Vlaamse Zweethonden Groep vzw

1

Vlaamse Zweethonden Groep vzw Aansluitingsnummer A 141012

Vlaamse Zweethonden Groep vzw VZG vzw Registratienummer bij de K.K.U.S.H: A 14 10 12

Officieel reglement van de multiraciale proeven bij het nazoeken van gewond grof wild Geschiktheidstest De natuurlijke gang Het Certificaat van Beheersing Inhoudstabel Hoofdstuk 1: De geschiktheidstest Hoofdstuk 2: De natuurlijke gang Hoofdstuk 3: Het Beheersingscertificaat Hoofdstuk 1: De geschiktheidstest 0/ Algemeenheden De geschiktheidstest van de VZG is opgebouwd uit verschillende oefeningen die tot doel hebben de geschiktheid te staven van de werkaanleg en het evenwichtige gedrag van de jonge zweethond. Om een CAC of CACIT te bekomen moeten minimum 6 honden geëvalueerd worden met een maximum van 8 honden tenzij minstens de juryploegen evenredig vermeerderd worden.

Vlaamse Zweethonden Groep vzw Testeltsebaan 27 2230 Herselt KBC IBAN BE 47 4176 0851 11 80 BIC KREDBEBB Staatsbladidentificatienummer: 11377/96

2

De minimum leeftijd van de deelnemende hond moet minstens 12 maanden bedragen op de dag van de testafname. Loopse teven worden afzonderlijk gehouden van de rest en nemen niet deel aan de volgordetrekking. Ze zullen automatisch als laatste geëxamineerd worden. De geschikheidstest wordt niet afgenomen bij sneeuw. De toelating tot de geschikheidstest is onderworpen aan een sociale test, georganiseerd door de K.K.U.S.H. De 3 volgende domeinen zullen geëvalueerd worden : A. Het werk aan de lange lijn B. Het zoekwerk C. Het gedrag

1. Het werk aan de lange lijn (oefening A) Deze oefening bevat de beheersing van de geschiktheidstest. De capaciteit om een spoor te volgen wordt geëvalueerd op een kunstmatig spoor van minimaal 1000m dat uitgezet werd door middel van pootafdrukken. De minimum afstand tussen 2 sporen bedraagt minimaal 200m. Enkel de hoeven van everzwijnen (min. 40 kg leeg), van edelhert of van damhert worden aangewend bij het uitzetten van het spoor. Beide poten dienen van hetzelfde dier afkomstig te zijn. De gebruikte hoeven mogen maximaal 3 dagen oud zijn tenzij ze ingevroren werden. In het geval de hoeven ingevroren werden, werden ze maximum 12 uur na de dood van het dier ingevroren en mogen ze niet ouder zijn dan 1 jaar. Om het spoor uit te zetten dienen de hoeven minimaal 48 uur op voorhand uit de diepvriezer te zijn verwijderd. De hoeven dienen volledig ontdooid te zijn d.m.v. de omgevingstemperatuur. Op de dag van de proefafname met het spoor minimum 20 uur oud zijn en minimaal 3 hoekslagen te bevatten van 90 graden, uitgezet op een afgeronde manier. Drie hervattingen worden op het parcours uitgezet door middel van krabsporen van de hoeven. Deze hervattingsporen hebben een diameter van zo’n 30 centimeter en bevatten haren, been, huid, pezen en/of bloed dat afkomstig is van de gebruikte poten. Deze hervattingen worden aangebracht tussen de eerste en de tweede hoekslag, tussen de tweede en de derde hoekslag en de laatste hervatting wordt aangebracht tussen de derde hoekslag en het einde van het spoor. Het begin van het spoor wordt aangebracht door een fictief aanschot. Op deze aanschotplaats zal de aanbrenger van het spoor beginnen met het gebruik van de


3

poten en enkele aanwijzingen, afkomstig van de gebruikte poten/hoeven, op deze plaatst aanbrengen. Het zoeken van de aanschotplaats wordt geëvalueerd als onderliggende proef bij het zoekwerk. De aanschotplaats en de hervattingen dienen door de begeleider van de hond aangeduid te worden aan de jury. Op het einde van het spoor plaatsen de organisatoren de poten/hoeven, de kop of het vel van het dier waarvan de poten gebruikt werden voor het uitwerken van het spoor. Wanneer de hond-drijver valt en in gebreke blijft (van het spoor), zal de Juryvoorzitter de begeleider terug op het spoor plaatsen. Bij een derde terugplaatsing op het spoor wordt de hond uitgesloten. Zelfcorrectie van de hond waarbij hij terug van richting/spoor verandert, zal worden gewaardeerd door de jury (tenzij de uitval van het spoor meer dan 50 meter bedraagt). Indien de hond onmiddellijk het spoor volgt zonder de aanschotplaats te markeren, zal de jury niet ingrijpen. De begeleider kan wel vragen aan de jury om hem naar de aanschotplaats te begeleiden. Deze plaatsing wordt niet aanzien als een terugplaatsing op het spoor, maar er wordt wel rekening mee gehouden bij de evaluatie. Het is toegestaan en aanbevolen aan de begeleider om - na melding aan de jury voor te gaan, achter te blijven, markeerpunten te plaatsen of de hond neer te zetten. Afhankelijk van de beoordeling van de jury, zou het zoekwerk niet meer dan een uur mogen bedragen. Na anderhalf uur wordt de proef automatisch beëindigd.

2. Het zoekwerk (oefening B) Het zoekwerk van de zweethond omvat het vinden van aanwijzingen die het gewonde dier heeft achtergelaten op de afschotplaats of op de vluchtweg (de hervattingen). In het kader van de afname van de geschiktheidstest wordt het zoekwerk als volgt gerealiseerd. De begeleider en zijn hond worden naar een fictieve schotcontrole begeleid. Enkel de plaats waar de schutter zich bevond wordt gemarkeerd. De richting van de vlucht wordt gemarkeerd door een hoek van 90°. In opdracht van de begeleider dient de aan de lange lijn aangelijnde - hond de plaats van het aanschot terug te vinden door het geurspoor te volgen. De begeleider meldt de plaats van aanschot aan de jury. Om te vermijden dat de hond het spoor van de uitzetters van het spoor volgt, gebruiken deze een omweg om de plaats van aanschot uit te zetten. De aanschotplaats wordt op ongeveer 30 meter van de positie van de schutter uitgezet.Om de oefening goed te kunnen evalueren zal de organisator ervoor zorgen dat de aanschotplaats uitgezet werd in een open ruimte.


4

3. Het gedrag (Oefening C) In de loop van zijn loopbaan zal de zweethond met verschillende gedragingen geconfronteerd worden, zowel van gewond grof wild als van mensen, andere honden en het afvuren van schoten in het kader van de jachtuitoefening. Het doel van deze oefening is het beoordelen van een evenwichtig gedrag bij de werkhond. De beoordeling/kwotering van deze derde oefening gebeurt door het gemiddelde te nemen van de volgende drie proeven : 3.1 De schotvastheid Bij deze proef dient de zweethond aan te tonen dat hij geen schoten vreest van vuurwapens. Om deze proef te realiseren, wordt een geweerschot gelost op zo’n 50 meter afstand van hond en begeleider, waarbij de hond naast zijn begeleider zit (al dan niet aangelijnd, naar keuze van de begeleider). De hond dient een neutraal gedrag te vertonen bij het weerklinken van het schot. Eventuele nieuwsgierigheid wordt niet negatief geëvalueerd; wel een duidelijk merkbare paniek of schrik. Het mogelijk deze test per paar af te nemen door de drie juryleden, vereist voor het afnemen vna de geschiktheidstest. De honden dienen evenwel minimum 50 meter van elkaar verwijderd te zijn. De onderproef is uitsluitend. 3.2 Het gedrag ten opzichte van wild De evaluatie van het gedrag van de zweethond ten aanzien van grof wild kan onafhankelijk van de spoorproef georganiseerd worden door installatie van een Pendelsau (een everzwijn, opgehangen aan een portiek). Deze wordt in beweging gebracht door een derde - verdekt opgestelde - persoon door middel van een lange koord. De hond wordt tot bij de Pendelsau geleid d.m.v. een circa 200m lang spoor dat aangelegd werd met het dier dat werd opgehangen aan het portiek. De hond wordt door zijn begeleider losgemaakt van de lange lang op ongeveer 50m afstand van de Pendelsau. Eventueel kan ook een kop of het vel van een dier aangewend worden om het gedrag van de hond te evalueren ten opzicht van grof wild. 3.3 Standvastheid van de hond. De steadyness van de hond laat de evaluatie toe van het gedrag van de hond en het al dan niet evenwichtige karakter van het dier, terwijl de begeleider op zoek is naar aanwijzingen of bij relatief lange - visuele - afwezigheid van de begeleider. De hond wordt op dermate manier neergezet dat hij noch zijn begeleider, noch andere personen visueel kan waarnemen. De hond kan aangelijnd zijn met een lijn van minimaal 3 meter lang of vrij neergezet worden. Objecten zoals een jas, lijn, rugzak, edm. mogen bij het neergezette dier geplaatst worden. De oefening duurt 30 minuten. De hond mag neerzitten of neerliggen, maar mag geen uitzonderlijke tekenen van nervositeit/zenuwachtigheid of paniek vertonen. Blaffen, huilen, het vernietigen van de lijn of de plaats van het neerzetten verlaten worden gesanctioneerd met uitsluiting voor dit onderdeel van de proef.


5

4. Beoordeling en evaluatiecriteria van de proeven Elk van de drie oefeningen (A, B, en C) worden individueel beoordeeld volgens de 10-cijfer tabel :

Uitmuntend

9

Voldoende +

4

Zeer goed +

8

Voldoende -

3

Zeer goed -

7

Middelmatig

2

Goed +

6

Onvoldoende

1

Goed -

5

Geen prestatie

0

Om te slagen voor de geschiktheidstest dient de hond volgende minimum kwoteringen te behalen : Voor de oefening A (werken aan de lange lijn) : 3 Voor de oefening B (spoorzoeken) : 3 Voor de oefening C (gedrag) : 2

4.1 Referenties van beoordelingen Volgende referenties moeten als leidraad aangewend worden bij de beoordeling: er dient rekening gehouden te worden met de specifieke omstandigheden van de proef (weersomstandigheden, bodemgeschiktheid, begroeiing, dichtheid van het wild, onverwachte factoren,…) factoren die mogelijk afhankelijk zijn van de persoonlijke appreciatie/beoordeling van de jury


6

Werkomstandigheden

Weersomstandigheden

Bodem vegetatie

en wissels

Moeilijk

Zeer warm weer, droge Kale bodem, meerdere verse wind, direct zonlicht, droogte, wissel, visueel regen, vorst naaldtapijt, contact met wild droge bladeren

Normaal

Droog weer, bewolkt, Droge bodem Tekenen van lichte regen, dauw met lage gemiddelde begroeiing densiteit en frequentie van aanwezig wild

Makkelijk

Fris en vochtig weer

Vochtige bodem met bodemvegetati e die ± reikt tot de hoogte van de neus van de hond

Lage densiteit en lage frequentie van aanwezig wild

4.1.1. Werken aan de lange lijn (oefening A) • Werken op het spoor en bereidwilligheid om te starten Waarnemingen Uitstekende prestaties bij onverwachte omstandigheden

Quotering moeilijke

en/of Uitstekend

Punten 9

Uitgesproken bereidwilligheid en concentratie. Zeer goed Verlaat nooit het spoor (8) of keert er terug naartoe (auto-correctie) naar een korte tijd (7)

8-7

Bereidwilligheid en interesse. Behoud het spoor op Goed meer dan 75% van de totale lengte van het spoor (6). Heeft nu en dan nood aan rust (5).

6-5

Geen aanhoudende bereidwilligheid. Twijfelend. Voldoende Heeft regelmatig nood aan rust (4).

4-3

Weinig bereidwilligheid. Het werk op het spoor Onvoldoende vordert moeizaam.

2-1

Geen werkwilligheid. Weigert het spoor uit te Nulprestatie werken.

0


7

• Gebruik van de neus Waarnemingen

Quotering

Punten

Uitstekend

9

Toont een intensieve en aandachtige zoektocht, Zeer goed aangepast aan de aanwezige vegetatie. Altijd laag bij de grond (8) of meestal laag (7)

8-7

Tijdelijke hoge neus (verkennen van de omgeving), Goed lage neus tijdens meer dan 50% van de tijd. Aandachtig (6) of vluchtig/schichtig (5)

6-5

Zelden lage neus tijdens het zoekwerk

Voldoende

4-3

Uitsluitend hoge neus tijdens het zoekwerk

Onvoldoende

2-1

Geen gebruik van de neus

Nulprestatie

0

Quotering

Punten

• Standvastigheid tijdens het werk en auto-correctie Waarnemingen

Verbetert zichzelf op fel belopen wissels. Totale Uitstekend autonomie.

9

Regelmatige auto-correcties. Keert spontaan terug Zeer goed op het spoor zonder inmenging van de begeleider (8) of met inmenging van de begeleider (7)

8-7

Soms auto-correctie. De terugkeer op het spoor Goed vereist soms de inmenging van de begeleider (6). Twijfelt soms (5).

6-5

Zelden auto-correctie waargenomen. Regelmatig Voldoende corrigeert de begeleider zelf (4). Rudimentaire autocorrectie (3)

4-3

Niet waarneembare auto-correctie, niettegenstaande Onvoldoende het terugzetten op spoor

2-1

Nul-prestatie

0

Nulprestatie


8

De quotering van het werk aan de lange lijn wordt berekend door het wiskundige gemiddelde te nemen van de verschillende behaalde punten van de verschillende onderdelen van de proef. Wanneer een hond teruggeplaatst wordt op het spoor door de jury kan maximaal volgende quotering behaald worden : 1 terugplaatsing : maximum 7 punten 2 terugplaatsingen : maximum 5 punten

Bepaalde factoren kunnen het werken aan de lange lijn bemoeilijken : Weer : warm weer met sterke en droge wind, stortregen (zowel voor als tijdens de proef), sterk direct zonlicht Bodem : naakte en droge bodem of bodem bedekt met dennennaalden Wildspecifieke factoren : hoge wilddensiteit op de plaats van de proef Met deze factoren wordt rekening gehouden bij de uiteindelijke quotering van de proef. 4.1.2 Zoekwerk (oefening B) • Het eigenlijke zoekwerk Waarnemingen

Quotering

Punten

Uitstekend

9

Zoekt aandachtig. Lage neus. Markeert wissels en Zeer goed aanwijzingen. Wacht op aanwijzingen van de begeleider om de zoektocht verder te zetten. Veegt goed het terrein af.

8-7

Lage zoektocht gedurende het grootste deel van de Goed tijd. Toont wissels en aanwijzingen. Veegt het terrein af.

6-5

Geen praktisch bruikbaar zoeken.

Voldoende

4-3

Nul-prestatie

Onvoldoende

2-1


9

• Aanduiding van tekens/leads Waarnemingen

Quotering

Punten

De hond staat op indrukwekkende manier stil. Wacht Uitstekend op de begeleider en herneemt van zodra deze een teken geeft.

9

Staat stil en toont op duidelijke wijze de aanwezige Zeer goed tekens. Wacht de begeleider op en herneemt van zodra deze het teken daartoe gegeven heeft.

8-7

Staat kortstondig stil. Markeert oppervlakkig en Goed herneemt onmiddellijk.

6-5

Staat niet stil. Markeert vaag.

Voldoende

4-3

De hond toont geen bruikbare tekenen

Onvoldoende

2-1

Nul-prestatie

Nul-prestatie

0

De quotering van het zoekwerk wordt berekend door het wiskundige gemiddelde te nemen van de verschillende behaalde punten van de verschillende onderdelen van de proef. Indien de hond slechts een deel van de aanwijzingen/tekens heeft aangeduid, kan hij slechts een maximum aantal punten behalen voor de proef : 2 aanwijzingen : maximum 7 punten 1 aanwijzing : maximum 5 punten geen aanwijzingen : maximum 3 punten Opmerkingen : onder aanwijzingen worden de hervattingen en de aanschotplaats verstaan. Bepaalde factoren kunnen het uitwerken van het spoor bemoeilijken : Weer : warm weer met sterke en droge wind, stortregen (zowel voor als tijdens de proef), sterk direct zonlicht Bodem : naakte en droge bodem of bodem bedekt met dennenaalden Wildspecifieke factoren : hoge wilddensiteit op de plaats van de proef Met deze factoren wordt rekening gehouden bij de uiteindelijke quotering van de proef.


10

4.1.3. Gedrag • Gedrag ten opzicht van het wild Waarnemingen Slaat onmiddellijk aan, nadert, beheerst agressiviteit, probeert aan te klampen

Quotering de Uitstekend

Punten 9

Blaft vanop korte afstand. Zonder achteruit te gaan Zeer goed (8) of door gering achteruit te gaan (7)

8-7

Korte vlucht, herpakt dan met krachtige stand en Goed geblaf, zonder tussenkomst van de begeleider (6) of met tussenkomst van de begeleider (5)

6-5

Vlucht en nadert na tussenkomst van de begeleider Voldoende schuchter al blaffend vanop afstand (4) of nu en dan blaffend vanop afstand (3)

4-3

Is angstig en vlucht. Zoekt bescherming bij de Onvoldoende begeleider of op afstand. Onmogelijkheid de hond te overtuigen het "gewonde everzwijn" te benaderen

2-1

De hond nadert maar blijft stil

0

Nul-prestatie


11

• Gedrag ten opzicht van het schot Waarnemingen

Quotering

Punten

Uitstekend

9

Onwrikbaar, zelfzeker

Zeer goed

8-7

Licht opgewonden

Goed

6-5

Bang maar behoudt de controle

Voldoende

4-3

Paniek

Onvoldoende

2-1

Nul-prestatie

0

Quotering

Punten

Uitstekend

9

Blijft perfect roerloos gedurende de ganse oefening

Zeer goed

8-7

Toont een licht agitatie (verandert van houding)

Goed

6-5

Verlaat de plaats van neerzetting

Nul-prestatie

0

Hond aangelijnd

Quotering

Punten

Zeer goed

8-7

Blijft perfect roerloos gedurende de ganse oefening

Goed

6-5

Toont een licht agitatie (verandert van houding)

Voldoende

4-3

• Neerzetting - steadyness Hond niet aangelijnd

Trekt aan de lijn, permanent aanwezige agitatie, Onvoldoende blaft zonder ophouden

2-1

Laat zich niet aanlijnen

0

Nul-prestatie

De quotering van de C-proef "gedrag" is het gemiddelde van de drie quoteringen van de deelproeven om een finaal resultaat te behalen op 9 punten.


12

5. Prijsuitreikingen De prijzen worden uitgereikt in functie van het gemiddelde van de 3 quoteringen op het werk aan de lange lijn, het zoeken (uitwerken van het spoor) en het gedrag. De derde prijs zal toegekend worden aan de hond die een minimum quotering heeft behaald van 3 met een maximum van 2 terugplaatsingen op het spoor tijdens het zoekwerk. De tweede prijs zal toegekend worden aan de hond die een minimum quotering heeft behaald van 5 met een maximum van 1 terugplaatsing op het spoor tijdens het zoekwerk. De eerste prijs zal toegekend worden aan de hond die een minimum quotering heeft behaald van 7 zonder terugplaatsingen op het spoor tijdens het zoekwerk. Hoofdstuk 2 : het spoor in de vrije wildbaan 0. Algemeen De proef in de vrije wildbaan omvat een echte nazoek van een stuk gekwetst grof wild tijdens een jachtpartij. Deze proef laat de geschiktheid en efficientie te evalueren gedurende de verschillende stadia van het nazoeken. Dit kan een alternatief vormen voor de geschiktheidsproef met uitgezette afdrukken voor erkende VZG-begeleiders. De proef zelf is geen wildkennis test. De aspirant hondenbegeleider zal het nazoek uitvoeren onder toezicht van minimum 2 beoordelers, waarvan minstens één gekwalificeerd werd door VZG-K.K.U.SH of onder toezicht van een VZG-K.K.U.S.H jurylid, begeleid door 2 getuigen, waarvan één een erkend VZG_begeleider is. 1. Toelatingsvoorwaarden De honden die wensen deel te nemen aan de proef 'Vrije wildbaan' moeten minstens 36 maand oud zijn bij afname van de proef. De kandidaat-begeleider moet vóór de ischrijving minstens 10 getuigschriften van nazoeken voorleggen, allen minimum 400m lang. Zie daartoe document in bijlage "Nazoek-attest", beschikbaar op www.vlaamsezweethondengroep.be 2. Omschrijving van de proef De proef vindt plaats tijdens een reële nazoek op gewond grof wild in het kader van een jachtpartij. Het spoor dient minstens 1 nacht oud te zijn. Voorafgaandelijk aan de proef dient de jury de plaats van aanschot te controleren op aanwezigheid van effectieve tekenen waaruit blijkt dat het stuk grof wild gekwetst werd. Tevens worden de eventuele aanwijzingen verwijderd. Enkel de plaats van de schutter en de richting van de vlucht worden aangeduid teneinde de hond te kunnen leiden naar de plaats van aanschot en het spoor. Vlaamse Zweethonden Groep vzw Testeltsebaan 27 2230 Herselt KBC IBAN BE 47 4176 0851 11 80 BIC KREDBEBB Staatsbladidentificatienummer: 11377/96

13

Opdat de proef een geldig karakter zou hebben, dient het spoor een minimale lengte te hebben van 1000 meter alvorens het aangeschoten dier gevonden wordt. Indien het gekwetste dier niet teruggevonden wordt omwille van de aard van de verwonding, het nazoekrecht of omwille van de invallende nacht, kan de jury de proef alsnog geldig verklaren indien het spoor over een afstand van minstens 2000m succesvol werd gevolgd en de jury de mening is toegedaan dat het gewonde dier niet terug te vinden is en er een controle nazoek werd uitgevoerd met een andere zweethond. Tijdens het nazoeken dient de begeleider de jury op alle aanwezige sporen te wijzen en mag de begeleider de hond niet aflijnen zonder toestemming van de juryleden. 3. Organisatie De organisatie van een proef in de vrije wildbaan wordt uitgevoerd op vraag van een kandidaat-begeleider. Deze kan in geen enkel geval een spoor aanwijzen om zijn proef uit te voeren. De organisator van de proef dient in te staan voor de aanwezigheid van een controle-zweethond, die in geval van niet slagen van de kandidaat het zweetwerk kan uitvoeren. De proef mag niet afgenomen worden bij sneeuw, aangezien dit de controle van de hond vergemakkelijkt. 4. Beoordeling De beoordeling van de proef in de vrije wildbaan is identiek aan deze van geschiktheidsproef en is terug te vinden in het hoofdstuk Geschiktheidsproef. Zie paragraaf 4 : Beoordeling en evaluatiecriteria voor de geschiktheidsproef. Enkel de volgende onderdelen worden beoordeeld in een proef in de vrije wildbaan : 4.1.1 Werk aan de lange lijn 4.1.2 Het zoekwerk 4.1.3 Het gedrag : gedrag ten opzichte van het wild en ten opzicht van het schot.


14

Bijlage bij hoofdstuk 2 Attest van slagen van nazoek op gewond grof wild Ik ondergetekende Naam :

Voornaam :

Woonachtig te :

Postcode :

Straat :

Nr. :

Telefoon :

Email :

Gebruikt hondenras :

Naam en stamboomnummer :

verklaart een nazoek uitgevoerd te hebben op een verwond stuk grof wild op datum van : wildsoort : ree - ever - hert - damhert -- moeflon (omcirkelen wat past) op het jachtgebied van (rechthouder) : gelegen te (gemeente) : Getuige 1 : Getuige 2 : Naam, voornaam, handtekening en gegevens


15

Hoofdstuk 3 : Getuigschrift van geschiktheid 0. Algemeenheden Het getuigschrift van geschiktheid door de VZG is een reële nazoek op een gewond stuk grof wild tijdens een jachtpartij. De nazoek laat de beoordeling toe van de geschiktheid en efficiëntie van de zweethond tijdens de verschillende onderdelen van het nazoeken : het werk aan de lange lijn, het volgen van het spoor en het localiseren van het stuk. Tijdens de proef wordt tevens de samenwerking tussen de begeleider en zijn hond beoordeeld. De nazoek door hond en begeleider wordt uitgevoerd onder toezicht van een ploeg van minstens 2 juryleden, waarvan er minstens 1 over de VZG-K.K.U.S.H kwalificatie beschikt of door een ploeg van 1 jurylid met VZG-K.K.U.S.H kwalificatie en twee getuigen (waarvan 1 begeleider over de VZG-K.K.U.S.H( kwalificatie beschikt). 1. Toelating tot de proef De honden die toegelaten worden tot de proef ter behalen van het getuigschrift van geschiktheid tot nazoek dienen minstens 36 maanden oud te zijn bij afname van de proef. De begeleider dient over de VZG-erkenning te beschikken en houder van het beschiktheidsbrevet of van een gelijkwaardig certificaat dat erkend wordt door de VZG (UNUCR-ISHV-ARGGB) voor de hond die de proef uitvoert. De begeleider dient te beschikken over een geldige jachtvergunning voor het lopende seizoen. 2. Beschrijving van de proef De proef vindt plaats in het kader van een reële nazoek op elk mogelijk type grofwild dat verwond werd met uitzondering van ree. Het spoor dient minstens drie uur oud te zijn. Indien het schot door de juryleden formeel geïdentificeerd wordt als een kaak- of beenschot, kan de nazoek sneller uitgevoerd worden. De proef kan ook afgenomen worden bij sneeuw. Om een geldig getuigschrift van geschiktheid voor nazoek te behalen moet het gevolgde spoor minstens 400m lang zijn en dient het aangeschoten wild binnengebracht te worden. Om de nazoek te beoordelen dient het nazoeken van het spoor minstens 300 m te bedragen na het 400m uitwerken aan de lange lijn. Het binnenbrengen van het aangeschoten dier is verplicht. 3. Beoordeling en quotering De beoordeelde criteria voor het behalen van het Getuigschrift van geschiktheid voor nazoek zijn : Vlaamse Zweethonden Groep vzw Testeltsebaan 27 2230 Herselt KBC IBAN BE 47 4176 0851 11 80 BIC KREDBEBB Staatsbladidentificatienummer: 11377/96

16

A. het werk aan de lange lijn B. de nazoek (in voorkomend geval) C. het lokaliseren van het stuk (in voorkomend geval)


17

Elk criterium wordt individueel beoordeeld volgens onderstaand raster : Uitstekend

9

Voldoende +

4

Zeer goed +

8

Voldoende -

3

Zeer goed -

7

Middelmatig

2

Goed +

6

Onvoldoende

1

Goed -

5

nul-prestatie

0

Om te slagen voor de proef moet de hond : - het gewonde of dode dier terugvinden - een nazoek aan de lange lijn uitvoeren van minimaal 400m en met een minimale quotering van 3 - een minimale score van 3 voor het nazoeken en lokaliseren Er worden drie niveaus van het Getuigschrift Geschiktheid nazoek uitgereikt : Type

Minimum score A Minimum score B Werk aan de lange Nazoek lijn

Minimum score C Lokalisatie

niveau 1

7

6

7

Het spoor dient minstens 1 nacht oud te zijn bij niveau 1. niveau 2

5

5

4

niveau 3

3

3

3

Indien er geen nazoek en lokalisatie kan beoordeeld worden, wordt in de desbetreffende vakken NE (niet geëvalueerd). Indien de hond zelf de nazoek en lokalisatie realiseert en er een minimum quotering van 4 punten wordt toegekend krijgt de zweethond de kwalificatie "Drijvende zweethond". Indien de hond het spoor niet volgt, ontvangt hij een nul quotering. Indien de hond het wild opstoot maar de achtervolging niet inzet, krijgt hij een quotering van één punt (onvoldoende). De honden die de achtervolging/nazoek uitvoert zonder blaffen en de lokalisatie niet succesvol afrond wordt niet aanzien als een drijvende hond en ontvangt de quotering 2 (middelmatig). De honden die de lokalisatie met succes voltooien maar stil blijven tijdens de achtervolging/nazoek krijgen de quotering 3 (middelmatig).


18

Indien de hond de achtervolging en lokalisatie al blaffend uitvoerd of het dier vastgrijpt krijgt de quotering 4 (voldoende+) met de kwalificatie "Drijvende zweethond". De hond die de achtervolging uitvoert op zicht en al blaffend krijgt de quotering 5 (goed). De hond die de achtervolging uitvoert op zicht en al blaffend en de lokalisatie/stand uitvoert, krijgt de quotering 6 (goed+) aangezien alle eigenschappen van een drijvende zweethond aanwezig zijn. De quotering 7 (zeer goed -), 8 (zeer goed +) en 9 (uitstekend) worden toegekend naargelang de moeilijkheidsgraad van de nazoek/achtervolging en dus afhankelijk van de lengte van de nazoek, de ouderdom van het spoor, het biotoop, de weersomstandigheden,…) 3.1 Verwijzingen/referenties van quotering De toekenning van het Getuigschrift Nazoek houdt rekening van diverse externe factoren die de kwaliteit van de prestatie beïnvloeden. De onderstaande tabel bevat een aantal parameters waarmee rekening gehouden wordt bij de globale beoordeling van de prestatie/proef. Werkomstandigheden

Weersomstandig heden

Bodem vegetatie

en Wissels

Moeilijk

Zeer warm weer, droge wind, direct zonlicht, regen of vorst Max. 9 punten

Kale bodem, Meerdere verse naaldtapijt, droog wissels, zichtbaar bladerdek contact met het wild Max. 9 punten

Max. 9 punten

Normaal

Droog weer, Droge bodem met bewolkt, lichte lage vegetatie regen, dauw Max. 8 punten Max. 8 punten

Middelmatige densiteit en sporen van aanwezig wild Max. 8 punten

Gemakkelijk

Fris en weer

Lage densiteit en weinig sporen van aanwezig wild Max. 6 punten

vochtig Vochtige bodem met begroeiing op neushoogte. Max. 6 punten Max. 6 punten

Factoren die eigen zijn aan de nazoek zelf. Werkomstandigheden

Moeilijk

Normaal

Gemakkelijk

Leeftijd van het spoor

> 20 uur

> 10 uur < 20 uur

< 10 uur

Max. 9 punten

Max. 8 punten

Max. 7 punten


19

Werkomstandigheden

Moeilijk

Normaal

Gemakkelijk

Lengte van het spoor

> 2.500 meter

1.500 - 2.500 m

500 - 1.500 meter

Max. 9 punten

Max. 8 punten

Max. 7 punten

1.000 - 2.000 m

300 - 1.000 meter

Max. 8 punten

Max. 7 punten

Afstand van achtervolging

de > 2.000 meter Max. 9 punten


20

3.1.1 Het werk aan de lange lijn op een koud spoor Het nazoekwerk begint met de bestudering van het aanschot door de begeleider. De hond vangt het bloedspoor op, ofwel rechstreeks ofwel na zoekwerk. De hond moet de tekenen aanduiden. Het uitwerken aan de lange lijn wordt vervolgens uitgevoerd met de neus op de grond. De begeleider toont de juryleden de aanwezige tekenen, daarbij geholpen door zijn hond. De hond blijft standvast op het spoor, de haakslagen en listen zorgvuldig in acht nemend. Indien de hond het spoor volgt van een niet-gekwetst dier wordt dit niet in mindering van de beoordeling gebracht voor zover de zweethond zichzelf corrigeert en het oorspronkelijke spoor terug opneemt. De hond wordt niet negatief beoordeeld indien hij de neus licht om de wind te controleren of indien hij parallel aan het spoor werkt om onder de wind te blijven. Het nazoek met een hoge neus op een koud spoor zal wel een negatieve beoordeling met zich meebrengen. Het uitwerken van een koud spoor wordt beëindigd indien het dode dier gevonden worden, bij een herneming van het spoor of indien het gewonde dier gevonden wordt. 3.1.2 De achtervolging Na melding aan de jury door de begeleider van tekenen van leven van het dier dat nagezocht wordt, kan de begeleider mits goedkeuring van de jury de hond aflijnen. Eens de hond niet langer aangelijnd is, zal het spoor optimaal gevolgd worden op de warme wissel van het achtervolgde dier of via het visueel volgen van het dier (indien de mogelijkheid zich voordoet), tot het nagezochte dier tot stand gebracht wordt of binnengebracht wordt. Indien de hond na het loslaten van de lijn een gezond dier achtervolgt, dient de hond de achtervolging te staken en terug bij de begeleider te komen. De hond moet met aanhoudend en regelmatig geblaf de achtervolging uitvoeren tot bij het tot stand brengen van het dier. De kwaliteit van de nazoek is in functie tot het vasthoudendheid van de hond, diens fysieke prestaties, het geblaf op spoor en het geblaf bij visuele achtervolging. De hond moet blijk geven van initiatief en zo de achtervolging voltooien met het succesvol tot stand brengen van het gevolgde dier. 3.1.3 Standzetting Indien het gewonde dier tot stand wordt gebracht, dient de hond op aanhoudende wijze de blaffen. De vastberadenheid en doorzetting van de hond bij het op stand brengen en houden van het gevolgde dier worden ten zeerste gewaardeerd. Indien de hond over de nodige fysieke capaciteiten beschikt, mag hij het dier vasthouden bij beet. Enkel de begeleider van de zweethond is bevoegd om het vangschot toe te dienen aan het gewonde dier.


21

4. Organisatie Een proef tot Getuigschrift Nazoek wordt ofwel georganiseerd op een terrein dat speciaal daarvoor werd voorbehouden of wordt georganiseerd bij een concrete aanvraag van een kandidaat. De kandidaat kan onder geen enkel beding zelf een spoor voorstellen tot afleggen van de proef. De organisator/inrichter van de proef zorgt voor een controle hond, die - indien nodig - kan ingezet worden. 5. Globale beoordeling Naast de beoordeling met drie getallen zal de jury in zijn schriftelijk verslag rekening houden met de algemene indruk die de hond achterlaat : de evenwichtigheid, de persoonlijkheid, het temperament en de ingesteldheid om het gewonde dier terug te vinden. De kwaliteit van de smaenwerking tussen begeleider en diens hond wordt beoordeeld. De zwakheden en/of fouten - zoals het ontbreken van vasthoudend beet- of hangwerk - moet vermeld worden evenals de eventuele oorzaak van het niet succesvol afleggen van de proef.


Vlaamse Zweethonden Groep vzw

Recommend Documents