zijn vrijgesteld van het lesgeven en alleen als decaan of brugklascoördinator werken. De mentor of klassenleraar zorgt voor één klas. Meestal komt de klas één keer per week met de mentor bij elkaar. De mentor houdt in ieder geval de resultaten van de leerlingen in de gaten en bespreekt deze met hen. De leerling kan ook bij de mentor terecht met allerlei vragen, of met een probleem dat vertrouwelijk moet worden besproken. Natuurlijk kan dat ook met een andere leraar. Er is altijd wel een leraar die een luisterend oor heeft voor problemen waar een leerling mee zit. Samen kunnen ze dan bekijken hoe een probleem het beste aangepakt kan worden. Daarmee wordt wellicht voorkomen dat een leerling de school voortijdig verlaat. Om allerlei redenen kan een leerling van school gaan zonder een diploma behaald te hebben. Zonder diploma is een goede baan vinden, carrière maken of hogerop komen vrijwel onmogelijk. Ouders en school kunnen op allerlei manieren actie ondernemen om te voorkomen dat een leerling voortijdig van school gaat. 22
O P
S C H O O L
3
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een website op internet over voortijdig schoolverlaten. Op deze site kunt u regelgeving en wetenswaardigheden vinden over voortijdig schoolverlaten. Het adres is: www.voortijdigschoolverlaten.nl Of lees de brochure 'Iedereen naar school'. Deze brochure is op school verkrijgbaar.
S C H O O L
Een groot deel van wat leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs leren, is voor alle leerlingen hetzelfde. De zogenaamde kerndoelen beschrijven wat alle leerlingen in de onderbouw moeten leren. In de onderbouw leren leerlingen wat iedereen moet kennen en kunnen om later in de maatschappij goed te kunnen functioneren, zowel als persoon, als burger en als werknemer. Ook wordt in de onderbouw de basis gelegd voor het vervolgonderwijs, om te beginnen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. De kerndoelen zijn te vinden op http://www.minocw.nl/documenten/kerndoelen_onderbouwvo.pdf.
De decaan helpt de leerlingen een beroep of vervolgstudie te kiezen. De decaan geeft adviezen over de aanpak van de studie en helpt een speciaal studietraject uit te zetten als een leerling dat nodig heeft.
Ongeveer tweederde van de eerste twee leerjaren moeten worden besteed aan onderwijs dat is gericht op de kerndoelen. Daarnaast moeten havoërs en vwo’ers naast het Engels twee andere moderne vreemde talen volgen (in principe Frans of Duits). Vmbo’ers (met uitzondering van de leerlingen die de basisberoepsgerichte leerweg volgen) moeten naast het Engels ten minste één moderne vreemde taal volgen. Klassieke talen zijn verplicht voor leerlingen die het gymnasium doen.
Op school werken niet alleen leraren, maar ook mensen die zich niet direct met lesgeven bezighouden: het niet-onderwijzend personeel. Dit zijn bijvoorbeeld de conciërge, de kantinebeheerder, administratieve medewerkers, de amanuensis die onder andere helpt bij proeven in de natuurkunde- of scheikundeles, de systeembeheerder en mediatheekmedewerkers. Al deze mensen werken in dienst van het onderwijs en zijn dus heel belangrijk voor een goede organisatie van de school en de lessen.
Het programma in de onderbouw: hoe leren leerlingen? Alle leerlingen leren dus in de onderbouw voor een groot deel dezelfde dingen. De manier waarop zij dit leren verschilt echter. Leerlingen verschillen nu eenmaal in aanleg, interesses en leerstijl. Scholen werken daarom de kerndoelen op verschillende manieren uit in concrete onderwijsprogramma’s. Dat kan praktisch of theoretisch, abstract of concreet, op het niveau van de basisberoepsgerichte leerweg of op dat van het vwo, disciplinair of vakoverstijgend, enzovoorts. Scholen en leraren zullen de onderwijsvormen kiezen die bij verschillende groepen leerlingen en bij de verschillende lesstof passen.
De dagelijkse leiding van een school voor voortgezet onderwijs is in handen van een directeur of rector. Grote scholen hebben één of meer adjunct-directeuren of conrectoren, die ieder een speciale taak hebben. Er kan ook een centrale directie worden gevormd met maximaal vijf personen.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
O P
De kerndoelen van de onderbouw: wat leren leerlingen? De eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs worden samen ‘onderbouw voortgezet onderwijs’ genoemd. Ook het derde leerjaar havo en vwo wordt doorgaans gerekend tot de onderbouw. 23
3
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
De nieuwe wettelijke kaders voor de onderbouw bieden scholen meer mogelijkheden voor eigen schoolbeleid dan vroeger. Belangrijke doelen van de onderbouw zijn meer aandacht voor verschillen tussen leerlingen en meer aandacht voor samenhang in het curriculum. Om deze doelen te realiseren, kiezen veel scholen ervoor het onderwijs op een andere manier te organiseren dan u gewend bent uit uw eigen schooltijd.
O P
S C H O O L
In Friesland wordt ook les gegeven in de Friese taal, tenzij de school hiervoor ontheffing heeft gekregen. De overheid schrijft dus alleen het 'wat' (de kerndoelen) voor, niet het 'hoe'. Op basis van professionele inzichten kunnen scholen zelf bij de leerstof, de leerlingen en de school passende werkvormen kiezen. Ouders, leerlingen en personeel kunnen hierover via de Medezeggenschapsraad invloed op uitoefenen. Om precies te weten te komen hoe uw kind in zíjn of háár onderbouw van het voortgezet onderwijs les krijgt, kunt u het beste de schoolgids van uw school raadplegen.
In de kerndoelen wordt aandacht besteed aan aspecten van: Nederlands, Engels, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, economie, wiskunde, natuuren scheikunde, biologie, verzorging, informatiekunde, techniek, lichamelijke opvoeding en beeldende vorming, muziek, drama en dans. Daarnaast zijn één of twee andere moderne vreemde talen (veelal Frans en /of Duits) verplicht. Het onderbouwprogramma kan, net als in de traditionele situatie, bestaan uit deze vakken, maar ook bijvoorbeeld uit een aantal vakken, aangevuld met projecten of ‘leergebieden’ waarin bijvoorbeeld de lesstof van een aantal vakken in samenhang wordt onderwezen.
De brugperiode De meeste scholen voor voortgezet onderwijs met meer dan één onderwijssoort kennen een brugperiode van één of twee jaar. Die brugklas of brugperiode is onder andere bedoeld om de keuze vmbo-beroepsgericht of theoretisch, vmbo theoretisch of havo en havo of vwo - nog een tijdje uit te stellen. In die periode gaat de school na wat voor de leerling de meest passende onderwijssoort is. Scholen verschillen van elkaar in de manier waarop ze groepen indelen. Veel scholen stellen brugklassen samen waarin leerlingen zitten met ongeveer hetzelfde schooladvies, bijvoorbeeld vmbo beroepsgericht-theoretisch, vmbo theoretisch-havo, havo-vwo. Dat worden wel 'dakpanklassen' genoemd. Andere scholen zetten alle leerlingen door elkaar in de brugperiode.
Scholen laten in de onderbouw zien hoe de verschillende vakken samenhangen. Dat kan op verschillen manieren. Zo kunnen ze bepaalde onderwerpen bij verschillende vakken laten terugkomen. Maar scholen mogen ook vakken bundelen. Ze kunnen dan bijvoorbeeld lesgeven over 'natuur'. Zo'n vak bestaat dan uit een combinatie van natuur- en scheikunde en biologie. En in een leergebied 'mens en maatschappij' kunnen bijvoorbeeld geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde en economie worden gecombineerd. De school mag ook informatiekunde combineren met andere vakken. Kortom, er is nogal wat mogelijk. Voor ouders en leerlingen is het dan ook van belang om te weten hoe de school met die vakken uit de onderbouw omgaat. Vraag daarnaar bij de school.
Moet elke leerling alle vakken volgen? Eén van de doelen van het aanbieden van een breed vakkenpakket in de onderbouw is leerlingen niet te snel in een bepaalde richting te sturen, maar alle leerlingen een brede basis te bieden voor het vervolgonderwijs. Maar niet in alle gevallen biedt dat de beste kansen op succes. Waar de breedte van het vakkenpakket 24
3
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
een belemmering vormt, zijn er mogelijkheden voor vrijstellingen.
S C H O O L
Onder ‘onderwijs’ wordt verstaan: begeleid onderwijs dat deel uitmaakt van het door de school geplande en voor alle leerlingen verplichte onderwijsprogramma. Verder moet de activiteit worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een daartoe bekwame leraar.
Soms vormt een bepaald vak van de onderbouw voor een leerling een te grote hindernis. Scholen kunnen die leerling in overleg met de ouders een vrijstelling voor dat vak geven. De tijd die vrijkomt vanwege de vrijstelling moet aan andere vakken worden besteed.
Hoe het lesrooster eruit ziet, kan verschillen. Sommige scholen bieden lessen aan van 50 minuten. In dat geval zijn er per week 32 lessen. Andere scholen gaan uit van kortere of langere lesuren, of gebruiken andere onderwijsvormen, zoals praktische opdrachten of projecten. De totale tijd blijft wel gelijk: 1040 uur per jaar.
Voor leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs of leerlingen die na twee jaar waarschijnlijk het leer-werktraject zullen volgen, kunnen scholen groepen vormen die een programma met minder vakken volgen. Daardoor is er meer tijd en aandacht voor de overige vakken. De manier waarop dit gebeurd kan per school verschillen. In de schoolgids geeft de school u hierover meer informatie. Als ouders het niet eens zijn met de beslissing van de school om hun kind in een groep met een aangepast programma te plaatsen, kunnen zij daarover een klacht indienen bij de onafhankelijke klachtencommissie van de school (zie ook hoofdstuk 7). Ook voor andere leerlingen kan de school groepen vormen met een programma dat voor één of meer vakken afwijkt van de voorschriften.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
O P
Scholen bepalen zelf aan welke kerndoelen zij in welk leerjaar aandacht besteden, en hoeveel uren ze eraan besteden. Bij dat laatste moeten ze zich wel houden aan het minimum van 2 lesuren per week gedurende een jaar (of 1 lesuur per week gedurende twee jaar). Een school kan bijvoorbeeld een bepaald deel van het programma in het eerste leerjaar al helemaal afronden. Of het vak economie pas vanaf het tweede leerjaar geven. Ook hier is het aan te raden om de schoolgids te raadplegen om te weten te komen hoe uw school de verschillende onderwijsonderdelen organiseert. Voor de leerlingen die naar verwachting de basisberoepsgerichte leerweg en het leerwegondersteunend onderwijs zullen gaan volgen, hebben de scholen meer ruimte voor eigen invulling en voor onderwijs op maat voor specifieke leerlingengroepen. In de schoolgids biedt de school informatie hierover.
Onderwijstijd In de eerste twee leerjaren (en in het derde leerjaar havo /vwo) moet per jaar ten minste 1040 (klok)uur onderwijs worden geprogrammeerd. Ervan uitgaande dat er maximaal 68 dagen vakantie zijn (dat is inclusief acht feestdagen, zoals Kerst, Oud en Nieuw en nationale feestdagen), zijn er per jaar ongeveer 38,5 weken onderwijs. Gemiddeld is er dus ongeveer 27 uur onderwijs per week. In de eerste twee leerjaren moet in totaal ten minste 1425 uur worden besteed aan onderwijs gericht op de kerndoelen. Gemiddeld is dat, uitgaande van 38,5 weken onderwijs, ongeveer 18,5 uur per week.
Lesuitval en tussenuren Als een leraar ziek wordt of plotseling weg moet, valt er weleens een les uit. Leraren volgen bijscholingscursussen en vergaderen soms. Dan vallen er ook lessen uit. Scholen kunnen leerlingen dan een alternatief programma aanbieden of lesvervangende activiteiten organiseren, 25
3
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
O P
S C H O O L
Op de meeste scholen voor het voortgezet onderwijs krijgen de leerlingen drie à vier keer per jaar een rapport waarop u de resultaten kunt aflezen. bijvoorbeeld huiswerk maken. Ook kan het rooster aangepast worden of een les in een ander vak gegeven worden. Iedere school geeft in het schoolplan aan wat gedaan wordt tegen het uitvallen van lessen. Meestal worden tussenuren zoveel mogelijk voorkomen, maar dat is niet altijd mogelijk. Het is belangrijk dat u weet hoe de school omgaat met lesuitval en tussenuren in verband met het toezicht op de leerlingen, de verantwoordelijkheid, de aansprakelijkheid en de veiligheid. De school moet in de schoolgids aangeven hoe de verplichte onderwijstijd wordt benut en wat er gedaan wordt als er onverhoopt lessen uitvallen.
besteden die tijd aan extra begeleiding van de leerlingen, in de vorm van mentoruren en studiebegeleiding. Voor ouders en leerlingen is het belangrijk te weten wat de school met de differentiële ruimte doet. Juist de invulling van deze ruimte laat zien wat de school belangrijk vindt naast het verplichte onderwijs. Vraag ernaar op een informatiebijeenkomst. De school moet aan de inspectie verantwoorden dat ze alle kerndoelen aanbiedt en alle leerlingen goed voorbereidt op de bovenbouw. Zeker zo belangrijk is dat de school - via schoolplan en schoolgids - aan de directe omgeving van de school verantwoording aflegt: aan ouders, leerlingen en personeel. Via de medezeggenschapsraad kunnen ouders invloed uitoefenen op de invulling van de vrije ruimte.
De differentiële ruimte Ten minste tweederde van de beschikbare onderwijstijd in de onderbouw moet worden besteed aan onderwijs dat is gericht op de kerndoelen. Dat betekent dat een derde van de tijd beschikbaar is voor maatwerk en eigen keuzes. Een deel van die ‘differentiële ruimte’ is al gevuld met aanvullende eisen. Zo moeten de meeste vmbo’ers een tweede moderne vreemde taal volgen en havoërs en vwo’ers een tweede én een derde moderne vreemde taal. In het gymnasium moeten bovendien de klassieke talen worden verzorgd.
Extra begeleiding door de school De meeste scholen zijn zich goed bewust van de problemen die leerlingen kunnen hebben bij de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. Daarom bieden ze speciale hulp om die verandering goed te kunnen verwerken. Dit gebeurt onder meer in de vorm van studielessen en huiswerkbegeleiding op school. Studielessen zijn bedoeld om leerlingen te leren hoe ze moeten studeren en hoe ze dat zelf kunnen organiseren. Bovendien maken mentoren leerlingen wegwijs op hun nieuwe school. Huiswerkbegeleiding bestaat meestal uit het maken van huiswerk op school. Daarbij wordt hulp geboden door een leraar. U doet er goed aan na te gaan welke extra begeleiding een school biedt.
Daarnaast kunnen in het vmbo meer praktische en beroepsgerichte programma's worden aangeboden. Ook kan er bijvoorbeeld meer aandacht worden besteed aan Nederlands of Wiskunde of aan kunstvakken en lichamelijke opvoeding. Of er kunnen uitdagende programma’s worden aangeboden voor hoogbegaafden, dan wel remediërende programma’s voor leerlingen die net even een extra zetje nodig hebben. Een school kan er ook voor kiezen andere talen te geven, zoals Portugees, Italiaans, Nieuwgrieks, Spaans en Hindi. Ook wordt op sommige scholen godsdienstles of levensbeschouwelijke vorming gegeven in de vrije ruimte. Weer andere scholen
Het rapport Op de meeste scholen voor voortgezet onderwijs krijgen de leerlingen drie à vier keer per jaar een rapport waarop u de resultaten kunt aflezen. Sommige scholen geven ook nog zogenaamde tussenrapporten, zodat u ongeveer om de zes 26
3
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
weken kunt zien wat de vorderingen zijn. De cijfers worden gebaseerd op een groot aantal gegevens over de prestaties van de verschillende leerlingen. Scholen hebben daar allemaal hun eigen systeem voor, maar in grote lijnen gaat het om de gecombineerde resultaten van: • schriftelijke en mondelinge overhoringen van huiswerk; • schriftelijke toetsen of proefwerken; • beoordelingen van werkstukken. Vraag bij de school naar de manier waarop de resultaten van de leerlingen worden gemeten en hoe cijfers worden bepaald.
Voortgezet Onderwijs 2006 - 2007
27
O P
S C H O O L
Aan het eind van het tweede leerjaar brengen de scholen een advies uit.
4 Na de onderbouw moeten
leerlingen een keuze maken.
Wanneer ze dat moeten doen en
wat er verder bij komt kijken,
leest u in dit hoofdstuk.
K E U Z E S D E R I T
E N
A D V I E Z E N
De studie- of beroepsrichting kiezen In de onderbouw krijgen alle leerlingen in principe nog dezelfde vakken. Daarna moeten ze kiezen voor een studie- of een beroepsrichting. Leerlingen kiezen dus anders dan vroeger - niet direct bij binnenkomst in het voortgezet onderwijs voor vmbo, havo of vwo. Wel bekijkt de school de mogelijkheden van iedere leerling. Daarnaast krijgen leerlingen een zogenoemde 'oriëntatie op studie of beroep'. Daarin leren ze meer over allerlei beroepen en de opleidingen die daarvoor nodig zijn. Deze oriëntatie vormt een vast onderdeel van de onderbouw. De school kan u hierover meer vertellen. Het advies aan het eind van het tweede leerjaar Aan het eind van het tweede leerjaar brengen de scholen in ieder geval een advies uit. Daarin staat meestal welke algemene richting de leerling het beste kan volgen: vmbo, havo of vwo. Als de school een leerling adviseert om naar het beroepsonderwijs te gaan, dan zal zij meestal ook aangeven welke beroepsrichting het meest voor de hand ligt. Bijvoorbeeld: bouwtechniek, mode en commercie, voertuigentechniek, handel en verkoop, metaaltechniek, elektrotechniek of verzorging. De invloed van de ouders Zo'n beslissing over de verdere (school)loopbaan na de onderbouw is natuurlijk niet niks. Het is dan ook heel belangrijk dat leerlingen en ouders nauw betrokken zijn bij die keuze. Samen met de school moeten ze bepalen: • waar de leerling aanleg voor heeft; • wat de ambities van de leerling zijn; • welke capaciteiten de leerling heeft; • welke kans de leerling heeft om zijn of haar talenten maximaal te ontwikkelen. Met de antwoorden op deze vier vragen in het achterhoofd kan een verstandige keuze worden gemaakt. Het is daarbij 29
T I J D E N S
4
K E U Z E S D E R I T
E N
A D V I E Z E N
zaak om een goede balans te zoeken tussen 'willen' aan de ene kant en 'kunnen' aan de andere.
ook zaak dat ouders en leerlingen zich informeren over de eisen die vervolgopleidingen stellen aan het eindexamenpakket. Bij de schooldecaan kunt u hierover alle inlichtingen krijgen.
Zijn ouders en leerlingen aan het schooladvies gebonden? Niemand is verplicht om het advies van de school te volgen. Maar de school beslist wel of leerlingen overgaan naar een volgend leerjaar vmbo, havo of vwo. Als u zich om welke reden dan ook niet in het advies kunt vinden, dan is het zaak daar snel met de school over te praten. Bedenk daarbij dat een school bij de voorbereiding van zo'n advies zorgvuldig te werk gaat. In de meeste gevallen worden school en ouders het snel eens. Lukt dat niet, dan kunt u altijd nog overwegen van school te veranderen. Het is overigens wel zo, dat de ontvangende school rekening moet houden met het advies van de school van herkomst.
Die keuze voor het eindexamenpakket hoeven leerlingen en ouders natuurlijk niet alleen te maken. De school zal u gericht adviseren en u informeren over de voors en tegens van de verschillende mogelijkheden.
Adviezen na het tweede leerjaar De school begeleidt leerlingen van begin tot eind, en geeft ouders en leerlingen dan ook op verschillende momenten informatie en advies. Zo moeten vmboleerlingen aan het einde van het tweede leerjaar weten wat de meest geschikte afdeling voor hen is. Havo- en vwo-leerlingen moeten aan het begin van het vierde leerjaar één van de profielen kiezen. Daarnaast kunnen zij ervoor kiezen hun opleiding voort te zetten in een vakopleiding of middenkaderopleiding van het middelbaar beroepsonderwijs. Op dat moment moet dus duidelijk zijn in welke beroeps- of studierichting ze zich verder kunnen en willen ontwikkelen.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
T I J D E N S
De samenstelling van het vakkenpakket is daarom belangrijk. Het pakket vakken waarin eindexamen is gedaan, bepaalt namelijk grotendeels welke mogelijkheden er zijn om verder te studeren in vakopleidingen en middenkaderopleidingen van het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs. Het is dan 30
Het eindexamen bestaat in de regel uit twee delen: het schoolexamen en het centraal examen.
5 In dit hoofdstuk leest u wat er
allemaal speelt rond het examen.
Er komen verschillende
onderwerpen aan bod,
zoals de globale inrichting van het
eindexamenprogramma,
en wanneer leerlingen geslaagd
of gezakt zijn.
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
Het globale eindexamenprogramma In de laatste twee jaar van het voortgezet onderwijs bereiden de leerlingen zich voor op het examen. Leerlingen in het vwo zijn hier de laatste drie jaar mee bezig. Het grootste deel van de lesuren in deze laatste jaren wordt besteed aan de examenvakken. De leerlingen van het vmbo gaan bovendien in het derde of vierde jaar meestal op stage. In welke vakken de leerlingen precies examen doen, hangt af van de schoolsoort (vmbo, havo, vwo) en de gekozen sector of het gekozen profiel. Het eindexamen bestaat in de regel uit twee delen: het schoolexamen en het centraal examen. Het centraal examen is hetzelfde voor alle leerlingen van dezelfde onderwijssoort. Alle leerlingen in Nederland moeten dus aan het einde van hun laatste jaar over hun verplichte en hun keuzevakken dezelfde examenvragen beantwoorden. De scholen stellen zelf het schoolexamen op, maar het ministerie van OCW bepaalt wél welke onderwerpen mininmaal aan bod moeten komen. De Inspectie ziet toe op de kwaliteit van de examens. Het ministerie bepaalt de programma's voor het gehele eindexamen. Hierin staat voor ieder vak wat de examenstof is en hoe de examenstof is verdeeld over het schoolexamen en het centraal examen. In het examenprogramma staat bovendien uit hoeveel toetsen het centraal examen bestaat en hoe lang deze toetsen duren. Voor het schoolexamen bepaalt de school zelf het aantal toetsen. Het examenreglement Iedere school heeft een examenreglement. Hierin staat onder andere hoe de gang van zaken is tijdens het examen: wat mag er wel en wat mag er niet? Ook staat er in het reglement welke maatregelen de directeur van de school kan nemen, als er zich 'onregelmatigheden' voordoen. 32
5
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
Bijvoorbeeld: wat mag de directeur doen als een leerling spiekt of te laat komt? Daarnaast vertelt het reglement welke beroepsmogelijkheden ouders en leerlingen hebben en hoe de commissie van beroep is samengesteld. Tegen een beslissing van het bevoegd gezag kan bezwaar worden aangetekend bij een commissie van beroep.
In het vmbo, havo en vwo bestaat het schoolexamen voor een deel uit toetsen met open en gesloten vragen, en voor een ander deel uit praktische opdrachten. Toetsen en praktische opdrachten worden beoordeeld met een cijfer. Er zijn ook 'praktische' onderdelen waarvan slechts wordt beoordeeld of die wel of niet naar behoren zijn uitgevoerd. Dit zijn de zogenaamde 'handelingsdelen'.
Het programma van toetsing en afsluiting Naast het examenreglement heeft iedere school een programma van toetsing en afsluiting. Hierin staat onder andere hoe de examenstof is verdeeld over het schoolexamen en welke lesstof wanneer wordt getoetst. Er staat ook in hoe de cijfers voor het schoolexamen tot stand komen: hoe zwaar alles meetelt, het recht op herkansing, enzovoort. De school moet het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting vóór 1 oktober naar de onderwijsinspectie sturen. De eindexamenkandidaten kunnen reglement en programma vanaf die datum op school inzien. Een aantal scholen geeft alle leerlingen zelf een exemplaar.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
Naast het diploma en de cijferlijst kan er ook een examendossier worden samengesteld. Zo'n dossier kan een cijferlijst of een examenboekje zijn, maar ook een map met werkstukken. Het schoolexamen in havo en vwo omvat ook een profielwerkstuk. Dit is een uitgebreide praktische opdracht waarbij in ieder geval één vak uit het profieldeel is betrokken. Het profielwerkstuk toetst vaardigheden in combinatie met kennis en inzicht. Hiernaast is het profielwerkstuk bedoeld om de samenhang en integratie van leerstofonderdelen binnen een profiel te bevorderen.
Het schoolexamen De scholen maken zelf de toetsen voor het schoolexamen; ze moeten zich daarbij wel houden aan het officiële examenprogramma. Ook bepalen de scholen zelf wanneer ze welke vakken toetsen. Het schoolexamen bestaat doorgaans uit twee of meer toetsen per vak. Dit kunnen mondelinge, praktische en schriftelijke toetsen zijn. De toetsen worden nagekeken door docenten van de eigen school. Sommige vakken worden afgesloten met alleen een schoolexamen, deze kunnen al eerder dan de centrale examens worden geëxamineerd. Voordat het centraal examen begint, moeten de schoolexamens zijn afgerond en de resultaten zijn gemeld aan de onderwijsinspectie.
Het schoolexamen in de theoretische en de gemengde leerweg in het vmbo omvat een sectorwerkstuk. Ook dit is een praktische opdracht. Hierbij is minimaal één vak uit het sectordeel betrokken. Als u precies wilt weten hoe uw school het schoolexamen heeft geregeld, dan kunt u altijd contact opnemen met de school. 33
5
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
Op een andere manier examen doen Sommige leerlingen kunnen op een andere manier examen doen. Leerlingen met een belemmering zoals visueel gehandicapten of leerlingen met woordblindheid (dyslexie), kunnen onder bepaalde voorwaarden extra faciliteiten krijgen. Daarvoor is in sommige gevallen een verklaring van een deskundige vereist. Maar ook leerlingen voor wie Nederlands niet hun moedertaal is en die niet langer dan zes jaar onderwijs in Nederland hebben gevolgd, kunnen op een aangepaste manier examen doen.
Doorstromen Vmbo-leerlingen theoretische leerweg die hun eindexamen hebben gehaald, kunnen doorstromen naar het havo. Havo-leerlingen die hun eindexamen hebben gehaald kunnen doorstromen naar het vwo. Dat kan zowel binnen de school als op een andere school. De nieuwe school kan wel aanvullende eisen stellen, zoals goede cijfers. Scholen maken vaak onderling afspraken over het doorstromen van leerlingen. Ze weten vaak van elkaar welke eisen ze stellen aan leerlingen die willen doorstromen. U kunt daar uiteraard van tevoren naar informeren.
Leerlingen die in het laatste leerjaar lang ziek zijn geweest, kunnen het eindexamen spreiden over twee schooljaren. Dat geldt ook voor leerlingen die door bijzondere omstandigheden het laatste leerjaar niet naar school konden gaan. In al deze gevallen moet het bestuur van de school of de directeur beslissen of een leerling inderdaad voor zo'n aangepast examen in aanmerking komt.
Gecommitteerden bij het centraal examen Voor iedere school wijst de minister zogeheten 'gecommitteerden' aan. Dit zijn leraren van andere scholen. Deze gecommitteerden dragen zorg voor de tweede correctie van het examenwerk. Eerst kijkt de leraar van de eigen school de examens na en daarna doet de gecommitteerde dat. Wanneer het cijfer van de docent en dat van de gecommitteerde verschillen, dan bepalen deze in onderling overleg het uiteindelijke cijfer.
Het centraal examen Het centraal examen wordt in het laatste schooljaar afgenomen en kent drie tijdvakken. Het eerste is in mei, het tweede in juni en het derde in augustus. In mei doen alle leerlingen examen. De andere tijdvakken zijn bestemd voor herkansers en inhalers. Het vmbo-examen Voor alle leerlingen die de leerwegen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgen, zijn Nederlands en Engels verplicht. Leerlingen moeten twee vakken kiezen die verband houden met hun sector. Ten slotte kiest de leerling zelf nog twee vakken of een beroepsgericht programma. In de gemengde leerweg heeft een beroepsgericht programma in ieder geval de omvang van één vak, in de beroepsgerichte leerwegen heeft het de omvang van twee vakken. Zo ontstaat voor de meeste leerlingen een pakket van zes examenvakken. 34
5
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
De eindcijfers De directeur bepaalt voor iedere leerling de eindcijfers. Het eindcijfer is het gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Alle eindcijfers samen bepalen of een leerling is geslaagd voor het eindexamen. Voor vakken met alleen een schoolexamen is het cijfer voor het schoolexamen - na afronding - het eindcijfer.
centraal examen. Iedere eindexamenkandidaat krijgt van de directeur van de school een cijferlijst. Op deze lijst staan de cijfers voor het schoolexamen, de cijfers voor het centraal examen en de eindcijfers. Ook de uitslag van het eindexamen staat hierop vermeld. Wie geslaagd is, krijgt daarnaast een diploma. Alsnog het diploma behalen Als een leerling zakt voor het eindexamen, dan kan hij besluiten het eindexamenjaar nog een keer te doen. Ook kan een leerling ervoor kiezen alsnog een diploma te halen in het vavo, het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs of bij de staatsexamencommissie. Daar kunnen mensen die nog geen diploma hebben, examen doen in de vakken die ze eerder niet hebben gehaald. De vakken die ze wel hebben gehaald hoeven ze niet opnieuw te doen. In het vavo gelden leeftijdsgrenzen. De kandidaten kunnen hun diploma ook verkrijgen door in de nog 'ontbrekende' vakken staatsexamen af te leggen. Meer informatie over de staatsexamens is te verkrijgen bij de Informatie Beheer Groep, telefoonnummer 050 - 599 77 55.
Wanneer is een leerling geslaagd? Leerlingen zijn in ieder geval geslaagd, als zij voor alle examenvakken eindcijfers van 6 of hoger hebben gehaald. Bij de examens in het havo en vwo mag een leerling niet meer dan twee onvoldoendes hebben, waarvan één vier en één vijf of twee vijven. Lager dan een vier mag niet. Bovendien mag voor de vakken in het profieldeel ten hoogste één onvoldoende zijn behaald. Het profielwerkstuk en de vakken culturele en kunstzinnige vorming 1 én lichamelijke opvoeding 1 moeten 'voldoende' of 'goed' zijn.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
Bij examens in het vmbo mag een leerling één vijf hebben als alle andere eindcijfers 6 of hoger zijn. Hij mag ten hoogste één vier of twee vijven hebben, als alle andere eindcijfers 6 of hoger zijn én ten minste één zeven of hoger. Daarbij geldt dat lichamelijke opvoeding, het kunstvak in het gemeenschappelijk deel en het sectorwerkstuk altijd 'voldoende' moeten zijn of 'goed'. Daarnaast is het zo, dat het eindcijfer van het afdelingsvak of intrasectorale programma in de beroepsgerichte leerwegen twee keer meetelt in de uitslagregeling. Voor de eindexamens is een speciale internetpagina ingericht: www.eindexamen.nl
Vragen en klachten over het centraal examen Bij vragen over het centraal examen (over de inhoud of de zwaarte van de vakken, over zakken en slagen, over mogelijke onregelmatigheden enzovoort) kunt u het beste contact opnemen met de school. Als u een specifieke klacht heeft, bijvoorbeeld over vragen in het examen, en de school is het daarin met u eens, dan kan de school uw klacht doorgeven aan de Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO). De CEVO zorgt dan voor de verdere behandeling.
De leerlingen die het eindexamen volledig hebben afgelegd, mogen na het vaststellen van de uitslag één vak herkansen in juni (tweede tijdvak) en eventueel in augustus (derde tijdvak). Het hoogste cijfer geldt dan als definitief cijfer voor het
Als naar uw mening een examen niet volgens de regels is afgenomen, kunt u daarover contact opnemen met de schoolleiding. Deze gaat in overleg met de inspectie van het onderwijs na of de 35
5
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
klacht gegrond is en of eventueel in het belang van de leerling een examen ongeldig moet worden verklaard. In dat geval moet het examen in een volgend examentijdvak opnieuw worden afgelegd. Tijdens de eindexamenperiode is de eindexamenklachtenlijn van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) geopend. Het LAKS verzamelt de klachten en probeert problemen op te lossen. Het telefoonnummer van de klachtenlijn wordt ieder jaar bekendgemaakt via posters op de school en via de eindexamenkrant van het LAKS.
36
Het leerlingenstatuut is een reglement van de school waarin de rechten en plichten van alle leerlingen staan.
6 Hoe kunnen ouders en leerlingen
invloed hebben op
het beleid van de school?
In dit hoofdstuk treft u de
mogelijkheden aan waarmee
ouders en leerlingen hun stem
kunnen laten horen:
de medezeggenschapsraad,
de ouderraad en de leerlingenraad.
S T E M V A N D E L E E R L I N G E N
O U D E R S
Invloed van ouders en leerlingen op het beleid van de school Ouders en leerlingen kunnen op verschillende manieren invloed uitoefenen op de gang van zaken op school. Elke school heeft verplicht een medezeggenschapsraad. De meeste scholen hebben bovendien een ouderraad, een leerlingenraad en een personeelsraad. Via de medezeggenschapsraad hebben ouders en leerlingen de meest directe invloed. Scholen voor bijzonder onderwijs gaan meestal uit van een vereniging waar ouders lid van kunnen zijn, daar hebben zij een stem en kunnen zij het beleid van de school mede bepalen. Ouders kunnen ook gekozen worden in het bestuur van zo'n school en op die manier rechtstreeks invloed uitoefenen. Daarnaast zijn ouders vaak betrokken bij de organisatie van buitenschoolse activiteiten, zoals feesten, excursies, ondersteuning van de leerlingenvereniging, enzovoort. Sommige scholen betrekken de ouders ook direct bij het onderwijs. Daarbij gaat het vaak om projecten die de leerlingen moeten opzetten en waarin ouders meedraaien als informanten en ondersteuners. Ook hier geldt weer dat elke school vaak een eigen traditie heeft op dit punt. Voor ouders en leerlingen die actief willen zijn op de school, is het zaak te weten hoe de school hen bij het reilen en zeilen betrekt. De medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad is in het onderwijs het enige vertegenwoordigende orgaan met wettelijke bevoegdheden. In het voortgezet onderwijs bestaat de medezeggenschapsraad uit twee geledingen: • ouders of leerlingen; • onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel. 38
E N
6
S T E M V A N D E L E E R L I N G E N
O U D E R S
In beginsel heeft elke school een medezeggenschapsraad. Het schoolbestuur is namelijk wettelijk verplicht deze in te stellen. In uitzonderlijke gevallen hoeft de school een medezeggenschapsraad niet in te stellen, namelijk als men bezwaar heeft om godsdienstige of levensbeschouwelijke redenen. Maar zo'n ontheffing krijgt een school alleen als tweederde van de leerkrachten en de ouders daarmee instemt. De medezeggenschapsraad moet ieder jaar schriftelijk verslag doen van zijn activiteiten. Dat verslag is openbaar en iedereen kan het dus inzien.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
E N
1992 staat precies over welke zaken het schoolbestuur en de directie advies moeten vragen. En ook wanneer instemming nodig is van de medezeggenschapsraad of een geleding daarvan. Ouder- en besturenorganisaties hebben voorbeelden van reglementen die zij graag beschikbaar stellen. Met die voorbeelden kan de relatie met het bevoegd gezag goed geregeld worden.
Rechten medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad heeft twee soorten bevoegdheden: een algemene en een bijzondere. De algemene bevoegdheid is het recht op informatie en overleg. De raad - of een deel daarvan - kan hierom vragen. De medezeggenschapsraad heeft verder advies- en instemmingsrecht. Dat is de bijzondere bevoegdheid. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht over al die zaken die voor de raad van wezenlijk belang zijn. Ouders en leerlingen moeten bijvoorbeeld instemmen met de voorzieningen voor leerlingen. Ook hebben zij instemmingsrecht bij het vaststellen van het leerlingenstatuut en de gevolgen die een fusie van de school met een andere school heeft voor ouders en leerlingen. Daarnaast mogen zij adviseren over onder meer de nascholing van personeel. Elke medezeggenschapsraad heeft een reglement. Hierin staat onder meer hoeveel leden de raad telt, hoe de verkiezingen voor de raad zijn geregeld en welke bevoegdheden aan de eventuele deelraden zijn toegekend. Het reglement moet goedgekeurd zijn door tweederde van de raad. Het bevoegd gezag stelt het daarna vast. Voor besturen die meer dan één school onder hun hoede hebben, kan ook een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) worden ingesteld. In de Wet medezeggenschap onderwijs
De ouderraad De meeste scholen hebben naast een medezeggenschapsraad ook een ouderraad. In de ouderraad zitten vertegenwoordigers van de ouders. De ouderraad kan - gevraagd of ongevraagd - de medezeggenschapsraad adviseren over onderwerpen die vooral voor de ouders belangrijk zijn. De ouderraad kan bovendien eisen dat de medezeggenschapsraad een advies doorgeeft aan het schoolbestuur. Het schoolbestuur moet op zijn beurt binnen drie maanden een schriftelijk antwoord geven. De ouderraad belegt meestal eenmaal per jaar een vergadering voor alle ouders. In die vergadering legt de ouderraad verantwoording af over het gevoerde beleid en overlegt de raad met de ouders over het beleid voor de toekomst. De leden in de raad worden door en uit de ouders gekozen. Als er problemen op school zijn waarbij het nodig is dat alle ouders worden geraadpleegd, zal de ouderraad vaak het orgaan zijn dat de ouders bij elkaar roept. 39
6
S T E M V A N D E L E E R L I N G E N
O U D E R S
De ouderraad stimuleert activiteiten die bijdragen aan een goed schoolklimaat zoals culturele manifestaties, feesten en partijen. De raad betrekt andere ouders vaak bij de activiteiten binnen de school.
E N
Leerlingen die een leerlingenraad willen oprichten, kunnen daarover advies krijgen van het LAKS. Het adres staat achterin deze gids. Het leerlingenstatuut Het leerlingenstatuut is een reglement van de school waarin de rechten en plichten van alle leerlingen staan. Daarbij valt te denken aan regelingen rondom te laat komen, proefwerkplanning, straffen, in beroep gaan tegen cijfers, vrijheid van uiterlijk, mogelijkheden voor het uitgeven van de schoolkrant enzovoort. In het leerlingenstatuut moeten in ieder geval vier onderwerpen geregeld zijn, namelijk: • wat de schoolregels zijn; • hoe de school met geschillen tussen bijvoorbeeld leerkrachten en leerlingen omgaat; • hoe de school de gegevens van de individuele leerling beschermt ('privacyregeling'); • hoe de school de kwaliteit van het onderwijs bewaakt.
Andere vormen van oudervertegenwoordiging Als een school voor bijzonder onderwijs uitgaat van een vereniging, kunnen ouders daarvan lid worden. Op grond van hun lidmaatschap kunnen ouders invloed uitoefenen op het beleid van de vereniging en dus van de school. Ouders kunnen ook gekozen worden in het bestuur van een bijzondere school. Als een openbare school uitgaat van een bestuurscommissie (artikel 82 van de Gemeentewet), een openbare rechtspersoon of een stichting, kunnen hiervan ook ouders deel uitmaken. De leerlingenraad Ook leerlingen hebben de mogelijkheid zelf invloed uit te oefenen op de gang van zaken in en rond de school. Op de meeste scholen zijn leerlingen lid van de medezeggenschapsraad. Op een school voor voortgezet speciaal onderwijs moeten die leerlingen ten minste 13 jaar zijn. Daarnaast biedt de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 de mogelijkheid een leerlingenraad op te richten. Een leerlingenraad vertegenwoordigt de mening van scholieren op een school. Bovendien kan de raad zich bezighouden met verbetering van de sfeer op een school en met de kwaliteit van het onderwijs.
Scholen zijn verplicht om een leerlingenstatuut op te stellen, dat bovendien elke twee jaar opnieuw moet worden vastgesteld door het schoolbestuur. Zowel de leerlingen als de ouders in de medezeggenschapsraad moeten met het statuut instemmen.
Het belangrijkste recht dat de leerlingenraad heeft, is het recht om advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad: gevraagd en ongevraagd. De leerlingenraad kan bovendien eisen dat de medezeggenschapsraad dat advies doorgeeft aan het schoolbestuur. Het schoolbestuur moet op zijn beurt binnen drie maanden een schriftelijk antwoord geven. 40
6
S T E M V A N D E L E E R L I N G E N
O U D E R S
Het leerlingenstatuut is een openbaar stuk. Het moet dan ook voor leerlingen op school ter inzage liggen.
klachtenregeling in te stellen. In het voortgezet onderwijs geldt deze regeling voor personeel, ouders en leerlingen. Het schoolbestuur moet een klachtencommissie instellen, waar de klachten kunnen worden ingediend. Zie voor verdere informatie hoofdstuk 7 van deze gids.
Een veilig schoolklimaat Ook op scholen komen leerlingen helaas weleens in aanraking met klasgenoten die zich misdragen of zelfs gewelddadig zijn. Dat geweld kan allerlei vormen hebben: van schelden, pesten, vernieling, diefstal tot en met (seksuele) intimidatie, discriminatie en vechtpartijen. Ook leraren en ouders maken zich soms schuldig aan vormen van geweld. Het is heel belangrijk dat scholen, leerlingen en ouders samen werken aan het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld.
Scholen zijn verplicht te overleggen met de vertrouwensinspecteur zodra zij horen dat er misschien sprake is van seksueel misbruik van een minderjarige leerling door een personeelslid van de school. Als in dit overleg blijkt dat er een redelijk vermoeden van seksueel misbruik bestaat, is de school verplicht hiervan meteen aangifte te doen bij de politie.
Het scheppen van een veilig leer- en werkklimaat is niet alleen een zaak van de school. Maar daar begint het vaak wel. Dat kan met duidelijke regels en afspraken over de manier waarop leerlingen en leraren met elkaar omgaan. Die regels staan in het leerlingenstatuut. De school moet ervoor zorgen dat leerlingen op de hoogte zijn van die regels.
Behandeling van klachten over seksuele intimidatie kan ook een taak van de klachtencommissie ( zie hoofdstuk 7) zijn. Als het echter om (het vermoeden van) een zedenmisdrijf gaat, begaan door een aan de school verbonden volwassene ten opzichte van een leerling, moet het schoolbestuur na overleg met de vertrouwensinspecteur aangifte doen bij de politie.
Op de website (www.laks.nl) van het Landelijk Aktie Komité voor Scholieren (LAKS), staat een checklist 'leefbare school'. Hiermee kunnen leerlingen beoordelen of hun school voldoet aan de eisen voor een leefbare school.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
E N
Voor ouders en leerlingen is het van groot belang om te weten wat de school doet op het terrein van veiligheid. Vanaf 1 augustus 2006 zijn scholen daarom verplicht om in hun schoolgids een aparte paragraaf aan dit onderwerp te besteden. Ouders en leerlingen kunnen verder via de medezeggenschapsraad, de ouderraad of de leerlingenraad betrokken worden bij de voorlichting over het veiligheidsbeleid. En natuurlijk kunnen ze zo ook meewerken aan de uitvoering ervan.
Scholen moeten een zogenaamd veiligheidsplan en een plan voor - goede arbeidsomstandigheden opstellen. Het gaat niet alleen om technische veiligheid, zoals eisen aan de lokalen, verlichting, de stoelen en dergelijke. Het gaat ook om 'beveiliging' tegen pesten, bedreiging, seksuele intimidatie en geweld. Scholen moeten daarvoor dus een plan maken. Daarin kunnen ze bijvoorbeeld de aanstelling van vertrouwenspersonen regelen, klachtenprocedures opstellen en een klachtencommissie in het leven roepen. Scholen zijn verplicht een
Ook de gemeenten dragen hun steentje bij. Bijvoorbeeld in de vorm van afspraken met de wijkpolitie, het buurthuis en het jongerenwerk. Maar ook moet de gemeente zorgen voor voorzieningen in de buurt van de school die de omgeving 41
6
S T E M V A N D E L E E R L I N G E N
O U D E R S
veiliger maken. U kunt daarbij denken aan meer verlichting, verkeerslichten, surveillance, verkeersdrempels enzovoort. Bent u op zoek naar andere informatie over veiligheid op school, dan kunt u terecht bij het Centrum School en Veiligheid, www.schoolenveiligheid.nl of 030-2856616, dagelijks tussen 10.00 en 14.00 uur. Leerlingen die gepest worden, maar ook ouders en leerlingen die vragen hebben over pesten, kunnen terecht op www.pestweb.nl. Pestweb biedt ook een hulplijn aan voor kinderen. Ze luisteren naar je en proberen samen met jou een antwoord of een oplossing te vinden tegen het pesten. Bellen kan elke schooldag tussen 14.00 en 17.00 uur op: 0800 2828280. Informatie over medezeggenschap kunt u inwinnen bij de landelijke ouderorganisaties en het Landelijk Aktie Komitee Scholieren. Zie hiervoor de adressenlijst achterin deze gids.
42
E N
Net als de basisschool kennen de meeste scholen voor voortgezet onderwijs rapportavonden.
7 Maakt uw kind
vorderingen op school?
Hoe ontstaat een goed contact
met school?
Wat kunnen u en uw kind doen bij
problemen op school?
Dit zijn enkele voorbeelden
van vragen die dit
hoofdstuk beantwoordt.
D E
V O R D E R I N G E N
O P
Een goed contact met school De praktijk leert dat leerlingen beter presteren als het 'thuisfront' nauw betrokken is bij het wel en wee op school. Het is dus van belang dat ouders weten wat er dagelijks voor hun kind op het programma staat, daar thuis over praten en er rekening mee houden. Wie actief betrokken is bij de schoolervaringen, kan daarmee tal van problemen op school voorkomen. Het contact met een school voor voortgezet onderwijs zal meestal minder regelmatig zijn dan ouders met de basisschool gewend waren. Omdat leerlingen ouder en zelfstandiger worden, onderhouden zij vooral zelf hun relatie met de school en met de docenten. De afstand tussen ouders en voortgezet onderwijs is daarom meestal iets groter en de contacten zijn zakelijker. Toch is het verstandig als ouders regelmatig contact hebben met de school. Ouders kunnen zo de vorderingen van hun kind volgen en meer te weten komen over de gang van zaken op school en in de klas. Begeleiding van leerlingen op school Scholen voor voortgezet onderwijs doen steeds meer aan individuele begeleiding van leerlingen die om welke reden dan ook extra aandacht nodig hebben. Elke school doet dat weer op zijn eigen manier. De meeste scholen wijzen mentoren aan. Dat zijn docenten die naast hun onderwijstaak leerlingen 'coachen'. Zij hebben veel contact met de andere leraren en weten daardoor in grote lijnen wat de leerlingen presteren in de verschillende vakken. Zij zijn dan ook uw eerste aanspreekpunt bij vragen en problemen. De mentoren hebben vaak een vast moment in de week of de maand (spreekuur) waarop ze beschikbaar zijn. Het is natuurlijk ook mogelijk een aparte afspraak te maken, vooral als u veel te bespreken heeft. 44
S C H O O L
7
D E
V O R D E R I N G E N
O P
Daarnaast zijn er schooldecanen die de leerlingen adviseren over studieaanpak en over studie- en beroepsmogelijkheden. Sommige scholen hebben bovendien leerling- of studiebegeleiders die met leerlingen werken die wat extra aandacht kunnen gebruiken. Verder zijn bij de meeste scholen brugklascoördinatoren aangesteld die de gang van zaken in de eerste jaren in de gaten houden en vakgroepcoördinatoren die samen met de docenten in één vak verantwoordelijk zijn voor de leerstof en lesmethoden.
de rapporten worden uitgedeeld en wanneer ouders en leraren met elkaar kunnen spreken over de leerprestaties van leerlingen. Ouders kunnen daartoe natuurlijk ook zelf het initiatief nemen. Ze kunnen bijvoorbeeld na elk (tussen)rapport een afspraak maken met de klassenleraar. En ook leerlingen kunnen hierin actief bemiddelen. Veel scholen voor voortgezet onderwijs brengen aan het einde van het tweede leerjaar een uitgebreid advies uit over de verdere studiemogelijkheden van de leerling. Daarbij gaat het onder meer om de keuze van de onderwijssoort: vmbo, havo of vwo. In hoofdstuk 4 vindt u hier meer over, en als u het precies wilt weten, kan de school u daarover informatie geven.
Verschillen in begeleiding tussen scholen Er zijn overeenkomsten, maar ook verschillen in de manier waarop scholen voor voortgezet onderwijs de begeleiding van leerlingen aanpakken. Op sommige scholen zijn er naast de mentor en leerlingbegeleider ook nog anderen die zich hiermee bezighouden. Bijvoorbeeld speciale huiswerkbegeleiders, een vertrouwenspersoon, schoolcontactpersonen voor allochtone ouders enzovoort. Informeer daarom tijdig hoe uw school met de leerlingbegeleiding omgaat en hoe die taken zijn verdeeld.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
S C H O O L
Helpen met het huiswerk In het voortgezet onderwijs wordt het natuurlijk lastiger voor ouders om hun kinderen te helpen met huiswerk. Vooral wanneer zij zelf bepaalde vakken niet, of op een andere manier hebben gehad.
De vorderingen bijhouden Ouders en leerlingen moeten op gezette tijden weten hoe het gaat op school. In de schoolgids vindt u doorgaans informatie over hoe de prestaties van de leerlingen worden gemeten en gerapporteerd. Scholen volgen hierin in principe een eigen weg. U mag er echter op rekenen dat de school u regelmatig (drie tot vier keer per jaar) op de hoogte houdt van de vorderingen.
Het onderwijs verandert immers vaak en snel. Het wiskundeonderwijs van nu bijvoorbeeld is niet meer te vergelijken met dat van twintig jaar geleden. Daar komt nog bij dat sommige leerlingen ouderlijke hulp bij huiswerk minder op prijs stellen. Dat alles wil echter nog niet zeggen dat ouders helemaal niets meer kunnen doen om het onderwijs thuis te ondersteunen.
Net als de basisschool kennen de meeste scholen voor voortgezet onderwijs rapportavonden. Die worden meestal na het eerste en tweede rapport gehouden. Maar er zijn ook scholen die graag zien dat ouders (én leerlingen) de tussenrapporten komen bespreken. Het is dan ook goed om op school na te vragen wanneer 45
7
D E
V O R D E R I N G E N
O P
Naast die vakken waarin ouders zelf misschien niet zo thuis zijn, zullen leerlingen ook met onderwerpen aan de slag gaan waarbij ouders wel kunnen helpen. In de onderbouw moeten leerlingen zich vaak ook met praktische problemen en onderwerpen bezighouden, bijvoorbeeld op technisch en verzorgend gebied. Ouders kunnen hun kinderen daarbij een flink eind op weg helpen. Datzelfde geldt ook voor het maken van werkstukken, het voorbereiden van een spreekbeurt, opzoeken van documentatie enzovoort.
S C H O O L
met iemand op school, zoals de klassenleraar of een andere leraar. Gedragsproblemen Iedereen heeft het weleens een periode moeilijk met zichzelf of met mensen in de naaste omgeving. Op zichzelf is dat niet altijd iets om ongerust over te zijn. Maar als leerlingen bijvoorbeeld kampen met ernstige concentratieproblemen, zeer regelmatig spijbelen, agressief zijn tegen medeleerlingen of docenten, of geïsoleerd raken, dan is het verstandig na te denken over oplossingen. Ouders kunnen hiervoor contact opnemen met de school.
Leerproblemen Aan het eind van de basisschool weten ouders meestal wel of hun kind specifieke leermoeilijkheden heeft. Meestal komen die ook ter sprake in het schooladvies en in de toelichting daarop van de directeur van de basisschool. U kunt dit dan vroegtijdig met de school voor voortgezet onderwijs bespreken, direct bij de aanmelding of in uw kennismakingsgesprek met de mentor. Alle partijen (ouders, leerlingen en school) weten dan waar ze aan toe zijn. Dan kunnen concrete afspraken worden gemaakt over eventuele extra hulp of begeleiding.
Extra aandacht en speciale hulp In het voortgezet onderwijs wordt van alles ondernomen om leerlingen goed te begeleiden. Sommige leerlingen hebben echter extra of speciale aandacht of hulp nodig. Scholen krijgen daar extra geld voor van de overheid. De bedoeling is altijd leerlingen zo lang mogelijk op de 'gewone' school te houden. Daarom zijn veel scholen voor voortgezet onderwijs gaan samenwerken met scholen voor speciaal onderwijs. Op deze manier kan de deskundigheid van het speciaal onderwijs ook in het gewone voortgezet onderwijs worden ingezet. Bovendien stelt de overheid extra geld beschikbaar voor leerlingen uit groepen met een achterstand, zoals leerlingen die van huis uit een andere taal spreken.
Leerlingen die merken dat ze het niet aankunnen, geven dikwijls duidelijke signalen af, thuis en op school. Ze slapen slecht, zijn snel geïrriteerd, kunnen zich slecht concentreren in de les, spijbelen enzovoort. Ouders die merken dat het een beetje tegenzit op school, doen er goed aan contact op te nemen met de mentor of mentrix, als die dit zelf al niet heeft gedaan. Docenten maken zulke individuele afspraken graag. Het is daarbij belangrijk dat leermoeilijkheden zo vroeg mogelijk gesignaleerd worden. Liever direct na het eerste rapport dan bij het eindrapport. Een schooljaar is snel voorbij. En ook leerlingen zelf doen er verstandig aan om er thuis over te praten als ze het idee hebben dat ze de school (even) niet meer aankunnen. Wie dat moeilijk vindt, kan altijd gaan praten
De Rugzak/ Gehandicapte leerling Gehandicapte leerlingen die op een reguliere VO-school zitten, worden geïndiceerd door de Commissie voor de Indicatiestelling (CvI). Deze is te vinden via het Regionaal Expertisecentrum (REC) bij u in de regio. Een geïndiceerde leerling komt in aanmerking voor leerling gebonden financiering, de zogenoemde rugzak. De 'rugzak' wordt aangevraagd en verstrekt aan de reguliere VO-school waar de leerling staat ingeschreven. 46
7
D E
V O R D E R I N G E N
O P
In principe is het de ouder die zijn of haar kind aanmeldt bij een regionaal expertisecentrum (REC) in de buurt. Nederland telt er ruim dertig. De Commissie voor de Indicatiestelling die verbonden is aan het REC geeft vervolgens een positieve of negatieve indicatie af aan de ouders. Wanneer de ouders de positieve indicatie aan de school overhandigen, stuurt de school het registratieformulier van de geïndiceerde leerling naar Cfi. Cfi kent dan de corresponderende Rugzak toe aan de school.
dan kunt u zich richten tot de klachtencommissie. (zie ook hoofdstuk 6, een veilig schoolklimaat) Elk schoolbestuur moet ervoor zorgen dat ouders/ verzorgers (maar ook de personeelsleden) een klacht kunnen indienen bij een klachtencommissie. Een klachtencommissie bestaat uit ten minste drie leden, onder wie de voorzitter die geen deel mag uitmaken van het schoolbestuur en ook niet bij dat bestuur werkzaam mag zijn. Een lid van het schoolbestuur of een personeelslid waarover wordt geklaagd, mag nooit deel uitmaken van de klachtencommissie die de klacht behandelt. Meestal is er sprake van een regionale of landelijke klachtencommissie, maar het kan ook een commissie zijn die alleen voor dat schoolbestuur is ingesteld.
Als de school geen oplossing heeft In een enkel geval kunnen de leer- of gedragsproblemen zodanig zijn dat de school zelf geen goede oplossing meer voorhanden heeft. De school kan dan via het samenwerkingsverband waarbij zij is aangesloten, zoeken naar een passende oplossing. In zo'n situatie kan de school adviseren om een leerling over te plaatsen.
Scholen moeten in hun schoolgids aangeven bij welke commissie (met naam en adresgegevens) u een klacht kunt indienen en hoe de verdere procedure loopt. U hebt het recht de klacht zelf bij de commissie in te dienen zonder tussenkomst van de schoolleiding of het schoolbestuur. Het is niet verboden om direct naar de klachtencommissie te stappen, zonder dat de klacht eerst op school aan de orde is geweest. Als u dat doet, is het wel de bedoeling dat u het schoolbestuur daarover inlicht. Dat is niet alleen netjes, maar ook verstandig omdat u het schoolbestuur zo in staat stelt om uw klacht op te lossen.
Hulp bij het zoeken naar een school Soms is het moeilijk om een school te vinden waar een leerling met zijn of haar handicap, ziekte of stoornis terecht kan. Vraag dan de hulp van een onderwijsconsulent. Deze hulp is gratis. Onderwijsconsulenten werken voor de Adviescommissie Toelating en Begeleiding (ACTB). Als een school een leerling weigert, kan een ouder schriftelijk bezwaar maken. De school moet dan advies vragen aan (of opvragen bij) de ACTB.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
S C H O O L
Waar kunnen ouders en leerlingen terecht met klachten? Als u een klacht hebt over de gang van zaken op school, dan kunt u die het best eerst melden aan de groepsleerkracht of de directeur. Als dat niet helpt, kunt u met het schoolbestuur praten. Bij veel besturen is er een vertrouwenspersoon die u hierbij kan ondersteunen. Veelal zal een klacht toch nog in onderling overleg kunnen worden opgelost. Lukt dit niet,
Bij de behandeling van een klacht kunt u zich door een persoon naar eigen keuze laten bijstaan. Zo kan de vertrouwenspersoon u bijstaan door voorlichting over de procedure of door u te helpen met het formuleren van uw klacht. Voor informatie over hoe u een klacht kunt indienen en over de gang van zaken daarna kunt u tevens bij (het secretariaat van) de klachtencommissie terecht of bij een van 47
D E
V O R D E R I N G E N
O P
de landelijke ouderorganisaties. Bij het bericht van ontvangst van uw klacht door de klachtencommissie krijgt u deze informatie meestal al in de vorm van een reglement van deze commissie en een toelichting daarop. De meeste klachtencommissies hebben een website op het internet. Uw klacht wordt altijd vertrouwelijk behandeld. U krijgt de gelegenheid om uw klacht voor de commissie toe te lichten. U wordt dan ‘gehoord’. Dat is voor ouders soms een (in)spannende zaak. U kunt zich daarbij echter ook laten bijstaan, bijvoorbeeld door de vertrouwenspersoon. De commissie zal na een bepaalde tijd aangeven of uw klacht (on)gegrond is. Binnen welke termijn dat moet gebeuren, staat in het reglement van de commissie. Als de klacht gegrond is, gaat de uitspraak meestal vergezeld van een advies aan het schoolbestuur hoe uw klacht opgelost kan worden en/of een herhaling in de toekomst kan worden voorkomen. Binnen vier weken na de datum van ontvangst van het advies moet het bestuur u melden of het zich kan vinden in de uitspraak en welke maatregelen het gaat nemen. Een uitspraak van een klachtencommissie is een advies aan het schoolbestuur. Dat heeft zijn voordelen en zijn nadelen. De adviesprocedure heeft het voordeel dat u als klager op een betrekkelijk snelle, gemakkelijke en goedkope wijze een uitspraak krijgt waarmee u en de school weer samen verder kunnen. Een nadeel is dat het om een eenmalige uitspraak gaat en dat deze niet wettelijk kan worden afgedwongen. Wilt u wel een bindende uitspraak, dan bent u op de rechter aangewezen.
48
S C H O O L
B I J L A G E N
Als u vragen heeft, kunt u gebruik
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
I
Landelijke organisaties van en voor ouders
E N
Bijzonder onderwijs op algemene grondslag Landelijke Oudervereniging voor Bijzonder Onderwijs op algemene grondslag (LOBO) adres Laan van N.O. Indië 277b 2593 BS Den Haag telefoon 070 - 385 08 66 email
[email protected] internet www.lobo.nl
maken van deze adressenlijst. U kunt
natuurlijk ook contact opnemen met
de school. Daarnaast kunt u voor vra-
Katholiek onderwijs Nederlandse Katholieke Oudervereniging (NKO) adres Postbus 97805 2509 GE Den Haag telefoon 070 - 328 28 82 email
[email protected] internet www.nko.nl
gen terecht bij het landelijk informa-
tie centrum voor ouders via het gratis
telefoonnummer 0800-5010. Ook
Openbaar onderwijs Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO) adres Postbus 60182 1320 AE Almere telefoon 036 - 533 15 00 email
[email protected] internet www.voo.nl
kunt u via de website: www.50tien.nl
per e-mail vragen stellen. Voor alge-
mene vragen over de rijksoverheid
Protestants-christelijk onderwijs Ouders en COO adres Postbus 125 3970 AC Driebergen telefoon 0343 - 51 34 34 email
[email protected] internet www.ouders.net
kunt u terecht bij postbus 51.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
49
B I J L A G E N
II Landelijke organisaties voor leerlingen in het voortgezet onderwijs
A D R E S S E N B E L A N G R I J K E T E L E F O O N N U M M E R S
IVO-scholen Secretariaat vereniging ivo (op het individu gericht voortgezet onderwijs op mavo-niveau) adres Stationsweg 49 6861 EE Oosterbeek telefoon 026 - 339 64 64 email
[email protected] internet www.geldersmozaiek.nl
Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) adres Postbus 17061 1001 JB Amsterdam telefoon 020 - 638 17 92 email
[email protected] internet www.laks.nl
Het LAKS geeft de 'Checklist om een Gouden School te worden' uit. De checklist is beschikbaar via de internetsite van het LAKS, en kan eventueel ook telefonisch of schriftelijk besteld worden. III Adressen en telefoonnummers voor ouders en leerlingen die meer willen weten over:
E N
Jenaplan-scholen NJPV, Nederlandse Jenaplan Vereniging adres Fie Carelsenstraat 5 7207 GN Zutphen telefoon 0575 - 57 02 59 email
[email protected] internet www.jenaplan.nl
Daltonscholen Nederlandse Dalton Vereniging adres Bezuidenhoutseweg 251253 telefoon 2594 AM den Haag 070-331 52 81 email
[email protected] internet www.dalton.nl
Montessori-scholen Nederlandse Montessori Vereniging adres Bezuidenhoutseweg 251253 7594 AM Den Haag telefoon 070-3315282 email
[email protected] internet www.montessori.nl
Gereformeerde scholen Landelijk Verband van Gereformeerde Schoolverenigingen adres Postbus 166 8000 AD Zwolle telefoon 038 - 423 10 40 email
[email protected] internet www.concent.nl
Vrijescholen Ouderinformatiepunt van de Vereniging van Vrijescholen adres Hoofdstraat 14b 3972 LA Driebergen telefoon 0343 - 536060 email
[email protected] internet www.vrijescholen.nl
Reformatorische scholen Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs adres Postbus 5 2980 AA Ridderkerk telefoon 0180 - 442 26 75 email
[email protected] internet www.vgs.nl
Onderwijsvernieuwing algemeen Stichting Netwerk Samenwerkingsverband van organisaties van onderwijsvernieuwing (SOVO) adres Vlintweg 7 7872 RE Valthe telefoon 0591 - 51 43 82 email
[email protected] internet www.vernieuwingsonderwijs.nl
Gymnasia Landelijke Ouderraad Zelfstandige Gymnasia adres Postbus 22808 1100 DH Amsterdam telefoon 020 - 690 08 72 email
[email protected] 50
B I J L A G E N
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
Stichting Kennisnet Stichting Kennisnet is een internetorganisatie van en voor het Nederlandse onderwijs dat er naar streeft het online leren te stimuleren. Via de website: www.kennisnet.nl vindt u informatie voor o.a. leerlingen, docenten en ouders.
IV Adressen en telefoonnummers voor ouders en leerlingen die meer willen weten over onderwijs aan:
Hoogbegaafde kinderen en informatiepunt hoogbegaafden Pharos, Landelijke vereniging van Ouders van hoogbegaafde kinderen adres Postbus 1340 8001 BH Zwolle telefoon 0900 - 899 60 15 (20 eurocent per minuut) ma t/m vrijdag: 09.00-11.30 en 13.00-15.00 ma t/m donderdag: 19.00-21.00 internet www.pharosnl.nl
Kinderen met ontwikkelings-, gedrags- en leerstoornissen Balans, Landelijke vereniging voor kinderen met ontwikkelings-, gedrags- en leerproblemen waaronder A.D.H.D. en dyslexie adres De Kwinkelier 39 3722 AR Bilthoven telefoon 030 - 225 50 50 email
[email protected] internet www.balansdigitaal.nl Hulp en informatienummer: 0900 -202 00 65 (elke werkdag van 09.30-13.00 uur; 25 eurocent per minuut)
Informatiepunt Hoogbegaafden (CPS) adres Postbus 1592 3800 BN Amersfoort telefoon 033 - 453 43 43 033-4534353 email
[email protected] internet www.cps.nl/hoogbegaafdheid Stichting Plato Landelijk informatiecentrum hoogbegaafdheid adres Postbus 177 2290 AD Wateringen telefoon 0174-294710 0174-290914 email
[email protected] internet www.lich.nl
Steunpunt Dyslexie telefoon 030-2255052 email
[email protected] Verstandelijk gehandicapte kinderen Federatie van Ouderverenigingen (FVO) Postbus 85276 adres 3508 AG Utrecht telefoon 030 – 236 37 67 email
[email protected] internet www.fvo.nl
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
E N
Motorisch gehandicapte kinderen BOSK, Vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders adres Churchilllaan 11 Postbus 3359 3502 GJ Utrecht telefoon 030 - 2459090 030-2313872 email
[email protected] internet www.bosk.nl Deze organisatie staat ook open voor ouders van kinderen met spraak- of taalmoeilijkheden.
Koepel Hoogbegaafdheid (de samenwerkende verenigingen Gochem, Hint Nederland, Mensa Nederland, Pharos) adres Postbus 32015 2303 DA Leiden email
[email protected] internet www.koepelhb.nl
51
B I J L A G E N
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
Epilepsie Vereniging Nederland Landelijk Bureau adres Postbus 8105 6710 AC Ede telefoon 0318 - 67 27 72 0318 - 67 27 70 email
[email protected] internet www.epilepsievereniging.nl
E N
Kinderen met Downsyndroom VIM, Vereniging voor een geïntegreerde opvoeding van kinderen met het syndroom van Down adres Oudwijkerlaan 26 3581 TD Utrecht telefoon 06-53449195 (maandag, donderdag en vrijdag 10.00 - 13.00 uur) email
[email protected] internet www.vim-online.nl
Dove kinderen FODOK, Nederlandse Federatie van Organisaties van Ouders en Dove Kinderen adres Postbus 754 3500 AT Utrecht telefoon 030 - 290 03 60 (ook teksttelefoon) 030-2900380 email
[email protected] internet www.fodok.nl
SDS, Stichting Down Syndroom adres Hoogeveenseweg 38 Gebouw U 7943 KA Meppel telefoon 0522 - 28 13 37 email
[email protected] internet www.downsyndroom.nl Nederlandse vereniging voor Autisme (NVA) adres Prof. Bronkhorstlaan 10 3723 MB Bilthoven telefoon 030 - 229 98 00 030 - 266 23 00 (25 eurocent per minuut) (Informatieadvieslijn: maandag, woensdag, donderdag: 10.00-13.00) email
[email protected] internet www.autisme-nva.nl
Slechthorende kinderen en kinderen met spraak-taalmoeilijkheden FOSS, Nederlandse Federatie van Ouders van Slechthorende Kinderen en van kinderen met Spraak-taalmoeilijkheden adres Postbus 14 3990 DA Houten telefoon 030 - 234 06 63 (maandag t/m donderdag 10.00 - 14.00 uur) 030 - 6360689 email
[email protected] internet www.nvvs.nl
Langdurig zieke kinderen/kinderen in ziekenhuizen Chronisch Zieken- en Gehandicaptenraad Postbus 169 adres 3500 AD Utrecht telefoon 030 - 291 66 00 (ma t/m do: 08.30-17.00, vrijdag:08.30-12.30) email
[email protected] internet www.cg-raad.nl
Visueel gehandicapte kinderen FOVIG, Federatie van Organisaties van Ouders van Visueel Gehandicapten adres Postbus 110 5120 AC Rijen telefoon 01610 45 44 22 email
[email protected] internet www.fovig.nl
52
B I J L A G E N
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
Unie voor Christelijk Onderwijs adres Postbus 1492 3800 BL Amersfoort telefoon 033 - 460 60 25 033-4606020 email
[email protected] internet www.uco.nl
Ziezon, landelijk netwerk Ziek zijn en onderwijs secretariaat: Mevrouw H. van Krevel p/a. Marant educatieve diensten adres Postbus 10356501 BA Nijmegen telefoon 024 - 329 76 46 email
[email protected] internet www.ziezon.nl
Dienst Kerkopbouw, Theologie en Opleiding Landelijke Diensten Centrum adres Postbus 8504 3503 RM Utrecht telefoon 030 - 880 18 80 030-8801300 email
[email protected] internet www.pkn.nl
Adviescommissie voor toelating en begeleiding (ACTB)en de onderwijsconsulenten adres Koninginnegracht 25 2514 AB Den Haag telefoon 070 - 312 28 87 internet www.onderwijsconsulenten.nl
Pedagogisch Studiecentrum Humanistisch Vormingsonderwijs (HVO) adres Postbus 85475 3508 AL Utrecht telefoon 030 - 285 68 56 030-2856891 email
[email protected] internet www.hvo.nl
V
Adressen van de Rijksinspecteurs voor het voortgezet onderwijs. De inspecteurs bezoeken gemiddeld eenmaal per jaar alle scholen en hebben als taak om de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen en te bevorderen. Ook stellen deze inspecteurs rapporten op en brengen aan de minister en de Tweede Kamer verslag uit over de staat van onderwijs. Bereikbaarheid Inspectie van het Onderwijs: Voor meer vragen over de inspectie zie: www.onderwijsinspectie.nl Vragen over het onderwijs via postbus 51: 0800-8051 of via:
[email protected]
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
E N
Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) adres Postbus 3031 3003 AA Rotterdam telefoon 010 - 466 69 89 010-4666279 email
[email protected] internet www.spior.nl
VI Vertrouwensinspecteurs voor het voortgezet onderwijs Leerlingen en ouders kunnen contact opnemen met de vertrouwensinspecteur als er sprake is van seksuele intimidatie. Algemeen nummer: 0900-1113111 (10 eurocent per minuut) ( bereikbaar tijdens kantooruren)
VIII Informatie Beheer Groep telefoon 050 - 599 77 55 internet www.ib-groep.nl IX Vragen en klachten van scholieren Scholieren met klachten en vragen over alles wat hun dwarszit op school, kunnen op alle werkdagen van 14.00-17.00 uur gratis terecht bij telefoon 0800-2828280 internet www.pestweb.nl
VII Instellingen die leraren opleiden en begeleiden die godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk onderwijs geven op een openbare school of daarover advies geven. 53
B I J L A G E N
Hier volgen vragen die u bij de keuze van een school kunnen helpen. De vragen zijn per onderwerp bij elkaar gezet. Telkens is ruimte vrijgelaten voor uw eigen vragen of aantekeningen.
L I J S T
M E T
V R A G E N
SCHOOLTYPE • Welke school zoekt u voor uw kind? • Vmbo, havo, vwo? • Om welke vmbo-afdeling gaat het? • Een openbare school of een bijzondere school? • Een kleine of grote school, scholengemeenschap of categoriale school? • Welke kwaliteit biedt de school in vergelijking met andere scholen? • Om welke school gaat het hier? Naam van de school:
• Is er op de school aandacht voor de overstap van de basisschool naar de nieuwe school? • Hoe laat men de leerlingen wennen aan het nieuwe onderwijs? DE VORDERINGEN EN RESULTATEN • Krijgen de leerlingen vaak repetities en toetsen? • Worden er cijfers gegeven of omschrijvingen? • Hoe moet ik die cijfers of omschrijvingen lezen? • Heeft de school een eigen leerlingvolgsysteem? • Hoe werkt zo'n leerlingvolgsysteem? • Hoe vaak krijgen de leerlingen een rapport? • Kunnen leerlingen blijven zitten? • Maakt de school vooraf de regels bekend die ze hanteert bij overgaan of zittenblijven? • Wanneer krijgt de leerling een advies voor de verdere studierichting? • Naar welke schoolsoorten gaan de meeste leerlingen vanuit deze school? • Wat zijn de examenresultaten van de school?
U kunt de lijst gebruiken om na te denken en te praten over de meest geschikte school voor uw kind. Als u vóór het gebruik enkele kopieën maakt van de lijst, kunt u de lijst steeds opnieuw gebruiken. Dan krijgt u een goed zicht op uw persoonlijke indrukken van de verschillende scholen.
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
DE SCHOOLOMGEVING • Is er één schoolgebouw of zijn er meerdere gebouwen? • In wat voor omgeving liggen de lokalen en velden? • Is de school schoon? • Is het een 'veilige' school? • Is er een (bewaakte) fietsenstalling? DE SCHOOLORGANISATIE • Hebt u al een schoolgids? • Hoe hoog is de vrijwillige ouderbijdrage? • Heeft de school een internetsite? • Hoe wordt de onderbouw ingericht? • Welke vakken geeft de school naast de wettelijk verplichte vakken? • Wat wil de school bereiken bij de leerlingen? • Welke mogelijkheden kent de school voor extra (eindexamen)vakken? • Hoe groot zijn de groepen/klassen? • Hoe wordt er lesgegeven? • Is er onderwijs in de eigen taal en cultuur? • Hoe gaat de school om met culturele verschillen (bijvoorbeeld met religieuze feestdagen)?
DE BEGELEIDING VAN LEERLINGEN • Is er extra begeleiding voor achterblijvers? • Zijn er extra mogelijkheden voor zeer goede leerlingen? • Is er huiswerkbegeleiding en hoe gaat dat in zijn werk? • Zijn er klassenleraren en wat doen die?
DE LEERLINGEN IN HET EERSTE JAAR • Hoe worden de leerlingen in het eerste jaar begeleid? • Hoe worden de groepen samengesteld? • Kent de school een brugperiode en hoe lang duurt die, één of twee jaar? 54
B I J L A G E N
L I J S T
M E T
V R A G E N
EXTRA ACTIVITEITEN VOOR DE LEERLINGEN • Zijn er vaak excursies, workshops en werkweken? • Waar gaan de leerlingen met uitstapjes naartoe? • Wat zijn de kosten daarvan? • Wie betaalt die excursies, werkweken en uitstapjes? • Zijn er bijzondere feesten en hoe vaak is dat? • Wat doet de school extra aan sport, culturele en andere activiteiten? • Is er een leerlingenraad? • Hoe staat het met die leerlingenraad? • Is er een schoolkrant? WAT ER GEBEURT VOOR, TIJDENS EN NA DE LESSEN • Hoe zitten de lesroosters in elkaar? • Hoe vroeg en tot hoe laat is er toezicht of opvang? • Hoe is de begeleiding van de leerlingen geregeld bij lesuitval of tussenuren? • Hoe is het overblijven geregeld? • Hoe is de school verzekerd tegen schade die door de kinderen wordt veroorzaakt?
Voortgezet Onderwijs 2007 - 2008
HET SCHOOLKLIMAAT • Wat zijn de schoolregels, is er een schoolreglement? • Hoe gaat de school om met straffen en belonen? • Houdt de school rekening met andere culturele gebruiken (bijv. religieuze feestdagen)? • Wat wordt er gedaan tegen pesten op school? • Hoe zit het met het spijbelen? • Wat doet de school als een leerling niet op school is gekomen? • Hoe staat het met het vandalisme en crimineel gedrag op school? • Is er een vertrouwensman of -vrouw? • Is er een klachtenregeling of klachtencommissie? • Zijn de leerkrachten vaak ziek? • Is er leerling-opvang bij lesuitval? • Wat wordt er op school gedaan aan de geloofs- of levensovertuiging?
HET CONTACT MET DE OUDERS • Gebruikt de school hulp van ouders? • Is er een actieve ouderraad en wat doet die? • Wie zitten er in de medezeggenschapsraad en wat doet die? • Hoe vaak zijn er activiteiten voor ouders en wat houden die in? • Hoe onderhoudt de school het contact met de ouders over de leerling? • Hoe worden ouders over problemen geraadpleegd? • Wanneer neemt de school contact op? • Wordt er rekening gehouden met ouders van niet-Nederlandse afkomst en hoe dan?
55
S C H E M A N E D E R L A N D S
O N D E R W I J S S Y S T E E M
In dit schema kunt u zien hoe het Nederlandse onderwijssysteem er uitziet:
1. De schoolsoorten vwo, havo, vmbo en
Post-initieel hoger Onderwijs
praktijkonderwijs behoren tot het voortgezet onderwijs. 2. Assistentopleiding, basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding en specialistenopleiding behoren tot het mid-
4. Volwassenonderwijs kent vier soorten opleidingen: voortgezet algemeen volwasde taal (NT2), breed maatschappelijk functioneren en sociale redzaamheid. Deze opleidingen worden niet op alle niveaus aangeboden.
2 Ass.Opl 0,5-1 jaar
2 Basisberoepsopleiding 2-3 jaar
senonderwijs (vavo), Nederlands als twee2 Vakopleiding 2-4 jaar
2 Middelkaderopleiding 3-4 jaar
2 Specialisten Opleiding 1-2 jaar
tot het hoger onderwijs. 3 Hoger Beroepsonderwijs (hbo) 4 jaar
3 Wetenschappelijk Onderwijs (wo) 4 jaar
3 Open Universiteit (ou)
delbaar beroepsonderwijs. 3. Hbo, wo en de Open Universiteit behoren
Niveau 4
1 Praktijk Onderwijs 6 jaar
Basisberoepsgerichte leerweg
Gemengde leerweg
Kader beroepsgerichte leerweg
Niveau 5
Theoretische leerweg
1 Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs (havo) 5 jaar
1 Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO) 6 jaar
Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs
Niveau 6
Niveau 3
1 Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) 4 jaar Onderbouw
Niveau 2
Onderbouw
Niveau 1
Volwassen4 Onderwijs
BASISONDERWIJS 8 JAAR
56
Publicatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Productie: directie Communicatie, Sylvia van Rooij / Leo Wijnhoven Ontwerp: TMG Advertising OCW37.051
Uitgave: September 2007 Deze uitgave staat op internet onder: www.minocw.nl/onderwijs/vogids