Appellante – Facet B.V.
DomJur 2012-808
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch Zaaknummer: HD 200.080.790 Datum: 24 januari 2012
arrest van de vierde kamer van 24 januari 2012 in de zaak van [appellante], wonende te [woonplaats], België, appellant, advocaat: mr. D.J.R.M. Braakenburg, tegen: [geïntimeerde sub 1.], wonende te [woonplaats], en FACET EUROPE B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] geïntimeerden, advocaat: mr. B Severs, op het bij exploot van dagvaarding van 9 november 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Breda gewezen vonnis in kort geding van 13 oktober 2010 tussen appellant [appellante] - als gedaagde sub 1 en [zoon van appellante] als gedaagde sub 2 en geïntimeerden - [geintimeerde sub 1.] en Facet - als eisers.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 223425/ KG ZA 10-483) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis in kort geding.
2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellante] acht grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, tot opnieuw rechtdoende afwijzing van alle vorderingen van [geintimeerde sub 1.] en Facet, met veroordeling van [geintimeerde sub 1.] en Facet in de kosten van beide instanties, alles uitvoerbaar bij voorraad. 2.2. Bij memorie van antwoord hebben [geintimeerde sub 1.] en Facet een productie overgelegd en de grieven bestreden. 2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling 4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende. 4.1.1. [appellante], de moeder van [zoon van appellante], is blijkens registratie, te kennen uit 1
een Whois Record d.d. 20 augustus 2010, sinds 13 april 2008 de houdster van de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk. Deze domeinnaam geeft toegang tot een website, waarop waarschijnlijk sinds 8 mei 2010 een foto van [geintimeerde sub 1.] stond en een hyperlink naar een artikel over een fraude zaak. Verder stonden op de homepage de teksten “VAT FRAUDE”, “Companies that are in the picture are NOT guilty untill proven”en “PLEASE BE AWARE THAT THOSE COMPANIES ARE DANGEROUS”. 4.1.2. Vanaf ondermeer de adressen [voornaam zoon van appellante]@[zoon van appellante].com, [zoon van appellante]@hotmail.com, [voornaam zoon van appellante] @icbtrading.com en [voornaam geintimeerde sub 1.]@[voornaam geintimeerde sub 1.][geintimeerde sub 1.].co.uk stuurde [zoon van appellante], die voor Facet heeft gewerkt, in ieder geval sinds 2008 e-mailberichten naar diverse personeelsleden van Facet en naar [geintimeerde sub 1.], de directeur van Facet, over een bedrag dat hij nog tegoed zou hebben van Facet of [geintimeerde sub 1.] en over betrokkenheid van [geintimeerde sub 1.] bij dubieuze zaken. 4.1.3. Bij brief van 20 augustus 2010 is [appellante] gesommeerd om binnen 48 uur de domeinnaam http://www.[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk kosteloos aan [geintimeerde sub 1.] over te dragen en om de onrechtmatige informatie van de desbetreffende website te verwijderen. Tevens is aangezegd dat [appellante] aansprakelijk zal worden gesteld voor de inbreukmakende domeinnaam en de onrechtmatige uitingen op de website, indien zij aan het voorgaande geen gehoor geeft. 4.1.4. De registratiekosten van de Engelse website zijn met de creditcard van [appellante], die zij aan [zoon van appellante] voor geldopnamen ter beschikking had gesteld, door [zoon van appellante] betaald. 4.2.1. Bij exploot van 24 augustus 2010 hebben [geintimeerde sub 1.] en Facet [zoon van appellante] en [appellante] gedagvaard in kort geding. 4.2.2. Op 26 augustus 2010 is bij exploot van betekening overeenkomstig de Europese Verordening (EG) Nr. 1393/2007, aan [appellante] de dagvaarding in kort geding betekend. 4.2.3. Op 23 september 2010 heeft betekening aan [appellante] overeenkomstig de Europese verordening (EG) Nr. 1393/2007 van de akte houdende wijziging van eis en houdende inbreng producties plaatsgevonden. 4.2.4. [geintimeerde sub 1.] en Facet hebben in eerste aanleg na wijziging van eis, kort gezegd, gevorderd: I) [zoon van appellante] en [appellante] te veroordelen om onmiddellijk na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden iedere onrechtmatige uiting over en omtrent eisers, welke in het bijzonder is vermeld op de website http://[voornaam geintimeerde sub 1.][geintimeerde sub 1.].co.uk/, die op enigerlei wijze schade berokkent of kan berokkenen aan eisers, op straffe van een dwangsom, ad € 5.000,00 per overtreding; II) [zoon van appellante] en [appellante] te veroordelen tot betaling van een voorschot op immateriële schadevergoeding, ad € 2.000,00; III) [zoon van appellante] en [appellante] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten; IV) [zoon van appellante] en [appellante] te veroordelen onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden iedere handeling teneinde het wederrechtelijk afhandig maken van gelden, elke andere vorm van afpersing en bedreiging jegens [geintimeerde sub 1.] en Facet, op straffe van een dwangsom ad € 5.000,00; V) [zoon van appellante] en [appellante] te veroordelen om onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden iedere handeling teneinde het zich valselijk voordoen als [geintimeerde sub 1.], inhoudende maar niet beperkt tot het gebruik van het emailadres [voornaam geintimeerde sub 1.]@[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk en de domeinnaam http://[voornaam geintimeerde sub 1.][geintimeerde sub 1.].co.uk/; VI) [zoon van appellante] en [appellante] te veroordelen om onmiddellijk na betekening van 2
het in deze te wijzen vonnis bij de domeinnaamhouder van de domeinnaam http://[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk/ een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden van deze domeinnaam en de onderliggende website, met afschrift van dat verzoek aan [geintimeerde sub 1.] en Facet, op straffe van een dwangsom ad € 5.000,00 per dag. 4.2.5. Aan hun vordering tegen [zoon van appellante] hebben [geintimeerde sub 1.] en Facet ten grondslag gelegd dat [zoon van appellante] sinds de beëindiging van zijn handelsbetrekkingen met Facet betaling van USD 200.000,00 vordert zonder duidelijke rechtsgrond en in dat kader afpersende e-mails stuurt, onder meer vanaf het e-mailadres [voornaam geintimeerde sub 1.]@[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk en op de website met het adres http://[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk [geintimeerde sub 1.] en Facet ten onrechte met fraude in verband brengt. Voorts stellen zij dat [zoon van appellante] de naam van [geintimeerde sub 1.] zonder diens toestemming gebruikt. Ten aanzien van [appellante] stellen [geintimeerde sub 1.] en Facet dat [appellante] de onrechtmatige uitlatingen, bedreigingen en afpersingen van [zoon van appellante] als domeinnaamhoudster en het handelen onder de valse hoedanigheid van [geintimeerde sub 1.] faciliteert en zowel [geintimeerde sub 1.] als Facet hiermee in hun reputatie worden aangetast. 4.2.6. In zijn vonnis van 13 oktober 2010 heeft de voorzieningenrechter [geintimeerde sub 1.] en Facet niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen jegens [zoon van appellante], daar [zoon van appellante], omdat een exploot van betekening aan [zoon van appellante] ontbreekt, niet rechtsgeldig was opgeroepen. Voorts heeft hij geoordeeld dat de kern van het geschil het gebruik van de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk en het e-mailadres [voornaam geintimeerde sub 1.]@[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk door [appellante] betreft. De voorzieningenrechter overweegt dat niet in geschil is dat [appellante] haar domeinnaam en het bijbehorende e-mailadres [voornaam geintimeerde sub 1.] @[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk volledig ter beschikking stelt van haar zoon [zoon van appellante]. Nu [zoon van appellante] de domeinnaam met de achterliggende website en het e-mailadres feitelijk voor verdachtmakingen tegen [geintimeerde sub 1.] en/of Facet gebruikt en diverse e-mails ronduit beledigend zijn voor [geintimeerde sub 1.], is de instemming van [appellante] met dit gebruik van de website en het e-mailadres door haar zoon, zo heeft de voorzieningenrechter geoordeeld, onzorgvuldig en onrechtmatig. Tevens maakt [appellante], daar zij niet heeft gesteld dat zij of [zoon van appellante] enig redelijk belang hebben bij het gebruik van de naam van [geintimeerde sub 1.] als domeinnaam en /of e-mailadres, anders dan als verwijzing naar de website van haar en [zoon van appellante] met hun verdachtmakingen omtrent [geintimeerde sub 1.] en/of Facet, zich, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, schuldig aan domeinnaamkaping. 4.2.7. De voorzieningenrechter heeft [appellante], kort gezegd, 1) veroordeeld om binnen vier dagen na betekening van vonnis bij het centraal registratiebureau voor .uk domeinnamen in het Verenigd Koninkrijk een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden van de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk met gelijktijdig afschrift van dit verzoek aan de advocaat van eisers, op straffe van verbeurte aan beide eisers gezamenlijk van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [appellante] niet volledig voldoet aan deze veroordeling, zulks tot een maximum van € 15.000,00; 2) verboden vanaf de betekening van het vonnis om de website met adres http://[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk en het e-mailadres [voornaam geintimeerde sub 1.]@[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk te gebruiken voor het uiten van verdachtmakingen tegen één van eisers of tegen beide eisers en/of voor het uiten van beledigingen jegens [geintimeerde sub 1.], op straffe van verbeurte aan beide eisers gezamenlijk van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [appellante] niet volledig voldoet aan dit verbod, zulks tot een maximum van € 15.000,00; 3) veroordeeld om aan [geintimeerde sub 1.] te betalen een bedrag van € 2.000,00 als voorschot op de aanspraak van smartengeld; 4) veroordeeld in de proceskosten, en het meer of anders gevorderde afgewezen
3
4.3.1. Het hof stelt voorop dat gezien verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007, Publicatieblad van de Europese Unie, L 199/40 (Rome II) Nederlands recht van toepassing is op beweerde onrechtmatige gebeurtenissen die zich na 11 januari 2009 hebben voorgedaan. Immers, volgens artikel 4 lid 1 van de verordening is, ingeval van een vordering op grond van onrechtmatige daad, het recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing, terwijl op grond van artikel 2 onder schade tevens dient te worden verstaan ieder gevolg dat voortvloeit uit onrechtmatige daad. Volgens artikel 15 bepaalt het recht van dat land vervolgens: “a) de grond en de omvang van de aansprakelijkheid, waaronder begrepen het vaststellen wie voor een handeling aansprakelijk gesteld kan worden; (…) c) het bestaan, de aard en de begroting van de schade of het gevorderde; d) de maatregelen die de rechter, binnen de grenzen van zijn procesrechtelijke bevoegdheid, kan treffen om letsel of schade te voorkomen, te beperken of te laten vergoeden; (…)” 4.3.2. Nu de vordering in kort geding van [geintimeerde sub 1.] en Facet een vordering op grond van onrechtmatige daad jegens [appellante] betreft en de gevolgen van de beweerde onrechtmatige daad zich voordoen in Nederland, [geintimeerde sub 1.] woont immers in Nederland en Facet is gevestigd in Nederland, is gezien het voorgaande Nederlands recht van toepassing. 4.3.3. Ten aanzien van beweerde onrechtmatige gebeurtenissen die zich voor die datum hebben voorgedaan geldt dat Nederlands recht van toepassing is op grond van artikel 3 lid 2 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad. 4.3.4. Het hof onderzoekt ambtshalve of sprake is van het voor handhaving van een voorziening bij voorraad in een kort geding vereiste spoedeisend belang. Voorop wordt gesteld dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is (vgl. o.a. HR 30-6-2000, NJ 2001, 389; HR 29-11-2002, NJ 2003, 78). 4.3.5. Dienaangaande overweegt het hof dat voor [geintimeerde sub 1.] en Facet ook thans nog een voldoende spoedeisend belang aanwezig is bij de door de rechtbank getroffen voorzieningen 1 en 2. Het belang van [geintimeerde sub 1.] en Facet bij het achterwege blijven van verdachtmakingen en/of beledigingen is ook ten tijde van de uitspraak in hoger beroep evident terwijl [appellante] heeft aangegeven geen belang bij het gebruik van de domeinnaam noch het bijbehorende e-mail adres te hebben. 4.3.6. In hoger beroep stelt [appellante] zich met de grieven I, II en III op het standpunt: dat zij de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.][geintimeerde sub 1.].co.uk niet heeft gemaakt en niet heeft gebruikt en dat hetzelfde geldt voor de website en het e-mail adres met dezelfde naam; dat zij niet bekend was met het (onrechtmatig) gebruik van een website en een domeinnaam en het (onrechtmatig) gebruik haar daarom niet valt toe te rekenen; dat zij de domeinnaam en website noch het e-mail adres aan [zoon van appellante] ter beschikking heeft gesteld; voorts betwist zij houdster van de domeinnaam en het e-mailadres te zijn. 4.3.7. Dienaangaande overweegt het hof dat het standpunt van [appellante] dat zij geen (rechtmatig) houdster van de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk is, niet op gaat. [geintimeerde sub 1.] en Facet hebben gesteld dat de website en de domeinnaam zijn geregistreerd op naam van [appellante]. Zij hebben ter onderbouwing van deze stelling als productie 3 bij de dagvaarding d.d. 24 augustus 2010 het Whois Record d.d. 20 augustus 2010 in het geding gebracht volgens welk record [appellante] sinds 13 april 2008 als houdster van de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk staat geregistreerd. [appellante] heeft dit record niet betwist noch andere gegevens aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij ondanks de gebleken registratie niet de houdster van de domeinnaam is. [geintimeerde sub 1.] en Facet hebben aldus voorshands voldoende aangetoond dat de [appellante] houdster is van de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk is. 4.3.8. Ten aanzien van het overige met de grieven I, II, en III aangaande de domeinnaam en 4
website gestelde geldt dat, alhoewel niet is komen vast te staan dat zij deze zelf heeft gemaakt of gebruikt, voorshands voldoende is komen vast te staan dat [appellante], zoals zij ook zelf stelt, in ieder geval met de dagvaarding van 24 augustus 2010 op de hoogte is geraakt van het bestaan van deze op haar naam staande domeinnaam en het gebruik van de website door haar zoon [zoon van appellante] voor verdachtmakingen van [geintimeerde sub 1.] en/of Facet. [geintimeerde sub 1.] en Facet hebben aangevoerd dat [appellante] al per aangetekend schrijven van 20 augustus 2010 op de hoogte is gesteld van voornoemd gebruik en misbruik van de domeinnaam. Het hof acht bedoelde brief van 20 augustus 2010 niet relevant nu het bewijs dat de brief aangetekend is verzonden op 27 augustus 2010 is gedateerd. Nu [appellante] met de dagvaarding van 24 augustus 2010 over genoemde concrete kennis beschikt, de domeinnaam, [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk, op haar naam is kunnen komen te staan, omdat zij haar creditcard aan [zoon van appellante] ter beschikking heeft gesteld en zij - daar de domeinnaam op haar naam staat - (als enige) de mogelijkheid heeft het bestaan daarvan te doen beëindigen, rust op haar de zorgplicht om een einde te maken aan het bestaan van de domeinnaam en het gebruik van de website voor verdachtmakingen tegen [geintimeerde sub 1.] en/of Facet. 4.3.9. Voor wat betreft het ten aanzien van de domeinnaam en bijbehorende website gestelde falen de grieven I, II en III. 4.3.10.Ten aanzien van het e-mailadres [voornaam geintimeerde sub 1.]@[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk geldt dat [geintimeerde sub 1.] en Facet, in het licht van de betwisting door [appellante], onvoldoende hebben aangetoond dat het emailadres door toedoen van [appellante] is geregistreerd en dat zij in staat is het bestaan daarvan te beëindigen. Bij de stukken bevindt zich geen bewijs daarvan, noch enige toelichting hoe dit e-mailadres tot stand is gekomen, terwijl het hof het ook voor mogelijk houdt dat dit e-mailadres zal ophouden te bestaan als de gelijknamige website wordt verwijderd. 4.3.11. In zoverre slagen de grieven I, II en III. Voor het overige behoeven zij geen behandeling meer, nu geen oordeel over de zorgplicht van [appellante] ten aanzien van het gebruik van het e-mailadres kan worden gegeven wanneer niet is komen vast te staan dat dit door toedoen van [appellante] is geregistreerd noch dat zij in staat is het bestaan daarvan te beëindigen. 4.3.12. Met grief IV stelt [appellante] zich voorts op het standpunt dat omdat zij de domeinnaam niet heeft gemaakt noch heeft gebruikt zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan domeinnaamkaping. 4.3.13. Wat er ook zij van de kwalificatie domeinnaamkaping, het met grief IV betoogde kan niet tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank leiden. Daar [appellante] heeft aangegeven geen belang te hebben bij de domeinnaam noch de website, haar zorgplicht meebrengt dat zij een einde maakt aan het bestaan van de domeinnaam en het gebruik van de website voor verdachtmakingen jegens [geintimeerde sub 1.] en /of Facet en zij met verwijdering van de website akkoord is, terwijl [geintimeerde sub 1.] en Facet een evident belang hebben bij het achterwege blijven van de verdachtmakende uitlatingen, zal het hof de door de voorzieningenrechter getroffen voorziening waarbij [appellante] is veroordeeld om bij het centraal registratiebureau voor .uk domeinnamen in het Verenigd Koninkrijk een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden van de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk met gelijktijdig afschrift van dit verzoek aan de advocaat van [geintimeerde sub 1.] en Facet in stand laten. 4.3.14. Met grief V en VII betwist [appellante] het bestaan van immateriële schade aan de zijde van Facet en/of [geintimeerde sub 1.], tevens betwist zij de hoogte van het in eerste aanleg toegekende bedrag ad € 2.000,00 en stelt zij niet aansprakelijk te zijn. Zij stelt dat de voorzieningenrechter haar ten onrechte heeft veroordeeld tot het betalen van een voorschot wegens smartengeld ad € 2.000,00. 4.3.15. Het hof oordeelt dat deze grieven inhoudelijk geen behandeling behoeven. 5
Ten aanzien van de voorziening tot betaling van een bedrag van € 2.000,00 als voorschot op de aanspraak op smartengeld geldt dat voor een voorziening tot betaling van een geldsom in kort geding terughoudendheid op zijn plaats is. In kort geding is een dergelijke vordering slechts toewijsbaar als het bestaan en de omvang van de vordering in voldoende mate aannemelijk zijn, terwijl uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat. [geintimeerde sub 1.] en Facet hebben naar het oordeel van het hof voorshands weliswaar in voldoende mate aangetoond in hun eer en goede naam te zijn aangetast nu de uitlatingen ongeacht het waarheidsgehalte daarvan nodeloos verdacht makend en/of beledigend zijn, maar niet is in te zien waarom eisers ten aanzien van het gevorderde smartengeld een bodemprocedure niet zouden kunnen afwachten. Niet is aangetoond dat het uitblijven van de gevraagde voorziening voor hen ingrijpende gevolgen kan hebben. Dit betekent dat reeds hierom deze vordering moet worden afgewezen. 4.3.16. Met de grieven VI en VIII stelt [appellante] zich op het standpunt ten onrechte in de proceskosten te zijn veroordeeld daar zij niet eerst buiten rechte in de gelegenheid is gesteld om het gebruik van de domeinnaam en website/ e-mail adres door [zoon van appellante] te doen staken. Daar zij ook buiten rechte haar medewerking aan het doen staken van bedoeld gebruik zou hebben verleend zouden de kosten van de procedure onnodig gemaakt zijn. 4.3.17. Het hof acht het niet aannemelijk dat buiten rechte een einde aan de verdachtmakingen op de bij haar domeinnaam behorende website zou zijn gekomen. [appellante] heeft zich niet onvoorwaardelijk tot verwijdering van de website bereid verklaard. [geintimeerde sub 1.] en Facet hebben gesteld, hetgeen door [appellante] niet is betwist, dat ook na de datum van de dagvaarding (24 augustus 2010), nog verdachtmakingen hebben plaatsgevonden. Het is het hof niet gebleken dat daar al een einde aan is gekomen. De grieven VI en VIII falen derhalve.
5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor zover het betreft de voorziening waarbij de rechtbank [appellante] heeft veroordeeld om binnen vier werkdagen na betekening van het vonnis bij het centraal registratiebureau voor .uk domeinnamen in het Verenigd Koninkrijk een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden van de domeinnaam [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk met gelijktijdig afschrift van dit verzoek aan de advocaat van eisers, op straffe van verbeurte aan beide eisers gezamenlijk van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [appellante] niet volledig voldoet aan deze veroordeling, zulks tot een maximum van € 15.000,00; bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de voorziening betreft waarbij het [appellante] is verboden onmiddellijk vanaf de betekening van het vonnis de website met adres http://[voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk te gebruiken voor het uiten van verdachtmakingen tegen één van eisers of tegen beide eisers en/of het uiten van beledigingen jegens [geintimeerde sub 1.], op straffe van verbeurte aan beide eisers gezamenlijk van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [appellante] niet volledig voldoet aan dit verbod, zulks tot een maximum van € 15.000,00; bekrachtigt het vonnis voor zover [appellante] daarbij in de proceskosten is veroordeeld; vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het [appellante] is verboden het e-mailadres [voornaam geintimeerde sub 1.]@ [voornaam geintimeerde sub 1.]-[geintimeerde sub 1.].co.uk te gebruiken voor uiten van verdachtmakingen tegen één van eisers of tegen beide eisers en/of voor het uiten van beledigingen jegens [geintimeerde sub 1.], op straffe van verbeurte aan beide eisers gezamenlijk van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [appellante] niet volledig voldoet aan dit verbod, zulks tot een maximum van € 15.000,00; 6
vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover [appellante] is veroordeeld om aan [geintimeerde sub 1.] te betalen een bedrag van € 2.000,00 als voorschot op de aanspraak van smartengeld; en in zoverre opnieuw rechtdoende: wijst de vorderingen ten aanzien van het gebruik van het genoemde e-mailadres en tot het betalen van een voorschot op het smartengeld alsnog af; veroordeelt [appellante] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van [geintimeerde sub 1.] en Facet tot aan deze uitspraak begroot op € 649,00 aan verschotten en € 894,00 aan salaris advocaat; verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, P.M.A. de Groot-van Dijken en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 januari 2012. Met bronvermelding is overname toegestaan. Aansprakelijkheid wordt niet aanvaard.
7