LESBRIEF ‘VERKLEINWOORDEN’
JANUARI
2013
Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op niveau tweede fase
Verkleinwoorden Inleiding Als je op internet de zoekterm verkleinwoord invoert, verschijnen daar heel wat uitspraken, bijvoorbeeld: • Nederlanders gebruiken veel verkleinwoorden en buitenlanders vinden dat grappig: Het zonnetje schijnt. • Mensen uit andere landen die Nederlands leren, gebruiken veel verkleinwoorden, want dan hoeven ze niet te kiezen tussen de lidwoorden de en het. • Het gebruik van verkleinwoorden neemt steeds meer toe: Ik ga nog eventjes werken. • Vooral vrouwen gebruiken veel verkleinwoorden. • Vooral mensen die klanten of patiënten moeten aanspreken, gebruiken veel verkleinwoorden: Er staat vandaag een heerlijk soepje op het menu. Duidelijk, zou je denken. Maar Hans Dorrestijn schreef in NRC Handelsblad pas een artikel waarin hij fel protesteert tegen het weghalen van de verkleinwoorden bij vogelnamen! Hoe zit het eigenlijk? • Heeft Dorrestijn gelijk, kunnen vogelkenners voorschrijven dat bijvoorbeeld een roodborstje voortaan roodborst heet? • Wanneer gebruiken we eigenlijk verkleinwoorden en waarom? • Wanneer gebruik je ze zelf en wanneer erger je je aan het gebruik van verkleinwoorden bij anderen? Dat zijn de vragen die in deze lesbrief aan de orde komen. Je leest een paar tekstjes en je maakt een paar opdrachtjes!
Opzet van deze lesbrief • • • •
Je leest het artikel van Hans Dorrestijn en maakt daar twee opdrachten bij. Je leest de reactie van een taalkundige op dat artikel en maakt opdracht 3. Je onderzoekt van een aantal woorden waarom daar het verkleinwoord wordt gebruikt (opdracht 4, 5 en 6). Je leest twee korte teksten van mensen die geïrriteerd zijn over het gebruik van verkleinwoorden. Daarna beschrijf je zelf in welke gevallen jij je ergert aan verkleinwoorden én wanneer jij verkleinwoorden juist mooi of passend vindt.
Uitgangstekst Ik wil mijn lieve Wouwaapje terug 1 Wij zijn een volk van verkleinwoordjes: koekje, hondje, biertje, broodje, treintje, schatje. Dat we ‘kinderstoeltje’ zeggen is voor buitenlanders te begrijpen, maar mijn Romeinse chauffeuse vertelde dat Italianen in de lach schieten als in Holland bij mooi weer ‘het zonnetje schijnt’. Het zonnetje, voor zo’n reusachtig hemellichaam! Het verkleinwoord duidt niet alleen formaat aan, maar drukt ook bewondering en liefde uit.
© THIEMEMEULENHOFF, 2013
1
LESBRIEF ‘VERKLEINWOORDEN’
JANUARI
2013
Het toppunt van Nederlands verkleinwoordgebruik leverde destijds Martine Bijl. Geen kwaad woord overigens over deze zangeres en actrice; ze is een groot talent van aanzienlijke schoonheid. In haar jeugd zong ze een lied met de titel ‘Elfje Twaalfje’. Intensiever verkleinwoordgebruik bestaat niet. 2 Met verkleinwoordjes moet je als schrijver oppassen. Je maakt je tekst er algauw kneuterig mee, te gezellig of sentimenteel. Ze verzwakken je betoog. Maar er zijn Nederlanders bij wie de angst voor het verkleinwoord ziekelijke vormen heeft aangenomen: in de hogere ornithologische kringen lopen vogelaars rond bij wie de knapheid naar de bol is gestegen. Ja, zelfs in de natuur treft men bobo’s! En die verklaarden op een kwaaie dag het verkleinwoord in de vogelarij taboe. Dientengevolge zoekt de leek zowel als de kenner in de moderne vogelgids tevergeefs het Roodborstje. Het is Roodborst geworden. Naar analogie van ‘adelborst’? Roodborst klinkt inderdaad stoer en vechtlustig. Maar hier zit iets buitengewoon onnatuurlijks in het vermijden van het verkleinwoord. Dat de vogeltop de benaming ‘Roodborst’ dicteerde, wijst op arrogante zelfoverschatting, als het geen machtsmisbruik is. Niemand heeft het recht de verkleinwoorden uit de vogelgidsen en dus uit de taal te bannen. Een bioloog heeft biologie gestudeerd, maar op taalgebied is hij een amateur. Zijn ingreep is volstrekt onwetenschappelijk. Elke eerstejaarsstudent Nederlands weet dat de grammatica beschrijft en niet vóórschrijft. Zelfs de grootste taalgeleerde mag geen veranderingen in het Nederlands aanbrengen. Er verandert zonder opzettelijke ingrepen toch al genoeg. Er zijn zelfs goede argumenten tegen spellingshervormingen: die vervreemden Nederlanders van hun verleden. Boeken in de oude spelling zijn slechter leesbaar. 3 Het Winterkoninkje heeft het veld moeten ruimen voor de Winterkoning. Die klinkt als een onverbiddelijke vorst uit de middeleeuwen. Het woord ‘Winterkoninkje’ duidde niet alleen het geringe formaat aan (9,5 centimeter), maar ook de sympathie voor dit grappige tuinvogeltje. Het voert te ver om dit meteen sentimenteel te noemen. Liefde moet mogen, ook van vogelaars. 4 Een van de allermooiste woorden uit onze taal was ‘Bladkoninkje’. Een nietig (10 centimeter) groen vogeltje, maar zonder ‘tje’ verandert hij in een grijze materialistische despoot, de Bladkoning. Een engerd van anderhalve meter. Ik kan maar niet begrijpen dat al die goeie, verstandige, liefdevolle en tevens bekwame vogelgidsenschrijvers zonder slag of stoot het bevel van de vogelbobo’s hebben opgevolgd. Waarom heeft niemand geprotesteerd tegen die zinloze taalvernieling? 5 In de moderne vogelgids tref je niet langer het aloude, zeer goed functionerende Wouwaapje aan. Het is nu ‘Woudaap’. Waarom in hemelsnaam? Waar zit hier de vooruitgang? Er kunnen toch nauwelijks ornithologische argumenten voor worden aangevoerd. Wat was er mis met ‘Wouwaapje’? Wie zich bezighield met vogels, zag bij het woord ‘Wouwaapje’ het sierlijke, reigerachtige vogeltje van 33 centimeter voor zich dat met grappige bewegingen langs een rietstengel omhoog klom, een ogenblik over de deinende rietkraag uitkeek en vervolgens weer haastig afdaalde. Een lichtgewicht, dat Wouwaapje: zelfs de broze rietstengel knakte niet, maar boog alleen een beetje door. Nu moeten we dit ranke dier woudaap noemen. Bij het woord ‘woudaap’ zie ik een gorilla voor me die uit de bosrand komt en zich op de borst trommelt alvorens tot de aanval over te gaan. De naam ‘Wouwaapje’ was al eeuwen in gebruik en heeft daardoor alleen al bestaansrecht. Miljoenen mensen hebben het diertje onder deze naam gekend. ‘Wouwaapje’ is echt. De naam ‘Woudaap’ is verzonnen, een product uit de directiekamer. Net als de Gaai, die we allemaal kennen onder de naam Vlaamse Gaai. Vlaamse Gaai mocht niet meer. Maar zonder het versierende bijvoeglijk naamwoord is het een doorsnee vogel geworden zonder kraak of smaak. Het scheelt weinig of ook die heerlijk lichtblauwe ovale plek op zijn vleugels is verdwenen. Leek noch kenner dacht bij ‘Vlaamse Gaai’ aan onze zuiderburen, en dan nog, wat zou daar verkeerd aan geweest zijn? ‘Gaai’ verarmt de wereld. 6 Was er maar een taalrechtbank, dan begon ik een proces. Ik wil mijn Bladkoninkje terug en mijn lieve kleine Wouwaapje! Hans Dorrestijn, in: NRC Handelsblad, 13 oktober 2012.
Opdracht 1 Noteer alle beweringen van Hans Dorrestijn over verkleinwoorden en het gebruik daarvan. Laat de uitwerkingen (of verduidelijkingen) van die bewering weg. Zet erachter of het om een bewering gaat die alleen voor hemzelf geldt, of dat het een bewering is die volgens hem algemeen geldig is.
© THIEMEMEULENHOFF, 2013
2
LESBRIEF ‘VERKLEINWOORDEN’
Bewering
JANUARI
Geldt alleen voor Dorrestijn
2013
Algemeen geldig
1 2 3 4 5 Opdracht 2 Dorrestijn doet ook een aantal beweringen over taal in het algemeen en over taalgeleerden. Noteer die beweringen. Zet erachter of het om een bewering gaat die alleen voor hemzelf geldt, of dat het een bewering is die volgens hem algemeen geldig is. Bewering
Geldt alleen voor Dorrestijn
Algemeen geldig
1 2 3 4 5 6
Reactie op de uitgangstekst Mag roodborstje niet meer? 1 NRC Handelsblad trok er zaterdagavond bijna driekwart pagina voor uit: een lange klacht van de cabaretier Hans Dorrestijn over het verdwijnen van de verkleinwoordvormen van vogelnamen. 2 Het verdwijnen van wat? Ja, mij was het ook ontgaan, maar volgens Dorrestijn is er een taalramp aan de gang die zijn weerga niet kent. In plaats van roodborstje moet men tegenwoordig roodborst zeggen, in plaats van winterkoninkje zegt men winterkoning en zo maar door. Dit alles is volgens de schrijver, die Nederlands gestudeerd heeft, verordonneerd door ‘biologen’ die op het vlak van taal volkomen ‘amateurs’ zijn. 3 Waarom besteedt een krant aandacht aan zoiets? Geinig? We moeten ook weer eens wat met taal, maakt niet uit wat, want dat lezen de lezers graag? Die Dorrestijn windt zich zo grappig op? 4 Wanneer het stuk over een ‘echt’ onderwerp zou zijn gegaan, zou het nooit zijn geplaatst, want de argumentatie deugt in het geheel niet. 5 In de eerste plaats legt Dorrestijn nergens uit wie dat ‘verbod’ op roodborstje heeft uitgevaardigd, en waarom we ons eraan zouden moeten houden. Hij schrijft gek genoeg zelf: Niemand heeft het recht de verkleinwoorden uit de vogelgidsen en dus uit de taal te bannen. Een bioloog heeft biologie gestudeerd, maar op taalgebied is hij een amateur. Zijn ingreep is volstrekt onwetenschappelijk. Elke eerstejaars student Nederlands weet dat de grammatica beschrijft en niet vóórschrijft. Zelfs de grootste taalgeleerde mag geen veranderingen in het Nederlands aanbrengen. 6 Het punt is natuurlijk dat het niet verboden is voor ‘zelfs de grootste taalgeleerde’ om te proberen veranderingen in het Nederlands aan te brengen. Zij mag dat, anders dan Dorrestijn schrijft, best proberen, maar wat iedere eerstejaarsstudent weet is: dat lukt haar niet. Niemand heeft autoriteit genoeg om dat te doen. Een voorschrijvende grammatica heeft daarom geen nut, niemand luistert naar je, het enige wat je kunt doen is: beschrijven. 7 En dus zal het ook een ‘amateur’, zoals de auteur van een vogelgids, niet lukken. Daar volgt dan weer uit dat je je niets hoeft aan te trekken van wat de vogelaars in hun gidsjes schrijven. Niemand heeft inderdaad het recht om verkleinwoorden te verbieden. Daar een artikel in de krant over schrijven, is dus onzin. 8 Daar komt nog bij dat er niet veel voor nodig is om te zien dat de verontwaardiging van Dorrestijn over de modieuze nieuwigheid van die woorden volkomen misplaatst is. Roodborst vinden we bijvoorbeeld in een gedicht van Jacob van Lennep uit 1852:
© THIEMEMEULENHOFF, 2013
3
LESBRIEF ‘VERKLEINWOORDEN’
JANUARI
2013
Hoor ginds, hoe, in ’t ontbladerd bosch, De roodborst zit en fluit; Toch viel zijn warme vederdosch Door koude nachtvorst uit. 9 Voor winterkoning (Het Winterkoninkje heeft het veld moeten ruimen voor de Winterkoning. Die klinkt als een onverbiddelijke vorst uit de middeleeuwen.) vinden we met gemak een nog veel oudere vindplaats, uit 1724, bij Jacob Campo Weyerman: Omtrent achtien jaaren geleden droeg men Knoopen, byna zo groot als de Ballen van een Boere-kaatsbaan, en thans zyn de grootste Rok en Kamisool knoopen vry kleinder als de Eyeren van een Winterkoning. 10 Het is natuurlijk fijn dat de krant af en toe aandacht besteedt aan taalonderwerpen, maar moet dat dan echt een klacht zijn over een zogenaamd ‘voorgeschreven’ taalverandering, die al minstens 300 jaar oud is en die door niemand kan worden voorgeschreven? 11 Ach ja, je zou je eigenlijk niet druk moeten maken over zoiets. De krant had weer wat ruimte, Dorrestijn is een bekende naam, wat maakt het uit dat het onzin is? Marc van Oostendorp, via nederl.blogspot.nl/2012/10/roodborst.
Opdracht 3 1
2
Marc van Oostendorp noemt het artikel van Dorrestijn ‘onzin’. a Met welke beweringen van Dorrestijn over taal en taalgeleerden (opdracht 2) is hij het wel eens? b Om welke twee redenen kan hij het stuk van Dorrestijn toch ‘onzin’ noemen? Welk verwijt maakt hij de krant?
Theorie verkleinwoorden Verkleinwoorden kunnen om verschillende redenen worden gebruikt. Bijvoorbeeld: 1 om aan te geven dat iets klein is; 2 om iets minder erg te laten klinken (eufemisme); 3 om te laten merken dat we iets of iemand lief of aardig vinden; 4 om te laten weten dat we het gezellig vinden; 5 om iets of iemand te kleineren; 6 omdat het niet anders kan (het woord bestaat alleen in deze vorm); 7 uit ironie; 8 uit bescheidenheid; 9 omdat het een standaarduitdrukking is. Opdracht 4 Geef met een kruisje in de juiste kolom aan wat de reden is van het verkleinwoord in elke zin. Let op: soms kun je achter een zin meer dan één kruisje zetten.
1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2
3
Voorbeeld 4 5 6 7
8
9
Heb jij niet een heel klein leugentje gebruikt? Gelukkig had ik een boodschappenlijstje meegekregen. Zij werd niet uitgenodigd voor het verjaardagspartijtje. Ik moet nog even een paar telefoontjes doen. Zo’n portie poffertjes sla ik niet af. O, voor dat soort klussen heb ik een mannetje. Hij moest opboksen tegen de haantjes van het schoolplein. Gelukkig kon ik in de vakantie een centje bijverdienen. Wie ouder wordt, krijgt steeds meer kwaaltjes. Hij kwam gewoon even langs voor een praatje.
© THIEMEMEULENHOFF, 2013
4
LESBRIEF ‘VERKLEINWOORDEN’
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
JANUARI
2013
Zij hebben hun schaapjes op het droge. Ga je mee een biertje pakken? Er kon zelfs geen bedankje af! Het is altijd leuk om kinderen een sprookje te vertellen. Wij zijn al jaren goeie maatjes. Daar stond hij wat te schutteren met zweterige handjes. Ik heb een cadeautje voor je meegebracht. Er moesten alweer kluisjes worden bijgeplaatst. Er wordt in achterafzaaltjes heel wat afgekonkeld. Het wordt tijd dat we weer eens een feestje gaan bouwen. Mijn oom verzamelt bierviltjes. Ik mag hem niet, hij heeft me een paar vervelende dingetjes geflikt. Soms kan ik het niet laten, dan moet ik even een gokje wagen. Wat heb jij een lekker luchtje op! Heb je een momentje? Ik hou niet van die gewild grappige liedjes. Die partij trekt in deze gemeente al jaren aan de touwtjes. Zij hadden een nest schitterende hondjes. Ik stond al een tijdje te wachten. Hij moest ook zo nodig weer zijn kunstje doen. Dit jaar kan er geen schoolreisje worden georganiseerd. Hebben we vandaag geen toetje? Hier zitten toch wel een paar gevaarlijke kantjes aan. Ach, voor dat examen heb je aan een paar weetjes genoeg. Ik ben echt aan een weekje vakantie toe. Ik geef u nu even een prikje voor de verdoving. Dat is me toch een stelletje bedriegers! Mijn oma doet elke dag een middagdutje. Kom je een hapje eten? In de folder staan altijd wel een paar lokkertjes. Een nachtje cel? Dat zegt me niks! Even een terrasje pakken? Zou je niet een maatje groter moeten nemen? In arren moede hebben ze hun oude hond toch maar een spuitje laten geven. Zo’n buitenkansje laat ik me niet ontglippen. Heb je dat nieuwe spotje voor ons favoriete merk al gezien? Zeg, laat jij je handjes ook even wapperen? Ik had genoeg van dat gepraat over koetjes en kalfjes. Zeg, ik ben echt geen groentje, hoor! Ja, inderdaad, dat kostte wel een paar centjes.
Opdracht 5 Bedenk bij elke reden drie voorbeelden. om aan te geven dat iets klein is om iets minder erg te laten klinken (eufemisme) om te laten merken dat we iets of iemand lief of aardig vinden
© THIEMEMEULENHOFF, 2013
1 2 3 1 2 3 1 2 3
5
LESBRIEF ‘VERKLEINWOORDEN’
JANUARI
om te laten weten dat we het gezellig vinden om iets of iemand te kleineren omdat het niet anders kan (het woord bestaat alleen in deze vorm) uit ironie
uit bescheidenheid
omdat het een standaarduitdrukking is
2013
1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3
Opdracht 6 Er zijn woorden die alleen als verkleinwoord bestaan, zoals ‘dubbeltje’ en ‘kwartje’. Wie geen verkleinwoord wil gebruiken, moet dan een alternatief zoeken, bijvoorbeeld ‘een munt van tien cent’. Geef van de woorden in de tabel aan of ze wel of niet alleen als verkleinwoord voorkomen, door een kruisje in de juiste kolom te zetten. Noteer voor de woorden die alleen als verkleinwoord voorkomen een alternatief.
Woord
Alleen als verkleinwoord Ja Nee
Alternatief
grassprietje een teentje (knoflook) theezakje koffiekopje sneeuwklokje een akkefietje een snufje zout zeepaardje een mobieltje een briefje (van vijftig) een bankje (in het park) een gebaksschoteltje een praatje (lekker in het) zonnetje (op een) kluitje een rondje (geven) een rondje (om de kerk – wielersport) mailtje een (dom) blondje de blaadjes (vallen van de bomen)
© THIEMEMEULENHOFF, 2013
6
LESBRIEF ‘VERKLEINWOORDEN’
JANUARI
2013
Irritant Het gebruik van verkleinwoorden kan irriteren. Hierna lees je daarvan twee voorbeelden.
1
Verkleinwoordjes, beetje irritant
Het Nederlands is er gek op: verkleinwoorden. Je drinkt een kopje koffie of een biertje, je koopt een retourtje voor de trein en je eet je buikje rond. Deze uitdrukkingen met verkleinwoorden hebben niets te maken met het kleiner maken. We gebruiken het om gewoonte, gezelligheid of omdat het helemaal niet nodig is! Waar ik me enorm aan stoor, is het nutteloos gebruik van verkleinwoorden. In een winkel bijvoorbeeld: ‘Kan ik u helpen, mevrouwtje?’ Nee, ik haal de twee meter bij lange na niet, maar het klinkt zo denigrerend. Net als ouders over hun kinderen: ‘Zij heeft krampjes.’ Net alsof het niet zo erg is als ‘kramp’ hebben. Zo, mijn frustratie is eruit! Ik kan weer knusjes op mijn bankje gaan zitten ... Jessica Koppers via www.taalvariatie.nl/2009/03/08/verkleinwoordjes.
2 Bloedtestje. Bloeddame spreekt mij toe: Het mouwtje moet even omhoog. Nu gaan wij even een vuistje maken. Ik tel tot drie, dan komt het prikje. Een twee, drie, nu komt het prikje. Uit: Jeroen Brouwers: Restletsels. Feuilletons 9, Atlas Contact, 2012, pagina 42.
Opdracht 7 1 2
Beschrijf zelf kort twee voorvallen waarbij jij je ergerde aan het gebruik van verkleinwoorden. Beschrijf kort twee situaties waarin jij het gebruik van verkleinwoorden juist heel mooi of heel passend vindt. Geef voorbeelden ter verduidelijking.
Doe het zo Laat je beschrijvingen controleren door een of meer medeleerlingen en pas ze daarna eventueel aan. Voor hun commentaar kunnen ze gebruikmaken van de volgende afspraken: • Zet een R in de kantlijn als je een redenering niet correct vindt. • Zet een ? in de kantlijn als je een redenering niet begrijpt. • Zet een Z in de kantlijn als een zin niet correct is geformuleerd. • Onder de tekst kun je een of meer suggesties voor aanvullingen of verbeteringen noteren.
© THIEMEMEULENHOFF, 2013
7