BOEKBESPREKINGEN
VANDENBERGHE, H., e.a., Onrechtmatige Daad, Actuele tendensen, 1979, Kluwer, Antwerpen.
Het boek is een samenbundeting van de teksten die werden voorgedragen tijdens de studiedagen, gehouden te Leuven onder Ieiding van prof. dr. Hugo Vandenberghe op het einde van '78. De uitgebreide lijst van de verschillende medewerkers vinden we vooraan. Eerst, hoe kan het ook anders in een. werk over onrechtmatige daad, wordt ingegaan op het foutbegrip. De klassieke begrippen uit het leerstuk van de burgelijke aansprakelijkheid worden er getoetst aan de recente rechtspraak. Ook wordt aandacht besteed aan enkele nieuwere begrippen zoals relatieve onrechtmatigheid en het principe van de risico-aanvaarding. In het deel over de aansprakelijkheid voor andermans daad wordt terecht de aandacht gevestigd op enkele ongerijmdheden in de interpretatie van de verschillende Ieden van artikel1384. Zo wordt het eerste lid van dat artikel traditioneel eng gelnterpreteerd, voor wat betreft de algemene aansprakelijkheid voor de onrechtmatige daad van personen voor wie men moet instaan. Het tweede en het vierde lid daarentegen krijgen een ruimere interpretatie. Vooral de zeer ruime uitlegging van het derde lid van artikel 1384 komt soms absurd over. De aansprakelijkheid voor zaken, dieren en gebouwen wordt in een derde deel uit de doeken gedaan. De aansprakelijkheid van de notaris is wellicht een zeer belangrijk onderdee! van het aansprakelijkheidsrecht. Toch komt het voor niet-ingewijden als een vrij droge materie over. Hetzelfde had kunnen gelden voor de uiteenzetting over de beroepsaansprakelijkheid van de advokaat, maar toch slaagt de auteur erin, om op zeer bondige wijze een interessant probleem juridisch te benaderen. Het gaat vooral om de beoordeling van de 'schuld' of 'fout' in hoofde van de advokaat. Voorzover die zich verbindt tot het bereiken van een bepaald resultaat, zullen er zich weinig interpretatieproblemen voordoen. Delicater wordt het echter een 'fout' van de advokaat te beoordelen, in zijn taak van juridisch raadgever. De reeks in verband met de beroepsaansprakelijkheid wordt dan besloten met een deel over de aansprakelijkheid van gerieesheren en ziekenhuizen. Ook al zo'n delicaat rechtsdomein, omwille van het gesloten karakter van de medische wereld. 611
De principiele samenloop tussen contractuele en delictuele aansprakelijkheid wordt aan de hand van enkele speerpuntarresten uit de doeken gedaan. Bondig samengevat: voor samenloop is vereist een niet louter contractuele fout enerzijds, en een niet louter contractuele schade anderzijds. Is er aan deze twee voorwaarden voldaan, dan is er naast een contractuele vordering plaats voor een delictuele aansprakelijkheidsvordering. Terecht worden enkele bedenkingen gemaakt bij het bekende stuwadoorsarrest. De leer van dit arrest kan immers in sommige gevallen leiden tot immuniteit van de uitvoeringsagent van een mede-contractant ten aanzien van de tegenpartij. De causaliteitsproblematiek is misschien wei het moeilijkste onderdeel van het aansprakelijkheidsrecht. Of de in het boek opgenomen uiteenzetting de lezer een beter inzicht verschaft, kunnen we aileen maar verhopen. Tenslotte wordt het schade-begrip behandeld. Na de leer van de belangenkrenking, wordt veel aandacht besteed aan de schade, ondergaan door concubinerenden. Er wordt aangestipt dat de rechtspraak een gebrek aan innerlijke logica en onderlinge samenhang vertoont. De oorzaak daarvan is volgens de auteur te vinden in wat hij noemt het valse dilemma, tussen enerzijds de al of niet rechtmatigheid van het concubinaat, en anderzijds de al of niet vergoedbaarheid van de schade van de bijzit. Beide vragen moeten volgens de schrijver afzonderlijk beantwoord worden. Nochtans is de auteur dan inkonsekwent, wanneer hij aanvaardt dat het karakter van het concubinaat toch invloed heeft op de beoordeling van de schade, ondergaan door de bijzit. Tot slot wordt dan nog aandacht besteed aan het schadeloosstellingsrecht in enkele andere rechtstakken. Vooral sociaal-rechtelijke en fiskale aspekten worden belicht.
AI bij al, een zeer interessant werk, dat een goed overzicht geeft van ons huidig aansprakelijkheidsrecht. Het werk is wellicht vooral bedoeld voor de praktijk-jurist, die zijn kennis kan bijschaven. Ook voor studenten is het echter een gelegenheid bij uitstek om zich te verdiepen in de materie. Spijtig dat het in vraag stellen van de subjectieve aansprakelijkheid zo weinig aandacht toebedeeld krijgt, en wordt afgedaan als een louter politieke kwestie. Maar ja, de objectieven van de schrijvers lagen elders, en we willen die kritiek dan ook niet gebruiken om aan de waarde van dit werk afbreuk te doen. Carl De Meyer
612
VAN LANGENDONCK, J., DE BROECK, G., SIMOENS, D., DEPREZ, U., BERGHMAN, J. e.a., Crisiswetgeving en sociale zekerheid, Kluwer, Antwerpen, 1980, 375 biz., 1450 fr. Op 5 oktober 1979 werd aan de Leuvense recbtsfaculteit een studiedag gebouden rood bet thema: «Crisiswetgeving en sociale zekerheid». Er werd gestreefd naar een kritiscbe analyse van de sociaalrecbtelijke bepalingen uit de programma-, berstel- en crisiswetten uit de periode januari 1976- september 1979. In de voormiddag werden twee rapporten voorgedragen, bet ene door prof. G. De Broeck, bet andere door de beer D. Simoens. Op deze rapporten werd vervolgens commentaar geleverd door prof. J. Van Langendonck, prof. U. Deprez en de beer J. Berghman. In de namiddag tenslotte werd een debat gebouden naar aanleiding van tussenkomsten door deskundigen op bet domein van de sociale zekerbeid. Het referatenboek van deze studiedag werd opgenomen als zevende hoek in de reeks sociaal recbt die onder de wetenscbappelijke leiding van prof. R. Blanpain staat. De volledige tekst van de rapporten en van de commentaren maakt een eerste deel uit. Het tweede deel bevat de verscbillende tussenkomsten. Ter orientatie volgt bier een opsomming met telkens de korte aanduiding van bet bebandelde onderwerp: V. Anciaux: Het berverdelend effect van de sociale zekerbeid, S. De Clercq : Armoedeprobleem en gewaarborgd inkomen, M. De Vits: Voorstellen tot bervorming, L. Fransman: Financieel beleid, J. Petit: Ziekteverzekering, I. Leus: Ziekteverzekering, K. Scbutyser: Verzorgingsinstellingen, J. Wijninckx : Pensioenen, J. Vangeel : Pensioenen, F. Van Mecbelen : Gezinsfiscaliteit, L. Neels: Constitutionele bedenkingen, B. Martens: B.T.K., W. Van Eeckboutte: Stage, R. DeWulf: Slottoespraak. Hetderde deel bevat een aantal beleidsdocumenten, o.a. de memories van toelicbting van de geviseerde wetteksten en enkele regeringsverklaringen. Tenslotte volgt in deel vier een gesystematiseerde ontleding van de anticrisiswet van 1978. Acbteraan bevindt zicb ook nog een uitgebreid zaakregister. . Naast een ecbte vloedgolf van loutere informatie en feitenmateriaal, wetsartikels en statistische gegevens worden ook pertinente besluiten getrokken en relevante opmerkingen geformuleerd rood de crisiswetgeving in 't algemeen en de crisiswetgeving met betrekking tot de sociale zekerbeid in 't bijzonder. Alles bespreken zou in dit bestek onmogelijk zijn, daarom een arbitraire selectie. De boofdbrok van bet hoek wordt uitgemaakt door bet artikel van Dries Simoens: «Hoe pijnloos is de crisis?», waarin hij enerzijds wijst op diverse egaliserende tendenzen, maar anderzijds duidt op de discriminaties in bet tewerkstellings- en pensioneringsbeleid. Zijn besluit bierbij is dat de jongeren op een frappante wijze bevoordeligd worden ten nadele van de oudere werknemers. Een andere bijdrage die uitblonk door zijn analyserende klaarbeid is wel het artikel van Leo Neels die enkele constitutioneelrecbtelijke bedenkingen formuleert betreffende bet systeem van crisiswetgeving. Het gebeel tenslotte van de verscbillende bij613
dragen wijst in de richting van een duidelijk ontbreken van enige beleidsvisie in hoofde van onze wetgever met betrekking tot de behandelde problematiek. De vormgeving en voorstelling van het referatenboek verdient aile Iof. Het hierboven geschetste structuurschema van rapporten, commentaren, tussenkomsten en documenten benadrukt de eigen visie van elke schrijver op een aldan niet uitgebreid deelaspect van de materie. Het is aan de lezer deze informatie te verwerken en alzo te komen tot een evenwichtige zienswijze op het geheel. Een rem op de aanschaf van dit werk kan wei de hoge kostprijs zijn, die toch enigszins kunstmatig de hoogte in werd gedreven door het grote aantal titel- en blancobladzijden. In ieder geval aanbevolen lectuur voor wie zich voor sociale zekerheid interesseert. Fran~ois
De Keersmaecker
J. D'HOOGE, J. MORTIER, R. PAEMELEIRE, J. ROUSSEAUX, R. HENDRIKS, lnvesteren met Overheidshulp, CED-Samson, 1979, 450 biz., 1500 Fr. AI te vaak geeft «de overheid» (wetgevende zowel als uitvoerende macht) de indruk haar taak als volbracht te beschouwen met de publicatie van een wet ofbesluit in het Belgisch Staatsblad. Dit laatste begint steeds meer op een kroniek uit lang vervlogen tijden te gelijken, en de «rechtsonderhorige» of «aanspraakgerechtigde» heeft heel wat 'hidden promulgation costs' en dito informatiekosten vooraleer de toepasselijke wetgeving gevonden wordt. (cfr. S. ROSS, Disclosure regulation in financial markets: implications of modern finance theory and signaling theory, in F .R. EDWARDS, ed., Issues in Financial Regulation, New York, 1979, p. 191). Deze vloeien voort uit de vereiste inspanningen en investeringen voor de betrokkenen zelf, weze het begunstigden, om de gestelde regels te leren kennen, in te studeren, op te volgen, te interpreteren en- allicht zoveel mogelijk in het eigen voordeel -toe te passen. Op basis daarvan ook heeft zich, hoofdzakelijk op prive-initiatief, een hele «informatiemarkt» ontwikkeld, waaraan juristen en accountants hun bloeiende bedrijvigheid te danken hebben. Op deze markt, waartoe bij deze ook onderhavige boekbespreking gaat behoren, biedt de uitgeverij CED-Samson thans een nieuw instrument aan voor al wie investeren wil met overheidshulp (zijn er nog z6nder ?), daarbij inbeukend op het oligopolie van de enkele 'beati possidentes' die kunnen prat gaan op een grondige kennis van deze materie. 614
Ret nieuwe werk biedt in eerste instantie een inventaris van alle van kracht zijnde wetten en besluiten die recht kunnen geven op overheidshulp bij investeringen, vnl. op basis van de zgn. expansiewetten van 1959 en 1970, onder de vorm van kapitaalpremies, rentetoelagen, staatswaarborgen, arbeidsplaatspremies en fiscale ontheffingen allerhande. Daarmee is echter lang niet alles gezegd. Zoals het een practisch handboek past, bestemd voor de potentiele investeerder, zijn fiscalist, accountant en juridische adviseur' heeft deze losbladige uitgave meer pijlen op haar boo g. In een eerste onderdeel wordt zo een hele reeks concrete aanwijzingen gegeven voor de opstelling van een investeringsdossier. De auteurs hebben geen ongelijk dit vooraan te plaatsen, gezien het belang van een goed dossier, waarvan immers veel (wei niet alles) kan atbangen om een snelle en gunstige besluitvorming van de betrokken administraties te beko~en. Van dee/2, «Toelichting en Commentaar», krijgen we vooralsnog slechts het titelblad te zien. Dit zal wellicht de grootste practische waarde krijgen, al was het maar omdat vele maatregelen terzake in allerlei administratieve onderrichtingen en omzendbrieven (al te vaak: moeilijk of niet) terug te vinden zijn. Wei volledig reeds, en bijgewerkt tot maart 1979, is de codex van de bestaande nationale wetgevingen in dee/ 3, gerangschikt volgens de betrokken ministeries: economische zaken, middenstand, financien, verkeerswezen, volksgezondheid, ja zelfs (maar enkele luttele bladzijden volstaan) arbeid en tewerkstelling, sociale voorzorg, openbare werken, en landbouw (dit laatste eveneens tot de bladwijzer beperkt). Voor «Communautaire verordeningen» wordt hier ook al een plaatsje voorbehouden, al is deze nog onbezet. Het is overigens niet zonder meer duidelijk waarop deze laatste term bier slaat: op het EG-recht terzake dat tot op heden nog niet veel verder staat dan de fase van de negatieve integratie, zijnde de afbouw van de niet-tarifaire interstatelijke handelsbelemmeringen die de onderscheiden nationale steunmaatregelen kunnen uitmaken (zie o.m. W. VAN GERVEN, Leerboek Handels- en Economisch Recht, Ill, Antwerpen, 1979, p. 546 e.v.) dan wei op eventuele gewestelijke ordonnanties in andere fasen, in de huidige stand van zaken wellicht voorlopig definitief uitgesteld? Alles bij elkaar een handig basiswerk in opbouw van ca. 450 bladzijden, in linnen ringband met 6 tabkaarten en 5 landkaarten in kleurendruk ; een investering (zonder overheidshulp, doch fiscaal aftrekbaar) van 1500 Fr; en steeds up-to-date door halfjaarlijkse bijwerkingen. Wei stel ik me bescheiden de vraag of een grot ere systematiek, meer dwarsverwijzingen, aanschouwelijke organigrammen, 'flow charts' en tijdstabellen (bijv. met de verschillende stappen van de betrokken procedures), een meer functionele en overzichtelijke bladspiegel, het gebruik 615
van kleurbladzijden en analytische trefwoordenregisters de bruikbaarheid van het werk niet n6g zouden kunnen vergroten. Voor een en ander kunnen we onze hoop stellen op genoemd deel 2. Gegeven het bos aan wetten, koninklijke besluiten, regelen en 'usances', zal voorliggend naslagwerk in zijn gulden linnenband echter zonder twijfel veel gulden raad kunnen geven, teneinde niet hopeloos bet spoor bijster te raken. Daarmee werd in Belgie een nieuwe stap gezet op bet terrein van wat in Nederland schertsend als «subsidiologie» wordt betiteld (cf. 'Op safari door de subsidiesavanne', Trends, 15 maart 1980, p. 39). Blijven uiteraard een aantal vragen, die wel te verstaan de verdienste van het ter tafelliggend werk geenszins bedreigen. Vooreerst op het vlak van de legistiek, nl. of de overheid niet beter meteen zelf haar wetgeving wat ordentelijker en toegankelijker zou kunnen maken, vooral daar waar zij aan anderen gretig uitgebreide en gedetailleerde publicatieverplichtingen oplegt, zoals bijv. inzake de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen. Aansluitend daarbij heeft zich hoe Ianger hoe meer de nood doen gevoelen om eindelijk werk te maken van de economische beoordeling van de vele investeringen die de overheid zelf in haar eigen wetgeving doet, zonder daarom in extreme, aldan niet neo-liberale 'deregulation' stromingen mee te drijven: «Une attitude economique vis-a-vis du monde juridique est d'autant plus urgente que les investissements s'y sont sensiblement eleves, a travers l'usage de techniques de plus en plus raffinees dans !'application et le controle de la loi» (A. JACQUEMIN & G. SCHRANS, Le Droit Economique, P.U.F., 1974, p. 17). Afgezien dan nog van de economisch-politieke kwestie, van bet voorgaande evenmin gescheiden, over de doeleinden en de doelmatigheid van een hoop reglementeringen die, met grote moeite tot stand gebracht, nog veel moeilijker kunnen worden aangepast, gewijzigd of afgeschaft, ook al heeft de economische conjunctuur, zoniet de structuur intussen al sterke mutaties ondergaan, van arbeidstekort naar werkloosheid, van groei naar krisis. Laten we daarbij maar hopen dat bet niet bij wijze van cynische allusie is geweest dat de auteurs van dit werk het voorwoord door de minister van ... ontwikkelingssamenwerking hebben Iaten schrijven.
Paul Verdin Dr. R. SCREVENS, B. BULTHE en A. RENARD. Geweld in de gevangenissen, Kluwer, Antwerpen, 102 biz., 250 Fr. In hun studie gaan de auteurs in op het geweld aangewend door de gevangenen en geinterneerden in bet Belgisch penitentiair systeem. 616
Voor dit verschijnsel dat zich bij ons, in vergelijking met de omliggende Ianden, vrij laat minfesteerde maar kadert binnen die algemene protestbeweging, zoeken de auteurs een verklaring. Vandaar de vrij logische structuur van het werk. Na een sommatieve beschrijving van het Belgische gevangenriisstelsel, een vluchtige kijk op de sociale voorzieningen voor geinterneerden en hun levensomstandigheden, aile elementen van het milieu waarin het geweld ontstaat, wordt op basis van nauwkeurig geschetst feitenmateriaal een analyse gegeven van de diverse vormen van geweld: gepersonaliseerd geweld, gewelddadige contestatie en psychisch geweld. Bij de verklaring voor de conflicten hoort een onderscheid naar de oorzaken inherent aan de strafinrichting en structurele oorzaken gemaakt. De maatregelen van het bestuur der strafinrichtingen om het geweld te voorkomen beantwoorden daarbij, volgens de auteurs, niet aan de meest pertinente eisen van de gevangenen. AI met al een held ere stu die die juist aan belang inboet door het te weinige feitenmateriaal waarop de auteurs zich steunen. Algemene regels kan men niet formuleren op grond van een te gering aantal gegevens, die men dan nog statistisch poogt te verwerken. Van de algemeenheid en de voorbarigheid die de studie kenmerken, deels, zeer zeker te wijten aan het bestudeerde onderwerp zelf. M. Werckx
617