Nieuwsbrief FLOT Nummer
66
– 10 oktober 2007
Ten geleide Bij de opening van het studiejaar noemde ik slechts hun namen. Een beetje onwennig nog zaten ze daar in het gebouw van Interpolis tussen hun toekomstige collega’s van de lerarenopleiding. Een paar weken later kwamen ze als starters een ochtend bij elkaar, een heel lokaal vol. Al een beetje gewend aan FLOT, maar met veel vragen, want het duurt even voor je weet hoe hier de hazen lopen. Vandaag stellen zij zich voor aan de collega’s en die introductie geeft de oudgedienden onder ons vast aanleiding om straks in de nieuwe personeelskamer, in de kantine, in het campuscafé of ergens in de wandelgangen een praatje te maken. Want dat beogen we met het voorstelrondje van onze nieuwe collega’s in deze nieuwsbrief: dat zij zich snel gekend en vooral ook thuisvoelen bij ons. Velen komen en enkelen gaan. Frans van Oers, van wie we in september afscheid genomen hebben; met hem kijken we terug op zijn onderwijsloopbaan. Dirco Silvius van het onderwijssecretariaat, die elders binnen Fontys een nieuwe uitdaging gevonden heeft en Luc Kuijk van wie we deze week afscheid nemen en die in de vorige nieuwsbrief al uitvoerig aan het woord kwam. Deze keer ook veel aandacht voor een aspect van de lerarenopleiding waarin we, als je het mij vraagt, steeds sterker worden: onderzoek. Net voor de zomervakantie organiseerde onze lector Sanneke Bolhuis er op het Willem II College een inspirerende en drukbezochte studiedag over. Hierover rapporteren we in het vijfde nummer van ons magazine Vector dat een dezer dagen verschijnt. In deze nieuwsbrief komen onze jonge promovendi uitvoerig aan het woord, vertelt promovenda Rita Schildwacht wat volgens John Hattie ècht werkt in het onderwijs en schetst onze vaste columniste Maud wat zij het toppunt van onlogica vond op een recent wetenschappelijk congres. Dit en nog veel meer in deze nieuwsbrief. Ik sluit af met een gedichtje, geschreven door Frank van Pamelen, die zich sinds eind augustus de stadsdichter van Tilburg mag noemen. Sinatra zong: New York, New York En Brussel was van Brel In Almelo is niets te doen Maar Finkers vond van wel Het leven in Florence Joeg menig dichtershoofd op hol Parijs is door Manet geverfd En Tilburg door de wol Veel leesplezier Ans Buys
Personalia Nieuwe medewerkers • Yvonne Soeterboek-Borsten, per 17 september 2007, Assessment Center • Tjeerd Boot, per 7 september 2007, team Wiskunde/Economie
Vertrekkende medewerkers • Dirco Silvius, per 4 november 2007 uit dienst.
In deze nieuwsbrief zijn alle links naar e-mailadressen en websites geactiveerd. Door erop te klikken, heb je direct toegang.
Redactie:
[email protected] telefoon 06 - 53 99 56 85
Nieuwe medewerkers stellen zich voor Annette Hurkmans Ik ben 43 jaar en sinds de start van dit schooljaar werkzaam bij Fontys, toegevoegd aan het team Nederlands/Frans/Spaans en ik mag mij daar in de rol van consultant vooral bezig houden met de externe markt op het terrein van opleiding en nascholing Nederlands als tweede taal. In deze functie komen wat mij betreft een aantal zaken uit mijn loopbaan heel mooi samen. Ik heb (alweer lang geleden …) Taal en Literatuurwetenschap met als specialisatie Taal en Minderheden gestudeerd aan wat toen nog de KUB heette, daarna ben ik een aantal jaren docent Nederlands als tweede taal geweest. Vervolgens heb ik mij in verschillende functies bezig gehouden met het onderwijs aan anderstalige volwassenen en de Volwasseneneducatie in de brede zin van het woord: als opleider van docenten, innovator, beleidsmedewerker en projectleider. De laatste vijf jaar was ik werkzaam als teamcoördinator, de eerste jaren bij de afdeling Educatie van het ROC Midden-Brabant, de laatste twee jaar als teamcoördinator bij de afdeling Welzijn van College DGO van datzelfde ROC. En nu toch weer terug naar twee oude liefdes: het opleiden van docenten en het NT2-onderwijs. Als consultant wil ik mijn werkzaamheden graag verbinden met wat er in de teams gebeurt op het terrein waar ik mij mee bezig houd, dus voor vragen en suggesties houd ik mij van harte aanbevolen ! Jefta Bego Ik geef les aan de lerarenopleiding Maatschappijleer. Ik ben 26 jaar jong en kom uit Etten-Leur, waar ik ook nu nog woon. Ik ben nog druk met twee studies en werk vier dagen op de lerarenopleiding. Tot vorig schooljaar gaf ik les op een middelbare school in Etten-Leur, de KSE. Daar heb ik in mijn eerste twee jaren levensbeschouwing gegeven. Na anderhalf jaar heb ik ook uren maatschappijleer gekregen. Het derde en laatste jaar gaf ik maatschappijleer aan de tweede fase klassen en aardrijkskunde aan de tweede klassen. Daarnaast heb ik gedurende mijn eerste twee jaar ook in het MBO gewerkt, namelijk op de kappersen schoonheidsverzorgendenopleiding in Breda. Daar gaf ik ook maatschappijleer. Naast al deze drukke bezigheden heb ik niet zo veel tijd voor allerlei verschillende hobby’s, maar wanneer er iets gezelligs of leuks voorbij komt, doe ik daar zeker aan mee. Zo ben ik naar het grote Fontysfeest geweest, waar ik me goed vermaakt heb. Tot nu toe bevalt het me goed; ik heb leuke collega’s, leuke studenten, geef leuke vakken en heb het gevoel dat ik er helemaal bij hoor. Tot ziens in de wandelgangen! Claudette de Roos Sinds half juli werk ik op het onderwijssecretariaat van FLOT. Ik werk 20 per uur week en in die 20 uur ondersteun ik Anja met het afstuderen, zit ik op maandag en dinsdag in de ochtend aan de balie en heb ik nog wat andere taken. Voor ik bij Fontys kwam werken, heb ik vier jaar voor Kolibrie Horeca Payrolling gewerkt, een zeer commercieel bedrijf dat zich richt op payroll (loonadministratie) voor horecabedrijven. Verder ben ik getrouwd met Bas en hebben we twee dochters, Sterre van bijna 5 en Teddie van 1. Tot nu toe bevalt het me erg goed bij Fontys, hele aardige en behulpzame collega’s en een prettige werksfeer! Zeger-Jan Kock Per 1 september 2007 ben ik begonnen als promovendus bij FLOT. Mijn oorspronkelijke opleiding was Werktuigbouwkunde aan de TU Delft, maar de afgelopen jaren heb ik, met veel plezier, als leraar natuurkunde gewerkt bij de International Secondary School Eindhoven. Tegelijkertijd heb ik bij Fontys de eerstegraads (nu Master-) opleiding gedaan voor natuurkunde. In mijn promotieonderzoek ga ik me bezighouden met begripsvorming bij leerlingen in de exacte vakken (met name natuurkunde),
sociaal-culturele factoren die hierop van invloed zijn, en of onderwijs dat rekening houdt met sociaalculturele aspecten, zoals ‘cognitive apprenticeship’, tot betere begripsvorming kan leiden. Ik hoop de onderwijstaak, die deel uit maakt van het promotietraject, bij de vakgroep natuurkunde te kunnen vervullen. Enkele dagen per week zal ik niet in Tilburg zijn, maar bij de Eindhoven School of Education, een samenwerkingsverband tussen Fontys en de TU Eindhoven. De eerste weken bevallen me goed, al is het even wennen om niet meer voor de klas te staan. Collega’s, de andere promovendi en FLOT-medewerkers, zijn behulpzaam om mij snel mijn weg te laten vinden. Daarnaast helpt, dat ik FLOT al enigszins ken als student van de Masteropleiding. Geerte Bodenstaff Sinds 1 augustus maak ik deel uit van het team Gezondheidszorg en Welzijn / Biologie. Bij Gezondheidszorg en Welzijn ga ik verschillende vakken geven. Zelf ben ik zo’n tien jaar geleden afgestudeerd aan deze lerarenopleiding, met de richting die toen nog huishoudkunde/ verzorging heette. Daarna ben ik in Wageningen huishoud- en consumentenwetenschappen gaan studeren. Inmiddels heb ik gewerkt in het mbo en werk ik, naast Fontys, ook nog op een vmbo in Tiel. Best wel druk allemaal, maar het bevalt me hier goed. Gillien Geuze Ik woon in Middelburg, waar ik ook les geef op de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren (CSW), afdeling havo/vwo. Ik werk nu ook voor twee dagen in het team Wiskunde/Economie. Ik geef hier momenteel les in wiskunde aan de richtingen lerarenopleiding en bedrijfswiskunde. Na 17 jaar werken in de gezondheidzorg ben ik gaan werken op de CSW, waar ik nu al weer voor het 20e jaar werk. Studeren voor de 2e graad wiskunde deed ik naast het werk en mijn masterdiploma heb bij FLOT gehaald. Ik ben al vele jaren mentrix geweest in B1, B2, Havo 4 en Havo 5. De eerste periode tot nu bij FLOT bevalt me uitstekend. Ik voel me al helemaal thuis in het team met prettige, gezellige en behulpzame collega’s en de lessen met de studenten zijn erg leuk. Mijn verwachting is dan ook dat ik het hier wel naar mijn zin blijf houden. Bart Husslage (foto: zie hierboven) Ik heb Econometrie gestudeerd aan de Universiteit van Tilburg. Tijdens mijn aansluitende promotieonderzoek verzorgde ik regelmatig colleges op het gebied van de wiskunde en de statistiek. Dit laatste werkgebied bleek toch een grotere aantrekkingskracht uit te oefenen dan de onderzoekskant. Zodoende belandde ik bij het team Wiskunde/Economie, waar ik me nu voornamelijk bezighoud met het lesgeven aan studenten van de opleiding Bedrijfswiskunde. Martine de Jong Ik werk sinds 1 augustus bij het team NaSkT voor een beperkt aantal uren (1,5 dag). Ik heb Scheikunde gestudeerd in Leiden en ben gepromoveerd in Nijmegen op een Biochemisch onderwerp. Na heel veel jaren bij het ROC in Eindhoven te hebben gewerkt (laboratoriumonderwijs) als coördinator en docent Scheikunde werk ik nu sinds vijf jaar als docent Scheikunde en ANW bij het Lorentz Casimir Lyceum in Eindhoven. Het bevalt me prima hier: een open sfeer, behulpzame collega’s, aardige studenten. Er wordt hard gewerkt en veel vernieuwd en ontwikkeld. Henny Krebbeks Per 1 september ben ik benoemd tot managementassistent, als opvolger van Bert Schellekens. Vanuit mijn vorige functie als administrateur op de afdeling Financiële Zaken heb ik veel contact gehad met de lerarenopleiding in Tilburg, omdat ik FLOT in mijn ‘portefeuille’ had. In het verleden heb ik ook nog drie jaar voor FLOT-Internationalisering gewerkt. Nu ben ik dus weer terug op ‘het
honk’ en dat is een prettig gevoel. Het werk is uitdagend en de samenwerking met mijn directe collega’s verloopt heel prettig. Het aantrekkelijke van het werk als managementassistent is, dat je met veel personeelsleden contact hebt. Hierdoor word je steeds verder ingewijd in de ontwikkelingen binnen de lerarenopleiding. Die zijn boeiend en het is een uitdaging om deze wijzigingen in cijfers te kunnen omzetten. Annette Lievaart Sinds dit cursusjaar ben ik gedetacheerd bij FLOT in het team Wiskunde/ Economie als docent flankerend onderwijs aan voltijdstudenten wiskunde. Ik werk daarnaast als docent wiskunde en opleidingsdocent op het ZeldenrustSteelantcollege in Terneuzen. Ook ben ik projectleider vanuit de scholen van het project Opleiden in de School in Zeeuws-Vlaanderen. Binnen dit project leiden de scholen in Zeeuws-Vlaanderen samen met FLOT docenten gedeeltelijk op locatie op. In het verleden heb ik docenten opgeleid voor de Hogeschool Rotterdam. Daar gaf ik wiskundevakken en algemene onderwijskunde. Van huis uit ben ik namelijk wiskundig ingenieur. Mijn interesse voor flankerend onderwijs komt voort uit mijn eigen lespraktijk als wiskundedocent. Wim Wellens Ik ben 54 jaar en woon in Macharen, een klein dorpje in de buurt van Oss. Na mijn opleiding aan het Mollerinstituut , waarvan ik in 1977 ben afgestudeerd (wiskunde, economie) heb ik economie gestudeerd aan de KUB. Ik geef al een flink aantal jaar les aan het Mondriaancollege in Oss. Ik geef les in de vakken economie en Management & Organisatie in de bovenbouw van havo/vwo. Ik ben voor één dagdeel per week gedetacheerd naar FLOT waar ik werk in de docentenwerkplaats. Mijn hobbys zijn: fietsen, wandelen (als het even kan in de Pyreneeën), muziek luisteren en concerten bezoeken.
Nieuws van binnen Dag van de Leraar – 5 oktober 2007 De Dag van de Leraar! Deze Nederlandse variant van de internationale World Teachers’ Day viel op 5 oktober in de Nationale Onderwijsweek en was bedoeld als een feestdag voor alle leraren in Nederland.
Met de Dag van de Leraar wil de SBL het imago van het leraarsvak verbeteren en het belang van goede leraren benadrukken door de beroepsgroep op een positieve manier onder de aandacht te brengen. Ook FLOT liet deze dag niet ongemerkt voorbij gaan! Zo ontvingen alle collega’s van Ans, Ineke en Astrid onderstaand berichtje en via de teamleiders een heerlijke Bossche koek, speciaal voor de FLOT’ers gebakken door Jan de Backer uit Den Bosch. Ook wapperde de mooie rode ‘Dag van de Leraar’-vlag al een week aan de vlaggenmast naast het Mollergebouw.
Allerbeste collega’s, Het zal jullie waarschijnlijk al opgevallen zijn dat dit de Nationale Onderwijsweek is die vrijdag afgesloten wordt met de Dag van de Leraar. Van ons mag de leraar elke dag in het zonnetje staan en jullie als lerarenopleiders dag én nacht! Daarom besteden we er als FLOT ook aandacht aan. Dit jaar eens niet met taart maar met een andere lekkernij die vakmanschap én meesterschap symboliseert. Deze ontvang je van je teamleider. Geniet ervan! Astrid, Ineke en Ans Kijk ook voor meer informatie op www.dagvandeleraar.nl, http://deleraarvanhetjaar.kennisnet.nl/ en http://onderwijsweek.kennisnet.nl/
Het beste uit jezelf halen en hetzelfde proberen te doen bij studenten Een gesprek met Frans van Oers, leraar Engels Begin september heeft Frans van Oers (62) afscheid genomen van FLOT na 35 jaar leraarschap binnen de opleiding Engels. Frans is rustig en beminnelijk. Uit het gesprek blijkt dat hij ook een bevlogen man is, een leraar in hart en nieren en erg betrokken bij studenten en collega’s. Met heldere en doordachte ideeën over de lerarenopleiding en wat er beter zou kunnen. In 1965, al op zijn twintigste jaar, nog midden in zijn studie, begon Frans met lesgeven op het Hertog Jan College in Valkenswaard (HBS, MMS en gymnasium). Hij begon met 18 uur per week en werkte ook nog op zaterdag op school, dat was toen normaal. Hij heeft MO-A en MO-B Engels gestudeerd in Utrecht. In 1986 behaalde hij zijn doctoraal in Leiden. In 1972 solliciteerde hij op een advertentie voor docent Engels deeltijd bij de toenmalige Katholieke Leergangen en werd aangenomen, tegelijkertijd met zijn vakcollega Harry Janssen. Naast zijn baan als lerarenopleider heeft Frans nog tot 2001 als leraar in het voortgezet onderwijs gewerkt. Frans: Dat ik met beide benen in de praktijk bleef staan, was een groot voordeel, want tijdens mijn lessen deed ik dezelfde dingen als mijn studenten tijdens hun stages. Dat hielp enorm bij de begeleiding van de studenten. Lesgeven en met studenten omgaan Het typeert Frans dat hij nooit een managementfunctie geambieerd heeft. Lesgeven en met studenten omgaan waren zijn lust en zijn leven. Frans: Mijn ambitie was het omgaan met jonge mensen, in de vorm van lesgeven en educatie buiten het leslokaal om. Ik ben bijvoorbeeld jarenlang mentor geweest. Frans heeft altijd vooral lesgegeven op de deeltijdopleiding; met voltijdstudenten heeft hij slechts een jaar of vijf gewerkt. De deeltijdlessen vonden vooral in de namiddag en ’s avonds plaats. Dat was er de oorzaak van dat Frans buiten zijn directe vakcollega’s nooit zo veel FLOT-collega’s heeft leren kennen. In 1997 werd hij coördinator deeltijd van de tweedegraads opleiding Engels, eerst samen met Ton van Campen, daarna alleen.
Frans: Ton heeft bijzonder slechte ogen. In 2002, tijdens de operatie Winterlied, de grote reorganisatie, zei hij: ‘Laat mij maar afvallen.’ Dat hij vertrok vanwege een fysiek mankement heeft me verdriet gedaan. Het was een drama dat hij zo moest stoppen. Gelukkig doet Ton nog steeds werk voor FLOT als ontwikkelaar van studiematerialen. Hij heeft nooit officieel afscheid genomen. Ik hoop dat hij alsnog de waardering krijgt die hij verdient. Frans heeft veel studenten terzijde gestaan als stagebegeleider. Maar na de reorganisatie van de lerarenopleiding in 2002 heeft hij uiteindelijk voor het vak gekozen. Hij vindt zichzelf een zondagskind, dat enorm geboft heeft dat het het werk kon blijven doen waarin het zich thuis voelde. En ook al vindt hij dat hij altijd gewerkt heeft om te leven, hij zal niet ontkennen dat zijn werk hem veel voldoening heeft geschonken. De laatste keer dat Frans van Oers lesgaf bij FLOT
Frans: Leraar zijn is een verantwoordelijke baan, omdat je jonge mensen opleidt voor een beroep of vervolgstudie. Een lerarenopleider heeft een extra verantwoordelijke baan, omdat die studenten opleidt die vervolgens zelf ook leraar worden. Te eenzijdige nadruk op ict en portfolio Frans vindt het niet zo erg dat hij nu stopt, want hij heeft gemengde gevoelens over het huidige onderwijs op de lerarenopleiding. Het is studentgericht, maar dat vindt hij een open deur. En competentiegericht leren is op zichzelf niet verkeerd. Maar daarbij is naar zijn overtuiging een didactiek gekozen die te sterk leunt op ict. De grote hoeveelheid informatietechnieken die de studenten zich moeten verwerven, beschouwt hij als een te rigoureuze en eenzijdige aanpak, die leidt tot vooral individualistisch studeren. Frans: Ik mis in de opleidingscultuur de nadruk op de overdracht van het geleerde, de vorming van de student als inspirerende en verantwoordelijke leraar, die vooral ook vaardigheden als coach ontwikkelt. Een Persoonlijk Ontwikkelingsplan kán betekenen dat een student zich ontwikkelt tot een bevlogen en inspirerend leraar en dat er dus sterker gefocust wordt op de persoon van de student. Om dat te bereiken, moeten de werkvormen veel gevarieerder zijn, veel eclectischer, met naast de aandacht voor individueel leren ook die voor colleges en groepswerk. Naar zijn mening zorgt ict voor minder rompslomp en overhead voor medewerkers en studenten. Dat is op zichzelf toe te juichen, maar het betekent ook dat er veel meer ondersteunend personeel aangetrokken is om die informatietechnologie te ontwikkelen en te bedienen. Dat heeft ertoe geleid dat er steeds minder financiële middelen voor het primaire proces beschikbaar zijn gesteld. Het ironische daarbij is dat de ‘taakplaatjes’ voor de vakdocenten nog steeds kloppen, omdat de docenten voor hun primaire taak steeds minder tijd toebedeeld hebben gekregen. Het sterk leunen op ict beschouwt Frans als een soort heilsverwachting, die hijzelf niet deelt. Nogmaals, ict is nuttig, vindt hij, maar een sterke aandacht voor de didactiek eromheen en individuele begeleiding zijn hard nodig. Hij plaatst ook een kritische kanttekening bij het alom voorgeschreven digitale portfolio. Dat kost volgens hem veel meer tijd om een goede beoordeling te maken dan een andere, persoonsgerichte aanpak. Eerst de basis, daarna vraaggericht leren Als voorbeeld voor die ‘kaasschaafmethode’ noemt Frans de tijd die beschikbaar gesteld wordt voor het voorbereiden en begeleiden van een college: voorheen was dat 1 uur, nu is dat verminderd tot 0,5 uur. En er zijn minder contacturen dan vroeger en meer uren voor zelfstandig studeren. Frans vindt het echter van wezenlijk belang dat studenten persoonlijk contact met hun leraren kunnen hebben en andersom. Er is volgens hem niets tegen zelfstandig studeren, maar de studenten zullen eerst
moeten leren om de juiste vragen te kunnen stellen. Vraaggestuurd leren is pas mogelijk als studenten competent genoeg zijn om hun eigen studie te sturen. Ze moeten dus eerst weten wat voor hen nodig is. En dat zelfinzicht kost tijd. Daarom is Frans voor het leggen van een algemene basis, waarin de studenten leren om de goede vragen te stellen. Daarna volgt dan een specialisatie in de vorm van een gedifferentieerd vervolgtraject met vraaggericht werken. Mensen blijven mensen en veel van hen misbruiken de vrijheid binnen het studieprogramma. Dat beseft Frans en hij hamert er daarom op dat individuele begeleiding van studenten zinvol is, ook al kost dat veel tijd. Hij vindt dat het geven van veel feedback heel belangrijk is en dat je daarbij de nadruk legt op dat het goed gaat, dat de leerling verder komt, want dat houdt de moed erin. Educatief auteur Ook als educatief auteur heeft Frans zijn sporen verdiend. Daarbij heeft hij het altijd van belang gevonden dat leraren vooral ook de culturele maatschappelijke waarden over moeten dragen en dat ze dat op dusdanige wijze doen dat ze de leerlingen stimuleren om die ook belangrijk te gaan vinden. Frans: De tijd dat elke leraar zijn lesmateriaal allemaal zelf ontwikkelde, leverde veel vermoeide mensen op. Ik vind het belangrijk dat specialisten en echte onderwijskenners materiaal voor collega’s ontwikkelen. Dan houden die meer tijd over om hun leerlingen te begeleiden en te inspireren. In 1984 heeft Frans samen met Hans de Vries de methode A Taste of Literature ontwikkeld. In 1990 is daarvan een volledig nieuwe tweede editie verschenen; het concept bleef in grote lijnen hetzelfde: geen fragmenten, maar volledige teksten. Een mooi beroep Frans vindt het beroep van leraar zo mooi omdat het de mogelijk biedt om op een persoonlijke manier dienstbaar te zijn in het proces waarin leerlingen een brug naar hun toekomst slaan. Hij vindt dat mooi en verantwoordelijk werk. Frans: Het beste uit jezelf halen en hetzelfde proberen te doen bij studenten, daar gaat het om voor een leraar. Dat lukt niet altijd, maar dat is wel de grootste uitdaging in ons werk en ook het meest boeiende. Hij vindt wel dat een voortdurende leergierigheid ook voor leraren van het grootste belang is, want zo gauw een leraar denkt dat hij het allemaal wel weet, dan gaat het met hem de verkeerde kant op. Die vragende houding vindt hij naast de wens om anderen te inspireren een belangrijke competentie voor een leraar. Afscheid
Wanderer above the Sea of Fog
Sprong in het diepe De ervaringen van de promovendi bij Fontys Lerarenopleiding Tilburg 1 November 2005 ging de eerste promovendus bij Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) van start. De allereerste full-time promovendus binnen Fontys startte twee maanden daarvoor al. In de tijd erna volgden er velen en startte voor Fontys een nieuw tijdperk. Maar wat weten we eigenlijk over ‘onze’ FLOT-promovendi? Wie zijn ze? Wat doen ze? Wat weten we eigenlijk van de sprong in het diepe die Fontys in 2005 nam? We vroegen alle full-time promovendi bij FLOT om schriftelijke informatie. En als sluitstuk voelden we een aantal promovendi nog eens extra aan de tand en gingen in gesprek met vijf van hen.
Vijf van de negen promovendi bij FLOT. Van links naar rechts: Mariska Schilders, Maud Slaats, Martin Vos, Alexander Albicher en Irene van Stiphout
Binnen FLOT werken negen full-timepromovendi met een promotieopdracht binnen de lerarenopleidingen vo/bve: Alexander Albicher, Gijs de Bakker, Geeke Bruin-Muurling, Femke Nijland, Mariska Schilders, Maud Slaats, Zeger-Jan Kock, Irene van Stiphout en Martin Vos. Ze vormen een kleurig gezelschap. Vanuit allerlei achtergronden en vakgebieden zijn ze uiteindelijk hier terecht gekomen. Dit blijkt ook kenmerkend voor hun werksituaties waar we regelmatig individuele verschillen zien. Aansluiting bij een vakgroep Mariska (van oorsprong bioloog) startte als eerste en is met haar onderzoek over levensvisie en evolutie aangesloten bij de vakgroep biologie. Martin (scheikundige) is verbonden aan het team Nat/Schei/Techn. Alexander hoort bij de vakgroep geschiedenis en Geeke en Irene bij de vakgroep wiskunde. Maud en Gijs horen niet bij een specifieke vakgroep. Wat betekent het om al dan niet aangesloten te zijn bij een vakgroep? Martin: In het begin, toen ik mijn onderzoeksopzet schreef, heb ik veel gehad aan de expertise van de docenten. Nu ik wat verder in mijn onderzoek ben, kan ik op mijn beurt een inhoudelijke bijdrage leveren aan het team. De contacten met de vakgroep waren aanvankelijk vaak nog ongestructureerd, maar allengs ondervonden de promovendi in het algemeen meer binding. Mariska: Vanaf het begin had ik het gevoel dat ik welkom was, dus er was wel een gevoelsmatige binding. Alleen de praktische invulling was in het begin nog niet duidelijk (onderwijstaken) De aansluiting bij een vakgroep is niet altijd een vanzelfsprekendheid, die hangt af van je promotieonderzoek en je onderwijstaak. Maud: Vanwege een vakoverstijgend onderwerp (leerstrategieën van docenten) is de aansluiting bij een vakgebied voor mij geen vanzelfsprekendheid. Maar door algemene vakken, zoals Algemeen Professionele Vorming, kom ik toch in contact met docenten en studenten.
Onderzoek moet ergens landen Zouden promovendi überhaupt aangesloten moeten zijn bij een vakgroep? De FLOT-promovendi zijn het hier grotendeels over eens. Promoveren aan een hogeschool is niet enkel en alleen maar onderzoeken om het onderzoeken. Door aan te sluiten bij een vakgroep, en daarmee aan te sluiten bij docenten en studenten wordt het belang voor de praktijk zichtbaar. Alexander: Daar hou je in het schrijven van je onderzoeksvoorstel al rekening mee.. Martin: Onderzoek moet ergens landen. De lerarenopleiding is daarvoor een geschikte plaats. Mariska: En andersom, de praktijk levert ook iets op voor je onderzoek! Helpende handen De relatie met de vakgroep is echter niet de enige factor van belang binnen het werk van deze promovendi. De promovendi worden allemaal begeleid door een promotor bij een universiteit, sommigen maken daar bijvoorbeeld deel uit van een onderzoeksgroep en gebruiken de universiteitsfaciliteiten, zoals de bibliotheek. De Eindhoven School of Education (ESoE), een gemeenschappelijk instituut van Fontys Hogescholen en de Technische Universiteit Eindhoven, is actief op drie gebieden: lerarenopleiding, onderzoek en onderwijsinnovatie: http://www.esoe.nl/. Een deel van de promovendi is aangesloten bij de ESoE en vindt er begeleiding bij hun onderzoek. Ze zijn daar over het algemeen heel tevreden over. Tot slot is er nóg een speler in het spel: de Fontys Graduate School (FGS) . De FGS is het instituut voor masteropleidingen van Fontys Hogescholen en houdt zich onder andere bezig met onderzoek, lectoraten, masteropleidingen en promotietrajecten. Fontys noemt de FGS zelfs ‘de wetenschappelijke thuishaven voor promovendi’. Nogal wat helpende facetten dus, waar het nodige te halen valt. Op de FGS komen we nog nader terug. Zelfontdekkend leren? In de afgelopen twee jaar is er veel gebeurd en dat hebben de promovendi aan den lijve ondervonden. Martin: De eerste generatie promovendi is aangenomen in een pionierende rol. Fontys maakte een ambitieuze stap door te starten met promotietrajecten op zo’n grote schaal binnen het hbo. De uitdaging lag en ligt in het al doende vorm geven van het promoveren binnen de organisatie. De ervaringen leren dat dit met vallen en opstaan gaat. Enerzijds is er een zee aan mogelijkheden. Er is individuele vrijheid, er is ruimte voor eigen inspraak en invulling. Anderzijds brengt het in eerste instantie ongeorganiseerde karakter ook zo zijn onzekerheden en punten van kritiek met zich mee. Zo was de rol van FGS weliswaar op papier bekend, maar in de praktijk bleek zij nog geen uitgekristalliseerde functie te vervullen. De aangeboden cursussen blijken bijvoorbeeld niet te voldoen aan het vereiste niveau (afgezien van de cursussen Kwalitatieve analyse en Scientific English, die de promovendi prima vinden). Voor de meeste promovendi lag hierin de uitdaging om een stem te laten horen. Velen hebben ideeën aangedragen ter verbetering van het promovendibeleid. Er wordt actief nagedacht over alles wat bij het promoveren komt kijken en wat binnen Fontys nog ontbreekt. Deze zelfontdekkende rol werd overigens wel gewaardeerd. Op diverse terreinen, zoals arbeidsvoorwaarden, werkplekken, toegang tot literatuur, praktische zaken is duidelijk vooruitgang geboekt. Het ‘promoveren binnen Fontys’ begint steeds meer duidelijkheid en vorm te krijgen, maar heeft nog een lange weg te gaan. Maud: De opbouw van een heldere werkstructuur voor promovendi heeft voor mijn gevoel lange tijd geen prioriteit gehad, maar begint nu langzaam op gang te komen. Zorgen voor goed werkende promotietrajecten binnen Fontys met alle bijbehorende in’s en out’s heeft meer voeten in de aarde dan men vooraf waarschijnlijk gedacht heeft. Het blijkt bijvoorbeeld niet altijd eenvoudig om promotieonderzoek een goede plaats te geven binnen de onderwijsorganisatie . En de ‘promovendiprocedures’ binnen Fontys komen traag op gang. Daardoor neemt bij een deel van de promovendi de energie af om mee te denken en te ontwikkelen. Fontys schenkt hieraan steeds meer
aandacht en zal dit hopelijk blijven doen door actiever te bouwen aan het promotiebeleid en te zorgen voor de stevige inbedding van de promovendi binnen de instituten. De promovendi stellen echter duidelijk dat ze niet focussen op de problemen die ze op hun weg tegenkomen, maar op wat ze kunnen leren. De meesten vinden de combinatie van Fontys met een universiteit een veel rijkere leeromgeving dan alleen een universiteit, onder andere vanwege hun pionierende rol binnen de onderwijsorganisatie en doordat ze meer in contact staan met het onderwijsveld. Lef Het blijft bewonderenswaardig dat een hbo-instelling zo’n grote stap heeft durven zetten. Misschien zijn het ook juist wel de kritische promovendi die mee durven denken, die mede zorgen voor de bouwstenen voor succesvol promoveren. De stappen van de afgelopen jaren beginnen langzaam hun vruchten af te werpen. Zo organiseert Sanneke Bolhuis bijvoorbeeld regelmatig onderzoeksdagen bij FLOT waar de uitwisseling tussen docenten en onderzoekers centraal staat. Bij FGS worden tegenwoordig cursussen op niveau aangeboden en wordt er hard gewerkt aan een gestructureerd promovendi- en onderzoeksbeleid. Toch moet er nog steeds veel gebeuren. En dat betekent onder andere onderzoek steeds zichtbaarder maken in de instituten. Maar ook andersom, de praktijk steeds zichtbaarder maken voor de promovendi. Zien en gezien worden. En steeds weer die verbinding proberen te maken tussen praktijk en wetenschap. Gijs: Vanuit de FGS organiseren we nu ook een congres, waar alle medewerkers van afdelingen hun onderzoek aan collega’s binnen Fontys kunnen presenteren. De promovendi zullen hier ook laten zien waarmee ze bezig zijn. Het congres vindt plaats op 31 oktober in Eindhoven. Ga daarvoor naar http:// www.fontys.nl/onderzoekscongres Alexander: Met dit congres willen we vooral ook de docenten van Fontys bereiken. De nadruk ligt op de kansen en knelpunten bij het integreren van onderzoek in de praktijk. We hopen dat er veel docenten zullen komen, want we hebben hun feedback hard nodig! De toekomst Over een paar jaar zijn jullie gepromoveerd. En dan? Hier hebben de promovendi wel ideeën over. Daar worden binnenkort ook gesprekken over gevoerd met de Raad van Bestuur. Hoewel nergens is vastgelegd dat de promovendi na hun promotie zouden moeten blijven, zijn er meer dan genoeg redenen om dat wel te doen. Een tekort aan hoogopgeleid personeel, de masteropleidingen, de invoering van onderzoek binnen FLOT, FLOT die zich nadrukkelijk wil profileren als lerarenopleiding die onderzoek in het onderwijs wil integreren, de behoefte aan medewerkers met onderzoekservaring op onderwijsgebied... Voor Fontys dus voldoende redenen om de promovendi binnen te houden, voor de promovendi genoeg uitdaging om te blijven! Het ziet ernaar uit dat we deze club goed in de gaten moeten houden, want waarschijnlijk zal dit een kritische, opbouwende groep blijven, waar een hoop te halen valt. Maud Slaats en Jos Schilleman
Wat werkt écht in het onderwijs? Afgelopen augustus was ik met een aantal van onze collega’s op de Earli-conferentie in Boedapest. Ik was daar onder andere om een (goed bezochte) presentatie te geven over mijn eigen onderzoek. Waar ik echter graag in deze nieuwsbrief over wil vertellen, is de presentatie ‘Developing Potentials for Learning’ van een van de invited speakers: professor John Hattie van de University of Auckland, Nieuw Zeeland. Hattie heeft meta-analyses gedaan naar wat bekend is uit onderzoek over ‘Wat werkt in onderwijs’ en welke interventies (evidence-based) de grootste effecten hebben op het leren van leerlingen. Meta-analyse is een methode om gegevens over effecten van interventies van verschillende onderzoeken te verwerken in een gemeenschappelijk kader om een betrouwbare en meer precieze schattingen te kunnen maken van mogelijke opbrengsten (of mogelijke schades). Meta-analyse blijkt een zinvolle aanpak om de sleutelvraag
te beantwoorden ‘Wat werkt echt’ doordat het vergelijkbare informatie geeft over hoe goed een bepaalde aanpak werkt en doordat het leraren de basis geeft om op grond hiervan ‘evidence-based’ besluiten te nemen. Onder interventie wordt iedere verandering (groot of klein) in aanpak verstaan.
John Hattie
Hattie stelt: • We moeten relatieve uitspraken kunnen doen over wat werkt in het onderwijs. • We moeten schattingen kunnen maken over de grootte van het effect en de mate waarin dit effect significant is. Het is niet goed genoeg om te zeggen dat iets werkt omdat veel mensen het op deze manier doen. We moeten preciezer weten hoe groot de invloed van een interventie is op het leren van leerlingen. • We moeten op basis van wat het best werkt ons onderwijs inrichten. Hij heeft duizenden effectmetingen uit velerlei onderzoeken geanalyseerd (alles bij elkaar een kleine 200 miljoen leerlingen omvattend) en deze effecten vervolgens in een grafiek relatief tegen elkaar uitgezet. De gemeten effectgrootten zijn gemiddeld en gebaseerd op een synthese van alle onderzoeken. Ze vormen ‘the best guess we have about what has the greatest effect on student achievement”! Hoewel een klein aantal interventies negatief uitpakt, blijkt toch de overgrote hoeveelheid interventies positieve invloed te hebben op het leren. Bedenk dat in de grafiek: • rijping (dat is dus ‘1 jaar ouder worden’) ook al invloed heeft op het leren (effect grootte: 0.10); • enige vorm van onderwijzen (dat wil zeggen ‘welke wijze dan ook’) al een effect heeft van 0.25; • het gemiddelde effect van alle onderzochte interventies 0.42 is. Hattie beschouwt dus alleen effecten van meer dan 0.5 als aantrekkelijk; • dat vooral de interventies die echt veel effect hebben (bijvoorbeeld 0.70) pas interessant zijn om veel geld en energie in te steken, omdat deze innovaties werkelijk grote invloed op het leren van leerlingen hebben. Dus wat werkt nu beter en slechter? De grootste effecten op het leren werden gemeten van: 1. Orde; het verminderen van verstorend gedrag (effect grootte: 0.86) 2. Feedback; informatie over doelen, prestaties, aanpak (0.72) 3. Het ‘versnellen’ voor begaafde leerlingen (0.60) En wat heeft het minste effect? 1. Extra geld (0.12) of geld voor nieuwe gebouwen (-0.05) 2. Geïndividualiseerd onderwijs (0.14) 3. Het gebruik van audiovisuele middelen (0.16) En ook het verkleinen van klassen heeft weinig invloed op het leren. Wat verder opvalt, is dat deze effecten optreden bij alle leerlingen/studenten, dus dat er weinig verschil is tussen resultaten in verschillende vormen en niveaus van onderwijs, overal treft men vergelijkbare effecten. Het blijkt dat politiek en onderwijs vaak aanzienlijke hoeveelheden geld en energie steken in innovaties die weinig rendement opleveren. Naar onszelf kijken We kunnen ook naar ons zelf kijken: wat betekent dit nu voor ons als lerarenopleiders? Bijvoorbeeld: weten onze studenten hoe belangrijk feedback voor het leerproces van hun leerlingen is? Of denken zij dat feedback geven hetzelfde is als de cijfers teruggeven voor de laatste toets? Weten onze studenten hoe ze huiswerk moeten bespreken en hoe ze over over het leerproces feedback moeten geven? En hoe kunnen leerlingen bijvoorbeeld elkaar goed feedback geven?
Bij Hattie omvat ‘feedback’ meer dan het teruggeven van beoordelingen. Je moet ook vertellen wat de leerling goed gedaan heeft, vertellen wat hij/zij moet doen om het werk te verbeteren (correcties, eisen etc), en verduidelijken voor de leerling van de doelen. Hattie beargumenteert dat leerlingen verschillende vormen van feedback nodig hebben: • feedback over het afronden van de taak (heb je de benodigde kennis of vaardigheden bereikt) • feedback over het proces (hoe heb je die taak aangepakt en hoe bekwaam ben je in het aansturen van je eigen leerproces) Beide vormen van feedback hebben grote positieve invloed op het leerproces in tegenstelling tot de laatste vorm van feedback die Hattie onderscheidt: • feedback over de persoon (bijvoorbeeld: ‘goed gedaan, je bent goed hierin’). Deze vorm van feedback blijkt weinig invloed te hebben, omdat effectieve feedback vooral informatief moet zijn en niet evaluatief. Belangrijk voor het leren is dat de leraar het leerproces kan bekijken vanuit het perspectief (through the eye) van de leerling en de leerling op zijn beurt het leerproces kan bekijken via het perspectief van de leraar (waarom werken we aan dit en op deze wijze). Hij spreekt daarom ook van ‘visible learning’ en ‘visible teaching’. Ondanks de aanpak van de leraar leren leerlingen vaak erg oppervlakkig omdat zij niet ‘niet zien waarom het gaat’. Maar Hattie heeft in zijn meta-analyse niet alleen aandacht besteed aan het ‘wat’, maar ook aan het ‘wie’ en ontdekte hoe de leraar een heel groot effect kan hebben op het leerrendement van zijn leerlingen. Ook hierbij valt het belang van het geven van feedback weer op, maar nu feedback aan de leraar zelf. Niet de vakkennis van de leraar is daarbij doorslaggevend, maar feedbacklussen waarbij de leraar aangemoedigd wordt om te reflecteren en zichzelf te verbeteren. Door de leraar te voorzien van feedback (over ‘hoe doe ik het?’ en niet alleen over ‘hoe doen de leerlingen het?’) wordt de leraar gestimuleerd om over zijn praktijk na te denken en zijn onderwijs bij te stellen: • “If students do not know something, or cannot process the information, this should be a cue for teacher action”… • “Merely ascribing to the student the information that they can or cannot do something is not as powerful as ascribing to the teacher what they have or have not thaught well” … • Het gaat om kennis over voortgang bij leerlingen. “We need assessment, but we need also a language for progression”. Goede feedback aan de leraar blijkt een nog groter effect te hebben op het leerrendement van leerlingen dan het direct geven van feedback aan de leerlingen zelf! Wat betekent dit voor mij? In het onderwijs wordt ons steeds voorgehouden: ‘Teach as you preach’ of ‘Walk as you talk’. Dus wat betekent dit nu voor mij als lerarenopleider? Een aantal zaken wist ik wel, maar toch werd ik verrast door de impact van het een en ander. Als ik kijk naar veel bestaande onderwijspraktijken is hier veel winst te behalen. Daarom heb ik mezelf voorgenomen om het komende jaar in de begeleiding van de stagiairs en tijdens intervisies expliciet aandacht te gaan besteden aan het geven van feedback aan leerlingen. Als er meer begeleiders zijn die hier gezamenlijk mee aan de slag willen en gemeenschappelijk expertise over willen opbouwen dan graag contact opnemen. Dan kijken we hoe we elkaar hierbij kunnen ondersteunen. Daarnaast ga ik ook door met het begeleiden van studenten met behulp van video feedback, want dit blijkt een uitstekend middel om studenten te voorzien van informatie over hun eigen functioneren in relatie met het functioneren van hun leerlingen. Wie verdere informatie over de onderzoeken van Hattie wil: er is heel veel gepubliceerd in vakbladen en deze zijn via de mediatheek toegankelijk. Rita Schildwacht
Het congres: toppunt van onlogica? Wist u dat de gemiddelde aandachtsboog van een volwassene ongeveer 45 minuten is? Een basaal, maar enorm belangrijk feit wanneer we het hebben over presentaties. Ik geef u er nog één. Wat zeggen uw presentatievaardigheden over slides die van boven tot onder vol staan met tekst? En krampt uw onderwijshart niet ook samen als diezelfde tekst op een volledig monotone toon opgelezen wordt? Wat dacht u van timing? Ruimte om vragen te stellen? Tijd voor discussie? Enige vorm van interactie, anyone? Eind augustus liep ik rond op een wetenschappelijk congres; de Earli*. Ik denk dat ik mag zeggen dat daar toch wel de crème de la crème in onderwijsland rondloopt. De voertaal was Engels. Een vreemde (wereld!)taal waarvan verwacht mag worden dat de gemiddelde universitair opgeleide die ook spreekt. Ja toch? Bovendien was het een onderwijscongres. Hier maakte ik de tweede naïeve denkfout: mensen die onderzoek doen naar onderwijskundige zaken zijn in ieder geval zelf goed in staat om een presentatie te geven. En als klap op de vuurpijl verwachtte ik ook dat een term als aandachtsboog voor congresorganisatoren een net zo basaal fenomeen was als voor mij. Ik ben in één week tijd mijn naïviteit verloren. Heb al mijn veronderstellingen het raam uit moeten gooien en heb besloten dat de logica in de wetenschappelijke congreswereld mij ontgaat. Ik zag presentaties die rechtstreeks van de slide in mineur werden opgelezen, waardoor ik mij meerdere malen op een begrafenis waande. Ik zag presentaties waarvan ik zeker weet dat niemand wist waar ze over gingen. Ik probeerde mijn aandachtboog tot twee uur uit te rekken, maar die zakte na een uur toch weg, waardoor ik hele presentaties miste. Ik bedacht vragen die ik nooit kon stellen vanwege de slechte timing van de presentator met tijdgebrek als gevolg.
Column
Ik gooide mijn frustraties er tijdens lunches uit tegen medecongresbezoekers, me niet druk makend over welke status mijn gesprekspartners hadden. (Ik ben al niet zo van de ik-zoek-verplicht-de-goeroesop-voor-een-inhoudelijke-discussie, dat gaat bij mij meestal per ongeluk, tijdens het kiezen van het dessert of zo, zonder dat ik op dat moment weet met wie ik dat overleg). Maar - ik dwaal af - wat bleek uit mijn lunch-frustratie-gesprekken? Iedereen was het met me eens! Ik was niet de enige! Sterker nog, deze frustratie scheen iedere keer terug te komen! Al - jawel - twaalf edities lang! Maar niemand die opstaat en die niet alleen klaagt, maar ook iets onderneemt en het anders gaat doen. Niemand die de vreemde tegenstrijdigheden tijdens dit soort congressen aanpakt. Niemand die durft, niemand die lef heeft? Daar begrijp ik helemaal niets van. Maar ja, zoals al eerder gezegd, dit soort logica ontgaat mij. Wie weet, zal ik ooit op een dag medestanders vinden die actie willen ondernemen en met mij deze onlogica weer logisch willen maken. Dromen mag. Toch? Maud Slaats
* European Association for Research on Learning and Instruction
Nieuws van Fontys IMPULS digitaal Vanaf juni 2007 is IMPULS-digitaal gestart. IMPULS-digitaal projecten zijn kleinschalige, laagdrempelige ICTprojecten die worden uitgevoerd door een docent/medewerker van Fontys (soms samen met studenten). Ze zijn vergelijkbaar met Grassroots; een stimuleringsinstrument voor verandering in het onderwijs. IMPULS-digitaal-projecten zijn erop gericht de digitale toegankelijkheid voor studenten met een functiebeperking te verbeteren. Er worden van tevoren geen criteria vastgesteld, anders dan dat de toegankelijkheid van ICT voor de doelgroep van studenten met een functiebeperking ook daadwerkelijk vergroot wordt.
Medewerkers ontvangen na oplevering van hun project een individuele waardering. Zij kunnen dan een keuze maken uit de vitrine met ICT-apparatuur (bijvoorbeeld een digitale camera, PDA, iPod of MP3-speler). Aanmelding van IMPULS projectideeën kan tot december 2007. Alle projecten moeten afgerond en geëvalueerd zijn vóór januari 2008. Kijk voor meer informatie, voorbeelden en de inschrijfprocedure op www.fontys.nl/impuls of neem contact op met projectleider Hans Schrijen
[email protected]
Nieuws van buiten Archief Publieke Omroep in Teleblik
Van ‘aalscholver’ tot ‘zwerfkinderen’ Het Klokhuis, Willem Wever, NOVA, het Polygoon-journaal … de Publieke Omroep beschikt over een schat aan educatief in te zetten videomateriaal. In Teleblik zijn momenteel zo’n 5000 van deze bronnen ontsloten via internet voor gebruik thuis en in de klas. Dagelijks komen er nieuwe items bij. In september van dit jaar verzorgden Dorien de Lange en Hanna Kuijs van Teleac/NOT - samen met het Nederlands Instituut Beeld en Geluid en Stichting Kennisnet ICT partner in Teleblik - een inspirerende workshop in de docentenwerkplaats van Fontys Lerarenopleiding Tilburg. Voor de deelnemende studenten economie was het een aangename kennismaking met Teleblik, dat in april 2006 van start ging: ‘Gemakkelijk om filmpjes te vinden’ (Noer), ‘goed toe te passen in het onderwijs’ (Jeroen), ‘best veel actuele beelden’ (Gert-Jan). Voor de docenten gold hetzelfde: Wim Wellens: Ik vind Teleblik een geweldige bron met allerlei informatieve onderwerpen. De botleneck is het zoeken van het juiste fragment en het maken van bijhorende opdrachten voor de leerlingen. Dit zal, zeker in het begin, veel tijd kosten. Rienk Lammers: Wij maken nog veel te weinig gebruik van de mogelijkheden, die Teleblik ons en de studenten / leerlingen biedt. Ze plaatsten ook een kleine kanttekening: ‘je moet er wel altijd internet voor hebben’. En dat klopt, want Teleblik werkt op basis van streaming video. Eerst maar eens een korte uitleg ... Videofragmenten Teleblik is een website, die op basis van een inlognaam en wachtwoord gebruikt kan worden door leerlingen en docenten van scholen die zich - gratis - hebben aangemeld voor de dienst. Er zijn drie Teleblik-sites: voor het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs. Je kunt op de websites met een trefwoord of thematisch zoeken naar educatief in te zetten videomateriaal. Gevonden fragmenten worden getoond in de Teleblik Player, die gebruik maakt van Windows Media Player. De kwaliteit van het beeld wordt automatisch aangepast aan de beschikbare bandbreedte: een snelle internetverbinding betekent dus hoge kwaliteit beelden. Teleblik bevat ondertussen duizenden uren televisiemateriaal van onder andere actualiteitenrubrieken, documentaires, het (Jeugd)journaal, Polygoon Journaals, het Klokhuis en SchoolTV. Een deel van het materiaal is door een redactie voorzien van trefwoorden, een korte beschrijving en een koppeling aan een vakgebied. Ook is aangegeven voor welke leerlingen het materiaal geschikt is. Dagelijks werkt de redactie aan uitbreiding van deze meta-informatie.
Powerpoint De bronnen kunnen gebruikt worden door docenten bij opdrachten, instructie en uitleg, maar ook door leerlingen in werkstukken, presentaties of webquests. Filmpjes kunnen in een Powerpoint-presentatie worden opgenomen. De fragmenten kunnen niet als bestand worden opgeslagen. Dit heeft te maken met de auteursrechtelijke bescherming van het materiaal. Maar gebruikers kunnen wel een verwijzing naar de bron opslaan als favoriet of weblink. Verder kunnen ze fragmenten uit programma’s ‘snijden’ door een beginpunt en een eindpunt te kiezen. Dit fragment kan opgeslagen worden als unieke link, die vervolgens ook gedeeld kan worden met anderen, bijvoorbeeld door deze per e-mail door te versturen. Educatief gebruik Duizenden uren educatief videomateriaal is één ding. Fragmenten optimaal inzetten voor je onderwijs. De redactie van Teleblik doet hiervoor een beroep op de deskundigen bij uitstek: de leraren die in hun onderwijs aan de slag gaan met de videobeelden. Op de website worden ze uitgenodigd hun lesideeën te delen met collega’s. Om het pakket aan lesideeën een extra impuls te geven, organiseert Teleblik daarnaast een lessenwedstrijd voor docenten in opleiding. Tot maart 2008 kunnen ze hiervoor aan Teleblik gerelateerd lesmateriaal ontwikkelen. De opbrengsten zullen worden gepubliceerd op de docentenpagina’s van Teleblik en aldus ter beschikking komen van alle docenten die Teleblik gebruiken. Zij kunnen op hun beurt de ideeën uitproberen, bewerken en de bewerkte lessen insturen. Op deze wijze streeft Teleblik naar een voortdurend groeiende databank met lesmateriaal. Meer online video gebruiken Terug naar de workshop van september, waarbij ook Rienk Lammers, docent Economie en Wiskunde van de FLOT aanwezig was. “Ik was aangenaam verrast over het aantal onderwerpen waarover filmpjes beschikbaar zijn. Van ‘aalscholvers’ tot ‘zwerfkinderen’ en alles wat daar tussen zit. Het aantal items breidt zich gestaag uit, want veel actuele programma’s, zoals delen van het NOS-journaal, worden direct gerubriceerd en opgenomen. Tevens breidt het aantal zich uit ‘naar achteren’, omdat er steeds meer filmpjes uit het beeldarchief worden toegevoegd. Als leraren en als lerarenopleiding zouden wij veel meer gebruik moeten gaan maken van de mogelijkheden die Teleblik ons en onze studenten en leerlingen biedt.’ Meer weten? Ga naar www.teleblik.nl/vo of www.teleblik.nl/vo Teleblik in de praktijk: enkele suggesties • Gebruik het dossier ‘Debatteren’ als de school meedoet aan een debatwedstrijd of er zelf een organiseert. • Laat een Klokhuis-aflevering zien met een illustrator van kinderboeken aan het begin van een project bij het vak tekenen. • Gebruik het dossier ‘De geschiedenis van Nederland’ om geschiedenislessen te verlevendigen • Laat leerlingen een audiovisueel programma maken over ‘pesten’ waarin ze eigen interviews combineren met fragmenten uit Teleblik. • Media-educatie: laat leerlingen een Polygoonjournaal vergelijken met een (Jeugd)journaal van nu. Wat is er met de tijd veranderd? • Laat leerlingen zelf fragmenten zoeken en snijden om te gebruiken in een PowerPoint-presentatie voor de klas. • Wat is kunst? Laat leerlingen kijken naar fragmenten van kunstenaars met verschillende meningen. • Wat is er allemaal aan de hand in de VVD? Haal de actualiteit de klas in met fragmenten uit bijvoorbeeld het NOS-journaal, Nova en Zembla. • Stimuleer discussie: laat leerlingen bij maatschappijleer in groepjes in Teleblik zoeken naar argumenten vóór en tegen bio-industrie. Erno Mijland
Instituutsagenda
"
! ! ! ! ! !" !" !" !" !" ! !! !! !! !! !! !! !! !! !, !, !, !, !, !, !, !;
,
"" "&
1B 2
,
A %
"
,&'"' % () ( % 6 + (0 (',' (3 % (7 %
( " (3 % (<.-( "';' % ( %
6 + (0 (',' ,',&',#) ( ( (3 % (7 %
( & (3<=%> ( &&'"' % () ( % "& (3 % ( ? ( "& (3 % ( (3 % (7 %
( (3 (% " (3 % (<.-( "';' % ( %
"','6 + /
%
( :( %12 , (3 % ( , (3$ >
@ (3>
8=. . (3>
=$/@ (3>
8 &&'"' % () ( % ('!' 6 + (0 (','
6/
6/
B 0
*
(
6/
6/C/$0 0 (
! ! ! ! ! !" !" !" !" !" ! !! !! !! !! !! !! !! !! !, !, !, !, !, !, !, !;