WINSTON M. SOLO EN DE VERDWENEN WORSTKONING
WINSTON M. SOLO EN DE VERDWENEN WORSTKONING Silvolds drama in 11 bedrijven
door
Bert Egging
INHOUD Hoofdstuk 1 Een privé detective is normaal gesproken ook maar een mens Hoofdstuk 2 Een streng uitziende blondine met een dikgerande bril verschijnt Hoofdstuk 3 “Solo, ik heb je nodig” zegt de worstkoning Hoofdstuk 4 Waarin het een stuk spannender is dan bij NEC tegen NAC Hoofdstuk 5 Onze sponsor heeft alleen nog maar gekookte worst nu Hoofdstuk 6 Wil de echte Norma Jean opstaan desnoods met een kater Hoofdstuk 7 Bocholt op de fiets in de regen zonder voor- en achterlicht Hoofdstuk 8 Ik haal mijn als pistool gecamoufleerde aansteker uit de achterzak Hoofdstuk 9 De dames van de vitrine hangen als kamerplanten aan de bar Hoofdstuk 10 Die Königin der Striptease.......Heidi Hoofdstuk 11 de bouwpastoor probeert een graantje mee te pikken
Hoofdstuk 1 Een privé detective is normaal gesproken ook maar een mens Een flink deel van onze kostbare tijd verdoen we met slapen. Tijdens de uren dat we niet met de neus tegen het venster zitten kan er niet veel mis gaan. Slaap der rechtvaardigen heeft een wijs man dat fenomeen ooit genoemd. Hoe hij op dat idee kwam is me even ontschoten. Als we van de nachtmerries afzien, kan de slaap ook, zij het voor korte tijd, plezierige en kleurrijke intermezzo’s brengen. Van luchtig geklede dames tot maanmannetjes. Van plezierige ontmoetingen tot de illusie van rijkdom. Uit zulk een aangenaam tijdverdrijf te worden opgeschrikt door het gerinkel van een aardse telefoon geeft een ruw ontwaken. “Zet dat ding ‘s nachts uit” hoor ik u denken, doch net als hele volksstammen ga ik er mee naar bed. Een privé detective is normaal gesproken ook maar een mens met een tekort aan saldo en een surplus aan tijd. Om die te besteden aan spinazie zaaien of aan de lopende band is niet aan de orde. Als de massa vastloopt in overvolle treinen of in onoverzienbare files, ligt een speurder nog prinsheerlijk in zijn nest. Meestal alleen. Een groot deel van de bezigheden van een speurder speelt zich af op tijden dat maan en sterren de boventoon voeren. Onze wereld is een
duistere plek vol liefhebbers van schaduw. Stilte wandelt door van god verlaten stegen. Op pleinen waar anders schrille kinderstemmen de lucht kleinsnijden heerst rust, net als in straten waar, zeker op zondag, knetterende motormuizen hun stinkende lied zingen. De goegemeente, opgeborgen in flodderige pyama’s en zilvergrijze nachtjaponnen, slaapt. Ik niet. Voor de zoveelste keer sproeit mijn zelfgecomponeerde beltoon onrustige tonen de kamer in. Ik heb een overvloed aan talent en geduld doch aan die
van componist moet nog driftig geknutseld worden. In mijn ijver het komende gesprek enigzins waardig voor het voetlicht te brengen klim ik uit bed en vouw mijn kleine teen dubbel tegen een poot van het nachtkastje. Dat is naast verrekt pijnlijk misschien ook een veeg teken. “Winston M. Solo” knor ik schoorvoetend in het apparaat. De tegenpartij geeft geen kik. Denkt wellicht over de volgende zet. Zoete ruis bevolkt de lijn. Om een eventuele hijger waar voor zijn geld te geven brom ik mijn geboortegegevens nog eens in de hoorn. Een klik en dan de stem die door mijn ingebouwde agenda gelijk wordt herkend als basis voor moeilijk en gerommel in de marge. “Solo” de voorzitter. Wie anders. Absit Omen, moge het geen slecht voorteken zijn. Mijn latijn is naast roestig ook grotendeels onder de wielen van de tijd geraakt. “Meneer de voorzitter, ik heb geen tijd” kort en krachtig. Mijn kleine teen bonkt gevoelvol met me mee. Geen Brasildrama deze keer. “Lul niet Solo, je moet je melden bij de sponsor. Vandaag nog.” Tegen een redelijke vergoeding kan dat geen probleem opleveren en trouwens, wat kan een sponsor nu aan drama in huis hebben. De Jumbo ziet me ook graag met een goedgevulde kar door de poort lopen. “Oké” zeg ik “Waar moet het gebeuren?” Een drukbezette voorzitter kan zich natuurlijk niet bezig houden met aardse trivialiteiten. “Bel mijn secretaresse Solo” is zijn korte afscheidspreek die wordt gevolgd door de klik van een verbroken verbinding. Kort en krachtig. Het feest kan beginnen.
Hoofdstuk 2 waarin een streng uitziende blondine met een dikgerande bril verschijnt Verderop krast een uil. Net een film. Overdag de koekkoek, maar als de maan zijn vuile licht over de dennen gooit dan hoort daar een uil bij. Mijn fiets heeft de strijd tegen de duisternis opgegeven. De dynamo heeft nog slechts een decoratieve functie. De ketting kraakt een eigenwijze solo. Bladeren ruisen in de wind. De Paasberg knippert in het donker. Verlaten. Het fietspad is omgebouwd tot een spoor op de modderige bosweg. Boven me probeert een breed verlichte villa zich achter de dennen te verschuilen. Ergens in deze semi wildernis gaat Silvolde over in Terborg. Het is de ideale speelplaats voor de bondgenoten van de god met de lange vingers. Straatverlichting heeft het nooit tot hier gehaald. Vagevuur tiert hier welig, de hel lonkt. Ik klim tot de schaduwen me een halt toeroepen voor de riante villa. Zwak licht bekroont een bruineiken deur. Beste hindernis. De kilte die optrekt vanaf mijn sokken weet van geen ophouden. Ik mishandel de bel. Ergens slaat een deur. Een luik opent zich en een streng gebrild hoofd toont zich aan de boze buitenwereld. “Ja?” Warm welkom. “Ik heb een afspraak met de sponsor!” Dat op dit onchristelijke uur een horde Jehovah Getuigen op de stoep staat om de Leer van Jahweh uit te dragen is klein. “Weet van niks”. Het luik klapt dicht. Mijn geduld slaat op tilt, de koude voeten snakken naar warmte. Ik geef de bel een paar ruwe klappen en bonk op het eikenhout dat tamelijk
onbewogen de klappen incasseert. Het duurt enkele minuten voordat mijn imitatie van Willem Tell resultaat brengt. Het luik beweegt. “Luister snoes, open die deur anders trap ik ‘m in. Waar is de sponsor verdomme”. Ik ben een zeer vredelievend mens de meeste dagen, doch af en toe is zelfs de beste engel toe aan duivels genot. Nog voordat ze antwoord kan geven, tik ik het eikenhout wat onzacht op de ribben. Dat geeft nog altijd geen krimp, doch na wat geknars van het slot kiert de deur open. Het beeld dat ik in gedachten had wordt werkelijkheid. Een streng uitziende blondine met dikgerande bril in strakzittend pak verschijnt in de deuropening. Ze kijkt naar me zoals Robespierre naar de guillotine gekeken moet hebben toen hij zijn hoofd verloor. Haar armen liggen kruiselings voor de borst. Een verborgen bloem in gereformeerde verpakking. Een filmster die zich heeft opgesloten in het klooster van Staphorst. “Bent U Solo?” Ik kijk rond maar de grap slaat niet echt aan. “Zie je nog iemand staan dan?” Een korte knik. “Volgt U mij”. Goed plan. Ze draait een elegante halve pirouette en vertrekt richting kamer. Halverwege passeren we de kop van een eland waarvan het gewei lijkt op een dode boom. Met Kerstmis zou het samen met een snoer lampen de show kunnen stelen. Het karige licht van de hal speelt met haar blonde lokken die glanzen als een soepbeen in de maneschijn. De ellenlange benen maken resolute passen zodat de optocht zich tot een korte wandeling beperkt. Het vierdaagse comite zal er zeker geen vetleren medaille voor over hebben. De kamer is warm en rood. Mijn tenen beginnen te jubelen. Diepe zetels, open haard en nog beesten die, buiten de kop, alle verdere onderdelen zijn verloren aan de Big Sleep. Het is een kamer die doet denken aan bellen Cognac en dikke Cubanen. Een van de zetels is bevolkt met een weldoorvoede kerel in hemdsmouwen en bretels. Een kille lach kietelt zijn neus en twee grootgeboren diamanten ringen hebben zich aan zijn worstvingers vast geklonken. Hij doet me aan iemand denken. Bekend maar vergeten wellicht. “De heer Solo” zegt mijn begeleidster afgemeten. Ze is er niet blij van geworden. “Aha, Solo, ga zitten kerel. Borrel?” Ik laat me in een diepe zetel zakken die mijn komst verwelkomt met een decente zucht. Dan kijken we beiden naar de secretaresse in de hoop dat de fles met frisdrank snel onze richting uit zal komen. Ze beweegt zich niet.
Hoofdstuk 3 “Solo, ik heb je nodig” zegt de worstkoning “Norma Jean, geef ‘m een borrel”. Man naar mijn hart. Tenminste als zijn secretaresse met de enigzins overtrokken titel niet met vlierbessensap op de proppen komt. Ik sein haar naar de whiskyfles waarvan de bodem nog nergens te bekennen is. Ze wordt er niet vrolijker van. Ik verwen mijn koude voeten door gelijk met een forse slok te beginnen. Het helpt. Norma Jean zakt naar de punt van een stoel en pakt het kladblok uit een binnenzak. Omdat er weinig redenen zijn om een discussie op te zetten over het nut van een driedubbele Rittberger bij het kunstschaatsen voor liefhebbers, besluit ik ons late samenzijn op te vrolijken door de koe bij de horens te vatten. “Waarvoor ben ik hier sponsor.” Hij wacht, knikt en probeert het hele gewicht beter over de stoel te verdelen. Misschien zweven mijn diploma’s hem voor de geest. De drie voor godsdienst zal hem geen slechte nachtrust bezorgd hebben. Hoop ik. Norma Jean probeert de lijnen van haar kladblok nieuw leven in te blazen. Plotseling jaagt hij een vinger richting plafond. Daar gaan we. Preken zijn niet te vermijden. Ook sponsoren horen zichzelf graag praten. Zolang de rekening betaald wordt mag het van mij. Geen punt. “Solo, ik heb je nodig” Was ik al bang voor. “Je bent beroemd in Silvolde.” De secretaresse sist protesterend. “Ik heb een foto van je nodig voor een advertentiecampagne van me.” Het hoge woord is er blijkbaar uit. Hij kijkt me vragend aan. Foute schoonzoons heb ik achtervolgd, verdwenen dochters aan het licht gebracht en vals blaffende honden in hun hok gedumpt. Zou er morgen een verdwaalde oliesheik zijn kameel willen zoeken of Hans zijn Grietje, het kan allemaal. Echter......op de foto gaan voor een advertentie van Achterhoekse Rookworst is even slikken. Ja toch! “Neem nog een borrel Solo.” Hij heeft met me te doen, jaagt de secretaresse met een handbeweging tussen de collectie flessen. Haar kladblok ligt open op
tafel. Er is nog geen woord op gevallen. Ik maak een internationaal gebaar met duim en wijsvinger in zijn richting. Hij knikt zonder zich een seconde te bedenken. Een man naar mijn hart. Zijn handen vermalen lucht. “Geen punt Solo.” De wereld is een loeiharde werkelijkheid, maar nu en dan springt een dunne straal voorspoed uit het luchtledige op mijn pad. Het stuitert tussen de gordijnen en de foto’s aan de muur maar anders is het einddoel ergens in duistere verte. Behalve nu. Vandaag wandelt het geluk naar mijn veelgetergde portemonnee. Ik pak het glas uit de koele kikkerhanden van Norma Jean en proost in de richting van mijn bloedeigen sponsor. De Heilige Geest van de Worstfabrikanten. “Daar ga je sponsor, ik doe het.” Hij springt, als een van overvloedig doping voorziene schildpad uit zijn zetel, en begint mijn hand te pompen. “Zal me een worst wezen” denk ik. De sponsor is een gelukkig mens zomaar op een late avond ergens op De Paasbergbult tussen Silvolde en Terborg. En dat alles voor een simpele foto, sorry goedbetaalde foto. “Weet je wat” juicht hij “we zetten Norma Jean er ook bij op”. Ze springt op als door een wesp gestoken. Het kladblok zeilt over de tafel. “Neeeeeee, mooi niet.” Ze kijkt naar me alsof ik net begonnen ben de knopen van haar pak te ontrafelen. De sponsor lacht van oor tot oor. “In bikini, tuurlijk”. Als blikken konden doden.
Hoofdstuk 4 waarin het is een stuk spannender dan bij NEC tegen NAC Een donkere avond hoog boven Silvolde. Dat klinkt als de eerste regel van een spannend boek. Deze plek aan de rand van Terborg, kan een commercieel succes voor me worden. Winston M. Solo op bezoek bij de enige, echte worstkoning van Silvolde. Sponsor van Brasil, zanger in het kerkkoor, graag geziene gast bij de carnavalszitting van logischerwijs De Metworst. Een imponerende erelijst. De enige die daar klaarblijkelijk anders over denkt is de duurbetaalde juffrouw met de balpen die ingezet is als vrijwillige ober. Ze schuimt de kamer door richting flessenrek waar ze de laatste fles whisky aan de vergetelheid onttrekt. Zonder pardon draait ze de dop los en giet het edele vocht in haar keel. Heel Schotland beeft van verontwaardiging. Twaalf jaar heeft het vloeibare goud in duistere kelders liggen rijpen op oude sherryvaten. Slechts eens in de paar jaar heeft een proever er een kleuterkleine slok van genomen. Nou ja, misschien de schoonmaakster ook wel, maar zo uit de fles hijsen is heiligschennis. Barbarij. Na nog enkele teugen vliegt haar bril in de open haard waar ze sputterend en sissend de laatste adem uitblaast. De sponsor en ik gaan er eens goed voor zitten. Tenslotte kan het een stuk spannender worden dan NEC tegen NAC. Helaas komt ze na de bril niet verder dan de schoenen. De whisky eist haar tol. Schotland slaat terug. Ogen vallen dicht en wat onsamenhangend vangen we haar afscheidslied op. “Geen foto, wil geen foto met die meneer Solo.” Niet we ons daar iets van aantrekken. Zaken gaan voor het meisje. Harde regels van de werkelijkheid. Toch is het zonder onze gewaardeerde uitvalster niet meer wat het was. Ik besluit de terugtocht te blazen. Nu mijn uitzicht slechts licht beneveld is, kunnen daar grote voordelen aan zitten. Het afscheid is hartelijk en om de terugweg zo aangenaam mogelijk te maken gooit de sponsor mijn fietstassen vol met geurige worsten. “Voor onderweg”. Het zal niet lang meer duren voor het eerste licht zich boven de horizon wurmt. Het modderige pad doet er alles aan mijn epische tocht te remmen.
De Marktstraat is in diepe rust. Zelfs geen kat kruist mijn draaierige route naar huis. Ook de basiliek in het hart van Silvolde is nog niet op kousenvoeten vertrokken. Temidden van zijn vergane glorie blijft hoop flikkeren als een kaars voor het raam van Rob de Sijs. Ergens niet ver van het nest wandelt een eenzame vreemdeling met een slaperige hond. Een duister koppel. “Solo, ouwe rukker” roept hij me na. De hond blaft instemmend. Ik ga op zoek naar mijn rem, doch op een of andere manier is die onderweg verloren gegaan. Echt weer voor een lading klets is het toch niet dus fiets ik zwaaiend verder. Alles wat me nu nog rest is de snelheid zo te minderen dat fiets en ik in de schuur terechtkomen inplaats van er naast. Dat lukt wonderwel. Ook de kamer heeft het zonder mij prima uitgehouden. Stof is niet gaan dwarrelen en ook de vuile glazen hebben nog nooit de term zelfreinigend in praktijk gebracht. Ze zijn verslaafd aan het Dreftbad. Rod Argent klimt in de microfoon van mijn laptop. ....and who can doubt that painted fool upon the circusstage. It’s always a clown. Just a clown. Die goeie oude Rod weet het goed te brengen. Nog altijd. Nachtbraken voor liefhebbers.
Hoofdstuk 5 Onze sponsor heeft alleen nog maar gekookte worst nu Ochtend in Zeeland is een nummer dat ooit de Nederlandse hitlijsten bestormde. Niet omdat het zo lekker was om het onder de douche te zingen, maar meer omdat er niets anders bij de hand was. Dit nieuws is geen reden te denken dat ik hier een Ochtend in Silvolde nummer aan u ga voorleggen. Trouwens het is al dik middag want de talrijke versnaperingen van de afgelopen nacht hebben hun sporen nagelaten. Alles is gebaat bij een kalm en vreedzaam voortkabbelen van de dag. Stilte in Silvolde. Zoiets. Helaas is niet iedereen die mening toegedaan. De KPN heeft een ander idee. Als een lading woedende bijen zoemt de telefoon door mijn kop. Privé detective is een zwaar beroep. Uiteindelijk pak ik dan ook maar op om van dat verdomde gerinkel af te zijn. “Solo, man, wat heb je gedaan?”. De voorzitter op orkaansterkte. “De hele worstfabriek is afgefikt. Onze sponsor heeft alleen nog maar gekookte worst nu. Dat is fluiten naar de centen!” Hier moet ik even van bekomen. Silvolde is een snel dorp maar dit gaat toch even wat aan mij voorbij. Echter, de voorzitter haat stilte. “De sponsor is met de noorderzon vertrokken!” Daarmee is mijn carriëre als fotomodel in de knop gebroken. Begrijpen doe ik het niet. Een paar glazen Schotland kunnen rare dingen met een mens doen, doch om er gelijk de hens in te jagen en dan geruisloos te vertrekken zijn wel erg grote afwijkingen. Drastisch ook nog. Heeft de secretaresse soms na mijn vertrek een vurige opleving bij de sponsor aangewakkerd? In een pak met een bril na een forse slok lijkt me dat niet erg waarschijnlijk. “Solo, ga hem zoeken, spoor hem op”. De voorzitter doet niet aan medelijden. De centen zijn belangrijker. Het damesteam wil andere sokken en het bestuur wil nog wel op snoepreis met de centen van de sponsor. Ik spuit wat geruststellende teksten in de hoorn om de voorzitter weer in het spoor te krijgen. Het helpt lang genoeg om de hoorn neer te kletsen en de koelkast aan een eerste onderzoek te onderwerpen. Veel soeps is er niet. Uit een pak melk stijgt een verdachte geur en de de kaas heeft, net als de voorzitter, andere oorden opgezocht.
Hoewel, het kan ook gewoon op zijn. Het ontbijt kan van de menukaart worden afgevoerd. Ik gooi de ankers los, spring op het stalen ros en trap naar een Silvoldse cafetaria om aan de lunch te beginnen. Met een bal gehakt achter de kiezen ziet de wereld er gelijk een stuk beter uit. De Paasberg lonkt. Bergetappe. Silvolde’s toppen glanzen in de middagzon. Het Isala College heeft de leerlingen binnen de muren weten te houden. Geen vakantie, geen schoolreis naar Wladiwostok. Gewoon hopen dat ook in de komende jaren vier plus vier als altijd zeven blijft. Zekerheid is een vreemd element in het onderwijs, doch met een portie mazzel lukt het. Nu maar hopen dat de PABO mensen af kan leveren die weten dat Abraham van de mosterd is en niet van tuinbanken of kolenkitten. Het zal erom spannen na veel vijfen en zessen. De villa waar de herinneringen aan afgelopen nacht zijn opgeslagen ziet er verlaten uit. Het licht boven de voordeur concurreert met de zon die niet erg veel trek schijnt te hebben vandaag. Wie weet later nog. Ben benieuwd. Ik hang aan de bel en wacht op de dingen die komen gaan. Stilte waakt achter eiken beschutting. Pas na een tweede poging geeft wat gebrom en geschuifel aan dat niet alle hoop verloren is. Het slot zingt zijn bekende lied en dan sta ik wederom in volle glorie voor de secretaresse van de sponsor. “Everything happens to me” denk ik met dank aan Art Pepper. En toch.....ze is hetzelfde maar anders. De nacht heeft zijn invloed gehad. Waar ze me gisteren bijna op volle snelheid de bult af wilde kieperen valt ze me nu om de nek. Ze jankt hartverscheurend op mijn zwaar beproefde regenjas. “Oh Solo, ik heb je zo gemist!”. Het is maar goed dat ik geen klompen draag want die waren absoluut in duizend stukken gebroken. Ze trekt me de villa binnen, geeft de deur een oplawaai en klimt in mijn overjas. Het slot protesteert, ik niet.
Hoofdstuk 6 wil de echte Norma Jean opstaan desnoods met een kater Terug op de plek van de misdaad. De kamer vertoont nog de sporen van de recente geschiedenis. Een lege fles dwaalt over de grond, asbakken puilen uit en er hangt een zware lucht van gloedvolle sigaren. Eigenlijk is het enige verschil de secretaresse die zwaar zuchtend aan mijn arm hangt en het ontbreken van de sponsor. Norma Jean. Zo’n naam bedenk je niet. Film. Uitgedeeld door ouders die het leven op het witte doek verwarden met de alledaagse werkelijkheid. “Heb je al je kleren hier in huis hangen?” Haar ogen raken vol vraagtekens, maar plotseling zijn me dat pak, bril en lakendikke tot de rand geknoopte blouses teveel. De strenge juffrouw van gisteravond kan wel even naar de Kringloop. “Kleed je om mop, weg met dat nonnenuniform, laat er wat licht in schijnen!” De geest is uit de fles. Tijd om de handen uit de mouwen te halen. Dat schijnt Norma Jean ook mee te krijgen. Ze schuift in atleiektempo de kamer uit, wat me de kans geeft alle gebeurtenissen nog eens te overdenken. De drankenkast heeft zich niet hersteld van de nachtelijke aanslag. Feit als een nuchter kalf. Alleen een zoetstroperige Amaretto heeft de tweede ronde gehaald. Ook de stinkstokken van Fidel zijn onvindbaar. Dat kan alleen betekenen dat onze royale vriend niet onvoorbereid is vertrokken. Kans dat hij zich naakt voor de leeuwen heeft geworpen is klein. Meneer is met poen en sigaren ergens in de buurt want ook de auto staat onaangeroerd te pronken in de garage. Ik zoek in de platenkast. Niet naar de Worstkoning maar simpelweg naar geschikte muziek om de rentree van de secretaresse te begeleiden. Zal me benieuwen. Niet voor niets blijkt al snel. Een oude kerel met een hartconditie kan het zwaar te verduren krijgen, doch voor een met wijwater gewassen privé detective gaat geen golf te hoog. “De echte Norma Jean” zeg ik tegen het nieuwe image. “en nu geen gejank meer, dit is het”. Ze draait wat onhandig rond haar as en het lijkt of ze me een dezer dagen gaat geloven. Een rok met split en blouse met breed lopende halslijn kunnen tegenwoordig zelfs een conservatieve bisschop aan het twijfelen brengen.
Als we achter een ietwat vreemd smakende koffie zitten geparkeerd, leg ik haar de vraag voor die dit onevenwichtige verhaal tot een goed einde kan brengen. “Norma Jean, je kent vast wel de beste vriend van de Sponsor”. Ze strijkt haar jurk glad waarvan de stof het niet nodig vond haar knieen te bedekken. Trouwens zo koud is het ook niet meer. “De bouwpastoor” Het komt er spontaan uit. Ik heb er iets meer moeite mee, doch vooruit. “Bouwpastoor, wat vertel je me nu, bestaan die nog?”. Er breekt een aarzelende lach door op de wangen. Een witte ratelslang in een kuil vol anaconda’s. Nog een nummer van Hazes op de draaitafel en de avond is gered. De polonaise kan van de zolder boven de schuur gehaald worden. “Hij wil een kathedraal bouwen”. Daar is geen woord spaans bij. Bouwpastoors hebben zo hun kijk op het leven. Niet een hut in Bethlehem maar een megalomaan bouwwerk voor twee man en een worstkoning. De hele aanhang van De Graafschap kan er dubbel en dwars in. De Koning van de Knakworst zal de rekening wel onder handen nemen. “Zijn adres zit in de kaartenbak, Winston”. Daarmee is het mysterie van de verdwenen Vorst met een W al een stuk dichter bij de oplossing gekomen. Dat hou ik even voor mezelf. Privé detective is een eenzaam beroep en ik hou me aan de regels. Het image is natuurlijk ook belangrijk. Tenminste voorlopig. Om te voorkomen dat Norma Jean achter mijn fiets aan begint te hollen slinger ik een plaat op de platenspeler. Bagagedrager zingt Spinvis. Het afscheid is heftig doch ik zoek een koning met teveel centen en een hebberige bouwpastoor. De toekomst van Brasil staat op het spel. Nieuwe shirts of een kathedraal. Het gaat erom spannen. Ze knikt begrijpend. Het leven is kogelhard doch de dag is nog jong en Winston M. Solo een fan van blondines met een split in de rok dus er is geen man overboord. Ik heb een retourticket.
Hoofdstuk 7 Bocholt op de fiets in de regen zonder voor- en achterlicht Voordat ik me over het stuur buig, de wind trotseer en aan de eindsprint begin, lijkt het me beter de voorzitter even over de tenen te fietsen. Wat begon met een onschuldige foto is uitgegroeid tot een heus vleesschandaal. Een afgebrande worstfabriek en een sponsor die er met een pak centen en een megalomane bouwpastoor vandoor is. Ze zullen zich niet direct op de aankoop van grond en wijwater geworpen hebben. Trouwens in een tijd dat de meeste kerken met een afbeelding bij de makelaar hangen is er geen al te grote haast. Omdat de voorzitter ook goed op de hoogte schijnt te zijn van de duistere wegen van de sponsor, sta ik op zijn stoep de bel te manipuleren. Hopelijk bots ik niet tegen de laddervrije benen van een aktieve secretaresse of schoonmoeder. Laten we zeggen dat geluk af en toe met de dommen is want ik staar, na het openen van de deur, recht in de gebeeldhouwde tronie van Brasil’s oppergod. “Solo, wat moet dat?” Nooit om een woord verlegen. De vriendelijkheid zelve. Daar ik niet over de drempel kom doe ik hem, daar op de stoep, staande naast de melkflessen en de rolschaatsen van zoonlief, verslag van de voorbije gebeurtenissen. Hij hoort het zonder met de ogen te knipperen allemaal aan. Er zijn waarschijnlijk delen die hem niet helemaal vreemd zijn. Nadat mijn epistel tot een zalig einde is gekomen laat het antwoord niet lang op zich wachten. “De smeerlap, de hufter, en ik mocht niet mee”. Hij stampt wild met zijn voet op de geduldig lijdende tegels die misschien wel met sponsorgelden zijn neergelegd. “Bouwpastoor, kerk, ammehoela, die lui zitten in Bocholt in die privéclub. Kan niet missen.” Met boeven vang je boeven heb ik ooit ergens gelezen, en zo ver van de waarheid is het niet. Ze verlinken elkaar voor twee kwartjes en vier gebakken eieren. De voorzitter kent zijn pappenheimers en hun schuilplaatsen. “De naam voorzitter, hoe heet die tent?” “Solo, jij bent toch speurder. Doe je best kerel, ik weet het niet zo uit mijn blote hoofd”. Voorzitters, aardig tot de laatste regel. Bocholt dus. De binnenlanden van Nieuw Guinea zijn spannender, maar een verdomd eind weg. Zelfs Bocholt op de fiets in de regen zonder voor- en achterlicht kan makkelijk eindigen in een korte maar hevige overnachting in een koude cel. Dat is het dus niet. Tijd om de kennismaking met de secretaresse van de sponsor
te verdiepen. Ik bel ze met de vraag of ze de sleutel van de auto die de garage bevolkt toevallig weet te liggen. Tuurlijk weet ze dat. Het enthousiasme stroomt in brede golven door mijn smartphone. Ze komt me halen. Gelijk. Meteen.Met plezier. Solo is een held. Nou goed dan, af en toe......op sokken. Om niet al te hongerig op het grote duitse nachtclubfeest te verschijnen onderzoek ik nogmaals mijn koelkast en voorraadschuur. Het resultaat mag er zijn. Drie biscuiten van een onbekend merk, een winterwortel en een blik leverpastei. Mocht Sinterklaas willen langskomen op visite dan zit in ieder geval het paard gebakken. Een oude doch eetbare winterwortel is niet te versmaden. Enige optie voor mij is een vastendag in te lassen of bij de buurvrouw een paar eieren uit het kippenhok te pikken. Net als ik begin de stoute schoenen aan te trekken toetert mijn privé-chauffeuse de Marseillaise, springt uit de kar en holt blij als een vrij gevochten blonde vogel mijn slecht geharkte grindpad op. Duitsland here we come, nee laat ik het goed zeggen. Wir kommen naar ons eigen Tatort.
Hoofdstuk 8 waarin ik mijn als pistool gecamoufleerde aansteker uit de achterzak haal De grens is geen hindernis. Tijden van de slagboom behoren reeds lang tot het verleden. Het douanegebouw is een woning geworden met kinderspeelspul in de tuin. we tuffen er zonder oponthoud voorbij. Het wemelt er van de duitsers, maar verder zijn de verschillen niet zo groot. In Anholt zijn de straatlantaarn ontstoken. Norma Jean is een schielijke rijdster. De auto bokt, schuurt tegen de leidsels maar zonder resultaat. Voor het eerst heeft ze mevrouw Chanel uit de kast gehaald. Dat helpt niet slechts tegen de muggen, maar draagt ook ertoe bij dat ik begin te denken over de zoete zonde. Ze is het zich bewust want met een tintelend lachje geeft ze haar tevredenheid prijs. “Spannend hé Solo”. We rijden door Spork waar Fliessen Hüning tegels aan de man te brengt. “Spannend”. Doel is een dun straatje ergens achter de Arkaden. Geparkeerde auto’s, hondendrollen en een knipperende lichtreklame boven een vitrine met vrouwenfoto’s. Een rode lamp boven de deur geeft de passen op straat een kleur van bloed. Norma Jean hangt aan mijn arm als Madonna aan een Mariabeeld. Ik haal mijn als pistool verklede sigarettenaansteker uit de achterzak, wat haar ogen op steeltjes zet. “Spannend Mop.” Ze slikt en knikt naar de als aardappelzak verklede portier die ons nietszeggend monstert. Een valse Tango baant zich een weg door de kieren van de nachtclub als motten door een wintertrui. We passen in het wereldbeeld dat de portier voor ogen heeft, zijn niet met een wrakke boot de Middellandse Zee overgestoken zogezegd. Hij opent de deur en we struikelen het halfzachte duister in. De Tango neemt in kracht toe. In een ruimte waar het woord “Ontvangst” niet hardop gezegd mag worden staat een overlevende van de laatste wereldbrand gereed om onze jassen op te bergen. Met een onverschillig gebaar dumpt ze haar vracht op een tafel. Norma Jean draait wat on-
wennig in haar jurk die door een gierige ontwerper bedacht lijkt te zijn. Ze wringt haar handen en spiedt met groene kijkers de muren af. “Het schieten begint pas later” stel ik haar gerust. Ze kijkt verschrikt, lacht pijnlijk. De grote feestzaal waar de Tango, nu luidkeels, op de pijnbank ligt is bij daglicht een ruim uitgevallen kippenhok met een podium waarop alleen een kist dwergen op losgelaten kan worden. Op de tafels, veelal leeg, staan schemerlampen gedrapeerd die minder licht geven dan een heelal vol zwarte gaten. Een vent in een wit jasje leutert in de microfoon. Hij houdt een grafrede voor de Tango die nu definitief een heldendood tegemoet is gegaan. Parfumlucht zwaar als rattengif brengt ons aan het wankelen. Een luchtig geklede dame die blijkbaar voor ober heeft gestudeerd komt op wankele stelten naar ons toe. Vluchten kan niet meer. Ze knikt “Tisch für Zwei” en wijst op een setje waarvan de tafel in evenwicht wordt gehouden met een viltje met als opschrift “Diebels”. Net als we willen gaan zitten reikt vanuit het duister een bekende stem ons een reddingsvest aan “Solo, wel verdomme man, kom hier kerel en breng dat stuk ook mee”. We hebben de sponsor gevonden. Hallelujah. Met de bouwpastoor. “No more blues” denkt Terry Callier. Hij heeft gelijk.
Hoofdstuk 9 De dames van de vitrine hangen als kamerplanten aan de bar “Niks mis mee, had ik dat eerder geweten” oordeelt de sponsor breeduit als hij doorkrijgt dat mijn begeleidster zijn vroegere secretaresse is. “Wel wat anders dan dat gereformeerde broekpak”. Ze krijgt, zelfs in het schemerdonker meer kleur op de wangen dan het licht van de schemerlampen. We vallen op de stoelen en kijken in het zalvende gelaat van de bouwpastoor. “Zeker op werkbezoek” vraag ik hem Grijnzend heft hij zijn halfvolle champagneglas “De Heer is overal mijn zoon”. Daar is geen speld tussen te krijgen. De ober, die niet uit het veld geslagen is door ons plotselinge verhuizen neemt de roep om champagne van de sponsor aan en beent richting bar. “Jezus, wat een puinzooi” denk ik “Wat gaan we hier allemaal weer krijgen”.De zangeres die op het lijk van Billie Holiday staat te trappelen strijkt over haar paarse outfit en kondigt een nieuwe moord aan. De dames van de vitrine hangen als kamerplanten aan de bar. Ze lebberen aan rietjes die zich in veelkleurige glazen een weg zoeken. De kreunende stem op het podium lijkt hun niet te bereiken. De bouwpastoor steekt zijn duim op, de sponsor knikt. “Dans met haar Solo”. Ik wijs op mijn knie en
reutel, spijtig kijkend “Vietnam”. Dat stelt iedereen gerust. Norma Jean legt haar fel genagelde hand vertrouwelijk op de beproefde zwakke plek. Een rondstraler, ontsnapt aan de Gamma, begint plotseling de contouren van het interieur in het licht te zetten. De vloer en de gordijnen die hier en daar de kale muren verhullen zijn besprenkeld met glitters die de momenten dat het licht erover danst benutten door een leugenachtige glans te verspreiden. De kelnerin duikt op en ploft twee emmers met natte flessen op de toch al bomvolle tafel. Ze buigt zich zo diep dat ik kan zien waar haar amandelen geknipt zijn. Norma Jean, in de veronderstelling dat ze haar prooi probeert af te pikken sist oorlogzuchtig. De sponsor laat de kurken knallen en schenkt de glazen tot aan de rand vol. “Op de eeuwige kuisheid” roept hij. Een toast die de bouwpastoor niet onbekend in de oren zal klinken. Een grote vrouw maakt zich los uit de groep aan de bar en drijft in onze richting. Haar oorbellen hangen als handgranaten aan hun wankele pin. Ik hoop dat ik de sponsor, nog voor de meute slecht aangeklede portretten aan de bar ook zich naar ons in beweging zet, nog snel onder vier ogen te spreken. Tevergeefs. Een broodmagere roodharige slaat haar tentakels naar hem uit. Ze buigt zich voorover en verbergt haar haakneus in zijn oren. Daar krijgt zelf Opa op het kerkhof een stijve van. In het verre donker martelt een pianist zijn instrument door met handen als hakbijlen op de toetsen in te hakken. Norma Jean kijkt draait met haar ogen en kijkt me aan of The Sound of Music voor de tweede keer is uitgevonden. Blijkbaar ben ik de enige die er de waarde niet van kan inzien. Ik sta op om te pissen en sein de sponsor dat het bij hem ook zover is. Hij snapt de hint en worstelt zich uit de klauwen van de roodharige wiens spinachtige armen van geen opgave willen weten. We belanden op een plek waar het duister wordt onderbroken door een deur met opschrift “Herren”.
Hoofdstuk 10 Die Königin der Striptease.......Heidi In het koude licht van het toilet is hij plotseling een weemoedig man op leeftijd. Te veel jaren heeft de worstfabriek hem als een molensteen om de nek gehangen. Waarschijnlijk lustte hij zijn eigen produkt niet. Niet vreemd. Ik heb nog nooit een medewerker van MacDonald een hamburger zien eten. We staan tegenover elkaar tussen de grauwe tegels. Herkenning is ons dagelijks brood. “Weet je Solo, er is geen weg terug”. Die brand was afreageren. Beste manier om een sigaar aan te stekenen zonder omkijken te vertrekken. Het gesprek gisteren was de katalysator. “Heb mijn centen verzameld en ben vertrokken” “Zeg tegen de voorzitter dat de Brasilcenten veilig zijn”. “Ik draai er nog een paar stuivers door, laat de bouwpastoor een kapel bouwen als aanbetaling voor de hemel en ga dan als monnik aan de slag”. Ik knik. Voor mij heeft hij gelijk. Ik ben zijn oppasser niet, we begrijpen elkaar, schudden de hand. “Wist dat ik op je kon rekenen Solo”. Hij drukt een rol bankbiljetten in mijn hand. “Maak Norma Jean gelukkig Solo”. Ik schrik. Visioenen van meubelboulevards, wandelingen met de hond en meer van die braveburgertaferelen schieten voorbij. “Voor even Solo, altijd voor even” Hij klopt geruststellend op mijn arm. We hobbelen terug naar de tafel waar de bouwpastoor armen tekort komt om zijn donkere verovering tegen het protestantisme te verdedigen. De roodharige nestelt zich opnieuw in de spaarzame haren van de sponsor en Norma Jean schudt Staphorst van zich af en nestelt zich op mijn knieen die het in Vietnam hard te verduren hebben gehad, doch nog net in staat zijn tot lichte, blonde arbeid. De vocalist zwaait somber met een stel castagnettendie moeten garanderen dat de dans van twee stellen op de minidansvloer vurig is. Als de zanger het eind van zijn lijdensweg heeft bereikt komt ook de piano kreunend to stilstand. De handen van de pianist hangen als zwaarden van Damocles boven de toetsen die zwart en wit zien van angst. “Das nächste meine Damen und Herren, die Königin der Striptease; Heidi…..” Zelfs het spotlight wordt er wild van en danst over de tonen van de saxofonist die zwoel de tent in stoten. De piano sluit zich aan en vanachter een gordijn springt een zware op de winter geklede, koningin van de striptease op het podium dat onder al die
aandacht lijkt te bezwijken. Met weidse gebaren en schijbaar wulpse bewegingen begint ze laag voor laag van zich af te pellen. De bouwpastoor, half verzonken in de armen van zijn zwarte Maria Magdalena, strekt zijn nek om niet al te veel van het geboden schouwspel te missen. Zijn eerstvolgende bezoek aan de biechtstoel zal aanzienlijke tijd in beslag gaan nemen. Mijn, op het knie geparkeerde verovering, werpt een zijdelingse blik op haar voormalige werkgever die haar een geruststellende knipoog toewerpt voor hij zich, zonder harnas, overgeeft aan de herhaalde aanvallen van de roodharige. Hoe verder de striptease zich van de verpakking ontdoet, hoe harder klemmen de armen van Norma Jean zich aan me vast. Ik ben een drenkeling aan een lekke reddingsband. Onze sax brengt hijgerige uithalen die de lucht doorklieven tot de striptease het epische hoogtepunt bereikt als het laatste stuk textiel door de lucht zeilt en op de sponsor een noodlanding maakt. Die kijkt alsof het een geschenk is uit de hemel, de bouwpastoor boert van ontroering en Norma Jean dringt hees en trillend op een onmiddelijk vertrek aan. De show heeft haar kennelijk op een idee gebracht. “Das riecht nach Kristallnacht” denk ik. Wolfgang Niedecken und BAP. We gaan op het hoogtepunt vertrekken, maken aanstalten de bouwchef en zijn sponsor te verlaten. De bankbiljetten ritselen tevreden in mijn binnenzak.
Hoofdstuk 11 waarin de bouwpastoor probeert een graantje mee te pikken Onze mede feestgangers zwaaien. De sponsor wenkt Norma Jean dichterbij, pakt haat verbaasde hoofd tussen de handen en kust haar voorhoofd. Ik zie dat zijn am-
bitie om als monnik te eindigen kans van slagen heeft. Ook de bouwpastoor probeert een graantje mee te pikken doch ze blijft geroutineerd uit zijn vangarmen. “Vaya can Dios” zeg ik om in de stemming te blijven tegen de inmiddels aangesnelde kelnerin. Ze kijkt naar mijn fooi, is gerustgesteld en na een “Schlafen sie gut” draait ze om naar de overgebleven werkloze liefhebsters aan de bar die hun spinnenvingers in bakjes pinda’s laten verdwalen. In de hal zit de juffrouw van de garderobe een puzzel in te vullen. Haar sigaret bungelt vol vertrouwen in een mondhoek. Onze jassen liggen nog precies zo. Ze worden zonder commentaar aan ons uitgereikt. We verlaten de bedoening met de onbegrijpelijke naam “CLUB SODA” via de voordeur langs dezelfde portier die met een glas cola de stoep bevolkt. Er is niemand op straat. Een bakkerij staat te huur. Bocholt hangt geroutineerd voor de kijkkast waar “Tatort” het hoofdprogramma al enige tijd voorbij is. Norma Jean verstopt zich dieper in mijn armen, de maan verlicht de kilte die tussen de scheve straatstenen opstijgt. Uit een verlichte etalage smeken dikke boeken om aandacht, maar op dit moment weten we alles dat nodig is. De theorie is afgesloten. Wat we willen is in ontelbare boeken op ontelbare manieren beschreven in
ontelbare talen. Zelfs in songs, liederen en aria’s. Whatever. De auto start zonder morren. Norma Jean schakelt ons weg uit de semi stadse wildernis. Ik bel de voorzitter met het geruststellende nieuws dat de sponsorgelden veilig zijn. Hij vraag naar het wel en wee van de sponsor. “Morgen” weer ik af. In het handschoenenkastje ligt een verloren cubaanse sigaar die ik aansteek met mijn als pistool vermomde aansteker. “Dacht ik wel Solo” zegt ze, terwijl een blos over haar gezicht vliegt. Ze pakt mijn hand en legt hem op haar knie. “Ook Vietnam?” vraag ik. Op de radio begint Bill Evans aan “Never let me go”. Dat is wat lang, we zijn nog voor de grens en op privé detectives wachten altijd weer nieuwe zaken met duistere avonturen. Toch!