2011
11 Voordeel uit sparen en beleggen
Tabel ouderentoeslag Bij een wereldinkomen uit werk en woning vóór toepassing persoonsgebonden aftrek (vraag 5) van:
Had u in 2011 bezittingen, zoals spaargeld, aandelen of een tweede woning? Dan is het voordeel uit sparen en beleggen een vast rendement van 4% van uw Nederlandse en niet-Nederlandse bezittingen samen, min uw schulden. Van de schulden mag u alleen het deel aftrekken dat uitkomt boven de drempel (zie Schulden).
meer dan niet meer dan - € 14.062 € 14.062 € 19.562 € 19.562 -
Een vast bedrag van € 20.785 van uw bezittingen min de schulden is vrijgesteld van belasting: het heffingvrije vermogen. Het heffingvrije vermogen kan onder bepaalde voorwaarden worden verhoogd met de toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen en met de ouderentoeslag.
Rendementsgrondslag (vraag 4a) De rendementsgrondslag is de waarde van uw Nederlandse en niet-Nederlandse bezittingen samen, min uw schulden in 2011.
Heffingsvrij vermogen (vraag 4b) Het heffingsvrij vermogen is een vast bedrag van de bezittingen min de schulden dat is vrijgesteld van belasting. Het heffingsvrije vermogen is € 20.785.
Toeslag heffingsvrij vermogen minderjarige kinderen Oefende u op 31 december 2011 als ouder het gezag uit over een minderjarig kind? Dan hebt u recht op een toeslag op uw heffingsvrije vermogen van € 2.779 per minderjarig kind.
Ouderentoeslag U hebt recht op de ouderentoeslag als u aan de volgende voorwaarden voldoet: – U was op 31 december 2011 65 jaar of ouder. – Uw saldogrondslag was niet hoger dan € 275.032. – Uw inkomen uit werk en woning (box 1) vóór aftrek van de persoonsgebonden aftrekposten is niet meer dan € 19.562. Uw saldogrondslag is de waarde van uw vermogen op 1 januari 2011, na aftrek van uw heffingsvrije vermogen en de toeslag heffingsvrij vermogen voor minderjarige kinderen. Bepaal het bedrag van de ouderentoeslag met de volgende tabel.
IB 180 - 1T11FD
Aanvullende toelichting vraag 4a t/m 4d bij Opgaaf wereldinkomen 2011
1
Ouderentoeslag € 27.516 € 13.758 nihil
2011
11
Aanvullende toelichting vraag 4a t/m 4d bij Opgaaf wereldinkomen 2011 Voordeel uit sparen en beleggen
Rekenhulp voordeel uit sparen en beleggen Met de Rekenhulp voordeel uit sparen en beleggen kunt u uw voordeel uit sparen en beleggen berekenen. Waarde bezittingen
Waarde schulden
-
Rendementsgrondslag Heffingsvrij vermogen Toeslag heffingsvrij vermogen minderjarige kinderen
+
-
Grondslag voor de ouderentoeslag
Ouderentoeslag Grondslag sparen en beleggen. Vul 0 in als de uitkomst negatief is x 0,04
Voordeel uit sparen en beleggen
Wat geeft u niet aan?
Had u in 2011 bezittingen in Nederland of in het buitenland? Dan moet u de waarde daarvan aangeven in box 3.
–de eigen woning die uw hoofdverblijf was Hiermee bedoelen we elke woning die onder de eigenwoningregeling valt. – door erfrecht verkregen vruchtgebruik van de woning die in 2011 uw hoofdverblijf was – roerende zaken voor eigen gebruik of voor gebruik binnen het gezin, bijvoorbeeld uw eigen auto of de inboedel van uw woning – het gespaarde bedrag van uw levensloopregeling – vermogen, zoals een pand, dat u beschikbaar stelde aan bepaalde personen die dit gebruikten in hun onderneming Het gaat dan bijvoorbeeld om uw partner of uw minderjarig kind (jonger dan 18 jaar). – aandelen en dergelijke die bij een aanmerkelijk belang hoorden U had een aanmerkelijk belang als u minimaal 5% bezat van de aandelen, opties en winstbewijzen in een bv of nv. – geblokkeerde spaartegoeden die onder een spaarloonregeling vielen van € 17.025 of minder – landgoederen in de zin van de Natuurschoonwet 1928 – bossen – natuurterreinen – belastingvorderingen – voorwerpen van kunst en wetenschap, behalve als u deze vooral als belegging had – vorderingen op basis van een erfenis. Zie Vorderingen op basis van een erfenis.
Wat geeft u aan? – uw bank- en spaartegoeden – uw aandelen, obligaties, winstbewijzen en opties die niet bij een aanmerkelijk belang horen, zoals: – het niet-vrijgestelde deel van uw maatschappelijke beleggingen – het niet-vrijgestelde deel van uw beleggingen in durfkapitaal en cultuurfondsen – uw overige vorderingen, zoals uitgeleend geld, en contant geld – uw tweede woning, bijvoorbeeld een vakantiewoning – uw overige onroerende zaken, bijvoorbeeld een woning die u verhuurde – het niet-vrijgestelde deel van uw kapitaalverzekeringen – uw rechten op periodieke uitkeringen die niet in box 1 worden belast – uw overige bezittingen, zoals: – uw aandeel in het vermogen van een Vereniging van Eigenaren (VvE) – uw aandeel in een onverdeelde boedel.
2
2011
11
Aanvullende toelichting vraag 4a t/m 4d bij Opgaaf wereldinkomen 2011 Voordeel uit sparen en beleggen
Peildatum 1 januari 2011
Aandelen, obligaties en dergelijke
In box 3 geeft u de waarde van uw bezittingen nog maar op 1 peildatum aan, namelijk 1 januari 2011. Tot en met 2010 waren er nog 2 peildatums per jaar: 1 januari en 31 december.
Bij aandelen, obligaties en dergelijke gaat het bijvoorbeeld om: – aandelen, obligaties, winstbewijzen en opties die niet bij een aanmerkelijk belang horen – aandelen in beleggingsfondsen – het niet-vrijgestelde deel van uw maatschappelijke beleggingen – het niet-vrijgestelde deel van uw beleggingen in durfkapitaal en cultuurfondsen Had u aandelen, obligaties, winstbewijzen, opties of aandelen in beleggingsfondsen die genoteerd zijn aan de effectenbeurs Euronext in Amsterdam? Geef dan de slotwaarden aan uit de Officiële Prijscourant die is uitgegeven door Euronext Amsterdam N.V. op de peildatum. Op 1 januari 2011 is dat de slotwaarde over 2010. Zijn de effecten niet genoteerd aan de effectenbeurs? Dan vermeldt u de waarde in het economische verkeer op de peildatum.
Van wie geeft u de bezittingen aan? Fiscale partner Had u heel 2011 een fiscale partner? Vermeld dan op de peildatum 1 januari 2011 de totale waarde van de bezittingen van u, uw fiscale partner, uw kinderen en de kinderen van uw fiscale partner. Het gaat hier om kinderen over wie u of uw fiscale partner het ouderlijk gezag had en die op 1 januari 2011 minderjarig (jonger dan 18 jaar) waren.
Geen fiscale partner Had u heel 2011 geen fiscale partner? Vermeld dan op de peildatum 1 januari 2011 de totale waarde van de bezittingen van u en uw kinderen. Het gaat hier om kinderen over wie u het ouderlijk gezag had en die op 1 januari 2011 minderjarig (jonger dan 18 jaar) waren. Dit geldt ook als u een deel van 2011 een fiscale partner had en er niet voor kiest om het hele jaar elkaars fiscale partners te zijn.
Niet-vrijgesteld deel maatschappelijke beleggingen Als u in 2011 maatschappelijke beleggingen had, krijgt u op de peildatum 1 januari 2011 een vrijstelling tot maximaal € 55.476. Deze vrijstelling geldt voor de totale waarde van uw maatschappelijke beleggingen. De waarde die boven deze vrijstelling uitkomt, geeft u aan. Bent u het hele jaar fiscale partners? Dan is de vrijstelling € 110.952.
Bezittingen van minderjarige kinderen Vermeld de totale waarde van de bezittingen van uw kinderen op 1 januari 2011. Het gaat om kinderen die op 1 januari 2011 minderjarig (jonger dan 18 jaar) waren. Bent u in 2011 gescheiden en niet meer het hele jaar elkaars fiscale partner? Geef dan de helft van de bezittingen van uw kinderen aan. De andere ouder geeft in zijn eigen aangifte de helft van de bezittingen van deze kinderen aan. Had u met iemand anders dan uw fiscale partner het ouderlijk gezag over een kind? Vul dan de helft van de waarde van de bezittingen van dat kind in.
Niet-vrijgesteld deel beleggingen in durfkapitaal en cultuurfondsen Als u in 2011 beleggingen in durfkapitaal en cultuurfondsen had, krijgt u op de peildatum 1 januari 2011 een vrijstelling tot maximaal € 55.476. Deze vrijstelling geldt voor de totale waarde van uw beleggingen in durfkapitaal en cultuurfondsen. De waarde die boven deze vrijstelling uitkomt, geeft u aan. Bent u het hele jaar fiscale partners? Dan is de vrijstelling € 110.952.
Waarde en peildatum
Overige vorderingen en contant geld
U moet meestal uitgaan van de waarde in het economisch verkeer. Maar soms is het moeilijk om de verkoopwaarde van (een deel van) uw bezittingen te bepalen, bijvoorbeeld omdat er geen ‘markt’ voor is. U moet dan de waarde schatten. Voor de waarde van de 2e woning en een verhuurde woning geldt meestal de WOZ-waarde. Vermeld de waarde van de bezittingen die u had op 1 januari 2011.
Het gaat hier om vorderingen die u nergens anders in uw aangifte hebt aangegeven. Bijvoorbeeld geld dat u hebt uitgeleend. Contant geld dat u in huis hebt, geeft u ook aan bij deze vraag. Contant geld is voor een deel vrijgesteld. Zie Vrijstelling contant geld. Bij de vorderingen horen niet: – spaartegoeden, obligaties en dergelijke – (toekomstige) belastingvorderingen en vorderingen premie volksverzekeringen – lopende (rente)termijnen met een looptijd van een jaar of korter
Bank- en spaartegoeden Geef het totaal aan van uw bank- en spaartegoeden op de peildatum 1 januari 2011. Het gaat hier ook om eventuele rekeningen in het buitenland. Vermeld hier dus ook uw spaartegoeden waarvoor de Europese Spaarrenterichtlijn geldt.
Vrijstelling contant geld Had u contant geld, dan hebt u een vrijstelling tot € 503. Geef het bedrag aan dat boven deze vrijstelling uitkomt. Ook het saldo op een chipkaart en de waarde van cadeaubonnen en dergelijke behoren tot contant geld. Had u heel 2011 een fiscale partner? Dan is de vrijstelling voor contant geld € 1.006.
De waarde van de spaartegoeden hangt af van het tijdstip van rentebijschrijving. Wordt uw rente jaarlijks (of vaker) bijgeschreven? Geef dan het totaal van de tegoeden op 1 januari 2011 aan. Geef dus niet de opgebouwde rente aan die op 1 januari 2011 nog niet was bijgeschreven.
3
2011
11
Aanvullende toelichting vraag 4a t/m 4d bij Opgaaf wereldinkomen 2011 Voordeel uit sparen en beleggen
Vorderingen op basis van een erfenis
Waarde woning als overige onroerende zaak
Is een van uw ouders overleden? En waren zij getrouwd? Dan kunnen bij de verdeling van de erfenis alle bezittingen zijn overgegaan op de langstlevende ouder. De langstlevende ouder heeft dan ook de verplichting op zich genomen om alle schulden van de erfenis voor zijn rekening te nemen. Is dit het geval en hebt u bij de verdeling van de erfenis een niet-opeisbare geldvordering op de langstlevende ouder gekregen? Dan hoeft u deze niet aan te geven als vordering. De langstlevende ouder geeft dit bedrag niet aan als schuld in box 3. Andere vorderingen op basis van een erfenis moet u wel als bezittingen aangeven in box 3. Als uw ouders niet getrouwd waren, gelden voor deze vrijstelling extra voorwaarden. Uw ouders moeten dan: – op hetzelfde adres zijn ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) – notarieel voor elkaar een zorgplicht hebben geregeld
Had u een woning in Nederland die u aangeeft als overige onroerende zaak? Vermeld dan de WOZ-waarde met waardepeildatum 1 januari 2010. Die staat op de WOZ-beschikking die u begin 2011 hebt gekregen. Is het een woning in het buitenland? Vermeld dan de waarde in het economisch verkeer in onverhuurde staat op 1 januari 2010.
Verhuurde woning Hebt u de woning geheel of gedeeltelijk verhuurd? Dan moet u de WOZ-waarde aangeven, tenzij de huurder recht heeft op huurbescherming. Dan geeft u voor de verhuurde woning het percentage aan van de WOZ-waarde uit de Tabel Verhuurde Woning.
Let op! Verhuurde u een niet-zelfstandig deel van de woning die uw hoofdverblijf was? En voldoet u aan de voorwaarden van de kamerverhuurvrijstelling? Dan valt het verhuurde deel niet in box 3, maar onder de eigenwoningregeling.
Tweede woning Een tweede woning is bijvoorbeeld een vakantiewoning in Nederland of in het buitenland. Deze hoort bij uw bezittingen in box 3.
Hoe bepaalt u het percentage van de WOZ-waarde? Een tweede woning is niet: – de eigen woning die uw hoofdverblijf was in 2011 Ook niet de ‘tijdelijke’ eigen woning. – een woning die u verhuurde Hier bedoelen we ook de voormalige eigen woning die u in afwachting van de verkoop tijdelijk verhuurde. – een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 dat volledig uw eigendom was Beperkt eigendom en vruchtgebruik van een landgoed geeft u ook aan als bezitting. Vermeld ook de tweede woning en andere gebouwen die daarbij horen en die op het landgoed staan. – een bos of natuurterrein dat volledig uw eigendom was Beperkt eigendom en vruchtgebruik geeft u ook aan.
In de volgende situaties geldt een lager bedrag dan de WOZ-waarde: – De huur was onzakelijk, omdat de huurprijs veel lager of hoger was dan gebruikelijk. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als u als ouder de woning aan uw kind verhuurde. Het percentage waarmee u de WOZ-waarde moet vermenigvuldigen is dan 79%. – U verhuurde een zelfstandige deel van een groter gebouw. Het verhuurde deel kon niet worden verkocht zonder het pand op te splitsen. Het bedrag waarmee u de WOZ-waarde moet verminderen is dan € 20.000. In alle andere gevallen hangt het percentage waarmee u de WOZwaarde moet vermenigvuldigen af van de jaarhuur. Dit is de kale huur op jaarbasis. Verhuurde u de woning een deel van 2011? Vermenigvuldig dan de kale huur van de 1e maand in 2011 dat u de woning verhuurde met 12. De kale huur is het bedrag waarvoor u de woning verhuurt, exclusief vergoedingen voor bijvoorbeeld energie en het gebruik van meubels.
Waarde tweede woning Had u een tweede woning in Nederland? Vermeld dan de WOZ-waarde met waardepeildatum 1 januari 2010. Die staat op de WOZ-beschikking die u begin 2011 van de gemeente hebt gekregen. Had u een tweede woning in het buitenland? Vermeld dan de waarde in het economische verkeer in onbewoonde staat op 1 januari 2010.
Tabel Verhuurde Woning Hebt u de jaarhuur bepaald? Gebruik dan de onderstaande tabel om te bepalen met welk percentage u de WOZ-waarde van de verhuurde woning moet vermenigvuldigen.
Overige onroerende zaken Bij overige onroerende zaken gaat het bijvoorbeeld om: – een woning die u verhuurde – een garage die niet naast de eigen woning ligt, maar een paar straten verder – een los perceel, zoals een weiland Onder overige onroerende zaken valt niet de eigen woning die uw hoofdverblijf was in 2011.
4
Is het percentage jaarhuur van WOZ-waarde meer dan maar niet meer dan
Dan is het percentage van de WOZ-waarde
0% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0%
60% 64% 68% 72% 75% 9% 82% 85%
1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% –
2011
11 Voorbeeld
Aanvullende toelichting vraag 4a t/m 4d bij Opgaaf wereldinkomen 2011 Voordeel uit sparen en beleggen
U vermindert eerst de WOZ-waarde met de waarde van de toekomstige erfpachtcanons door de jaarlijkse erfpachtcanon te vermenigvuldigen met 17: € 300 x 17 = € 5.100. De aangepaste WOZ-waarde is dan € 180.000 - € 5.100 = € 174.900.
U hebt heel 2011 een woning in Nederland. U verhuurde deze woning van 1 januari tot 1 oktober 2011 voor € 750 per maand. Bij deze huurprijs is € 75 per maand voor de stoffering en de meubilering inbegrepen. De woning had op de waardepeildatum 1 januari 2010 een WOZ-waarde van € 246.000.
Vervolgens berekent u de jaarhuur door de huur van de eerste huurmaand in 2011 te vermenigvuldigen met 12. De jaarhuur is € 450 x 12 = € 5.400.
U berekent eerst de jaarhuur door de kale huur van de eerste huurmaand in 2011 te vermenigvuldigen met 12. De kale huur is (€ 750 - € 75 =) € 675. De jaarhuur is dus (€ 675 x 12 =) € 8.100.
Bereken dan hoeveel procent de jaarhuur van de WOZ-waarde met waardepeildatum 1 januari 2010 is: (€ 5.400 : € 174.900) x 100% = 3,09%. Zoek in de eerste 2 kolommen van de tabel het percentage jaarhuur dat voor u geldt. Lees dan in de derde kolom af welk percentage van de WOZ-waarde daarbij hoort. 3,09% ligt tussen 3,0% en 3,5%. Daarbij hoort het percentage van 79. Voor deze verhuurde woning moet u dus 79% van € 174.900 opgeven. U vult in: (79% x € 174.900 =) € 138.171.
Bereken dan hoeveel procent de jaarhuur van de WOZ-waarde met waardepeildatum 1 januari 2010 is: (€ 8.100 : € 246.000) x 100% = 3,29%. Zoek in de eerste 2 kolommen van de tabel het percentage jaarhuur dat voor u geldt. Lees dan in de derde kolom af welk percentage van de WOZ-waarde daarbij hoort. 3,29% ligt tussen 3,0% en 3,5%. Daarbij hoort het percentage van 79. Voor deze verhuurde woning moet u dus (79% x € 246.000 =) € 194.340 opgeven.
Niet-vrijgestelde deel kapitaalverzekeringen Verzekeringen die een kapitaal (een bedrag ineens) uitkeren bij leven of overlijden horen bij uw bezittingen in box 3. Bij de volgende verzekeringen kunt u recht hebben op een vrijstelling: – een kapitaalverzekering die alleen uitkeert bij overlijden – een kapitaalverzekering die u op of voor 14 september 1999 hebt afgesloten
WOZ-waarde deel woning Verhuurde u een niet-zelfstandig deel van uw woning, bijvoorbeeld een kamer? Bereken dan alleen het percentage van de WOZ-waarde voor het verhuurde deel. Heeft de gemeente de WOZ-waarde voor het verhuurde deel niet afzonderlijk vastgesteld? Bereken deze waarde dan zelf, door de vierkante meters van het verhuurde te vergelijken met de totale vierkante meters van de woning. U gebruikt de volgende formule: (WOZ-waarde van de woning x verhuurde vierkante meters) : totaal aantal vierkante meters van de woning. De uitkomst van deze berekening geeft u aan.
Kapitaalverzekering die alleen uitkeert bij overlijden Hebt u een kapitaalverzekering die alleen uitkeert bij overlijden? Bijvoorbeeld een begrafenisverzekering, met een uitkering in geld of in natura? Als het maximum verzekerde kapitaal samen met het vrijgesteld geblokkeerd tegoed voor overlijden niet meer is dan € 6.744 per verzekerde, hoeft u deze verzekering niet aan te geven in box 3. Het gaat om een verzekering die uitkeert bij overlijden van uzelf, uw fiscale partner of een bloed- of aanverwant, zoals uw kinderen, ouders, broers of zussen en hun echtgenoten. Was het verzekerde kapitaal van een polis hoger dan € 6.744? Dan geeft u het hele bedrag aan in box 3. Maar is de totale waarde in het economische verkeer van alle polissen niet hoger dan € 6.744 per persoon? Dan hebt u toch recht op de vrijstelling en hoeft u de verzekering niet aan te geven.
Voorbeeld U verhuurt een kamer met een grootte van 30 vierkante meter. De totale oppervlakte van uw woning is 150 vierkante meter. De WOZwaarde is € 270.000. De WOZ-waarde die u moet aangeven voor het verhuurde deel is (€ 270.000 x 30) : 150 = € 54.000. Bij erfpacht vermindert u de WOZ-waarde met de waarde van de toekomstige erfpachtcanons. Deze waarde is twintig keer de jaarlijkse erfpachtcanon.
Kapitaalverzekering die u op of voor 14 september 1999 hebt afgesloten (geen kapitaalverzekering eigen woning)
Huurbescherming en erfpacht
Hebt u één of meer kapitaalverzekeringen op of voor 14 september 1999 afgesloten? Is na 13 september 1999 het verzekerd kapitaal niet verhoogd en de looptijd van de verzekering niet verlengd? Dan hoeft u niets aan te geven als de gezamenlijke waarde op de peildatum 1 januari 2011 € 123.428 of lager was. Was de waarde hoger? Dan geeft u alleen de waarde boven € 123.428 aan. Had u heel 2011 een fiscale partner? Dan is de vrijstelling voor u samen € 246.856. Is het verzekerde kapitaal of de premie na 13 september 1999 wel verhoogd? Dan mag u de vrijstelling alleen gebruiken als die verhoging plaatsvond op basis van een clausule die op 13 september 1999 al bestond. De vrijstelling vervalt in ieder geval als de looptijd van de verzekering na 13 september 1999 is verlengd.
Verhuurde u een woning waarvan u de grond in erfpacht hebt en de huurder heeft recht op huurbescherming? Verminder dan eerst de WOZ-waarde met de waarde van de toekomstige erfpachtcanons. Bereken vervolgens het percentage waarmee u de aangepaste WOZ-waarde vermenigvuldigt.
Voorbeeld U verhuurt een woning vanaf 1 januari 2011 voor € 450 per maand. De woning had een WOZ-waarde van € 180.000. U betaalt jaarlijks € 300 erfpacht.
5
2011
11 Welke kapitaalverzekeringen geeft u niet aan in box 3?
Aanvullende toelichting vraag 4a t/m 4d bij Opgaaf wereldinkomen 2011 Voordeel uit sparen en beleggen
BelastingTelefoon Buitenland: +31 55 538 53 85.
Bij de overige bezittingen in box 3 horen bijvoorbeeld niet: – door een erfenis gekregen vruchtgebruik van de woning die in 2011 uw hoofdverblijf was – roerende zaken voor eigen gebruik of voor gebruik binnen het gezin, bijvoorbeeld uw eigen auto of de inboedel van uw woning – kunstvoorwerpen: deze zijn over het algemeen vrijgesteld – door een erfenis gekregen rechten op roerende zaken die u zelf gebruikt
Periodieke uitkeringen
Schulden
Sinds 2009 vallen alle rechten op periodieke uitkeringen waarvan de premies aftrekbaar zouden kunnen zijn ook volledig in box 1. Dit geldt bijvoorbeeld voor lijfrenteverzekeringen. Tot 2009 moest u (het deel van) de lijfrente waarvan u de premies niet aftrok, soms aangeven in box 3. Sinds 2009 maakt het niet meer uit of u de premies niet (of niet helemaal) hebt afgetrokken in box 1, bijvoorbeeld als u niet genoeg jaarruimte of reserveringsruimte had. Andere rechten op periodieke uitkeringen die niet in box 1 kunnen vallen, omdat de premies nooit aftrekbaar zijn, geeft u wel aan in box 3. Geef hiervan de waarde in het economische verkeer aan.
Bij schulden gaat het bijvoorbeeld om: – schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie – schulden voor de financiering van aandelen (behalve aandelen die horen bij een aanmerkelijk belang), obligaties of rechten op periodieke uitkeringen – schulden voor de financiering van de tweede woning of andere onroerende zaken – schulden volgens de Wet studiefinanciering – erfbelasting
Berekening waarde periodieke uitkeringen
De schulden geeft u aan naar de waarde in het economische verkeer. Vermeld de schulden op de peildatum 1 januari 2011.
De volgende uitkeringen uit een kapitaalverzekering geeft u niet aan in box 3: – uitkeringen uit een kapitaalverzekering eigen woning – periodieke uitkeringen bij invaliditeit, ziekte of een ongeval
Meer informatie over kapitaalverzekeringen krijgt u bij de
Hoe berekent u de waarde van periodieke uitkeringen die u krijgt en die u in box 3 moet aangeven? Er zijn drie mogelijkheden: – De periodieke uitkering is uitsluitend afhankelijk van een leven. – De periodieke uitkering is niet uitsluitend afhankelijk van een leven,maar vervalt ook na een bepaalde tijd. – De periodieke uitkering is niet afhankelijk van een leven.
Overige bezittingen Bij overige bezittingen horen bijvoorbeeld: – aandeel in het vermogen van een Vereniging van Eigenaren (VvE) Was u lid van een VvE, bijvoorbeeld omdat u een appartement hadin een flatgebouw? Dan betaalde u aan de VvE een bijdrage voor onderhoudskosten, schoonmaakkosten en dergelijke. Door uw lidmaatschap had u ook een aandeel in het vermogen van de VvE. U vermeldt uw aandeel in het vermogen van de VvE op 1 januari 2011. – roerende zaken die u in 2011 verhuurde of als belegging had – rechten die u in 2011 had op roerende zaken, bijvoorbeeld het recht om een auto of caravan van een ander (niet uw werkgever) gratis het hele jaar te gebruiken – trustvermogen of een vergelijkbaar doelvermogen naar buitenlandsrecht (ook als u hier geen inkomsten uit had) – vruchtgebruik of beperkte eigendom van een spaarrekening (zoals de blote eigendom: u was eigenaar, maar u had geen recht op de rente) – vruchtgebruik of beperkte eigendom (zoals de blote eigendom) van een pand, landgoed, bos of natuurterrein Het gaat hier ook om de blote eigendom van een woning waarvan u, door een erfenis, het blote eigendom hebt gekregen maar de woning is voor een ander, de vruchtgebruiker, een eigen woning (zijn hoofdverblijf). Voorbeeld: u erft de blote eigendom van de woning waarin uw langstlevende ouder als vruchtgebruiker woont. – recht op het gebruik van een pand waarvoor u minder dan één keer per jaar een zakelijke vergoeding betaalde U betaalde bijvoorbeeld steeds de huur voor vijf jaar vooruit. 6
De volgende schulden mag u niet meetellen: – (hypotheek)schuld voor uw eigen woning die uw hoofdverblijf was – schulden die niet opeisbaar zijn, omdat u de langstlevende echtgenoot bent – lopende termijnen van schulden met een looptijd korter dan één jaar – ondernemingsschulden – (toekomstige) Nederlandse belastingschulden en schulden premie volksverzekeringen (inclusief heffingsrente en invorderingsrente) Soms geldt voor belastingschulden een uitzondering, zie hierna
Belastingschulden Nederlandse belastingschulden zijn geen schulden. Maar als u aan onderstaande voorwaarden voldoet, mag u uw bezittingen op 1 januari 2011 verminderen met uw belastingschuld. De voorwaarden zijn: – U hebt voor 1 oktober 2010 een voorlopige aanslag aangevraagd om in 2010 uw belastingschuld te betalen. – Wij hebben de voorlopige aanslag niet of zo laat opgelegd dat u deze niet voor 31 december 2010 kon betalen. U mag dan het bedrag van de belastingschuld aftrekken van de waarde van de bezittingen die u invult op 1 januari 2011. Het bedrag dat u aftrekt als belastingschuld mag niet hoger zijn dan het bedrag dat u volgens de voorlopige aanslag moet betalen. U moet dit bedrag wel binnen de betalingstermijn van de voorlopige aanslag betalen.
Let op! Erfbelasting mag u wel als schuld in box 3 vermelden.
Drempel Van het totaal van de schulden mag u alleen het deel aftrekken dat hoger is dan de drempel van € 2.900.