Verkennend bodem- en asbestonderzoek Locatie Noordstraat 1 t/m 63 te Waalwijk
Gegevens opdrachtgever Casade Woonstichting P/a Lavertuur Planontwikkeling Postbus 1190 5004 BD Tilburg Contactpersoon: De heer C. Klijsen CSO Adviesbureau Sleperweg 10 6222 NK Maastricht Tel. 043 – 352 39 50 Fax 043 – 352 39 70
[email protected] Contactpersoon CSO Mevrouw mr. D.R. Boer Projectcode: 11A095 Rapportnummer: 11A095.R005.RP.GL Versiedatum: 28 november 2011 Status: Definitief
Autorisatie Opgesteld door: De heer ing. R.J.M. Peerboom MSc. Adviseur Bodem en Hydrologie Handtekening
….................................................................... Akkoord bevonden door: De heer ir. J.A.P. Wirtz Senior Adviseur Bodem en Sanering Handtekening
….................................................................... Projectcode: 11A095 Versiedatum: 28 november 2011
Inhoudsopgave 1 2
3
4
5
6
Inleiding ...............................................................................................................................................................1 Achtergronden.....................................................................................................................................................2 2.1 Locatiegegevens...........................................................................................................................................2 2.2 Archiefonderzoek.........................................................................................................................................3 2.3 Historische locatiegegevens........................................................................................................................3 2.4 Geraadpleegde websites.............................................................................................................................4 2.5 Regionale bodemopbouw en geohydrologie.............................................................................................4 2.6 Hypothese en onderzoeksstrategie............................................................................................................5 Uitgevoerd onderzoek.........................................................................................................................................6 3.1 Onderzoeksopzet..........................................................................................................................................6 3.2 Veldonderzoek..............................................................................................................................................6 3.3 Laboratoriumonderzoek..............................................................................................................................7 Resultaten..........................................................................................................................................................11 4.1 Veldonderzoek............................................................................................................................................11 4.1.1 Grond................................................................................................................................................11 4.1.2 Grondwater......................................................................................................................................13 4.2 Laboratoriumonderzoek ...........................................................................................................................13 4.2.1 Grond................................................................................................................................................13 4.2.2 Grondwater......................................................................................................................................15 4.2.3 Asbest..............................................................................................................................................15 Evaluatie onderzoeksresultaten.......................................................................................................................16 5.1 Veldonderzoek............................................................................................................................................16 5.2 Grond............................................................................................................................................................16 5.3 Grondwater..................................................................................................................................................17 5.4 Asbest .........................................................................................................................................................17 5.5 Toetsen van hypothesen.............................................................................................................................17 Conclusies en aanbevelingen...........................................................................................................................19 6.1 Conclusies...................................................................................................................................................19 6.2 Aanbevelingen............................................................................................................................................20
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlagen Bijlage 1: Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage 2: Situatietekening Bijlage 3: Boorprofielbeschrijvingen en veldverslag Bijlage 4: Analysecertificaten grond Bijlage 5: Analysecertificaten grondwater Bijlage 6: Analysecertificaat asbest Bijlage 7: Wettelijke toetsingskader Bijlage 8: Grondverzet, sloop en asbest Bijlage 9: Lijst van gebruikte afkortingen en begrippen
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
1
Inleiding
In opdracht van Casade Woonstichting heeft CSO Adviesbureau een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd aan de Noordstraat 1 t/m 63 te Waalwijk. De regionale ligging van de locatie is weergegeven in bijlage 1. Aanleiding voor het uitvoeren van dit bodem- en asbestonderzoek is de voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het doel van het uitvoeren van dit bodem- en asbestonderzoek is het vaststellen van de kwaliteit van de bodem en het grondwater en het beoordelen of de kwaliteit van de bodem en het grondwater geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Het uitgevoerde onderzoek heeft bestaan uit een historisch vooronderzoek conform NEN 5725, een bodemonderzoek conform NEN 5740 en een asbestonderzoek conform NEN 5707. In hoofdstuk 2 worden de gegevens van de locatie gepresenteerd alsmede de resultaten van het vooronderzoek en de daaruit voortvloeiende onderzoeksstrategie. In hoofdstuk 3 worden de uitgevoerde werkzaamheden besproken, de certificering en de kwaliteitsborging. In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten besproken. In hoofdstuk 5 worden de onderzoeksresultaten geëvalueerd en in hoofdstuk 6 volgen de conclusies. Voor een uitleg van de in dit rapport gebruikte begrippen en afkortingen wordt verwezen naar bijlage 9.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 1 Definitief
2
Achtergronden
Voorafgaand aan het bodem- en asbestonderzoek is een vooronderzoek verricht conform de NEN 5725 (strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, januari 2009). Tijdens het vooronderzoek is een locatie-inspectie uitgevoerd en zijn gegevens over de locatie opgevraagd bij de gemeente Waalwijk. Daarnaast zijn gegevens over de bodemopbouw en geohydrologie verzameld, en zijn topografische kaarten (schaal 1:25.000) uit de periode 1830 tot heden, luchtfoto’s uit de jaargangen 1944 en 2005 (Google Earth) bestudeerd. Tot slot zijn nog enkele websites geraadpleegd (www.bodemloket.nl, www.watwaswaar.nl en www.kich.nl). De resultaten van het vooronderzoek zijn in onderstaande paragrafen opgenomen.
2.1
Locatiegegevens
In onderstaand overzicht zijn de algemene gegevens van de locatie opgenomen: • adres : Noordstraat 1 t/m 63 te Waalwijk • oppervlakte : circa 4.800 m2 • kadastrale gegevens : kadastrale gemeente Waalwijk, sectie G, nummers 899, 900, 922 en 1382 • voormalig gebruik : agrarisch • huidig gebruik : huurwoningen (flats) met parkeerplaatsen en groenvoorzieningen • toekomstig gebruik : huur- en koopwoningen (flats) met parkeerplaatsen en groenvoorzieningen • huidige bebouwing : een viertal flats • verhardingen : gedeeltelijk tegel-/klinkerbestrating • eventuele tanks : mogelijk is een ondergrondse HBO-tank aanwezig • gedempte sloten : 6 gedempte sloten die van noord naar zuid zijn gesitueerd • asbest : voor zover bekend is geen asbest op de locatie aanwezig De onderzoekslocatie is aan de noordwestkant van Waalwijk gesitueerd, tussen een winterdijk aan de zuidzijde en de autosnelweg A59 aan de noordzijde. Op de locatie zijn vier 'verouderde' flats aanwezig. Rondom de flats ligt een tegel- en klinkerverharding. Tevens zijn aan de achterzijde van de flats bergingsruimten aanwezig. De zuidzijde van de onderzoekslocatie bestaat uit een grasveld dat overgaat in een winterdijk. Aan de noordzijde van de flats zijn parkeerplaatsen aanwezig. Onderstaande foto's geven een impressie van de onderzoekslocatie.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 2 Definitief
2.2
Archiefonderzoek
Bij de gemeente Waalwijk zijn voor onderhavige onderzoekslocatie geen bodemonderzoeksrapporten bekend. In de directe omgeving zijn wel twee bodemonderzoeken uitgevoerd: • Noordstraat, nader bodemonderzoek, 19 december 1995, kenmerk gemeente: AA086700575: – grond is sterk verontreinigd; – grondwater is licht verontreinigd. •
Dijkstraat, verkennend bodemonderzoek, 10 juni 2002, kenmerk gemeente: AA086701606: – grond is licht verontreinigd; – grondwater is niet verontreinigd.
De volgende bodembedreigende activiteiten zijn op de onderzoekslocatie aanwezig (geweest): • ter plaatse van Noordstraat 1 is sinds 1997 een hoogspanningskabel (oliedrukkabel) aanwezig van de PNEM (Provinciale Noord-Brabantse Electriciteits Maatschappij), tegenwoordig Essent. De hoogspanningskabel betreft het electriciteitskastje dat aan de voorzijde van Noordstraat 1 langs de openbare weg staat. Dit betreft geen verdachte locatie omdat geen calamiteit bekend is; • ter plaatse van Noordstraat 33 was tot 1996 een HBO-tank in gebruik. Het is onbekend of deze tank is verwijderd, gereinigd of enkel niet meer wordt gebruikt. Er is geen certificaat aanwezig bij de gemeente.
2.3
Historische locatiegegevens
De onderzoekslocatie is in het (oude) winterbed van de Maas gelegen en wordt aan de zuidzijde door een winterdijk en aan de noordzijde door de autosnelweg A59 begrensd. Op historische kaarten uit de periode 1830 tot heden is te zien dat de onderzoekslocatie in het verleden een agrarisch karakter had. Uit de kaarten blijkt dat ter plaatse van de onderzoekslocatie sloten van noord naar zuid liepen. Informatie ten aanzien van het gebruikte dempingsmateriaal is niet bekend. Op een kaart uit 1969 is de huidige bebouwing voor het eerst weergegeven.
Afbeelding 2: 1830
Afbeelding 1: 1969
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 3 Definitief
2.4
Geraadpleegde websites
Op www.bodemloket.nl kan voor een geselecteerd gebied globale informatie worden opgevraagd met betrekking tot bodembedreigende activiteiten, uitgevoerde bodemonderzoeken, saneringen, etc. Op de locatie is mogelijk een ondergrondse HBO-tank en een (ondergrondse)hoogspanningskabel (oliedrukkabel) aanwezig. In de directe omgeving hebben enkele verdachte activiteiten plaatsgevonden, zoals aanwezigheid van huisbrandolie (HBO)-tanks, kopergieterij, verf- en verfwarenfabriek, houtmeubelfabriek, galvaniseerinrichting, gouddiepdrukdrukkerijen, schoenenfabriek, brandstoffendetailhandel en een smederij. Deze activiteiten hebben ten zuiden van de onderzoekslocatie plaatsgevonden. Op www.kich.nl kan informatie worden geraadpleegd met betrekking tot de archeologische verwachtingswaarde en archeologische vondsten/monumenten in een bepaald gebied. De zuidzijde van het plangebied is niet gekarteerd en de noordzijde heeft een lage trefkans met betrekking tot eventuele archeologische vondsten. Op www.watwaswaar.nl kan informatie worden ingewonnen met betrekking tot historische kaarten en foto's. De resultaten hiervan zijn verwerkt in § 2.3.
2.5
Regionale bodemopbouw en geohydrologie
De onderstaande gegevens zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland West-Brabant (TNO-Dienst Grondwaterverkenning, 1976). De regionale bodemopbouw in de gemeente Waalwijk kan globaal worden samengevat zoals weergegeven in tabel 2.1. Tabel 2.1:
Regionale bodemopbouw
Meters t.o.v. NAP
Geologische omschrijving
Lithostratigrafie
Grondsoort
4 tot –15
1ste watervoerend pakket
Formatie van Kreftenheye en Sterksel
matig tot grof zand, plaatselijk grindhoudend
-15 tot –55
1ste scheidende laag
Formatie van Kedichem en Tegelen
Afwisselend leem, klei en sterk slibhoudend fijn zand, plaatselijk grof zand
-55 tot –95
2de watervoerend pakket
Formatie van Maassluis
Grof zand, plaatselijk grondhoudend en leem en slibhoudend fijn zand
-95 tot -120
2de scheidende laag
Formatie van Oosterhout
Afwisselend leem en slibhoudend fijn zand
Op de locatie bedraagt de maaiveldhoogte circa 1,5-2,0m +NAP. Het grondwater bevindt zich op een diepte van circa 1 tot 2 m-mv. De onderzoekslocatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied (bron: grondwaterbeschermingsplan provincie Noord-Brabant). De dichtstbijzijnde grondwaterbeschermingsgebieden Drongelen en Waalwijk bevinden zich op een afstand van circa 4 kilometer van de locatie.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 4 Definitief
2.6
Hypothese en onderzoeksstrategie
Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is de locatie onderverdeeld in drie deelgebieden, te weten: 1. (voormalige) HBO-tank; 2. gedempte sloten; 3. overig terrein. Grond Ter plaatse van de (voormalige) HBO-tank is de bodem verdacht met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Deelgebieden 2 en 3 worden beschouwd als onverdacht met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Bij de genoemde hypothese is ervan uitgegaan dat de sloten zijn gedempt met gebiedseigen grond. Zou tijdens het uitvoeren van het veldwerk blijken dat de sloten gedempt zijn met bodemvreemd materiaal en/of materiaal van elders, dan zullen een aantal aanvullende analyses worden uitgevoerd. Tevens zal dan moeten worden beoordeeld of een asbestonderzoek conform NEN 5707 uitgevoerd dient te worden. Tijdens het bodemonderzoek zijn de volgende onderzoeksstrategieën gehanteerd conform de richtlijnen van de NEN 5740 (strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, januari 2009): 1. (voormalige) HBO-tank: VEP-OO (strategie voor een verdachte locatie); 2. gedempte sloten: ONV (strategie voor een onverdachte locatie); 3. gehele locatie: ONV (strategie voor een onverdachte locatie). Asbest Tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn ter plaatse van de gedempte sloten diverse bodemvreemde materialen aangetroffen. Gezien de aard van het dempingsmateriaal (zeer divers bodemvreemd materiaal) kan niet worden uitgesloten dat het dempingsmateriaal eveneens asbestverdacht materiaal bevat. Derhalve is ter plaatse van de gedempte sloten een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. Elke gedempte sloot is separaat onderzocht op asbest. Op basis van de beschikbare informatie luidt de hypothese: verdachte actuele contactzone. Met name door de aanwezigheid van puinlagen en puinbijmenging en plaatselijk asbestverdachte materialen in de bovengrond (tot circa 1,0 m-mv) wordt de locatie als verdacht voor de aanwezigheid van asbest beschouwd. Bij uitvoering van het verkennend asbestonderzoek wordt de onderzoeksstrategie gehanteerd die past bij deze hypothese: • verdacht maaiveld en/of actuele contactzone. De bovenstaande hypothesen zijn met het bodem- en asbestonderzoek getoetst. In de volgende hoofdstukken komen de uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de resultaten daarvan aan bod.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 5 Definitief
3
Uitgevoerd onderzoek
3.1
Onderzoeksopzet
Op basis van de in § 2.6 vastgestelde hypothesen en onderzoeksstrategieën is het volgende onderzoeksprogramma uitgevoerd: Tabel 3.1: Deellocatie
Onderzoeksprogramma Veldwerk Analyses Strategie Boring tot Boring tot Peilbuis tot Bovengrond/ 0,5 m-mv grondwater 3,0 m-mv) verdachte laag
Vml. Verdacht HBO-tank
2x
1x
1x
Gedempte sloten
Onverdacht
6x
-
-
Overig terrein
Onverdacht
11x
3x
1x
Ondergrond
Grondwater
1x minerale olie -
1x minerale olie en BETXN
*
-
-
2x standaardpakket grond
1x standaardpakket grond
1x standaardpakket grondwater
Toelichting tabel: m-mv: meter min maaiveld Standaardpakket grond: 9 metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), PAK, PCB, minerale olie, organisch stof en lutum Standaardpakket grondwater: 9 metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), vluchtige aromatische koolwaterstoffen, vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen, minerale olie; BETXN aromatische koolwaterstoffen: benzeen, ethylbenzeen, tolueen, xylenen en naftaleen; * analyses worden uitsluitend uitgevoerd indien de bodemtextuur en/of eventuele bodemvreemde bijmengingen in de gedempte sloten hiertoe aanleiding geven
3.2
Veldonderzoek
CSO Adviesbureau en veldwerkbedrijf Sialtech zijn door Intron gecertificeerd volgens ISO 9001, ISO 14001 en VCA**. CSO Adviesbureau vestiging Maastricht is tevens gecertificeerd voor BRL SIKB 1000, BRL SIKB 2000 en BRL SIKB 6000. Sialtech is tevens gecertificeerd voor BRL SIKB 2000. Voorts zijn CSO Adviesbureau en Sialtech lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB) en is CSO door Intron ook gecertificeerd voor de SC-540. Aangezien de onderzoekslocatie geen eigendom is van CSO Adviesbureau, Sialtech, of de overige aan deze bedrijven gelieerde ondernemingen, wordt voldaan aan de eisen van onafhankelijkheid uit de BRL SIKB 2000. De veldwerkzaamheden voor het verkennend bodemonderzoek zijn op 1 september 2011 uitgevoerd door Sialtech vestiging Maastricht onder het BRL SIKB 2000 certificaat (protocol 2001) door de erkende veldwerker de heer L.F. Alt. De veldwerkzaamheden ten aanzien van het asbestonderzoek zijn op 27 en 28 oktober 2011 uitgevoerd door Sialtech vestiging Houten onder het BRL SIKB 2000 certificaat (protocol 2018) door de erkende veldwerker de heer J. Poppen.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 6 Definitief
De bemonstering van het grondwater is op 8 september 2011 uitgevoerd door Sialtech vestiging Houten onder het BRL SIKB 2000 certificaat (protocol 2002) door de erkende veldwerker de heer R.G. Giskus. P2001 en P2002
Het maaiveld is op 27 oktober 2011 geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen conform NEN5707 / VKB-protocol 2018 door de erkende veldwerker de heer J. Poppen. Tijdens de maaiveldinspectie zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Het verslag van deze maaiveldinspectie is opgenomen in bijlage 3. Tijdens de maaiveldinspectie is gebleken dat een groot deel van de locatie is begroeid of verhard (>75%). Daarmee is de minimale inspectiegraad van 25% niet haalbaar en is deze derhalve niet conform protocol 2018 uitgevoerd. Tijdens de uitvoering van het veldwerk zijn geen kritieke afwijkingen opgetreden van de protocollen beschreven in de BRL SIKB 2000. De verrichte boringen en peilbuizen zijn ingemeten ten opzichte van een vast punt en op de tekening van bijlage 2 weergegeven. Bij de uitvoering van het veldwerk is de volgende algemene strategie gehanteerd: • wanneer zintuiglijke verontreinigingen zijn aangetroffen, zijn de boringen (indien mogelijk) doorgezet tot 0,5 meter beneden de zintuiglijke verontreiniging; • bemonstering heeft plaatsgevonden van trajecten van maximaal 0,5 meter, waarbij bodemmateriaal uit zintuiglijk verschillende bodemlagen (op basis van textuur of verontreinigingsgraad) niet met elkaar is vermengd; • om gezondheidsredenen zijn tijdens het veldonderzoek geen actieve geurwaarnemingen verricht. Om de eventuele aanwezigheid van vluchtige verbindingen in de bodem tijdens het veldonderzoek toch te kunnen detecteren is gebruik gemaakt van mobiele koolwaterstofdetectors (type ACTA) en/of olie-watertesten; • het grondwater is circa één week na plaatsing van de peilbuis bemonsterd; • de zuurgraad (pH) en geleidbaarheid (Ec) van het grondwater zijn voorafgaand aan de grondwaterbemonstering in het veld gemeten; • de monsters zijn op de voorgeschreven wijze geconserveerd. Het opgeboorde materiaal is beoordeeld op kleur, textuur, bijmenging(en) en eventuele bijzonderheden. De boorprofielbeschrijvingen en het veldverslag zijn opgenomen in bijlage 3. Een situatietekening met een overzicht van de locatie en ligging van de proefgaten van het onderhavige onderzoek is opgenomen in bijlage 2.
3.3
Laboratoriumonderzoek
De chemische analyses zijn uitgevoerd door ALcontrol Laboratories te Rotterdam. Dit laboratorium is geaccrediteerd conform de IEC 17025 en gecertificeerd volgens ISO 9001 door Lloyd’s Register Quality Assurance. Daarnaast is ALcontrol Laboratories AS3000 gecertificeerd. De analyseresultaten zijn getoetst aan de door het Ministerie van VROM vastgestelde achtergrond- en interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater. De achtergrondwaarden voor grond (AW2000) zijn vastgelegd in de Regeling bodemkwaliteit. De interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009, in werking getreden op 1 april 2009 (Staatscourant 2009, 67).
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 7 Definitief
De betekenis van deze waarden is als volgt: • Achtergrondwaarde grond / streefwaarde grondwater: bij een gehalte lager dan de achtergrondwaarde voor grond en de streefwaarde voor grondwater wordt gesproken over niet verontreinigde bodem. Wanneer een gemeten gehalte de achtergrondwaarde of de streefwaarde overschrijdt, wordt gesproken over een licht verhoogd gehalte of een lichte verontreiniging; • tussenwaarde (criterium voor nader onderzoek): dit is het gemiddelde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde. Overschrijding van de tussenwaarde wordt een matig verhoogd gehalte of matige verontreiniging genoemd; • interventiewaarde: wanneer een gemeten gehalte hoger is dan de interventiewaarde wordt gesproken over een sterke verontreiniging of sterk verhoogd gehalte. Daarnaast zijn de analyseresultaten getoetst aan de normen van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Indien de aangetroffen gehalten voldoen aan de maximale waarden voor wonen of industrie, komt de grond in aanmerking om in de desbetreffende gebieden her te gebruiken. Deze gebieden moeten dan zijn aangewezen in de bodemfunctieklassekaart van de gemeente waar de grond wordt toegepast. Of dit daadwerkelijk mogelijk is, hangt af van het lokale beleid voor hergebruik van grond. Voor grond(meng)monsters zijn de achtergrond- en interventiewaarden gecorrigeerd voor het gehalte organische stof en lutum, welke in het laboratorium zijn vastgesteld. De analysecertificaten en getoetste analyseresultaten van de grond(meng)- en -watermonsters zijn opgenomen in bijlage 4, 5 en 7. Asbest Voor asbest geldt per 1 maart 2003 de restconcentratienorm. Deze restconcentratienorm voor de toepassing en het hergebruik van alle asbestbevattende materialen is vastgesteld op 100 mg/kg d.s. gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). De grond(meng)- en grondwatermonsters in dit onderzoek zijn zover van toepassing geanalyseerd conform de AS3000. De selectie van de bodemmonsters heeft plaatsgevonden op basis van zintuiglijke waarnemingen en herkomst. De analyses zijn uitgevoerd zoals weergegeven in tabel 3.1, uitgezonderd het onderstaande: • gezien de afwisselende bodemtextuur van klei en zand heeft aanvullende analyse plaatsgevonden omdat deze conform de geldende normeringen niet met elkaar gemengd mogen worden tot één mengmonster; • de visuele waarnemingen ter plaatse van de gedempte sloten hebben aanleiding gegeven tot het uitvoeren van enkele aanvullende analyses; • gezien de visueel aangetroffen bodemvreemde bijmengingen in de gedempte sloten is hier aanvullend een asbestonderzoek uitgevoerd; • het resultaat van de PAK analyse op grondmengmonster OG1 is van dien aard geweest, dat besloten is om de individuele grondmonsters te analyseren op PAK. De selectie van monsters voor analyse en de wijze waarop de mengmonsters zijn samengesteld is weergegeven in navolgende tabellen. Tabel 3.2: Mengmonster
Analyseprogramma mogelijke ligging (voormalige) HBO-tank Traject Boring Grond-soort Zintuiglijke waarneming (m-mv)
Analysepakket
ontluchtingspunt
119
0,0-0,5
zand
-
minerale olie
leiding
69
0,5-0,7
zand
-
minerale olie
(voormalige) HBO-tank
71
1,3-1,9
zand
-
minerale olie
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 8 Definitief
Tabel 3.3: Analyseprogramma verkennend bodemonderzoek MengTraject GrondBoring Zintuiglijke waarneming monster (m-mv) soort 01 0,1-0,6 07 0,15-0,7 08 0,2-0,7 BG01 klei 0,04-0,54 10 -resten baksteen (<1%) 13 0-0,5 15 0-0,5 02 0,08-0,58 04 0,08-0,6 BG02 05 0,04-0,6 zand 11 0,0-0,5 S06 0,0-0,5 01 0,6-1,1 06 0,6-1,1 OG1 10 0,54-1,04 klei 13 1,0-1,25 S05 0,4-0,9 Uitsplitsing OG1 1 0,6-1,1 klei 6 0,6-1,1 klei 10 0,54-1,04 klei 13 1,0-1,25 klei S05 0,4-0,9 klei -
OG 2
Sloten1 Sloten2
01 03 10 13 S04 06 S04 S05 03 12 S02
1,1-1,4 1,1-1,6 1,2-1,4 1,25-1,6 0,9-1,4 0,15-0,6 0,5-0,8 0-0,4 0,3-0,7 0,04-0,5 0-0,5
zand
klei zand
Analysepakket
Standaardpakket grond
Standaardpakket grond
Standaardpakket grond
PAK PAK PAK PAK PAK
brokken baksteen, resten keramiek, resten plastic brokken baksteen en keramiek, resten glas, matig kolengruis resten baksteen, sterk kolengruis zwak kolengruis brokken baksteen, resten keramiek, matig kolengruis sporen baksteen, zwak kolengruis
Analyseprogramma grondwatermonster Filterstelling Opmerkingen (m-mv) (voormalige) HBO-tank
Standaardpakket grond Standaardpakket grond Standaardpakket grond
Tabel 3.4:
Peilbuis 70
1,90-2,90
Analysepakket
-
minerale olie en BETXN
-
standaardpakket grondwater
Verkennend bodemonderzoek 03
1,80-2,80
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 9 Definitief
Tabel 3.5: Analyseprogramma grondmonsters asbest Monster- MengTraject Proefgaten Grondsoort nummer monsters (m-mv) 101 mma7 + Re1 102 0,0-0,5 zand mma9 103 Re2
mma1
Re3
mma5
Re4
mma16
Re5
mma13
Re6
mma10 + mma11
105 106
Zintuiglijke waarneming
Analysepakket
matig puin matig puin matig puin
asbest in grond
zwak plastic, sterk puin zwak glas, sterk puin
asbest in grond
0,0-0,5
zand
0,0-0,5
zand
0,0-0,5
zand
114 115
0,0-0,5
zand
matig puin matig puin
asbest in grond
116 117 118
0,0-0,5
zand
sporen puin zwak puin zwak puin
asbest in grond
107 108 109 110 111 112
zwak glas en plastic, sterk puin -
asbest in grond asbest in grond
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 10 Definitief
4
Resultaten
4.1
Veldonderzoek
4.1.1
Grond
De toplaag bestaat overwegend uit matig fijn, matig siltig zand met een dikte variërend van 0 tot 50 cm. Hieronder bevindt zich over het algemeen een laag sterk zandige klei tot ca. 1,0 m-mv. Vanaf ca. 1,0 tot 3,0 mmv bestaat de bodem uit matig fijn, zwak siltig zand. Plaatselijk komen tot ca. 1,0 m-mv sporen tot sterke bodemvreemde bijmengingen voor, met name ter plaatse van de gedempte sloten. Zeer lokaal komt een dun laagje veen voor, waarschijnlijk betreft het de bodem van een gedempte sloot. De zintuiglijke waarnemingen die zijn gedaan tijdens uitvoering van het veldwerk en kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging en zijn per boring in tabel 4.1 weergegeven. Tabel 4.1:
Afwijkende zintuiglijke waarnemingen
Traject Einddiepte Boring (m-mv) (m-mv) Bodemonderzoek nabij HBO-tank 0,20-0,50 70 0,0 0,50-0,80 0,00-0,40 71 0,40-0,90 0,0 0,90-1,30 0,00-0,40 72 0,0 0,40-0,90 Verkennend bodemonderzoek 0,3-0,7 03 3,0 0,8-1,1 06 0,15-0,6 1,1 09 0-0,5 0,5 10 0,04-1,2 1,4 12 0,04-0,5 1,0 S02 0-0,5 0,5 S03 0-0,5 0,5 S04 0,5-0,8 1,4 S05 0-0,4 0,9
Grondsoort
Zintuiglijke waarneming
zand zand zand zand zand zand zand
sporen puin resten puin resten puin zwak puin sporen puin resten puin resten glas, resten kolen, matig puin
zand zand klei klei klei zand zand klei klei klei
brokken baksteen, resten beton, resten keramiek cementbrokken brokken baksteen, resten keramiek, resten plastic sporen baksteen resten baksteen brokken baksteen, resten keramiek, matig kolengruis sporen baksteen, zwak kolengruis zwak kolengruis brokken baksteen, resten glas, brokken keramiek, matig kolengruis resten baksteen, sterk kolengruis
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 11 Definitief
Vervolg van tabel 4.1:
Afwijkende zintuiglijke waarnemingen
Traject Einddiepte Boring Grondsoort (m-mv) (m-mv) Verkennend asbestonderzoek (gedempte sloten) 101a 0,07-0,50 1,5 zand 102 0,00-0,50 1,0 zand 103 0,00-0,50 1,0 zand 105 0,00-0,50 1,0 zand 0,00-0,50 zand 106a 0,0 0,50-1,00 zand 109 0,00-0,50 1,0 zand 114 0,00-0,50 1,0 zand 115 0,00-0,50 1,0 zand 116a 0,07-0,57 1,5 zand 117a 0,00-0,50 1,5 zand 118 0,00-0,50 1,0 zand
Zintuiglijke waarneming matig puin matig puin matig puin zwak plastic, sterk puin zwak glas, sterk puin matig puin zwak glas, , zwak plastic, sterk puin matig puin matig puin sporen puin zwak puin zwak puin
Tijdens het veldwerk is specifiek aandacht besteed aan de aanwezigheid van asbest aan het maaiveld en in het opgeboorde materiaal. Daarbij zijn noch aan het maaiveld noch in het opgeboorde bodemmateriaal eenduidige asbestverdachte materialen waargenomen. (voormalige) HBO-tank Aan de achterzijde van de bergingsruimte van huisnummer 49 is een ontluchtingspijp aangetroffen, zie onderstaande foto's. Uit de resultaten van het vooronderzoek blijkt dat op de locatie een HBO-tank aanwezig is (geweest), echter de ligging van de tank is onbekend. Door een sonderingsbedrijf is met een metaaldetector ten westen van de ontluchtingspijp een gebied aangegeven met de vermoedelijke ligging van de tanks. Vervolgens is door het veldwerkbedrijf Sialtech middels een prikstok is getracht de tank op te sporen. Het blijkt dat binnen dit kader geen tanks gesitueerd zijn, maar mogelijk hebben hier wel in het verleden tanks gelegen. De leiding vanaf het ontluchtingspunt is vervolgens vrij gegraven en blijkt richting de flat (49 t/m 63) te lopen. Aanvullend zijn hier door het veldwerkbedrijf Sialtech twee boringen (tot 2,5 m-mv) en een peilbuis geplaatst. Tevens is een boring verricht (tot 0,5 m-onderzijde leiding) ter plaatse van de leiding. Uit de boorprofielen van de boringen en peilbuis blijkt dat in de grond bodemvreemde bijmengingen voor komen tot een diepte van ca. 1,0 à 1,3 m-mv. Dit kan erop duiden dat hier een tank gelegen kan hebben die verwijderd is waarna het gat is opgevuld. In dit stadium blijft het onbekend of op de locatie nog een boven- danwel ondergrondse HBO-tank is gesitueerd. Indien tijdens het bouwrijp maken van de locatie een tank wordt aangetroffen dient deze conform de NEN 5740 onderzocht te worden.
Afbeelding 3: achterzijde bergingsruime 49
Afbeelding 4: voorzijde bergingsruimte 49
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 12 Definitief
Gedempte sloten Ter plaatse van de gedempte sloten zijn diverse bodemvreemde materialen aangetroffen. Gezien de aard van het dempingsmateriaal (zeer divers bodemvreemd materiaal) kan niet worden uitgesloten dat het dempingsmateriaal eveneens asbestverdacht materiaal bevat.
4.1.2
Grondwater
In het kader van het bodemonderzoek naar de (voormalige) HBO-tank is een peilbuis geplaatst. Gezien het feit dat onduidelijk is of hier daadwerkelijk een tank gelegen heeft en dat de bodemlaag onder de bodemlaag met bodemvreemde bijmengingen niet verontreinigd is met minerale olie, is besloten het grondwater hier niet te onderzoeken op minerale olie en aromatische koolwaterstoffen (BETXN). In tabel 4.2 is een overzicht weergegeven van de gemeten grondwaterstand, zuurgraad (pH) en elektrische geleidbaarheid (Ec) tijdens de bemonstering van het grondwater. Tabel 4.2: Peilbuis 70 03
Veldmetingen grondwater Filterstelling Monsterdatum (m-mv) 1,9-2,9 08-09-11 1,8-2,8
Grondwaterstand (m-mv) 0,98
Zuurgraad (pH) 6,52
Geleiding Ec (µs/cm) 858
Temperatuur (°C) 15
De in het veld gemeten zuurgraad en geleidbaarheid van het grondwater zijn normaal voor de regio.
4.2
Laboratoriumonderzoek
4.2.1
Grond
De analysecertificaten van de grond(meng)monsters zijn opgenomen in bijlage 4. In tabel 4.3 zijn de resultaten van de analyses en de toetsing weergegeven. Enkel de stoffen waarvan de gehalten de achtergrondwaarden overschrijden zijn weergegeven. Tabel 4.3: Getoetste gehaltes in grond (mg/kg d.s.) MengTraject Afwijkende Boringen monster (m-mv) waarnemingen (voormalige) HBO-tank ontluchtings119 0,0-0,5 punt
Resultaat Parameter Gehalte
Toetsing Wbb Bbk
minerale olie
70
■
Industrie
leiding
69
0,5-0,7
-
minerale olie
<20
-
AW2000
(voormalige) HBO-tank
71
1,3-1,9
-
minerale olie
<20
-
AW2000
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 13 Definitief
Vervolg van tabel 4.3: Getoetste gehaltes in grond (mg/kg d.s.) Resultaat MengTraject Afwijkende Boringen monster (m-mv) waarnemingen Parameter Gehalte Verkennend bodemonderzoek cadmium 1,3 kwik 0,13 01, 07, 08, 66 lood BG1 0,00-0,70 resten baksteen 10, 13, 15 zink 120 PAK-totaal 7 som PCB 17 02, 04, 05, BG2 0,00-0,60 11, S06 cadmium 0,7 koper 33 01, 06, 10, kwik 0,36 OG1 0,40-1,25 13, S05 lood 90 zink 160 PAK-totaal 55 Uitspliting OG1 01 0,60-1,10 PAK-totaal 32 06 0,60-1,10 PAK-totaal 0,07 10 0,54-1,04 PAK-totaal 27 13 1,00-1,25 PAK-totaal 0,15 S05 0,40-0,90 PAK-totaal 0,08 OG2
01, 03, 10 13, S04
0,90-1,60
-
Sloten1
06, S04, S05
0,00-0,80
brokken/resten baksteen, brokken/resten keramiek, resten plastic, resten glas, matig/ sterk kolengruis.
Sloten2
03, 12, S02
0,00-0,70
brokken/sporen baksteen, resten keramiek, zwak/matig kolengruis
-
-
cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink PAK-totaal cadmium koper kwik lood zink PAK-totaal
0,9 7,4 62 0,23 170 1,6 21 260 66 0,5 24 0,23 140 110 4,2
Toetsing Wbb Bbk ■ ■ ■ ■ ■ ■
Industrie
-
AW2000
■ ■ ■ ■ ■ ■■■
Niet toepasbaar
■■ ■■ -
Industrie AW2000 Industrie AW2000 AW2000
-
AW2000
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■■ ■■■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Toelichting tabel 4.3: -niet getoetst Wbb Wet bodembescherming; Bbk Besluit bodemkwaliteit; ■ groter dan de achtergrondwaarde, maar kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde; ■■ groter dan de tussenwaarde, maar kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde; ■■■ groter dan de interventiewaarde. Toetsingwaarden Besluit Bodemkwaliteit Klasse AW2000 Klasse Wonen Klasse Industrie Niet toepasbaar
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 14 Definitief
Niet toepasbaar
Industrie
Tijdens het verkennend bodemonderzoek is in een tweetal mengmonsters het criterium voor nader onderzoek overschreden, te weten: • mengmonster 'OG1' ten aanzien van PAK: mengmonster OG1 is uitgesplitst en geanalyseerd op PAK. De resultaten zijn opgenomen in tabel 4.3; • mengmonster 'sloten1' ten aanzien van PAK en zink: aangenomen wordt dat de gemeten sterk verhoogde gehalten gerelateerd zijn aan de aangetroffen bodemvreemde bestanddelen in de gedempte sloten. Uitsplitsing heeft daarom geen zin, omdat de gedempte sloten (zeer) heterogeen verontreinigd zijn. Het mengmonster 'OG1' is niet toepasbaar conform Besluit bodemkwaliteit (Bbk) op basis van het gemeten PAK-gehalte. Na uitsplitsing van het mengmonster blijkt dat de grond maximaal slechts matig verontreinigd is. Na uitsplitsing voldoet het mengmonster 'OG1' daarmee aan de bodemkwaliteitsklasse 'Industrie'.
4.2.2
Grondwater
De analysecertificaten van de grondwatermonsters zijn opgenomen in bijlage 5. In tabel 4.4 zijn de resultaten van de analyses en de toetsing weergegeven. Enkel de stoffen waarvan de concentraties de streefwaarde overschrijden zijn weergegeven. Tabel 4.4:
Getoetste gehaltes in grondwater (µg/liter)
Peilbuis
Filterstelling (m-mv)
70 * 03
Resultaat
Toetsing Wbb
Parameter
Gehalte
1,9-2,9
-
-
-
1,8-2,8
barium xylenen
170 0,52
■ ■
Toelichting tabel 4.4: Wbb Wet bodembescherming; * niet bemonsterd; ■ groter dan de achtergrondwaarde, maar kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde.
4.2.3
Asbest
Het analysecertificaat van het mengmonster is opgenomen in bijlage 6 en de resultaten zijn samengevat in onderstaande tabel. Tabel 4.5: Getoetste gehaltes in grond (mg/kg d.s.) MonsterMengTraject Gewogen asbestconcentratie Niet-hechtgebonden Bepaling Proefgaten nummer monsters (m-mv) (mg/kg ds) asbest conform Re1 mma7+9 101 + 102 + 103 0,0-0,5 <0,01 n.v.t. NEN 5707 Re2 mma1 105 + 106 0,0-0,5 5,1 nee NEN 5707 Re3 mma5 107 + 108 + 109 0,0-0,5 53 ja NEN 5707 Re4 mma16 110 + 111 + 112 0,0-0,5 <0,01 n.v.t. NEN 5707 Re5 mma13 114 + 115 0,0-0,5 <0,01 n.v.t. NEN 5707 Re6 mma10+11 116 + 117 + 118 0,0-0,5 3,2 ja NEN 5707
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 15 Definitief
5
Evaluatie onderzoeksresultaten
5.1
Veldonderzoek
(Voormalige) HBO-tank Een ondergrondse HBO-tank is tot dusver niet aangetroffen op de locatie. Wel zijn ten westen van het ontluchtingspunt met name puinbijmenging in de bodem aangetroffen tot ca. 1,0 à 1,3 m-mv. Dit kan erop duiden dat hier een tank gelegen kan hebben die verwijderd is waarna het gat is opgevuld. Gedempte sloten Afwijkende waarnemingen tijdens het veldwerk waren de onverwachte aanwezigheid van bodemvreemde deeltjes in de gedempte sloten die qua aard en gradatie sterk kunnen verschillen. Daarnaast is in en op de gedempte sloten visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Overig terrein In de bodem van het overige terrein zijn nagenoeg geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen. Verder is hier tijdens het veldwerk specifiek aandacht besteed aan de aanwezigheid van asbest in en op de bodem. Tijdens de werkzaamheden is visueel geen asbest waargenomen.
5.2
Grond
Uit de analyseresultaten blijkt per deellocatie dat: (Voormalige) HBO-tank • de bodem ter plaatse van het ontluchtingspunt licht verontreinigd is met minerale olie. Echter het chromatogram blijkt dat de lichte verontreiniging niet gelieerd is aan huisbrandolie; • de bodem ter plaatse van de mogelijke ligging van de tank(s) niet verontreinigd is met minerale olie; • in de bodem ter plaatse van de leiding evenmin verhoogde gehalten minerale olie zijn gemeten; • conform Besluit bodemkwaliteit (Bbk) het monster ter plaatse van het ontluchtingspunt in de klasse 'Industrie' valt. De overige monsters vallen in de klasse 'Vrij toepasbaar'. Gedempte sloten • in een deel van de sloten een gehalte PAK en zink is aangetroffen dat de interventiewaarden respectievelijk de tussenwaarde overschrijdt. Tevens zijn in de gedempte sloten lichte verontreinigingen met enkele zware metalen gemeten; • de bodemlaag onder de gedempte sloten blijkt maximaal licht verontreinigd te zijn met enkele zware metalen; • conform Besluit bodemkwaliteit (Bbk) de monsters uit de gedempte sloten in de klassen 'Industrie' of 'Niet toepasbaar' vallen; • de monsters van de bodemlagen onder de gedempte sloten conform Besluit bodemkwaliteit (Bbk) in de klassen 'Vrij toepasbaar' en 'Industrie' vallen; • gezien de sterke variatie van het bodemvreemde materiaal aangenomen kan worden dat het verontreinigingsbeeld van het dempingsmateriaal sterk heterogeen is.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 16 Definitief
Overig terrein • de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met enkele zware metalen, PAK en PCB; • de ondergrond plaatselijk licht verontreinigd is met enkele zware metalen en lokaal matig met PAK; • conform Besluit bodemkwaliteit (Bbk) de monsters van zowel boven- als ondergrond in de klassen 'Vrij toepasbaar' of 'Industrie' vallen. Opgemerkt moet worden dat het evenmin uitgesloten is dat een deel van de vastgestelde verontreinigingen het gevolg is van overstromingen van de Maas. De onderzoekslocatie is immers gelegen in het oude winterbed van de Maas, zodat bij overstromingen van onderhavige onderzoek verontreinigd slib kan zijn afgezet. Op basis van het vooronderzoek kan gesteld worden dat de bodemverontreiniging zijn oorsprong vindt voor 1 januari 1987. Conform artikel 38 van de Wet Bodembescherming geldt de verplichting tot het wegnemen van risico's voor het gebruik en het voorkomen van verspreiding van aangetroffen verontreiniging.
5.3
Grondwater
Het grondwater blijkt zeer licht te zijn verontreinigd met barium en xylenen. De aangetroffen lichte verontreinigingen kunnen op basis van de resultaten van het vooronderzoek niet worden verklaard.
5.4
Asbest
Op de onderzoekslocatie zijn een zestal van noord naar zuid gerichte gedempte sloten aanwezig. In drie van deze sloten is asbest in de fijne fractie aangetroffen. De restconcentratienorm van 100 mg/kg d.s. gewogen wordt in alle drie de gevallen niet overschreden.
5.5
Toetsen van hypothesen
(voormalige) HBO-tank Ter plaatse van de het ontluchtingspunt is een lichte verontreiniging met minerale olie gemeten, maar deze was niet huisbrandolie gelieerd. Derhalve dient de hypothese verdacht van bodemverontreiniging te worden verworpen. Gedempte sloten De hypothese dat de bodem ter plaatse van de gedempte sloten onverdacht is van een bodemverontreiniging wordt met onderhavig onderzoek verworpen, aangezien licht tot sterk verhoogd gehalten aan zware metalen en PAK zijn gemeten. Overig terrein De bodem van het overige terrein is overwegend licht tot matig verontreinigd met enkele zware metalen, PAK en PCB. Derhalve dient de hypothese onverdacht te worden verworpen.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 17 Definitief
Asbest De hypothese dat de bodem ter plaatse van de gedempte sloten verdacht is op het voorkomen van een asbestverontreiniging, dient te worden aanvaard, aangezien in drie van de zes gedempte sloten asbest in de fijne fractie is aangetroffen.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 18 Definitief
6
Conclusies en aanbevelingen
6.1
Conclusies
In opdracht van Casade Woonstichting heeft CSO Adviesbureau een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 uitgevoerd op de locatie Noordstraat 1 t/m 63 te Waalwijk. Ter plaatse van de gedempte sloten is aanvullend een verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 uitgevoerd. Aanleiding voor het uitvoeren van dit bodem- en asbestonderzoek is de voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Op basis van de resultaten van het voorafgaand aan het bodem- en asbestonderzoek uitgevoerde vooronderzoek zijn hypotheses opgesteld met betrekking tot de verontreinigingssituatie. Deze zijn met het onderzoek getoetst (zie §5.5). De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn onderstaand weergegeven: (Voormalige) HBO-tank: • het is onduidelijk waar de tank gesitueerd is, wel is een ontluchtingspijp aangetroffen; • een mogelijke locatie waar de tank gelegen kan hebben blijkt niet verontreinigd te zijn; • ter plaatse van de leiding en het ontluchtingspunt zijn geen huisbrandolie gerelateerde verontreinigingen aangetroffen. Gedempte sloten • de sloten blijken grotendeels te zijn gedempt met bodemvreemd materiaal dat zowel qua aard als gradatie sterk varieert; • zintuiglijk is in de opgeboorde grond geen asbestverdacht materiaal waargenomen; • het dempingsmateriaal is lokaal sterk verontreinigd met PAK en matig met zink; • de grond onder de voormalige sloten is maximaal licht verontreinigd met enkele zware metalen; • in het dempingsmateriaal is asbest aangetroffen onder de restconcentratienorm. Overig terrein • in de grond wordt slechts lokaal in geringe mate bodemvreemd materiaal aangetroffen; • plaatselijk is de bovengrond licht verontreinigd; • de ondergrond is lokaal matig verontreinigd met PAK en licht met diverse zware metalen; • het grondwater is licht verontreinigd; • uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de verontreinigingen niet eenduidig te relateren zijn aan bodemvreemde bijmengingen. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het terrein niet zonder meer geschikt voor de huidige en beoogde bestemming alszijnde wonen met tuin. In het kader van de toekomstige ontwikkelingen zullen de aanwezige verontreinigingen binnen het plangebied nader onderzocht dienen te worden. Tevens zullen aanwezige verontreinigingen (deels) gesaneerd dienen te worden.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 19 Definitief
Hoewel het bodemonderzoek op zorgvuldige wijze is voorbereid en uitgevoerd, geven de resultaten een algemeen beeld van de bodemkwaliteit in de onderzochte gebieden. Het is nooit uit te sluiten dat de situatie op een niet onderzocht deel van het terrein daarvan in enige mate afwijkt.
6.2
Aanbevelingen
(Voormalige) HBO-tank Het ontluchtingspunt en de bijbehorende leiding is middels onderhavig onderzoek voldoende onderzocht. Echter een HBO-tank is niet aangetroffen. Indien tijdens het slopen of bouwrijp maken van de locatie een tank wordt aangetroffen zal deze conform de NEN 5740 onderzocht dienen te worden. Gedempte sloten Geadviseerd wordt om tijdens het bouwrijp maken van de locatie het materiaal uit de gedempte sloten af te voeren. Dan zijn zowel de bodem- als asbestverontreiniging in de gedempte sloten verwijderd. Overig terrein Op basis van de onderzoeksresultaten wordt aanbevolen om binnen de grenzen van het bestemmingsplan de (sterke) verontreinigingen met PAK en/of zink in kaart te brengen. Uit het verkennend bodemonderzoek komen 5 deelgebieden naar voren waar nader onderzoek dient te worden uitgevoerd, namelijk: 1. ter plaatse van boring 01; 2. ter plaatse van boring 10; 3. ter plaatse van boring 06; 4. ter plaatse van boring S04; 5. ter plaatse van boring S05. Op basis van de resultaten uit het nader bodemonderzoek zal een saneringsplan dienen te worden opgesteld.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Pagina 20 Definitief
Bijlage 1:
Regionale ligging van de onderzoekslocatie
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlage 2:
Situatietekening
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlage 3:
Boorprofielbeschrijvingen en veldverslag
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlage 4:
Analysecertificaten grond
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlage 5:
Analysecertificaten grondwater
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlage 6:
Analysecertificaat asbest
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlage 7:
Wettelijke toetsingskader
Door het Ministerie van VROM is voor een groot aantal mogelijk verontreinigende stoffen een lijst met richtwaarden vastgesteld als toetsingskader voor de beoordeling van de kwaliteit van grond en grondwater. In de Circulaire bodemsanering 2009, in werking getreden op 1 april 2009 (Staatscourant 2009, 67), zijn voor grond interventiewaarden en voor grondwater streef- en interventiewaarden vastgesteld. De streefwaarden voor grond zijn vervangen door de achtergrondwaarden, zoals opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit (Staatscourant 2007, 247). De analyseresultaten van het onderhavig onderzoek zijn getoetst aan de bovengenoemde normen, te weten: Achtergrondwaarde grond: het gehalte dat is vastgesteld op basis van het gemeten gehalte van die stof zoals die voorkomt in de bodem van natuur- en landbouwgronden in Nederland, die niet zijn belast door lokale verontreinigingsbronnen; Streefwaarde grondwater: het gehalte waarbij sprake is van duurzame bodemkwaliteit. Deze referentiewaarde wordt gegeven voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van Verwaarloosbare Risico’s voor het ecosysteem; Interventiewaarde grond / grondwater: het gehalte waarbij sprake is van ernstige of dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Tussenwaarde (nader bodemonderzoek): gemiddelde waarde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde, waarbij mogelijk sprake is van ernstige of dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij de bespreking van de analyseresultaten worden de volgende begrippen gehanteerd: • Niet verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde of streefwaarde; • Licht verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde en groter dan de achtergrondwaarde of streefwaarde; • Matig verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde en groter dan de tussenwaarde; • Sterk verontreinigd: concentratie is groter dan de interventiewaarde. De achtergrondwaarden en interventiewaarden voor grond worden berekend op basis van het humus- en lutumgehalte. Achtergrondinformatie berekeningen De achtergrondwaarden en de interventiewaarden voor grondmonsters worden berekend op basis van het humus (organische stof) en lutum- (fractie minerale bodemdeeltjes < 2 µm) gehalte, vanwege de adsorptieve eigenschappen van deze parameters. De relaties zijn vastgelegd in zogenaamde bodemtype-correctiefactoren. Voor organische stoffen (zoals minerale olie en polycyclische aromatische koolwaterstoffen - PAK) is alleen het organische stofgehalte van belang. Berekeningen interventiewaarden grond: Voor organische parameters: I(b) = I(s) * Voor anorganische parameters:
I(b) = I(s) *
% organische stof 10 A + (B% lutum) + C% organische stof A + (B25) + (C10)
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
waarbij: I(b) = berekende interventiewaarde I(s) = interventiewaarde standaardbodem (25% lutum en 10% organische stof) Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij achtergrondwaarden wordt in bovenstaande formules interventiewaarde -I(b) en I(s)- vervangen door streefwaarde -AW(b) en AW(s)-. Indien sprake is van een achtergrondwaarde voor een individuele stof die onder de bepalingsgrens ligt, is sprake van een overschrijding van de achtergrondwaarde indien de bepalingsgrens wordt overschreden. Dit komt bijvoorbeeld geregeld voor bij de parameter minerale olie (GC). De A, B en C-waarden zijn stofafhankelijke constanten en zijn weergegeven in onderstaande tabel: Stofnaam Barium
A 30
B
C
5
0
Cadmium
0,4
0,007
0,021
Kobalt
2
0,28
0
Koper
15
0,6
0,6
0,0034
0,0017
50
1
1
Nikkel
10
1
0
Zink
50
3
1,5
Kwik Lood
0,2
Molybdeen
PAK Voor de interventiewaarde PAK wordt geen bodemtypecorrectie toegepast voor bodems met een organisch stofgehalte tot 10% en bodems met een organisch stofgehalte boven de 30%. Voor bodems met een organisch stofgehalte tot 10% wordt een interventiewaarde van 40 mg/kg ds en voor bodems met een organisch stofgehalte vanaf 30% een interventiewaarde van 120 mg/kg ds. Tussen de 10% en 30% organische stof gehalte kan gebruik worden gemaakt van de volgende bodemcorrectieformule: I(b) = 40 *
% organische stof 10
waarbij: I(b) = berekende interventiewaarde
Asbest De restconcentratienorm voor de toepassing en het hergebruik van alle asbestbevattende materialen is in de Circulaire bodemsanering vastgesteld op 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). Ernst en spoed Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien in meer dan 25 m3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging, of in meer dan 100 m3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging, de gemiddelde concentratie de interventiewaarde overschrijdt.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bij asbestverontreinigingen is het volumecriterium niet van belang, volgens de Circulaire bodemsanering; indien de restconcentratienorm voor asbest van 100 mg/kg gewogen wordt overschreden in de bodem, is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De spoedeisendheid van de sanering is onder andere afhankelijk van de actuele risico's van de ernstige verontreiniging voor de volksgezondheid, het ecosysteem en verspreiding via het grondwater. Indien geen sprake is van actuele risico's, dan hebben saneringsmaatregelen geen spoed. Zorgplicht Voor bodemverontreinigingen welke zijn ontstaan na 1 januari 1987 geldt het zorgplichtartikel (artikel 13 Wet bodembescherming). Hierin wordt bepaald dat een ieder verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd om aantasting van de bodem te voorkomen, danwel de bodem te saneren en de gevolgen van verontreiniging te beperken of zo veel mogelijk ongedaan te maken. De saneringsnoodzaak bij zorgplichtsaneringen is in principe onafhankelijk van de ernst van de verontreiniging of de spoedeisendheid.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlage 8:
Grondverzet, sloop en asbest
Grondverzet Grond kan om diverse redenen vrijkomen op een locatie. Voordat grond (elders) kan worden toegepast dan wel kan worden hergebruikt, dient duidelijk te zijn of het gaat om: • schone grond (vrij toepasbaar); • licht en matig verontreinigde hergebruiksgrond (kan op locatie en/of buiten de locatie worden toegepast als bodem of worden toegepast in een werk); • sterk verontreinigde grond met immobiele verontreiniging (kan onder speciale voorwaarden worden herschikt binnen het terrein); • niet toepasbare grond (dient te worden gereinigd of gestort door een hiertoe erkend bedrijf). Onderhavig bodemonderzoek is steekproefsgewijs uitgevoerd en geeft een indicatie van de kwaliteit van de grond. Voor toepassing van schone of hergebruiksgrond kan door het bevoegd gezag een partijkeuring worden vereist. Of dit nodig is kan per gemeente en per gebied verschillen. Indien gewenst kan CSO Adviesbureau aanvullend advies gegeven over hergebruik van eventueel vrijkomende grond en zonodig een partijkeuring uitvoeren. Indien sprake is van overschrijding van de interventiewaarde is voor grondverzet veelal ook een saneringsplan noodzakelijk. CSO Adviesbureau kan desgewenst aanvullend aan dit onderzoek een saneringsplan voor u opstellen en afstemmen met het bevoegde gezag. Sloop en Asbest Voor het verkrijgen van een sloopvergunning is het uitvoeren van een asbestinventarisatie verplicht. Tijdens een dergelijke inventarisatie wordt het gebouw geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbest. Aanwezige asbest kan bij sloop vrijkomen in de vorm van schadelijke vezels en zo een risico vormen voor de slopers of de omgeving. Tijdens de inventarisatie worden de risico’s in kaart gebracht. Een asbestinventarisatie dient te worden uitgevoerd conform de SC 540. Een dergelijke inventarisatie kan CSO Adviesbureau voor u uitvoeren. Desgewenst kunnen wij tevens sloopbestekken voor u opstellen en de sloop voor u begeleiden.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bijlage 9:
Lijst van gebruikte afkortingen en begrippen
Algemeen Bodem: Drie-dimensionaal lichaam dat een deel van het bovenste gedeelte van de aardkorst beslaat en eigenschappen heeft die verschillen van het onderliggende gesteente als gevolg van interacties tussen klimaat, levende organismen (met inbegrip van menselijke activiteit), moedermateriaal en reliëf. Bodemverontreiniging: Het totale bodemvolume waarvan de concentraties van één of meer stoffen boven de streefwaarde (WBB) of lokale achtergrondwaarde liggen. Vooronderzoek: Het verzamelen van beschikbare gegevens over bodemgesteldheid, geohydrologische situatie alsmede het vroeger, huidig en toekomstig gebruik van de locatie en de directe omgeving. Verkennend bodemonderzoek: Een bodemonderzoek dat ten doel heeft met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op een bepaalde locatie bodemverontreiniging aanwezig is. Nader bodemonderzoek: Onderzoek in het kader van de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming met als doel het vaststellen van de aard en concentraties van de verontreinigende stoffen en de omvang van de bodemverontreiniging om, in het licht van de (potentiële) mogelijkheden van blootstelling en verspreiding, te bepalen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en om urgentie van de sanering vast te stellen. Bodemsanering: Technische maatregelen die tot doel hebben bodemverontreiniging te verwijderen, te isoleren of te beheersen. m-mv: meter beneden het maaiveld
Geohydrologie Geohydrologie: Samenhang tussen de bodem van een gebied en het gedrag (bijv. stroming) van het grondwater. Afzetting: In bepaald geologisch tijdperk ontstaan bodemmateriaal, dat door wind of water is afgezet. Deklaag: Slecht doorlatende bovenste bodemlaag. Eerste watervoerende pakket: Minst diep gelegen goed waterdoorlatende bodemlaag. Infiltratie: Het binnentreden van water in de bodem door het grondoppervlak. Inzijging: Neerwaarts gerichte grondwaterstroming. Kwel: Opwaarts gerichte grondwaterstroming.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
Bodemkunde Achtergrondgehalte: Gemiddeld gehalte aan een bepaalde verontreinigde stof, zoals dat algemeen in de omgeving van de locatie wordt aangetroffen. Locatiespecifieke omstandigheden: Terreinsituatie, bodemopbouw, terreingebruik e.d., die bepalend zijn voor de risico's, die een verontreiniging kan opleveren. Lutumgehalte: Gehalte aan klei in de bodem. Humusgehalte: Gehalte aan organisch stof in de bodem. Vergraven laag: Bodemlaag, die door (menselijke) activiteiten verstoord is en daardoor niet meer de oorspronkelijke gelaagdheid vertoont. Verontreinigingskenmerken: Kenmerken in de bodem, zoals afwijkende geuren en kleuren, die mogelijk duiden op de aanwezigheid van verontreinigde stoffen.
Laboratoriumonderzoek Mengmonster: Grondmonster dat is samengesteld uit meerdere monsters van verschillende locaties bestemd voor chemische analyse. Chromatogram: Grafiek, die het resultaat is van een bepaalde analysemethode in het laboratorium en waarmee de aard en de concentratie van de te onderzoeken stoffen kunnen worden bepaald. Detectiegrens: Laagst meetbare gehalte/concentratie met een bepaalde analysemethode. GC/MS: Gas-chromatografie met Massa-Spectrometrie, methode om in het laboratorium aard en gehalte aan vooraf onbekende stoffen te bepalen. pH: Zuurgraad, hoe lager de pH, hoe zuurder. EC: Elektrisch geleidingsvermogen
Stoffen Aromaten: Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen zijn stoffen die behoren tot de chemische familie van de aromaten. Ze worden gewonnen uit steenkoolteer en aardolie en gebruikt als oplosmiddel voor verf, rubber, was en oliën. Ook worden aromaten toegevoegd aan brandstoffen, zoals benzine, ter verhoging van het octaangehalte. Aromaten zijn vluchtig en lossen goed op in het grondwater. Ze worden in het algemeen relatief snel met het grondwater verspreid. Aromaten zijn biologisch redelijk afbreekbaar. Benzeen is kankerverwekkend en wordt als zeer giftig beschouwd. De overige aromaten zijn minder giftig.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief
PCB’s: PCB’s zijn een uitgebreide familie van polychloorbifenylen. PCB’s zijn doorgaans wit kristallijne stoffen met een lage dampspanning en slechte oplosbaarheid in water. De stoffen lossen goed op in olie. De stoffen zijn biologisch slecht afbreekbaar en hopen op in vetweefsel. Sinds 1985 is de productie van deze stoffen verboden. Door de slechte brandbaarheid zijn deze stoffen gebruikt in de industrie als bijmenging in smeermiddel en koelvloeistoffen in transformatoren en isolatoren. Ook zijn PCB’s in het verleden gebruikt in verven en lakken. De stoffen zijn carcinogeen en kunnen o.a. leverschade veroorzaken. De giftigheid verschilt per verbinding. Halogeenkoolwaterstoffen: Halogeenkoolwaterstoffen zijn vluchtige organische verbindingen waarin één of meer chloor- of broomatomen voorkomen. Zij worden veel gebruikt als ontvettingsmiddel voor metalen, als verfafbijtmiddel, als chemisch reinigingsmiddel ('dry-cleaning'), als brandblusmiddel of als oplosmiddel voor verf, lak of lijm. Halogeenkoolwaterstoffen zijn zeer vluchtig en goed oplosbaar in grondwater. Omdat deze stoffen zwaarder zijn dan water kunnen ze tot zeer diep in de bodem doordringen. Halogeenkoolwaterstoffen zijn biologisch afbreekbaar. Halogenen zijn giftig. Acute effecten zijn geïrriteerde slijmvliezen en een narcotisch effect. Bij langdurige blootstelling kan schade aan het (centrale) zenuwstelsel optreden. Minerale olie: Minerale olie bestaat uit een mengsel van koolwaterstofketens met een lengte van 10 (C-10) tot 40 (C40) koolstofatomen en wordt gewonnen uit aardolievelden. Onder minerale olie worden verstaan: brandstoffen (diesel, benzine, huisbrandolie, stookolie), smeerolie, motorolie, snij-en walsolie, oplosmiddelen (terpentine, thinner) en teerolie. Aan het voorkomen en de verdeling van de ketenlengtes kan men zien om wat voor olie het gaat. Lichte oliesoorten als thinner en benzine zijn zeer vluchtig, relatief goed oplosbaar en vrij mobiel in de bodem. Zware oliesoorten zijn minder vluchtig en veel minder mobiel in de bodem. Minerale olie is redelijk goed biologisch afbreekbaar. Minerale olie is in vergelijking tot de overige hier genoemde stoffen weinig giftig, maar kan wel stankoverlast en hoofdpijnklachten veroorzaken. PAK's: PAK staat voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen; voorbeelden zijn naftaleen en benzo(a)pyreen. PAK's zijn roetachtige stoffen, die ontstaan bij de onvolledige verbranding van koolwaterstoffen, bijvoorbeeld bij de productie van cokes of steenkoolgas. PAK's worden toegepast bij de productie van rubber, verf, kunststoffen, lakken, minerale oliën en teer- en asfaltproducten. In de uitlaatgassen van motoren komen PAK als roetdeeltjes voor. In verkeersrijke gebieden worden daarom vaak relatief hoge achtergrondgehalten in de bodem aangetroffen. PAK's zijn niet vluchtig, vrijwel onoplosbaar in grondwater en zeer slecht biologisch afbreekbaar. Ze worden niet tot nauwelijks met grondwater verspreid. Sommige PAK's, waaronder benzo(a)pyreen, zijn kankerverwekkend en giftig en komen daarom op de zwarte lijst voor. Zware metalen: Zware metalen zijn metalen met een soortelijk gewicht groter dan 5.000 kg/m3. Voorbeelden zijn barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink. Zware metalen komen in Nederland van nature in de bodem voor in gehalten van 0,1 tot maximaal ongeveer 100 mg/kg (achtergrondwaarden). Ze worden gebruikt in de metaalindustrie, in de galvanische industrie, in de chemische industrie als katalysator en pigment en in de elektronische industrie. Lood is tot voor kort als anti-klopmiddel aan benzine toegevoegd. In verkeersrijke gebieden worden daarom relatief hoge achtergrondgehalten lood in de grond aangetroffen. Zware metalen zijn niet vluchtig en slecht oplosbaar. Ze worden sterk gebonden aan klei- en humusdeeltjes in de grond en worden relatief langzaam getransporteerd met het grondwater. Zware metalen zijn niet biologisch afbreekbaar. De giftigheid van zware metalen loopt uiteen. Cadmium en kwik zijn vanwege hun giftigheid op de zwarte lijst geplaatst. Metalen als kobalt, koper, molybdeen en zink vervullen een belangrijke rol bij de stofwisseling in het menselijk lichaam en zijn pas giftig bij relatief hoge doses. Meestal gaat het bij de giftigheid ook om de combinatie van diverse stoffen. Bariumzouten kunnen giftig zijn. Dit hangt echter samen met de oplosbaarheid van dit zout.
11A095.R005.RP.GL 28 november 2011 Definitief