Van school naar werk.
Samen werken aan een veilige en gezonde loopbaan
Visies en ideeën voor een preventiecultuur bij jongeren
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
>
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Inhoud Inleiding ............................................................................................................................... 4 Assuralia en de jongeren .............................................................................................. 5 Deel I : Jongeren en welzijn op het werk ............................................................
9
1. Jongeren en arbeidsomstandigheden ............................................................................... 2. Veiligheid op het werk: Wat weten de jongeren, wat denken de bedrijven? ..................
9 11
Deel II : Jongeren, onderwijs en preventie ............................................................. 16 1. Waarom ‘Veiligheid en gezondheid integreren’ in het schooltraject ? ........................... 16 1.1. Inleiding ............................................................................................................ 16 1.2 Jongeren: een publiek dat zich weinig aangesproken voelt ............................ 1.3. Veiligheid en gezondheid integreren in het leerplan ....................................... 1.4 De integratie formaliseren .................................................................................. 1.5 Informatie alleen volstaat niet .......................................................................... 1.6 Geïntegreerde competenties .............................................................................. 1.7 Succesfactoren ..................................................................................................... 1.8 Een taak voor iedereen ........................................................................................ 2. Visie van de actoren ............................................................................................................. 2.1 De noodzaak van synergie .................................................................................. 2.2 De noodzaak van een coherent en geloofwaardig discours ............................ 2.3 De noodzaak dat iedereen zijn rol speelt ........................................................ 2.4 De noodzaak om de actoren van de onderwijswereld op te leiden en bewust te maken ................................................................................................. 2.5 De noodzaak om middelen vrij te maken en de actoren bij een gezamenlijk project te betrekken ............................................................................................ 2.6 De noodzaak om de actie niet te beperken tot het beroeps- en technisch onderwijs ..............................................................................................................
17 20 21 21 22 22 25 27 27 28 29 30 31 31
Deel III : Verslag van de conferentie ........................................................................ 32 1. Toespraken van de vertegenwoordigers van de ministers van Onderwijs ...................... 1.1 Veilig gedrag aanleren en bevorderen op de schoolbanken en daarna .......... 1.2 De integratie van preventie en welzijn in het onderwijsprogramma ............ 2. Verslag van de rondetafelgesprekken ............................................................................... 2.1 Rondetafelgesprek “Van school naar werk. Samen werken aan een veilige en gezonde loopbaan” (Nederlandstalige deelnemers) ................................... 2.2 Rondetafelgesprek «Van school naar werk. Samen werken aan een veilige en gezonde loopbaan» (Franstalige deelnemers) ............................................. 3. Workshops: Veiligheidsattitudes bij de jongeren: begrijpen om beter te handelen .............................................................................................................. 3.1 Evaluatie van het risicobewustzijn van jongeren ......................................... 3.2 Will’s Kracht ........................................................................................................
32 32 36 39 39 42 46 46 49
Samenvatting van de aanbevelingen....................................................................... 52 Besluit ................................................................................................................................ 53 Bibliografie.......................................................................................................................... 54 >!
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Inleiding
De jongeren van vandaag zijn de werknemers en bedrijfsleiders van morgen. Hun gezondheid en de veiligheid zijn dus de uitdagingen voor de toekomst. De kinderjaren, jeugd en het leven als jonge volwassene zijn essentiële fasen voor het verwerven van een kapitaal van kennis en attitudes die de basis voor het beroepsleven zullen vormen. De school is een ideale plaats om een nieuwe generatie voor te bereiden die weet om te gaan met preventie en welzijn op het werk. Een betere opleiding in de preventie van risico’s en de manieren om ze te beheersen, zal de jongeren beter voorbereiden op het beroepsleven. Ze zullen in alle veiligheid kunnen werken en in hun besluitvorming rekening kunnen houden met deze aspecten. Sinds 2006 maakt Prevent in opdracht van Assuralia alle actoren die de jongeren begeleiden – en ook de jongeren zelf – bewust van het belang van het leren beheersen van risico’s. Het instituut heeft tal van initiatieven genomen: affichecampagnes voor werkstudenten, mediacampagnes, enquêtes bij jongeren en ondernemingen, conferenties, … In 2009 legde het de nadruk op de noodzaak om veiligheid en gezondheid in de leerplannen te integreren. Het project heeft zowel leerkrachten benaderd als mensen die in de bedrijven jongeren begeleiden, enerzijds om de actoren te informeren en bewust te maken en om initiatieven voor meer aandacht voor veiligheid en gezondheid in het leerproces aan te moedigen, anderzijds om de samenwerking tussen de onderwijs- en werkwereld te versterken. De verwachte resultaten waren onder meer de organisatie van een conferentie in november 2009, de oprichting van een overleg- en reflectieplatform over deze thema’s, en dit document, dat een samenvatting geeft van de visies, ideeën en conclusies die het project heeft verzameld. Het wil een inspiratiebron zijn voor toekomstige initiatieven.
>"
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Assuralia en de jongeren: gesprek met Jean-Claude Debussche, voorzitter van de Afdeling Arbeidsongevallen van Assuralia. Waarom vormen de jongeren, en in het bijzonder degenen die nog in opleiding zijn, een doelgroep voor de Arbeidsongevallenverzekeraars? Zij zijn eigenlijk niet de toekomstige klanten waaraan men direct zou denken… De jongeren zijn toekomstige werknemers en hen zal de wet op de arbeidsongevallen beschermen eenmaal ze in het actieve leven zijn terechtgekomen. Via hun werkgevers zullen ze ook onze toekomstige verzekerden zijn. Als zij de eersten zijn die profiteren van de vermindering van het aantal arbeidsongevallen, is dat ook voor ons gunstig. Wanneer de arbeidsongevallenverzekeraars zich voor jongeren, en zelfs voor zeer jonge jongeren interesseren, is dit bovendien ook omdat preventie vooral een kwestie van cultuur is. Op dit punt is er in België nog veel werk aan de winkel als we de situatie vergelijken met wat er in andere landen gebeurt. In ons land wordt preventie verkeerd gepercipieerd. Het heeft vaak te maken met een angstgevoel. In tegenstelling tot andere landen, als Nederland of de Verenigde Staten, waar de preventiecultuur goed is verankerd, worden de reflexen die de preventie op het werk moeten verzekeren in België vooral verworven bij de werkgever. Dat is zeer spijtig. De scholen leren dan wel een aantal preventieve houdingen aan in verband met de veiligheid op de weg, seksueel overdraagbare ziekten en een aantal andere zaken, maar er worden weinig initiatieven ondernomen om gevaarlijke situaties op het werk te vermijden. Wat ons aanmoedigt, is dat we vaststellen dat de jongeren niet alleen zichzelf kunnen veranderen, maar ook de mentaliteit binnen het bedrijf kunnen doen evolueren. We zien dit bijvoorbeeld heel duidelijk wanneer er sprake is van milieubescherming.
De campagne die al enkele jaren wordt gevoerd op verzoek en dankzij de steun van Assuralia is op zich atypisch, want het grote publiek lijkt zich op het eerste gezicht niet bijzonder te bekommeren om vragen in verband met de kwaliteit van het werk. Bovendien is de drijfveer achter een verandering doorgaans het gevoel dat deze dringend noodzakelijk is. In tegenstelling tot andere thema’s blijkt dat de maatschappij van tegenwoordig arbeidsongevallen eerder als iets banaals beschouwt. Wat is daar precies van aan? Het klopt dat er geen dringendheid bestaat. Niettemin is elk ongeval toch altijd een zware tegenslag en het is moeilijk te aanvaarden dat een werkgever niet alleen goederen en diensten produceert, maar ook voor ongevallen zorgt. We moeten echter al lang met dit idee leven. Om de mensen wakker te schudden, is er een schokeffect nodig, dat wordt teweeggebracht door een catastrofe waarbij er een aantal doden vallen. Daarvan getuigt ook de
>#
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
evolutie van de wetgeving inzake arbeidsongevallen. Het wetgevend kader werd altijd aangepast na zware ongevallen. De reglementering met betrekking tot de verhoogde risico’s, waarbij financiële boetes worden gegeven aan ondernemingen met een bijzonder hoog ongevallenpercentage in hun sector, is daarvan het laatste voorbeeld. We mogen echter niet wanhopen. Als we de arbeidsongevallenstatistieken in België bekijken over een periode van dertig jaar, zien we dat ze gemiddeld met 1,5 percent per jaar zijn gedaald. Dat is een opzienbarende vooruitgang.
Is het idee om een “preventiecultuur” in te voeren in een maatschappij waar het nemen van risico’s op prijs wordt gesteld en vaak symbool staat voor «dynamisme» (vooral in professionele milieus), niet een beetje tegenstrijdig, vooral bij een jong publiek dat constant op zoek is naar avontuur en sensatie? Het is niet de bedoeling om het risico uit te schakelen, maar wel om het onder controle te houden. Wij moeten leven met risico’s, maar mogen er het slachtoffer niet van worden. Het is terecht dat iemand wordt vergoed om risico’s te nemen. Dat betekent echter niet dat niet alles in het werk moet worden gesteld om ervoor zorgen dat die risico’s niet tot ongevallen leiden. Vaak worden het risico en de gevolgen ervan met elkaar verward. Het gaat er niet noodzakelijk om het risico uit te schakelen. Toen ik een tiener was, stonden er in mijn schoolagenda een aantal citaten met illustraties. Een daarvan herinner ik mij in het bijzonder. Het was een tekening waarop iemand was afgebeeld die een berg aan het beklimmen was en zijn commentaar was: “zonder risico’s kan men het leven niet aan”. In zekere zin is het verschrikkelijk om dat tegen jongeren te zeggen, maar is het is wel waar. We zullen trouwens nieuwe risico’s blijven nemen en onze grenzen blijven overschrijden omdat de samenleving op die manier evolueert. Dit betekent daarom echter niet dat we moeten aanvaarden dat de nieuwe risico’s tot ongevallen leiden.
Zelfs al werd er in de afgelopen jaren een aanzienlijke vooruitgang geboekt, toch lijkt het onderwijs duidelijk weinig open te staan voor een thema als veiligheid en gezondheid op het werk. Zou dit uiteindelijk niet zijn omdat de bedrijven die werkkrachten aanwerven niet heel veeleisend zijn op dit gebied? Men mag niet veralgemenen. Voor vele bedrijven is veiligheid een prioriteit. Sommige van die bedrijven zetten de veiligheid zelfs op de agenda van de vergaderingen van hun Raad van Bestuur, met andere woorden op het hoogste bestuursniveau van de onderneming. Niettemin wordt de veiligheid, net als heel wat andere balansposten, in de eerste plaats beschouwd als iets wat kosten met zich meebrengt. Daardoor wordt de veiligheid in talrijke bedrijven eerder als een noodzakelijk kwaad gezien dan als een succesfactor. Het is echter altijd een kwestie van een goed evenwicht. Indien er in het bedrijf alleen “veiligheidsmensen” zouden zijn, dan zou er geen business meer worden gedaan. De veiligheid moet een van de onderdelen van het systeem zijn, niets meer, maar ook niets minder. Ik hoop echter dat in de toekomst steeds meer bedrijven een grotere aandacht zullen schenken aan de veiligheid. We hebben hier eens te meer te maken met een cultureel
>$
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
probleem. We stellen namelijk vast dat de Belgische ondernemingen die niet internationaal actief zijn er spijtig genoeg het moeilijkst kunnen worden van overtuigd of het minst gemakkelijk aanvaarden om meer aandacht te besteden aan de veiligheid. Voor Amerikaanse ondernemingen, eigenlijk voor Angelsaksische ondernemingen in het algemeen of voor bedrijven uit Noord-Europa is de veiligheid een topprioriteit. Dit is verankerd in hun cultuur. Indien de Belgische werkgevers een preventieopleiding hadden gekregen, dan zou de veiligheid op het werk voor de bedrijfsleiders nu vanzelfsprekend zijn geweest. Wij zullen het probleem van de preventie van professionele risico’s in de komende jaren niet kunnen oplossen als we dit niet vanuit een culturele invalshoek aanpakken. De preventie, met andere woorden het beheren van risico’s, zou niet langer mogen worden gezien als een bijkomende dwangmaatregel, maar als een voorwaarde om vooruitgang te kunnen boeken.
Assuralia investeert in de jongeren; hoe zit het met de bedrijven, onder andere met de stageplaatsen die zij aanbieden, bijvoorbeeld? Een stageplaats aanbieden aan een jongere, betekent uiteraard dat het bedrijf hier veel energie moet insteken. Dit is nu minder aan de orde dan vroeger, want de bedrijven staan onder een zodanige druk om op korte termijn te presteren dat ze niet meer kunnen investeren in activiteiten die overduidelijk op de lange termijn gericht zijn. Opnieuw kunnen we hier echter niet veralgemenen. Sommige bedrijven zijn zeer grootmoedig. Op dit gebied zijn er een aantal zeer mooie projecten. De film-reportage “Van school naar werk” die Prevent naar aanleiding van onze campagne bij twee van die bedrijven heeft gemaakt, is daar een perfecte illustratie van. Het gaat om twee bedrijven die verankerd zijn in hun lokale gemeenschap. Dit betekent dat ze leven in de wereld die hen omringt. Rond de bedrijven zijn er scholen, opgroeiende jongeren, toekomstige werknemers en waarom niet … toekomstige klanten. Naast het feit dat er arbeidstechnieken worden aangeleerd, is de stage enerzijds een belangrijke opstap naar werk, maar anderzijds ook een uitgelezen mogelijkheid om te rekruteren. Wanneer de stage goed verloopt, zijn er alleen maar winnaars. Spijtig genoeg zijn er veel te weinig dergelijke projecten, zeker wanneer we het over systematische en langdurige initiatieven hebben. Elke ondernemer zou naast wat hij voor zichzelf, voor zijn klanten en voor zijn personeel doet, ook een inspanning moeten leveren voor de maatschappij. De voornaamste verantwoordelijkheid ligt natuurlijk wel bij de scholen en de politieke overheden. Indien de jongeren beter voorbereid zouden zijn, een betere basiskennis zouden hebben, zouden de ondernemingen ongetwijfeld minder afwijzend staan tegenover het idee om stagiairs onder hun vleugels te nemen. Bedrijven kunnen en willen de plaats van de scholen niet innemen. Ze kunnen leerlingen wel andere dingen bijbrengen, namelijk de gelegenheid om kennis die ze reeds heel degelijk hebben verworven in de praktijk te brengen in een andere context dan die welke een schoolomgeving kan bieden. Ervoor zorgen dat toekomstige volwassenen de arbeidswereld leren ontdekken, is een belangrijke opgave.
>%
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Welke concrete initiatieven zouden nog kunnen worden ondernomen om op dit gebied vooruitgang te boeken? Welke is de plaats van de verzekeringssector in deze initiatieven? Ik heb net aangehaald dat de bedrijven niet altijd enthousiast zijn om jongeren te onthalen. Dat is een maatschappelijk probleem, dat gemakkelijker zou kunnen worden aangepakt door de diverse activiteitensectoren. Op hun niveau kunnen ze projecten namelijk gemakkelijker ondersteunen. Assuralia heeft aangegeven dat ze interesse heeft voor deze thematiek indien dit zou gebeuren. De verzekeringssector zou dan meer invloed en meer middelen hebben om in maatschappelijke problemen te investeren. Wij zijn ook vragende partij om de preventiereflexen in arbeidssituaties beter te integreren in de onderwijsprogramma’s, alhoewel ik niet goed zie hoe lessen in preventie in die programma’s een plaats zouden kunnen krijgen. Wat wordt aangeleerd, hangt af van de houding van de leerkracht. Het is dus van essentieel belang dat in de lerarenopleiding rekening wordt gehouden met de veiligheid op het werk. Leerkrachten aan wie tegenwoordig preventietechnieken worden aangeleerd, zullen ongetwijfeld een heel aantal begrippen leren kennen. Ze zullen die technieken echter nooit aan hun leerlingen kunnen doorgeven op een even natuurlijke manier als wanneer ze zelf actief waren geweest in een omgeving met een cultuur waarin preventie verankerd is. Vanzelfsprekend spreken we hier over projecten op zeer lange termijn, want spijtig genoeg is het niet dringend. Het zal een werk voor de komende generaties zijn!
>&
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Deel I : Jongeren en welzijn op het werk 1. Jongeren en arbeidsomstandigheden In 2006 stelde Prevent een rapport op over de jonge werknemers in België. De studie concentreerde zich onder andere op de risico’s op het werk en de gevolgen daarvan. Risico’s op het werk Op het vlak van de fysieke belasting vormen repetitieve bewegingen het grootste risico voor de jonge werknemers (voor 50,2% van het totaal). Daarna volgen het werken in moeilijke of vermoeiende houdingen en het dragen van zware lasten. Bovendien stijgen deze risico’s voor deze leeftijdsgroep terwijl ze voor de gemiddelde beroepsbevolking ongeveer gelijk blijven. Bij de fysieke, chemische en biologische factoren scoort lawaai het hoogst. 37,5% van de jongeren is minstens 25% van de tijd aan lawaai blootgesteld. Op afstand volgen trillingen, werken in hoge temperaturen en het inademen van dampen, rook, stof of gevaarlijke stoffen zoals chemische producten, besmettelijke stoffen, enz. Jonge werknemers worden meer blootgesteld aan de bovenstaande risico’s, maar lijken ook meer de persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen en beter geïnformeerd te zijn over de risico’s op het werk. Bij de psychologische risico’s spant het hoge werkritme de kroon: ongeveer 60% van de jongeren haalt dit risico aan. Jongeren krijgen vaak hulp van collega’s, maar hebben weinig vrijheid in het kiezen van de volgorde van de taken, het werkrooster of het tijdstip van de pauzes. Ze werken ook vaker tegen een hoog tempo, terwijl hun werk minder gevarieerd en minder autonoom is dan dat van hun oudere collega’s. Anderzijds blijken ze minder werkdruk en minder problematische emotionele belasting door hun werk te ervaren. De overeenstemming tussen opleiding en werk is bij de jongeren onder de 25 jaar minder goed dan bij de oudere werknemers. Ze zijn ook vaker te hoog opgeleid voor het werk dat ze doen. Gevolgen van de blootstelling aan risico’s Jonge werknemers (15-24 jaar) hebben tweemaal zoveel kans op een ongeval met meer dan drie dagen arbeidsongeschiktheid dan andere werknemers. In de categorie 15-19 jaar is dat zelfs vier maal meer. Ongeveer 1 jonge werknemer op 20 krijgt op jaarbasis te maken met een ongeval met meer dan drie dagen arbeidsongeschiktheid. Ongeveer 20% van het totale aantal slachtoffers van ongevallen zijn jongeren. Bij de dodelijke arbeidsongevallen vertegenwoordigen zij iets meer dan 10% van het totaal (6% in 2003).
>'
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
De sectoren met het hoogste aantal arbeidsongevallen bij jongeren zijn industrie, bouw en groot- en kleinhandel. Bij de uitzendkrachten onder de 18 jaar komen veel minder ongevallen voor dan zes jaar geleden. Dat wordt onder meer verklaard door de vele acties voor de bewustmaking van werkstudenten en door de naleving van de reglementering inzake verboden werkzaamheden voor werkstudenten. Hieruit blijkt dat gerichte en volgehouden acties effectief vruchten afwerpen. Het aandeel van de jongeren in de beroepsziekten is verwaarloosbaar. Aangezien beroepsziekten vaak het resultaat zijn van een langdurige blootstelling, is dat geen verrassing. De meest courante beroepsziekten bij jongeren zijn huidziekten. Ziekteverzuim, veroorzaakt door ziekte of door een arbeidsongeval, komt vaker voor bij jongeren. Jonge werknemers zijn echter minder lang afwezig dan oudere collega’s. De meest gerapporteerde gezondheidsklachten zijn hoofdpijn, nek- of schouderpijn, en rugpijn. Bijna de helft van de jongeren meldt deze problemen. Velen maken ook gewag van alle soorten slaapproblemen. De helft van de jongeren tussen 15 en 24 jaar vindt dat het werk een invloed heeft op de algemene gezondheid. Over het algemeen zijn de jonge werknemers tevreden over hun werk. Op vlak van verkeersveiligheid zien we dat jongere bestuurders duidelijk een hoger risico hebben dan oudere chauffeurs. De combinatie van leeftijdsgebonden en ervaringsgebonden factoren kan verklaren waarom jonge bestuurders meer ongevallen hebben.
>
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
2. Veiligheid op het werk: Wat weten de jongeren, wat denken de bedrijven ? In het kader van een project “Van school naar werk” rond veiligheid en gezondheid van jongeren op de werkplek organiseerde het veiligheidsinstituut Prevent, in opdracht van Assuralia, twee enquêtes: een bij leerlingen en studenten en een bij bedrijven. In dit artikel maken we de balans op van de voornaamste resultaten van beide enquêtes. Twee enquêtes De eerste enquête werd uitgevoerd bij leerlingen van het secundair en studenten van het hoger onderwijs die al over werkervaring beschikten na een stage of een studentenbaan. De onderzoekers wilden nagaan hoe leerlingen en studenten de problemen in verband met veiligheid en gezondheid op het werk percipiëren. De tweede enquête richtte zich tot bedrijven die in de afgelopen vijf jaar jonge afgestudeerden of stagiairs hadden aangeworven. Het was de bedoeling om te onderzoeken hoe de bedrijven de kennis en de ontvankelijkheid van jongeren voor preventieboodschappen beoordelen. Eerste enquête: «Jongeren: veilig en gezond op het werk?» De eerste enquête werd uitgevoerd tussen december 2008 en juni 2009. In totaal namen 2.630 jongeren deel, voornamelijk leerlingen van het secundair onderwijs van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. De respondenten waren tussen 16 en 18 jaar oud. Meer dan 40% volgde een richting in het beroepsonderwijs. De persoonlijke ervaring Ongeveer 70% van de jongeren uit het beroepsonderwijs kennen in hun onmiddellijke omgeving een persoon die het slachtoffer is geweest van een ongeval op het werk of een gezondheidsprobleem in verband met het werk. Dit cijfer bedraagt 67% voor de leerlingen van het technisch onderwijs en bijna 50% voor de leerlingen van het algemeen onderwijs. Van de leerlingen van het beroepsonderwijs zegt het grootste percentage (bijna 40%) dat het tijdens een stage of vakantiewerk aan risico’s blootgesteld geweest is. In het technisch onderwijs verklaart nog altijd meer dan 30% een dergelijke situatie te hebben meegemaakt. Voor de leerlingen uit het algemeen onderwijs bedraagt dit slechts 15%. Een grote meerderheid van de leerlingen verklaart dat ze nooit het slachtoffer geweest is van een arbeidsongeval of gezondheidsproblemen tijdens een werkervaring (82%). Op dat punt bestaat er geen noemenswaardig verschil tussen de diverse studierichtingen. Eventuele klachten hebben meestal betrekking op rugpijn, breuken en snijwonden.
>
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Kennis van de risico’s Op de vraag of ze in staat zijn om onveilige situaties te herkennen, zeggen iets meer dan de helft van de jongeren dat ze dat zeer zeker kunnen. De leerlingen uit het beroepsonderwijs zijn iets talrijker om aan te geven dat ze ertoe in staat zijn, maar de procentuele verschillen tussen diverse studierichtingen blijven klein (zie grafiek 1).
Grafiek 1: Vermogen om risicosituaties te herkennen
Ja Neen
Algemeen vormend onderwijs
Technisch onderwijs
Beroepsonderwijs
Totaal
Van de leerlingen die verklaren dat ze onveilige situaties kunnen herkennen, geeft 22% niet aan hoe ze dit vermogen hebben verworven (zie grafiek 2). Daarnaast verwijst amper 11% duidelijk naar de lessen die ze hebben gevolgd. Iets meer dan 19% van de leerlingen geeft aan dat ze dit vermogen hebben verworven dankzij ervaringen in de praktijk. De meerderheid van de leerlingen die hun antwoord nader toelichten, vermeldt gewoon dat ze vertrouwen hebben in hun eigen kennen en kunnen (ongeveer 60% van degenen die hun antwoord toelichten).
>
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Grafiek 2: Hoe identificeren de leerlingen gevaarlijke situaties?
Geen uitleg Opleiding Vertrouwen in eigen capaciteiten Praktijkervaring
Informatie Van de jongeren die stage hebben gelopen in een bedrijf verklaart 77% dat ze tijdens de stage informatie over veiligheid en gezondheid op de werkplek hebben gekregen. Meestal werd de informatie mondeling meegedeeld. De jongeren werden op de hoogte gebracht door de werkgever, de stagementor in het bedrijf, de stagebegeleider van de school en in mindere mate ook door de collega’s. Tweede enquête: “Bedrijven en jonge werknemers” De tweede enquête die Prevent heeft uitgevoerd, richtte zich tot de bedrijven. Het was de bedoeling om te onderzoeken hoe zij de kennis en de houding van de jonge werknemers op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk beoordelen. In totaal beantwoordden 288 bedrijven de vragenlijst. De analyse had betrekking op jongeren van minder dan 25 jaar, zowel studenten als jonge afgestudeerden met weinig ervaring. Nagenoeg 20% van de bedrijven die aan de enquête deelnamen, waren industriële bedrijven. Ook de sectoren van de bouwnijverheid en de openbare diensten waren goed vertegenwoordigd, met een aandeel van respectievelijk 11% en 10%. In de grote meerderheid van de gevallen betrof het grote ondernemingen (66% telde meer dan 100 werknemers). Evaluatie van de kennis van de jonge werknemers Globaal is 66% van de bedrijven van mening dat de kennis van de jonge werknemers vrij beperkt is. Bijna 10% van de bedrijven vindt dat de kennis volstaat, terwijl iets meer dan 12% meent dat de jongeren over geen enkele kennis met betrekking tot veiligheid op het werk beschikken.
>!
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Wanneer we de resultaten bekijken volgens de studierichting die de jongeren hebben gevolgd, toont de enquête aan dat de werknemers uit het beroepsonderwijs de laagste goede scores behalen, gevolgd door de afgestudeerden van het technisch onderwijs. Uiteraard worden aan hen de hoogste eisen gesteld, omdat ze vaak de gevaarlijkste taken uitoefenen. Toch benadrukt 30% van de bedrijven dat de jongeren soms spontaan zelf op gevaren wijzen en dat de jonge werknemers zich soms op eigen initiatief informeren over welke preventiemaatregelen ze kunnen nemen. Verder is 68% van de bedrijven van oordeel dat de jongeren een min of meer grote belangstelling tonen voor de informatie of de opleidingen in verband met veiligheid op het werk. Iets minder dan 20% vindt dan weer dat dit helemaal niet het geval is. Attitudes Meer dan 60% van de bedrijven geeft aan dat ze al risicogedragingen hebben vastgesteld bij hun jonge werknemers. Meer algemeen is de helft van de bedrijven van oordeel dat de jongeren zich minder bewust zijn van de risico’s dan de andere werknemers (zie grafiek 3). Toch meent één vierde van de respondenten dat jongeren zich minstens even goed bewust zijn van de risico’s als de andere werknemers van het bedrijf. Veel respondenten zijn van mening dat jongeren denken dat er hen niets kan overkomen omdat ze over minder ervaring beschikken en te veel vertrouwen hebben in hun eigen mogelijkheden. Anderen merken dan weer op dat ze na een «onthaal met veiligheidsinformatie» meer geneigd zijn om de nieuw opgedane kennis in de praktijk om te zetten. Ze zijn nieuwsgieriger en ‘flexibeler’ wanneer ze nieuwe instructies krijgen.
Grafiek 3: Perceptie van risico’s: Vergelijking met de andere werknemers (in percentages)
Meer bewust van de gevaren en risico’s Minder bewust van de gevaren en risico’s Even bewust van de gevaren en risico’s als de andere werknemers Geen antwoord
>"
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Opleiding en sensibilisering Een zeer grote meerderheid van de bedrijven (80%) haalt aan dat de aanvankelijke opleiding onvoldoende garanties biedt om de jongeren bewust te maken van de risico’s op de werkplek en de preventie ervan. Slechts weinig respondenten erkennen de noodzaak om vanaf zeer jonge leeftijd met veiligheidseducatie en bewustmaking te beginnen (slechts 27% is van oordeel dat het lager onderwijs hierin een rol kan spelen). Een relatief klein percentage denkt dat het aanleren van dergelijke zaken in sommige studierichtingen of -niveaus deel zou moeten uitmaken van het leerplan. Slechts een derde van de respondenten vindt dat de rol van de ouders in dit verband belangrijk is. De meeste bedrijven erkennen dat ze op dit punt eveneens een rol te vervullen hebben (Zee grafiek 4) . Toch vermeldt slechts iets meer dan de helft (54% van de bedrijven) duidelijk dat ze een analyse hebben gemaakt van de risico’s waaraan hun jonge werknemers zijn blootgesteld, dat ze indien nodig, maatregelen hebben genomen en de betrokken personen op de hoogte hebben gebracht. Wat het onthaal van stagiairs betreft, heeft slechts 40% van de bedrijven een risicoanalyse uitgevoerd.
rs de Ou
rs
Pr ev en
tie
ad
vis
eu
kg ev er s
ge s Ho
W er
en ch ol
ns t Ku
ps Be ro e
h isc hn Te c
ee n ge m Al
Ba sis
Grafiek 4: Beoordeling van de rol van de verschillende actoren in de opleiding en bewustmaking van de jongeren (in percentages)
>#
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Deel II : Jongeren, onderwijs en preventie 1. Waarom «veiligheid en gezondheid integreren» in het schooltraject ? 1.1. Inleiding Wat bedoelt men precies met “veiligheid en gezondheid integreren»? Men wil de principes van het risicobeheer en de “veiligheid- en gezondheidsfilosofie” integraal deel laten uitmaken van de manier waarop beslissingen – op alle niveaus – op de werkplaats worden genomen, met de bedoeling de veiligheid en gezondheid op het werk voor iedereen te waarborgen. Men kan deze doelstelling gemakkelijker realiseren als werknemers en werkgevers de werkvloer betreden met een goede kennis van veiligheid en gezondheid en een cultuur van “risicopreventie”. Het bewustzijn van gevaren, preventiemaatregelen en aangewezen gedrag om de veiligheid en gezondheid te verzekeren, of het nu privé of professionele situaties betreft, vormt een bagage waarover elk individu zou moeten beschikken. Zoals in vele andere domeinen, is de school de plek bij uitstek om volwassenen op te leiden die zich verantwoordelijk opstellen voor hun veiligheid en gezondheid en deze van collega’s op het werk. Tot op de dag van vandaag beëindigen te veel jongeren hun schoolparcours zonder voldoende kennis van de eisen die het professionele leven stelt. Alle opleidingsprogramma’s, en dus niet enkel de beroepsopleidingen, moeten rekening houden met de realiteit op het werk. Dit is des te belangrijker in een tijd waarin het werk snel evolueert. Nieuwe vormen van arbeidsorganisatie, nieuwe technologieën en nieuwe contractuele banden dragen bij tot het ontstaan van steeds meer complexe arbeidsomstandigheden, die allemaal een impact hebben op de risicobeheersing. Anderzijds blijkt uit enquêtes dat jongeren weinig gevoelig zijn voor deze thematiek. Zo toont de jongste peiling van de Stichting tot Verbetering van de Levens- en Arbeidsomstandigheden over de arbeidsomstandigheden in Europa dat slechts 23,8% van de Europese werknemers onder 24 jaar vinden dat het werk hun veiligheid of gezondheid kan beïnvloeden. Het percentage voor de jonge Belgen is vergelijkbaar met het Europese gemiddelde (23,7%) (1). Toch is deze leeftijdsgroep statistisch het meest betrokken bij arbeidsongevallen. In 2008 bedroeg de ongevallenratio (dit wil zeggen het aantal ongevallen per 1000 voltijdse werknemers) voor jongeren uit de leeftijdsgroep tussen 15-19 jaar 208, terwijl het gemiddelde voor alle leeftijden samen op 73 lag(2).
(1) Fourth European working conditions survey, European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions, 2007, 134 p. (2) Gegevens van het Fonds voor Arbeidsongevallen
>$
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
1.2 Jongeren: een publiek dat zich weinig aangesproken voelt 1.2.1 Intrinsieke risicofactoren Intrinsieke risicofactoren hebben te maken met de jonge werknemer zelf, die begint te werken op een moment dat hij in volle (fysieke, psychische en sociale) ontwikkeling is en nog over weinig ervaring beschikt. Deze factoren zijn onder meer: - typische persoonlijkheidskenmerken van jongeren, die gevolgen kunnen hebben voor hun veiligheid en gezondheid; - een gevoel van relatieve onkwetsbaarheid: men voelt zich onkwetsbaar en denkt dat een ongeval alleen anderen kan overkomen (ook wel het ‘superman’-complex genoemd); - angst om vragen te stellen of werk te weigeren, uit gebrek aan zelfvertrouwen of assertiviteit, uit angst om ontslagen te worden, om superieuren tevreden te stellen en een goede indruk te maken, om zichzelf te bewijzen, om erbij te horen en als volwassene behandeld te worden; - sneller willen werken om mee te kunnen met en niet te moeten onderdoen voor de ervaren werknemers (ook het gevolg van groepsdruk); - het geloof dat men niet gevraagd zou worden iets te doen als het echt gevaarlijk zou zijn; - imitatie van onveilig gedrag van collega’s; - een gebrek aan voldoende sociale vaardigheden om met superieuren goed over welzijnskwesties te kunnen communiceren; - een meer kwetsbaar gestel, omdat de organen, de spieren, pezen en botten snel groeien; - eventueel gebruik van drugs of alcohol op het werk.
1.2.2 Extrinsieke risicofactoren Extrinsieke risicofactoren hebben betrekking op de kenmerken van het werk en de werkplaats. Ze zijn dus veelal het gevolg van het onvermogen van de werkgever om zijn jonge werknemers voldoende gezonde en veilige arbeidsomstandigheden te verzekeren. Het kan bijvoorbeeld gaan over: - specifieke aspecten van het werk (tijdelijk werk, nachtwerk...); - bijzondere kenmerken van de branche en het beroep; - arbeidsomstandigheden (zoals fysieke of andere gevaren, werkdruk, gebrek aan orde en netheid); - taken of uitrustingen die fysiek niet aangepast zijn aan jonge mensen (antropometrie); - een gebrek aan informatie en opleiding; - een gebrek aan toezicht; - een gebrek aan leiderschap en cultuur m.b.t. welzijn op het werk; - het ontbreken van een welzijnsbeleid (geen opleidingsprogramma, geen procedures, etc.).
Om jongeren beter in het leerproces te begeleiden, moeten we dus begrijpen wat hen stimuleert, beïnvloedt, en zelfs beperkt.
>%
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Tabel 1: Persoonlijkheidskenmerken als risicofactoren voor arbeidsongevallen bij jonge werknemers De persoonlijkheidskenmerken van jongeren kunnen intrinsieke risicofactoren vormen. De onderstaande tabel geeft een overzicht van deze kenmerken.
Persoonlijkheidskenmerk
Beschrijving
Kan leiden tot...
Zoeken van sensatie
Nood aan gevarieerde, nieuwe en complexe gewaarwordingen en ervaringen; gaat gepaard met de neiging om fysieke en sociale risico’s te nemen
Nemen van risico’s en negeren van veiligheids- en gezondheidsvoorschriften
Negatieve affectiviteit
Subjectieve neiging om onrust en ontevredenheid te voelen; gaat gepaard met een gebrek aan emotionele stabiliteit
Gebrek aan aandacht en meer kans op verstrooidheid
Opstandigheid
Frustratie en verzet wanneer men geconfronteerd wordt met regels, zijn gedrag niet vrij kan bepalen of geen beslissingen mag nemen
Bewust negeren van veiligheids- en gezondheidsvoorschriften
Impulsiviteit
Neiging om zaken zo snel mogelijk af te handelen en snel op te treden zonder na te denken over de mogelijke gevolgen
Zich haasten om een taak te vervullen zonder de veiligheidsprocedures in acht te nemen
Bron: Breslin et al., Systematic review of risk factor for work injury among youth, Institute for work and health, Toronto, Canada, 2005
1.2.3 Gebrek aan ervaring Een van de kenmerken van jongeren is hun gebrek aan ervaring. Studies stellen een sterk omgekeerd verband vast tussen incidentiegraad en anciënniteit - los van factoren als leeftijd, geslacht, sector of beroep. De kans op een ongeval daalt dus naarmate men meer ervaring heeft in een bepaald werk, ongeacht de leeftijd. Werknemers zouden in hun eerste maand vier keer meer kans hebben op een arbeidsongeval dan werknemers die al meer dan een jaar een bepaald werk uitoefenen. Deze bevindingen zijn belangrijk in het licht van de veranderingen op de arbeidsmarkt. Belgische jongeren werken namelijk steeds meer met flexibele arbeidscontracten (tijdelijk werk, uitzendwerk, vakantiewerk). Ze doen dit meer dan de gemiddelde beroepsbevolking. Dit impliceert dat jonge werknemers vaker van werk veranderen, een gegeven werk minder lang uitvoeren en dus een risicogroep vormen. De flexibiliteit van het werk kan dus nadelige gevolgen hebben voor het welzijn van (jonge) werknemers. Anderzijds passen jongeren zich even snel aan nieuwe taken aan als oudere werknemers: in alle leeftijdscategorieën daalt de incidentiegraad naarmate men aan ervaring wint. Dit
>&
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
verzwakt de hypothese dat intrinsieke factoren een allesbepalende rol zouden spelen in het hogere ongevalrisico van jonge werknemers. Als die hypothese zou kloppen, zouden jongeren altijd een hogere incidentiegraad hebben, ook wanneer ze een mate van ervaring bezitten. Volgens de studies is dat niet het geval. 1.2.4 Extrinsiek versus intrinsiek Men kan zich dus afvragen of er bewijzen bestaan voor een onafhankelijk verband tussen arbeidsongevallen en bepaalde (intrinsieke en extrinsieke) risicofactoren. Op basis van de resultaten van een reeks studies(4) merkt Breslin op dat de aan de functie en aan de werkplaats gebonden factoren finaal een grotere rol spelen dan de intrinsieke risicofactoren. De onderzoekers hebben meer bewijzen aan het licht gebracht voor de stelling dat de ongevalrisico’s verband houden met de werkdruk en de gevaren op de werkplaats. De belangrijkste resultaten van deze studie worden weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 2: Invloedsfactoren op het ongevalrisico : wetenschappelijk bewijs van een verband Risicofactoren Demografische en individuele factoren Geslacht Leeftijd Anciënniteit Minderheidsgroep Persoonlijkheid Drug- of alcoholgebruik op het werk Aan de functie en de werkplaats gebonden factoren Branche Gevaren verbonden aan het beroep/ werk Werklast Werkuren Supervisiemogelijkheden Veiligheids- en gezondheidsopleiding
Mate van bewijs van een onafhankelijk verband met het ongevalrisico bij jonge werknemers
Voldoende bewijzen van het ontbreken van een verband Voldoende bewijzen van het ontbreken van een verband bij adolescenten Onvoldoende bewijzen Eerste (voorlopige) bewijzen Voldoende bewijzen van het ontbreken van een verband Onvoldoende bewijzen
Voldoende bewijzen van een verband, maar variabele resultaten voor de industrieën/sectoren met hoog risico Voldoende bewijzen van het bestaan van een verband Voldoende bewijzen van het bestaan van een verband Voldoende bewijzen van het ontbreken van een verband Onvoldoende bewijzen Onvoldoende bewijzen
Bron: Breslin et al., Systematic review of risk factor for work injury among youth, Institute for work and health, Toronto, Canada, 2005 (4) Breslin et al., Systematic review of risk factor for work injury among youth, Institute for Work and Health, Toronto, Canada, 2005
>'
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
De beheersing van de risicofactoren en dus de preventie van negatieve gezondheidsgevolgen bij jonge werknemers, begint op het beleidsniveau. Zowel op het niveau van de algemene arbeidsreglementering als op dat van de specifieke wet- en regelgeving voor jongeren, kan men de veiligheid en gezondheid van jonge werknemers op twee manieren beschermen. Aan de ene kant moet de integratie van het welzijn op het werk in het onderwijs verbeterd en bevorderd worden. Door de welzijnsaspecten integraal te laten deel uitmaken van het leerplan (ook wel ‘mainstreaming’ genoemd), kan men jongeren een preventiecultuur bijbrengen. Anderzijds moeten de ondernemingen en organisaties een ernstig welzijnsbeleid voeren, met voldoende aandacht voor de bijzondere situatie van de jonge werknemers.
1.3 Veiligheid en gezondheid in het leerplan Men neemt tal van initiatieven voor de bevordering van de gezondheid, maar de scholen beschouwen de veiligheid niet altijd als een gezondheidsthema. Veiligheid wordt vaker als een technische materie dan als een gezondheidsattitude gezien. In de Franse Gemeenschap maakt de veiligheid geen deel uit van de “socles de compétences” (basiscompetenties) of beperkt ze zich in bepaalde disciplines, zoals «opvoeding door technologie», tot de naleving van veiligheids- en hygiëneregels binnen bijvoorbeeld de competentie « behendigheid «. Deze benadering van veiligheid en gezondheid is onvolledig en verouderd. Enerzijds is veilig werken eerst en vooral het kunnen herkennen en analyseren van een probleem, zodat men de beste werkmethode kan kiezen. De complexiteit van de realiteit van het werk en de “nieuwe” verplichtingen leiden tot de invoering van werkprocedures die meer vatbaar zijn voor verandering. De systematische verwijzing naar vooraf gedefinieerde normen blijft dus wel bestaan, maar verliest aan belang. De werkwereld hecht alsmaar meer belang aan het assimileren en begrijpen van nieuwe informatie en richtlijnen, om ze beter toe te passen en om deel te nemen aan een proces dat ze verbetert. Anderzijds zijn veiligheid en gezondheid niet alleen een technische aangelegenheid. In ruimere zin zijn ze ook een kwestie van attitude. In de Vlaamse Gemeenschap is de veiligheid opgenomen in de “eindtermen” en “ontwikkelingsdoelen”. Meer bepaald gaat het om “risico’s herkennen, het verschil tussen gezond en gewond zijn herkennen en eerste zorgen toedienen”. Deze competenties maken ook deel uit van de gezondheidsopvoeding, maar dan vooral voor de verkeersveiligheid. Verkeersveiligheid en veiligheid thuis vormen ook een hoofdstuk van het leerplan voor de basisschool in het confessionele vrije onderwijs van de Franse Gemeenschap. Deze eerste stappen zijn het belangrijkste, omdat ze aan de basisattitudes werken. Toch moeten deze initiatieven gesystematiseerd worden, zodat geen enkel kind uitgesloten wordt. Recent heeft de Vlaamse Gemeenschap de compententies, de kennis en de vaardigheden geactualiseerd die aan het einde van de secundaire cyclus (VOET, vakoverschrijdende eindtermen) verworven moeten zijn. Fysieke en mentale gezondheid en veiligheid zijn in dit nieuwe kader pijlers waaraan concrete initiatieven kunnen worden gekoppeld en samenwerkingsverbanden met actoren uit het werkveld aangegaan.
>
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
1.4 De integratie formaliseren Uiteraard bestaan er al tal van initiatieven voor de integratie van veiligheids- en gezondheidsaspecten in de scholen: veiligheidsreglement in schoollaboratoria, VCA-opleiding in het beroepsonderwijs, samenwerking tussen scholen en competentiecentra, integratie van deze dimensie in de opleiding van de directie van onderwijsinstellingen, bijscholing van leerkrachten... Veel van deze initiatieven hebben een vrijwillig karakter. Ze vloeien voort uit het engagement van een leerkracht, een schooldirecteur, het initiatief van een inrichtende macht of een plaatselijke preventieadviseur… Bovendien verschillen de situaties en ervaringen buitengewoon sterk van school tot school. Men heeft speciale instrumenten ontworpen om de principes van veiligheid en gezondheid aan te leren, maar de beschikbare informatie moet worden samengebracht om de kwaliteit en de algemene impact van deze instrumenten te evalueren en analyseren. Het is belangrijk te noteren dat men veiligheid en gezondheid niet noodzakelijk in een specifieke cursus moet behandelen, maar dat men de juiste invalshoek voor deze problematiek moet vinden. Men kan deze aspecten dan in andere leerstof opnemen (bijvoorbeeld in de keuze van de teksten voor een taalvak). De integratie van veiligheid en gezondheid in het curriculum veronderstelt dus: - verplichte of vrijwillige maar altijd geformaliseerde eisen; - ofwel duidelijke aanbevelingen of op zijn minst, richtlijnen en aangepaste leermiddelen.
1.5 Informatie alleen volstaat niet Er bestaan al een heleboel informatiebronnen en pedagogische hulpmiddelen. Maar de interessantste middelen en hulpbronnen zijn degene die specifiek aan een leerplan of aan een pedagogisch project gekoppeld zijn. Het volstaat bovendien niet dat men informatiemiddelen bezit, want men moet ook gevoelig worden gemaakt voor de behandelde thema’s en erop voorbereid zijn. Daarom is het essentieel dat de leerkrachten zelf voldoende bekwaam en autonoom zijn om de middelen die het best bij hun onderwijs passen nuttig te gebruiken of beter te ontwikkelen. Men moet dus eerst en vooral de leerkrachten bewust maken en hen de basisbeginselen van de preventie bijbrengen. Als dat niet gebeurt, is het risico groot dat zij het onderwerp links laten liggen omdat zij er niet voldoende vertrouwd mee zijn. Alle leerkrachten, ongeacht het schoolniveau van hun leerlingen of het vak dat zij onderwijzen, moeten deze voorbereiding ontvangen. Om veiligheid en gezondheid op het werk in het curriculum te introduceren, moet men de werkwereld en haar evoluties kennen. Het denkwerk moet daarom vertrekken van een uitwisseling van informatie tussen de onderwijswereld en de autoriteiten die bevoegd zijn voor het welzijn op het werk.
>
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
1.6 Geïntegreerde competenties Een goede benadering streeft niet noodzakelijk naar een grondige kennis van de veiligheidsregels op het werk, maar veeleer naar het verwerven van algemene (persoonlijke, sociale en burgerlijke) competenties, die bovendien in een groot aantal domeinen van toepassing zijn. Zoals: - de noodzaak van regels begrijpen; - participeren aan de verbetering van de regels, of meer algemeen aan een besluitvormingsproces; - omgaan met sociale en morele dilemma’s; - met kennis van zaken verantwoordelijkheid opnemen (risico’s voor de veiligheid en gezondheid); - hulp en advies vragen wanneer men niet over voldoende kennis beschikt; - omgaan met stereotiepen en druk; - risico’s herkennen, situaties analyseren en de veiligste oplossingen kiezen. Bepaalde elementen van loopbaangebonden leren, zijn ook nuttig voor de veiligheids- en gezondheidsattitude. Zo zijn het vermogen om met mensen met uiteenlopende rollen en vaardigheden te praten en het vermogen om de eigen vaardigheden of prestaties te beoordelen of na te denken over manieren om ze te ontwikkelen, noodzakelijke eigenschappen om de eigen veiligheid en die van anderen te verbeteren. Uiteraard moet bepaalde kennis specifiek gericht zijn op veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Dat geldt vooral voor het vermogen om gevaren te herkennen, een risico te identificeren en te evalueren, of de stappen van de risicobeheersing te kennen en uit te leggen.
1.7 Succesfactoren Drie benaderingen Een rapport van het Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk(5) onderscheidt drie mogelijke benaderingen voor de integratie van veiligheid en gezondheid in het onderwijs: - De holistische benadering Ze vertrekt van een algemeen begrip van veiligheid en gezondheid dat rekening houdt met fysiek, mentaal en sociaal welzijn. De initiatieven die voor deze benadering kiezen, leggen de nadruk op een totaalbeeld van het onderwijssysteem, naar het model van de National Healthy School Standard. Dit Engelse programma accrediteert samenwerkingsverbanden in het domein van gezondheid en onderwijs. - De benadering vanuit het leerplan Hier worden de aspecten van veiligheid en gezondheid opgenomen in het leerplan, maar niet in de vorm van een specifiek vak. Veiligheid en gezondheid worden geïntegreerd als vakoverschrijdende onderwerpen op alle onderwijsniveaus en in verschillende vakgebieden zoals talen en literatuur. (5) Mainstreaming occupational safety and health into education - Good practices in school and vocational education, EuropeanAgency for Safety and Health at Work, 2009.
>
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
De Italiaanse «voorbeelden van goede praktijken in het lager onderwijs» hebben het mogelijk gemaakt om op nationaal niveau didactische hulpmiddelen te ontwikkelen en te verspreiden, wat heeft bijgedragen tot de bevordering van een echte preventiecultuur. - De benadering vanuit de werkplaats Ze richt zich op de overgang van school naar werk en wil de leerling of student vertrouwd maken met de realiteit van de werkplaats. De aanhangers van dit systeem wijzen op de risico’s waarmee de studenten in hun latere beroepsleven geconfronteerd zullen worden. In het kader van het Belgisch project “Leerlingen maken machines veilig” werkten leerlingen van een technische school in Geel bijvoorbeeld samen met een regionaal bedrijf om nietconforme draaibanken veilig te maken.
Een integratiemodel Uiteraard beslissen de scholen niet op eigen houtje wat en hoe men leerlingen onderwijst over veiligheid en welzijn op het werk. Wat zegt de nationale wetgeving? Bestaan er regionale initiatieven rond het thema? Heeft de school een directe band met de werkplaats? Verschillende externe en interne invloeden beïnvloeden de integratie. Op basis van praktijkvoorbeelden heeft het Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk het volgende schema opgesteld (zie grafiek).
> !
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Grafiek 5: Model voor de integratie van veiligheid en gezondheid op het werk in het onderwijs Veiligheid en gezondheid op nationaal niveau en onderwijsbeleid
Veiligheid en gezondheid in Europa en initiatieven inzake onderwijs
PREVENTIECULTUUR 1. Juridisch kader/normen 8. Evaluatie/ reactie
2. Participatie van alle actoren
7. Directe relatie met de werkomgeving
3. Veiligheid en gezondheid als onderdeel van levenslange opleiding
6. Interactieve en flexibele leermethodes
4. Gezonde en veilige leeren werkomgeving
5. Train de trainers
Veiligheid en gezondheid op lokaal niveau en initiatieven inzake onderwijs
Veiligheid en gezondheid op regionaal niveau en initiatieven inzake onderwijs
Bron: Mainstreaming occupational safety and health into education - Good practices in school and vocational education, European Agency for Safety and Health at Work, 2009.
Tips voor een geslaagde integratie: - Vertrek van een brede interpretatie van veiligheid en welzijn op het werk, waarin ook fysiek en mentaal welzijn aan bod komen; - Leg een direct verband met de werkplaats of met het dagelijkse leven (door middel van praktijkvoorbeelden uit beroepen die kinderen kennen en inspireren, bijvoorbeeld de bouwsector); - Zorg voor een specifieke opleiding voor de leerkrachten; - Geef de voorkeur aan interactieve methoden; - Ontwikkel gebruiksvriendelijke didactische hulpmiddelen die afgestemd zijn op de leeftijd van de leerlingen; - Stimuleer de leerlingen om ook na te denken over veiligheid en gezondheid buiten de school, bijvoorbeeld door middel van huiswerk; - Gebruik massamedia zoals internet, televisie, …
> "
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Idealiter zou de opname van veiligheid en gezondheid op het werk in het onderwijs deel moeten uitmaken van de nationale strategie voor welzijn op het werk. De onderwijsautoriteiten zouden moeten samenwerken met de autoriteiten die bevoegd zijn voor de veiligheid op het werk. Op een lager niveau kunnen de doelstellingen het best bereikt worden door een samenwerking tussen de veiligheids- en gezondheidsexperten en de onderwijswereld. Er bestaan verschillende manieren om veiligheid en gezondheid – verplicht of vrijwillig – in het curriculum te integreren, op alle niveaus en in alle richtingen. Het onderwijs over veiligheid en gezondheid begint best zo vroeg mogelijk. Het aanleren van de veiligheid moet als een levensbelangrijke competentie worden beschouwd. Dit is niet alleen het werk van de school. Daarom is het ook erg belangrijk dat men er zoveel mogelijk actoren bij betrekt en dat men vormen van samenwerking schept om ervaringen uit te wisselen en de continuïteit van het discours in diverse omgevingen te verzekeren.
1.8 Een taak voor iedereen De ouders en de familie De verantwoordelijkheid voor de opvoeding ligt op de eerste plaats bij de ouders. Vele jaren lang kiest het kind zijn ouders als model, waardoor zij zich voorbeeldig moeten gedragen. Het is ook aangetoond dat de voorstellingen over en de attitudes en houding van jongeren tegenover het werk beïnvloed worden door de ervaring en het gedrag van hun ouders. De school De school is meer dan een eenvoudig instrument dat gezondheidsonderwijs kan verstrekken door modelgedrag bij te brengen. Ze voegt een educatieve dimensie toe om jongeren op te voeden tot verantwoordelijke personen. De veiligheidsopvoeding moet de jongeren een veilig gedrag aanleren dat zij ook in andere situaties kunnen aanwenden. Veilig gedrag is: - Oplettend en waakzaam zijn in vertrouwde of onbekende situaties; - Risico’s waarnemen en identificeren; - De beslissing, de attitude, de handelswijze kiezen die het risico uitschakelt; - Informatie zoeken wanneer men niet over de noodzakelijke elementen beschikt om de juiste beslissing of attitude te kiezen.
Het identificeren van situaties en factoren die de eigen veiligheid en gezondheid of die van anderen kunnen bedreigen, is dus een basisvaardigheid. Deze vaardigheid omvat het beschrijven, verklaren en aantonen van een risicosituatie, maar ook het begrijpen en toepassen van regels.
> #
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Het bedrijf Net zoals de persoonlijkheid van een jong kind door zijn eerste levenservaringen wordt gevormd, zal zijn attitude op de werkvloer beïnvloed worden door zijn eerste werkervaringen. Deze eerste ervaringen zijn des te belangrijker omdat jongeren ze beleven op een leeftijd waarop ze nog “beïnvloedbaar” zijn. Bovendien mag men niet vergeten dat taken die voor een volwassene als «ongeschoold» worden beschouwd, dat voor een adolescent of een jonge volwassene niet noodzakelijk zijn. De opvang en de begeleiding die de jongere tijdens zijn eerste stappen in de bedrijfswereld krijgt, spelen dus een cruciale rol in het aanleren van veilig en gezond gedrag. Studies toonden aan dat jongeren in een veilige omgeving veel ontvankelijker zijn voor preventieboodschappen en meer geneigd zijn veiligheidsvoorschriften te respecteren. De plaats, maar ook de werkmethoden en de attitudes van de groep waarin de jongere terechtkomt, zijn cruciaal, omdat de jongere geneigd zal zijn de “norm” van de groep over te nemen. Deze norm heeft een grotere invloed op de “werkelijke” handelingen van het individu dan de voorschriften en cultuur op het niveau van de organisatie(6). De jongere moet dus toevertrouwd worden aan werknemers die zelf geneigd zijn om zich correct te gedragen. De jongere zelf Een risico is “een dreiging, een gevaar of gewoon een ongemak dat de vorm van een ongeval kan aannemen”. Het impliceert de passieve notie van gebeurlijkheid, maar ook een actieve (en deels opzettelijke) blootstelling, die leidt tot het begrip “risico’s nemen”. Het individu kan dus in theorie kiezen of het wel of niet een risico neemt. Deze zuiver notionele benadering impliceert dat het risiconemende individu zich bewust is van zijn handeling, aangezien het in theorie beide mogelijkheden heeft overwogen voor het zijn beslissing nam(7). Er zijn dus een aantal voorwaarden verbonden aan het nemen van risico’s: - het individu bevindt zich vrijwillig in een bepaalde situatie; - de handeling houdt een risico in voor zichzelf of voor anderen; - de jongere is zich bewust van het risico en is in staat de ernst en waarschijnlijkheid van een nadelig resultaat in te schatten; - het individu beslist zelf om de gevaarlijke handeling uit te voeren. De jongere kan onmogelijk alle mogelijke situaties en gevolgen kennen. Zijn risicogedrag is dus slechts gedeeltelijk bewust. Het nemen van een risico wordt dan ook beïnvloed door zijn inschatting van de eigen capaciteiten (zoals behendigheid), zijn zelfvertrouwen en zelfs zijn gevoel dat hij geluk heeft. Daarnaast kunnen ook een gebrek aan opleiding, relaties met anderen en een sterke gewenning aan gevaar aanzetten tot het nemen van risico’s.
(6) Kouabenan D. R. en Dubois M., Les risques professionnels: Evolutions des approches, nouvelles perspectives, Octares Editions, Coll. Travail & Activité humaine, 2003, 188 p. (7) Ibidem
> $
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
2. Visie van de actoren In het kader van het project «Van school naar werk», heeft Prevent een ontmoetings- en reflectieplatform opgezet voor professionelen uit de onderwijswereld, het werkveld en preventiedeskundigen. Dankzij de medewerking van de deelnemers aan het platform werden adviezen, reflecties en commentaren via een vragenlijst verzameld bij actoren uit de onderwijs- en werkwereld. Een samenvatting van deze reflecties is hieronder neergeschreven.
2.1 De noodzaak van synergie De onderwijs- en bedrijfswereld hebben weinig contact met elkaar en kennen elkaar dus slecht. Men moet op strategisch en operationeel niveau uitwisselingen organiseren over de veiligheid en de gezondheid op het werk en over het onderwijs in het algemeen. Dat veronderstelt een algemeen werkkader en een visie op lange termijn. Op strategisch niveau zijn vormen van synergie tussen de verschillende “machtsniveaus” noodzakelijk. Marc De Greef, Afgevaardigd Bestuurder van Prevent, vindt het “verbazingwekkend dat de veiligheidsopvoeding in het onderwijs en op de werkvloer niet opgenomen is in de nationale strategie voor veiligheid en gezondheid op het werk. Ze is nochtans essentieel in de context van een visie op middellange termijn. Gezondheid op het werk en volksgezondheid staan overigens niet los van elkaar. De privé-sfeer en beroepssfeer zijn moeilijk te scheiden. De problemen van de volksgezondheid hebben gevolgen voor het welzijn van werknemers en, meer algemeen, voor de werking van bedrijven. Omgekeerd kunnen veranderingen in de bedrijfswereld (uitbreiding van de tertiaire sector in de economie, nieuwe technologieën,...) problemen voor de volksgezondheid veroorzaken. We moeten veiligheid en gezondheid transversaal bekijken en een visie op lange termijn ontwikkelen.” In het kader van het project “la chimie et les jeunes”, een initiatief van Essenscia Wallonie voor de bewustmaking van jongeren in de derde graad van het secundaire wetenschapsonderwijs, merkt Patrick Coulon, Afgevaardigd Bestuurder van Coulon SA, op dat het “zonder een officieel kader moeilijk is om proactief te zijn in dit domein”. Volgens Sébastien Dufour, Preventieadviseur van het SIPPT van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, bestaat de uitdaging erin “leidinggevende instanties en politieke milieus bewust te maken van het belang van veiligheid”. Jean-Luc Stellamans, Veiligheidsmanager bij BASF-Feluy, meent dat “de onderwijswereld niet echt openstaat voor veiligheid en gezondheid op het werk”. Dany Vanharen, Preventieadviseur-Coördinator bij SG St-Quintinus, komt tot dezelfde vaststelling. “De school is een belangrijke partner. Jammer genoeg vindt de veiligheidsthematiek niet altijd ingang bij de scholen, omdat andere onderwerpen de voorrang krijgen.” Op een meer operationeel niveau is het duidelijk dat de school er niet in slaagt de werkomgeving na te bootsen. Sébastien Dufour legt uit dat “het soms ‘verouderde materieel van onderwijsinstellingen de realiteit van het latere beroepsleven van de leerling niet correct weergeeft. Daarom is een synergie tussen school en bedrijfswereld onontbeerlijk”, om uiteindelijk “ervaring en competentie op elkaar af te stemmen». Vinciane Jansen, Psychopedagogisch Attaché van het Département Formation van de Provincie Luik, erkent dat “naast de school ook andere actoren, zoals beroepsverenigingen, kunnen bijdragen tot de ondersteuning van deze opvoeding binnen het schoolmilieu, onder > %
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
meer door middel van materiaal dat de leerlingen gevoelig maakt voor de problematiek. Werkgevers die stages organiseren moeten de leerlingen eveneens gevoelig maken voor de veiligheid. Ze moeten hen ook de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen geven, wat op dit moment niet het geval is. Overleg tussen de bedrijfswereld en de leerkrachten zou de preventie en het onderwijs kunnen verbeteren.» Volgens Greet Caris, Gezondheidscoördinator van de Vlaamse Onderwijsraad is “veiligheid op school een aandachtspunt voor talrijke organisaties die vertegenwoordigd zijn in onze raad voor gezondheidsbevordering (onderwijskoepels, Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie, Rode Kruis, ...). De leden van de commissie beschouwen de veiligheid als een van de thema’s van het gezondheidsbeleid op school. De commissie stimuleert de scholen om het onderwerp te behandelen in het kader van de methode ‘Gezond op school’.”
2.2 De noodzaak van een coherent en geloofwaardig discours Jongeren ontwikkelen zich in verschillende milieus. Elk milieu (familie, school of eventueel een bedrijf, tijdens een stage of vakantiewerk) is een referentiekader. De jongeren mogen geen tegenstrijdige boodschappen ontvangen: de coherentie en geloofwaardigheid van de preventieboodschap is voor jongeren essentieel. Guy De Keyser, Directeur van de Fédération des centres psycho-médico-sociaux van het vrije onderwijs, benadrukt dat “een aantal studies aantonen dat de verantwoordelijken (ouders, werkgevers) betrokken moeten worden bij elke educatieve stap, vanwege de coherentie op het niveau van de theorie en van de praktijk». Hij meent ook dat “de bevordering van de gezondheid in het onderwijs niet alleen moet bijdragen tot de veiligheid van elk lid van de onderwijsgemeenschap, maar ook in samenwerking met de PMS-centra en de overeenkomstige diensten moet meewerken aan de bewustmaking van de gezondheidsrisico’s. Dat moet gebeuren door de kinderen reeds in het basisonderwijs bewust te maken van gepast gedrag. Vertrekkend van vertrouwde situaties, zoals de straat oversteken, en veiligheidsgedrag, bijvoorbeeld rond brandgevaar, moet men de jongeren verantwoordelijkheidsbesef bijbrengen en socialiseren.» Vinciane Jansen wijst erop dat “de preventieadviseur zoals in elk bedrijf de nodige middelen moet hebben om zijn werk te doen. Veel scholen voldoen niet aan de minimale veiligheidsregels. In de klaslokalen vindt men vaak oude elektrische installaties, de machines in de ateliers voldoen zelden aan de veiligheidsregels, leerlingen hebben geen persoonlijke beschermingsmiddelen, omdat ze die zelf moeten kopen enz.” Marc Fautsch, Directeur van Erachem Comilog SA, meent dat “de verantwoordelijkheid voor de opvoeding in veiligheid en gezondheid op de eerste plaats bij de ouders en familie ligt. Zij moeten vanaf een heel jonge leeftijd het goede voorbeeld stellen en hun kinderen goede praktijken aanleren. De school moet de boodschap verklaren en versterken, zodat de leerlingen ze volledig opnemen en preventie een basisattitude wordt. Daarna moeten de werkgevers hun personeel opleiden over de specifieke gevaren en risico’s van hun activiteiten.” Sébastien Dufour herinnert eraan dat “de ervaring die bij een werkgever wordt opgedaan zeker niet genegeerd mag worden, maar dat men zich bewust moet zijn van de grote verschillen in het belang dat bedrijven aan de veiligheid hechten. Stagiairs kunnen in bedrijven een fout gedrag of verkeerde reflexen leren.»
> &
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Dany Verharen meent ook dat “ouders vaak niet weten dat hun zoon of dochter op school geen persoonlijke beschermingsmiddelen krijgt. Het is ook zo dat sommige bedrijven die stages organiseren, meestal de kleinste, de preventieregels zelf niet toepassen. Scholen hebben niet altijd de mogelijkheid om bedrijven van de stagelijst te schrappen, omdat er te weinig stageplaatsen zijn.” Luigi Alongi, preventieadviseur en leerkracht in het atelier van het Don Bosco Instituut in Luik, merkt op dat: “een vorm van continuïteit noodzakelijk is». «Als ik de leerlingen op school vertel dat ze producten in afvalbakken moeten gooien, zou het logisch zijn dat ze die goede gewoonte ook thuis, bij werkgevers, en zeker in de rest van de school in de praktijk brengen.”
2.3 De noodzaak dat iedereen zijn rol speelt Het is onmiskenbaar dat de ouders de eerste plaats innemen bij de opvoeding van kinderen en jongeren. De school kan ouders niet vervangen, net zoals het bedrijf de school niet kan vervangen. Voor een optimaal verloop moet elke actor zich bewust zijn van zijn rol in de opvoeding, het onderwijs en de voorlichting rond veiligheid en gezondheid. Vinciane Jansen wijst erop dat het decreet over de opdrachten van het basis- en secundair onderwijs in de Franse Gemeenschap bepaalt dat “de school het zelfvertrouwen en de persoonlijke ontwikkeling van elke leerling moet ontwikkelen, maar de leerlingen ook moet aansporen om kennis en competenties te verwerven die hen in staat zullen stellen om levenslang te leren en een actieve plaats in te nemen in het economische, sociale en culturele leven. Jongeren voorbereiden op een actieve plaats in het economische leven, betekent natuurlijk ook dat men hen moet leren om gezond te blijven en hun veiligheid te garanderen. Gezondheidsopvoeding moet in de meeste theoretische en praktijkvakken worden opgenomen. Zo kunnen jongeren verantwoorde keuzen maken.” Guy De Keyser verduidelijkt dat “het onderwijs vooral een aantal vaardigheden moet ontwikkelen, vanaf een heel vroeg stadium tot de volwassen leeftijd, om de integratie in de samenleving en het werk, het verantwoordelijkheidsbesef en de autonomie te bevorderen. De bewustmaking van de veiligheid speelt in het verplichte onderwijs een veel grotere rol in de traditionele «technische» opleidingen, die verband houden met risicoberoepen en -werkposten, maar elke bewustmaking van de veiligheid moet passen in een bevordering van de gezondheid in haar ruime betekenis, niet op een geïsoleerde manier.» De Algemeen Directeur van Yara Tertre SA, Rémi Lemetter, kan zich terugvinden in deze logica: “De veiligheidsgedachte kan al van jongs af aan op school worden aangeleerd, door de kinderen een algemene boodschap mee te geven over courante ongevallen in huis die hen «aanspreken». In het technisch en beroepsonderwijs en de universitaire cycli moet de veiligheid in het bedrijf een nieuwe rol krijgen die de criteria van productiviteit ver overstijgt.” Luigi Alongi vindt dat de basis op school moet worden aangeleerd. Voor hij in het onderwijs stond, was hij 18 jaar actief als zelfstandig schrijnwerker. Als werkgever had hij het niet altijd gemakkelijk met de preventie. «Ik was mij bewust van het probleem en deed mijn best om de werknemers van mijn bedrijf te beschermen, maar ik moet bekennen dat het een echte
> '
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
uitdaging was om hen te overtuigen van het nut van individuele en collectieve beschermingsmiddelen. Sommige mensen beweerden zelfs dat ze met bescherming meer gevaar liepen om gewond te geraken. Als mijn medewerkers vanaf hun eerste lessen in de ateliers op school over welzijn op het werk hadden geleerd, was het waarschijnlijk allemaal veel gemakkelijker geweest.» Volgens Alongi is “de school de ideale plaats om gewoonten aan te leren». «Daarom heeft ze een ontegensprekelijke rol in de educatie over welzijn op het werk. Men moet op school niet alleen de nodige beroepsgerichte voorzorgsmaatregelen leren, maar ook een basisattitude voor het dagelijkse leven.” Voor Sébastien Defour is de “integratie van de veiligheids‘cultuur’ in het onderwijscurriculum essentieel. Men moet profiteren van de ontvankelijkheid van de leerlingen om hen de ‘veiligheidscodes en het veiligheidsgedrag’ bij te brengen die ze in hun beroepsleven nodig zullen hebben.» Alain Piette van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, AD Humanisering van de Arbeid, herinnert eraan dat “de integratie van gezondheid en veiligheid, van welzijn op het werk, essentieel is om eerst en vooral de gezondheid en veiligheid van de vele personen die in het onderwijs werken te verzekeren: werknemers (leerkrachten, administratief en technisch personeel), leerlingen (in en rond de schoolgebouwen en vooral in de mechanische en elektrische werkplaatsen, sportzalen, speelplaatsen, …), stagiairs (leerlingen op stageplaatsen) of andere personen tijdens buitenschoolse activiteiten (ouders, bezoekers, …). De scholen moet dus vooral een veilige en gezonde omgeving creëren, waar ze hun educatieve missie ten volle kunnen uitvoeren.”
2.4 De noodzaak om actoren van de onderwijswereld op te leiden en bewust te maken Bij het opleiden rond veiligheid en gezondheid is de voorbeeldrol van essentieel belang. De professionals die de jongeren begeleiden moeten dus de preventiemaatregelen kennen, begrijpen en toepassen, zodat de beginselen geleerd worden. Ook de omgeving waarin leerlingen zich ontwikkelen moet geschikt zijn voor dit leerproces. Alain Piette, FOD Werkgelegenheid, “Niets is belangrijker dan het goede voorbeeld. De kennis over gezondheid, veiligheid en welzijn op het werk moet ook dagelijks in de praktijk worden gebracht in de onderwijsinstelling, door alle aanwezige actoren en in de eerste plaats door de leerkrachten zelf.” “De ontwikkeling van de opleiding van de leerkrachten en de andere actoren in veiligheid en gezondheid» is ook voor Guy De Keyser een prioriteit. “Het voorbeeld komt altijd van de hiërarchie. Het is een illusie te geloven dat men leerlingen «veilig gedrag» kan aanleren, als het personeel (lesgevers, atelierchefs, preventieadviseurs, inrichtingshoofd,..) zelf niet voldoende op de hoogte, bewust en overtuigd is van de juistheid van de methode”, meent Sébastien Dufour. Ook Vinciane Jansen is ervan overtuigd dat “de continue bijscholing van de leerkrachten moet bijdragen tot de ontwikkeling van de nodige vaardigheden”.
>!
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Alain Piette wijst erop dat “men de verantwoordelijken van de scholen moet doen inzien dat de veiligheid niet zomaar een administratieve taak is. De kans is groot dat zij hun verantwoordelijkheid afwentelen op hun preventieadviseur.”
2.5 De noodzaak om middelen vrij te maken en de actoren te betrekken bij een gezamenlijk project Een project kan pas slagen als alle actoren meewerken. Hoewel de preventieadviseur dankzij zijn ervaring een sleutelfiguur is, heeft hij de steun van zijn hiërarchie en collega’s nodig. Bovendien moet er een algemeen beleid zijn, wat de nodige middelen en de inzet van alle betrokkenen veronderstelt. Luigi Alongi erkent dat alle actoren bijzonder geëngageerd zijn. “Mijn enige zorg is dat er te weinig tijd is om het programma op school uit te voeren. Ik heb geen geld of steun nodig... maar wel tijd om de leerkrachten te begeleiden. Samenwerking tussen alle actoren in de school is noodzakelijk,” meent hij. Ook Alain Piette vindt het nodig om de preventieadviseurs in de scholen “de middelen (tijd, opleiding, steun) te geven», en om “hun missie als adviseur te verduidelijken: ze moeten ervoor zorgen dat iedereen in de school zelf zijn verantwoordelijkheid voor het welzijn op het werk kan opnemen».
2.6 De noodzaak om de actie niet te beperken tot het beroeps- en technisch onderwijs Preventie is een competentie die voor het leven wordt geleerd. Hoewel sommige beroepen intrinsiek gevaarlijker zijn dan andere, is preventie relevant in elke beroepssituatie, ook wanneer men alleen voor zichzelf beslissingen moet nemen. De bewustmaking van risico’s en preventiemaatregelen zou als een rode draad door heel het systeem moeten lopen, van de basisschool tot het hoger onderwijs. Alain Piette: “Terwijl het veiligheidsonderwijs in de technische scholen verbetert, horen de leerlingen in het algemeen vormend onderwijs en later aan de universiteit eigenaardig genoeg nooit iets over welzijn op het werk. Zo kan het gebeuren dat de hiërarchische lijn van een bedrijf bestaat uit ingenieurs, dokters en HR-managers die het personeel leiding moeten geven maar niets weten over de wetgeving of over risicoanalyse en preventie. Wat niet belet dat zij bijvoorbeeld na een arbeidsongeval moeten deelnemen aan risicoanalyses. Welzijn op het werk is niet alleen een zaak van de preventieadviseur, maar van iedereen.” Een van de uitdagingen bestaat erin om “meer te praten over welzijn op het werk in de brede zin, want momenteel komen gezondheid en veiligheid alleen in de context van het technisch onderwijs ter sprake». «De initiatieven moeten de hele onderwijswereld bestrijken en dus ook het algemeen vormend en het hoger onderwijs.” Luigi Alongi benadrukt dat “preventielessen nooit verloren moeite zijn, ook niet wanneer de leerling een ander beroep kiest of zijn studie niet voltooit. Preventie is essentieel in elk beroep en komt ook in het privéleven te pas”. Guy De Keyser meent dat men “op dit punt elk initiatief van de schooldirecties moet stimuleren, te beginnen in het basisonderwijs”. >!
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Deel III : Van school naar werk Verslag van de door Prevent in opdracht van Assuralia op 27 november 2009 georganiseerde conferentie.
1. Toespraken van de vertegenwoordigers van de ministers van Onderwijs 1.1 Veilig gedrag aanleren en bevorderen op school en daarna Toespraak van Etienne Jockir, Adviseur PMS-centra, Kabinet van Marie-Dominique Simonet, minister van Leerplichtonderwijs in de Franse Gemeenschap Eerst wil ik Mevrouw SIMONET, minister van Leerplichtonderwijs, verontschuldigen. Zij was graag vandaag aanwezig geweest, maar had helaas al andere verplichtingen toen ze de uitnodiging kreeg. De integratie van gezondheid en veiligheid in het onderwijs is sinds lang een noodzaak en wordt meer en meer een evidentie. Dat blijkt ook uit de organisatie van deze dag. Het doet mij plezier en ik zou graag iedereen willen bedanken die deze dag mogelijk heeft gemaakt en die zich bewust is van de problematiek: de school is inderdaad een bevoorrechte plaats voor onderwijs inzake veiligheid en gezondheidsbevordering. Wanneer we deze thematiek ter sprake brengen, denken de meesten van ons eerst en vooral aan veiligheidsproblemen in het kwalificatieonderwijs (beelden die spontaan in ons opkomen: het dragen van een helm op een bouwwerf, het naleven van hygiëneregels in het hotelwezen, van de regels voor het hanteren van producten door toekomstige apothekersassistenten, …). Ik zal zo meteen de evoluties en vooruitzichten ter zake met u belichten. Maar zoals de vzw Prevent, de organisator van deze dag, zeer juist benadrukt in haar magazine van maart 2009, is het “essentieel om jongeren vanaf zeer jonge leeftijd een veiligheidscultuur mee te geven”. Ik zou daar zelf aan willen toevoegen: in heel het opleidingstraject, in elke vorm van onderwijs. In het tweede deel van mijn toespraak zal ik hierop terugkomen, aan de hand van enkele krachtlijnen die wij in de komende jaren wensen te ontwikkelen. In deze korte toespraak zou ik dus twee sterk uiteenlopende onderwerpen willen bespreken: enerzijds het kwalificatieonderwijs en anderzijds een meer algemene benadering van de bevordering van de veiligheid in het volledige schoolsysteem. Staat u mij toe dat ik als uitgangspunt de reden neem waarom ik hier vandaag ben: het standpunt van de school. Dit betekent niet dat ik de andere kant, de bedrijfswereld, uit het oog verlies, maar ik laat het over aan anderen die er meer over weten dan ik.
>!
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Veiligheidseducatie in het kwalificatieonderwijs Een aandachtig onderzoek van de door de “Commission communautaire des professions et des qualifications (Gemeeschappelijke Commissie van Beroepen en Kwalificaties) opgestelde “vakprofielen” voor het kwalificatieonderwijs toont dat ze stuk voor stuk het thema «veiligheid» omvatten. Beter nog, een verdere analyse van deze profielen geeft duidelijk aan dat de veiligheidsaspecten in de recentste profielen het meest uitgewerkt zijn. De evolutie is dus zonder twijfel positief. Maar dat is niet genoeg. Uiteraard is het niet mogelijk om alle wenselijke maatregelen in enkele minuten uiteen te zetten, maar toch zou ik u attent willen maken op enkele benaderingen: • In de volgende maanden zal de “Service francophone des métiers et des qualifications” (Franstalige dienst voor Beroepen en Kwalificaties) alle profielen herzien. Het zou nuttig zijn indien het personeel van deze dienst een opleiding in veiligheidsbesef zou volgen en dat de methodologie van de dienst zou worden uitgebreid met een gedeelte “te ontwikkelen verworvenheden in het domein van de veiligheid». Het kabinet van Mevrouw SIMONET zal vertegenwoordigd zijn in deze instelling en zal deze problematiek benadrukken. • Vervolgens zullen deze kwalificatieprofielen bijgewerkt worden in de leerplannen. Men moet erop toezien dat de veiligheidsaspecten overeenstemmen met de concrete problemen die jongeren daadwerkelijk ondervinden in de schoolateliers, tijdens de stages en later op de werkvloer. • Tot slot betekent de integratie van veiligheideducatie in het programma niet automatisch dat leerkrachten en werkplaatschefs er het nodige belang aan zullen hechten. Aangezien het een transversale, vakoverschrijdende dimensie betreft, bestaat het gevaar dat niemand zich verantwoordelijk voelt. Ieders zorg is uiteindelijk niemands zorg. Er bestaan twee mogelijkheden om dat gevaar te voorkomen: • De integratie van de evaluatie van de leerresultaten met betrekking tot veiligheid in de evaluatienormen van de S.F.M.Q. Zo zou een leerling-electricien die een elektrisch circuit perfect herstelt zonder de stroom uit te schakelen, zakken omdat hij de veiligheidsregels niet respecteert. Een gelijkaardig voorbeeld: een toekomstige bakker die perfect brood of taart bakt, of een toekomstige slager die uitblinkt in het snijden van vlees, maar het onderhoud van de machines verwaarloost. • De verbetering van de bijscholing van leerkrachten en atelierchefs met betrekking tot de veiligheid. Zou het niet beter zijn om de bijscholing verplicht te maken, bijvoorbeeld om de vijf jaar? De vraag moet gesteld worden, zelfs als ze een cultuurverandering inhoudt, want momenteel zijn het de leerkrachten zelf die beslissen of ze wel of niet een bijscholing volgen. Dit waren dus heel kort enkele mogelijkheden voor het kwalificatieonderwijs, zonder twijfel een van de grote uitdagingen van de huidige legislatuur.
>!!
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Bijdragen aan de veiligheid van iedereen. De gezondheid bevorderen in heel het schooltraject De gezondheidsbevordering en de verbetering van de algemene veiligheid zijn in de context van het onderwijs taken voor de school, in samenwerking met de PMS-centra, met de diensten voor Gezondheidspromotie op school (SPE) en indien nodig met externe diensten. De preventieadviseurs, die ondanks de financiële moeilijkheden van de Franse Gemeenschap in steeds meer scholen aanwezig zijn, hebben op dit punt eveneens een belangrijke rol te vervullen. Hoe kunnen we de bevordering van de veiligheid op school benaderen? Ook hier heb ik te weinig tijd om alle belangrijke aspecten in detail te bespreken. Ik zal mij beperken tot enkele krachtlijnen, grotendeels gebaseerd op het enkele maanden geleden ontwikkelde concept “Gezondheidsbevordering”. Deze krachtlijnen zullen een beeld geven van de sterke en de zwakke punten van de acties voor de bevordering van de veiligheid. • Eerste krachtlijn: Elke benaderingswijze inzake veiligheidseducatie heeft er baat bij aan te sluiten op een globaal discours over gezondheidsbevordering, in plaats van geïsoleerd te zijn in een aparte problematiek. De deskundigen ter zake moeten als “volwassen begeleiders” hun aanpak zeer vroeg in het leven van jongeren en kinderen integreren, en niet nadat zij al onjuist gedrag aangeleerd hebben. De verwerving van kennis en technische vaardigheden, maar ook van kennis inzake veiligheid is een langdurig proces dat begint vanaf het basisonderwijs en voort loopt doorheen het hele professionele leven. Het gaat dus om een globale, duurzame benadering. • Tweede krachtlijn: De rol van de volwassenen, de professionele begeleiders, beperkt zich niet tot het overdragen van kennis en uitleggen van wat verboden en verplicht is. Zij moeten ook (en misschien vooral) de jongeren helpen om de juiste attitudes te ontwikkelen, door hen op de eerste plaats de beste kansen te geven om autonome, kritische en verantwoordelijke volwassenen te worden. (Wat betekent een eis als «systematisch naleven van de regels voor ziektepreventie of de regels voor veiligheid en ongevallenpreventie” concreet voor een kinderverzorgster?) • Derde krachtlijn: Programma’s die alleen gericht zijn op informatieve, “objectieve” benaderingen volstaan niet. Bij het opstellen van een leerplan voor preventie moet de aandacht ook uitgaan naar het herkennen en de perceptie van risico’s. Wat is een aanvaardbaar risico? Wat weet men over de manier waarop jongeren risico’s in het algemeen en beroepsrisico’s in het bijzonder percipiëren? Hoe moet men hun beoordelen? Een voorbeeld: jonge (en minder jonge) timmerlieden of lassers die geen beschermingsmiddelen dragen, weten meestal niet dat beschermingsmiddelen verplicht zijn. Het probleem ligt dus elders. Een gedrag is het resultaat van een interactie tussen personen en hun omgeving, en deze relatie sluit aan op socioculturele modellen. We moeten dus een veiligheidscultuur ontwikkelen.
>!"
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
• Vierde krachtlijn: Benaderingen die gebaseerd zijn op angst, op het waarschuwen voor bepaalde soorten gedrag, hebben hun beperkingen. Ze hebben soms het omgekeerde effect, wanneer jongeren bij wijze van uitdaging of provocatie verboden (want onveilig) gedrag vertonen. Alleen een op de persoon gerichte benadering, met plaats voor dialoog en ontmoetingen, kan een gedragswijziging teweegbrengen. Preventieprojecten moeten daarom niet op de eerste plaats de nadruk leggen op taboes, verplichtingen en eisen, maar op het openen van een dialoog en het uitnodigen tot een ontmoeting (tussen stagiairs of beginnelingen en professionals). De projecten zullen alle betrokkenen helpen om hun vaardigheden, hun zelfvertrouwen en hun vermogen om keuzes te maken te verbeteren, door hen beter te informeren, hen bewust te maken van de verplichtingen en de taboes, maar ook en vooral door hen vlotter toegang te geven tot de beste hulpmiddelen. • Vijfde krachtlijn: Wij zullen in alle scholen een algemene benadering van de veiligheid en de gezondheid invoeren, in de vorm van een of meer specifieke projecten die rekening houden met de eigen context van de school en met de beschikbare middelen. Wij hebben een ambitieus doel voor ogen: veiligheid en welzijn moeten een permanente bekommernis zijn, waarbij iedereen betrokken wordt en wij ons beperken tot acties waarop de school een reële impact kan hebben. Dit zijn slechts enkele van de vele mogelijkheden. Zoals de organisatoren van deze dag, die ik terloops wil bedanken, hebben gesuggereerd, zullen de resultaten van de enquêtes en de projecten die vanochtend worden voorgesteld, de verslagen van de rondetafelgesprekken en andere initiatieven de basis vormen voor een reeks aanbevelingen voor een nieuwe preventiecultuur, door middel van een vroege bewustmaking van de jonge generaties. Het aanleren en bevorderen van veilig gedrag van op de schoolbanken zal de jongeren beter voorbereiden op het beroepsleven (en het leven in het algemeen).
>!#
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
1.2 De integratie van preventie en welzijn in het onderwijsprogramma Tesk van de geplande toespraak van Mieke Vermeiren, Adjunct-kabinetschef van Vlaams Minister Pascal Smet, van onderwijs, jeugd, gelijke kansen en Brussel.* Inleiding De jongeren van vandaag zijn de werknemers en werkgevers van morgen. Deze zin, geplukt uit de aankondiging van de studiedag van vandaag, geeft op een uitstekende wijze weer waarom het van enorm belang is binnen scholen te werken aan welzijn en preventie. Jongeren moeten tijdens hun vorming op veilige manieren leren werken, ze moeten leren aandacht hebben voor preventie, voor welzijn. Ze moeten, in het onderwijs, de correcte attitudes aangeleerd krijgen. Het opzetten van een helm, het dragen van veiligheidsschoenen, het gebruiken van een veiligheidsbril bij slijpwerken en van zaagvesten bij werken met een kettingzaag ... Het moeten evidenties worden. Een levenshouding. Zodat een vallende steen, niet leidt tot gebroken tenen. Of dat een ongelukje met een kettingzaag niet leidt tot rafelige snijwonden. Jongeren zo ver brengen dat ze dit soort veilig gedrag als èen automatisme beschouwen, vraagt inspanningen van verscheidene partners. Binnen de dagelijkse werking van een school, betekent het dat leerlingen bewust gemaakt worden van risico’s en leren hiermee om te gaan. Ze moeten daarop gewezen worden en van hun leraren het goede voorbeeld krijgen. De werkplaatsen, labo’s en leslokalen moeten veilige werkplekken zijn en ook op hun stageplaatsen moeten ze geconfronteerd worden met dezelfde aandacht voor veiligheid. Het is immers best frustrerend als leerlingen terugkomen van stage met de bedenking dat ze daar hun helm niet moesten opzetten. We mogen bovendien deze aandacht voor veiligheid niet beperken tot leerlingen in technische opleidingen. Ook binnen de algemeen vormende opleidingen moet voldoende aandacht gaan naar welzijn. De welzijnswet zelf maakt immers geen onderscheid tussen ‘hoofdarbeid’ en ‘handenarbeid’. Is het werk dat verricht wordt in een labo scheikunde geen ‘arbeid’ misschien? Of is wat we doen in lessen informatica geen ‘beeldschermwerk’? Het is dus duidelijk dat veiligheid in onderwijs niet zomaar een ‘fait divers’ is. Het moet een basishouding zijn bij alles wat we doen. Aandacht voor preventie en welzijn in onderwijs -algemeen Dames en heren, vooraleer ik zal ingaan op de integratie van preventie en welzijn in onderwijsprogramma’s, wil ik graag eerst enkele bedenkingen formuleren over preventie en welzijn in onderwijs in de brede zin van het woord. Het is ontegensprekelijk waar dat de maatschappelijke aandacht voor welzijn en preventie sterk is toegenomen. Deze trend zet zich ook -terechtdoor in onderwijs. In een aantal gevallen roept dit echter vragen op. Wie moet deze aspecten regelen? Wie moet er voor zorgen dat er preventieadviseurs in de scholen zijn? Wie moet instaan voor de controle op veiligheid in scholen? In het Vlaams onderwijs en binnen het Vlaams onderwijsbeleid, hebben we een belangrijke traditie om het beleidsvoerend vermogen en de autonomie van scholen te respecteren. We geloven dat scholen bestuurskrachtige organisaties zijn, die met de nodige dosis creativiteit héél wat uit de beschikbare middelen kunnen halen. Ook op het niveau van scholengemeenschappen en scholengroepen is veel mogelijk. Laat me kort het voorbeeld uitwerken van een kernfiguur in het welzijnsbeleid: de preventieadviseur van de Interne dienst preventie en bescherming op het werk. *Deze tekst werd niet gelezen tijdens het congres. Mevrouw Mieke Vermeiren heeft gereageerd op het debat. >!$
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
De welzijnswetgeving verplicht elke werkgever een Interne dienst op te richten Afhankelijk van de grootte van de onderneming en het soort activiteiten, wordt dan verder bepaald welke vorming die betrokken preventieadviseur moet hebben. Wanneer we deze regelgeving toepassen op onderwijs, waar naast de leraren en het administratief personeel ook groepen leerlingen beschouwd moeten worden als ‘gelijkgestelde werknemers’, is het dus overduidelijk dat elke inrichtende macht ernstig moet nadenken over de correcte oprichting van zo’n dienst Inrichtende machten kunnen dit. Vanuit de beschikbare personeelsmiddelen kunnen ze mensen, afhankelijk van de behoefte, voltijds of deeltijds de opdracht van preventieadviseur laten vervullen. Indien ze de nodige stappen zetten, kan dit zelfs in samenwerking met andere scholen, ook van andere inrichtende machten. Andere scholen zullen de behoefte om zelf iemand aan te stellen of een samenwerking op te zetten minder voelen, omdat ze vallen onder de preventiedienst van bijvoorbeeld de gemeente of de provincie. Het lijkt dan ook zeer zinvol dat koepelverenigingen van inrichtende machten en het GO! goede voorbeelden bij hun scholen zoeken en deze binnen hun net verspreiden. Maar de studiedag van vandaag gaat over de integratie van preventie en welzijn in het onderwijsprogramma, niet zozeer over het algemeen beleid. Ik zal verder dan ook ingaan op de maatregelen die op dat vlak vanuit de Vlaamse overheid worden genomen. Maatregelen vanuit de Vlaamse overheid Vanuit de Vlaamse overheid trachten we op verscheidene manieren het aanscherpen van veilige attitudes te ondersteunen. In eerste instantie moet ik hier wijzen op de eindtermen. Zoals u weet, leggen we vanuit de overheid géén leerplannen op. Wél bepalen we de minima waaraan moet worden voldaan. Ook op het vlak van welzijn en preventie werden dergelijke minima opgelegd. Ik kan hier bijvoorbeeld verwijzen naar de vakoverschrijdende eindtermen gezondheidseducatie (2de graad secundair onderwijs), waar duidelijk de link gelegd wordt naar veilig werken. Het is uiteraard vervolgens aan de leerplanmakers om aan deze eindtermen concreet invulling te geven. Maar het engagement vanuit de overheid gaat verder dan het bepalen van eindtermen alleen. Zo worden er, via de Regionale Technologische Centra, héél concrete acties ondernomen die de aandacht voor veiligheid versterken. Ik denk bijvoorbeeld aan acties rond ‘veilig werken op hoogte’ of ‘praktisch omgaan met machineveiligheid’ . Bovendien reiken ze modellen aan van documenten voor risicoanalyse of werkpostfiches, die scholen kunnen gebruiken. De meest gekende actie op het vlak van veiligheid, is zeker het VCA-examen dat jaarlijks aan 18 000 leerlingen -voornamelijk uit het eerste leerjaar van de derde graad in het technisch en beroepssecundair onderwijs- gratis wordt aangeboden. Ook de voorbereiding -via een handboek en via het e-Iearningprogramma ‘Safestart’ - wordt door de Vlaamse overheid ondersteund. Bovendien trachten we ook ons steentje bij te dragen tot het verbeteren van de vraagstelling op dat examen. Momenteel screenen een 30-tal leraren de vragen op hun leesbaarheid voor leerlingen en suggereren ze betere formuleringen. Vanuit het Departement Onderwijs en Vorming worden eveneens acties opgezet. Zo werd een hele reeks SOBANE-sessies georganiseerd in samenwerking met FOD WASO. Bij deze sessies werd de SOBANE-methode, een participatieve manier van risicoanalyse, aan meer dan 200 vertegenwoordigers van scholen aangeleerd en binnen de schoolomgeving toegepast. Door in dergelijke SOBANE-sessies ook leerlingen te betrekken, geven scholen m.i. een sterk signaal en een goed voorbeeld op het vlak van het wekken van aandacht voor welzijn en preventie. Ook andere acties, zoals vormingen rond het omgaan met agressie, worden aan scholen aangeboden. >!%
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Maar het engagement gaat verder dan dat. Het denken rond veiligheid mag immers niet ophouden bij een risicoanalyse. Ook bij de uittekening van beleidsmaatregelen moet ‘welzijn en preventie’ één van de aspecten zijn die aan bod komen. Vandaar dat bij de investeringsoperaties in uitrustingsgoederen bijzonder veel aandacht werd geschonken aan het aspect ‘veiligheid’. Scholen kregen bij deze maatregel de kans hun machineparken te vernieuwen of te beveiligen. Het feit dat scholen vier jaar lang deze kans kregen, heeft zeker bijgedragen tot een moderner en veiliger machinepark in onze scholen. Momenteel wordt de investeringsoperatie tegen het licht gehouden om te kijken op welke wijze we daaraan een vervolg kunnen geven. Partnerschappen voor preventie en welzijn Dames en heren, het opzetten van allerlei projecten vanuit de Vlaamse overheid is uiteraard goed, maar toch hebben we méér nodig dan dat. Om preventie en welzijn werkelijk te integreren in onderwijsprogramma’s, moeten er hechte bondgenootschappen gesmeed worden. Bondgenootschappen waarbij alle betrokken partijen, elk vanuit de eigen bevoegdheden en taken, meetrekken aan de kar om binnen onderwijs op een voorbeeldige wijze om te gaan met preventie en welzijn. Ik denk hierbij aan onze collega’s van de federale overheid. Zij zijn het immers die de Europese regelgeving doorvertalen naar Belgisch recht. Bovendien valt ‘arbeidsveiligheid’ onder hun bevoegdheid, wanneer het op regelgeving aankomt of wanneer aspecten van bijvoorbeeld de welzijnswetgeving moeten worden geïnterpreteerd. Ik denk ook aan de koepelorganisaties van inrichtende machten en het GO!. Als leerplanmakers zitten zij op de eerste rij om allerhande aspecten door te vertalen, zodat veilig leren werken in elke school gebeurt. Als ‘belangenorganisaties’ worden zij ook geconfronteerd met moeilijkheden bij de toepassing van bijvoorbeeld de welzijnswetgeving. Ik denk verder ook aan de onderwijsinspectie, die in functie van haar opdracht ziet hoe scholen een welzijnsbeleid ontwikkelen of helaas ook niet. Wanneer we erin slagen om op een gestructureerde manier overleg tot stand te brengen tussen de federale overheid, de Vlaamse overheid, de koepelorganisaties van inrichtende machten en het GO! rond preventie en bescherming, denk ik dat alle partijen winnen. Ik ben dan ook verheugd te zien dat tussen al deze partijen onderhandelingen over een convenant inzake preventie en bescherming in het Vlaams onderwijs opgestart zijn. Slot Dames en heren, een studiedag als deze is een goed moment om na te denken over hoe preventie en welzijn haar plaats krijgt in onderwijsprogramma’s. Het is ook een uitgelezen kans om ervaringen te delen en kennis te maken met collega’s. Het is tot slot ook een prima gelegenheid om samen oplossingen te zoeken voor dezelfde problemen, om misschien afspraken te maken om bij elkaar te gaan kijken hoe vorm wordt gegeven aan antwoorden op dezelfde vragen. Er is alleszins nog werk aan de winkel! Tot slot wens ik u allen voor deze namiddag waardevolle en interessante workshops toe.
>!&
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
2. Verslag van de rondetafelgesprekken Tijdens de conferentie “Van school naar werk. Samen werken aan een veilige en gezonde loopbaan” op 27 november 2009 vonden twee ronde tafelgesprekken plaats met vertegenwoordigers van het onderwijs, met name een schooldirectie en een onderwijskoepel, de sociale partners van het bedrijfsleven en de vereniging van de preventieadviseurs.
2.1 Ronde tafelgesprek van de Vlaamse Gemeenschap Deelnemers Kris De Meester, adviseur bij het Verbond van Belgische Ondernemingen Michel Cardinaels, directeur van het TI Sint-Michiel in Bree Ignace Buysse, COC en COV Guy Linten, preventieadviseur coördinator van het G-O! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Marcel Loos, coördinerend preventieadviseur Don Bosco onderwijscentrum Moderator : Wauthier Robyns, Assuralia Welke zijn de verwachtingen van de ondernemingen ten aanzien van de scholen? Hoe zien de ondernemingen de rol van de school inzake verwerving van kennis over veiligheid en gezondheid op het werk? Wat verwachten de ondernemingen van de school? Welke verantwoordelijkheid nemen zij of zijn zij bereid om te nemen inzake de opleiding van de toekomstige werknemers/werkgevers? Integratie van veiligheids- en gezondheidsaspecten in de opleiding is noodzakelijk aldus Kris De Meester, adviseur bij het Verbond van Belgische Ondernemingen. Het gaat hierbij om het aanleren van de basisprincipes van veiligheid en gezondheid; de finalisering en finetuning gebeurt door de bedrijven. Het blijft de rol van de werkgever om jongeren vertrouwd te maken met de werkomgeving. Ook hier is wettelijke aandacht nodig. Het onderwijs kan mee werken aan het aanleren van een algemene attitude voor veiligheid en gezondheid, dit start al van in het kleuter- en lager onderwijs en loopt voort doorheen het hele opleidingtraject. Ook de hogescholen en de universiteiten kunnen aandacht besteden aan preventie. Ook de toekomstige bedrijfsleiders moet immers duidelijk gemaakt worden wat het belang is van veiligheid en gezondheid voor een gezond en concurrentieel bedrijf. Een algemene preventiecultuur is een onontbeerlijke factor voor een gezonde omgeving. De werkgeversvereniging is een partner in dit streven op beleidsmatig en uitvoerend niveau. Er zijn mooie voorbeelden van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfswereld op het vlak van veiligheid en gezondheid, aldus Michel Cardinaels, directeur van het TI Sint-Michiel in Bree. Stages en werkplekleren hebben al hun vruchten afgeworpen maar de samenwerking kan nog beter.
>!'
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
De samenwerking tussen school en onderneming: stand van zaken en toekomst verwachtingen? Hoe is het gesteld met de samenwerking tussen de school en de ondernemingen? Moet de samenwerking versterkt worden? Hoe moet de taakverdeling tussen onderwijs en bedrijfsleven verlopen? Hoe moeten de rollen verdeeld worden? Hoe kan de bestaande situatie verbeterd worden? Voor COC en COV stelt IB, is de samenwerking tussen de bedrijfswereld en het onderwijs een evidentie: economie en maatschappij hebben baat bij kwaliteitsvol onderwijs, dus moet ook de bedrijfswereld een bepaalde verantwoordelijkheid dragen voor dat onderwijs. In die samenwerking (tussen onderwijs en bedrijfswereld) ziet hij gelijkenissen met de relatie tussen de Sint en de zwarte Piet. Daar waar de Sint de samenwerkingsvormen bejubelt steekt de zwarte Piet een waarschuwende vinger op voor de ethiek van deze samenwerking. Hij waarschuwt voor een sterke inmenging van de bedrijven in het curriculum van het onderwijs door de scholen financieel afhankelijk te maken. Het is ook niet de bedoeling dat een bepaalde opleiding in functie komt te staan van één bepaalde machine of één bepaald bedrijf. Jobtraining moet ‘on the job’ gebeuren. KDM ziet de financiële overeenkomst tussen onderwijs en bedrijven eerder op researchvlak waarbij een privaat-publiek partenariaat ontstaat, onontbeerlijk voor de onderzoeksactiviteiten van het onderwijs. Een gezond partenariaat zou geen druk en beïnvloeding mogen toelaten. In de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven zijn veelal het TSO en BSO betrokken. Het BUSO daarentegen blijft nog in de kou staan. De vraag is al eens gesteld om het niveau van de opleiding ivm risico’s en veiligheid naar beneden te halen voor deze groep leerlingen, maar dat is geen optie. Deze vorm van onderwijs verdient wel extra ondersteuning en extra tijd, daarover zijn IB en KDM het eens. Toch moet vooral aan attitude gewerkt worden, doorheen alle vormen en niveaus van onderwijs. Beide deelnemers zijn het erover eens dat de sociale dimensie in de samenwerking aan bod moet komen door het ontwikkelen van de sociale competenties. Volgens Guy Linten, preventieadviseur coördinator van het G-O! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap moet in de eerste plaats naar de vraagzijde gekeken worden; welke zijn de behoeften van het onderwijs en wat is nodig om deze in te vullen. Het onderwijs wenst een kwalitatief aanbod van de ondernemingen met kwalitatieve stageplaatsen met aandacht voor veiligheid en gezondheid. Het schoentje durft op dit vlak nogal eens knellen in de kleinere ondernemingen. Integratie van veiligheid in de leerplannen: waar staan we? Krijgen veiligheid en gezondheid voldoende aandacht in de opleidingen? Welke zijn de prioriteiten? Welke hindernissen bestaan er? En welke oplossingen? Is kennis inzake veiligheid en gezondheid en de toepassing hiervan een competentie die erkend wordt door de ondernemingen? Guy Linten herinnert aan de historiek van de betrachtingen om veiligheid en gezondheid in het onderwijs te integreren. Milestones van de laatste decennia zijn 1992 met de ondertekening van de eerste gemeenschappelijke verklaring door alle onderwijsverstrekkers naar aanleiding van het Europees Jaar van de Veiligheid, Hygiëne en Gezondheid, 1999 met het Memorandum en de tweede gemeenschappelijke verklaring, 2008 met de Welzijnsconferentie en de gemeenschappelijke verklaring. >"
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Ter en de daaropvolgende overhandiging in juni 2009 van de uitgewerkte beleidsvoorstellen aan de toenmalige Vlaams Minister van Onderwijs. (link naar actiepunten op net www. go.be/welzijnsconferentie). Concrete aandachtspunten zijn de opname van veiligheid en gezondheid in de vakoverschrijdende termen en de integratie van preventie en bescherming in de leerplannen en ontwikkelingsdoelen. Marcel Loos, preventieadviseur-coördinator Don Bosco onderwijscentrum, wijst op de positieve evolutie in de aandacht voor aspecten van veiligheid en gezondheid in het onderwijs. De beroepsvereniging van preventieadviseurs Prebes werkt met de werkgroep onderwijs aan kennisdeling en kennisoverdracht tussen de scholen met de bedoeling ervaringen en goede praktijken te kunnen uitwisselen en toepassen. Volgens Marcel Loos moet het aspect ‘veiligheid’ geïntegreerd worden in elk vak in de school. Daarom moet er meer aandacht komen voor preventie verdient in de hogescholen en de universiteiten, maar dient vooral ook in de leerplannen van de lerarenopleidingen opgenomen te worden; de toekomstige leerkrachten brengen de preventiegedachte immers over op de jongeren. Ook MC treedt dit standpunt bij. Zo moet men onder meer kritischer zijn bij het aanwerven van professoren uit de bedrijfswereld. Welke rol voor de preventieadviseurs in de scholen? Waar begint en waar eindigt de rol van de preventieadviseurs in de scholen? Kunnen zij als katalysator optreden voor een betere integratie van de preventie in de cursussen? Is hun rol voldoende erkend door de overige actoren? De preventieadviseur is een spilfiguur voor het preventiebeleid in de scholen, aldus Marcel Loos. Hij heeft een katalyserende rol om de preventiegedachte ingang te doen vinden of te stimuleren naar de schooldirectie, het lerarenkorps en onrechtstreeks de leerlingen. De schooldirectie is net zoals in het bedrijfsleven de persoon die in de eerste plaats zelf overtuigd moet zijn van de veiligheids- en gezondheidsboodschap. Communicatie en voortdurend overleg met de directie en de leerkrachten, in deze de hiërarchische lijn, staan hoog op de agenda van de preventieadviseur. Nochtans is zijn functie niet wettelijk erkend. ML pleit dan ook voor een noodzakelijke erkenning hiervan; een standpunt dat ook door IB bijgetreden wordt. Volgens KDM dient aan de vraagzijde gewerkt te worden. Pas als de wil van de directie en de hiërarchische lijn aanwezig is kan de preventieadviseur zijn rol invullen. Een mentaliteitswijziging zal dus a priori moeten plaatsvinden. Is er een rol voor andere actoren? Welke andere actoren kunnen bijdragen tot een toename van de risicoperceptie en veilig en gezond handelen? Welke rol kunnen schoolartsen, experten, preventieinstituten, en ouders bij voorbeeld spelen? MC herkent 4 grote actoren die rechtstreeks een bijdrage kunnen leveren voor veilig en gezond werken, met name de leerlingen, de directie en het middenkader, de preventieadviseurs en de leraren. Deze actoren overleggen op niveau van het comité. De preventieadviseur moet vooral een actieve rol spelen en dient voldoende ruimte en de nodige omkadering te krijgen om zijn taak naar behoren in te vullen. De preventieadviseur zal betere resultaten bereiken indien hij zich opstelt als pedagoog, en zich niet verschuilt achter administratieve taken. De scholen hebben hierdoor de laatste jaren al veel vooruitgang geboekt. >"
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Veel andere actoren dragen bij tot een toename van de aandacht voor preventie in het onderwijs; denken we maar aan de arbeidsgeneesheren, de partners in het werkplekleren, de externe veiligheidscoördinatoren, de externe preventieadviseurs of de experten die ingeschakeld worden bij een ongevalsonderzoek, de brandweer, het Rode Kruis. GL wijst op de nieuwe aanpak bij de doorlichting van de scholen, waarbij aandacht voor veiligheid is opgenomen. Het eerste aanspreekpunt in een school moet de directie zijn. Externe partners in het sensibiliseren van de preventiegedachte zijn de ouders die een belangrijke rol spelen in de attitudevorming. Zij kunnen participeren in het schoolgebeuren via de ouderverenigingen. Maar ook de vakorganisaties zijn belangrijk, waarbij de vertegenwoordigers een opleiding inzake veiligheid en gezondheid krijgen. Ook de waarde van de sensibiliseringsinitiatieven en –acties kunnen hun vruchten afwerpen. Daarbij denken we aan de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg die de Sobane methode voor het onderwijs promoot, de RTC’s, en projecten zoals de VCA certificering (vzw VCA-BeSaCC), Safe Start (P&I) en Sirk Sekuur (Vigez). ML kijkt vooral naar de rol van de Vlaamse overheid en naar de integratie van de aspecten van veiligheid en gezondheid in het onderwijsprogramma. Hij pleit voor een invulling van de 7 beleidsvoorstellen van de Welzijnsconferentie in het programma.
2.2 Rondetafelgesprek van de Franstalige Gemeenschap Deelnemers Thierry Vanmol – Essenscia Patrick Beaudelot – Directeur van het Institut technique Cardinal Mercier Philippe Capelle – Hoofd van de sector wetenschappen en toegepaste wetenschappen, secretariaat-generaal van het katholiek onderwijs Guy Pierret – CGSP Enseignement Philippe Humblet – Directeur van het SIPP van de Provincie Luik, Voorzitter van Arcop Moderator: Dominique Dufrasne - Prevent Wat zijn de verwachtingen van de ondernemingen ten aanzien van de scholen? Thierry Vanmol – Essenscia De bedrijven merken dat schoolverlaters vaak elementaire begrippen van de veiligheid en de preventie op het werk niet kennen. Toch is het belangrijk dat de jongeren deze basis al bezitten en dat ze beseffen dat er in de werkomgeving risico’s bestaan. De onderneming moet daarna als een partner optreden en de jongeren opleiden in de specifieke risico’s van een bepaald beroep. Patrick Beaudelot – Directeur van het Institut technique Cardinal Mercier Het onderwijs werkt al sinds twintig of dertig jaar aan de opleiding in de preventie en de veiligheid op de werkplaats, ook al zijn haar middelen minder ontwikkeld dan die van de bedrijven. We vinden bijvoorbeeld in alle leerplannen een hoofdstuk over de veiligheid. Philippe Capelle – Hoofd van de sector wetenschappen en toegepaste wetenschappen, secretariaat-generaal van het katholiek onderwijs >"
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
De bewustmaking van de leerlingen is een belangrijk aspect. In de bouw kan men samenwerken met het bouwfonds. De leerlingen moeten dan zoals elke geschoolde arbeider het VCA-examen afleggen. De samenwerking tussen school en onderneming: stand van zaken en toekomstverwachtingen? Guy Pierret – CGSP Enseignement Het is belangrijk dat de pedagogische logica van de school niet in strijd is met de economische logica van het bedrijf. De twee actoren moeten elkaar ontmoeten en leren kennen. De bedrijven moeten hun eisen voor de opleiding in de scholen relativeren, want de school werkt in een algemeen kader en kan zich niet aanpassen aan de specifieke eisen van elk bedrijf. Van zijn kant spant het onderwijs zich in om tegemoet te komen aan de behoeften van de bedrijven: op het vlak van de organisatie van het onderwijs, is het onderwijs voor maatschappelijke emancipatie naar het stelsel 1 overgestapt, zodat het de buiten het onderwijs verworven competenties valideert in de vorm van kapitaliseerbare opleidingseenheden. De preventiecultuur moet vanaf de kleuterschool aangeleerd worden. Daarom is het van cruciaal belang dat iedereen zich ervoor inzet, wat vandaag nog moeilijk te garanderen is. Thierry Vanmol – Essenscia Voor de bedrijfsleiders, die nog te vaak de leemten in termen van de basiskennis rond preventie en veiligheid op de werkplaats moeten aanvullen, zou het ideaal zijn dat men van een correctief op een preventief systeem overstapt. Er bestaan initiatieven, maar ze zijn nog te individueel en vereisen dus een algemene benadering om hun impact te vergroten. Dat omvat onder meer de opleiding van de leerkrachten. De school moet trouwens ook haar eigen wensen aan de bedrijven te kennen geven. Patrick Beaudelot – Directeur van het Institut technique Cardinal Mercier In de Franse Gemeenschap neemt het aantal stages jaar na naar sterk toe: we hebben nu 8000 tot 9000 stages per jaar. Er bestaat dus een echte wil om dit aspect zowel op school als in de bedrijven te ontwikkelen, maar toch moeten we rekening houden met verschillende beperkingen, zoals het gebrek aan beschikbare plaatsen, enz. Integratie van veiligheid in de leerplannen: waar staan we? Philippe Capelle – Hoofd van de sector wetenschappen en toegepaste wetenschappen, secretariaat-generaal van het katholiek onderwijs Men heeft verscheidene acties ondernomen om de veiligheid in de leerplannen te integreren. De programma’s voor lichamelijke opvoeding omvatten activiteiten die rechtstreeks verband houden met het begrip veiligheid, zowel in het dagelijkse leven als op het professionele vlak (vallen, houdingen...). In de scheikundelaboratoria moeten de leerlingen en de ouders een reglement met de verplichte veiligheidsvoorschriften ondertekenen. In het kwalificatieonderwijs zien we een stijging van het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen. De opleiding van de leerkrachten gaat gepaard met het begrip bewustmaking. Anderzijds zijn er veel struikelblokken: het ontbreken van een wetgeving over wat men wel en niet in het onderwijs mag doen, of een te complexe wetgeving, de kosten van het invoeren van normen, de tijd die nodig is voor het verzamelen van informatie en voor de opleiding rond preventie en veiligheid... >"!
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Philippe Humblet – Directeur van het SIPP van de Provincie Luik, Voorzitter van Arcop Veiligheid en ergonomie maken integraal deel uit van de productie. De beperking van het aantal arbeidsongevallen verhoogt de rentabiliteit en verlaagt de vaak erg hoge directe en indirecte kosten van de arbeidsongevallen. Ook de milieuaspecten zijn in deze context belangrijk. Daarom is het van kapitaal belang dat men de leerkrachten bewust maakt – ook zij moeten hun persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. Een geslaagde bewustmaking hangt meestal af van de bewustmaking van de hiërarchische lijn, die de informatie dan aan de verschillende niveaus kan doorgeven. Thierry Vanmol – Essenscia De initiatieven en de partnerships vragen een investering in menselijke middelen. Het bedrijf stelt immers werknemers-opleiders aan, die deze functie met hun normale taken moeten combineren. Dat wijst op het belang van een goede voorbereiding en van de verwerving van een degelijke basiskennis op school, om de impact op de werking van de bedrijven te beperken. Welke rol voor de preventieadviseurs in de scholen? Philippe Humblet – Directeur van het SIPP van de Provincie Luik, Voorzitter van Arcop De preventieadviseur in de schoolomgeving speelt een belangrijke rol en moet in staat zijn om zich op een didactische manier te gedragen. Het is trouwens belangrijk om aan te stippen dat werkende leerlingen als «normale» werknemers worden beschouwd, zodat het nodig kan zijn dat een school van categorie (A, B, C, D) verandert, aangezien de werkende leerlingen het aantal werknemers van de school vergroten. We zien ook een tegenstelling tussen de bescherming van goederen en de bescherming van personen, die allebei door de preventieadviseur moeten worden beheerd: de veiligheidsregels voor een evacuatie zijn vaak in strijd met de regels voor de bescherming tegen diefstal. Guy Pierret – CGSP Enseignement De preventieadviseur moet er altijd voor zorgen dat de hiërarchische lijn de elementen krijgt die ze voor haar besluitvorming nodig heeft. De functie zal trouwens in 2011 erkend worden: de preventieadviseurs in de schoolomgeving zullen een vergoeding ontvangen en recht krijgen op een activiteitsperiode, die aan de hand van verschillende berekeningscriteria zal worden bepaald. Thierry Vanmol – Essenscia De preventieadviseur van de school staat borg voor de veiligheid. Zijn rol moet die van de specialisten aanvullen. We moeten dus een dialoog invoeren, die momenteel ontbreekt, om aan een gemeenschappelijke pedagogische inhoud te werken. Is er een rol weggelegd voor andere actoren? Patrick Beaudelot – Directeur van het Institut technique Cardinal Mercier Het latere gedrag van de leerlingen wordt beïnvloed door hun opvoeding en vorming in de kinderjaren. De ouders spelen daar dus een belangrijke rol in, ook al zijn zij niet als enigen verantwoordelijk voor de opvoeding van de jongeren. Risico’s maken trouwens deel uit van het leven van adolescenten, die op zoek gaan naar hun grenzen. Die risico’s zijn groter in de technische en de beroepsscholen. Er blijft dus altijd een onzekerheidsfactor bestaan, ondanks de begeleiding door de leerkrachten enz. We moeten >""
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
ook aandacht besteden aan het opvallende aantal medische getuigschriften dat de leerlingen indienen en het grote absenteïsme dat eruit voortvloeit. Als frequent absenteïsme op school een gewoonte wordt, kan het zich voortzetten in het beroepsleven. We moeten onderzoeken waarom het absenteïsme zo groot is, en hoe we de gezinnen en de leerlingen op een meer algemene manier rond dit thema kunnen opvoeden – de school kan moeilijk zelf de door artsen afgeleverde medische getuigschriften betwisten. Philippe Capelle – Hoofd van de sector wetenschappen en toegepaste wetenschappen, secretariaat-generaal van het katholiek onderwijs Men moet twee aspecten benadrukken. Enerzijds, vanuit een algemeen standpunt, het belang van de bewustmaking van de betrokken doelpublieken en dus de mogelijkheid om samen te werken met de competentiecentra, de pedagogische centra enzovoort. Anderzijds, specifiek voor de sector van de chemie, het belang van een grotere nadruk op het begrip risicopreventie, door in de schoollaboratoria gevaarlijke producten te gebruiken en de toepasselijke veiligheidsbeginselen aan te leren, zoals dat in Frankrijk gebeurt, in plaats van hun gebruik te verbieden. Guy Pierret – CGSP Enseignement De scholen en de ouders moeten samenwerken aan de opvoeding, maar de school staat soms vijandig tegenover de oudercomités. Er is een meer algemene en duurzame benadering nodig die beide partijen betrekt. Philippe Humblet – Directeur van het SIPP van de Provincie Luik, Voorzitter van Arcop Je kunt de veiligheid vergelijken met een fietsketting. De verschillende schakels zijn de verschillende actoren van de sector van de preventie en de veiligheid op de werkplaats. Opdat de ketting niet zou breken, moet elke schakel sterk zijn. Thierry Vanmol – Essenscia Preventief gedrag is zowel op het werk als in het privéleven een noodzaak. Het is een mentaliteit die vanaf de kinderjaren moet worden ontwikkeld. Alle actoren moeten met elkaar communiceren, zodat zoveel mogelijk mensen zich de preventie- en veiligheidsregels eigen kunnen maken en ze op elk ogenblik kunnen toepassen.
>"#
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
3. Workshop: Veiligheidsattitudes bij de jongeren: begrijpen om beter te handelen 3.1 Evaluatie van het risicobewustzijn van jongeren Yves Coppieters, Médecin de santé publique, Ecole de Santé Publique van de Université Libre de Bruxelles (ULB) Het begrip «risico» is complex en betekent niet voor iedereen hetzelfde. Als gevolg van de objectieve en kwantitatieve aard van de risicoanalyse en -evaluatie, houdt men vaak weinig rekening met het standpunt en de voorstellingen van het publiek. Bijgevolg wordt de huidige samenleving geconfronteerd met de moeilijkheid om in haar beslissingen over de veiligheid en de betrouwbaarheid van een project rekening te houden met zowel de objectieve beoordeling van het risico als de evaluatie van de risicoperceptie bij de betrokken bevolking (1). Het feit dat wij ons oordeel in het domein van het risico op «objectieve» wetenschappelijke bewijzen baseren en het traditionele schema van de risicoanalyse toepassen, houdt geen rekening met de subjectieve elementen van de risicoperceptie (2). De psychologie heeft het niet over risico maar over «risicopersoon», een individu dat een bijzondere kwetsbaarheid vertoont die zijn overleven in het gedrang kan brengen of die biologische of mentale problemen kan veroorzaken (3). Deze visie leidt tot het begrip «subjectief risico», namelijk de persoonlijke schatting van het risico door het individu dat de handeling uitvoert, een schatting die onder meer afhangt van zijn sociale omgeving. De «risicoperceptie» is een element dat het subjectieve risico beïnvloedt, want het geeft de realiteit een betekenis, een zin. De sociologie houdt rekening met de sociale dimensie van het individu (4) en met de rol van sociale factoren, de leefomgeving en de sociale druk. Ook dat zijn belangrijke elementen voor de systemische beoordeling van de risico’s in de individuele besluitvorming. De risicoperceptie is een proces waarin mensen, onafhankelijk en collectief, de waarschijnlijkheid en de incidentie van een risico subjectief en intuïtief begrijpen, schatten en evalueren. Men weet zeer weinig over deze risicoperceptie bij de bevolking. Wat weet men bijvoorbeeld over de perceptie bij jongeren van het risico in het algemeen en het beheer van beroepsrisico’s in het bijzonder? Welke rol spelen de onderwijsinstellingen in de informatie van de leerlingen? Hoe kan men in een besluitvormingsproces en in het risicobeheer rekening houden met de perceptie bij de bevolking? Hoe kan men deze perceptie evalueren, hoe kan men mogelijke tegenstrijdige percepties met elkaar verzoenen, en hoe kan men in het besluitvormingsproces in gelijke mate rekening houden met de percepties van de individuen en de opinies van de experts? Vele studies hebben het nut bevestigd van het gebruik van bepaalde verklarings- of ontwikkelingmodellen voor het gedrag, als analysekader voor een omschrijving en een beter begrip van het nemen van risico’s op het werk en van bepaalde professionele gedragingen van jongeren die na hun schoolopleiding in het beroepsleven stappen. Zo veronderstelt de theorie van de beredeneerde actie dat de onmiddellijke en unieke beslissende factor voor het gedrag de intentie is om wel of niet tot de daad over te gaan. De onmiddellijke beslissende factoren voor de aanvaarding van een gegeven gedrag zijn de attitude van het individu tegenover het overgaan tot de daad, en de invloed van de sociale factoren (bijvoorbeeld de perceptie die men heeft van de overtuiging van de partner) (5). >"$
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Andere modellen gaan ervan uit dat het gedrag pas zal veranderen als de persoon gelooft dat hij zijn gezondheid in gevaar is; als de dreiging ernstig is (pijn, dood, maatschappelijke gevolgen enz.); als de voordelen van preventief gedrag opwegen tegen de kosten en nadelen van de gedragsverandering; als men gelooft dat het gewijzigde gedrag haalbaar is; en als er een prikkel is die de persoon aanzet om zich het gedrag eigen te maken (6). De combinatie van deze twee benaderingen zegt dat de perceptie van het beroepsrisico en de intentie fundamentele factoren zijn voor het aanvaarden van preventiegedrag, en dat de ontoereikendheid van deze factoren samengaat met het nemen van risico. Dit type van model voorspelt dat een geïnformeerde, gemotiveerde persoon preventief zal handelen. Informatie en motivatie kunnen het preventiegedrag dus rechtstreeks beïnvloeden. Nadat het gedrag aanvaard is, moet men het op langere termijn onderhouden. Op deze niveaus (het aanvaarden en het onderhouden van het preventiegedrag) spelen de attitudes en de subjectieve normen een rol. Dit diepgaande begrip van de attitude van individuen op het niveau van populaties is een basis voor de besluitvorming in de volksgezondheid. Studies in België hebben aangetoond dat de risicoperceptie bij de jongeren erg zwak is, lager dan de perceptie van de ernst en de gevoeligheid voor gezondheidsproblemen (7). Deze factoren kunnen op zich al verklaren waarom men te weinig geneigd is om op het werk en in de andere domeinen van het leven een preventiegedrag aan te nemen. Het is ook gebleken dat de intentie van de jongeren om een preventiegedrag op het werk aan te nemen na de schoolopleiding sterker wordt, als gevolg van een betere perceptie van de normen. Wanneer men een opleidingsplan voor preventie of van een preventiebeleid ontwikkelt, is het niet alleen belangrijk dat men het bestaan van een gevaar identificeert, maar ook dat men weet welke voorstelling de betrokken personen zich van dat gevaar maken. Op basis van de (mentale, verbale, operationele) voorstellingen van het gevaar en het risico kunnen de programma’s rekening houden met de kwetsbaarheid van de individuen. Het werk, de blootstelling aan risico’s en het geheel van de sociale factoren zijn niet stabiel: ze ondergaan grote variaties in de tijd en in de ruimte. Men moet daar rekening mee houden. Samenvattend zou men enkele sleutelpunten kunnen aanstippen die in aanmerking moeten worden genomen in alle nieuwe strategieën voor de bewustmaking rond de beroepsrisico’s in de schoolomgeving: - De jongeren zijn onvoldoende voorbereid op de toekomstige risico’s die zij in de werksituatie zullen ontmoeten. De school moet een gepaste preventieopleiding aanbieden. De leerplannen bevatten te weinig van dergelijke programma’s; - Er bestaat een reële behoefte aan de integratie van de preventie in het onderwijs en de opvoeding; - Het is interessant om strategieën te ontwikkelen die de leerlingen op een speelse manier basisattitudes voor de preventie bijbrengen, door hen eenvoudige taken te laten uitvoeren (autonoom leren); - De leerkrachten missen didactische hulpmiddelen of praktijkvoorbeelden om de leerlingen bewust te maken (of gewoon om hen belangstelling te doen krijgen voor de problematiek); - De preventiestructuren in de scholen bestaan maar worden niet gebruikt of zijn ontoereikend; - Men zou de goede samenwerkingsbanden tussen het onderwijs en de industrie moeten versterken, om de kloof tussen de opleiding en de werkwereld te dichten.
>"%
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Het is bovendien belangrijk dat de besluitvormers zich bewust worden van de bekommernissen met betrekking tot de gezondheid van het publiek en meer bepaald van de jongeren, opdat de besluitvorming over het risicobeheer deze bekommernissen zou weerspiegelen en aanvaard zou worden door de betrokken groepen.
Referenties : 1. Coppieters Y., Parent F., Lagasse R., Piette D. Evaluation des risques, une approche pluridisciplinaire en santé publique. Environnement Risques & Santé 2004; 3(1) : 45-52. 2. Coppieters Y. La prise de conscience des risques chez les jeunes: exemple de l’asthme professionnel. Thèse de Doctorat en Sciences de la Santé Publique. Ecole de Santé Publique/ULB. D/2003/Yves Coppieters, AuteurEditeur, 204p. 3. Griesbach D., Amos A., Currie C. Adolescent smoking and family structure in Europe. Social Science and Medicine 2003, 56: 42-52. 4. Coppieters Y., Piette D. Targeting pupils at risk of occupational asthma. Patient Education and Counceling 2004; 55(1): 136-41. 5. Strecher V., Rosenstock I. «The Health Belief Model,» in Health Behavior and Health Education, eds., K. Glanz, F. Lewis and B. Rimer, San Francisco 1997: Jossey-Bass. 6. Ajzen I., Madden TJ. Prediction of Goal-Directed Behavior: Attitudes, Intentions and Perceived Behavioral Control. Journal of Experimental Social Psychology 1986,22:453-74. 7. Coppieters Y., Parent F., Piette D. Développement et évaluation de l’utilisation d’un CD-ROM interactif destiné aux élèves à risque de maladies professionnelles: le cas de l’asthme professionnel. Promotion & Education 2003; 10(2) : 89-93.
>"&
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
3.2 Will’s Kracht Pieter Commerman, Projectverantwoordelijke Projectbescrijving Als jongeren vandaag de dag de brug oversteken van school naar werk komen ze in een wereld met heel eigen gebruiken, regels en gewoonten. Voor velen onder hen betekent dat een grote aanpassing. Een van die drempels is het hebben van een aangepaste arbeidshouding of «attitude». Bedrijven, scholen en ouders stellen vast dat het ontbreken van motivatie en arbeidsattitudes vaak ook betekent dat, ondanks een kwalitatieve scholing, sommige jongeren niet voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden om te kunnen meedingen naar een leuke, langdurige job. Uit onderzoek en uit contacten met bedrijven blijkt dat het gebrek aan attitudes zoals flexibiliteit, doorzettingsvermogen, motivatie of stiptheid – en niet de technische bagage - een van de belangrijkste belemmeringen is bij de aanwerving van nieuwe jonge medewerkers. Will’s Kracht wil jongeren meer kansen geven op de arbeidsmarkt door met hen, met scholen, met ouders en met stagebedrijven te werken aan de «aandacht voor arbeidsattitudes». We trachten op diverse manieren de arbeidsattitudes bij schoolverlaters uit het BSO, TSO, KSO, DBSO en de Leertijd bij te schaven. Daarom hebben we ons werkterrein niet enkel gelegd bij de jongeren, maar ook bij leerkrachten, schoolverantwoordelijken en stagebedrijven. Zij vervullen immers minstens een even belangrijke (faciliterende) rol in het attitudevormingsproces dan de jongere zelf. Will’s Kracht heeft voor elk van deze doelgroepen producten ontwikkeld die hen kunnen helpen te werken aan “de aandacht voor arbeidsattitudes”. We hebben deze producten gevormd rond 4 kerndomeinen: - Bewustmaking - Vorming - Evaluatie - De Brugfunctie tussen onderwijs en arbeidsmarkt Kerdomein bewustmaking Een hoeksteen van het hele project is het bewust maken van de doelgroep. Onze leerlingen – 16 tot 18 jarigen – weten meestal wel waar de klepel hangt. Het struikelblok is dat zij vaak niet beseffen welke boodschap hun gedrag, acties of attitude uitdraagt naar de arbeidswereld, naar ons volwassenen. Een eerste uitdaging is dan ook jongeren van “onbewust” naar “bewust” te begeleiden. In het bijzonder dat zij stil kunnen (en willen) staan bij de boodschappen die zij bewust of onbewust overbrengen. Hiervoor ontwikkelde Will’s Kracht: - Themacampagnes over specifieke arbeidsattitudes. Met grappige en gevatte statements trachten we jongeren aan te spreken op bepaalde gedragingen. In de loop van het project werden 33 titels ontworpen. Deze affiches worden (nog steeds) verspreid in alle Limburgse scholen en vormen een succesfactor van het project. Al deze affiches kunnen daarenboven vrij gedownload worden op de site. De posters kunnen gebruikt worden in de klas, als aanzet van lessen, in de schoolgebouwen of zelfs op de stageplaats. - Een informatieve website voor leerlingen, leerkrachten en stagebegeleiders. Er gaat geen dag voorbij of er gebeurt wel iets relevant rond attitudes in de media. We trachten deze >"'
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
informatie te bundelen en beschikbaar te stellen op de website. Natuurlijk kunnen we niet alles verzamelen. Daarom trachten we ook regelmatig een “hot topic” te publiceren, met daarin een aantal links en extra informatie over bepaalde attitudes of fenomenen op de arbeidsmarkt. Aan deze website werd ook een facebook-groep gekoppeld waar we trachten nog meer “dagelijks” nieuws te posten. Kerndomein vorming “Als ze het niet weten, hoe kan je dan verwachten dat ze het ook doen”. Dit onderstreept de belangrijke functie die leerkrachten en andere opvoeders hebben in het attitudevormingsproces. Zij zijn het eerste doorgeefluik voor de leerling. Om hen te ondersteunen ontwikkelden we een werkpakket voor leerkrachten. Dit pakket bevat tal van oefeningen, filmpjes en tips om samen met de klas te werken rond arbeidsattitudes. De werkmap bevat ook een cd-rom met lesvoorbereidingen zodat trainers onmiddellijk aan de slag kunnen. Op de website is een voorbeeld van het pakket opgenomen. Kerndomein evaluatie Inherent aan vorming is ook evaluatie. Het is belangrijk te weten of de geleverde inspanningen ook vruchten hebben afgeworpen. “Een attitude” kan echter niet op dezelfde manier geëvalueerd worden als bv een project. Attitude heeft betrekking op een wijze van denken, doen, voelen, en op gedrag. Dit maakt dat er steeds een mate van subjectiviteit is in het beoordelen. Om dit tegen te gaan trachten we met indicatoren te werken die zo objectief mogelijk gekozen zijn. Will’s Kracht ontwikkelde 2 instrumenten: - De Attitudemeter: Dit wetenschappelijk onderbouwd meetinstrument is geschikt voor klasof andere groepen en geeft een globaal beeld van een vijftal attitude-groepen. Deze meting is gebaseerd op een driedelige vragenlijst met 20 objectieve indicatoren. Dezelfde attitudeindicatoren worden bevraagd bij leerling, vakleerkracht en stagementor (in het bedrijf), wat resulteert in een gedetailleerde appreciatie van het gedrag van de stageleerling. Nieuw dit schooljaar is een berekeningsmodule die de flexibiliteit biedt om zelf vragenlijsten samen te stellen of te bepalen welke delen van de originele vragenlijsten gebruikt worden. De attitudemeter is beschikbaar op de website www.willskracht.be - De evaluatietoolbox: een instrument dat een brug tracht te vormen tussen onderwijs en arbeid door een concreet en bruikbaar evaluatiemodel aan te reiken om stageleerlingen, schoolverlaters en nieuwe (jonge)medewerkers te evalueren en te coachen in hun eerste stappen in het bedrijf. We werken met evaluatiecirkels en verwachtingsniveaus, gecombineerd met objectief omschreven gedragsindicatoren. Omdat arbeidsattitudes evengoed toepasbaar (kunnen) zijn voor alle medewerkers in het bedrijf als «richtnorm» of insteek in het competentiemanagement werd het basismodel uitgebreid met: een functioneel model met aandacht voor mogelijke functiecompetenties en een module die de specifieke vaardigheden van directe leidinggevenden. Meer informatie en downloads op www.evaluatietoolbox.be Naast het ontwikkelen van vormings- en evaluatiemateriaal trachten we schoolverantwoordelijken ook te ondersteunen door in (Limburgse) scholen trainingen en events te organiseren die de aandacht voor arbeidsattitudes extra in de verf zetten. Dit kan gaan van een training voor leerkrachten, workshops voor leerlingen tot de organisatie van themadag rond arbeidsattitudes met persaandacht.
>#
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Kerndomein Brugfunctie Jonge (nieuwe) medewerkers moeten vaak een cultuuromslag ondergaan als zij vanuit de schoolbanken in een werkomgeving met specifieke gebruiken methoden en regels terechtkomen. Dit gaat niet zelden samen met aanpassingsmoeilijkheden. Niet enkel op technisch vlak, maar ook op gebied van arbeidshouding en gedragscompetenties. Bovendien verschillen scholen en de KMO’s in de grond over hun evaluatiedoelstelling. Dit uit zich onder andere in een verschillend taalgebruik over attitudes en competenties. De Evaluatietoolbox wil een brug tussen onderwijs en hun stagebedrijven vormen door zoals hierboven gezegd een concreet en bruikbaar model te voorzien om stageleerlingen, maar ook eigen (uitvoerende)werknemers leidinggevenden te coachen in basisattitudes, functiecompetenties en leidinggevende vaardigheden. Als een bedrijf groeit, ontstaat na verloop van tijd doorgaans ook de behoefte aan een systeem om deze groei (en niet in het minst deze van de medewerkers) te kanaliseren in de richting waar het bedrijf en de bedrijfsleiding naar wil evolueren. Daarom voorziet deze toolbox ook een aantal methodieken uit het HR gebeuren zoals: werken met functiekaarten, evaluatiegesprekken, praktische tips over een coachende leiderschapsstijl en de invoering van een evaluatiesysteem. Meer informatie op www.evaluatietoolbox.be Succesfactoren De voornaamste succesfactoren van het project tot hiertoe: - Netoverschrijdend: Will’s Kracht werkt naar alle onderwijsnetten. Ook binnen de werkgroepen wordt steeds netoverschrijdend gewerkt. - Toegankelijkheid: We trachten het materiaal van het project steeds zo toegankelijk mogelijk te maken voor leerkrachten. Dit wel zeggen dat we ook geen vaste lijn uittekenen die gebruikers “moeten volgen”. Het projectmateriaal vervult louter een ondersteunende rol. Gebruikers vinden zelf hun weg (zij kunnen daar wel een training rond volgen). - Communicatie: Het project steunt erg op communicatie. Dit hebben we bewust zo gekozen omdat heel veel kennis al aanwezig is in school en bedrijf. Het knelpunt is dat iedereen er vanuit gaat dat de andere weet wat er verwacht wordt. We trachten met de projectcommunicatie het gesprek rond arbeidsattitudes in de schoolactualiteit (en in het schoolbeleid) te brengen. - Het project sluit zeer nauw aan bij de (nieuwe) vakoverschrijdende eindtermen (VOETen) die nu in september 2010 van kracht worden. Door te werken met het project vullen scholen/leerkrachten zo al een deel van hun administratieve verplichtingen in. Mogelijke elementen ter verspreiding naar andere regio’s Will’s Kracht is een project dat wordt ondersteund door het flankerend onderwijsbeleid van het provinciebestuur Limburg. Concreet wil dat zeggen dat een school of organisatie uit een andere Vlaamse Regio niet rechtstreeks beroep kan doen op de ondersteuning van Will’s Kracht. However… Dat wil zeker niet zeggen dat u niets kunt ondernemen: - Alle producten en materialen van het project kunnen rechtstreeks (en gratis) gedownload worden op de website of (tegen een kleine vergoeding) in originele vorm besteld worden bij het project. - Afhankelijk van de gelegenheid kunnen wij voor grotere evenementen sprekers voorzien. - Voor vragen over het materiaal of projecten kan u ons steeds bereiken. In het verleden hebben we onrechtstreeks projecten ondersteund in Mechelen, Antwerpen en Brussel dit in samenwerking met het RTC (Regionaal Technologisch Centrum), OVSG, ERSV Limburg en RESOC Mechelen. >#
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Samenvatting van de aanbevelingen - De integratie van de veiligheid en gezondheid op het werk in het schoolparcours kan niet losstaan van de creatie van een stevig kader dat de maatschappelijke evoluties en de veranderingen aan het werk en de beroepen in rekening brengt. Dit kader moet de basis vormen waarop initiatieven ontstaan en waaraan ze hun legitimiteit verlenen. - De erkenning van risicobeheer als een te evalueren vaardigheid, op hetzelfde niveau als andere vaardigheden, is een middel om praktijkverschillen tussen onderwijsinstellingen te overstijgen. - Het bewustzijn bij onderwijzers over de invloed van de kennis over veiligheid en gezondheid op het werk op de toekomstige loopbaan van leerlingen en studenten, wordt voornamelijk gecrëeerd tijdens de opleiding van onderwijzers en scholendirecties. De integratie van veiligheid en gezondheid op het werk in deze opleidingen is daarom de eerste stap in het proces. Ze zal een gunstig klimaat creëren voor een preventiecultuur. - De creatie van een gunstig klimaat voor de preventiecultuur, is afhankelijk van de adequate humane en financiële middelen die de bevoegde instanties ervoor vrijmaken. - Ondanks enkele stappen in de goede richting, blijft de integratie van de veiligheid op het werk in het algemeen secundair onderwijs en het hoger onderwijs een belangrijke uitdaging. De studenten die vandaag het hoger onderwijs en de universiteiten verlaten, zullen morgen het werk organiseren, ploegen leiding geven en verantwoordelijkheden opnemen met name inzake welzijn op het werk. De preventiecultuur berust in ondernemingen en organisaties voornamelijk op de kennis en het engagement van het kader en de leidinggevenden. De mogelijkheden om de jongeren in deze geledingen te sensibiliseren en op te leiden, bestaan en moeten meer benut worden. Goede praktijken uit België en het buitenland vormen hiertoe een prima sensibiliseringsmiddel. - Een meer uitgebreide samenwerking tussen bedrijven en scholen moet bijdragen tot een beter begrip van ieders verantwoordelijkheid in het aanleren van de juiste attitudes voor veiligheid en gezondheid op het werk aan jongeren. Men moet er aandacht aan besteden dat deze samenwerkingsprojecten zich op de lange termijn enten. - Professionelen en preventiedeskundigen die jongeren in opleiding op het werk omkaderen varen wel bij een betere kennis van de specifieke noden van deze jongeren. Het zal tevens de vlotte overgang van school naar werk voor elke jongere verzekeren.
>#
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Besluit Het is een redelijke veronderstelling dat een systematische integratie van de bewustmaking van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s en het aanleren van gepaste preventiemaatregelen in de vorming van de jongeren beloond zal worden met een beter aangepast gedrag op het werk, een meer competente aanpak van gevaarlijke werksituaties en, meer algemeen, een betere benadering van de werkwereld, met op termijn een beduidende daling van de arbeidsongevallen en de beroepsziekten. Hoewel iedereen het eens is over het belang van de bewustmaking van de jongeren rond veiligheid en gezondheid, lijkt de formele, grootschaligeen effectieve integratie in de praktijk eerder moeizaam te verlopen. Hier en daar worden projecten gestart, maar de realiteit is ongelijk. Toch komen steeds meer jongeren (ongeacht hun studierichting) vrij vroeg op hun traject in contact met de bedrijfswereld, al was het maar als jobstudent. Het is dus belangrijk dat de scholen en de bedrijven rekening houden met deze evolutie. Het ligt voor de hand dat de jongeren zelf de eerste actoren van hun veiligheid, hun gezondheid en hun toekomst zijn. Maar zonder een begeleiding door de school, het gezin en de bedrijfswereld, een begeleiding die zich bewust is van de inzet, zal de ontwikkeling van een preventiecultuur een vrome wens blijven. Alle betrokkenen zouden er goed aan doen dit vraagstuk op de agenda te plaatsen, opdat in de scholen en de bedrijven een omgeving zou ontstaan waarin de jongeren de preventiebenadering kunnen begrijpen en assimileren. Preventie is geen zaak van specialisten. Elke instantie, op elk niveau (school, inrichtende macht, oudervereniging, onderneming, beroepsvereniging, onderwijsoverheid, politiek besluitvormer, preventie-expert...) wordt daarom uitgenodigd tot een evaluatie van haar praktijk en haar engagement voor de problematiek van de veiligheid en gezondheid op het werk in het algemeen en voor de overdracht van kennis en competenties in dit domein, niet alleen aan de jongeren maar ook aan de vakmensen die hen begeleiden.
>#!
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Bibliografie Berghaus B. J., Research needed on behavior skills training to teach young workers workplace safety skills, in: Behaviorology Today, Vol. 13, Nr. 1, pp. 10-14. Coppieters Yves, Evaluation de la prise de conscience des risques chez les jeunes: Exemple de l’asthme professionnelle, ULB - Ecole de Santé Publique, 2004, 204 p. De Roubaix J., La promotion de la santé à l’école au centre de deux logiques, in: Education Santé, nr. 232, Maart 2008. Fourth European working conditions survey, European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions, 2007, 134 p. Gemeeschappelijke verklaring ter Werlzijnsconferentie, 23 mei 2008, GO Onderwijs van de Vlaamse Gemeeschap, 11 p. Goguelin Pierre en Cuny Xavier, La prise de risque dans le travail, Editions O/E, 1988, 252 p. Integratie van veiligheid en gezondheid in het onderwijs, in: Preventfocus, nr. 3, maart 2009, pp. 8-11. Kouabenan R. D. en Dubois Michel, Les risques professionnels: évolutions des approches, nouvelles perspectives, Octares Editions, Collection Travail & Activité Humaine, 2003, 188 p. Preventie van ongevallen bij jongeren, in: Preventfocus, nr. 9, november 2007, pp. 20-22. Loughlin C. en Barling J., Young workers’ work values, attitudes and behaviours, in: Journal of occupational and organizational Psychology, nr. 74, 2001, pp. 543-558. Mainstreaming occupational safety and health into education - Good practices in school and vocational education, European Agency for Safety and Health at Work, 2009. OSH in the school curriculum: requirements and activities in the EU Member States, European Agency for Safety and Health at Work, 2009, 180 p. Werkende jongeren en hun welzijn. Een literatuurstudie, in: Preventfocus, nr. 7, september 2006, pp. 4-7.
>#"
DO\aQV]]Z\OO`eS`YAO[S\eS`YS\OO\SS\dSWZWUSS\USh]\RSZ]]^POO\
Sensibilisering jongeren voor veilig en gezond werken: een project van lange duur De Europese Week voor veiligheid en gezondheid op het werk stond in 2006 in het teken van veiligheid, gezondheid en welzijn bij jongeren. Assuralia en Prevent lanceerden op dat moment een affichecampagne om de jongeren, scholen en bedrijven te sensibiliseren om veilig te werken. Boegbeeld van de campagne was een jonge Canadese vrouw die als jobstudent haar been verloor als gevolg van een arbeidsongeval.
Mediacampagne Assuralia en Prevent voerden met de Canadese ambassadrice van het Passport to Safety project in ons land een mediacampagne met flyers en affiches in het straatbeeld, YouTube filmpjes, een interview op televisie en radio, acties in scholen en een academische zitting.
Monitoring Eén van de initiatieven tijdens de campagne is een bevraging bij de leerlingen en studenten van de derde graad secundair onderwijs en uit het hoger onderwijs naar hun ervaring inzake veiligheid en gezondheid tijdens een eerste stage of een studentenjob. Een gelijkaardige enquête is verricht bij de ondernemingen om na te gaan hoe zij de houding van de jonge werknemers ervaren tegenover aspecten van veiligheid op het werk.
Platform Om een zo groot mogelijk draagvlak te creëren voor de sensibiliseringscampagne zijn diverse spelers uit het onderwijs en de bedrijfswereld benaderd met het oog op het creëren van een platform waarin alle betrokken partijen zich kunnen terugvinden om samen aan de uitwerking van een veiligheidsgericht beleid voor jongeren in het onderwijs te werken. Aan alle betrokkenen is gevraagd om een bijdrage te leveren voor een bundeling van aanbevelingen die ook de bijdragen van de conferentie zal bevatten.
Reportage Een kortfilm over de samenwerking tussen scholen en bedrijven werd in 2009 opgenomen. Een reeks artikels brachten het verhaal van de leerlingen en leerkrachten in de scholen. Alle sensibiliseringsmateriaal, de studies, de bijdragen van de conferenties en de enquêteresultaten zijn beschikbaar op de website www.prevent.be/p/young. Wil u zelf u ervaring delen en betrokken worden in het project, neem dan contact op met
[email protected]. De integratie van de veiligheid en gezondheid op het werk in het schoolparcours kan niet losstaan van de creatie van een stevig kader dat de maatschappelijke evoluties en de veranderingen aan het werk en de beroepen in rekening brengt. Dit kader moet de basis vormen waarop initiatieven ontstaan en waaraan ze hun legitimiteit verlenen.
Met dank aan Assuralia en alle betrokken partners voor hun financiële en inhoudelijke steun.
>##