VERBIEST
Belgie¨-Belgique P.B. 2/111 LEUVEN 1
KOERIER Driemaandelijks Informatieblad Afgiftekantoor Leuven 1 Vol. XVI, september 2004
Ferdinand Verbieststichting (China-Europa Instituut) Naamsestraat, 63, bus 4 B - 3000 Leuven
Katholieke Universiteit Leuven
HET WONDER VAN STAF, DE WITTE KRAANVOGEL Twee Chinese karakters en twee mooie kraanvogels, afgebeeld hiernaast, trekken onze aandacht. Bai He, Witte Kraanvogel, dat was de Chinese voornaam van Staf Vloeberghs. Zijn volledige naam was Lu Bai-he. Die mooie witte kraanvogels ziet men op veel plaatsen, vooral in Zuid-China, gezeten hoog op de toppen van de bomen. Zij verbeelden al wat voornaam en edel is. Staf was voor de Chinezen zo’n edele witte kraanvogel. De twee Chinese woorden hiernaast afgebeeld zijn Zhong en Shu. Het eerste betekent ″trouw″, het tweede ″breeddenkendheid″ (vergevingsgezindheid). Twee karaktertrekken die het leven van Staf kenmerkten. Dankbaar gedenken we deze uitzonderlijke karaktertrekken van Staf, onze directeur van de Verbieststichting, die ons na een jaar vechten tegen zijn pijnlijke ziekte, heeft verlaten. Zo plots, na een deugddoend verlof in de zomer van 2003, is die ziekte als een agressieve inbreker het rustige leven van het mooie gezin Vloeberghs komen verstoren. Een jaar lang gingen protestvragen door het hoofd van Staf en Kris en dat van hun drie zonen Ward, Daan en Han: wat gebeurt er nu toch? Waar leidt dit heen? Dit kunnen we niet aanvaarden! Wij protesteren! Maar na een jaar van hoop tegen alle hoop in, is het ongelooflijke toch gebeurd. De ziekte heeft brutaal een tak van die mooiste boom gehakt. Pijnlijker kon het niet. Vrienden in Belgie¨, Taiwan en Peking hadden een jaar lang de optimistische kop-omhoog-berichten van Kris met bewondering en ontroering gelezen. Voor ons en voor onze Chinese vrienden waren het allemaal getuigenissen van hoop en vertrouwen in de toekomst. Misschien gebeurt er zelfs een wonder..., dacht Kris nog. Maar het wonder is niet gebeurd. Of toch wel? Het wonder namelijk dat we blijven gedenken: het wonder van Stafs leven. Want Staf was geen gewoon man. Ik herinner me Staf toen hij in 1969 Scheut in Taiwan kwam vervoegen. Twee karaktertrekken kenmerkten toen al die jonge man in al wat hij deed: Zhong (trouw) en Shu (breeddenkendheid). Trouw tegenover vrienden en collega’s, tegenover zijn taak en zijn levensideaal, dat hij nooit heeft verzaakt. Breeddenkend en vergevensgezind tegenover iedereen in eigen land en ook in China, dat hij als zijn nieuw land adopteerde. Staf werd in 1943 geboren in Broechem, als tweede kind in een gezin van negen. Hij was een idealist, een minzame man, eerder zwijgzaam, maar met een scherpe blik op mensen en toestanden. Hij verstond de kunst aandachtig te luisteren naar wat een ander vertelde, en gaf pas na enig nadenken, rustig maar zeer precies, zijn mening te kennen. Hij keek dwars doorheen de onrechtvaardige structuren in deze wereld. De kloof tussen rijkdom en armoede in Noord en Zuid deed hem pijn. Hij wilde ertoe bijdragen om dit te verhelpen en mensen bijeen brengen. 1
Elkeen van ons in Taiwan bewonderde de uitgesproken optie van Staf voor de misdeelden wijl hij in het toen nog arme Wanhua District van Taipei samen met Scheut ijverde om kansen te scheppen voor de kleine man. Sociale actie, dat was zijn terrein! De woorden van de Heer Jezus in Matteus bezielden hem toen al: Wat ge aan de minsten der mijnen hebt gedaan, dat hebt ge aan mij gedaan.(Mt 25, 35-40) Hij begeleidde ook een tijdje de Bond Zonder Naam in Taiwan. De diploma’s in Politieke en Sociale Wetenschappen en ook in Sinologie, die hij in de jaren zeventig behaalde, gaven Staf een ideale vorming voor het werk in China. Toen China zich opende voor samenwerking met het Westen vatte Scheut in 1981, samen met Provinciaal Wim Bollen, het plan op om de Verbieststichting op te starten. Van in het begin stond het vast dat Staf daarvoor de geknipte man was. Hij stemde toe, maar deed eerst nog een term van drie jaar als Culturele Attache´ op de Belgische Ambassade in Peking. Een rijke ervaring die hem goed te pas zou komen bij zijn latere werk bij de Stichting. Het was trouwens tijdens die periode dat de Stichting, samen met Staf en via directe medewerking van Ambassadeur Hollants van Loocke, het initiatief nam tot voorbereiding van de grootste China-tentoonstelling die ooit in Belgie¨ werd georganiseerd: China Hemel en Aarde, die honderdduizenden bezoekers trok. Vanaf 1988 werd, naast zijn familie, de Verbieststichting voor Staf als een tweede thuis. Via de Stichting zou hij zich in Leuven en in China volledig ontplooien: zowel zijn rijke menselijke kwaliteiten als zijn kennis en inzichten over China. Het begon met culturele activiteiten: de jaarlijkse Europa Ontmoetingen die Chinese studenten van Leuven naar Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Rome brachten. Op tientalle plaatsen in Vlaanderen en Wallonie¨ werden Chinese riten en liturgiee¨n georganiseerd. Maar Staf voelde zich vooral als een vis in het water bij de organisatie en de begeleiding van de Verbiest China-reizen. Die reizen begeleidde Staf al tien jaar. Daar was Staf op zijn best. Honderden mensen hebben Staf op die wijze leren kennen als de ideale gids die hen China leerde kennen en waarderen door zijn spontane omgang zowel met Chinezen als met Europeanen: rustig, degelijk, aandacht gevend aan de noden van elke tochtgenoot, in gulle vriendschap. Een toppunt in zijn optie voor de kleine man beleefde Staf toen hij ons programma voor ontwikkelingshulp op gang bracht. Hij begeleidde de Broeders Van Liefde naar Binnen-Mongolie¨ voor een drieweekse bijscholingscursus voor Chinese psychiaters; het begin van een samenwerkingsproject tussen de Stichting en de Broeders: ″Wat ge aan de minsten der mijnen hebt gedaan...″. Hij deed dat met hart en ziel. Ook zijn wetenschappelijke kennis over China ontplooide Staf ten volle in de Stichting. Al sinds 1997 was hij uitvoerend directeur van het Leuvens Bureel van de Stichting. Hij nam de leiding over de Verbiest Koerier en over zoveel wetenschappelijke publicaties in Leuven Chinese Studies. Samen met Sara Lievens en Cheryl Liao zocht Staf met zijn nauwgezetheid naar de perfectie. Het moest in orde zijn, precies, correct. Voor hij ons verliet werkte Staf aan de publicatie van de lezingen van ons 7e Symposium over de Geschiedenis van de Catechese in China. Dat zal nu door de Stichting speciaal aan hem worden opgedragen. Staf gaf lezingen over China in Vlaanderen en in het buitenland. Al meer dan tien jaar was hij een gewaardeerde vertegenwoordiger van de Stichting op internationale oecumenische China-vergaderingen in Duitsland, Zweden, Ierland, Italie¨. Voor al de vrienden die hij daar maakte, en voor ons, heeft Staf ons het wonder van zijn ″Zhong″ (trouw) en ″Shu″ (breeddenkenheid) voorgeleefd. Staf was uiteraard de aangewezen kandidaat om de leiding over de Stichting op zich te nemen als Directeur en Afgevaardigd Beheerder. Maar precies toen hij directeur werd sloeg de ziekte genadeloos toe. Zij kwam plots als die man met het mes − in het verhaal over de Man met de Panfluit − die de boom van schrik deed sidderen en er de mooiste tak van afhakte. Maanden, een vol jaar, 2
van grote ongerustheid volgde voor Staf, Kris, Ward, Daan en Han. Onzekerheid, schrik, opstandigheid allicht deed hen die protestvragen stellen. De tak werd brutaal afgehakt, ja... maar er was meer. Want tijdens dat jaar vechten met die vragen is er iets moois gebeurd en ook dat was deel van het Wonder van Staf. Kris zei het toen nog: zo’n ziekte wens je aan niemand toe! Maar wat we doorheen gans dit jaar in de familie beleefden aan zorg voor elkaar, en wat daar gegroeid is aan nauwe verbondenheid en diep-menselijke liefde, dat wens ik aan iedereen! En, eigenaardig genoeg, die relatie bereikte blijkbaar haar volle rijpheid toen ook de fysische uitputting en pijn van Staf haar top bereikte en toen zowel de dokter als Kris zeiden: Nu weet ik het niet meer! Staf is dan, in het bijzijn van Kris en de zonen, rustig heen gegaan... Het nieuws over Stafs heengaan heeft zich in ´e´en dag verspreid naar al die vele vrienden van Staf in Europa en over de hele wereld. Daags nadien al werd voor Staf gebeden en de eucharistie opgedragen in Peking, Taipei, Ulaanbaatar en Hongkong. Op al die plaatsen hebben vrienden, zoals wij vandaag, dankbaar het Wonder van Stafs leven in ons midden gevierd. Frederik van Eeden schreef in De kleine Johannes dit eenvoudig zinnetje: Het is een schoon ding een goed mens te zijn. Door een consequent beleven van zijn trouw en breeddenkenheid leefde Staf − bai he, de witte kraanvogel − onder ons als een edel en goed mens. Wat meer hoeft er dan nog gezegd? Niettegenstaande al die vragen en de pijn, is het Wonder van Staf onder ons inderdaad gebeurd. En het mooiste en meest hoopgevende is, dat dit wonder voortduurt, want dit is de boodschap uit het verhaal van De man met de panfluit die nu onder diezelfde boom komt zitten en met zijn fluit, gemaakt uit het hout van die mooiste, afgehakte tak, zijn melodie fluit: Horen jullie mij? Ik leef, ik leef! Meer dan ooit tevoren. Ik leef, ik zing, ik fluit! Wat een hoopvolle boodschap in al onze droefheid. (Jeroom Heyndrickx, cicm)
STUDIE EN ONDERZOEK
FERDINAND VERBIEST IN PEKING: ONDERWIJS IN MISSIONAIR PERSPECTIEF Dat het begrippenpaar ’missie’ (missionaris)’ / wetenschap(per) in de geschiedenis van de jezuïetenmissie in China heel wat problemen en spanningen belichaamt, is voldoende bekend: men hoeft alleen te denken aan de oppositie tegen de ’wetenschap’ als missionair middel binnen en buiten de jezuïeten, (soms) in en (vooral) buiten China. 1 Dit paar kan aangevuld worden met een derde term, namelijk onderwijs, een inherent aspect van ’missie’, ook buiten de strikte catechisatie. Onlangs trok A. Romano voor het eerst de aandacht op de complexe relatie tussen deze drie termen, en illustreerde C. Jami het onderwijs van de jezuïeten in China. 2 Het is onze bedoeling hier in het kort na te gaan hoe missie, wetenschap en onderwijs op elkaar inspeelden in het China van de Verbiest-periode (grosso modo 1670-1688). Verbiests activiteiten in China vertonen inderdaad, naast een uitgesproken ’wetenschappelijke’ dimensie die genoegzaam bekend is, en een (zeer zwak) catechetisch-pastoraal luik, ook een belangrijk ’didactisch’ aspect, dat in de literatuur nauwelijks aandacht heeft gekregen. In de verscheidene situaties waarin dit laatste aan bod komt, is Verbiests betrokkenheid niet altijd van dezelfde aard, maar vertaalt zich zowel in didactische overtuigingen, (pogingen tot) programmawijzigingen, als daadwerkelijke instructie. Het doelpubliek bestond, afhankelijk van het geval, uit zo’n diverse categoriee¨n als Chinese ambtenaren (binnen ´en buiten het Astronomisch Observatorium), Westerse kandidaten voor de missie, ´en de Kangxi keizer zelf. Zoals een korte analyse zal aantonen, was het onderwijs voor Verbiest indirect functioneel bij de verspreiding ´en de consolidatie van de ’prediking’. Wij herkennen hoofdzakelijk vijf situaties, waarin hij doelbewust − via het onderwijs (desgevallend met een ’geheime agenda’) − heeft geprobeerd in te grijpen ten bate van de China-missie.
Verbiest als docent Westerse mathematica aan het Astronomisch Observatorium in Peking (1669- ) Verbiests aanstelling als verantwoordelijke voor de kalender en het Astrono1
Bij de China-misionarissen bestond deze oppositie vnl. in de Schall-periode, maar schijnt in de Verbiest-periode, na de restauratie van de Missie dank zij de astronomie in 1669, vrijwel helemaal verdwenen te zijn. 2 Zie de bijdragen van A. Romano en C. Jami in Archives internationales d’Histoire des Sciences, 52, 2002, pp. 73101 en 159-175.
misch Bureau (april 1669), sloot ex officio ook de opleiding in van Chinese studenten, vnl. dan binnen de Astronomische Sectie (T’ien-wen-sheng; Shih-liangt’ien-wen-sheng). Hij heeft deze positie gebruikt om de Westerse mathematica en astronomie te introduceren bij de Chinese professionele astronomen: als het gedoogbeleid van de Keizer tegenover de missie direct voortsproot uit de betrouwbaarheid van de Kalender enz., was de opleiding van bevoegde Chinese kaders in Westerse astronomie ipso facto een bijkomende garantie voor de continuïteit van diezelfde missie. De (vnl. Westerse) bronnen tonen aan hoe het aantal studenten in de jaren 1670 wisselt tussen een 100tal en 300, dit laatste vermoedelijk na de integratie − op Verbiests eigen voordracht − van een reeks Manchus. In de opleiding wordt een vast schema gevolgd, waarbij volgens beurtrol, elke ’klasse’ van het Bureau 4 keer per maand aan de beurt komt, op een vastgestelde dag. De lessen (liça˜o), door Verbiest zelf gegeven, gingen door in de Li chu¨, in 1629/30 door Hsu¨ Kuang-ch’i opgericht als ’Westers Mathematisch Instituut’, in de bureaus van de voormalige Shou-shan shu-yu¨an of Tung-lin Academie, vlakbij Verbiests eigen Hsi-t’angresidentie. Over het programma van deze opleiding wordt niets gezegd. Gezien het kader waarin de opleiding gebeurde (het Astronomisch Observatorium) en de rekrutering van de studenten, was de opleiding naar alle waarschijnlijkheid vooral praktisch, maar niet noodzakelijk uitsluitend elementair: zij had zeker betrekking op westerse rekenkunde, maar ook op het werken met westerse eclipstabellen en de manipulatie van westerse astronomische instrumenten. Als zodanig was deze opleiding vermoedelijk verwant aan de opleiding die Verbiest zelf, in 1656/7, gegeven had aan het Cole´gio das Artes in Coimbra voor de jonge jezuïeten die zich voorbereidden op een carrie`re in de ’Indische’ missies. Van eventuele tekstboeken is niets bekend; bepaalde volumes uit Schalls Astronomische Encyclopedie (...) zullen hierbij zeker een rol gespeeld hebben. In het verlengde van deze colleges heeft Verbiest een reeks Chinese publicaties op het getouw gezet, uitdrukkelijk met het oog op het Chinees publiek (en voor een deel ook onder officie¨le druk). Dit geldt voor zijn groot 16-delig werk over de instrumenten van het Astronomisch Observatorium, de Ling-t’ai I-hsiang shih en t’u, waarvan − blijkens de inleiding − elke student een kopie ontving, en steeds opnieuw andere exemplaren konden afgedrukt worden, dank zij de toepassing van het xylografisch proce´de´. Dit geldt ook voor de tabellen van de zogenaamde Eeuwigdurende Kalender (1678), en van andere monografiee¨n over ’Westerse’ weten-
schappelijke onderwerpen. Omdat de ’studenten’ binnen het Astronomisch Bureau in principe vast benoemd waren, kreeg dit onderwijs onbedoeld een negatief bijeffect: reeds in een brief van 1678, d.i. na amper 9 jaar, stelt F. Verbiest vast, dat door deze opleiding de Chinese en Manchu leden van het Bureau in staat waren onafhankelijk de kalender te berekenen, en daardoor een Westerling aan het hoofd van het Bureau niet meer incontournable was en dus de positie van de jezuïeten in Peking in het gedrang kon komen. 3 Vanuit die optiek zal hij in de komende jaren zoeken naar andere ’steunpunten’ voor de missie, met name de ballistiek en, voornamelijk vanaf 1684, de geneeskunde. Niettemin gaan de lessen door, en in januari 1688 worden ze overgenomen door A. Thomas.
Verbiest probeert de Aristotelische metafysica in de officie¨le staatsexamens te introduceren (1678-84) Terwijl de astronomie in de eerste plaats voor zijn studenten werd ontsloten, heeft hij, deels voortbouwende op het werk van zijn voorgangers, het geheel van de Westerse fysica en metafysica, inbegrepen perspectiefkunde, optica, e.a., voor een ruimer publiek naar het Chinees vertaald. De basis hiervoor werd geleverd door de steeds gezaghebbende Commentarii Collegii Conimbricenses, die Verbiest zelf gedurende zijn verblijf in Coimbra van zeer nabij heeft leren kennen. In de jaren 1680 werd dit alles gebundeld in 60 volumes, onder de omvattende titel Ch’ung-li-sui, en aan de Keizer overhandigd. Zoals blijkt uit confidenties in Westerse (!) bronnen, was de verborgen agenda om deze te laten opnemen in het officie¨le curriculum, dat elke kandidaat voor een staatsexamen moest assimileren, en waarover werd ge¨examineerd. Vermits deze Aristotelische (meta-)fysica de basis vormde van elke verdere uitbouw van de (scholastieke) theologie, werd zo tersluiks een aanknopingspunt binnengevoerd voor verdere catechese. Al waren met opzet alle opvallende verwijzingen naar het christendom geweerd, toch hadden de Chinese Raadgevers van de Keizer het manoeuver doorzien, en het werk werd door de officie¨le censuur afgekeurd. 4 3
F. Verbiest in een brief van 15 augustus 1678 (H. Josson & L. Willaert, Correspondance de F. Verbiest, Bruxelles, 1938, p. 211. 4 Vgl. hierover de bijdragen van A. Dudink, N. Standaert en N. Golvers in: The Christian Mission in China in the Verbiest Era (Louvain Chinese Studies, vol. 6), Leuven, 1999. 3
Ferdinand Verbiests blauwdruk voor een Chinese humaniora naar jezuïetenmodel Een analyse van de toestand van de missie in 1678 maakte duidelijk dat het gebrek aan Europese priesters het voornaamste struikelpunt was − en zeker zou blijven − voor de spectaculaire uitbreiding die in de lucht hing: te weinig kandidaten, een onaangepast profiel, een te hoog sterftecijfer onderweg maakten dat Verbiest voor de rekrutering andere oplossingen zocht. Ook hier vond hij deze in het onderwijs. Hij ontwierp een ’blauwdruk’ voor een Christelijk Chinees onderwijs, gegeven door bekeerlingen, in het Chinees, in openbare scholen, op basis van een Chinees programma. Het achterliggend model was dat van de jezuïetencolleges in Europa, en het profiel dat Verbiest voor ogen stond was dat van de klassieke ’humaniora’s’ (litteras humaniores Sinicas). 5 Alleen: in China zouden het niet de ’Europese’ (lees: Latijnse/Griekse) klassieken zijn die de basis van het onderwijs vormden, maar de Chinese (Confucianistische) ’klassieken’. Een Christelijke Chinese leraar aan het hoofd van dergelijke school, bij voorkeur in de plaatselijke jezuïetenresidentie of in de onmiddellijke omgeving (toezicht!), zou grote invloed kunnen uitoefenen: het gratis onderwijs zou vele leerlingen aantrekken, Christelijke ´en niet-christelijke. Hieruit zouden − door zorgvuldige observatie en screening, ongetwijfeld naar jezuïetenmodel − geschikte Chinese kandidaten voor de Socie¨teit kunnen geselecteerd worden, waardoor op ´e´en of twee generaties een ’inlandse’ clerus zou ontstaan, die het personeelsgebrek zou oplossen, en de uitbreiding van de missie een zeer sterke stimulans zou geven. Noodgedwongen − door gebrek aan financie¨le middelen ´en weerstand vanuit Rome − is het hier bij plannen gebleven.
Verbiest bepleit een aanpassing van de jezuïetencollegeprogramma’s in Europa Het reeds eerder gesignaleerde ’onaangepast’ professioneel profiel van de weinige jonge kandidaten die in China arriveerden had betrekking op een gebrekkige mathematische opleiding, die niet strookte met de vereisten van de Chinese context. Herhaaldelijk heeft Verbiest zijn verwachtingsprofiel ter zake omschreven: naast een goede kennis van de ’sfeer’, d.i. aard- en hemelbol als strikt minimum (in de hogere opleiding van de jezuïeten stof voor de studenten van het tweede jaar filosofie, de zgn. physici), was voor iedere jezuïet die wat met mathematica zou te 5 F. Verbiest op 15 augustus 1678, in H. Josson & L. Willaert, o.c., p. 246 - 47.
4
Keizer Kangxi aan zijn schrijftafel.
maken krijgen − en a fortiori voor de kandidaten voor de Peking-missie − een degelijke kennis nodig van theoretische en praktische astronomie, rekenkunde, eclipsberekening, gnomonica (of zonnewijzerkunde), geodesie, optica, statica, mechanica, etc. De facto echter bleken bij herhaling jonge kandidaten niet over deze competenties te beschikken, waardoor ze feitelijk ’onbruikbaar’ waren voor de missie, of ter plaatse moesten opgeleid worden, ten koste van zware financie¨le offers. In 1678 beklaagt Verbiest zich − in een bepaald merkwaardige passus − over het steriele onderwijs in de meeste Europese jezuïetencolleges, waar massa’s tijd gespendeerd werden aan retorische oefeningen en spitsvondigheden zonder nut. Hij vroeg in de plaats daarvan meer ruimte te programmeren voor mathematische vakken om zodoende het aantal ’bruikbare’ kandidaten te vergroten, en hun niveau te optimaliseren. Ook deze impliciete ’aanval’ tegen de Ratio Studiorum (1599) en de (te) beperkte plaats voor mathematica daarin, is echter zonder gevolg gebleven.
Verbiest geeft een intensieve cursus Westerse mathematische wetenschappen aan Keizer Kangxi (1675) Het hoogtepunt in Verbiests onderwijsstrategie vormen zijn ’prive´-lessen’ aan de Keizer. Gelet op diens centrale rol in de Chinese maatschappij, was de continuïteit van de hele missie volledig afhankelijk van zijn goodwill en persoonlijk(e) belang(stelling). Ondanks de verfraaiing van het portret van Keizer Kangxi, niet in het minst door Verbiest zelf, lijkt het toch duidelijk, dat de jonge Kangxi Keizer inderdaad enige authentieke belangstelling voor Westerse mathematica en astronomie had. Het meest uitgesproken bewijs hiervan zijn de genoemde sessies, die een 5-tal maanden duurden, en waarin Verbiest Kangxi prive´ een stoomcursus Westerse ’mathematica’ doceerde. Een reeks onrechtstreekse aanwijzingen laten toe dit onderwijs exact te situeren in de maanden mei tot en met oktober 1675: zij vallen dus sa-
men met de eerste fase van de San-fan Oorlog (1674-1681), en krijgen daardoor het karakter van een ’ontspanning’ (of ’ontsnapping’) uit de stress van de staatszorgen. Het irenische tafereel dat Verbiest van deze ontmoetingen schetst 6, en dat verder verspreid werd door de Duitse filosoof Leibniz (Novissima Sinica, 1697) weerspiegelt bepaalde aspecten van dit onderricht: vooreerst de planmatige volgorde. Planmatigheid en vooral orde waren overigens in Verbiests perceptie de´ kenmerken van de Westers wetenschap, tegenover de ’verwarde’ en ’onsamenhangende’ argumentaties van de Chinezen. Na Euclides’ Geometrie (Boek 1-6) − op basis van Ricci’s Chinese vertaling − volgde (vlakke ´en ruimtelijke) driehoeksmeting, een studie van de aard- en hemelbol en van de eclipsen, praktische geometrie, landmeetkunde, e.a., steeds met aandacht voor het aanschouwelijk aspect en voor afwisseling van theorie met praktijk, via oefeningen op het terrein (landmeting), enz., waarschijnlijk naar het recept van 6
Het eerst in het Compendium Latinum, maar daarna in zijn − binnen Europa veel meer verspreide − Astronomia Europaea, Dillingen, 1687, pp. 54-57.
het jezuïetenonderwijs in Europa. De basis van dit onderwijs vond Verbiest in een collectie tekstboeken, namelijk de volumes van het paleis-exemplaar van Schalls Astronomische Encyclopedie, en van Ricci’s vertaling van Euclides’ Geometria. Verbiests heimelijke hoop was hier, dat de Keizer − door zijn vertrouwelijke omgang met de Westerse studie van de hemellichamen (astronomie) geleidelijk ontvankelijk zou worden voor de leer van de Ware Hemel. Uiteindelijk schijnt er op deze serie lessen geen vervolg te zijn gekomen, en het is pas in de jaren 1690 dat de keizer opnieuw tijd vindt voor ’mathematische recreatie’, en dat haast identieke sce`nes zich herhalen, dit keer onder begeleiding van Bouvet en andere Franse jezuïeten, op basis van ’Frans’ materiaal. Van Verbiest is dan, althans in de Franse bronnen, geen sprake meer.
lende situaties. Zoals de ’wetenschap’ steunpunt was voor de missie, probeerde het onderwijs de condities te cree¨ren waarin deze wetenschap zich kon stabiliseren (gevormde kaders; goodwill van de Keizer) en waarin de catechisatie werd voorbereid (propedeuse via de ambtelijke staatsexamens). Deze voorlopige conclusie opent nieuwe perspectieven voor onderzoek van Verbiests activiteiten in Peking. Dat hij daarbij soms botste op statuten en tradities, zowel in het Westen (de Ratio Studiorum) als in China (programma’s voor de ambtenaren) is niet verwonderlijk. Alleen met zijn eigen onderwijs heeft hij een zeker succes gekend: bij de ambtenaren van het Astronomisch Bureau, al dreigde daarmee zijn eigen positie verzwakt te worden, en bij de Keizer, die echter de verwachte transfer van ’westerse Astronomie″ naar Christelijke Heilsleer niet maakte, noch kon maken.
Voorlopig besluit
(N. Golvers)
Uit al deze voorbeelden blijkt zonneklaar dat Verbiest zich terdege bewust was van de enorme rol die het onderwijs kon spelen in de ontplooiing ´en de consolidatie van de China-missie, en dit in verschil-
DIEPE WORTELS IN HET VERLEDEN: DE SITUATIE IN DE KATHOLIEKE KERK VAN CHINA VAN 1800-1860 VERGELEKEN MET DIE VAN NA 1957 De Qing dynastie in China duurde van 1644 tot 1912. Van 1721 tot 1860 was de katholieke Kerk daar een verboden godsdienst. Bijzonder heftige vervolgingen in 1804, 1811, 1818-1820, 1827 en van 18361845 maakten het leven van de katholieken moeizaam. Het aantal buitenlandse missionarissen slonk snel en het getal van de Chinese priesters en gelovigen nam fors toe. In 1810 waren er 210.000 katholieken, verzorgd door 7 bisschoppen of apostolische vicarissen, 80 Chinese priesters en 23 buitenlandse missionarissen. In 1838 telde men 264.000 katholieken bediend door 3 apostolische vicarissen en 2 coadjutoren en ongeveer 71 Chinese priesters. Wanneer de vervolgingen een einde genomen hebben, dan ziet in 1865 de situatie er als volgt uit: katholieken 336.127, 22 apostolische vicariaten of prefecturen, 167 Chinese priesters en 193 buitenlandse missionarissen. Deze getallen zijn zeer relevant. Het getal katholieken en Chinese missionarissen bleef stijgen, maar het getal buitenlandse missionarissen neemt eerst na het einde van de vervolgingen markant toe. Onze vraag is: hoe zijn die buitenlanders omgegaan met die toch wel frappant snel gegroeide Chinese katholieke kerk?
Er is maar weinig aandacht besteed aan het feit, dat tijdens de periode van hevige vervolgingen (1804-1845) de katholieke gemeenschap meer dan verdubbelde en dat de priesterlijke taken in steeds grotere mate werden vervuld door Chinezen. Zij werden bijgestaan door catechisten, lekenleiders en maagden. De katholieke gemeenschap had eigen levenspatronen ontwikkeld en was juist tijdens die vervolgingen duidelijk op weg gegaan naar het tot stand brengen van een Chinese katholieke kerk. Deze ontwikkeling werd onderbroken door de terugkomst van de westerse missionarissen, door het opleggen van westerse vormen en door politieke en kerkelijke veranderingen rond het jaar 1845. Bob Whyte, Unfinished Encounter, China and Christianity, London 1988, p. 107 is de enige auteur, die dit probleem helder vermeldt:
katholieken eigen levenspatronen hadden ontwikkeld. Ongelukkigerwijze, stemden deze patronen niet overeen met de rigide begrippen van autoriteit eigen aan de negentiende eeuwse katholieke missionarissen. Er is geen twijfel aan, dat de afzondering soms verwarring in doctrinaire zaken had veroorzaakt en dat de vrees van de missionarissen niet zonder reden was. Maar toch, het opleggen van westerse vormen aan een inheemse kerk onderdrukte de groei naar volwassenheid van de Chinese katholieke kerk. Men zou zelfs kunnen stellen, dat de huidige verdeeldheid en zielenstrijd van de Chinese katholieken herleid kunnen worden tot de handelwijzen van de missionarissen uit het midden van de negentiende eeuw.″
″De terugkomst van de missionarissen bracht wel een zekere mate van bescherming aan de kwetsbare en vervolgde katholieke gemeenschap, maar was niet een onverdeelde zegen. Het beeld van christendom als een buitenlandse godsdienst werd erdoor verstekt terwijl de Chinese
De Synode van Sichuan in 1803
In een zestal punten zal ik proberen deze stelling toe te lichten.
Deze synode, gehouden van 2 tot 9 september 1803 in de stad Chongking, Apostolisch Vicariaat van Sichuan, weerspiegelde de situatie van de missie in China. De Apostolisch Vicaris, Mgr. Jean-Ga5
STUDIE EN ONDERZOEK
briel-Taurin Dufresse MEP uit Frankrijk riep deze synode samen. Er was nog een Franse bisshop-coadjutor en twee Franse missionarissen, die alle drie tot de Missions Etrange`res de Paris behoorden en er waren 19 Chinese priesters werkzaam. Op de synode waren 13 Chinese priesters, de Apostolisch Vicaris en een Franse priester aanwezig. Men zou dit een Chinese synode kunnen noemen, ware het niet dat de akten van de synoden bijna uitsluitend bepalingen over het toedienen van de sacramenten en nog wel in uiterste details en in de geest van de Frans-Italiaanse mentaliteit bevatten. De gevoelens van de Chinese gelovigen kwamen niet ter sprake. De 13 Chinese priesters stemden allen voor, ook wanneer de Chinese riten als afgoderij afgedaan werden. In 1822 werden de akten door Rome goedgekeurd en in 1832 werd de geldigheid uitgebreid over heel China en de omliggende landen. Meer dan een eeuw lang werd hieraan vast gehouden.
Het Borgia Project om nationale bisschoppen te wijden bleef zonder succes In de persoon van Stefano Borgia (1731-1804) had de Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof in Rome een uitmuntende secretaris (1770-1789). Hij besteedde veel aandacht aan de situatie van de vervolgingen in de Chinese missie. Twee maal in 1787 bracht hij die onder de aandacht van de kardinalen. Hij vond het niet juist het verbod op de komst van buitenlandse missionarissen, dat door de Chinese keizer was uitgevaardigd, stie-
Stefano Borgia (1731-1804). 6
kem te omzeilen. De burgerlijke wetten van China moesten gehoorzaamd worden en de buitenlanders zouden een last worden voor de Chinese christenen, zeker bij ontdekking. Borgia pleitte voor Chinese bisschoppen en oordeelde zeer positief over de bekwaamheid van de Chinese priesters. De kardinalen van de Congregatie vonden het niet verstandig veranderingen in te voeren. Het Borgia plan werd in 1815 opnieuw op tafel gelegd door de algemene procurator van de Congregatie in China, Giambattista Marchini, toen de situatie in China kritiek was. In 1817 oordeelde de Congregatie dat niets veranderd mocht worden. In 1818 werd de kwestie opnieuw aangekaart en de Congregatie stelde duidelijk, dat zij meer westerse apostolische vicarissen wilde.
Grote lof voor de Chinese clerus, maagden en catechisten Onder de vele positieve beoordelingen van de Chinese priesters munt die van Pasquale D’Elia S.J. uit: ″Hun leven en hun ijver waren als regel zeer in overeenstemming met die periode vol beproevingen. Veel van deze priesters hadden een redelijk goede opleiding ontvangen. Sommigen van hen hadden Latijn gestudeerd. Anderen hadden het indult van Paus Alexander VII benut. Maar allen deden zij hun werk opmerkelijk goed. ... Hun werk werd zeer gewaardeerd. Bijna allen voldeden aan de verwachtingen van hun oversten. In sommige documenten van die tijd wordt over hen gesproken als pilaren van de Chinese kerk of als missionarissen vol ijver en wijsheid. Vooral in dagen van groot gevaar toonden zij hun kwaliteiten. Toen de meest heftige vervolgingen tot gevolg hadden dat de buitenlandse missionarissen verdreven, gevangen genomen of gedood werden, waren de Chinese priesters er om de gelovigen te bemoedigen. ... Men mag besluiten, dat het aan de zelfopoffering en de ijver van de Chinese reguliere en seculiere clerus te danken was, dat de Kerk van China niet omkwam tijdens de vervolgingen van het midden van de negentiende eeuw.″ (Catholic Native Episcopacy in China being an outline of the formation and growth of the Chinese Catholic Clergy 13001926, Shanghai 1927, p. 47-48).
Een zelfde lof komt de leken leiders en de maagden toe. Robert Entemann heeft de getuigenissen goed samengevat: ″Sichuan telde 40.000 katholieken verspreid over een provincie zo groot als Frankrijk. De meesten leefden in hechte gemeenschappen bekend als ’chre´tiente´s’ of ’christendoms’ in de geschriften van de Franse missionarissen. ... Priesters reisden voortdurend om die gemeenschappen te bezoeken, maar veel katholieken zagen een priester niet meer dan eens in het jaar. Bij afwezigheid van priesters werd het leiderschap over deze communiteiten toevertrouwd aan leken leiders. Een christenheid koos een lekenleider (huizhang), die door de priester werd bevestigd in zijn taak. Hij leidde de religieuze instructie, leidde de gemeenschap in afwezigheid van de priester, leidde gebedsdiensten, bereidde zieken voor op de dood, en bracht verslag uit aan de priester tijdens zijn bezoek. Vooral catechisten, uit wier midden sommige Chinese priesters voortkwamen, beoefenden leken-evangelizatie. Maar het meest verantwoordelijk voor de groei en de vitaliteit van de kerk waren de christelijke maagden. Deze vrouwen namen op zich de meisjes te onderrichten, catechumenen op te leiden voor het doopsel en stervende kinderen te dopen. Zij deden ook aan hulp tijdens hongersnoden en aan medisch werk. Zij waren er actief op uit bekeerlingen te maken. Hun meest blijvende bijdrage deden zij ongetwijfeld als onderwijzeressen in scholen voor meisjes.″ (D.H. Bays (ed.), Christianity in China. From the eighteenth century to the present, Stanford 1996, p. 181). Het was in deze situatie dat na het einde van de vervolgingen rond 1845 westerse missionarissen van allerlei afkomst hun intrede deden.
Het opleggen van een geleende kerk Rond 1840 vond een samengaan van veel gebeurtenissen plaats. De vervolgingen namen af en in 1846 werd het verbod op het beleven en het verspreiden van het katholieke geloof opgeheven in China. De kerkelijke gebieden namen snel toe, in 1865 waren het er 22. De bestaande Patronaatsdiocesen, Peking, Nanjing en Macao, werden omgevormd. De oude in China werkzame orden als de Franciscanen, de Dominkanen, de Lazaristen en de leden van de Buitenlandse Missies van Parijs konden weer missionarissen sturen. De Jezuïeten keerden in 1842 naar China terug. De eerste Zusterscongregatie, die van de Zusters van Vincentius a Paulo, kwam naar China in 1847. Het tijdperk van de ongelijke verdragen begon: Hong Kong werd afgestaan aan het Verenigd Koninkrijk; havens aan de kust werden gedwongen geopend voor consuls, kooplui en missionarissen; gebieden werden extra-
territoriaal en aan de jurisdictie van China onttrokken ten gunste van Engeland, Frankrijk, Duitsland, de Verenigde Staten, Japan en Rusland. China werd een semi-koloniaal land. Wat betreft de katholieke kerk in China: Frankrijk claimde het recht de missionarissen en de Chinese katholieken te moeten beschermen en dit mondde uit in het Franse Protectoraat. Al deze gebeurtenissen − zowel de politieke als de religieuze − overlapten elkaar en werden door het Chinese volk begrepen als integrale onderdelen van een bewust geplande politiek. Het Evangelie werd beschouw als een Evangelie van de macht of als een Evangelie opgelegd door een vreemde macht. Het is tegen deze achtergrond dat men de strijd om controle te krijgen over de Chinese Kerk moet bestuderen. Vooral de macht van Frankrijk stelde de missionarissen in staat de westerse politiek-religieuze structuur van de Kerk te herbevestigen.
Het Jiangnan gebied onder de Jezuïeten Dit gebied ligt in de provincies Anhui en Jiangsu ten zuiden van de rivier de Yangzi. De Franse jezuïeten keerden er terug in 1842 en de uitbreiding van de Franse militaire macht in het gebied rond Shanghai vergemakkelijkte deze terugkeer. Van oudsher was Jiangnan een katholiek bastion en tijdens de lange jaren van vervolging was er een eigen organisatie ontstaan van Chinese priesters, leken leiders en maagden. Toen de Jezuïeten terug kwamen, verlieten alle Lazaristen − behalve twee Chinese medebroeders − het gebied en gingen elders werken. Dit tot groot ongenoegen van de lokale katholieken. Nog meer ongenoegen ontstond toen allerlei beschuldigingen door de nieuwe missionarissen werden uitgebracht: over gegroeide misbruiken, over lafheid en beduchtheid ten overstaan van de mandarijnen. Ook de totale financie¨le autonomie van de leken leiders was een bron van conflicten. Met behulp van de Franse en Engelse consuls in Shanghai en gesteund door Mgr. Ludovico Conte Besi, bisschop van Nanjing, wisten de Jezuïeten te onderhandelen over teruggave van kerkelijk bezit in Shanghai en in het binnenland van Jiangnan met voorbij gaan van de clan raden, die de een na de ander verdwenen. De kerkelijke positie en de macht van vooral de maagden lokte een ander geschil uit. De Jezuïeten besloten die macht te breken door Franse religieuze zusters een Chinese congregatie, de Presentadienen, te laten oprichten in 1869. Die moest de maagden vervangen. Nog een andere religieuze congregatie werd ingezet. In 1922 waren er 217 Presentadienen, maar niet alle maagden waren verdwenen. Franse kerkelijke controle won het nooit helemaal van de lokale autonomie. Er waren ook problemen tussen bisschop Besi en zijn Jezuïeten supporters
over de plaats van de vrouwen in de kerk en over jurisdictie. Dit speelde zich af in de stad Songjiang gelegen ten zuiden van Shanghai. De eerste Apostolisch Vicaris van Jiangnan verplichtte alle Chinese priesters te gaan wonen in huizen van de Jezuïeten en zich te onderwerpen aan hun discipline. Langzaam maar zeker werden de nieuwe missionarissen heer en meester over de katholieken. De Chinese kerk, die goed op weg was echt Chinees te worden, verloor ook in andere gebieden van China haar eigen structuren en moest het buitenlandse leiderschap noodgedwongen aanvaarden.
De omvorming van ondergrondse tot verdragsmissionarissen
varing in China had, en ondanks het feit dat twee Chinese Lazaristen die verantwoordelijkheden al 15 jaren torsten. Tenslotte werd in 1856 hij Apostolisch Vicaris van Noord-Zhili met als standplaats de Beitang kerk in Peking. Hij maakte veelvuldig gebruik van het beschermende Franse protectoraat. Toen in 1860 in Peking de Nantang kerk werd heropend, zong hij het: Dominus salvum fac Imperatorem Napoleonem. Leden van de Franse legatie hadden een voorname rol in de H. Sacramentsprocessie, het Gregoriaans werd overal ingevoerd en Franse zusters kwamen naar Peking en Tianjin. Het moet niet gemakkelijk geweest zijn voor de Chinese katholieken om loyaal te zijn ten opzichte van het overnemen van de pastorale en liturgische alsook de leidinggevende taken door een nieuw missionair instituut, dat geen eigenheid van de Chinese kerkleden duldde.
Carine Dujardin, Missionering en Moderniteit. De Belgische Minderbroeders in China 1872-1940, Leuven 1996, p. 73-76 heeft deze twee benamingen ingevoerd. Tot ongeveer 1844 waren alle buitenlandVan de geschiedenis leren se missionarissen ondergronds werkzaam. Na dat jaar worden zij verdragsmissionaDe meer dan dertig jaren van het verrissen genoemd, omdat de ongelijke verblijf van Mgr. Joseph-Martial Mouly (1807dragen met China de missionarissen be1868) in China kan als een model gelden schermden. Een voorbeeld van ondervoor de verhouding van de buitenlandse grondse missionaris zijn was de heilige missionarissen ten opzichte van de ChiJean-Gabrie¨l Perboyre CM die in vier pronese katholieke gemeenschappen. Hij vincies en steeds onderweg werkzaam was kwam naar China als een ondergrond mistotdat hij in 1840 gemarteld werd. De heisionaris en hij stierf als een voorbeeld van lige Giovanni da Triora OFM zwierf door een verdragsmissionaris. Men krijgt steeds vele provincies en hij werd in 1816 gemeer de indruk dat een Europese kerk dood. Na 1844 verdween dit soort missioopgelegd werd aan de Chinese katholienarissen, maar een scherpe afbakening met de verdragsmissionaris is niet mogelijk. De situatie bleef nog enige tijd ambigue en dit blijkt b.v. uit de ervaringen van twee Lazaristen, E u variste-Re´gis Huc en Joseph Gabet, die tussen 1844 en 1846 een reis maakten van Noord-China door Mongolie¨ en Tibet naar Zuid-China met als eindpunt Macau. Zij vermeden contacten met christelijke communiteiten om deze niet in gevaar te brengen en zij kleedden zich als Tibetaanse lama’s om de autoriteiten in Tibet en Mongolie¨ niet op het idee te brengen dat zij verboden missionarissen uit China waren. Men kan het nalezen in: M. Huc CM, Souvenirs d’un voyage dans la Tartarie et le Thibet pendant les anne´es 1844, 1845 et 1846, Peking, 1924, twee volumen. De evolutie van ondergrond missionaris tot verdragsmissionaris komt helder tot uitdrukking in het leven van JosephMartial Mouly CM (1807-1868). In 1835 werd hij in Peking overste van de missie van de Lazaristen in de provincies Zhili, Mongolie¨ , Henan, Jiangxi, Zhejiang en Jiangnan, hoewel Bisschop Joseph-Martial Mouly (1807-1868). hij pas 28 jaar was, een jaar er7
STUDIE EN ONDERZOEK
ken, die toch goed op weg waren een Chinese Katholieke Kerk te worden. Beide partijen − de Chinese clerus en katholieken aan de ene kant en de buitenlandse missionarissen aan de andere kant − bezaten een verschillende historische ervaring. Aan de Chinese kant was er de gerechtvaardige trots door veel lijden heen een belangrijke mate van volwassenheid bereikt te hebben. De buitenlandse missionarissen kwamen naar China gemotiveerd door een vernieuwde missionaire ijver en door een te westers missie ideaal. Zij waren er van overtuigd, dat de Chinese katholieken nog niet in staat waren verantwoordelijkheid voor het vorm geven aan een eigen christelijk leven te dragen. De controverse ging vooral over het leiderschap: Chinees of niet-Chinees. In het begin van de nieuwe periode van het Christendom in China (1845-1860) veroorzaakte deze situatie meerdere botsingen tussen de twee partijen. Jammer ge-
noeg, bleef deze toestand intact tot aan de oprichting van de door de staat gesponsorde Chinese Katholieke Patriottische Vereniging in 1957. De drie zelf-princiepen: zelfbestuur, zelffinanciering en zelfuitbreiding zijn nog steeds van kracht in China en zij tonen de grote gevoeligheid van China met betrekking tot het verleden van de Katholieke Kerk in China. In 1957 waren 80% van de bisschoppen niet Chinees; waren buitenlandse missie organisaties dominant; had niet veel inculturatie of contextualisatie plaats gevonden en werden katholieken geacht gehoorzaamheid aan een buitenlandse macht verschuldigd te zijn. Het Christendom maakte sterk de indruk een buitenlandse godsdienst te zijn. Buitenlandse missionarissen werden het land uit gezet en de kerk werd onder Chinese controle geplaatst. De geschiedenis herhaalde zich. In deze bijdrage werd geprobeerd de wortels van het probleem te ontdekken. Vandaag is er
voor de eerste keer in de loop van de geschiedenis van het Christendom in China grote kans voor een echte en werkelijke Chinese Katholieke Kerk, ondanks de inderdaad nog niet opgeloste problemen. (Arnulf Camps, ofm) (Arnulf Camps OFM, “The People’s Republic of China: from foreignness to contextualization”, in: A. Camps, Studies in Asian Mission History 1956-1998, LeidenBoston-Köln 2000, pp. 105-121. N.B. In het Neue Zeitschrift fu¨r Missionswissenschaft Immensee, 2004, nr 4 zal een uitvoerig artikel verschijnen: A. Camps ofm, ″Foreign Missionaries and Chinese Catholic Communities During the Late Qing China (1800-1860)″.
CHRONIQUE DU TOUMET-ORTOS, LOOKING THROUGH THE LENS OF JOSEPH VAN OOST, MISSIONARY IN INNER MONGOLIA (1915-1921) Eind november 1902 bereikt Jozef Van Oost (1877-1937), jong missionaris van Scheut, de Mongoolse missieposten in de Tumed-Ordos regio in Binnen-Mongolie¨. Aanvankelijk assisteert hij scheutist Lemmens in het religieuze district Ershisiqingdi en Xiaohanyingzi. Vanaf 1907 krijgt hij zijn eigen missieposten toegewezen op de Mongoolse vlakte Bayandukemu in Bainijingzi. Uitputting en gezondheidsproblemen dwingen hem tot een tijdelijke terugkeer naar Belgie¨ (1912-1914). Begin 1914 keert hij via Canada opnieuw naar China. Tussenstops in Portland, San Francisco, Honolulu and Japan brengen hem eind 1914 tot Binnen-Mongolie¨, waar hij zich vestigt tussen de Chinese plaatselijke boerengemeenschappen in de missieposten Dafuyingzi, Wujuniuyaozi en Dalamayingcun. Hier blijft hij tot zijn genoodzaakte − om gezondheidsredenen − terugkeer naar Belgie¨ in 1929. Van Oost publiceerde regelmatig bijdragen in de missietijdschriften, waaronder Missions Catholiques, Annales de la Propagation de la Foi, Bulletin Catholique de Pe´kin, La Revue Belge, Missions en Chine et au Congo en Anthropos. Deze tijdschriften brachten verslag uit over de stand van zaken in het bekeringswerk, de aankomst van nieuwe missionarissen, de repatriering of wegvallen van anderen, en maakten deel uit van de toenmalige financie¨le strategiee¨n waar de Kerk op aangewezen was. Meestal omvatten de bijdragen anekdotes en ervaringen omtrent het leven op den vreemde tussen de niet-westerse culturen. Het lezerspubliek kon op 8
die manier kennis maken met het goede werk dat de Kerk verrichtte in de kolonie¨n en andere overzeese gebieden. Dit paste volledig in de toenmalige eurocentrische tijdsgeest: het uitdragen van de Westerse beschaving en de bekering van de plaatselijke bevolking tot het christendom. Beschaving en bekering gingen hand in hand. Jozef Van Oost maakte stelselmatig optekeningen van zijn belevenissen en het
Jozef Van Oost als jong missionaris.
bekeringswerk tussen de Chinese boerengemeenschappen in de periode 1915-1921. Hij noemde dit literair penwerk Chronique du Toumet-Ortos. Naar toenmalige gewoonte schreef hij in de Franse taal. Aanvankelijk was de kroniek trimestrieel opgevat, maar kreeg later meer de vorm van een dagboek met dagdagelijkse aantekeningen. Uiteindelijk werd het een manuscript dat bestond uit drie volumes. Jarenlang lag het netjes opgeborgen in het archief van Scheut in Rome, totdat het levenswerk van de missionaris Jozef Van Oost de aandacht trok van Jeroom Heyndrickx. Een Chinese beursstudente kreeg de opdracht een historische bewerking met annotatie te maken van de Mongoolse en Chinese volksliederen die Van Oost had gepubliceerd in Anthropos. Tijdens zijn verblijf in China betoonde Van Oost een grote interesse voor de folkloristische muziek. Dit hield verband met zijn muzikale talenten. Al vanaf zijn kinderjaren onderscheidde hij zich op literair en muzikaal vlak. Op vijftienjarige leeftijd componeerde hij muziek op teksten en gedichten van Ronsart, Charles d’Orleans, en Guido Gezelle. Zijn harmonica was zijn vast gezelschap in China, en het beroemde pianohuis Gunther maakte een piano die speciaal bestand was tegen de klimaatsomstandigheden in Mongolie¨ . Van Oosts artistieke talenten waren weliswaar niet beperkt tot muziek. Hij was ook een bekwaam tekenaar, wat blijkt uit zijn selectie schetsboeken en de decoraties die tal van plaatselijke kerken in Mongolie¨ opfleurden.
een extract uit het handgeschreven manuscript vervolledigen het werk. De hier volgende voorstelling geeft een aaneenschakeling van de hoofdelementen die in de kroniek voorkomen, opgeluisterd met enkele passages.
Een Sprekend Verleden
Waarzeggers speelden een belangrijke rol in de Chinese samenleving. Van Oosts intellectuele bijdragen − in totaal 7 boeken en 61 artikels − kaderen zowel in het geheel van de missiegeschiedenis als van de sinologie. Een speciale vermelding verdient het boek Dictons et Proverbes chinois et de la Mongolie du SudEst (Shanghai, 1918) waarin hij een uitgebreide selectie van Chinese en Mongoolse volksspreuken vergelijkt met Franse, Vlaamse en Engelse spreuken. De publicatie van de Chronique du Toumet-Ortos zou Jozef Van Oost verder zijn plaats toekennen in de historiografie van de Scheut missiegeschiedenis. In de loop van de jaren ’90 typte scheutist Albert Cornelis het handgeschreven manuscript over en dit werd op diskette gezet. In samenspraak met Staf Vloeberghs, die de supervisie van het publicatieproject op zich nam, werd er gekozen voor een thematische bewerking van de Chronique du Toumet-Ortos. Deze aanpak past in het kader van een huidige trend in de geschiedschrijving die ook bekend staat als mentaliteitsgeschiedenis of sociaal-culturele geschiedenis, en geïnspireerd is door het langetermijnperspectief (histoire du longue dure´e, F. Braudel). In dergelijke reconstructie van het verleden staat een onderzoek van de dagdagelijkse leef- en belevingswereld van de historische actoren centraal, met een voorkeur voor het gewone gedrag van het gewone volk. De studie van persoonlijke documenten zoals dagboeken, (auto)biografiee¨n, kronieken, brieven en allerhande etnografische geschriften en verslagen leunt nauw aan bij deze aanpak die wil achterhalen wat er zich afspeelde in het verleden, en niet zozeer begaan is met een chronologische optekening van data en feiten zoals we deze kennen uit de geschiedenisboeken.
Hoe kunnen we dit vertalen naar Jozef Van Oost in Binnen-Mongolie¨ anno 1915-1921? Bedoeling van de bewerking was het weergeven van de toenmalige realiteit die Jozef Van Oost dag in dag uit, jaar in jaar uit omringde, en die hij nauwgezet − ondanks de beperkte middelen − neerpende. Na een eerste lezing van de kroniek, bleken al snel een aantal terugkomende thema’s te onderscheiden. Relevante passages met betrekking tot een zelfde thema werden geselecteerd en voorzien van een annotatie ter verduidelijking voor de lezer. Het objectief is niet een kritische studie die Van Oosts kroniek toetst op de historiciteit van de feiten, wel een weergave van een levend verleden dat de lezer toelaat zich een beeld te vormen van het alledaagse leven dat zowel de missionaris als de Chinese boerengemeenschappen in Binnen-Mongolie¨ kenmerkte in de eerste decennia van de Chinese Republiek. Vandaar ook het titelstuk ″Looking through the Lens″ oftewel ″kijkende door de lens″ van Jozef van Oost. Behandelde thema’s zijn: 1. het klimaat; 2. de Chinese leefgewoonten; 3. de Scheut-gemeenschap met als illustratie het uitbreken van de pest (1917); 4. het Chinees banditisme als sociaal-politiek fenomeen; 5. de politieke ontwikkelingen in de Chinese Republiek; 6. de bureaucratische hervormingen met als illustratie de opiumpolitiek; 7. de internationale betrekkingen (Wereldoorlog I) en de modernisering van China. De appendix geeft een lijst van Jozef van Oosts talrijke publicaties. Bibliografische referenties, woordenlijst met de Chinese karakters, Chinese gezegden vertaald naar het Frans en Engels, gebruikte transcriptiesystemen, en index zijn toegevoegd. Illustraties en
De kroniek accentueert niet de missionaris als geloofsprediker, wel de missionaris als mens, de vreemde onderweg tussen twee culturen, heen en weer. Belgie¨ was immers ver achter hem en China was in elk opzicht totaal vreemd. Echter, uit hoofde van zijn roeping diende hij zich deze cultuur eigen te maken. De aanpassing aan het klimaat was reeds een overlevingsstrijd op zich. Barre weersomstandigheden kenmerkten Binnen-Mongolie¨. Chinese boerengemeenschappen en missieposten kampten jaar in jaar uit met strenge winters, snikhete zomers, bijtende zandstormen en een gebrek of overvloed aan neerslag. Zo noteerde Van Oost op 19 maart 1916: Reeds twee tot drie dagen trotseert de vlakte een hittegolf. De bomen tonen hun eerste knoppen, de thermometer noteert 23° in de schaduw. Deze temperatuur is ons gebracht door een serie gele winden met een extreme kracht die zich sinds mensengeheugnis hier nog niet heeft voorgedaan. De komedies ter ere van Longwang (let. Drakenkoning), de regengod, gaan volop hun gang. De droogte is verschrikkelijk en onze mensen, reeds zo erg op de proef gesteld verleden jaar, beginnen zich ernstig zorgen te maken over de komende oogst. Het is onmogelijk te zaaien. Het kale bouwland is zoals een immense zanderij die opstuift bij de minste wind. Dat de goede God ons ter hulp moge komen! Een tweede verloren oogst voorspelt een schrikwekkende situatie waarvan de gedachte alleen al doet rillen. Missionaris zijn in deze vreemde culturele omgeving was geen sinecure. Bepaalde trekjes in de Chinese mentaliteit speelden meer dan eens parten. De grootste uitdaging waar kost wat kost rekening mee gehouden diende te worden, was de Chinese culturele belevenis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er regelmatig referenties zijn naar bijgelovige praktijken. Deze gingen veel verder dan het bouwen van pagodes in de velden ter ere van de Drakenkoning tijdens het regenseizoen. In de Chinese leefwereld werd elke gebeurtenis of elk onverwacht voorval in relatie gebracht met het godenpantheon dat zowel hemel als aarde bevolkte. Chinese festivals, ceremonies en rituelen zoals huwelijk en begrafenis, geneeskundige praktijken, het naleven van sociale conventies en maatschappelijk gedrag in het algemeen voltrokken zich in overeenkomst met de Chinese kosmos. In deze dialectische verhouding tussen het men9
STUDIE EN ONDERZOEK
Een missionaris, klaar voor de reis.
senrijk en het godenrijk werd uitermate veel aandacht besteed aan interpretatie van natuurfenomenen, wat soms de meest bizarre situaties voor gevolg had. Het is onmogelijk om een metser te vinden in de streek, ze zijn allen reeds lang geboekt. Dit is omdat Taisui, de aardstroming, dit jaar zo geplaatst is dat de boeren met een gerust hart (’tuta conscientia’) huizen kunnen bouwen die naar het zuiden gericht zijn. Deze bijgelovigheid wordt nauwkeurig nageleefd. ’Taisui″, zegt men, ″heerst over de invloeden van de aarde en verblijft elk jaar ergens anders aan de horizon.″ De keizerlijke kalender (Huangli) informeert de mensen met betrekking tot verhuizingen. Men kan geen gevel bouwen die gericht is naar het punt waar Taisui zich bevindt, want dat brengt ongeluk, ziektes, teloorgang, en zelfs de dood voor hen die deze woning durven te betrekken. Daarom dient men soms jaren te wachten vooraleer men het hoofdgebouw kan rechttrekken dat steeds naar het zuiden gekeerd staat. Begrijpelijk dat men van de situatie profiteert en dat de metsers die overal gevraagd worden goede zaken doen. (tussen 1 en 15 juli 1915) Om het Christelijke geloof en haar vreemde ideee¨n enigszins ingang te doen vinden in de Chinese mentaliteit, deden de missionarissen hun best zich zo goed mogelijk in te leven en aan te passen aan het Chinese denkbeeld en aan de levenswijze van de arme boerenbevolking. Kerstmis biedt een goed voorbeeld. Naar gewoonte, op dezelfde datum, herlees ik de ″kerstmissen″ van de voorgaande jaren, en ik neem me voor enkele van deze oude kerkliederen te vertalen in een eenvoudig Chinees, vrij geestig zoals onze mensen praten. Dit is in een zeer naïeve spreektaal, een beetje letterlijk maar die recht naar het hart van onze goede boerenbevolking gaat. ″Om middernacht in deze nacht, kreeg de lieftallige Maagd haar kind. Haar kleed was amper gedubbeld, om het warm te omwikkelen. Ze legde het in een kribbe, slechts op een weinig stro, een steen onder het hoofdje, van Jezus de almachtige koning.″ De socio-politieke realiteit baarde andere levensbedreigende zorgen. China was in de eerste jaren van de republiek verwikkeld in chaos, onvrede en ontucht. Administratieve, politieke en tal van andere hervormingen waren erop gericht het land te moderniseren. Dit ging niet zonder de nodige tegenstand en sociale onlusten. De hebzucht van machtige warlords (krijgsheren), politiek getouwtrek tussen de regeringsambtenaren, en een corrupt leger deden de bevolking in toenemende mate gebukt gaan onder steeds meer belastingen. Het Onafhankelijkheidsleger (Dulidui) rekruteerde leden bij de misnoegde bevolking en teisterde de contreien met roofmoorden, plundertochten en tal van verwante barbaarsheden. In januari 1916 werd de stad Salaqi geplunderd en ver10
nield. De missieposten dienden zich met man, macht en munitie te beschermen, trokken vestingmuren op en zagen met lede ogen toe hoe de roversbenden en de gestationeerde soldaten vaak onder ´e´en hoedje speelden: In het noordwesten van de vlakte is er gisteren een klein gevecht geleverd tussen soldaten en Dulidui. Van ver leek het serieus, een geknal en geknetter van jewelste, maar van dichtbij was het niet veel. Ziehier, hoe de zaken eraan toe gaan: de soldaten schieten in de lucht, plaatsen de munitie op de grond en trekken terug. De Dulidui begeven zich op het verlaten terrein, ruimen de hulzen op, leggen dollars in de plaats en trekken zich eveneens terug zodat de soldaten de centen kunnen nemen. Zich wanende aan een stevig gevecht (!). Afgevaardigden pendelen tussen de twee partijen en onderhandelen over de verkoop van munitie. Samengevat, soldaten en bandieten verstaan elkaar zoals een bende boeven onder elkaar, en niet van plan de kip met de gouden eieren te slachten, houden zij zich aan weerskanten aan hun gesloten overeenkomst. (tussen 1 en 9 augustus 1916) Een veel voorkomend personage in de eerste twee jaren is de bandiet Lu Zhankui, aanvoerder van de Dulidui die de omgeving terroriseert. Het is tevens algemeen geweten dat hij netjes onderhandelt met de provinciegouverneur en plaatselijke krijgsheer, generaal Cai. Beiden hebben het op een akkoordje gegooid om op grote schaal opium te verbouwen. Cai heeft extra inkomsten nodig teneinde zijn leger te vergroten en van de centrale
staatskas nog meer subsidies te ontvangen; niet zozeer om de soldatensoldij uit te betalen, maar vooral om zijn eigen pracht en praal te voeden en zichzelf te verrijken. Lu Zhankui heeft een expeditie ondernomen tegen de opium verbouwers. Helaas, het is niet meer dan wat komedie. Men vernietigt de velden van de weerspannige boeren, maar ziet er wel zorgvuldig op toe dat de plantages die de soldaten en de Dulidui bezitten voor eigen gebruik gevrijwaard blijven. Het komt neer op gehoorzamen aan de regering naar eigen goeddunken. In Houshan heeft men overal waar mogelijk opium gezaaid. En dit voorspelt grote miserie voor later. Op het moment van de oogst, haast het zootje slechteriken en avonturiers zich naar die streken en deze nefaste plant doet bloed vloeien nog vooraleer het andere slachtoffers vergiftigt. (16 juni 1917) Tot overmaat van ramp brak midden december 1917 de pest uit, die zich razendsnel verspreidde en aan verscheidene missionarissen het leven kostte. Wachtposten werden aan de rand van de missieposten opgesteld, de regering zou een medische commissie sturen, terwijl de plaatselijke bevolking en notabelen al het mogelijke deden de ’god van de besmettelijke ziekten’ (wenshenye) gunstig te stellen: Helaas, ze [de pest] blijft onaangeroerd door deze verering. Guihuacheng en de omliggende streken is op haar beurt aangetast; in Houshan vervoegt deze ramp het gros van de al bestaande miserie; de [Mongoolse] koninkrijken van Djongar en Talat tellen hun slachtoffers niet meer. Wolven bij de
vleet, en in sommige dorpen zijn de honden gevaarlijk nadat ze een aantal lijken verslonden hebben. Wij missionarissen, gaan verder op ronde naar de buitenliggende posten waar we proberen, zo goed mogelijk, onze groep te waarschuwen. We hebben natuurlijk onze scholen moeten sluiten, en uit hoofde hiervan, zal ons winterseizoen niet erg winstgevend zijn. (14 januari 1918) Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zette een relatief zware domper op de financie¨le onderbouw van de missies en de toevoer van nieuwe missionarissen. Treffend in de passages is de wijze waarop de Europese oorlog eigenlijk een speelbal wordt in de politieke intriges tussen twee rivaliserende groepen om de macht in de Chinese regering. Deze rivaliteit zet zich verder na het beslechten van de oorlog, wat vertaald wordt in het Vredesverdrag van Versailles. China verliest Shandong aan Japan, daar deze macht zich aan de kant had geschaard van de geallieerden tegen de Duitsers. China daarentegen kwam − in de ogen van het Westen − te laat in actie. Veelzeggend was soms de Chinese reactie op de oorlogssituatie, zowel van hogerhand als bij de plaatselijke bevolking, en niet in het minst van de soldaterij: Gisteren op weg naar Heixunyingzi kwam ik een peloton soldaten tegen onder leiding van een onderofficier die me af en toe kwam opzoeken toen hij gestationeerd was in onze streek. Hij salueert me heel vriendelijk en zegt op een blije toon: ″Wel Pater, de Europese oorlog is ten einde, en de Duitsers hebben gewonnen!″ ″Gelukkig wel″, zeg ik. ″Er bestond geen twijfel″, herneemt hij, ″vanaf het moment dat China 90.000 man naar het front in Frankrijk gestuurd heeft, was de zaak snel in kannen en kruiken...″ Ik heb de moeite niet gedaan hem uit zijn
dwaling te helpen. Waarom ook? De kranten hebben geschreven over de Chinese koelies die op de achterste linie werken, en dat er net zoveel soldaten zijn die aan de frontlinie vechten. Ondanks de heersende verspilling, blijft China volgens hen steeds de eerste natie in de wereld en wat men ook tracht in te brengen tegen deze fantasie, wordt beschouwd als een jaloerse opmerking. (17 december 1918) Desalniettemin bleef China niet stilstaan. Terwijl de Eerste Wereldoorlog de Westerse aanwezigheid en investeringsprojecten drastisch deed verminderen, baanden de Verenigde Staten en voornamelijk Japan verder hun weg. Deze investeringsgelden kwamen het Chinese marktleven in al haar economische facetten ten goede. Het bankwezen hervormde, kleine en middelgrote ondernemingen zetten de dienstensector op gang, aanleg van kanalen, spoorwegen en autowegen zette het Republikeinse China verder op de weg van de modernisering. In de komende twee jaar wordt de spoorlijn Kalgan-Datong doorgetrokken tot hier. Baotou en Salaqi zullen belangrijk worden, en... dat herinnert me de woorden van iemand die lange tijd in Japan verbleef: ″Het eerste wat een Engelsman opricht wanneer hij toekomt op een vreemde plaats, is een club; een Duitser bouwt een brouwerij; een Fransman een theater; een Rus een kazerne; en een Japanner een bordeel en een openbaar badhuis!″ We hebben reeds een openbaar badhuis. Dat de rest ook zal komen, is niet verwonderlijk. (tussen 1 en 15 juli 1915) Deze passages zijn een kleine selectie uit Chronique du Toumet-Ortos, gezien
door de ogen van een Europese missionaris in het begin van de twintigste eeuw. De mentaliteit van ″oog om oog, tand om tand″ was misschien nog het moeilijkst om dragen in de toenmalige omstandigheden. Bood het geloof soelaas en standvastigheid enerzijds, dan stelde anderzijds de toenmalige retoriek van de Europese culturele superioriteit de missionaris ’als vreemde onderweg’ in staat zijn eigenheid te behouden. Uitdrukkingen van opgekropte rancune en ontaarde onmacht, achting en verachting, cynisme en etnocentrisme in de hedendaagse lezing werpen niet alleen een ander licht op de receptie en de diffusie van China’s moderniteit, maar plaatsen tevens het traditionele imago van de Christelijke aanwezigheid in Republikeins China in relativerend perspectief. Hoe moeilijk ook de achterliggende code van de collectieve opvattingen en houdingen te ontrafelen valt, het is net de subjectiviteit, de optekening van ervaringen die Jozef Van Oost om eender welke reden belangrijk vond, die de kroniek haar eigenwaarde verlenen als historisch en literair document in het sociale avontuur van de twintigste eeuw. (Ann Heylen) Dit boek van Ann Heylen is het net verschenen als volume 16 in onze reeks Leuven Chinese Studies en is uitgegeven in samenwerking met de Universitaire Pers Leuven. Ann Heylen. Chronique du Toumet-Ortos: Looking through the Lens of Joseph Van Oost, Missionary in Inner Mongolia, 19151921. Leuven, 2004, 409 p. ISBN 90 5867 418 5 Prijs: €39,00
INTERNATIONAAL SYMPOSIUM ″MONGOL STUDIES IN THE LOW COUNTRIES: ANTOON MOSTAERT’S HERITAGE (ULAANBAATAR, 10-11 AUGUSTUS 2004) Op 9 augustus 2004 werd in Ulaanbaatar, de hoofdstad van Mongolie¨, een groot evenement georganiseerd: de opening van het Antoon Mostaert Center of Mongolian Studies. De plechtigheid vond plaats in de grote zaal van de prachtige nieuwe Sint Peter en Pauluskerk van de scheutisten. Het publiek, dat bestond uit het missiepersoneel en uit talrijke Mongoolse en buitenlandse gasten, werd verwelkomd door Mgr. Wencslao Padilla, de katholieke bisschop van Mongolie¨. In zijn thematoespraak gaf Professor Sh. Bira, de Secretaris-Generaal van de International Association for Mongol Studies (IAMS) van Ulaanbaatar, een kort maar allesomvattend overzicht van de relaties tussen de Mongolen en het christendom, relaties die teruggaan tot de tijd van Chinggis Khan. Professor Sagaster (Universiteit Bonn)
herinnerde zich in een tweede toespraak zijn persoonlijke ontmoeting met pater Antoon Mostaert en beschreef de diepe indruk die deze grote katholieke priester en onderzoeker in Mongoolse studies op hem maakte. Meer dan twintig jaar, van 1906 tot 1926, woonde en werkte Antoon Mostaert (1881-1971) in het Ordos gebied van Binnen-Mongolie¨ . Nadien verbleef hij in Peking, tot 1948. Gedurende deze lange periode was hij niet enkel een toegewijd missionaris, maar werd hij ook ´e´en van de grootste wetenschappers op het gebied van Mongoolse Studies. Het geheim van dit dubbele succes ligt in de traditionele katholieke methodologische vereisten voor het missionaire werk: een stevige taalkundige en etnologische voorbereiding en ter-
reinstudies in het land zelf. Enkel door toepassing van deze methode is het mogelijk tot een volledig verstaan te komen van de mentaliteit en de levenswijze van andere culturen. Blijvend missionair succes is onmogelijk zonder deze methode. Antoon Mostaert werd zo niet enkel een apostel van de Mongolen, maar ook de deken van de Mongoolse studies. Het was een grote wens van pater Mostaert om Noord-Mongolie¨, de huidige staat Mongolie¨, te bezoeken. De moeilijke politieke situatie verhinderde echter dat deze wens tijdens zijn leven in vervulling ging. Driee¨ndertig jaar na zijn dood wordt zijn droom werkelijkheid: pater Mostaert ging naar Mongolie¨. Zijn ziel werd de beschermende geest van een nieuw Centrum voor Mongoolse Studies. 11
STUDIE EN ONDERZOEK
het grote meer Kukunor. Het etnografische onderzoek naar de cultuur van de Monguors door pater Schram was ook het onderwerp van de lezing door Mr. Limusishiden, een Monguor onderzoeker uit de Chinese Qinghai (Kukunor) provincie.
Groepsfoto van de deelnemers aan het symposium in Ulaanbaatar. De oprichting van dit centrum was niet alleen nodig voor de katholieke missie, maar ook voor de internationale gemeenschap van mongolisanten, die meer en meer te lijden krijgt van de huidige desinteresse in humane wetenschappen. Daarom aanvaardde de International Association for Mongol Studies graag het voorstel van het Leuven Institute for SinoMongol Studies van de Ferdinand Verbieststichting om, ter gelegenheid van de opening van het Antoon Mostaert Center, een internationaal symposium te organiseren. Dit symposium ging door op 10 en 11 augustus in de gebouwen van de Mongoolse Academie voor Wetenschappen in Ulaanbaatar. Het werd bijgewoond door een aantal mongolisanten uit Mongolie¨, China, Rusland en Europa.
langrijke rol die pater Jeroom Heyndrickx in deze samenwerking speelt. Door het plotse en ontijdige overlijden van Staf Vloeberghs, sinds 1 januari 2004 de nieuwe directeur van de Verbieststichting, was Pater Heyndrickx zelf jammer genoeg verhinderd om het symposium bij te wonen. Hierdoor kon de lezing van pater Heyndrickx − de eerste van de conferentie − niet persoonlijk door hem worden voorgebracht, maar werd de tekst gelezen door pater Gaby Tshimanga Bamana, ´e´en van de scheutisten die hun standplaats in Ulaanbaatar hebben. De lezing was gewijd aan een andere buitengewone scheutist en wetenschapper, pater Louis J.M. Schram. Deze missionaris bestudeerde de geschiedenis en etnologie van de Monguor, de ″Witte Mongolen″, die leven in Noordwest China, ten oosten van
De eigenlijke thematoespraak van het symposium werd gepresenteerd door pater Patrick Taveirne (Hongkong/Leuven), die sprak over ″Folklore Ordos: A. Mostaert and his Confreres as Missionaries and Ethnographers″. Hij gaf niet alleen een overzicht van de activiteiten van de Scheut-missionarissen − met inbegrip van de Nederlandse pater Jan-Theo Braam − bij de Mongolen; hij besprak ook de interactie tussen het missionair en wetenschappelijke werk gezien vanuit een theoretisch standpunt. De meeste andere lezingen handelden over het werk van Antoon Mostaert. E. Purevjav (Ulaanbaatar) sprak meer in het algemeen over ″Antoine Mostaert als een eminente Mongolisant″. Zeven lezingen behandelden een belangrijk aspect van Mostaerts werk: de linguïstiek. L. Manlajav (Ulaanbaatar) koos een onderwerp dat pater Mostaert bijzonder nauw aan het hart lag, de Secret History of the Mongols, een contemporaine biografie van Chingghis Khan. De bijdrage van Antoon Mostaert tot het onderzoek over dit unieke stuk Mongoolse literatuur is ´e´en van zijn grootste wetenschappelijke verwezenlijkingen. L. Manlajav onderzocht in haar artikel enkele stilistische uitdrukkingen die voorkomen in de tekst van de Secret History. D. Tumurtogoo (Ulaanbaatar) besprak − in het licht van recente studies over de hoogtepunten van de Mongoolse geschreven taal − het onderzoek van Mostaert naar oude Mongoolse literaire documenten. De overige linguïstische lezingen concentreerden zich op de Mongoolse dialecten, voornamelijk op het dialect gesproken in Mostaerts ″thuisland″, Ordos.
Het doel van dit symposium was niet alleen aandacht te besteden aan het werk van Antoon Mostaert, maar ook het voortreffelijke werk van andere missionarissen uit de Lage Landen op het gebeid van Mongoolse studies in het licht te zetten − beginnend met de franciscaan Willem van Rubroeck die reeds in 1253/54 het hof van de Grote Khan Mongke (kleinzoon van Chinggis Khan) bezocht. Hierdoor werd als titel voor het symposium gekozen voor: ″Mongol Studies in the Low Countries: Antoon Mostaert’s Heritage″. Professor Sh. Bira opende − als vertegenwoordiger van de International Association for Mongol Studies − het symposium. Hij betuigde zijn oprechte dank aan de Ferdinand Verbieststichting die door haar financie¨le steun dit symposium mogelijk maakte. Hij verwees naar de uitstekende relaties die de twee instituten al lange tijd onderhouden en naar de be12
Van links naar rechts: Prof. Sagaster, Patrick Taveirne, Liu Yimin, Pierre Kasemuana, Prof. Bira.
G. Gangtogtokh (Ulaanbaatar) sprak over het belang van Mostaerts werk voor de studie van de Mongoolse dialecten in het algemeen. E. Omakaeva (Elista, Kalmykia/Rusland) legde uit waarom Mostaerts typologische studies van het Ordos dialect zelfs bijdragen tot het begrijpen van enkele merkwaardigheden in de taal en traditionele cultuur van de Kalmukken die leven langs de oevers van de Beneden Volga in Rusland, op een grote afstand van Ordos. D. Zayaabaatar (Ulaanbaatar) had een gelijkaardig thema als onderwerp en sprak over de klinker fonemen in het OudMongools zoals het in het Mongoolse schrift werd weergegeven. Twee andere lezingen handelden over etymologische vragen: Ts. Shagdarsuren (Ulaanbaatar) onderzocht de oorsprong van het Mongoolse woord bel ″milieu du corps″ enz., opgenomen in de beroemde Dictionnaire Ordos van Mostaert; T. Tömör (Nanjing, China) handelde over de Mongoolse titel kiy-a, een term ook besproken in de Dictionnaire Ordos.
De etnologische studies van Antoon Mostaert kwamen in drie andere lezingen aan bod. D. Tseresodnom (Ulaanbaatar) waardeerde de bijdrage van Mostaert tot de kennis van de folklore van de Ordos Mongolen in het algemeen, terwijl Rinchindorji (Peking, China) meer in het bijzonder sprak over de volumineuze verzameling die Mostaert aanlegde van verhalen uit de Ordos, de Folklore Ordos. S. Dulam (Ulaanbaatar) gaf een gedetailleerde uitleg over de rite gangga ganggalaqu, ″chasser un malheur, une mauvaise influence par certains rites et prie`res″, ook terug te vinden in de Dictionnaire Ordos van Mostaert. Elk van de lezingen werd gevolgd door een soms erg levendige discussie. Dit was vooral het geval na de lezing van Ts. Ishdorj (Ulaanbaatar). Ishdorj rapporteerde over de vertalingen van de Bijbel naar het Mongools. Dit leidde automatisch tot de delicate vraag van de te gebruiken vertaalmethode. Hoe moet men termen en
idiomen omzetten naar de taal van een volk met een heel andere religieus-culturele achtergrond? Hoe moet met ″God″, ″Heilige Geest″, ″Doopsel″, vertalen naar het Mongools zonder dat de inhoud van deze termen verloren gaat? Alhoewel deze woorden al vaak werden vertaald, vaak met wisselend resultaat, blijkt dat op vele vragen nog geen doeltreffend antwoord werd gevonden. Dit vormt niet alleen een cruciaal probleem voor de missionarissen, maar is ook heel interessant voor de wetenschappers. Deze discussie maakte duidelijk dat ″Problems of translation of Christian texts into Mongolian″ een zeer interessant onderwerp zou zijn voor een volgend symposium. (Klaus Sagaster)
ACHTSTE INTERNATIONAAL SYMPOSIUM OVER DE GESCHIEDENIS VAN DE CHINESE KATHOLIEKE KERK (LEUVEN, 31 AUGUSTUS − 3 SEPTEMBER 2004) Van 31 augustus tot 3 september organiseerde de Verbieststichting voor de achtste maal haar driejaarlijks internationaal symposium over de geschiedenis van de Chinese katholieke Kerk. Nadat de vorige symposia vooral het missiewerk van Westerlingen in China centraal stelden,
werd deze keer de nadruk gelegd op de belangrijk, maar vaak miskende, rol die de Chinese katholieken zelf speelden. Omdat de slottoespraak van Noe¨l Golvers een goed overzicht geeft van dit symposium, geven we de tekst hieronder in vertaling weer.
Beste collega’s, of, indien u dit niet erg vindt, beste vrienden, Toen we vorige dinsdag dit symposium openden, hadden we een programma samengesteld met zo’n 35 namen − sommigen oude vrienden, anderen nieuwkomers − maar allen met een reputatie op het domein van de geschiedenis van de Chinamissie. Nu, aan het einde van het symposium, kunnen we zeggen − volgens mijn aanvoelen − dat het een zwaar gevuld programma was, maar dat praktisch het hele veld van het historisch onderzoek over de China-missie − van de zeventiende eeuw tot het einde van de Qing periode − vertegenwoordigd was. Dit alles gaf een rijkdom aan materialen, een grote varie¨teit in inzichten en methoden, maar altijd goed onderbouwd en uitgebreid gedocumenteerd. Vermits een algemene beoordeling zo snel na de gebeurtenissen − en dan nog opgemaakt door ´e´en van de organisatoren − niet aangewezen is, beperk ik me hier tot een kort algemeen overzicht van de eigenlijke sessies. Ik moet toegeven dat ik door andere professionele verplichtingen niet bij alle lezingen aanwezig kon zijn, en hiervoor wil ik me oprecht verontschuldigen. Niettegenstaande heb ik mijn best gedaan om, vanuit mijn eigen achtergrond, alle lezingen min of meer in detail te volgen. Het symposiumprogramma legde een hectische ritme van 20 minuten per spreker op, dat door alle sprekers wonderwel werd gevolgd met een bijna monastieke discipline.
Prof. Nicolas Standaert hield een erg gewaardeerde openingstoespraak. 13
STUDIE EN ONDERZOEK
Het begin van de conferentie was dank zij de key-note toespraak van Prof. Nicolas Standaert voorspoedig en vruchtbaar. Het was niet enkel een obligaat deel van de openingsceremonie, maar was heel inspirerend. Dit bleek toen tijdens de discussies die de volgende dagen volgden regelmatig en spontaan verwezen werd naar deze lezing. Er waren zeker nog andere ideee¨n en concepten die steeds als een rode draad terugkeerden in verschillende lezingen, iets wat nog beter tot uiting zal komen na een tweede lezing van alle gebrachte teksten. In principe trachtte dit symposium de focus te leggen op de ″Chinese″ christenen, zowel priesters, catechisten als leken. Hoe werd het Evangelie door hen onthaald en werkten zij mee aan de evangelisatie − een gegeven dat niet altijd even sterk werd gewaardeerd zoals uit sommige lezingen bleek −; hun doorzettingsvermogen om hun Geloof te bewaren, vaak in ver afgelegen dorpen en gesteund door de Chinese clan-geest en niet zelden eindigend in martelaarschap. Dit algemene thema werd volgens chronologische en geographische parameters ingedeeld. Er was een rijke verwijzing naar Westerse bronnen, maar zeker ook naar vaak moeilijk consulteerbaar Chinees bronnenmateriaal inbegrepen foto’s en kranten. De Sichuan-lezingen (Entenmann, Zhang Liping, von Collani), die op zich een soort mini-cyclus binnen het symposium vormden, vond ik persoonlijk heel sterk. Zonder natuurlijk hierbij de andere deelnemers te vergeten die aandacht gaven aan streken zoals Hubei, Shaanxi, Fukien, Guangdong, Hunan en de bergen van Mopan. Het was opvallend dat grote steden zoals Peking deze keer bijna volledig uit beeld bleven, waarschijnlijk was dat niet louter toevallig. Chinese christenen reisden zelfs mee met Europese jezuïeten − zoals Michael Boym, M. Martini en Ph. Couplet − tijdens hun bezoeken aan Europa. Steeds gaven zij blijk van een standvastig geloof, bewezen ze de mogelijkheid van een Chinese Kerk met eigen liturgie en geestelijken, en gaven ze tegelijkertijd de eerste stimulans voor het ontstaan van de Europese sinologie. Doorheen deze lezingen ontmoetten we Chinese christelijke artiesten zoals Lucas Chen, maar vooral Chinese priesters en catechisten. Allen waren het sterke persoonlijkheden, sui generis: ik verwijs hierbij naar Andreas Ly met zijn opmerkelijk dagboek, He Tianzhang, de amper zichtbare priesters van het Collegio dei Sinesi in Napels (18de-19de eeuw), Didacus Yang-ti en Dong Guangqing. Hiernaast hoorden we nog verslagen over Unsung Heroes zoals de Mongoolse christen Samtandjimba, de Europeanen zoals Mu¨llener, Zuster Juventia en vele andere collega’s. We leerden over de onderlinge conflicten tussen Europese missionarissen en Chinese priesters, maar ook over de wonderlijke voorbeelden van goede sa14
menwerking en onderling respect. Door het feit dat het symposium de gehele periode van de ″moderne″ missie − van de 17de tot de 20ste eeuw − besloeg, was er gelegenheid genoeg om tot een vergelijkende discussie te komen. Misschien werd deze mogelijkheid wel niet volledig benut. Verschillende malen hoorde ik dezelfde interessante vergelijking tussen de relatieve ″open geest″ van de 17de eeuwse Europese missionarissen − of ten minste van een deel van hen − tegenover de Chinezen en de Chinese cultuur, en de eerder ″gesloten″ houding van de missionarissen uit de 19de en 20ste eeuw. Het zou zeker interessant zijn om op de oorzaken van deze verschillende houding dieper in te gaan. Ondanks het zware programma, is dit ´e´en van de weinige symposia die ik bijwoonde, waar er na twee dagen meer deelnemers waren dan op de eerste dag. Naar mijn mening kan dit een teken zijn van waardering. Het was ook ´e´en van de wei-
ma de presentatie van nog meer ″Unsung Heroes″ van de Chinese Kerk. Laat me nu besluiten, voordat jullie volledig uitgeput geraken, met een kleine maar oprecht werk van pietas, een woord van dank aan enkele personen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de organisatie en het succes van dit symposium. In de eerste plaats pater Jeroom Heyndrickx, CICM, die vanaf het eerste symposium in 1986 de inspirator was, niet alleen van de symposia maar ook van de Verbieststichting, de Leuven Institute of Sino-Mongol Studies en de publicatiereeks Leuven Chinese Studies. Zijn sterke overtuiging dat het geschiedkundig onderzoek naar de Chinese Kerk onontbeerlijk is, en hierin gesteund door de Congregatie van Scheut, was een essentie¨le stimulus bij al deze initiatieven. Onvermijdelijk kom ik hier opnieuw terecht bij Staf Vloeberghs, onze directeur, die betrokken was bij de voorbereidingen van dit symposium maar
In het totaal zouden 38 lezingen gebracht worden. nige symposia zonder een ″steering committee″, vermits jullie dit zelf deden. Mijn dank hiervoor. Ik meen dat we nu alleen tijd nodig hebben om al het materiaal dat we gedurende deze twee en een halve dag ontvingen te ″verteren″. Waarschijnlijk de beste manier om dit assimilatieproces te stimuleren is de publicatie van de lezingen. Dit zijn we zeker van plan. Patrick Taveirne, CICM, zal samen met Sara Lievens dit werk op zich nemen. En, sprekend over de toekomst, kan ik ook al meedelen dat het de vaste wil is van de Verbieststichting om deze reeks van symposia verder te zetten, met het negende symposium, te organiseren in 2007. Na wat brainstorming terzake, willen we nu de focus te leggen op Antoine Thomas en zijn generatiegenoten, met als tweede the-
die onlangs overleed. Ik wil hem hier nogmaals met gevoelens van dankbaarheid vernoemen. Zijn ontijdige dood hebben de voorbereidingen van dit symposium niet vergemakkelijkt, waardoor de organisatie voor een groot deel op de schouders van Pan Yuling in Taipei en Sara Lievens in Leuven terechtkwam − ik denk en ik hoop dat dit voor de deelnemers niet al te grote problemen heeft meegebracht. Ik ben ervan overtuigd dat we hen allen oprecht kunnen bedanken. Naast hen hielpen op de achtergrond nog een aantal ″unsung″ en ″unseen″ personen. Lu Yan en haar echtgenoot Liu Xiaoshun, die hier vanaf het begin van de conferentie tot op het einde aanwezig waren, altijd bereid een helpende hand te bieden door teksten naar voor te brengen van personen die zelf niet aanwezig konden zijn, of door technische bijstand te leveren. Chou Li-
die menige rit tussen Leuven en Vaalbeek heeft gemaakt; en Cheryl Liao die verantwoordelijk was voor de communicatie met het thuisbasis, de Verbieststichting in de Naamsestraat. Ook wil ik nog kort verwijzen naar de niet onbelangrijke hulp van al de session moderators, die prachtig werk hebben geleverd door zacht maar met de nodige discipline de tijdsindeling te laten respecteren. En tenslotte, wil ik een oprecht woord van dank richten tot jullie allemaal, voor jullie steeds aandachtige en actieve deelname. Deze houding maakt het organiseren van deze symposia tot een aangenaam gegeven. Vanwege de hele staf, met inbegrip van mezelf, wil ik u danken wens ik jullie morgen een aangename uitstap naar Brugge en Gent, en een veilige terugkeer naar het thuisland. (Noe¨l Golvers) Groepsfoto van de deelnemers aan het achtste symposium. Ch’iang, Jozef Chen, Paul Meng en Peter Lin, onze ″technicus″ als ik het zo mag uitdrukken; pater P. Defever, die verant-
woordelijk was voor het ″economische″ aspect van het symposium en die tezelfdertijd een ″responsible young driver″ was
INDIEN U ONZE PROGRAMMA’S WENST TE STEUNEN • Algemene steun voor het werk van de Stichting, of voor ´e´en van de projecten, kan gestort worden via bijgevoegd stortingsbulletin op het nummer: 431-0643061-18 (zonder fiscaal attest) • Steun voor het Chinees College (Chinees-Mongools Vormingsprogramma Leuven) kan overgeschreven worden op het rekeningnummer 431-0670871-86 Ter informatie: − ´e´en jaar studie in een grootseminarie kost 560 euro − studie aan een universiteit gedurende ´e´en academiejaar 620 euro − ´e´en jaar in een middelbare school kost 185 euro Elke gift echter, ongeacht zijn grootte, draagt bij tot het verwezenlijken van het programa van het Chinees college. • Indien u een FISCAAL ATTEST wenst voor een storting van meer dan 30 euro, dient u volgend rekeningnummer te gebruiken: 000-0901974-68 van Scheut-Ontwikkelingssamenwerking VZW, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel. Bij storting op deze rekening dient u bij de “mededeling” een project aan te duiden: 1. 03.086.001: S.C.-Dongtai PRC (Bouwen van een school in Dongtai) 2. 04.086.002: W.W.P.S.V. (Waterput Sangu, Wumeng, Binnen-Mongolie¨) 3. 04.086.003: S.T.P.M.V. (Bouw van hygie¨nische toiletten in het dorp Maotuan, Yulia, provincie Shaanxi) • Giften vanuit NEDERLAND kunnen gestort worden op gironummer 586210 of nr 12.11.14.457 Rabobank, t.n.v. Missieprokuur Missionarissen van Scheut, Postbus 10001, 5260 DA Vught, met duidelijke vermelding “J. Heyndrickx, China-programma”.
15
CHRISTENEN en CHINA De Chinese Kerk blijft na meer dan 50 jaar nog steeds verdeeld in een ondergrondse en een office¨le gemeenschap. Alhoewel beide groepen vaak lijnrecht tegenover elkaar stonden wordt er volgens Rik De Gendt de laatste tijd steeds vaker gesproken over verzoening. Vooral de open brief van bisschop Han Zhihai en zijn oproep voor begrip en verzoening − een brief die in vroegere Koeriers ook al aan bod kwam − heeft de dialoog op het voorplan gebracht. Antoine Rubbens heeft het over een andere dialoog. Aziatische bisschoppen werken sinds de oprichting van de Aziatische bisschoppenconferenties in 1970 steeds meer samen om de gemeenschappelijke uitdaging in Azie¨ aan te gaan. Katholieken maken slechts 2,4% van de bevolking uit waardoor dialoog met de anderen een grote rol speelt. De eigen identiteit en de autonomie van de lokale Kerken speelt hier een belangrijke rol in. Het globaliseringsproces heeft niet enkel betrekking op het economisch leven, ook theologen bogen zich over dit fenomeen tijdens een congres in Indonesie¨. De Indische theoloog Felix Wilfred sprak er over de mechanismen van de globalisering. Omdat volgens Toon van Bijnen vooral het Chinese volk wordt meegezogen in dit globaliseringsproces, geeft hij een samenvatting van de uiteenzetting door F. Wilfred. Over heel de wereld lokte de film ″The Passion″ controverse uit. Alhoewel de film in China niet op de affiche mocht, circuleren heel wat (illegale) kopiee¨n. Sommige parochiepriesters moedigen hun gelovigen zelfs aan om naar de film te kijken. Volgens Rik De Gendt zijn vooral jongeren geïnteresseerd en zien sommigen deze film als een uitzonderlijke kans voor evangelisering. In de rubriek Korte Berichten worden een aantal kleinere, recente, nieuwsfeiten opgenomen.
TIJD VOOR VERZOENING IN CHINESE KERK Steeds meer Chinese katholieken vinden de tijd rijp voor verzoening binnen hun Kerk, die sinds een halve eeuw in ondergrondse en officie¨le gemeenschappen pijnlijk is verdeeld. ″Zou de tijd nu niet gekomen zijn dat de officie¨le en de niet-officie¨le bestaansvormen van de katholieke kerk in China zich met elkaar verzoenen?″ Dat vraagt de Sunday Examiner, weekblad en spreekbuis van de kerk in Hongkong, zich in zijn editoriaal van 21 maart af. Merkwaardig. De tekenen en teksten, waar het artikel naar verwijst, waren al eerder elders gezien en gepubliceerd. De brief van bisschop Han bijvoorbeeld raakte vorig jaar tijdens een Europese bijeenkomst in Leuven bekend en kreeg toen wereldwijd veel aandacht. Het merkwaardige van dit artikel is precies dat het in de Sunday Examiner verschijnt. Het is immers niet als louter informatief te interpreteren. Het is een duidelijke stellingname van de katholieke kerk in Hongkong, een teken van goede wil, een aanbod van verzoening, een uitgestoken hand naar de politieke en religieuze leiders in Peking en naar de miljoenen geloofsgenoten op het Chinese vasteland. Het blad ziet tekenen dat er bij beide gemeenschappen voldoende goede wil aanwezig is om het verzoeningsproces een 16
flink eind vooruit te helpen. De veertigdagentijd is een geschikte gelegenheid, in het bijzonder dit jaar, nu Mel Gibsons film over ’The Passion’ zoveel mensen in heel de wereld aan de verzoeningsopdracht van Jezus Christus herinnert, luidt het. Immers, ″zolang de kerk in zichzelf verdeeld blijft, is ze zwak, wordt ze met de dag zwakker en speelt onbewust in op de politiek van de regering in Peking, die niets liever heeft dan dat de kerk verdeeld blijft.″ Die verdeeldheid weegt al een halve eeuw op het leven van de Chinese Kerk. In 1978 raakte de Congregatie voor de Evangelisering van de Volken ernstig bezorgd over de situatie, waarin gelovigen tijdens de Culturele Revolutie terecht waren gekomen. Daarom kregen clerus en leken in communistisch China bepaalde privilegies. In feite een uitbreiding van wat reeds in de jaren ’50 aan sommige kerkleiders was toegestaan, toen het communistisch regime het kerkelijk leven onder controle wou krijgen. Zo mochten priesters sacramenten toedienen buiten hun eigen bisdom en vanwege het priestertekort kregen bisschoppen toestem-
ming om jonge mannen te wijden, zonder veel theologische vorming, als ze maar van een stevig geloof getuigden, edelmoedig waren en bereid het celibaat na te leven, zich loyaal te tonen tegenover de paus en de kerkelijke leer onverkort te verkondigen. In de nasleep van de Culturele Revolutie en gezien de verwoesting die deze tien turbulente jaren in heel het land teweeg hadden gebracht, overwoog Peking geleidelijk aan onschuldige burgers uit de gevangenissen vrij te laten. Onder hen veel bisschoppen, priesters en gee¨ngageerde christelijke leken. Sommigen hadden intussen om en bij de dertig jaar in gevangenissen of werkkampen doorgebracht. Intussen was de katholieke kerk in China opgedeeld geraakt in ’ondergrondse’ gemeenschappen, die zich bovenal loyaal toonden tegenover de paus en daarom in het geheim moesten samenkomen, en een zogenaamde ’officie¨le’ kerk, die inmenging van regering en partij duldden en dan wel openlijk de eredienst konden organiseren.
aanmoedigende woorden. Onlangs vernamen we dat de benoeming van enkele bisschoppen door de Chinese regering op hun verzoek door Rome in orde werd gebracht,″ stelde bisschop Han vast. Een ander feit, dat hem tot optimisme bracht, zijn de vele directe contacten op plaatselijk niveau. ″Sommige priesters hebben zelfs samen eucharistie gevierd,″ voegde hij eraan toe. Ondanks alle toenadering blijft nog een behoorlijk stuk weg af te leggen, eer alle bisschoppen, priesters en gelovigen van harte elkaar kunnen aanvaarden. De Sunday Examiner besluit met een aantal voorwaarden, die tegelijk als een opdracht klinken: ″Als alle leiders van de officie¨le en niet-officie¨le kerk ertoe zouden komen om openlijk en onomwonden te bevestigen dat zij ´e´en zijn in geloof en verbonden met de universele Kerk, als beide groepen elkaar in hun vieringen zouden kunnen ontmoeten en samen hun eenheid van geloof en leer vieren, dan betekent dat een geweldige stap in de richting van verzoening. De Chinese machthebbers vrezen dat een sterke Kerk het patriottisme zal doen afnemen. Bisschop Han is van het tegendeel overtuigd, waar hij zegt dat de eenheid in geloof op geen enkele manier de liefde voor het eigen land ondermijnt. ″Integendeel, het versterkt de bereidheid om samen te werken aan de opbouw en de modernisering van ons land. Verzoening is een proces van genezing, dat alleen met Gods genade mogelijk wordt. Genade is een gave. Zo’n een gave is zonder meer de moeite waard om ervoor te bidden.″ Bisschop Fan Xueyuan. De onbetwiste leider van de ondergrondse gemeenschappen was bisschop Fan Xueyuan van Baoding, in de provincie Hebei. Ruim veertig jaar zat hij bijna onafgebroken in de gevangenis of stond hij onder huisarrest. Zonder de instemming van Rome af te wachten wijdde hij in het geheim verschillende bisschoppen, die later op hun beurt hetzelfde deden. Rome stond dit oogluikend toe. De officie¨le kerk van haar kant stond onder controle van de Patriottische Vereniging, die zelfs de benoeming van bisschoppen regelde. Dikwijls stonden beide groepen regelrecht en vijandig tegenover elkaar. Maar met de jaren wordt duidelijk dat er meer elementen zijn, die hen verenigen dan die hen scheiden, vinden waarnemers. Zij zijn ´e´en in geloof en betonen zo goed als allemaal hun loyauteit tegenover de paus. De verdeeldheid is blijkbaar iets, dat hen van buitenaf, niet op religieuze, maar op politieke gronden is opgedrongen.
(Rik De Gendt, sj) China is vandaag in volle expansie. Het leven verandert er snel. Binnen de kerk raken steeds meer hoopvolle tekens van toenadering en verzoening bekend. De meeste bisschoppen, die door Peking benoemd zijn, zijn intussen ook door het Vaticaan erkend. Seminaristen uit beide gemeenschappen volgen samen les. Maar allicht het meest sprekende teken van de groeiende drang naar verzoening kwam er vorige zomer van bisschop Joseph Han Zhihai van Lanzhou. In een ’Brief aan mijn vrienden’ gaf hij een scherpe analyse van de tegenstellingen en van de wederzijdse veroordelingen, die bijna tot een schisma hadden geleid. Daartegenover lanceerde hij een oproep tot begrip en verzoening. ″Tijdens de voorbije twintig jaar hebben we nauwkeurig de vele inspanningen van paus Johannes Paulus II gevolgd om tot een beter inzicht te komen in de toestand van de Chinese katholieke kerk. Wij voelen ons bevestigd en gesterkt door zijn
Indien u het secretariaat nog niet verwittigd hebt dat u ons blad verder (gratis) wenst te ontvangen, gelieve bijgaand formulier ingevuld naar het secretariaat terug te sturen. Adressen van andere geïnteresseerde lezers zijn ook welkom. 17
CHRISTENEN EN CHINA
KERK IN DIALOOG De federatie van de Aziatische bisschoppenconferenties bestaat sinds 1970. De bisschoppenconferentie van Taiwan (ROC) is er lid van. De kerkelijk gebieden van Hongkong, Macau en Mongolie¨ zijn geassocieerde leden. Voor informatie in het Engels over de FABC surf naar www.FABC.org. De aanzet was het bezoek van paus Paulus VI aan Manilla in november 1970. Daar waren toen 180 bisschoppen uit Azie¨ bijeen. Voordien kenden de Aziatische bisschoppen beter de bisschoppen van Europa dan de bisschoppen uit Azie¨. De oprichting van deze federatie was een belangrijk feit. Om de vier jaar heeft een plenaire vergadering plaats. Deze federatie heeft het bewustzijn versterkt van de gemeenschappelijke uitdagingen in Azie¨. De katholieken vertegenwoordigen daar nauwelijks 2,4% van de bevolking, iets minder dan 1% indien de Filippijnen niet meegerekend worden. Hun invloed overstijgt zeker hun numerieke aanwezigheid. Zij hebben nog steeds af te rekenen met een ballast uit het verleden. Het christendom komt voor vele Aziaten voor als iets vreemds. Niet de vreemdheid, eigen aan de godsdienst of omwille van haar buitenlandse herkomst, maar vooral vreemd omdat de Kerk te weinig het leven heeft gedeeld in contact met het volk.
Kerk in Azie¨ Regionale en continentale bisschoppenbijeenkomsten hebben in de voorbije decennia aan betekenis gewonnen. In het vooruitzicht van het jubeljaar hebben continentale bisschoppensynodes plaatsgehad, die steeds geleid hebben tot een document dat de eigenheid van de regio weergeeft. De Aziatische bisschoppensynode is gevolgd door het pauselijk document Ecclesia in Asia. Een belangrijk accent daarin is de wil om in dialoog te treden, niet om leerstelsels met elkaar te vergelijken, maar een dialoog, staande in het leven met mensen in eenzelfde wereld. Deze dialoog wil actief zijn op drie belangrijke domeinen: de religies van Azie¨, de Aziatische culturen en de talrijke armen en gemarginaliseerden in dit werelddeel.
Midden vele godsdiensten Op het missionair colloquium Omnes Gentes, vorig jaar georganiseerd door Missio in samenwerking met Lumen Vitae en de theologische faculteiten van de K.U.Leuven en de UCL, liet de toespraak van de Indische jezuïet Michael Amaladoss de sterkste indruk na. Hij gaf een schitterende uitleg bij de eerste vorm van 18
dialoog, deze met de religies van Azie¨. De Indische jezuïet zei: ″In de context van religieus pluralisme betekent missie vandaag dialoog. We mogen zeker zijn van Gods goede nieuws voor ons. Maar doordat we erkennen dat God ook tot andere volkeren gesproken heeft, kan onze verkondiging slechts in dialoog gebeuren. Het is onnodig onze waarheid te verbergen, maar we kunnen haar ook niet voorstellen als de enige waarheid. Er is inderdaad maar ´e´en werkelijkheid. Maar elke ervaring of uitdrukking daarvan is begrensd door historische, culturele en persoonlijke omstandigheden. Maar dat kan andere mogelijke ervaringen en uitingen niet uitsluiten. Het is dit pluralisme dat tot dialoog en samenwerking oproept.″ Christenen leven in Azie¨ te midden van een bevolking die diep religieus is en die ze begroeten als ’broeders en zusters van andere geloofsovertuigingen’. De religies in Azie¨ zijn talrijk en hebben een heel oude oorsprong. De klanken uit Azie¨ kunnen gevoelige oren in Rome kittelen. Zo kreeg de Belgische jezuïet Jacques Dupuis, jarenlang werkzaam in India, moeilijkheden met Romeinse instanties omwille van zijn publicaties over een theologie van religieus pluralisme.
Conservatief? De inzet en de werking van de Kerk in Azie¨ weerleggen beweringen van Philip Jenkins, professor van Religieuze wetenschappen aan de universiteit van Pennsylvania. Hij voorspelt voor de 21ste eeuw een toename binnen de Kerk van behoudsgezindheid door de invloed van de christenen uit het Zuiden. Hij beweert dat zij daar een conservatief en meer devotioneel christendom huldigen. Hij acht daardoor een terugkeer van het christendom van voor Vaticanum II mogelijk. Dat zal volgens hem leiden tot een praktisch schisma tussen het zogezegd liberale denken van de Europese en Noord-Amerikaanse Kerken en de meer conservatieve kijk van het Zuiden. De Kerk in Azie¨ zoekt beslist naar een nieuwe wijze van Kerk zijn. Dit is zeker niet in de zin van een Contrareformatie. De Aziatische bisschoppen willen werkelijk een lokale kerk, midden van het volk waarin zij leven en met wie ze de zorgen en de vreugde delen.
Meer nog: de lokale Kerk was de basis, waar de deelnemers op steunden om elkaar wederzijds in geloof te bevestigen. Dr. Jeffrey Goh behandelde in Leuven het interessante onderwerp van De identiteit en de autonomie van de lokale kerken. Hun interdependentie en hun eenheid met de universele Kerk in een tijd van globalisatie. De verhouding tussen de lokale Kerk en de universele Kerk was het belangrijke agendapunt van het tweede Vaticaans concilie. Een lokale Kerk is deze geleid door een bisschop, in verbondenheid met de andere bisschoppen en met de paus van Rome. Dit houdt een spanning in tussen het universele en het particuliere, maar het ene kan niet zonder het andere bestaan.
Collegialiteit Kardinaal Suenens, ´e´en van de grote tenoren van dat concilie, vatte dit debat meestal samen in deze ´ene zin: ″Het gaat over de elf ’onder’ en ’met’ Petrus.″ In zijn boek Terugblik en Verwachting schreef hij: ″Christus heeft zijn kerk toevertrouwd aan Petrus en de Elf. Deze zijn verscheiden maar onlosmakelijk verenigd door een dubbele band: deze die de Elf met Petrus verbindt en deze die Petrus bindt aan de Elf en aan het volk van God″ (op.cit. blz. 187-188). De paus staat niet los van het bisschoppencollege en het bisschoppencollege staat niet los van de paus. Kardinaal de Lubac omschreef het nog anders: ″De universele Kerk komt nooit als in een tweede ’moment’ voort uit een optelling van de afzonderlijke Kerken of uit hun federatie, evenmin als men kan stellen dat deze Kerken ontstaan door afsplitsing van een Wereldkerk, die een gegeven zou zijn dat hen voorafgaat. Zij komen allen voort uit een eerste Kerk, deze van Jeruzalem; zij zijn daaruit voortgekomen zoals scheuten die overgee¨nt werden″ (geciteerd door Kard. Suenens, op. cit., blz. 187). De neiging om veel macht te geven aan het centrum en daarbij de plaatselijke Kerk als een gedelegeerde van het Vaticaan te beschouwen is na het concilie niet verdwenen. De centralisatie binnen de Kerk blijft groot. Globalisering kan ten onrechte als een argument aangewend worden om een sterk centrum uit te bouwen.
Kardinalen in discussie Stevig als lokale Kerk De waarde van de lokale Kerk kwam uitvoerig aan bod tijdens het Europees Katholiek China colloquium van september 2003. De voordrachten en de gesprekken van dit colloquium gebeurden alle vanuit de benadering van de lokale Kerk.
Dr. Jeffrey Goh besteedde in zijn uiteenzetting veel aandacht aan een discussie die nog niet zolang geleden in de pers gevoerd werd tussen twee eminente Duitse kardinalen, die allebei in Rome werken: Kardinaal Ratzinger en Kardinaal Kasper. Deze laatste klaagt de te centra-
liserende houding aan, temeer dat zij de oecumenische dialoog bemoeilijkt. De stelling van Kardinaal Joseph Ratzinger, prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, is deze: ″De universele Kerk is een aan elke lokale kerk ontologische en tijdelijk vooruitgaande werkelijkheid″. De centrale eerst, dan de rest. Het lijkt het terugschroeven van wat het concilie verklaarde. De conferentie van Jeffrey Goh zette mij aan om het artikel van Walter Kasper te lezen, dat hij in Stimmen der Zeit had gepubliceerd als een vriendschappelijke uiteenzetting met Kardinaal Ratzinger. Walter Kasper is bisschop geweest van het bisdom Rottenburg-Stuttgart en is nu voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen. Hij ervoer als bisschop in Duitsland hoe ver de universele kerkelijke normen verschillen van de prak-
de paus en de andere bisschoppen. Anderzijds staat hij als bisschop van de plaatselijke kerk in solidariteit met zijn clerus en met de vragen, verwachtingen en noden van de hem toevertrouwde gelovigen″ (Walter Kasper, Das Verh″ltnis van Universalkirche und Ortskirche, in Stimmen der Zeit, 2000, blz. 795-804). Kardinaal Kasper schrijft in zijn artikel heel duidelijk dat een plaatselijke Kerk geen departement is van de wereldkerk. De bisschop is geen gedelegeerde van de paus. Hij krijgt door zijn wijding een opdracht in naam van Christus. Dit is geen nieuw inzicht, maar behoort tot een aloude geloofsovertuiging. In mei 2001 jaar had in Rome een buitengewoon consistorie plaats. Vragen over de verhouding tussen Rome en de lokale Kerken kwamen er aan bod. ″De universele Kerk heeft niet alleen eenheid nodig
Roep van de Geest Op hun zevende plenaire vergadering in Thailand in 2000 stelden de vertegenwoordigers van de FABC in de slotverklaring: ″We horen in de diepe verwachtingen en zorgen van Azie¨ een roep van de Geest tot de lokale Kerken. Het is een roep voor vernieuwing, voor een vernieuwde liefdevolle zending tot dienst. Het is een roep van de lokale Kerken om vol vertrouwen te staan tegenover de Aziatische culturele, geestelijke en sociale waarden en om echt geïncultureerde lokale Kerken te worden.″ Een geïncultureerd geloof, een ernstige uitdaging, waarvoor leken, priesters en religieuzen samen staan. Jeffrey Goh had tijdens zijn toespraak de visie van de apostel Paulus voor ogen over de rol van de ledematen in het lichaam (1 Kor. 12). Hij zei hierover het volgende: ″Binnen het lichaam van Christus is elk lid verondersteld mee te werken volgens zijn eigen gaven. Niemand staat ’in macht’ boven de andere. Ja zeker, de Kerk is een hie¨rarchie, zij is geen democratie. Maar het echte gevaar voor een hie¨rarchisch systeem is het vergeten van de heilige Geest. Hoe dichter iemand bij de top staat, hoe meer hij gelooft in macht en leiderschap en dit benadrukt. Hij vergeet dat de Geest steeds verscheiden soorten van leiding in zijn volk opwekt, zoals deze van koning, profeet en priester en hoe hij de ruimte geeft aan het institutioneel, intellectueel en charismatisch leiderschap.″ Zulke visie bevordert medeverantwoordelijkheid, collegialiteit, wederzijds respect, wederkerigheid, gelijktijdigheid. Zo een taal klinkt anders dan het spreken over verordeningen, controle, richtlijnen. De Geest houdt wellicht meer van de eerste groep dan van de tweede. Hij is de ziel van de communio, zeer intens aanwezig bij de viering van de eucharistie.
Links Jeffrey Goh, met zijn echtgenote en Mgr. Tikang van Taipei. tijk ter plaatse. ″In meerdere gevallen kan men bijna van een mentaal en praktisch schisma spreken. Veel gelovigen en priesters kunnen meerdere universeel kerkelijke regelingen niet meer verstaan en gaan er aan voorbij. Dit betreft ethische vragen en vragen over de sacramentele en oecumenische praktijk zoals de toelating van echtgescheidenen tot de communie en de beoefening van eucharistische gastvrijheid. Daardoor komt een bisschop zelf in een moeilijke situatie. Hij heeft de zorg voor de eenheid. Enerzijds staat hij als lid van het episcopaat in universeel-kerkelijke verantwoordelijkheid en in solidariteit met
maar ook pluriformiteit″, zei de toen 95jarige emeritus aartsbisschop van Wenen Kardinaal Franz König. Daarom moet aan de lokale bisschoppen meer invloed in de Kerk toekomen. Kortom, de katholieke Kerk dient minder centraal georganiseerd te zijn en de bisschoppen van de diverse landen dienen meer betrokken te worden bij beslissingen die nu binnen de Romeinse Curie worden genomen.
De Geest vergeten, dit ligt aan de wortel van menig kerkelijk probleem in de tijd van vandaag. (Antoine Rubbens, pr.)
De visie op de lokale Kerk wijst op het belang van de collegialiteit binnen de Kerk en vraagt om de medeverantwoordelijkheid van alle gedoopten bij de opbouw van de Kerk in haar dienst aan de mensen. 19
CHRISTENEN EN CHINA
THEOLOGEN OVER HET GLOBALISERINGSPROCES Het kan vreemd lijken. Op een internationaal theologencongres houdt een theoloog van naam de hoofdinleiding over de mechanismen van de globalisering. Dit gebeurde op een congres van protestantse, katholieke en orthodoxe Aziatische theologen in juli 2002 op het eiland Bali, Indonesie¨. De inleider was de Indische theoloog Felix Wilfred, priester van het bisdom Kottar in Tamil Nadu. Op zeventienjarige leeftijd begon hij aan de Urbaniana in Rome zijn filosofie-studie. Hij studeerde er ook acht jaar theologie. Hij doceerde 16 jaar dogmatische theologie aan het interregionaal seminarie van Tiruchirappali. Sinds 1993 heeft hij de leerstoel ″christendom″ aan de staatsuniversiteit van Madras. Was/ is lid van de Indische katholieke theologencommissie, de theologencommissie van de Federatie van Aziatische Bisschoppenconferenties (FABC), van de oecumenische theologencommissie van Azie¨ en van de Pauselijke theologencommissie. Deze dogmaticus spreekt dus over de mechanismen van de globalisering. Om dit te begrijpen moet men de drie hoofdlijnen kennen van zijn theologie. Ten eerste zoekt hij de inculturatie (of liever ’interculturele ontmoeting’) van het christendom in de Indische cultuur niet in de cultuur van de Brahmanen, maar in de cultuur van de Dalits of kastenlozen. Dit als een reactie op de inculturatiepogingen van zijn illustere voorganger Amalorpavadas en diens theologische en pastorale centra in Bangalore, die het wel in de Brahmanen-cultuur zochten en zoeken. Ten tweede ziet hij de opdracht van het christendom in de verwezenlijking van het Rijk Gods. Met andere Indische theologen ziet hij de missie van Jezus als het transformeren van de mensheid van een niet-Rijk Gods-situatie naar een Rijk Gods-situatie. Zijn bevrijdingstheologie noemt hij ’Antyodaya’; d.w.z. Opstaan van de laatsten. En ten derde kan het christendom dit niet alleen verwezenlijken, zeker niet
in India en Azie¨, maar slechts in samenwerking met andere religies. Interreligieuze dialoog betekent voor hem niet zozeer discussie en gesprek met andere religies, maar samen werken aan rechtvaardigheid en vrede, vanuit een Godservaring. Daarom zijn aandacht voor het proces van globalisering. Omdat geen volk in de wereld op dit ogenblik zo sterk wordt meegezogen in dit proces als het Chinese volk, kan het voor mensen die met christenen in China begaan zijn, leerrijk zijn om hiervan kennis te nemen. Wilfred belicht vijf mechanismen van de globalisering; nl. die mechanismen, waarop religies een relevant antwoord kunnen geven. Hier volgt een samenvatting.
Kennis is macht Onze globalizerende wereld is een wereld van kennis en informatie, die overvloedig en onmiddellijk ter beschikking staat. Die kennis is zelfs in staat de machten van de natuur te manipuleren; biotechnologie bv. ″Maar wat in de moderne wereld gebeurt, is de omschakeling van de kennis als instrument van bevrijding tot een mechanisme van macht″ (Men kan daarbij denken aan de jacht op patenten en het uitschakelen van de traditionele landbouwmethodes.) ″Maar spijtig genoeg wordt veel kennis en toegepaste kennis gebruikt voor doelstellingen die de mens neerhalen en die de wereld minder menselijk maken. Veel van de sociale wetenschap bv. dient om de status quo te handhaven. Dit is mogelijk omdat kennis en wetenschap de verbinding met vrijheid hebben verloren laten gaan. Wij zijn nu ver van de visie van Jawaharlal Nehru, die voor de ontwikkeling van het volk alle hoop stelde op kennis en wetenschap: ″Alleen wetenschap kan het probleem oplossen van honger en armoede, van ziekte en analfabetisme... van een rijk land, bewoond door stervende mensen″. Dat is een emancipatorische kijk op kennis en wetenschap. Dit is een eerste uitdaging aan de religies. ″Ik denk dat religieuze tradities geroepen zijn een nieuwe en uitdagende rol te spelen. Zij kunnen kennis en wetenschap bevrijden en helpen orie¨nteren op een wholistische bevrijding″. Hij herinnert aan de Hindoe-traditie, waarin kennis en verwezenlijking van de waarheid (gnana) leidt tot moksha. De boeddhistische traditie voert tot bevrijdende verlichting en Nirwana. In de christelijke traditie kent men het beroemde gezegde van Jezus ″De waarheid zal u vrij maken″ (Jo 8,32).
20
″In onze Aziatische tradities... is er nooit een scheiding geweest tussen het meedelen van kennis en haar ethische en bevrijdende functie... In mijn visie ligt de uiteindelijke betekenis van de bevrijdingstheologie in de strijd om de bevrijdende functie van kennis te doen oplichten, meer dan haar epistemologische en logische dimensie″. Hij wijst er op dat volgens de Joodse een Christelijke schriften de kennis van God veel meer is dat een ken-act. Zij die de zwakkeren bevrijden, die hebben kennis van God. Zijn conclusie: ″In het Azie¨ van vandaag kunnen wij een concept van kennis zonder vrijheid niet onderschrijven. Dan zouden wij ons kritiekloos onderwerpen aan een beperkt project ’globalisatie’.
Onmenselijk management ″De globalisering maakt de wereldagenda op van de gevestigde belangen, zodat de wereld op alle niveaus geregeld wordt door degenen die kennis en macht hebben. Het maakt de mensen louter tot objecten, ontdaan van hun subject zijn″. Zo schetst Wilfred de wijze van besturen. ″Management″ is het woord dat gonst onder de ideologen van de globalisatie. De besluiten worden genomen door een steeds kleinere groep. Dit werkt de depolitisering in de hand met steeds minder inspraak van het volk. Globalisering bevordert een manier van besturen die alle vormen van zelfbeschikking wegspoelt. ″Globalisering gaat in tegen de praktijk van democratie, zelfbeschikking en echt menselijke vrijheid; precies tegenovergesteld aan wat zij voorgeeft te zijn″. Voor Wilfred is dit ´e´en van de leugens van de huidige globalisering. ″Wat gebeurt op het vlak van regeren is de weerslag van wat gebeurt op economisch vlak... Ee´n van de doelstellingen van de liberale economie was het afschaffen van een centraal geleide economie. Maar de kern van het globale kapitalisme is juist centralisatie; dit is overduidelijk in de concentratie en consolidatie van de machtsuitoefening over markt en technologie. Geen wonder dat het globaal kapitalisme zich goed thuis voelt bij dictators en bij sterk gecentraliseerde regeringsvormen″. Daarom roept de theoloog de religies op actief aanwezig te zijn in de civil society. ″De uitdagende situatie van het globalisatieproces kan door de religies bestreden worden in de mate dat zij een actieve rol spelen in de civil society. Religieuze tradities die niet willen deelnemen aan de discussies van de brede civil society riskeren geïsoleerd te raken″. En waar er geen civil society actief is, zouden religies die mee in het leven moeten roepen. En zelfs ″De civil society moet beschouwd worden als een belangrijk forum waar religies el-
″Het eerste beginsel van de logische structuur van de neoklassieke economie is dat individuen worden gemotiveerd door eigenbelang, en dat, door een maximale vrijheid zonder beperkingen, individuele keuzen, die worden ingegeven door het najagen van eigenbelang, leiden tot optimale resultaten voor de hele samenleving″. Dit schept een wereld van egoïsten. Het verhindert mensen op radicale wijze nog te beminnen, dienstbaar te zijn en te hopen voor en met anderen.″Het proces van globalisatie en haar basisfilosofie scheppen een klimaat, dat doordrongen is van een centripetale, zichzelf zoekende beweging″. Het is ″geïnstitutionaliseerde hebzucht″.
kaar kunnen ontmoeten. Dit zou ik willen noemen de wereldlijke (secular) dialoog van de religies.
De homogene monocultuur Alles wordt herleid tot dezelfde manier van produceren, distribueren en consumeren. Alles wordt herleid tot marktwaarde en beurswaarde. Ook in de natuur wordt alles herleid tot monoculturen, het zogenaamde ecologisch fascisme. Identiteiten en verschillen worden plat gewalst. ″Degenen die macht hebben en die de samenleving controleren zijn aanhangers van een homogene wereld, terwijl de slachtoffers aanhangers zijn van een pluralistische wereld. Pluralisme vraagt om decentralisatie en inspraak, terwijl een homogene wereld een proces is van machtsconcentratie″. Geen enkele religie kan een visie onderschrijven die er op uit is om de verschillen uit te roeien onder het voorwendsel van een pseudo-eenheid. ″De verschillen welke de diverse identiteiten en onderdrukte groepen vertegenwoordigen zijn door God gewild, die ook de biodiversiteit wil″. Hij breekt een lans voor pluralisme, tegen een pseudo-eenheid. ″Pluralisme is uiteindelijk een kwestie van rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid eist dat wij de ander respecteren in zijn/haar anders zijn. Dit is het fundament voor elke theorie en praktijk van rechtvaardigheid... De uitdaging voor de religies bestaat er in uiting te geven aan dit verstaan van rechtvaardigheid in een multiculturele en multi-etnische samenleving, solidair met onderdrukte en gemarginaliseerde identiteiten″.
Wilfred noemt dit ook ″sociaal Darwinisme″. Wat volgens Darwin gebeurt met het biologisch leven van dieren en planten − de struggle for life en de survival of the fittest − dat gebeurt in het neoliberalisme op economisch en sociaal vlak. Door de wet van concurrentie worden de zwakken uitgeschakeld en blijven de sterksten over. Alle religies van Azie¨ hebben een heel ander samenlevingsbeeld. De christelijke traditie is een radicale toewending naar de naaste. Boeddhisme, de pan-Aziatische religieuze traditie, onderstreept het grote belang van prajna (wijsheid) en karuna (mededogen) met het lijden van de anderen. Het Hindoeïsme spreekt van lokasamgraha (welzijn van allen). Dit zijn centrifugale bewegingen, die de wereld oprichten, veredelen en redden. ″Met zulke rijke inzichten zijn de religies in staat om een uitdaging te zijn voor de centripetale beweging van de globalisering van huidige wereld″.
Verstard determinisme Globalisatie wordt als iets onomkeerbaars voorgesteld. Voorstanders denken
er erg dogmatisch over. Voor hen is er geen andere weg dan de globalisatie. De prijs die wij moeten betalen als wij ons tegen de globalisering verzetten, is een onvermijdelijke uitbreiding van de macht van de Staat en een verlies van de individuele vrijheid. Aldus redeneert bv. Peter Martin. Een merkwaardige tegenstrijdigheid, meent Felix Wilfred. ″Ofschoon globalisatie het woord vrijheid in de mond neemt, gaat het precies tegen de ware vrijheid in, een vrijheid die de ontwikkeling van alle mensen moet betekenen″.Voor Wilfred is de dogmatische globalisatie een vorm van determinisme; zelfs van ″collectief fatalisme″. Determinisme legt de zaken vast en projecteert een toekomst vanuit berekeningen van vandaag. Er is geen ruimte voor een alternatief. ″Op deze wijze berooft de globalisering mensen van de kostbare gave van vrijheid en belemmert hun vermogen om alternatieven uit te denken. Ik denk dat religies hierin weer een andere belangrijke rol kunnen spelen″. Religies zijn bij machte om utopiee¨n levend te houden; andere visies op de toekomst. En die geven hoop aan de slachtoffers van de globalisatie. Omdat utopiee¨n een andere toekomstvisie hebben, staan ze kritisch tegenover de huidige gang van zaken. Utopiee¨n zijn misschien vaag, maar ze helpen ons om de geborneerdheid van ideologiee¨n en systemen te overstijgen. ″Alleen religieuze tradities weten materie¨le zakelijkheid en een geestelijk denkvermogen in een wisselwerking samen te houden. Alleen zij zijn in staat om utopiee¨n op te roepen die wortelen in de geschiedenis en die een uitdaging zijn voor de ideologie van de globalisatie″. Dat kwam Felix Wilfred heel visionair voorhouden aan zijn collega’s uit de Aziatische landen. Collega’s uit de Volksrepubliek China nemen aan dergelijke vergaderingen nauwelijks of helemaal niet deel. Dat is wel spijtig. Want wat Wilfred schetst is precies het proces waarin China hals over kop wordt meegezogen. Religie zou in China winnen aan relevantie als het zou inspelen op de uitdagingen van dit tumultueus proces. Iemand als Felix Wilfred zou ook de Chinezen de ogen kunnen openen. (Toon van Bijnen, svd)
Centripetaal bij definitie ″De basisfilosofie van de globalisatie is het neo-liberalisme. Dit zet het individu en zijn/haar autonomie boven het welzijn van allen″. Wilfred citeert David Korten: 21
CHRISTENEN EN CHINA
″THE PASSION″ OOGST SUCCES IN CHINA Mel Gibson’s film, ″The Passion″, staat uiteraard niet op de affiche in communistisch China. Toch is hij in verschillende steden te bekijken. Chinezen hebben hun ″premie`re″ weken voor de prent bij ons in de bioscoop te zien is. Piraatkopijen op dvd, technisch van miserabele kwaliteit en met lamentabele Chinese onderschriften, gaan er als zoete broodjes voor minder dan ´e´en euro van de hand. Hoewel China recent openlijk campagne voert tegen illegaal kopie¨ren en sinds jaren een strikte censuur uitoefent op alles wat uit het buitenland komt, moedigen parochiepriesters van de zogenaamde officie¨le kerk hun gelovigen aan om de film te gaan bekijken. Een priester van een niet-erkende ondergrondse katholieke gemeenschap wil hem op Goede Vrijdag tonen.
Volgens de plaatselijke media in Hong Kong, waar de film wel in de bioscopen mag gedraaid worden, zijn daar minstens vijftig extra voorstellingen georganiseerd door katholieken en protestanten. Sommige sessies worden voorafgegaan of gevolgd door een kwartier bezinning en gebed. Op het Chinese vasteland zijn blijkbaar vooral jongeren, ook veel niet-gelovigen, geïnteresseerd. Dat blijkt uit discussies, die zij op internet voeren en uit vragen die ze stellen. ″Ik ging kijken, alleen maar omdat ik mijn kennis van het Engels wou toetsen,″ zegt ´e´en van hen. ″Maar ik kwam geweldig onder de indruk van het verhaal. Het gaat er bij mij niet in dat iemand zijn leven geeft voor anderen. Ik wil echt beter dat christendom leren kennen.″
″Ik had ooit tijdens mijn studies stukken uit de Bijbel gelezen, maar gewoon als literair werk om inzicht te krijgen in het westers denken″, vertelt een andere. ″Nu ik de film gezien heb, ga ik dat boek opnieuw lezen. Dit keer wil ik er meer over gaan nadenken.″ Sommige priesters zien in de film dan ook een uitzonderlijke kans voor evangelisering. Ee´n van hen vertelt dat hij verschillende vragen van jonge mensen kreeg, die een praatgroep willen opzetten. ″En ik die dacht dat er uit Hollywood nooit iets goeds kon komen,″ voegt hij er lachend aan toe. (Rik De Gendt, s.j.)
KORTE BERICHTEN Hong Kong bereidt een tentoonstelling voor met kunstwerken uit Vaticaanse musea Tussen het Vaticaan en de autoriteiten van Hong Kong zijn besprekingen aan de gang om in 2006 in Hong Kong een tentoonstelling te organiseren met kunstwerken afkomstig uit de musea van het Vaticaan. Op 12 juli ll. stelde het katholieke bisdom van Hong Kong zich bereid om als tussenpersoon te fungeren bij de besprekingen tussen Peking en het Vaticaan. Volgens de South Morning Post, een krant uit Hong Kong, zijn deze contacten heel recent. Vorig jaar december was Patrick Ho, de secretaris van de afdeling Binnenlandse Zaken van Hong Kong, op bezoek in Rome. Op zijn vraag bezocht hij ook het Vaticaan, waar hij ontvangen werd door Mgr. Claudio Maria Celli, secretaris van de administratie belast met het Vaticaans patrimonium, en door Mgr. Gianfranco Rota Graziosi, Staatssecretaris. Volgens de woordvoerder van Hong Kong, hebben de gesprekken over de tentoonstelling in 2006 nog niet het stadium van de ″technische discussie″ bereikt, maar ″de secretaris is zeer geïnteresseerd in het dossier, hij vindt de collecties van het Vaticaan fascinerend″. Patrick Ho is katholiek. Volgens een bron uit het Vaticaan heeft een dergelijke tentoonstelling een zeker 22
belang omdat het de eerste maal zal zijn dat religieuze kunstwerken van het Vaticaan op Chinese bodem zullen te bezichtigen zijn. Dergelijke projecten kunnen gelegenheid bieden tot meer intensieve diplomatieke contacten. Voor Anthony Lam Sui-ki van het Holy Spirit Study Center (Hong Kong), mag hieruit − hoewel er een wil kan uit blijken dat het Vaticaan betere relaties wil aanknopen met China − echter geen overhaaste conclusie getrokken worden m.b.t. de normalisatie van de diplomatieke betrekkingen tussen de twee landen. ″Het lijkt logischer dat op dit moment de Volksrepubliek deze mogelijkheid eerder ziet als een culturele uitwisseling en niet zozeer als een diplomatiek gegeven. Heropbouw van de diplomatie moet gebeuren op een veel hoger niveau in Peking″ preciseerde hij tegenover het Italiaanse nieuwsagentschap AsiaNews. (EDA, ZF04072905)
De Dalai Lama ziet aanmoediging in de stijgende interesse voor religie in China Tijdens een toespraak voor enkele honderden Taiwanese en etnisch Chinese gelovigen in Dharamsala op 28 en 31 juli 2004, zei de Dalai Lama dat hij zich aangemoedigd voelt door de stijgende interesse voor religie in China. Deze houding tegenover de verschillende religies is ook merkbaar bij de leden van de Communistische Partij.
Volgens de Dalai Lama kan de wereldbevolking grosso modo in 3 categoriee¨n worden ingedeeld, op basis van hun spiritualiteit. Ee´n categorie ziet religie als negatief en als schadelijk voor de maatschappij en voelen zich daardoor helemaal niet aangetrokken. Voor een tweede categorie is godsdienst een goed gegeven. De laatste categorie wordt gevormd door een groep mensen die meer geïnteresseerd zijn in hun eigen dagelijks bestaan en voor wie religie geen bepaalde positie bekleed. Toch hebben deze drie categoriee¨n ´e´en ding gemeen: allen wilden ze gelukkig zijn. Het verschil zit in de manier waarop zij hun doel willen bereiken, aldus de Dalai Lama. De Dalai Lama gaf deze lessenreeks van 22 tot 31 juli 2004 op speciale vraag van boeddhistische organisaties in Taiwan en Maleisie¨.
1200 personen zwemmen voor vrede tussen China en Taiwan Meer dan twaalfhonderd zwemmers van China en Taiwan namen een duik in het water van de oceaan dat eens een slagveld was in de militaire schermutselingen tussen China en Taiwan. De actie was bedoeld als een oproep voor vrede. Vanaf een strand in de Liaolo Baai op het Taiwanese eiland Kinmen, legden de zwemmers ongeveer 1,5 kilometer af in de richting van Taiwan en keerden dan terug.
De laatste weken rolden Taiwan en China weer met hun spieren en lieten hun militaire mogelijkheden zien om de andere af te schrikken.
Katholieke drukkerij moet na klacht kalenderprenten aanpassen
Deze militaire oefeningen zetten de Verenigde Staten er toe aan de beide partijen op te roepen tot kalmte en terughoudendheid. Zij vreesden dat een onverwachte botsing tot oorlog zou kunnen leiden.
Faith Press, een katholieke uitgeverij die voor de kalender van 2005 gekozen had voor afbeeldingen van de Maagd Maria in Chinese stijl, heeft na vele klachten van gelovigen opnieuw de traditionele portretten − in Westerse stijl − opgenomen.
De organisatoren van de zwempartij zeggen dat zij nog dergelijke initiatieven plannen om de ″wederzijdse verstandhouding tussen de beide volken van de Straat van Taiwan te versterken″.
De opmerkingen kwamen van verschillende katholieken, ook van de onderpastoor van de kerk van het Heilig Hart in Nanning, de hoofdstad van Cuangxi, zo’n 2.025 km ten zuidwesten van Peking. ″Jezus en Maria zijn Joden, en een vreemdeling is een vreemdeling. Men kan hen niet
(ABC Radio Australia News, 02/08/04)
in een Chinees veranderen″, zei de priester. Faith Press wordt gerund door de Kerk van Hebei en is gevestigd in Shijiazhuang, de hoofdstad van Hebei (202 km ten zuidwesten van Peking). Verleden jaar drukte het 180.000 kalenders voor het jaar 2004). Voor ´e´en reeks kalenders werd het portret van ″Onze Lieve Vrouw van de Chinezen″ gedrukt, op een andere reeks een Mariabeeld in Westerse stijl. Vooral oudere katholieken en gelovigen van het platteland hadden kritiek op de Chinese stijl. (UCA News, 30/07/04)
Levendige confrontatie tussen Oost en West in woord en beeld Astronoom van de keizer Ferdinand Verbiest en zijn Europese Sterrenkunde NOE¨L GOLVERS en ULRICH LIBBRECHT 300 jaar geleden stierf Ferdinand Verbiest in China: bij leven was hij reeds een legende, het model van de geslaagde missionaris, officieel astronoom van de Chinese keizer Kangxi en later zelfs mandarijn. In zijn ’Astronomia Europaea’ toont Verbiest de superioriteit aan van de Europese sterrenkunde via overtuigende experimenten. Classicus dr. Noe¨l Golvers heeft Verbiests verslag in een vlot leesbare taal omgezet. Vooraf schetst de bekende sinoloog Ulrich Libbrecht Verbiest als ’politieke’ figuur en als wetenschapper.
BON VAN € 6 geldig bij aankoop van Astronoom van de keizer, Noe¨l Golvers en Ulrich Libbrecht U betaalt € 13,75 i.p.v. € 19,95 (excl. € 2 verzendingskosten) Naam; ................................................................................................................ Straat: ............................................................................. Nummer: ................. Postnummer .................................. Gemeente: ............................................... BESTELBON TERUGSTUREN NAAR OF INLEVEREN BIJ Boekhandel Infodok/Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 016/310.608,
[email protected] Betaling na ontvangst van de factuur (bij levering). Aanbieding geldig tot 15/12/2004. Wet 8.12.’92. Gegevens komen in databestand van Davidsfonds. Kunnen meegedeeld aan sectoren van Davidsfonds en derden. Betrokkenen kunnen publiek register raadplegen; hebben toegangs- en correctierecht.
23
Maart 2004 5: Een Chinese en Engelse versie van de Verbiestkoerier wordt gepubliceerd door het Taipei bureel van de Stichting. 12: Jaarlijkse vergadering van de Verbieststichting samen met de Chinese Provincie van Scheut in Taipei. 16: Redactievergadering Christenen en China. 24: Begrafenis van Gaston Heyndrickx, broer van Jeroom Heyndrickx. 25: Mevr. Luo Wei bezoekt Taipei office en spreekt met onze collega’s over haar ervaringen in China. 31: Naar jaarlijkse gewoonte geeft Staf Vloeberghs voor de sinologiestudenten van de K.U.Leuven in het Verbiesthuis een kort overzicht van de activiteiten en de bibliotheek van de Stichting. April 2004 6: Bezoek van Earl Cura, CICM, aan de Verbieststichting. 9: Het 15de volume in onze reeks Leuven Chinese Studies verschijnt: P. Taveirne, Han-Mongol Encounters and Missionary Endeavors: A History of Scheut in Ordos (Hetao), 1874-1911. 29-10 mei: Louis Kuo verzorgt een vormingssessie in China. 29-2 mei: Noe¨l Golvers woont in Rome, in de Societa` geografica italiana, de voorstelling bij van de nieuwe editie van M. Martini’s Novus Atlas Sinensis en doet verder onderzoek in de Biblioteca Nazionale Centrale.
Juli 2004 1: Rachel Lu Yan, een vroegere beursstudente, start als werknemer van de Stichting. Zij zal vooral instaan voor het Chinees College Leuven. 1-9: Noe¨l Golvers verricht archiefonderzoek in de Gregoriana en de archieven van de jezuïeten (Rome). Augustus 2004 3: Noe¨l Golvers geeft in het Verbiesthuis een seminarie over ″Translating and editing Latin manuscript sources on the China mission″ voor een groep doctoraatsstudenten en onderzoekers van de Collegium Gesnense (Poznan, Polen), begeleid door R. Malek (Monumenta Serica, Duitsland) en Prof. A.W. Mikolajczak. 9-11: Internationaal Symposium ″Mongol Studies in the Low Countries: Antoon Mostaert’s Heritage″ in Ulaanbaatar. (zie verslag p. 11) 12: Afscheidsviering voor Staf Vloeberghs, onze directeur, die op 7 augustus overleed. Meer dan 500 personen wonen de plechtigheid bij in de Don Bosco parochie van Kessel-Lo. 24: De deelnemers aan de China-reis komen bijeen tijdens een voorbereidende vergadering in het Verbiesthuis. 31: Plechtige opening van het achtste symposium van de Verbieststichting (zie verslag p. 13)
Mei 2004 3: Jaarvergadering Chinees-Mongoolse Academie in aanwezigheid van Mgr. Tikang (Taipei) en Mgr. Vancottem (Waals Brabant). 3: Bisschop Guo Zhengji van het bisdom Bameng overlijdt op 90-jarige leeftijd in Yinchuan. 5: Jaarlijkse Raad van Bestuur met aansluitend de Algemene Vergadering van de Verbieststichting in Leuven. 6: Professor Ku Wei-ying neemt deel aan een symposium ″les relations diplomatiques Orient − Occident du XVIIe au XXe sie`cle″ in Louvain-la-Neuve. 16: Overlijden van Bisschop Augustin Zhao Jing-Nong (°1909), van het bisdom Tianshui (Gansu); begrafenis op 24 mei. Juni 2004 1-22: Helen Reichl verzorgt een vormingssessie in China (bisdom Henshui en Handan): ″Formation for teachers of children’s catechism″. 10-11: Boxer symposium, georganiseerd door Fujen University (Taipei). 17-19: Noe¨l Golvers volgt de workshop ″Chinese and Christian Rituality in Later Imperial China″, georganiseerd door het departement Sinologie van de K.U.Leuven. 24
Secretariaat: F. Verbieststichting Cheryl Liao Naamsestraat 63, bus 4 3000 Leuven Tel.: 016/32.43.50 Fax: 016/32.44.55 E-mail:
[email protected] Redactieraad Verbiestkoerier: S. Vloeberghs (hoofdredacteur), N. Golvers, J. Heyndrickx, S. Lievens
Editoriaal Het wonder van Staf, de Witte Kraanvogel J. Heyndrickx
p. 1
Studie en Onderzoek - Ferdinand Verbiest in Peking: onderwijs in missionair perspectief N. Golvers p. 3 - Diepe wortels in het verleden: de situatie in de katholieke Kerk van China 1800-1860 vergeleken met die van na 1957 A. Camps p. 5 - Chronique du Toumet-Ortos, looking through the lens of Joseph Van Oost, missionary in Inner Mongolia (1915-1921) A. Heylen p. 8 - Internationaal Symposium ″Mongol Studies in the Low Countries: Antoon Mostaert’s Heritage″ (Ulaanbaatar, 10-11 augustus 2004) K. Sagaster p. 11 - Achtste Internationaal Symposium over de geschiedenis van de Chinese katholieke Kerk (Leuven, 31 augustus - 3 september 2004) N. Golvers p. 13 Christenen en China - Tijd voor verzoening in Chinese Kerk Rik De Gendt p. 16 - Kerk in dialoog A. Rubbens p. 18 - Theologen over het globaliseringsproces T. van Bijnen p. 20 - ″The Passion″ oogst succes in China T. van Bijnen p. 22 - Korte berichten p. 22 Speciale aanbieding Davidsfonds voor lezers Verbiestkoerier p. 23 Logboek
p. 24
Redactieraad Christenen en China: S. Vloeberghs (hoofdredacteur), A. Camps, R. De Gendt, A. Han, J. Heyndrickx, S. Lambert, A. Rubbens, T. van Bijnen. Medewerkers: A. Heylen, C. Liao, K. Sagaster. Verantwoordelijke uitgever: J. Heyndrickx, F. Verbieststichting Naamsestraat 63, bus 4, 3000 Leuven
Indien u het secretariaat nog niet verwittigd hebt dat u ons blad verder (gratis) wenst te ontvangen, gelieve bijgaand formulier ingevuld naar het secretariaat terug te sturen. Adressen van andere geïnteresseerde lezers zijn ook welkom.