Vergelijken of corrigeren? 1 VERGELIJKEN OF CORRIGEREN?
Vergelijken of corrigeren? De processen die ten grondslag liggen aan contextuele invloeden op de beoordeling van nieuwe objecten
Wouter M. van den Hoogen, Anneloes L. Meijnders, & Cees J.H. Midden Technische Universiteit Eindhoven, capaciteitsgroep Mens Techniek Interactie
Aantal woorden: 2762
Vergelijken of corrigeren? 2 Samenvatting Met twee experimenten is onderzocht of vergelijking of correctie ten grondslag ligt aan de eerder gevonden modererende invloed van onderscheidbaarheid van contextinformatie op de richting van contexteffecten voor de beoordeling van nieuwe objecten. De resultaten laten zien dat verhoogde motivatie om over het onderwerp na te denken alleen niet voldoende is voor het optreden van contrast (Studie 1) en dat het optreden van contrast afhankelijk is van de door de context geactiveerde dimensie (Studie 2). De resultaten onderbouwen de veronderstelling dat het eerder gevonden contrasteffect (Van den Hoogen, Meijnders & Midden, 2006a) het gevolg is van vergelijking en niet van correctie.
Vergelijken of corrigeren? 3 Vergelijken of corrigeren? De processen die ten grondslag liggen aan contextuele invloeden op de beoordeling van nieuwe objecten In divers onderzoek binnen het domein van sociale vergelijking is gevonden dat onderscheidbaarheid van de contextinformatie (de mate waarin een concrete representatie of een eigenschap geactiveerd is) de richting van contexteffecten modereert (o.a. Stapel & Koomen, 2000; Stapel & Winkielman, 1998). Contrast bleek het gevolg van de activatie van onderscheidbare contextinformatie. Assimilatie bleek het gevolg van de activatie van niet onderscheidbare contextinformatie. Volgens het ‘Interpretation Comparison Model’ (ICM, Stapel & Koomen 2000) is contrast het gevolg van het gebruik van onderscheidbare informatie als een vergelijkingsstandaard, terwijl assimilatie het gevolg is van het gebruik van niet onderscheidbare informatie als interpretatieframe. Van den Hoogen et al. (2006a) repliceerden dit effect bij een object buiten het domein van de sociale vergelijking: de beoordeling van biomassa als bron voor de opwekking van elektriciteit. Consistent met de bevindingen van Stapel en Koomen (2000) bleek assimilatie op te treden als de contextinformatie niet onderscheidbaar was (de context werd uitsluitend genoemd). Contrast bleek op te treden als de contextinformatie onderscheidbaar gemaakt was (door de context te laten beoordelen). Hieruit concludeerden de auteurs dat de onderscheidbaarheid van de contextinformatie niet alleen voor sociale vergelijking, maar ook voor de evaluatie van nieuwe objecten de richting van de contexteffecten modereert. Onderzoek van Van den Hoogen, Meijnders en Midden (2006b) liet verder zien dat het optreden van contrast gemodereerd wordt door cognitieve capaciteit. Bij verminderde cognitieve capaciteit bleek contrast bij onderscheidbare contextinformatie niet op te treden. Hoewel de resultaten van Van den Hoogen et al. (2006a, 2006b) consistent zijn met de veronderstelde effecten van onderscheidbaarheid, is er een alternatieve verklaring denkbaar voor het gevonden contrasteffect. Het is mogelijk dat niet vergelijking, maar correctie ten
Vergelijken of corrigeren? 4 grondslag ligt aan het eerder gevonden contrasteffect. Volgens de correctiehypothese zullen mensen corrigeren voor een vermeende invloed van de contextinformatie op hun oordeel over het doelobject (Martin, Seta & Crelia, 1990). Correctie voor een vermeende positieve invloed zal volgens deze auteurs de beoordeling van het doelobject negatief beïnvloeden. Consistent met de bevindingen van Van den Hoogen et al. (2006b) wordt verder verondersteld dat correctie (evenals vergelijking) cognitief belastend is (e.g. Schwarz, 1995). Het is mogelijk dat de manipulatie van onderscheidbaarheid zoals gebruikt in eerder onderzoek (o.a. Van den Hoogen et al. 2006a) deelnemers heeft doen vermoeden dat de context hun oordeel over het doelobject zou beïnvloeden. Correctie voor deze invloed zou het gevonden contrasteffect kunnen verklaren. Wellicht is in eerder onderzoek (Van den Hoogen et al. 2006a) onderscheidbaarheid foutief toegewezen als moderator van de richting van de contexteffecten. In dit artikel wordt met twee studies onderzocht of vergelijking danwel correctie ten grondslag ligt aan het optreden van contrast bij de beoordeling van nieuwe objecten. Vergelijken of corrigeren? Hoewel vergelijking en correctie beiden leiden tot contrast, verschillen de processen op de gevoeligheid voor twee factoren: motivatie en dimensiespecificiteit. Onderzoek van Martin et al. (1990) laat zien dat hoge motivatie tot nadenken assimilatie om kan laten slaan in correctiecontrast. Bij lage motivatie vonden Martin et al. (1990) assimilatie en bij hoge motivatie vonden zij correctiecontrast. Dit suggereert dat correctiecontrast op kan treden als gevolg van verhoogde motivatie om over het onderwerp na te denken. Voor vergelijking daarentegen wordt verondersteld de contextinformatie onderscheidbaar moet zijn (o.a. Stapel & Winkielman, 1998). Is de context niet onderscheidbaar dan wordt geen vergelijkingscontrast verwacht, ook niet bij verhoogde motivatie om na te denken. Het optreden van contrast bij presentatie van niet onderscheidbare informatie als gevolg van
Vergelijken of corrigeren? 5 verhoogde motivatie zou dus indicatief zijn voor correctiecontrast, en niet voor vergelijkingscontrast. Een tweede factor die inzicht kan bieden in het proces dat ten grondslag ligt aan het contrasteffect is de afhankelijkheid van de geactiveerde dimensie. In een meta-analyse (De Coster & Claypool, 2004) bleek correctiecontrast onafhankelijk te zijn van een overlap tussen de geactiveerde eigenschappen en de eigenschappen waarop het doelobject beoordeeld werd. Voor vergelijkingscontrast echter, bleek de invloed van de contextinformatie het sterkst te zijn als het doelobject beoordeeld werd op de dimensie die door de context geactiveerd werd (DeCoster & Claypool, 2004; Stapel & Winkielman, 1998). Het lijkt dus zo te zijn dat correctiecontrast niet dimensiespecifiek is terwijl vergelijkingscontrast dit wel is. De gevoeligheid van contrast voor de motivatie om na te denken en de dimensiespecificiteit van het contrasteffect zijn dus indicatief voor het onderliggende proces. Om meer inzicht te krijgen in de processen achter het optreden van assimilatie en contrast zullen deze twee factoren in dit artikel nader belicht worden. Studie 1 In deze studie is onderzocht of het optreden van contrast afhangt van de motivatie om over het onderwerp na te denken. Om correctie en vergelijking te kunnen onderscheiden is de motivatie om na te denken gemanipuleerd terwijl de contextinformatie niet onderscheidbaarheid werd gehouden. Eerder onderzoek heeft laten zien dat beoordeling van het contextobject een concrete representatie van het object activeert en daarmee de contextinformatie onderscheidbaar maakt (o.a. Stapel & Winkielman, 1998; Van den Hoogen et al., 2006a). In deze studie is het contextobject niet beoordeeld en kan de contextinformatie als niet onderscheidbaar beschouwd worden. Volgens de correctiehypothese zou verhoogde motivatie om na te denken moeten leiden tot contrast. Voor het optreden van vergelijkingscontrast echter is onderscheidbare contextinformatie een voorwaarde.
Vergelijken of corrigeren? 6 Methode Deelnemers en Opzet. Aan het onderzoek namen 86 studenten van Universiteit Twente deel. Het experiment had een 2 (context-valentie: positief vs. negatief) x 2 (motivatie: hoog vs. laag) tussen proefpersonen ontwerp. Procedure. Het experiment was onderdeel van een reeks ongerelateerde onderzoeken. Elk onderzoek werd afzonderlijk geïntroduceerd. Ter introductie lazen de deelnemers dat het onderzoek door de Europese Unie opgezet was om een beeld te krijgen van de perceptie van het gebruik van energiebronnen in een nieuwe elektriciteitscentrale. Deelnemers werd gevraagd zich voor te stellen dat de centrale ofwel bij hun in de buurt (hoge motivatie) of in Finland (lage motivatie) gebouwd zou worden. Het idee is dat de bouw van een centrale nabij de woning van mensen resulteert in verhoogde betrokkenheid en verhoogde motivatie om na te denken over het gebruik van energiebronnen. In de hoge motivatie condities werd tevens benadrukt dat de deelnemers omwonenden van de centrale zouden worden. Als manipulatie van context-valentie werd hierna zonlicht (positief) of steenkool (negatief) als voorbeeld van één van de mogelijke energiebronnen voor de centrale gepresenteerd. Deze introductie van het contextobject bleef tijdens evaluatie van het doelobject (biomassa) zichtbaar aan de bovenkant van het scherm. Proefpersonen gaven vervolgens hun oordeel over het gebruik van biomassa voor de opwekking van elektriciteit op zes unipolaire milieugerelateerde 7-puntsschalen. Deze schalen (milieuvriendelijk, milieuonvriendelijk, schadelijk, vervuilend, schoon, duurzaam; Cronbach’s α = .88) vormden samen de meting van de afhankelijke variabele. Na beoordeling van biomassa werd de motivatie om over het onderwerp na te denken gemeten met acht unipolaire 7-puntsschalen (Cronbach’s α = .90) en werd de context beoordeeld op zes unipolaire 7-puntsschalen (milieuvriendelijk, milieuonvriendelijk, slecht, goed, positief en negatief; Cronbach’s α = .97). Manipulatie checks
Vergelijken of corrigeren? 7 Motivatie. Na hercodering van de negatieve items zijn de scores voor de motivatiemeting gemiddeld, resulterend in een schaal lopend van 0 (niet gemotiveerd) tot 6 (zeer gemotiveerd). Uit een ANOVA met context-valentie en motivatie als onafhankelijke variabelen en de meting van motivatie als afhankelijke variabele bleek dat deelnemers die zich ingebeeld hadden dat de centrale bij hen in de buurt geplaatst zou worden meer gemotiveerd waren, M = 3.13, SD = 1.34, dan deelnemers die zich ingebeeld hadden dat de centrale in Finland gebouwd zou worden, M = 2.27, SD = 1.07, F(1, 82) = 10.98, p = .001. Beoordeling context. Na hercodering van de negatieve items zijn de scores voor de contextevaluatie gemiddeld tot een score lopend van -3 (negatief) tot +3 (positief). Zonlicht werd positief, M = 2.53, SD 0.51, en steenkool negatief beoordeeld, M = -0.71, SD = 1.36. Resultaten Milieuvriendelijkheid van het gebruik van biomassa werd onderworpen aan een 2 (context-valentie) x 2 (motivatie) ANOVA. Alleen het hoofdeffect van context-valentie bleek significant, F(1, 82) = 18.37, p <.001, ηp2 = .18. Ongeacht de motivatie werd biomassa als milieuvriendelijker beoordeeld met zonlicht als context dan met steenkool als context, duidend op assimilatie (zie Tabel 1). Dit betekent dat het onwaarschijnlijk is dat correctie heeft plaatsgevonden. De bevindingen zijn wel te rijmen met de vergelijkingshypothese. Volgens de vergelijkingshypothese zou vergelijkingscontrast alleen op moeten treden als de contextinformatie onderscheidbaar is, en niet als de contextinformatie niet onderscheidbaar is. Studie 2 Zoals reeds beschreven wordt verondersteld dat vergelijkingscontrast wel en correctiecontrast niet dimensiespecifiek is. In Studie 2 hebben we de dimensie waarop het contextobject onderscheidbaar was gemanipuleerd. Als contrast inderdaad het gevolg is van een vergelijkingsproces en niet van een correctieproces, dan zou contrast alleen op moeten
Vergelijken of corrigeren? 8 treden op de dimensie waarop de context beoordeeld is en gebruikt kan worden als vergelijkingsstandaard. Methode Deelnemers en Opzet. In totaal namen 98 studenten van de Universiteit Wageningen deel aan het onderzoek. Het experiment had een 2 (context-valentie: positief vs. negatief) x 2 (geactiveerde dimensie: milieuvriendelijkheid vs. toekomstige beschikbaarheid) tussen proefpersonen ontwerp. De afhankelijke variabelen waren waargenomen milieuvriendelijkheid en toekomstige beschikbaarheid van biomassa. Twee deelnemers waren uitbijters op de maat van milieuvriendelijkheid van biomassa en zijn niet meegenomen in de analyses. Procedure. Proefpersonen kregen op een computerscherm een korte introductie te lezen waarin verteld werd dat het onderzoek over het gebruik van energiebronnen voor de opwekking van elektriciteit ging. De presentatie van het contextobject was gelijk aan de wijze waarop deze in Studie 1 gepresenteerd was. De geactiveerde dimensie werd gemanipuleerd door na introductie van het contextobject de deelnemers het contextobject te laten beoordelen op milieuvriendelijkheid óf toekomstige beschikbaarheid. Hierna werd biomassa beoordeeld op zowel milieuvriendelijkheid (milieuvriendelijk, milieuonvriendelijk, schadelijk, vervuilend, schoon, onschadelijk; Cronbach’s α = .87) als toekomstige beschikbaarheid (op raken, voorradig, toekomstig beschikbaar; Cronbach’s α = .87). Na beoordeling van biomassa werd de context beoordeeld op vier unipolaire schalen (positief, negatief, slecht, goed; Cronbach’s α = .97). Manipulatie check Context-evaluatie. Na hercodering van de negatieve items zijn de scores voor de contextevaluatie gemiddeld tot een score lopend van -3 (negatief) tot +3 (positief). Zonlicht werd positief, M = 2.65, SD = 0.36, en steenkool negatief beoordeeld, M = -1.25, SD = 0.98.
Vergelijken of corrigeren? 9 Resultaten De beoordeling van milieuvriendelijkheid en toekomstige beschikbaarheid van biomassa zijn onderworpen aan een MANOVA met context-valentie en dimensie als onafhankelijke variabelen. Geen van de multivariate hoofdeffecten was significant (contextvalentie, F(2, 91) = 1.08, p = .34; dimensie, F(2, 91) = 1.09, p = .34). De verwachte multivariate interactie tussen context-valentie en dimensie was significant, F(2, 91) = 3.09, p = .05, ηp2 = .06. Simpele effect analyses wezen uit dat alleen op de dimensie waarop de context beoordeeld was contrast optrad (zie Tabel 2a en 2b). Was de context beoordeeld op milieuvriendelijkheid dan benaderde het contrasteffect significantie voor milieuvriendelijkheid van biomassa, F(1, 92) = 3.39, p = .07, maar niet voor toekomstige beschikbaarheid van biomassa, F < 1. Was de context beoordeeld op toekomstige beschikbaarheid dan benaderde het contrasteffect significantie voor toekomstige beschikbaarheid van biomassa, F(1, 92) = 3.69, p = .06, maar niet voor milieuvriendelijkheid van biomassa, F < 1. Deze resultaten wijzen op vergelijkingscontrast, en niet op correctiecontrast. Discussie en Conclusie In twee experimenten hebben we de hypothese dat vergelijking ten grondslag ligt aan het optreden van contrast bij de beoordeling van nieuwe objecten verder onderzocht. Eerder onderzoek (o.a. Stapel & Koomen, 2000; Van den Hoogen et al., 2006a, 2006b) liet zien dat onderscheidbaarheid van de contextinformatie de richting van contexteffecten modereert en dat het proces dat leidt tot contrast na presentatie van onderscheidbare contextinformatie cognitief belastend is (Van den Hoogen et al., 2006b). In de twee hier gepresenteerde experimenten hebben we correctie als alternatieve verklaring voor deze effecten van onderscheidbaarheid onderzocht.
Vergelijken of corrigeren? 10 In Studie 1 hebben we de motivatie om na te denken gemanipuleerd terwijl de contextinformatie niet onderscheidbaarheid gehouden werd. De resultaten van deze studie laten assimilatie zien, onafhankelijk van het niveau van motivatie. Verhoogde motivatie bij presentatie van niet onderscheidbare contextinformatie lijkt niet voldoende te zijn om tot contrast te leiden. In Studie 2 is naar een tweede factor gekeken waarop correctie en vergelijking verschillen. In deze studie hebben we de dimensie waarop de contextinformatie onderscheidbaar was gemanipuleerd. De resultaten laten zien dat contrast alleen optrad op de dimensie waarop de contextuele informatie onderscheidbaar was. Deze gevoeligheid van het optreden van contrast voor de geactiveerde dimensie van de contextinformatie wordt verondersteld voor vergelijking, maar niet voor correctie. De resultaten geven hiermee weinig reden om te veronderstellen dat het eerder gevonden contrasteffect (Van den Hoogen et al., 2006a) het gevolg is van correctie. Bij elkaar genomen geven de bevindingen van deze twee studies verdere aanwijzingen voor de veronderstelling dat onderscheidbaarheid van de contextinformatie de richting van de contexteffecten voor de beoordeling van nieuwe, onbekende objecten (zoals biomassa) modereert. Ze laten zien dat de onderscheidbaarheid van de informatie zoals deze gepresenteerd wordt het gebruik ervan beïnvloedt. Niet onderscheidbare informatie bleek te resulteren in assimilatie, ook bij verhoogde motivatie tot nadenken. De resultaten onderbouwen daarmee de veronderstelling dat aan het optreden van contrast zoals eerder gevonden door Van den Hoogen et al. (2006a) het gebruik van onderscheidbare contextinformatie als een vergelijkingsstandaard, en niet correctie, ten grondslag ligt.
Vergelijken of corrigeren? 11 Literatuur
DeCoster, J. & Claypool, H. M. (2004). A meta-analyses of priming effects on impression formation supporting a general model of informational biases. Personality and Social Psychology Review, 8, 2-27. Martin, L. L., Seta, J. J., & Crelia, R. A. (1990). Assimilation and Contrast as a Function of People's Willingness and Ability to Expend Effort in Forming an Impression. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 27-37. Schwarz, N. (1995). Social cognition: Information accessibility and use in social judgment. In E. E. Smith & D. N. Osherson (Eds.), Thinking: An invitation to cognitive science (pp. 345-176). Cambridge, Massachusetts: The MIT press. Stapel, D. A. & Koomen, W. (2000). Distinctness of others, mutability of selves: Their impact on self-evaluations. Journal of Personality and Social Psychology, 79, 1068-1087. Stapel, D. A. & Winkielman, P. (1998). Assimilation and contrast as a function of contexttarget similarity, distinctness, and dimensional relevance. Personality and Social Psychology Bulletin, 24, 634-646. Van den Hoogen, W. M., Meijnders, A. L., & Midden, C. J. H. (2006a). De invloed van onderscheidbaarheid en saillantie van contextuele informatie op richting en sterkte van contexteffecten. In Jaarboek Sociale Psychologie 2005 (pp. 207-214). Groningen, The Netherlands: ASPO pers. Van den Hoogen, W.M., Meijnders, A.L., & Midden, C.J.H. (2006b). Context effects on public attitudes towards new energy sources, Paper presented at the 26th International Congress of Applied Psychology, Athens, Greece.
Vergelijken of corrigeren? 12 Noot van de Auteurs Wouter M. van den Hoogen, Anneloes L. Meijnders en Cees J.H. Midden, Capaciteitsgroep Mens Techniek Interactie, Technische Universiteit Eindhoven. Dit project wordt gefinancierd met een subsidie van NWO/SenterNovem stimuleringsprogramma energieonderzoek. Correspondentie kan gestuurd worden naar Wouter van den Hoogen, Capaciteitsgroep Mens Techniek Interactie, Technische Universiteit Eindhoven, Postbus 513, 5600 MB Eindhoven, Nederland; E-mail:
[email protected] .
Vergelijken of corrigeren? 13 Tabellen:
Tabel 1: Milieuvriendelijkheid van biomassa afhankelijk van Context-valentie en Motivatie Context Valentie Motivatie
Positief (zonlicht)
Negatief (steenkool)
Laag
1.22 (1.30)
-0.11 (1.21)
Hoog
0.84 (0.80)
-0.03 (1.35)
1.04 (1.10)
-0.07 (1.36)
Noot: De waarden in de tabel zijn gemiddelden voor milieuvriendelijkheid van biomassa op een schaal van -3 (milieuonvriendelijk) tot +3 (milieuvriendelijk) met standaardafwijkingen tussen haken.
Vergelijken of corrigeren? 14 Tabel 2a: Milieuvriendelijkheid van biomassa afhankelijk van Context-valentie en Dimensie Context-valentie Dimensie
Positief (zonlicht)
Negatief (steenkool)
Milieuvriendelijkheid
0.87 (1.00)
1.38 (0.79)
Toekomstige beschikbaarheid
0.85 (1.11)
0.81 (0.97)
Noot: De waarden in de tabel zijn gemiddelden voor milieuvriendelijkheid van biomassa op een schaal van -3 (milieuonvriendelijk) tot +3 (milieuvriendelijk) met standaardafwijkingen tussen haken.
Tabel 2b: Toekomstige beschikbaarheid van biomassa afhankelijk van Context-valentie en Dimensie. Context-valentie Dimensie
Positief (zonlicht)
Negatief (steenkool)
Milieuvriendelijkheid
1.19 (1.42)
1.12 (1.48)
Toekomstige beschikbaarheid
0.64 (1.30)
1.38 (1.06)
Noot: De waarden in de tabel zijn gemiddelden voor toekomstige beschikbaarheid van biomassa op een schaal van -3 (niet beschikbaar) tot +3 (beschikbaar) met standaardafwijkingen tussen haken.