VERBIEST
Belgie¨-Belgique P.B. 2/111 LEUVEN 1
KOERIER Driemaandelijks Informatieblad Afgiftekantoor Leuven 1 Vol. XV, september 2003
Ferdinand Verbieststichting (China-Europa Instituut) Naamsestraat, 63, bus 4 B - 3000 Leuven
Katholieke Universiteit Leuven
EDITORIAAL De laatste jaren legt de Kerk sterk de nadruk op interreligieuze dialoog. Door dialoog kunnen religies zichzelf herontdekken als een positieve, maatschappij-hervormende macht. Volgens Wim Holderbeke blijken deze pogingen echter grotendeels onsuccesvol. In vele Oost-Aziatische landen is de grondvraag niet zozeer hoe we de dialoog kunnen starten, maar eerder hoe we het christendom daar kunnen opstarten. In China is minder dan 1 procent van de bevolking katholiek. De auteur vraagt zich af of dit enkel te maken heeft met de soms ongelukkige geschiedenis van de missie in China. Misschien moeten we ons neerleggen bij het feit dat het christendom slechts een klein deel van de Chinese bevolking zal bereiken.
nese Studies en de bekendmaking van een nieuwe internetsite die de archieven van Vincent Lebbe voor een groter publiek toegankelijk maakt. In de sector Cultuur behandelt Ann Heylen de symboliek van de Chinese draak. Heel anders dan in het Westen heeft de draak in China een positieve connotatie. De iconografie van de draak kende een hele evolutie en wordt duidelijk aan de hand van de afbeeldingen op porselein. Naast de draak zijn ook de leeuw, tijger en feniks belangrijke dieren in de Chinese symboliek.
Naast de jezuïeten waren van de zestiende tot de achttiende eeuw in China eeuw ook een aantal bedelorden actief zoals augustijnen, franciscanen en dominicanen. Arnulf Camps schetst aan de hand van een werk van de franciscaan Pedro de la Pin˜uela de verschillen en de gelijkenissen tussen het werk van deze orden.
Het is alweer 10 jaar geleden dat de eerste meditatiegroepen bijeenkwamen onder impuls van Zr. Liesbeth Hufkens, ICM. De eerste retraites werden gegeven door Zuster Agnes Lee en pater Thomas Hand. De deelnemers waren zo enthousiast dat zij besloten regelmatig bijeen te komen. Maris De Groot geeft een verslag over deze bijeenkomsten.
In de twintigste eeuw was de Nederlandse franciscaan Sigibald Hogenboom ´e´en van de steunpilaren van de missie in Lu’an. A. Camps vertelt hoe hij zijn missieleven begon, hoe hij af te rekenen kreeg met de Japanse bezetting en hoe hij uiteindelijk begin jaren ’50 China moest verlaten.
AVIMO maakte in de reeks ″Vrouwen van Overal″ een video over de Chinese vrouw. De video verkent het leven van de hedendaagse Chinese vrouw en kijkt wat voor hen de gevolgen zijn van de veranderingen in de Chinese maatschappij.
Het hoofdstuk Studie en Onderzoek wordt afgesloten door de aankondiging van een nieuwe publicatie in onze reeks Leuven Chi-
Jeroom Heyndrickx Directeur
Van 1 tot 4 september organiseerde de Verbieststichting het European Catholic China Colloquium. Meer dan honderd deelnemers uit achttien verschillende landen werden er verwelkomd. Een verslag kunt u lezen op p. 13-17. 1
STUDIE EN ONDERZOEK
CHINA EN HET CHRISTENDOM: EEN ONMOGELIJKE COMBINATIE? Af en toe wordt de cynische bemerking gemaakt dat eigenlijk niemand geeft om de interreligieuze dialoog, behalve de Kerk. Bovendien, met op de achtergrond de Kerkgeschiedenis met een agressieve missionaire praktijk en onscrupuleuze samenwerking met de koloniserende machten, kan deze roep om dialoog zelfs ambigu en zelfzuchtig overkomen. Net alsof de Kerk, nu ze inziet dat ze niet de gehele wereld door prediking voor zich kan winnen, naar een subtielere manier zoekt om de andere godsdiensten te benaderen. Dialoog als een verandering van tactiek. Niet verwonderlijk dat de meeste religies niet staan te wachten om in discussie te treden over onderwerpen waarover zij geen behoefte voelen om te discussie¨ren. Nochtans verdedigt de Kerk, vooral sinds Vaticaan II, de multireligieuze dialoog als een weg om de christelijke bezorgdheid over de mensheid in praktijk te
mende conflicten en geweld, een hogere inspiratiebron te bieden. Door dialoog kunnen religies zichzelf herontdekken (en zelfs heruitvinden) als een positieve, maatschappij-hervormende macht. Tot zover de goede intenties. De realiteit ziet er echter minder rooskleurig uit. Want, wat moet je doen als je pogingen om anderen te overtuigen van je goede bedoelingen grotendeels onsuccesvol bleken en de laatste cijfers aantonen dat je nog nergens staat? In vele Oost-Aziatische landen is daarom de grondvraag niet zozeer hoe we de dialoog kunnen starten, maar eerder hoe kunnen we het christendom daar opstarten. Waar staan we nu precies als christenen in de Oost-Aziatische maatschappij? Een blik op de situatie in China kan ons wakker schudden. Minder dan 1% van de bevolking van de Volksrepubliek Chi-
De missioneringsmethoden die vroeger gebruikt werden, worden vaak aangeduid als oorzaak van het falen van het christendom. brengen, en zo de grenzen tussen culturen en religies te overschrijden. Samen met andere religies belooft de Kerk te zoeken naar wat het beste dienbaar kan zijn voor het welzijn van de maatschappij, de wereldvrede en hogere morele standaarden. Zij stelt voor dat, door dialoog, religies kunnen zorgen voor het oplossen van vooroordelen, het promoten van wederzijds begrip, het delen van spirituele ervaringen, en zo een echt ″wij-gevoel″ kunnen cree¨ren. Religies kunnen samenwerken aan de gemeenschappelijke taak de multireligieuze maatschappij, die nu meer dan ooit moeite heeft met steeds toene2
na is verondersteld katholiek te zijn. Mathematisch gezien, is de missie in China nooit een groot succes geweest (om het beleefd uit te drukken). Ook op sociaal vlak slaagde het christendom er niet in om een blijvende indruk na te laten, ondanks het diepe geloof van enkele veerkrachtige, maar grotendeels marginale, christelijke gemeenschappen. Christendom en China, een combinatie van deze twee is een interessant onderwerp in de literatuur en voor historische studies, maar vanuit een louter missionair standpunt gezien is er niet zoveel om dankbaar, of zelfs hoopvol, voor te zijn.
Tot op vandaag is er nog geen sleutel gevonden om het Chinese hart te openen voor de boodschap van Christus. Dit kan te verklaren zijn door verschillende factoren. Een ″populaire″ oorzaak die regelmatig opduikt als verklaring voor het falen is de dubbelzijdige manier waarop het Westers christendom in het Middenrijk werd geïntroduceerd. Aanvankelijk, al sinds de aankomst van Matteo Ricci, kozen de jezuïeten voor een elitaire benadering. Zij onderhielden contacten met de intellectuelen van de gegoede klasse en de confuciaanse literati. In feite waren de jezuïeten betrokken in een interreligieuze dialoog, vooral met het confucianisme, lang voordat deze term in de mode kwam. Zij hoopten dat, door de meeste invloedrijke klasse − en bij voorkeur de keizer zelf − voor zich te winnen, de rest van de bevolking zou volgen. Maar zover zijn zij nooit geraakt. Alhoewel groots in termen van keizerlijke gunsten verleend aan de bekende missionarissen (zelden echter voor religieuze redenen; de grote Verbiest − om er maar ´e´en te noemen − werd zo naar waarde geschat als een meester in het gieten van kanonnen dat de keizer zelfs een specifiek model van mortier naar hem noemde), bleef de jezuïetenmissie een hoofdzakelijk verloren strijd. De droom van het bekeren van een Chinese Constantijn of Clovis is nooit verwezenlijkt. Maar er zou nog slechter komen. Toen in de negentiende eeuw de China-missie op grote schaal hervatte, introduceerden de missionarissen − wat Ralph Covell noemde − de ″boodschap van de macht″ (de ongelukkige combinatie van Boodschap, gevechtsboten en opium): boodschappers van het ″goede nieuws″ landden in de voetsporen van militaire veroveraars en politieke agressors. De dagen van de verfijnde jezuïeten waren ver weg. Missionarissen kozen nu voor de armen, en hopelijk ook meer lichtgelovigen. Deze keer zou het christendom tabula rasa maken met de Chinese tradities. Chinese zaken werden niet langer bewonderd, maar verworpen. Chinese religiositeit werd een synoniem voor bijgeloof en de valkuilen van de duivel. Het zou niet lang duren voordat de Chinezen net hetzelfde zouden denken over het christendom. De hernieuwde kennismaking met het christelijke Westen zou een zeer traumatiserende ervaring worden voor heel wat Chinezen. Voor lange tijd zullen zij het christendom beschouwen als ″een sekte die, op zijn slechtst, obsceen, gevaarlijk, buitenlands en boosaardig was, en op zijn best, irrelevant voor de Chinezen die in de confuciaanse orthodoxie alles vonden wat nodig was″ (Covell). De grote meerderheid van de bevolking heeft zich nooit aangetrokken gevoeld tot een systeem dat weinig respect toonde voor hun geschiede-
nis, erfgoed en cultuur. Deze houding is sindsdien nauwelijks veranderd. Feitelijk kan aangenomen worden dat de ″oplossingen en antwoorden″ die de Kerken via hun religieuze doctrine zo zelfzeker voorstellen, incompatibel blijken met de ″vragen en problemen″ die de Chinese psyche opmerkt. Welke kans heeft het christendom dan nog, nadat het faalde om gehoord te worden terwijl het het geloof predikte, om gehoord te worden door zijn engagement in de dialoog die het zo sterk verdedigt? Het bovenstaande kan de indruk wekken dat het falen van het christendom eer-
der te wijten is aan de omstandigheden. Het zou het resultaat zijn van een ongelukkig beleid en de tactiek van de Kerk, en langs Chinese zijde − zowel de overheid als de bevolking − de voortdurende achterdocht, zoniet echte vijandigheid, tegenover al wat Westers is. Deze interpretatie vindt men in kringen die een naïefoptimistische kijk hebben op het missionair gebeuren: indien we meer middelen, meer ijverige missionarissen, minder administratieve rompslomp van de overheid, meer gebed, meer geloof hebben, kan het nog goed komen, kunnen we misschien China nog voor Christus winnen... (wat dit ook moge betekenen). Maar wat
als deze droom nooit werkelijkheid wordt? Wat indien een kleine 1, 3 of zelfs 5% van de gehele bevolking die zich tot het christendom bekeert het beste blijkt wat we kunnen bereiken? Dit is een mogelijkheid die slechts door weinigen in missionaire kringen in overweging wordt genomen. En toch, dit idee heeft weinig te maken met het doemdenken van extreme pessimisten, maar eerder met de eigen aard van religie. De oplossing kijkt ons misschien recht in de ogen. Maar, zijn we bereid om er ook de gevolgen van te dragen? (Wim Holderbeke, cicm)
BEDELORDEN: AUGUSTIJNEN, FRANCISCANEN EN DOMINICANEN IN CHINA VAN DE ZESTIENDE TOT DE ACHTTIENDE EEUW Men is eraan gewend veel te lezen over de werkzaamheid van de jezuïeten in het China van de zestiende tot de achttiende eeuw. Uit detail-studies weten we dat er ook andere orden werkzaam waren, zoals de augustijnen, de franciscanen en de dominicanen. Een samenvattende en meer diepgaande studie van hun werkzaamheden ontbrak nog. Daarin wordt nu voorzien door Pascale Girard, lector in de moderne geschiedenis aan de universiteit van Marne-la-Valle´e in Frankrijk. Haar lijvig boek draagt als titel: Les Religieux Occidentaux en Chine a` l’E u poque Moderne, Essai d’analyse textuelle compare´e, Fundaça˜o Calouste Gulbenkian, Lisbonne-Paris 2000, 619 pp. (ISBN 972-8462-16-6). In deze bijdrage wordt geen boekbespreking van dit belangrijke werk gemaakt, maar wel wordt geprobeerd te ontdekken waarin de jezuïeten en de leden van de andere orden overeen kwamen en hoe het werk van de leden van deze bedelorden verschilde van dat van de jezuïeten. Pascale Girard heeft geen gemakkelijk boek geschreven. Wij laten de uitvoerige theoretische beschouwingen buiten beschouwing en concentreren ons op de tekst van een werk van de franciscaan Pedro de la Pin˜uela, die door Girard werd vertaald in het Frans (pp. 329-404) en in het Chinees werd overgenomen (pp. 405492). Haar commentaar vindt men op pp. 493-534. De titel van het werk luidt: Chu hui wen da: Vragen en Antwoorden tijdens een eerste ontmoeting. De eerste editie van dit Chinese werk verscheen te Guangzhou (Kanton) in 1680. Wij gaan eerst in op het leven van Pedro de la Pin˜uela OFM en daarna op zijn literair werk.
Biografie van Pedro de la Pin ˜ uela: 1650-1704 De meeste franciscaanse missionarissen die naar het Verre Oosten gingen, wa-
ren Spanjaarden uit Latijns-Amerika, die via de Stille Oceaan naar de Filippijnen reisden. Pedro de la Pin˜uela was een creool geboren in Latijns-Amerika en hij trad in bij de franciscanen van de Spaanse provincie van San Diego in Mexico. Hij is nooit in Europa geweest en dat was voor die tijd uitzonderlijk. In 1671 komt hij aan in Manilla via de transpacifische zeeweg. Geïncorporeerd in de provincie van San Gregorio, werkt hij als predikant in de Filippijnen. In 1676 komt hij in Xiamen in de Chinese provincie Fujian aan en sticht er vier huizen in die provincie. In 1684 gaat hij naar Guangdong en in het jaar daarop begeleidt hij de franciscaanse bisschop Bernardino della Chiesa tijdens zijn pastoraal bezoek van de provincies Guangdong, Jiangxi, Fujian, Zhejiang, Jiangsu en Hukuang. In 1686 vinden we hem in Shaozhou in de buurt van Kanton. Hij wordt in 1687 naar Nan’an in de provincie Jiangxi gestuurd en we horen, dat hij acht jaar later vier kerkgemeenschappen in die provincie leidt. Tijdens het provinciaal kapittel van Manilla wordt hij op 6 juni 1699 gekozen tot provinciaal commissaris van de missie in China. Hij woont dan in Macao. De laatste jaren van zijn leven brengt hij door in Xiamen in de provincie Fujian, waar hij in 1704 sterft. Pedro wordt ´e´en van de meest actieve missionarissen van het einde van de zeventiende eeuw in China genoemd. Actief in reizen en in het stichten van christelijke centra, maar vooral ook in het tot stand brengen van een grote intellectuele productie. Hij legde gemakkelijk contacten, vooral met de jezuïeten. Zijn creoolse afkomst disponeerde hem om een harmoniserende visie te ontwikkelen, zodat hij de voor- en nadelen van de aanpassing van de christelijke boodschap aan de realiteiten van China kon overzien.
Pedro de la Pin ˜ uela als apologetisch dialoogschrijver In zijn boven genoemde werk, Vragen en Antwoorden tijdens een eerste ontmoeting, gaat het gesprek tussen een Chinees en een missionaris. Beide personen worden niet nader aan ons voorgesteld. Zij zijn als het ware prototypen en daarom onpersoonlijk. Maar ´e´en ding is wel duidelijk: we lezen hier een ontmoeting en synthese van de platoonse en confuciaanse methode van dialogiseren. In tegenstelling tot de catechismussen, die in een gesproken en niet-literair Chinees werden geschreven, is het werk van Pedro de la Pin˜uela in een literair Chinees gecomponeerd, hoewel eenvoudiger dan in die tijd gebruikelijk bij b.v. de romanschrijvers. Het is duidelijk, dat het werk een resultaat is van een samenwerking tussen de missionaris en een Chinese assistent. Toch ademt het werk een westerse geest (pp. 331-336). De schrijver, de missionaris, stelt zich als doel een boek samen te stellen voor hooggeplaatste personen, prinsen, geletterden, de middenklassen en voor het volk. Hij gaat ervan uit, dat de lezer een Chinees is, die uit is op het vergaren van wijsheid en die bekend is met de leer van Confucius, Boeddha en Laozi, maar die nog geen kennis heeft van de herkomst en de princiepen van de Godsdienst van de Hemel, het christendom. Het gaat erom het correcte van het incorrecte, het perverse van het gerechte te onderscheiden (pp. 337-338). Wat de inhoud van het werk betreft, kunnen drie onderwerpen onderscheiden worden: een definitie van God, een weerlegging van verschillende Chinese godsdiensten en een overzicht van de christelijke plichten. Het zou te ver voeren om dieper op alle punten in te gaan. Wij be3
STUDIE EN ONDERZOEK
entegen, aangezien de glorie en het geluk van God hem toekomen vanwege zijn eigen bestaan en niet komen vanuit iets dat buiten hem bestaat; indien alle landen, alle volken hem zouden respecteren en vereren, dat zou zijn glorie en geluk niet kunnen vermeerderen, en zelfs indien alle landen en alle volken hem zouden verraden en beledigen, dat kan zijn glorie en geluk niet verminderen.″ (p. 351-352). Het model van het politieke bestel blijkt dus maar een heel beperkte functie te hebben. God is anders dan de mensen en hij mag niet gezien worden als iemand die aan de top van de sociale verhoudingen staat. Pedro wil dus geen verchinezing van zijn theologie!
Eerste bladzijde van de Chinese tekst geschreven door Pedro de la Pin ˜ uela. perken ons tot enkele markante stellingnames van Pedro de la Pin˜uela. God: een Chinese keizer? Om een uitgangspunt, dat gemeenschappelijk is aan de missionaris en de Chinees, te vinden, haalt de auteur een politiek model naar voren: het Chinese keizerlijke model. Sinds een eeuw idealiseerde het Westen het Chinese politieke bestel. Maar datzelfde bestel appelleerde bij de Chinese lezers aan de confuciaanse moraal, waarin het goede bestuur met de keizer als hoogste autoriteit bepalend was. Op de achtergrond speelt hier een aan alle missionarissen in China gemeenschappelijke hoop een rol: China bekeren door middel van de elite. Uitgaande van de evidentie van dat goede bestuur gaat de auteur over op de evidentie van het bestaan van God: zoals in het aardse bestel de top wordt ingenomen door de keizer, zo neemt God de top-plaats in wanneer het gaat over het geestelijk bestel. Het is typisch voor Pedro de la Pin˜uela dat hij verderop in het betoog deze stellingname weerspreekt door op te merken: ″Indien gij de soeverein van een land vergelijkt met de Heer van de hemel, dan komt dat neer op een vergelijken van de hemel met de aarde. De glorie en het geluk van een soeverein komen hem toe vanwege het volk; indien er geen volk was, zou dat niet alleen zijn glorie en zijn geluk verminderen, maar bovendien zou hij dan helemaal niet kunnen heersen. Daar4
Chinese weerlegd
godsdiensten
Pedro de la Pin˜ uela heeft een heel eigen methode om de Chinese godsdiensten te weerleggen ontwikkeld. Hij doet dat uitgaande van zijn leer over de menselijke ziel, die boven de vegetatieve en de sensitieve ziel staat. De ziel van de mens is met rede begaafd en − in tegenstelling tot de leer van Aristoteles − is die ziel een substantie zonder vorm en onafhankelijk. Die ziel is een microkosmos en weerspiegelt het geheel van de schepping. Afstand nemend van verschillende Chinese godsdiensten, schrijft hij dat die ziel noch de levensadem, noch het principe van de dingen, noch yin of yang is, omdat ze aan geen enkele fysieke vorm toebehoort en omdat ze zuiver en zonder verbinding is. Daarmee distantieert hij zich ook van de leer van Aristoteles, die de ziel als de forma van het lichaam beschouwde. De ziel van de mens is onsterfelijk, immaterieel en bewust van zichzelf. Deze tamelijk abstracte en van het lichaam losgemaakte ziel bevindt zich op een niveau direct onder God. Hier gaat de filosofie over in de Spaanse mystiek van die dagen: die ziel is vol van verlangen naar God. Pedro kondigt dan ook aan, dat hij een ander werk zal schrijven, de Chinese vertaling van het werk van Pedro van Alca´ntara O.F.M.: Tratado de la oracio´n y meditacio´n, Le´rida 1587. Inderdaad verscheen in 1594 in Kanton deze uitgave in vertaling: Mo xiang shen gong. Vanuit dit standpunt weerlegt Pedro de la Pin˜uela het geloof in het boeddhisme, het taoïsme en in verschillende vormen van volksreligiositeit. Maar hij weerlegt ook de aanpassing van de jezuïeten aan de Chinese gebruiken, die zij als
burgerlijke of civiele gewoonten hadden verklaard. Geloven is immers een daad van respect en oprechtheid tegenover God, zoals een kind ten opzichte van de vader of een dienaar ten opzichte van de keizer. Geloven is niet alleen zich overgeven aan God in het diepste van zichzelf, het is ook handelen daarnaar in het doen. Men kan niet de Chinese riten, onder voorwendsel van civiele riten te zijn, handhaven samen met het geloof in God. Het gaat om oude gewoonten van China waarin op religieuze wijze voorouders en de keizer als invloedrijke personen in feite boven God geplaatst worden. Men moet voor God kiezen en dat geloof moet zich uiten in daden. Voorouders hebben niets aan verering door levenden. Hun lot wordt immers door een zeer strenge God voor eens en altijd in het oordeel bepaald en daar is niets aan te veranderen. De leden van de bedelorden waren dus veel strenger dan de jezuïeten en zij lieten geen Chinese riten toe. De bedelmonniken volgden de Spaanse mystiek van die dagen: de mens bepaalt zijn lot tijdens zijn leven op aarde en na de dood en het oordeel kan niets meer veranderen. Zij wezen ook de gewoonten van christenen om voor doden te bidden en andere riten aan hen te voltrekken af. Het lijkt wel of de strenge God weer teruggekomen is! Ook speelde mee, dat Pedro − een creool uit Latijns-Amerika − sterk beïnvloed was door de felle strijd van zijn medebroeders daar tegen de idolatrie of de afgoderij, tegen alles wat naast of boven God een rol zou kunnen spelen in het heilswerk. (pp. 513-526). Hierbij mag aangetekend worden, dat Pedro de la Pin˜uela geen uitzondering was. Augustijnen, franciscanen en dominicanen, allen leden van bedelorden, kwamen naar Oost-Azie¨ via de Stille Oceaan uit Latijns-Amerika en zij brachten dus een bijzondere bagage mee. De jezuïeten kwamen uit Europa en waren theologisch anders georie¨nteerd. Dit gegeven is nog weinig bestudeerd en Pascale Girard laat het bij een korte vermelding. Verder onderzoek is dus nog nodig.
De christelijke godsdienst ware Chinese godsdienst? Kind van zijn tijd zijnde, wil Pedro bewijzen dat het christendom de enige echte godsdienst is. Uitvoerig komt hij terug op de oude Chinese kinderliefde ten opzichte van de voorouders. Op allerlei manieren wil hij aantonen, dat de deugd en de praktijken van de voorouders niet volmaakt waren of dat ze de verkeerde weg insloegen. Als men dan toch die voorouders wil navolgen, dan maakt men zich belachelijk. (pp. 387-388). Hebzucht, luiheid en trots zijn de echte obstakels om christen te worden. Alleen de ware godsdienst, het christendom, helpt de mens deze ondeugden te boven te komen. De conclusie is dan ook:
″De mensen moeten weten, dat de heilige godsdienst van God niets met de andere godsdiensten te maken heeft. De andere godsdiensten zijn door mensen gemaakt en de gedachten van de mensen kennen hun grenzen. Zelfs zeer intelligente en bezonnen mensen kunnen zich ten slotte vergissen. Bij voorbeeld, als de wetten niet van het hof komen en door private personen en usurpators zijn vastgesteld, hoe kan men dan zeggen dat die wetten goed zijn? Daarentegen, de heilige godsdienst werd door God vastgesteld. God doet het heelal en alle zijnden ontstaan voor de mensen. Zijn kennis, zijn bekwaamheden, zijn goedheid en zijn schoonheid komen uit Hemzelf en zijn oneindig. Hij is de Heer van alle heren, de meester van alle volken. Elk van zijn bevelen en handelingen is niet verstoken van goedheid of schoonheid. Van wat Hij verbiedt is er niet ´e´en ding dat geen overtreding zou zijn. Daarom, is er in de wereld − vanaf de oude tijden tot op vandaag − slechts de godsdienst van God die de hoogste waarheid, de hoogste rechtschapenheid en de hoogste goedheid is. ...
Omdat de andere godsdiensten de meester, die de oorsprong is, verraden en omdat zij zich het recht hebben aangematigd om hun eigen verordeningen vast te stellen, daarom kunnen de mensen niet naar de hemel opstijgen, maar zullen zij zelf de eersten zijn om in de hel af te dalen. Zij, die in die godsdiensten geloven, zullen ook in de hel afdalen.″ (pp. 394395). Opnieuw is het opvallend, dat Pedro de Pin˜uela aanknoopt bij echte Chinese inzichten. Hij blijft de macht-rol van de keizer vergelijken met de macht-rol van God. Hij schrijft over het christendom als de rechte weg en prijst de princiepen ervan als zijnde ’recht’. Die komen echt van de hemel en de missionaris is te vergelijken met de aardse heerser, de keizer, die het mandaat van de hemel bezit, maar dan wel het echte mandaat! Hij mag de mensen leiden op de echte weg van de hemel. (pp. 529-533).
Conclusie Men zou kunnen stellen, dat Pedro de Pin˜uela een tour de force uithaalt. Hij kruipt in de confuciaanse huid van de Chinezen door gebruik te maken van de plaats van de keizer en van het mandaat van de hemel. Ricci kwam op die manier tot een positieve beoordeling van het Chinees eigene. Maar Pedro stelt daar tegenover, dat de christelijke leer en princiepen de enige ware opvatting van de verhouding van de mens ten opzichte van de hemel aanbieden. En niet Confucius, Boeddha of Laozi brachten het ware heil. De woorden die Pedro gebruikt, zijn woorden die ook de mensen in China gebruiken, maar ze worden gecorrigeerd of ’recht gemaakt’ en met uitsluiting van elke inhoudelijke overeenkomst radicaal van betekenis veranderd. De rechte weg van het christendom heeft niets van doen met andere godsdiensten. Er is maar ´e´en godsdienst van de hemel, die die naam waard is, en dat is het christendom. Pedro is dus geen Ricci! (Arnulf Camps, ofm)
DE CHINA-JAREN VAN SIGIBALD HOGENBOOM OFM: 1933-1952 Toen de jonge pas priester gewijde Sigibald Hogenboom (geboren in 1907) in 1933 aan zijn Nederlandse provinciaal vroeg naar China te mogen gaan, antwoordde pater Caminada: dat had ik wel verwacht! Uit zijn autobiografische aantekeningen over zijn jeugdjaren en zijn leven als missionaris in China wordt niet duidelijk of de jonge Sigibald al langer China-idealen had. Maar China was samen met Brazilie¨ het meest in trek bij jonge Nederlandse franciscanen. Op Java werd in 1929 een bescheiden begin gemaakt en Brits Indie¨ (Sind en Baluchistan) was in 1933 als missiegebied aangenomen, maar werd eerst in 1934 bemand. Sigibald ging dus naar China en nog wel in gezelschap van zijn provinciaal, Honoratus Caminada, en de jonge Edoald Berden. Dat was een grote gebeurtenis voor de jonge China-missionaris! Nog nooit was een provinciaal op bezoek naar de missies ge-
Groot en klein seminarie te Lu’an.
reisd. De hele Nederlandse provincie moest hem bijna een jaar lang missen, want hij deed naast China ook Indonesie¨ en Brits Indie¨ aan. De reis naar China ging vanaf Venetie¨ per boot naar Shanghai en duurde 23 dagen. Port Saïd, Bombay (nu Mumbai geheten), Ceylon (Sri Lanka), Singapore en Hong Kong waren de tussenstations. In Shanghai kreeg de jonge missionaris Chinese kleren aangemeten, waaronder een lange witgele jas. Ook dat typeert het toenmalige China en de missionarissen. Vergezeld van twee Nederlandse missionarissen uit Lu’anfu (nu Changzhi genaamd) ging de reis per trein verder via Jinan, Tianjin en Taiyuan, de hoofdstad van de provincie Shanxi, waarin het missiegebied van de Nederlandse franciscanen lag, Lu’an. Onderweg werd gastvrijheid genoten van Duitse, Baskische en Italiaanse franciscanen. De jonge Hogenboom kreeg een indruk van de
internationale samenstelling van de franciscaanse China-missie. Van Taiyuan werd met een gehuurde bus in twee dagen naar Lu’an gereisd. Van Shanghai tot Lu’an duurde de reis 23 dagen, even lang als van Venetie¨ naar Shanghai. Sigibald had zijn ideaal, waarover hij veel gelezen had, bereikt. Zoals hij later in zijn reisverslag schrijft, stelde die kennis niets voor en moest hij de Chinese taal nog leren. Dat laatste gebeurde in een heus klooster in Gaijiazhuang, dertig kilometer ten noorden van Lu’an. Bewoners waren de reguliere overste, de pastoor en drie broeders. Eens per jaar was er een week lang retraite voor alle missionarissen. Taalstudie werd gedaan onder leiding van een Chinese onderwijzer uit het dorp, die geen andere taal machtig was. Na een jaar kreeg Sigibald zijn eerste benoeming als kapelaan bij Matthias Scholberg (in 1941 door Japanse soldaten vermoord) in Licheng, anderhalve dagreis van Lu’an. De bisschop, Fortunatus Spruit, zag meer in de jonge missionaris en riep hem terug naar Lu’an met de opdracht zich meer te bekwamen in de klassieke en litteraire Chinese taal. Een uitdaging die van harte werd aangenomen. Jarenlang kreeg hij iedere dag een uur les van een echte leraar, maar Sigibald maakte zich ook het meer moderne Chinees eigen en kon kranten en romans lezen en ervan genieten. Hij woonde in het klein seminarie en gaf les in Latijn, Grieks, algebra, algemene geschiedenis, gregoriaanse zang en catechismus: 5
STUDIE EN ONDERZOEK
25 lessen per week. Hij was ook secretaris van de bisschop, die altijd ziek was of op bed lag. Tot 1938 ging dit leven ongestoord door. Sigibald werd ´e´en van de missionarissen, die de Chinese taal grondig bestudeerden en die met de Chinese autoriteiten in hun taal kon omgaan. Sigibald was een autodidact van de beste soort en tot op hoge leeftijd was hij trots op het bezit van Mathews’ Chinese-English Dictionary (1226 bladzijden van drie kolommen). Eerst in 1938 konden medebroeders zich op professionele wijze de Chinese taal en cultuur eigen maken in de taalschool in Peking onder leiding van twee Vlaamse franciscanen, doctoren in de sinologie, Beatus Teunissen en Hermes Peeters. Een tweede fase in het Chinese leven van Sigibald Hogenboom begon in maart 1938, toen de Japanse legers Lu’an veroverden. 10.000 mensen vonden hun toevlucht in het zeer grote missie-complex. In november trokken de Japanners weer weg, maar begonnen een paar maanden later met hevige luchtaanvallen. Sigibald toonde hier weer een andere kant van zijn karakter: hij organiseerde de evacuatie van 400 mensen op het missieterrein, van de 70 seminaristen, van alle vrouwen, ouden van dagen en weeskinderen, van alle paters en zusters. Met twee andere paters en drie knechten bleef hij achter en hield de wacht met geweer. Hij ging met een aantal seminaristen naar het klooster in Gaijiazhuang totdat de Japanners de stad weer innamen. Lu’an lag nu op het grensgebied tussen de Japanse en de Chinese legers en werd geplaagd door ronddolende soldaten en roversbenden. Pater Exler werd vermoord in een buitenstatie en Sigibald trok erheen om hem te begraven. Het seminarie werd weer gestart, maar de afgestudeerden konden niet naar het Grootseminarie in Taiyuan wegens de onveilige wegen. En dus begon Sigibald met pater Kemp zelf les te geven in filosofie, kerkgeschiedenis en bijbel Grieks zonder de hulp van handboeken! Dat duurde een jaar en toen werd besloten de vier studenten toch naar Taiyuan te smokkelen, hoewel er intussen ook communistische soldaten rondzwierven. Hogenboom kocht twee ezels en ging met een Chinese leraar en de vier studenten op weg langs allerlei bergpaadjes. In een maand was hij weer terug in Lu’an veel avonturen rijker. De situatie in heel het gebied werd steeds moeilijker door schietpartijen tussen Japanse, Chinese en communistische soldaten. Een nieuw avontuur begon door een overplaatsing naar een grote missiestatie op anderhalve dag reizen verwijderd. Sigibald verdedigde met grote moed de bewoners tegen de Japanse soldaten en imponeerde rovers door met zijn geweer in de lucht te schieten. Na een jaar werd hij door de bisschop teruggeroepen naar Lu’an, maar hij vluchtte de bergen in om voor de Japanners onvindbaar te zijn. Om de andere missionarissen niet in gevaar te 6
brengen keerde hij toch naar de bisschopsstad terug. Hij werd procurator van de missie en werd direct geconfronteerd met de dreiging van zowel Chinese als Japanse soldaten. Toen in december 1941 Nederland Japan de oorlog verklaarde, veranderde alles. Twee medebroeders werden vermoord, twee anderen vluchtten de bergen in. Hogenboom vatte moed en ging de twee begraven en wist de andere twee veilig terug te brengen. Een procurator was immers een verzorger en leider! Begin maart 1943 kwam het bevel tot internering. Alle zusters en paters werden in Lu’an samengebracht en samen met de twee bisschoppen, Mgr. Fortunatus Spruit en de emeritus bisschop Mgr. Odoricus Timmer (de ene ernstig ziek en de andere 84 jaar oud), op de trein gezet. In Taiyuan mochten de twee bisschoppen en een zusKathedraal van Taiyuan. ter bij de Italiaanse franciscanen blijven en beide overleden binnen een maand. De rest kreeg gezelpater Constans Kramer, pater John Ping schap van de medebroeders uit KiangDaguan en pater Sigibald Hogenboom. In chow (nu: Xinjiang) en kwamen terecht in januari 1946 werd duidelijk, dat Kramer een schoolgebouw in het verre Weifang in benoemd was. Een nieuw avontuur begon de provincie Shandong, een concentratietoen de hulporganisatie UNRA een treinkamp voor wel 2000 personen, waaronlading goederen naar Lu’an mocht verder 500 missionarissen. Het leven was er voeren. Mgr. Kramer, Claudius van de dragelijk ondanks de appe`ls en het zware Westelaken, Claudianus van Veldhuizen bakkerswerk. Veel informele banden en Hogenboom kregen van zowel de nagroeiden tussen de missionarissen en de tionalistische als de communistische auandere geïnterneerden. Na ruim een half toriteiten verlof samen met twee buitenjaar wist pater Alfons Schnusenberg, Duitlanders als begeleiders mee te gaan. Met ser en delegaat van de generaal voor alle veel moeite werd per trein een stadje onfranciscanen in China, het klaar te krijgeveer 100 km van Lu’an bereikt, het eindgen dat alle Amerikaanse, Engelse, Capunt van de spoorlijn en tevens het einde nadese, Belgische en Nederlandse medevan het gebied in handen van de nationabroeders ondergebracht werden in de taallistische legers. Hogenboom, van de Wesschool van de Orde in Peking. Dat waren telaken en de twee buitenlanders waager 150. Hogenboom werd plaatsvervanden het per jeep de situatie te gaan vergend procurator, een kolfje naar zijn hand. kennen en kwamen in Lu’an aan. De comZeer ernstig ziek geworden, werd hij zes munisten hadden behalve de kerk en het weken in het Duitse ziekenhuis verzorgd seminarie het hele missiecomplex bezet. en daarna in het ziekenhuis van de zusDe vreugde van de katholieken was groot ters van Vincentius. Een paar maanden en de zondagsmis was overbezet. Na een later volgde een maagbloeding en zes wepaar weken konden ook Mgr. Kramer en ken plat liggen. Nu mocht hij verpleegd pater van Veldhuizen naar Lu’an komen. worden door de zusters van Heerlen, die Maar na vier maanden felle oppositie van elders in de stad ondergebracht waren. de communisten besloten de vier missioTot 15 augustus 1945 duurde deze internarissen weer te vertrekken om de bevolnering. king te sparen. Hogenboom, samen met Claudianus van Veldhuizen, speelde het Na de capitulatie van Japan wilde ieklaar een ander bravourestukje op te voedereen terug naar Lu’an, maar daar was ren: langs allerlei wegen vestigden zij zich geen sprake van. Het gebied was in hanin een stad vijftig kilometer ten zuiden den van de communistische legers; de achvan hun eigen missiegebied bij de SVD tergebleven Chinese medebroeders wamissionarissen. Hogenboom gaf les in de ren de bergen in gevlucht en er was geen anatomie aan aankomende verpleegsters. verkeer met dat gebied mogelijk. Sinds de Het duurde niet lang of de communistidood van bisschop Spruit was de zetel vasche legers kwamen opdagen en de twee cant. Een lijst van drie namen werd door missionarissen vluchtten per trein naar de missionarissen naar Rome gestuurd: Shanghai, waar ze pater Schnusenberg
ooit in China te komen. Met een Engelse kustvaarder ging hij naar Hong Kong samen met pater Kemp (Mgr. Kramer volgde een maand later). In Hong Kong werden ze door Agnellus van der Weide OFM met alle hartelijkheid ontvangen en verzorgd, zoals vele tientallen voor hen.
Mgr. Fortunatus Spruit, OFM. aantroffen, die Hogenboom en van Veldhuizen op vakantie stuurde. Met een vliegtuig van Air France ging het naar Parijs, via Saigon en Caïro. Het weerzien half augustus in Oudewater, de geboorteplaats van pater Hogenboom, was na veertien jaar geweldig. Begin 1948 riep de overste in Peking hem terug om een nieuwe parochie in die stad te stichten. Met een nieuwe fiets en veel hutkoffers ging de reis vanuit Genua per boot via Alexandrie¨, Singapore, en Manilla naar Shanghai. Een Chinese kustvaarder bracht hem in vijf dagen naar Tianjin (Tientsin) en vandaar was het 2 uur per trein naar Peking. De reis had ruim twee en een halve maand geduurd. Nu begon de laatste fase van Sigibald’s Chinese periode, die vier jaren zou duren. Hij woonde in een echt mooi Chinees huis en het eerste dat hij deed was het zo inrichten, dat Mgr. Kramer en pater Kemp, twee Chinese priesters en hijzelf er een goed onderdak vonden. Dat was organiseren met veel flair en dat kon hij. Daarna ging hij op zoek naar katholieken in zijn parochie, bezocht ze persoonlijk en legde een namenregister aan. Hij bouwde een goede gemeenschap op, liet de voorbereiding van de doopleerlingen over aan de beide Chinese priesters, die beter Chinees spraken, en voerde vijf afdelingen van het Legioen van Maria in. En toen kwamen weer de communistische legers: eind januari 1949 werd Peking ingenomen. Het eerste dat te merken was: voortdurende controles. Daarna kwamen de geruchten over volksgerichten. Het ministerie van godsdienst begon de drie zelfprinciepen: zelfbestuur, zelfverspreiding en zelf-onderhoud. Tegen het eerste had Hogenboom groot bezwaar, omdat het als gevolg zou hebben, dat de katholieke ge-
meenschap los van Rome zou komen. In de pastorie werden steeds meer vergaderingen over deze zaken belegd door partijmensen. De parochianen werden onder druk gezet om de priesters aan te klagen. Pastoor Hogenboom begon zich op het ergste voor te bereiden, vooral toen een vriend, Dries Van Collie van de Vlaamse scheutisten, werd gevangen genomen. Een week later waren Hogenboom, Kramer en Kemp aan de beurt. Hogenboom had nog gezorgd, dat de twee Chinese priesters konden ontsnappen. Een maand lang werden de drie in twee kleine kamertjes vastgehouden en ondervraagd. Daarna werd Hogenboom apart gezet. Na negen maanden werden de drie overgebracht naar het huis van de bisschop van Peking en onder bewaking in een klein kamertje vastgezet. Goede Vrijdag 1950 werden de drie gescheiden en Hogenboom werd drie dagen lang met pistool op zijn hoofd gericht onmenselijk verhoord. Hij zelf bekende: ″ik was kapot″. Daarna werd hij naar het huis van de scheutisten gebracht, waar de echte hersenspoeling begon. Hele dagen op een stoel zitten, naar de muur gekeerd, beperkingen in toiletgang en drinken, alsmaar ondervragen. Hogenboom probeerde te bidden of te mediteren. Zijn troost vond hij in de rozenkrans, die hij zelf stiekem van de rafels van zijn hemd had gemaakt. Hij werd suf en fysisch-psychisch onderkomen zag hij hallucinaties. Hogenboom spande zich in om niet aan de verleiding communist te worden − en zo van alle ellende af te zijn − toe te geven. Kramer en Kemp bleken in hetzelfde gebouw te zijn. Het einde van deze vijftien maanden durende gevangenschap en hersenspoeling kwam op 14 augustus 1952. Hij werd in een proces veroordeeld en gestraft met uitzetting uit het land en het verbod nog
Met het vliegtuig ging het huiswaarts via Rome, waar hij aan de Generale Overste van de franciscanen verslag deed. Sterk verzwakt kwam hij in Oudewater aan: lezen was langere tijd moeilijk, zijn haren vielen uit en soms droomde hij nog steeds onmenselijk behandeld te worden. Goed eten en veel rust brachten hem er weer bovenop. Eigenlijk wilde hij naar Taiwan gaan, maar Mgr. Kramer was daar niet voor te vinden. Na vier maanden werd hij missieprocurator en ook daar kon hij zijn organisatorische talenten kwijt. Hij zorgde uitstekend voor onze 350 missionarissen en speelde een belangrijke rol in de vereniging van Nederlandse missieprocuratoren: op de Amate-tentoonstellingen in heel Nederland was hij altijd present en bleef hij over China en zijn lotgevallen spreken. Van 1961 tot 1967 was hij Provinciaal van de Nederlandse Provincie van de franciscanen. Hij overleed in 2000 en had de leeftijd van 93 jaren bereikt. Sigibald komt uit deze Chinese periode van zijn leven − bijna 20 jaren − naar voren als een intelligente en moedige missionaris. Hij leerde Chinees meer dan de doorsnee missionaris. Hij pakte elk soort werk aan en hij had echt zorg voor zijn mensen. Organiseren was een andere sterke kant. Ergens was hij ook impulsief en het moet voor hem een vreselijke ervaring geweest zijn de laatste vijftien maanden van zijn Chinese tijd tot een absolute stilzitter veroordeeld geweest te zijn. Bovenal komt zijn uithoudingsvermogen naar voren: tweemaal moest hij uit Lu’an vluchten en eenmaal werd hij uit Peking verdreven. Hij kon soms vertwijfeld zijn, maar een eenvoudige vroomheid hielp hem er steeds weer bovenop. Bronnen: - Ik zou wel zien wat het zou worden − Mijn jeugdjaren en mijn leven als missionaris in China, door Pater Sigibald Hoogenboom ofm, 61 blz., eindredactie en lay-out: Bob Schijns ofm. - A. Camps ofm en Pat McCloskey ofm, The Friars Minor in China 1294-1955, especially the years 1925-1955, St. Bonaventure en Rome 1995, 150-161 en 253-255. Frans Leers ofm, Historische Ledenlijst. Nederlandse Provincie der Minderbroeders Franciscanen 1853-2003, 99. Canisius Vastbinder ofm en Thijs Steenkamer ofm, Necrologium OFM Nederland 1950-, onder 19 december. (Arnulf Camps, ofm) 7
NIEUWE PUBLICATIE
NIEUWE WEBSITE
Leuven Chinese Studies volume 14
THE HISTORY OF THE RELATIONS BETWEEN THE LOW COUNTRIES AND CHINA IN THE QING ERA (1644-1911) *** Edited by W. F. VANDE WALLE Co-editor Noe¨l GOLVERS Dit volume bevat de herwerkte lezingen gehouden tijdens het vijfde internationaal symposium (1995) georganiseerd door de Verbieststichting in Leuven Preface Introduction I. Some lesser Known Contributions of Ferdinand Verbiest Verbiest, Spathar and Chrysanthos: The Spread of Verbiest’s Science to Eastern Europe − E. Nicolaïdis An Evaluation of F. Verbiest’s Account of his Journey to Manchuria in 1682, its Errors and Problems − T. Pang II. Antoine Thomas and the Society of Jesus in China Antoine Thomas’s and George David’s Maps of Asia − E. Lo Sardo The Role of Antoine Thomas, SJ, (1644-1709) in Determining the Terrestrial Meridian Line in Eighteenth-Century China − J.W. Witek Antoine Thomas, SJ, and his Mathematical Activities in China: A Preliminary Research through Chinese Sources − Han Qi Thomas and Tournon − Mission and Money − Cl. von Collani François Noe¨l, SJ, and the Chinese Rites Controversy − P. Rule Deux Lazaristes, originaires de la re´gion de Chimay, ´emissaires de Louis XVI `a la cour impe´riale de Pe´kin: 1785-1812 − M.-J. Ghislain III. Dutch Qing Connections Missionaries, the Low Countries and their Dependencies, as Described in Xie Sui’s Manchu ″Pictures of Tribute-Bearers″ − G. Stary Qing Dynasty China in Seventeenth-Century Dutch Literature: 1644-1700 − E. van Kley The Dutch Foundations of the Gu¨tzlaff Mission in China: 1823-1851 − J.G. and R.G. Lutz Missionary Relations between the Dutch East Indies and China: 1807-1942 − K. Steenbrink Shandong Missions and the Dutch Connection: 1860-1919 − R.G. Tiedemann
ARCHIEVEN VINCENT LEBBE De Fondation Lebbe-de Jaegher kondigt aan dat sinds 27 augustus de database “Archieven van Pater Vincent Lebbe” toegankelijk is via de site www.knowhowsphere.net. Deze gespecialiseerde site werd gerealiseerd door Informatique et Bible (Maredsous, Belgie¨). Vincent Lebbe (1877-1940) was een Belgisch lazarist en missionaris die zich tot Chinees liet naturaliseren. Hij stichtte verschillende congregaties en was samen met abbe´ Boland de oprichter van de Socie´ te´ des Auxiliaires des Missions (S.A.M.). Tot aan zijn dood − tijdens de laatste maanden van het conflict tussen China en Japan − trachtte Vincent Lebbe het Chinese zelfbewustzijn en de openheid voor het Evangelie te bevorderen. Velen volgen vandaag nog zijn initiatief en zijn ″geest″. Op deze website kunt u vinden: 1. Een biografie van Vincent Lebbe 2. De geschiedenis van de archieven van Vincent Lebbe 3. Een korte bibliografie 4. Een bestand met historische foto’s van Vincent Lebbe 5. De inventaris van de archieven van Vincent Lebbe, bewaard in het archief van de Universite´ Catholique de Louvain (Louvain-la-Neuve). De Ferdinand Verbieststichting coördineert al de vragen met betrekking tot de inhoud van deze database.
IV. Scheut in China The Spread of the CICM Mission in the Apostolic Vacariate of Central Mongolia (1865-1911): a General Overview − S. Lievens ″The Most Unfruitful Mission in the World″ CICM Fathers Frans and Jozef Hoogers in Xinjiang: 1895-1922 − B. Gorissen Virgins in Central Mongolia − R. Renson The Religious Case of Fengzhen District. Reclamation and Missionary Activities in Caqar during the Late Qing Dynasty − P. Taveirne V. Belgium and Chinese Modernization Belgian Treaties with China and Japan under King Leopold I − W.F. Vande Walle Sino-Belgian Relations during the Reign of Leopold II: A Brief Historical Account Based on Chinese Documents − Lin Jinshui The Bejing-Hankou Railroad and Commercial Development in North China, 1905-1937: A Case-Study of the Impact of Belgian Investment in China − Chang Jui-te Les ´etudiants chinois en Begique de 1900 `a 1940 − Cl. Soetens F. Verbieststichting/Universitaire Pers Leuven, 2003, 508 p., ill. − ISBN 90 5867 315 4 EURO 49,50 8
Pater Vincent Lebbe (midden) met pater Guo en zijn vriend Antoine Cotta.
CULTUUR
SYMBOLIEK VAN DE CHINESE DRAAK Er bestaat een groot verschil in culturele opvattingen over de draak in het Westen en China. Wij kennen de draak als een angstaanjagend dier waartegen de legendarische ridder ten strijde trekt en zegeviert door met zijn zwaard het hart van het vervaarlijke drakenbeest te doorboren. In China daarentegen, heeft de draak (long) een zeer positieve connotatie. De draak staat symbool voor vele zaken en vertegenwoordigt de Chinese kosmologie in al haar vormen. Hij verwijst naar de oerbron van energie en is een toonbeeld van de metamorfose waar alles is uit voortgekomen. Zowaar een demonisch dier, dat alle vormen kan aannemen. Wil hij klein worden, krimpt hij tot een zijderups, in zijn grootsheid bedekt hij alles onder het hemelbaldakijn, en verandert in een wolk om hoger op te stijgen. Om neer te dalen vereenzelvigt hij zich met de diepste rivieren en neemt de vissengedaante aan. De vis was ooit een geschubde draak, de vogel een vliegende draak − verwijzend naar de feniks: dit reptiel komt overeen met de eerste gedaante van de draak: de schildpad. Tenslotte is er de gehoornde draak of eenhoorn die tot de zoogdieren behoort. Kortom, het lichaam van de draak bestaat uit de componenten van alle andere dieren, en zijn habitat bestrijkt rivieren en wolken.
deze dynastie tot grote ontwikkeling. Dit houdt meer verband met de productie van porselein op grote schaal dan met het motief van de draak op zich. De eerste Ming keizers riepen een overheidsinstantie in voege belast met de grootschalige productie van porselein voor dagelijks gebruik in het paleis, geschenk en tribuut in de handel met de buitenwereld. De antieke Chinese kunstwerken die we in musea en tentoonstellingen bewonderen, komen voornamelijk uit collecties van hofporselein en deze van edellieden. Een duidelijk onderscheid dient gemaakt te worden met porselein dat voor de export was bestemd en hier buiten beschouwing wordt gelaten.
In het verlengde hiervan staat dit machtige en mysterieuze dier symbool voor wijsheid, autoriteit, de alomvattende deugd en het spirituele. De draak en de hemelse keizer gaan ontegenDrakenmotief uit de Yuan dynastie. sprekelijk samen. Maar net zoals de draak die verandert in een Het drakenmotief in de Ming gewone vis een prooi wordt voor de visser en zijn magische krachten verliest, staat de keizer hetzelfde te wachten als hij zich De weinig talrijk overgebleven drakeninlaat met het gewone volk en bijgevolg motieven uit de Yuan dyanstie (1277zijn reputatie op het spel zet. 1367), voorafgaand aan de Ming, typeren Met het oosten als windstreek, yang een robuust dier, met vuurband op de als teken daagt hij de witte tijger (bohu) borst, opengesperde muil en vuurspuvan het westen uit, en vormt hij een perwend tegen een achtergrond van wolken fecte harmonie met de feniks (fengop blauwwit porselein. Zowel kleurhuang) in het zuiden die hem yin toeschakeringen, stilistische vormgeving als draagt. De draak is dan ook ´e´en van de decor-motieven veranderen tijdens de veel voorkomende motieven in de ChineMing. Het verwerken van de rode kleur in se kunst. Niettemin heeft de voorstellingsporselein krijgt meer en meer de bovenwijze van dit fabuleuze dier op porseleihand. Het Ming keizerlijk huis droeg de nen schalen en kommen een aanzienlijke familienaam Zhu, dat vermiljoen beteevolutie doorgemaakt. De Ming dynastie kent. Volgens de Ming Geschiedenis (1368-1644) wordt niet zonder meer het (Mingshi) vaardigde keizer Zhu Yuanhoogtepunt van de Chinese kunst gezhang in 1370 een edict uit dat rood als noemd. Kenmerkend zijn het aanwenden kleur van de adel bestempelde. Opvallend van nieuwe kleuren, verbeterde schilderis dat naarmate de Ming evolueert, de technieken, maar ook de invloed van ardraak slanker wordt, ophoudt met vuur te tistieke en religieuze voorliefdes van haar spuwen en in de plaats een lotusbloem in opeenvolgende keizers. Het decoratieve zijn muil krijgt. drakenmotief op porselein komt tijdens
Het drakenmotief kende tijdens de vroege Ming, dit zijn de regeringsperioden van Yongle (1403-1425) en Xuande (1426-35), nog een lange uitstekende snuit hoog in de lucht, starende ogen, een lange tong die vuurvlammen spuwt, vijf krachtig naar achter vliegende manen, vier stevige poten met drie naar achter gebogen klauwen, en vuurband op de borst. Naar het einde van de Xuande regeringsperiode merken we reeds vooruitstekende bakkebaarden, toegeknepen muil zonder vlammen, een lang slank lichaam, vijf klauwen aan elke poot waarvan vier naar achteren, en het drakenlichaam geplaatst in een cirkel alsof het ronddraait zoals een wiel. Dit prototype vindt algemene ingang tijdens de midden Ming periode − de regeringsperioden Chenghua (1465-1488), Hongzhi (14881506) en Zhengde (1506-1522). Kenmerkend is deze wijziging in de symbolische voorstelling van de draak tijdens de midden Ming periode. Zijn krachtige en levende voorstelling wordt geraffineerder, gracieuzer en er is meer aandacht voor details. De achtergrond van wolken en golven, symbolisch voor de idee van draak als regenbrenger, verdwijnt min of meer. De draak wordt nu voorgesteld als symbool van de keizer met als achtergrond een bloemenmotief, dat geleidelijk evolueert van passiebloemen naar een decor van stilistische lotusbloemen. Dit is een gevolg van de invloed van het Tibetaanse en Indisch boeddhisme. De eerste voorbeelden vinden we reeds in de vroege Ming, maar de verandering zet zich volledig door tijdens de Chenghua regeringsperiode. Decoratieve elementen zoals de olifantenslurf, vleugels, beestenklauwen en een staart die zich ontpopt in de vorm van een bloem, doen ons denken aan de Indische monsterdraak. In de Chinese versie wordt het een draak in beweging boven een lotusvijver met een naar boven gekrulde staart. Tegelijkertijd komt de draak opnieuw voor in combinatie met het vrouwelijke feniks-motief, dat ook lichtelijk wijzigt; haar klauwen worden zichtbaar, en ze wordt nu afgebeeld met drie tot vijf veders, terwijl voordien maximaal slechts drie lange veders achter de staart te zien waren. Tijdens de Zhengde regeringsperiode blijven de decoratieve motieven sterk onderhevig aan islamitische, taoïstische en boeddhistische invloeden. Voorbeelden zijn de taoïstisch-geinspireerde Acht Schatten (babao), maar ook inscripties in het Tibetaans en Arabisch, waaronder extracten uit de Koran, dienen als decora9
CULTUUR
en lossere draken, kraanvogels worden nu in vlucht afgebeeld met de poten naar beneden, en een aantal vernieuwende thema’s zoals de 100 herten sce`ne en het karakter shou geprofileerd met de vijf vleermuizen, symbool voor de vijf mensenwensen (rijkdom, lang leven, vrede, deugd en het sterven van een natuurlijke dood). Wanli is de laatst vermeldenswaardige regeringsperiode van de Ming. Van de zeven daaropvolgende regeringsperioden, tot aan het einde van de Ming, zijn er zo goed als geen keizerlijke waren overgebleven.
De draak als natuurkracht
Porseleinen pot uit de Xuande periode (1426-1435). tie. Een recentelijk tentoongestelde schaal uit de islam-collectie in het Metropolitan Art Museum in New York, daterende uit de zeventiende eeuw en afkomstig uit Iran vertoont een gelijkaardig patroon van interculturele invloeden. Duidelijk herkenbaar is het dominante lotusbloemen-decor, het kringelde drakenmotief in het midden lijkt echter meer op een uitgezette worm. Misschien wel een ″zanddraak″. Vanaf de late Ming periode weerspiegelen stijl en vorm steeds meer de persoonlijke voorkeuren van de keizers. Decoratieve motieven uit de Jiajing regeringsperiode (1522-66) benadrukken voornamelijk keizerlijke, esoterische en religieuze symbolen. Het meest opvallende verschil van Jiajing met de voorgaande regeringsperiodes ligt in het drakenmotief. De draak wordt steeds tammer voorgesteld met een naïeve natuurlijkheid die aan impressionistische schilderijen doet denken. Deze voorkeur voor het naïeve en natuurlijke stamt voort uit de sterke invloed van het taoïsme op het keizerlijk hof, obsessies met ″debat en keizerlijke rituelen″ die strikt gevolgd moesten worden, alsook de stilistische veranderingen in de late Ming schilderkunst. Dit betreft de Wu school die de vrije, impressionistische aanpak voorstond. De hoofdkenmerken typerend voor het Jiajing drakenmotief bij deze school zijn het gebruik van brede penseeltrekken om de basisvorm van de draak weer te geven in de vorm van 10
een ″beenderloze″ stijl, waardoor de draak meer op een paling komt te lijken, en een fijne aftekening in felle kleuren om de fysieke details van elk deel te markeren. Gezien de keizerlijke voorkeur voor en toewijding aan de esoterische praktijken van het taoïsme, vinden we ook een duidelijke toename in haar motieven. Typisch zijn de acht hexagrammen (bagua), staande kraanvogels tussen wolken, talismanachtige inscripties, de Acht Onsterfelijken (baxian), en het karakter voor ″lang leven″ (shou) met de magische zwam, symbool van de onsterfelijkheid. De obsessie van de keizer met het taoïsme was ook te merken in de vorm van de kommen en schalen. Heel populair werd de pompoenof komkommervaas, die de associatie opriep met ″geluk en voorspoed″. Deze verscheidenheid aan motieven en combinaties is nadien blijven doorwerken. De Longqing (1576-1572) regeringsperiode vertoont weinig innovaties op artistiek vlak. Wel wordt de stijl nog meer geraffineerd. De Wanli regeringsperiode (15791620) staat vooral bekend om haar veelvuldig gebruik van het vijfkleuren polychroom (wucai). Ook hier merken we de taoïstische invloed van de vijf elementen en vijf kleuren om de vijf heilige richtingen weer te geven. Porselein in wucai werd tijdens deze regeringsperiode voor het eerst in grote hoeveelheden geproduceerd. De decoratieve motieven tonen de volgende verschillen: langere, dunnere,
Als demonische kracht is de draak een prominente plaats toebedeeld in het Chinese wereldbeeld. Om de complexiteit van de drakensymboliek te begrijpen dienen we eerst en vooral aandacht te schenken aan zijn polyvalentie. Neem bijvoorbeeld de gekende afbeelding van een paar draken in de wolken die met een kleine ronde bal spelen. De bal leent zich tot verschillende interpretaties waardoor we tegelijkertijd meer komen te weten over de drakensymboliek op zich. Zo symboliseert de bal niet alleen de zon, maan, en rollende donder, maar ook het eivormig embleem van de dualiteit van de natuur (yin-yang) en de parel van de macht. Hetzelfde scenario treffen we aan bij de drakendans waarbij een verlichte bal in de lucht wordt geworpen die weerkaatst in de avondlucht. Een andere welgekende voorstelling van de draak is de drakenkoning (longwang). De drakenkoning ziet erop toe dat het voldoende regent opdat de oogst niet teloorgaat. De nauwe band van de plaatselijke boerenbevolking met de drakenkoning is niet onopgemerkt gebleven bij de missionarissen die rond de eeuwwisseling actief waren in Noord-China. We kunnen hem best omschrijven als de patroonheilige van de Chinese boer. Hij was ´e´en van de plaatselijke natuurgoden wiens rituele verering in de pagode op tijd en stond werd verzorgd. Longwang werd gevierd op de tweede dag van de tweede maanmaand van het nieuwe jaar. Zijn populariteit en sociale rol vinden we terug in boerenvolkspreuken. Grootvader Long-wang, als u ons een goede regen brengt, zullen wij u geschenken geven als we het graan gedorst hebben. De mensen kunnen rijkdom vinden. De draak kan regeren over de regen. Wanneer de slang de weg oversteekt, Wanneer de kruik lekt, Betekent dit dat de Long-wangs van de vijf belangrijke windstreken zullen niezen (het regent). Als men het dak niet repareert op de 3de of 4de maan Scheldt men Long-wang uit op de 5de en op de 6de.
CULTUUR
troduceerd. Net als de draak, behoort de tijger tot de vier mythologische dieren in het godenpantheon. De andere twee zijn de schildpad en de feniks.
Draak en feniks De kosmische symboliek van de feniks is al even ingewikkeld als die van de draak. De feniks belichaamt het yin element in relatie tot de draak die yang is. De combinatie van yin en yang staat voor de perfecte eenheid. Net zoals de symboliek van de mandarijneenden, drukt ook een afbeelding van een draak in het bijzijn van een feniks harmonie in het huwelijksleven uit. Beide creaturen spelen in op de vruchtbaarheid. De draak in de wolken symboliseert regen, de feniks beantwoordt aan de zon die warmte brengt in de zoBlauw-en-wit kommetje. Hongzhi periode. De Zuid-Chinese provincies erkenden de draak in zijn pracht en praal op een ander tijdstip van het jaar. Het Drakenbootfeest (duanwujie), gevierd op de vijfde dag van de vijfde maanmaand, is vooral gekend om zijn roeiwedstrijden met fraai versierde drakenboten, en vormt een belangrijke en sportieve vorm van volksvermaak in Zuid-China, Taiwan en de Chinese gemeenschappen in Zuidoost-Azie¨. De associatie met de drakenboot refereert aan het verhaal over de befaamde dichter en staatsman Chu Yuan die zich uit teleurstelling en onvrede in de Miluo rivier stortte. De boten dienden om hem te gaan zoeken, maar zijn lichaam is nooit gevonden. De drakenboot is geen toeval. De overlevering luidt dat in de oudheid een verdrinkingsdood beschouwd werd als een offer aan de drakengod die in de diepe zeee¨n leefde, en als tegenprestatie zou zorgen voor een vruchtbaar jaar. Een andere invulling voor dit feest gaat terug op de verdrijving van slechte geesten die in de vorm van de vijf giftige reptielen (wudu) hun opwachting kwamen maken die dag. De vochtigheid en opstekende hitte, typerend voor de vijfde maanmaand, brachten de eerste ziektes en epidemies mee. Op deze dag behoedt men zich nog steeds voor kwalen en ziektes.
Leeuw en tijger Rivaal van de draak zijn de tijger en de leeuw. In tegenstelling tot onze verwachtingen, is de leeuw minder Chinees cultuur-authentiek dan de tijger. De leeuw werd door gezantschappen vanuit WestAzie¨ (Perzisch ’sir’) meegebracht als tribuut. Met de uitbreiding van het Chinese rijk tijdens de Tang dynastie (618-907) drongen de Chinese legers door tot in Centraal-Azie¨ waar leeuwen in het wild leven. De leeuw wordt geassocieerd met het boeddhisme, dat zijn intrede deed in Chi-
na in de eerste eeuwen na Christus. In de Indische kunst wordt hij afgebeeld met bloemen die hij offert aan Boeddha, ook wel met boeddhistische goden op de rug. Vanaf de Ming treffen we hem aan in de Chinese schilderkunst. Opvallend is dat de leeuw weinig overeenstemt met onze Westerse voorstelling van het dier: hij heeft gekrulde manen en speelt met een sacrale steen in een decor van bloemmotieven. Vanuit confucianistisch perspectief staat de leeuw in rang onder de tijger. Echter, twee leeuwen met een bal kunnen dezelfde betekenis hebben als twee draken die vechten om de parel van macht. Dit wijst op de mythologische eigenschap van hemelheerser die aan de draak werd toegekend. Derhalve zijn paren van stenen leeuwen de rivalen van de draak als bewaker van de tempels en staatsgebouwen. De rechterleeuw is het mannetje, de linker het vrouwtje. Het mannetje houdt onder de linkerklauw een sierbal, terwijl de rechterpoot van het vrouwtje een welpje verbergt. De wreedheid van de leeuw is bij de Chinezen voorbehouden aan de tijger. De leeuw heeft een typisch religieuze connotatie, de tijger daarentegen grijpt terug naar het confucianistische ideologische erfgoed en de verwante mythologie van het meergodenpantheon. Bij het berekenen van een geschikte geografische site van een begraafplaats spelen de Groene Draak (oosten) en de Witte Tijger (westen) een belangrijke rol: de draak bewaakt het lichaam aan de linkerzijde en de tijger aan de rechterzijde. De leeuw is geen eigen windstreek, kleur, geur, element of yin/yang dualiteit toegekend. De visuele afbeelding van de leeuw, in tegenstelling tot die van de tijger, als bewaker van de tempels duidt in essentie op de boeddhistische invloed in de Chinese cultuurbeleving. De leeuw werd later geïn-
Feniks en draak. mer en de herfst. Karakteristiek is dan ook de afbeelding van een feniks die naar de zon kijkt. De associatie met de zon verwijst naar het zuiden, wat de feniks volgens sommige onderzoekers een yang element toekent. Dergelijke meningsverschillen hebben Chinese dichters en schrijvers er niet van weerhouden de feniks te bezingen als de sensuele vrouw en erotische geliefde in tal van vergelijkingen en allusies die de Chinese literatuur rijk is. We kunnen besluiten dat het Antwerps gezegde ″een draak van een wijf″ (een heel lelijk vrouwmens) vast niet ontleend is aan het Chinees. (Ann Heylen) 11
CULTUUR
TIEN JAAR MEDITATIEGROEPEN: EEN VERSLAG Vooraf In maart 2003 was het tien jaar geleden, dat in de Gazet van Antwerpen de titel stond: ″Ferdinand Verbieststichting K.U.Leuven werkt aan uitwisseling″, met als ondertitel: ″Zuster Agnes Lee ziet het evangelie met Chinese ogen″. De Ferdinand Verbieststichting bestond toen tien, en nu twintig jaar. De aandacht voor de Kerk en de spiritualiteit in China is voor de Verbieststichting steeds intenser geworden. In maart 2003 was het dan ook tien jaar geleden, dat Pater Thomas Hand SJ en zuster Agnes Lee SMIC twee retraites begeleidden in Vlaanderen: ´e´en in Westmalle (Monasterium Magnificat) en ´e´en in Kortrijk (Huis van de paters van Scheut). Daarna volgden een aantal lezingen in het Verbiesthuis te Leuven. Zuster Agnes Lee werd in 1941 geboren in Taiwan in een niet-christelijke omgeving, maar kwam in contact met de katholieke Kerk en werd geboeid door de figuur van Jezus. Ze koos voor de katholieke Kerk en enkele jaren nadien voor het kloosterleven. Ze studeerde godsdienstwetenschappen aan de universiteit van Californie¨ en werd doctor in de filosofie aan de universiteit van Hawaii. In het klooster ervaarde ze een gemis: opleiding en vorming stonden helemaal in het teken van uitleg, theoriee¨n, concepten en regelingen. Ze miste de diepe dimensie tot ze het werk van Teilhard de Chardin ontdekte en van daaruit ook terugging naar haar Oosterse wortels: het taoïsme en het Zen boeddhisme. Na het tweede Vaticaans Concillie, zette ze zich ook sterk in voor de dialoog tussen het christendom en de Chinese spiritualiteit. Het verhaal van pater Thomas Hand uit Californie¨ en jezuie¨t, ligt in dezelfde lijn. Hij was 29 jaar missionaris in Japan en volgde zes jaar een zen-opleiding. Ook voor hem betekende dat een ervaring die zijn kijk op het christendom diepgaand beïnvloedde. ″Indien religie niet evolueert, sterft ze af″, zei pater Hand.
Een vervolg Onder leiding van beiden hadden de twee retraites ook een diepgaande invloed op de retraitanten. Een feit is, dat een aantal deelnmers aan Zr. Liesbeth Hufkens − missionaris in Taiwan, maar toen voor langere tijd in Belgie¨ en die beide retraites organiseerde − vroegen om meditatiedagen in diezelfde geest te organiseren die hun toelieten die meditatieweg verder te zetten. Zo zouden we regelmatig samenkomen in de abdij van Westmalle. Een groot deel onder hen zijn na 10 jaar nog steeds aanwezig op 12
de meditatiedagen. Aanvankelijk was er 5 maal per jaar een meditatiedag, maar sinds geruime tijd 4 maal per jaar een volle dag met ongeveer zes `a zeven ″meditaties″. In maart 2003 zijn we aan de 41ste ″ontmoetings- en meditatiedag″. Het aantal deelnemers is intussen aangegroeid met andere belangstellenden zodat ongeveer 24 deelnemers zich opgaven, waarvan telkens − wisselend tussen 12 `a 17 − aanwezig zijn. In het begin onder de leiding van Zr. Elisabeth − maar die is intussen terug naar Taiwan − heeft de groep samen de verantwoordelijkheid voor de dagen op zich genomen. Enkele malen is er beroep gedaan op een begeleider van elders. Ook Broeder Benedict van Westmalle gaf meermaals een inleiding. Nadat dit niet langer kon nam de groep zelf de organisatie en de inleidingen op zich. Wie kan verzorgt om beurt een inleiding, wat zeer creatieve en rijke bijdragen levert. Ook de plaats van bijeenkomst is intussen gewijzigd. We wisselden de abdij van Westmalle voor het Bezinningstehuis van het Convent van Betlehem te Ranst, dat afgestemd is op meditatiedagen en waar ook veel andere bezinningsactiviteiten doorgaan. De continuïteit met de andere meditatiedagen is er ook meer vezekerd. Ranst is voor de meeste deelnemers ook dichter bij dan Westmalle en vlot bereikbaar met het openbaar vervoer.
Huidige situatie De groep komt 4 maal per jaar samen. In de ″stille ruimte″ van het ″Bezinningshuis Hof Zevenbergen″ is het nodige aanwezig voor een goede meditatiesfeer en langdurig mediteren. De formule is vanaf het begin hetzelfde gebleven. Ieder brengt knapzak mee en we betalen voor soep en koffie ter plaate. Een korte pauze voor onderlinge uitwisseling blijft ook voorzien, terwijl rond het voorgebrachte thema ook een korte gedachtenwisseling kan volgen. In de abdij van Westmalle was er kans voor eucharistieviering en die is in Ranst weggevallen omdat die daar in de vroege morgen doorgaat. De meditatietijden vullen de dag. We beginnen met koffie om 9.30 u. en eindigen om 17 u. We dachten dat het goed was na 10 jaar even verslag te geven, omdat de groep er toch ook aan houdt, ″onder de vlag van de Verbieststichting″ deze activiteit verder te zetten en zo haar steentje wil blijven bijdragen aan de dialoog tussen Oost en West. (Maris De Groot)
Contactpersonen: Harry De Mulder, Bourgognelaan 74, NL5627 KT Eindhoven, tel. 31/40.242.68.38: zorgt voor de administratie Zr. Maris De Groot zorgt voor de organisatie van de meditatiedagen: Convent van Betlehem, Handelslei 167, 2980 Zoersel, tel. 03/380.37.75, e-mail:
[email protected] De meditatieplek: Hof Zevenbergen − Bezinnings- en ontmoetingscentrum; Kasteeldreef 22, 2520 Ranst, tel. 03/485.68.51, e-mail:
[email protected] URL: http://www.bezinningshuizen.be/html/ hof%20zevenbergen.html
China, van ″oud″ naar ″nieuw″ Nieuwe video in de serie ″Vrouwen van Overal″ Volgens waarnemers zal China in deze eenentwintigste eeuw een eersterangsrol spelen op de internationale sce`ne. Ee´n op vier vrouwen in de wereld is Chinees. En toch weten we zo weinig over China en de Chinese vrouw. Misschien zitten we nog wel vast aan stereotypen die teruggaan tot de tijd van het Chinese keizerrijk, of de tijd van Mao. China en de Chinese vrouwen zijn uit het oude keurslijf gestapt en kiezen resoluut voor de moderniteit. Maar een moderniteit gekoppeld aan een Chinese identiteit, ingebed in een duizend jaren oude geschiedenis en cultuur. Deze video verkent in twee delen het leven van hedendaagse Chinese vrouwen, zowel in de stad, als op het platteland, verspreid over vier regio’s (het westerse hoogland, de noordelijke oostkust, het zuiden en Peking) en documenteert hun overstap naar het nieuwe China, het China dat uit zijn isolement is getreden en dat zich inschakelt in de wereldeconomie. Welke gevolgen heeft dit voor het leven van de Chinese vrouw? Doelgroepen: Chinese en andere vrouwen in de integratiecentra en buurtwerkingen; cursisten ontwikkelingsproblematiek; vrouwenbewegingen, -groepen, -verenigingen en studenten secundair onderwijs. VHS-PAL, Nederlands gesproken Compleet met handleiding (teksten, bijkomende info, verwerkingssuggesties, bibliografie en websites) Duur: 2 × 29 minuten Prijs: 46,98 Euro Besteladres: AVIMO vzw, Kard. Mercierplein 3, B-3000 Leuven Tel.: 016/23 42 93 Fax: 016/29 31 65 E-mail:
[email protected]
CHRISTENEN en CHINA Tijdens het European Catholic China colloquium georganiseerd door de Verbieststichting in Vaalbeek van 1 tot 4 september ll. was he´t gespreksonderwerp de brief van Mgr. Joseph Han, een niet-officie¨le bisschop, waarin gepleit wordt voor een verzoening tussen de officie¨le en de niet-officie¨le Kerkgemeenschappen. J. Heyndrickx geeft een overzicht van dit colloquium, met vooral de nadruk op deze brief en de toespraak van kardinaal Danneels. Antoine Rubbens richt zijn blik op de protestantse Kerk in China. Vooral het volkschristendom, met een mengeling van christelijke, boeddhistische, taoïstische en confucianistische elementen kent opgang. Sommigen zien in deze huiskerken overeenkomsten met de Pinksterkerken elders in de wereld. Zij hebben een afkeer van georganiseerde institutionele Kerken en van elke staatscontrole. Vooral het gebed om genezing heeft bij deze groep christenen een grote betekenis. Ecclesia in Asia is het slotdocument van de Aziatische bisschoppensynode, gehouden in 1998. Het geeft richtlijnen voor een nieuwe evangelisatie van Azie¨, met een sterke nadruk op dialoog. Rik De Gendt gaat dieper in op de betekenis van dit document. Het Tweede Vaticaans Concilie dateert al van veertig jaar geleden. Toch dringen pas nu moeizaam de toen voorgestelde hervormingen door in de Chinese Kerk. Pas nadat het isolement van de Kerk zo’n 10 `a 15 jaar gelden doorbroken werd, stelt Rik De Gendt, begon China aan een inhaalbeweging. Op 5 oktober 2003 wordt Josef Freinademetz, een pater van Steyl, heilig verklaard. Toon van Bijnen schetst kort de historische achtergrond en beschrijft het leven van deze bijzondere missionaris.
KARDINAAL G. DANNEELS STEUNT CHINESE BISSCHOP IN ZIJN PLEIDOOI VOOR VERZOENING INTERNATIONAAL COLLOQUIUM VAN DE VERBIESTSTICHTING Mgr. Joseph Han, een niet-officie¨le (ondergrondse) Chinese bisschop van Lanzhou (provincie Gansu) pleit in een brief voor verzoening tussen de officie¨le (″patriottische″) Chinese kerkgemeenschap en de niet-officie¨le (ondergrondse). Tijdens een colloquium gehouden te Vaalbeek (bij Leuven) steunde Kardinaal G. Danneels openlijk Mgr. Han in zijn moedig initiatief.
Van 1 tot 4 september ging in Vaalbeek het European Catholic China Colloquium door met 109 deelnemers uit 18 verschillende lokale Kerken. Deze internationale bijeenkomst wordt elke drie jaar georganiseerd. Vorige colloquia gingen door in Verona (Italie¨) (1993), Parijs (1996) en Polen (1999). De aandacht van die vorige colloquia ging uitsluitend naar de situatie en de problemen van de Kerk in de
In Vaalbeek kwamen vertegenwoordigers van de Chinese lokale Kerken bijeen.
Volksrepubliek China. De Verbieststichting, die dit jaar het colloquium organiseerde, stelde de deelname en de discussie open voor ″alle lokale Chinese Kerken″ − ook die van Taiwan, Hongkong, Macau, Zuidoost-Azie¨ − terwijl het thema zich deze keer toespitste op een concreet pastoraal onderwerp: Vorming van kerkbedienaars voor de lokale Chinese Kerken. Dit gaf aan het colloquium een nieuw karakter. Het deelnemersveld, waaronder 47 Chinezen (27 uit de Volksrepubliek), bestond ook uit missionarissen en leken komend uit Rusland, Polen, USA, Canada en de West-Europese landen. Wederzijdse bevestiging in geloof was het motto van dit colloquium en ook van het colloquiumlied dat van bij de opening de toon zette voor een atmosfeer van openheid en dialoog. Vooraleer de deelnemers dialogeerden over onderlinge samenwerking tussen lokale Kerken in de vorming van kerkbedienaars luisterden ze naar een niet-gelovige van de Volksuniversiteit van Peking, professor Yang Hui-lin, die een uiteenzetting gaf over hoe de doorsnee Chinees de Katholieke Kerk ziet en wat hij ervan verwacht. Daarna gaf Prof.Dr. Mark Fang SJ (Taiwan) een inleiding tot de theologische en bijbelse fundamenten voor vorming van kerkbedienaars terwijl 13
CHRISTENEN EN CHINA
Prof.Dr. Jeffry Goh (Maleisie¨) de band tussen de lokale Kerk en de Universele Kerk belichtte. Dan volgden getuigenissen en rapporten over concrete activiteiten en actuele programma’s voor vorming van kerkbedienaars in de respectieve Chinese lokale Kerken. In de groepsgesprekken die daarop volgden werden wel tien verschillende onderwerpen besproken. De aandacht ging daarin vooral naar de noodzaak om de eenheid binnen de Kerk van de Volksrepubliek China te herstellen. Er werd een kopie voorgelezen van een brief die de niet-officie¨le (ondergrondse) Bisschop Joseph Han van Lanzhou (provincie Gansu) geschreven had aan officie¨le (patriottische) zowel als aan nietofficie¨le (ondergrondse) bisschoppen en waarin hij openlijk aandringt om concrete stappen te zetten om eenheid binnen de Chinese Kerk te herstellen. Het is de eerste keer dan een Chinese bisschop zulk een duidelijk initiatief neemt in antwoord op de herhaalde oproepen tot verzoening van Paus Joannes Paulus II. Het gedurfde initiatief van Mgr. Han wekte dan ook veel bewondering op bij de deelnemers aan het colloquium. Het openbaar maken van deze persoonlijke brief van Mgr. Han werd meteen een hoogtepunt tijdens dit colloquium. Deze oproep tot verzoening werd nog versterkt toen Kardinaal Godfried Danneels in de slottoespraak uitdrukkelijk verwees naar de brief van Mgr. Han. Als zijn ″broeder bisschop″ drukte de kardinaal zijn bewondering uit voor dit initiatief en sloot er zich uitdrukkelijk bij aan zeggende: Mgr. Han besliste − terecht volgens mijn opinie − om zich te richten tot al zijn broeders-bisschoppen, officie¨le zowel als nietofficie¨le, en te wijzen op het feit dat een nieu-
De sloteucharistie. 14
Kardinaal Danneels tijdens zijn slottoespraak, links Sr. Janet Carroll, rechts J. Heyndrickx. we situatie is ontstaan in de Chinese Kerk; een situatie die Paus Joannes Paulus II gemotiveerd heeft om een oproep te doen tot verzoening en tot het herscheppen van eenheid volgens de wil van de Heer Jezus die bad ″opdat allen ´e´en zijn″. Mgr. Han besliste terecht: de tijd is gekomen om over vroegere aanbevelingen − volgens dewelke het gezamenlijk vieren van de Eucharistie werd afgeraden − heen te stappen en initiatieven te nemen naar verzoening toe en het gezamenlijk vieren van de Eucharistie met alle gelovigen, die van de officie¨le zowel als die van de niet-officie¨le gemeenschappen, zolang de priester die voorgaat maar duidelijk zijn trouw aan het Katholieke Geloof en zijn eenheid met de Paus en de Universele Kerk bevestigt. Het feit dat er hier en daar
nog twijfels bestaan over de trouw van individuele personen in de Kerk verandert niets aan het feit dat de trouw van de gelovige gemeenschap duidelijk is. Die twijfels mogen dus geen reden zijn om het gezamenlijk Eucharistie vieren met alle Christenen te beletten. In de slotverklaring van het colloquium verklaarden de deelnemers: wij sluiten ons aan bij Mgr. Han en bevestigen hem in zijn hoop en verwachting dat de eenheid moge worden gerealiseerd onder de leiding van de Geest. Zij voegden eraan toe: verzoening is een menselijk groeiproces waarin alle betrokkenen hun hart openen voor vergiffenis en liefde. Dit kan alleen maar bereikt worden door wie bezield is met een ware christologische spiritualiteit die zich manifesteert tijdens het vieren van de Eucharistie. Het algemeen thema van de slottoespraak van Kardinaal Danneels was: Vier Uitdagingen voor Zending binnen de Universele Kerk. In zijn inleiding wees de kardinaal op de lange geschiedenis van vriendschap en samenwerking van het bisdom Mechelen met de Chinese Kerk. Driehonderd jaar geleden ging Philip Couplet SJ van Mechelen als missionaris naar China. Hij schreef het boek ″Confucius Sinarum Philosophus″ (Confucius de filosoof van de Chinezen). Dat was het allereerste boek waarin Chinese filosofie werd geïntroduceerd aan geleerden uit het Westen. De kardinaal bekende dat de Kerkgemeenschappen in het Westen nooit voldoende aandacht hebben besteed aan de inspanningen van missionarissen in het verleden om de Chinese cultuur te doen kennen en waarderen in Europa. Hij vermeldde ook de rol die Kardinaal Mercier speelde in de dialoog met P. Vincent Lebbe en met Mgr. Costantini in voorberei-
in het Westen, om bij het verlenen van studiebeurzen prioriteit te geven aan vorming van kandidaten binnen China en pas daarna aan het sturen van beursstudenten naar het buitenland. Voor het zenden van kandidaten naar het buitenland is het eerst en vooral de bisschop van de eigen Kerk die moet worden aangesproken en van wie verwacht wordt dat hij bekwame kandidaten voorstelt voor welbepaalde studies die nodig zijn voor zijn bisdom. De Kerk heeft ook in China een profetische rol te vervullen. Zij kan dit doen door initiatieven op vlak van sociaal dienstbetoon. Dit is trouwens een ideaal terrein waar zusterkerken met de Chinese Kerk kunnen samenwerken. Ook moet de Kerk inspelen op het zoeken van velen naar spirituele waarden in een maatschappij die gekenmerkt is door materialisme en secularisatie
Deelnemers kaarten ’s avonds nog wat na. ding op de wijding van de eerste Chinese bisschoppen. Ten slotte verwees hij naar de eigen initiatieven om, samen met de Verbieststichting-K.U.Leuven, in 1985 de eerste Chinese Vriendschapsdelegatie uit te nodigen om de Leuvense universiteit en de Kerk in Belgie¨ te bezoeken. Daarna zijn nog meerdere delegaties gekomen en van hieruit naar Peking gegaan. Het was vanuit die achtergrond van persoonlijke ervaring dat Kardinaal Danneels enkele bedenkingen wilde maken rond het onderwerp: ″Vier uitdagingen voor onze Zending binnen de Universele Kerk″.
Het is bij het bespreken van deze derde uitdaging dat de kardinaal verwees naar de profetische daad van Mgr. Joseph Han die een brief schreef naar zijn broeders bisschoppen om hen tot verzoening uit te nodigen.
Ten eerste: we moeten meer een echte koinonia (gemeenschap) van lokale Kerken worden. Alle lokale Kerken zijn zendings- en ook ontvangende Kerken. Het is onze uitdaging om te leren zenden en ook te ontvangen. Om dit te kunnen doen moet er zich echter tussen onze Kerken een verhouding van wederkerigheid en openheid ontwikkelen. Ten tweede: terwijl leken-kerkbedienaars de clerus vervoegen in de dienst aan onze gemeenschappen moeten we allemaal leren om Kerk te vormen op een nieuwe wijze waarin clerus en leken samenwerken in gelijkheid, als broers en zusters en in volle waardering en eerbied voor mekaars charisma. De vorming van die kerkbedienaars is een terrein waarin onze Kerken geroepen zijn om intensief samen te werken in de toekomst. Ten derde: verzoening en eenheid binnen de Kerk is de eerste en voornaamste kerkbediening. De kardinaal verwees naar de interne verdeeldheid die binnen de Kerk van ons land veroorzaakt werd tijdens de Franse Revolutie en die trouwens geleek op de verdeeldheid binnen de Chinese Kerk vandaag. Het heeft generaties geduurd en van velen veel geduld en edelmoedigheid gevergd om de verdeeldheid hier bij ons te overkomen.
De groepsgesprekken en ook de slotverklaring van het colloquium benadrukten dat het streven naar eenheid ook de eenheid met de maatschappij insluit. Vooral in Azie¨ en China betekent dit een engagement tot interreligieuze dialoog met medepelgrims die zoeken naar diepere waarden in de eigen cultuur en het religieuze ethos van het Chinese volk met zijn gevoeligheid voor harmonie en vrede. Tijdens het colloquium kwam ook de plaats van de vrouw in de Kerk sterk aan bod met de vraag dat het leren waarderen van de rol van de vrouw in de Kerk deel moet uitmaken van de opleiding van priesters in seminaries. Er werd gevraagd dat meer inspanningen zouden worden gedaan om het algemeen opvoedingspeil van vrouwelijke religieuzen in de Kerk te verhogen door hen meer kansen te bieden tot minstens middelbare en eventueel ook hogere studies. Ook werd het belang onderlijnd van de pastorale en catechetisch vorming van leken − mannen en vrouwen − met speciale aandacht voor het ontwikkelen van huwelijksspiritualiteit.
Ten vierde: zelfs al gaan wij allen, in het Westen zowel als in het Oosten, door moeilijke tijden, toch moeten we al het mogelijke doen om in open dialoog en communicatie te blijven met onze maatschappij, de regeringen in ons land, en vooral ook met andere godsdiensten.
De sloteucharistie van het colloquium werd voorgegaan door Kardinaal G. Danneels en Mgr. Joseph Tikang van Taipei. Ze werd gevolgd door een korte Chinese liturgie: ″Hulde aan de voorouders″ tijdens dewelke wierook, bloemen, fruit en wijn werden geofferd aan alle pioniers − Chinese en buitenlandse missionarissen − die door de eeuwen hebben gewerkt aan de opbouw van de lokale Chinese Kerken. Een Chinees altaar was hiervoor speciaal opgericht met, als symbolische vertegenwoordigers van die pioniers uit het verleden, de foto’s van een Chinese bisschop − Zhao Zhi-liang, van het bisdom Wumeng (Binnen-Mongolie¨) − en van Vincent Lebbe. Mgr. Joseph Tikang, aartsbisschop van Taipei, ging de plechtigheid voor. Dit colloquium opende de dialoog over pastorale samenwerking tussen de Chinese lokale Kerken. Deelnemers kwamen niet als formeel gedelegeerden vanwege hun bisschoppen om samen nieuwe richtlijnen uit te werken. Wel heeft de ervaring van dit colloquium nieuwe vriendschappen doen ontstaan en banden gesmeed die ongetwijfeld in de toekomst naar meer samenwerking zullen leiden. Deelnemers verlieten Vaalbeek blij en tevreden over de ervaring. ″Keep the line open″ (hou de lijn open) was de laatste raad die de organisatoren meegaven terwijl de deelnemers vaarwel wensten aan mekaar. Zij kwamen overeen de dialoog verder te zetten op het volgende colloquium in 2006. Voor de plaats van de volgende ontmoeting werd, tentatief, voor Italie¨ geopteerd. (Jeroom Heyndrickx, cicm)
Veel deelnemers waren verheugd over de nadruk die in de slotverklaring werd gelegd op de vraag, gericht tot de Kerken 15
CHRISTENEN EN CHINA
BRIEF AAN MIJN VRIENDEN “Het is tijd om de oproep van Paus Joannes Paulus II te beantwoorden en de eenheid in de Chinese Kerk te herstellen” ″Ik ben bisschop van het bisdom Lanzhou (provincie Gansu) en opvolger van Mgr. Philip Yang. Ik behoor tot de jongere generatie priesters die altijd met grote bewondering hebben opgekeken naar onze geliefde Bisschop Philip Yang en de priesters uit zijn tijd die onze Kerk recht hielden tijdens de moeilijkste en kritische jaren vo´o´r, tijdens en na de Culturele Revolutie. Samen met Mgr. Yang en alle priesters uit zijn tijd hebben wij lang gevreesd dat een groep Chinese bisschoppen, priesters en katholieken, misleid door de Patriottische Vereniging, een schisma zouden veroorzaken binnen onze Kerkgemeenschap door een onafhankelijke Chinese katholieke Kerk op te richten, los
meerderheid van de Chinese bisschoppen. Tijdens de voorbije jaren hebben we in ons bisdom bij gelegenheid ook contact genomen met priesters en christenen van de officie¨le kerkgemeenschap. Officie¨le en niet-officie¨le (″ondergrondse″) priesters in het bisdom Tianshui, het bisdom vlak naast het onze, hebben zelfs al samen Eucharistie gevierd. Dat deden zij nadat zij vernamen dat de Heilige Vader herhaaldelijk ons, Chinese katholieken, aanmoedigde om verzoening te bewerken en de eenheid binnen de Chinese katholieke Kerk te herstellen, volgens de wens van de Heer Jezus die bad ″Opdat alleen b In het midden Mgr. Han, geflankeerd door E.H. Yang en J. Heyndrickx.
van de Universele Kerk en van de Paus. Wij weigerden daarom met hen samen Eucharistie te vieren en wij maanden onze christenen aan hetzelfde te doen, omdat het onze plicht is de eenheid van onze Kerk met de Universele Kerk en met de Heilige Vader te beschermen. Het speet ons toen dat daardoor verdeeldheid ontstond binnen de Chinese Kerk, maar we verkozen die situatie boven een afscheiding van heel de Chinese Kerk van Rome. Tijdens de voorbije twintig jaar hebben we nauwkeurig de vele inspanningen gevolgd van Paus Joannes Paulus II om tot een beter inzicht te komen in de situatie van de Chinese katholieke Kerk. Wij voelden ons bevestigd en gesterkt door zijn aanmoedigende woorden. Nadien vernamen we dat de benoeming van enkele officie¨le (patriottische) bisschoppen, eerst benoemd door de Chinese regering, later, in antwoord op hun aanvraag aan de Paus, door Rome werd in orde gebracht. Dat was eigenlijk al heel wat jaren terug begonnen, maar voor lange tijd waren we daarover achterdochtig omdat we niet zoveel contact hebben met officie¨le priesters en bisschoppen en we de feiten niet konden nagaan. Ondertussen hebben we echter veel contact met verschillende van die officie¨le bisschoppen en we hebben vernomen dat de meesten onder hen al verenigd zijn met de Paus en met de Universele Kerk. De ondergrondse bisschoppen vormen nu samen met die gelegitimeerde officie¨le bisschoppen de grote 16
´e´en zijn″ (Jo. XVII, 11). Die oproep zit in mijn hoofd en mijn hart sedert de dag dat ik zelf (niet-officie¨le) bisschop werd van het bisdom Lanzhou: onze Kerk moet ´e´enworden, volgens het gebed van de Heer Jezus en de uitdrukkelijke wens van de Heilige Vader. De vraag is: wat is het juiste ogenblik daarvoor en hoe kan dit gebeuren?
Tevens ervaar ik als zeer schadelijk voor de Kerk het feit dat we nog steeds verdeeld blijven in een ″officie¨le kerkgemeenschap″ en een ″niet-officie¨le kerkgemeenschap″. Wij vieren afzonderlijk Eucharistie terwijl het toch in de Eucharistieviering is dat eenheid wordt geschapen en gevierd. Dat is dus een contradictie. Ik ben overtuigd geraakt dat we niet langer het gebed van de Heer Jezus mogen ontkennen ″Opdat allen ´e´en zijn″. Als bisschop, herder van de kudde van het Bisdom Lanzhou, voel ik me verplicht deze oproep te richten tot mijn broeders bisschoppen: laten we onze Chinese gelovigen bevrijden van die dubbelzinnige situatie en van die verdeeldheid. De wens die de Paus zo dikwijls uitdrukte − bijv. nog tijdens de 400-jarige herdenking van Matteo Ricci − en waarbij hij ons aanmoedigt ons met mekaar te verzoenen, doet ons duidelijk inzien dat vroegere documenten die gezamenlijke Eucharistie van officie¨le en niet-officie¨le kerkgemeenschappen afraadden nu niet meer van kracht zijn wanneer het gaat om het bijwonen van de Eucharistie van een bisschop of priester die duidelijk zijn eenheid met de Heilige Vader en met de Universele Kerk uitdrukt. Het is immers de Eucharistie zelf die eenheid bewerkt. We moeten aanvaarden dat er een nieuwe situatie groeit voor de Chinese Kerk en deze roept ons op om nieuwe initiatieven te nemen. Daarom stel ik voor aan mijn broeders bisschoppen en priesters − zowel die van de officie¨le als die van de niet-officie¨le kerkgemeenschappen − meer concrete stappen naar eenheid in de Chinese Kerk te zetten.
Ik moet toegeven dat er nog twijfels zijn in mijn hart. Er zijn immers nog verschillende officie¨le bisschoppen die niet met de Paus verenigd zijn. Daarbij blijft de houding van de Patriottische Vereniging nog steeds dubbelzinnig als het gaat over eenheid met de Heilige Stoel, wat voor ons essentieel is. Die dubbelzinnigheid is de reden waarom verschillende van mijn broeder bisschoppen van de niet-officie¨ le kerkgemeenschap zo terughoudend zijn om stappen te zetten naar verzoening toe en ik begrijp ten volle hun aarzeling. Onze eigen christenen voelen zich schuldig als zij Eucharistie vieren in een officie¨le kerkgemeenschap. Officie¨le kerkelijke documenten − bijv. ″De 13 punten″ en ″De 6 punten″ − hebben onze christenen in die houding sterk bevestigd.
Laten we allemaal − bisschoppen en priesters − duidelijk maken aan onze gelovigen dat wij ´e´en zijn in geloof met de Heilige Vader en met de Universele Kerk zodat we allemaal duidelijk van mekaar weten waar we staan. Dan kunnen we rustig maar moedig mekaar ontmoeten en in de Eucharistie onze eenheid vieren in Christus en in de Ene Vader. Dat is het waar de Heer Jezus voor bad en wat ook onze Heilige Vader van ons allemaal verwacht. Ik ben overtuigd dat, als we de moed en edelmoedigheid hebben om die stap te zetten, er vernieuwing komt binnen de Chinese Kerk. Onze eenheid in geloof zal op geen enkele wijze onze liefde voor ons eigen vaderland verminderen. Integendeel, het zal ons vermogen versterken om allemaal samen te werken aan de opbouw en modernisering van ons land.
Anderzijds is het ook zo dat recentelijk veel is veranderd. Ik voel me sterk aangemoedigd door het feit dat, naar we vernamen, de grote meerderheid van onze bisschoppen, priesters en gelovigen verenigd zijn in hetzelfde geloof met de Paus.
Bisschop Joseph Han Zhi-hai Bisschop van Lanzhou (provincie Gansu, China) Juli 2003
WIE IS MGR. JOSEPH HAN? WAT BETEKENT ″ONDERGRONDS″, ″OFFICIE } LE BISSCHOP″, ENZ.? Mgr. Joseph Han (Lanzhou, provincie Gansu), die tijdens het internationaal colloquium een oproep deed tot verzoening, werd in 1994 priester gewijd en ontving de bisschopswijding in januari 2003 uit de handen van Mgr. Paul Xie Tingzhe, bisschop van het diocees Xinjiang. Mgr. Han is de opvolger van Mgr Philip Yang Libai, clandestien bisschop gewijd in 1981 en overleden in 1998. De bisschopswijding van Mgr. Paul Xie is nooit erkend door de Chinese overheid, die hem enkel aanvaardt als ″officie¨le″ priester van het bisdom Xinjiang. Ook de nieuwe bisschop, Mgr. Han, is een niet-officie¨le (ook ″ondergrondse″ genoemd) bisschop. Velen vragen zich af wat het verschil is tussen ″ondergrondse″ en ″officie¨le″ bisschoppen in China. Er zijn in China twee kerkgemeenschappen: de ene wordt geleid door bisschoppen die bereid zijn om samen te werken met het communistisch regime. Men noemt die gemeenschap soms de ″open″ of ″officie¨le″ kerkgemeenschap en hun bisschoppen noemt men ″officie¨le″ bisschoppen omdat zij door de regering officieel erkend zijn, of ″patriottische″ bisschoppen omdat zij meestal geleid worden door de Patriottische Vereniging, die afhangt van de regering. De andere kerkgemeenschap, die weigert met de regering samen te werken, noemt men dikwijls de ″ondergrondse″ of ″niet-officie¨le″ kerk en hun bisschoppen
noemt men ″ondergrondse″ of ″niet-officie¨le″ bisschoppen omdat zij niet erkend zijn door de regering en weigeren ermee samen te werken. Die naam ″ondergrondse″ is eigenlijk wel misleidend. Wel zijn er in bepaalde streken gemeenschappen die echt ″ondergronds″ bestaan in de zin dat ze zich verbergen en ″ondergronds″ Eucharistie vieren. Er bestaan zelfs ″ondergrondse″ seminaries en zusternovitiaten waar seminaristen of zusters in het geheim les volgen terwijl iemand buiten de wacht houdt. Meestal echter is die niet-erkende kerkgemeenschap wel bekend. Er zijn trouwens hele bisdommen waar de bisschop en zijn priesters openlijk kerken en parochies besturen zonder dat ze erkend zijn door de staat. Dat is het geval met Mgr. Joseph Han van Lanzhou in de provincie Gansu waar er tientalle kerken en parochies zijn. Tot een tiental jaren geleden was de oude Mgr. Philip Yang er bisschop, en was voortdurend in confrontatie met het regime, maar tevens sterk gesteund in zijn oppositie door zijn priesters en alle gelovigen. Joseph Han werd zijn opvolger. Hij is nu 38 jaar oud. Mgr. Han zoekt wel toenadering met het regime en is zelfs bereid om door hen officieel erkend te worden, op voorwaarde dat niet de Patriottische Vereniging maar wel hij, als bisschop, het bisdom bestuurt.
Twee jaar geleden bezocht ik, op uitnodiging van Mgr. Han, het bisdom Lanzhou, vermits dit bisdom lang geleden ook door Scheut werd bestuurd, eerst door Mgr. Ferdinand Hamer, daarna door Mgr. Hubert Otto. Dat bezoek was wel niet officieel toegelaten. We werden dan ook vijf dagen lang door een jeep van de politie gevolgd, waar we ook gingen. Ik bezocht er toen het oude kerkhof waar de graven van een tiental scheutisten nog goed zijn bewaard. Samen met Mgr. Han ontmoetten we de civiele overheid om er ontwikkelingssamenwerking te bespreken. Sedert dan steunt de Verbieststichting in Gansu verschillende projecten in de kleine armste bergdorpen: lagere scholen werden uitgerust, een waterput werd geboord, kleine gezondheidsposten werden opgericht in een tiental dorpen. Dit alles gebeurt in samenwerking met die ″niet-officie¨le″ bisschop Mgr. Han. Zo bewijst Mgr. Han dat ook de niet-officie¨le kerkgemeenschap samenwerkt aan de opbouw van het land. Al hield de veiligheidspolitie ons wel zeer nauw in het oog bij de bespreking van die projecten, toch liet men het allemaal gebeuren en gaat onze samenwerking nog door. (Jeroom Heyndrickx, cicm)
PINKSTERBEWEGINGEN IN CHINA? In Berlijn hadden einde mei 2003 de eerste Duitse oecumenische kerkdagen plaats. Een heel interessant gebeuren. In de immense gebouwen van de handelsfoor en elders in de Duitse hoofdstad waren allerhande voordrachten, concerten, vieringen. In de handelsfoor stonden meerdere zalen ter beschikking van allerhande verenigingen en stands. China was aanwezig, de stand was bemand door mensen van zowel katholieke als van protestantse kant, die met China en de christenen aldaar begaan zijn. Ik bracht van daar twee boeken mee, uitgegeven door de China-Infostelle. Dit is een koepel van Duitse evangelische missiewerken, en bezorgt vooral informatie over de evangelische christenen in China. De twee meegebrachte boeken bundelen bijdragen over het christendom in het Rijk van het Midden (Christentum im Reich der Mitte. Aktuelle Thesen und Texte aus China [1998] en Christsein in China. Chinesische Stimmen aus Kirche und Forschung [2000] (Mits een vrijwillige bijdrage te verkrijgen bij: EMW (Evangelisches Missionswerk in Deutschland), Normannenweg 17-21, D-20537 Hamburg. E-mail;
[email protected])
Rol van de kerken In deze reeks van interessante bijdragen is er nauwelijks een vermelding van de katholieken in China. De referaten geven de ontwikkeling weer van het protestantisme sinds vijftig jaar. De auteurs ervan staan heel positief tegenover de autonomie van de christelijke kerken. Zij belichten het eigen chinees gelaat van de Kerk, haar inbreng voor de opbouw van de maatschappij en haar rol bij de modernisering ervan. Zij getuigen alle over de rasse groei van het aantal christenen, waarvan de gestadige (her)opening van kerkgebouwen het meest zichtbaar teken is. Shen Enzhen, een jonge pastorin in Shanghai en lid aldaar van de Raad van Chinese Christenen (CCC), schrijft daarover het volgende: ″Onze Chinese Kerk groeit snel zowel in de steden als op het platteland. Elke dag rijzen nieuwe kerkgebouwen uit de grond. Onze Kerk is in evolutie. Kerkelijke structuren en de opbouw van een visie zijn nog onvoldoende klaar. Maar onze Kerk groeit niet alleen zo snel, omdat zij over afgewerkte structuren en een goede visie zou beschikken, maar omdat
miljoenen broeders en zusters de liefde van Jezus in hun leven werkelijkheid laten worden.″ Zij wijst in dit verband op het belang van de tussenmenselijke relaties om het evangelie te laten groeien en door te geven (Shen Enzhen in Christsein in China, blz. 29). De visies in deze publicaties liggen heel dicht bij de standpunten van de Raad van Chinese Christenen, voor wie er in China geen denominaties meer bestaan. Dit verklaart waarom er in deze beide boeken weinig sprake is over huiskerken en over de kerken op het platteland.
Volks christendom Zhuo Xinping, directeur van het Instituut in Peking voor het onderzoek van de wereldreligies, wijdt een artikel aan de betekenis van het christendom voor de modernisering van China. Hij hanteert daarin het onderscheid tussen het volkse christendom en het zogenaamde ″elitechristendom″. Hij verwacht meer van het tweede dan van het eerste. Hij merkt weliswaar de aangroei van het volkse christendom en verklaart dit door socio17
CHRISTENEN EN CHINA
logische, historische en traditionele gronden. De mensen op het platteland hebben nood aan houvast en zoeken verbondenheid in het geloof. Welke religie zij vinden, dit is hun meestal om het even. Het zogenaamde volkschristendom vertoont een merkwaardige mengeling van christelijke elementen en van elementen uit het boeddhisme, taoïsme en confucianisme. Hij kent aan dit volkse christendom geen al te grote betekenis toe voor de toekomst van het christendom in China en voor de Chinese cultuur (Zhuo Xinping in Christentum im Reich der Mitte, blz. 78-79).
Pinksterkerken? Het religieus landschap in China is complexer dan het beeld, dat de Staat en de officieel erkende Kerken ervan geven. Er schuilt meer achter de groei van het volkschristendom dan wat officie¨le instanties laten vermoeden, die dit verschijnsel als ″religieuze koorts″ bestempelen. Bepaalde auteurs vinden in wat gebeurt in de huiskerken en bij de gewone christenen aan de basis, trekken van het pentecostalisme. Zij vinden verwantschap met de Pinksterkerken in Europa, Afrika en elders. Zo denkt onder meer het echtpaar Oblau-Wa¨hrisch. Zij waren meer dan tien jaar actief in de Amity Foundation en kwamen daardoor op veel plaatsen in China. Gotthard Oblau schuift de hypothese naar voor dat het Chinese christendom veel gemeenschappelijks heeft met de pinksterbeweging, zonder dat die groepen zichzelf zo noemen (G. Oblau, Pentecostal by default? Reflections on contemporary Christianity in China in Asian and Pentecostal). Er zijn in China christelijke groepen, die historisch banden hebben met vroegere pinksterkerken in China. Deze hebben steeds een hang naar onafhankelijkheid gehad. Die Kerken uit de jaren twintig van de vorige eeuw zetten zich toen af tegen de invloed van de missionarissen en ze waren anti-oecumenisch. Zo zou er verwantschap bestaan tussen de groep van de ″Yellers″, ″De Roepers″, en de groep van de Kleine Kudde. Voor de groep ″de ware Kerk van Jezus″ mag gesteld worden dat zij teruggaat op een groep van vo´o´r de Chinese revolutie en dat zij tot de Pinksterbeweging behoorde. Andere groeperingen binnen het gevarieerde Chinese religieus landschap vertonen trekken, die met de Pinksterbeweging overeenkomen. Terwijl binnen de Raad van Chinese Christenen meer sprake is van een sober, theologisch-liberaal en politiek gemotiveerd christendom, zijn de basisgemeenschappen meer op ervaring gericht. Hun eredienst heeft een emotionele stijl. Ze besteden veel aandacht aan het gebed van genezing. Zij houden zich afzijdig van en tonen hun afkeer voor de georganiseerde insti18
tutionele Kerken en hun liberale theologie. Ze handhaven in de meeste gevallen hun weerstand tegen om het even welke vorm van staatscontrole.
Gebed om genezing Het gebed om genezing bij zieken heeft in alle Kerken een grote betekenis. Negentig procent van alle nieuwe gelovigen geven dit als reden aan voor hun bekering. Zij gingen vaak naar gebedsdiensten met een grote aandacht voor genezing. Christenen gaan bij de zieken om voor hun genezing te bidden. Dit is een deel van de dagelijkse zorg van de gelovigen. De praktische zin van de Chinezen houdt in dat zij dat waarderen wat werkt. Wanneer zij merken dat bidden het genezen bevordert, geven zij aandacht aan die God, die dit mogelijk maakte. Bidden voor zieken is niet een uitsluitend kenmerk van de
die een taak opnemen, kennen veel teksten van buiten. Liederen zijn zeer geschikt. Zij kiezen voor gemakkelijke liederen en zijn blij om de medewerking van barden en minstrelen. De sfeer, die tijdens het bidden in de bijeenkomsten heerst, is er ´e´en van een ″gebedsconcert″. Onder de actieve leden zijn heel veel vrouwen. Zij zijn vaak de charismatische leiders van lokale christelijke groepen. Oblau wijst op de inhoud van de predikaties, waarin hij accenten uit de pinksterbeweging terugvindt. De predikanten spreken graag over de lieve Jezus, Hij die de Goede Herder is. God is meer minnaar dan rechter. Jezus wordt ook benaderd als opvoeder, als een verwante en een familielid. Dit is eerder onder invloed van het confucianisme. Jezus is hier niet de gestrenge Heer en Vader, maar de zacht vermanende stem, de zorgende, zichzelf opofferende ouderlijke liefde.
Het aanleren van de Bijbel is vaak ook gelijktijdig een alfabetiseringscursus. pinksterbeweging. Maar deze legt er toch sterk de nadruk op dat Gods verlossend werk nu nog altijd aan het gebeuren is. Het arme en gekwetste volk ontdekt wat in de evangelies actueel blijft. Waar critici wijzen op het gebrek aan sociale inzet bij charismatische groepen, merken anderen op dat vanuit dit gebed voor zieken initiatieven zijn genomen om ziekten te voorkomen. Bidden om genezing houdt het zoeken in naar remedies tegen sociaal kwaad. Veel Chinese groepen werken in de Kerk zonder de hulp van literair materiaal. De geloofsoverdracht gebeurt mondeling. Dit is deels te verklaren uit de tijd van de culturele revolutie, waar zoveel boeken werden vernietigd. Het houdt ook verband met het cultureel niveau van de landbouwbevolking. De gelovigen, zeker zij
Oblau hoort in deze predikaties moederlijke trekken van God. Hij bindt daar de bedenking aan vast dat het niet de eerste maal zou zijn dat een vreemde godsdienst in China meemaakt dat zijn mannelijke God omgevormd ziet worden tot een vrouwelijke godheid. Het pentecostalisme zou over de wereld de sterkst groeiende beweging zijn. Het beweert de derde grootste te zijn na de katholieke en de evangelische. Bij consultatie op internet geeft het evenwel op dit ogenblik weinig informatie over zijn aanwezigheid in het ″Rijk van het Midden″. (Antoine Rubbens, pr)
EVANGELISATIE ALS DIALOOG IN ″DE KERK IN AZIE }″ In de aanloop naar het derde millennium riep paus Johannes Paulus II achtereenvolgens verschillende continentale bisschoppensynodes in Rome samen. Van 19 april tot 14 mei 1998 was het de beurt aan Azie¨. 252 synodevaders namen aan de hoge vergadering deel. De twee plaatsen voor Chinese afgevaardigden bleven evenwel leeg. Bisschop Mattias Duan Yinming van Wanxian en zijn coadjutor, bisschop Joseph Xu Zhixuan, die beiden zowel door het Vaticaan als door het bewind in Peking als geldige bisschoppen erkend zijn, hadden van de Chinese overheid ″om politieke redenen″ geen uitreisvisum gekregen. Daar was indertijd veel om te doen.
Voor Azie¨, dat, naar de woorden van de paus, ″het werelddeel van Jezus van Nazareth″ is, houdt dit concreet de opdracht in om ″Jezus naar zijn continent terug te brengen″ en Hem precies daar een hernieuwde en hernieuwende bekendheid en aanwezigheid te geven. Het is toch wel op zijn minst een beetje eigenaardig, stelde de paus, dat de meeste Aziaten Jezus Christus als een westerling zien en niet als iemand van bij hen. Daarom merkte hij op: ″De grote vraag die zich vandaag voor de Kerk in Azie¨ stelt, is te weten hoe wij met onze Aziatische broeders en zusters de gave kunnen delen, die diep in ons leeft, met name de Blijde Boodschap van Jezus Christus″ (EA 19). Het gaat dus niet alleen over het wat, Als naar gewoonte eindigde zo’n synomaar meer nog over het hoe van die verde met een reeks aanbevelingen aan de kondiging. En die strategie sluit in Azie¨, paus. Die moesten dan in een ″post-synomeer nog dan elders, een wederzijds bedale apostolische exhortatie″ gebundeld grip, een gezamenlijk overleg en een broeworden. ″De Kerk in Azie¨″ (Ecclesia in derlijke dialoog in, katholieke gelovigen Asia) is de titel van dat slotdocument, dat onder elkaar, in gesprek met andere christenen en andere wereldgodsdiensten, met oude plaatselijke culturen, filosofiee¨n en wijsheden, en met de seculiere maatschappij. Azie¨ is gekenmerkt door grote eerbied voor het gezin, door solidariteit binnen de gemeenschappen, door religieuze verdraagzaamheid en vreedzaam samenleven, stelden de bisschoppen tijdens hun Het Colloquium werd afgesloten met een Chinese vooroudersynode vast. De godsvering. Voorganger is Mgr. Tikang. diensten vertonen er bovendien opmerkeop 6 november 1999 in New Delhi, India, lijke tekenen van grote vitaliteit en van door de paus is ondertekend en officieel permanente vernieuwing. ″De Kerk in uitgevaardigd. Het geeft richtlijnen voor Azie¨″ wil met dit continent in dialoog treeen nieuwe evangelisatie van het Aziatiden en Christus verkondigen als diegene, sche continent in zijn zo rijke verscheidie al deze waarden tot de hoogste verdenheid. Dialoog is ´e´en van de sleutelvulling brengt. ″Het komt erop aan uit te woorden. leggen dat Christus de enige bemiddelaar is tussen God en de mens en de enige redEvangeliseren is geen vrijblijvende acder van de wereld, duidelijk te onderscheitiviteit, iets wat men kan doen of ook kan den van de stichters van andere grote godslaten. Dat is het uitgangspunt. De opdiensten″, staat in de inleiding (EA 2). dracht om het Evangelie te verkondigen en het te beleven hoort wezenlijk tot de Heel in het bijzonder in Azie¨ moet in roeping van de Kerk, had paus Paulus VI eerste instantie een interreligieuze diaal in zijn apostolische exhortatie ″Evanloog tot stand gebracht en uitgediept worgelii nuntiandi″ van 8 december 1975 geden, die er op gericht is om de heersende steld. Tien jaar later, uitgerekend tijdens vooroordelen tegenover het christendom zijn bezoek aan Belgie¨, maakte zijn open de onjuiste informatie eromtrent in dit volger, Johannes Paulus II, er het hoofdcontinent uit de weg te ruimen, stelt het thema van zijn pontificaat van. Met het document. Voor veel Aziaten is het chrisjaar 2000 voor ogen vroeg hij aan alle bistendom een westerse godsdienst, die dikschoppen over heel de wereld ″een antwijls met voormalige koloniale machten woord te zoeken op het probleem van de verbonden is en bovendien door een evangelisatie, rekening houdend met de groeiend materialisme en een toenemeneigen concrete situatie en de bijzondere de privatisering van het religieuze vannoden van hun continent″. daag nog weinig slagkracht bezit. Ontwik-
keling en welvaart dragen niet langer een referentie naar God in zich. In de voorbije eeuw is in Azie¨ daarentegen het religieus, cultureel en nationaal aanvoelen in belangrijke mate toegenomen. Zo wordt een bekering tot het christendom er dikwijls als een ″anti-nationale″ daad aanzien. Die ″botsing van culturen″ kan alleen in een open dialoog vermeden of, indien nodig, hersteld worden. En er is inderdaad een pak te bespreken. De westerse materialistische globalisering, gericht op genot en consumptie blijft voor Aziatische religieuze leiders onaanvaardbaar, vooral omdat die de zo belangrijke grote en kleine sociale netwerken verstoort. Voor hen blijven familie, gemeenschap, traditie en maatschappij belangrijke factoren in het leven van elke dag. Zij willen onder geen beding dat die eigen waarden door westerse krachten ten gronde worden gericht. Meer dan ooit sluit dit voor het christendom een opdracht tot oprechte inculturatie in. De dialoog, zo stelt ″De Kerk in Azie¨″ verder, moet tegelijk gevoerd worden in een context, die oog heeft voor schrijnende toestanden van sociale onrechtvaardigheid en die bereid is om creatief aan de schepping van een Nieuwe Wereldorde mee te werken. De meeste Aziatische landen zijn socio-economisch arm en ervaren de huidige wereldorde als onrechtvaardig. Handelsrelaties zijn ongelijk opgebouwd en gaan in tegen de belangen van kleine, armere partners. Als het christendom ooit echt voet aan de grond wil krijgen op het Aziatisch continent, zal het met deze realiteit ten volle rekening moeten houden. Voor de Kerk betekent dit bovendien een bewuste inzet voor een Nieuwe Wereldorde, die op basis van gelijkheid en rechtvaardigheid tussen alle volkeren ter wereld wordt opgebouwd. Samenvattend kan gesteld worden dat de Kerk in Azie¨ − wil ze ooit Jezus Christus als Verlosser kunnen voorstellen en zijn Evangelie aanvaardbaar maken − voor de uitdaging van een drievoudige ″dialoog van hart en leven″ staat: zij moet een gesprek aangaan met de Aziatische culturen, met de Aziatische godsdiensten, en met de Aziatische armen. De meest gee¨igende deelnemers aan zo’n dialoog moeten best ″van binnenuit″ komen, meent het synodedocument nog. Het is op de eerste plaats een opdracht voor de plaatselijke christelijke basisgemeenschappen, die hun wortels zowel in hun geloof als in hun cultuur hebben en in hun dagelijks leven permanent open staan voor ontmoetingen met gelovigen van andere godsdiensten en met niet-gelovigen. (Rik De Gendt, sj) 19
CHRISTENEN EN CHINA
MOEIZAAM DRINGEN DE HERVORMINGEN VAN HET TWEEDE VATICAANS CONCILIE IN DE CHINESE KERK DOOR Veertig jaar geleden stond de katholieke Kerk wereldwijd volop in het middelpunt van de belangstelling. Op 11 oktober 1962 opende paus Johannes XXIII in de Sint-Pietersbasiliek van Rome het Tweede Vaticaans Concilie en al gauw werd het duidelijk dat hervormingen en nieuwigheden niet langer konden uitblijven. Vier jaar na elkaar kwamen bisschoppen uit de hele wereld gedurende enkele maanden samen voor broederlijk overleg en soms harde discussie. Bij de sluiting van het concilie op 8 december 1965 moesten zestien constituties, decreten en verklaringen de hoop wettigen voor een vernieuwing van het kerkelijk en godsdienstig leven. Vooral in de eerste jaren na het concilie raakte de Kerk her en der volop in beweging. De liturgische vernieuwing, met als voornaamste element de invoering van de volkstaal, en de geleidelijke inschakeling van leken in verantwoordelijke posten waren allicht de meest opvallende tekenen. Maar daar was niet iedereen zo gelukkig mee. Reactionaire bewegingen bleven niet uit en ook binnen het dagelijks kerkelijk leven werd ´e´en en ander teruggeschroefd. Veertig jaar later zijn zeker nog lang niet alle dromen en voorstellen van destijds werkelijkheid geworden. Bepaalde verworvenheden zijn evenwel onomkeerbaar. In China is de hele vernieuwingsbeweging pas in de voorbije tien, vijftien jaar goed en wel op gang gekomen, meent John Baptist Zhang Shijiang (38), een priester van het bisdom Xingtai in Hebei, die het Katholiek Sociaal Dienstencentrum Beifang Jinde leidt (zie: Verbiest Koerier, september 2002). Die laattijdige start heeft voor een goed deel te maken met het absoluut isolement, waarin China onder het communisme en vooral tijdens de Culturele Revolutie (1966-1976) terecht was gekomen, maar ook met de bijna ingeboren achterdocht en de hardnekkige weerstand van de Chinese Katholieke Patriottische Vereniging (CKPV) tegen alles wat van Rome komt.
Isolement en weerstand In een gesprek met het persagentschap UCA News naar aanleiding van de veertigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie, zei de voorzitter van de CKPV, Anthony Liu Bainian, dat bij de heropleving van de godsdienst in zijn land aan het eind van de jaren zeventig, de katholieke Kerk toen in opvattingen en gebruiken nauwelijks verschilde van de Kerk van vo´o´r het Concilie. Zo onvoorstelbaar groot was het Chinese isolement, dat plaatselijke kerkleiders als de huidige bisschop van Shanghai, Aloysius Jin Luxian, pas helemaal aan het eind van de jaren zeventig voor het eerst iets over het Tweede Vaticaans Con20
cilie vernomen hebben. Ook priester John Baptist Zhang beaamt dat: ″Wij wisten helemaal niets van Vaticaan II. Tijdens de culturele revolutie waren alle kerken gesloten. Van het bestaan van een concilie vernamen we pas iets, toen de eerste Chinese uitwijkelingen in het begin van de jaren tachtig hier op bezoek kwamen. Dat was dus maar liefst meer dan vijftien jaar na de feiten″. De Chinese katholieken reageerden verrast, toen zij voor het eerst over het Concilie hoorden. Hun godsdienstbeleving was er vooral ´e´en van devoties in alle mogelijke vormen. De heiligenverering, het bidden van de rozenkrans of van de kruisweg waren bijzonder populair. Nu hoorden ze dat het Concilie andere accenten legde en sommige heilige huisjes van de kaart leek te vegen. Oudere priesters en ook veel heel gewone gelovigen hadden het daar moeilijk mee. Velen konden bijvoorbeeld de invoering van het Chinees in de liturgie moeilijk aanvaarden. ″Tot in 1992 − ik was toen al drie jaar priester gewijd − heb ik de eucharistie altijd in het Latijn opgedragen″, vertelt Zhang. ″Daar kwam pas verandering in, toen we de eerste lessen kregen van professoren uit Hong Kong en Taiwan. Zij brachten ons in contact met de ideee¨n en teksten van het Concilie. Ze spraken er ons over en brachten de gedrukte documenten mee. Oudere priesters hadden vanzelfsprekend moeite om terug aan het studeren te gaan, maar geleidelijk aan drong het gedachtegoed van Vaticaan II een beetje door. Toch heeft het nog jaren geduurd, eer het bisdom Shanghai als eerste zelf enkele concilieteksten voor een breder publiek heeft kunnen publiceren en verspreiden″. Sommige Chinese bisschoppen schrijven de traagheid en de onvolledigheid, waarmee conciliedocumenten bekend raakten, toe aan een bewuste manipulatie vanwege de officie¨le en kerkelijke overheid. De besluiten zijn bedoeld voor ″ontwikkelde landen met een kapitalistisch systeem″, beweerde Liu Bainian. ″Wij moeten ze daarom aan de Chinese context aanpassen″. Ee´n van de aanpassingen, waar de overheid blijkbaar geen moeite mee had, was, merkwaardig genoeg, dat de Chinese Kerk door leken moet geleid − lees: gecontroleerd − worden. Daarom is de Patriottische Vereniging ook belangrijker en invloedrijker dan de officie¨le Bisschoppenconferentie.
Liturgie, sociale inzet en interreligieuze dialoog Niet te verwonderen dus dat tot op vandaag slechts een gedeelte van alles wat het Concilie aan documenten en vernieuwingen heeft voorgesteld, in de praktijk be-
kend raakte. Een inhaalbeweging is, mede door de toelating die buitenlandse lesgevers op Chinese seminaries kregen, al enkele jaren en ook vandaag nog volop aan de gang. Maar in vele gevallen blijft het bij algemeenheden of summiere hoofdlijnen. Vaak ontbreken theologische implicaties en voor het onderricht in parochies wordt nog al te gemakkelijk teruggegrepen naar de vroegere catechismus. Er blijft dus nog veel werk te doen, vindt John Baptist Zhang. ″Allereerst op het vlak van de liturgische vernieuwing. Vandaag wonen zo’n 95 procent van de gelovigen de eucharistieviering bij in het Chinees (mandarijns), maar heel vaak is er toch nog ’s morgens vroeg een Latijnse mis voor oudere mensen. Een tweede aandachtspunt is de ontwikkeling van de sociale actie. Tal van bisdommen voeren het beheer over ziekenhuizen en homes voor bejaarden en weeskinderen. Dat sociaal engagement is iets totaal nieuws in het leven van de Chinese Kerk. Persoonlijk ben ik trouwens heel sterk getroffen en beïnvloed geworden door de sociale leer van het Tweede Vaticaans Concilie″. ″Tenslotte″, zo vervolgt Zhang, ″is er de interreligieuze dialoog. Die ontwikkelt zich maar geleidelijk, maar de Chinese overheid doet op dit gebied een flinke inspanning. Op initiatief van de regering komen vertegenwoordigers van verschillende grote godsdiensten − boeddhisme, katholicisme, islam, protestantisme en taoïsme − regelmatig samen en worden zij tot harmonische samenwerking en tot het scheppen van sociale stabiliteit aangezet. Beifang Jinde bijvoorbeeld gaat nu scholen bouwen in samenwerking met verenigingen, die van andere godsdiensten afhangen. Wij hebben trouwens al goede ervaringen van samenwerking bij andere sociale projecten opgedaan. De Kerk in China wenst oprecht een bijdrage te leveren tot de uitbouw van de Chinese samenleving en wil haar daarbij begeleiden″. Voor bisschop Anthony Li Jiantang van Taiyuan, in de provincie Shanxi, gaat de toepassing van de conciliebesluiten en ook die interreligieuze samenwerking dan weer niet ver en niet diep genoeg. Leken hebben, volgens hem, nog altijd weinig of geen toegang tot de theologische en pastorale vorming, die zo noodzakelijk is om leiding te kunnen geven. Bovendien schept het zo belangrijke thema van de ″inculturatie″ een bijzonder probleem, vermits de culturele revolutie de traditionele Chinese cultuur totaal vernield heeft. ″In onze maatschappij, die de laatste tijd door allerlei buitenlandse en vreemde cultuurelementen overspoeld werd, is het voor katholieken heel moeilijk om zich een inculturatie van hun geloof voor te stellen, laat staan toe te passen″. (Rik De Gendt, sj)
CHRISTENEN EN CHINA
DE HEILIGE CHINA-MISSIONARIS JOSEF FREINADEMETZ: GROOT VOOR ZIJN TIJD politieke spel als in de negentiende eeuw in China. En juist toen kozen de Missionarissen van Steyl China als hun eerste werkterrein en droeg Josef Freinademetz, zonder enige ervaring, als overste de zware verantwoordelijkheid voor de Chinese christenen en de missionarissen. Het leek een roekeloze onderneming.
Josef Freinademetz, september 1902. Op 5 oktober wordt pater Josef Freinademetz svd, samen met Arnold Janssen, stichter van de Missionarissen van Steyl (SVD) in Rome heilig verklaard. De Paters en Broeders van Steyl hebben altijd beweerd dat Josef Freinademetz eerder voor zalig- en heiligverklaring in aanmerking komt dan stichter Arnold Janssen. Tijdens en na zijn leven hebben zij hem altijd als een heilige vereerd. En daarom werden beide samen zalig verklaard in 1975 en worden zij dit jaar ook samen heilig verklaard. Zoiets als Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius, ook stichter en eerste missionaris van een religieus instituut. De gestalte van heilige en historische personen licht maar op tegen de achtergrond van de tijd en de situatie waarin zij leefden. Volgens de traditie van de katholieke Kerk wordt een persoon heilig verklaard ″als wordt aangetoond dat deze op heldhaftige wijze de deugd heeft beoefend″. Dit is juist overduidelijk in zijn bijna 29 jaar missionaris-leven in China (18791908), tijdens ´e´en van de moeilijkste perioden van de Kerk aldaar.
Evangelisatie en politiek Zelden is de evangelisatie van de Kerk zozeer gecompromitteerd geweest met het
Met het verdrag van Nanjing in 1842 begon de tijd van de ″ongelijke verdragen″, toen Europese mogendheden en Japan de openstelling of kolonisatie van de grote zeehavens en andere concessies afdwongen in functie van de opkomende industrie in hun landen. Frankrijk eiste daarbij het protectoraat over het katholieke evangelisatiewerk. Het bedong daarbij dat alle missionarissen een Frans paspoort moesten hebben. Deze mochten ongehinderd hun religie verkondigen, zich vestigen waar zij wensten, grond huren of kopen, huizen en kerken bouwen waar ze maar wilden. De Chinese overheid verplichtte zich alle mensen met een Frans paspoort hierbij behulpzaam te zijn. Een geprivilegie¨erde groep mensen; een staat in de staat. Als gevolg waren er eindeloze processen tussen missionarissen en zich (terecht) verongelijkt voelende mandarijnen, voortdurend eisen van schadeloosstelling voor platgebrande en geplunderde missieposten of geconfisqueerde kerken, voor mishandeling van missionarissen, voor het hinderen van christenen om hun godsdienstplicht uit te oefenen. Het arrogant optreden van Franse gouverneurs en consuls en van een aantal missionarissen, hun gebrek aan gevoel voor Chinese verhoudingen en cultuur, het eurocentrische superioriteitsgevoel ook van (Franse) missionarissen, maakten China nu juist niet tot een vruchtbaar gebied voor evangelisatie. Dat alles hadden de jonge stichting in Steyl en Josef Freinademetz niet voor ogen. Zij dachten aan arme heidenkindjes in het verre China, die wachtten op de boodschap van Jezus. Josef is een boerenjongen uit Zuid-Tirol, Ootenrijks in die tijd, nu Italiaans, geboren in Oies, een dorpje met enkele huizen waar nog Reto-Romaans gesproken werd. Op het gymnasium van Augustijner kanunniken in Brixen (nu ook Bressano-
ne genoemd) spreekt een leraar over missie en missionarissen. Dat boeit hem. Tijdens zijn theologie in Brixen blijft hij denken aan missiewerk en houdt er proefpreken over. Hij schetst daarin de ellende van de kinderen in China. ″Ouders hebben daar het recht hun kinderen te vermoorden. Op een kwartiertje tijd kan men er 4 tot 5 stervende kinderen op de straat vinden. ...Voor deze arme broeders wil ik mijn mond openen″. Hij spreekt ook over de verschrikkelijke christenvervolging in China, erger dan onder Nero! Dat zegt hij in 1874.
Steyl naar China Een jaar later, 1875, sticht Arnold Janssen in Steyl, bij Venlo, zijn Socie¨teit van het Goddelijk Woord. Het is een Duitse stichting; wegens Bismarcks Kulturkampf, veilig over de grens in Nederland. Janssen heeft een missiecongregatie voor Duitssprekend Europa voor ogen. Freinademetz leest daarover. Hij is dan kapelaan, dichtbij Brixen. Hij schrijft naar Janssen, ontmoet hem op diens reis naar Rome en doet in augustus 1878 zijn intrede in Steyl. Enkele maanden later valt het besluit: het eerste missiegebied van Steyl zal China zijn. De keuze heeft te maken met bisschop Raimondi van Hongkong, die Janssen op een reis in Europa bevestigd had in zijn plan om een missiecongregatie te stichten. Ook Janssens aandacht is naar China gericht. Waarschijnlijk heeft Freinademetz die keuze mede beïnvloed. Hij begint onmiddellijk Chinees te studeren. Op 2 maart 1879 vertrekt hij al uit Steyl, samen met Johan Baptist Anzer. Beiden ontvangen de zegen van Paus Leo XIII en gaan 15 maart scheep in Ancona, 36 dagen later landen zij in Hongkong. Het is allemaal bijzonder voortvarend gegaan. Raimondi wijst hem Kowloon aan als gebied om zich in te werken. Tijdens zijn tochten ervaart Freinademetz dat de Chinezen niet op de boodschap van Jezus zitten te wachten. Ze zijn eerder onverschillig en zelfs vijandig. Is missiewerk meer een kwestie van aanbod dan van vraag? Een schok voor de verse missionaris. Of hoe men zich thuis een beeld vormt van een werkelijkheid die heel anders blijkt te zijn. Maar hij blijft zich met hart en ziel wijden aan de zaak van Christus voor de Chinezen. In mei 1881 wordt Zuid-Shandong toegewezen aan de Missionarissen van Steyl. Het wordt afgescheiden van het grotere vicariaat Shandong, dat verzorgd werd door Franse franciscanen. Na 3 jaar Hongkong komen Freinademetz en Anzer in maart 1882 aan in de enige christengemeenschap van hun gebied: Puoli met 158 21
CHRISTENEN EN CHINA
gedoopte katholieken onder 9 miljoen inwoners van Zuid-Shandong. Freinademetz wordt meteen apostolisch administrator, een functie die hij zes keer zal uitoefenen.
Chinees met de Chinezen Met nog 2 missionarissen die hen spoedig komen vervoegen bouwen ze aan een kleine christengemeenschap. Freinademetz trekt van dorp naar dorp, Chinees gekleed, eet de Chinese kost, woont in hun eenvoudige hutten en tracht zoveel mogelijk Chinees te zijn. Leert vooral hun omgangsmanieren. In Hongkong had hij zijn naam al veranderd in Fu Shenfu (Priester Geluk). Na een eerste verkenningstocht zijn er al een duizendtal catechumenen, die hij echter eerst nog een proeftijd laat doormaken. Al tamelijk snel vraagt hij zijn medewerkers begrip te hebben voor de mentaliteit van de Chinezen en zelfs respect voor hun voorouder-cultus. Al omtrent 1885! Na enkele jaren oordeelt hij ″Wij moeten proberen het christendom zijn Europese vernislaag af te nemen″. Hij begrijpt de weerstand tegen de blanke overheersing, ofschoon hij zelf daarvan slachtoffer is bij laster, beschuldigingen en minachting, zelfs grove mishandeling. In 1892 organiseert hij een diocesane synode. Daar gaat het vooral over schooltjes voor basisonderonderwijs, winterscholen, gebruik van opium. Maar hij schrijft ook in een verslag: ″De Chinese priesters zijn geen tweederangs priesters. Er moet slechts ´e´en rangorde van alle priesters zijn, voor Europese en Chinese zonder onderscheid. Alle kerkelijke ambten en waardigheden moeten ook openstaan voor de Chinese priesters″. Het zal nog 27 jaar duren vooraleer Benedictus XV in zijn wereldbrief Maximum illud van 1919 aandringt op de oprichting van een eigenlandse clerus en episcopaat. De paus is bezorgd over ″tijdschriften, waarvan de redacteurs minder uit zijn op de belangen van het Rijk Gods dan op de belangen van hun eigen natie... Men is geen missionaris van zijn vaderland, maar van Christus″. Deze wereldbrief wekt consternatie onder de missionarissen, met name de Franse in China. Benedictus geeft bisschop Gue´briant opdracht in China een Chinese hie¨rarchie voor te bereiden. Shenfu Fu wist dat al 27 jaar eerder. Groot voor zijn tijd! ″Voor God zijn alle mensen gelijk″ was zijn devies.
Gegijzeld door de politiek Zowel kerkelijke als politieke overheden zien het in die tijd echter anders. De grote Europese naties matigen zich het recht aan het achterlijke China te overheersen. Ook Duitsland tracht langs Duitse missionarissen om in China te infiltreren. Reeds vanaf 1883 verschijnen er, als 22
reactie, Chinese plakkaten tegen de ″de daarbij gespaard. Op 6 november menblanke duivels″ in Zuid-Shandong. Wie gen de Duitse regering en de keizer permet hen omgaat riskeert van huis en erf soonlijk zich in de zaak. Op 14 november verjaagd te worden. Duitse missionarisbezet een Duits eskader de bocht van sen worden lastig gevallen. In 1886 was de Kiaochow (Jiaozhou); de Duitse bank- en Duitse J.B. Anzer svd bisschop gewijd. De industriewereld had daarop aangedronDuitse gezant in Peking treedt in ondergen. De zwakke centrale regering in Pehandeling met de bisschop. Het Vaticaan, king en het Chinese leger zijn toegevend, Arnold Janssen en de China-missionarismaar de provinciale overheid en het volk sen zijn in de onderhandelingen betrokvan Shandong voelen zich diep gekrenkt ken. De Frans paspoorten waren o.a. een en willen militair geweld gebruiken tegen gruwel voor de Duitse overheid. In 1889 de vreemde indringers. Op 4 januari 1898 wordt Freinademetz met zijn catechist in geeft de Chinese regering echter op alle de stad Tsaochsien (Caoxian) erg toegepunten toe: de bocht van Kiaochow wordt takeld. Op 23 juni 1890 ondertekent bisvoor 99 jaar verpacht, Duitsland krijgt het schop Anzer in Peking een verdrag, waarrecht een spoorlijn aan te leggen en daarbij Duitsland het beschermheerschap over langs mijnen te ontginnen, de gouverneur het missiewerk in Zuid-Shandong verwordt gestraft en zal nooit promotie kunwerft ″met alle consequenties″. Dit genen maken, de schuldigen zullen worden beurt onder veel druk vanwege de Duitse gezocht en gestraft. In dit verdrag geen overheid. Datzelfde jaar vestigt de Duitwoord over de positie van de missie. Zonse consul in Tianjin met veel militair vertoon het beschermheerschap over de missionarissen. In een stad, die de toegang weigert, wordt zelfs de poort geforceerd. De consul trekt zijn revolver. Zeer compromitterend voor het missiewerk. Freinademetz heeft dan de verantwoordelijkheid als provicaris. De Oostenrijker Freinademetz is De eerste woning van Freinademetz in Puoli (1882). het lang niet altijd eens met zijn Duitse bisschop Anzer. der overleg met de missionarissen ter Deze benut de nieuwe situatie en eist het plaatse (dus ook niet met administrator recht op een missiepost te openen in de Freinademetz) draagt de Chinese regestad Jining. Freinademetz pleit voor de ring wel de kosten van de wederopbouw opbouw van de Kerk vanuit de bescheivan twee verwoeste kerken en schadeverden gemeenschappen in de dorpen. Angoeding voor geplunderde goederen. Biszer, afkomstig uit de stad Regensburg en schop Anzer die eind 1897 in Europa was, meer bevriend met het Duitse gezanthad als genoegdoening de bouw van drie schap, ziet nu de kans om vanuit een stad nieuwe grote kerken gevraagd. Freinadete opereren. Jining zal het centrum wormetz onderhandelt over schadevergoeden van de Kerk in Zuid-Shandong. In ding in Peking en vraagt de bouw van en1893 aanvaardt Freinademetz directeur te kele kleine kapellen. De Duitse heerschapworden van een nieuwe catechistenschool pij over Zuid-Shandong betekent ook dat in Jining. Intussen is het verzet tegen de heel Zuid-Shandong als vicariaat aan de ″gevolmachtigde missionarissen″ verheSVD wordt toevertrouwd; de franciscavigd. In 1892 zetten confucianistische genen verlaten Shandong. Na zijn terugkeer leerden en mandarijnen met aanplakgeeft Anzer Freinademetz de opdracht in brieven het volk op tegen de ″vreemde Oost-Shandong grond te verwerven en duivels″. missieposten te bouwen. Hij vestigt zich in de stad Tsingtao (Qingdao). Onder de Enkele jaren kan Freinademetz wat rusbevolking heerst veel verbittering over de tiger doorwerken aan de uitbouw van de Duitse bezetting. Regelmatig zijn er bechristenheid. Maar in 1897 wordt hij weer ledigingen, mishandelingen van missionabetrokken in de Duitse politiek. Tijdens rissen en inmenging van de Duitse ambasde afwezigheid van de bisschop is hij weer sade; waarbij Freinademetz als overste de administrator. In de nacht van 1 novemverantwoordelijkheid draagt. Bekend is ber worden twee Duitse missionarissen in het geval Stenz, met heel veel over en weer het dorp Zhangjiazhuang vermoord: Nies geschrijf in de Duitse pers zowel in Shanen Henle; de derde, Franz Stenz, wordt dong als in Duitsland.
Het moet voor de Oostenrijker Freinademetz dikwijls erg moeilijk geweest zijn temidden van zijn Duitse medebroeders, waaronder de bisschop zelf. Hij zegt Prins Heinrich, broer van de Duitse keizer, openlijk, dat de bezetting van Kiaochow in strijd is met de beginselen van rechtvaardigheid. Freinademetz die feitelijk het hele vicariaat heeft opgebouwd en geleid, is nooit bisschop geworden, ofschoon hij verreweg de meest geschikte kandidaat was; ook volgens zijn Duitse medebroeders.
Zijn leven voor de Chinezen In 1900 wordt hij provinciale overste. Hij verblijft dan weer in Puoli in westelijk Shandong. Weer wacht hem een zware verantwoordelijkheid. Op 6 juni breekt in Peking de Bokser-opstand uit. Op 26 juni gelast de gouverneur de missionarissen zich naar veilige havensteden te begeven. Een eerste colonne met christenen vertrekt uit Puoli naar Tsingtao. Freinademetz blijft echter bij zijn christenen in Puoli. Op aandringen van velen vertrekt hij dan toch met een aantal weeskinderen, meisjes, medewerkers. Na enkele dagen zegt hij ″Ik kan dit niet met mijn geweten overeenbrengen″ en gaat terug. Eind juli vertrekt hij dan toch met een karavaan en keert enkele dagen, onder levensgevaar, weer terug naar Puoli. Hij wil zijn christenen niet in de steek laten. Het ergert hem dat de Duitse bescherming alleen de missionarissen geldt en niet
de Chinese christenen. Als op 14 en 15 augustus Franse, Engelse, Duitse en Japanse troepen Peking hebben bezet, kunnen de missionarissen naar hun posten terugkeren. De Bokser-opstand is voorbij. De laatste zeven jaren van zijn leven kan hij eindelijk een min of meer normaal leven leiden. Bisschop Anzer die het hem niet gemakkelijk heeft gemaakt, wordt naar het Vaticaan gesommeerd. Hij sterft te Rome in 1904. Augustin Henninghaus wordt bisschop benoemd. Hij stelt Freinademetz aan tot provicaris. Een bewijs van grote waardering. Als de tyfus uitbreekt in Shandong, verpleegt hij de dodelijk zieken in Taikia. Hij wordt het slachtoffer van zijn dienstbaarheid. In 1908 sterft hij aan deze ziekte: zijn leven voor de Chinezen. Bij zijn dood zijn er rond Puoli 40.000 christenen. Men staat versteld bij dit succes, dat onder de minst gunstige omstandigheden werd bereikt. Hij had gekozen voor het zuivere evangelie zonder politieke inmenging; voor de eenvoudige dorpsmensen en hij had radicaal gekozen voor de Chinese cultuur. Verbazend voor een missionaris zonder enige missiologische scholing; lid van een missie-instituut zonder enige ervaring, met talrijke voorbeelden van een missionering die men geen model kan noemen. Hij had radicaal gekozen voor China. Hij ging niet in op het aanbod van een werkkring in Europa of op uitnodigingen
voor vergaderingen in Europa. Nooit is hij naar Europa teruggekeerd. Hij bleef trouw aan China, ofschoon hij na zijn eerste ervaring in Hongkong schreef ″dat men menselijker wijze beter met het eerste het beste schip terug kon varen naar Europa″. Die trouw is beloond. Een jaar voor zijn dood kwam Graaf Kong hem met een bezoek vereren. Hij is opvolger-afstammeling van Confucius; de hoogste morele autoriteit van China. Een erkenning voor zijn begrip voor de Chinese mens en cultuur. Freinademetz heeft niet vergeefs zijn leven ingezet voor China en de Chinezen. Men kan begrijpen dat ook de Patriottische Vereniging van Chinese katholieken om zijn heiligverklaring heeft gevraagd. Een delegatie van hen maakt dit grote evenement mee in Rome. ″In de hemel wil ik een Chinees zijn″ heeft de heilige Josef gezegd. De Chinezen beamen dit. En dat is groot voor een China-missionaris uit de negentiende eeuw. (Toon van Bijnen, svd)
Indien u het secretariaat nog niet verwittigd hebt dat u ons blad verder (gratis) wenst te ontvangen, gelieve bijgaand formulier ingevuld naar het secretariaat terug te sturen. Adressen van andere geïnteresseerde lezers zijn ook welkom
INDIEN U ONZE PROGRAMMA’S WENST TE STEUNEN • Algemene steun voor het werk van de Stichting, of voor ´e´en van de projecten, kan gestort worden via bijgevoegd stortingsbulletin op het nummer: 431-0643061-18 • Steun voor het Chinees College (Chinees-Mongools Vormingsprogramma Leuven) kan overgeschreven worden op het rekeningnummer 431-0670871-86 Ter informatie: − ´e´en jaar studie in een grootseminarie kost 560 euro − studie aan een universiteit gedurende ´e´en academiejaar 620 euro − ´e´en jaar in een middelbare school kost 185 euro Elke gift echter, ongeacht zijn grootte, draagt bij tot het verwezenlijken van het programa van het Chinees college. • Indien u een FISCAAL ATTEST wenst voor een storting van meer dan 30 euro, dient u volgend rekeningnummer te gebruiken: 000-0901974-68 van Scheut-Ontwikkelingssamenwerking VZW, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel. Bij storting op deze rekening dient u bij de ″mededeling″ een project aan te duiden: 1. 03.086.001: S.C.-Dongtai PRC (Bouwen van een school in Dongtai) 2. 03.086.002: A.H.C.-Hebei PRC (Wagen voor gehandicapte kinderen, Provincie Hebei) 3. 02.086.003: I.C.P.&P.R.S.-Xiaoqiaopan-Sin (Varkenskweekproject, Xiaoqiaopan, Jingbian, Shaan) • Giften vanuit NEDERLAND kunnen gestort worden op gironummer 586210 of nr 12.11.14.457 Rabobank, t.n.v. Missieprokuur Missionarissen van Scheut, Postbus 10001, 5260 DA Vught, met duidelijke vermelding ″J. Heyndrickx, China-programma″.
23
LOGBOEK
TENTOONSTELLING
INHOUD
Februari 2003 E.H. Li Guoliang, een oud-bursaal van de Stichting werkt nu alles parochiepriester in Nantiangongcun (Bisdom Lu’an). 16: Chou Li-Ch’iang, zijn vrouw Peng Meiling en Staf Vloeberghs wonen in Sankt Augsting (Duitsland) de opening bij van de tentoonstelling ″The Faces of Jesus in China″. Verschillende schilderijen werden door de Hua Ming Art Gallery (CICM-Taipei) in bruikleen gegeven. Ook vier grote en drie kleine schilderijen van Peng Meiling worden tentoongesteld.
Kerkelijk Recht de Stichting en bespreekt eventuele steun aan een conferentie in 2004 in Peking over ″Comparative approaches to regulating religion and belief″. 22: Lu Yan en S. Vloeberghs nemen deel aan een forum over de Eucharistie, georganiseerd door de Fraternite´ Lie`geChine in Banneux. Tijdens de afsluitende mis zingt Lu Yan het ″Onze Vader″ in het Chinees.
- China en het christendom: een onmogelijke combinatie? W. Holderbeke p. 2 - Bedelorden: augustijnen, franciscanen en dominicanen in Chinavan de zestiende tot de achttiende eeuw A. Camps p. 3 - De China-jaren van Sigibald Hogenboom OFM: 1933-1952 A. Camps p. 5 - Nieuwe publicatie en internetsite p. 8
Juli 2003 25: Sr. Cecile Leung, auteur van het boek Etienne Fourmont (1683-1745). Oriental and Chinese Languages in EighteenthCentury France, laat ons weten dat haar boek, gepubliceerd in de reeks van de Verbieststichting, een prijs heeft gekregen van het Institut de France.
Cultuur - Symboliek van de Chinese draak A. Heylen p. 9 - Tien jaar meditatiegroepen: een verslag M. De Groot p. 12
Maart 2003 27: S. Vloeberghs woont in Rome (Urbaniana Universiteit) een conferentie bij over de Katholieke Kerk in China (18401911). Hij brengt er de lezing van P. Taveirne: ″Christian Communities in NorthChina and CICM in the Low Countries″. 31: Het boek van Danie¨l Verhelst en Hyacinth Daniels, La Congre´gation du Coeur Immacule´ de Marie (Scheut). Edition critique des sources. Tome II A. La correspondance de Th. Verbist et ses Compagnons, 1865-1866, uitgegeven door de Universitaire Pers Leuven, verschijnt. April 2003 2: Universitaire Pers Leuven geeft een verslag over de resultaten van 2002 en zet haar toekomstplannen uiteen. S. Vloeberghs vertegenwoordigt de Stichting. 2: Sinologiestudenten krijgen uitgebreide informatie over het werk van de Stichting en over onze bibliotheek. Mei 2003 8: Chou Li-Ch’iang en S. Vloeberghs wonen in Sankt Augustin (Duitsland) de lezing bij van Mgr. Zen, bisschop van Hongkong. 13: Raad van Bestuur en Algemene Vergadering van de Verbieststichting. 16: Jaarlijkse vergadering van het Leuven Institute for Sino-Mongol Studies in Leuven. 21: N. Golvers houdt in Rome een lezing aan de Belgische Academie over de Literae Indipetae of de aanvraagbrieven van de Vlaamse jezuïeten die in de zeventiende eeuw naar China trokken. Juni 2003 1: Patrick Taveirne, scheutist en missionaris in Hongkong, viert zijn zilveren priesterjubileum in de parochie van Elsdonk-Edegem. De Chinese voorouder riten sluiten de kerkviering af. 6: Het nieuwste boek van N. Golvers, Ferdinand Verbiest, S.J. (1623-1688) and the Chinese Heaven is gepubliceerd. Het boek handelt over de astronomische werken van Verbiest en hun verspreiding en ontvangst in het Europa van de zeventiende eeuw. 12: Dr. T. Jeremy Gunn van de Emory Universiteit (Atlanta, Gerogia), bezoekt samen met Prof. Torfs van de Faculteit 24
Augustus 2003 18: Een nieuw volume in Leuven Chinese Studies verschijnt (zie p. 8). 25-5 sept.: Onze medewerkster in Taipei, Pan Yuling, volgt samen met haar echtgenoot een cursus over huwelijks spiritualiteit georganiseerd door INTAMS (Sint-Genesius-Rode). 27: In Waver stelt de Fondation Lebbe − De Jaegher zijn nieuwe website voor waardoor de archieven van Lebbe beter toegankelijk worden (zie ook p. 8). September 2003 1-4: European Catholic China Colloquium, georganiseerd door de Stichting in La Foresta (Vaalbeek). (zie p. 15-17). 2-7: N. Golvers, verricht onderzoek in enkele archieven in Rome.
EXPO MON VAN GENECHTEN 18 oktober-9 november 2003 - Geel Schrijnwerkerij, centrumparking Nieuwstraat en Van Disselhuis, Stationsstraat. In 2003 wordt de 100ste geboorteverjaar-dag gevierd van Mon Van Genechten. Deze kunstenaar, scheutist-missionaris in China, bekwaamde zich in de Chinese schilderkunst en werd geo`nspireerd door boeddhistische muurschilderingen. Naast schilderijen en etsen maakte hij ook heel wat foto’s, waaronder typische Chinese karakterportretten. Meer Info: www.kuleuven.ac.be/verbiest Secretariaat: F. Verbieststichting Cheryl Liao Naamsestraat 63, bus 4 3000 Leuven Tel.: 016/32.43.50 / Fax: 016/32.44.55 E-mail:
[email protected] Editoriaal Studie en Onderzoek
p. 1
Christenen en China - Kardinaal G. Danneels steunt Chinese Bisschop in zijn pleidooi voor verzoening. Internationaal colloquium van de Verbieststichting, Leuven. J. Heyndrickx p. 13 - Brief aan mijn vrienden: ″Het is tijd om de oproep van Paus Johannes Paulus II te beantwoorden en de eenheid in de Chinese Kerk te herstellen. Mgr. Joseph Han p. 16 - Wie is Mgr. Joseph Han? J. Heyndrickx p. 17 - Pinksterbewegingen in China? A. Rubbens p. 17 - Evangelisatie als dialoog in ″De Kerk in Azie¨″. R. De Gendt p. 19 - Moeizaam dringen de hervormingen van het tweede Vaticaans Concillie in de Chinese Kerk door. R. De Gendt p. 22 - De heilige China-missionaris Josef Freinademetz: groot voor zijn tijd. T. van Bijnen p. 21 Logboek
p. 24
Redactieraad Verbiestkoerier: J. Heyndrickx (hoofdredacteur), N. Golvers, S. Lievens, S. Vloeberghs Redactieraad Christenen en China: J. Heyndrickx (hoofdredacteur), A. Camps, R. De Gendt, A. Han, S. Lambert, A. Rubbens, T. van Bijnen. Medewerkers: M. De Groot, A. Heylen, W. Holderbeke, C. Liao. Verantwoordelijke uitgever: J. Heyndrickx, F. Verbieststichting Naamsestraat 63, bus 4, 3000 Leuven