Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS-projectnummer: 999504/228033 Geocode: 063 Km 1,9 - 2,0 Datum Referentie
22 november 2010 20100906-08
Rapporttitel
20100906-08 Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht
Datum
22 november 2010
Opdrachtgever
Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen Postbus 2809 3500 GV UTRECHT De heer drs. J.C. van Meijgaarden
Referentie
Contactpersoon
Behandeld door
De heer ir. P.H.C. Weijnen De heer ing. C.H.J. Prudon Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV St. Annalaan 60 6217 KC MAASTRICHT Postbus 480 6200 AL MAASTRICHT Telefoon 043-3467878 Fax 043-3476347
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 1
Inhoudsopgave 1
Inleiding en doel
5
1.1 1.2 1.3
Aanleiding en doelstelling onderzoek Kwaliteit en certificering Leeswijzer
5 5 6
2
Vooronderzoek
7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.5.1 2.6
Algemeen Beschrijving onderzoekslocatie Historisch informatie Bodemopbouw en geohydrologie Omgevingsaspecten Diffuse spoorspecifieke verontreinigende processen Hypothese en onderzoeksstrategie
7 7 7 9 9 9 10
3
Onderzoeksopzet en toetsingskader
11
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2 3.3
Onderzoeksopzet Verkennend bodemonderzoek Ballastonderzoek Verhardingsonderzoek Overzicht werkzaamheden Toetsingskader Veiligheid
11 12 12 13 14 14 16
4
Onderzoeksresultaten
17
4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3
Wijzigingen op onderzoeksprogramma Terrein- en maaiveldinspectie Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen Resultaten Resultaten verkennend bodemonderzoek Resultaten ballastonderzoek Resultaten verhardingsonderzoek
17 17 18 18 18 23 25
5
Conclusie en aanbevelingen
28
Referentielijst
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
30
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 2
Bijlagen Bijlage I
Bijlage II Bijlage III Bijlage III-1 Bijlage III-2 Bijlage III-3 Bijlage IV Bijlage IV-1 Bijlage IV-2 Bijlage IV-3 Bijlage IV-4 Bijlage V Bijlage V-1 Bijlage V-2 Bijlage V-3 Bijlage VI
Tekeningen: Regionale ligging locatie Tekening ligging boorpunten Tekening verkennend onderzoek Meerssenerweg 166 Veldverslag Verkennend onderzoek Boorprofielen Analysecertificaten Toetsingsresultaten Ballastonderzoek Boorprofielen Analysecertificaten Toetsingsresultaten Eural-toetsing Verhardingsonderzoek Boorprofielen Analysecertificaten Toetsingsresultaten Invloed diffuse spoorgebonden processen op de bodemkwaliteit van spoorgronden
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 3
Samenvatting Opdrachtgever
: Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (SBNS)
Locatie
: Gemeente Maastricht, verkennend onderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan
Kadastrale aanduiding
: Gemeente: Maastricht
de Balijeweg te Maastricht - Geocode 063 - km 1,9 - 2,0
sectie G; perceel: 4623, 4681, 4743, 5468, 5470, 5962 (allen ged.) Aanleiding
: De aanleiding voor het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen aanleg van een onderdoorgang ter plaatse.
Doel van het onderzoek
: -
het vaststellen van de bodemkwaliteit ter plaatse van de voorgenomen werkzaamheden;
-
het vaststellen of sprake is van gevallen van ernstige bodemverontreiniging conform de gevalsdefinitie van de Wbb;
-
het vaststellen van de Eural-code van het ballast;
-
het vaststellen van de kwaliteit van de verharding en fundatie ter plaatse van de te vervallen wegen.
Toegepaste normen - BRL SIKB 2000
: Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek versie 3.2a d.d. 13 maart 2007.
- NEN 5740
: Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek (NNI, oktober 1999).
- NEN 5707 - Ballastonderzoek
Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem. : Handreiking verwerking vrijkomende ballast versie 3.0; protocol milieukundig onderzoek spoorwegballast d.d. 6 april 2007 en het addendum RLN00243-V003.
Resultaten
: -
ten oosten van het spoor is in de bovengrond een verontreiniging met zink met gehalten boven de interventiewaarde en plaatselijk tevens de Lokale Maximale Waarde aanwezig. Deze verontreiniging is in een groter gebied aanwezig en gerelateerd aan de diffuse verontreiniging zoals opgenomen in het bodembeheerplan van de gemeente Maastricht. In één boring (011) is een duidelijk hoger zinkgehalte aangetoond en overschrijdt tevens het gehalte aan lood de interventiewaarde en gehalten aan koper en nikkel de tussenwaarde; dit betreft waarschijnlijk een lokale spot. Voor de rest zijn in de grond en het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen;
-
het aanwezig ballast betreft geen gevaarlijk afval (Eural-code 170508c); het asfalt ter plaatse van de weggedeelten die vervallen na de aanleg van de tunnel is deels teerhoudend. In het funderingsmateriaal worden maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen. In de grondlaag onder de fundering overschrijdt het gehalte aan kobalt de tussenwaarde. Ter plaatse van het trottoir zijn geen gehalten boven de Lokale Maximale Waarden aangetroffen.
Conclusie
: Middels de verrichte onderzoeken is inzicht verkregen in de kwaliteit van de bodem, het ballast, de asfaltverharding en het funderingsmateriaal ter plaatse van de geplande onderdoorgang en de bestaande wegen. Ten oosten van het spoor dient rekening te worden gehouden met de verontreiniging van de bovengrond met zink tot boven de interventiewaarde. Aanbevolen wordt nader onderzoek te verrichten en een plan van aanpak op te stellen.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 4
1
Inleiding en doel
1.1
Aanleiding en doelstelling onderzoek
In opdracht van Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (hierna SBNS) is door CaubergHuygen Raadgevende Ingenieurs BV (namens KWW B.V.) een verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek uitgevoerd, ter plaatse van de voorgenomen aanleg van een onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht. De regionale ligging van de onderzoekslocatie is opgenomen als bijlage I. De aanleiding voor het uitvoeren van bovengenoemde onderzoeken is de voorgenomen aanleg van een onderdoorgang, waarbij de huidige spoorwegovergang komt te vervallen. Het onderzoek is verricht ter plaatse van de geplande werkzaamheden en bevat de volgende onderdelen. 1. Verkennend bodemonderzoek (NEN-5740) ten behoeve van de onderdoorgang. 2. Ballastonderzoek km 1,85 - 2,05 ten behoeve van afvoer vrijkomend ballastmateriaal. 3. Verhardings- en fundatieonderzoek ter plaatse van de bestaande verharding. Doel van het verkennend onderzoek is: - het vaststellen van de bodemkwaliteit ter plaatse en de geschiktheid voor het beoogde gebruik; - de kwaliteit bepalen met het oog op de hergebruiksmogelijkheden van de vrijkomende grond. Het betreft een indicatief onderzoek; - de lozingsmogelijkheden van het vrijkomende grondwater worden nagegaan in verband met de toekomstige bemaling; - het vaststellen of sprake is van gevallen van ernstige bodemverontreiniging conform de gevalsdefinitie van de Wbb. Doel van het ballastonderzoek is: - het vaststellen van kwaliteit van het ballastmateriaal en daarmee de Eural-code van het ballast. Doel van het verhardings- en fundatieonderzoek is: - doel van het asfaltonderzoek is de teerhoudendheid vast te stellen met het oog op verwerking van het vrijkomende asfalt; - doel van het funderingsonderzoek is het vaststellen van de kwaliteit in verband met de mogelijkheden tot hergebruik. 1.2
Kwaliteit en certificering
Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV is gecertificeerd volgens de NEN-EN-ISO 9001/2000 norm. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd conform het VKB-protocol 2001 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen vs. 3.1, 13 maart 2007, VKB-protocol 2002 Het nemen van grondwatermonsters vs. 3, 13 maart 2007 en VKBprotocol 2018 Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem vs. 3, 10 mei 2007. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd onder het BRL SIKB 2000 Procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek vs. 3.2a, 13 maart 2007. VCMI en Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 5
BV zijn gecertificeerd voor monstername in het kader van protocol 2001, 2002, 2018. Deze rapportage is derhalve voorzien van het centrale keurmerk Kwaliteitswaarborg bodembeheer SIKB. Het procescertificaat van Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV en het hierbij behorende keurmerk zijn uitsluitend van toepassing op de activiteiten betreffende het veldwerk, inclusief alle secundaire processen, dat begint bij de acceptatie van het veldwerk en dat eindigt bij de overdracht van veldgegevens en monsters, inclusief de daarbij behorende veldwerkrapportage aan de opdrachtgever. In deze context verklaart Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV dat zij tot de opdrachtgever in geen andere relatie staat dan die van opdrachtnemer - opdrachtgever. De chemische en asbestanalyses zijn uitbesteed aan het laboratorium van Analytico te Barneveld. Dit laboratorium beschikt over een accreditatie volgens NEN-EN-ISO 17025. De chemische analyses op de grond- en grondwatermonsters zijn uitgevoerd conform de AS3000. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd door VCMI, zij zijn door SenterNovem KWALIBO erkend. Het veldwerk is uitgevoerd door of onder toezicht van een BRL SIKB 2000 gecertificeerde monsternemer, N. Janssen. 1.3
Leeswijzer
In het onderhavig rapport wordt verslag gedaan van het uitgevoerde nader bodemonderzoek. Het rapport is opgezet volgens de Leidraad onderzoek en sanering Stichting Bodemsanering NS van december 2006. De volgende aspecten komen aan de orde: - locatiegegevens en omschrijving verontreinigingsituatie (hoofdstuk 2); - de onderzoeks- en analysestrategie (hoofdstuk 3); - de onderzoeksresultaten (hoofdstuk 4); - conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 5). De bijbehorende tekeningen, tabellen en toelichtingen zijn als bijlagen bij onderhavig het rapport opgenomen.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 6
2
Vooronderzoek
2.1
Algemeen
De onderzoekslocatie bevindt zich ten noorden van de huidige spoorwegovergang aan de Balijeweg/Kasteel Verduynenstraat te Maastricht. Ter plaatse is de aanleg van een onderdoorgang gepland. Deze krijgt een diepte van maximaal 4 m -mv. Ten behoeve van de aanleg wordt grond ontgraven en afgevoerd, ballastmateriaal van het spoorbed verwijderd en wordt een deel van de aanwezige verharding opgenomen en afgevoerd. 2.2
Beschrijving onderzoekslocatie
De onderzoekslocatie is gelegen langs de spoorbaan Maastricht - Sittard/Roermond. De betreffende geocodes van de sporen en de kilometerring zijn opgenomen in tabel 2.1. De ligging van de onderzoekslocatie is op een topografische kaart, opgenomen in bijlage I, weergegeven. Tabel 2.1:
Algemene gegevens onderzoekslocaties
SBNS-locatienummer
999504/228033
Geocode
063
Kilometerring
1,9 – 2,0
Provincie
Limburg
X-Y coördinaten
177.700-177.900; 319.300-319.500
Kadastrale aanduiding
Gemeente Maastricht, sectie, nr. G; perceel: 4623, 4681, 4743, 5468, 5470, 5962
Betrokken partijen
Grondeigenaren: NS Poort BV/gemeente Maastricht
(allen ged.) Bevoegd Gezag Wbb: gemeente Maastricht Gemeente Maastricht Oppervlak onderzoekslocatie
Tabel 2.2:
Ca. 5.000 m²
Gegevens huidig en toekomstig gebruik onderzoekslocatie
Huidig gebruik
:
Spoorbaan
Toekomstig gebruik
:
Spoorbaan met onderdoorgang
Bijzonderheden
:
-
2.3
Historisch informatie
Voorafgaand aan de uitvoering van de veldwerkzaamheden is een historisch onderzoek verricht bij de gemeente Maastricht en heeft een locatiebezoek plaatsgevonden. Over de kwaliteit van het ballastmateriaal alsmede de aanwezige verhardingen zijn geen gegevens gevonden. Er wordt vanuit gegaan dat de samenstelling overeenkomstig de gebruikelijk toegepaste materialen is. Bij de gemeente Maastricht is overleg geweest over een in het grondwater aanwezige VOClverontreiniging aan de Abdissenweg, gelegen ten noordwesten van de onderzoekslocatie. Uit het overleg met de gemeente is gebleken dat de onderzoekslocatie niet is gelegen binnen de VOCl-
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 7
verontreiniging die ter plaatse van de Abdissenweg aanwezig is. Wel geeft de gemeente aan dat bij eventuele grondwateronttrekkingen voorkomen dient te worden dat de VOCl-verontreiniging verplaatst wordt. Tijdens het bezoek aan het gemeentearchief blijkt dat in de directe omgeving van de onderzoekslocatie de onderstaande bodemonderzoeken zijn verricht: 1. Verkennend bodemonderzoek op de locatie Meerssenerweg 166 te Maastricht, UDM, rapport 05.03.0214, 2 september 2005. 2. Verkennend bodemonderzoek Meerssenerweg/Kemenadeplein, Grontmij, rapport 32/91055/S, 18 april 1996. Het verkennend onderzoek van de Meerssenerweg 166 heeft betrekking op een strook grond ten zuiden van nr. 166B (in bijlage II is de tekening van dit onderzoek opgenomen). Uit het historisch onderzoek, opgenomen in de rapportage, blijkt het volgende: Volgens buurtbewoners zijn de panden in de jaren zeventig in slechte onderhoudsstaat geweest en zijn de tuinen door bewoners uit de omgeving gebruikt voor het storten van diverse afval. De gemeente heeft in 1991 het terrein geëgaliseerd, voorzien van een dunne teelaardelaag en ingezaaid. Ten noorden van gebouw 166A is een HBO-tank van 500 l aanwezig geweest. In de bovengrond zijn gehalten aan zink en arseen tot boven de interventiewaarde aangetoond. Vanaf 0,5 m -mv zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan metalen aangetoond. Ter plaatse van de HBO-tank is tijdens eerder onderzoek (1992) in de bovengrond (0,2 - 0,4 m -mv) een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. Het verkennend onderzoek van Grontmij is uitgevoerd in verband met een wegreconstructie ter plaatse van de Kasteel Verduynenstraat en het Kemenadeplein (de boringen zijn verricht aan de noordzijde van beide wegen). In een mengmonster van de bovengrond zijn sterk verhoogde gehalten aan arseen, koper, lood, zink en PAK aangetoond. In de overige twee mengmonsters zijn geen gehalten boven de Lokale Maximale Waarden (LMW) aangetoond. Het is niet bekend of deze grond bij de reconstructie is afgevoerd. Tevens zijn onderstaande bodemonderzoeken ingezien maar geconstateerd is dat deze, gezien de grote afstand tot de onderzoekslocatie, geen directe invloed hebben op de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie en zijn derhalve niet verder beschreven: 1. Oriënterend bodem- en grondwateronderzoek op het hoogspanningsschakelstation Limmel te Maastricht, CSO, rapport L032.93, 19 maart 1993. 2. Nulsituatie bodemonderzoek schakelstation Limmel, Sionsweg te Maastricht, CSO, rapport 05.RB068, 13 april 2005. 3. Verkennend bodemonderzoek Meerssenerweg 35a te Maastricht, DvL, rapport B-991304, 19 oktober 1999. 4. Milieukundig advies Telfortgebouw Maastricht, Holland Railconsult, rapport 1112401, 11 april 1997. 5. Oriënterend bodemonderzoek op het terrein van de Bourgognekliniek aan de Meerssenerweg te Maastricht, CSO, rapport L158.92, 27 oktober 1992. 6. Verkennend bodemonderzoek op de locatie Meerssenerweg 194 te Maastricht, Adviesbureau vd Weyer, rapport A6.0602.1-aan, 17 juli 2006. 7. Verkennend (water)bodemonderzoek BALANS-percelen NS Vastgoed Maastricht, gemeente Maastricht; Oranjewoud; SBNS-project 173006, 5 mei 2006.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 8
2.4
Bodemopbouw en geohydrologie
De regionale bodemgegevens zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland, DGV-TNO, kaartblad 57W, 57O, 58W en 60W, 1985. Het maaiveld bevindt zich op circa 47 m+NAP. De geohydrologische opbouw is schematisch weergegeven in tabel 2.3. Tabel 2.3:
Geohydrologische opbouw
Bodemlaag
Diepte
Formatie
Bodemsamenstelling
[m -mv] Deklaag
0 - 10
Twente
Loss
1 Watervoerende pakket
10 - 20
Kreftenheye
Grof zand en grind met inschakelingen van klei
Scheidende laag
20 - 30
Tongeren
Glauconiethoudend fijn zand en klei
2 Watervoerende pakket
30 - 150
Gulpen, Maastricht en Houthem
Kalksteen
Matig doorlatende laag
150 - 225
Vaals en Aken
Uiterst fijnzandig en lemig
Carboon afzettingen
Schalierijke afzettingen
e
e
(plaatselijk watervoerend) Ondoorlatende basis
> 225
De grondwaterstand is circa NAP + 45 m (circa 2 m -mv). De regionale grondwaterstromingsrichting van het eerste watervoerende pakket is in noordwestelijke richting (richting Maas). De onderzoekslocatie is gelegen binnen de beschermingszone van het waterwingebied Itteren-Borgharen (opmerking: in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is aangegeven dat deze winning in 2009 stopt). 2.5
Omgevingsaspecten
2.5.1
Diffuse spoorspecifieke verontreinigende processen
Diffuse verontreinigingprocessen treden langs het spoor voortdurend op en domineren daarom in veel gevallen lokale (eenmalige) processen. In 1998 heeft generiek onderzoek plaatsgevonden, waarmee voor een aantal stoffen de invloed van de spoorwegen op de omgeving is gemodelleerd. De volgende diffuse processen zijn hiermee aangetoond: - nikkel komt mee met ijzerstof als gevolg van slijtage van de spoorbaan en wielbanden; - koper is afkomstig van slijtende bovenleidingen; - zink komt eveneens door slijtage vanaf de spoorbanen; - arseen kan samen met ijzerstof vanuit het grondwater neerslaan in ijzer(hydr)oxiden; - PAK komt (historisch) van gecreosoteerde dwarsliggers en (diesel)treinen. Lokaal kan PAKverontreiniging ontstaan door uitloging uit oude ballast en kool-/sintelhoudende ophooglagen; - minerale olie komt in de spoorgronden voor als gevolg van lekkende locomotieven en smeeroliën. Meer lokaal kan olieverontreiniging voorkomen uit voormalige opslagtanks, lozingen/morsen en schoonmaak/onderhoud; - bestrijdingsmiddelen komen in de (water)bodem voor door het geregeld toepassen van onkruidverdelgers door ProRail ter plaatse van spoorbermen en sloten; - kooldeeltjes komen voor als gevolg van de in het verleden gebruikte kolengestookte locomotieven. In bijlage VI worden deze verontreinigende spooreigen stoffen verder toegelicht.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 9
2.6
Hypothese en onderzoeksstrategie
Verkennend bodemonderzoek De locatie is gelegen in een diffuus verontreinigd gebied, deelgebied ophoging uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Maastricht. Buiten deze diffuse verontreiniging zijn, op basis van de verzamelde gegevens, geen aanwijzingen gevonden voor additionele verontreinigingen op de locatie. Voor de onderzoekslocatie wordt, conform de NEN 5740, de onderzoeksopzet voor een onverdachte locatie gehanteerd (ONV). Op basis van de ligging in een diffuus verontreinigd gebied zijn verhoogde achtergrondconcentraties aan zware metalen en PAK in de grond te verwachten. Deze parameters zitten in het gehanteerde analysepakket en bij de toetsing en beoordeling worden de verhoogde achtergrondwaarden meegenomen. Tijdens het veldwerk wordt ter plaatse een visuele inspectie van het maaiveld gedaan voor de aanwezigheid van asbestverdachte materialen volgens NEN 5707. Vooralsnog is er sprake van een onverdachte locatie en wordt aangesloten bij het SBNS protocol voor asbestonderzoek. Tijdens het veldwerk is men alert op de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal. Ballastonderzoek Het ballastonderzoek zal worden uitgevoerd conform de handreiking verwerking vrijkomende ballast versie 3.0. Als aanvulling hierop is het addendum RLN00243-V003 van toepassing. Verhardingsonderzoek De bemonstering van het asfalt vindt plaats conform de CROW-publicatie 210 (Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt) en de bemonstering van het funderingsmateriaal conform VKB protocol 1003; indicatief onderzoek verhardingsconstructies.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 10
3
Onderzoeksopzet en toetsingskader
3.1
Onderzoeksopzet
Het onderzoek bevat de volgende onderdelen: 1. Verkennend bodemonderzoek (NEN-5740) ten behoeve van de onderdoorgang. 2. Ballastonderzoek km 1,85 - 2,05 ten behoeve van afvoer vrijkomend ballastmateriaal. 3. Verhardings- en fundatieonderzoek ter plaatse van de bestaande verharding. Ad 1. Bij het verkennend onderzoek is rekening gehouden met de resultaten van eerder verricht onderzoek en met de ontgravingdiepte (maximale ontgravingdiepte is circa 4 m -mv) voor de aan te leggen tunnel. Tevens is rekening gehouden met de ligging van de locatie in een diffuus verontreinigd gebied (deelgebied ophoging uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Maastricht). Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek zullen indicatief de hergebruiksmogelijkheden van de vrijkomende grond worden aangegeven. De analyseresultaten worden derhalve - indicatief - getoetst aan de toetsingscriteria van het Besluit bodemkwaliteit. Ten behoeve van het onderzoek naar asbest zal een maaiveldinspectie plaatsvinden en zal tijdens het veldwerk aandacht zijn voor de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in de opgeboorde grond. Ad 2. Het ballastbed raakt na verloop van tijd verontreinigd met zware metalen (met name zink, ijzer en koper), PAK, EOX en olie. De verontreiniging vindt plaats als gevolg van slijtage van wielen/spoorstaven en rijdraad (koper en ijzer); verwering van verzinkt spoorwegmeubilair (met name van bovenleidingsportalen), smeermiddelen (minerale olie), bestrijdingsmiddelen (EOX) en verbrandingsresten/koolas, alsmede uitloging van creosootolie uit houten dwarsliggers (PAK, minerale olie). Dit betekent dat als het ballastbed vernieuwd wordt ervan uit kan worden gegaan dat het af te voeren materiaal in zekere mate verontreinigd is. Het transport van oude ballast valt onder het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Daartoe dient de Eural-code van het vrijkomende ballast vastgesteld worden. Spoorwegballast behoort tot de zogenaamde complementaire categorie in de Eural. Voor spoorwegballast bestaan namelijk 2 codes: 17 05 07* c 17 05 08 c
spoorwegballast die gevaarlijke stoffen bevat niet onder 17 05 07*c vallende spoorwegballast
De gevaaraspecten van afvalstoffen zijn gerelateerd aan de eigenschappen van de verbindingen die in de afvalstof voorkomen. In de Eural is een lijst van veel voorkomende verbindingen opgenomen waarbij de zogenaamde Risicozinnen (R-zinnen) zijn aangegeven. Door de gehalten aan de aanwezige verbindingen/verontreinigingen te beoordelen aan de hand van de R-zinnen en vervolgens per gevaarcategorie (H-code), is vast te stellen of sprake is van bedrijfsafval of van gevaarlijk afval.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 11
Het ballastonderzoek zal ter plaatse van de geplande onderdoorgang worden verricht. De lengte van het te onderzoeken traject is circa 40 m. Ad 3. Ter plaatse van de bestaande overweg zal na de aanleg van de tunnel de huidige verharding en fundering deels zijn verwijderd. De weg is voorzien van een asfaltverharding, het naastliggende trottoir is voorzien van tegels. Tussen de spoorrails is deels een klinkerverharding aanwezig. De bemonstering van het asfalt vindt plaats conform de CROW publicatie 210 (richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt) en de bemonstering van het funderingsmateriaal conform VKB protocol 1003; indicatief onderzoek verhardingsconstructies. Er wordt uitgegaan van asfalt aangebracht voor 1995 (verdacht voor teerhoudend). De totale oppervlakte van de te verwijderen verharding is minder dan 500 m²; volgens de richtlijnen kan worden volstaan met 2 boringen; omdat ter plaatse van de Kasteel Verduynenstraat mogelijk ander asfalt en/of funderingsmateriaal aanwezig is, wordt voorgesteld ter plaatse van de Balijeweg 2 asfaltboringen en in de Kasteel Verduynenstraat 1 asfaltboring te verrichten (totaal 3 boringen). De teerhoudendheid van de asfaltverharding alsmede de kwaliteit van het funderingsmateriaal (indicatief) wordt bepaald. Tevens zal de kwaliteit van de bodem tot 1 m onder de fundering worden bepaald. De afvoer- danwel hergebruiksmogelijkheden van vrijkomend wegverhardings- en funderingsmateriaal worden aangegeven. Op grond van de aangeleverde informatie is per onderdeel de onderzoeksopzet opgesteld. De resultaten hiervan zijn hieronder opgenomen. 3.1.1
Verkennend bodemonderzoek
Het oppervlak van de te onderzoeken locatie is circa 5.000 m². Conform de NEN-5740 strategie onverdacht, dienen 15 boringen te worden geplaatst. Als onderzijde van de boringen wordt de beoogde ontgravingdiepte (maximaal 4 m -mv) aangehouden. In totaal worden 5 mengmonsters geanalyseerd op het NEN-5740 pakket voor grond. Tevens wordt 1 peilbuis geplaatst en het grondwater geanalyseerd op het NEN-5740 pakket voor grondwater. Het grondwater uit de peilbuis wordt aanvullend onderzocht op de macroparameters van het lozingspakket. Voor het asbestonderzoek zal een maaiveldinspectie conform NEN-5707 worden uitgevoerd voor de gehele onderzoekslocatie. 3.1.2
Ballastonderzoek
Voor de gekozen onderzoeksopzet is onderstaand ProRail-beleid het uitgangspunt. Het beleid is verwoord in de Handreiking verwerking vrijkomende ballast, versie 3.0 d.d. 6 april 2007 van ProRail en bijbehorend addendum: - alle vrijkomende ballast moet worden afgevoerd naar een erkende verwerker van afvalstoffen, tenzij ballast conform het Besluit bodemkwaliteit binnen een werk van ProRail zonder bewerking kan worden hergebruikt. In dat geval moeten de voorwaarden van voornoemd besluit worden nageleefd;
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 12
-
andere vormen van direct hergebruik van vrijgekomen ballast zijn niet toegestaan; de ballast onder wissels en perronsporen en de ballast in de directe omgeving van spoorwegovergangen, wordt geacht niet geschikt te zijn voor hergebruik en dient te worden afgevoerd; voor het mogen hergebruiken van de grove fractie die bij het kettinghorren weer in het ballastbed terugkomt, is geen milieukundig onderzoek vereist (brief VROM 4 december 2001).
Bij het ballastonderzoek wordt het stappenplan van het protocol gevolgd. Ervan uitgegaan van: - een verdachte locatie; - één partij; - nog niet bekend is hoe de aannemer het werk gaat uitvoeren; - bemonstering ballastbed volgens spoorbaan; - bemonstering onderliggend baanlichaam. Ten behoeve van het ballastonderzoek zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd. Veldwerk - 1 ballastmonster (bestaande uit 3 grepen). Laboratoriumwerk - 1x zeven ballastmonsters op 2 en 30 mm zeef; - 1x onderzoeken verontreiniginggraad totaal ballast (standaardpakket bodem nieuw + arseen en chroom); - 1x onderzoeken milieukundige kwaliteit fractie < 2 mm (standaardpakket bodem nieuw + arseen en chroom inclusief H+L). 3.1.3
Verhardingsonderzoek
Het uit te voeren verhardings- en fundatieonderzoek omvat 3 onderdelen: 1. Asfaltonderzoek volgens de CROW 210. 2. Funderingsonderzoek (indicatief). 3. Bodemonderzoek onderliggende grond. Asfaltonderzoek Voor de drie boorkernen wordt de laagopbouw beschreven en wordt een PAK-marker test uitgevoerd om een indicatie te krijgen van de teerhoudendheid. Op basis van de resultaten van de PAKmarkertest en de laagopbouw, wordt vervolgens bepaald voor welke lagen een PAK analyse wordt uitgevoerd. Er worden 2 PAK analyses uitgevoerd (droge stof, malen, HPLC PAK analyse (P10N), maximaal 2 zaagsneden). Funderingsonderzoek Het funderingsonderzoek wordt uitgevoerd middels een indicatief onderzoek. Het doel van het onderzoek is het indicatief bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de partij niet vormgegeven bouwstof. Het funderingsmateriaal onder de asfaltverharding zal worden bemonsterd alsmede de onderliggende bodem middels 3 boringen, ter plaatse van bovengenoemde asfaltboringen. Ter plaatse van het trottoir worden 2 boringen verricht. Indien aanwezig zal het funderingsmateriaal separaat worden bemon-
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 13
sterd. De mengmonsters van het funderingsmateriaal en de grond worden onderzocht op het NEN5740 pakket. 3.1.4
Overzicht werkzaamheden
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de te verrichten monsterneming en chemische analyses. Tabel 3.1:
Onderzoeksopzet
Boringen
Oppervlak
Analyses grond
Grondwater
Verkennend bodemonderzoek 4 boringen tot 0,5 m -mv
5.000 m
2
5 x NEN-5740 pakket inclusief L + OS
4 boringen tot 1,5 m -mv
1x NEN-5740 gw 1x lozingspakket
4 boringen tot 2,5 m -mv 2 boringen tot 4,0 m -mv 1 boring tot 6,0 m -mv met peilbuis Ballastonderzoek km 1,85 - 2,05 Bemonsteren ballast 3 grepen
2 x NEN-5740 pakket inclusief arseen en
(1 ballastmonster)
chroom (fractie < 2 mm inclusief L + OS)
-
Verhardings- en funderingsonderzoek 3 asfaltboringen
480 m
2
Asfalt:
3x laagopbouw + PAK marker
-
2x PAK HPLC 3 boringen doorzetten in ondergrond
Fundering: Bodem:
2 boringen tot 1,5 m -mv in trottoir
2x NEN-5740 2x NEN-5740 inclusief L + OS (onder asfalt) 1 x NEN-5740 inclusief L + OS (onder trottoir)
* Toelichting tabel: - NEN 5740 gr:
zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), PAK, PCB, minerale olie, lutum en organische stof;
- NEN 5740 gw:
zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), minerale olie, vluchtige aromatische koolwaterstoffen, vluchtig gehalogeneerde koolwaterstoffen;
- Lozingspakket:
3.2
onopgeloste bestanddelen en DOC.
Toetsingskader
De analyseresultaten zijn getoetst aan het nieuwe toetsingskader van VROM. De toetsing kent verschillende toetsingswaarden voor de beoordeling van diverse verontreinigingen in de bodem: de achtergrondwaarde, de streefwaarde en de interventiewaarde. Deze hebben de volgende betekenis: - de achtergrondwaarde (AW) geeft het kwaliteitsniveau aan van de bodem (grond) van natuur- en landbouwgronden in Nederland, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingbronnen. Bij gehalten boven de achtergrondwaarden is sprake van een lichte verontreiniging; - de streefwaarde (S) geeft het uiteindelijk te bereiken kwaliteitsniveau voor het grondwater aan. Bij gehalten boven de streefwaarden is sprake van een lichte verontreiniging. In bijzondere gevallen
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 14
-
kan in bodems door natuurlijke oorzaken de streefwaarde worden overschreden. Deze waarde wordt in dat geval als streefwaarde gehanteerd; de interventiewaarde (I) geeft het concentratieniveau in grond of grondwater aan, waarboven van een ernstige vermindering of dreigende vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant en dier heeft, sprake kan zijn. Bij gehaltes boven de interventiewaarde is sprake van een sterke verontreiniging.
Genoemde waarden voor grond zijn afhankelijk van organische stof- en lutumgehalte (H en L). Het organisch stof en lutumgehalte is tijdens onderhavig onderzoek bepaald. Toetsingskader grond Voor het toetsingskader met betrekking tot grond wordt verwezen naar de volgende beleidsstukken: - de interventiewaarden voor grond zijn opgenomen in de Circulaire Bodemsanering 2006, d.d. 10 juli 2008 (inclusief rectificaties); - de achtergrondwaarden voor grond zijn opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit, d.d. 20 december 2007. Door de gemeente Maastricht is een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat voor homogeen deelgebied Ophoging waarbinnen de onderzoekslocatie is gelegen de navolgende Lokale Maximale Waarden (LMW) gelden: Tabel 3.2:
LMW (mg/kg d.s.) deelgebied: ophoging
Stofnaam
0,0-1,0 m-maaiveld
1,0-3,0 m-maaiveld
3,0-6,0 m-maaiveld
arseen
31
< achtergrondwaarde
19
cadmium
3,9
1,7
0,5
< achtergrondwaarde
< achtergrondwaarde
< achtergrondwaarde
koper
78
53
21
kwik
0,5
0,28
< achtergrondwaarde
lood
270
150
84
nikkel
34
40
40
1050
480
200
110
49
35
19
9,1
< achtergrondwaarde
chroom
zink minerale olie PAK
1)
Toetsingskader asbest Voor asbest in de grond is alleen een interventiewaarde vastgesteld. De interventiewaarde bedraagt 100 mg/kg waarbij de gewogen concentratie aan asbest dient te worden getoetst. De gewogen concentratie bestaat uit het gehalte sepentijnasbest en tienmaal het gehalte amfiboolasbest. Toetsingskader grondwater Het toetsingskader voor grondwater is opgenomen in de Circulaire Bodemsanering 2006, d.d. 10 juli 2008 (inclusief rectificaties). De resultaten worden getoetst aan de streef- en interventiewaarden voor grondwater.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 15
Toetsingskader Ballast Hiervoor wordt het toetsingskader van de Eural gehanteerd in combinatie met bijlage III van de Richtlijn 91/680/EEG, op grond waarvan bepaald kan worden of het gevaarlijk afval betreft. Toetsingskader verhardingen Voor de toetsing van de teerhoudendheid wordt voor PAK de toetsingswaarde 75 mg/kg gehanteerd. Bij concentraties PAK onder deze waarde wordt, conform de CROW 210, het asfalt als teervrij gekwantificeerd. 3.3
Veiligheid
Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden, is voor de RI&E Spoorspecifieke risico’s uitvoeringsfase contact opgenomen met VolkerRail SAFAC. Een deel van de werkzaamheden zijn onder toezicht van een veiligheidsman verricht. Voor het ballastonderzoek en de boringen tussen de sporen is meegelift met een buitendienststelling. De werkzaamheden in het asfalt (asfaltboringen en grondboringen) zijn vooraf gemeld bij de gemeente Maastricht die de relevante instanties heeft geïnformeerd. Tijdens de werkzaamheden is één rijbaan afgezet waarbij de werkzaamheden middels borden aan het verkeer zijn aangegeven. Ten behoeve van de aanwezige kabels en leidingen is naast een KLIC-melding, tevens gebruik gemaakt van een kabelaanwijzer van de procescontractaannemer Strukton Railinfra. Deze is tijdens een deel van de veldwerkzaamheden aanwezig geweest. Enkele boringen zijn in verband met aanwezige kabels en leidingen verplaatst. Tijdens de uitvoering van het onderzoek hebben zich ten aanzien van veiligheid (bijna) geen ongevallen voorgedaan.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 16
4
Onderzoeksresultaten
4.1
Wijzigingen op onderzoeksprogramma
De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 30 juni 2010 (boorwerkzaamheden) en op 19 juli 2010 (watermonstername). Het ballastonderzoek en de boringen tussen de sporen zijn uitgevoerd tijdens de buitendienststelling in de nacht van 31 juli op 1 augustus 2010. Het veldverslag is opgenomen in bijlage II. Ten aanzien van het veldwerk zijn de volgende aanpassingen en aanvullingen geweest: 1. Enkele boringen zijn vanwege de aanwezigheid van grof grind niet doorgezet tot de geplande einddiepte. 2. Vanwege de slechte doorlatendheid van de bodem kon het grondwater uit de peilbuis alleen bemonsterd worden voor analyse op het NEN-5740 grondwaterpakket; bemonstering voor de lozingsparameters was niet mogelijk. De situering van de onderzoekslocatie is weergegeven op de overzichtstekening opgenomen in bijlage I. Ten aanzien van de chemische analyses zijn de volgende aanpassingen en aanvullingen op de onderzoeksopzet geweest: 1. Aangezien het veldwerk in 2 fasen is uitgevoerd omdat een deel van de werkzaamheden tijdens een buitendienststelling diende te worden uitgevoerd, is in aanvulling op het onderzoeksvoorstel 1 aanvullende analyse op een NEN-5740 pakket verricht. Op basis van de eerste resultaten van het chemisch onderzoek is besloten aanvullende analyses in te zetten in een fase 2. Deze aanvullende analyses zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 4.1:
Aanvullende chemische analyses fase 2
Motivering
Laboratoriumonderzoek fase 2 Grond
separate analyses mengmonster MM03
5 * metalen (9)
separate analyses mengmonster MM05
3 * lood
4.2
Terrein- en maaiveldinspectie
Op 30 juni 2010 voorafgaand aan de veldwerkzaamheden, heeft op de onderzoekslocatie een terreininspectie plaatsgevonden. Bij de terreininspectie zijn verder geen constateringen gedaan die een aanpassing van de onderzoeksopzet noodzakelijk maken. Opgemerkt wordt dat ten westen van het spoor ter plaatse van het sportveldje, voorzien van een asfaltverharding, geen boringen zijn verricht. Tijdens de veldwerkzaamheden is op alle percelen een maaiveldinspectie verricht overeenkomstig NEN 5707; op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 17
4.3
Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen
De bodemopbouw en zintuiglijke waarneming zijn in paragraaf 4.4 opgenomen. Op 19 juli 2010 is de peilbuis bemonsterd en de diepte van de grondwaterstand ingemeten. In onderstaande tabel zijn de grondwaterstand alsmede de gemeten pH- en EC-waarden weergegeven. Tabel 4.2:
Grondwatergegevens
Peilbuis
Filterstelling m -mv
006
1,3 - 2,3
pH
7,8
EC
Gws
(mS/m)
(m -mv)
540
1,56
De pH en EC waarden van het grondwater zijn niet afwijkend van hetgeen in de omgeving wordt aangetroffen. Als gevolg van fluctuerende grondwaterstanden kunnen de gemeten grondwaterstanden tijdens het plaatsen van de peilbuis en watermonstername verschillen. 4.4
Resultaten
In de volgende paragraaf worden de monstersamenstelling en de analyseresultaten behandeld. De resultaten worden in tabelvorm gepresenteerd, waarbij de monstersamenstelling, de laagdiepte, de zintuiglijke waarnemingen en de analyseresultaten in getoetste vorm (alleen gehalten boven de achtergrondwaarden) worden gepresenteerd. De zintuiglijke waarnemingen worden volgens de onderstaande afkortingen en coderingen weergegeven: As
Si
Sl
Gr
Gs
Kg
Ba
Asfalt
Sintels
Slakken
Grind
Glas
Kolen-
Baksteen Zink-
gruis
Zk
Bb
Pc
Pu
Ballast
Plastic
Puin
assen
Ho
Hu
1
2
3
4
5
6
Hout
Huisvuil
Licht/
Matig
Sterk
Uiterst
Volledig
Sporen
zwak
4.4.1
Resultaten verkennend bodemonderzoek
De locaties van de boringen zijn weergegeven in bijlage I. De bodemopbouw ter plaatse, alsmede de zintuiglijk waargenomen bijzonderheden zijn in grafische vorm compleet weergegeven in de boorprofielen die zijn opgenomen als bijlage III-1. Ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek zijn de boringen 01 t/m 012 (30 juni 2010) en de boringen 101 t/m 103 in de spoorbaan (1 augustus 2010) geplaatst. In tabel 4.3 is een overzicht opgenomen van de geanalyseerde grondmonsters en de getoetste analyseresultaten.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 18
Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen Ter plaatse bestaat de bodem uit een laag sterk siltig, plaatselijk grindig zeer fijn zand met een dikte van ca. 0,5 m. Hieronder bevindt zich sterk zandige leem. Vanaf circa 1 m -mv is deze grindig. Tabel 4.3: Analyse
Boringen/lagen met textuur, bijmengingen en gehalten in grond Boring
Toetsingsresultaten (mg/kg d.s.)
Laagdiepte Grond- Bijmenging m -mv
soort Ba
Cd
Co Cu
Hg
Mo
Ni
Pb
Zn
PAK
PCB
MO
-
27
73
230
-
-
-
Verkennend bodemonderzoek MM01
MM02
MM03
001
0,0-0,5
0,99
19
002
0,0-0,5
Gr1
*
*
*
*
*
*
003
0,0-0,5
Pu6, Kg1
<
<
<
<
<
004
0,0-0,5
Pu6, Kg1
LMW
LMW
005
0,0-0,5
Pu6, Kg1
zand
Gr2
006
0,0-0,5
003
1,0-1,5
004
1,0-1,5
Gr2
005
1,0-1,5
Gr2
005
2,0-2,5
Gr2
006
1,0-1,5
006
2,0-2,3
007
0,0-0,5
008
0,0-0,5
009
0,0-0,5
Gr3, Kg1
010
0,0-0,3
Gr3
011
0,0-0,5
Gr3, Kg2
012
0,0-0,5
Gr3
007
0,0-0,5
-
-
0,14
-
LMW LMW LMW
Gr1 -
leem
-
17
-
-
-
*
43
-
-
-
-
-
-
-
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
*
Gr3 -
zand
1,8
20
70
0,31
1,9
67
180
1200
5,4
*
*
*
*
*
***
*
***
*
<
< LMW
MW LMW
<
<
LMW
LMW
Uitsplitsing MM03 007-1
zand
-
1,5
12
67
0,25
31
120
1100
*
*
*
*
*
*
***
<
<
W
LMW
32
130
560
< LMW 008-1
008
0,0-0,5
zand
-
-
MW LMW
1,2
12
*
*
55
0,16
-
*
*
*
*
***
<
<
<
<
MW LMW 010-1
010
0,0-0,3
zand
Gr3
-
1,8
10
32
0,18
*
*
*
*
<
< LMW 011-1
011
0,0-0,5
zand
Gr3, Kg2
-
3
LMW LMW LMW -
-
MW LMW
540
*
***
<
<
LMW LMW
0,9
4,7
49
740
2900
*
**
*
*
**
***
***
1,6
17
60
0,22
-
35
150
1100
*
*
*
*
*
*
***
<
<
<
*
12 110
110
< LMW 012-1
012
0,0-0,5
zand
Gr3
-
< LMW
MW LMW
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
LMW LMW
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 19
Analyse
Boring
Laagdiepte Grond- Bijmenging m -mv
MM04
MM05
007
1,0-1,3
008
1,0-1,5
009
1,0-1,5
010
1,0-1,5
Toetsingsresultaten (mg/kg d.s.)
soort leem
Gr3
Ba
Cd
Co Cu
-
0,46
29
*
*
Gr3
011
0,5-1,0 0,9-1,2
102
0,5-1,0
Gr3
103
0,6-1,0
Gr2
0,9-1,2
Ni
Pb
Zn
PAK
PCB
MO
-
-
42
46
240
-
-
-
*
*
*
<
<
-
-
-
--
--
--
--
LMW LMW
101
101
Mo
leem
0,81
16
50
0,32
*
*
*
*
<
< LMW
101-3
-
Hg
leem
--
--
-
36
500
300
*
***
* <
MW LMW --
--
--
LMW --
--
210 *
102-3
102
0,5-1,0
leem
Gr3
--
--
--
--
--
--
--
-
--
--
--
--
103-3
103
0,6-1,0
leem
Gr2
--
--
--
--
--
--
--
-
--
--
--
--
MM06
101
1,7-2,2
leem
-
-
14
-
-
-
41
-
-
-
-
-
101
2,7-3,2
102
1,2-1,7
102
2,7-3,2
103
1,0-1,5
Gr2
103
2,0-2,6
Gr2
*
*
*
: Gehalte kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW). : Gehalte groter dan de achtergrondwaarde, maar kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T = ½* (AW+I)).
**
: Gehalte groter dan de tussenwaarde, maar kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I).
***
: Gehalte groter dan de interventiewaarde.
LMW
: Lokale Maximale Waarde uit het Bodembeheerplan van de gemeente Maastricht.
De analysecertificaten en toetsingstabellen zijn opgenomen in respectievelijk bijlage III-2 en III-3. In de mengmonsters MM01 en MM02, genomen ten westen van het spoor, zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen. Met uitzondering van nikkel in de ondergrond zijn geen gehalten boven de LMW aangetroffen. In mengmonster MM03, genomen van de bovengrond ten oosten van het spoor, overschrijdt het gehalte aan nikkel en zink de interventiewaarde. Op basis van deze resultaten zijn de deelmonsters separaat geanalyseerd op de metalen uit het NEN-pakket. Analyse van monster 009-1 bleek niet mogelijk omdat hiervoor te weinig materiaal resteerde na de eerste analyse. Het sterk verhoogde gehalte aan nikkel is niet bevestigd; in geen van de separate analyses wordt de interventiewaarde overschreden. Voor zink is de interventiewaarde-overschrijding wel bevestigd: in alle separate analyses wordt de interventiewaarde overschreden. In 3 deelmonsters wordt voor zink tevens de LMW overschreden. Ter plaatse van boring 011 overschrijden tevens de gehalten aan lood (> I-waarde), nikkel (> Twaarde), koper (> T-waarde) en kwik (> achtergrondwaarde) de LMW. In de overige deelmonsters zijn geen gehalten boven de LMW aangetoond (opmerking: voor kobalt en molybdeen zijn geen LMW vastgesteld). In de ondergrond (mengmonster MM04) is het gehalte aan zink licht verhoogd, maar ligt het gehalte onder de LMW.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 20
Hieruit volgt dat op het terreindeel ten oosten van het spoor de bovengrond sterk verontreinigd is met zink en plaatselijk (boring 011) tevens met lood. De gehalten aan zink liggen deels boven de LMW. De aangetoonde gehalten liggen in dezelfde orde grootte als de LMW, met uitzondering van het gehalte in boring 011. Aangezien in deze boring tevens gehalten aan lood (> I-waarde), nikkel (> T-waarde) en koper (> T-waarde) zijn aangetroffen, is ter plaatse van boring 011 sprake van een lokale spot waarvan verontreinigingen de LMW overschrijden, maar waarvoor geen duidelijke oorzaak aanwezig is (waarschijnlijk is sprake van heterogeniteit van de ophooglaag). De verhoogde zinkgehalten zijn gerelateerd aan de diffuus verontreinigde laag van het deelgebied ophooglaag. Het is niet waarschijnlijk dat de zinkverontreiniging spoorgerelateerd (slijtage spoorbanen) is. De verontreiniging maakt onderdeel uit van een diffuse verontreiniging dat in een groter gebied aanwezig is, deelgebied ophoging. Tijdens eerder verricht bodemonderzoek in de directe omgeving, zijn in de bovengrond eveneens overschrijdingen van de interventiewaarden voor zink aangetroffen. Tijdens telefonisch overleg met de gemeente Maastricht over de aangetroffen verontreiniging, geeft de gemeente aan dat ten oosten van het spoor in de bovengrond sprake is van een gebiedseigen verontreiniging met deels een niet-gebiedseigen kwaliteit. Formeel is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In mengmonster MM05 genomen ter plaatse van de spoorbaan, overschrijdt het gehalte aan lood de interventiewaarde. Tevens overschrijden de gehalten aan cadmium, kobalt, koper, kwik, nikkel en zink de achtergrondwaarden; hiervan overschrijdt alleen nikkel tevens de LMW. Op basis van deze resultaten zijn de deelmonsters separaat geanalyseerd op lood. Hierbij is de sterke verontreiniging met lood niet bevestigd; in één deelmonster overschrijdt het gehalte aan lood de achtergrondwaarde en in twee deelmonsters is het gehalte aan lood niet verhoogd aangetroffen. De gehalten aan lood in de deelmonsters, liggen alle beneden de LMW (opmerking: hierbij is getoetst aan de LMW voor de bovengrond omdat ballast als opgebracht materiaal is beoordeeld). Waarschijnlijk is er sprake van heterogeniteit in het monster. In de ondergrond (mengmonster MM06) is het gehalte aan lood niet verhoogd; in dit mengmonster overschrijden de gehalten aan kobalt en nikkel de achtergrondwaarde. Geconcludeerd wordt dat de onderzoekslocatie voldoende is onderzocht om een uitspraak te kunnen doen over de ernst en spoedeisendheid. Op het oostelijke deel van de onderzoekslocatie zijn in de zandige bovengrond (0-0,5 m -mv) verontreinigingen met zink (en lood) geconstateerd, waarbij is geconstateerd is dat in horizontale zin de verontreinigingen de perceelsgrens overschrijden. Op locatie is in horizontale zin derhalve geen interventiewaardecontour af te leiden. In verticale zin blijkt dat de leemlaag vanaf 1,0 m -mv alleen licht is verontreinigd. Er wordt vanuit gegaan dat alleen de zandige bovengrond is verontreinigd met een gemiddelde diepte tot 0,5 m -mv. Het bodemvolume grond waarin de interventiewaarde wordt overschreden, wordt geschat op 1.100 m3 (oppervlak 2.200 m2 x gemiddelde diepte van 0,5 meter). Deze verontreiniging maakt deel uit van een geval van ernstige verontreiniging dat in een groter gebied aanwezig is en gerelateerd is aan de diffuse verontreiniging binnen het deelgebied ophoging, zoals aangegeven is in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Maastricht.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 21
Asbest Zowel tijdens de terreininspectie als tijdens het veldwerk zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van asbest geconstateerd. Hergebruik Om indicatief de hergebruiksmogelijkheden van de vrijkomende grond te bepalen, zijn de resultaten getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. De resultaten van de toetsing van de mengmonsters zijn in onderstaande tabel opgenomen: Mengmonster
Materiaal en diepte
Indicatieve toetsing Besluit
Indicatief herbruikbaar
bodemkwaliteit MM01
zand, 0-0,5 m -mv
< maximale waarde industrie
klasse industrie
leem, tot 2,5 m -mv
< maximale waarde industrie
klasse industrie
zand, 0-0,5 m -mv
> maximale waarde industrie
niet herbruikbaar
leem, 1-1,5 m -mv
< maximale waarde industrie
klasse industrie
zeem, 0,5-1,2 m -mv
< maximale waarde industrie
klasse industrie
leem, 1,2-3,2 m -mv
< maximale waarde industrie
klasse industrie
bovengrond westelijke terrein MM02 ondergrond westelijke terrein MM03 bovengrond oostelijke terrein MM04 ondergrond oostelijke terrein MM05
*)
ondergrond spoorbaan MM06 ondergrond spoorbaan *)
Op basis gehalte lood in MM05 > maximale waarde industrie, indien wordt uitgegaan van de resultaten van de uitsplitsing
wordt wel voldaan aan de maximale waarde industrie maar niet aan de maximale waarde wonen.
Boven- en ondergrond ter plaatse van het westelijke terreindeel en de spoorbaan en de ondergrond ter plaatse van het oostelijk terreindeel, zijn indicatief beoordeeld als zijnde klasse industrie. Bij eventueel hergebruik dient voldaan te worden aan de eisen die volgens het Besluit bodemkwaliteit gesteld worden. De bovengrond ter plaatse van het oostelijke terrein is niet herbruikbaar. Deze grond dient gescheiden te worden ontgraven en afgevoerd. Hergebruik van vrijkomende grond kan tevens onder gemeentelijk beleid plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart. Grond met gehalten kleiner dan de LMW kan binnen dezelfde zone van het bodembeheerplan (zone ophoging) worden hergebruikt. Aanbevolen wordt om eventueel hergebruik hierop af te stemmen. Grondwater De resultaten van de chemische analyses zijn samengevat in tabel 4.4.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 22
Tabel 4.4: Peilbuis
Resultaten chemische analyses grondwater Filterdiepte
Analysepakket
Verontreiniging
in m -mv 006
1,3 - 2,3
NEN-5740 grondwater
Xylenen, naftaleen * Som 1,2-dichloorethenen
1)
* Gehalte overschrijdt de streefwaarde. 1)
Gehalte aan som 1,2-dichloorethenen overschrijdt de streefwaarde maar de gehalten aan de parameters liggen beneden de detectiegrens.
In het grondwater uit peilbuis 006 overschrijden de gehalten aan xylenen en naftaleen de streefwaarden. Het gehalte aan som-1,2-dichloorethenen overschrijdt eveneens de streefwaarde maar alle separate parameters zijn beneden de detectielimiet aangetoond, zodat geen sprake is van verontreiniging. Alle overige componenten zijn niet verhoogd ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen. De resultaten zijn in overeenstemming met de resultaten van het historisch onderzoek, waaruit is gebleken dat de VOCl-verontreiniging zich niet tot op onderhavige locatie heeft verspreid. 4.4.2
Resultaten ballastonderzoek
De locaties van de ballastmonsters zijn weergegeven in bijlage I. De bodemopbouw ter plaatse, alsmede de zintuiglijk waargenomen bijzonderheden zijn in grafische vorm compleet weergegeven in de boorprofielen die zijn opgenomen als bijlage IV-1. Uit de 3 genomen ballastmonsters is een mengmonster (MM01BA) samengesteld. Dit monster is gezeefd over een 30 mm en een 2 mm zeef. De fractieverdeling is weergegeven in onderstaande tabel. Fractie
Percentage
< 2 mm
0,6
2-31,5 mm
16,7
> 31,5 mm
82,7
Zowel de fractie < 2 mm als het totale ballastmonster is geanalyseerd op het standaardpakket bodem inclusief arseen en chroom. De zandfractie < 2 mm is kwalitatief onderzocht om een indicatie te kunnen geven van de milieukundige kwaliteit. Het is een bekend gegeven dat de meeste verontreiniging zich in deze fractie bevinden. Ook is bekend dat de verontreiniging in de grovere fracties zich aan het oppervlak van de deeltjes hecht. Daardoor zijn de grove fracties reinigbaar. De kwaliteit wordt onderstaand behandeld. In tabel 4.5 is een overzicht opgenomen van de geanalyseerde zandfactie (< 2 mm) van het ballast en de getoetste analyseresultaten.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 23
Tabel 4.5: Analyse
Zandfractie (< 2 mm) ballast en gehalten Boring
Toetsingsresultaten (mg/kg d.s.)
Laagdiepte Grondm -mv
soort As
Cr
Ba
17
420
-
*
***
Cd
Co
Cu
Hg
Mo
Ni
Pb
Zn
PAK
PCB
MO
-
19
250
96
250
5,7
0,012
84
*
***
*
**
*
*
*
Ballastonderzoek MMBA01
101
0,0-0,5
< 2 mm
102
0,0-0,4
103
0,0-0,5
ballast
0,67
26
430
*
*
***
--
: Niet geanalyseerd.
-
: Gehalte kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW).
*
: Gehalte groter dan de achtergrondwaarde, maar kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T = ½* (AW+I)).
**
: Gehalte groter dan de tussenwaarde, maar kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I).
***
: Gehalte groter dan de interventiewaarde.
De analysecertificaten en toetsingstabellen zijn opgenomen in respectievelijk bijlage IV-2. en IV-3. In bijlage IV-4 is de Eural-toets van het ballastmonster (fractie 0 - 63 mm) opgenomen. Uit de resultaten blijkt dat in de fractie < 2 mm de gehalten aan chroom, koper en nikkel de interventiewaarde overschrijden. Tevens overschrijdt het gehalte aan zink de tussenwaarde. De gemeten verontreinigingen in de fractie < 63 mm zijn getoetst aan de Eural. Een Eural-codering wordt verlangd in gevolge het besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen bij transport /verwerking van afvalstoffen. Toetsing van de gemeten gehalten aan de Eural-grenswaarden verloopt anders dan toetsing aan het Wbb of Bbk-toetsingskader: - voor PAK (7 BAGA) geldt geen somparameter. Op grond van Eural zijn uitsluitend gevaareigenschappen en R-zinnen aan specifieke PAK-verbindingen toegekend. Dit betekent dat alle PAKverbindingen afzonderlijk moeten worden beoordeeld; - op grond van beschikbare gegevens is bekend dat zware metalen in grond, slib en ballast veelal als oxiden aanwezig zijn. De analysegegevens zijn daarom omgerekend van element naar het betreffende oxide of een ander meest voor de hand liggend zout; - zware metalen worden niet alleen afzonderlijk doch tevens als somparameter beoordeeld. De resultaten van de toetsing (Eural-code) zijn verwerkt in onderstaande tabel 4.6. In de bijlage IV-4 zijn de toetsingen opgenomen van de gebruikte Eural-toetsingstabel. Tabel 4.6:
Overschrijdingstabel grenswaarde niet gevaarlijk afval Eural
Locatie
Lijn-
Kilometer
Mengmonster
code
Overschrijding
Eural-code
grenswaarde
Fractie < 63 mm Spoorlijn Maastricht-Sittard/Heerlen,
063
1,9 - 2,0
MMBA01
-
17 05 08c
ten noorden Balijeweg
Uit tabel 4.6 blijkt dat in het ballastmonster de grenswaarde voor gevaarlijk afval niet wordt overschreden. De Eural-code voor het ballast is 17 05 08c (spoorweg ballast die géén gevaarlijke stoffen bevat).
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 24
Geconcludeerd wordt dat het ballast op de locatie voldoende is onderzocht en dat de resultaten geen reden vormen voor aanvullend onderzoek. Bij afvoer van het ballast dient rekening te worden gehouden met de aangetoonde kwaliteit. 4.4.3
Resultaten verhardingsonderzoek
De locaties van de boringen zijn weergegeven in bijlage I. De bodemopbouw ter plaatse, alsmede de zintuiglijk waargenomen bijzonderheden zijn in grafische vorm compleet weergegeven in de boorprofielen die zijn opgenomen als bijlage V-1. In tabel 4.7 is een overzicht opgenomen van de geanalyseerde grondmonsters en de getoetste analyseresultaten. Ten behoeve van het verhardingsonderzoek zijn de boringen 201 t/m 203 geplaatst in de openbare weg (201 en 202 in de Balijeweg en 203 is de Kasteel Verduynenstraat), en de boringen 211 en 212 in het trottoir. Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen Onder de asfaltverharding (gemiddelde dikte van 16 cm) bestaat de fundering uit ballast. De boringen konden niet tot de onderzijde worden doorgezet. Alleen ter plaatse van boring 203 is het handmatig (met behulp van ramguts) gelukt deze laag volledig te doorboren. Op grond hiervan wordt aangenomen dat deze funderingslaag van ballast een dikte heeft van minimaal 0,3 meter, mogelijk circa 0,5 meter. Hieronder bevindt zich een siltige grindlaag. Ter plaatse van het trottoir is een cunetlaag van zand aanwezig met een dikte van 20 tot 50 cm; hieronder bevindt zich sterk zandige, soms grindige leem. Tabel 4.7: Analyse
Boringen/lagen met textuur, bijmengingen en gehalten in grond Boring
Toetsingsresultaten (mg/kg d.s.)
Laagdiepte Grond- Bijmenging m -mv
soort Ba
Cd
Co
Cu
Hg
Mo
Ni
Pb
Zn
PAK
PCB
MO
-
-
34
-
-
-
-
90
280
6,7
-
-
*
*
*
-
Verhardingsonderzoek - asfalt MM-
201
0,2-0,45
funde-
202
0,2-0,4
ringsmate-
203
0,1-0,3
203
0,3-0,6
ballast Gr4
*
riaal MM-o
MW MW grind
-
-
88
-
-
-
-
-
MW
-
-
** Verhardingsonderzoek - trottoir MM01
211
0,5-1,0
212
0,2-0,6
leem
Gr2
0,73
9,4
*
*
-
-
< LMW --
: Niet geanalyseerd.
-
: Gehalte kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW).
-
29 *
47
230
*
*
-
-
*
: Gehalte groter dan de achtergrondwaarde, maar kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T = ½* (AW+I)).
**
: Gehalte groter dan de tussenwaarde, maar kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I).
***
: Gehalte groter dan de interventiewaarde.
LMW
: Lokale Maximale Waarde uit het Bodembeheerplan van de gemeente Maastricht
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
-
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 25
De analysecertificaten en toetsingstabellen zijn opgenomen in respectievelijk bijlage V-2 en V-3. Het mengmonster van de funderingslaag onder het asfalt (MM-funderingsmateriaal) is indicatief getoetst als bodem: in het mengmonster overschrijden gehalten aan enkele metalen en het gehalte aan PAK de achtergrondwaarde. Alle gehalten liggen beneden de LMW uit het bodembeheerplan van de gemeente Maastricht. Opgemerkt wordt dat deze laag bestaat uit ballast en dus geen sprake is van grond. Indien dit afgevoerd wordt als ballast materiaal voldoet het materiaal aan de Eural-code voor het ballast 17 05 08c (spoorweg ballast die géén gevaarlijke stoffen bevat). In het monster onder de funderingslaag (MM-o) overschrijdt het gehalte aan Kobalt de tussenwaarde. Alle overige geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetroffen. Opgemerkt wordt dat deze laag bestaat uit grof grind en waarschijnlijk ter plaatse is opgebracht. Door het staken van de boringen in verband met grind zijn geen gegevens van diepere lagen bekend. Verwacht wordt dat onder de grondlaag een leemlaag aanwezig is, gezien de resultaten van het onderzoek ter plaatse van het trottoir. Gezien de maaiveldhoogten ter plaatse zal de grindlaag bij de reconstructie naar verwachting niet worden afgevoerd. Indien wel afvoer plaatsvindt, zal aanvullend onderzoek naar de kwaliteit van deze grindlaag noodzakelijk zijn. In het mengmonster van de oorspronkelijke bodem onder het trottoir (MM-01) overschrijden gehalten aan enkele metalen de achtergrondwaarde maar niet de LMW (voor kobalt is geen LMW vastgesteld). Asfaltverharding Er zijn in totaal 3 asfaltboringen verricht waarbij van de vrijkomende asfaltkernen de constructieopbouw is beschreven en een PAK-markertest is uitgevoerd. De constructieopbouw is weergegeven in de analysecertificaten in bijlage V-2. Een PAK-markertest wordt algemeen gebruikt om een eerste indicatie van de teerhoudendheid te verkrijgen. De PAK-markertest is in het laboratorium van Analytico uitgevoerd. Gezien de bepalingsgrens van de PAK-markertest (250 mg/kg) en de grens voor teerhoudendheid van 75 mg/kg, betekent een positieve uitslag van de PAK-markertest dat het asfalt teerhoudend is. Deze methode is opgenomen in de CROW-publicatie 201 Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt. Bij een negatieve uitslag kan, gezien de bepalingsgrens, geen uitspraak worden gedaan (asfalt kan zowel teerhoudend als niet-teerhoudend zijn). Op basis van de opbouw en de resultaten van de PAK-markertest is van 2 lagen met een negatieve uitslag van de PAK-markertest het PAK-gehalte van het asfalt bepaald. De resultaten van de uitgevoerde PAK-markertesten en de chemische analyses zijn in onderstaande tabel weergegeven:
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 26
Boring
Diepte in cm
Resultaat PAK-markertest
Gehalte PAK in
Conclusie teerhoudendheid
mg/kg 201
202
203
0-4,1
negatief
onbekend
4,1-12,4
negatief
12,4 - 13,3
positief
teerhoudend (> 250 mg/kg)
13,3 – 18,6
negatief
onbekend
0 – 4,1
negatief
onbekend
4,1 – 12,4
negatief
onbekend
12,4 – 13,3
positief
teerhoudend (> 250 mg/kg)
13,3 – 18,3
negatief
onbekend
0 – 1,1
positief
teerhoudend (> 250 mg/kg)
1,1 – 4,7
negatief
4,7 – 7,6
negatief
3
14
niet teerhoudend (< 75 mg/kg)
niet-teerhoudend (< 75 mg/kg) onbekend
De geanalyseerde lagen blijken niet teerhoudend te zijn aangezien de PAK concentratie lager is dan 75 mg/kg. De teerhoudende lagen lijken beperkt te zijn tot een tussenlaag (12,4 – 13,3 mm) in de boringen 201 en 202 en de toplaag (0 – 1,1 cm) van boring 203. Op basis van de overeenkomst in de laagopbouw wordt de volgende teerhoudendheid van het asfalt verwacht: Asfaltverharding Balijeweg: - 0-12,4 cm: niet teerhoudend; - 12,4-13,3 cm: teerhoudend; - 13,3 tot onderzijde: niet teerhoudend. Asfaltverharding Kasteel Verduynenstraat: - 0-1,1 cm: teerhoudend; - 1,1-onderzijde: niet teerhoudend.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 27
5
Conclusie en aanbevelingen
In opdracht van Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (SBNS) is door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV (namens KWW B.V.) een verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek uitgevoerd, ter plaatse van de voorgenomen aanleg van een onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht. De aanleiding voor het uitvoeren van bovengenoemde onderzoeken is de voorgenomen aanleg van een onderdoorgang waarbij de huidige spoorwegovergang komt te vervallen. Bodem Ten oosten van het spoor is in de bovengrond een verontreiniging met zink met gehalten boven de interventiewaarde en plaatselijk tevens de Lokale Maximale Waarde (LWM) aanwezig. Deze verontreiniging is in een groter gebied aanwezig, ook buiten de onderzoekslocatie. De gehalten liggen in dezelfde orde van grootte als de LMW. In één boring (011) is het gehalte aan zink beduidend hoger en overschrijden tevens het gehalte aan lood, de interventiewaarde en gehalten aan koper en nikkel en de tussenwaarde. Er is sprake van een gebiedseigen verontreiniging met deels een niet-gebiedseigen kwaliteit. Op grond van de resultaten wordt geconcludeerd dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging inzake de Wet bodembescherming. Op grond hiervan kan ter plaatse niet zonder meer grondverzet worden uitgevoerd. Om de locatie geschikt te maken voor het beoogde gebruik is sanering van de bodem nodig, afgestemd op de beoogde werkzaamheden en gebruik. Voor uitvoering van werkzaamheden ter plaatse dient een melding gedaan te worden aan het bevoegd gezag. Dit kan, onder voorwaarden via een BUS melding, dan wel een uitgebreidere Wbb procedure. Vrijkomende grond met gehalten kleiner dan de LMW kan binnen dezelfde zone van het bodembeheerplan (zone ophoging) worden hergebruikt. Voor de rest van de onderzoekslocatie zijn in de grond en het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen. Hiervoor gelden geen belemmeringen voor het toekomstige gebruik. Op grond van de resultaten kan de grond indicatief gekwantificeerd worden als zijnde klasse Industrie. Hergebruik van deze grond buiten het werk, kan plaatsvinden onder het Besluit bodemkwaliteit, dan wel onder het gemeentelijk beleid inzake hergebruik. Aanbevolen wordt het hergebruik af te stemmen op het gemeentelijke beleid. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van asbest aangetroffen. Ballast Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de zandfractie (< 2 mm) van het ballast verontreinigd is met chroom, koper en nikkel met gehalten tot boven de interventiewaarden. De totaalfractie (0 – 63 mm) van het ballast betreft geen gevaarlijk afval en kan worden afgevoerd onder code 17 05 08 c (te weten ‘niet onder 17 05 07*c vallende spoorwegballast’). De ballast ter plaatse dient, conform de Handreiking verwerking vrijkomende spoorwegballast, in zijn geheel te worden afgevoerd, tenzij ballast conform het Besluit bodemkwaliteit binnen een werk van ProRail zonder bewerking kan worden hergebruikt.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 28
Referentielijst [1] BRL SIKB 2000 Procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek, SIKB, kenmerk: versie 3.2a, d.d. 13 maart 2007. [2] VKB-protocol 2001 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, SIKB, kenmerk: versie 3.1 d.d. 13 maart 2007. [3] VKB-protocol 2018 Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem, SIKB, kenmerk: versie 3 d.d. 10 mei 2007. [4] NEN 5725 Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI d.d. januari 2009. [5] NEN 5740 Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, NNI d.d. januari 2009. [6] NEN 5707 Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond, NNI d.d. mei 2003. [7] Handreiking verwerking vrijkomende ballast versie 3.0; protocol milieukundig onderzoek spoorwegballast d.d. 6 april 2007 en het addendum RLN00243-V003. [8] CROW publicatie 210 Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt, CROW d.d. 15 mei 2007. [9] VKB-protocol 1003 Monsterneming voor partijkeuring vormgegeven bouwstoffen, SIKB, kenmerk: versie 2.0 d.d. 17 juni 2009.
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS projectnummer 999504/228033
20100906-08 22 november 2010 Bladzijde 30
Bijlage I
Tekeningen: Regionale ligging locatie Tekening ligging boorpunten Tekening verkennend onderzoek Meerssenerweg 166
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht
20100906-08 22-11-2010 P. Weijnen
148
Uittreksel Kadastrale Kaart
152
4584
Me ers sen erw eg
154
4231
160
468 2
4230
3907
166
A
B 166
4915
5469
4681
Ver duy
nen
at
4623
1
5468
stra
3
9
5
Kemenadeplein
3043
3044
33
t/m
15C
65
172
A-1
67
76B
-18 2C 88C A-1
47
184
4428
49
10 m
4429 44
30
4431
50 m
Schaal 1:1000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
MAASTRICHT G 4681
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
482 7
43
91
178 A
41
27
45
Voor een eensluidend uittreksel, ROERMOND, 2 september 2010 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
6365
44
36
tra at ks ee ieb el L
36 92 61
23
31
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Voorlopige grens Bebouwing Overige topografie
5793
39
Ka ste
3463
37
19 21
27 29
57 0m
25
50
35B
15
6364
4054
40
12345
30
35A
13 17
3928
4622 14
69
11
71
19A
7
29
teel
25
Kas
Omgevingskaart
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht.
625 m
Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object MAASTRICHT G 4681 Meerssenerweg , MAASTRICHT © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Bijlage II
Veldverslag
Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht
20100906-08 22-11-2010 P. Weijnen