SLO primair
Van de redactie Kennis delen en overdragen. Daar draait het om in het onderwijs én
bij SLO. Dat doen we onder andere door de gratis verspreiding van dit blad. Bent u trouwe lezer, dan zal het u opvallen dat SLO Primair een nieuw jasje heeft. Het blad heeft een meer opiniërend karakter
gekregen door de toevoeging van een vaste column en de rubriek ‘De Stelling’. Natuurlijk houden we u daarnaast op de hoogte van
producten van SLO, aangevuld met korte artikelen over een centraal thema.
Omgaan met verschillen
Het thema van dit nummer is omgaan met verschillen, een onderwerp dat steeds weer een rol speelt in leerplankundige discussies.
Actueel is de brede maatschappelijke ontwikkeling waarin gestreefd wordt naar integratie van kinderen met specifieke leerbehoeften in het reguliere onderwijs. Maar denk ook aan de vele discussies rond
‘leren excelleren’, het benutten van talenten en het vormgeven van kleurrijk onderwijs dat recht doet aan de verschillende sociaalculturele achtergronden van leerlingen. SLO Primair - voorziet in informatie over actuele maatschappelijke ontwikkelingen die relevant zijn voor het primair onderwijs. SLO Primair verschijnt twee keer per jaar en is een uitgave van SLO, het nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling.
Scholen hebben de verantwoordelijkheid om hun onderwijs flexibel
en gevarieerd in te richten. Dit stelt het onderwijs voor leerplankundige uitdagingen, waarbij leraren een centrale rol spelen. Hoe
organiseren we het leeraanbod zo dat individuele verschillen positief benut kunnen worden, met inachtneming van praktische haalbaarheid en gemeenschappelijke kwaliteitsstandaarden? In deze SLO Primair geven we een aftrap over de (on)mogelijkheden rondom omgaan met verschillen.
Voor meer informatie kunt u terecht op www.slo.nl.
SLO Primair nr. 1 2007
Omgaan met verschillen De Stelling Column: samen of apart Inspecteur Gerbo Korevaar denkt mee met basisscholen Veelbelovende voorbeelden van Integratie van kinderen met een handicap Taal-CD loodst slimme leerling rap door les Pabo-module (hoog)begaafdheid Op de Klaverweide maakt natuurlijk leren het verschil Innovatieve onderwijsarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen Agenda Blikvangers Vooruitblik Colofon
2 3 4 6 8 9 10 12 13 13 16 16
De Stelling
Leraren zijn niet toegerust vo De vernieuwde SLO-Primair presenteert voortaan telkens een prikkelende stelling. De reeks begint met de stelling: ‘Leraren zijn niet toegerust voor het omgaan met verschillen’. René van Blaricum, praktijkdeskundige bij expertisecentrum Passage in Den Bosch, reageert.
Het wil nog wel eens botsen in de lerarenkamer als het gaat over de omgang met verschillen in de klas. “Eigenlijk zouden we een speciaal opleidingsprogramma voor (hoog)begaafde leerlingen moeten hebben’, zal de ene leraar zeggen. Anderen brengen daar tegenin dat zij daarvoor geen tijd hebben. Veel leraren zijn al blij als ze de ‘minder begaafde’ leerlingen iets extra’s kunnen bieden. Intussen krijgen scholen steeds meer ruimte voor het nemen van eigen initiatieven om tegemoet te komen aan de verschillende leerniveaus in de klas. Lesmateriaal wordt aangepast aan verschillende leersnelheden en scholen kunnen plusklassen formeren die begaafde leerlingen een aangepast programma bieden. Tot nu toe blijft het echter bij incidentele experimenten. Het roept de vraag op of het probleem ook bij de leerkrachten zélf zou kunnen liggen.
SLO primair
René van Blaricum over ‘De Stelling’: Leraren zijn niet toegerust voor omgang met verschillen “Ik ben al dertig jaar leraar en heb alle ‘klanten’ wel les gegeven. Voortdurend trachtte ik mijn eigen gerichtheid op verschillen in groepen en leersnelheden te vergroten. Ik deed de opleiding Remedial Teaching, ontwikkelde kennis over jong talent en was betrokken bij Wittering.nl. Dat is een school in Rosmalen waar het tempo van de ontwikkeling wordt bepaald door het kind, in plaats van door keurig in leerjaren ingedeelde methodes. Daarnaast ben ik gevraagd om de Plusklas in Den Bosch voort te zetten. Bij de Plusklas kunnen hoogbegaafde kinderen van de Bossche basisscholen binnen het WSNSproject een halfjaarlijks traject volgen. Naast het leerstofaanbod dat de kinderen krijgen, vindt er een parallelle begeleiding plaats voor de leerkracht. Het is de bedoeling dat de opgedane kennis wordt geborgd binnen de deelnemende basisscholen. Zo kunnen zij straks zelfstandig hun school ‘inrichten’ op de omgang met deze specifieke groep leerlingen.”
“Momenteel ben ik ambulant begeleider bij Expertisecentrum Passage. Ik begeleid leerlingen individueel en adviseer tegelijk hun leraren en de interne schoolbegeleiders. Ik richt mij op hoogbegaafdheid, dyslexie en leerlingen met een te verwachten overgangsproblematiek bij de overstap van primair naar voortgezet onderwijs. Maar dat is nog slechts een deel van de vele verschillen waarmee leerkrachten geconfronteerd worden. Wat te denken van kinderen met handicaps, leerstoornissen of gewoonweg culturele verschillen? Tot mijn spijt merk ik in mijn dagelijkse praktijk dat leraren te vaak niet zijn toegerust om daarmee om te gaan.” “De situatie is te vergelijken met die in een gezin waarin ouders met veel liefde en inzet, maar weinig kennis van zaken, proberen hun ‘hopeloze’ kinderen op het juiste spoor te zetten. Ik zie dat ook leerkrachten lange tijd proberen binnen hun mogelijkheden een oplossing te vinden. Maar daar komen ze vaak niet uit. Vervolgens krijg ik te maken met kinderen met een nadrukkelijke lijdensvraag. Regelmatig stel ik vast dat het fout ging in de
oor omgang met verschillen ‘diagnosestelling’. Bijvoorbeeld een kind met rekenproblemen bleek eigenlijk een probleem te hebben met zijn sociale aanvaarding in de klas. Nadat we daarmee aan de slag gingen, bleken er mogelijkheden te zijn om de problematiek aan te pakken. Kortom, het herkennen en erkennen is erg moeilijk.” “Om met alle verschillen goed om te kunnen omgaan is affiniteit, ervaring, ambitie, visie en inzicht vereist van de leerkracht. Tevens wordt een stevige wissel getrokken op de pedagogische en contactuele vaardigheden van leerkrachten, én op hun klassenmanagement. Vooral oudere leerkrachten en mensen die net van de pabo’s komen hebben daar moeite mee. De ouderen hebben moeite om zich wederom aan te passen aan iets nieuws, de jongeren missen vooral ambitie en bevlogenheid. Docenten zélf geven vooral tijd aan als faalfactor. Ik loop daar elke keer
weer tegenaan in mijn praktijk. Maar tijdsgebrek beschouw ik zelf toch als een dooddoener. Een beetje tijdsinvestering kan al snel heel veel tijd besparen. Waarom niet eens een keer het gesprek aangaan met een kind, in plaats van voortdurend te corrigeren of te herhalen? Verstevig de band, vraag wat het kind wil? En betrek de ouders erbij. Een goede communicatie tussen leerkracht en ouders is voor beide partijen van groot belang. Veel ouders voelen zich vaak niet begrepen en leraren hebben het maar al te vaak over zeurende ouders. In plaats daarvan zou een leerkracht ook kunnen zeggen van ‘geef me de tijd om jullie waarneming eens te observeren en te kijken of ik dat ook in de klas herken’. Vaak zal dat de leerkracht helpen om een betere diagnose te stellen of juist extra argumenten richting ouders te verzamelen om aan te geven dat hun kind écht niet buitengewoon begaafd is.”
Column Ria van de Vorle, programmamanager Primair onderwijs (SLO)
Samen of apart
Asperger, PDD-NOS, ADHD, down syndroom, hoogbegaafd, emotioneel hooggevoelig, motorisch getalenteerd; elke reguliere school heeft tegenwoordig wel een of meer kinderen met een van deze specifieke kenmerken in huis. En wat te denken van kinderen met dyslexie en dyscalculie. Om nog maar te zwijgen over de verschillen tussen kinderen wat betreft taalbeheersing, geletterdheid, en gecijferdheid waarmee de leerkracht rekening moet houden. Door de toegenomen deskundigheid kunnen we de verschillen benoemen, maar weten we nu ook hoe we er mee om moeten gaan? En als we dat al zouden weten, mogen we dan van elke leerkracht in het regulier onderwijs verwachten dat hij dat kan toepassen? Een leerkracht kan en mag zijn aandacht niet enkel richten op de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Hij is er tenslotte voor àlle kinderen. Lang vond iedereen het normaal dat kinderen met een speciale leerbehoefte naar het speciaal onderwijs gingen. Vandaag de dag ligt dat echter anders. Nu komen ook deze leerlingen terecht in die volle basisschoolklas. Want het (inter)nationale onderwijsbeleid is erop gericht maatschappelijke ongelijkheid te bestrijden met
SLO primair
inclusief onderwijs. In Nederland zijn reguliere scholen voortaan verplicht hun onderwijs toegankelijk te maken voor kinderen met speciale onderwijsbehoeften. En dat vraagt veel van scholen en van leerkrachten in het bijzonder. Niet elke leerkracht is in staat om met alle verschillen goed om te gaan. Maar er zijn ook andere factoren die de mogelijkheden en mate van integratie beperken, zoals andere kinderen die de speciale leerling niet opnemen in de groep. Of factoren die met de leerling zelf te maken hebben, zoals de aard en ernst van de beperking, de mate van zelfstandigheid, het sociaal functioneren en de leerbaarheid. Er zijn ouders, leerkrachten en beleidsmakers die daarom niet achter een verder doorgevoerd integratiebeleid staan. Zij zijn van mening dat speciale leerlingen beter tot hun recht komen op scholen voor speciaal onderwijs. De tendens is echter dat zoveel mogelijk kinderen met een handicap worden opgenomen in het regulier onderwijs. Uitgangspunt is dat ieder kind welkom is en recht heeft op gelijke kansen. Maar waarom zien we dan voor hoogbegaafden de omgekeerde beweging ontstaan in de vorm van plusklassen en zelfs aparte scholen?
Inspecteur Gerbo Korevaar denkt mee met basisscholen Door Enno de Witt
Gerbo Korevaar is sinds 1997 inspecteur primair onderwijs, met als thuisbasis Zoetermeer. In zijn lange onderwijsloopbaan heeft hij de rol van de inspectie sterk zien veranderen, van een instituut dat boven de scholen stond tot een meedenkende organisatie – die uiteraard wel de grenzen bewaakt. Korevaar signaleert recent ook een verandering in het perspectief waarmee de inspectie kijkt. “Vroeger opereerden we in het primair onderwijs vooral op schoolniveau. We worden ons er steeds meer bewust van, dat het in de eerste plaats om de leerling gaat. Nu rapporteren we in macrorapportages veel meer vanuit de leerling zelf. We willen zien welke zorg die nodig heeft, welke problemen opgelost moeten worden en hoe dat het beste kan gebeuren. We kijken naar de aansluiting met het voortgezet onderwijs en hoe we voortijdig schoolverlaten kunnen voorkomen, door het toespitsen van het onderwijs op de leerling. Verder hebben we meer aandacht voor talent dat onvoldoende tot ontwikkeling komt. De benadering is veranderd.”
SLO primair
Ook de rol van de school is in de ervaring van Korevaar anders geworden: “De vijfenenhalf uur dat een kind per dag op de basisschool zit, kan het niet alles leren wat het nodig heeft. Vroeger had je naast de school nog herkenbare instituties waar het terecht kon, maar dat is nu voor veel leerlingen verdwenen. Door het toenemend aantal werkende moeders zit ook bijna niemand meer om vier uur klaar met een kopje thee. Je merkt dan ook, dat er een gebrek aan structuur is. Als reactie leggen sommigen daarom veel op het bord van de school. Die krijgt een andere rol, ingegeven door veranderende maatschappelijke omstandigheden. Het gaat dan niet meer alleen om leren, de school is meer dan vroeger een plaats waar kinderen maatschappelijke vaardigheden leren.” Meedenkers Als inspecteur doet hij aanmerkelijk meer dan alleen controleren: “Scholen hebben veel vrijheid, zolang ze het minimum aantal uren les geven en voldoende aandacht besteden aan zaken als taal en rekenen. Wij zijn constructieve meedenkers, al houden we natuurlijk wel de marges in de gaten. We kijken of het in de praktijk allemaal gaat zoals het moet, maar we zijn niet meer zo dominant aanwezig als vroeger. Als dat nodig is komen we met suggesties voor verbeteringen, maar dat gaat altijd in overleg met de school zelf. We blijven terughoudend. We zeggen liever: analyseer het eens en kijk naar wat je zelf kunt doen en wie je daarbij zo nodig kan helpen.” Het gaat daarbij niet alleen om vakinhoudelijke zaken: “Continuïteit is voor ons ook belangrijk, wat we de ononderbroken ontwikkeling noemen. Het is zaak dat een leerling die naar een volgende groep gaat, daar de leerstof zodanig krijgt aangeboden, dat die aansluit op wat hij gewend is. Dat geldt net zo goed voor scholen onderling. Als een kind naar een andere school gaat, mag het
verschil tussen de oude en nieuwe school niet te groot zijn. Er kan veel, maar dan zullen de scholen hun plannen zelf heel goed aan ons uit moeten leggen. Omgekeerd hebben wij in het uiterste geval de regels achter de hand, als we ons punt kracht bij willen zetten. Echt ingrijpen is zelden nodig. De overheid beschikt alleen maar over botte middelen. De minister kan iets doen aan de bekostiging of een school onder curatele stellen. Minister Van der Hoeven heeft aan de Kamer een nieuwe aanpak voorgesteld, meer stapsgewijs. Ook nu al gaan wij eerst eens ernstig met een bestuur praten, voordat we de minister voorstellen tot ingrijpen over te gaan.” Tafelmanieren Een vast gegeven blijft de bijna duizend uur die een basisschool per jaar aan onderwijs moet besteden. De discussie gaat dan wat Korevaar betreft over wat wel onderwijs is en wat niet. Hij noemt het voorbeeld van een school, die het halve uur extra eetpauze in de ochtend meerekende: “Ze redeneerden dat de leerlingen daarin veel opstaken, het was goed voor de socialisatie, ze leerden tafelmanieren, en ik kon daarin met ze meegaan. Daar doen we verder niet ingewikkeld over. Anders ligt dat bij scholen die als onderwijsinstelling vanuit een specifieke opvatting werken, zoals het nieuwe leren. Daar houden we een aantal stokken achter de deur, zoals de leerplichtwet, die stelt dat de leerling zo goed mogelijk moet worden voorbereid op vervolgonderwijs. Maar naar een museum gaan kan heel goed, zolang er maar een bevoegde leerkracht is die de supervisie heeft. Dat is de enige echt harde voorwaarde die we stellen. Dat is meteen ook het probleem bij de vervanging bij ziekte en afwezigheid. Je kunt wel een klassenassistent voor de klas zetten of een welwillende ouder, maar dat mag eigenlijk alleen als een bevoegde docent ook daadwerkelijk in staat is tot het uitoefenen van zijn bevoegdheid. Als die in een ander gebouw zit, wordt dat wel heel erg moeilijk.” Is dat goed geregeld, staat een bevoegde docent voor de klas en wordt voldoende aandacht besteed aan de kerndoelen, dan mogen van Korevaar de scholen zelf hun onderwijs vorm geven: “Rekenlessen kun je dan in een warenhuis geven, in de praktijk. Het is net zoals tegenwoordig de zwemlessen plaatsvinden: de docent heeft de leiding,
maar de eigenlijke les wordt gegeven door een zweminstructeur. In Rotterdam, waar veel kinderen zonder ontbijt op school komen, verzorgen sommige scholen dat niet alleen, maar geven ze het ook een pedagogische lading, onder meer door het voorlezen van verhalen. Ik heb er ook geen bezwaar tegen, als leerlingen tijdens een taalles in de bibliotheek stripboeken lezen. Ze maken dan kennis met geletterdheid en dat kan binnen dat vak erg belangrijk zijn. Het maakt natuurlijk wel uit in welke groep je het doet, voor de bovenbouw lijkt het me minder geschikt dan voor groep twee.” Grenzen Toch zijn er ook wat Korevaar betreft grenzen: “Je moet wel in de gaten houden waarvoor het onderwijs en de school bedoeld zijn. Met name in het speciaal basisonderwijs zie je nog wel eens, dat leerlingen een pakket krijgen aangeboden waar alles wat ze moeten doen keurig in staat, maar welk doel op een gegeven moment bereikt moet zijn niet. De pedagogische aanpak is een doel op zich geworden, wat niet de bedoeling is. Die discussie kom je trouwens ook tegen in het reguliere basisonderwijs. Het onderkennen van verscheidenheid wil nog niet zeggen dat de gekozen aanpak meteen ook de juiste is. In de plannen ontbreken vaak de doelen. Wij wijzen daar dan op.” Voor de rest is erg veel mogelijk, meer in ieder geval dan de praktijk momenteel biedt. In principe, zegt Korevaar, zou een basisschool het zelfs helemaal zonder eigen gebouw kunnen doen. Gewoon alles uitbesteden en elders onderbrengen, onder supervisie van een bevoegde docent. Wettelijk is wat dat betreft niets geregeld, dus de mogelijkheden zijn er. Toch ziet hij nog wel wat haken en ogen bij een dergelijke aanpak: “We willen dan wel graag ruim van tevoren contact, om te zien wat er gaat gebeuren en of de school binnen de kerndoelen werkt. Een school moet ook zorgen voor ononderbroken continuïteit voor de leerlingen en voor aansluiting op het vervolgonderwijs Het zou ook handig zijn als de verschillende locaties niet te ver van elkaar liggen, zodat ik ze op mijn fietsje kan bezoeken. Maar verder is het heel goed mogelijk.”
SLO primair
Veelbelovende voorbeelden van integratie van leerlingen met een handicap Ondanks handicap ‘gewoon’ naar school Niet alleen in Nederland maar ook in het buitenland stuurt de overheid aan op integratie van leerlingen met handicaps in regulier onderwijs. Het blijkt dat vormen van inclusief onderwijs succesvol kunnen zijn indien scholen een doordachte aanpak kiezen. SLO heeft afgelopen jaar een onderzoek uitgevoerd dat erop gericht is om inzicht te krijgen in de mogelijkheden en problemen die scholen ervaren bij de vormgeving van de integratie van kinderen met speciale onderwijsbehoeftes in het reguliere basisonderwijs (Tussen apart en samen, 2007). Samen met Future Consult bracht SLO eerder al ‘veelbelovende voorbeelden’ in kaart.
SLO primair
Kinderen met een handicap zijn niet over één kam te scheren. De aard en ernst van beperkingen en de consequenties daarvan voor hun onderwijs lopen uiteen. Daarnaast verschillen ook scholen. Bijvoorbeeld in opvattingen over leren, in schaalgrootte, in organisatie of in beschikbare deskundigheid binnen het team. Kortom, een ‘one-size-fits-all’ benadering ten aanzien van de integratie van kinderen met een handicap in het regulier onderwijs is niet reëel. Maatwerk is vereist. Oud minister Van der Hoeven liet in 2005 weten dat het onderwijs daarom flexibel en gevarieerd moet worden ingericht. Een mooi streven, maar de praktijk blijkt weerbarstig. Het speciaal onderwijs blijft groeien en de integratie van kinderen met een rugzakje in het regulier onderwijs verloopt moeizaam. De SLO-medewerkers Berthold van Leeuwen en Jos ter Pelle brachten de afgelopen jaren knelpunten in kaart die de ontwikkeling naar integratie op basisscholen in de weg staan. “Maar naar de gevolgen voor het curriculum is nog weinig onderzoek gedaan en handreikingen voor de belangrijkste arrangeurs van het leerplan-in-actie, de leerkrachten dus, zijn er niet of nauwelijks”, stellen zij. Dat roept vragen op als ‘hoe integreren scholen voor primair onderwijs op succesvolle wijze kinderen met een handicap in hun
onderwijs?’ en, vooral, ‘wat zijn de leerplankundige implicaties en uitdagingen?’ Om op deze vragen een antwoord te vinden gingen de onderzoekers het afgelopen jaar op zoek naar veelbelovende voorbeelden in binnen- en buitenland. Dat leverde boeiende scenario’s op. Zoals op de kleine dorpsschool van Tom (slechtziend). Door het werken in combinatiegroepen wordt er veel waarde gehecht aan zelfstandig werken. Dat schept ruimte om extra aandacht te geven aan leerlingen die dat nodig hebben. De voorbereiding blijkt essentieel. Vooral het doordenken van passende werkvormen en onderwijsleermiddelen (bijvoorbeeld het uitvergroten van werkbladen voor Tom) is belangrijk. Voor elke dag wordt een dagprogramma en waar nodig een zorgprogramma opgesteld. Kortom, leerlingen met rugzakje krijgen op deze kleine dorpsschool een warm welkom. Er zijn ‘reguliere’ leerlingen die meer aandacht vragen, en binnenkort krijgt Tom vanuit zijn rugzakje een labtop. Ook handig voor de overige leerlingen. ‘De leerling is de maat’ blijkt ook de kern van succes op een Montessorischool. In een interview stelt een leerkracht geen problemen te ervaren met leerlingen met handicaps. “Een zorgleerling in de groep vraagt wel wat meer van je als leerkracht”, stelt deze, “vooral
als de leerling voor het eerst in je bouw komt. Maar ik ervaar de aanwezigheid van zorgleerlingen niet direct als extra zwaar. Het is de montessori-visie: positief benaderen, wat kan een kind wel. Bovendien hoort het bij ons dat we zelf al veel werkjes ontwikkelen en veel voorbereiden en nakijken (individuele planningen maken).” Het blijkt echter niet overal even gemakkelijk te gaan. De leerkracht van Guido, een jongen met zware concentratieproblemen uit het Oosten des lands, zegt openhartig: “Ik moet steeds naar hem toe; vragen, stimuleren, aankijken en al zijn werk sterk voorstructureren. Soms kom ik niet door zijn ‘glazen bol’. Dat vraagt dan zoveel energie dat andere kinderen tekort komen. Ik heb strikt genomen onvoldoende expertise om Guido’s beperking om te gaan. Toch vind ik dat leerlingen met een handicap zo veel mogelijk in regulier onderwijs horen te verblijven.” Een van zijn collega’s begeleidt Joris, een zevenjarige jongen met het syndroom van Down. Hij maakt voor Joris onderwijs op maat, zoals
het doordenken van zinvolle onderwijsinhouden, het zoeken naar passende didactiek en het ontwikkelen of aanpassen van leermaterialen. “Er is niet op voorhand een compleet jaarprogramma die je zo maar even uit de kast haalt. Dit vergt extra deskundigheid. Dat gebeurt nu veelal in de vrije tijd.” Van Leeuwen en Ter Pelle concluderen uit hun onderzoek dat integratie van leerlingen met handicaps in het reguliere onderwijs andere competenties aan leraren stelt dan voorheen gebruikelijk werd geacht. Niet alleen qua attitude, kennis en inzicht, organisatorische vaardigheden en (vak)didactisch repertoire. Een leraar krijgt ook meer een rol als (mede-) ontwikkelaar. Hoe komt men tot een goed leerplan? Waar loopt men tegenaan? Hoe kan men daar in ondersteund worden? Om dat goed in kaart te brengen is op korte termijn onderzoek vereist dat zich vooral moet richten op het curriculum in al haar verscheidenheid en op de leraar als professional. Dit onderzoek wordt nog in 2007 door SLO uitgevoerd.
SLO-publicaties over omgang met handicaps
SLO primair
SLO publiceert regelmatig studies over leerplanontwikkeling voor leerlingen met handicaps. Deze zijn speciaal geschreven voor leerkrachten, beleidsmakers, schooldirecties, begeleiders, enzovoort. De volgende titels zijn (online of telefonisch) te bestellen bij SLO: • Samen of Apart, Anders of Minder (2003): over onderwijs aan leerlingen met speciale leerbehoeften. Het boekwerk schetst en onderbouwt vier mogelijke ontwikkelrichtingen. Verkoopprijs € 30,50. • Ambities voor de Toekomst (2004): een rijke bloemlezing van scenario’s en hun implicaties voor het onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Verkoopprijs € 24,-. • Gewoon als het kan.... (2005): een schets van vier beleidsrijke praktijkvoorbeelden van onderwijs aan speciale leerlingen. Verkoopprijs € 30,50. • Hoezo ontketend? (2006): Een overzicht van de huidige praktijk van ondersteuning van zorgleerlingen. Een boeiende lappendeken met ontluikende voorbeelden van hoge kwaliteit. Gratis te bestellen.
Bestellen? Neem contact op met de afdeling verkoop Telefoon 053-4840305 Internet http://catalogus.slo.nl Email:
[email protected]
Taal-cd loodst slimme leerling rap door les Het meeste lesmateriaal voor het primair onderwijs richt zich op de grootste gemene deler in de klas. Vervelend voor de slimmere, harder werkende of (hoog)begaafde leerlingen. Die hebben al snel de neiging af te haken, omdat de lesstof vaak in herhaling valt of ze eenvoudig weg niet boeit. En dat komt hun houding in de groep vaak niet ten goede. Voor hen heeft SLO destijds compactingprogramma’s ontwikkeld voor alle leerjaren bij de reken-wiskundemethodes Alles telt, De wereld in getallen, Pluspunt en Rekenrijk. De compacte route door de rekenlessen biedt tijd en ruimte die kan worden ingevuld met uitdagende leerstof. Nu werkt SLO aan het compacten van een groot deel van de taalmethoden met daarnaast tips voor verrijking.
SLO primair
“Schrappen in de lesstof om tijd vrij te maken voor iets uitdagends: het pakket ‘compacten en verrijken van de rekenles’ is een groot succes gebleken”, stelt onderwijskundige Nora Steenbergen (projectleider van het Landelijk Informatiepunt (Hoog)begaafdheid Primair Onderwijs dat bij SLO is gevestigd). Zo’n 2000 van de ruim 8700 Nederlandse basisscholen hebben dit pakket nu aangeschaft. Al snel kwam de roep uit het veld om ook het zeer omvangrijke taalprogramma compacter en spannender te maken. Afgelopen jaar is daarmee een start gemaakt. SLO heeft compactingrichtlijnen opgesteld en in een pilotgroep met onder andere een taalspecialist, een uitgever én een docent basisonderwijs, die zelf al aan de slag was gegaan met het aanpassen van lesmateriaal, is een deel van
Taalactief (derde versie) gecomprimeerd. Die richtlijnen stellen in ieder geval dat onnodige herhalingen dienen te verdwijnen. En dat kinderen van “tevoren” de toets maken over onderwerpen die ze in de taalles op school nog niet eerder behandeld hebben. Als het resultaat goed is, hoeven ze niet alle volgende lesstof door te werken, maar volgen ze de compactere route. Naast dit compacter maken, is er ook een richtlijn geënt op het bevorderen van creativiteit. “Van sommige gesloten opdrachten maken we open opgaven”, vertelt Steenbergen. “Dus niet één keuze bepalen uit drie aangegeven opties om een zin logisch af te maken, maar de kinderen zelf een leuk einde laten bedenken. Deze kinderen zijn immers vaak heel creatief in het vinden van oplossingen.” Het komt er op neer dat alle kinderen met hetzelfde leerboek werken.Maar voor goede taalleerders wordt vanaf een cd-rom een routeboekje geprint. Die loodst hen rapper door de leerstof heen, maar geeft ook extra opgaven. Het routeboekje geeft aan welke oefeningen de leerlingen wél en welke ze niét moeten doen. “Een voorbeeld van zo’n extra oefening is het maken van een presentatie voor de groep. Op die manier kunnen kinderen die in hun klas een traject op maat volgen, toch actief betrokken blijven bij de groep. Ze kunnen die presentaties ook gewoon tijdens de reguliere les opstellen, net zoals al die andere extra opgaven die het routeboekje voor hen in petto heeft.” Een deel van Taalactief is inmiddels succesvol gecomprimeerd en verrijkt op de domeinen spreken-luisteren, lezen, schrijven, taalbeschouwing, spellen en woordenschat. Begin 2007 is SLO gestart met het compacter maken van een deel van de andere gangbare taalmethoden. Waar nodig wordt verrijking ingebracht. Een jaar later staat de ontwikkeling gepland van een aansluitend taalprogramma voor (hoog)begaafde leerlingen. Daarbij worden ook cursussen aangeboden voor leerkrachten, intern begeleiders en taalcoördinatoren primair onderwijs. Met deze aanpak wil SLO het primair onderwijs praktische handvatten aanreiken om leerlingen aan te kunnen spreken op hun eigen kunnen.
Pabo-module (hoog)begaafdheid Nu de aandacht voor leerlingen die onder het gemiddelde presteren steeds beter is geregeld, komen scholen toe aan het vormgeven van de begeleiding aan (hoog)begaafden. Leerkrachten beseffen dat ze daarvoor ze niet altijd de kennis en vaardigheden in huis hebben. In de opleiding is daaraan weinig aandacht besteed, pabo-afgestudeerden van de Edith Stein in Hengelo beschikken straks vanuit hun opleiding wèl over die bagage. Vanuit overwegingen van rechtvaardigheid is er in onderwijsland traditioneel veel aandacht voor kinderen die moeite hebben om aan te klampen bij het lesniveau. Gelukkig neemt de aandacht voor leerlingen die boven het gemiddelde presteren toe. Sterker nog, steeds meer scholen geven uit zichzelf aan hun lessen beter af te willen stemmen op (hoog)begaafden. Een wens die overigens los staat van het feit dat ook de onderwijsinspectie steeds meer let op de speciale activiteiten die scholen voor deze groep leerlingen aanbieden. Deze tendens stelt eisen aan scholen èn leerkrachten. Om hun omgang met (hoog)begaafde leerlingen te verbeteren is een professionaliseringsslag nodig. De Hogeschool Edith Stein en Onderwijsadviescentrum Expertis schakelden de hulp van SLO in om een speciale pabo-module voor (hoog)begaafdheid te ontwikkelen. SLO en de projectindieners werken op dit moment samen met het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) aan de ontwikkeling van deze module. Tot nu toe hebben pabo’s slechts beperkt aandacht besteed aan het opleiden van toekomstige leraren en leraressen in het begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen. Dit blijkt uit onderzoek van het informatiepunt (hoog)begaafdheid onder pabo’s. Meestal is er plek voor het onderwerp ingeruimd binnen een module waarin ook andere onderwerpen aan de orde komen. Denk aan zorgverbreding, omgaan met verschillen of adaptief onderwijs. Het begeleiden van (hoog)begaafden is geen verplicht onderdeel van pabo’s. Wel kunnen studenten zich vaak verder in het onderwerp verdiepen als ze het als keuzemodule kiezen of als specialisatie bij stage of afstuderen.
Onderwijsadviesdienst Expertis krijgt veel vragen uit het veld om op dit vlak scholing te verzorgen voor basisschoolteams. Daarnaast wordt hun advies gevraagd bij het opstellen van beleidsplannen en bij het begeleiden van individuele (hoog)begaafde leerlingen. Zij vinden het een goede zaak dat er nu een pabo-module voor (hoog)begaafdheid komt voor zowel de major als de minor-opleiding. “Dit zorgt voor een betere toerusting van de aanstaande leerkrachten om (hoog)begaafde leerlingen te signaleren en ze vervolgens goed te begeleiden”. Nora Steenbergen, projectleider van dit project en werkzaam bij SLO, vult aan “per basisschool één in (hoog)begaafdheid gespecialiseerde leerkracht is het doel waar wij naar streven. Deze modules in combinatie met de ECHA-opleiding van het CBO bieden deze specialisatie.”
SLO primair
Op De Klaverweide maakt natuurlijk leren het verschil In Almere-Haven staat OBS De Klaverweide. Het domein van directeur Herman Kolthof (47) en zijn team. Zij ontwikkelden hier het ‘Natuurlijk leren’. Een onderwijsmethode die het kind radicaal centraal stelt. Zonder dat het ten koste gaat van de prestaties.
SLO primair
10
Op zomaar een vrijdagmiddag leeft de school volop. In de diverse ruimtes zijn kinderen aan het werk. Allemaal met verschillende dingen. Meest in groepjes, een enkeling individueel. “Overal is structuur,” legt Kolthof uit. “Alleen leggen wij die niet van bovenaf op. Hij komt vanuit de kinderen zelf. Kinderen willen leren. Dat is ons uitgangspunt. Daar hebben wij het hele onderwijs op afgestemd.” De school bestond al enige tijd, toen Kolthof er binnenkwam. Tot zijn dertigste was hij exportmanager in het bedrijfsleven, maar dat beviel steeds slechter. Hij hakte de knoop door en ging studeren. Eerst bedrijfskunde, later de Pabo en orthopedagogiek. Hij werkte enige tijd voor een pedologisch instituut, voor hij in Almere directeur werd. Samen met zijn team begon Kolthof daar aan het realiseren van zijn
ideale school. “We vroegen ons af waarvan we droomden,” vertelt hij. “We wilden uitgaan van het kind en gingen op speurtocht, op zoek naar hoe we dat het beste vorm konden geven. We kwamen uit op twee concepten: een milde variant en een wat meer radicale, unieke manier. We kozen voor de unieke.” Een opvallend kenmerk van de nieuwe aanpak is dat leerlingen wel een zogenaamde stamgroep hebben, maar voor het overige in wisselende verbanden werken. Dat weer wel binnen drie van elkaar onderscheiden bouwen, die ook in het gebouw zelf van elkaar gescheiden zijn. De groepen 1, 2 en 3 vormen daarbij de onderbouw, de middenbouw bestaat uit de groepen 4, 5 en 6, de bovenbouw uit de twee hoogste klassen. Naast het werk met de eigen klassenleerkracht, komen leerlingen bij andere
docenten terecht. Als daar behoefte aan is, werken bovendien kinderen van verschillende leeftijden door en met elkaar. “In de oude school zaten ook groepen bij elkaar,” herinnert Kolthof zich, “maar die situatie werd dan meer benaderd als een combinatieklas. Tegenwoordig zijn de groepen echt heterogeen. Daar hebben we ook de fysieke omgeving op aangepast. Geen klassieke klaslokalen meer, maar verschillende ruimtes met elk een eigen functie.” Hoewel de kinderen zelf mogen aangeven wat ze willen leren, heeft de school wel degelijk stevig geformuleerde doelen. Van initiatieven als Iederwijs moet Kolthof dan ook niets hebben: “Als we merken dat een leerling bijvoorbeeld niet rekent, gaan we met hem praten. Nadat we eerst naar onszelf hebben gekeken, naar de manier waarop we de stof aanbieden. Lukt het vervolgens toch niet, dan komt het voor dat we een leerling bij kop en kont pakken en aan het werk zetten, maar dat alleen in het uiterste geval.” De centrale plaats die het kind inneemt, komt ook tot uitdrukking in de manier waarop de voortgang wordt beoordeeld. De Klaverweide werkt met portfolio’s. Op zich is dat niet zo bijzonder, wel dat alles geformuleerd is in taal die het kind kan begrijpen. Ook bij de oudergesprekken wordt als het even kan niet over, maar met het kind gesproken. De bovenbouw kent verder een leerlingenraad, waarin schoolse zaken worden besproken. Op De Klaverweide is iedereen voortdurend met elkaar in gesprek: team, directie, ouders en kinderen. Belangrijk daarbij is voortdurende zelfreflectie, zegt Kolthof: “Je moet voortdurend weten waarom je handelt zoals je handelt. Dat vraagt om veel motivatie, veel inzet. Het kost ook veel tijd en energie. We maken hier bijvoorbeeld bijna al het lesmateriaal zelf, al moet je daarin natuurlijk wel nuchter blijven. Een eenvoudige tafel van twintig ga je niet zelf zitten uitschrijven, daar hebben we een kopieermachine voor.” Vanwege de bijzondere eisen die de school stelt aan de leerkrachten, neemt Kolthof alleen docenten aan die hij ook als LIO heeft meegemaakt. Zo weet hij precies wat voor vlees hij in de kuip heeft – en vice versa. Docenten moeten in staat zijn tot voortdurend meedenken en nadenken. “Fouten maken is niet erg,” vindt Kolthof. “Als je er maar iets mee doet. Het is van groot belang dat je denken,
voelen en handelen integreert.” Elementen voor zijn visie heeft hij onder meer ontleend aan het sociaal constructivisme: “Maar het natuurlijk leren hebben we hier als team zelf uitgedokterd. We zijn ook niet eclectisch bezig, we hebben sterke principes. Zo leert een kind hier vanuit het geheel, niet vanuit de delen. Je kunt een kind leren spellen door het boek te volgen, wij doen dat anders. Hier is het spellingsonderwijs ingebed in het totale traject, hangt het samen met alles wat het kind verder leert over en doet met taal. We hebben geen kant en klare methode, we blijven nadenken en aanpassen. Daarom zijn die evaluaties ook essentieel. De leerkrachten reflecteren voortdurend op hun eigen functioneren.” De Klaverweide praktiseert een vrijwel totale vorm van inclusief onderwijs: “We weigeren niemand. Wel hebben we speciale groepen voor kinderen met bijvoorbeeld een ZMLK-indicatie, maar die doen verder zoveel mogelijk mee. We verwijzen niemand naar het speciaal onderwijs, zoeken altijd zelf een oplossing. We hebben hier kinderen met ADHD, die op andere scholen telkens maar weer meer structuur opgedrongen kregen. Daardoor ging het steeds slechter. Ze raakten opgesloten. Hier geven we ze wat ze nodig hebben: ruimte. Je merkt dat het beter met ze gaat. Zo denken we telkens vanuit het kind na, over waar het behoefte aan heeft. Zonder dat we het meteen ook een stempel meegeven, waar ze hun hele schoolcarrière mee rond blijven lopen. Wij halen alles uit het kind waar het toe in staat is. Daarbij gaat het niet alleen om cognitieve doelen. De persoonlijke ontwikkeling van het kind is minstens net zo belangrijk.” Belangstelling van andere scholen voor het unieke concept komt Kolthof genoeg tegen. Enigszins teleurgesteld is hij in de houding van de overheid: “Wat wij hier doen filtert niet door naar de beleidsmakers. Ik zou graag zien, dat het ministerie deze school adopteert en de ruimte geeft. Ook financieel. Natuurlijk leren is ontzettend arbeidsintensief. Daar kunnen we heel goed steun bij gebruiken.”
11
SLO primair
Innovatieve onderwijsarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen Diverse onderwijsinstellingen gaan dit jaar samen bestaande innovatieve onderwijsarrangementen voor hoogbegaafden nader onderzoeken en in de praktijk testen. Een bundeling van onderzoeksresultaten uit binnen- en buitenland leidde afgelopen najaar tot een schat aan informatie over het omgaan met hoogbegaafdheid. En tot het inzicht dat vooral een combinatie van maatregelen in reguliere én speciale leeromgevingen tot goede resultaten leidt.
SLO primair
12
Onderzoek onder 966 vierjarigen op zes begaafdheidsgebieden heeft laten zien, dat deze leerlingen qua niveau soms vijf tot zes jaar uiteenlopen. Toch worden leerlingen in Nederland standaard op leeftijd in groepen geplaatst en is het leeraanbod doorgaans gericht op de grootste gemene deler. Bij hoogbegaafde leerlingen kan dit leiden tot onderpresteren. Als deze leerlingen niet geprikkeld worden op hun eigen leerniveau, zullen ze zich al snel aanpassen aan het niveau van de groep. Daardoor komen cognitief hoogintelligente leerlingen relatief vaak terecht in ‘lagere’ typen voortgezet onderwijs. Vroegtijdig signaleren van begaafdheid is dus van groot belang. Maar ook een structurele aanpak van hoogbegaafdheid in heldere onderwijsarrangementen is van belang. Zowel nationaal als internationaal zijn daar goede voorbeelden van te vinden. Op het gebied van verrijking van leerstof bestaat in Nederland bijvoorbeeld al een grote variëteit aan materialen en periodieken die hoogbegaafde leerlingen extra uitdagen (zie het leermiddelenoverzicht op www.infohoogbegaafd.nl/home). Ook het aanbieden van compactere routes door leermethoden blijkt succesvol. Compactere routes bieden hoogbegaafden meer ruimte voor extra prikkels binnen hun reguliere programma. Er bestaan echter ook speciale onderwijsarrangementen voor hoogbegaafden. Denk aan plusklassen die een passend curriculum en een passende pedagogiek bieden. Het onderwijsaanbod is hierbij vaak meer gericht op individuele kenmerken en het biedt meer keuzevrijheid dan het onderwijs in reguliere groepen. Verder zijn er buiten schooltijd
allerlei buitenschoolse activiteiten, zomercursussen, et cetera, gericht op hoogbegaafden. Onderzoeksresultaten zijn veelal positief over de effectiviteit van zulke onderwijsprogramma’s. Toch zijn er mitsen en maren. Hoogbegaafde leerlingen die speciale programma’s volgen (zoals een speciale school of een plusgroep) scoren bijvoorbeeld beter dan hun hoogbegaafde leeftijdgenoten in heterogene groepen. Maar tegelijk reageren ze angstiger op de onderwijsprogramma’s en regelmatig worden zij sociaal negatief gestereotypeerd. Kortom, veel onderwijsarrangementen richten zich op de cognitieve of intellectuele dimensies van hoogbegaafdheid. Dit gaat ten koste van de sociaal-emotionele component. De belangrijkste conclusie is dat een combinatie van regulier onderwijs en specifieke onderwijsarrangementen tot de beste resultaten zal leiden. Komend jaar moet een flexibele en samenhangende systematiek van onderwijsarrangementen ontwikkeld worden, die leerlinggericht onderwijs in een collectieve onderwijscontext mogelijk maakt. Er is een denktank opgericht bestaande uit medewerkers van SLO, ITS, CBO, CPS, de onderwijsinspectie, het innovatieplatform en enkele schoolbegeleidingsdiensten. Zij gaan dit jaar de verschillende aspecten van succesvolle initiatieven aanscherpen en verder uitwerken in de richting van integrale onderwijsarrangementen. Vervolgens worden deze arrangementen getest binnen drie nog te selecteren scholen. Schoolbegeleiders, leerkrachten, interne begeleiders en het schoolmanagement krijgen assistentie bij de inrichting daarvan. De daarvoor noodzakelijke handreikingen worden door SLO ontwikkeld. De handreikingen zullen tevens beschikbaar gesteld worden aan het netwerk van plusgroepcoördinatoren dat SLO dit jaar gaat oprichten. Twee keer per jaar ontvangen de deelnemers van dit netwerk een elektronische nieuwsbrief met informatie die van belang is voor het begeleiden van hoogbegaafde leerlingen. Daarnaast wordt eind 2007 een uitwisselingsdag voor deze groep georganiseerd. U kunt zich aanmelden voor het netwerk bij Judith te Boekhorst,
[email protected], 053 - 4840 615.
Agenda 21 juni 2007 leermiddelendag (hoog)begaafdheid Het Landelijk Informatiepunt (Hoog)begaafdheid Primair Onderwijs organiseert in samenwerking met Expertis onderwijsadviseurs uit Hengelo een leermiddelendag (hoog)begaafdheid. Alle leermiddelen van de orthotheek van het Landelijk Informatiepunt (Hoog)begaafdheid Primair Onderwijs zijn in te zien op de leermiddelenmarkt en in twee workshoprondes kunt u een keuze maken uit vier workhops over leermiddelen. De flyer met deelnameformulier van de leermiddelendag (hoog)begaafdheid kunt u downloaden via www.infohoogbegaafd.nl/hbpo. 4 oktober 2007 jaarlijkse conferentie voor het primair onderwijs Op donderdag 4 oktober organiseert SLO voor de zesde keer haar jaarlijkse conferentie voor het primair onderwijs. Dit keer is het centrale thema Omgaan met verschillen. Verschillen tussen leerlingen zijn er op allerlei terrein: geslacht, sociaal-cultureel, cognitief, leerstijlen, sociaal-emotioneel, enz. Naast cognitieve verschillen zal in deze conferentie met name aandacht besteed worden aan sociaal-emotionele verschillen en verschillen in gedrag. De conferentie zal iets anders van opzet zijn dan voorgaande jaren en nog beter afgestemd worden op de wensen van de bezoekers van voorgaande edities. Dat betekent actievere werkvormen en meer uitwisseling van informatie en ervaringen, waardoor u met een goed gevoel kunt terugkijken op de opbrengsten van die dag. Via www.slo.nl houden we u op de hoogte van de opzet van het programma, de onderwerpen en de sprekers. Natuurlijk ontvangt uw school tezijnertijd ook weer een persoonlijke uitnodiging.
13
Blikvangers Denken met je vingers Schrijven in het Verhalenatelier In deze publicatie wordt een werkwijze beschreven waarin ict-gebruik geïntegreerd wordt in een procesgerichte didactiek voor het leren schrijven van teksten. De kern van deze didactiek is een didactisch fasenmodel voor het geven van schrijflessen. De publicatie bevat een inleiding waarin de uitgangspunten bij deze werkwijze uiteengezet worden. Daarna wordt in een tweede hoofdstuk beschreven hoe er op de DelaReyschool in Den Haag (de ontwikkelschool) met het Verhalenatelier gewerkt wordt. In de praktijkgerichte hoofdstukken geven de auteurs veel didactische aanwijzingen voor het leren schrijven in het Verhalenatelier. Onder de titel ‘Caleidoscopisch kijkje’ geven ze in hoofdstuk drie lesvoorbeelden van iedere
fase van het didactische model afzonderlijk. De voorbeelden worden rijk geïllustreerd met citaten en beelden uit het werk van kinderen. In hoofdstuk vier worden een aantal schrijfactiviteiten gedurende alle fasen van het model beschreven in de vorm van didactische aanwijzingen. Met behulp hiervan kunnen leerkrachten zelf de werkwijze van het Verhalenatelier gaan beproeven. In het laatste hoofdstuk laten de auteurs zien, dat het werken in het Verhalenatelier een positieve invloed heeft op de schrijf- (en hieraan gerelateerd lees-)ontwikkeling van kinderen. Auteurs: B. Kouwenberg, M. Hoogeveen Besteladres: Biblion, Leidschendam
SLO primair
Tussen apart en samen Integratie van kinderen met speciale onderwijsbehoeftes in het regulier basisonderwijs: een exploratief onderzoek vanuit een leerplankundig perspectief. In de afgelopen jaren is er veel gepubliceerd over het wat en waarom van inclusief onderwijs. Hoe kun je daar als school en leraar vorm aan geven? Daarover lezen we nauwelijks iets. Aanleiding voor dit verkennende onderzoek naar de factoren die van invloed zijn op een succesvolle integratie van kinderen met speciale onderwijsbehoeften (‘speciale’ leerlingen) in het primair onderwijs.
leerlingen met gedragsproblemen, matige tot zware leerproblemen of meervoudige beperkingen. In gesprek met buitenlandse beleidsmakers lijkt het alsof inclusie in het onderwijs daar al helemaal is ingevoerd. Na een bezoek aan de scholen blijkt echter dat ze met dezelfde problematiek worstelen als in Nederland. Deze en overige bevindingen staan beschreven in de publicatieTussen apart en samen.
Scholen blijken redelijk tot goed in staat om leerlingen met lichte beperkingen te integreren, maar het stokt als het bijvoorbeeld gaat om
Auteur: B. van Leeuwen Besteladres: gratis te downloaden op www.slo.nl
Schrijven in het basisonderwijs Een inventarisatie van empirisch onderzoek in het perspectief van leerplanontwikkeling Er wordt sinds het einde van de jaren zestig in Nederland en Vlaanderen veel onderzoek gedaan naar het taalonderwijs in het basisonderwijs. Helaas lijken de resultaten van dit onderwijsonderzoek weinig invloed te hebben op de onderwijspraktijk. Het gebruiken van resultaten van onderwijsonderzoek om verschillende redenen namelijk is niet eenvoudig.
SLO primair
14
In het project HTNO, dat in 2004 startte, wordt een bijdrage geleverd aan de oplossing van dit probleem door de resultaten van het onderzoek naar taalonderwijs en de taalvaardigheid van kinderen toegankelijk te maken voor iedereen die betrokken is bij de vormgeving van het taalonderwijs. In samenwerking met de Nederlandse Taalunie en de Stichtingen lezen Nederland en Vlaanderen werkt SLO aan het inventariseren en beschrijven van al het empirische en toegepaste onderzoek naar taalonderwijs dat tussen 1969 en 2004 uitgevoerd werd (zie www.taalunieversum. org/onderwijs/onderzoek).
Daarnaast worden de resultaten van de onderzoeken beschreven en geanalyseerd vanuit het perspectief van leerplanontwikkeling. In Schrijven in het basisonderwijs doen de auteurs verslag van de resultaten van het onderzoek van één domein van het taalonderwijs: het schrijfonderwijs (het schrijven van teksten). Naast beknopte beschrijvingen die zicht geven op de vraagstellingen en conclusies van de onderzoeken, bevat de publicatie een nabeschouwing waarin het onderzoek geïnterpreteerd wordt vanuit het perspectief van leerplanontwikkeling. De auteurs gaan in op de vraag wat wel en niet bekend is over het leren schrijven op de basisschool, en wat het antwoord op deze vraag betekent voor leerplanontwikkelaars en voor andere betrokkenen bij schrijfonderwijs op de basisschool. Ze besluiten met aanbevelingen voor beleid en vervolgonderzoek. Auteurs: H. Bonset, M Hoogeveen Besteladres: gratis te downloaden op www.slo.nl
Leerlingen verschillen en dat is normaal Ideologie en praktijk van onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeftes Hoe kan het onderwijs voor leerlingen met een handicap het beste vorm krijgen? Daarover zijn de meningen verdeeld. Het antwoord varieert naar gelang de visie die men heeft op wat een handicap is en welke positie mensen met een handicap innemen in de samenleving. Ook de aard en de ernst van de handicap spelen een rol.
In de publicatie Leerlingen verschillen en dat is normaal gaan de auteurs in op de volgende onderwerpen: visies op mensen met een handicap; maatschappelijke ideologieën; wetenschappelijke theorieën; invloed van de paradigma’s op het onderwijs en op de vraag ‘Hoe succesvol is integratie?’. Auteurs: B. van Leeuwen, M. Limpens Besteladres: gratis te downloaden op www.slo.nl
Verschillen onderbouwd: een cursus adaptief onderwijs voor de onderbouw SLO heeft in samenwerking met de KONOT een cursus adaptief onderwijs voor de groepen 1 en 2 van de basisschool ontwikkeld. De cursus is bedoeld voor leerkrachten en biedt hen de mogelijkheid om ervaring op te doen met het differentiëren op ontwikkelingsniveau. Om het adaptief/adaptiever onderwijs binnen de eigen groepen te versterken, worden er zes bijeenkomsten georganiseerd. Deze zullen zoveel mogelijk worden afgestemd op de praktijk in de klas. Op diverse momenten in de cursus zal daarom gevraagd worden het één en ander te ontwikkelen en toe te passen in de eigen klas. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: SLO, Loes Stadhouders, 053-4840360,
[email protected].
Hulpprogramma voor zwakke rekenaar Hoe kunnen scholen en leerkrachten zwakke rekenaars opvangen, ze (weer) motiveren en een passend aanbod doen? Samen met het CED heeft SLO zich beziggehouden met de problematiek van het achterblijven van leerlingen in rekenen/wiskunde en het Prototype van een Hulpprogramma rekenenwiskunde groep 7/8 ontwikkeld. Bedoeling van dit hulpprogramma is om scholen die in de bovenbouw te maken hebben met afhakende leerlingen, gelegenheid te bieden deze leerlingen een aangepast leertraject te laten doorlopen. Dit traject is mede afgestemd op de doorgaande lijn naar het VMBO, in het bijzonder wat betreft de stroming van de basisberoepsgerichte leerweg. Daarnaast is het de bedoeling om de leerkrachten die met dit traject aan de slag gaan, de nodige achtergrondinformatie te bieden omtrent centrale leerlijnen en de doorgaande lijn naar het VMBO. Het gaat vooralsnog niet om een volledig hulpprogramma. Desondanks biedt het programma goede mogelijkheden om zwakke leerlingen in groep 7 en 8 zich, op hun eigen niveau, de nodige kennis, inzichten en vaardigheden eigen te laten maken rond belangrijke leerstofdomeinen als procenten, meten en kommagetallen. Voor actuele informatie en reacties kunt u zich wenden tot Kees Buijs,
[email protected].
tule.slo.nl SLO heeft de derde generatie kerndoelen (2006) voor het primair onderwijs geconcretiseerd in tussendoelen en leerlijnen. Op deze website vindt u de uitwerkingen. Het zijn handreikingen aan leraren, maar ook aan studenten, leermiddelenontwikkelaars, opleiders en begeleiders, inspecteurs en anderen die bij het basisonderwijs betrokken zijn. De handreikingen hebben betrekking op het hanteerbaar maken van de kerndoelen in de hele basisschool, opdat u het zicht op de onderwijsinhouden van de basisschool en de organisatie van het onderwijsleerproces kunt vergroten. Ter illustratie van bepaalde tussendoelen zijn er “doorkijkjes naar de praktijk”.
www.infohoogbegaafd.nl Deze website van het Landelijk Informatiepunt (Hoog)begaafdheid Primair Onderwijs biedt informatie voor iedereen die op onderwijskundig terrein met (hoog)begaafde leerlingen in aanraking komt of kan komen, zoals leerkrachten, intern begeleiders en directeuren basis-onderwijs, schoolbegeleiders, coördinatoren van samenwerkingsverbanden en Pabo-docenten. De site is recent geactualiseerd en uitgebreid. U vindt hier: • Toelichting op het begrip (hoog)begaafdheid • Informatie over de signalering, diagnosticering en begeleiding van (hoog)begaafde leerlingen • Informatie over het opstellen van beleid voor (hoog)begaafde leerlingen • Beschikbare leermiddelen voor het basis-onderwijs • Een overzicht van boeken, brochures en tijdschriften met betrekking tot (hoog)begaafdheid • Een overzicht van nuttige adressen en relevante websites SLO primair • Antwoord op veelgestelde vragen over (hoog)begaafdheid
www.sociaalemotioneel.nl Met deze onlangs vernieuwde website ondersteunt SLO leraren in het basisonderwijs met praktische voorbeelden bij het stimuleren van de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen en bij het omgaan van sociaal emotionele problemen in de lespraktijk. De website bestaat uit twee delen. Het gedeelte ‘Werken aan’ biedt ondersteuning en achtergrondinformatie bij het stimuleren van de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen. ‘Omgaan met’ biedt praktische hulp bij het omgaan van sociaal emotionele problemen in de lespraktijk.Daarnaast vindt u onder ‘Good Practices’ voorbeelden uit de praktijk van scholen die beleidsmatig bezig zijn met de sociaalemotionele ontwikkeling van leerlingen om zo gedragsproblemen te voorkomen. Ook kunt u vragen uit de lespraktijk voorleggen aan onze deskundigen.
Bestel- & informatieadres SLO Postbus 2041 7500 CA Enschede T 053 - 4840 840 F 053 - 4307 692 E
[email protected] www.slo.nl
Vooruitblik
Colofon
De toenemende autonomievergroting van scholen, ook op inhoudelijk en onderwijskundig terrein, stelt leraren voor grote curriculumuitdagingen. Zij worden verondersteld in hun school gezamenlijk tot een helder schoolprofiel te komen en daar passende uitwerking aan te geven in samenhangende programmering en uitvoering van het onderwijsleerproces. Dat blijken aantrekkelijke, maar vaak ook buitengewoon lastige opgaven. In het volgende nummer van SLO Primair voorzien we u graag van veelbelovende praktijkvoorbeelden en van informatie over de aanpak van leerplanontwikkeling, met daarin een prominentere rol voor leraren en scholen. Leraren zijn en blijven tenslotte de belangrijkste arrangeurs van het leerplan-in-actie dat het leren van leerlingen primair beïnvloedt.
SLO Primair is een SLO-publicatie© 2007, Enschede Alle rechten voorbehouen. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Idee & samenstelling: Ria van de Vorle, Mändy Kok, Nora Steenbergen, Berthold van Leeuwen Eindredactie: Mändy Kok Foto’s: Enno de Witt, Rogier Veldman, Jan Schartman, Julius Visser Ontwerp: Axis Media-ontwerpers, Enschede Druk: Te Sligte, Enschede Met dank aan: René van Blaricum, Gerbo Korevaar, Herman Kolthof