Overheidsmanager van het Jaar
het verslag
24 november 2010, Ridderzaal te Den Haag
Winnaar Hetty Linden geflankeerd door minister Donner en juryvoorzitter Remkes
Hetty Linden Overheidsmanager 2010
D
e overheidsmanager van het Jaar 2010 was in de pracht en praal van de Ridderzaal een wat onwennige kandidaat. Op het podium stond geen Haagse ambtenaar, maar een lokale heldin. Niet van het stadhuis, maar eigenlijk meer van de straat. Hetty Linden, directeur van de GG & GD Utrecht, is een doener. Zoals ze zelf zei in het over haar gemaakte videoportret: “Ik ben niet altijd even aardig, want ik ben bezeten van waar ik naartoe wil. Handen uit de mouwen. Actie!” En ze is, zo gaf ze eerlijk toe, behoorlijk eigenwijs. “Het is mijn beste eigenschap, en tegelijk mijn slechtste.”
Het belette haar collega´s niet om massaal naar Den Haag te komen om haar toe te juichen; vanuit het gemeentebestuur was niet alleen burgemeester Wolfsen gekomen, maar ook drie wethouders. Om kwart over tien ´s avonds werd hun geduld beloond: juryvoorzitter Remkes maakte bekend dat Hetty Linden gekozen was tot overheidsmanager van het Jaar 2010. De schuchter-
www.overheidsmanager.nl
heid van de kandidaat was op slag verdwenen en ze gaf zich over aan een juichende vreugdedans. Burgemeester Wolfsen toonde zich na afloop behoorlijk trots: “Hetty Linden is de terechte winnaar. Ze is een echte vakvrouw, die gedreven en vol compassie werkt voor de stad. We zijn trots op haar, en op het feit dat de overheidsmanager 2010 bij de gemeente Utrecht werkt.” Hetty Linden heeft dan ook echt wat voor elkaar gekregen in Utrecht: daklozen werden onder haar leiding onder dak gebracht en prostituees een uitweg uit het vak geboden. Bovendien zorgde ze dat kinderen met overgewicht uit de wijk Overvecht sámen met hun ouders gezonder zijn gaan eten en daardoor flink zijn afgevallen. Juryvoorzitter Remkes was er daarom helder over: “Hetty Linden heeft echt iets aantoonbaars voor elkaar gekregen. Zij maakt echt
het verschil.” Wel voegde hij direct toe, dat de andere twee kandidaten op de meeste terreinen niet voor de winnares onderdoen. Oenze Dijkstra, gemeentesecretaris van Zwolle en José Lazeroms, directeurgeneraal Primair en Voortgezet Onderwijs bij het ministerie van OCW: beiden zijn evengoed bijzonder betrokken bij de publieke zaak en ook deze twee ambtenaren leveren een grote bijdrage aan verbetering van het imago van de overheid, zo meende de jury. Daarom stonden de drie genomineerden aan het eind van de avond stralend samen op het toneel, overladen met bloemen en applaus. Alle drie winnaars, zoals Remkes nog eens benadrukte.
“Ik ben bezeten van waar ik naartoe wil.” De net aangetreden minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mocht de prijs uitreiken. Eerder op de avond hield Donner ook de Overheidslezing 2010. Zijn belangrijkste stelling past uitstekend bij het gedachtegoed van de Stichting: de overheid is er niet voor de zekerheid – de overheid is er vooral voor de verandering. En dat is precies waar een goede overheidsmanager voor zorgt.
01
02
het verslag 2010
Oenze Dijkstra
Genomineerde kandidaten
H
art voor de publieke zaak, dat is vanaf zijn eerste baan de kern van het leven van Oenze Dijkstra, gemeentesecretaris en algemeen directeur van de gemeente Zwolle. “Sinds ik na mijn afstuderen begon bij de gemeente Groningen heb ik het openbaar bestuur geweldig gevonden. Het is precies wat ik wilde.” Zeker, de overstap die hij daarna maakte naar Zwolle viel in het begin tegen. “Suf provinciestadje, verzuchtte ik wel eens. Nu komen mensen uit Groningen bij ons kijken hoe we het doen. Goed hè?” Vanaf zijn benoeming tot gemeentesecretaris, in 1997, zette Dijkstra alles op alles om te komen tot een innovatieve organisatie in dienst van de burger. “Niet uitleggen waarom iets niet kan, maar samen kijken wat wél mogelijk is.
“Niet uitleggen waarom iets niet kan, maar samen kijken wat wél mogelijk is.”
Goed HRM is de kern. Kijken waar iemand goed in is, de sterke punten naar voren brengen en de zwakke compenseren.” En zo won Zwolle de ene prijs na de andere, laatst nog die van Beste werkgever in de publieke sector. Dijkstra zelf veranderde mee – werd van directeur manager en van
manager leider. “Een leider is een boegbeeld. Hij recht zijn rug tegen het bestuur en geeft zijn medewerkers de ruimte. Ik wil gewoon dat die stad goed wordt geleid, ik moet iets hebben om trots op te zijn. Als het om Zwolle gaat, ben ik een ijdele man.”
José Lazeroms J
osé Lazeroms, directeur-generaal Primair en Voortgezet onderwijs bij het ministerie van OCW, heeft één cruciale drijfveer: maatschappelijke betrokkenheid. Ze koos er haar studie op uit – juridische bestuurswetenschappen, specialisme Milieurecht – en was van jongs af aan politiek actief. En dus koos ze voor het openbaar bestuur. Ze werkte bij verschillende ministeries, tot ze in 2008 werd benoemd tot DG bij Onderwijs. Wat een overheidsmanager moet zijn weet ze in één woord te zeggen: dienstbaar. “Dienstbaar aan de samenleving, dienstbaar aan de politiek en dienstbaar aan de organisatie. Het is als met de toren van Babel: iedereen bouwde er eendrachtig aan mee, tot hij zo hoog werd dat de mensen aan de top uit het zicht verdwenen. De les is: het gaat alleen goed als de top en de basis elkaar blijven zien.” En dus legt ze veel werkbezoeken af – in de
klaslokalen, niet in de kamer van de directeur. Ze beijverde zich voor gratis schoolboeken, want kinderen mogen niet zonder boeken naar school. Ze streed tegen voortijdig schoolverlaten en ging bij wethouders kijken hoe die dat in hun gemeente doen. Mensgericht, integer en transparant – zo ziet ze zichzelf. En natuurlijk ook: altijd open voor verbetering.
“Dienstbaar aan de samenleving, dienstbaar aan de politiek en dienstbaar aan de organisatie.”
Overheidsmanager Overheidsmanagervan vanhet hetJaar Jaar
Minister Marja Van Bijsterveldt en staatssecretaris Halbe Zijlstra van OC&W, burgemeester Henk Jan Meijer van Zwolle, burgemeester Aleid Wolfsen van Utrecht, José Lazeroms, Oenze Dijkstra, Hetty Linden, minister van BZK Piet Hein Donner en juryvoorzitter Johan Remkes
Winnaar
Hetty Linden N
a de studie Voeding en Gezondheid in Wageningen lag een carrière in de tropen voor Hetty Linden voor de hand. Het hád gekund - maar het werd de provincie Gelderland, daarna het ministerie van LNV en tenslotte de gemeente Utrecht – ze werd er directeur van de GG&GD. Dat het de publieke dienst moest zijn, was wel altijd volstrekt duidelijk.
´Ik hou van werken met complexe vraagstukken. Bij de overheid is altijd sprake van tegengestelde belangen. Er is nooit één goede richting en er zijn altijd barrières, drempels en onvoorspelbaarheden. Dat moet je leuk vinden. En je moet het leuk vinden om ondanks die complexe omgeving toch wat voor elkaar te krijgen. Voor mij is dat de kern van het werken bij de overheid en het is precies wat ik er zo geweldig aan vind. Daar komt bij: ik ben een idealist. Als je bij de overheid werkt weet je: het product is vaag, het is lastig om te laten zien wat er zo interessant aan is – maar het doet er toe.´
iedereen iets nuttigs wil in het leven. Ook de voormalig dak- en thuislozen waar ik mee werk, zoeken allemaal een zinvolle invulling van hun dag. Ze hebben nauwelijks een dak boven hun hoofd, of ze willen andere mensen helpen. Dat is toch de basis van ons bestaan.” Die inspiratie, dat is ook wat ze jonge mensen wil laten zien. “Bij de overheid dreigt straks een enorm personeelstekort. We moeten de beste jongeren uitdagen om bij ons te komen. We moeten ze uitnodigen, mee laten doen en niet bang zijn dat ze fouten maken. En we moeten een voorbeeld voor hen zijn.”
Een goede leider, vindt ze, moet zelf geloven in wat hij doet – dan inspireer je anderen. “Ik geloof in mijn werk en daarmee krijg ik anderen sneller mee. Maar ik geloof ook dat
Hetty Linden is trots op wat ze doet in Utrecht. Drie bijzondere dingen heeft ze met haar team voor elkaar gekregen. “In de wijk Overvecht hebben we, samen met scholen
en artsen, de strijd aangebonden met het overgewicht bij kinderen. Ons streven was: ze mogen niet dikker worden. De uitkomst: ze vielen af – en hun ouders ook! Verder hebben we voor 800 dak- en thuislozen die jarenlang op straat leefden voor een huis gezorgd. Zij hebben nu niet alleen een dak boven hun hoofd, maar ook hun identiteit en hun familie terug. Bij de prostituees in Utrecht was ons streven: 5 vrouwen per jaar het vak uit – het werden er 33. Eén van hen heeft nu een boek geschreven over haar leven en ze geeft lessen op school. Dan zie je hoeveel kracht mensen in zich hebben. Dat is wat mij vleugels geeft – en bevlogen mensen trekken andere bevlogenen aan. En dan kun je wonderen verrichten.”
“Als je bij de overheid werkt weet je: het product is vaag, het is lastig om te laten zien wat er zo interessant aan is - maar het doet er toe.”
03 03
04
het verslag 2010
Publiek Leiderschap
De overheidsmanager: object van een ongekende verantwoordingsplicht W
at is de kern van publiek leiderschap? Dorine Burmanje, Erik Heijdelberg, Medy van der Laan en Jan Willem Weck* discussieerden met bevlogenheid over het thema. Alle vier zien ze dat de overheidsmanager slachtoffer dreigt te worden van een negatieve tendens: hij moet lef en daadkracht tonen, maar is tegelijk object van een ongekende verantwoordingsplicht. Van der Laan: “Men stapelt controle op controle, want de overheid mág geen fouten maken. Dat is de angstcultuur van politici en die straalt af op de ambtenaren.” Het gevaar dreigt, dat die cultuur de aantrekkingskracht van de publieke sector aantast. Gelukkig zijn er nog genoeg jongeren die passie voor je werk belangrijker vinden dan geld, denkt Burmanje. “Daarmee moet de overheid jonge mensen verleiden: met de complexiteit van het werk en de spanning van dealen met de politiek.” En volgens Van der Laan heeft een eerdere campagne bewezen dat dat werkt. “De campagne Werken bij het Rijk... leverde 1200 sollicitaties op voor 120 plaatsen. We hebben toen echt de crème de la crème van de hoger opgeleiden aangetrokken – juist met de boodschap: de overheid is een intellectuele uitdaging.” Weck maakt zich dan ook meer zorgen over de vraag, hoe we die jongeren ook binnen houden. “We moeten duidelijker maken dat er geen bedrijf is in Nederland waar je een carrière kan volgen met de breedte en diepgang van die bij de overheid. Daarin zijn we echt uniek.”
De overheidsmanager moet die kracht van het vak uitdragen, vindt iedereen. Burmanje: “Een goede overheidsmanager heeft drie belangrijke opdrachten: laat zien wat je doet, houd je rug recht en houd je blik op de toekomst.” Daarmee is hij, zo vindt iedereen, het gezicht van de organisatie. Juist om die reden is het jammer, dat ambtelijke leiders te weinig naar buiten treden. Wat Jan Willem Weck betreft mogen zij veel vaker in de openbaarheid, om in plaats van of naast de minister verantwoording af te leggen van hun werk. “We zien dat nu al bij een parlementaire enquête. Waarom zou dat niet vaker mogen? Ambtenaren zijn te weinig zichtbaar - en onbekend maakt onbemind.” Over één ding zijn de vier het in ieder geval eens: de ambtenarij staat nu te vaak in een kwaad daglicht. “Het slachtoffer van borrelpraat.” Ministers zouden meer moet laten zien, hoe goed hun ondersteuning is. Weck: “Op weg naar de verkiezingen slaat elke politicus harde taal uit. Minder ambtenaren! Leg die woorden eens naast de afscheidsspeeches van dezelfde politicus als hij na vier jaar zijn ministerie verlaat. Van het dankwoord aan zijn ambtenaren krijg je tranen in je ogen.”
*D orine Burmanje is voorzitter Raad van Bestuur van het Kadaster, Erik Heijdelberg is algemeen directeur NIFP en Overheidsmanager 2009. Medy van der Laan is bestuursvoorzitter AO-Raad, oud-staatssecretaris en Jonge Ambtenaar van het Jaar 2002 en Jan Willem Weck is directeur-generaal van de Algemene Bestuursdienst.
Overheidsmanager van het Jaar
De Overheidslezing 2010
Beredderaars van de publieke zaak W
“ e hebben in Nederland één ding
gemeen, we hebben allemaal een hekel aan de overheid.” Minister Donner van Binnenlandse Zaken reageerde met deze openingszin van zijn Overheidslezing (overigens een citaat van oud-premier Lubbers) op de veelgehoorde borrelpraat waar de deelnemers aan de voorafgaande discussie over spraken. Als reactie op dat negatieve beeld is de trend ontstaan om de overheid dan maar te ´enten´ op het bedrijfsleven. Dat is waar Donner zich in zijn lezing met kracht tegen keerde. “Nederland is geen bv en de burger is geen klant. Dat is fundamenteel misleidend. Ondernemen gebeurt op basis van vrijwilligheid. De ondernemer kan zijn winkel verplaatsen, de klant kan een andere winkel kiezen. Bij de overheid kan dat niet en dat is een wezenlijk verschil.” Eerlijk gezegd vindt hij overheidsmanager dus ook een verkeerd woord. “Een ambtenaar is geen manager. Een mooie vertaling van managen is beredderen, dus laten we de kandidaten
liever zo noemen: beredderaars van de publieke zaak, of: de bereddertjes.” Werken bij de overheid is volgens Donner fundamenteel anders dan in de private sector. Al is het maar, omdat niets is wat het lijkt. Bij voorbeeld: is de overheid er voor zekerheid? Nee, vindt hij: de overheid is er juist voor verandering. Verandering die wel tot stand komt door eerst zekerheid te scheppen, door het vastleggen van rechten en plichten. Maar ook daar is de werkelijkheid weer anders dan het lijkt. “De overheid maakt heldere regels – regels waarvan we weten, dat 80% van de burgers zich er vanzelf aan houdt. De paradox is dus, dat die regels er in feite zijn voor die 20%. En omdat die zich er niet aan houdt, maken we weer nieuwe regels.” En zo is beredderen bij de overheid dus vele malen moeilijker dan men denkt. Dat dit kabinet stevig wil bezuinigen op de ambtenarij, zegt volgens Donner dan ook niets negatiefs over de ambtenaren. “We willen opnieuw kijken naar hoe de over-
heid functioneert. Dat betekent niet: minder overheid en meer markt, want dat zijn geen communicerende vaten. Ook zeggen we niet, dat veel ambtenaren best gemist kunnen worden. We zeggen wel, dat de overheid niet alle problemen moet oplossen. We kunnen betere resultaten behalen met andere combinaties van publiek en privaat. Dat is de opdracht voor de komende jaren en dat vergt een innovatief ambtenarencorps. Een corps dus zoals we dat in Nederland kennen en waar ik trots op ben.” Een goede overheidsmanager moet dus kunnen omgaan met de eigen aard van de overheid. In dat kader is het misschien wat vreemd, dat dit kabinet heeft besloten de rechtspositie van ambtenaren en ´gewone´ werknemers gelijk te trekken. Donner is er vooral geamuseerd over. “Het was mijn grootvader die dat ambtenarenrecht als minister vastlegde. Ik maak het nu ongedaan. Maar maakt u zich geen zorgen: ik heb gelukkig al twee kleinzoons.”
05
06
het verslag 2010
P
as eind dit jaar zou Hans Dijkstal aftreden als voorzitter van de jury van de Overheidsmanager van het Jaar. Zijn opvolger Johan Remkes had dus liever niet nu al op het podium gestaan. Om die reden stond hij nog even stil bij het overlijden van Dijkstal met de woorden: “Voor mijn gevoel sta ik hier namens hem.”
De jury
Johan Remkes is niet het enige nieuwe lid van de jury. Eerder in 2010 was Jet Bussemaker toegetreden, als opvolgster van Margo Vliegenthart. Met haar komst bestaat de jury van de Overheidsmanager van het Jaar 2010 uit Jet Bussemaker, Bert Keijts, Mirko Noordegraaf, Jacqueline Rijsdijk, Albertine van Vliet-Kuiper, Bernard Wientjes, Pieter Zevenbergen en (voorzitter) Johan Remkes. Remkes, sinds de zomer commissaris van de Koningin in Noord-Holland, schoof begin oktober aan. Natuurlijk is het uitgangspunt van de nieuwe juryvoorzitter niet anders dan dat van zijn voorganger: de verkiezing van de overheidsmanager van het jaar moet bijdragen aan de aandacht die overheidsorganisaties verdie-
nen. De kwaliteit van de overheidsorganisaties, zo meldt het juryrapport, vraagt immers om permanent groot en klein onderhoud. Door het hoge niveau van de aangemelde kandidaten krijgt de jury een goed beeld van hoe de overheidsorganisatie zich ontwikkelt. Zoals het rapport meldt: “Er gebeurt veel en er wordt met hart en ziel gewerkt.”
Alle drie houden ze zich bezig met concrete en wezenlijke zaken. Wat tenslotte de doorslag gaf, was de weging van de factoren managementstijl, persoonlijkheid, complexiteit van de functie en ´een bijzondere klus geklaard´. Daarin blonk Hetty Linden volgens de jury net iets meer uit dan de twee andere kandidaten.
Net als voorgaande jaren beoordeelde de jury de kandidaten op kwaliteiten als integriteit, veranderingsgezindheid, effectiviteit en het vermogen om medewerkers te inspireren en goed samen te werken. En uiteindelijk natuurlijk op de vraag, of ze ook een bijzondere prestatie hebben geleverd. Alle drie de kandidaten voldeden voor de jury aan dat profiel. José Lazeroms heeft bijvoorbeeld belangrijke resultaten geboekt met de aanpak van het lerarentekort. Oenze Dijkstra bouwde de traditionele organisatie van de gemeente Zwolle om tot een modern en innovatief geheel. Hetty Linden koppelde de gemeente aan een zorgverzekeraar en verrichtte daarmee baanbrekend werk in de preventie. Alle drie, zo benadrukte de jury in haar rapport, zijn ze enorm betrokken bij de publieke zaak.
“Er gebeurt veel en er wordt met hart en ziel gewerkt.” Juryvoorzitter Remkes lichtte het besluit aan het eind van de avond tijdens de receptie nog even toe. “Wat de winnares onderscheidde was toch haar onorthodoxe aanpak en de echte, aanwijsbare resultaten die ze daarmee heeft behaald. Zij is echt iemand die zelf de telefoon pakt en het regelt. Misschien is dat voor een ambtenaar op een ministerie minder makkelijk te realiseren, maar we willen als jury toch vasthouden aan het criterium: kandidaat heeft door eigen inzet echt iets bijzonders voor elkaar gekregen.”
Overheidsmanager van het Jaar
Jet Bussemaker J
et Bussemaker volgde begin 2010 Margo Vliegenthart op als lid van de jury. Ze heeft als oud-staatssecretaris een duidelijk beeld van waaraan een goede overheidsmanager moet voldoen: “Het moet iemand zijn die gáát voor de publieke zaak en die dat doet met passie, energie en creativiteit. Loyaal en stimulerend. Niet gericht op de vraag: hoe word ik hier zelf beter van. Iemand die weet: dit zou ik nooit ergens anders kunnen doen dan bij de overheid. Iemand met betrokkenheid, maar ook met het vermogen los te laten om de bestuurder de ruimte te geven. Eigenzinnig, maar niet drammerig. Dienstbaar aan de politiek, maar niet slaafs. Iemand die de politicus die hij dient ook een spiegel durft voorhouden: als je dit doet, zijn dat de consequenties. Toegewijd, maar ook bereid weerwoord te geven.” Zeker kende ze dat soort bevlogen mensen bij VWS. Maar ze zag daar ook, hoe moeilijk het soms is om je binnen een
departement staande te houden. “De parafencultuur is dodelijk. Het ontneemt mensen hun verantwoordelijkheid - en dat ondermijnt de aantrekkelijkheid van het werk. De overheid moet zich wel realiseren: als de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren niet meer onderscheidend zijn, dan moet het werk dat zijn. Dan moeten we de nadruk leggen op de inhoud, op de kwaliteit. Maar daar hoort het dragen van verantwoordelijkheid wel bij.” Bussemaker is er van overtuigd dat de kwaliteit van de Nederlandse ambtenaren bijzonder hoog is. “Het zijn hardwerkende, intelligente en gepassioneerde mensen. Het zou goed zijn, als politici dat meer zouden uitdragen. Die steun verdienen ze!”
“Ambtenaren verdienen meer steun van politici”
Bestuur
S
tichtingvoorzitter Thom de Graaf stond, net als de juryvoorzitter, aan het begin van zijn toespraak even stil bij de dood van juryvoorzitter Hans Dijkstal: “Ook als minister was hij een voorbeeld. Met een open oor en een warm hart voor zijn ambtenaren. En met precies de juiste instelling: politici en ambtenaren hebben gescheiden verantwoordelijkheden, maar we doen het wel samen.”
In zijn welkomsttoespraak, voorafgaand aan de Overheidslezing 2010, greep De Graaf vervolgens even terug naar de lezing van 2009, uitgesproken door minister Van Middelkoop. Deze had het in zijn rede over de borreltafelpraat waar ambtenaren zo onder lijden en dat is precies waar ook De Graaf zich zeer aan stoort. “U kent de vooroordelen: ambtenaren zijn inflexibel en lui, houden zich bezig met paarse krokodillen en zijn vooral met veel te veel.”
Aan het ontzenuwen van die vooroordelen en borreltafelpraat wil De Graaf geen energie verspillen. Maar juist in tijden van bezuinigingen is het wel de taak van de Stichting om de kwaliteit van ons ambtenarencorps goed te benadrukken, vindt De Graaf. “Er wordt de komende jaren immers veel van de overheid verwacht. Inkrimpen, maar ook sterker optreden. De grote uitdagingen van het kabinet ondersteunen, maar wel met minder mensen. Dat wordt nog een stevige opgave. De overheidsmanager is daarbij van cruciaal belang. Hij staat tussen de bestuurder en de werkvloer. Hij staat tussen idee, besluit en uitvoering. Daarom verdient de overheidsmanager, juist in deze tijd, al onze steun. Daarom vieren we de Overheidsavond van het Jaar juist op deze plek, de Ridderzaal – het hart van onze democratische rechtstaat.”
“Er wordt de komende jaren veel van de overheid verwacht.”
07
08
het verslag 2010
De Verkiezing Overheidsmanager van het Jaar 2010 werd mede mogelijk gemaakt door:
Colofon Deze verslagkrant is een uitgave van de Stichting Verkiezing Overheidsmanager van het Jaar. Teksten Margriet van Lith, eindredactie Betty Visker van Heuven van Staereling, fotografie Capital Photos, Gerald van Daalen, vormgeving Estay reclame-adviesbureau, drukwerk Drukkerij Obreen
Stichting Verkiezing Overheidsmanager van het Jaar Boegstraat 11, 1433 SN Kudelstaart, T 06 217 057 58, F 0297 363 917,
[email protected], www.overheidsmanager.nl