5508203 5505251
WORKING PAPER
Hanneke Potters, Patricia Poelmans
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs Bevindingen van 7 pilots
Ruud de Moor Centrum
WORKING PAPER
Hanneke Potters, Patricia Poelmans
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs Bevindingen van 7 pilots
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan het programma Zij-instroom van de Open Universiteit Nederland.
© Copyright Ruud de Moor Centrum, 2008 All right reserved. No part of this publication may reproduced, stored, in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission of the publishers. Printed in The Netherlands.
2
OUN
Ruud de Moor Centrum De Open Universiteit Nederland ontwikkelt en verzorgt open hoger afstandsonderwijs en is tevens een partner voor lerarenopleidingen en scholen voor de professionalisering van onderwijsgevenden. Bij deze professionalisering gaat het om de bestrijding van de tekorten aan leraren door middel van: - flexibilisering van opleiding en nascholing door afstandsonderwijs; - competentiegericht onderwijs en leren op de werkplek. Binnen de Open Universiteit Nederland is de expertise met betrekking tot deze professionalisering samengebracht in het Ruud de Moor Centrum. Dit centrum vervult taken in het kader van ontwikkeling, vernieuwing en verspreiding van instrumenten. Daarnaast wordt praktijkgericht onderzoek en evaluatie van de professionaliseringsactiviteiten ten behoeve van onderwijsgevenden verricht. Deze taken worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met scholen voor primair en voortgezet onderwijs, lerarenopleidingen en andere afdelingen en organisatieonderdelen van de Open Universiteit Nederland. De werkzaamheden van het Ruud de Moor Centrum leiden regelmatig tot producten en diensten, die ondersteunend kunnen zijn voor bijvoorbeeld flexibilisering of leren op de werkplek. In de delen van de Ruud de Moor Centrum reeks worden de schriftelijke resultaten hiervan, die een geformaliseerd of afgerond karakter hebben, vastgelegd. Daarbij kan gedacht worden aan praktisch gerichte publicaties voor het onderwijsveld, resultaten van onderzoek zoals dissertaties, oraties, achtergrondinformatie, stateof-the-art overzichten en dergelijke. De publicaties van het Ruud de Moor Centrum zijn bedoeld voor alle geïnteresseerden in het onderwijs. Het Ruud de Moor Centrum geeft daarnaast working papers (als het voorliggende paper) uit, met voorlopige onderzoeksresultaten van pilots, interessante best practices, beschrijvingen van innovaties, beschrijvingen van implementaties, evaluatiegegevens, exploitatiebevindingen, weergaven van discussies en overwegingen, voorlopige stellingnames, rapportages van voorstudies, prototypen en voorlopige ontwerpen, haalbaarheidsstudies, analyses, praktische documenten en dergelijke. Deze working papers zijn gericht op zij-instromers, beginnende leraren, opleiders en begeleiders (in lerarenopleidingen en in scholen) en beleidsmakers, media en alle anderen die op basis van belangstelling en/of professionele activiteiten betrokken zijn bij de innovatie van trajecten die bijdragen aan de professionalisering van onderwijsgevenden.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
3
4
OUN
Inhoudsopgave 1
Inleiding
7
2
Schets van de context en achtergrondtheorie
8
3
Onderzoeksvragen
12
4
Evaluatieopzet
15
5
De Cops; beschrijving en ervaringen
16
5.1 CoP Utwente
16
5.2 CoP Samen Opleidingen
20
5.3 CoP Fontys Folie
24
5.4 CoP KPZwolle
31
5.5 CoP Domstad Pabo
35
5.6 CoP VMBO assistentenopleiding
39
5.7 CoP PO
42
6
Conclusies en aanbevelingen
46
7
Dankwoord
53
8
Bronnen
54
Bijlage 1: Succesfactoren
57
Bijlage 2: Observatieprotocol
59
Bijlage 3: Vragenlijsten
60
Bijlage 4: Checklist succesfactoren voor moderatoren en tabel succesfactoren
67
Bijlage 5: Het 5-fasen model van Gilly Salmon
68
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
5
6
OUN
1
Inleiding
Met de opkomst van digitale samenwerkingsomgevingen en elektronische communicatiemedia, zoals bijvoorbeeld e-mail en MSN, is het gemakkelijk ervaringen uit te wisselen en kennis te delen op grote afstand. De fysieke afstand maakt immers niet veel meer uit. Dit delen van kennis en ervaringen via internet verloopt ook steeds meer door middel van virtuele gemeenschappen, zogenaamde Virtuele Communities of Practice. In hoofdstuk 2 wordt beschreven wat een CoP nu precies is. Tevens wordt ingegaan op de vragen om welke kennis het gaat en hoe (virtuele) communities in een onderwijscontext ingezet kunnen worden. In het bedrijfsleven zijn CoP’s al een bekend fenomeen. In het onderwijs is nog weinig ervaring opgedaan met Communities of Practices. Daarom is het Ruud de Moor Centrum, in samenwerking met scholen en lerarenopleidingen, een zevental pilots gestart. Om het concept CoP te toetsen in de onderwijspraktijk zijn vooraf twee onderzoeksvragen gesteld: 1.
Kunnen de succesfactoren van een Community of Practice vormgegeven worden?
2.
Is de CoP ook interessant als instrument voor (opleidings)scholen en lerarenopleidingen?
In hoofdstuk 3 staan deze onderzoeksvragen verder uitgewerkt. In hoofdstuk 4 komt de evaluatieopzet aan de orde. De pilots zijn zeer divers. Ze hebben niet gelijktijdig gelopen en zijn bovendien uitgevoerd door verschillende personen. Om de pilots toch met elkaar te kunnen vergelijken is, voor zover mogelijk, dezelfde onderzoeksmethodiek gehanteerd. In hoofdstuk 5 staan de bevindingen van zeven pilots beschreven. 1.
CoP Universiteit Twente;
2.
CoP Samen Opleiden Hogeschool Rotterdam;
3.
CoP Fontys Folie Fontys lerarenopleiding ;
4.
CoP Katholieke Pabo Zwolle;
5.
Een alumniCoP Domstad Pabo;
6.
Een CoP voor VMBO-assistenenopleiding;
7.
Een landelijke CoP voor docenten werkzaam in het primair onderwijs.
Per Community of Practice wordt ingegaan op de aanleiding en de opzet. Vervolgens komen de evaluatie en de resultaten aan de hand van de beschreven onderzoeksvragen aan bod. Tot slot volgt een conclusie over de desbetreffende CoP. Hoofdstuk 6 gaat nader in op de eindconclusies en de aanbevelingen. Ondanks het feit dat aan elke Community of Practice een gedegen voorbereiding vooraf gaat, lukt het niet altijd een succesvolle CoP in het leven te roepen. Door middel van vele gesprekken met de betrokkenen en het leggen van dwarsverbanden met zowel de theorie als de praktijk, is het toch mogelijk waardevolle conclusies te trekken. Het Ruud de Moor Centrum gaat ervan uit, dat docenten en managementleden die overwegen een Community of Practice in hun onderwijspraktijk op te starten, met deze aanbevelingen aan de slag kunnen.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
7
2 2.1
Schets van de context en achtergrondtheorie Wat is een Community of Practice?
Een Community of Practice is een groep mensen die een zorg, probleem of passie met betrekking tot een bepaald domein delen en die hun kennis en vaardigheden willen verdiepen door middel van een continue uitwisseling hierover (Wenger, McDermott en Snyder, 2002; Smith, 2003). Er zijn verschillende soorten CoP’s (Nickols, 2003). CoP’s kunnen als het ware zelf ontstaan en zelfregulerend zijn, andere CoP’s zijn meer georganiseerd. In deze workingpaper wordt uitgegaan van het eerder georganiseerde type. Iedere CoP heeft bijvoorbeeld een moderator die de discussie in goede banen tracht te leiden. Communities zijn geen nieuw fenomeen. Ze ontstaan op het werk, op school en tijdens onze vrijetijdsbesteding. Door de opkomst van ict wordt tegenwoordig vaak gebruik gemaakt van een virtueel platvorm waar mensen elkaar ontmoeten en informatie uitwisselen (Filius, 2007). Het virtueel platform is hierbij het instrument, niet meer en niet minder. Een goed Nederlands voorbeeld van een levendige Community is het reumadorp: http://www.reumadorp.nl. Dit is een virtueel dorp waar mensen met reumatische aandoeningen op een spontane manier met elkaar in contact kunnen komen. Het belangrijkste doel van de Community is het faciliteren van lotgenotencontact. Aan dit laatste is veel behoefte omdat reumapatiënten minder mobiel zijn, niet (meer) aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en vaak geen lid kunnen zijn van (sport)verenigingen. Het fenomeen ‘samen’ activiteiten doen, samen communiceren, samen ‘iets’ delen, wordt mogelijk gemaakt op momenten en plaatsen waar fysiek bij elkaar komen onmogelijk is. Deelnemers bezoeken deze Community bijvoorbeeld vaak ’s nachts wanneer men niet kan slapen van de pijn. Het is vrijwel zeker dat je op dat tijdstip anderen ‘ontmoet’. 2.2
Waarom inzet van Virtuele Communities voor de professionalisering van Leraren?
2.2.1
Uitwisselen van impliciete, tacit knowledge
Het uitwisselen van kennis en ervaringen is belangrijk voor zowel beginnende als ervaren leraren. Het gaat in Communities of Practice vooral om de ervaringskennis die in de hoofden van docenten zit en daardoor vaak impliciet blijft. Deze kennis wordt ook wel aangeduid als ‘tacit knowledge’. Het gaat om inzichten en vaardigheden die in de praktijk zijn opgedaan en relevant zijn gebleken (Dieleman, 2007). Meestal wordt dit soort kennis in de lerarenkamer uitgewisseld. Juist vanwege het feit dat algemeen erkend wordt dat ‘tacit knowledge’ het best in de authentieke omgeving geleerd kan worden, brengen aankomende leraren meer tijd door op de stageschool, of liever gezegd de opleidingsschool. Deze tendens wordt aangeduid met de term ‘Samen Opleiden’. Ook ervaren leraren moeten zich bekwamen in allerlei nieuwe inzichten en zich richten op maatschappelijke ontwikkelingen die belangrijk zijn voor hun onderwijs. Hoe ga je bijvoorbeeld om met ADHD leerlingen en hoogbegaafde leerlingen? Meestal stuurt men een docent naar een cursus of scholingsdag waar een expert aan het woord wordt gelaten. Soms beklijven nieuwe inzichten beter door het delen van ervaringen over het onderwerp. Dit kan uitstekend in een face-to-face setting. Het is echter
8
OUN
ook denkbaar dat een virtuele omgeving hierbij ondersteunend kan zijn. Voorwaarde is dan wel dat deze op de juiste wijze wordt gemodereerd. Een Virtuele Community of Practice is het instrument bij uitstek om juist die impliciete kennis expliciet te maken. Het gaat immers om een digitale omgeving waarbinnen ervaringen worden uitgewisseld en gedeeld. Daarnaast bestaat natuurlijk ook de zogeheten boekenkennis of boekenwijsheid. Dieleman (2007) spreekt in dit verband ook wel van Modus 1 kennis. Ook deze kennis blijft belangrijk, maar is in eerste instantie niet bedoeld om uit te wisselen in een Virtuele Community of Practice. Mocht men deze formele kennis toch digitaal willen delen, dan spreekt men eerder van kennisbanken, een Community of Learners of een samenwerkingsomgeving. 2.2.2
Plaats- en tijdsonafhankelijk
Communities of Practice kunnen, mede door de mogelijkheid tot plaats- en tijdsonafhankelijke communicatie, een vernieuwende bijdrage aan de professionalisering van onderwijsgevenden bieden. Scholen en opleidingen beschikken over een uitgebreid netwerk aan begeleiding van leraren. In de meeste gevallen werkt dit, soms ook niet. Er zijn scholen waar de begeleiding onvoldoende is. Begeleiding valt vaak helemaal weg na het afstuderen, terwijl dan het praktijkleerproces in alle hevigheid losbarst. Nieuwe leraren kunnen behoefte hebben aan een klankbord in de vorm van een Community. Dit ‘steuntje in de rug’ kan hen behoeden voor een gevoel er alleen voor te staan of – in het ergste geval – het gevoel toch de verkeerde beroepskeuze te hebben gemaakt. Door inzet van virtuele communities wordt de ‘inner circle’ van (beginnende) docenten groter en is informatie-uitwisseling niet meer tot een bepaalde afstand of een bepaald tijdsmoment beperkt. 2.2.3
Sociale competenties van de leraar
Sociale interactie alleen moet niet gezien worden als een noodzakelijke voorwaarde voor het verkrijgen van kennis en vaardigheden ten aanzien van didactiek en vakgebied. Sociale competenties van docenten zijn belangrijke vaardigheden binnen het profiel van aanstaande, beginnende en ervaren docenten (Lockhorst & Admiraal, 2007) en zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van de beroepsgroep als geheel. Dit is het derde argument voor de inzet van Communities of Practice voor de professionalisering van onderwijsgevenden. Docenten die in staat zijn en bereid zijn samen te werken met collega’s leren niet alleen zelf, maar stimuleren ook het ontstaan van een professionele leer- en werkcultuur. CoP’s kunnen de sociale competentieontwikkeling tussen onderwijsgevenden ondersteunen. In het onderwijs is nog maar weinig ervaring opgedaan met de CoP als instrument voor professionalisering. In Nederland zijn de Communities voor docenten op Digischool (www.digischool.nl) een voorbeeld. Verder zijn er voorbeelden in onder meer de Verenigde Staten, Australië en Canada, zoals Novice Teacher Support Project (http://ntsp.ed.uiuc.edu), Survive and Thrive Virtual Conference for Beginning Teachers (www.survivethrive.on.ca) of Beginning and Establishing Succesful Teachers (www.uow.edu.au/educ/students/best.html).
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
9
2.3
Toepassingsmogelijkheden van een Community of Practice voor Leraren
Iedere Community is uniek en heeft een specifiek doel. Hieronder volgen diverse toepassingsmogelijkheden van een Virtuele Community. De opsomming is niet uitputtend en het is ook mogelijk dat een Community meerdere doelen tegelijk nastreeft. In dit geval is uitgegaan van de vragen die het Ruud de Moor Centrum vanuit het onderwijsveld heeft gekregen. Een Community kan een rol spelen in de verschillende loopbaanfasen die een docent doormaakt: tijdens de opleiding, als alumnus van de opleiding en als beginnende en ervaren leerkracht. Volgens deze fasen kan een onderscheid worden gemaakt in: •
Communities die zich binnen het curriculum van een lerarenopleiding afspelen;
•
Communities ten behoeve van de alumni van een lerarenopleiding;
•
Communities ten behoeve van de professionalisering van beginnende en ervaren docenten.
Communities binnen het curriculum van een lerarenopleiding Communities kunnen binnen het curriculum van een lerarenopleiding ingezet worden. Bijvoorbeeld bij het begeleiden op afstand, of in het kader van (de ontwikkeling) van een product. Voor de inzet van begeleiden op afstand zijn diverse lerarenopleidingen met de vraag gekomen een CoP op te zetten die studenten op afstand kunnen begeleiden op hun stage. Deze paper beschrijft de ervaringen die zijn opgedaan met vier van dergelijke Communities: 1.
Op de Universiteit Twente is de CoP een middel om ervaringen uit te wisselen tussen studenten tijdens hun stage (zie 5.1).
2.
Samenscholing.Nu is een duaal lerarenopleidingproject in Rotterdam. Studenten volgen een duaal opleidingstraject waarbij ze direct werken op een (vmbo)school. Ze zien elkaar een keer per week op de lerarenopleiding. De aanleiding voor de CoP is studenten een platform te bieden waar ze tussentijds ervaringen met elkaar kunnen uitwisselen, even 'stoom kunnen afblazen' en elkaar kunnen informeren over het 'schoolleven' (zie 5.2).
3.
Op de Fontys lerarenopleiding te Tilburg (FLOT) is een CoP ingericht voor studenten die niet in de gelegenheid zijn regelmatig intervisiebijeenkomsten bij te wonen, bijvoorbeeld voor studenten die stage lopen in het buitenland of studenten die stage lopen op een nietopleidingsschool (zie 5.3). Daarnaast is een CoP opgezet rondom een te ontwikkelen Product voor deeltijdstudenten vakdidactiek Frans (eveneens 5.3).
4.
De studenten van de Katholieke Pabo Zwolle gebruiken een CoP om een onderzoek op te zetten en uit te voeren op de school waar ze stage lopen (zie 5.4).
Communities ten behoeve van alumnibeleid Opleidingen streven naar een alumnibeleid. Ze moeten dit ook vanuit accreditatie-eisen, maar hebben vaak geen idee hoe te beginnen. Door een CoP te koppelen aan een alumnisite realiseert de lerarenopleiding een vaak door alumni bezochte alumniportaal. Op deze manier blijven contacten met de alumni actief. Hogeschool Domstad heeft een CoP ingezet in het kader van het alumnibeleid (zie 5.5).
10
OUN
Communities ten behoeve van de professionalisering van beginnende en ervaren docenten Als laatste mogelijkheid komt de CoP als middel om beginnende en ervaren docenten te professionaliseren aan bod. Via twee verschillende pilots is hiermee ervaring opgedaan: 1.
via een Community of Practice voor docenten van de nieuwe assistentenopleiding VMBO (zie 5.6).
2.
een landelijke CoP voor docenten primair onderwijs (zie 5.7).
In hoofdstuk zes, waarin de conclusies en de aanbevelingen staan beschreven, zal nader ingegaan worden op deze fasenindeling van de Communities of Practice.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
11
3
Onderzoeksvragen
Zoals in de inleiding is vermeld, gaat het Ruud de Moor Centrum in deze paper uit van twee onderzoeksvragen: 1.
Kunnen de succesfactoren van een Community of Practice vormgegeven worden?
2.
Is de CoP ook interessant als instrument voor (opleidings)scholen en lerarenopleidingen?
3.1
Succesfactoren van een CoP
In de literatuur wordt veel aandacht besteed aan de mogelijke succesfactoren van een CoP. Zo beschrijft Rick Blunt acht communitybuilding foundations, namelijk: 1.
Purpose: een CoP moet een fundamentele rede van bestaan hebben rond een gedeelde doelstelling
2.
Shared Space: er moet een gedeelde plek zijn die mensen bij elkaar brengt
3.
Group Identity: groepsidentiteit geeft duidelijke grenzen aan wie tot de Community behoort en wie niet
4.
Membership Profiles: deelnameprofielen zijn niet alleen belangrijk om de reputatie van een Community te bouwen en te verbeteren, maar ook voor relaties zelf
5.
Sharing Culture: een cultuur van bereidheid tot kennisdeling is belangrijk
6.
Negotiated/self Governance: hoe gedragen we ons in de Community
7.
Feedback: er moeten regelmatige momenten van feedback zijn, zodat duidelijk wordt of al dan niet aan de behoeftes van de Community wordt voldaan
8.
Technology: technologie is een middel
De Digitale Universiteit (Beijering, 2002) hanteert vijf gouden regels: 1.
De Community moet een individueel belang dienen, maar inhoudelijk een gemeenschappelijk domein bestrijken.
2.
De rol van de moderator wordt bepaald door doelen, werkwijze en activiteiten van de Community.
3.
De digitale omgeving moet gebruikersvriendelijk zijn (simpel, etc.).
4.
Een combinatie van virtueel en fysiek contact is essentieel. Door de fysieke afstand is de noodzaak tot digitale communicatie groter. Een Community kan echter alleen maar functioneren als de deelnemers elkaar kennen en regelmatig ontmoeten.
5.
Een CoP kost tijd, geld en stafinzet.
Hezemans en Ritzen (2003) noemen zeven succesfactoren: 1.
Organiseer voorbereidende activiteiten zodat professionals de mogelijkheid hebben elkaar te ontmoeten en gezamenlijke belangstelling voor bepaalde thema’s of onderwerpen uit te spreken.
12
2.
Start met een kleine groep mensen (bestaande informele clubjes).
3.
Benoem een coördinator in de groep.
4.
Geef CoP’s een plaats in de instelling.
OUN
5.
Organiseer een coördinerende Community, die expertise bezit en ontwikkelt met betrekking tot het belang van CoP’s voor organisatie en individu, kennismanagement en het coachen van Communities.
6.
Stel in de CoP regelmatig de opbrengstvraag aan de orde.
7.
Sluit als Community aan bij de werksituatie en problemen van de deelnemers.
Hanraets, Potters & Jansen (2006) spreken van ‘lagen’ in een CoP (doel, inhoud en werkwijze). Een succesvolle CoP koerst op haar doelstellingen, werkt aan relevante thematiek uit het beroepsveld en hanteert een eigen werkwijze. Doel •
heeft heldere doelstellingen;
•
is verankerd in de organisatie(s) en heeft een draagvlak;
Inhoud •
heeft haar eigen inhoud namelijk datgene wat de deelnemers en de organisatie willen inbrengen in de Community;
Werkwijze •
kiest haar eigen inrichting en werkvormen;
•
heeft een identiteit, een eigen profiel;
•
heeft voortdurend zorg voor haar ‘sociale weefsel’.
De literatuurverwijzing naar succesfactoren van CoP’s is exemplarisch en zeker niet volledig. Bij de operationalisatie van de succesfactoren is voornamelijk van het gedachtegoed van Wenger (2002) uitgegaan. Volgens Wenger is het, om een CoP succesvol in te zetten, van belang aandacht te besteden aan drie dimensies, namelijk: 1.
Domein (waar het over gaat). Het domein creëert een gezamenlijk perspectief en gevoel van een gezamenlijke identiteit. Het domein inspireert leden om bij te dragen en te participeren. Het creëert ook een gevoel van verantwoordelijkheid en het brengt mensen bij elkaar. Zonder betrokkenheid bij het domein is een CoP gewoon een groep vrienden. Voor de dimensie Domein is de vaststelling van het initieel domein van belang. De leden moeten het domein regelmatig herdefiniëren. De Community moet een individueel belang dienen, maar inhoudelijk een gemeenschappelijk domein bestrijken. De grenzen van het domein kunnen continu verschuiven. Verder is de afbakening van de leeragenda belangrijk. De deelnemers moeten regelmatig stilstaan bij de vraag wat er tot nu toe geleerd is. Tevens moeten zij zich afvragen of de leeragenda nog steeds een breed gedragen agenda is.
2.
Gemeenschap (wederzijdse betrokkenheid). De Community creëert een sociale verbondenheid voor en door leren. Een sterke Community koestert en voedt interacties en relaties, gebaseerd op wederzijds respect en vertrouwen. In de loop van de tijd ontstaat een gevoel van een gezamenlijke geschiedenis en een gezamenlijke identiteit. Voor de dimensie Gemeenschap moet er een gemeenschapsgevoel zijn en worden onderhouden om in vertrouwen te kunnen
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
13
delen. Dit wordt ook wel cohesie of ‘sociaal weefsel’ genoemd. Men moet het gevoel hebben erbij te horen en graag terug willen keren naar de CoP. 3.
Praktijk (gedeelde handelingsrepertoire). De handelingspraktijk is een set van kaders, ideeën, hulpmiddelen, informatie, stijlen, taal, verhalen en documenten die de leden van de Community delen. De praktijk is de specifieke kennis die de groep ontwikkelt, deelt en behoudt. Er moet steeds een uitwisseling zijn met de praktijk. Anders kan de CoP in een geïsoleerde positie geraken. Vragen en probleemstellingen moeten steeds getoetst worden aan de praktijk en de leeragenda van de deelnemers moet ook regelmatig bijgesteld worden. Hieraan ontleent de CoP zijn identiteit.
Bij de evaluatie van de CoP’s blijft één van de vragen dus voortdurend of de succesfactoren Domein, Gemeenschap en Praktijk van de CoP vormgegeven kunnen worden. Bovenstaande succesfactoren zijn samengevat in een schema (bijlage 1). 3.2
Is de CoP ook interessant als instrument voor (opleidings)scholen en lerarenopleidingen?
Niet alleen voor de deelnemers, maar ook voor (opleidings)scholen en lerarenopleidingen kan een CoP een interessant (opleidings-/begeleidings-) instrument zijn. Bij de CoP’s waarbij (opleidings)scholen en/of lerarenopleidingen betrokken zijn, worden de betrokkenen geïnterviewd.
14
OUN
4 4.1
Evaluatieopzet Evaluatie van de pilot-CoP´s
Om de evaluatie van pilots beheersbaar en uitvoerbaar te houden, is een algemeen evaluatieplan opgesteld waarin een stramien voor de evaluatie van CoP´s voor Nieuwe Leraren wordt beschreven (Poelmans, 2005). De bedoeling is tot een generieke opzet te komen voor de evaluatie van CoP´s die door het Ruud de Moor Centrum worden opgezet en/of gefaciliteerd. Zo worden de verschillende pilots zoveel mogelijk op dezelfde manier en volgens dezelfde methodiek geëvalueerd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid via iedere pilot specifieke evaluatievragen te formuleren die, voor zover mogelijk, worden meegenomen. In hoofdstuk 5 volgt een beschrijving van de verschillende CoP’s. De gehanteerde evaluatiemethode per pilot zal kort worden aangeduid. 4.2
Methode van dataverzameling
Informatie wordt verzameld bij zowel de communitydeelnemers als bij de moderatoren. De doelgroep van de Communities bestaat uit docenten met weinig tijd. Dit laatste heeft al invloed op de deelname aan de Community. Voor de evaluatie betekent dit, dat de evaluatieactiviteiten van de deelnemers zo weinig mogelijk tijd vragen. Data worden als volgt verzameld: 1.
Er worden logginggegevens verzameld. Loggings geven inzicht in de kwantitatieve deelname aan de CoP.
2.
De CoP wordt geobserveerd aan de hand van een observatieprotocol (zie bijlage 2). Er kan vanuit twee invalshoeken geobserveerd worden:
3.
a.
kwantitatief, wie neemt hoe vaak deel? (de participatiegraad)
b.
kwalitatief, wat is de aard van de reacties die gepost worden?
De communitydeelnemers krijgen tussentijds en na afloop van de pilot een vragenlijst voorgelegd: a.
tussentijdse bevraging: vragen over succesfactoren en usability
b.
eindbevraging: vragen over succesfactoren, meerwaarde en usability
In bijlage 3 zijn twee voorbeelden van vragenlijsten opgenomen. 4.
De moderator van de CoP vult een checklist over succesfactoren in. Bij de checklist is de indeling van Wenger (2002) Domein, Gemeenschap en Praktijk gebruikt. In bijlage 4 is de checklist opgenomen.
5.
De moderator houdt vaak ook nog een eindgesprek met de deelnemers. Enkele moderatoren worden tussentijds en na afloop door de auteurs geïnterviewd.
Uiteindelijk leveren de vragenlijst voor de deelnemers en de checklist over succesfactoren voor de moderatoren de meeste input op voor de resultaten van de zeven pilots.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
15
5
De CoP’s: beschrijving en ervaringen
In dit hoofdstuk wordt per pilot een beschrijving gegeven van de aanleiding en opzet van de Community of Practice. De evaluatie en resultaten ten aanzien van de twee onderzoeksvragen komen aan bod en tot slot worden, voor zover mogelijk, al één of meerdere conclusies getrokken. Hoofdstuk 6 is geheel gewijd aan alle conclusies en aanbevelingen. Bij alle CoP’s wordt volgens hetzelfde stramien gewerkt. Naar aanleiding van een vraag vanuit de onderwijspraktijk (vraaggestuurd) wordt eerst een analysedocument gemaakt. In dit analysedocument, ook wel startnotitie genoemd, is vastgelegd wie de betrokken partijen zijn, wie waar verantwoordelijk voor is en de doelstellingen die partijen willen bereiken met de inzet van een Community of Practice. Vervolgens wordt een evaluatieplan opgesteld en de CoP-omgeving ontworpen en gerealiseerd. Het ontwerpen van de omgeving vindt niet altijd door het Ruud de Moor Centrum plaats. Indien een school of lerarenopleiding zelf de beschikking heeft over een digitale leeromgeving, wordt meestal de voorkeur gegeven aan het gebruik hiervan. Hoewel Communities ook zonder ict gerealiseerd kunnen worden, zijn de pilots die beschreven worden in deze workingpaper allen toegespitst op Communities die ook een ict component hebben. De desbetreffende Communities zijn allemaal gerealiseerd in Microsoft Sharepoint. Voordat de Community of Practice van start gaat, zijn er meestal nog voorbereidende bijeenkomsten met de betrokken docenten en/of studenten. De evaluatie vindt plaats volgens de in hoofdstuk 4 geschetste methodieken. 5.1
CoP ELAN Utwente
5.1.1
Aanleiding voor de CoP
Studenten van diverse vakken (Natuurkunde, Scheikunde, Wiskunde, Informatica, Economie, Maatschappijleer, Verzorging) van de eerstegraads lerarenopleiding ELAN van de Universiteit Twente volgen een minor Schoolprakticum 1. Vakdidactiek 1 en Schoolpracticum 1 (stage in het Voortgezet Onderwijs) worden naast elkaar gevolgd. Deze periode wordt voorafgegaan door een tijdspanne waarin oriënterende vakken (Onderwijskunde 1, Inleiding Vakdidactiek en Oriëntatie Schoolpracticum) gevolgd worden. Onderdeel van Schoolpracticum 1 betekent dat de studenten stage gaan lopen in het middelbaar onderwijs. Tijdens de stage komen de studenten wekelijks bijeen in een setting per vak (vakdidactiek), maar de studenten komen niet gezamenlijk bijeen. Ook worden de studenten begeleid op de stagescholen door een SPD (Stage Practicum Docent). De vakdocenten gaan gemiddeld één keer op stagebezoek. De studenten maken bij vakdidactiek gebruik van TeleTOP, het platform van de Universiteit Twente, waarin vooral aanbodgericht gewerkt wordt. Cursussen en opdrachten kunnen hierin worden klaargezet. Het is ook mogelijk om via dit platform te communiceren met de vakdocent. Een CoP is in dit geval ingericht als extra ondersteuningsmiddel in de begeleiding en als middel tot uitwisseling tussen studenten van de diverse vakken onderling. 5.1.2
Opzet
Vooraf houden de vakdocenten van ELAN een bijeenkomst waarin de doelstelling van deze Community wordt gepresenteerd en bediscussieerd. Het uitgangspunt is dat deze Community een overstijgende CoP moet zijn, waarin studenten van de verschillende vakken dus vooral over de vakoverstijgende thema’s
16
OUN
kunnen discussiëren. Het gaat hierbij dus om een aanvulling op de bijeenkomsten van het eigen vak. In de CoP kunnen deelnemers in vier discussiegroepen hun bijdragen plaatsen en discussiëren, namelijk: 1.
communiceren en pedagogiek;
2.
klassenorganisatie en didactiek;
3.
samenwerken in de school;
4.
reflectie en ontwikkeling.
FIGUUR 1
Openingspagina CoP Utwente
Ter introductie van de CoP wordt een startbijeenkomst voor de studenten georganiseerd en geleid door de coördinator van de pilot vanuit ELAN. Daarin worden de achtergronden belicht, wordt hands-on kennisgemaakt met de CoP en vindt discussie plaats. Daarna is het de bedoeling dat de studenten in de omgeving de eigen ervaringen kunnen inbrengen. Een moderator vanuit ELAN is aangesteld om te modereren. Deze moderator is tevens de onderwijskundige docent van de module waarbinnen de virtuele CoP gaat draaien. In totaal zijn 35 studenten van diverse vakken (natuurkunde, scheikunde, wiskunde, informatica, economie, maatschappijleer en verzorging) en 8 lerarenopleiders uitgenodigd om gebruik te maken van de CoP. Evaluatie en resultaten De communitydeelnemers krijgen na afloop van de pilot een vragenlijst voorgelegd met vragen over succesfactoren, meerwaarde en usability. Negen deelnemers vullen de vragenlijst in. Daarnaast wordt de CoP ook geobserveerd aan de hand van een observatieprotocol. Er vindt een eindgesprek plaats met alle betrokkenen (studenten en docenten).
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
17
Deelname In totaal worden 26 berichten in de 4 fora geplaatst, waarvan 14 door de moderator. Dit betekent dat de bijdrage van de deelnemers bestaat uit slechts 12 berichten. Acht verschillende deelnemers hebben meestal maar één bijdrage geleverd. Dit betekent niet dat de andere studenten de CoP niet bezoeken. Aan de hand van logginggegevens van de CoP blijkt, dat negen andere deelnemers de CoP wel bezoeken, maar geen bijdrage aan de discussies leveren. Succesfactoren Domein De doelstellingen van de CoP en de vragen waarop men binnen de CoP antwoorden krijgt, blijken niet voor alle deelnemers even duidelijk. Volgens de studenten heeft de CoP geen toegevoegde waarde ten opzichte van de bijeenkomsten voor vakdidactiek en de informatieuitwisseling via Teletop. Gemeenschap Van een gemeenschap is binnen deze CoP niet echt sprake. Deelnemers vertrouwen elkaar wel, maar ze hebben niet echt het gevoel erbij te horen of de wens graag terug te keren naar de CoP. Ondanks het feit dat de deelnemers redelijk tevreden zijn over de moderator, kan deze de discussie in de CoP niet aanzwengelen. Praktijk Gezien de geringe interactie functioneert de CoP niet goed. Het gevolg is dat weinig prakijkverhalen worden ingebracht en dat vragen via andere communicatiekanalen worden beantwoord. CoP interessant als instrument voor (opleidings)scholen en lerarenopleidingen? Alhoewel de CoP Utwente niet echt een succes genoemd kan worden, komt uit het eindgesprek met studenten en docenten naar voren dat een virtuele community een welkome aanvulling binnen het curriculum van vooral de educatieve master kan zijn. Een digitale omgeving, mits deze deel uitmaakt van het gangbare webplatform en een vanzelfsprekend en integraal onderdeel is van het geheel, maakt het dan mogelijk samen te werken zonder in elkaars onmiddellijke nabijheid te zijn. Samenwerkend leren en actief participeren in een community zijn activiteiten die geschaard zouden kunnen worden onder leerdoelen van het curriculum van de lerarenopleiding gericht op het verwerven van de 5e en 7e SBLcompetentie: ‘samenwerken met collega’s’ en ‘persoonlijke ontwikkeling’. Met name de studenten geven aan dat exclusieve aandacht voor deze competenties in het curriculum noodzakelijk is ‘je leert dat niet zomaar!’. Alle betrokkenen zien in dit perspectief mogelijkheden voor een Community of Practice in het tweede deel van de educatieve master. Conclusie Van een levendige virtuele community is bij de CoP Utwente slechts in beperkte mate sprake. De beschikbaarheid van andere communicatiekanalen en vormen van begeleiding dragen ertoe bij dat de studenten deze vakoverstijgende CoP als overbodig beschouwen. Een deelnemer verwoordt als volgt hoe hij/zij de virtuele CoP ervaren heeft:
18
OUN
“De CoP is niet bepaald tot leven gekomen. Dit is niet zo vreemd omdat de CoP één van de vele contactmanieren is die wij studenten hebben met elkaar. Ten eerste zien wij elkaar minimaal een keer per week, ten tweede is daar Teletop, waar die onderdelen uit CoP die nuttig kunnen zijn (vraag en antwoord, discussieboard, uitwisseling documenten) ook geplaatst kunnen worden en ten derde heb ik gemerkt dat ik de meeste problemen die ik op de CoP zou willen zetten toch vooral met aankomende docenten uit mijn eigen vakgebied wil bespreken omdat die het beste snappen hoe mijn lessen in elkaar zitten. Ten derde was er bij het vak onderwijskunde 2 ook nog sprake van een gezamenlijke website waarop nieuws en discussies geplaatst konden worden”. De deelnemers ervaren niet echt meerwaarde bij participatie in de CoP. Toch wordt een CoP als interessant instrument voor (opleidings)scholen en lerarenopleidingen gezien. Dat geldt dan vooral in de educatieve master. In een vraaggesprek met de moderator geeft deze aan dat juist de masterstudenten meer bezig zijn met vakoverstijgende problemen die ze tegenkomen in de praktijk. Echter, de virtuele community moet integraal onderdeel uitmaken van het programma en de vakdocenten zullen zich dan ook moeten conformeren en niet alle vragen in de vaklessen beantwoorden.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
19
5.2
CoP Samen Opleiden
5.2.1
Aanleiding voor de CoP
Samenscholing.Nu is een duaal lerarenopleidingproject in Rotterdam. Studenten volgen een duaal opleidingstraject waarbij ze direct werken op een (vmbo)school. Ze zijn verdeeld over zes scholen in Rotterdam. Ze zien elkaar een keer per week op de lerarenopleiding. De aanleiding voor de virtuele communityomgeving is studenten een platform te bieden waar ze tussentijds ervaringen kunnen uitwisselen met elkaar, even 'stoom kunnen afblazen' en elkaar kunnen informeren over het 'schoolleven'. 5.2.2
Opzet
De CoP Samen Opleiden start in december 2005. Er vindt een startbijeenkomst plaats met de deelnemende studenten. In de virtuele communityomgeving begeleidt de moderator de discussies en maakt deelnemers waar nodig wegwijs in het gebruik van de CoP. Experts (de werkplekcoaches) kunnen antwoord geven op (vak)inhoudelijke vragen waar de studenten niet uitkomen.
FIGUUR 2
20
Openingspagina CoP Samen Opleiden
OUN
5.2.3
Evaluatie en resultaten
Omdat de CoP Samen Opleiden niet goed functioneert, wordt deze virtuele community niet via de standaardprocedure, maar via een eindinterview met de moderator van de CoP geëvalueerd. Deelname Studenten maken er geen gebruik van. Slechts twee studenten plaatsen een bericht in het forum. Studenten starten zelf een MSN-groep waarin ze ervaringen uitwisselen. Daarnaast hebben de studenten nog verschillende andere communicatiemogelijkheden: •
website van de praktijkschool\website van de projectgroep;
•
ELO op de hogeschool;
•
websites van de vaksecties.
FIGUUR 3
Student en ict
De student kan op verschillende manieren zijn praktijkervaringen bespreken en verwerken, namelijk via: •
besprekingen met de coach in de school;
•
vakdocent praktijkschool;
•
besprekingen met bezoeker hogeschool (ambassadeur);
•
tutorbesprekingen op de hogeschool in mentorgroep;
•
helpdesk van de vaksectie;
•
virtuele community.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
21
FIGUUR 4
Student en Praktijk
Succesfactoren Uit het interview met de moderator komt naar voren dat er onvoldoende draagvlak voor de virtuele communityomgeving is, zowel bij de studenten als vanuit de hogeschool (tutoren en coaches). Studenten hebben geen behoefte aan nog een extra platform voor communicatie met medestudenten. Ze willen wel communicatie met de Hogeschool. Zowel bij studenten als tutoren bestaat een zekere weerstand tegen ict. De coaches (docenten van de Hogeschool) zijn niet overtuigd van de CoP. Wanneer studenten dan toch de CoP bezoeken, roept een eenvoudige handeling als het toegangswachtwoord niet kunnen aanpassen, weerstand op. Bovendien zijn naast de Sharepointomgeving heel wat andere informatiekanalen (zie schema hierboven) beschikbaar. Om het gebruik van de CoP te bevorderen, worden veel acties ondernomen. De studenten krijgen het verzoek de virtuele omgeving twee weken te gebruiken in plaats van de MSN-groep. Hieraan wordt geen gehoor gegeven. Ook de plaatsing van foto’s, video-opnames en mededelingen in de CoP levert geen reacties op. Het polsen van belangstelling voor contact via een Community met andere duale opleidingen blijft eveneens zonder resultaat. 5.2.4
Conclusies
De door het Ruud de Moor Centrum opgezette communityomgeving functioneert niet volgens de verwachtingen. Studenten vormen zelf een eigen Community door het starten van een MSN-groep. Bovendien zijn er heel wat andere kanalen om de praktijkervaringen te bespreken en te verwerken. De belangrijkste conclusie naar aanleiding van deze pilot is dat vooraf een grondige analyse plaats moet vinden om het draagvlak voor en de behoefte aan (de digitale omgeving voor) een Community of Practice te meten.
22
OUN
Tevens is het van belang voor aanvang vast te stellen wat de gebruikelijke manier van communiceren is. Anders gezegd: wat is de groepsnorm? De groepsnorm of groepscultuur blijkt bij deze pilot een significante factor bij de mediakeuze (Haythornthwaite, 1997). Ondanks de behoefte aan het uitwisselen van informatie en ervaringen prefereren de studenten MSN.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
23
5.3
CoP Fontys Foli(e) / Fontys Online Intervisie
De Fontys LerarenOpleiding Tilburg (FLOT) wil een virtuele communityomgeving inrichten voor de inzet van begeleiding van studenten op afstand oftewel een Community rondom de stage (a). Daarnaast is er belangstelling voor de opzet van een CoP rondom een product. Eerst zal de pilot rondom de stages (a) beschreven worden. Deze pilot valt in twee periodes uiteen. Daarna komt de pilot rondom een product (b) aan de orde. 5.3.1a Aanleiding CoP: rondom de stage Op de FLOT lopen studenten stage op stagescholen. Vaak zijn deze stageplaatsen tevens opleidingsscholen. Dat wil zeggen dat minimaal één dag in de week een FCD’er (Fontys Contact Docent) op de stageschool aanwezig is om de studenten te begeleiden door middel van intervisie. Er zijn echter twee groepen studenten die niet in de gelegenheid zijn regelmatig intervisiebijeenkomsten bij te wonen: 1.
Studenten die stage lopen of werken op niet-opleidingsscholen;
2.
Studenten die stage lopen in het buitenland (Suriname, Nederlandse Antillen, Zuid Afrika en Frankrijk).
Voor beide groepen is een begeleiding deels op afstand en vooral een flexibelere begeleiding gewenst. 5.3.2a Opzet eerste periode Van november 2005 tot de zomervakantie in 2006 loopt de eerste periode van deze pilot. Na evaluatie komt er een vervolg (zie verderop pilot rondom stage van augustus 2006 tot juni 2007). Het betreft een pilot rondom het begeleiden van stages van drie groepen. Een groepje LIO’s die stage lopen op Curaçao, een groepje LIO’s geschiedenis, techniek en scheikunde in Nederland en een groepje 1e jaars Spaans. Per groepje zijn drie studenten betrokken. De keuze voor dit kleine aantal heeft te maken met het feit dat de docenten dit medium eerst willen uitproberen en deze nieuwe manier van online begeleiden willen uittesten. Drie docenten van Fontys zijn betrokken bij de uitvoer van de pilot. Het Ruud de Moor Centrum faciliteert deze pilot onder anderen met een digitale omgeving gebouwd in Sharepoint. Er is een gemeenschappelijk portal voor de studenten en docenten, maar ieder intervisiegroepje heeft een eigen besloten omgeving.
24
OUN
FIGUUR 5
Schermafdruk van de omgeving voor de 1e jaars Spaanse studenten
De docenten zetten materialen en handleidingen klaar die betrekking hebben op de stages. Er is ruimte voor de docenten mededelingen en informatie te plaatsen, zoals bijvoorbeeld een sjabloon van het stagewerkplan. Deelnemers hebben de mogelijkheid aankondigingen te plaatsen en er is een forum opgezet. De studenten beschikken ieder over een eigen site waarop ze een digitaal portfolio kunnen opbouwen. De student bepalen zelf of medestudenten en/of de Stage Practicum Docent (SPD) toegang krijgen tot hun digitaal portfolio. De FCD (Fontys Contact Docent) heeft toegang tot het portfoliogedeelte van de student. 5.3.3a Evaluatie en Resultaten eerste periode De studenten krijgen geen vragenlijst en er is geen sprake van het bijhouden van een observatieprotocol zoals beschreven in hoofdstuk 4. De reden hiervoor is dat de intensiteit van de CoP achterblijft bij de verwachtingen. De docenten en studenten houden wel een mondelinge evaluatie. •
De betrokken docenten (moderatoren) voeren zelf een eindgesprek met de studenten;
•
Eén moderator vult de checklist voor moderatoren in.
De doelstellingen van deze CoP zijn vooral het leren omgaan met de omgeving Sharepoint door zowel de docenten als studenten, het uitproberen van deze online omgeving en het opdoen van ervaring met online intervisie. De groep 1e-jaars studenten Spaans ervaren de omgeving prettig als het gaat om informatievoorziening en het opbouwen van een eigen digitaal portfolio. De forumsite wordt gebruikt als een soort chatomgeving.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
25
Voor 1e-jaars studenten is het een uitstekende digitale samenwerkingsomgeving waarin alle documenten rondom de stage keurig overzichtelijk terug te vinden zijn. Ook de eigen producten kunnen de studenten kwijt in het digitaal portfolio. Echter, van echte intervisie online is geen sprake. De docent vermoedt dat de studenten nog niet voldoende beschikken over reflectieve vaardigheden. Afspraken over de wijze van gebruik van de digitale omgeving en wijze van reageren van en op elkaar kan wellicht meer vruchten afwerpen (zie het voorbeeld van de LIO-studenten hieronder beschreven). Bovendien ontmoeten deze studenten elkaar regelmatig op de opleiding, waardoor de online intervisie via de ict omgeving minder relevant wordt. Het groepje LIO-studenten geschiedenis, techniek en scheikunde doet zes weken online aan intervisie. De docent (moderator) structureert voor dat ieder in een periode van twee weken een case aandraagt. De anderen kunnen daarop dan reageren. De moderator heeft een sturende en observerende rol. Als gevolg van duidelijke afspraken over de wijze van inbreng (case) en de tijdspanne waarbinnen de online intervisie plaatsvindt, is het mogelijk meer diepgang te bereiken dan wanneer op een vrijblijvende manier wordt geopereerd. De studenten zijn duidelijk gemotiveerd. Met deze vorm van online intervisie kan ook een dove student meedoen. Het derde groepje dat stage loopt in het buitenland kan de verwachtingen niet waarmaken. Dit ligt deels aan de lastige toegang tot internet in Curaçao en één student haakt af. Vervolg van de pilot rondom de stage van augustus 2006 tot en met juni 2007 Aanleiding en Opzet tweede periode Met de ervaringen van de eerste periode willen de docenten van Fontys doorgaan met het uitbouwen van een digitale omgeving voor het gebruik van online intervisie. Deze keer bouwen de docenten zelf in de eigen Sharepointomgeving van FLOT een digitale omgeving en ze noemen de site Digistage. De functies van deze site zijn weer in principe: informatieverstrekking, online intervisie door middel van discussieforum en de opbouw van een individuele digitale portfolio. Een uitdrukkelijk doel van de CoP is het digitaal samenwerken. Dit keer zijn de deelnemers studenten die stage lopen in het buitenland en studenten die stage lopen op scholen in West-Brabant maar géén opleidingsschool (meer) zijn van de lerarenopleiding Tilburg. Op deze scholen is dus geen begeleiding van FCD waardoor de studenten, naar verwachting, extra (digitale) begeleiding nodig zullen hebben. Evaluatie en Resultaten tweede periode Ook voor de tweede periode blijven de vragenlijst voor de deelnemers en het observatieprotocol achterwege. De moderator vult een checklist van succesfactoren (bijlage 4) in en er is een eindgesprek met de studenten. Verder wordt gebruik gemaakt van informatie uit gesprekken tussen de RdMC-coach en de Fontys-docent. Succesfactoren Domein Er vinden eerst individuele intakegesprekken met de deelnemers plaats. Alle CoP-leden moeten het stagewerkplan invullen. Dit stagewerkplan dient ingevuld te worden op basis van de zeven SBLcompetenties. Binnen dat kader kunnen de studenten de prioriteit leggen op de (deel)competenties die ze nog moeten verwerven. Men spreekt daarom van individuele trajecten.
26
OUN
Er is geen sprake van een gemeenschappelijke startbijeenkomst. De moderator stelt wel steeds reflectieve vragen aan de individuele student. Gemeenschappelijke leervragen worden niet geformuleerd. Gemeenschap De studenten kennen elkaar nog niet. De moderator maakt in Sharepoint subsites aan op basis van schoollocaties en laat de studenten in de ict omgeving zich aan elkaar voorstellen. Verder zijn er duidelijke afspraken gemaakt in het gebruik van de virtuele communityomgeving en in het stageprotocol ligt ook heel duidelijk vast wat er van de studenten verwacht wordt. Eén groep studenten geeft aan fysieke intervisie te willen doen met elkaar. Dat doen ze volgens de Balint methode. Dit is een methode gericht op gestructureerde fases. Bij het hanteren van de Balint-methode ontstaan oplossingen van problemen door de fases van probleemstelling, beeldvorming, oordeelvorming en besluitvorming strak van elkaar te scheiden. Volgens de Fontys docent verloopt dit goed. Daarnaast houden de studentenveelvuldig 1 op 1 contact met de Fontysdocent via de Fontys mail. De studenten hebben onderling contact buiten de ict omgeving om, maar dit is niet structureel. Praktijk De inbreng van de studenten komt allemaal uit de dagelijkse schoolpraktijk. 5.3.4a Conclusies rondom de stage voor beide periodes: •
Er is veel ervaring opgedaan met de Sharepoint omgeving. In de tweede periode is de Sharepointomgeving door de docenten zelf gebouwd. Hierdoor krijgen de docenten meer mogelijkheden veranderingen aan te brengen, hetgeen het eigenaarschap van de omgeving verhoogt.
•
De digitale omgeving als informatievoorziening en mogelijkheid tot het opbouwen van een portfolio functioneert goed bij alle groepjes.
•
Bij één groepje is wel daadwerkelijk sprake van online intervisie. Dit komt mede, doordat in dit groepje duidelijke afspraken worden gemaakt over de wijze van inbreng en reactie volgens een duidelijke structuur.
•
Studenten die stage lopen op een school waar geen opleidingsdocent van Fontys komt of een stage in het buitenland lopen, bevestigen dat de online vorm van extra begeleiden en ervaringen uitwisselen waardevol is.
•
Wil de digitale omgeving tot een echte Community of Practice kunnen uitgroeien, moeten studenten al over een zekere vaardigheid in reflecteren beschikken. Daarnaast zal het onderwijs zo ingericht moeten worden dat er een gemeenschapsgevoel ontstaat waarbij studenten hun gezamenlijke leervragen kunnen oppakken.
•
Succes van online intervisie staat of valt bij een regelmatige reactie van de deelnemers. Daardoor vereist deze vorm enige discipline en motivatie. Volgens de docenten van Fontys komen hierdoor eerder de LIO-stagaires én de deeltijdstagiaires in aanmerking voor online intervisie, dan de 1e-jaars studenten die meer begeleiding nodig hebben. Althans dat is voorlopig een eerste conclusie.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
27
•
De studenten ervaren de online intervisie als zinvol. De eerstejaars roemen met name het feit dat het prettig is dat alles zo goed gestructureerd is en dat men een plek heeft voor een eigen (groeiend) portfolio. De vraag is natuurlijk of hier sprake is van een Community of Practice, men kan eerder van een Community of Learners of een digitale werkomgeving spreken.
•
In de eindgesprekken geeft iets meer dan de helft van de deelnemende studenten aan, dat deze vorm van begeleiding tot hun verrassing niet onder doet voor een ‘gewone’ begeleiding. Het is wel noodzakelijk dat een moderator het proces goed ondersteunt.
5.3.1b Aanleiding van CoP rondom een product Deeltijdstudenten hebben in de regel een behoorlijk volle agenda. Naast hun reguliere baan, runnen ze vaak nog een gezin en de studie komt erbij. Om de contacturen terug te brengen rondom het vak Producerend Leren van Vakdidactiek, wordt een virtuele communityomgeving ingezet. De deeltijdstudenten komen de helft van de geplande bijeenkomsten fysiek bij elkaar op de opleiding en tussentijds houden ze middels de ict omgeving contact en werken ze daar gezamenlijk aan hun product. 5.3.2b Opzet Het gaat hier, zoals hierboven al vermeld, om een groep deeltijdstudenten. Bij producerend leren ontwikkelen de studenten vakdidactisch materiaal in opdracht van de school. De Fontys docent draagt een gemeenschappelijk kader aan: het materiaal moet innovatief zijn en aspecten van gedeelde of leerlingensturing bevatten. Die sturing door CoP-deelnemers zelf is een belangrijke succesfactor voor een Community. In de startbijeenkomsten stelt men met elkaar vast wat het ‘innovatief aspect’ kan inhouden. Vervolgens dient ieder lid een projectplan in dat goedgekeurd moet worden door de Fontys docent en door de overige leden van de CoP. De moderator stimuleert verder regelmatige reflectie door de studenten te laten werken volgens de principes van Critical Friends (Petra Ponte). Zij moeten elkaars doelstellingen en werkwijzen bewaken en voorzien van inhoudelijke feedback. Zij moeten tevens het gemeenschappelijk kader niet uit het oog verliezen. Tijdens de bijeenkomsten en via de eigen site doen de studenten dat. •
Studenten werken zelfstandig aan een opdracht, voor ongeveer tien credits;
•
De meeste studenten zijn digital immigrants;
•
De stageschool is de opdrachtgever en dat betekent dat geen enkele opdracht gelijk is;
•
De studenten werken samen waarbij zij elkaar feedback geven als Critical Friends;
•
Studenten ontmoeten elkaar ‘fysiek’ drie keer. De rest van de tijd werken ze via de digitale omgeving.
5.3.3b Evaluatie en Resultaten De moderator vult de checklist voor moderatoren in. De docent/moderator houdt tevens een eindgesprek met de studenten. De studenten vullen geen vragenlijst in. Deelname Alle studenten doen vol enthousiasme mee. Er is sprake van veel uitwisseling. Het gaat dus om een levendige Community.
28
OUN
Succesfactoren Domein In het jaar voorafgaand aan deze CoP is al aandacht besteed aan mogelijke onderwerpen die voor dit onderdeel Producerend Leren ontwikkeld zouden kunnen worden. Hierdoor is voor de deelnemers al vrij snel duidelijk waarover de ontwikkelde producten moeten gaan. Gemeenschap De studenten hebben samen een jaar lang de basiscursus Vakdidactiek gevolgd. De terminologie, de manier van omgaan met elkaar is daardoor aanwezig vóór het starten van de CoP. Er is derhalve sprake van een gemeenschappelijke taal en omgangscodes voor aanvang. Praktijk De opdrachten komen rechtstreeks van de scholen. De rol van de moderator Op de vraag wat volgens de moderator onmisbare eigenschappen en kwaliteiten van de moderator zijn, komen de volgende antwoorden: •
openstaan voor onverwachte ontwikkelingen;
•
niet meteen de schuld geven aan deelnemers als het niet loopt, maar kunnen analyseren wat er aan de hand is: zelfreflectie dus;
•
kennis van boeiende digitale omgevingen hebben;
•
individuele en flexibelere leertrajecten begeleiden en respecteren (bij deeltijdstudenten met zeer diverse achtergronden);
•
online groepsproces kunnen volgen en analyseren, voor de juiste interventie. Het model van Gilly Salmon geeft hieraan een belangrijke bijdrage. In hoofdstuk 6 staat meer uitleg over het vijffasenmodel van Gilly Salmon en ook in bijlage 5 staat het model gepresenteerd.
Deze laatste twee punten zijn ook voor fysieke begeleiding van belang, maar het loopt toch net anders bij een online begeleiding. Op de vraag hoe de moderator zich heeft voorbereid op de rol van moderator komen de volgende antwoorden: •
brochures van het Ruud de Moor Centrum (RdMC);
•
gesprekken met de RdMC Coach;
•
deelname aan studiedagen en workshops van het RdMC;
•
lidmaatschap Digitale Didactiek;
•
studiedagen intern en bij vak Frans.
Als voorbereiding op een bijdrage voor een studiedag van de HBO-raad bekijkt de moderator, samen met de RdMC-coach, de ontwikkeling van de CoP aan de hand van het vijf-fasenmodel van Gilly Salmon (2002). Hierdoor wordt de moderator zich bewust van de fase waarin de studenten zitten in de Community. Het wordt derhalve gemakkelijker de juiste interventie als moderator te plegen.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
29
5.3.4b Conclusies •
De studenten overtreffen zichzelf. Van digibeet ontwikkelen ze zich tot actieve Communitydeelnemers.
FIGUUR 6 •
Deelnemers
Veel randvoorwaarden zijn aanwezig om daadwerkelijk tot een levende Community te komen. De studenten en de docent kennen elkaar al goed, de onderwerpen (domein) zijn helder vastgesteld en de praktijk is optimaal betrokken.
•
30
De wijze van feedback geven is bekend en geoefend.
OUN
5.4
CoP KPZwolle
5.4.1
Aanleiding voor de CoP
Voor studenten van de Katholieke Pabo Zwolle is in het derde en vierde jaar een zeer groot deel van de studietijd ingeruimd voor stages als onderwijsgevende op basisscholen. Eén van de activiteiten tijdens de stage is het uitvoeren van praktijkonderzoek op de school of scholen. Uit de ervaringen van docenten en studenten blijkt, dat onderzoek leren doen een lastig onderdeel is. Regelmatige en individuele begeleiding van de docent is hierbij onmisbaar. Gedurende het derde en vierde jaar is het aantal contactbijeenkomsten echter noodgedwongen beperkt omdat studenten door hun stagewerkzaamheden weinig meer op de opleidingslocatie zijn. Het gevolg is dat de individuele begeleiding afneemt. Een omgeving op internet waar studenten en docenten plaats- en tijdonafhankelijk over – met name de opzet van – de verschillende onderzoeken kunnen communiceren, lijkt een uitstekend hulpmiddel. Wat geldt voor de begeleiding door docenten speelt ook bij studenten onderling. Een omgeving op internet geeft studenten de gelegenheid plaats- en tijdonafhankelijk elkaars werk in te zien en te becommentariëren. De CoP Leervragen heeft tot doel de opstartfase van het praktijkonderzoek te faciliteren. Het gaat hierbij om het formuleren van een onderzoekbare leervraag oftewel een hypothese. Studenten krijgen eerder en vaker commentaar op hun leervragen van medestudenten en begeleidende docenten. 5.4.2
Opzet
De vierjarige opleiding aan de KPZ is opgedeeld in acht semesters waarbij per leerjaar de semesters een vast nummer hebben. Zo wordt met semester 5 en 6 in deze terminologie het derde leerjaar aangeduid. Studenten leren werken met leervragen in semester 5 bij drie vakken: pedagogiek, Nederlands en rekenen. In semester 6 werken ze met een leervraag binnen een zogenaamde stroom, bijvoorbeeld de bijzondere leerling, vernieuwingsonderwijs zoals Jenaplan of Dalton en een stage in het buitenland. In semester 7/8 betreft het een specialisatiegebied, bijvoorbeeld het oudere kind, bewegingsonderwijs en drama. De CoP’s dienen alleen voor het opstarten van de praktijkonderzoeken die beginnen met de leervraag. Studenten worden begeleid of geven elkaar feedback om een goede leervraag te formuleren. Dat wil zeggen, een leervraag die bruikbaar is voor het uitvoeren van onderzoek. Het onderzoek zelf voeren studenten individueel uit. In het cursusjaar 2005-2006 functioneert in semester 5 een CoP bij de KPZ. Door organisatorische problemen is de voor semester 6 ingerichte CoP niet gebruikt. Studenten zijn in deze CoP’s ingedeeld als groep (klas) waarbinnen elke student de beschikking heeft over een eigen documentenpagina. De ervaringen met deze indeling zijn niet gunstig omdat de gebruikte software (SharePoint) bij het openen van een document elke keer doorschakelt naar de tekstverwerker MSWord op de computer van de gebruiker. Bovendien zijn de begeleidende docenten genoodzaakt langs de groepen te ‘reizen’ op zoek naar studenten die voor hun vak bezig zijn met een leervraag. Voor het cursusjaar 2006-2007 is daarom gekozen voor een andere opzet van de CoP’s, namelijk de webbased forums met discussieplatforms van Sharepoint om het overschakelen naar MSWord te vermijden. De forums worden bovendien niet per groep maar naar vakinhoud ingedeeld en gekoppeld aan een begeleidende docent. Studenten plaatsen hun bijdragen in de forums met de juiste koppeling
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
31
van vak of specialisatie en docent. Het aantal CoP’s wordt uitgebreid naar drie in totaal: een CoP voor semester 5, eentje voor semester 6 en een CoP voor semester 7 & 8. In totaal worden bij KPZwolle vier verschillende CoP’s ondersteund: 1.
CoP KPZ – Leervragen semester 5 (2005-2006);
2.
CoP KPZ – Leervragen semester 5 (2006-2007);
3.
CoP KPZ – Leervragen Stromenland semester 6;
4.
CoP KPZ – Leervragen semester 7 en 8 (2006-2007).
FIGUUR 7 5.4.3
Forum CoP KPZ – Leervragen semester 7 en 8
Evaluatie en resultaten
Evaluatie van de CoP’s Pabo Zwolle vindt plaats door een vragenlijst aan studenten en docenten voor te leggen. Hieronder worden de resultaten voor de verschillende CoP’s Pabo Zwolle gezamenlijk gerapporteerd, omdat de bevindingen in dezelfde lijn liggen. Deelname In principe plaatst iedere student zijn/haar leervraag in de CoP en krijgt hierop een reactie van medestudenten en docenten. Studenten plaatsen hun leervragen en docenten geven meestal wel commentaar. De reacties van medestudenten blijken in de praktijk nogal tegen te vallen. Het gaat hierbij zowel om de omvang als het niveau van het commentaar. Succesfactoren Domein De start van de CoP’s vindt plaats door een introductie in contactbijeenkomsten van de betrokken docenten over het doel van de CoP’s: te weten een hulpmiddel voor het begeleiden en voor samenwerking bij het onderdeel leervragen van het curriculum. De inhoud ligt voor de start reeds vast en is voor deze CoP dan ook helder, namelijk de leervragen van de studenten. Het bezig zijn met leervragen
32
OUN
is het domein van deze CoP. Een leervraag formuleren studenten naar aanleiding van een situatie of een gegeven dat ze signaleren in de beroepspraktijk, hun stages. Voor studenten van de Pabo Zwolle is een virtuele CoP een nieuw instrument dat ze ter beschikking krijgen naast andere communicatievormen. Studenten en docenten moeten wennen aan en leren omgaan met deze communicatievorm. De interactie tussen studenten en begeleidende docenten blijkt in ongeveer de helft van de CoP-forums naar tevredenheid van de deelnemers te verlopen. Gemeenschap De studenten en de docenten kennen elkaar van de opleiding en tijdens het functioneren van de CoP’s in de contactbijeenkomsten. Het aantal contactbijeenkomsten dat met een forum gepaard gaat, wisselt van een keer per week voor deeltijdstudenten tot om de drie à vier weken voor voltijdstudenten. Bij een deel van de forums fungeren de contactbijeenkomsten als rode draad en is het forum flankerend. Van een gemeenschap binnen de CoP’s is niet echt sprake. Niet alle studenten geven consequent feedback. Ook het feit dat men elkaars werk kan kopiëren speelt hierbij een rol. Feedback van medestudenten blijkt niet altijd direct toepasbaar. Zelfs het commentaar van docenten vindt men niet altijd direct toepasbaar, mede ook omdat docenten niet altijd (snel) reageren. Praktijk In principe is de link met de beroepspraktijk aanwezig in deze CoP, omdat de studenten de voorstellen voor hun leervragen ontlenen aan hun ervaringen tijdens schoolstages. In de praktijk blijkt echter dat studenten soms oppervlakkig naar elkaar reageren en vooral met hun eigen leervragen bezig zijn. Rol van Moderator Er is sprake van een meertrapsmoderatie. Extern door een samenwerkende ict deskundige en een inhoudelijk medewerker van het RdMC, intern door twee jaarcoördinatoren en vervolgens door de begeleidende docenten per forum. De moderator bereidt zich voor met behulp van de handleiding voor moderatoren en via praktijkervaring bij andere CoP’s van het RdMC. De volgende eigenschappen zijn volgens de RdMC-moderator onmisbaar: •
dienstbaar opstellen naar de gebruikers;
•
geduld en alertheid bij het opstarten van een CoP;
•
vasthoudendheid bij het volgen en waar nodig activeren van de CoP;
•
zakelijk kunnen beslissen, bijvoorbeeld over benodigde koerswijzigingen, opheffen van een rubriek, inbouwen van nieuwe faciliteiten en het stoppen met de CoP;
•
de autonomie van de gebruikers erkennen: een CoP een eigen koers laten vinden.
De RdMC-moderator geeft verder aan dat hij veel heeft gehad aan de documentatie en de discussies binnen het RdMC-team zodat reflectie op de positie van en het handelen als moderator sneller is verlopen.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
33
5.4.4 •
Conclusies De CoP’s bij KP Zwolle zijn een voorbeeld van hoe CoP’s binnen het curriculum van een lerarenopleiding kunnen worden ingezet. De terminologie Community of Practice kan bij de toepassing binnen een curriculum wellicht beter vervangen worden door het begrip Community of Learners. Zeker ook omdat er sprake is van een afhankelijke relatie tussen de CoP-leden: begeleidende docenten en studenten.
•
Wanneer het geven van feedback aan medestudenten een onderdeel uitmaakt van een CoP binnen een curriculum, valt het te overwegen studenten daarin te trainen en op zijn minst hulpmiddelen (bijvoorbeeld checklists met criteria) hiervoor ter beschikking te stellen. Het geven van feedback aan medestudenten is een vaardigheid op zich waarvan je niet mag veronderstellen dat studenten dit kunnen.
•
Over de meerwaarde van de CoP’s, zoals die bij de KP Zwolle gefunctioneerd hebben, lopen de meningen uiteen. Voor sommige docenten betekent het een meerwaarde omdat ze tijdens de contactbijeenkomsten weinig tijd hebben voor leervragen. Er wordt ook geponeerd dat studenten beter op de rails kunnen worden gezet bij de formulering van hun leervragen. Voor andere docenten heeft de CoP minder toegevoegde waarde. Ze vinden dat er teveel tijd in gaat zitten, dat het moeilijk is korte feedback te geven en ze missen de snelle interactie die bij persoonlijk contact aanwezig is.
•
Ook blijkt dat er zelfs voor de deeltijdstudenten – in de meeste gevallen – voldoende contactbijeenkomsten zijn, zodat de CoP in een aantal gevallen niet nodig is.
•
Het is opvallend dat de meeste docenten ook in de toekomst het inzetten van CoP’s binnen het curriculum van KP Zwolle zinvol vinden. Voorwaarden zijn dan wel dat de CoP uitdrukkelijk meerwaarde biedt naast contactbijeenkomsten, dat er goed wordt nagedacht over doelstellingen en dat er voldoende faciliteiten zijn.
34
OUN
5.5
CoP Domstad Pabo
5.5.1
Aanleiding voor de CoP
De CoP Domstad Pabo is een community voor de alumni van de Pabo Domstad. Hogeschool Domstad wil door middel van een virtuele communityomgeving het contact behouden met de afstudeerders en eerste ervaringen opdoen in een digitale communicatieomgeving met alumni. Het verzoek komt dan ook vanuit het management om een Community of Practice rondom de alumni op te zetten. 5.5.2
Opzet
De CoP Domstad Pabo is gestart in september 2005. In de communityomgeving kunnen deelnemers allerlei informatie uitwisselen. Dit kunnen gewoon de vakantiebelevingen zijn, de foto's van het afstuderen enz. Daarnaast is de omgeving bedoeld om onderling contact te onderhouden en de eerste ervaringen op school en met het zoeken naar een baan met elkaar uit te wisselen.
FIGUUR 8 5.5.3
De Community of Practice Domstad
Evaluatie en resultaten
De vragenlijst voor de deelnemers levert in het najaar van 2006 geen enkele respondent op. De moderator vult wel de vragenlijst met betrekking tot Succesfactoren in. Deelname Er zijn weinig bijdragen. De CoP wordt wel bezocht met pieken in juli 2005 en 2006. Het gaat hierbij om momenten waarop afgestudeerden voor het eerst de Community of Practice bekijken.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
35
Succesfactoren Domein Het domein van de CoP voor alumni van Hogeschool Domstad wordt vastgesteld. De alumni van Domstad geven aan, dat zij op de hoogte willen blijven van de ontwikkelingen op Domstad. Zij willen informatie over de opleiding en de posthbo-opleidingen en informatie over vacatures. Enige sociale uitwisseling is wenselijk. Ze voelen zich een ´club´. Er worden geen echte leervragen geformuleerd. Het is het begin van een nieuwe ontmoeting tussen studenten die net afgestudeerd zijn en derhalve gaan starten in de praktijk. De verwachting is dat er beginnersvragen zullen opkomen. In een eerste face-to-face bijeenkomst worden die vragen wel geïnventariseerd. Het gaat vooral om arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Gemeenschap De leden van de gemeenschap zijn oud-studenten van Hogeschool Domstad. Zij hebben de opleiding leerkracht basisonderwijs gevolgd en zijn via het Domstadsignatuur aan elkaar verbonden. De samenhang is verder uitgezet door de kleur van de CoP en door enkele ‘terugkomdagen’. De leden bezoeken de CoP vooral om informatie op te halen over vacatures, foto’s van de opleiding en informatie over de opleiding. Praktijk De leden zijn allemaal leerkrachten basisonderwijs. Deze praktijk levert de vragen op. De rol van de Moderator De moderator vertelt dat haar bijdrage aan de voorbereiding minimaal is vanwege de vliegende start. De bedoeling is dat de alumni direct toegang krijgen na hun afstuderen. Dit wordt binnen twee weken gecommuniceerd en gerealiseerd. De moderator probeert vragen aan te wakkeren en te stimuleren. Ook doet ze veel pogingen leden te betrekken via het forum, mededelingen in de CoP, via de telefoon, mail tijdens bezoeken al dan niet formeel. In een latere fase worden, vanuit het RdMC, tijdens een expertmeeting aanbevelingen geformuleerd ter verbetering van het functioneren van de CoP Domstad. In schema 1 staat een overzicht van de genoemde suggesties die per dimensie Domein, Gemeenschap en Praktijk worden gedaan.
36
OUN
Domein •
uitbreiden van het domein; versterken van het netwerk;
•
werken vanuit de didactische en onderwijsvisie;
•
voortborduren, met de signatuur van Domstad; Dit betekent in uitvoering: werken vanuit het bekende; zo waren we het gewend werken aan nieuwe ontwikkelingen; dit zijn de nieuwste weetjes, trends handhaven van mijn eigen Domstadstijl; waar ligt mijn kern en kernkwaliteit die ik bij Domstad ontwikkeld heb?!
•
sluiten van de kwaliteitscyclus: wat we van de alumni ‘horen’ ook integreren in het curriculum.
Gemeenschap •
Opleidingsbreed alumnibeleid is noodzakelijk. Doelen formuleren. Domstadgevoel definiëren. Kijk eens naar hoe andere WO-/HBO-instellingen dat hebben gedaan.
•
Verdere suggesties:
•
nieuwsbrief;
•
terugkomdagen;
•
ledenlijst activeren: profiel opschalen;
•
succes-story’s rolmodellen;
•
portretten;
•
relateren aan de RdMC-producten;
•
buddyschap; duo’s vormen, mentorschap ervaren afgestudeerde en nieuwkomer.
Praktijk •
foto’s van de afstudeerders;
•
digitale groepsfoto van de groep afstudeerders;
•
kaartje invullen interesses;
•
mails sturen;
•
stage, banen, nieuwsbrief.
SCHEMA 1 Actiepunten naar aanleiding van een expertmeeting van moderatoren 5.5.4 •
Conclusies en aanbevelingen Bovenstaande aanbevelingen zijn allemaal geformuleerd vanuit het gezichtspunt van de moderator en de Hogeschool Domstad. Wat kan allemaal gedaan en georganiseerd worden om de Community tot leven te brengen? Echter wat van tevoren niet goed geïnventariseerd is, is een behoeftepeiling onder de alumnileden. Hierdoor voelen de leden zich niet aangesproken tot
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
37
de Community of Practice. Als gevolg van de vliegende start ontbreekt de tijd om de wensen en behoeften van de potentiële deelnemers in kaart te brengen. •
Verder geeft de moderator aan, dat het noodzakelijk is vooraf de leeromgeving of CoP als instrument goed te leren kennen. Ook kennis van hoe je online moet modereren is van essentieel belang, alhoewel face-to-face contact ook belangrijk blijft.
•
De moderator vindt het een voordeel dat ze alle leden persoonlijk kent. Door gebrek aan duidelijke gedragsregels met betrekking tot de communicatie blijven veel oud-studenten de moderator per telefoon of mail benaderen omdat ze dat gewend zijn. Het is belangrijk de deelnemers te laten wennen aan de nieuwe omgeving. Er moeten afspraken gemaakt worden en gedragsregels dienen geformuleerd te worden. Het kan helpen al voor het afstuderen (als LIO) te werken met deze vorm van begeleiden, zodat studenten gewend zijn aan het medium.
•
Een derde obstakel is verder dat de toegankelijkheid tot de omgeving niet optimaal is. Er zijn ingewikkelde inlogcodes nodig en de procedure om inlogcodes te krijgen voor nieuwe aanmelders is ook niet gemakkelijk. De moderator moet de ict omgeving gemakkelijk zelf kunnen aanpassen.
•
In de onderwijssetting op Domstad moet een CoP nog een plaats krijgen. Langzaam maar zeker wordt het common sense om via een forum te communiceren en kennis te delen. Als bovenstaande aanbevelingen worden opgevolgd, ziet de moderator zeker wél een toekomst voor de CoP in de opleiding én voor de alumni.
38
OUN
5.6
CoP Vmbo assistentopleiding
5.6.1
Aanleiding
De Vmbo-assistentopleiding is een maatwerkopleiding voor vmbo-leerlingen. Het is een opleiding voor vmbo-leerlingen die geen startkwalificatie kunnen halen via de bestaande leerroutes. Het betreft groepen van zorgleerlingen waarvoor speciale regelingen kunnen worden getroffen. De route biedt een programma op maat waarmee de leerlingen een mbo-nivo 1 kwalificatie kunnen halen. De route wordt opgezet met een ROC in de regio. Voor leraren is het een nieuw traject met veel onduidelijkheden. De leraren die deze leerroutes op maat moeten verzorgen, staan voor de taak om een aangepast programma te bieden. Scholen hanteren verschillende modellen om voornoemde routes op maat aan te bieden. Namelijk: •
leerlingen blijven in de bestaande groepen;
•
er worden - bij voldoende aantallen - aparte groepen gevormd;
•
integratie met leerwerktrajecten.
Plusminus 110 scholen hebben op 1 januari 2006, via een goedgekeurde aanvraag bij het Ministerie van OC&W, de intentie te starten met de assistentenopleiding. Het gaat daarbij om opleidingen door alle sectoren heen. Bij het ontwikkelen van deze nieuwe vorm van onderwijs rijzen voor leraren veel vragen en onduidelijkheden. Verwacht wordt dat zij zeer gebaat zullen zijn bij een digitaal overlegplatform. De pilot CoP Vmbo-assistentopleiding ontstaat door de samenwerking van het RdMC, de projectgroep leerlingenzorg, SLO en CPS. Aan het RdMC is gevraagd een landelijk virtueel overlegplatform voor de leraren Vmbo-assistentopleidingen te creëren. Een CoP is opgezet om een bovenschools overleg tussen leraren Vmbo-assistentopleidingen te ondersteunen met als doelstellingen: •
uitwisselen van ervaring en expertise met maatwerktrajecten assistentopleidingen;
•
verzamelen en ondersteunen van expertise m.b.t. het ontwerpen en aanbieden van dit type onderwijs;
• 5.6.2
ervaring opdoen met dit instrument in het vmbo. Opzet
De CoP Vmbo-assistentopleiding start in het voorjaar van 2006. In februari 2006 vindt de werving van de deelnemers plaats. In totaal melden zich 36 deelnemers. In maart 2006 is de startbijeenkomst waarbij 13 van de 36 aanmelders aanwezig zijn. Bij SLO wordt de moderatorfunctie belegd en bij CPS de expertfunctie. De deelnemers kunnen in het forum (zie figuur 9) rond de volgende onderwerpen bijdragen plaatsen: •
algemeen;
•
AKA;
•
didactiek;
•
organisatie;
•
doelgroep en determinatie;
•
relatie vmbo-mbo;
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
39
•
BPV/stage;
•
diplomering en examinering.
FIGUUR 9 5.6.3
Openingspagina CoP Vmbo-assistentopleiding
Evaluatie en resultaten
Deelname Het aantal deelnemers bij start is 36. Bij het afsluiten van de CoP staan 42 deelnemers ingeschreven. In totaal wordt gedurende de looptijd van de pilot (16 maart 2006 – 1 november 2006) 23 keer gereageerd tussen de deelnemers onderling. Elf docenten plaatsen (een) bijdrage(s). Alhoewel het aantal deelnemers aangeeft dat er in principe veel animo is voor deelname aan de CoP, blijft de intensiteit van de onderlinge communicatie achter bij de verwachtingen.
40
OUN
Het heeft, gezien de geringe participatie, geen zin de standaard evaluatievragenlijst (zie 3.2) voor deelnemers af te nemen. In plaats daarvan ontvangen de deelnemers een e-mail met de vraag wat de reden is van het beperkte gebruik. In totaal reageren negen deelnemers op de e-mail. Door deze respondenten worden de volgende redenen voor beperkte deelname genoemd: •
tijdgebrek: 6;
•
(nog) geen ervaringen met de Vmbo-assistentopleiding: 5;
•
wennen aan het medium CoP: 1.
Succesfactoren Domein De vaststelling van het initiële domein is veelbelovend. Tijdens de startbijeenkomst worden direct een aantal vragen op het forum gesteld, allen van informatieve aard, bijvoorbeeld: •
Hoe wordt het vak Nederlands zo praktisch mogelijk aangeboden? Welke methoden worden hiervoor gebruikt? Hoe is de invulling hiervan?
•
Hoe ziet de lessentabel eruit met oog op de activiteiten die op school plaatsvinden?
•
Wanneer bepaal je als school welke leerling niveau 1 gaat doen? En hoe bepaal je dat? Welke instrumenten gebruik je hierbij?
Na de bijeenkomst blijft het stil op het forum. Gemeenschap Over de succesfactor Gemeenschap is weinig te melden. Na de startfase zijn er geen bijdragen meer. Zonder deelnemers is er geen gemeenschap of sociale cohesie. Praktijk Vragen moeten uit de praktijk komen. In deze pilot is de intentie om te beginnen aanwezig bij inschrijving, maar tal van scholen blijken het jaar 2006 (in ieder geval de eerste zeven maanden) als voorbereidingsjaar te zien. Dat staat uitwisseling in de praktijk in de weg. Blijkbaar is het gegeven dat de grote tijdspanne tussen het besluit van een school met de assistentopleiding te beginnen en de daadwerkelijke start met leerlingen een groot risico vormt voor de voortgang van zowel de CoP Assistentopleiding als schoolinterne ontwikkeling. Een te lange voorbereidingstijd zonder leerlingen kan makkelijk leiden tot afname van prioriteitenstelling, beperking van beschikbare tijd van de functionaris en isolering van diezelfde functionaris. 5.6.4
Conclusie
Ondanks het oorspronkelijke draagvlak voor een CoP is de Community niet succesvol. De oorzaak is gelegen in het feit dat het draagvlak na verloop van tijd afneemt. Het ontbreken van de praktijkfactor heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het minder succesvolle resultaat.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
41
5.7
CoP PO
5.7.1
Aanleiding voor de CoP
De CoP PO is een landelijke CoP voor startende of meer ervaren leraren in het primair onderwijs. In de community kunnen leraren ervaringen uitwisselen en kennis delen met andere leraren primair onderwijs uit andere regio’s in Nederland. Ze kunnen elkaar vragen stellen over concrete zaken die ze op school tegenkomen en ervaringen uitwisselen die ‘hoog zitten’. Uit onderzoek (van Kuijk et al., 2003) blijkt, dat tussen de 5 en 10% van de zij-instromers voortijdig uitstroomt doordat ze zich vaak eenzaam voelen en weinig steun ervaren bij collega’s. Deze landelijke CoP zou daar verandering in kunnen brengen. 5.7.2
Opzet
De CoP PO start in het voorjaar van 2005. Een belangrijk kenmerk van deze CoP is haar besloten karakter. Alleen leraren primair onderwijs kunnen lid worden door zich persoonlijk aan te melden bij de moderator. Ze ontvangen dan een persoonlijke login en wachtwoord en worden door de moderator voorgesteld aan de andere leden. De communicatie in deze CoP wordt ondersteund door twee moderatoren, beiden ervaren docenten. Daarnaast zijn er twee experts. Een verzorgt de ‘Tip van de week’ en de ander brengt nieuws uit de actualiteit om de discussie in de forums nieuwe impulsen te geven of te verdiepen. De online omgeving van de CoP heeft de volgende onderdelen: •
forum: hier wisselen deelnemers hun ervaringen uit en gaan ze met elkaar in discussie. Er zijn vier subfora: leerkracht, groep, school en omgeving;
•
tip van de week;
•
expert aan het woord;
•
lesideeën en werkbladen;
•
cursussen en congressen;
•
interessante links.
Om deelnemers voor de CoP PO te werven, zijn verschillende acties ondernomen: •
organisatie van drie startbijeenkomsten voor nieuwe deelnemers (Alumni van Pabo Utrecht en Meppel);
42
•
presentaties voor vierdejaars Pabostudenten;
•
verspreiding van nieuwsbrieven op een aantal Pabo’s en bij schoolbesturen;
•
verstrekking van flyers op congressen, studiedagen e.d.
OUN
FIGUUR 10 Deel openingspagina CoP PO 5.7.3
Evaluatie en resultaten
De deelnemers hebben twee keer een vragenlijst ontvangen, te weten in juni 2005 en in het najaar van 2006. In de tussentijd vindt regelmatig observatie plaats. De deelname aan de CoP is gelogd. De moderatoren van de CoP hebben de checklist succesfactoren ingevuld. De moderator heeft tussentijds regelmatig telefonisch de ervaringen van enkele deelnemers gepeild. Deelname Het project start iedere keer met een klein aantal deelnemers, maar na enkele maanden haken deze mensen af. De deelnemers geloven in de communitygedachte en willen zich ervoor inzetten. Hun startmotivatie is hoog. Maar ondanks de inspanningen van moderatoren en experts komt de participatie niet echt van de grond. De deelname piekt in de periode mei-juli 2006 met rond de 15 deelnemers. In de zomer van 2006 worden 5 leden geworven (in het kader van het RdMC-product Palet) die tegen betaling participeren van april tot augustus 2006. Dit leidt tijdelijk tot een sterke kwantitatieve en kwalitatieve intensivering van de interactie. Succesfactoren Domein Voor de meeste deelnemers zijn de doelstellingen voldoende duidelijk bij aanvang. Voor de grote meerderheid van de deelnemers is het ook duidelijk op welke vragen ze binnen de CoP antwoord kunnen krijgen en op welke vragen niet. Het blijkt dat de startbijeenkomsten daarin een belangrijke rol spelen. Tijdens de startbijeenkomsten wordt het domein vastgesteld. De leervragen zijn op de startbijeenkomst geformuleerd en de overlap en verschillen zijn benoemd. De vaststelling van het initiële domein krijgt vorm. Tijdens de startbijeenkomst worden de volgende onderwerpen genoemd:
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
43
•
feedback geven en krijgen over aanpak;
•
professionaliseren Î verbreden landelijk, wat speelt er in het onderwijsbeleid Î gezamenlijk een vuist kunnen maken via dit platvorm;
•
oplossingen zoeken voor gezamenlijke problemen: bijvoorbeeld geen gym kunnen geven Î hoe lost ieder dit op?;
•
ervaring inbrengen, lesinbreng, lesideeën, materialen, methoden, boeken, sites;
•
timemanagement Î uitwisselen van ervaringen;
•
herkennen van problemen bij lotgenotencontact;
•
veilig ervaringen kunnen uitwisselen (buiten de school);
•
meeleven met elkaar/ondersteuning van elkaar.
De losse instromers worden telefonisch en per e-mail benaderd om naar hun leervragen te informeren en te wijzen op de leervragen van de andere leden. Als gevolg van het feit dat tijdens de startbijeenkomst voor het formuleren van de leervragen onvoldoende tijd is, zijn de leervragen niet voldoende uitgekristalliseerd tot gemeenschappelijke leervragen. Verzuimd is hierop door te gaan binnen de CoP. Gemeenschap De meeste leden kennen elkaar bij aanvang niet. Toch hebben de CoP-deelnemers het idee dat ze de andere deelnemers kunnen vertrouwen. Echter, het gevoel bij de CoP te horen en er graag terug te keren, is niet groot. Het sociaal weefsel is te zwak en er is weinig sociale cohesie. Cohesie ontstaat bij sociale interactie. Deelnemers blijven de Community bezoeken en actief deelnemen als hun deelname wordt beloond door reactie van andere deelnemers. In de CoP PO wordt de deelname onvoldoende beloond. Het is het ‘kip en ei’ verhaal: zonder deelnemers geen cohesie, de weinige deelnemers haken af omdat hun bijdrage onvoldoende wordt beloond en zo ontstaat geen cohesie. Tijdens de startbijeenkomst is kort gerefereerd aan het samen opstellen van gedragsregels. De online gesprekken hierover komen niet van de grond, ondanks pogingen daartoe van de moderatoren. Het uitnodigen van leden om een meer formele rol te gaan spelen en zo de zelforganisatie te stimuleren lukt niet. Voor de meeste deelnemers voldoet de ict omgeving van de CoP PO slechts gedeeltelijk aan de verwachtingen. Eenvoudig en goed de weg vinden in de CoP is soms een probleem. De ict- facilitatie is vooral in de beginfase slecht. De ombouw naar Sharepoint in november 2005 leidt ertoe, dat alleen de supergemotiveerden blijven participeren. Praktijk De CoP gaat, volgens de deelnemers, gedeeltelijk in op gemeenschappelijk beleefde problemen uit de praktijk. De antwoorden beschouwen de deelnemers als gedeeltelijk direct toepasbaar. Nu functioneert de CoP PO vooral als een forum voor eigen praktijkproblemen van de docent met de hoop hierop een snelle reactie te krijgen. De uitwisseling met de praktijk wordt vooral gerealiseerd door wekelijkse nieuwe en actuele input via de experts. Ook de moderator draagt minstens eenmaal per maand items uit de actualiteit aan via de rubriek Nieuws om de discussie in de forums te stimuleren. In augustus 2005 worden een aantal videofragmenten van de dagelijkse praktijk in een basisschool (bron: RdMC-product Palet) beschikbaar gesteld. Dit leidt niet tot een uitwisseling in de forums. Moderator en experts brengen vooral de Praktijkcomponent tot stand. De inbreng vanuit de praktijk door docenten zelf is minimaal.
44
OUN
De rol van de moderatoren De moderatoren nemen in hun bijdragen, reacties en vragen steeds de leervragen als referentie. Anderzijds nemen de experts bij het leveren van hun bijdragen ook de leervragen als uitgangspunt. Het betreft geen gemeenschappelijke leervragen, maar concrete leervragen die gaandeweg in de fora worden gesteld. De moderatoren spreken wel voortdurend waardering uit over bepaalde individuele bijdragen. Dit wordt dan gemeld in de nieuwsrubriek of op de startpagina van de forums. Zo worden bepaalde bijdragen uitgelicht. De moderator draagt minstens eenmaal per maand items uit de actualiteit aan via de rubriek Nieuws om de discussie in de forums te stimuleren. 5.7.4
Conclusies
De inbreng van de deelnemers blijft beperkt. De leervragen zijn niet verder uitgekristalliseerd. Het is onduidelijk of dit een gevolg is van te weinig stimulatie door de moderatoren of dat deelnemers hun ervaringen en kennis ergens anders delen. Het ‘sociaal weefsel’ is zwak. Dit gegeven krijgt niet voldoende aandacht. De voorlopige conclusie lijkt te zijn dat het makkelijker is vanuit een bestaande groep mensen te starten dan te werken met een groep mensen die elkaar nog moet leren kennen. Een harde conclusie is dit niet.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
45
6 6.1
Conclusies en aanbevelingen Conclusies
Aan de hand van de twee onderzoeksvragen uit de inleiding worden in dit hoofdstuk een aantal conclusies geformuleerd. 6.1.1
Kunnen de succesfactoren van een CoP daadwerkelijk vormgegeven worden?
De eerste onderzoeksvraag dient ontkennend beantwoord te worden. Het is niet gelukt de succesfactoren van de drie dimensies (Domein, Gemeenschap en Praktijk) van een CoP vorm te geven. De praktijk leert achteraf dat meestal sprake is geweest van een Community of Learners en niet zozeer van een Community of Practice. De Communities worden vooral als samenwerkingsomgeving gebruikt. Inzichten aangaande de inzet en het gebruik van Communities of Practice in het onderwijs zijn wel verdiept. De mogelijkheden en onmogelijkheden van de inzet van CoP’s in het onderwijs zijn duidelijker geworden. Deze inzichten komen aan bod bij de aanbevelingen. De drie dimensies Domein, Gemeenschap en Praktijk zijn belangrijk. Als er geen sprake is van gemeenschappelijke vragen onder de deelnemers, dan is het natuurlijk moeilijk te spreken van een levendige Community. Dit geldt ook voor de twee andere dimensies Domein en Praktijk.
FIGUUR 11 Driehoek van drie dimensies van Wenger. 6.1.2
Is de CoP ook interessant als instrument voor (opleidings)scholen en lerarenopleidingen?
Het is verrassend dat de meeste (opleidings)scholen en lerarenopleidingen positief blijven staan tegenover de mogelijkheden van CoP’s in het onderwijs, ondanks het feit dat de CoP’s niet altijd succesvol verlopen.
46
OUN
Terugblikkend op de vraag waarom Virtuele Communities ingezet zouden moeten worden in het onderwijs, komen drie redenen naar voren (zie paragraaf 2.2): 1.
Het gaat om het uitwisselen van ervaringskennis of tacit knowledge.
2.
Het instrument CoP kan plaats- en tijdonafhankelijk gebruikt worden.
3.
Sociale competenties van de leraar kunnen met behulp van het gebruik van een CoP verder ontwikkeld worden.
Ten aanzien van het eerste argument, het uitwisselen van ervaringskennis of tacit knowledge, kan vastgesteld worden dat in de zeven pilots de virtuele omgeving vooral wordt gebruikt als samenwerkingsomgeving. Van ervaringskennis, zoals beschreven in paragraaf 2.2.1, is nauwelijks sprake. De omgeving is een middel om informatie te plaatsen en uit te wisselen. Een voorbeeld hiervan is het ingevulde stagewerkplan van studenten van Fontys. Bij de pilot met de Pabo Domstad worden vooral vacatures op de site geplaatst. Tevens wordt de omgeving gebruikt om leervragen te formuleren. Dit is bijvoorbeeld het geval op de Katholieke Pabo te Zwolle. Er is pas echt sprake van een Community of Practice, wanneer de ervaringskennis en de uitwisseling daarvan centraal staan. In de context van Communities die binnen het curriculum van lerarenopleidingen worden ingezet, kan vastgesteld worden dat de aanduiding Communities of Learners meer gepast is. Een tweede argument voor de inzet van een CoP is het feit dat de CoP plaats- en tijdonafhankelijk gebruikt kan worden. Dit is pas zinvol wanneer hieraan daadwerkelijk behoefte bestaat. De deeltijdstudenten van Fontys, die rondom vakdidactiek gezamenlijk werken aan een vakdidactisch product, hebben de bijeenkomsten op de opleiding gehalveerd. Voor hen is dus duidelijk sprake van tijdwinst door via de CoP samen te werken. De studenten van de lerarenopleiding in Twente zien elkaar wekelijks op de opleiding. De noodzaak om ook nog via een virtueel platform te werken is minder, temeer daar ze ook nog werken via een ander platform, Teletop. In Rotterdam MSN’den studenten bovendien intensief met elkaar. Dus het feit dat de studenten elkaar wekelijks zien, is geen belemmering ook intensief contact te hebben via MSN. MSN’en is in deze groep de norm. De groepsnorm of groepscultuur blijkt bij deze pilot een belangrijke factor bij de mediakeuze (Haythornthwaite, 1997). Bij de inzet van ict ter ondersteuning van CoP’s moet vooral uitgegaan worden van de geadopteerde ict middelen van de deelnemers en deze, net als de leervragen van de deelnemers, steeds opnieuw gezamenlijk onderzoeken. Met het derde argument CoP’s in te zetten voor de ontwikkeling en verbetering van sociale competenties van docenten is in de pilots niet echt ervaring opgedaan. In gesprekken met studenten en medewerkers van lerarenopleidingen wordt dit argument echter wel aangehaald. 6.2 1.
Aanbevelingen Analyseer eerst grondig of sprake is van draagvlak voor en behoefte aan een digitale ondersteuning van een Community
Het lijkt vanzelfsprekend, maar te vaak wordt voorbijgegaan aan een grondige analyse van behoeftes. Communitydeelnemers moeten de behoefte onderkennen aan de gemeenschappelijk leervragen en aan de digitale communityomgeving. Met name bij de Utwente én de Hogeschool Rotterdam is vastgesteld
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
47
dat er teveel communicatiekanalen zijn. De studenten hebben de keuze uit diverse platforms om met elkaar te communiceren, zowel face-to-face als digitaal. In het verlengde hiervan kan gesteld worden dat verzuimd is de behoefte te peilen bij de toekomstige deelnemers van de CoP.
FIGUUR 12 Driehoek van drie dimensies van Wenger.en het belang van behoeften 2.
Maak een onderscheid tussen een Community of Learners en een Community of Practice
In hoofdstuk 2 zijn drie toepassingsmogelijkheden van CoP’s voor Leraren opgesomd: 1.
CoP’s binnen het curriculum;
2.
CoP’s ten behoeve van alumni;
3.
CoP’s ten behoeve van de professionalisering van beginnende en ervaren docenten.
Naar aanleiding van de pilots strekt het tot aanbeveling bij de eerste toepassingsmogelijkheid eerder van een Community of Learners te spreken. Voor alumni en ten behoeve van de professionalisering van docenten kan wel van een Communitiy of Practice gesproken worden. 3.
Een goede invulling van de moderatorrol is van essentieel belang
Een goede invulling van de rol van moderator is essentieel voor het slagen van een digitale Community. Het berust op een misverstand dat een moderator die veel structuur aanbrengt of een strakke tijdspanne hanteert (zie bijvoorbeeld Fontys Folie) het principe van informeel leren in een Community of Practice geweld aan doet. Het is zaak de begrippen informeel leren en informele kennis (tacit knowledge, zie paragraaf 2.2.1) uit elkaar te houden, juist om deze verwarring te voorkomen. De tacit knowledge of ervaringskennis kan gedeeld worden via een formele weg maar kan ook informeel worden uitgewisseld. Informeel leren zegt dus iets over de wijze waarop uitgewisseld wordt, maar zegt niets over de kennis zelf! De ervaringskennis laat zich moeilijk vangen in een document of kennisbank. Naar aanleiding van de tweede aanbeveling kan vastgesteld worden dat een verschil van aanpak gemaakt dient te worden voor Communities die binnen een curriculum worden ingezet en Communities die worden gebruikt voor reeds zittende en ervaren docenten (professionals). Hulpmiddelen hierbij zijn twee theoretische modellen namelijk het vijffasen model van Gilly Salmon en het Cyclische model van Nancy White.
48
OUN
Het vijffasenmodel van Gilly Salmon Wanneer een CoP onderdeel uitmaakt van een curriculum is juist veel structuur en helderheid over afspraken noodzakelijk. Het model van Gilly Salmon kan hierbij van pas komen. Het is echter niet gezegd dat een goed functionerende CoP ook langs de vijf genoemde fasen van Gilly Salmon zou MOETEN verlopen. Aan de basis van het model staan de essentiële vereisten toegang en motivatie, waarover iedere deelnemer aan de discussie moet beschikken. Aan de kleur in de balk rechts van het model is te zien, dat de mate van interactiviteit nog laag is. De e-moderator (rechterkant van de horizontale balk, lichte kleur) dient de deelnemers aan de discussie, te verwelkomen en te stimuleren. Desnoods neemt de emoderator telefonisch contact op met de deelnemer. De technische ondersteuning (linkerkant van de horizontale balk, donkere kleur) bestaat uit het maken en beschikbaar stellen van het systeem en het verschaffen van toegang aan de deelnemers. Op het tweede niveau online socialisatie, neemt de interactie tussen de deelnemers iets toe. De emoderator dient in deze fase te fungeren als olie tussen alle deelnemers, zodat zij een echte groep gaan vormen, die met en van elkaar leren. De technische facilitatie zorgt ervoor dat het zenden en ontvangen van mail vlekkeloos verloopt. Op het derde niveau, informatieuitwisseling, wordt de interactie intensiever. Deze interactie vindt zowel tussen de deelnemers en de inhoud van de cursus plaats als tussen de deelnemers aan de cursus onderling. De e-moderator dient er in deze fase voor te zorgen dat de informatieuitwisseling zinvol is, o.a. door de deelnemers op het juiste spoor te houden met interessante aanvullende informatie, disciplinaire opmerkingen en richtlijnen. Technische facilitatie bestaat in deze fase uit een goede zoekmachine, eventueel met personal agents, die de deelnemers kunnen aanpassen naar hun behoefte. Op het vierde niveau, kennisconstructie, gaan de deelnemers zich kwetsbaarder opstellen: zij schrijven hun ideeën en gedachten over het onderwerp op en zij reageren op elkaars bijdragen op een constructieve manier. De e-moderator dient niet meer te doen dan het proces te faciliteren en de techniek dient het mogelijk te maken dat deelnemers elektronisch met elkaar kunnen vergaderen. Vaak is dit niveau het hoogst haalbare met een online leerproces. Soms ontwikkelt het zich verder tot het vijfde niveau, het niveau van ontwikkeling, waarop de interactie iets afneemt en de deelnemers verantwoording nemen voor hun eigen leerproces. Zij oefenen hogere vaardigheden zoals het kunnen reflecteren en evalueren van hun eigen en elkaars denken. De rol van de e-moderator wordt kleiner. Hij/zij dient alleen te antwoorden en te ondersteunen als de deelnemers daarom vragen. De techniek dient het voor de deelnemers mogelijk te maken ook buiten het eigen kringetje te kunnen communiceren, bijvoorbeeld met Communities of Practice die zich met hetzelfde onderwerp bezighouden.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
49
FIGUUR 13 Gilly Salmon, E-tivities. The key to active online learning. London 2002. p 11 Het model van Nancy White Dit model werkt volgens een circulair principe. Het model is vooral van toepassing op de meer ervaren professional die zelfsturend is en beschikt over voldoende reflectieve vaardigheden. Voor CoP’s die ingezet worden voor ervaren docenten of professionals, kan aangenomen worden dat zij over voldoende reflectieve vaardigheden beschikken en bovendien ook zelfsturend zijn. Voor hen is een hele heldere structuur dus geen voorwaarde.
FIGUUR 14 Facilitating online communities Nancy White www.fullcirc.com maart 2007
50
OUN
Dit model verschilt van het model van Salmon omdat netwerkleren meer cyclisch verloopt. Het model van White is gebaseerd op en dus toepasbaar op online netwerkleren, waarin leren vooral informeel, niet intentioneel en zelfsturend is. Het model van Salmon is gebaseerd op e-learning en e-training bij de Britse Open Universiteit. Het online leren is daar veel meer formeel, wél intentioneel en veel minder zelfsturend. Online groepsinteracties ontstaan meestal niet vanzelf. Ze vragen verzorging en facilitering. De kern van faciliteren is, aldus White, “to serve the group and assist it in reaching its goals or purpose”. Het doel, de verwachtingen van de communityleden bepalen hoe gefaciliteerd wordt. “Facilitators use their group facilitation skills to enable the group to meet its goals. This involves a group of processes which include: i.
Entry and engagement processes which help members become active participants
ii.
Supporting sociability, relationship and trust building
iii. Constructing, adapting and modelling norms, agreements and accountability iv. Support discussion and dialogue (foster communication) v.
Support divergent, convergent and task-oriented group processes (help get work done)
vi. Anticipate and work with conflict and abrasion to both allow emergence of new ideas and protect people from harassment vii. Work with full understanding of diversity in learning style, culture and personal styles viii. Understand and make visible group participation cycles and "rituals" in the online environment ix. Summarize, harvest, weave and support appropriate content and connections x.
Provide basic help as needed with the tools and technology
xi. Ensure the online space is kept tidy and navigable xii. With the community, evaluate itself and improve over time” 4.
Wennen aan de digitale omgeving en tijd besteden aan goede introductie
Het is belangrijk deelnemers te laten wennen aan de digitale omgeving en tijd te besteden aan een goede introductie. Bij Digistage van FLOT hebben de moderator en de studenten de omgeving eerst gebruikt als een samenwerkingsomgeving waar informatie voor de studenten wordt geplaatst en waar de studenten ook een digitaal portfolio kunnen opbouwen. Hierdoor raken zowel de docenten als de studenten vertrouwd met de omgeving en kunnen dit hierna verder uitbouwen tot een Community of Learners. 5.
Duidelijke afspraken en spelregels opstellen met elkaar
In de meeste pilots is weinig of geen aandacht voor duidelijke afspraken en spelregels. Daardoor weten de studenten niet goed wat ze van elkaar kunnen verwachten en is geen sprake van een duidelijke focus. In de gevallen waarin duidelijke afspraken zijn gemaakt hoe te reageren op elkaar komt ook echte intervisie van de grond. Een groepje organiseert zelf face-to-face intervisie op de opleiding na de eerste digitale kennismaking.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
51
6.
Ict omgeving moet gemakkelijk toegankelijk zijn
Bij meerdere pilots komt naar voren dat moeilijke inlogcodes en een moeizaam te veranderen omgeving, enorme uitdagingen zijn voor een moderator. Het werkt frustrerend wanneer deze aspecten ervoor zorgen dat deelnemers afhaken.
52
OUN
7
Dankwoord
De auteurs bedanken alle betrokken docenten, coaches en moderatoren van de zeven pilots: Community of Practice ELAN Utwente Carel Vaneker (coach ELAN) Dick Slettenhaar (moderator ELAN) Hanneke Potters (coach RdMC) Community of Practice Samen Opleiden: Hogeschool van Rotterdam Pieter Sleeboom (moderator lerarenopleiding Rotterdam) Lia van Alphen (coach RdMC) Community of Practice Fontys Folie: Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) Lydie Guillois (moderator FLOT) Hugo Luijten (moderator FLOT) Ben Dobbelaer (moderator FLOT) Hanneke Potters (coach RdMC) Community of Practice KPZwolle: Katholieke Pabo Zwolle Ietje Pauw (moderator KPZ Zwolle) Peter Delea (coach RdMC) Community of Practice Hogeschool Domstad Pabo Elleke Verwaijen (moderator en docente Hogeschool Domstad) Irene Hanraets (coach RdMC) Community of Practice Vmbo assistentopleiding Saskia Bergsma (SLO) Dirk van Barneveld (CVO). Lia en van Alphen (moderator RdMC) Community of Practice Primair Onderwijs (CoP PO) Irene Hanraets en Peter Delea (moderatoren RdMC) Hanny ten Brummeler en Elleke Verwaijen (experts RdMC) Community of Practice ‘online workshop’: Ruud de Moor Centrum Marc Coenders (moderator) Joitske Hulserbosch (moderator) Maarten de Laat (moderator) Speciale dank gaat uit naar Robert Schuwer, Helga Verlaan en Karel Kreijns van het Ruud de Moor Centrum. Hanneke Potters en Patricia Poelmans
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
53
8
Bronnen
Beginning and Establishing Succesful Teachers www.uow.edu.au/educ/students/best.html Beijering, J. e.a. (2002). Eindrapport Virtueel kenniscentrum en expertisenetwerken: opbouw en verspreiding van expertise. Utrecht: Stichting Digitale Universiteit http://www.digiuni.nl Berg, van den, E. & Koertshuis, E. (2005). Communicatie binnen CSCL. Paper gepresenteerd op de Onderwijsresearch dagen 2005 te Gent. Blunt, R. How to build an E-learning Community? Een artikel verschenen op e-learningplaza.nl http://www.e-learningplaza.nl/ELP2/artikelen/show_art2.asp?nr=216 Bood, R. P. en Coenders, M.J.J. (2004). Communities of Practice: bronnen van inspiratie. Utrecht: Lemma. Brand, S. (1994). How Buildings Learn: What Happens After The’re Built. New York: Penguin Books. Coenders, M.J.J. & Bood, R.P.(2004). Ritme in het ontwerpen van Communities of Practice. HRD Thema, 7178. Dieleman, A (2007). Pedagogische kwaliteit van de leraar. De evenwichtskunst van de leraar Over vergeten, verborgen en niewue pedagogiek Intreerede lectoraat. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Gray, B (2004). Informal learning in an online Community of Practice. Journal of Distance Education, 19 (1), 20-35. Hanraets, I,Potters, J.M.C, Jansen,D (2006). Communities in het Onderwijs, Adviezen en tips, een handreiking voor moderatoren Heerlen, Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum. Haythornthwaite, C. (1997). Media use patterns and message-medium fit. In: J.N.D. Gupta (ed.). Proceedings of the Association for Information Systems (AIS) 3rd Americas Conference on Information Systems (pp. 900-902). Atlanta, GA: Association for Information Systems. Hezemans,O.M.G.en Ritzen, M.M.J; Communities of Practice: Wat doen we ermee? TH&MA nummer 2004,2 De Jong, Y., Lam, I. & Admiraal W. (2005). Evaluatie van elektronische leeromgevingen (ELO’s) in de lerarenopleiding: een ontwerp van een instrument om de aansturing van het leerproces in ELO’s te evalueren. Paper voor de Onderwijs Research dagen 2005 te Gent. Filius, R.M. (2007). Communities of Practice. Leren van en met elkaar. Opleiding & Ontwikkeling, jrg. 20, (6), 22-27.
54
OUN
Herrington, A., Herrington, J. Kervin, L. & Ferry, B. (2006). The design of an online Community of Practice for beginning teachers. Contemporary Issues in Technology and Teacher Education, 6 (1). http://www.citejournal.org/vol6/iss1/general/article1.cfm Digischool www.digischool.nl Koschmann, T. Suthers, D. & Tak-Wai, C. (2005). Computer Supported Collaborative Learning. 2005: the next 10 years! Proceedings on the International Conference on Computer Supported Collaborative Learning. Taipei, May 30 - June 4, 2005. van Kuijk, J., Vrielink, S. & Wartenbergh, F. (2003). Aandachtsgroepenmonitor 2003. Eindrapport. onderzoek naar zij-instromers, bovenschoolse directeuren, lerarenondersteuners, ID-werknemers en flexibel personeel. Nijmegen: ITS Nijmegen in opdracht van Ministerie OCMW. Lockhorst, D. (2004). Design principles for a CSCL environment in teacher training. Utrecht: IVLOS. http://elearning.surf.nl/docs/e-learning/proefschrift_lockhorst.pdf Lockhorst, D. & Admiraal, W. (2007). Ontwikkeling van sociale competenties van docenten en docent leerwerkgemeenschappen. Inleiding op het symposium “Ontwikkelen van sociale competenties en communities van docenten met CSCL-arrangementen” tijdens de Onderwijs Researchdagen 2007 te Groningen. Mittendorff, K. (2004). Collectief leren in communities of practice. Wageningen: Stoas. http://www.stoas.nl/upload_Onderwijs/workingpapers/XQ027.pdf Nickols, F. (2003). Communities of Practice: an overview. Distance Consulting. http://home.att.net/discon/km/CoPOverview.pdf Novice Teacher Support Project http://ntsp.ed.uiuc.edu Peck, M.S., The Different Drum: Community Making and Peace. New York: Touchstone, 1998,1987. Poelmans, P. (2005). Community of practice ‘Nieuwe leraren’ Evaluatie pilot met VO docenten. Heerlen, Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum. Poelmans, P. (2005). Algemeen evaluatieplan voor de evaluatie van CoP´s Nieuwe Leraren. Heerlen, Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum. Potters, J.M.C.(2004). CD-rom Community of Practice ‘Nieuwe leraren’ Resultaten van Pilot 1. Heerlen, Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum. Reumadorp http://www.reumadorp.nl.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
55
Salmon, G. (2002). E-tivities. The key to active online learning. London. Slettenhaar, H.K., Vaneker, C.B., Terlouw, C., Potters, J.M;C. & Poelmans, P. (2006). Een webbased Community of Learners (CoL) voor beroepsvaardigheden. Paper gepresenteerd op de OnderwijsResearchdagen 2006 te Amsterdam. Smith, M.K. (2003). Communities of practice, The encyclopedia of informal education, www.infed.org/biblio/communities_of_practice.htm. Last updated: 23 August 2007. Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) www.lerarenweb.nl Stichting Digitale Universiteit. Communities of Practice in het Hoger Onderwijs. http://procop.du.nl Survive and Thrive Virtual Conference for Beginning Teachers www.survivethrive.on.ca Wenger, E., R. McDermott en W. Snyder, Cultivating Communities of Practice: A Guide to Managing Knowledge. Boston: Harvard Business School Press, 2002 Wenger, E. (2007). Learning for a small planet: community, meaning and identity. Rede gehouden op de Dies Natalis 2007 van de Open Universiteit Nederland. White, N. Facilitating and hosting online interaction. http://www.fullcirc.com/
56
OUN
Bijlage 1: Succesfactoren Vraagstelling Vraagstelling 1 Kunnen we daadwerkelijk de succesfactoren vormgeven van een CoP?
Akties en aandachtspunten gedurende de tijd dat de Community actief is Dimensie 1: Domein
Dimensie2 Gemeenschap
Dimensie1 : Domein - Communicatie over domein tijdens startbijeenkomst - Regelmatig moeten de leden het domein herdefiniëren: De Moderator* bekijkt of de vragen passen bij het eerder gedefinieerde domein en informeert naar de verwachtingspatronen ten aanzien van de CoP van de deelnemers. Overigens kunnen de leden zelf zich natuurlijk ook deze vraag regelmatig stellen. - Communicatie over leeragenda tijdens startbijeenkomst - Na startbijeenkomst moet duidelijk zijn op welke vragen een deelnemer antwoord kan krijgen binnen de CoP en op welke niet. Waar moet een deelnemer zijn bij welke vragen/punten/acties. - Moderator * stelt de leeragenda ter discussie. De Moderator stelt regelmatig de vraag of de leden nog steeds bezig zijn met de vragen passend bij het gedefinieerde domein. - De Moderator informeert regelmatig hoe de verwachtingspatronen ten aanzien van de CoP van de deelnemers zijn. Met welke type vragen kan de zij-instromer komen - Stimuleren (en de mogelijkheid bieden) dat de leden zelf ook deze vraag regelmatig kunnen stellen. Dimensie 2 Gemeenschap Organiseren van startbijeenkomst f2f of via telefonische conferentie Kenbaar kunnen maken van eigen profiel: in CoP door het aanmaken van een eigen profiel met o.a. contactgegevens, kennis/expertise, mijn-activiteiten in fora, interessegebieden, een foto en een verhaaltje over zichzelf (mijn site in sharepoint) Complementair zijn van leden: - Heterogeniteit m.b.t. opleidingscontext: leden zijn van verschillende lerarenopleidingen afkomstig. - Individuele inschrijving is mogelijk - Actieve rol van moderator (zie document 6.2 en 6.3) - Expliciteren van verschillen tussen leden en bijdragen (oa. op leerstijl) Mogelijkheid eigen (besloten) community-deel in te richten Door af en toe face-to-face bijeenkomsten te organiseren ; afwisseling van fysiek en virtueel contact. Nieuwe leden uitgebreid te (laten) introduceren
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
57
Vraagstelling
Akties en aandachtspunten gedurende de tijd dat de Community actief is Vertrouwen creëren/hebben in de gemeenschap: beoordelaars /mentoren krijgen geen toegang tot CoP - Etalage van vraag/gedachte van de week - Zichtbaar maken wie het meest actief is - Mogelijkheid creëren voor benoeming formele rol van een lid
Expliciteren van instrumenten t.a.v. concurrentie / reputatie aspecten binnen een gemeenschap (vooral gekozen: immateriële en intrinsieke aspecten) Organiseren actieve moderatie benoemen experts en goede ondersteuning inhoudelijk (voldoende kennisdragers of mogelijkheid om externe deskundigen te raadplegen)
actuele informatie op centrale webpagina en het kunnen plaatsen aankondigen door deelnemers zelf duidelijk rolverdeling Spelregels / gebruikersvoorwaarden Organiseren zelforganisatievermogen CoP door leden zelf De meerwaarde voor de ondersteuners van de CoP Voor het RdMC zijn de uitkomsten van vraagstelling 1 en 2 van belang. Voor de lerarenopleidingen en opleiders op de Ict-faciliteren Goede ict-facilitering waardoor je bijvoorbeeld snel krijgt wat je zoekt Totaal aantal leden en wie online is zichtbaar maken Faciliteren 1-op-1 communicatie: Chat, MSN, Skype, Webcam ICT-helpdesk en een Handleiding ter beschikking stellen Dimensie 3 Praktijk
58
Dimensie3 Praktijk Leden en moderator zien erop toe dat het blijft gaan over gemeenschappelijk ervaren problemen van de praktijk (zie ook bij dimensie Domein) Leden brengen zelf hun problemen van de praktijk. Breng gebundelde resultaten naar buiten; open gedeelte van de website) kan waardering uit het werkveld komenÆ reputatie opbouwen van de CoP. Voldoende kennisdragers van de praktijk zorgen ervoor dat voorzien wordt in de behoefte naar kennis van de deelnemers. Dit kan eventueel ook door het inzetten van experts worden voorzien.
OUN
Bijlage 2: Observatieprotocol Nieuwe Leerkracht onderwerp x
Wie?
Categorisering
persoon a persoon b
domein domein
Groep onderwerp y School onderwerp z Omgeving onderwerp w
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
59
Bijlage 3: Vragenlijsten Vragenlijst 1 1.
Waren de doelstellingen van de CoP voldoende duidelijk bij aanvang van de CoP? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 1 toe te lichten 2.
Is het duidelijk op welke vragen u een antwoord krijgt binnen de CoP en op welke vragen niet? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 2 toe te lichten 3.
Als aftrap voor de CoP is een startbijeenkomst georganiseerd. Heeft u deelgenomen aan de startbijeenkomst? • Ja • Nee
Gelieve uw antwoord op vraag 3 toe te lichten 4.
Wat vond u goed aan de startbijeenkomst?
5.
Wat vond u minder goed aan de startbijeenkomst?
6.
Heeft de startbijeenkomst voldoende duidelijk gemaakt wat de bedoeling is van de CoP? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 6 toe te lichten 7.
Vindt u een startbijeenkomst noodzakelijk? • Ja • Nee
Gelieve uw antwoord op vraag 7 toe te lichten 8.
Heeft u het gevoel dat u de andere CoP deelnemers kunt vertrouwen? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 8 toe te lichten
60
OUN
9.
Heeft u het gevoel erbij te horen en keert u graag terug naar de CoP? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 9 toe te lichten 10. Wat verwacht u van een moderator in een CoP? 11. Hebben de moderatoren van de CoP aan uw verwachtingen voldaan? • Ja • Nee • Gedeeltelijk 12. Wat verwacht u van de andere communitydeelnemers? 13. Hebben de andere CoP-deelnemers aan uw verwachtingen voldaan? • Ja • Nee • Gedeeltelijk 14. Wat verwacht u van de ict omgeving van een CoP? 15. Heeft de ict omgeving van de CoP aan uw verwachtingen voldaan? • Ja • Nee • Gedeeltelijk 16. Kunt u eenvoudig en goed vinden wat u zoekt? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 16 toe te lichten 17. Is duidelijk hoe u de CoP moet gebruiken? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 17 toe te lichten 18. Is de handleiding duidelijk? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 18 toe te lichten
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
61
19. Staat er voldoende actuele informatie op de centrale webpagina van de CoP? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 19 toe te lichten 20. Gaat de CoP in op gemeenschappelijk ervaren problemen van de praktijk? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 20 toe te lichten 21. Zijn de antwoorden die u krijgt direct toepasbaar? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 21 toe te lichten 22. Zou u de CoP aan andere docenten aanraden? • Ja • Nee Gelieve uw antwoord op vraag 22 toe te lichten 23. Wanneer u nog opmerkingen en/of suggesties ter verbetering van het functioneren van de CoP heeft, kunt u die hieronder kwijt.
62
OUN
Vragenlijst 2 1.
Waren de doelstellingen van de CoP voldoende duidelijk bij aanvang van de CoP? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 1 toe te lichten 2.
Is het duidelijk op welke vragen u een antwoord krijgt binnen de CoP en op welke vragen niet? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 2 toe te lichten 3.
Als aftrap voor de CoP is een startbijeenkomst georganiseerd. Heeft u deelgenomen aan de startbijeenkomst? • Ja • Nee
Gelieve uw antwoord op vraag 3 toe te lichten 4.
Wat vond u goed aan de startbijeenkomst?
5.
Wat vond u minder goed aan de startbijeenkomst?
6.
Heeft de startbijeenkomst voldoende duidelijk gemaakt wat de bedoeling is van de CoP? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 6 toe te lichten 7.
Vindt u een startbijeenkomst noodzakelijk? • Ja • Nee
Gelieve uw antwoord op vraag 7 toe te lichten 8.
Heeft u het gevoel dat u de andere CoP-deelnemers kunt vertrouwen? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 8 toe te lichten
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
63
9.
Heeft u het gevoel erbij te horen en keert u graag terug naar de CoP? • Ja • Nee • Gedeeltelijk
Gelieve uw antwoord op vraag 9 toe te lichten 10. Wat verwacht u van een moderator in een CoP? 11. Hebben de moderatoren van de CoP aan uw verwachtingen voldaan? • Ja • Nee • Gedeeltelijk 12. Wat verwacht u van de andere community deelnemers? 13. Hebben de andere CoP-deelnemers aan uw verwachtingen voldaan? • Ja • Nee • Gedeeltelijk 14. Wat verwacht u van de ict omgeving van een CoP? 15. Heeft de ict omgeving van de CoP aan uw verwachtingen voldaan? • Ja • Nee • Gedeeltelijk 16. Kunt u eenvoudig en goed vinden wat u zoekt? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 16 toe te lichten 17. Is duidelijk hoe u de CoP moet gebruiken? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 17 toe te lichten 18. Is de handleiding duidelijk? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 18 toe te lichten
64
OUN
19. Staat er voldoende actuele informatie op de centrale webpagina van de CoP? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 19 toe te lichten 20. Gaat de CoP in op gemeenschappelijk ervaren problemen van de praktijk? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 20 toe te lichten 21. Zijn de antwoorden die u krijgt direct toepasbaar? • Ja • Nee • Gedeeltelijk Gelieve uw antwoord op vraag 21 toe te lichten 22. Zou u de CoP aan andere docenten aanraden? • Ja • Nee Gelieve uw antwoord op vraag 22 toe te lichten 23. Door participatie aan de CoP krijgt u erkenning en waardering van andere CoP deelnemers. • Mee eens • Gedeeltelijk mee eens • Mee oneens Gelieve uw antwoord op vraag 23 toe te lichten 24. Door participatie aan de CoP leert de deelnemer dingen die rechtsreeks ten goede komen aan zijn of haar lespraktijk. • Mee eens • Gedeeltelijk mee eens • Mee oneens Gelieve uw antwoord op vraag 24 toe te lichten 25. Deelnemers kunnen verschillende motieven hebben om mee te doen, maar ze moeten elkaar wel kunnen aanvullen of helpen. • Mee eens • Gedeeltelijk mee eens • Mee oneens Gelieve uw antwoord op vraag 25 toe te lichten
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
65
26. Door participatie aan de CoP ontmoet ik virtueel lotgenoten, waardoor ik me minder eenzaam voel en hierdoor steun ervaar. • Mee eens • Gedeeltelijk mee eens • Mee oneens Gelieve uw antwoord op vraag 26 toe te lichten 27. Op ieder moment van de dag (weekenden) kan ik ervaringen uitwisselen of dringende vragen stellen met betrekking tot mijn beroepspraktijk. Wanneer de begeleiders van de lerarenopleiding of school niet beschikbaar zijn, is deze mogelijkheid een goede aanvulling. • Mee eens • Gedeeltelijk mee eens • Mee oneens Gelieve uw antwoord op vraag 27 toe te lichten 28. Door deelname kan ik mijn kennis en ervaring verbreden naar andere type scholen. Dit zorgt voor een verbreding van mijn kijk op de beroepspraktijk • Mee eens • Gedeeltelijk mee eens • Mee oneens Gelieve uw antwoord op vraag 28 toe te lichten 29. Door deelname aan de CoP bouw ik een netwerk van contacten op binnen het beroepenveld. • Mee eens • Gedeeltelijk mee eens • Mee oneens Gelieve uw antwoord op vraag 29 toe te lichten 29. Ik kan 'gevoelige zaken' die schoolsgebonden zijn makkelijker bespreekbaar maken, mits natuurlijk de privacy wordt gerespecteerd. • Mee eens • Gedeeltelijk mee eens • Mee oneens Gelieve uw antwoord op vraag 29 toe te lichten 30. Wanneer u nog opmerkingen en/of suggesties ter verbetering van het functioneren van de CoP heeft, kunt u die hieronder kwijt.
66
OUN
Bijlage 4: Checklist succesfactoren voor moderatoren en tabel succesfactoren Evaluatie aan de hand van checklist succesfactoren door de moderator CoP Om een zo volledig mogelijk beeld te geven, zijn de onderstaande vragen voorgelegd aan de moderator van de CoP. De indeling Domein, Gemeenschap en Praktijk is overgenomen van E.R. Wenger (2002). Domein
1. 2. 3.
Is een domein vastgesteld op een startbijeenkomst? Of als er geen startbijeenkomst was, hoe is dan de start van de CoP vormgegeven? Zijn leervragen geïnventariseerd per CoP-lid? Was er overlap in de leervragen van de CoP-leden? Heeft U als moderator gestimuleerd dat regelmatig gereflecteerd werd op zowel de eigen als gemeenschappelijke leervragen?
Gemeenschap 4. 5. 6. 7. 8.
Praktijk
Uzelf
Kenden de leden elkaar al voordat de CoP van start ging? Zo ja hoe dan? Als de leden van de CoP elkaar van tevoren nog niet kenden, wat heeft U eraan gedaan om de communicatie op gang te brengen? Welke andere acties zijn ondernomen om de samenhang tussen de leden te bevorderen? Hoe werden de leden beloond voor de bijdragen die ze leverden aan de CoP? Hoe waren de onderstaande punten georganiseerd? Afspraken spelregels/gebruikersvoorwaarden - stimuleren van zelforganisatievermogen ; - ict facilitatie (zowel inrichting als ict ondersteuning); - moderatie ofwel welke rol had de moderator; - in kaart brengen en stroomlijnen van reeds bestaande communicatiekanalen en eenduidig de wijze van communiceren afspreken/afstemmen; - beschikbaar stellen van een op een communicatie: chat, MSN, Skype etc.
9. Hoe was de link naar de beroepspraktijk van de leden? 10. Waaraan en hoe ontleende de CoP zijn identiteit?
11. Hoe heeft U zich voorbereid op de rol van moderator? 12. Welke eigenschappen /kwaliteiten zijn volgens U onmisbaar? 13. Wat heeft U aan het RdMC gehad met betrekking tot uw rol van moderator? Wilt U nog extra opmerkingen maken?
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
67
Bijlage 5: Het 5-fasen model van Gilly Salmon
Wat doet een e-moderator in welke fase? vertaald door Lydie Guillois In fase 1: Toegang en motivatie • • • • • • • • •
biedt technische informatie en hulp, per e-mail en telefoon; motiveert, moedigt aan, stimuleert, stelt deelnemers op hun gemak; helpt ook bij het ontwikkelen van de emotionele en sociale vaardigheden die nodig zijn om online samen te leren; heeft aandacht voor de emoties (frustraties, irritatie, onzekerheid) die daarbij opkomen; stelt deelnemers op hun gemak; verduidelijkt waarom ze leren op deze manier: online en samen leren; is helder over wat van de deelnemers verwacht wordt en wat zij van u kunnen verwachten; vertelt steeds wat het doel is van een concrete e-tivity; benoemt de tijd die het uitvoeren van een e-tivity de deelnemers kost.
In fase 2: Online socialisatie • • • • • •
zorgt dat deelnemers elkaar leren kennen; maakt de overeenkomsten en verschillen in achtergronden, levensgeschiedenis en cultuur zichtbaar; benadrukt het gemeenschappelijke; verbindt meningen en brengt mensen met dezelfde interesses bij elkaar; bewaakt dat deelnemers elkaar gaan vertrouwen en zich veilig voelen om hun mening te uiten; werkt eraan dat deelnemers het gevoel krijgen dat ze niet de enigen zijn die deze vraag of dit dilemma hebben.
In fase 3: Informatieuitwisseling • • • • • •
68
streeft ernaar dat elke deelnemer actief participeert; brengt structuur en orde aan, geef richtlijnen, selecteer, verwijs en help zo de deelnemers om te gaan met de hoeveelheid informatie die op hen afkomt; zoekt naar leervraag of dilemma achter de gestelde vraag; biedt ondersteunende en constructieve feedback; houdt rekening met verschillende leervoorkeuren; zorgt voor overzicht.
OUN
In fase 4: Kennisopbouw • • • • •
zoekt en legt verbindingen tussen discussie-items; brengt structuur aan; draagt nieuwe perspectieven aan; bevraagt op argumenten en onderliggende visies; stimuleert en ondersteunt de deelnemers dit ook zelf te gaan doen.
In fase 5: Ontwikkeling Deelnemers worden verantwoordelijk voor hun eigen leerproces en dat van de Community. De e-moderator stimuleert • • • •
evaluatie; reflectie; kritisch denken; metacognitie over online samen leren van de deelnemers en van de Community.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
69
70
OUN
Colofon Uitgave Open Universiteit Nederland Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden april 2008 Bezoekadres Valkenburgerweg 177 6419 AT Heerlen telefoon 045- 576 22 22 Postadres Postbus 2960 6401 DL Heerlen Tekst Hanneke Potters Patricia Poelmans Redactie drs. C.M. Sjoer (onder begeleiding van drs. bc. M. Bijl) Oplage 300 exemplaren Omslag Vivian Rompelberg Meer informatie over de Open Universiteit Nederland vind u op www.ou.nl.
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
71
De Working Papers en andere delen uit de Ruud de Moor Centrum reeks kunnen worden besteld bij: Open Universiteit Nederland Ruud de Moor Centrum Postbus 2960 6401 DL Heerlen Tel. 045-576 21 02 Fax. 045-576 27 82 E-mail:
[email protected] Ook de volgende site kan geraadpleegd worden: www.ou.nl/rdmc
72
OUN
Tot nu toe zijn de volgende delen in de Ruud de Moor Centrum reeks verschenen: Eerder verschenen Publicaties 2006: 1.
P.J.J. Stijnen, Leraar worden: ‘under construction’?, 2003, inaugurele rede
2.
M. Vermeulen, Een meer dan toevallige casus, 2003, inaugurele rede
3.
H.C.E. Broeksma, E-nabling E-learning, 2004, onderzoeksrapport
4.
H.W.A.M. Coonen, De leraar in de kennissamenleving, 2005, inaugurele rede
5.
G. Zwaneveld, Wiskunde en informatica: innovatie en consolidatie, 2005, inaugurele rede
6.
M.J.P. van Veen (red.), Door de bomen het bos: Informatievaardigheden in het onderwijs, 2005
7.
M. van der Klink, K. Schlusmans (red.), EVC voor Velen, 2006
8.
L. Luchtman, E-coachen voor lerarenopleiders, 2006
9.
M. van der Klink, A. Evers, J. Walhout, De kwaliteit van EVC in de lerarenopleidingen, 2006
Eerder verschenen Publicaties 2007: 10. N. Brouwer, Verbeelden van onderwijsbekwaamheid, 2007 11. J.T.G. Gerrichhauzen, De lerende en onderzoekende docent, 2007, inaugurele rede 12. T. Bastiaans, Onderwijskundige innovatie: Down to earth, 2007, inaugurele rede Eerder verschenen Working Papers 2005: 1.
E. Klap-van Strien, Recente trends in opleiden en leren in arbeidsorganisaties met aandacht voor zingeving en bezieling
2.
P. Poelmans, Community of practice ‘Nieuwe leraren’, Evaluatie met VO docenten
3.
H. Dekeyser, R. Schuwer, Ontwikkelen van kennisbanken en digitale leermaterialen, Enkele handreikingen
4.
D. Jansen, R. Schuwer, H. Dekeyser, RdMC-applicatieprofiel, Een poldermodel voor omgaan met metadata
5.
M. Goes, M. Dresen, M. van der Klink, Zonder leraren geen meesterlijke ontwikkeling, Het uitwerken van kenmerkende beroepssituaties
6.
F. Kluijtmans, B. Becker, M. Crijns, I. Sewandono, Anders leren, anders organiseren!? Eindrapport van het project Leraar anders: herontwerp van schoolorganisaties
7.
L. Kolos-Mazuryk, META: Enhancing Presence by means of the social affordances
8.
W. Xu, Preliminary requirements of social navigation in a virtual community of practice
Eerder verschenen Working Papers 2006: 9.
O. Firssova, J. Jeninga, D. Lockhorst, M. Stalmeier, Begeleiden van zij-instromers met een digitaal portfolio
10. H. Staal, De Kennisbank Wiskunde en competentiegericht opleiden van leraren
Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs: Bevindingen van 7 pilots
73
Eerder verschenen Working Papers 2007: 11. A. Evers, M. Vermeulen, M. van der Klink, The need to invest in teachers and teacher education 12. S. van Ingen, D. Joosten-ten Brinke, R. Schildwacht, J. Knarren, Formatieve Assessments voor docenten 13. A.J. Kallenberg, Opleiden van leraren bij institutionele samenwerking: Een vierluik 14. F. Schulte, E-coaching van docenten-in-opleiding in de opleidings- en schoolpraktijk Eerder verschenen Handleidingen 2006: 1.
I. Hanraets, H. Potters, D. Jansen, Communities in het Onderwijs, Adviezen en tips, een handreiking voor moderatoren
74
OUN